Nummer 27 1 Maart 1924 DE KATHOLIEKE...

4
Nummer 27 1 Maart 1924 DE KATHOLIEKE PERS ORGAAN VAN DE NEDERL. ROOMSCH=KATHOLIEKE JOURNALISTENVEREENIGING Correspondentieadres van Redactie en Administratie: L. J. STOLWIJK, Harddraverstraat 14B, Rotterdam. ABONNEMENTSPRIJS: ƒ 2.50 per jaar VERSCHIJNT MAANDELIJKS ADVERTENTIEPRIJS: ƒ4. per i/j2 pagina Pater Bonaventura Kruitwagen. Den 18en Maart herdenkt onze geestelijke adviseur, pater Bonaventura Kruitwagen, zijn zilveren priester- feest. Van een viering wil hij niets weten. Het zij zoo, maar dit belet ons niet, met twee woorden te zeggen, dat onze vereeniging in dezen zoon van St. Franciscus een uitstekend raadsman, man van groote eruditie, fijn. vernuft en sprankelenden geest heeft gevonden, die in de journalistiek en de journalisten, in al wat ons bedrijf betreft levendig belang stelt en, kenner schier zonder weerga van de oude geschriften, zich interes- seert voor alles wat de persen van heden verlaat. Pater Kruitwagen is een universeel man, daarbij een prettig causeur en iemand die een andere meening even goed kan verdragen als hij zelf gereed is een eigen meening voor te staan en, zooals dat onder journa- listen voorkomt, bijna tot aan de grenzen van het paradoxale te verdedigen. Heeft pater Kruitwagen alle eerbetoon op zijn feest- dag afgeweerd en afgewimpeld, hij kan toch niet ver- hinderen — en hij zal het ook niet willen — dat wij op deze plaats van onze hoogachting, waardeering en sym- pathie voor hem getuigen en de egoïstische hoop uit- spreken, dat wij hem nog lang als onzen geëerbiedig- den en gaarne aanhoorden adviseur zullen mogen be- houden. Op zijn zilveren priesterfeest zullen we ook in het gebed aan hem denken. En de Contactcommïssie dan ? . . . Als ik me niet vergis bestaat er sinds enkele maan- den zoo iets als een Contactcommissie. Die Commissie, bestaande uit het Dagelijksch Bestuur van den Alge- meenen Bond van R.K. Rijkskieskringorganisaties in Nederland en 3 leden uit het bestuur onzer Vereeni- ging, onder wie ook onze pittige voorzitter, heeft tot taak, wederom als ik me niet vergis, om samen- sprekingen te houden, zoo dikwijls als dit door een van beide partijen in het belang van den Bond of van de katholieke pers noodig geoordeeld wordt. Tot nu toe vernam ik van die Commissie nog niét bijster veel: er wordt iets over gefluisterd, maar dat „iets" mag natuurlijk niet publiek in ons orgaan komen. Als ik daar verder op inging, zou ik me den toegang tot deze kolommen afsnijden. Ik stap dus op een ander chapiter en stel enkele vragen. Was u er bij, hoofdredacteurlijke verzorger van dit periodiek, toen op de bondsvergadering van 14 en 15 December j.I. de pers, de katholieke pers, ter sprake gebracht werd door den heer De Jong uit Lemmer? En hebt u gelet op het antwoord, dat de voorzitter van den Bond, Mr. A. Baron van Wijnbergen, den heer De Jong gaf? Ik was aanwezig, ik heb goed opgelet en er is me iets vreemds opgevallen. De heer De Jong sprak over het liberalistisch individualisme of individualistisch liberalisme in onze pers. Ik weet niet precies hoe ik die termen achter elkaar moet zetten, maar, dat kan de heer Van Vuuren of „De Tijd" u wel zeggen. Laat ik zekerheidshalve maar spreken van „wild indivi- dualisme". De pers, aldus de heer De Jong, sticht in den laat- sten tijd hopelooze verwarring. Je kunt er allerlei tegenovergestelde conclusies in vinden. Er moet een- heid komen. Met dat „wild individualisme" moet het maar eens uit zijn. De heer Van Wijnbergen antwoordde den heer De Jong met een verwijzing naar de bekende artikelen van den heer Van Vuuren, waarmee hij het volmaakt eens was. (Ter geruststelling voeg ik er bij, dat het artikel, waarin de heer Van Vuuren ook den Bondsvoorzitter „wild individualisme" verwijt, nog niet verschenen was). Hij sprak als zijn meening uit, dat „de katholieke pers moet doen wat de katholieke Kiezers van haar verlangen mogen". (Veel houvast heb ik aan die letter- lijk opgevangen woorden niet). En ten slotte — nu komt het vreemde — betuigde hij zijn instemming met het gesprokene door den heer De Jong, betreurde het gebrek aan eenheid in de katholieke pers en sprak den wensch uit, dat de katholieke pers in een vergadering vein hoofdredac- teuren deze kwestie eens onder de oogen zou zien .... Hier kreeg ik, amice hoofdredacteur, een prikkelend gevoel in mijn hersenkas .... En de contactcommissie dan . . . . ? Die is toch speciaal voor bespreking van dergelijke gevallen ingesteld. Waarom zweeg de heer Van Wijnbergen over die contact-commissie, wier bestaan hem toch heel goed bekend was? Ik heb hierover, amice hoofdredacteur, mijn hersen- kas en tijdens de bondsvergadering èn daarna tever- geefs geraadpleegd. Kunt u mij opheldering geven .... '? ZWETSLOOT.

Transcript of Nummer 27 1 Maart 1924 DE KATHOLIEKE...

N u m m e r 27 1 Maart 1924

DE KATHOLIEKE PERS ORGAAN VAN DE

NEDERL. ROOMSCH=KATHOLIEKE JOURNALISTENVEREENIGING Correspondentieadres van Redactie en Administratie: L. J. STOLWIJK, Harddraverstraat 14B, Rotterdam.

ABONNEMENTSPRIJS: ƒ 2.50 per jaar VERSCHIJNT MAANDELIJKS

ADVERTENTIEPRIJS: ƒ 4 . per i/j2 pagina

Pater Bonaventura Kruitwagen. Den 18en Maart herdenkt onze geestelijke adviseur,

pater Bonaventura Kruitwagen, zijn zilveren priester­feest.

Van een viering wil hij niets weten. Het zij zoo, maar dit belet ons niet, met twee woorden te zeggen, dat onze vereeniging in dezen zoon van St. Franciscus een uitstekend raadsman, man van groote eruditie, fijn. vernuft en sprankelenden geest heeft gevonden, die in de journalistiek en de journalisten, in al wat ons bedrijf betreft levendig belang stelt en, kenner schier zonder weerga van de oude geschriften, zich interes­seert voor alles wat de persen van heden verlaat.

Pater Kruitwagen is een universeel man, daarbij een prettig causeur en iemand die een andere meening even goed kan verdragen als hij zelf gereed is een eigen meening voor te staan en, zooals dat onder journa­listen voorkomt, bijna tot aan de grenzen van het paradoxale te verdedigen.

Heeft pater Kruitwagen alle eerbetoon op zijn feest­dag afgeweerd en afgewimpeld, hij kan toch niet ver­hinderen — en hij zal het ook niet willen — dat wij op deze plaats van onze hoogachting, waardeering en sym­pathie voor hem getuigen en de egoïstische hoop uit­spreken, dat wij hem nog lang als onzen geëerbiedig-den en gaarne aanhoorden adviseur zullen mogen be­houden.

Op zijn zilveren priesterfeest zullen we ook in het gebed aan hem denken.

En de Contactcommïssie dan ? . . . Als ik me niet vergis bestaat er sinds enkele maan­

den zoo iets als een Contactcommissie. Die Commissie, bestaande uit het Dagelijksch Bestuur van den Alge-meenen Bond van R.K. Rijkskieskringorganisaties in Nederland en 3 leden uit het bestuur onzer Vereeni­ging, onder wie ook onze pittige voorzitter, heeft tot taak, wederom als ik me niet vergis, om samen-sprekingen te houden, zoo dikwijls als dit door een van beide partijen in het belang van den Bond of van de katholieke pers noodig geoordeeld wordt.

Tot nu toe vernam ik van die Commissie nog niét bijster veel: er wordt iets over gefluisterd, maar dat „iets" mag natuurlijk niet publiek in ons orgaan komen.

Als ik daar verder op inging, zou ik me den toegang tot deze kolommen afsnijden. Ik stap dus op een ander chapiter en stel enkele vragen.

Was u er bij, hoofdredacteurlijke verzorger van dit

periodiek, toen op de bondsvergadering van 14 en 15 December j .I . de pers, de katholieke pers, ter sprake gebracht werd door den heer De Jong uit Lemmer?

En hebt u gelet op het antwoord, dat de voorzitter van den Bond, Mr. A. Baron van Wijnbergen, den heer De Jong gaf?

Ik was aanwezig, ik heb goed opgelet en er is me iets vreemds opgevallen. De heer De Jong sprak over het liberalistisch individualisme of individualistisch liberalisme in onze pers. Ik weet niet precies hoe ik die termen achter elkaar moet zetten, maar, dat kan de heer Van Vuuren of „De Tijd" u wel zeggen. Laat ik zekerheidshalve maar spreken van „wild indivi­dualisme".

De pers, aldus de heer De Jong, sticht in den laat-sten tijd hopelooze verwarring. Je kunt er allerlei tegenovergestelde conclusies in vinden. Er moet een­heid komen. Met dat „wild individualisme" moet het maar eens uit zijn.

De heer Van Wijnbergen antwoordde den heer De Jong met een verwijzing naar de bekende artikelen van den heer Van Vuuren, waarmee hij het volmaakt eens was.

(Ter geruststelling voeg ik er bij, dat het artikel, waarin de heer Van Vuuren ook den Bondsvoorzitter „wild individualisme" verwijt, nog niet verschenen was) .

Hij sprak als zijn meening uit, dat „de katholieke pers moet doen wat de katholieke Kiezers van haar verlangen mogen". (Veel houvast heb ik aan die letter­lijk opgevangen woorden niet) .

En ten slotte — nu komt het vreemde — betuigde hij zijn instemming met het gesprokene door den heer De Jong, betreurde het gebrek aan eenheid in de katholieke pers en sprak den wensch uit, dat de katholieke pers in een vergadering vein hoofdredac­teuren deze kwestie eens onder de oogen zou zien . . . .

Hier kreeg ik, amice hoofdredacteur, een prikkelend gevoel in mijn hersenkas . . . . En de contactcommissie dan . . . . ?

Die is toch speciaal voor bespreking van dergelijke gevallen ingesteld.

Waarom zweeg de heer Van Wijnbergen over die contact-commissie, wier bestaan hem toch heel goed bekend was?

Ik heb hierover, amice hoofdredacteur, mijn hersen­kas en tijdens de bondsvergadering èn daarna tever­geefs geraadpleegd.

Kunt u mij opheldering geven . . . . ' ?

ZWETSLOOT.

Malaise=slachtoffers. Kunt ge mij veroorlooven, geachte hr. redacteur, de

aandacht van Bestuur en collega's te vestigen op een toestand, welke wel bijzondere aandacht waardig is?

Is het aan Bestuur en collega's bekend, dat er ook onder de journalisten malaise-slacbtoffers zijn? Wordt voor hen iets gedaan? In mijn nabijheid is een goed journalist, bovendien vader van een vrij talrijk gezin, werkloos geworden — zal het althans over enkele weken zijn. Ik behoef hier stellig geen namen te noemen, omdat mij niet bekend is, of ik daarmee den getroffen collega wel een dienst zou bewijzen. Maar het geval is hard en deze overtuiging deed mij deze regels schrijven, omdat het tenslotte ons allen a a n ' 't hart dient te gaan, wanneer een der onzen dooi­de slagen der malaise zoo ernstig getroffen wordt.

Kunnen wij — in deze abnormale omstandigheden — ons niet wapenen tegen dat crisis-monster: de werkloosheid in onze kringen?

Kent een uwer óók slachtoffers? Kunnen wij geen fonds samenbrengen — ieder naar

krachten of, beter, progressief naar het bedrag van de te betalen contributie?

Met alle achting en coll. gr. H.

Collega H. zij opgemerkt, dat er een bescheiden ondersteuningsfonds bestaat, waarop door de collega's zoo noodig, een beroep kan worden gedaan. (Red.)

Journalistiek en Bokserij. Hier in Holland behoeft de journalist slechts be­

dreven te zijn in de geestes-wapenkunde, in Indic schijnen ze ook de bokskunst machtig te moeten zijn, te oordeelen naar het volgende geval.

De hoofdredacteur van de A7. Soer. Crt., de heer Veersema, heeft bij de politie te Soerabaja een aan­klacht ingediend wegens huisvredebreuk, gepleegd door den heer Brandenburg van den Gronden.

In zijn blad had een artikeltje gestaan, betreffende het door den heer Brandenburg nieuw opgerichte Mail-Order, Huis- en Reclame-bureau, welk artikel volgens dien heer „speldeprikken" bevatte.

De heer B. was deswege den heer V. in zijn woning gaan opzoeken, had hem een pak slaag gepresenteerd, waarop de heer V. zich naar de telefoon begaf om de politie op te schellen.

De heer V. met den telefoonhoorn in de rechter­hand, wist met de linkerhand den trappenden B. v. d. G, volgens alle regelen der kunst, te scheppen.

Deze viel languit, werd door den heer V. en door een ander persoon, die met den heer B. v. d. G. het huis was binnengedrongen, op de been geholpen, waarna hij zich verwijderde onder het uiten van be­dreigingen.

„Zie eens", schrijft de heer Veersema in zijn blad, „het schijnt tegenwoordig mode te worden om journa­listen gaten in het hoofd te slaan of op andere wijze te molesteeren.

Tegen hen, die in Indië koelies slaan wordt zeer streng opgetreden, maar tot dusver is er nog niemand gekomen, om den journalist tegen den „klap" te be­schermen.

Vroeger zou ik over zoo'n geval de schouders hebben

opgehaald en als ik dan goed in conditie w?as, dan was het mij een lust om een partijtje te knokken, maar het gat in het hoofd van Zentgraaff heeft mij nu tot een ander inzicht gebracht.

Ik vind dat er maar eens een eind moest komen aan die aanslagen op journalisten. Ik heb mijn handen naar den fameuzen financier niet willen uitsteken en heb bij de politie en justitie bescherming gezocht in de hoop, dat een bestraffing van mijn belager een voorbeeld moge wezen voor alle andere aanranders van journalisten."

Binnenlandsche Kroniek. Het veertig-jarig feest van den Nederlandschen

Journalistenkring. Op 2 en 3 Februari heeft de Nederlandsche Journa­

listenkring onder groote belangstelling van autoritei­ten en zusterverenigingen zijn 40-jarig bestaansfeest gevierd.

Receptie, feestavond, Zondagochtendbijeenkomst, alles was schitterend en getuigde van de waardeering, die de Kring veelzijdig geniet.

De Nederlandsche R.K. Journalistenvereeniging deed van haar belangstelling blijken door een bloemstuk en door het afvaardigen van voorzitter en secretaris naai­de receptie, bij wie zich onze adviseur, Pater Kruit­wagen, aansloot, die onder menschen-van-leiteren altoos kennissen en vrienden aantreft.

Tot den feestmaaltijd werden voorzitter en secre­taris onzer Vereeniging genoodigd.

Op de receptie en aan den 1'eestmaaltijd getuigde onze voorzitter van de collegiale gevoelens, welke in onze Vereeniging jegens den feestvierenden Kring be­staan, en huldigde in het bijzonder den wakkeren voorzitter, den heer D. Hans, die in de nieuwere periode van den Kring dezen tot vooruitgang en ook tot aanzien heeft gebracht.

Ridder Van der Hout.

Naar aanleiding van het 40-jarig bestaansfeest van den Nederlandschen Journalistenkring is de secretaris, de heer W. N. van der Hout, onderscheiden met de ridderorde van Oranje-Nassau.

Over deze onderscheiding hebben allereerst de Kringleden, maar toch ook wel alle collega's zich ver­heugd.

Met den heer Van der Hout is het aangenaam en vruchtbaar samenwerken, en gaarne bieden wij hem onzen collegialen gelukwensch aan met een onder­scheiding, die hij even eerlijk verdiend heeft als ze hem door allen hartelijk gegund wordt.

Nederlandsch Persmuseum. Den ten Februari, samenvallende met het veertig­

jarig jubilé van den Nederlandschen Journalisten­kring, heeft de stichting „Het Nederlandsch Pers­museum" haar nieuwe gebouw, het oude Havenmees­tershuisje op den N. Z. Kolk te Amsterdam, in gebruik genomen.

Daar het nieuwe gebouw aan de vrijgevigheid van de gemeente was te danken, sprak burgemeester De Vlugt het openingswoord, waarop de voorzitter van den Kring, de heer Hans, antwoordde.

Voor de Nederlandsche R.K. Journalistenvereeniging woonde de heer L. A. P. M. van den Broeke de plech­tigheid bij en bracht de gelukwenschen zijner Ver-eeniging over.

Hij voegde daaraan toe, dat er pogingen in het werk zijn gesteld, om een verzameling als in dit museum aan te leggen voor de katholieke pers in het bijzonder, en dat een definitief resultaat waarschijnlijk zou wor­den bereikt tijdens het aanstaande, te Amsterdam te houden Internationaal Eucharistisch Congres.

Huldiging van Hub. Cuypers.

In het huldigingscomité, dat de viering van den vijftigsten verjaardag van den componist Hubert Cuypers voorbereidde, hadden o.m. zitting de voor­zitter onzer Vereeniging en het bestuurslid de heer Leon, van den Broeke.

De Nederlandsche Journalistenkring was in het comité vertegenwoordigd door zijn voorzitter, den heer D. Hans.

Zilveren Jubilé.

Woensdag 20 Februari jl. vierde de heer Theod. C. Vianen, hoofdredacteur van de „Nieuwe Venlosche Courant" zijn zilveren jubilé als journalist.

De katholieke bladen hebben bij deze gelegenheid een levensbericht van hem gegeven en zijne ver­diensten in het licht gesteld. Ook in ons orgaan mag bij dit journalistiek jubilé van een lid der Ned. R.K. Journalistenvereeniging een woord van gelukwensch niet ontbreken. Voegen wij ze bij de vele, die hij op dezen dag ontving.

Namens onze organisatie werd hij op 20 Februari in zijne woning te Valkenburg gefeliciteerd door haar in Limburg wonende bestuurslid.

Op eenige jaren na heeft collega Vianen de geheele kwarteeuw in Limburg doorgebracht, de meeste te Heerlen, de latere te Venlo en Valkenburg. Van zijne woonplaats reist hij thans eenige malen per week naar zijn dagbladbureau en staat er overigens mede in telefonische verbinding.

Ondanks den verren afstand verscheen de jubilaris menigmaal op bijeenkomsten van journalisten. Van de R.K. Limburgsche Journalistenclub was hij ver­scheidene jaren secretaris en sinds een jaar is hij haar onder-voorzitter.

Het etaleeren zijner verdiensten is niet de meest genoegelijke bijkomstigheid voor een jubilaris bij de viering van een gedenkdag. Toch heeft 't zijn goede zijde voor den in de verborgenheid zijner „cuisine" blijvenden journalist van verdienste en voor de jour­nalistiek, dat dit bij een geschikte gelegenheid eens geschiedt. Nu dit „coram populo" reeds is geschied, zullen we onder collega's den jubilaris een herhaling besparen.

Stellen we slechts één verdienste in het licht: zijn buitengewone werkkracht, die hij voorzeker ten deele dankt aan het vele, dat in de eerste jaren zijner mooie loopbaan van zijn kunnen werd geëischt. Zoo werd hij een sieraad en een voorbeeld voor de leden van ons gilde.

Collega Vianen, onze hartelijke felicitaties. En nog vele jaren!

Jubileum G. Brunei. 2 Jan. was het vijf en twintig jaar geleden, dat de

heer G. Bruna, redacteur van Het Centrum aan „Het Huisgezin" in de journalistiek trad.

Hoewel het niet in de bedoeling lag van het Centrum dezen gedenkdag feestelijk te vieren (in April 1925 hoopt men den dag te herdenken, dat hij een kwart eeuw geleden aan de redactie van het Centrum ver­bonden werd) is hij toch, om een gemeenplaats te ge­bruiken, „niet geheel onopgemerkt" voorbijgegaan.

De jubilaris vond op den morgen van 2 Jan. zijn bureau feestelijk met bloemen en groen versierd.

Om negen uur kwamen de collega's, waarbij zich de adjunct-directeur de heer G. A. Günther en de technische bedrijfsleider de heer Th. v. Rossum ge­voegd hadden, hun collega en vriend coinpliinen-teeren.

Met een toepasselijk speechje bood de heer W. Gale-sloot Czn. een geschenk der collega's aan, terwijl het administratief en technisch personeel bloemen aan­boden.

Gedurende den dag kwamen verschillende particu­lieren den jubilaris complimenteeren zoowel te zijnen huize als op het redactiebureau, terwijl van buiten een groot aantal telegrammen gezonden werd.

Op 9 Januari herdacht de heer D. Hans, voorzitter van den Nedeiiandschen Journalistenkring, zijn \'2l-jarig jubilé als bestuurslid van den Kring.

Buitenlandsche Kroniek. De H. Vader over de Pers.

In een toespraak tot de Spaansche journalisten, merkte de H. Vader op, dat, terwijl alle machten schijnen te verzwakken en als het ware meer en meer in gezag afnemen, de macht van de pers nog de eenige is, die niet alleen haar positie handhaaft, maar steeds in invloed toeneemt. Dit komt, omdat de pers de eenige cathedra is, welke geheel het volk bereikt en de eenige school is, die ontelbare leerlingen telt. In het journalisme ontstaat als het ware een weder-keerige invloed tusschen hem, die preekt en hem die luistert, omdat het de krans is, welke het publiek vormt en het publiek op zijn beurt invloed uitoefent op den gang van het blad. De taak derhalve van de pers is gewichtig en vol verantwoordelijkheid en wie daaraan medewerkt, heeft een ware en eigenlijke zen­ding, die met groot verantwoordelijkheidsgevoel moet uitgeoefend worden en slechts tot het algemeen welzijn.

Ten slotte gaf de H. Vader den Apostolischen zegen, en wel zooals Z. H. zeide, een heel bijzonderen, zooals die beantwoordt aan de hooge zending van de pers.

De journalist-Rijksdag president.

De voorzitter van den Duitsehen Rijksdag, de heer Loebe, vierde op 3 Januari zijn 25-jarig jubilé als redacteur van de sociaal-democratische Breslauer Volkswacht.

Het beroepsgeheim van den journcdist. De Fransche pers protesteerde onlangs tegen de

veroordeeling tot 100 francs boete van een journalist

te Cherbourg, die voor de rechtbank was gedaagd, omdat hij geweigerd had de bron te noemen, waaraan hij een bericht had ontleend.

De president der republiek verleende den journalist kwijtschelding van deze straf.

De „Croix" leidt hieruit af, dat de jurist Millerand, president van de republiek, den journalist het recht toekent, om de bron, die hem zijne inlichtingen ver­schaft, te verzwijgen.

Hoe een journalist zijn blad verkreeg! Bij gelegenheid van den dood van den bekenden

Franschen journalist Arthur Meyer, die de vorige maand overleed, brengen de Fransche couranten in herinnering, hoe de „Gaulois" in zijne handen kwam.

Na vele lotgevallen was dit napoleontische blad in het bezit gekomen van een Russischen geneesheer Dr. de Cyon, die Jules Simon nam als politiek leider van het blad.

Deze combinatie van personen was niet zeer ge­lukkig. Dr. de Cyon meende het hoogste te bereiken, toen hij een roman ging plaatsen van Zola, die nu juist niet geschikt was voor de Fransche huisgezinnen.

Toen het vierde vervolg van het feuilleton versche­nen was, begon het opzeggingen van abonnementen te regenen. De zachtzinnige Jules Simon, dien men bij de plaatsing niet om raad had gevraagd, schrok er van en Dr. de Cyon zelf wat ongerust geworden, ver­zocht Emile Zola om zijn roman wat fatsoenlijker te maken. Maar deze weigerde absoluut.

't Is goed, zei de directeur van de Gaulois, dan laat ik de stootende passages door puntregels vervangen. En hij belastte een deugdzame medewerkster mej. de Lincel—Ventaur met dit werkje. En deze voerde het zoo consciëntieus uit, dat in sommige feuilletons de tekst gedeeltelijk door heele seriën punten was ver­vangen.

Zooals te begrijpen is, ging het met de abonnements­opzeggingen prachtig door en het duurde niet lang, of het dagblad werd noodlijdend. Met ongeduld wachtte Arthur Meyer het oogenblik, waarop het blad in zijn handen viel. Het noodige kapitaal had hij reeds bijeengebracht. En in 1882 werd hij de eigenaar.

De zoon van Napoleon was intusschen gestorven en de napoleontische partij was dus zoo goed als zonder hoofd. Meyer veranderde van politieke richting en maakte van de Gaulois het orgaan van den graaf de Chambord.

De katholieke journalisten en de H. Franciscus van Sales.

De Romeinsche correspondent van de Msb. schrijft: De religieuze plechtigheid, waarmee de katholieke

journalisten den 4en Februari in de basiliek van het H. Hart te Rome den patroon van de pers, den H. Franciscus van Sales hebben willen eeren, is inder­daad schitterend geslaagd. De plechtige H. Mis is opgedragen door Mgr. Ferretti, bisschop van Poggio Mirteto, die na de H. Mis den zegen met het Aller­heiligste heeft gegeven. Men kan zeggen dat de ge-heele Italiaansche Katholieke pers bij deze plechtig­heid vertegenwoordigd was, alsook vele correspon­denten van buitenlandsche bladen.

Belangrijk is ook de toespraak, welke mgr. Ferretti voor de Katholieke journalisten heeft gehouden. Hij

stelde in het licht, met hoeveel reden de H. Franciscus van Sales door den H. Vader als patroon van de pers verheven was. Te dikwijls helaas beantwoordt de pers niet meer aan haar oorspronkelijk doel en wel omdat velen niet doordrongen zijn van de groote ver­antwoordelijkheid, welke de pers heeft en er een soort vak van gemaakt hebben ter uitoefening waar­van alle middelen dienstig kunnen zijn. Franciscus van Sales, zeidc de gewijde spreker, moge den Katho­lieken journalisten tot voorbeeld strekken, vooral wat betreft de juistheid, de vastberadenheid in het uiteen­zetten van de beginselen, welke de beginselen zijn van de waarheid van de leer van Christus en der Katho­lieke Kerk, alsook het in acht nemen van de christe­lijke liefde tegenover de vijanden, die Franciscus van Sales eerbiedigde en beminde als waren zij zijn vrienden. Men wint niemand voor zich, noch tegen­standers noch vijanden, wanneer er wraak of onver­draagzaamheid in het spel is. Vastberadenheid, wan­neer het de beginselen betreft, maar een breede opvatting betreffende de ideeën van anderen, omdat het goede zich niet slechts in één straal weerkaatst.

Na deze plechtigheid werd aan den H. Vader een telegram van hulde en onderdanigheid gezonden. (

UIT DE VEREEN IGING. * _

Het bestuur vertrouwt, dat bij indeeling in een hoo­gere salarisklasse, door het betreffende lid hiervan aan den penningmeester mededeeling zal worden ge­daan.

Aangenomen als lid:

J. A. H. M. van Schijndel, redacteur van „De Tijd", te Amsterdam;

Jos. A. A. M. Gottmer, redacteur van „Het Nieuwe Dagblad", te Rotterdam.

Voorgesteld als lid: Leo Prins, te Ursem (N.H.), voorgedragen door W .

Galesloot Czn. en L. J. Stolwijk; Wilh. Plcssen, redacteur „Overijsselsen Dagblad",

voorgedragen door Jos. de Fraiture en W. Gale­sloot Czn.

Bedankt als lid: W. J. Putman, van Kinsbergenstraat 20, te Am­

sterdam.

Adresverandering. C. Hazelzet, Rotterdam, van Claes de Vrieselaan 31

naar Middellandplein 35a. Den leden wordt dringend verzocht, adresverande­

ringen terstond aan den secretaris op te geven.

ADVERTENTIÈN. BIEDT ZICH AAN voor hulp op de Redactie-

Bureau's van een R. K. Provinciaal Dagblad

Jongeman (is jaar) die de humaniora met succes heeft afgemaakt en ge­legenheid zoekt zich in de journalistiek te bekwamen.

Brieven aan den heer LOUIS LAURENSE, Kleine Coolstraat 17, Rotterdam.