NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en...

17
Parkstad Limburg Bijlage bij Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 2005/3

Transcript of NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en...

Page 1: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Parkstad LimburgBijlage bij Stedebouw & Ruimtelijke Ordening 2005/3

Page 2: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Parkstad Limburg, de voormalige mijnregio in Zuid Limburg, is een

ruimtelijke lappendeken. Een stedelijk gebied met veel verschillende

kernen gescheiden door een netwerk van groene ruimtes en voor-

malige industriecomplexen die tot woonwijk of bedrijventerrein zijn

getransformeerd. Van de oude mijnbouw die de regio haar betekenis

gaf is tegenwoordig nog maar weinig terug te vinden. Zeven jaar

geleden hebben Heerlen en omliggende gemeenten (Brunssum,

Kerkrade, Landgraaf, Onderbanken, Simpelveld en Voerendaal) de

krachten gebundeld om de regio op termijn te voorzien van een

nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en

drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering.

Door gebruik te maken van de aanwezige kwaliteiten, door Parkstad

Limburg ook echt te positioneren en organiseren als één stad.

Een lastige opgave in een gebied dat door vergrijzing en de uittocht

van hoogopgeleide jongeren te maken heeft met een snel afnemend

bevolkingsaantal. Parkstad Limburg is daarmee de eerste regio in

Nederland die behoefte heeft aan een nieuw scenario voor de ruim-

telijke ontwikkeling. Een scenario dat weet om te gaan met krimp.

Voortbouwen op bestaande kwaliteiten stelt de planners, ontwer-

pers en bestuurders voor een complexe opgave: die kwaliteiten zijn

tegelijkertijd de sterkte én zwakte van de regio. Zo kent de historisch

gegroeide nederzettingenstructuur geen heldere ruimtelijke op-

bouw. En dreigen de overgangen tussen stad en land dicht te slibben

met bebouwing. Bovendien: hoe ontwerp je een gezamenlijke identi-

teit voor een krimpende regio en wat betekent dit voor de (aanleg

van nieuwe) infrastructuur? Breidt het stedelijk gebied verder uit tot

een amorf stadslandschap en gaat dit ten koste van het groen?

Of moeten er grenzen aan de groei worden gesteld? En hoe ontwik-

kelt de regio zich op sociaal en economisch gebied? Sinds de sluiting

van de mijnen, zo’n veertig jaar geleden, is de economische basis

onder dit gedeelte van Zuid Limburg weggevallen, een nieuwe basis

is nog niet gevonden. Daardoor blijft Parkstad Limburg achter bij

omliggende gebieden. Wil Parkstad Limburg zich als regio profileren,

dan moeten er nog belangrijke ruimtelijke, sociale, economische en

bestuurlijke keuzes gemaakt worden.

De bestuurlijke eenheid van Parkstad Limburg wordt door iedere

gemeente echter nog anders uitgelegd. Vooralsnog is de gezamen-

lijke identiteit niet meer dan een optelsom van zeven individuele

visies, daadkracht lijkt veelal te ontbreken. In dit supplement bij

S&RO 3/2005 staat het spanningsveld tussen de wens naar bestuur-

lijke eenheid, gezamenlijke identiteit en de dagelijkse werkelijkheid

centraal. Cor Wagenaar laat zien welke kwaliteiten het zuidoostelijk

deel van Limburg kent en hoe de vitaliteit uit de tijden van de mijn-

bouw ten onder dreigt te gaan. Wim van den Bergh stelt dat ver-

keerskundige maatregelen in Parkstad Limburg vooral op het lokale

schaalniveau hebben geleid tot een grote mate van desoriëntatie.

Bernd Borghoff ziet de stadsranden, de restruimtes tussen de afzon-

derlijke kernen in Parkstad Limburg, als hét aanknopingspunt om de

ruimtelijke lappendeken van een gezamenlijke identiteit te voorzien.

En volgens Klaas Kerkstra zouden we een voorbeeld moeten nemen

aan de oude stad Jeruzalem, om het marketingconcept Parkstad ook

daadwerkelijk uit te werken tot een nieuw soort stedelijkheid.

Tot een stad met de kwaliteiten van een park. De thema’s mobiliteit,

infrastructuur, stadsranden (-poorten) en krimp staan centraal bij

de (ontwerp)oplossingen die vijfenvijftig studenten van tien hoge-

scholen hebben bedacht.

Naast alle plannenmakerij en analyses van aanwezige kwaliteiten

biedt dit supplement ook ruimte aan de geluiden vanuit de praktijk.

Anne Luijten sprak met Dieudonné Akkermans (voormalig lid

Dagelijks Bestuur Parkstad Limburg), Kees Werkhoven (afdelings-

hoofd stadsontwikkeling en projectleider regionaal structuurplan) en

Hans Laudy (voorzitter van het Regionaal Orgaan Woningcorporaties)

over hun beeld van Parkstad Limburg. Jaap Modder, voorzitter van

het regionale samenwerkingsverband in de KAN-regio, tenslotte

geeft enkele aanbevelingen voor de organisatie van het proces dat

moet leiden tot samenwerking op het hogere schaalniveau. Zodat

Parkstad Limburg als nieuwe stad, als regio, daadwerkelijk op de

kaart gezet kan worden. Om dat voor elkaar te krijgen zijn visionaire

leiders nodig, mensen die de ontwikkeling van de regio ook daadwer-

kelijk op het schaalniveau van de regio tot stand kunnen brengen. |

Denise Vrolijk en Andrea Croé

Respectievelijk eindredacteur S&RO en hoofd Vitruvianum,

Centrum voor Architectuur in de Euregio Maas-Rijn

[email protected]@heerlen.nl

Colofon

Deze publicatie is tot stand gekomen in opdracht van het Vitruvianum, Centrum voor Architectuur in de Euregio Maas-Rijn te Heerlen en verschijnt als supplement bij S&RO 3/2005. De publicatie vormt de afsluiting van de manifestatie ’Ontwerpen aan Parkstad Limburg’, georganiseerd door het Vitruvianum, Centrum voor Architectuur in de Euregio Maas-Rijn in samenwerking met het Nirov, die naast het injecteren van inspirerende voorbeel-den, inzichten, plannen en gedachten, als doel had een eye-opener en inspiratiebron te zijn voor de ver-dere ontwikkelingen in deze regio en het op te stel-len regionaal structuurplan. Zie voor nadere informatie en de deelnemers aan de manifestatie: www.oapl.org, www.vitruvianum.nl

UitgeverNirov – Den Haag

RedactieAndrea Croé, VitruvianumPaul Peters, VitruvianumAnne Luijten, FieldtripDenise Vrolijk, Nirov/eindredacteur S&RO

Grafische vormgevingL5 concept design managementRotterdam

DrukGrafisch Bedrijf TuijtelHardinxveld-Giessendam

Aan deze uitgave is uiterste zorg besteed: voor onvolledige of onjuiste informatie aanvaarden auteur(s), redactie en uitgever geen aansprakelijkheid. Bij de keuze van het beeld-materiaal is zoveel mogelijk getracht de daarop berustende auteurs- en publiciteitsrechten te honoreren, de bron te vermelden en de bij de uitgever bekend zijnde rechthebben-den te informeren. Voor verbetering en onjuistheden houdt de redactie zich aanbevolen.

fotografie omslagMuzikant van harmonie orkest in Zuid Limburg,Hollandse Hoogte/Marcel van den Bergh

Betrokkenen bij de manifestatie ‘Ontwerpen aan Parkstad Limburg’:Externe adviseurs: Cor Wagenaar (architectuurhistoricus, Rotterdam), Jan Houwen (provincie Limburg), Ton van Mastrigt (stadsbouwmeester Heerlen), Martin van den Borst (bureau Ruimte en Vorm, Eindhoven), Bernd Borghoff (Architekturfabrik, Aken), Niek Bisscheroux (Architect, Maastricht), Marinke Steenhuis (architectuurhistoricus), John van Veelen (Taken Landschapsplanning, Roermond), Ron Stapel (toenmalig hoofd sector leefomgeving, Parkstad Limburg,), Michiel Sluijsmans (toenmalig projectleider woonmilieus, Parkstad Limburg).

Klankbordgroep: Dieudonné Akkermans (toenmalig wethou-der gemeente Brunssum), Frans Hol (wethouder gemeente Heerlen), Frans Krasovec (wethouder gemeente Kerkrade), Elly Fransen-Muijtjens (wethouder gemeente Voerendaal), R. Palmen (wethouder gemeente Simpelveld), H. Ubachs (wethouder gemeente Onderbanken), Wiel Heinrichs (wet-houder gemeente Landgraaf), Eduard Prickartz (wethouder stadsontwikkeling Heerlen), Hans Laudy (woningcorporatie Weller, Heerlen), Jacques Vincken (woningcorporatie Hestia Groep, Landgraaf), Ron Stapel (hoofd sector Leefomgeving Parkstad Limburg), Tjibbe van der Valk (beleidsmedewerker Regio, Parkstad Limburg), Michiel Sluijsmans (toenmalig projectleider woonmilieus, Parkstad Limburg), René Seijben (projectleider Euregio, Parkstad Limburg), Jan Houwen (beleidsmedewerker Ruimtelijk Beleid, Provincie Limburg), Lambert Tijssen (medewerker Ruimtelijk Beleid, Provincie Limburg), Ton van Mastrigt (stadsbouwmeester Heerlen), Kees Werkhoven (afdelingshoofd stedelijke ontwikkeling Heerlen)

Parkstad Limburg |Redactioneel Denise Vrolijk en Andrea Croé

Verlaten idylle? | Cor Wagenaar

Kwalitatieve herontwikkeling |Stadsranden als drager van nieuwe identiteit Bernd Borghoff

Heroriëntatie en ruimtelijke kwaliteit |Naar een logische regionale infrastructuur Wim van den Bergh

Zacharia's visioen |Vormgeven aan een nieuw soort stedelijkheid Klaas Kerkstra

Inspiratie voor regionale identiteit |Ontwerpen aan Parkstad Limburg Andrea Croé

Wensbeelden en dagelijkse realiteit |Interviews met drie professionals uit de praktijk Anne Luijten

Out of the box |KAN-voorzitter Jaap Modder over toekomststrategieën voor Parkstad Limburg Anne Luijten

3

4

8

10

14

17

24

28

inhoudsopgave bijlage bij Stedebouw & Ruimtelijke Ordening – 2005/3

Redactioneel

Parkstad Limburg

WonenIndustrieToekomstige industrieWaterParkstad

Bos/natuur

Wonen buiten Parkstad

Werken

AutowegOntsluitingswegenStadsautowegSpoorRijksgrensRivieren/bekenParkstadgrenzen

Page 3: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Van oudsher kent Parkstad Limburg een grote mate van vitaliteit en welvaart. De mijnbouw die inmiddels compleet uit het streekbeeld is verdwenen was hier verantwoordelijk voor. Die vitaliteit dreigt nu ten onder te gaan. De regio heeft te maken met steeds hogere werkloosheidscijfers, leegloop van dorpen en steden en een strikte scheiding tussen rood en groen. Cor Wagenaar legt uit hoe dit proces in zijn werk is gegaan en hoe de bestuurlijke en landschappelijke barrières die zich door de jaren heen hebben gevormd opgeheven kunnen worden. Bestuurlijke daadkracht is hierbij van groot belang.

Verlaten idylle?

‘Parkstad Limburg’ is de fraaie naam voor

één van Nederlands mooiste landstreken:

het zuidoosten van Limburg. De plattelands-

idylle is er compleet, de steden en dorpen

die overal verspreid liggen doen nauwelijks

afbreuk aan de bekoring van het glooiende

landschap. Zuidoost Limburg heeft voor wie

van boven de grote rivieren komt iets

exotisch. Terwijl de argeloze bezoeker zich

vergaapt aan het landschap, ervaren de be-

woners een andere werkelijkheid. Parkstad is

meer dan het lijkt. Het is een streek waar de

geschiedenis diepe sporen naliet – alvorens

voorgoed de hielen te lichten. De geschiede-

nis is er getekend door de komst van de

mijnen. Toen de Eerste Wereldoorlog het

internationale handelsverkeer lamlegde

stond het neutrale Nederland voor de taak

letterlijk zoveel als mogelijk was uit eigen

bodem te halen. Limburg bleek rijk aan

steenkool, reden voor een door de staat

georganiseerde campagne om die te exploi-

teren. Dat leidde echter tot spanningen tus-

sen de lokale bevolking en ‘vreemdelingen’

van elders die, vaak onder supervisie van

‘Hollandse’ ingenieurs, begonnen met de

ontwikkeling van de mijnbouw. Het lijkt

nauwelijks overdreven om in deze spannin-

gen een rode draad te zien, die in de ontwik-

keling van de streek tot op de dag van

vandaag te herkennen is.

WelvaartDe mijnbouw bracht echter welvaart, die

zich vooral in Heerlen nog op elke straathoek

manifesteert. Zonder de economische impuls

van de mijnen zijn gebouwen als Peutz’ glas-

paleis, het schitterende glazen warenhuis op

de markt, en zijn aan Plecnik herinnerende

stadhuis ondenkbaar. Bioscopen, villa’s,

scholen en de befaamde apotheek van Jos

Klijnen completteren het beeld van Heerlen

als welvarende, modern gezinde regionale

hoofdstad. De bloeiperiode van de streek lag

in de jaren twintig en dertig. De ene na de

andere mijn werd geopend, in de nabijheid

ervan verschenen mijnbouwkolonies voor de

arbeidersbevolking. Die trok van heinde en

verre naar Limburg: Italianen, Polen, men-

sen van allerlei nationaliteiten vestigden

zich in de mijnstreek. Overal deed de plaat-

selijke religieuze en politieke elite haar best

om de nieuwkomers op te nemen. Het ver-

enigingsleven, vaak opgebouwd rond de

parochie, bloeide.

Tot in de jaren zestig leverden Limburgse

kolen een belangrijke bijdrage aan de

Nederlandse economie. Toen bleek

Nederland op een gasbel te leven. Gas is

schoon, althans minder verontreinigend dan

steenkolen, en om het uit de grond te halen

zijn geen mijnen nodig. Het gas bracht

Groningen dan ook niet de economische

boom die de kolen in Limburg wel genereer-

den. Met die kolen was het nu gedaan. In de

jaren zestig viel het besluit de mijnen te

sluiten. De historische motor achter de

ontwikkeling van de regio werd ontmanteld,

inmiddels zijn de meeste sporen van de mijn-

bouw uitgewist. Van de compensatiegelden

die de regering in het vooruitzicht stelde is

maar weinig in de regio blijven hangen, en

wanneer men destijds meende dat die

nieuwe, met de mijnbouw vergelijkbare

impulsen aan de ontwikkeling van de streek

zouden geven, deze verwachting is niet uit-

gekomen. De grote geschiedenis, die wordt

voortbewogen door belangen en motieven

die het raamwerk van de streek overtreffen,

en die steden en landschappen maakt, had

in Zuidoost Limburg de gedaante van de

mijnbouw. Ze kwam in de jaren tien en

vertrok in de jaren zestig. Wat overbleef is

een bloeiend verenigingsleven.

KrimpSoms verscholen, soms overduidelijk in het

landschap aanwezig, liggen de woonkolonies

van de vroegere mijnarbeiders, de dorpen

die door hun komst opbloeiden en de kleine

steden. Van de koortsachtige activiteit waar-

aan ze hun groei dankten is niets meer te

bespeuren, wat overheerst is de stilte van

het landschap. Dat landschap is verlaten,

een historische restruimte. Nog steeds wo-

nen en werken er mensen, maar het worden

er allengs minder. De vergrijzing slaat toe,

kansrijke bevolkingsgroepen trekken weg, de

hoger opgeleiden als eersten. Vreemd is het

dan ook niet dat het opleidingsniveau daalt,

de werkloosheid groot is, en het gevoel om

zich heengrijpt letterlijk en figuurlijk het voe-

teneind van Nederland te zijn. Het contrast

met de bloeiperiode van de mijnbouw kan

nauwelijks groter zijn. Het is deze – voor de

toevallige zich in het landschap verlusti-

gende bezoeker – onzichtbare realiteit die de

arcadische idylle voor de bewoners van deze

regio wreed verstoort. De mijnstreek is

Nederlands meest uitgesproken voorbeeld

van een ‘krimpende stad’: een stad die on-

voldoende economische impulsen ontwikkelt

om de aftocht van steeds meer bewoners te-

gen te gaan. Krimp is van alle tijden, maar

sinds de dramatische leegloop van steden en

dorpen in de voormalige DDR de noodlottige

consequenties ervan duidelijk maakt is het

Cor [email protected]

4 Verlaten idylle?Parkstad Limburg

Wisseling van de ploeg bij Staatsmijn Hendrik

te BrunssumFoto: Cas Oorthuys

Nederlands Fotomuseum, Rotterdam

1

1

Zilverzandwinning in HeerlenFoto: Cas Oorthuys

Nederlands Fotomuseum,Rotterdam

2

2

Page 4: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

meer dan ooit een schrikbeeld. Heel de maat-

schappelijke vooruitgang is immers geba-

seerd op groei. Wat te doen als die er niet

meer is? Planmatige inkrimping is het parool

in Oost Duitsland. Als aan krimp dan niet te

ontkomen is, laat het dan in ieder geval vol-

gens vooropgezet plan verlopen. Dit scenario

vindt men in Zuidoost Limburg te zwart.

Revitalisatie luidt hier het devies, een streven

dat werd samengevat in het wervende begrip

‘Parkstad’. Parkstad is, zoals we zullen zien,

heel veel en tegelijk ook erg weinig.

ParkstadDe regio rond Heerlen komt de eer toe de

positieve uitstraling van het begrip Parkstad

snel te hebben ingezien: het verenigt park

en stad, groen en rood, en vermijdt de zo

vaak als negatief gebrandmerkte associaties

met de Randstedelijke grootstad. Bovendien

lijkt de term bij uitstek geschikt om de losse

suburbane verstedelijking in de regio van

een positieve lading te voorzien. Parkstad

werd dan ook gekozen als wervend uithang-

bord van het initiatief op zoek te gaan naar

een door alle gemeenten gezamenlijk gedra-

gen vorm van regionale planning. Geheel in

de geest van de jaren negentig zou deze

planning een open karakter krijgen. In plaats

van traditionele regionale planvormen –

waarbij de gemeenten een deel van hun

bevoegdheden aan een bovengemeentelijk

orgaan zouden moeten overdragen – werd

een overlegstructuur bedacht die zich vooral

richtte op het in kaart brengen van de poten-

ties van de streek en de wensen van de

afzonderlijke gemeenten. Aldus werd

Parkstad synoniem voor een tamelijk on-

zichtbare bestuurlijke constellatie. Het uit-

gangspunt was tweeledig: de sociaal-econo-

mische, culturele en fysieke karaktertrekken

van de regio, en het geheel aan wensen en

voorstellingen van de bewoners. Deze men-

tale regio werd soms aangeduid met de term

‘intentionele’ stad, het onderzoek naar deze

intentionele stad werd gestructureerd en

deels uitgevoerd door het Maastrichtse

International Centre for Integrative Studies.

De combinatie van de concrete, tastbare

werkelijkheid van Zuidoost Limburg en de

intentionele stad zou materiaal moeten aan-

dragen voor een ruimtelijke visie voor de

toekomstige ontwikkeling.

Dat voor deze op het eerste gezicht tamelijk

omslachtige strategie werd gekozen lijkt

even bevreemdend als de gewaarwording

dat deze zo aantrekkelijke, ontspannen

ogende regio zichzelf in crisis waant.

Parkstad oogt als een solide bouwwerk dat

hier en daar weliswaar in verval is, maar nog

jaren vooruit kan. Parkstad Limburg is in

werkelijkheid echter een allesbehalve solide

constellatie, maar eerder een op verschil-

lende fasen van haar ontwikkeling bevroren

conflict tussen subsidiariteit (het zoveel

mogelijk in eigen kring regelen van zoveel

mogelijk zaken, indachtig de ‘eigenheid’ van

de regio) en globalisering. De komst van de

mijnen introduceerde dit conflict, sindsdien

is het één van de karakteristieke dragers van

de identiteit van de regio. De parochie-

gedachte versus de moderne stadswijk,

traditioneel versus modern bouwen, het

instandhouden van gemeentelijke autono-

mie versus het inrichten van efficiënte

moderne bestuurslagen, achterdocht versus

optimisme (men kan ook zeggen: gezond

relativeringsvermogen versus ongefundeerd

utopisme), het zijn kenmerken voor de

streek, die niet alleen in de mentaliteit maar

ook in het fysieke beeld van Parkstad steeds

weer opvallen. Als één ding zeker lijkt, dan is

het wel dat elke poging van bovenaf ideaal-

plannen op te leggen gedoemd is te falen.

Het tot klaarheid brengen van de intentio-

nele stad, van wat de bewoners van de

streek zelf willen, moet dat voorkomen. Het

resultaat, echter, is een verzameling vaak in

wervende slogans verpakte wensen, die

onder andere in het rapport met de toepas-

selijke titel ‘Op hete kolen’ uitmondden en

de indruk wekken alsof de intentionele stad

meer intentie dan werkelijkheid is.

NetwerkstadWat Parkstad zo fascinerend maakt is,

behalve het landschap en de talloze sociaal-

economische problemen die daarmee zo

merkwaardig in tegenspraak lijken, ook de

moderniteit ervan. Krimp wordt een even

vanzelfsprekende realiteit als de omstandig-

heid dat kinderen het tegenwoordig vaak

slechter hebben dan hun ouders – twee feno-

menen die lijken samen te hangen. Hoewel

Parkstad bedoeld is om de krimp een halt toe

te roepen, hangt die als een zwaard van

Damocles boven de regio. Krimp heeft de

toekomst. Daar staat tegenover dat ook de

ruimtelijke patronen die door de mijnbouw

in Parkstad zijn achtergelaten onmiskenbaar

toekomstwaarde bezitten. Stedenbouw en

ruimtelijke ordening zijn altijd tot op zekere

hoogte visionair: ze maken plaats, letterlijk,

voor de maatschappij van morgen. Ongeacht

het realiteitsgehalte van sommige inschat-

tingen over de toekomst staat wel vast dat

ook hier een overwegende, en naar het zich

laat aanzien steeds belangrijker, rol voor de

regionale schaal is weggelegd. Dat hangt,

paradoxaal genoeg, samen met de toe-

nemende patroonloosheid van het sociaal-

economisch proces. De traditionele scheiding

tussen een city met kantoren en hoogwaar-

dige winkels, al dan niet opgesierd met de

historische monumenten als identifyers van

de stad, daaromheen de woonwijken met

alleen voorzieningen die in de alledaagse

behoeften voorzien, en industriegebieden in

de periferie, is langzamerhand verdwenen.

Shopping malls, kantoren en industriegebie-

den aan de snelweg, woongebieden waar er

plaats voor is geven een heel ander beeld,

dat wel is aangeduid met de modieuze term

‘netwerkstad’. Geeft de traditionele functie-

scheiding aanleiding tot dagelijkse verkeers-

ritmes met een zekere logica – ’s-ochtends

vanuit het wonen naar de stad of naar de

industrieterreinen, ’s-avonds weer terug – in

de netwerkstad lijkt alle logica zoek. Een

gevolg is een zekere mate van ruimtelijke

anarchie waarbij de kern ofwel in een decor

voor funshoppen verandert (Maastricht,

Groningen), ofwel in een anoniem rest-

gebied (Tilburg, Assen). Tot op zekere hoogte

levert dat een stedenbouwkundig tabula

rasa op dat wacht op een complete ruimte-

lijke herstructurering die alleen op regionale

schaal zin kan hebben. De kern is immers

niet langer de magneet en het dominerende

zwaartepunt, maar wordt steeds meer een

monocultuur die alleen met de voorzienin-

gen erbuiten functioneren kan. Parkstad is

uiterst actueel, het brengt de volgens som-

migen laatst overgebleven vitale stedelijke

structuren in stelling tegen het schrikbeeld

van krimp, dat zich nergens in Nederland

nadrukkelijker manifesteert dan hier.

BarrièresGeschiedenis is geen natuurlijk proces en de

koers die ze volgt is zelden rechtlijnig.

Ze ontstaat door het maken van keuzes uit

verschillende toekomstmogelijkheden.

Elk kruispunt is eenmalig, geen enkel per-

spectief keert ongewijzigd terug, geen enkel

historisch experiment laat zich herhalen.

Wie een afslag mist krijgt niet de kans het

opnieuw te proberen. Hoe ziet het veld van

mogelijkheden waarin Parkstad een weg

moet zien te vinden eruit? Wie is gerechtigd

deze keuzes te maken? Hoe staat het met de

plan- en besluitvormingsprocessen? En: op

welk niveau worden de zo noodzakelijke keu-

zes gemaakt? Zo diffuus en op het eerste

gezicht ongrijpbaar Parkstad, haar proble-

men, haar wensen en haar toekomst zijn, zo

duidelijk zijn de barrières waarvoor de plan-

ners zich gesteld zagen. Zo bleek het moeilijk

de intentionele stad, letterlijk, aan de praat

te krijgen. Kennelijk gaapte er een kloof tus-

sen de probleemanalyse van bestuurders en

planners enerzijds, en de bewoners ander-

zijds. Klaarblijkelijk speelde het aloude

conflict tussen de zelfregulatie in eigen kring

(subsidiariteit) en moderniteit (in de

gedaante van gedurfde, vooruitziende plan-

nen) nog altijd een grote rol. Om hierin te

voorzien werd de intentionele stad tot spre-

ken gebracht in kleine commissies met

vertegenwoordigers van het bedrijfsleven,

woningcorporaties en andere instellingen die

samen het algemeen belang vertegenwoor-

digden. Ondertussen had de provincie het

initiatief voor een Provinciaal Omgevingsplan

genomen, en daarmee waren de beide pijlers

waarop Parkstad rust: een analyse van de

bestaande ruimtelijk-economische basis-

gegevens en de intentionele stad, voor zover

mogelijk gegeven. Restte het zoeken naar

een effectief planningsmechanisme om op

basis hiervan tot een programma, en uitein-

delijk een regionale structuurvisie te komen.

Hier doemden alle problemen op die de

ontwikkeling van de regionale planning in

Nederland zo vaak frustreerden.

De meest efficiënte planperspectieven ont-

stijgen allang het niveau van de individuele

gemeente. Dat is zelfs al het geval op een

heel praktisch, pragmatisch niveau. Het aan-

leggen van één groot industrieterrein,

bijvoorbeeld, in plaats van verschillende klei-

nere, kan voor de hele regio van belang zijn.

Centrale voorzieningen – beveiliging,

horeca, enzovoort – kunnen een betrekkelijk

grootschalig industriegebied tot een trekker

maken, ook voor bedrijven op ongunstige lo-

caties in binnenstedelijke gebieden. Zij zijn

gemakkelijk over de streep te trekken om

zich op een goed geoutilleerd industriepark

te vestigen. Daar staat tegenover dat de ves-

tigingsplaats voor een dergelijk groot gecen-

traliseerd park normaal gesproken binnen

één gemeente valt. Terwijl die gemeente er

de vruchten van plukt, hebben andere ge-

meenten het nakijken – althans, zo lijkt het.

Dat kan voor naburige gemeenten al een re-

den zijn om de inrichting van een regionaal

park te frustreren en te opteren voor eigen,

kleine terreinen. Hoewel, met andere woor-

den, de meerwaarde van een groot regionaal

industriepark onomstreden is en het alge-

mene belang daarbij het meest gediend is,

dreigt dit altijd door de particuliere gemeen-

telijke belangen te worden gefrustreerd.

Zelfs als de indirecte effecten van een cen-

traal terrein in termen van, bijvoorbeeld,

werkgelegenheid veel positiever zijn.

Behalve de industrie hebben ook recreatieve

voorzieningen, natuurlijke groene longen en

woonparken een optimale maat die zich van

gemeentegrenzen niets aantrekt. Ook in

Parkstad is het aloude conflict tussen de

particularistische belangen van de gemeen-

ten en het algemene belang van de regio

moeilijk op te lossen.

Het wordt, paradoxaal genoeg, versterkt

door zekere politieke (overigens niet politiek-

ideologische) tendensen, die het bestuur

dichter bij de burger beogen te brengen en

dat streven vertalen in een pleidooi voor een

sterkere gemeentelijke autonomie. De gro-

tere betrokkenheid van de burger bij de

plaatselijke politiek lijkt niet gebaat bij lo-

kale bestuurders die aanhaken op het regio-

nale in plaats van het plaatselijke belang, en

omgekeerd lijkt het persoonlijke (electorale)

belang van lokale bestuurders het best

gediend door een beleid dat inzet op het

versterken van de plaatselijke in plaats van

de regionale belangen – ook als het beharti-

gen van die laatste een beter resultaat be-

looft. De vraag is of het niet tot de verant-

woordelijkheden van de politici behoort op

elk terrein het optimale resultaat voor hun

kiezers na te streven. Zelfs wanneer die re-

sultaten meer indirect zijn, en voortvloeien

uit in gezamenlijk overleg gerealiseerde pro-

jecten die niet in de eigen gemeente maar in

streekverband gerealiseerd zijn. Wat staat de

bestuurders nu te doen om het moeras

droog te leggen waarin het Parkstad proces

zo vaak ten onder dreigde te gaan?

De toekomstHoe gaat het verder met Parkstad Limburg?

Wat gebeurt er, bijvoorbeeld, als alle rem-

men op bouwen en ontwikkelen worden los-

gelaten, het rode scenario in de overtref-

fende trap? Hoe gaat Zuidoost Limburg eruit

zien als het groende scenario werkelijkheid

wordt? In plaats van onbeperkt bouwen of

het conserveren en reconstrueren van het

groen zou men ook kunnen kiezen voor het

versterken van de culturele dimensie.

Het zijn maar enkele van de vele richtingen

waaruit Limburg te kiezen heeft. Tegenover

deze gewenste of gedroomde toekomstbeel-

den staat de alledaagse realiteit van de be-

ginnende krimp, die door de moeizame op-

bouw van een adequaat planningsapparaat

op regionale schaal allengs ernstiger vormen

dreigt aan te nemen. Als Parkstad echter iets

duidelijk maakt, dan is het wel dat de regio

voldoende landschappelijke en culturele aan-

knopingspunten heeft om zichzelf opnieuw

uit te vinden. Het wachten is slechts op

voldoende bestuurlijke vitaliteit. |

Mijnindustrie in Kerkrade Bron: Parkstad Limburg

6 Verlaten idylle?Parkstad Limburg

3

3

Page 5: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Jarenlang zijn de randen van de stad bepaald door de topografie,

door de stadsmuren die vroeger in tijden van oorlog vooral dienden

als verdedigingslinie. Nadat de oude stadsmuren hun functie ver-

loren en ook de topografische begrenzing door de opkomst van het

technologietijdperk kwam te vervallen, heeft de stad zich volgens

een organisch proces ontwikkeld. De periferie van de stad is geleide-

lijk aan onderdeel van de stad zelf geworden. Daarnaast heeft de

komst van de auto het voor gezinnen uit de binnenstad een stuk

makkelijker gemaakt om de afstand tussen de stad en het platteland

te overbruggen. En zijn de werkplekken aan de randen van de stad

beter bereikbaar geworden. Problematisch wordt de situatie echter

als steden niet meer groeien (‘krimpende steden’) of wanneer de

stedelijke kernen zo dicht bij elkaar liggen dat hun randen in elkaar

overlopen en de afzonderlijke kernen zich samenvoegen tot een niet

te onderscheiden brei van bebouwingsvlakken. Het Ruhrgebied in

Duitsland en ook het zuidoosten van Limburg (Parkstad Limburg) zijn

hier voorbeelden van. Het samenvoegen van snel groeiende steden,

zoals in het geval van Buda en Pest tot Budapest, is voor Parkstad

Limburg geen optie. Het gaat hier namelijk om een gebied dat acht

keer groter is dan bijvoorbeeld Amsterdam. Het schaalniveau waarop

de problematiek zich in Parkstad Limburg voordoet is dus van een an-

dere orde. Bovendien vereist de krimpende stad een andere strategie.

De betekenis en waardering van de stadsranden zijn afhankelijk van

demografische ontwikkelingen, zoals de bevolkingsafname in de

regio Parkstad Limburg laat zien. Jarenlang werden de randen van de

stad als een restruimte gezien. Een gebied waar je niet verblijft,

maar waar je vooral doorheen gaat. Nu de auto de actieradius van

de stedelingen heeft vergroot en de rand van de stad niet langer als

verdedigingslinie gebruikt hoeft te worden, kunnen de kwaliteiten

van de vele groene ruimtes die in Parkstad Limburg tussen de

bebouwde kernen te vinden zijn, benut worden. Bijvoorbeeld als

recreatieruimte voor het toenemend aantal ouderen in de regio,

of als sportfaciliteit. Aandacht voor de groene kwaliteiten van die

stadsranden zal steeds belangrijker worden in de ontwikkeling

van stad en land.

Voor Parkstad Limburg, met zijn policentrische structuur van

duidelijk afleesbare oude dorpskernen van elkaar gescheiden door

herkenbare groene linten, liggen hier nieuwe kansen voor het

vormgeven van een nieuwe identiteit. Deze identiteit bestaat op

twee schaalniveaus: de lokale identiteit en een nieuwe gemeen-

schappelijke identiteit. De lokale identiteit wordt gevormd door de

historisch gegroeide structuur van afzonderlijke kernen, die vooral

door de mijnbouw in deze streek hun betekenis hebben gekregen,

zijn gegroeid en gespecialiseerd. De gemeenschappelijke identiteit

van Parkstad Limburg ligt in de bijzondere stedenbouwkundige

structuur. Parkstad Limburg kan zich ontwikkelen tot een nieuwe,

moderne stad op regionaal niveau die voorbouwt op de historische

structuren.

Het benutten van deze kansen is nog niet zo lang geaccepteerd als

nieuw scenario. Als de groene linten tussen de bebouwingskernen

ook daadwerkelijk groen blijven, dan blijft de identiteit van de oude

dorpskernen en stadjes overeind. Het voortbestaan van de gespecia-

liseerde kernen blijft gewaarborgd en de bewoners kunnen profi-

teren van de groene omgeving. Inmiddels zijn de kwaliteiten van

die afzonderlijke kernen en van de groene randen rond die kernen al

door Monumentenzorg in kaart gebracht. Wat nog ontbreekt is het

bewustzijn dat deze groene vlakken ieder een eigen kwaliteit bezit-

ten en niet slechts als restruimtes geschikt voor nieuwe ontwikke-

ling bestempeld kunnen worden. Om de kenmerkende structuur van

Parkstad Limburg te behouden is het noodzaak de (groene) linten die

waardevolle ‘rode’ ruimtes verbinden met waardevolle groene

(buiten)ruimtes, niet vol te bouwen. In tegendeel, de groene ruim-

tes moeten zo ontwikkeld worden dat zij niet door bouwpraktijken

aangetast kunnen worden. De uitblijvende groei van de afzonderlijke

kernen maakt het ook mogelijk deze linten te ontwikkelen tot kwali-

tatief hoogstaande randen, die voor zowel de groene als de ‘rode’

ruimtes van meerwaarde kunnen zijn. Als markante begrenzing van

het landschap bijvoorbeeld door de toepassing van landart projec-

ten. En als een duidelijke stedenbouwkundige verschijningsvorm die

extra betekenis geeft aan het begrip stadsrand. |

Kwalitatieve herontwikkelingStadsranden als drager van nieuwe identiteit

Bernd BorghoffStedenbouwkundigeArchitekturfabrik Aken, Universität Siegenborghoff@architektur- fabrik-aachen.de

Stadsranden worden meestal gezien als duidelijke grenzen tussen rood en groen, waar het landschap een restruimte vormt. Hoe zit dat in Parkstad Limburg, met zijn vele kleine kernen en grote groene ruimtes? Moeten de randen van die bebouwing zich ontwikkelen tot hypermoderne stedelijke uitbreidingen? Of moeten we vooral de landschappelijke structuur van Zuidoost Limburg koesteren? Bernd Borghoff pleit voor het laatste. Hij biedt een nieuwe kijk op het begrip ‘tussenland’ en denkt dat juist die randen ingezet kunnen worden voor een nieuwe, gezamenlijke identiteit van Parkstad Limburg.

8 Kwalitatieve herontwikkeling

Overgang van stedelijk naar landelijk gebied

Bron: Parkstad Limburg

Parkstad Limburg

1

1

Page 6: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Wie een topografische kaart uit de late negentiende eeuw bekijkt,

ziet dat het gebied dat tegenwoordig de regio Parkstad Limburg

vormt in die periode bestond uit een groot aantal kleine tot zeer

kleine bebouwingskernen. Met elkaar verbonden door een netwerk

van wegen. Al deze kernen en kerntjes hebben gezien hun naam op

de kaart een identiteit, net als de wegen die ze met elkaar verbin-

den. Heerlense straatnamen als Valkenburgerweg,

Schaesbergerweg, Sittarderweg of Weg naar Aken (pas later, nadat

de bebouwing erlangs een ruimtelijk gesloten profiel gaat vormen,

omgedoopt in Akerstraat) vertelden de gebruikers uit die tijd nog

wat ze ruimtelijk waren en waar ze naar toe voerden. De opbouw van

Parkstad Limburg vertoonde een logische structuur. Onder andere

omdat de bebouwingskernen, de wegen, hun plaats route en rich-

ting – en eigenlijk het overgrote deel van hun bestaansgrond – ontle-

nen aan de geomorfologische logica van het landschap. Die logica

bepaalde namelijk de strategische importantie van de plaatsen,

het verloop van de wegen en de kwaliteit van de gronden.

Oriëntatie en identiteitDe ruimtelijke identiteit en oriëntatie was in die tijd dan ook zó

vanzelfsprekend dat je er niet eens over hoefde na te denken. In het

centrum van zo’n bebouwingskerntje had je altijd zoiets als de

‘Dorpstraat’ die ergens ter plaatse van de ‘markt’ kruiste met de

‘Kerkstraat’, beide met hun karakteristieke ruimtelijke profiel van

gesloten bebouwing. Naar buiten toe gingen de profielen van deze

(spreekwoordelijke) Dorp- en Kerkstraten over in de zogenaamde

straatwegen met opener wordende lintbebouwing, om vervolgens

geleidelijk aan over te gaan in echte wegen die, via het open land-

schap, de ene bebouwingskern met de andere verbonden. Aan het

begin van de twintigste eeuw krijgen al deze kernen en kerntjes een

enorme groeistoot door de kolenmijnbouw en de daarmee gepaard

gaande industrialisering en bewonerstoename. De ‘bebouwingsklon-

ters’ worden weliswaar groter, maar vloeien nog niet in elkaar over.

Tussen de ‘rode’ bebouwingskernen blijft nog voldoende ‘groen’

over om het ‘rood’ als een eenheid te blijven identificeren.

Geomorfologische glooiingen spelen hierbij een belangrijke ruimte-

lijk visuele rol. De ruimtelijke identiteit van de kernen en kerntjes

blijft dus bestaan, alleen breiden ze geleidelijk aan uit met een soort

ring van nieuwe (ruimtelijk duidelijk herkenbare) eenheden:

de zogenoemde parochiewijken. Met daartussen een aantal groene

aders die van buiten tot aan de kern doordringen. De hoofdverkeers-

aders worden aangepast aan het toenemende verkeer en ze worden

via een ruimtelijk afleesbare hiërarchie van lanen (via de groene

aders), hoofd- en nevenstraten gekoppeld aan de wijken.

Verantwoordelijke architecten/stedenbouwkundigen als Jan Stuyt,

Jos Cuypers en Jos Klijnen onderkennen en respecteren in die tijd nog

de geomorfologische logica die de bestaande structuren hebben

voortgebracht, en bouwen hierop verder. Zij zijn zich er nog van

bewust hoe de verschillende schaalniveaus (die een ruimtelijk ont-

werp beslaat) met elkaar in verband staan. Anders gezegd: zij wisten

nog hoe ruimtelijke identiteiten en hiërarchieën worden opgebouwd

en vooral ook hoe ze ruimtelijk worden vormgegeven als bebou-

wings-, verkeers- en oriëntatiestructuur. Eigenlijk zijn zij hiermee, als

ontwerper en tevens vormgever, de grondleggers van de ruimtelijke

voorstelling en waarneming van Parkstad Limburg.

PerceptieDe problemen ontstaan op het moment dat deze ruimtelijk percep-

tuele aspecten van identiteit, sequentie, hiërarchie en schaal-

niveau, uit het oog worden verloren. Er zijn veel factoren op te

noemen waarom het fout gaat. Denk bijvoorbeeld aan zoiets als

gemeentelijke herindeling waarbij de politiek (vanuit het denken in

centralisering en groei) al snel de neiging heeft de kernen aan

elkaar vast te laten klonteren. Of denk aan de desoriëntatie die

optreedt als de ‘Dorpstraat’ door commercie en politiek tot ‘voet-

gangerspromenade’ wordt verheven en het doorgaande verkeer

plotseling via zijstraatjes wordt omgeleid. Nog erger wordt het op

het moment dat men zogenoemde verkeersregulerende en verkeers-

remmende maatregelen in de wijken introduceert. Wat eigenlijk

betekent dat de ruimtelijke logica en identiteit van de verkeersstruc-

tuur gefrustreerd wordt, waardoor een totale desoriëntatie

ontstaat. Juist op plekken waar de bezoeker deze (onderbewuste)

ruimtelijke oriëntatie het meest nodig heeft, namelijk daar waar

geen borden de weg wijzen. Op de hogere schaal- en hiërarchie-

niveaus wordt de oriëntatie overgelaten aan de bewegwijzering van

(ANWB) borden. Wat hierbij vergeten wordt, is dat de afleesbaar-

heid van ruimtelijke identiteit en de daarmee verbonden hiërarchie

Heroriëntatie en ruimtelijke kwaliteitNaar een logische regionale infrastructuur

Wim van den BerghArchitectRheinisch-Westfälisch Technische Hochschule Aachen (RWTH Aken) [email protected]

De kaarten en foto's bij dit artikel zijn van Wim van den Bergh

Parkstad Limburg presenteert zichzelf als regio, een samenhangend geheel van zeven gemeenten. In de ruimtelijke werkelijkheid is van die samenhang nog maar weinig waar te nemen, vindt Wim van den Bergh. De voorstelling, het beeld dat door de bedenkers van de regio wordt voorgespiegeld komt nog niet overeen met de ruimtelijke realiteit. De gezamenlijkheid wordt onder andere gefrustreerd door een gebrekkige infrastructuur en een gebrek aan ruimtelijke identiteit. Daardoor kan de argeloze bezoeker zich moeilijk oriënteren. Wim van den Bergh signaleert enkele punten voor verbetering.

10 Parkstad LimburgHeroriëntatie en ruimtelijke kwaliteit

Page 7: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

in de verkeersstructuur op het lagere (lokale) schaalniveau juist zo

belangrijk is voor de oriëntatie. Een laan is qua ruimtelijke identiteit

en hiërarchie iets anders dan een straat en een voorrangsweg is iets

anders dan een zijstraat. Als dit soort hiërarchische verschillen weg

worden gehaald of gefrustreerd worden qua ruimtelijke leesbaar-

heid, dan is het natuurlijk niet vreemd dat desoriëntatie ontstaat.

Verkeersregulerende maatregelen zijn prima, maar ze moeten wel

overeenkomen met hetgeen de bezoeker van de architectonisch

stedenbouwkundige ruimte waarneemt. Ik heb het sterke vermoe-

den (om niet te zeggen ik weet eigenlijk wel zeker) dat dit soort

factoren symptomatisch is voor de vele desoriënterende situaties die

de Parkstad Limburg gedurende de laatste jaren zelf heeft gecreëerd.

De slechte oriëntatie en het gebrek aan ruimtelijke identiteit mani-

festeert zich op verschillende schaalniveaus. Op meerdere niveaus

zijn storingen tussen de oriëntatiestructuur (onze geordende voor-

stelling van de ruimte) en de ruimtelijke structuur (onze daadwe-

rkelijke waarneming van die ruimte) aan te wijzen. Een probleem

dat binnen alle ruimtelijke disciplines, die bij de ontwikkeling van de

stad betrokken zijn, meestal ontstaat door een te grote ontkoppeling

van (de tweedimensionale) planning en (de driedimensionale) ruim-

telijke regie/enscenering. Anders uitgedrukt: we hebben hier ont-

werptechnisch vermoedelijk te maken met een ontkoppeling van

de pan-optische blik en de syn-optische blik. De eerste is de

al-ziende, hoofdzakelijk verticale blik van boven die door ruimtelijke

planners en verkeerskundigen meestal in strategisch gestructureerde

voorstellingen van de ruimte (organisatieschema’s, kaarten en plat-

tegronden) wordt vertaald. De syn-optische blik daarentegen is de

samen-ziende, hoofdzakelijk horizontale blik die door vormgevers

(architecten, stedenbouwkundigen en landschapsarchitecten) wordt

ingezet bij de enscenering en regie van de ruimte. Deze syn-optische

blik is onlosmakelijk verbonden met de ruimtelijke waarneming van

de gebruiker. De problemen ontstaan wanneer voorstelling en waar-

neming niet meer met elkaar stroken. Dat de voorstelling van de

ruimtelijke organisatie en diens cijfermatige functioneren, en de

daadwerkelijk waarneembare ruimtelijke eenheid en diens functione-

ren in de realiteit, niet meer overeenkomen.

Oriëntatie en ruimtelijke kwaliteitOriëntatie heeft in eerste instantie te maken met beweging en

structuur en bij ruimtelijke identiteit gaat het meestal over de

perceptie van ruimte en massa als identificeerbare vorm of eenheid.

Vaak wordt dit laatste vervolgens zeer eendimensionaal uitgedrukt

als de tegenstelling tussen groen en rood, onbebouwd en bebouwd,

natuur en stad, waarbij té gemakkelijk voorbij wordt gegaan aan de

verschillende schaalniveaus en de daarmee verbonden hiërarchieën

waarop ruimtelijke identificeerbaarheid plaatsvindt. Ontwerpen aan

Parkstad Limburg zou daarom hand in hand moeten gaan met het

‘vormgeven van’, het is namelijk van het grootste belang dat de

voorstelling die de naam Parkstad Limburg in de hoofden van

mensen probeert op te roepen ook daadwerkelijk overeenstemt met

de ervaringen die zij opdoen bij het ruimtelijk waarnemen ervan. |

12 Heroriëntatie en ruimtelijke kwaliteitParkstad Limburg

Infrastructuur als scheiding tussen stad en landBron: Parkstad Limburg

Verkeersregulerende maatregelen zijn prima, maar ze moeten wel overeenkomen met hetgeen de bezoeker van

de architectonisch stedenbouwkundige ruimte waarneemt

Page 8: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

De term Parkstad lijkt in ieder geval iets te

willen zeggen over de relatie tussen be-

bouwde en onbebouwde ruimte, tussen stad

en land, rood en groen. Een stad met de

kwaliteiten van een park, dat wil zeggen:

groen, relatief grootschalig, fraai aangelegd,

ruimte biedend aan de natuur en aan mense-

lijke activiteiten in de openlucht. Het beeld

dat hiermee wordt opgeroepen staat op ge-

spannen voet met het traditionele beeld van

de stad als een duidelijk begrensd centrum

van activiteit en bebouwing. Afgescheiden

van en in tegenstelling tot het platteland.

Parkstad, dat doet niet onmiddellijk denken

aan een met rode contouren vastgelegde,

compacte stad. In tegendeel, de term sugge-

reert een nauwe ruimtelijke en functionele

vervlechting van stad en land, een nieuw

soort stedelijkheid, die wel geïnspireerd lijkt

door de oudtestamentische profeet Zacharia.

In zijn visioen zag hij een jongeman met een

meetlint in zijn hand. Een stedenbouwkun-

dige, klaarblijkelijk betrokken bij de herbouw

van Jeruzalem na de Babylonische balling-

schap. Van een engel krijgt deze jongeman

de opdracht dat ‘Jeruzalem een open stad zal

blijven, niet ommuurd, vanwege het grote

aantal mensen en dieren dat er zal wonen.’

Meer dan twee millennia na dato lijkt dit

Jeruzalem steeds meer in de ruimtelijke wer-

kelijkheid tot leven te komen. Sinds de indu-

striële revolutie is de verhouding tussen stad

en land immers aan drastische veranderin-

gen onderhevig. Tummers en Tummers1

spreken in dit verband van een inversie, een

omkering van de verhoudingen. De stadswal-

len hebben hun functie verloren en zijn

gesloopt. Sindsdien lijkt de expansie van de

stad onstuitbaar. De stad als bebouwd, rood

eiland in een rurale, groene omgeving

bestaat nauwelijks meer. Ondanks verwoede

beleidspogingen om de stad in toom te hou-

den. De traditionele stad wordt opgeslokt

door een grootschalige, netwerkachtige

verstedelijking, waarin naast de bebouwing,

de verbindende infrastructuur een cruciale

rol speelt. Tengevolge van deze ontwikkeling

verschuift ook de positie van het landelijk

gebied. Van een groen continuüm met een

voornamelijk agrarische functie, naar goene

fragmenten of eilanden in een stedelijke

omgeving, die ook niet-agrarische functies,

zoals recreatie en natuurbeheer moeten

vervullen. Inversie dus, maar daarmee is

natuurlijk nog niets gezegd over de wense-

lijkheid van die ontwikkeling, of over de

manier waarop de nieuwe stedelijkheid kan

worden vormgegeven.

Wie de hedendaagse topografische kaart ver-

gelijkt met die van zo’n honderd jaar geleden

zal wellicht tot de conclusie komen dat zich

een ramp voltrekt. Een stedelijke explosie,

die zich manifesteert in een ordeloze huizen-

zee, afgewisseld met de overblijfselen van

een uitgekleed en versnipperd landschap.

Geen wenkend perspectief, maar een betreu-

renswaardig verlies van ecologische rijkdom,

ruimtelijke samenhang en identiteit. Toch is

er geen weg terug, niet alleen vanwege de

omvang van de stedelijke bevolking, maar

vooral ook vanwege de toenemende ruimte-

consumptie per hoofd van de bevolking.

De hedendaagse stad groeit buitenwaarts,

heeft vele randen, maar geen definitieve

begrenzing. Tegelijkertijd neemt de interne

dichtheid af en de hoeveelheid groen toe.

Om werkelijk grip te krijgen op deze

ontwikkeling, zullen we nog een stap verder

moeten gaan dan Tummers en Tummers.

De ordening van stad en land niet meer be-

grijpen als een nevenschikking – hier het

land, daar de stad – maar eerder als een

superpositie. Een opeenstapeling van, naar

hun aard verschillende patronen. Zo opgevat

gaat het niet in de eerste plaats om de

begrenzing van de onderdelen van de ruimte

ten opzichte van elkaar, maar om de interne

structuur van de lagen en de manier waarop

deze in de ruimte tot expressie komen.

Afstemming van de structuur van de stad op

de gegeven landschappelijke ondergrond –

de natuurlijke gesteldheid en het historische

occupatiepatroon – kan bijdragen aan de

ontwikkeling van een gebiedsspecifieke ste-

delijke ordening, waaraan de stad mede zijn

identiteit kan ontlenen.

Vertaald naar de Parkstad Limburg betekent

deze benadering, dat er naar gestreefd zou

moeten worden om de karakteristieke ken-

merken van het Limburgse heuvelland in de

Parkstad te versterken. Dit betreft in de eer-

ste plaats de geomorfologie. Het patroon

van hooggelegen terrasresten en lösspla-

teaus en laaggelegen natte en droge dalen.

De geomorfologie en de daarmee samenhan-

gende bodemkundige en hydrologische

eigenschappen vormen de permanente basis

van het gebied. Deze is bepalend voor het

ecologische potentieel, en is tot de industriële

revolutie ook in hoge mate bepalend

geweest voor het patroon van nederzettin-

gen. Sindsdien is de geomorfologie min of

meer overwoekerd door de stad. Met name

de regeneratie van het dalenstelsel zou een

belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de

Zacharia’s visioenVormgeven aan een nieuw soort stedelijkheid

Stadspark – Parkstad. Dat klinkt goed. Een simpele inversie van woorden, waardoor de gevoelswaarde van het begrip park gaat afstralen op de stad. Een prima merknaam dus. Maar wat zit er achter? Is er een verband tussen het product en het merk waaronder het zich presenteert? En zo ja, wat zegt de term Parkstad dan over de stad in het algemeen en Parkstad Limburg in het bijzonder? Is het een stad met veel parken, of een stad in een parkachtige omgeving, of allebei? Klaas Kerkstra ging op onderzoek.

Klaas KerkstraLandschapsarchitectWageningen [email protected]

De kaarten bij dit artikel zijn van Klaas Kerkstra

14 Zacharia's visioenParkstad Limburg

Page 9: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Essentieel is dat de Parkstad meer is dan een knap gekozen marketingconcept voor de samenwerkende gemeenten

ontwikkeling van de Parkstad. De dalen zijn

onmisbaar voor een duurzaam waterbeheer,

een belangrijke factor in de ecologische

diversiteit, en de dragers van een groot aan-

tal cultuurhistorische objecten, zoals kaste-

len en watermolens, die typerend zijn voor

het Zuid Limburgse heuvelland. Het dalen-

patroon zou de basis kunnen vormen van

een multifunctioneel stelsel van groene

voorzieningen, dat de stad geleedt en ver-

bindt met het land en dat, indien voldoende

krachtig ontwikkeld, de Parkstad een eigen

gezicht kan geven.

Karakteristiek voor Parkstad is ook de poli-

centrische opbouw van het stedelijke weef-

sel. Geen samenhangend geheel met een

duidelijke overall structuur, maar eerder een

aan elkaar groeiende dorpenzwerm, ont-

staan uit preindustriële (agrarische) neder-

zettingen en mijnkolonies. Deze situatie kan

natuurlijk als een probleem worden opgevat,

maar ook als uitgangspunt voor een speci-

fieke ordening van relatief kleine stedelijke

eenheden in een parkachtige, groene con-

text. Want, zoals een oudere vertaling het

formuleert: ‘Jeruzalem zal dorpsgewijs

gebouwd worden.’ Echter hoe het ideaal ook

wordt geformuleerd, essentieel is dat de

Parkstad meer is dan een knap gekozen

marketingconcept voor de samenwerkende

gemeenten. Een nieuw soort stedelijkheid,

waarin stad en land, mens en natuur

harmonisch kunnen samengaan. |

Noten1. Tummers en Tummers, Het Land in de Stad,

1997.

De toekomst van Parkstad Limburg ligt in de gezamenlijkheid van

een nieuwe regio. Bestuurlijke, bureaucratische en fysieke grenzen

vormen al jaren barrières in het stedelijk landschap. Ontwerpen aan

de nieuwe regio Parkstad Limburg moet daarom gebeuren op boven-

gemeentelijk schaalniveau. Nieuw elan, nieuwe ideeën komen tot

stand als bestaande grenzen worden losgelaten. Te kijken naar be-

staande kwaliteiten, zoals de samenhang die er in de regio al is waar

te nemen en oplossingen voor exemplarische gebieden te bedenken.

Een ontwerpopgave die los staat van bestuurlijke, bureaucratische

voorwaarden en eisen. De uitkomsten van de ontwerpateliers zijn

dan ook geen ‘echte’ plannen maar belichten symptomen, krachten

en potenties, schetsen scenario’s en zijn soms provocerende state-

ments die belangrijke discussiegrondslagen vormen en als een bij-

zondere bouwsteen en inspiratiebron voor het regionaal structuur-

plan kunnen fungeren.

Daarbij is gekeken naar algemene thema’s in de ruimtelijke orde-

ning, die een grote rol spelen in het gebied: oriëntatie, landelijkheid

versus stedelijkheid, infrastructuur en stadspoorten. Maar ook actuele

onderwerpen en uitdagingen komen als een soort rode draad in de

ontwerpen naar voren. Met nadrukkelijke aandacht voor enkele

specifieke uitdagingen. Eén daarvan is het ontwerpen aan ‘krimp’.

Parkstad Limburg is de eerste Nederlandse regio waar krimp een

groot probleem kan worden. De beroepsbevolking neemt af doordat

veel jongeren hun heil in de Randstad zoeken, het aantal ouderen

neemt toe, dorpen en steden zullen eerder krimpen dan uitbreiden.

Hoe ontwerp je aan zo’n krimpende stad? Daarnaast zorgt ook de

aanleg van de geplande ringweg in het oosten van Parkstad Limburg

voor ingrijpende verandering in het landschap. Zeker als die wordt

aangelegd zonder rekening te houden met de bestaande kwaliteiten.

De ringweg zou moeten zorgen voor een snelle, korte verbinding

tussen de verschillende gemeenten en de omliggende regio.

Naast een sensibele inbedding van de ringweg in de omgeving

worden ook meer radicale alternatieven voorgesteld. Het ontbreken

van landmarks in Parkstad Limburg, waaraan de regio ook een stuk

van zijn ruimtelijke kwaliteit en identiteit kan ontlenen, kan met zo’n

sensibele inbedding van de ringweg gecompenseerd worden. |

Inspiratie voor regionale identiteitOntwerpen aan Parkstad Limburg

Wat is de (nieuwe) identiteit van Parkstad Limburg? Dat was de centrale vraag waarmee vijfenvijftig studenten van tien hogescholen uit binnen en buitenland in ontwerpateliers aan de slag zijn gegaan. Zij gingen op zoek naar de krachten en eigenzinnigheid van deze regio en stelden zichzelf de vraag: hoe zijn deze krachten te gebruiken en ontwikkelen tot een nieuw regionaal profiel? Dit beeldessay geeft een overzicht van hun bevindingen. De (ontwerp)oplossingen kunnen gezien worden als inspiratie voor verdere ontwikkeling van de regio Parkstad Limburg en als denkoefening voor het regionale structuurplan.

Andrea CroéHoofd Vitruvianum,

Centrum voor Architectuur in de Euregio Maas-Rijn

[email protected]

16 Parkstad LimburgZacharia's visioen

Deelnemende opleidingenHogeschool Zuyd Heerlen

Academie van Bouwkunst Maastricht

Landbouwuniversiteit Wageningen

Academie van Stedenbouw, Logistiek en Mobiliteit Breda

Rheinisch-Westfälisch Technische Hochschule Aachen

Fachhochschule Aachen

Universität Siegen

Provinciale Hogeschool Diepenbeek

Technische Universiteit Eindhoven

Yildiz Technical University Istanbul

Coach workshop, Martin van den Borst Eindhoven

Page 10: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

& | 00/200518 Inspiratie voor regionale identiteitParkstad Limburg

OntwerpteamRolf Moors

Thijs KiekeboomPetra DelahayeMarc DahmenSarah Francois

Thomas Mondorff Loek CordewenerHeri Broekroelofs

Barbara Hoevenaars

Break down fence Parkstad Boulevard

Het noorden van Parkstad Limburg fungeert als hét uithangbord

voor de regio, daar bevindt zich namelijk de belangrijkste toegang

tot Parkstad. Een autoweg, een spoorweg en een beek lopen samen

door een smalle zone die omgeven is met groen. Het is dé entree

van Parkstad die versterkt zal worden door de geplande aansluiting

van de buitenring, die een kortere verbinding tussen de gemeenten

zal bieden. Voorstel is om de route van de buitenring langs talrijke

attracties te laten lopen, die overal in Parkstad te vinden zijn.

Daardoor wordt de ringweg niet alleen een snelle verbinding, maar

een adventureroute met een eigen profiel die de kwaliteiten van

Parkstad op de kaart zet: karakteristieke landschappen met beken,

parken en recreatiegebieden afgewisseld met stedelijkheid, kaste-

len en boerderijen. De ontwerpers stellen voor om deze belangrijke

toegang, de aansluiting van de buitenringweg op de autosnelweg,

dan ook van een duidelijk landmark te voorzien. De vermenging van

natuur en bebouwing wordt als een grote kwaliteit gezien, maar

continue rijst de vraag: is Parkstad Limburg een stad met parken of

een park met stedelijke kernen? Om de toekomstige kwaliteit van

het landschap te waarborgen is gekozen voor één groen en open

landschap met zes compacte, verdichte, gelijkwaardige kernen die

zijn verbonden door een netwerk. De rest van het landschap moet

onbebouwd blijven. Het netwerk en de eraan gekoppelde kernen

zijn opgedeeld in twee zones. De westelijke zone, aangesloten op

de bovenregionale infrastructuur, heeft een bovenregionaal voor-

zieningen niveau. De oostelijke zone heeft door zijn aansluitingen

op de regionale infrastructuur een regionaal voorzieningenniveau.

Finding Entrances

In het westen van Parkstad Limburg grenzen het stedelijk gebied en

het landschap, het open heuvelland, dicht aan elkaar. Ze worden

echter rigoureus gescheiden door twee autowegen (de A76 en de

N281) die Parkstad onder andere met Maastricht en Aken verbin-

den. Deze wegen lopen vlak langs de stad en volgen in hoofdlijnen

de ligging van een beschermde beekzone die er als een ontoeganke-

lijk niemandsland tussen ligt. De spaarzame dwarsverbindingen in

de vorm van fly-overs maken de barrière tussen stad en land slecht

doordringbaar en het landschap blijft moeilijk bereikbaar.

Het ontwerpteam werkt met de metafoor van een ‘voortuin’.

De stad vormt het ‘huis’, de stadsautoweg (N281) is het ‘hek’, die de

toegang naar het ‘terras’ (intermediaire zone) en de ‘tuin’ (land-

schap ten westen van de A79) bemoeilijkt. In de eerste plaats wordt

voorgesteld de barrière van dubbele infrastructuur te doorbreken.

De autoweg (N281) is omgevormd tot stadsboulevard met een snel-

heidslimiet die van honderd kilometer per uur wordt teruggebracht

tot vijftig kilometer per uur. Dit heeft tot gevolg dat kruisingen

gelijkvloers zullen worden en het landschap weer toegankelijk

wordt. Om de overgang van landelijkheid naar stedelijkheid te

thematiseren wordt de stadsrand verdicht en in contrast geplaatst

met het landschap. Door het ‘hek’ te doorbreken en een binnen-

stedelijke boulevard te creëren, is de autoweg (N281) niet langer

een verbinding van A naar B, maar vormt ook een nieuwe entree tot

de westelijke zijde van Parkstad. De intermediaire beekzone (het

niemandsland) maakt nu deel uit van de stad als een soort voor-

tuin: een recreatieruimte toegankelijk voor bewoners en bezoekers.

OntwerpteamSander TummersWilco MeenhorstJochen CarisJochen SpechtRuth ByLoosFabiom Amorosi Christian MeesterHarrie VrankenIgor SaitovAnika Gruber

Page 11: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

& | 00/200520

OntwerpteamEva GerardsAnne SeghersMelina VasenOlivier HérailEls KeunenMüge OzdenTim HarnischmacherJoost Kleinhaarhuis

Dit gebied wordt gekenmerkt door een grote afgraving van het zeld-

zame zilverzand, grote waterplassen, hoogteverschillen en een aan-

sluitend heidegebied. Oude landwegen, kleine gehuchten, een

mijnsteenberg, tracés van gesloopte mijnsporen en de geplande

nieuw aan te leggen ringweg bepalen de omgeving. De witte stran-

den, de grote waterplassen en hun relatie tot grote woongebieden

vormen de belangrijkste uitdaging voor de toekomst. De huidige

versnippering van Parkstad Limburg met een grote verscheidenheid

aan natuur en bebouwing en de grote hoeveelheid stadsranden zijn

tegelijk de kracht én zwakte van het gebied. De ontwerpers stellen

voor deze versnippering verder door te voeren en het scenario van

de ‘krimpende stad’ te gebruiken om nog grotere gaten in de

bebouwing te laten vallen. Daardoor worden de groene inhammen

in de stad nog explicieter en kunnen zelfs tot diep in de stad door-

dringen. Waardevolle elementen in het landschap, zoals historische

hoeves of oude fabriekscomplexen van de ontgrondingmaatschap-

pijen, maar ook hele woonbuurten, moeten gerespecteerd en

geconserveerd worden en krijgen hun plek als losse objecten in het

landschap. Deze komen als sculpturen in een parklandschap te

staan en vormen een soort grootschalige beeldentuin. Ook nieuwe

ingrepen zouden op deze manier een plek in het landschap moeten

krijgen. Zo ontstaan eilanden in het landschap omgeven door

groen. De groene zones worden ingericht als gebruiksgebieden voor

de inwoners van Parkstad Limburg. Functies als biologische land-

bouw, cultuur- en natuurrecreatie en een evenemententerrein zijn

mogelijke invullingen van het groengebied. Door een bewuste in-

richting en invulling van het landschap met woon- en culturele ob-

jecten functioneert het gebied als een samenhangend organisme.

Grotere vrijheid aan de stadsranden zorgt ervoor dat het gebied zich

beter kan aanpassen aan veranderingen (zoals krimp) zonder

afbreuk te doen aan duidelijke randvorming.

Inbetween space

Parkstad NecklaceEén van de grootste en meest ingrijpende projecten die voor de

toekomst gepland staan, is de aanleg van een buitenring aan de

oostkant van Parkstad Limburg, waarbij het idee van een snelle,

korte verbinding centraal staat. Tussen de verschillende kernen van

het verstedelijkte gebied liggen bufferzones met agrarische functies.

Planologische regelingen hebben deze zones in de loop der tijd

beschermd tegen oprukkende verstedelijking. De nieuwe geplande

ringweg heeft haar ligging bij voorkeur in deze bufferzones.

Natuurgebieden moeten zo min mogelijk worden aangetast. Om de

bedreiging voor de landschappelijke kwaliteit zo klein mogelijk te

houden, stellen de ontwerpers voor de ringweg te zien als parel-

ketting. Die bestaande elementen en nieuwe attracties koppelt,

bijvoorbeeld door herinrichting en hergebruik van bestaande wegen.

Voorstellen voor wegenprofielen met de aanleg van zoneringen, het

landschap, groene bufferzone en de stad, zullen de geplande snel-

heid van honderd kilometer per uur niet haalbaar kunnen maken,

maar zijn hét middel bij uitstek om het landschap en de aanwezige

hoogteverschillen optimaal te ervaren. De groene zone tussen de

stad en de buitenring zou een gebied met een duidelijke identiteit

moeten zijn. Vanaf deze weg moet de omgeving zijn verhaal vertel-

len. Nieuwe attractiepunten kunnen hier worden toegevoegd,

bijvoorbeeld een beeldentuin of volkstuinen. Om de verwevenheid

van stad en landschap aan de ringweg te benadrukken worden

ecoducten ingezet die de natuur verder de stad in trekken.

OntwerpteamBart van BerkelBurak Haznedar

Jetske BömerKatleen Raemen

Maarten HulsSebastian FillaSimone Riester

Susanne GüntherWendy Foekema

Inspiratie voor regionale identiteitParkstad Limburg

Page 12: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

22

Tramway

OntwerpteamLeentje SijsmaStijn van GorpSteffen SauerIlja SwentersHasan Alp DemirSabine SchröderJohanna BogdanEvelien Pieters

The band

OntwerpteamAtilgan AlganCanan DizdarClaire Dukers

Els MaurissenToan Lien

Jean MentenSven Schroijen

Markus SeipoldBurkhard Wicken,

Robert WildKubra Yilmaz

De landsgrens van Duitsland en Nederland bevindt zich in dit ge-

bied, met aan de ene zijde ‘Stadt Aachen’ en aan de andere kant

Parkstad Limburg. Een typisch stukje Parkstad met twee kernen

(Spekholzerheide/Terwinselen en het centrum van Kerkrade) die

gescheiden worden door een landschap van beken en heuvels. In

oost-west richting loopt het zogenaamde miljoenenlijntje (spoorlijn

van Schin op Geul naar Kerkrade, in gebruik bij de ZLSM – Zuid

Limburgsche Stoomtrein Maatschappij). Het grootste probleem

vormt de toekomstige buitenring, die midden in het groene gebied

is geprojecteerd. De ontwerpers gaan uit van optimalisering van

mobiliteit op basis van openbaar vervoer. Na uitgebreid onderzoek

naar bestaande spoorlijnen, tracés en aansluitingsmogelijkheden

(zowel Euregionaal als regionaal) is een tramcircuit uitgewerkt, dat

gebaseerd is op de bestaande infrastructuur en aansluit op andere

openbare vervoersystemen, ook over de landsgrens heen. Basis van

de lijn is een achtbaanvorming parcours dat stedelijke gebieden en

groengebieden met elkaar verbindt. Dat daarbij de zin of onzin van

de geplande buitenring ook nog aan de kaak gesteld wordt, is

alleen maar een ondergeschikt randverschijnsel. Bovendien worden

er voorstellen gedaan om het groen, dat op dit moment nog tame-

lijk karakterloos en moeilijk te ervaren is, meer identiteit te geven.

Gedacht wordt aan verschillende programma’s zoals sportactivi-

teiten verspreid over het groen, een educatiecentrum voor milieu

aan de rand van het groen en een congrescentrum op de plek van

een oud industrieterrein.

Dit gebied wordt gekenmerkt door de poli-

centrische nederzettingenstructuur uit de

mijnbouwperiode. Op meer plaatsen in

Parkstad Limburg zijn de verschillende

kernen (buurt -, wijk- of stadsdeelcentra)

door radiale assen met elkaar verbonden, zo

ook in dit gebied. Deze assen zijn gelegen op

een smalle rug in het landschap en hebben

een lintbebouwing met multifunctionele

bestemmingen. De twee bebouwde kernen

zijn gescheiden door een groene zone waarin

de provinciale weg N299 loopt. Deze weg is

onderdeel van de toekomstige buitenring

van Parkstad Limburg. Het stedelijk lint dat

van oost naar west door het gebied loopt is

gefragmenteerd. Door het lint meer te

verstedelijken worden de fragmenten

samengevoegd en wordt een duidelijke as

gecreëerd, die de twee bebouwingskernen

verbindt en de scheiding tussen de weg en

de bebouwing probeert op te heffen. Het lint

wordt als een belangrijk element gezien dat

de samenhang in de drie bebouwingskernen

kan versterken. Zonder dat de afzonderlijke

kernen hun identiteit verliezen. De groene

zone kan een positieve stimulans voor

gemeenschappelijke sociale activiteiten zijn.

Inspiratie voor regionale identiteitParkstad Limburg

Page 13: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Samenwerking verankerd in traditie

Bestuurlijke samenwerking is één van de belangrijkste punten als het gaat

over oplossingen voor de problematiek waar Parkstad Limburg mee worstelt.

Voor alle plannen, projecten en visies voor de regio hangt het welslagen

uiteindelijk af van grensoverschrijdende afspraken tussen de gemeente-

besturen. Dieudonné Akkermans, tot voor kort lid van het Dagelijks Bestuur

van Parkstad Limburg, ziet de toekomst met vertrouwen tegemoet:

‘We werken hier vanuit een sterke traditie.’

Samenwerking gaat voor Akkermans niet als eerste over structuur.

Die komt vanzelf wel met de inhoud. Kijken naar wat je inhoudelijk

bindt is voor hem de allerbelangrijkste stelregel voor regionale

samenwerking. Wettelijke kaders kun je scheppen, en dat gebeurt

ook zeker, maar het hart en de ziel moeten ook mee. Anders gezegd:

‘In Parkstad Limburg is de samenwerking gebaseerd op begrip, visie

en spontaan meedenken.’ De Wet Gemeenschappelijke Regeling

Plus-status (Wgr+) die nu in voorbereiding is, biedt kansen. De

Wgr+ regeling is nieuw, omdat het rijk af wil van de zogenaamde

kadergebieden, zoals de grote steden en het KAN-gebied. Voor

het bestuur van Parkstad Limburg betekent het dat ze meer

bevoegdheden krijgt, niet meer voor ieder besluit afhankelijk is van

de gang naar zeven gemeenteraden. ‘Het geeft ons meer slagkracht,

er is meer verdieping mogelijk. Nu nog zijn we altijd bezig met én

de inhoud én het benodigde draagvlak van de gemeenten. Vooral

dat laatste kost erg veel energie.’ Ondertussen is er de afgelopen

zes, zeven jaar behoorlijk geïnvesteerd in het proces. Het bestuur

van Parkstad Limburg werkt als een ‘regio-parlementje’, aldus

Akkermans. Er is een kernagenda opgesteld, een beleidskader voor

zaken als bedrijventerreinen of infrastructuur, en voor al die zaken

op de kernagenda worden op die regionale schaal beslissingen

genomen. Een kwestie van aanpakken, de handen uit de mouwen:

‘De rol van het bestuur is om te motiveren, te initiëren.’ En vooral:

‘We moeten op zoek naar het gemeenschappelijke, dat wat we

delen.’Zo is er gezamenlijk in kaart gebracht wat er ‘in huis’ is aan

woonmilieus en wat daar aan verbeterd kan worden. Neergelegd in

het beleidskader ‘Lekker thuis in Parkstad Limburg’.

En er is een structuurvisie opgesteld, in samenspraak met andere

partijen, zoals het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Aanbevelingen over de te nemen maatregelen, zoals ‘van introvert

naar extravert denken en doen’, neergelegd in het rapport ‘Op hete

kolen’. En nu komt er dan een fysieke component van die structuur-

visie, het regionale structuurplan, waarin de ruimtelijke kaders

worden vastgelegd, zodat er niet steeds opnieuw discussie over

ontstaat. Het spanningsveld tussen park en stad, en hoe die twee

elkaar moeten versterken, zal daarin aan de orde komen. Maar ook

de bevoegdheden moeten daarin nadrukkelijk worden geregeld.

Akkermans: ‘Anders blijft het structuurplan een wassen neus.’

Implementatie, daar draait het om.

Een mentaliteitsomslag in het bestuurlijk denken is volgens

Akkermans echt niet nodig. Het denken over de samenwerking is er

al lang, en is geworteld in de tradities, die iedereen in de streek

bindt. De sterke gemeenschappen, met een rijk verenigingsleven en

met dezelfde sociaal-economische problematiek. In die gedeelde

traditie ligt de wortel van de samenwerking, en daarbij hoort een

samenwerkingsverband dat aan die basis, die identiteit van de regio,

raakt. Vanuit de gedeelde fysieke en sociale structuur wordt er

gezocht naar samenwerking, naar oplossingen die park en stad aan

elkaar knopen en die bedreigingen een halt toeroepen. Zodoende

gaat hij echt de ‘non-discussie’ over schaalvergroting en gemeente-

lijke herindeling niet aan. ‘Wij zetten juist in op samenwerking.

Is elders dan gebleken dat grote gemeenten meer slagkracht hebben

of beter zijn voor de burger? Dat gedoe met schaalvergroting was

niet meer dan een modeverschijnsel.’

Dieudonné Akkermans is burgemeester van Voerendaal en voormalig lid Dagelijks Bestuur Parkstad Limburg (porte-feuille ruimtelijke ordening, verkeer en huisvesting)

Draagvlak voor gezamenlijkheid

Kees Werkhoven is verheugd dat het regionale structuurplan goed van de grond

lijkt te komen. Over belangrijke punten in het ruimtelijk beleid zullen de zeven

gemeenten een gezamenlijke visie ontwikkelen. Maar met een visie alleen kom

je er niet. Daarom ruimt Werkhoven ook veel tijd in om te praten met bestuur-

ders en andere betrokkenen. Om draagvlak te creëren voor proces en uitvoe-

ring. ‘Het structuurplan mag geen Fremdkörper worden dat ineens op

de gemeenten wordt losgelaten.’

De opdracht van het algemeen bestuur van Parkstad Limburg aan

het projectteam regionaal structuurplan was helder: zet een

gezamenlijke ruimtelijke koers uit voor de komende vijftien jaar en

zorg voor een goede uitvoeringsstrategie. De noodzaak was evident:

alleen in de gezamenlijkheid kun je werkelijk structureren, duidelijke

keuzes maken, samenhang en eenheid creëren. Nadenken over

zoiets als identiteit. Kees Werkhoven: ‘We moesten af van het ieder-

voor-zich, dat leidt vooral tot bekvechten en weinig daadkracht.

Met de gezamenlijke koers die we nu gaan uitzetten geven we zelf

invulling aan de uitwerking van het regionale streekplan.’

De eerste hobbel is genomen, er is overeenstemming over vorm

en functie van het structuurplan. Het moet een kort, pakkend

document worden, met een duidelijke communicatiestrategie.

Werkhoven: ‘Er ligt al een dik pakket aan studies en analyses, dat

hoeven we niet nog een keer over te doen. Die studies gaan we nu

in de eerste fase gebruiken om tot een ruwe versie te komen, een

houtskoolschets.’ De generalisten gaan aan de slag, samen met het

bureau Stipo uit Amsterdam dat het proces begeleidt. Iedere

gemeente levert een stedenbouwkundige of planoloog, die samen-

werken aan de grove lijnen van het plan. Daarna volgt een verdie-

pingsslag, waarin de specialisten op punten als wonen, verkeer,

economie en groen de grove lijnen verder uitwerken. In het struc-

tuurplan volgen tenslotte gebiedsgerichte uitwerkingen, worden de

kaartjes getekend. Maar dat alles is maar een deel van het verhaal.

Want iedere stap, iedere fase wordt afgesloten met sessies met de

wethouders Ruimtelijke Ordening en Economie en een ambtelijke

kerngroep, om met elkaar te bespreken wat het nu allemaal

concreet betekent. Waar liggen conflicten op de loer, hoe gaan

we daar mee om?

Die constante betrokkenheid en communicatie, dat is misschien nog

wel het belangrijkste van alles. Werkhoven wil dat het proces door

alle betrokkenen gedragen wordt, iedereen moet er voor gaan. Nu al

voert hij gesprekken met de wethouders, om te peilen hoe ze in het

proces zitten, en wat ze belangrijke dingen vinden. Minstens zo

belangrijk als draagvlak is het overdragen van bevoegdheden.

Parallel aan het proces rondom de in voorbereiding zijnde Wgr+

status wordt gekeken welke bevoegdheden kunnen worden over-

gedragen van gemeenten aan Parkstad Limburg. Het structuurplan

wordt daarbij het bindend ruimtelijk kader. De gemeenteraden zullen

vooraf de bevoegdheid van het vaststellen van het structuurplan aan

Parkstad Limburg overdragen, zodat het niet aan het einde van het

proces ineens blijft ‘hangen’ om een negatief raadsbesluit in één van

de gemeenten. En wat de inhoudelijke kwesties betreft, die zijn vol-

gens Werkhoven in ieder geval onderverdeeld in vier opgaven.

‘Allereerst moet er een heldere structuur komen. Het stedelijk ge-

bied van de zeven gemeenten loopt zo onduidelijk in elkaar over dat

je als buitenstaander vaak niet eens weet waar je bent. Er is te veel

versnippering en te weinig profiel. Ten tweede moet het groen beter

zichtbaar en beter toegankelijk worden. Dan is er de woningbouwop-

gave. De bevolking krimpt, we zullen moeten inzetten op kwaliteit

van woonmilieus en de vraag is: wat komt waar? Tenslotte de ver-

keersstructuur. Om het huidige kruip-door-sluip-door en bijkomende

verkeersoverlast te vermijden komen er een binnen- en een buiten-

ring. De financiering daarvan moet nog door de gemeenteraden wor-

den goedgekeurd, maar het traject van de binnenring is al vastge-

steld. Over het traject van de buitenring is nog discussie.’

Door deze kwesties loopt als een rode draad de kwestie van identiteit

van het gebied. Want Parkstad Limburg, wat betekent dat eigenlijk?

Is dat park of stad? Voor Kees Werkhoven moet het park de drager

zijn van het stedelijk organisme. Het landschap moet als drager van

het geheel beter zichtbaar worden. En als je het hebt over een kwes-

tie als imago, dat is vooral niet iets wat je ergens op moet plakken.

Werkhoven zal dan ook niet snel aanhollen achter een hippe kreet

als ‘kenniseconomie’ of het oubollige ‘seniorenstad’. Hem gaat het

er juist om iets te benoemen wat echt is, wat echt bij de streek hoort

en wat verschillende bevolkingsgroepen aanspreekt. Het goede leef-

klimaat bijvoorbeeld, dat je overal binnen vijf minuten in het groen

bent. En de combinatie van grootstedelijkheid met een kleinschalige

ambiance. Ook hier weer het belang van gezamenlijkheid, een wij-

gevoel: ‘We moeten elementen zoeken die als gezamenlijke drager

dienen, maar waar toch voor ieder wat wils in zit. Het structuurplan

moet nu definitief het laatste restje stof van het mijnverleden

wegblazen en ruimte geven aan een onderliggende traditie van

samenwerking en pioniersmentaliteit.’

Kees Werkhoven is afdelingshoofd bij de dienst Stadsontwikkeling Heerlen en projectleider van het regionaal structuurplan

Wensbeelden en dagelijkse realiteitInterviews met drie professionals uit de praktijk

Anne [email protected]

Voor Parkstad Limburg worden op brede schaal strategieën ontwikkelt en ontwerpen gemaakt. Voor veel mensen is de regio echter gewoon de dagelijkse praktijk. De bestuurder van het regionale samenwerkingsverband beslist over uiteenlopende, regiobrede kwesties. De ruimtelijke planner werkt aan een regionaal structuurplan. En de voorzitter van het samenwerkingsverband van woningcorporaties houdt zich bezig met fysieke ingrepen zoals sloop en nieuwbouw. Anne Luijten in gesprek met drie professionals die ieder op hun eigen terrein vorm geven aan de dagelijkse praktijk van Parkstad Limburg.

Wensbeelden en dagelijkse realitiet24

1

Parkstad Limburg Bron: Parkstad Limburg

1

Parkstad Limburg

Page 14: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Minder bouwen

Als woningcorporatie is je macht maar beperkt, erkent Hans Laudy, voorzitter

van de gezamenlijke corporaties uit de regio: ‘Het gaat om de mensen, dan

pas komen de stenen.’ De problematiek waar Parkstad Limburg mee kampt is

voor een groot deel sociaal-economisch van aard, wil hij maar zeggen.

Toch gelooft Laudy er heilig in dat de corporaties hun steentje kunnen

bijdragen. Door minder in plaats van meer te bouwen bijvoorbeeld. En door

te experimenteren met regelvrij bouwen en ‘excentrieke woonmilieus’. Maar

dan moet wél iedereen meedoen, oftewel: ‘Laten we het H-woord nou eens

bespreekbaar maken.’

Een optimistisch mens denkt niet in bedreigingen, maar in kansen.

Dat geldt ook voor de gezamenlijke corporaties die onlangs in een

woonmilieuvisie hun strategie voor de toekomst hebben neergelegd.

De krimp en de vergrijzing zijn geaccepteerd en inzet van de nieuwe

koers. ‘Het is al heel wat,’ zegt Hans Laudy, ‘dat de stap naar

bewustzijn en acceptatie van de problemen is gezet.’ Tot voor kort

ging het er in de regio namelijk heel anders aan toe. ‘Iedere

gemeente wilde groeien en bouwen, waardoor iedereen elkaar

beconcurreerde. De doodsteek voor de regio.’

De nieuwe koers zet in op senioren, maar naar een Suncity wil Laudy

absoluut niet. ‘Dat is een sterfhuisconstructie, de jeugd heeft nog

altijd de toekomst.’ De regio moet dus juist interessant worden en

blijven voor jongeren, maar paradoxaal genoeg doe je dat in dit ge-

val door juist voor senioren te bouwen. Maar om te beginnen moet

er eerst gesloopt worden, en niet om zoals elders in het land er fors

méér woningen voor terug te kunnen bouwen, maar om ruimte te

scheppen om bétere woningen terug te kunnen bouwen. Kwaliteit

vóór kwantiteit, zoals ruime, levensloopbestendige woningen.

Met als doelgroep de senioren, bijvoorbeeld de ‘terugkeer-ouderen’

die in de regio geboren en getogen zijn, maar verhuisd zijn en elders

hun ‘wooncarrière’ hebben gemaakt.

Voor hen is de groene omgeving aantrekkelijk, en die kan zelfs nog

aantrekkelijker worden als er ‘rood’ verdwijnt. De kwaliteit van de

openbare ruimte staat dan ook nadrukkelijk op de agenda van de

corporaties. Door de verdunning van de woningvoorraad kan er nog

meer groen de stad in gebracht worden. Daar kan niet alleen genoe-

gelijk gewandeld worden door de vitale oudere, maar er is dan ook

meer plek voor bijvoorbeeld speelplaatsen. Want de jeugd, daar

draait het tenslotte om. De mooie nieuwe huizen moeten de oude-

ren verleiden om te verhuizen, zodat een doorstroming ontstaat die

uiteindelijk moet leiden tot het vrijkomen van starterswoningen,

zoals betaalbare appartementen, waar er volgens de corporaties in

principe voldoende van zijn in de bestaande voorraad.

Een andere kans die op het bordje van de corporaties ligt, is het

experimenteren met regelvrij bouwen, waardoor vernieuwende

woningtypologieën kunnen worden gerealiseerd. Voor kunstenaars

bijvoorbeeld, zoals men in Almere doet. ‘Een excentriek woonmilieu’,

zegt Laudy, ‘het trekt weer nieuwe doelgroepen aan.’ Hoewel men-

sen uiteraard meer redenen nodig hebben om zich ergens te vesti-

gen. ‘Die woonmilieus moeten wel ergens in ingebed zijn, bijvoor-

beeld in een sociaal-economische structuur van de kenniseconomie.’

Die kenniseconomie moet volgens Laudy dan ook naar Parkstad

Limburg worden gehaald, bijvoorbeeld door aan te haken bij de

universiteiten van Aken, Luik, Hasselt en Maastricht.

Helaas lijken de tijden er nog niet écht rijp voor, verzucht Laudy.

Het grootste probleem ligt volgens hem dan ook in de bestuurlijke

cultuur die maar niet wil veranderen. ‘De opschaling van de gemeen-

tes blijft nogal achter, en dat vinden we erg jammer’, zegt hij gedeci-

deerd. Het hele maatschappelijke middenveld is inmiddels gefuseerd

en opgeschaald: zoals de ziekenhuizen, de scholen, de corporaties

en de zorgsector. ‘Maar de gemeentelijke autoriteiten blijven niet

alleen lokaal doen, ze blijven ook lokaal denken.’ De leus van ‘regio-

naal denken – lokaal doen’ blijft in de praktijk vooral hangen op

lokaal doen, waardoor iedere slagvaardigheid ontbreekt. De corpora-

ties moeten in iedere gemeente weer een apart traject starten, en

verkeren regelmatig in een spagaat: blijven we trouw aan onze

regionale lijn of moeten we loyaal zijn naar onze lokale wethouder?

Laudy is dan ook blij met de Wgr+ status voor Parkstad Limburg die

in voorbereiding is, maar eigenlijk gaat dat hem nog niet ver

genoeg. ‘Om veerkrachtiger en slagvaardiger te kunnen zijn en te

kiezen voor structurele oplossingen is absoluut een gemeentelijke

herindeling nodig. Maar voorlopig mag zelfs dat beladen ‘H-woord’

niet eens worden uitgesproken.’

Hans Laudy is voorzitter van het Regionaal Orgaan Woningcorporaties Parkstad Limburg

26

Het is al heel wat dat de stap naar bewustzijn en acceptatie van de problemen is gezet

Parkstad LimburgBron: Parkstad Limburg

Zicht op Klimmen Bron: Parkstad Limburg

Station SimpelveldBron: Parkstad Limburg

2

3

4

Wensbeelden en dagelijkse realitietParkstad Limburg

2

4

Zicht op Klimmen Bron: Parkstad Limburg

Station SimpelveldBron: Parkstad Limburg

3

4

3

Page 15: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Zijn betrokkenheid bij Parkstad Limburg

dateert alweer van enige jaren terug, toen

hij nog directeur van het Nirov was.

Vitruvianum startte de manifestatie ‘Ontwer-

pen aan Parkstad Limburg’ (OAPL) en zocht

in het Nirov een landelijke partner.

Inmiddels is Jaap Modder voorzitter van het

KAN, het regionale samenwerkingsverband

van het Knooppunt Arnhem-Nijmegen.

Met 700.000 inwoners een gebied met een

schaal van ruim drie keer Parkstad Limburg.

Tijdens de slotmanifestatie van OAPL was hij

er weer bij, dit keer om tijdens het debat als

moderator op te treden. Een visie op de

problematiek van Parkstad Limburg heeft hij

zeker, ook al vanuit zijn dagelijkse praktijk

als regionaal bestuurder. Geen kant-en-klaar-

oplossingen, maar wel een duidelijke visie

op de organisatie van het proces. Over

schaalniveaus en ‘out-of-the-box-denken’, en

over het belang van radicale maatregelen:

‘Alle indicatoren staan op rood.’ Een oproep

tot onalledaagse actie, van een man die

door collega’s nogal eens als ‘eigenzinnig’

wordt omschreven.

Sense of urgencyDat eigenzinnige, zegt Modder, komt ook

door de ‘dubbelrol’ die hij eigenlijk vervult.

Hij is bestuurder, maar hij komt óók uit de

wereld van de planning, van de ruimtelijke

ordening, een ongebruikelijke combinatie.

Het zijn twee werelden die meestal elkaars

taal niet spreken, zoals hij ook maar weer er-

voer tijdens de slotmanifestatie van OAPL.

‘Tijdens zo’n bijeenkomst over ruimtelijke

transformatieprocessen zie je toch dat

bestuurders weg blijven, of alleen even

binnenwippen. Ontwerpen en plannen is

een vak, en maar al te vaak zie je dat ont-

werpers en visionairs veronderstellen dat be-

stuurders het wel even oppakken, terwijl het

voor hen een soort Verweggistan is.’ Maar

ook besturen is een vak apart, en dat geldt

zeker voor het samenwerken binnen betrek-

kelijk nieuwe schaalniveaus zoals een regio.

Wat dat betreft is het voor Parkstad Limburg

tijd dat er wat gebeurt, en snel ook. ‘Als er

ergens een sense of urgency is, is het hier.

De werkloosheid, het lage opleidingsniveau,

2.000 mensen per jaar minder, de proble-

men zijn sky-high. Daar komt dan ook nog

één van bestuurlijke complexiteit bij, men

weet niet waar men het zou moeten zoeken

en wat er zou moeten gebeuren. Het ont-

breekt aan gevoel voor de juiste touwtjes

en een gebrek aan oplossingen zelf.’

‘Neem nu het regionale structuurplan dat

gemaakt wordt, ik geloof niet dat dat de

wereld gaat veranderen. Ten eerste zou je

zo’n plan niet moeten beperken tot het

fysieke vlak, maar er een echt plan voor de

regio van maken. Het zou dus ook over eco-

nomie moeten gaan, en over cultuur en

mobiliteit. Ten tweede moet je zo’n plan

gebruiken als hefboom voor investeringen.

Geen plan dat blijft steken nadat het is vast-

gesteld, maar belangen organiseren, inves-

teringen koppelen aan projecten zodat je

uitvoering gegarandeerd is. En bovenal moet

je het regionale plan gebruiken om je organi-

satie te veranderen, om eenheid in je

denken te creëren. Eén dienst Stedenbouw

en Planologie die voor de hele regio werkt

bijvoorbeeld, en benoem een regionale

bouwmeester. Iemand die een verbinding

kan maken tussen de wereld van ontwerp en

de wereld van bestuur. Kijk maar naar de

Rijksbouwmeester, die kan met zijn gezag

aankloppen bij de verantwoordelijke minis-

ter en uitleggen hoe het zou moeten.’

Modder is bang dat de gestarte planproces-

sen rondom het regionaal structuurplan

straks vooral een mooi boekje op zullen

leveren. ‘Ik heb geen kritiek op de compe-

tenties die er zijn, maar het proces is te

conformistisch, overal gebeurt het op deze

manier. Terwijl je het, gelet op de draconi-

sche problemen die er in Parkstad Limburg

zijn, op een heel andere manier zou moeten

aanpakken dan elders. Begin gewoon eens

met het opstellen van een scenario 2015.

Wat gebeurt er als je nu niets doet, als je

alle lijnen en trends over tien jaar doortrekt,

welk beeld levert dat op? Twintigduizend

mensen minder, bijvoorbeeld. Spring over je

eigen schaduw en kijk dan terug naar wat

we nu zouden moeten doen om dat horror-

scenario te voorkomen.’ Parkstad Limburg

zou bij die denkoefening een voorbeeld kun-

nen nemen aan andere regio’s of steden die

met leegloop en stagnatie werden gecon-

fronteerd, en die met nieuwe oplossingen

kwamen om dat tij te keren. Lelystad,

Emscher Park, Bilbao, Luik, ze bedachten

allemaal dat ze iets moesten bieden dat

anders dan anders is, iets unieks wat alleen

zíj kunnen bieden. Zo bouwde Lelystad grote

huurhuizen met grote tuinen en werkruim-

tes, en zorgde voor publiekstrekker

Bataviastad. Emscher Park benoemde de

thema’s industrie, cultuur en landschap en

nodigde vervolgens de markt uit om met

voorstellen te komen. Jaap Modder: ‘Het is

dat out-of-the-box-denken dat nu ook in

Parkstad Limburg moet gaan plaatsvinden,

om verder te komen met de regio.’

Vijfde colonneHij wil zich wel wagen aan een paar moge-

lijke oplossingen voor de regio, maar wil

eerst nog iets belangrijkers aan de orde

stellen. Want waar moet je de oplossingen

zoeken? Het is voor Modder nog maar de

vraag of de regio Parkstad Limburg wel de

oplossingsruimte is die nodig is. ‘Bekijk

Parkstad Limburg om te beginnen eens van-

uit een grotere ruimtelijk-economische con-

stellatie. Op dat grotere schaalniveau zie je

ineens vijf luchthavens, met Aken en Luik

aangesloten op de HSL. Je ziet het Ruhr-

gebied met zijn zes miljoen inwoners dat nu

nog kampt met dezelfde problematiek als

Parkstad Limburg, maar dat op termijn grote

kansen heeft, en waar Parkstad Limburg als

klein broertje zeker op aan moet haken.’

Maar als de schaalniveaus groter worden,

wordt het dan ook niet steeds moeilijker om

die samenwerking te organiseren? Het kost

nu met zeven gemeenten immers al behoor-

lijk wat energie. ‘Mijn pleidooi is dan ook om

niet al die energie in te zetten in de samen-

werking met elkaar, maar om radicaal naar

buiten te treden. Zet in op fractionele

samenwerking: kijk waar jouw agendapun-

ten zijn op die hogere schaalniveaus en

bekijk vervolgens welke partijen je nodig

hebt om die belangen te organiseren. Als het

bijvoorbeeld gaat om de externe bereikbaar-

heid van Parkstad Limburg in het grotere

systeem, denk dan aan een lightrail naar

Aken, en hoe ga je dat organiseren.

Met andere woorden, kijk wel naar de

samenwerking met elkaar, maar kijk vervol-

gens naar het benodigde schaalniveau waar

de geformuleerde belangen moeten worden

ingebracht. In welke brievenbusjes droppen

we onze agenda’s?

Er is al een groot aantal speeltafels in de

regio, een groot aantal samenwerkingen

waar je je verhaal kwijt kunt. Denk aan de

Europese programma’s, of aan de samen-

werking tussen de Akense en Maastrichtse

Kamers van Koophandel. Maar fixeer je

vooral niet op de onderlinge samenwerking,

want zelfs als dat soepeltjes loopt, is je

missie nog niet geslaagd. Je moet hoe dan

ook naar buiten met je agendapunten.’

Het selectief omgaan met agendapunten

Anne [email protected]

Out of the boxKAN-voorzitter Jaap Modder over toekomststrategieën voor Parkstad Limburg

De weg naar een regionaal structuurplan voor Parkstad Limburg is lang en het proces nog niet geheel uitgekristalliseerd. In de dagelijkse praktijk wordt hard gewerkt, maar de samenwerking tussen de zeven gemeenten kan best een duwtje in de rug gebruiken. Anne Luijten vroeg Jaap Modder, voorzitter van het regionale samenwerkingsverband in de KAN-regio, naar zijn visie op de problematiek in Zuidoost Limburg. Is er een toekomst voor Parkstad Limburg en hoe is het proces dat moet leiden tot samenwerking op het hogere schaalniveau het best te organiseren?

28 Out of the box

Taptoe in Heerlen Bron: Parkstad Limburg

1

1

Parkstad Limburg

Page 16: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

voorkomt de beruchte bestuurlijke drukte bij

het omgaan met al die verschillende schaal-

niveaus. En het besef van een sense of

urgency, bijvoorbeeld door de denkoefening

van het scenario 2015, is een eerste voor-

waarde om überhaupt tot de omslag in be-

stuurlijk denken en doen te komen. In die

sense of urgency ligt het begin van een besef

van gezamenlijkheid, en daarmee is de

eerste stap gezet naar het ‘definitief uit je

stadhuis treden’. ‘Het is ongelofelijk moei-

lijk, en overheden schrikken vaak als je er

marktpartijen bij wilt halen, maar je moet in

feite een soort vijfde colonne organiseren.

Je moet marktpartijen en maatschappelijke

organisaties voor je kar spannen.

Voortdurend kijken naar waar hebben wij

een agenda die matcht met de buitenwe-

reld, hoe kunnen we die delen en daarmee

onze zaak versterken? Als overheid moet je

toe naar een governance-achtige praktijk,

of Selbstverwaltung zoals dat zo mooi in het

Duits heet. Het succes van regio’s is in

toenemende mate afhankelijk van hun ver-

mogen om strategische allianties te organi-

seren met maatschappelijke partijen.’

TrendbreukAan welke inhoudelijke agendapunten denkt

Modder, wat zouden in zijn optiek oplossin-

gen kunnen zijn voor de kaleidoscoop aan

problemen waar Parkstad Limburg mee

kampt? ‘Het allereerste waar je aan moet

werken is het scholingsniveau omhoog bren-

gen. Overal in de westerse wereld zie je dat

de maakindustrie verdwijnt, naar China en

andere lagelonenlanden. Maar wat blijkt,

onder meer uit recent onderzoek van staats-

secretaris Van Gennip, dat het verlies aan

banen wordt opgevuld met een hoogwaar-

dige dienstverleningseconomie. Tenminste,

in de Randstad gebeurt dat, maar in

Parkstad Limburg zie je dat de industrie wel

vertrekt, maar er daarentegen geen vervan-

gende werkgelegenheid ontstaat.

Het gebrek aan arbeidsaanbod is hier debet

aan, het scholingsniveau is te laag. Een stra-

tegie zou kunnen zijn om aan te haken bij

universiteiten in de buurt zoals Maastricht

en Aken. Dezelfde truc uithalen als Almere

deed: open een dependance van een univer-

siteit of hogeschool.’

Weer het belang van een denkoefening:

‘Maak ook een trendbreukscenario, wat ge-

beurt er bijvoorbeeld als de economie van

het Ruhrgebied weer opleeft? Dan is het

zaak om daarop aan te haken. De cohesie

van markten in Europa zet zich gewoon door.

Langzamerhand zal er weer massa ontstaan

rondom Luik, Maastricht, Aken, het

Ruhrgebied. Aansluiting zoeken is dus het

devies, door ten eerste de bereikbaarheid

van Parkstad Limburg binnen de grotere

regio drastisch op te voeren.’ Hij heeft nog

een onalledaags voorbeeld van een regio,

die bij mensen altijd op de lachspieren

werkt, maar die het wél goed doet als regio.

‘Ik was laatst op werkbezoek in Jutland en

zag dat tachtig procent van wat het regio-

nale bestuur daar deed in feite arbeidsmarkt-

beleid is, door middel van scholing.

Voortdurend kijken naar: wat vraagt de

markt en hoe kunnen we daar op inspelen?

Er is een lokale dependance van de

Universiteit van Kopenhagen gekomen,

daarmee hebben ze een plek veroverd in

Kopenhagen en dáármee weer zicht op aller-

lei nieuwe processen. Van een vergeten uit-

hoek is het een redelijk succesvolle regio

geworden die zichzelf op de kaart heeft gezet

in belangrijke besliscentra.’

En dan de krimp. Als eerste regio van

Nederland lijkt voor Parkstad Limburg het

gevreesde krimpscenario werkelijkheid te

worden. Het beleid is nu vooral defensief en

zet in op sloop en minder terugbouwen. Is

dat een goede strategie volgens Modder?

‘Er is een onderdeel van de bestaande voor-

raad dat inderdaad zijn tijd gehad heeft.

Maar waarom niet als algehele strategie de

kont tegen de krib gooien en agressief, tegen

de keer in, gaan bouwen? De krachten van

de wereldeconomie zijn keihard en dwin-

gend, accepteer maar gewoon dat die ken-

niseconomie eraan komt. Waarom niet ge-

woon zeggen: ok, de stedelijke kwaliteit vind

je in Maastricht en de rust, de parkachtige

omgeving met supergoedkope, geweldige

woonruimte vind je hier? De ruimte héb je,

waarom dan niet de Aldi van de grotere regio

worden? Besef goed dat méér park ook mín-

der stad betekent. Iedereen schijnt te den-

ken dat Parkstad Limburg langzamerhand

wel een echte stad wordt, maar met de hui-

dige cijfers en strategieën gaat dat niet ge-

beuren. Maar ondanks dat er aan ruimtelijke

kwaliteit de afgelopen twintig jaar wel het

één en ander verloren is gegaan, blijft het

een aantrekkelijk gebied. Het inzetten op de

beter gesitueerde pensionado, zoals nu het

plan is, zou trouwens inderdaad heel goed

een onderdeel van je strategie kunnen zijn.

Je haalt daarmee koopkracht naar de regio

en het is goed voor de werkgelegenheid in

de dienstverlening.’

Blijft nog over de – altijd lastige – vraag naar

identiteit. Juist in deze regio, waar de identi-

teit voor een groot deel een behoudend

karakter heeft, is het wellicht extra moeilijk

om het nieuwe, zoals de kenniseconomie,

een plek te geven. De tradities die nog altijd

hoog in het vaandel staan zoals de fanfare

en het bloeiende verenigingsleven, lijken

niet bepaald vruchtbare voedingsbodems

voor een nieuwe identiteit. Modder: ‘Het is

inderdaad een nogal stationaire cultuur en

dat maakt het extra ingewikkeld. Het is

lastig om de touwtjes te vinden die de zaak

in beweging moeten zetten. Maar juist dat

noopt tot een radicalisering van denken en

methode, je kunt hier niet putten uit het

gebruikelijke bakje maatregelen die elders

misschien wel werken. Het identiteitsverhaal

is overigens in Parkstad Limburg zelfs nóg

ingewikkelder geworden doordat praktisch

het hele sociaal-culturele erfgoed uit de tijd

van de mijnen is verdwenen. Indertijd is het

goedbedoeld ‘netjes opgeruimd’, maar daar-

mee is de geschiedenis weggevaagd en heeft

de regio geen logo’s meer. Wat je nu kunt

doen is inspelen op de populaire cultuur.

Maak een mooi boek en dan niet een intel-

lectueel boek voor de Randstedelijke vak-

wereld, maar een boek met foto’s van alle

fanfarekorpsen, zodat iedereen in de regio

dat boek wil hebben. Daarmee smeed je een-

heid, kun je dingen met elkaar verbinden.’

VarkenscyclusHeeft Modder tenslotte vanuit zijn dagelijkse

praktijk als voorzitter van het KAN nog tips

en aanbevelingen waar Parkstad Limburg

haar voordeel mee kan doen? ‘Wat ik heel

sterk zie is dat regio’s vaak teveel willen

oppakken. Ze zijn eigenlijk als bestuurlijke

constructie maar een tussenlaag tussen

gemeenten en provincies in, maar ze hebben

vaak de neiging om compleet te willen wor-

den. Ik zou zeggen, kies voor de belangrijk-

ste thema’s en zet daar op in. Het is beter

om je energie in te zetten je core business

zoals mobiliteit, economie en ruimtelijke

ordening, dan om helemaal de breedte in te

gaan. Een tweede punt wat ik vaak tegen-

kom is dat de regiobesturen te weinig gevoel

hebben voor de agenda’s van de gemeenten.

Stel je daar meer voor open, het zijn ten-

slotte je aandeelhouders.’

Als allerlaatste wil hij nog één ding kwijt,

iets dat hem mateloos intrigeert. ‘Regio’s

lijken altijd onderhevig aan een varkens-

cyclus. Kijk naar Parkstad Limburg: vanuit

een noodgedwongen samenwerkings-

verband onder leiding van drie sterke

bestuurders een grote vlucht genomen en

nu weer een beetje in een duikvlucht beland.

De bestuurders zijn vertrokken en nieuw

leiderschap heeft zich nog niet uitgekristalli-

seerd. Hoe kun je die heftige pieken en dalen

afvlakken, hoe kun je voorkomen dat er altijd

weer downs aanbreken waarbij iedereen zich

30 Out of the box

Het succes van regio’s is in toenemende mate afhankelijk van hun vermogen om strategische allianties te organiseren met maatschappelijke partijen

gaat afvragen wat de regio eigenlijk nog

bijdraagt? In ieder geval door steeds weer

issues aan te pakken waar draagvlak voor is

bij de gemeenten. ‘Agenda-managment’

dus, maar ook leiderschap speelt een grote

rol.’ En daarmee zijn we weer bij het begin

van het gesprek gekomen, bij de constate-

ring dat er nog steeds een grote kloof gaapt

tussen de ruimtelijke wereld en de wereld

van het bestuur. ‘In de Verenigde Staten

worden bestuurders gewoon gecoacht bij

ingewikkelde ruimtelijke opgaven. Daar doen

we in Nederland alleen maar lacherig over.

Maar waarom zou je leiderschap niet opti-

maliseren? Er zijn genoeg plekken in

Nederland waar het leiderschap best een

handje mag worden geholpen.’ |

2Taptoe in HeerlenBron: Parkstad Limburg

2

Parkstad Limburg

Page 17: NRV.G000 binnenw WT - Schunck...nieuwe identiteit. Het postindustriële imago van werkloosheid en drugoverlast moest plaatsmaken voor een positieve benadering. Door gebruik te maken

Wonen Zuidwerkt aan Parkstad Limburg

Wijk Molenberg als voorbeeldMet renovatie, sloop en nieuwbouw werkt Wonen Zuid mee aan een betere samenhang in het stedelijk weefsel van Parkstad Lim-burg. Een alom geprezen voorbeeld is de wijk Molenberg, de grootste herstructureringsop-gave van Heerlen Oost. Molenberg is een wijk waar ongeveer alle knelpunten van Heerlen samenkomen: er is een hoge werkeloosheid, er bestaat een sociale problematiek, het inkomensniveau is laag, het aantal mensen in de WAO is hoog, goed opgeleide jongeren trekken weg uit de wijk en er is sprake van een snelle vergrijzing. Wonen Zuid heeft hier bewust gekozen voor een versterking van de stedenbouwkundige structuur. Van de ruim 1200 woningen van Wonen Zuid in Molenberg wordt ongeveer de helft aangepakt.

Kwaliteit ook in sociale huursectorStedenbouw en architectuur kunnen en moeten in de visie van Wonen Zuid ook in de sociale woningmarkt van goede kwaliteit zijn. Het is niet voor niets dat Wonen Zuid voor de herstructurering van de wijk Molenberg Wiel Arets heeft gevraagd om de stedenbouwkun-dige opzet te maken. Een masterplan voor Treebeek is gemaakt door Mathieu Bruls. En bij de uitwerking van projecten wordt met vooraanstaande architecten gewerkt. Een goed voorbeeld is het project Pius in de wijk Molenberg. Op de plek van de inmid-dels gesloopte Piuskerk werkt architect Theo Teeken samen met Buro Satijn in opdracht van Wonen Zuid en zorginstelling Sevagram aan het ontwerp van 40 seniorenwoningen in combinatie met 24 intramurale verpleeg-plaatsen voor ouderen. Het gebouw heeft een gezamenlijke entree en gemeenschappelijke voorzieningen en dat sluit weer goed aan bij de nieuwe concepten, die Wonen Zuid samen met anderen ontwikkelt.

Projecten in Parkstad LimburgIn totaal bezit Wonen Zuid 15.000 woningen in Midden- en Zuid-Limburg. In Parkstad Lim-burg bedraagt het aantal woningen ongeveer

5000. De Heerlense wijk Molenberg is voor Wonen Zuid op dit moment het enige groot-schalige herstructureringsgebied in Parkstad Limburg. Maar Wonen Zuid is ook actief in Kerkrade en Brunssum. Nog niet zo lang geleden is een omvangrijke herstructurering in het centrum van Chèvremont (gemeente Kerkrade) afgerond. In een langdurig proces zijn honderden woningen gesloopt. Op de vrijgekomen terreinen zijn vooral seniorenwo-ningen gebouwd. En in Treebeek (gemeente Brunssum) is een langdurige renovatie van het woningbestand van Wonen Zuid nog maar net achter de rug.

Huurders als bondgenotenHet geeft allemaal aan dat corporaties belangrijke spelers zijn als het gaat om de vormgeving van het stedelijk gebied en om het aanbrengen van structuur in woningbouw, bedrijvigheid en groen. Door een inzicht in de trends en een gedegen kennis van de regionale markt is Wonen Zuid daarbij in staat om te anticiperen op nieuwe ontwik-kelingen. Overigens zal het antwoord op die ontwikkelingen altijd in nauwe samenspraak met de huurders van Wonen Zuid worden gegeven. Huurders zijn de deskundigen bij uitstek als het in een straat of in een wijk gaat om thema’s als veiligheid, leefbaarheid en kwaliteit van de woningvoorraad. De vragen van de huurders (en vaak ook hun oplossingen voor knelpunten) zijn voor Wonen Zuid dan ook mede bepalend voor het beleid van de corporatie. Huurders waarderen dat met hoge cijfers bij peilingen naar de tevredenheid over de werkwijze van Wonen Zuid. In die zin ziet Wonen Zuid zijn huurders dan ook nadrukke-lijk als meedenkende bondgenoten.

Wonen Zuid regio Parkstad [email protected] www.wonen-zuid.nl

Als een van de grootste Limburgse corporaties is Wonen Zuid onder meer actief in drie van de zeven

gemeenten, die samen Parkstad Limburg vormen: Brunssum, Kerkrade en Heerlen. Tijdens de slotmani-

festatie van ‘Ontwerpen aan Parkstad Limburg’ is als een van de belangrijkste aanbevelingen uitge-

sproken dat er hard moet worden gewerkt aan de herstructurering van woonwijken. Juist op dat gebied

is Wonen Zuid in Parkstad Limburg een van de voornaamste spelers met inmiddels aansprekende

resultaten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het ministerie van VROM Wonen Zuid (regio Parkstad

Limburg) in 2003 bij de top drie plaatste van de 25 best presterende corporaties in de GSB-steden.

Advertorial.indd 1 28-04-2005 10:04:17