Noord Natie Terminals NV Niet-technische samenvatting MER · 2014. 4. 28. · Binnen een straal van...
Transcript of Noord Natie Terminals NV Niet-technische samenvatting MER · 2014. 4. 28. · Binnen een straal van...
3500 Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/22 32 40 F. 011/23 46 70 9032 Gent Industrieweg 118/4 T. 09/216 80 00 F. 09/375 36 17 1000 Brussel Clovislaan 82 T. 02/734 02 65 F. 02/734 61 80 5004 Bouge Route de Hannut 55 T. 081/22 60 82 F. 081/22 99 22
Noord Natie Terminals NV
Niet-technische samenvatting MER Integratie van Noord Natie Terminals en Antwerp for Storage (A4S)
Project-MER PR0729
MER-deskundigen:
MER-coördinator: Maarten Geypens
Deskundige Lucht: Johan Versieren
Deskundige Water: Johan Versieren
Deskundige Bodem: Maarten Geypens
Deskundige Mens: Michèle Bauwens
2014
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 2
Inhoudsopgave
I.1. Inleiding .............................................................................................................. 3
I.2. Ruimtelijke situering ......................................................................................... 4
I.2.1. Ligging ................................................................................................... 4 I.2.2. Omgeving .............................................................................................. 4
I.3. Projectbeschrijving ........................................................................................... 9
I.3.1. Verantwoording .................................................................................... 9
I.4. Administratieve voorgeschiedenis ................................................................ 10
I.5. Procesbeschrijving .......................................................................................... 11
I.5.1. Activiteiten .......................................................................................... 11 I.5.2. Gewenste toekomstige ontwikkeling................................................ 11
I.6. Alternatieven .................................................................................................... 13
I.6.1. Nulalternatief ....................................................................................... 13 I.6.2. Locatiealternatief ................................................................................ 13 I.6.3. Uitvoeringsalternatieven .................................................................... 13
I.7. Mogelijke milieueffecten ................................................................................. 14
I.8. Milieueffecten discipline Lucht ...................................................................... 16
I.8.1. Milderende maatregelen .................................................................... 17 I.8.2. Postmonitoring ................................................................................... 17 I.8.3. Leemten in de kennis ......................................................................... 17
I.9. Milieueffecten discipline Water ...................................................................... 18
I.9.1. Milderende maatregelen .................................................................... 19 I.9.2. Postmonitoring ................................................................................... 19 I.9.3. Leemten in de kennis ......................................................................... 19
I.10. Milieueffecten discipline Bodem .................................................................... 19
I.10.1. Milderende maatregelen .................................................................... 21 I.10.2. Postmonitoring ................................................................................... 21 I.10.3. Leemten in de kennis ......................................................................... 21
I.11. Milieueffecten discipline Mens – hinder-, gezondheids- en
veiligheidsaspecten ......................................................................................... 22
I.11.1. Milderende maatregelen .................................................................... 24
I.12. Milieueffecten discipline Mens – Mobiliteitsaspecten ................................. 24
I.12.1. Milderende maatregelen .................................................................... 26
I.13. Milieueffecten andere disciplines .................................................................. 26
I.13.1. Geluid ................................................................................................... 26 I.13.2. Fauna en flora ..................................................................................... 26 I.13.3. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ........................... 27
I.14. Eindconclusie .................................................................................................. 28
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 3
I.1. Inleiding
Dit is de niet-technische samenvatting van een milieueffectrapport (= MER), m.a.w. een
beknopte samenvatting van het eigenlijke milieueffectrapport bestemd voor het publiek en
andere belanghebbenden. Een milieueffectrapport is een openbaar document waarin de
milieueffecten van een planproces of project en de eventuele alternatieven voor dat
planproces of project, worden onderzocht. Het MER beslist niet of het project of
planproces vergunning krijgt, dit wordt beslist door de vergunningverlener die hierbij
rekening houdt met het MER.
De niet-technische samenvatting heeft als doel om aan het publiek en de
belanghebbenden de relevante informatie uit het milieueffectrapport van het project of
plan te communiceren en hiermee de publieke participatie in het vergunningsproces te
bevorderen. Voor de uitgebreide technische informatie moet u het eigenlijke
milieueffectrapport raadplegen.
Dit MER heeft betrekking op een project-MER van Noord Natie Terminals NV, Blauwe
Weg 44, Haven 225 – 253 te 2030 Antwerpen. Dit project-MER (PR0729) wordt
opgemaakt in het kader van de integratie van de activiteiten van Noord Natie Terminals en
Antwerp for Storage (A4S) en het bekomen van één milieuvergunning (incl. wijzigingen en
uitbreidingen). De bedrijfsactiviteiten op de site van Noord Natie Terminals NV (verder
Noord Natie Terminals of NNT genoemd) omvatten de opslag en overslag van chemische
en petrochemische producten in tankenparken (bulk), in opslagmagazijnen en op een
ADR-zone (containers en andere verpakkingen), met bijhorende verlaadactiviteiten en
afvulmogelijkheden. Daarnaast zijn een aantal procesinstallaties aanwezig met het oog op
mengingen waarbij de producten voornamelijk worden aangeleverd vanuit de opslagtanks
in de tankenparken. In mindere mate worden producten uit vaten of drums toegevoegd.
Nieuw is het samenvoegen van 2 bestaande inrichtingen, nl. Noord Natie Terminals en
A4S (Antwerp for Storage), de uitbreiding van de terminal met een nieuwe concessie (4
nieuwe tankenparken N, O, P en Q met bijbehorende laad- en losplaatsen en een
logistieke zone met dispatchgebouw), de uitbreiding van de opgeslagen producten van de
reeds vergunde tankenparken (K, L en M) en enkele kleine aanpassingen.
De activiteiten van Noord Natie Terminals zijn MER-plichtig volgens het Besluit van de
Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende de vaststelling van de categorieën
van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17 februari 2005). De
activiteiten vallen onder rubriek 25 van Bijlage I (MER-plichtig project zonder mogelijkheid
tot ontheffing.
Rubriek 25 (Bijlage I):
Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische producten met een
capaciteit van 200.000 ton of meer.
Voorliggend MER heeft als doel het beoordelen van de potentiële effecten van de
volledige geïntegreerde activiteiten (incl. ten gevolge van de wijzigingen en de
uitbreidingen van de inrichting). Het goedgekeurd MER-rapport dient als bijlage
toegevoegd worden aan de milieuvergunningsaanvraag (voor hervergunning). De m.e.r.-
procedure is beschreven in het Decreet van 18 december 2002 (B.S. 13 februari 2003) tot
aanvulling van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake
milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 4
I.2. Ruimtelijke situering
I.2.1. Ligging
Noord Natie Terminals en A4S maken deel uit van het Antwerps havengebied dat een
eiland vormt met verbindingen via de Noordkasteelbrug, de Wilmarsdonk- en de
Oosterweelbrug en omgeven wordt door het Leopolddok, het Albertdok, het Amerikadok,
het 5de Havendok en het Hansadok. Noord Natie Terminals zelf ligt dan als het ware op
een schiereiland tussen het 4de Havendok en het Leopolddok.
De inrichting omvat de kadenummers 225 tot en met 253.
Noord Natie Terminals is gelegen aan de Emdenweg en de Blauwe Weg. Via de
Oosterweelsesteenweg en de Noorderlaan bereikt men de A12 en E19 die aansluiting
geven op alle grote verkeersaders rond Antwerpen.
De meest nabijgelegen land- of gewestgrens ten opzichte van de site van Noord Natie
Terminals is de grens met Nederland. Het Nederlandse grondgebied situeert zich in
vogelvlucht op ca. 10 km in noordelijke richting van de site.
I.2.2. Omgeving
Figuren 1en 2 situeren resp. het projectgebied en de omgeving van het projectgebied.
Figuren 3 en 4 situeren het projectgebied op resp. het gewestplan en het Gewestelijk
Ruimtelijk Uitvoeringsplan Afbakening zeehavengebied Antwerpen.
De inrichting bevindt zich volledig binnen industriegebied.
Noord Natie Terminals bevindt zich in een havengebied met op relatief korte afstand een
woonzone ten zuiden van de inrichting, nl. de woonzone Linkeroever (op ca. 2,5 km).
Deze woonwijk is omringd door speelbossen of speelweiden en een gebied voor verblijf-
en dagrecreatie.
Ter hoogte van de noordoostelijke bedrijfsgrens bevinden zich diverse firma’s. Het
betreffen hier typische havenbedrijven voor op- en overslag van zowel gevaarlijke als niet-
gevaarlijke stoffen.
Binnen een straal van 3 kilometer zijn een tweetal VEN-gebieden gelegen, namelijk op
1.400 m ten zuiden het gebied nr. 304 ‘Slikken en schorren langsheen de Schelde’ en op
2.300 m ten noordnoordoosten het gebied nr. 303 ‘De Kuifeend’. Net buiten de straal van
3 km ligt ten oosten het gebied met nummer 306 ‘De Oude Landen en Bospolder’. Dit
laatste gebied wordt verder in de beoordeling niet meer meegenomen. Wat betreft
Speciale Beschermingszones (Natura 2000-gebieden) is er enkel ten zuiden het
habitatrichtlijngebied nr. BE2300006 ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse
grens tot Gent’. Dit gebied bevindt zich op meer dan 1.400 m van de inrichting.
Bovengenoemde gebieden zijn volgens het gewestplan ook ingekleurd als natuurgebied,
al dan niet met bijkomende kenmerken.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 5
Figuur 1: Luchtfoto projectgebied
Bron: Google Maps
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 6
Figuur 2: Omgeving van het projectgebied
Bron: Google Maps
Noord Natie Terminals
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 7
Figuur 3: Gewestplan
Bron: AGIV
Noord Natie Terminals
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 8
Figuur 4: GRUP Afbakening zeehavengebied Antwerpen
Bron: AGIV
Op deze plaats is het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan “Afbakening Zeehavengebied Antwerpen” van kracht. Meer informatie over dit RUP: http://www2.vlaanderen.be/ruimtelijk/grup/00200/00202_00001/index.html
Noord Natie Terminals
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 9
I.3. Projectbeschrijving
I.3.1. Verantwoording
Vanuit haar brede opdracht als verstrekker van logistieke diensten, in hoofdzaak
tankopslag en behandeling van vloeibare producten, dient Noord Natie Terminals in te
spelen op trends die zich in deze industrie op middellange en langere termijn aandienen.
Indien Noord Natie Terminals de wijziging en uitbreiding niet zou uitvoeren, mist het de
kans om de ontwikkeling van de terminal in positieve richting verder uit te bouwen. De site
mist dan de mogelijkheid om zijn opgebouwde expertise en gebruik van gekwalificeerd
personeel te benutten.
Het niet realiseren van dit uitbreidingsproject betekent tevens dat de Haven van
Antwerpen op termijn moderne infrastructuur voor de op- en overslag van vloeistoffen
gaat missen en aldus van haar aantrekkingskracht zal gaan verliezen. Dit kan een
vertraging, zelfs een stagnatie van de ontwikkeling van de Haven van Antwerpen met zich
meebrengen.
De geplande uitbreidingen zijn noodzakelijk om de ontwikkeling van de industriële site in
positieve zin verder uit te bouwen. De achtergrond van deze geplande uitbreidingen
worden hieronder toegelicht.
Eerder werd in 2007 al een MER opgesteld waarin de tankenparken A t.e.m. H1/H2 zijn
opgenomen. Tankenpark H is ondertussen gewijzigd in tankenpark H (onderverdeeld in
H1 en H2) en tankenpark I (onderverdeeld in I1 en I2) en is intussen operationeel.
Tankenpark K ter hoogte van kaai 225 is operationeel en tankenparken L en M zijn
vergund maar nog in aanbouw; tankenpark L is operationeel eind 2013 en tankenpark M
is in aanbouw en wordt operationeel in het 1e kwartaal 2014. De huidige beoogde
uitbreiding betreft de tankenparken N, O, P, Q, van kaai 249 t.e.m. kaai 253 waarbij ook
ter hoogte van kaai 253 een nieuwe ingang met logistieke zone, een weegbrug en een
dispatchgebouw voorzien wordt. Ook wordt de bouw van een nieuw kantoorgebouw
voorzien naast de portier, waar het huidige dispatchgebouw staat.
De totale gewenste opslagcapaciteit bedraagt maximaal 454.276 m³ (517.461 ton):
Huidige
opslagcapaciteit
(m³)
Extra toekomstige
opslagcapaciteit via
wijziging of
nieuwbouw (m³)
Totale
opslagcapaciteit
(m³/ton)
A4S - tankparken 9.924 + 92.950 444.658 / 507.843
NNT – tankparken 342.284
A4S – magazijn +
ADR-opslag
8.210 - 15 9.618
NNT – magazijn +
tanks buiten
tankparken
1.423
TOTAAL 361.841 + 92.935 454.276 / 517.461
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 10
Noord Natie Terminals zal voor de geplande wijzigingen en uitbreidingen (o.a.
samenvoeging met dochterbedrijf A4S) een milieuvergunningsaanvraag indienen.
Noord Natie Terminals ijvert voor de voorkoming en vermindering van milieueffecten via
een brede waaier van maatregelen en acties.
Het milieubeleid van het bedrijf is terug te vinden in de verklaring inzake het algemeen
beleid aangaande veiligheid, voedselveiligheid, milieu en kwaliteit.
I.4. Administratieve voorgeschiedenis
Noord Natie Terminals
De eerste activiteiten van Noord Natie Terminals situeerden zich in de vloeibare
bulkopslag en startten in 1949 met de bouw van het eerste tankenpark (= tankenpark A).
De vraag ontstond uit de andere activiteiten van Noord Natie Terminals, het eerste
behandelde product was melasse. Nadien werden tankenparken bijgebouwd en werden er
ook naast plantaardige en dierlijke oliën en vetten ook petroleumproducten behandeld.
De verschuiving van de markten leidde tot de noodzaak ook andere producten te
behandelen, de vraag naar opslag van chemische producten nam toe. De aanpassing van
de bestaande installaties en de bouw van nieuwe tankenparken maakten het mogelijk ook
deze markten aan te trekken. De initiële markten verdwenen of verminderden hun aandeel
in het totaal behandelde aantal producten.
De concentratie van de opslag en de diversiteit van producten die gezamenlijk
getransporteerd worden over zee, maken het noodzakelijk een brede waaier aan
producten van uiteenlopende aard en gevarenclassificatie te kunnen behandelen.
Wat betreft expertise op het gebied van veiligheid, milieu, … kan Noord Natie Terminals
steeds beroep doen op verschillende organisaties waar het bij aangesloten is. Het betreft
hier o.m. PreBes (Koninklijke Vlaamse Vereniging voor Preventie en Bescherming),
VIBNA (Vereniging van Industriële Bedrijven ten noorden van Antwerpen), VOW
(Verladers Overleg Werkgroep), Cepa (Centrale der werkgevers aan de haven van
Antwerpen), BATO (Belgische Associatie Tank Opslagbedrijven), Alfaport en Essenscia.
De basisvergunning werd hervergund op 27/03/2001 en werd verleend voor een periode
van 20 jaar (tot 1/03/2021). Voorgaande basisvergunning werd reeds een aantal keren
uitgebreid, gewijzigd en er werden toevoegingen aangebracht. Daarnaast werd er in 2005
een wijziging van de lozingsparameters verkregen (ambtshalve wijziging van de COD/
BOD-norm van 1.200 mg/l naar 400 mg/l). De reden hiervan was de toepassing van de
BBT voor de tankcleaningssector.
A4S
De terminal van Antwerp for Storage is sinds februari 2002 operationeel. De inrichting is
de vrucht van een joint venture tussen Noord Natie Terminals NV en de DPS Group NV.
De activiteiten van beide partners van de joint-venture worden hieronder toegelicht:
- Noord Natie Terminals, gelegen aan de Blauwe Weg, is gespecialiseerd in de opslag
van chemicaliën, petroleumproducten, smeeroliën, oleochemicaliën en dierlijke en
plantaardige oliën en vetten.
- De DPS (Distribution, Production, Storage) Group is, via haar dochteronderneming
Arpadis opgericht in 1999, gespecialiseerd in de handel, distributie en productie van
diverse chemische producten.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 11
De basisvergunning werd verleend op 21/09/2000 en dit voor een periode van 20 jaar (tot
21/09/2020). Er werd een aanvulling gedaan via een melding klasse 3 (14/04/2005) en er
werd een uitbreiding en wijziging vergund (17/12/2009).
A4S is sinds december 2008 volledig eigendom van Noord Natie Terminals.
I.5. Procesbeschrijving
I.5.1. Activiteiten
De belangrijkste activiteiten van Noord Natie Terminals, naast de opslag, zijn:
- de verladingen verbonden aan de opslag:
o laden/lossen van schepen;
o laden/lossen van spoorwagons;
o laden/lossen van tankwagens/tankcontainers.
- rechtstreekse overslag:
o schip/schip;
o tankwagen/tankwagen;
o tankwagen/tankcontainer.
- het aanmaken en afvullen van antivries;
- afvullen in verpakkingen < 1 000 liter;
- verwarming tankcontainers/spoorwagons.
Tenslotte wordt vermeld dat de typische activiteiten verbonden aan de opslag in tanks
waaronder het fysisch mengen, toevoegen additieven, rondpompen en verwarmen hier
ook plaatsvinden.
I.5.2. Gewenste toekomstige ontwikkeling
De inrichting wenst een aantal wijzigingen en uitbreidingen door te voeren aan de
bestaande installaties op de site. In het kader van het huidige uitbreidingsproject wenst
Noord Natie Terminals een aantal bestaande tankenparken uit te breiden en (met een
nieuwe concessie) 4 nieuwe tankenparken (N, O, P, Q, met een opslagcapaciteit van ca.
93.000 m³) te voorzien.
Overzicht wijzigingen aan huidige tankenparken (uitbreiding)
Naam
tanken-
park
Vergund inhouds-
vermogen [m³/ ton]
Aantal
tanks
Te vergunnen
inhoudsvermogen
(wijziging) [m³ / ton]
Aantal
tanks
A 13.082 / 13.082 33 13.040 / 13.040 33
B 25.455 / 25.455 50 25.455 / 25.455 50
C 38.424 / 38.424 25 38.424 / 38.424 25
D 86.221 / 86.221 57 86.317 / 86.317 57
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 12
Naam
tanken-
park
Vergund inhouds-
vermogen [m³/ ton]
Aantal
tanks
Te vergunnen
inhoudsvermogen
(wijziging) [m³ / ton]
Aantal
tanks
E 11.311 / 11.311 3 11.311 / 12.441 3
F 16.600 / 16.600 2 16.600 / 21.580 2
G 37.922 / 37.922 28 37.922 / 49.145 28
H 17.800 / 17.800 13 17.800 / 21.360 13
I 10.800 / 15.660 6 10.800 / 15.120 6
J1 4.720 / 4.720 7 4.720 / 6.182 7
J2 4.704 / 4.704 6 4.704 / 5.701 6
K 33.072 / 39.686 8 33.072 / 39.686 8
L 25.785 / 25.785 5 25.785 / 30.942 5
M 25.812 / 30.974 6 25.812 / 30.974 6
Totaal 351.708 / 368.344 166 351.762 / 396.367 166
Overzicht nieuw te vergunnen tankenparken (uitbreiding)
Naam
tanken-
park
Kadasternr. Aantal
tanks
Totaal
inhouds-
vermogen
[m³ / ton]
aard opgeslagen producten
[EG-indeling/vlampunt]
N 269z7 6 20.618 /
24.742
P1/P2/P3/P4/Xn/Xi/N/T/T+/C/O/niet
ingedeelde producten
O 269z7 7 12.940 /
15.528
P1/P2/P3/P4/Xn/Xi/N/T/T+/C/O/niet
ingedeelde producten
P 269z7 7 12.940 /
15.528
P1/P2/P3/P4/Xn/Xi/N/T/T+/C/O/niet
ingedeelde producten
Q 269z7 12 46.398 /
55.678
P1/P2/P3/P4/Xn/Xi/N/T/T+/C/O/niet
ingedeelde producten
Totaal te vergunnen inhoudsvermogen
tankenparken (uitbreiding)
92.896 m³ / 111.476 ton
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 13
Overzicht geplande wijzigingen
Installatie Wijziging / uitbreiding
Stookolietanks Verwijderen van 2 stookolietanks met inhoudsvolume van 42 m³
Beluchtingstank (waterzuivering)
Het verhogen van de capaciteit
Stikstoftanks Uitbreiding van 2 x 49.000 l en 1x 10.000l naar 3x 51.200 l
Administratief gebouw
Nieuw te bouwen kantoorgebouw
Logistieke zone Nieuwe logistieke zone met extra dispatchgebouw ter hoogte van kaai 253
Lozingspunt Nieuw lozingspunt ter hoogte van kaai 249
Stoomketel Nieuwe stoomketel voor nieuwe tankenparken
I.6. Alternatieven
De toetsing van dit project gebeurt op basis van verschillende alternatieven.
I.6.1. Nulalternatief
Het nulalternatief omschrijft de ontwikkelingen wanneer er geen enkele activiteit noch enig
alternatief hiervoor wordt uitgevoerd. De algemene doelstelling kan door het nulalternatief
nooit worden bereikt. De autonome ontwikkeling komt overeen met het verder bestaan
van de huidige situatie waarbij er geen bijkomende installaties gebouwd of extra
activiteiten uitgeoefend worden door Noord Natie Terminals en/of derden op de
omgevende percelen. Dit alternatief wordt verder beschreven als referentiesituatie en/of
bestaande situatie.
Indien Noord Natie Terminals de geplande uitbreiding niet zou kunnen realiseren, mist het
de kans om de ontwikkeling van de industriële site in positieve richting verder uit te
bouwen. De achtergrond van de geplande uitbreidingen werd toegelicht bij de
verantwoording van het project. Deze motivering geldt tevens als verantwoording van het
niet doorvoeren van het nulalternatief.
I.6.2. Locatiealternatief
Het gaat om een bedrijf op een bestaande site met een bestaande activiteit waarvoor
geen locatiealternatief in overweging kan genomen worden.
I.6.3. Uitvoeringsalternatieven
Dit alternatief voorziet methodische of technische keuzes.
Via de studie van de verschillende disciplines zal er nagegaan worden of de huidige
installaties voldoen aan relevante BBT’s en/of BREF’s. Mocht uit de studie van de
disciplines blijken dat een bepaalde (deel-)activiteit niet kan beschouwd worden als BBT
zal dit aangegeven worden met aanduiding van de positieve milieueffecten door
implementatie van een alternatief. De BREF Storage is daarbij in beschouwing genomen.
Aangezien NNT geen GPBV-bedrijf is (geen VLAREM-rubriek met vermelding X; NNT is
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 14
trouwens ook niet opgenomen in de nieuwe GPBV-lijst in het kader van de Richtlijn
Industriële Emissies) is de formele toetsing niet nodig, maar uit het MER blijkt wel dat het
bedrijf de nodige preventieve en beheersmatige maatregelen neemt in het kader van BBT,
wat trouwens ook verder blijkt uit de bespreking van de verschillende disciplines waarin
wordt aangetoond dat er geen significante effecten zijn.
I.7. Mogelijke milieueffecten
Bij de bepaling van de te verwachten effecten werden de mogelijke ingrepen die
aanleiding kunnen geven tot effecten in beschouwing genomen. Voor het beschouwde
project kunnen de ingrepen/activiteiten tijdens de aanleg- en exploitatiefase, globaal
gezien, onderverdeeld worden zoals omschreven in onderstaande tabel. De
significantiebeoordeling van de mogelijke milieueffecten wordt uitgedrukt op een schaal
van -3 (significant negatief effect) tot +3 (significant positief effect).
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 15
Overzicht van de relatie tussen ingreep/activiteit en de te verwachten effecten
Activiteit Bodem Lucht Water Mens Andere
Aanvoer grondstoffen X X (X)
Transport grond-, hulp-,
afvalstoffen, afgewerkt
producten
X (X) (X)
Opslag grondstoffen X X (X) X X
Opslag gassen (X) (X)
Opslag hulpstoffen X
Aanmaak mengsels X (X) X
Afvalbehandeling X X X X X
Opslag afvalstoffen X
Overslag grondstoffen X X (X) X (X)
Verwarmingsinstallaties X X X
Stookinstallaties -
stoomvoorziening
X X X
Persluchtvoorziening (X)
Afvalwatercircuit X X
Waterzuivering X X
Blusinstallatie (X)
Technische dienst X
Lozing bedrijfsafvalwater X (X)
Hemelwaterafvoer X
Lozing sanitair afvalwater X
Transport werknemers (X) X (X)
Brand (en
bluswateropvang)
(X) (X) (X) (X) (X)
Aanlegfase
Vergravingen en
grondverzet
X
Aanleg nieuwe
constructies: wegen,
verhardingen,
inkuipingen,
ondergrondse leidingen;
kantoor
X (X) (X) (X) (X)
Realisatie tanks in de
tankenparken
X (X) (X)
X: er is mogelijk een significant effect (X): er is mogelijk een effect
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 16
I.8. Milieueffecten discipline Lucht
De luchtkwaliteitsgegevens voor het studiegebied wijzen op een aanzienlijke
verontreiniging van vooral stikstofoxiden (NOx, afkomstig van verbrandingsprocessen) en
fijn stof. Gezien de aard van de bedrijven in en nabij het studiegebied en gezien de
belangrijke impact van het verkeer/vervoer, kan ook verontreiniging met vluchtige
organische stoffen voorop gesteld worden. Deze is evenwel minder uitgesproken.
Door de aanwezige verontreiniging worden bij warme, zonnige periodes ook verhoogde
ozonconcentraties verwacht.
De belangrijkste bronnen voor deze verontreinigingen zijn:
Industriële emissies;
Wegverkeer;
Scheepvaart.
Bij het beoordelen van de actuele impact van het bedrijf wordt rekening gehouden met de
uitstoot van:
Vluchtige organische stoffen (VOS);
Verbrandingsgassen afkomstig van de stoomketels.
Gezien het gebruik van aardgas, de relatief beperkte vermogens, beperkte werkingsduur,
…, kan de impact van de stoomketels op de luchtkwaliteit als verwaarloosbaar beschouwd
worden.
Ook de uitstoot van vluchtige organische stoffen wordt als beperkt beoordeeld. De
redenen hiervoor zijn:
Het doorgedreven gebruik van milderende maatregelen bij opslag van vluchtige
stoffen;
De beperkte hoeveelheid vluchtige stoffen die actueel opgeslagen worden.
Bij het beoordelen van de mogelijke impact in de toekomstige situatie wordt rekening
gehouden met verhoogde emissies van zowel verbrandingsproducten als van vluchtige
stoffen. Bij het evalueren van de mogelijke effecten wordt rekening gehouden met een
volledige invulling van de capaciteiten van de tankenparken.
De te verwachten impact van de verbrandingsproducten door de bestaande en de nieuw
voorziene stoomketel kan hierbij als hooguit beperkt aanzien worden.
De uitstoot en impact van deze vluchtige organische stoffen hangt hierbij sterk af van:
De capaciteit van de opslagtanks die met vluchtige stoffen gevuld worden;
De doorzet van de verschillende stoffen (hoeveelheid aan- en afgevoerde
stoffen);
De eigenschappen van de opslagtanks;
De vluchtigheid van de stoffen;
Het toxisch karakter van de stoffen;
Het geurkarakter van de stoffen.
Teneinde de potentiële impact te kunnen beoordelen worden berekeningen uitgevoerd
met 4 verschillende samenstellingen van de producten die zullen opgeslagen worden.
Bedoeling hiervan is de mogelijke impact te kunnen beoordelen bij volgende situaties:
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 17
Opslag van diverse stoffen die overeen komen met een realistische invulling van
de capaciteit;
Opslag van vnl. vluchtige en zeer vluchtige stoffen;
Opslag van toxische, gevaarlijke en kankerverwekkende stoffen;
Opslag van stoffen met een lage tot zeer lage geurdrempel.
Rekening houdend met de diverse aannames qua opslag, maatregelen die voorzien
worden om de uitstoot te beperken, … wordt eerst de mogelijke uitstoot berekend.
Aansluitend wordt met een specifiek computerprogramma de impact van deze uitstoot op
de lokale luchtkwaliteit berekend en beoordeeld.
Volgende conclusies kunnen hierbij getrokken worden:
o De impact bij realistische invulling van de capaciteit kan als beperkt/verwaarloosbaar
beschouwd worden;
o Zelfs bij opslag van aanzienlijke hoeveelheden (zeer) vluchtige stoffen blijft de impact
beperkt;
o Indien bij de opslag voldoende milderende maatregelen in acht genomen worden, en
de opslagcapaciteit beperkt wordt in functie van de vluchtigheid van de stoffen in
combinatie met de geurdrempelwaarde en/of toxiciteit, kan gesteld worden dat de te
verwachten impact inzake geur en/of toxiciteit als verwaarloosbaar kan aanzien
worden t.h.v. de meest nabij gelegen woongebieden. Enkel in de onmiddellijke
omgeving van het bedrijf kan eventueel een beperkte impact optreden.
I.8.1. Milderende maatregelen
Gezien de verwaarloosbare tot hooguit beperkte impact worden er ten aanzien van dit
project geen extra milderende maatregelen noodzakelijk geacht dan de
emissiereducerende maatregelen die reeds in het project geïntegreerd zijn.
Er kan echter wel aanbevolen worden om bij eventuele opslag van aanzienlijke
hoeveelheden van de meest vluchtige stoffen, die tegelijk ook giftig, zeer giftig of
kankerverwekkend zijn, deze bij voorkeur op te slaan in het type tanks waarbij de
ademverliezen zeer sterk beperkt kunnen worden, tenzij andere maatregelen genomen
worden om deze ademverliezen sterk te reduceren.
I.8.2. Postmonitoring
Er dient uiteraard voldaan te worden aan de wettelijke meetverplichtingen zoals bepaald
door VLAREM II ten aanzien van alle relevante geleide bronnen.
Behoudens deze verplichtingen wordt geen bijkomende post-monitoring noodzakelijk
geacht.
I.8.3. Leemten in de kennis
De te verwachten VOS-emissies kunnen niet nauwkeurig beoordeeld worden gezien niet
concreet geweten is welke stoffen (met doorzet) in de toekomst zullen opgeslagen
worden. Om voldoende invulling te kunnen geven aan de impactbeoordeling worden dan
ook verschillende scenario’s in kaart gebracht.
Een andere leemte in de kennis is het onvoldoende nauwkeurig inzicht in de kwantitatieve
diffuse emissies (grootte, locatie, hoogte, periodiciteit), die mogelijks in belangrijke mate
bepalend kunnen zijn voor de totale impact van het bedrijf.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 18
Verder laat het Vlaamse computermodel (ontwikkeld door VITO), waarmee de impact
berekend wordt, niet toe om de realistische emissieperioden in te voeren m.b.t. de VOS-
emissies wat een hogere onzekerheid met zich meebrengt ten aanzien van de
impactberekeningen. Deze onzekerheid is nog aanzienlijk groter voor de
geurberekeningen gezien hier de P98-waarde dient beoordeeld en niet de jaargemiddelde
bijdrage.
Ook het niet beschikbaar zijn van gegevens m.b.t. de luchtkwaliteit van specifieke VOS
kan als leemte aangeduid worden. Omwille van de beperkte impactbijdrage kan men
stellen dat het niet beschikbaar zijn van achtergrondconcentraties geen invloed heeft op
de impactbeoordeling.
I.9. Milieueffecten discipline Water
Het studiegebied bestaat uit het projectgebied en de dokken waarin alle water geloosd
wordt. Dit betreft specifiek het 4de Handelsdok, het Leopolddok en het Hansadok. Er zijn
verschillende lozingspunten: één voor het lozen van niet-verontreinigd hemelwater en
condenswater uit de tankenparken, één voor het lozen van bedrijfsafvalwater met
meetgoot en twee lozingspunten voor het lozen van gezuiverd huishoudelijk afvalwater.
Alle afvalwater en proper hemelwater wordt uiteindelijk (na interne controle) geloosd in het
insteekdok, gelegen tussen het 5e Havendok en het Leopolddok.
De bedrijfsafvalwaterstromen bestaan uit de opslag en verwerking van afvalwater van
interne cleaning in een industriële waterzuiveringsinstallatie (fysico-chemie, biologie,
slibverwerking), en de behandeling en lozing van huishoudelijk afvalwater via dezelfde
waterzuiveringsinstallatie. De totale hoeveelheid geloosd afvalwater varieert tussen de
45.000 en 52.000 m3/jaar.
Dagelijks wordt gemiddeld 142 m³ gezuiverd afvalwater geloosd (op basis van een
jaartotaal van 52.000 m³). Per uur is dit ongeveer 6 m³. Het debiet van het Hansadok
bedraagt gemiddeld 5 m³/s of 18.000 m³/uur. Het aandeel van het geloosde afvalwater op
het totale debiet bedraagt dus 0,03 %. Dit kan beschouwd wordt als niet significant. Voor
wat betreft het aandeel van de verontreiniging voor de relevante parameters kan
geconcludeerd worden dat de lozingen van Noord Natie Terminals op de dokken moet
beschouwd worden als gering en niet-significant (zie Richtlijnenboek water) met
uitzondering van fosfor totaal. Dit effect is echter louter te wijten aan de overschrijding van
de doelstellingen in de dokken.
In de toekomstige situatie zal de toename van de hoeveelheid afvalwater voornamelijk te
wijten zijn aan een toename van potentieel verontreinigd hemelwater van de nieuwe
tankenparken (toename oppervlakte verharding). Eventueel zal ook de hoeveelheid
spoelwater toenemen door de toename van het aantal tanks en de opslagcapaciteit. Dit is
echter niet te begroten. Indien deze tanks steeds voor hetzelfde product zouden gebruikt
worden zal deze hoeveelheid niet toenemen. De toename van de hoeveelheid geloosde
vuilvracht is dus nog minder exact te begroten.
De waterzuiveringsinstallatie is voldoende groot gedimensioneerd zodanig dat een
eventuele toename van de hoeveelheid afvalwater en/of vuilvracht kan verwerkt worden.
De slibbelasting van de biologische zuivering is zeer laag zodat zelfs een toename van de
vuilvracht met 20 % geen negatieve gevolgen zal hebben op het zuiveringsrendement van
de biologische waterzuivering. Voor de analyse van de effecten kunnen we uitgaan van
een maximale toename van de hoeveelheid te lozen water tot 100.000 m³/jaar (max. 360
m³/dag). Dit is een worst-case-benadering. Deze tijdelijke (worst case) impact is bedoeld
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 19
om de piekeffecten in te schatten. Uit de studie blijkt duidelijk dat de tijdelijke worst-case-
impact ook te verwaarlozen is.
Voor wat betreft het aandeel van de verontreiniging voor de relevante parameters kan
geconcludeerd worden dat de lozingen van Noord Natie op de dokken ook in de
toekomstige situatie moet beschouwd worden als gering en niet-significant. Ook voor de
parameters waarbij de kwaliteitsdoelstelling (o-Fosfaat) in het dokwater niet gehaald
worden is het aandeel van Noord Natie Terminals niet relevant in de toekomstige situatie.
De bestaande buffercapaciteit in het volledige systeem (tankenpark en buffertanks in de
WZI) is meer dan groot genoeg om de huidige en toekomstige debieten ten gevolge van
neerslag te bufferen. Het debiet van de vergunde lozing dient in het kader van de
voorziene uitbreidingen niet gewijzigd te worden. Er is enerzijds een toename door de
uitbreiding maar anderzijds een afname door de afkoppeling van niet-verontreinigd
hemelwater. De waterzuiveringsinstallatie is voldoende groot gedimensioneerd.
I.9.1. Milderende maatregelen
Er worden geen milderende maatregelen voorzien.
I.9.2. Postmonitoring
Er wordt geen postmonitoring voorzien.
I.9.3. Leemten in de kennis
De biotische index is niet gekend over langere periode voor het dokwater in de omgeving
van het studiegebied. Gezien de niet relevante impact van de lozingen van Noord Natie
op de kwaliteit van het dokwater heeft deze leemte in de kennis geen relevante invloed
op de conclusies.
De exacte stromingen in de dokken. Op basis van de fragmentair beschikbare informatie
van het Havenbedrijf kon toch een impactberekening uitgevoerd worden. De exacte
stromingen in het Leopolddok en het 4de Handelsdok zijn ook bij het Havenbedrijf niet
gekend. Gezien de stroming in noordelijke richting konden de gegevens van het
Hansadok echter gebruikt worden waardoor de leemte in de kennis geen relevante
invloed heeft op de conclusies.
I.10. Milieueffecten discipline Bodem
Het studiegebied wordt beperkt tot het bedrijfsterrein van Noord Natie Terminals N.V.
Volgens de grondwaterwinningskaarten ligt het terrein niet in een beschermingszone (I, II
of III) van een drinkwaterwinning. In een straal van 5 km rond Noord Natie Terminals komt
geen drinkwaterwinning voor.
De gronden waarop de tankenparken en de bedrijfsgebouwen van Noord Natie Terminals
zich bevinden, zijn in het verleden opgespoten met zand bovenop de bestaande alluviale
klei. Onder de polderklei bevindt zich een tertiaire watervoerende zandformatie uit het
Mioceen met een dikte van ongeveer 20 m die zelf gelegen is op de stevige, niet
doorlatende kleiformatie van Boom die ter hoogte van het industrieterrein waarop Noord
Natie Terminals zich bevindt, ligt op ongeveer 30 m diepte.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 20
Het totale bedrijfsterrein is ruim 22ha groot. Het terrein is praktisch volledig verhard. De
straten zijn verhard met kasseien of asfalt (nieuwere gedeelten). Op sommige plaatsen
zijn de kasseien vervangen door klinkers. De tankenparken zijn volledig ingekuipt. De
ondergrond is verhard met beton. De meeste tankenparken zijn vloeistofdicht gemaakt
met een folie.
Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart ligt het terrein in een gebied geklasseerd als
zeer kwetsbaar, Ca1. Dit wil zeggen dat de watervoerende laag als zeer kwetsbaar
beschouwd wordt doordat ze uit zand bestaat zonder deklaag en dat de dikte van de
onverzadigde zone maximaal 10 m is.
Op het terrein werden verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd (verkennend,
oriënterend en beschrijvend). Dit geldt zowel voor de oorspronkelijke terreinen van Noord
Natie Terminals NV (onderzoeken sinds 1994) als voor het toegevoegde terrein A4S
(Antwerp for Storage) (onderzoeken sinds 2008).
Alle onderzochte percelen op het bedrijfsterrein Noord Natie terminals NV, op één na (269
N 5), zijn opgenomen in het register van verontreinigde gronden.
Op het perceel 269 M8 (bronperceel) en de verspreidingspercelen 269 N8 en 269 V8
werd een historische verontreiniging met minerale olie in de grond en het grondwater
aangetroffen. Als gevolg van de conclusie uit het beschrijvend bodemonderzoek werd een
bodemsanering opgestart. Het saneringsproject maakt deel uit van een gefaseerde
aanpak en behandelt enkel de aangetroffen verontreiniging ter hoogte van tankenpark D.
De gekozen saneringsvariant omhelst twee fasen: enerzijds de saneringsmaatregel die
als doel heeft het immobiliseren van de aangetroffen drijflaag, anderzijds de eigenlijke
sanering van de drijflaag bij het stopzetten van de exploitatie of de afbraak van het
tankenpark. Tot de aanvang van de volgende fase van de bodemsaneringswerken vindt
een monitoring van de verontreinigingssituatie plaats. Er is echter geen volgende fase van
de bodemsaneringswerken voorzien. Aangezien de verontreiniging zich bevindt onder de
tankenparken is met OVAM afgesproken om enkel verder te monitoren.
De terreinen van A4S (kadastraal perceel 269 K8) grenzen aan Noord Natie Terminals en
worden in de toekomst samen gevoegd met deze van Noord Natie Terminals.
Op het perceel bevindt zich sinds 2002 een grote opslagplaats voor gevaarlijke producten.
In 2008 werden een oriënterend en een beschrijvend bodemonderzoek uitgevoerd. Er
werd een nieuwe bodemverontreiniging voor met nikkel, benzeen, tolueen, ethylbenzeen,
dichloormethaan, 1,2-dichloorethaan, cis1,2-dichlooretheen, vinylchloride en andere
koolwaterstoffen in het grondwater aangetroffen. De verontreiniging vormt een ernstige
bodemverontreiniging en geeft aanleiding tot bodemsanering.
De bodemsanering op terreinen Noord Natie Terminals wordt verdergezet. Fase 1 is nog
in uitvoering en voorziet een monitoringsplan met omschrijving van de
controlemaatregelen gedurende de bodemsaneringswerken. Fase 2 is de eigenlijke
bodemsanering met een eigen monitoringsplan maar het is voorlopig niet te voorspellen
wanneer deze fase effectief zal uitgevoerd worden.
Het voornoemde saneringsproject maakt deel uit van een gefaseerde aanpak en
behandelt enkel de aangetroffen verontreiniging ter hoogte van tankenpark D. Voor de
overige percelen die volgens de besluiten van het beschrijvend bodemonderzoek (2007)
moeten gesaneerd worden, is nog geen bodemsaneringsplan opgemaakt.
Het beschrijvend bodemonderzoek (2008) uitgevoerd op kadastraal perceel 269 K8 (AS4)
stelde dat er een ernstige bedreiging uitgaat van de bodemverontreiniging en dat een
sanering noodzakelijk is. De sanering werd urgent geacht maar is nog niet in uitvoering.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 21
Wat de geplande uitbreiding betreft is de belangrijkste effectgroep in de aanlegfase de
wijziging van bodemgebruik en bodemgeschiktheid. Daar het gaat om een industrieterrein,
opgespoten met zand wordt het mogelijk negatief effect verwaarloosbaar beoordeeld.
Bemaling wordt minimaal toegepast omdat men tracht zoveel mogelijk boven het
grondwaterpeil (gemiddeld 1 m–mv) uit te graven. De maximale invloedssfeer in een worst
case situatie wordt berekend op 14,2 m. Dit is een zeer beperkte invloedssfeer.
Bovendien zal de bemaling slechts gedurende een korte periode plaatsvinden (maximaal
2 maanden). Het resulterende effect wat betreft verdroging is bijgevolg verwaarloosbaar.
Dit geldt ook voor het mogelijk aanzuigen van verontreinigd grondwater. Als
voorzorgsmaatregel is het wel aan te bevelen het opgepompte water te analyseren om het
bij eventuele verontreiniging af te voeren.
Bij de aanleg van de tankenparken en andere constructies is het volume aan grondverzet
aanzienlijk. Het totale volume aan grondverzet kan berekend worden op ca. 43 000 m³.
Hierdoor moet bijgevolg rekening gehouden worden met de wettelijke regeling ter
voorkoming van de verspreiding van bodemverontreiniging (Vlarebo).
In de exploitatiefase is de belangrijkste effectgroep aangaande bodem “wijziging van de
bodemkwaliteit”.
Bij een calamiteit binnen een inkuiping kan de spill weggepompt en gestockeerd worden
in eigen tanken voor verdere verwerking. In geval van een groot lek in de dokken wordt
een beroep gedaan op externen. Algemeen kan gesteld worden dat stoffen die risico’s
voor het oppervlaktewater kunnen inhouden, in principe in elke tank kunnen worden
opgeslagen.
Uit een weergave van de significantie van de belangrijkste ingrepen op de betrokken
effectgroepen blijkt dat de significantie van deze nieuwe effecten globaal als beperkt
worden aangezien.
I.10.1. Milderende maatregelen
Milderende maatregelen zijn uitvoerig beschreven in het omgevingsveiligheidsrapport
(OVR). Bij incidenten binnen een tankenpark, op een verlaadplaats of in het magazijn 243
is er steeds opvang van de lekvloeistof voorzien. Enkel bij een incident buiten een
tankkuip of verlaadplaats is een afvloeien van het product naar de bodem of riolering
mogelijk. Wel zijn alle middelen voorhanden om de gevolgen er van sterk in te perken
(bijv. door gebruik van absorptiemateriaal).
I.10.2. Postmonitoring
De grondwatermonitoring in het kader van de opvolging van de saneringsmaatregel in de
eerste fase van het bodemsaneringsproject op bronperceel 269 M8 en
verspreidingspercelen 269 N8 en 269 V8, moet verder gezet worden tot bij de aanvang
van de eigenlijke bodemsanering.
Vanaf de aanvang van de eigenlijke bodemsanering zal de monitoring volgens een nieuw
schema plaatsvinden
I.10.3. Leemten in de kennis
Het saneringsproject in uitvoering maakt deel uit van een gefaseerde aanpak en
behandelt enkel de aangetroffen verontreiniging ter hoogte van tankenpark D. Voor de
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 22
overige percelen die volgens de besluiten van het beschrijvend bodemonderzoek (2007)
moeten gesaneerd worden, is nog geen bodemsaneringsplan opgemaakt.
Voor de verontreiniging op perceel 269 K8 (ex A4S) zal een bodemsaneringsproject
uitgewerkt worden met pilootproef, om uiteindelijk tot sanering over te gaan.
I.11. Milieueffecten discipline Mens – hinder-, gezondheids- en veiligheidsaspecten
Noord Natie Terminals en A4S zijn gelegen in het havengebied van Antwerpen. In de
onmiddellijke omgeving van deze bedrijven is er geen bewoning. De meest nabijgelegen
woonzone is deze van Linkeroever, op ca. 2,5 km ten noorden van NNT. Deze woonzone
wordt omringd door speelbossen of speelweiden en een gebied voor verblijf- en
dagrecreatie.
Het studiegebied voor de discipline Mens, deeldiscipline Hinder-, gezondheids- en
veiligheidsaspecten, wordt afgebakend tot een straal van 3 km rondom het projectgebied.
Op 1 januari 2013 waren er in het studiegebied in totaal 4.662 inwoners, 5 kwetsbare
locaties gelegen (4 scholen en 1 woonzorgcentrum) en 2 stiltebehoevende locaties (1
onderwijsinstelling en 1 bibliotheek) gelegen. Alle kwetsbare of stiltebehoevende locaties
liggen minimaal op 2,4 km van het projectgebied. In het studiegebied lopen een 6-tal
wandel- en fietsroutes en liggen verder enkele natuurgebieden of andere gebieden met
groene bestemming, waar recreanten aanwezig kunnen zijn.
Noord Natie Terminals telt momenteel ca. 120 personeelsleden. De directe
werkgelegenheid in de haven van Antwerpen bedroeg in 2012 60.815 VTE.
Bij de afdeling Milieu-inspectie Antwerpen zijn geen klachten bekend met betrekking tot de
twee bedrijven. In het kader van het ISO-kwaliteitssysteem van NNT is er een
klachtenprocedure voorzien. Tot op heden waren alle klachten productgebonden. Er
werden tot op heden geen milieuklachten geregistreerd.
Het studiegebied wordt gekenmerkt door een aanzienlijke luchtverontreiniging. Er stelt
zich voornamelijk een probleem ten aanzien van de jaargemiddelde NO2-concentratie
(voor een deel van het studiegebied) en pieken in daggemiddelde PM10-concentratie (te
groot aantal overschrijdingen van de daggrenswaarde).
De gemiddelde berekende NO2-concentraties in het studiegebied voor het jaar 2012
variëren van 37 tot 46 µg/m³. De WGO-richtlijn voor de jaargemiddelde concentratie
bedraagt 40 µg/m³. Het studiegebied omvat slechts een relatief beperkt aantal inwoners,
gezien het grotendeels industriegebied betreft. Er bevinden zich uiteraard wel een groot
aantal werknemers van de bedrijven in het studiegebied. Deze worden niet in dezelfde
mate blootgesteld, gezien de gemiddeld kortere blootstellingstijd in vergelijking met
woongebied. Langetermijneffecten van NO2 bij de werknemers van de bedrijven in het
studiegebied kunnen op basis van de beschikbare gegevens niet worden uitgesloten.
Fijn stof veroorzaakt een breed scala aan gezondheidseffecten, maar de voornaamste
situeren zich ter hoogte van het ademhalings- en cardiovasculair systeem. De
advieswaarden voor PM10 zijn 20 µg/m³ als jaargemiddelde en 50 µg/m³ als 24-
uursgemiddelde.
In het studiegebied bedraagt de jaargemiddelde PM10-concentratie in de periode 2010-
2012 26 tot 32 µg/m³. Er kan indicatief worden berekend dat er als gevolg van de
heersende jaargemiddelde concentraties PM2,5 in Antwerpen Linkeroever per jaar 11 extra
kinderen zijn met symptomen van bronchitis.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 23
In het studiegebied wordt het daggemiddelde van 50 µg/m³ in de periode 2010-2012
jaarlijks gemiddeld 22 tot 41 keer overschreden (grenswaarde maximaal 35x per jaar).
Er wordt aangenomen dat er ook verhoogde concentraties VOS zijn, gezien de relevante
bronnen in de omgeving. Er zijn echter geen gegevens beschikbaar die dit aantonen.
Noord Natie Terminals levert echter slechts een zeer beperkte bijdrage aan de
luchtverontreiniging in het studiegebied. De impact van de verbrandingsemissies is te
beschouwen als verwaarloosbaar. Ook de VOS-emissies zijn (zeer) beperkt. Bovendien
ligt de meest nabij gelegen bewoning op een zeer aanzienlijke afstand van het bedrijf (op
2,2 km). In de actuele situatie wordt ook geen geurhinder verwacht.
Inzake geluid is er geen effect op woongebied. Inzake water zijn de effecten van de lozing
op het Hansadok verwaarloosbaar door de performante waterzuiveringsinstallatie. Er
worden bijgevolg geen gezondheidseffecten verwacht als gevolg van blootstelling aan
geluid of waterverontreiniging.
Noord Natie Terminals en A4S zijn beide hoge drempel Sevesobedrijven. Wat betreft de
risicocontouren, genomen veiligheidsvoorschriften, … wordt verwezen naar de opgestelde
veiligheidsrapportages die opgesteld zijn ten behoeve van deze inrichtingen.
In de geplande situatie is inzake verbrandingsemissies enkel rekening te houden met een
bijkomende stookinstallatie. De impact hiervan zal echter verwaarloosbaar zijn. Ook de
verbrandingsemissies in de aanlegfase zullen beperkt zijn. De impact van het
gegenereerde vrachtwagenverkeer is verwaarloosbaar tot hooguit beperkt. Langs de
wegen waar de hoogste impact optreedt, situeert er zich bovendien geen bewoning.
Voor het begroten van de toekomstige VOS-emissies werden verschillende scenario’s
uitgewerkt, telkens met een andere ‘matrix’ van opgeslagen producten.
In het realistisch VOS-scenario (diverse stoffen met verschillende vluchtigheid) berekent
men ten aanzien van totaal VOS in de geplande situatie (bestaande situatie + uitbreiding)
enkel een beperkte jaargemiddelde bijdrage in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf.
Ter hoogte van de woongebieden is de impact verwaarloosbaar.
In het maximaal VOS-scenario (matrix met hoogste VOS-emissies rekening houdend met
beperkingen opgelegd/op te leggen in de milieuvergunning) blijft de impact ter hoogte van
de woongebieden verwaarloosbaar, als gevolg van het veralgemeend gebruik van
emissiereducerende maatregelen zoals ademventielen en dampretour.
Het maximaal TOX-scenario (matrix met milieugevaarlijke, giftige en/of carcinogene
vluchtige stoffen) is naar gezondheidseffecten logischerwijze het meest relevant. De
benzeenemissie is in dit scenario (opslag van ca. 15.300 m³ benzeen) bepalend. De
jaargemiddelde impact is maximaal 0,9 µg/m³ en situeert zich op het bedrijfsterrein zelf.
Buiten het bedrijfsterrein is de impact kleiner dan 0,15 µg/m³. De impact ter hoogte van de
meest nabij gelegen bewoning te Ekeren en op Linkeroever is lager dan 0,01 µg/m³.
Benzeen is een gekend humaan carcinogeen. Bij levenslange blootstelling aan 0,15 µg/m³
(hoogste impact buiten het bedrijfsterrein) berekent men een bijkomend kankerrisico van
minder dan 1 op een miljard, wat gezondheidskundig volledig verwaarloosbaar is.
Bovendien betreft het hier industriegebied. Ter hoogte van de woongebieden is het risico
nog een factor 10 kleiner. Voor de andere beschouwde stoffen in het max. TOX-scenario
zal, onder de gehanteerde voorwaarden (capaciteit, vluchtigheid van de beschouwde stof,
…), de impact nog een factor 10 lager liggen dan zoals berekend voor benzeen.
In het scenario met maximale geurimpact (matrix met lage geurdrempel/hoge
vluchtigheid) moet rekening gehouden worden met een zeer aanzienlijke onzekerheid,
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 24
gezien de beperkingen inzake het modelleren van geurimpact. In dit scenario is rekening
houdend met de gehanteerde aannames (zie discipline Lucht) uit de berekening voor
ethylacrylaat een geurimpact te verwachten in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf,
vnl. op het bedrijfsterrein zelf. Hier kan een beperkte impact optreden. Gezien de afstand
tot de meest nabijgelegen woningen kan gesteld worden dat op die locaties geen
geurimpact te verwachten is. Hier is de geurimpact dan ook verwaarloosbaar. De
toepassing van de emissiereducerende maatregelen zoals gehanteerd bij de
impactberekening is wel noodzakelijk om geurhinder te vermijden bij opslag van een
aanzienlijke hoeveelheid van vluchtige VOS met zeer lage geurdrempelwaarden. Voor
andere beschouwde geurgevoelige stoffen (styreen en methylacrylaat) is geen impact te
verwachten (onder de gehanteerde voorwaarden zoals capaciteit, vluchtigheid van de
beschouwde stof, …).
Wat betreft wijzigingen in externe mensveiligheid wordt verwezen naar het in opmaak
zijnde OVR.
I.11.1. Milderende maatregelen
Milderende maatregelen, naast de reeds in het project geïntegreerde emissiereducerende
maatregelen, worden niet noodzakelijk geacht.
Gezien bij de geplande uitbreiding reeds opslagtanks voorzien worden met uitgebreide
mogelijkheden om de VOS-emissies te beperken, inclusief ademventielen van minimaal
13 kPa, worden er ten aanzien van de opslagtanks bij de geplande uitbreiding geen
bijkomende (t.o.v. de reeds voorziene) milderende maatregelen meer noodzakelijk geacht.
I.12. Milieueffecten discipline Mens – Mobiliteitsaspecten
Noord Natie Terminals is gelegen aan de Emdenweg en aan de Blauwe Weg. Via de
Oosterweelsesteenweg en de Noorderlaan bereikt men de A12 en de E19 die aansluiting
geven op alle grote verkeersaders rond Antwerpen.
In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden de N101 – Scheldelaan en de N180 –
Noorderlaan-Kruisweg-Antwerpsebaan geselecteerd als primaire wegen type II. De
Oosterweelsteenweg wordt gecatalogeerd als lokale weg type verzamelweg in
havengebied. De Noorderlaan wordt gecatalogeerd als een primaire weg categorie II en
als primaire havenweg.
De Noorderlaan en de Oosterweelsteenweg zijn aangeduid als bovenlokale fietsroutes.
Het fietspad langs de Noorderlaan werd vrij recent (2009) heraangelegd.
De bereikbaarheid van de site met het openbaar vervoer is beperkt.
Noord Natie Terminals en A4S zijn gelegen tussen het 4de
Havendok in het zuiden, het
Leopolddok in het noorden, en het Hansadok in het westen. De vlotte toegang tot de niet
aan getijden onderworpen dokken wordt verzekerd door 6 sluizen. Noord Natie Terminals
beschikt over 8 verlaadplaatsen voor zeeschepen en bijkomend 5 verlaadplaatsen in het
insteekdok voor lichters. Noord Natie Terminals heeft aansluiting op het lokale
(haven)spoorwegnet en beschikt over een 4-tal overslagzones.
Uit het Mobiliteitsmodel van de Haven van Antwerpen blijkt dat de huidige verkeersdrukte
op de beschouwde wegsegmenten van de Wilmarsdonksteenweg, Oosterweelsteenweg,
Vosseschijnstraat en Noorderlaan nog laag ligt. Er is nog voldoende capaciteit.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 25
NNT/A4S genereerde in 2012 1.808.374 ton productvervoer via het spoor, de waterweg
en de gewone weg, verdeeld over 50.742 vervoersbewegingen. Toetsen we het aandeel
wegverkeer aan de doelstelling van het Mobiliteitsplan Vlaanderen (streefwaarde 2010 =
69 %), dan zien we dat het wegverkeer slechts 29 % in vervoerd tonnage
vertegenwoordigt. Deze situatie wordt als zeer positief beoordeeld.
Voor wat betreft het personenvervoer wordt in het Mobiliteitsplan Vlaanderen een aandeel
van 62 % autoverkeer vooropgesteld voor de verplaatsingen van en naar het werk. Het
percentage werknemers dat met de auto naar het werk komt, is 95 %, wat zeer negatief
wordt beoordeeld, maar dit dient evenwel enigszins gerelativeerd te worden gezien de
ligging en het relatief beperkt aantal werknemers (117).
Gezien de relatief lage wegbezetting op de Oosterweelsteenweg, is het aandeel van
NNT/A4S hier beduidend (12 %). Op de andere wegsegmenten is het aandeel 3 % of
lager. Er doen zich zoals eerder vermeld geen problemen voor met betrekking tot de
verkeersafwikkeling.
Noord Natie Terminals dient gebruik te maken van de Boudewijnsluis/Van Cauwelaertsluis
of de Royerssluis om de Schelde te bereiken. De Royerssluis (bouwjaar 1907) vormt de
belangrijkste binnenvaarttoegangsweg tot de Antwerpse Haven en tevens de verbinding
tussen het Albertkanaal, het Zeekanaal Willebroek Brussel, de haven van Gent en De
Rijn. De Royerssluis is verouderd en vergt jaarlijks aanzienlijke uitgaven om operationeel
te blijven. De renovatie van de Royerssluis is opgenomen in het Masterplan 2020. De start
van de renovatie is voorzien vanaf 2015.
De capaciteit van de Royerssluis bedraagt momenteel 24 schuttingen/etmaal, deze van
de sluizencluster Van Cauwelaertsluis/Boudewijnsluis bedraagt 53 schuttingen/etmaal.
In de jaren 2009-2011 is de benuttingsgraad van de sluizen op Rechteroever toegenomen
tot meer dan 72 %, waarmee ze dicht bij de top van hun commerciële capaciteit zitten. De
in de langetermijnvisie uitgetekende trafiekprognoses laten zien dat in 2020 de zeesluizen
samen tussen de 88,96 % en 104,5 % van de commerciële capaciteit bereiken. Deze
cijfers wijzen op een behoefte aan bijkomende sluiscapaciteit voor de grootste
zeeschepen in 2020.
Noord Natie Terminals en A4S genereerden in 2012 959 transporten per zeeschip en 781
transporten per lichter. Aangenomen dat alle zeeschepen via de cluster Van
Cauwelaertsluis/Boudewijnsluis en alle lichters via de Royerssluis varen, komt dit overeen
met resp. 0,5 % en 9 % van de totale capaciteit gevulde schuttingen. De bijdrage aan de
congestie is dus relevant te noemen.
Met de geplande uitbreiding wordt een toename verwacht van het goederentransport van
het bedrijf. Hierbij wordt een procentuele verhoging van 30 % verondersteld, gekoppeld
aan de opslaghoeveelheid. De modal split (verdeling van het verkeer over de
verschillende vervoerswijzen) van het goederenvervoer wordt geacht gelijk te blijven in de
geplande situatie (aandeel wegverkeer 29 %). Dit ligt veel lager dan de doelstelling van 69
% vooropgesteld door het Mobiliteitsplan Vlaanderen en wordt als zeer positief
beoordeeld.
Tijdens de geplande situatie zullen er per tankpark naar schatting 5 arbeiders bijkomen.
Er wordt aangenomen dat de verdeling over vervoersmodi van de nieuwe werknemers
niet zal verschillen met de verdeling in de referentiesituatie. Aangenomen dat ook in de
geplande situatie nagenoeg alle personeel (> 87 %) met de wagen naar het werk komt,
moet dit in vergelijking met de doelstelling van het Mobiliteitsplan Vlaanderen zeer
negatief worden beoordeeld.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 26
In de geplande situatie wordt er verwacht dat ca. 150 vrachtwagens per (werk)dag het
bedrijf zullen aandoen. De verkeersintensiteit neemt nergens significant toe (minder dan 1
%). De I/C-verhouding op de verschillende wegen blijft (ruim) beneden de theoretische
capaciteit van de wegen. De impact van het gegenereerde verkeer op de beschouwde
wegen wordt als verwaarloosbaar beoordeeld.
NNT zal in de geplande situatie ongeveer 1.250 transporten per zeeschip en 1.000
transporten per lichter genereren. Dit komt overeen met 0,6 % resp. 12 % van de totale
capaciteit gevulde schuttingen. De congestie zal dus nog toenemen. Een toename van het
verkeer over het water kan echter niet negatief worden beoordeeld, gezien in de
beleidsdoelstellingen van de Vlaamse overheid is opgenomen dat men zeehavens wil
versterken en het aandeel van het vervoer over de waterweg wil verhogen. Hiervoor
zullen evenwel de nodige investeringen in haveninfrastructuur (met name inzake de
sluiscapaciteit) noodzakelijk zijn.
I.12.1. Milderende maatregelen
Het personeel komt nagenoeg allemaal met de wagen naar het werk. Gezien de ligging
van het bedrijf (afstand tot woonzones) en het beperkte aanbod van openbaar vervoer zijn
alternatieve vervoersmiddelen niet evident. Voorgesteld wordt dat het bedrijf blijvend
inspanningen doet om hetzij niet gemotoriseerde vervoersmethoden hetzij collectief
vervoer (carpoolen) bij zijn werknemers te promoten.
I.13. Milieueffecten andere disciplines
I.13.1. Geluid
De geluidsproducerende activiteiten bij Noord Natie Terminals, zoals bijvoorbeeld de
aanwezige motoren of pompinstallaties, zijn beperkt omdat het geen productiebedrijf
betreft. Deze geluidsbronnen moeten voldoen aan de eisen uit Vlarem II m.b.t. de
milieukwaliteit maar volgens voornoemde wetgeving zijn er geen meetverplichtingen van
toepassing. Naast de productie van geluid door de pompen zal geluid ook optreden door
transporten, vracht- en spoorverkeer van en naar Noord Natie Terminals en draaiende
scheepsmotoren. Deze laatste reeks geluidsbronnen worden bovendien veroorzaakt door
klanten van Noord Natie. Gezien de beperkte aanwezigheid van geluidsbronnen en de
ligging midden in industriegebied is de mogelijke invloed op de omgeving gering en niet-
significant.
I.13.2. Fauna en flora
De installaties zijn gelegen in een industriële omgeving, namelijk havengebied. Het bedrijf
is omgeven door industriële en watergebonden bedrijven. Het betreft hier grotendeels
verharde of bebouwde terreinen. Er zijn geen biologische waardevolle biotopen aanwezig
op het bedrijfsterrein. De uitbreidingen zorgen dus niet voor verlies aan waardevolle
biotopen en zullen geen significante effecten opleveren.
Binnen een straal van 3 kilometer zijn een tweetal VEN-gebieden gelegen, namelijk op
1.400 m ten zuiden het gebied nr. 304 ‘Slikken en schorren langsheen de Schelde’ en op
2.300 m ten noordnoordoosten het gebied nr. 303 ‘De Kuifeend’.
Wat betreft Speciale Beschermingszones (Natura 2000-gebieden) is er enkel ten zuiden
het habitatrichtlijngebied nr. BE2300006 ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 27
Nederlandse grens tot Gent’. Dit gebied bevindt zich op meer dan 1.400 m van de
inrichting.
Deze activiteiten die plaatsvinden op de terreinen van Noord Natie Terminals NV zijn niet
van die aard dat er effecten te verwachten zijn op de gebieden met een speciale
beschermingsstatus. Daarnaast bevinden voornoemde gebieden bevinden zich vrij ver
van de inrichting waardoor geconcludeerd wordt dat het opstellen van een passende
beoordeling niet nodig is.
Voorgaande argumentatie wordt gestaafd tijdens de effectbeoordeling in de disciplines
lucht en water.
Uit de disciplines lucht komt naar voor dat emissies met potentiële effecten naar fauna en
flora niet voorbij de grenzen van de industriezone komen. Er zijn bijgevolg geen
significante effecten op de nabije SBZ’s, VEN-gebieden of natuurreservaten en in het
algemeen op de fauna en flora te noteren.
Gezien de aard van de inrichting vinden er weinig activiteiten plaats die emissies
veroorzaken waarvan de invloed verder kan reiken dan de grenzen van het
industriegebied en die significante effecten op de omliggende natuurgebieden met een
beschermde status kunnen veroorzaken. Daarnaast zijn er in de directe omgeving van het
project geen waardevolle biotopen aanwezig die beïnvloed kunnen worden door bepaalde
geluidsemissies. Er kan dus besloten worden dat er ten gevolge van potentiële
geluidsemissies geen significante effecten ten opzichte van de fauna en flora optreden.
Uit de discipline Water komt naar voor dat m.u.v. nitriet het dokwater voldoet aan de
milieukwaliteitsnormen voor viswater. Nitriet wordt niet geloosd door Noord Natie
Terminals via het effluent van de biologische waterzuiveringsinstallatie want alle
stikstofverbindingen zijn vergaand geoxideerd in deze installatie. Ook voor de andere
parameters blijkt uit de discipline water dat er geen significante effecten op de kwaliteit
van het dokwater zullen optreden. Met betrekking tot het visbestand in de dokken kan dus
duidelijk gesteld worden dat de lozingen van Noord Natie Terminals geen significante
invloed op dit visbestand zullen hebben.
I.13.3. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
De inrichting van Noord Natie Terminals is gelegen in een bestaand industriegebied. De
bouw van de aanwezige installaties werd beoordeeld tijdens de aanvraag voor de nodige
stedenbouwkundige en milieuvergunningen. Tijdens deze beoordeling zijn er geen
bemerkingen gemaakt met betrekking tot de ligging. Gezien de ligging in industriegebied
en de reeds gemaakte beoordelingen kan geconcludeerd dat het bedrijf, ook in het kader
van de uitbreiding, geen significante effecten veroorzaakt op het omliggende landschap.
Gezien de ligging in een industriële omgeving is de realisatie van industriële installaties
normaal en is er bij de inkleuring van het bestemmingstype geoordeeld dat de invloed op
het landschap aanvaardbaar is.
In het projectgebied bevindt zich geen archeologisch patrimonium. Het industriegebied is
ook niet gelegen in een ankerplaats of relictzone en in de omgeving bevinden zich geen
beschermde sites.
Er zijn wel infrastructuurwerken voorzien maar aangezien de site gelegen is op een
opgespoten terrein is de kans op archeologische toevalsvondsten minimaal te noemen.
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 28
I.14. Eindconclusie
In het project is de wijziging, uitbreiding en hervergunning voorzien van de installaties van
Noord Natie Terminals te Antwerpen.
In voorliggend MER werden de volgende disciplines door erkende MER-deskundigen
behandeld:
- Discipline lucht;
- Discipline water;
- Discipline bodem;
- Discipline mens-gezondheid;
- Discipline mens-mobiliteit;
- Andere disciplines (geluid, fauna en flora, en landschap).
Uit deze bespreking per discipline is gebleken dat het project een aantal milieueffecten
met zich meebrengt, welke een impact kunnen hebben op de kwaliteit van het leefmilieu.
Deze effecten variëren naargelang de behandelde disciplines.
In de discipline lucht is vermeld dat de luchtkwaliteitsgegevens voor het studiegebied
wijzen op een aanzienlijke verontreiniging van vooral stikstofoxiden (NOx, afkomstig van
verbrandingsprocessen) en fijn stof. Gezien de industriële emissies en de belangrijke
impact van wegverkeer/scheepvaart, kan ook verontreiniging met vluchtige organische
stoffen voorop gesteld worden. Deze is evenwel minder uitgesproken. Door de aanwezige
verontreiniging worden bij warme, zonnige periodes ook verhoogde ozonconcentraties
verwacht.
Bij het beoordelen van de actuele impact van het bedrijf wordt rekening gehouden met de
uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) en verbrandingsgassen afkomstig van de
stoomketels. Gezien het gebruik van aardgas, de relatief beperkte vermogens, de
beperkte werkingsduur, …, kan de impact van de stoomketels op de luchtkwaliteit als
verwaarloosbaar beschouwd worden. Ook de uitstoot van vluchtige organische stoffen
wordt als beperkt beoordeeld. De redenen hiervoor zijn het doorgedreven gebruik van
milderende maatregelen bij opslag van vluchtige stoffen en de beperkte hoeveelheid
vluchtige stoffen die actueel opgeslagen worden.
Bij het beoordelen van de mogelijke impact in de toekomstige situatie wordt rekening
gehouden met verhoogde emissies van zowel verbrandingsproducten als van vluchtige
stoffen. Bij het evalueren van de mogelijke effecten wordt rekening gehouden met een
volledige invulling van de capaciteiten van de tankenparken. De te verwachten impact van
de verbrandingsproducten door de bestaande en de nieuw voorziene stoomketel kan
hierbij als hooguit beperkt aanzien worden. De uitstoot en impact van deze vluchtige
organische stoffen hangt hierbij sterk af van: capaciteit en eigenschappen opslagtanks,
aan- en afvoerhoeveelheid en eigenschappen van de producten.
Teneinde de potentiële impact te kunnen beoordelen werden berekeningen uitgevoerd
met 4 verschillende samenstellingen van de producten die zullen opgeslagen worden.
Bedoeling hiervan is de mogelijke impact te kunnen beoordelen bij volgende situaties: 1)
opslag van diverse stoffen die overeen komen met een realistische invulling van de
capaciteit (realistisch VOS-scenario); 2) opslag van vnl. vluchtige en zeer vluchtige stoffen
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 29
(maximaal VOS-scenario); 3) opslag van toxische, gevaarlijke en kankerverwekkende
stoffen (TOX-scenario); 4) opslag van stoffen met een lage tot zeer lage geurdrempel
(geurscenario).
Volgende conclusies kunnen hierbij getrokken worden: de impact bij realistische invulling
van de capaciteit kan als beperkt/verwaarloosbaar beschouwd worden; zelfs bij opslag
van aanzienlijke hoeveelheden (zeer) vluchtige stoffen blijft de impact beperkt; indien bij
de opslag voldoende milderende maatregelen in acht genomen worden, en de
opslagcapaciteit beperkt wordt in functie van de vluchtigheid van de stoffen in combinatie
met de geurdrempelwaarde en/of toxiciteit, kan gesteld worden dat de te verwachten
impact inzake geur en/of toxiciteit als verwaarloosbaar kan aanzien worden t.h.v. de
meest nabij gelegen woongebieden. Enkel in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf
kan eventueel een beperkte impact optreden.
Gezien de verwaarloosbare tot hooguit beperkte impact worden er ten aanzien van dit
project geen extra milderende maatregelen noodzakelijk geacht dan de
emissiereducerende maatregelen die reeds in het project geïntegreerd zijn.
De discipline water geeft aan dat het studiegebied bestaat uit het projectgebied en de
dokken waarin alle water geloosd wordt. Dit betreft specifiek het 4de Handelsdok, het
Leopolddok en het Hansadok. Er zijn 2 lozingspunten: één voor het lozen van niet-
verontreinigd hemelwater en condenswater uit de tankenparken, en één voor het lozen
van bedrijfsafvalwater met meetgoot. Alle afvalwater en proper hemelwater wordt
uiteindelijk (na interne controle) geloosd in het insteekdok, gelegen tussen het 5e
Havendok en het Leopolddok. De bedrijfsafvalwaterstromen bestaan uit de opslag en
verwerking van afvalwater van interne cleaning in een industriële
waterzuiveringsinstallatie (fysico-chemie, biologie, slibverwerking), en de behandeling en
lozing van huishoudelijk afvalwater via dezelfde waterzuiveringsinstallatie. De totale
hoeveelheid geloosd afvalwater varieert tussen de 45.000 en 52.000 m3/jaar.
Het aandeel van het geloosde afvalwater op het totale debiet bedraagt 0,03 %. Dit kan
beschouwd wordt als niet significant. Voor wat betreft het aandeel van de verontreiniging
voor de relevante parameters kan geconcludeerd worden dat de lozingen van Noord Natie
Terminals op de dokken moet beschouwd worden als gering en niet-significant (zie
Rrichtlijnenboek water) met uitzondering van fosfor totaal. Dit effect is echter louter te
wijten aan de overschrijding van de doelstellingen in de dokken.
In de toekomstige situatie zal de toename van de hoeveelheid afvalwater voornamelijk te
wijten zijn aan een toename van potentieel verontreinigd hemelwater van de nieuwe
tankenparken (toename oppervlakte verharding). Eventueel zal ook de hoeveelheid
spoelwater toenemen door de toename van het aantal tanks en de opslagcapaciteit. Dit is
echter niet te begroten. Indien deze tanks steeds voor hetzelfde product zouden gebruikt
worden zal deze hoeveelheid niet toenemen. De toename van de hoeveelheid geloosde
vuilvracht is dus nog minder exact te begroten. De waterzuiveringsinstallatie is voldoende
groot gedimensioneerd zodanig dat een eventuele toename van de hoeveelheid
afvalwater en/of vuilvracht kan verwerkt worden. Voor de analyse van de effecten kunnen
we uitgaan van een maximale toename van de hoeveelheid te lozen water tot 100.000
m³/jaar. Dit is een worst-case-benadering. Deze tijdelijke (worst case) impact is bedoeld
om de piekeffecten in te schatten. Uit het voorgaande blijkt duidelijk dat de tijdelijke worst-
case-impact ook te verwaarlozen is. Voor wat betreft het aandeel van de verontreiniging
voor de relevante parameters kan geconcludeerd worden dat de lozingen van Noord Natie
op de dokken ook in de toekomstige situatie moet beschouwd worden als gering en niet-
significant. Ook voor de parameters waarbij de kwaliteitsdoelstelling (o-Fosfaat) niet
gehaald worden is het aandeel niet relevant in de toekomstige situatie. De bestaande
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 30
buffercapaciteit in het volledige systeem (tankenparken en buffertanks in de WZI) is meer
dan groot genoeg om de huidige en toekomstige debieten ten gevolge van neerslag te
bufferen. Het debiet van de vergunde lozing dient in het kader van de uitbreiding niet
gewijzigd te worden. Er is enerzijds een toename door de uitbreiding maar anderzijds een
afname door de afkoppeling van niet-verontreinigd hemelwater. De
waterzuiveringsinstallatie is voldoende groot gedimensioneerd.
Volgens de discipline bodem zijn de gronden waarop de tankenparken en de
bedrijfsgebouwen van Noord Natie Terminals zich bevinden, in het verleden opgespoten
met zand bovenop de bestaande alluviale klei. Het totale bedrijfsterrein is ruim 22 ha
groot. Het terrein is praktisch volledig verhard. De straten zijn verhard met kasseien of
asfalt (nieuwere gedeelten). Op sommige plaatsen zijn de kasseien vervangen door
klinkers. De tankenparken zijn volledig ingekuipt. De ondergrond is verhard met beton. De
meeste tankenparken zijn vloeistofdicht gemaakt met een folie. Op het terrein werden
verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd (verkennend, oriënterend en beschrijvend).
Dit geldt zowel voor de oorspronkelijke terreinen van Noord Natie Terminals NV
(onderzoeken sinds 1994) als voor het toegevoegde terrein A4S (Antwerp for Storage)
(onderzoeken sinds 2008). Alle onderzochte percelen op het bedrijfsterrein Noord Natie
terminals NV, op één na (269 N 5), zijn opgenomen in het register van verontreinigde
gronden. Waar nodig wordt er gesaneerd en verder gemonitord.
Bij de aanleg van de tankenparken en andere constructies is het volume aan grondverzet
aanzienlijk. Het totale volume aan grondverzet kan berekend worden op ca. 43 000 m³.
Hierdoor moet bijgevolg rekening gehouden worden met de wettelijke regeling ter
voorkoming van de verspreiding van bodemverontreiniging (Vlarebo). Tijdens de
exploitatie kan bij een calamiteit binnen een inkuiping de “spill” (mors- of lekverlies)
weggepompt en gestockeerd worden in eigen tanken voor verdere verwerking. In geval
van een groot lek in de dokken wordt een beroep gedaan op externen. Algemeen kan
gesteld worden dat stoffen die risico’s voor het oppervlaktewater kunnen inhouden, in
principe in elke tank kunnen worden opgeslagen. Uit een weergave van de significantie
van de belangrijkste ingrepen op de betrokken effectgroepen blijkt dat de significantie van
deze nieuwe effecten globaal als beperkt worden aangezien.
De discipline mens-gezondheid heeft de mogelijke gezondheidseffecten op de mensen
in de omgeving van het bedrijf bestudeerd. Noord Natie Terminals levert echter slechts
een zeer beperkte bijdrage aan de luchtverontreiniging in het studiegebied. De impact van
de verbrandingsemissies is te beschouwen als verwaarloosbaar. Ook de VOS-emissies
zijn (zeer) beperkt. Bovendien ligt de meest nabij gelegen bewoning op een zeer
aanzienlijke afstand van het bedrijf (op 2,2 km). In de actuele situatie wordt ook geen
geurhinder verwacht. Inzake geluid is er geen effect op woongebied. Inzake water zijn de
effecten van de lozing op het Hansadok verwaarloosbaar door de performante
waterzuiveringsinstallatie. Er worden bijgevolg geen gezondheidseffecten verwacht als
gevolg van blootstelling aan geluid of waterverontreiniging. In de geplande situatie is
inzake verbrandingsemissies enkel rekening te houden met een bijkomende
stookinstallatie. De impact hiervan zal echter verwaarloosbaar zijn. Ook de
verbrandingsemissies in de aanlegfase (vrachtwagenverkeer) zullen beperkt zijn. Voor het
begroten van de toekomstige VOS-emissies werden verschillende scenario’s uitgewerkt,
telkens met een andere ‘matrix’ (combinatie) van opgeslagen producten.
In het realistisch VOS-scenario (diverse stoffen met verschillende vluchtigheid) is ter
hoogte van de woongebieden de impact verwaarloosbaar. In het maximaal VOS-scenario
(matrix met hoogste VOS-emissies rekening houdend met beperkingen opgelegd/op te
leggen in de milieuvergunning) blijft de impact ter hoogte van de woongebieden
verwaarloosbaar, als gevolg van het veralgemeend gebruik van emissiereducerende
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 31
maatregelen zoals ademventielen en dampretour. Het maximaal TOX-scenario (matrix
met milieugevaarlijke, giftige en/of CMR-stoffen) is naar gezondheidseffecten
logischerwijze het meest relevant. De benzeenemissie is in dit scenario (opslag van ca.
15.300 m³ benzeen) bepalend. De jaargemiddelde impact is maximaal 0,9 µg/m³ en
situeert zich op het bedrijfsterrein zelf. Buiten het bedrijfsterrein is de impact kleiner dan
0,15 µg/m³. De impact ter hoogte van de meest nabij gelegen bewoning te Ekeren en op
Linkeroever is lager dan 0,01 µg/m³. Benzeen is een gekend humaan carcinogeen. Bij
levenslange blootstelling aan 0,15 µg/m³ (hoogste impact buiten het bedrijfsterrein)
berekent men een bijkomend kankerrisico van minder dan 1 op een miljard, wat
gezondheidskundig volledig verwaarloosbaar is. Bovendien betreft het hier
industriegebied. Ter hoogte van de woongebieden is het risico nog een factor 10 kleiner.
Voor de andere beschouwde stoffen in het max. TOX-scenario zal, onder de gehanteerde
voorwaarden (o.a. capaciteit, vluchtigheid van de beschouwde stof, …), de impact nog
een factor 10 lager liggen dan zoals berekend voor benzeen. In het scenario met
maximale geurimpact (matrix met lage geurdrempel/hoge vluchtigheid) moet rekening
gehouden worden met een zeer aanzienlijke onzekerheid, gezien de beperkingen inzake
het modelleren van geurimpact. In dit scenario is rekening houdend met de gehanteerde
aannames (zie discipline Lucht) uit de berekening voor ethylacrylaat een geurimpact te
verwachten in de onmiddellijke omgeving van het bedrijf, vnl. op het bedrijfsterrein zelf.
Hier kan een beperkte impact optreden. Gezien de afstand tot de meest nabijgelegen
woningen kan gesteld worden dat op die locaties geen geurimpact te verwachten is. Hier
is de geurimpact dan ook verwaarloosbaar. De toepassing van de emissiereducerende
maatregelen zoals gehanteerd bij de impactberekening is wel noodzakelijk om geurhinder
te vermijden bij opslag van een aanzienlijke hoeveelheid van vluchtige VOS met zeer lage
geurdrempelwaarden. Voor andere beschouwde geurgevoelige stoffen (styreen en
methylacrylaat) is geen impact te verwachten (onder de gehanteerde voorwaarden zoals
capaciteit, vluchtigheid van de beschouwde stof, …).
Milderende maatregelen, naast de reeds in het project geïntegreerde emissiereducerende
maatregelen (cf. discipline Lucht), worden niet noodzakelijk geacht.
De discipline mens-mobiliteit schetst dat Noord Natie Terminals gelegen is aan de
Emdenweg en aan de Blauwe Weg. Via de Oosterweelsesteenweg en de Noorderlaan
bereikt men de A12 en de E19 die aansluiting geven op alle grote verkeersaders rond
Antwerpen. Met de geplande uitbreiding wordt een toename verwacht van het
goederentransport van het bedrijf. Hierbij wordt een procentuele verhoging van 30%
verondersteld, gekoppeld aan de opslaghoeveelheid. De modal split (verdeling van het
verkeer over de verschillende vervoerswijzen) van het goederenvervoer wordt geacht
gelijk te blijven in de geplande situatie (aandeel wegverkeer 29%). Dit ligt veel lager dan
de doelstelling van 69% vooropgesteld door het Mobiliteitsplan Vlaanderen en wordt als
zeer positief beoordeeld. Tijdens de geplande situatie zullen er per tankpark naar
schatting 5 arbeiders bijkomen. Er wordt aangenomen dat de verdeling over vervoersmodi
van de nieuwe werknemers niet zal verschillen met de verdeling in de referentiesituatie.
Aangenomen dat ook in de geplande situatie nagenoeg alle personeel (>87%) met de
wagen naar het werk komt, moet dit in vergelijking met de doelstelling van het
Mobiliteitsplan Vlaanderen zeer negatief worden beoordeeld. Gezien de ligging van het
bedrijf (afstand tot woonzones) en het beperkte aanbod van openbaar vervoer zijn
alternatieve vervoersmiddelen echter niet evident. In de geplande situatie wordt er
verwacht dat ca. 150 vrachtwagens per (werk)dag het bedrijf zullen aandoen. De
verkeersintensiteit neemt nergens significant toe (minder dan 1%). De impact van het
gegenereerde verkeer op de beschouwde wegen wordt als verwaarloosbaar beoordeeld.
NNT zal in de geplande situatie ongeveer 1.250 transporten per zeeschip en 1.000
Niet-technische samenvatting – MER 2014 – Noord Natie Terminals NV pagina 32
transporten per lichter genereren. Dit komt overeen met 0,6% resp. 12% van de totale
capaciteit gevulde schuttingen. De congestie zal dus nog toenemen. Een toename van het
verkeer over het water kan echter niet negatief worden beoordeeld, gezien in de
beleidsdoelstellingen van de Vlaamse overheid is opgenomen dat men zeehavens wil
versterken en het aandeel van het vervoer over de waterweg wil verhogen. Hiervoor
zullen evenwel de nodige investeringen in haveninfrastructuur (met name inzake de
sluiscapaciteit) noodzakelijk zijn.
Wat de andere disciplines betreft, is de mogelijke geluidsinvloed op de omgeving gering
en niet-significant, gelet op de beperkte aanwezigheid van geluidsbronnen en de ligging
midden in industriegebied. Inzake Fauna en Flora zijn er vanuit de disciplines Lucht,
Water, Bodem en Geluid geen significante effecten te verwachten inzake biotoopverlies,
speciale beschermingszones (Natura 2000) of het visbestand. Het opstellen van een
Passende Beoordeling is dan ook niet nodig. Ook met betrekking tot landschap,
bouwkundig erfgoed en archeologie zijn er geen specifieke aandachtspunten te noteren.