Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24)....

7
Expertisecentrum Pensioenrecht Samengesteld door Prof. dr. Erik Lutjens Prof. dr. Erik Lutjens Hoogleraar Pensioenrecht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Vrije Universiteit Amsterdam Expertisecentrum Pensioenrecht De Boelelaan 1077 - Initium 1081 HV Amsterdam T (020) 59 86268 | M 06 52 418408 | E [email protected] | Advocaat bij DLA Piper Nederland N.V. Amstelveenseweg 638 1081 JJ Amsterdam P.O. Box 75258 1070 AG Amsterdam – M 06 52 418408 E [email protected] Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht Jaar 2019 | Uitgave 30 Datum: 10 april 2019 In deze aflevering: Recente rechtspraak Wetgeving

Transcript of Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24)....

Page 1: Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is

Expertisecentrum Pensioenrecht

Samengesteld door Prof. dr. Erik Lutjens

Prof. dr. Erik Lutjens Hoogleraar Pensioenrecht Faculteit der Rechtsgeleerdheid Vrije Universiteit Amsterdam Expertisecentrum Pensioenrecht De Boelelaan 1077 - Initium 1081 HV Amsterdam T (020) 59 86268 | M 06 52 418408 | E [email protected] |

Advocaat bij DLA Piper Nederland N.V. Amstelveenseweg 638 1081 JJ Amsterdam P.O. Box 75258 1070 AG Amsterdam – M 06 52 418408 E [email protected]

Nieuwsbrief Leergang Pensioenrecht Jaar 2019 | Uitgave 30

Datum: 10 april 2019

In deze aflevering:

Recente rechtspraak

Wetgeving

Page 2: Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is

2

I: www.rechten.vu.nl/expertisecentrumpensioenrecht/

Inhoud Rechtspraak (selectie en samengevat, meer volledig met aantekeningen in PensioenJurisprudentie) PENSIOENWET 30.1. BEVOEGDHEID KANTONRECHTER OVER GESCHIL MET PENSIOENUITVOERINGSBEDRIJF. 30.2. MILITAIR GARANTIEPENSIOEN IS VERVALLEN DOOR WAARDEOVERDRACHT WET BPF 2000 30.3. WERKINGSSFEER BPF BAKKERSBEDRIJF – in hoofdzaak criterium 30.4 Uitleg criterium ‘uitsluitend of in hoofdzaak’ in verplichtstellingsbesluit CIVIEL 30.5. Geen aanpassing bovenwettelijke uitkering aan AOW leeftijd 30.6. Transitievergoeding: is premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid een gelijkwaardige voorziening? SOCIALE VERZEKERING 30.7. Verhoging AOW leeftijd en eigendomsrecht 30.8. Korting op AOW wegens onverzekerde jaren. Geen recht op AOW toeslag

FISCAAL 30.9. Vijf jaar voortzetting fiscaal onzuivere Belgische regeling. Strijd met gelijkheidsbeginsel 30.10. Vrijstelling BTW van toepassing ten aanzien van beheer collectieve belegging voor pensioenfonds? SCHEIDING 30.11. Toewijzing betaling pensioen uit hoofde pensioenverrekening in kort geding 30.12. Pensioenverweer alleen bij verloren gaan vooruitzicht uitkering bij overlijden Wetgeving

Motie Omzigt over rechtszekerheid pensioenbedragen op uniforme pensioenoverzichten en brief van de regering hierover.

Page 3: Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is

3

RECHTSPRAAK PENSIOENWET 30.1. BEVOEGDHEID KANTONRECHTER OVER GESCHIL MET PENSIOENUITVOERINGSBEDRIJF. Kern: hoger beroep tegen bevoegdheidsoordeel door de kantonrechter is niet ontvankelijk De kantonrechter had geoordeeld dat een geschil tussen een deelnemer en het pensioenuitvoeringsbedrijf (PUB/administratiekantoor) onder art. 216 PW valt (PJ 2018/153). Dat lijkt een te ruime uitleg van art. 216, maar hoger beroep tegen dit soort beslissing is volgens het Hof niet mogelijk. Hof Den Bosch 26 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1155 Wet: art. 216 PW, 71 Rv 30.2. MILITAIR GARANTIEPENSIOEN IS VERVALLEN DOOR WAARDEOVERDRACHT Kern: garantiepensioen is gekoppeld aan pensioen conform het pensioenreglement en daarvan is geen sprake na waardeoverdracht. Garantiepensioen valt niet onder de Pensioenwet Belanghebbende heeft recht op een garantiepensioen conform art. 4 Besluit aanvullende arbeidongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. Dat is een vorm van suppletieregeling waaruit een aanvulling wordt toegekend op het ouderdomspensioen. Na waardeoverdracht van ABP naar PFZW is dit vervallen. Volgens de rechtbank terecht omdat er geen ouderdomspensioen meer is ingevolge het reglement dus ook geen kader meer voor de suppletie. De grond dat ABP onvoldoende informatie bij waardeoverdracht heeft gegeven kan niet aan de gedaagde worden tegengeworpen, want dat is de minister van Defensie en de waardeoverdracht wordt door ABP niet namens de minister uitgevoerd. Het garantiepensioen is niet gebaseerd op een pensioenovereenkomst in de zin van de Pensioenwet, maar is gebaseerd op voornoemd Besluit, zodat waardeoverdracht daarvan niet mogelijk was. Rechtbank Den Haag 6 maart 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:2026 Wet: art. 4 Besluit aanvullende arbeidongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen. WET BPF 2000 30.3. WERKINGSSFEER BPF BAKKERSBEDRIJF Kern: aangetoond is dat meer dan 50% van de omzet met niet-bakkersartikelen is behaald Vervolg op eerdere uitspraak (PJ 2018/175) waarbij het hof had aangegeven dat bij belegde broodjes het beleg geen bakkersartikel is en niet meetelt bij omzet. Er is aangetoond dat de omzet van niet-bakkersartikelen steeds meer dan 50% is (namelijk van 51 tot 57%). Hof Arnhem Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2019:2665 Wet: 2 Wet Bpf 2000 30.4. Uitleg criterium ‘uitsluitend of in hoofdzaak’ in verplichtstellingsbesluit Kern: voor het criterium in hoofdzaak gaat het gelet op tekst verplichtstellingsbesluit om de loonsom, dus om de arbeidsuren gemeten naar loonsom Het hof overweegt als volgt: In artikel 4 van het Besluit wordt niet benoemd aan de hand van welk criterium (omzet of loonsom/arbeidsuren) moet worden beoordeeld of een bedrijf “uitsluitend of in hoofdzaak” werkzaamheden uitoefent behorende tot, voor zover hier van belang, het wegvervoer. De stelling van Bpf dat de omzet doorslaggevend is onderbouwt zij met een beroep op twee arresten van de Hoge Raad (HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889 en HR 31 januari 2014 ECLI:NL:HR:2014:215). Nog afgezien van het feit dat beide arresten betrekking hebben op een ander verplichtstellingsbesluit (te weten de Metalelektro), geldt dat in deze arresten niet is bepaald dat het voor toepassing van het hoofdzakelijkheidcriterium aankomt op de behaalde omzet, maar juist op toerekening van de in de onderneming gewerkte arbeidsuren. Vaststaat dat de verschuldigde premie wordt berekend aan de hand van het loon van de deelnemers. Bij gebreke van enig ander aanknopingspunt en een onderbouwde toelichting

Page 4: Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is

4

van BPF c.s. op dit punt legt het hof artikel 4 aldus uit dat [Bedrijf] onder de werkingssfeer van het Besluit valt indien BPF c.s. stelt en zo nodig bewijst dat de door de vier genoemde werknemers in opdracht van OPD gewerkte arbeidsuren, gemeten naar de loonsom, in hoofdzaak werkzaamheden betreffen die behoren tot het wegvervoer (zie ook de uitspraak van dit hof van 6 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:7692). Hof Arnhem-Leeuwarden 10 april 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3295 en 20 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10142 Wet: 2 Wet Bpf 2000 CIVIEL 30.5. Geen aanpassing bovenwettelijke uitkering aan AOW leeftijd Kern: Einde bovenwettelijke uitkering bij 65 jaar is geen verboden leeftijdonderscheid Rb. Amsterdam 1 april 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:2395 Wet: art. 9 lid 3 Bovenwettelijke werkloosheidsregeling Nederlandse Universiteiten 30.6. Transitievergoeding: is premievrije opbouw bij arbeidsongeschiktheid een gelijkwaardige voorziening? Kern: Hoge Raad formuleert gezichtspunten wanneer een voorziening als gelijkwaardig is aan te merken Het Hof had geoordeeld dat de omstandigheid dat de omstandigheid dat een voorziening al voor 1 juli 2015 overeengekomen uitsluit dat deze gelijkwaardig. Dat acht de Hoge Raad onjuist en hij vernietigt het arrest. Aanvullend geeft de Hoge Raad de volgende algemene gezichtspunten. Op grond van art. 7:673b BW is art. 7:673 BW niet van toepassing indien in een cao een gelijkwaardige voorziening is opgenomen. Volgens de memorie van toelichting moet onder een ‘gelijkwaardige voorziening’ worden verstaan: “een voorziening in geld of in natura (of een combinatie daarvan) welke het equivalent vormt van hetgeen waarop een werknemer aanspraak kan maken op grond van de wettelijke regeling inzake de transitievergoeding”(o.a. Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 3, p. 42 en 114). De ‘voorziening’ waarnaar moet worden gekeken, betreft het geheel aan afspraken tussen de cao-partijen, waarbij de regering ervan is uitgegaan dat deze afspraken op geld worden gewaardeerd (Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is in de zin van art. 7:673b lid 1 BW, is uiteindelijk aan de rechter overgelaten (Kamerstukken II 2013/14, 33818, nr. 7, p. 85). Niet is vereist dat de in de cao opgenomen voorziening is gericht op het voorkomen van werkloosheid of het bekorten van de periode van werkloosheid. De daartoe strekkende voorwaarde in het oorspronkelijke wetsvoorstel voor art. 7:673b BW is door de wetgever geschrapt. Daarbij is als toelichting gegeven dat voldoende is dat er een gelijkwaardige voorziening is en dat de doelstelling daarvan geen aanvullende voorwaarde is (Kamerstukken II 2013/14, 33988, nr. 6, p. 47). Dit neemt echter niet weg dat bij de beoordeling van de ‘gelijkwaardigheid’ van een cao-voorziening wel kan meewegen – niet als voorwaarde, maar als factor – in hoeverre die voorziening kan beantwoorden aan de hiervoor in 4.3.3 genoemde functies van de transitievergoeding die de wetgever bij haar introductie op het oog heeft gehad. Hoge Raad 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:449 Wet: 7:673b BW

SOCIALE VERZEKERING 30.7. Verhoging AOW leeftijd en eigendomsrecht Kern: geen inbreuk op eigendomsrecht. Juiste toetsing op onevenredig zware last. Rechtspraak van de Raad met betrekking tot invoering van artikel 7a van de AOW. De Raad begrijpt de Beleidsregel Eigendomsrecht” SB2191 zo, dat de Svb bij onder meer de toepassing van de AOW een werkinstructie (SB2191) hanteert om te bepalen of een voorgenomen besluit inbreuk maakt op het recht van ongestoord genot van zijn eigendom van de aanvrager van het AOW-pensioen. Evenals de rechtbank is de Raad van oordeel dat de enkele toetsing of een betrokkene aan de voorwaarden van de OBR voldoet, niet

Page 5: Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is

5

valt aan te merken als een deugdelijk individueel feitenonderzoek naar het bestaan van een onevenredig zware last tijdens het AOW-gat. Gebleken is dat SVB inmiddels ook de inkomens- en vermogenspositie van een betrokkene tijdens het AOW-gat in ogenschouw neemt. Hiermee wordt naar het oordeel van de Raad voldaan aan het vereiste van een deugdelijk en individueel feitenonderzoek in de zin van de in 4.1 genoemde uitspraken van de Raad. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat in het geval van appellant sprake is van een onevenredig zware last CRvB 14 februari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:672 Wet: 7a AOW, 1 Eerste Protocol EVRM 30.8. Korting op AOW wegens onverzekerde jaren. Geen recht op AOW toeslag Kern: wonen en werken in NL in gekorte jaren niet aannemlijke. De AOW-partnertoeslag is vervallen per 1 januari 2015 Alleen recht op AOW partnertoeslag indien voor 1 januari 2015 recht op AOW pensioen is ontstaan CRvB 13 maart 2019, ECLI:N::CRVB:2019:796 Wet: 8 AOW

FISCAAL 30.9. Vijf jaar voortzetting fiscaal onzuivere Belgische regeling. Strijd met gelijkheidsbeginsel Kern: door de aanwijzing van de Belgische regeling in dit geval tot vijf jaar te bepreken, is er sprake van strijd met het gelijkheidsbeginsel Voor de gedetacheerde werknemer is de Belgische pensioenregeling die hij voortzet gedurende vijf jaar als pensioenregeling in de zin van de Wet LB aangewezen. Voor een grensarbeider in overigens dezelfde situatie wordt geen termijn voor aanwijzing gehanteerd. Het Hof oordeelt: Ter zitting heeft de Inspecteur echter bevestigd dat ook in de volgende situatie een vergelijkbare aanspraak op een Belgisch pensioen niet tot het loon wordt gerekend en de door de werknemer betaalde premies in aftrek op het (bruto)loon worden toegelaten. Dit betreft de situatie van een grensarbeider die in Nederland woont en werkt voor een in België gevestigde werkgever, waarbij de werkzaamheden zowel in België als in Nederland worden verricht en het heffingsrecht ter zake van (een deel van) het inkomen uit deze werkzaamheden op grond van artikel 15 van het Verdrag toevalt aan Nederland. Naar het oordeel van het Hof is die situatie vergelijkbaar met de situatie van belanghebbende. In beide situaties komt het heffingsrecht over (een deel van) het loon aan Nederland toe. Desondanks worden beide situaties ten aanzien van de Belgische pensioenregeling verschillend behandeld. Dit verschil in behandeling is niet gebaseerd op de wettelijke regelingen, maar is kennelijk gebaseerd op een door de Belastingdienst gevoerd begunstigend beleid. Een rechtvaardiging voor deze begunstigende behandeling is door de Inspecteur niet gegeven en ziet het Hof ook overigens niet. Het Hof is dan ook van oordeel dat de Inspecteur in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt door deze begunstigende fiscale behandeling niet toe te passen in de situatie van belanghebbende. Hof Den Bosch 25 januari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:251 Wet: besluit van 31 januari 2008, Stcrt. 2008/27, art. 2.2.1 30.10. Vrijstelling BTW van toepassing ten aanzien van beheer collectieve belegging voor pensioenfonds? Kern: afhankelijk deelnemers van pensioenfond van beleggingsresultaten is niet van voldoende betekenis De rechtbank toetst of het beleggingsrisico wordt gedragen door de leden van het fonds. Hoewel er enige afhankelijkheid is van beleggingen en het risico van korten aanwezig is, is afhankelijkheid van beleggingsresultaten van onvoldoende betekenis. Rb. Noord-Holland 28 februari 2019, ECLI:N:RBNHO:2019:1720 Wet: art. 11 lid 1, i, 3 Wet OB

Page 6: Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is

6

SCHEIDING 30.11. Toewijzing betaling pensioen uit hoofde pensioenverrekening in kort geding Kern: mede gezien leeftijd partijen toewijzing in kort geding betaling pensioen uit pensioenverrekening Hof Den Bosch 5 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:792 30.12. Pensioenverweer alleen bij verloren gaan vooruitzicht uitkering bij overlijden Kern: pensioenverweer ziet alleen op nabestaandenpensioen, niet op ouderdomspensioen of vermogen Rb. Noord-Holland 21 februari 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:1865 Wet: 1:153 BW Wetgeving Gele markering van mij ELU

32043ToekomstpensioenstelselNr.450MOTIEVANHETLIDOMTZIGTVoorgesteld6maart2019DeKamer,

gehoorddeberaadslaging,

constaterendedatdeelnemersgeenafdwingbarerechtenkunnenontlenenaanuniformepensioenoverzichtenenjaarafschriftenvaneenpensioenfonds,zoalsbijhetABP,datnuvoornemensisuitgekeerdebedragenterugtevorderen;

vanmeningdatdeelnemersvanhunpensioenfondseenopgavevanrechtenmoetenkrijgendierechtszekerheidbiedtoverdeopgebouwderechten(inclusiefdehardheidenmogelijkheidtotkortingen);

verzoektderegering,binneneenhalfjaareenvoorsteluittewerkenwaardoordeelnemersrechtszekerheidkunnenkrijgenvanhunpensioenfondsoveraansprakenenuitgekeerdepensioenbedragenendaarvoorzonodigeenwetswijzigingvoortestellen,

engaatovertotdeordevandedag.

Omtzigt

32043ToekomstpensioenstelselNr.453BRIEFVANDEMINISTERVANSOCIALEZAKENENWERKGELEGENHEIDAandeVoorzittervandeTweedeKamerderStaten-GeneraalDenHaag,21maart2019

HierbijinformeerikuoverhetverzoekvanhetlidSlootweg,zoalsgedaaninhetdebatinuwKamerop12maartjl.,omvanmijtehorenhoeikdeaangenomenmotiemetKamerstuk32043,nr.450vanhetlidOmtzigtzaluitvoeren.

Dezemotiehoudtverbandmetdemotievan11oktober2018vanhetlidOmtzigtinzakedewenstotjuridischeafdwingbaarheidvanhetUniformPensioenOverzicht.1Beidemotiesbeogendepositievandeelnemersteverstevigen.Ikhebbegripvoordezewens

Page 7: Nieuwsbrief Pensioenrecht 10 april 2019.nr 30 · 2020. 6. 25. · 2013/14, 33818, nr. C, p. 24). Het antwoord op de vraag of een in een cao opgenomen voorziening gelijkwaardig is

7

vanuwKamer.Geenpensioengerechtigdekrijgttenslottegraagtehorendatzijnofhaaruitkeringnietklopt.Enzekerooknietdatdepensioenuitvoerderhetteveeluitbetaaldepensioenzalterugvorderen.Elkedeelnemerheeftwatmijbetreftnatuurlijkrechtopduidelijkheidenzoveelmogelijkzekerheidoverdehoogtevandepensioenuitkering.2Deverkenningvandezemotiebetekentechterdatikdiverse(juridische)aspectenmoetonderzoeken.Indezebriefzalikkortstilstaanbijdieteverkennenaspecten.

Erisomtebeginnenéénprincipeleidendopgrondvanbestaandejurisprudentie:hetpensioenreglementisbepalendvoorhetantwoordopdevraagwelkerechtendedeelnemeropgrondvaneenpensioenregelingheeft.3Eendeelnemerontleentzijnaanspraakoppensioenofrechtopeenpensioenuitkeringnietaaninformatiemaaruitsluitendaanhetpensioenreglement.Uitdatleidendeprincipevolgtdatdepensioenuitvoerderwettelijkgehoudenishetpensioenreglementuittevoeren,ennietmeeraansprakenoppensioenkantoekennendanbepaaldindatreglement.4Wateenpensioenuitvoerderaanééndeelnemerteveeluitkeertmoetdepensioenuitvoerderomwillevanhetzelfdeprincipeinbeginselterugmogenvorderen,tengunstevandeanderedeelnemersenpensioengerechtigdendiedeuitvoerderanderszouduperen.5

OphetpensioenreglementisNederlandsburgerlijkrechtvantoepassing.Datrechtverschafteenpensioenuitvoerdereenvorderinguitonverschuldigdebetalingindiensprakeisvanuitbetalingvanteveelpensioen.Ikzalookditaspectbetrekkenbijdeverkenningvandezemotie.

Ookvindikhetvanbelangdesamenhangteonderzoekenmetdealbestaandewettelijkeverplichtingdatinformatie«correct»moetzijn.6Dezenormverplichtpensioenuitvoerderserintevoorziendatalhuninformatiejuistis,inverhoudingtothetpensioenreglement.Ikwiluitzoekenofdezenormdeontvangervaninformatieoverzijnofhaarpensioenafdoendebeschermten,zoniet,waaromniet.

Tevenszalikonderzoekenwelkegevolgenhetvoordeuitvoeringspraktijkheeftalsaanspraak-enpensioengerechtigden(absolute)rechtszekerheidkunnenontlenenaaninformatievanhunpensioenuitvoerder.Daarvoorwilikoverleggenmetpensioenuitvoerdersenbeidetoezichthouders.7

Totslot,deOmbudsmanPensioenenconstateerteentoenemendeverjuridiseringbijdebeslechtingvangeschillentussenpensioenuitvoerderenaanspraak-enpensioengerechtigden.8Pensioenuitvoerderszijngehoudenhetpensioenreglementuittevoeren.Datzijnzijookbijeengeschil.Ditleidterkennelijktoedatdeelnemerszichsomsgedwongenzienomtothetuiterstetemoetengaanomhunrechtenveiligtestellen.IkwilhieroveroverleggenmetdeOmbudsmanPensioenenomhaarbeeldtehorenoverdezetrendenwatwelkebetrokkenehieraanheeftgedaanennogkandoen.

Kortom,deverkenningvandemotievergtnaarmijnhuidigeinzichteneengrondigeanalysevandiversejuridischeenuitvoeringstechnischeaspectenendatkosttijd.ZodraikmijnverkenninghebafgerondzalikuwKamerinformeren.IkzaltevensbijdeuitvoeringvandemotiedeevaluatievandeWetPensioencommunicatiebetrekken.Dieevaluatielooptnuenzalvolgensplanningdetweedehelftvanditjaarwordenafgerond.

DeMinistervanSocialeZakenenWerkgelegenheid,W.Koolmees

0000000000000000