Nieuwsbrief nr 2

28
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is begonnen met de raadpleging van de sterkhouders met het oog op de opstelling van een gewestelijk plan voor duurzame ontwikkeling. Het economisch en demografisch dynamisme van het Gewest wordt steeds vaker geconfronteerd met zijn grenzen: de beschikbare ruimte is beperkt (waardoor plaatsrovende activiteiten steeds vaker moeten uitwijken), de bevolking draagt onvoldoende bij tot de ontplooiing van de activiteiten en de groei van het Gewest (waardoor de sociale kloof breder wordt), de wegen slibben dicht (ondermeer als gevolg van de pendelbeweging die daaruit volgt), de levenskwaliteit gaat achteruit (er zijn steeds meer gevaren), … Hoe kunnen we die vicieuze cirkel doorbreken ? De uitdaging is groot, de ambities van de oefening niet minder. De blik wordt op het jaar 2040 gericht: het project is ambitieus, maar logisch want duurzaam. Duurzaam ook is het transversale van de oefening, die uiteenvalt in vijf subthema's die elkaar overlappen : de bevolkingstoename in goede banen leiden, de economie ten dienste stellen van de Brusselaars, de strijd aanbinden tegen de sociale dualisering, de levenskwaliteit in de stad verbeteren en de internationale roeping van Brussel kracht bijzetten. Maar een duurzaam plan is niet alleen een zorgvuldig gewikt en gewogen transversaal plan. Het houdt ook een streven in naar een nieuwe vorm van bestuur, die berust op de inbreng van iedereen, van bij de uittekening tot de uitvoering van het plan. Want een dergelijke uitdaging ga je niet alleen aan: het Gewest zal een beroep moeten doen op de lokale besturen, de regionale partners, de econo- mische wereld en de arbeidsmarkt, academische kringen, de burger- samenleving, … Dat plan kan enkel slagen als de gewestelijke overheden het echt willen, maar ook alle andere actoren hun beste beentje voorzetten. In die geest mogen we ook niet voorbijgaan aan de rol van de lokale besturen, door de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, door een zo sterk mogelijke decentralisering met het oog op een optimale efficiëntie van de diensten, en samenwerking van alle actoren rond een gemeenschappelijke project, dat de financiële of hiërarchische relaties overstijgt. De Vereniging is uiteraard vereerd dat ze kan participeren aan de uitwerking van dit plan, maar zij dringt er nu reeds op aan dat de gemeenten in een volgende fase - bij de raadpleging betreffende het eigenlijke plan - de nodige tijd en autonomie zouden krijgen om de opties te bestuderen van een plan waar zij later bij kunnen aansluiten. Waarom dat “duurzame” toevoegen aan het gewestelijk ontwikkelingsplan ? Een modeverschijnsel ? Neen, gewoon een realistische aanpak op lange termijn. Duurzaam, want transversaal ? Ja, maar in de eerste plaats en vooral omdat het vraagt om een nieuw bestuur. Brussel trekt de kaart van de duurzaamheid Ver. Uitg. MarcThoulen - Nr 7317 EDITO Nr 2011/ 02 - april / mei 2011 Marc Thoulen INHOUDSTAFEL Sint-Pieters-Woluwe helpt de scholen in Rwanda . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6 Lijkbezorging: uitbreiding van de mogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9 Gemeenten en schadeverzekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12 Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17 "Samen wonen" op het vlak van OCMW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19 Informatieplicht ingeperkt door beroepsgeheim : wat houdt dit in voor het OCMW ? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25 pagina DE VERENIGING IN ACTIE De periode waarvan we hier verslag uitbrengen, loopt van 3 maart tot 3 mei 2011. Gemeenschapswachten & politie De Vereniging schreef op 21 december 2010 een brief naar minister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom, met de conclusies van de rondetafel betreffende de gemeen- schapswachten op 25 november. Er werd gewezen op het onzekere statuut, waardoor ze niet doeltreffend kunnen werken (de wet van 15 mei 2007 gaat immers enkel in op hun functie). Het werk van de gemeenschapswachten houdt soms gevaren in, terwijl zij niet beschikken over speciale aansprakelijkheidsstelsels zoals politieagenten. Vervolgens werd in de brief de relatie met de politie aangekaart. De feiten waarvoor gemeenschapswachten moeten optreden, zijn vaak verbonden met feiten waarvoor de politie moet interveniëren, maar hun rol wordt niet altijd goed begrepen door alle politieagenten. In de politieopleiding wordt er blijkbaar weinig ingegaan op de relatie tussen politie en gemeen- schapswacht. Er zou meer aandacht geschonken moeten worden aan dit probleem en ook aan de preventietaken in het algemeen.

description

Tijdschrift van de Vereniging van de Stad en de Gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Transcript of Nieuwsbrief nr 2

Page 1: Nieuwsbrief nr 2

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is begonnen met de raadpleging van desterkhouders met het oog op de opstelling van een gewestelijk plan voorduurzame ontwikkeling.

Het economisch en demografisch dynamisme van het Gewest wordt steedsvaker geconfronteerd met zijn grenzen: de beschikbare ruimte is beperkt(waardoor plaatsrovende activiteiten steeds vaker moeten uitwijken), debevolking draagt onvoldoende bij tot de ontplooiing van de activiteiten en degroei van het Gewest (waardoor de sociale kloof breder wordt), de wegenslibben dicht (ondermeer als gevolg van de pendelbeweging die daaruitvolgt), de levenskwaliteit gaat achteruit (er zijn steeds meer gevaren), … Hoe kunnen we die vicieuze cirkel doorbreken ?

De uitdaging is groot, de ambities van de oefening niet minder. De blikwordt op het jaar 2040 gericht: het project is ambitieus, maar logisch wantduurzaam. Duurzaam ook is het transversale van de oefening, die uiteenvaltin vijf subthema's die elkaar overlappen : de bevolkingstoename in goedebanen leiden, de economie ten dienste stellen van de Brusselaars, de strijdaanbinden tegen de sociale dualisering, de levenskwaliteit in de stadverbeteren en de internationale roeping van Brussel kracht bijzetten.

Maar een duurzaam plan is niet alleen een zorgvuldig gewikt en gewogentransversaal plan. Het houdt ook een streven in naar een nieuwe vorm vanbestuur, die berust op de inbreng van iedereen, van bij de uittekening tot deuitvoering van het plan.

Want een dergelijke uitdaging ga je niet alleen aan: het Gewest zal eenberoep moeten doen op de lokale besturen, de regionale partners, de econo-mische wereld en de arbeidsmarkt, academische kringen, de burger-samenleving, … Dat plan kan enkel slagen als de gewestelijke overheden hetecht willen, maar ook alle andere actoren hun beste beentje voorzetten.

In die geest mogen we ook niet voorbijgaan aan de rol van de lokale besturen,door de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, door een zo sterk mogelijkedecentralisering met het oog op een optimale efficiëntie van de diensten, ensamenwerking van alle actoren rond een gemeenschappelijke project, dat definanciële of hiërarchische relaties overstijgt.

De Vereniging is uiteraard vereerd dat ze kan participeren aan de uitwerkingvan dit plan, maar zij dringt er nu reeds op aan dat de gemeenten in eenvolgende fase - bij de raadpleging betreffende het eigenlijke plan - de nodigetijd en autonomie zouden krijgen om de opties te bestuderen van een planwaar zij later bij kunnen aansluiten.

Waarom dat “duurzame” toevoegen aan het gewestelijk ontwikkelingsplan ?Een modeverschijnsel ? Neen, gewoon een realistische aanpak op langetermijn.

Duurzaam, want transversaal ? Ja, maar in de eerste plaats en vooral omdathet vraagt om een nieuw bestuur.

Brussel trekt de kaart van deduurzaamheid

Ver.

Uitg.

Mar

cTho

ulen

-Nr7

317

ED

ITO

Nr 2011/02 - april /mei 2011

Marc Thoulen

INHOUDSTAFEL

Sint-Pieters-Woluwe helpt de scholen in Rwanda . . . . . . . . . . . . . . . . . . .6Lijkbezorging: uitbreiding van de mogelijkheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . .9Gemeenten en schadeverzekeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .12Wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .17"Samen wonen" op het vlak van OCMW . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .19Informatieplicht ingeperkt door beroepsgeheim : wat houdt dit in voor het OCMW ? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .25

pagina

DE VERENIGING IN ACTIE

De periode waarvan we hier verslag uitbrengen, loopt van 3 maart tot 3 mei 2011.

Gemeenschapswachten & politie

De Vereniging schreef op 21 december 2010 een brief naarminister van Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom, met de conclusies van de rondetafel betreffende de gemeen-schapswachten op 25 november.

Er werd gewezen op het onzekere statuut, waardoor ze nietdoeltreffend kunnen werken (de wet van 15 mei 2007 gaatimmers enkel in op hun functie). Het werk van degemeenschapswachten houdt soms gevaren in, terwijl zij nietbeschikken over speciale aansprakelijkheidsstelsels zoalspolitieagenten.

Vervolgens werd in de brief de relatie met de politie aangekaart.De feiten waarvoor gemeenschapswachten moeten optreden, zijnvaak verbonden met feiten waarvoor de politie moetinterveniëren, maar hun rol wordt niet altijd goed begrepen dooralle politieagenten. In de politieopleiding wordt er blijkbaarweinig ingegaan op de relatie tussen politie en gemeen-schapswacht. Er zou meer aandacht geschonken moeten wordenaan dit probleem en ook aan de preventietaken in het algemeen.

Page 2: Nieuwsbrief nr 2

2 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Wat de financiering betreft, merkt de Vereniging op dat dezeniet altijd gewaarborgd is en dat bepaalde elementen niet inaanmerking genomen worden. De strategische veiligheids-en preventieplannen, die aanvankelijk voor een duur van 4 jaar in het leven geroepen waren, zullen maar tot 30 juniverlengd worden. Het feit dat de subsidies noch gewaarborgdnoch uniform zijn, versterkt overigens de onzekerheid vanhet statuut.

Tot slot moeten alle gemeenschapswachten voortaan eenvorming volgen, wat zowel essentieel als verplicht is. Hetprijskaartje daarvan is hoog, te meer daar de turnover in dezesector groot is.

De minister heeft op 3 maart op de brief gereageerd. Wat derelatie met de politie betreft, erkent zij de argumenten van deVereniging, maar stipt zij aan dat de inspanningen op hetvlak van vorming de situatie stilaan rechttrekken. Wat hetonzekere statuut betreft, verklaart zij dat dit toe te schrijvenis aan het feit dat de maatregel oorspronkelijk veeleer gerichtwas op tewerkstelling dan op veiligheid. Wat de financieringbetreft, wijst zij tot slot op de federale steun, hoewel de wetniets preciseert, en kondigt zij aan dat de opleiding van defederale gemeenschapswachten binnenkort ten laste van haardepartement zal komen.

Tijdens de driemaandelijkse ontmoeting met onzeVerenigingen op 14 maart heeft zij bevestigd dat de vormingvan de federale gemeenschapswachten binnenkort ten lastevan het federaal niveau komt, waardoor de tussenkomst inde vorming die het Gewest gul uitgebreid had tot dezeagenten verlicht. Zij wil er ook voor zorgen dat deeltijdswerkende agenten een lichtere opleiding kunnen volgen. Totslot bevestigde zij de verlenging van de veiligheids- enpreventiecontracten tot het einde van het jaar, wat deproblematiek van de continuïteit van de contractenvoorlopig uitstelt.

Op deze ontmoeting werden ook enkele punten aangaandepolitie besproken. De minister heeft bevestigd dat in hetverlengde van de lopende studies de hervorming van deKUL-normen ter tafel ligt en ook een hervorming van de wetop de financiering van de politie. Zij meent echter dat eenhervorming met gesloten envelop zeer moeilijk zou zijn,zonder echter verder te kunnen gaan in een kader vanlopende zaken. Wat het Copernicus-dossier betreft, stipte zijaan dat de Staat in beroep gegaan is, maar dat er geen vonniszal zijn vóór mei 2012.

Uitvaart van onvermogenden & asse van deoverledenen

Op verzoek van de parlementaire commissie interneaangelegenheden bevoegd voor lokale besturen heeft de

Vereniging haar opmerkingen opgelijst bij het voorstel vanordonnantie tot wijziging van de wet van 20 juli 1971 op debegraafplaatsen en lijkbezorging, met als doel de tenlasten-mening van de uitvaartkosten van onvermogenden.

In een brief van 31 maart onderstreept zij dat de tekst eenmaterie verduidelijkt die totnogtoe niet uitdrukkelijk bij wetgeregeld was. Voortaan zou de inschrijving in de registers heteerste objectieve criterium vormen volgens hetwelk dekosten door een gemeente gedragen worden, de plaats vanoverlijden zou slechts bij ontstentenis meespelen. Dit kan delasten verlichten van gemeenten waar grote ziekenhuizen,gevangenissen of rusthuizen gevestigd zijn.

Wat de keuze betreft om een definitie van de onvermogendete geven bij verwijzing naar de wet van 26 mei 2002betreffende het recht op maatschappelijke integratie, vindtde Vereniging dat - ook al is het niet de enige - het wel eeneerste middel is om de juridische leemte te vullen. Globaalgenomen wijst zij erop dat er een samenwerkingsakkoordmoet komen tussen Gewesten, om naar een beterecoherentie te streven, maar zij stipt aan dat de afsluiting vanzo'n akkoord gemakkelijker wordt als de respectievewetgevingen op elkaar afgesteld worden.

De Vereniging heeft er één opmerking bij gemaakt, nl. hetfeit dat de toelichting verder gaat dan de tekst van hetvoorgestelde amendement om het begrip uitvaartkostenverder te definiëren. Zij vindt dat de gemeenten hunvolledige beslissingsbevoegdheid moeten behouden om tebepalen of ze verdergaan dan wat in de tekst zelf voorzien is,de tenlasteneming van de begravingswijze begrafenis/crematie ; de kosten met betrekking tot de levens-beschouwelijke rituelen of de uitgaven die voortvloeien uitde laatste wilsbeschikking van de overledene moeten tot degemeentelijke autonomie behoren.

De Vereniging is verheugd dat de commissie op 7 april haaropmerkingen verwerkt had.

Op 1 april richtte de Vereniging zich tot Brussels minister-voorzitter Charles Picqué, aangaande de ordonnantie van 3 februari 2011 tot wijziging van artikel 24 van de wet van20 juli 1971 op de begraafplaatsen en lijkbezorging. De oudewettekst stelde dat als de overledene dit bij leven enschriftelijk kenbaar had gemaakt, zijn asse buiten debegraafplaats mocht bewaard worden. Nu is de procedureomgekeerd en mogen de assen bewaard worden op eenderwelke plaats, behalve indien de overledene zich er bij levenuitdrukkelijk tegen heeft verzet.

De toepassing van dit artikel stelt zichtbaar problemen quainterpretatie. Het typische geval is de afloop van de concessievan een urne in een perceel met concessie, waarbij de

DE VERENIGING IN ACTIE

Page 3: Nieuwsbrief nr 2

N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2 33

rechthebbenden wensen dat de gemeente hun de asse terbeschikking zou stellen. Waar moet de gemeente zich dan opbaseren: de wil van de overledene voor zijn dood, op basisvan de oude wetgeving, of die van de familie op basis van denieuwe regelgeving ? De Vereniging vraagt de minister dusde reikwijdte van de ordonnantie te preciseren en zich ervante vergewissen dat het gewijzigde artikel 24 geenterugwerkende kracht heeft. In de brief vroeg zij ookjuridische waarborg te verzekeren voor een retributie diegevestigd zou worden in verhouding tot de kostprijs, zo nietzouden de gemeenten een belasting moeten heffen.

Bijstand door een advocaat voor een gedetineerde

De Vereniging heeft nogmaals de gevolgen van het Salduz-arrest aangekaart. De rechtspraak beveelt immers aan reedsin bijstand door een advocaat te voorzien bij het eersteverhoor van een gedetineerde, in de plaats van rechtsbijstanddoorheen de hele procedure. Na een verwittiging van hetEuropees Hof van de Rechten van de Mens is Belgiëbegonnen met de wijziging van de wetgeving, op basis vaneen reeds in de Senaat goedgekeurd en naar de Kamerdoorgezonden voorstel.

De Vereniging is verheugd over dit initiatief omdat het derechten van de verdediging behartigt, maar vestigt deaandacht op de gevolgen op het werk van de politiezones endus onrechtstreeks de tussenkomst van de gemeenten. Voorde toepassing van deze maatregelen moet er meer personeelingezet worden, bijkomende lokalen ingericht worden envorming aangeboden worden. Als aan die voorwaarden nietvoldaan kan worden, moeten we voorkomen dat strafzakenuitmonden in een procedureslag waar de aandacht vooralgaat naar procedurefouten bij de verhoren.

Het leek niet te laat om te vragen dat een omzendbrief vande procureur des Konings de zaken alvast zou verduidelijken,gekoppeld aan een ad hoc vorming voor het personeel van depolitiezones. Dat kwam aan bod in de brieven van 4 aprilaan minister van Justitie Stefaan De Clerck en aan ministervan Binnenlandse Zaken Annemie Turtelboom, met kopieop 11 april aan de Brusselse minister-voorzitter om hem teinformeren over de financiële gevolgen van deze maatregelenop de gemeentefinanciën en tegelijk te suggereren gebruik temaken van het evocatierecht op federaal niveau.

Statut van de gemeentesecretaris

Als laatste belangrijke tussenkomst van de studiedienst in ditverslag melden we ook dat onze Vereniging op 4 maartuitgenodigd was als spreker op het Congres van deFederatie van Gemeentesecretarissen van het BrusselsHoofdstedelijk Gewest. De studiedag was gewijd aan hetstatuut van de secretaris en de uitdagingen van die functie.

Mevrouw Hildegard Schmidt richtte er de spots op hetstatuut van de secretaris en diens bezoldiging in de drieGewesten.

OCMW

In het kader van een ministerieel besluit van 11 april 2011wordt er een subsidie van 5.860 miljoen euro toegekend aande OCMW's die aansluiten bij de thematiek van de socialeinclusie – socioprofessionele inschakeling – om een deel vande kosten te dekken van de projecten van pre-activeringsparcours en/of parcours voor socioprofessioneleinschakeling voor begunstigden van maatschappelijkeintegratie of sociale bijstand, in het kader van het EuropeesSociaal Fonds. Verschillende Brusselse OCMW's nemen deelaan deze acties voor socioprofessionele inschakeling vankansengroepen en maken dus gebruik van deze subsidies. DeAfdeling OCMW neemt actief deel aan hetbegeleidingscomité en het comité voor follow-up van deprojecten ESF in de POD Maatschappelijke Integratie, ensteunt de Brusselse OCMW's zodat zij hun projecten tot eengoed einde kunnen brengen.

De Federaties van OCMW's hebben gereageerd op een arrestvan het Luikse arbeidshof dat een Waals OCMW veroordeelttot de tijdelijke toekenning van maatschappelijke bijstandaan een gedetineerde, omdat die beslissing het OCMWnieuwe lasten oplegt. Op 4 april hebben zij een briefgezonden naar minister van Justitie Stefaan De Clerck,met kopie aan staatssecretaris voor de strijd tegen armoedeen sociale uitsluiting Philippe Courard. In die brief wijzen zijerop dat ze steeds meer aanvragen krijgen van gedetineerdenof geïnterneerden, wat verontrustend wordt gezien definanciële gevolgen en de werklast die dat met zichmeebrengt. Aangezien de steun aan gedetineerden in deeerste plaats afhangt van de FOD Justitie en niet van deOCMW's, zien we een nieuwe overdracht van lasten van hetfederaal naar het lokaal niveau.

Op 12 april heeft de minister van Justitie geantwoord dat hijde brief ter informatie en voor advies doorgezonden had naarhet directoraat-generaal penitentiaire instellingen. Het

DE VERENIGING IN ACTIE

Page 4: Nieuwsbrief nr 2

4 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

DE VERENIGING IN ACTIE

antwoord van de staatssecretaris van 19 april is concreter. Hijpreciseert namelijk dat er overleg plaatsgevonden heeft metvertegenwoordigers van Justitie en zijn administratie. Erwerden voorstellen aangekondigd door de vertegen-woordigers van Justitie, met name een omzendbrief metinstructies voor gevangenisdirecteurs waarin verwezen wordtnaar de sociale kas voor gedetineerden in gevangenissen.

Sinds enkele jaren kaarten de Federaties van OCMW's bij deoverheid geregeld het probleem aan van de overdrachten vanlasten en de problemen van begeleiding in geval van sanctiestegen uitkeringsgerechtigde werklozen. Hoewel er nog geenglobale oplossing gevonden is, heeft de RVA op 4 april eenbrief geschreven naar de Afdeling OCMW om te melden datde uitsluiting van werklozen omdat zij niet naar eenonderhoud met de RVA-facilitatoren gegaan zijn voor deevaluatie van hun actieve zoektocht naar werk, steeds kangeannuleerd worden als de werkloze naar hetwerkloosheidsbureau gaat voor een gesprek. Hij kan danopnieuw een werkloosheidsuitkering genieten vanaf de dagdat hij zich daar aanmeldt. Bovendien kan de uitsluitingretroactief opgeheven worden als de werkloze binnen dedertig werkdagen volgend op de dag van de afwezigheid eencontract afsluit betreffende het actief zoeken naar werktijdens het gesprek. Deze informatie werd door de AfdelingOCMW snel meegedeeld aan de sociale diensten van deOCMW's, omdat de maatregel betrekking heeft op een deelvan het naar de OCMW's doorverwezen publiek.

De jeugddienst van de Franse Gemeenschap werd belast metde organisatie van verschillende ontmoetingen voor alleactoren die een rol spelen in het beleid met betrekking tot dejongeren vanaf 13 jaar. Deze ontmoetingen pasten in hetkader van een internationale analyse, op aansturen van deRaad van Europa, van het jeugdbeleid. De minister vanJeugdbijstand Evelyne Huytebroeck wou dat het lokaal enregionaal beleid op één van die ontmoetingen voorgesteldzou worden, waarbij de aandacht gevestigd werd op destructurering van de sector, de rol en de uitdagingen van destructuren. Zo werd de Afdeling OCMW met haar Waalsezustervereniging uitgenodigd op 13 april in Brussel, om aaneen panel internationale deskundigen de taken van hetOCMW voor te stellen en hun rol in de begeleiding vanjongeren.

Mobiliteit

De Mobiliteitscel heeft verschillende vormingenge-organiseerd, ondermeer op 28 april, waar dewerkgroep "code van de wegbeheerder en aanvullendereglementen" zich boog over de materialisering vanhet parkeerverbod voor voertuigen boven de 3,5 ton,de snelheidsbegrenzingen en het verschil tussen deborden F99 en D10.

Op 21 maart maakte de cel deel uit van de jury voor deevaluatie van de eindwerken in het kader van de vorming"think tram bus", georganiseerd door de MIVB en MobielBrussel.

Op 26 april bracht de Vereniging met het oog op devoorbereiding van de autoloze zondag van 18 september,de werkgroepen "politie" en "doorgangsbewijzen" samen. Erwerd met de politiezones een overzicht opgemaakt van deprocedures voor controle en beveiliging van de autolozezondag (afsluitingen, tunnels, controle en sanctie, …) enmet de gemeenten een analyse van de werkwijzen voor detoekenning van de doorgangsbewijzen.

De Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid in hetBrussels Gewest vonden dit jaar plaats op 3 mei. Er warenniet minder dan 150 deelnemers, waaronder de federalepolitie, de MIVB, allerlei verenigingen en verschillendeBrusselse gemeenten. Dit evenement was de geslaagdeafsluiting van meer dan een jaar hard werk, waar deVereniging veel energie in gestoken heeft samen met hetkabinet van de staatssecretaris, Mobiel Brussel en de MIVB.De dag werd afgesloten met de ondertekening van eengewestelijk actieplan 2011-2020 voor verkeersveiligheid. Deondertekenaars waren ondermeer Brussels minister-voorzitter Charles Picqué, staatssecretaris voor mobiliteitBruno De Lille, substituten van de Brusselse procureur desKonings Eric Dehon en Véronique Delfosse en waarnemendgouverneur van het Brussels arrondissement Jean Clément.

Het actieplan 2011-2020 omvat 49 operationele doel-stellingen, gegroepeerd in 9 strategische doelen. Het doel isde halvering van het aantal verkeersdoden (12 doden en 68gewonden). Inspiratie voor het plan werd gevonden in deZweedse Vision Zero, dat er toegelicht werd door dedirecteur van Traffic Safety, Lars Ekman. De centrale ideevan de strategie kan als volgt samengevat worden: aangeziende mens fouten maakt, moet het verkeer zo georganiseerdworden dat de onvermijdelijke fouten geen fatale gevolgenmet zich meebrengen. Het doel is dus niet de mobiliteit tebeperken, maar er aan de hand van aanpassingswerken overte waken dat er geen ongevallen veroorzaakt worden.

Page 5: Nieuwsbrief nr 2

5N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Duurzame ontwikkeling

In het kader van de begeleiding van de projectoproepAgenda Iris 21 heeft de Vereniging drie workshopsgeorganiseerd voor de dragers en coördinatoren vanduurzame projecten. De vergaderingen van 15 en 29 marswaren respectievelijk gewijd aan de opstelling van hetactieplan van een Lokale Agenda 21 en de uitvoering van deacties die erin opgenomen zijn. De workshop van 5 april wasgericht tot de vier nieuwe laureaten (Sint-Jans-Molenbeek,OCMW Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Joost-ten-Node enOCMW Sint-Agatha-Berchem) van de projectoproep 2010.

Op 1 april was de Vereniging één van de 38 ondernemingendie bekroond werden voor hun inspanningen om Brusselduurzamer te maken. Toen voegde de Brusselse ministervoor leefmilieu Evelyne Huytebroeck immers officieel eentweede ster toe aan het ecodynamisch label van de VSGB,een erkenning voor onze initiatieven op het vlak vanmilieubescherming, maar vooral voor het engagement van deVereniging in een verregaand actieplan waaraan eenmonitoring gekoppeld is.

Internationaal

Op 29 en 30 maart vond in de Brusselse zetel van hetComité van de Regio's het 2e Europees congres van degedecentraliseerde samenwerking plaats. Ter inleiding werdde nagelnieuwe publicatie voorgesteld over de Europesevooruitzichten inzake gedecentraliseerde ontwikkelings-samenwerking. De Brusselse en Waalse Vereniging vanSteden en Gemeenten kregen er lof voor hun programmavoor gemeentelijke internationale samenwerking, waaruitde actie in Benin in het bijzonder belicht werd in hetgedeelte case-studies.

Wat het eigenlijke congres betreft, waren er heel watverkozenen uit het Noorden en het Zuiden aanwezig, metname uit België en Frankrijk, maar ook uit departnergemeenten in de landen waar het programmauitgevoerd wordt. In de plenaire zittingen werden deschijnwerpers gericht op de rol van de lokale overheden in deontwikkeling, de balans en de vooruitzichten van deEuropese actie van de lokale overheden, de coördinatie en deefficiëntie van de bijstand.

Het groenboek van de Europese Unie voor inclusieve groeien duurzame ontwikkeling kwam ook aan bod in dedebatten. Bij de afsluiting vestigde de Europese commissarisvoor ontwikkelingssamenwerking Andris Piebalgs deaandacht op de erkenning door de Europese Commissie vande rol van de lokale overheden in de uitdagingen voor detoekomst en stipte hij aan dat hij nauw contact met hen wilonderhouden.

In de marge van deze internationale activiteit wijzen wij ookop de bijdrage van de ondertekenaar van dit artikel aan eenseminarie in het Spaanse San Sebastian op 10 en 11 maart,in het kader van de 2e ontmoeting van de Spaanse territorialeoverheden met betrekking tot het Europees label voorinnovatie en goed bestuur op lokaal vlak. Het colloquiumwerd georganiseerd op initiatief van de Raad van Europa enspitste zich toe op de integratie van de tools van het label inhet Spaanse netwerk, maar ook en vooral over deuitwisseling van goede praktijkvoorbeelden, in dit gevalde ervaringen omtrent burgerparticipatie. Uw dienaar kwamer kritisch uit de hoek wat de huidige ontwikkeling van detools van het label betreft, maar wees ook op het positievevan de uitwisseling van goede praktijken inzake bestuur,voor zover die goed gestructureerd zijn.

We ronden dit activiteitenverslag afmet de aanwerving van een nieuwpersoneelslid ter ondersteuning vande diensten mobiliteit, interna-tionale samenwerking en duurzameontwikkeling. Het gaat omVirginie Randaxhe, die gekozenwerd aan het einde van eenprocedure met nagenoeg 200 kandidaten. Dezeadministratieve ondersteuning zal bijdragen tot een vlottereuitvoering van de taken en een betere interface met deandere diensten waarborgen.

DE VERENIGING IN ACTIE

De Vereniging kreeg haar twee sterren uit handen vanminister Evelyne Huytebroeck.

Marc Thoulen

Page 6: Nieuwsbrief nr 2

6 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Een beetje geschiedenis

Acht jaar na de onafhankelijkheidvan Rwanda is de gemeente Sint-Pieters-Woluwe verbroederd met deRwandese gemeente Musambira,het dorp van de toenmalige am-bassadeur van Rwanda, dat gelegen is op 35 km vanKigali langs de baan die de Rwandese hoofdstadverbindt met Butare. In 1970 vonden er bij onsgemeenteraadsverkiezingen plaats, maar de Woluwseoverheid was toen meer begaan met haar verkiezings-resultaten dan met werkelijke jumelage …

Het samenwerkingsverhaal begon pas echt in 1971,met de komst van de nieuwe burgemeester FrançoisPersoons. De eerste tien jaar bestonden de ver-wezenlijkingen voornamelijk in de bouw vaninfrastructuren (waterleidingen en een gezondheids-centrum) en de oprichting van een modelboerderij.

Een tweede periode werd gekenmerkt door de steunvan Sint-Pieters-Woluwe aan een ngo die actief is in destreek van Musambira en projecten leidt op het vlakvan landbouw en steun aan microprojecten en“geiten-kredieten”. In die periode werd de wereldopgeschrikt door de genocide, die de samenwerkingjammer genoeg op een laag pitje zette.

Toen ik de bevoegdheid internationale samenwerkingovernam in 2001, heb ik de betrekkingen tussen detwee entiteiten nieuw leven ingeblazen. De jumelagewerd aangepast aan de bestuurlijke evolutie en werdverruimd tot het district Ruyumba: de vroegeregemeente Musambira en diens buurgemeente Mugina).Sindsdien hebben nog enkele administratieveaanpassingen het grondgebied nog vergroot. Ruyumbamaakt nu deel uit van het grote district Kamonyi, maarde partners zijn overeengekomen het grondgebied voorhun jumelage te beperken tot het oude districtRuyumba.

Naar een overdracht van knowhow

De voorbije tien jaar werden de betrekkingen gebaseerd opeen logica van overdracht van knowhow inzake lokaalbestuur. Zo werd er in 2002 een grootschalig projectopgezet voor de inrichting en het gebruik van micro-informatica in het administratief gebouw van Musambira.

Aangezien daar nog geen elektriciteit was, heeft het projectde gemeentegebouwen ook uitgerust met zonnepanelen omautonomie te verschaffen op het vlak van energie. Dit zeervernieuwende project kwam tot stand dankzij hetprogramma voor samenwerking tussen lokale instellingen,waarvan de aanzet gegeven werd door de toenmaligestaatssecretaris voor ontwikkelingssamenwerking EddyBoutmans 1.

Daarna werd er een systeem van peterschap voor kinderengeorganiseerd. Zo genieten meer dan 500 kinderen eenbeurs om naar school te kunnen gaan.

In 2005 ging het werk nog verder, in het kader van hetzelfdeprogramma. Er werd een reeks acties gevoerd waarbij deinwoners van Woluwe actief betrokken werden, zoals deinzameling van brillen, die in Rwanda uitgedeeld werden naonderzoek door een oogarts, zodat blinden die het zelf nietbeseffen weer kunnen zien 2. Er werden ook schoolboeken enleesboeken voor de jeugd verstuurd en tevens materiaal voorgezondheidscentra en dergelijke.

Europese steun voor het project van Sint-Pieters-Woluwe

De Europese Unie creëert samenwerkingsprogramma’swaarvan sommige door hun financiering of voorwaardenopenstaan voor lokale besturen 3. De Europese Unie draagt

Naast het intergemeentelijke programma voor gedecentraliseerde samenwerking, dat de Brusselse gemeentengoed kennen, bestaat er nog andere vormen van samenwerking. Hieronder stellen wij u de ervaring van degemeente Sint-Pieters-Woluwe voor, die uitgaande van een klassieke jumelage een Europese financieringverkregen heeft om een district in Rwanda van scholen te voorzien.

1 Het programma voor samenwerking tussen lokale instellingen werd reeds beheerd door de Vereniging van Steden en Gemeenten.2 Zo drukte de districtsleider van Ruyumba, Fidèle Bukuba, het toen uit.3 De budgetten van de projecten die voor financiering in aanmerking komen, bedragen 30 tot 100 duizend euro per jaar.

IN ONZE GEMEENTEN

SINT-PIETERS-WOLUWE STAAT SCHOLEN INRWANDA MET RAAD EN DAAD BIJ

Page 7: Nieuwsbrief nr 2

7N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

75 % van de kostprijs van het projectals het door een instelling van hetNoorden geleid wordt, en 90 % alsdie uit het Zuiden de leiding neemt 4.

Sint-Pieters-Woluwe is ingegaan opde Europese projectoproep ANE-ALen 2008, maar werd niet geselecteerd.De tweede poging, in 2009, wierpwel vruchten af : dankzij de ervaring van het vorige jaarkonden de verwachtingen van de geldverschaffer beteringeschat worden. Het geselecteerde project heeft als thema“onderwijs als recht en verantwoordelijkheid van iedereen”.Het is gericht op goed bestuur, armoedebestrijding engelijkheid tussen man en vrouw. Het budget voor de driejaar van het project bedraagt 215.920 euro, waarvannagenoeg 75 % door Europa gedragen wordt. De gemeente-lijke investering voor het verkrijgen van het projectwordt ge-raamd op drie maan-den voltijds werk van éénpersoon 5.

Het geselecteerde project werd ingediend in samenwerkingmet de Rwandese ngoAdenya 6. Die ngo heeftal ervaring in datdomein, wat helpt omaan te tonen dat zij instaat zijn een project ingoede banen te leiden.

In het kader van deEuropese programma’svoor Rwanda is Sint-

Pieters-Woluwe de enige openbare entiteit in heelEuropa die financiering verkregen heeft.

Onderwijs als recht en verantwoordelijkheidvan iedereen

Context en doel van het project

De sector Musambira heeft zeven scholen, goed voorzesduizend leerlingen en een honderdtal leerkrachten. Hetproject tracht de kwaliteit en de toegankelijkheid van debasisscholing te verbeteren. Het kadert in het beleid van deRwandese overheid om onderwijs voor iedereen haalbaar temaken.

Het project berust op 2 pijlers.

De eerste betrekt de ouders bij het bestuur van descholen door de versterking van de oudercomités en betrektze dus ook bij de opleiding van hun kinderen. Het doel is

enerzijds de scholen beter te besturenen anderzijds de kinderen op schoolte houden door te wijzen op hetbelang van een degelijke opleidingvoor de jeugd. Het is ook een vormvan sociale controle: er wordt eenmechanisme tot stand gebrachtwaarbij de school optreedt zodra erernstige aanwijzingen zijn dat een

kind niet meer naar school gaat.

Toch stoppen nog te veel kinderen met de school. Vaak isdat om financiële redenen, terwijl het onderwijs toch gratisis. Het materiaal dat nodig is om naar school te kunnengaan, vormt een belasting voor het gezinsbudget. Bovendienlijdt de familie een verlies aan inkomsten als een kind nietgaat werken, bijvoorbeeld in de plaatselijke steengroeven ofin de hoofdstad Kigali. Daarom behelst de tweede pijler vanhet project de organisatie van inhaalklassen, waarjongeren die een tijdje niet naar school gegaan zijn, degemiste lessen inhalen.

Het onderwijs in Rwanda is verplicht tot het derdemiddelbaar. Toch bleek uit de cijfers die wij kondeninkijken bij ons bezoek in oktober 2010, dat slechts de helftvan de ingeschrevenen in het eerste leerjaar tot in het zesdegeraakt. Daar zijn verschillende verklaringen voor, zoals hetblijven zitten of het feit dat steeds meer kinderen in heteerste leerjaar naar school gaan. De statistische gegevens –ook al zijn die niet precies – waren voldoende expliciet omaan te tonen dat er nog te veel kinderen afhaken.

Twee voorbereidende missies

In september 2010 werd er een missie volbracht om hetprogramma met de ngo Adenya en de lokale overheden vanMusambira en van het district Kamonyi op te starten. Voorhet begin van het schooljaar 2011 moesten de inhaalklassenheringericht worden, de organisatie van het projectgestructureerd worden en de coördinator voor deouderverenigingen aangesteld worden.

In februari 2011 werd er een tweede missie uitgevoerd, omeen stand van zaken op te maken van het project en van deandere acties in het kader van de jumelage.

Zes gerenoveerde klassen

Er werden zes klassen opgefrist: drie in het dorp Musambira(in de lokalen van de modelboerderij die al enkele jaren nietmeer gebruikt werd) en drie in de school van Mpushi, in desector Musambira, op drie uur lopen van het dorpMusambira. Die klassen werden in oktober bezocht en er

IN ONZE GEMEENTEN

4 Officieel luidt het dat de indiening van projecten aangemoedigd wordt door organismen (lokale besturen of ngo’s) uit het Zuiden, maar toch stellenwe vast dat de Europese Unie in de praktijk haar vertrouwen schenkt aan projecten die beheerd worden door organismen uit het Noorden. Dat is toe te schrijven aan het feit dat de organismen uit het Zuiden het zeer moeilijk hebben om te beantwoorden aan de administratieve vereistenvan de Europese Unie.

5 De complexe procedures en de ingewikkelde formulering van een project maken de projectoproepen van de EU een bijzonder lastige karwij. Als men eraan wil deelnemen om werkelijk te slagen, moet er heel wat werk geleverd worden. Men moet de verwachtingen van de geldverschaffergoed begrijpen, zowel qua inhoud als qua vorm. Een lokaal bestuur dat daar nog geen ervaring mee heeft, heeft er dus alle belang bij een beroep tedoen op een “schrijver” die ervaring heeft met het opstellen van Europese projectdossiers.

6 De ngo Adenya werd voorgesteld door de gewezen burgemeester van Ruyumba, Fidèle Bukuba. De overheid van het district Kamoniy zag hetproject liever ingediend in samenwerking met de ngo, omdat het district nog geen ervaring had inzake samenwerking.

Page 8: Nieuwsbrief nr 2

88 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

was effectief heel wat opsmukwerk nodig om de leerlingennetjes te ontvangen.

Graadklassen

In iedere klas zitten leerlingen uit twee leerjaren samen. Erzijn dus drie niveaus voor de zes leerjaren van de lagereschool. Aan het einde van het schooljaar nemen deleerlingen van niveau 3 deel aan de nationale examens omhun diploma van de lagere school te behalen. Iederevestiging biedt de 3 niveaus aan. Op basis van een kennistestworden de leerlingen in het gepaste niveau gezet. Deschooldagen beslaan telkens de voor- en de namiddag.

De schoolgaande jeugd in Musambira en Mpushi

Voor de twee vestigingen samen registreerden wij devolgende leerlingenaantallen :

Op niveau 1 zijn negentien leerlingen nooit naar schoolgegaan. Enkele vaststellingen :- Er is duidelijk nood aan inhaallessen.- Aangezien de vestiging van Musambira het vlotst

bereikbaar is, zitten daar het meeste leerlingen : 200,tegenover 129 in Mpushi.

- De klassen bestaan uit 38 tot 78 leerlingen.- Er zijn ook 88 volwassenen (> 18 jaar) in de klassen,

waarvan 63 in Musambira.- De heterogene leeftijden vormt een bijkomende

moeilijkheid. De meeste leerlingen zijn tussen 15 en 18 jaar oud.

Niveau

1

2

3

Totaal

< 18 jaar

44

72

55

171

> 18 jaar

29

40

19

88

< 15 jaar

38

16

16

70

Totaal

111

128

90

329

IN ONZE GEMEENTEN

7 Aprojumap staat voor “Association pour la Promotion des Jumelages et de l’Amitié entre les Peuples à Kigali”.8 Ada staat voor “Auto-Développement Afrique” (Elzas-Lotharingenstraat 33 te 1050 Brussel).

Vooruitzichten

De inhaalklassen moeten een verlengstuk krijgen in deorganisatie van workshops of klassen voor beroepsopleiding.Gezien de gemiddelde leeftijd van de leerlingen is het doelvoor de oudsten het verwerven van voldoende kennis (lezenen schrijven, rekenen, …) om in staat te zijn eenberoepsopleiding te volgen, zodat zij werk kunnen vindenen dus een inkomen verkrijgen.

De uitbreiding van het huidige project tot anderevestigingen en de verruiming van de actie tot beroeps-opleidingen zijn voorbeelden van initiatieven waarrond nognieuwe projecten ingediend kunnen worden.

Problemen die nog aangepakt moeten worden

Tijdens de laatste missie werden er verschillende problemenbesproken om de goede uitvoering van het project teverzekeren, in het bijzonder de heterogene leeftijden van deleerlingen, de overbevolking van de klassen en het gebrek

aan gegevens over het profielvan de leerlingen.

Daarom werden de volgendebeslissingen genomen :

- Bij de inschrijving wordt ervoor iedere leerling eendossier samengesteld over zijn verleden, om zo goedmogelijk aan zijn behoeften inzake vorming tegemoet tekunnen komen.

- Jongvolwassenen worden naar alfabetiseringscentradoorverwezen. Vooral degenen die ouder zijn dan 18 jaar,maar ook voor niveau 1 degenen die ouder zijn dan 15jaar. Die jongeren krijgen hulp om zich in te schrijven ineen alfabeteringscentrum in plaats van de inhaalklas.

- Jongvolwassenen worden voortaan niet meeringeschreven in de inhaalklas.

Zo worden overvolle klassen vermeden, want dat verkleintde kansen van de leerlingen om hun diploma lageronderwijs te behalen.

Deze ervaring is nog te jong om bepaalde kwesties tebeoordelen zoals de discipline, de gehechtheid van deleerlingen aan de school of eventuele illusies van deingeschrevenen ten aanzien van de inhaallessen. Wat welreeds duidelijk is, is dat het absoluut noodzakelijk is eengesprek te hebben met de kandidaten voordat ze zichinschrijven, om een individueel dossier op te stellen.

Organisatie van de jumelageDe jumelage is gebaseerd op een driehoeksrelatie. De relatieis enerzijds tussen twee overheidsinstellingen (gemeenteSint-Pieters-Woluwe en het oude district Ruyumba), samenmet de Rwandese ngo Aprojumap 7, als het ware de am-bassade van Sint-Pieters-Woluwe. Die ngo onderhoudtnauwe contacten met het Belgische Ada 8. De tegenhangervan het jumelagecomité van Ruyumba is de advies-commissie ontwikkelingssamenwerking van Sint-Pieters-Woluwe. Deze structuur kruist de informatie, checkt debetrouwbaarheid en betrekt de bevolking erbij.

Bij deze organisatie komen ook nog gelegenheidspartnersvoor de uitvoering van specifieke projecten.

Samenwerking, de burger heeft er baat bijProjecten tot stand brengen in het kader van een jumelageis geen basistaak van een gemeente. Toch vormen dezeinitiatieven een verrijking en dragen ze bij tot de verbeteringvan het plaatselijke levenskader en het aanknopen vanoprechte en duurzame internationale vriendschapsbanden.

Een gemeente kan aan doeltreffende samenwerking doendoor middel van microprojecten. Zo draagt ze bij tot deduurzame ontwikkeling van het Zuiden en versterkt zetegelijk de capaciteiten van haar lokaal bestuur. Dat zou nogvaker gezegd moeten worden, zodat het een thema wordt inhet verkiezingsdebat van 2012.

Serge de Patoul

Page 9: Nieuwsbrief nr 2

9N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

NIEUWS VAN HET GEWEST

1 B.S. 9 februari 2011 (Inforum 253548).2 Parl. St. Brussel, zitting 2009-2010, nr. 27, p. 22.3 Parl. St. Brussel, zitting 2010-2011, nr. 13, p. 15.4 Parl. St. Brussel, zitting 2010-2011, A-101/2, p. 3.5 Parl. St. Brussel, zitting 2010-2011, nr. 13, p. 15.6 Ter herinnering, de bijzondere wet van 13 juli 2001 heeft de bevoegdheid met betrekking tot de begraafplaatsen en de lijkbezorging aan de Gewesten

toegekend. In Vlaanderen en Wallonië wordt de aangelegenheid geregeld door middel van decreten, terwijl in Brussel de tekst van de federale wet van1971 nog altijd van toepassing is. De tekst wordt aangevuld bij diverse ordonnanties.

7 Artikel 23 van de wet van 20 juli 1971 (Inforum 22821).8 Artikel 21 en 23 van dezelfde wet.9 Artikel 24, 4e lid, 3° van dezelfde wet.10 Voornamelijk van de rechtbank van eerste aanleg.11 J. ROBERT, Funérailles et sépultures, in Collection Orange, Vanden Broele, 2010, p. 65.12 Ook de Waalse wetgever gaf de voorkeur aan dit criterium: cf. L 1232-1 10° CDLD.

I. Bewaring van de as – keuze vande nabestaanden

De ordonnantie van 3 februari 2011 tot wijziging vanartikel 24 van de wet op de begraafplaatsen en de lijk-bezorging werd goedgekeurd door de Brusselse wetgever. 1

Vóór de inwerkingtreding van de ordonnantie moest deoverledene bij leven een schriftelijke verklaring opgesteldhebben opdat zijn as buiten een kerkhof bewaard zoukunnen worden. De nieuwe ordonnantie heeft dezeprocedure omgekeerd.

Voortaan mag de as van de overledene op eender welkeplaats bewaard worden, behalve indien de overledene zichbij leven uitdrukkelijk verzet heeft tegen de mogelijkheidom de as buiten een kerkhof te bewaren. Op verzoek van denabestaanden mag een deel van de as bovendien aan henoverhandigd worden, onder bepaalde voorwaarden diehieronder besproken worden.

De wil van de wetgever

Uit de voorbereidende werkzaamheden van de nieuweordonnantie blijkt dat de wetgever als doel had om enerzijdsde Brusselse regelgeving in overeenstemming te brengenmet de geldende regelgeving in Vlaanderen en Wallonië, enanderzijds aan de familie een symbolische hoeveelheid vande as te kunnen overhandigen 2 en de wens van de familie tekunnen respecteren met betrekking tot de bestemming vande as van een gecremeerde persoon, wat tot nu toe nietmogelijk was in het Brusselse Gewest. 3

Mensen zijn steeds minder vooruitziend en laten nietstelselmatig een document na waarin ze hun wil kenbaarmaken over de bestemming van hun as. Door bij gebrekeaan dit document de keuze aan de familie over te laten heeftde Brusselse wetgever wellicht een antwoord willen biedenop deze feitelijke situatie.

Symbolische hoeveelheid as

Bovendien bevat artikel 24 van de wet van 20 juli 1971,zoals gewijzigd, een nieuw vijfde lid betreffende devoorwaarden voor de overhandiging van een deel van de as:- slechts “een symbolische hoeveelheid” zou overhandigd

kunnen worden aan de nabestaanden (de voor-bereidende werken geven een hangertje gevuld met as alsvoorbeeld) ;

- mensen die over de as wensen te beschikken, moeten deechtgenoot of echtgenote van de overledene, ouders ofverwanten in de eerste graad zijn ;

- de as moet verdeeld worden door het crematorium (enniet door een gemeentedienst) “om een waardige enrespectvolle behandeling van de as te waarborgen” 4.

Uit de wettekst en de voorbereidende werken betreffendehet vijfde lid blijkt dat de nieuwe bepaling enkel deoverhandiging van een deel van de as na de crematie beoogt,vooral rekening houdend met het feit dat de as onmiddellijkna de crematie verdeeld moet worden. De wetgever heeftdeze taak toevertrouwd aan de crematoria, ook om deonrechtmatige verkoop van de gecremeerde dodenresten tevermijden. 5

Het nieuwe vijfde lid, dat ingevoegd werd bij deordonnantie van 3 februari 2011, is bijzonder nauwkeurigmet betrekking tot de personen die over een deel van de asmogen beschikken. Het gaat namelijk enkel om deechtgenoot of echtgenote, de ouders en de verwanten in deeerste graad.

Vreemd genoeg verwijzen andere artikelen uit dezelfde wetvan 1971 6 naar “de familie” 7, het begrip “de persoon diebevoegd is om in de lijkbezorging te voorzien” 8, de“verwante” of de “nabestaanden” 9. Aangezien de wet hetprobleem niet duidelijk regelt, heeft de rechtspraak 10 eenvolgorde van voorrang vastgelegd onder de “verwanten”. Devolgorde wordt bepaald door de “affectieve band” die menmet de overledene heeft. Indien er geen schriftelijke wens is,zal de persoon die op de betrouwbaarste en oprechtstemanier de laatste wilsbeschikking van de overledene kankennen omdat die persoon met de overledene de nauwste“affectieve band” had gedurende de laatste jaren vanzijn/haar leven 11, in voorkomend geval door de rechteraangeduid worden om te voorzien in de lijkbezorging .12

De actie van de Vereniging

Aangezien de ordonnantie van 3 februari 2011 vatbaar isvoor interpretatie, heeft onze Vereniging de aandacht van degewestelijke overheid op enkele elementen gevestigd.

U vindt de brief naar het Gewest op www.vsgb.be >Actualiteit > Bericht van 21.04.2011

UITBREIDING VAN DE MOGELIJKHEDENBIJ OVERLIJDEN

Page 10: Nieuwsbrief nr 2

10 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

NIEUWS VAN HET GEWEST

II. Laatste wilsbeschikking -mogelijkheid om te verwijzennaar het uitvaartcontract

De andere wetgevende evolutie waarop we willen wijzen,staat in de ordonnantie van 24 februari 2011 22. Debedoeling van die ordonnantie is om de administratieverompslomp te vereenvoudigen en de communicatie omtrentde laatste wilsbeschikking van de overledene te verbeteren 23.De tekst past in het kader van een inspanning om demulticulturaliteit en de demografische eigenheden van deinwoners van de hoofdstad te respecteren. Door de langerelevensduur verliest de gezinscel haar stabiliteit en stervenvele mensen alleen, waardoor het risico bestaat dat hunlaatste wilsbeschikking niet getrouw nageleefd wordt.

Iedereen mag een uitvaartcontract afsluiten om zijn laatste wilsbeschikking uitvoerig vast te leggen. Diewilsbeschikking wordt vervolgens opgenomen in hetbevolkingsregister. In het contract staan onder meer eenaantal wensen, zoals de keuze van het ritueel en deuiteindelijke asbestemming. Op grond van de ordonnantievan 24 februari 2011 kunnen personen die hun laatstewilsbeschikking aangeven bij de ambtenaar van deburgerlijke stand, voortaan ook het eventuele bestaan vaneen uitvaartcontract in hun wilsbeschikking vermelden.

De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waarde overledene woont, zal dus de begrafenisonderneming op dehoogte kunnen brengen van dit contract met de preciezemodaliteiten van de wilsbeschikking van de overledene,aangezien het formulier voor de laatste wilsbeschikking te kortis om die modaliteiten te preciseren. De gemeente is uiteraardniet verantwoordelijk voor de uitvoering van hetuitvaartcontract, maar speelt toch een belangrijke infor-matieve rol.

Het uitvaartcontract is wettelijk vastgelegd

Artikel 2 van de ordonnantie van 2007 tot vaststelling van dewijzen van lijkbezorging werd uitgebreid met een nieuweparagraaf 5 waarin de definitie van het uitvaartcontractopgenomen werd: “een contract dat de laatste wilsbeschikkingvan een persoon regelt en dat gesloten wordt tussen eenprivépersoon enerzijds en een notaris, een begrafenis-onderneming, een verzekeringsmaatschappij of gelijk welkedaartoe gemachtigde instantie anderzijds.”

Volgens de wetgever kan men dankzij deze definitie, die hetonderscheid maakt tussen de partijen die het contract met deburger mogen afsluiten, de laatste wilsbeschikkinggemakkelijker vastleggen zonder zich te moeten beperken totde uitvaartovereenkomsten die door verzekeringsmaat-schappijen afgesloten worden 24.

Laatste wilsbeschikking

Wijze van begraving en bestemming van de asse

Begrafenis Crematie

Columbarium

Begravingvan de urne

Bewaringvan de asse

Verstrooiing VerstrooiingBegravingvan de urne

GrafkelderAarde :geconcedeerd

perceelof grafkuil Aarde Perceel

Op zee Elders :buiten het

publieke terrein> op privéterreinmet goedkeuringvan de eigenaar

Het contractwordt afgesloten

tussen de burger en :• een notaris ;of• een begrafenis-onderneming ;

of• een verzekerings-instelling ;

of• een anderbevoegdorganisme.

Rituelen volgensde cultus :

1. katholiek ;2. protestants ;3. anglicaans ;4. orthodox ;5. joods ;6. islamitisch ;7. vrijzinnige

levensovertuiging ;8. neutraal

filosofischeovertuiging

Op privéterrein met

goedkeuringvan de

eigenaaren buiten het

openbaar domein

Door denabestaande

die er debewaring

van verzekert

Begraafplaats Buiten begraafplaatsBegraafplaats(gemeentelijk of

intergemeentelijk)

Uitvaartplechtigheid Vermeldingvan het

uitvaartcontract

13 Zowel voor een begrafenis als voor een crematie is een vergunning vereist van de ambtenaar van de burgerlijke stand (of van de procureur desKonings van de plaats van het crematorium of van de hoofdverblijfplaats van de overledene).

14 De crematievergunning wordt afgegeven aan het crematorium.15 Zie artikel 16 van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. Terwijl begraving in principe enkel mogelijk is in

gemeentelijke of intergemeentelijke begraafplaatsen, is begraving toch ook mogelijk op particuliere begraafplaatsen die bestonden op het ogenblikvan de inwerkingtreding van de wet. De modaliteiten zijn beschreven in artikel 16, § 2, van de wet.

16 De concessie wordt toegekend door de gemeenteraad, die deze bevoegdheid aan het college kan delegeren (zie art. 6 van de wet van 20 juli 1971).17 Deze keuze van de bouw van de grafkelder wordt aan de overledene of aan de nabestaanden overgelaten, maar het gemeentelijk reglement dient

nageleefd te worden (zie J.-M. R. Van Bol, “Les funérailles et les sépultures - Aspects civils et administratifs”, Larcier, 2003, p. 96).18 De modaliteiten van de plaatsing van de urne in het columbarium worden door de gemeenteraad vastgelegd.19 Zie KB van 31 augustus 1999 (B.S. 30 oktober 1999).20 Volgens artikel 24 van de wet van 20 juli 1971 is een voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein vereist.21 De voorwaarden zijn vastgelegd in het KB van 30 december 2001 (B.S. 30 januari 2002).22 Ordonnantie van 24 februari 2011 tot wijziging van de ordonnantie van 29 november 2007 tot vaststelling van de wijzen van lijkbezorging, de

asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing voor de uitvaartplechtigheid die in de laatste wilsbeschikking opgenomen kunnen worden(B.S. 3 maart 2011) (Inforum 254403).

23 Parl. St. Brussel, zitting 2010-2011, nr. 17, p. 19.24 Parl. St. Brussel, zitting 2009-2010, A-110/1, p. 2.

13 14

15

16

17

18

19

2021

Page 11: Nieuwsbrief nr 2

1111N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

NIEUWS VAN HET GEWEST

De verklaring staat gelijk met een aanvraag omverlof tot crematie

Laatste verduidelijking aangebracht door de ordonnantievan 24 februari : de Brusselse wetgever wenst eendubbelzinnige situatie op te helderen en een einde te makenaan afwijkende interpretaties: de verklaring van de laatstewilsbeschikking is gelijkgesteld met een aanvraag om verloftot crematie en niet met het verlof tot crematie, aangeziendit laatste toegekend wordt door de ambtenaar van deburgerlijke stand.

De reikwijdte van de laatste wilsbeschikking

De verklaring wordt in overeenstemming met deordonnantie van 29 november 2007 25 schriftelijkingediend. De verklaring wordt gedateerd en ondertekendbij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente

waar de aangever ingeschreven is. Het document wordtopgenomen in het bevolkingsregister en heeft betrekking op :

- de wijzen van teraardebestelling: begraving, verstrooiingof bewaring van de as na de crematie of op de manier envolgens de door de Brusselse regering bepaaldemodaliteitende asbestemming

- de levensbeschouwelijke rituelen voor de begrafenis

- en, zoals hoger aangegeven, de vermelding van hetbestaan van een uitvaartcontract 26

We hebben geprobeerd om de verklaring van de laatstewilsbeschikking en de mogelijkheden die eruit voortvloeien,in de onderstaande tabel weer te geven.

Boryana Ruslanova Nikolova

25 Ordonnantie van 29 november 2007 tot vaststelling van de wijzen van lijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing voor deuitvaartplechtigheid die in de laatste wilsbeschikking opgenomen kunnen worden (B.S. 19 december 2007) ter opheffing van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 tot inschrijving door de gemeenten van de laatste wilsbeschikking inzake de wijze van teraardebestelling.

26 Voor een gedetailleerde analyse van de ordonnantie van 29 november 2007 verwijzen we naar B. MARCQ, Begraafplaatsen en lijkbezorging, Nieuwsbrief-Brussel, 2008, nr. 2, p. 11.

27 Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 3 maart 2011 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van de mogelijkhedenvoor een waardig afscheid van de levenloos geboren foetus bedoeld in het artikel 15ter van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en delijkbezorging (B.S. 18 maart 2011) (Inforum 254722).

Het waardige afscheid van levenloos geboren foetussen is geregeld

Op 3 maart 2011 heeft de Brusselse regering een besluit goedgekeurd om ouders de kans te geven waardig afscheid te nemenvan hun levenloos geboren foetus 27. Na toestemming van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van overlijdenbeschikken de ouders over de volgende mogelijkheden: begraving van de foetus op de stille kinderweide, begraving op hetkerkhof of crematie.

Op verzoek van de gewestelijke overheid heeft de VSGB in de 19 Brusselse gemeenten een rondvraag gedaan naar :

• het bestaan van stille kinderweiden op de kerkhoven

• de modaliteiten voor het gebruik van de weiden

Wij hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om een lijst op te maken van de Brusselse kerkhoven, met de preciseringwelke geheel of gedeeltelijk op Vlaams grondgebied gelegen zijn, aangezien dat nuttig is met het oog op het sluiten van eenintergewestelijk samenwerkingsakkoord op dat vlak.

Wij danken al onze leden voor hun waardevolle medewerking aan de enquête.

Wie beslist ?

De overledene had zijn wil geuit De overledene had zijn wil niet geuit

De laatste wilsbeschikking enhet uitvaartcontract

Keuze van de nabestaanden

Indien er geen akkoord is, zal de rechter beslissenen de modaliteiten toevertrouwen aan een nabestaande

die hij aanduidt (voorrang voor de overlevende echtgenoot,de dichtstbije verwanten en bij ontstentenis de persoon die

de wil van de overledene het beste kent)

Page 12: Nieuwsbrief nr 2

12 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

1 Zou dit wel het geval zijn, dan zouden we te maken hebben met een verrijking zonder oorzaak.2 Zie in dit verband: H. SCHMIDT, Nieuwe aansprakelijkheidsregeling voor het gemeentepersoneel, Nieuwsbrief-Brussel 2003/4 (Inforum 185224).

De elektronische versie van dit tijdschrift is te vinden op www.vsgb.be.3 Voor het Waals Gewest zie: Arrêté du 15 mai 2008 (M.B. 2 juin 2008, ed. 2) du Gouvernement wallon relatif à l’assurance responsabilité et protection

juridique des bourgmestres, des membres des collèges communaux et des membres des collèges provinciaux. 4 Voor het Vlaams Gewest, zie art. 18, §5, 74 en 273, §3 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005 (B.S. 31 augustus 2005) (gewijzigd) en het

uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2007, art. 45-54.5 Art. 86 WLVO: “Eigen recht van de benadeelde.

De verzekering geeft de benadeelde een eigen recht tegen de verzekeraar.De door de verzekeraar verschuldigde schadevergoeding komt toe aan de benadeelde, met uitsluiting van de overige schuldeisers van de verzekerde.(Indien er meer dan één benadeelde is en het totaal bedrag van de verschuldigde schadeloosstellingen de verzekerde som overschrijdt, worden de rechten van debenadeelden tegen de verzekeraar naar evenredigheid verminderd ten belope van deze som. Niettemin blijft de verzekeraar die, onbekend met het bestaan vanvorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens die anderenslechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som).”

6 Koen GEELEN – Pieter HELSEN – Valérie FONTAINE, De aansprakelijkheid van burgemeesters, schepenen en leden van de bestendige deputatie ,beschikbaar op www.monard-dhulst.be > publicaties

ONDER DE LOEP

GEMEENTEN EN SCHADEVERZEKERINGENKader

Een aspect dat doorgaans minder aan bod komt in derechtsleer, zijn de schadeverzekeringen die gemeenten enmandatarissen geacht worden af te sluiten. In dit artikelzullen we een en ander meer van nabij bekijken en zullen weeen poging tot structurering ondernemen. We beperken onswel tot de schadeverzekeringen die wezenlijk verschillen vande zogenaamde “sommenverzekeringen”, zoals levensverze-keringen, pensioenplannen en dergelijke. We behandelenhier enkel de meest voorkomende polissen.

Anders dan bij sommenverzekeringen kenmerkenschadeverzekeringen zich door hun “indemnitair” karakter,wat wil zeggen dat ze een vergoeding uitkeren wanneer erzich een gedekt schadegeval voordoet. Dit heeft als gevolgdat zij niet cumuleerbaar 1 zijn. Het slachtoffer heeft immersslechts eenmaal recht op schadevergoeding, ongeacht hetaantal polissen dat in aanmerking komt om de schade tevergoeden.

Sommenverzekeringen daarentegen zijn wel cumuleerbaar.Men mag bijvoorbeeld een onbeperkt aantal levens-verzekeringen afsluiten.

Ondanks het feit dat er een scherpe scheidingslijn loopttussen de schadeverzekeringen en de sommenverzekeringen,zijn beide dan wel weer cumuleerbaar met elkaar. Zo kaneen slachtoffer van een ongeval een schadevergoedingontvangen, maar zich tegelijkertijd een invaliditeitsrente vanzijn levensverzekeraar laten uitkeren.

Soorten verzekeringenDe burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekeringen(afgekort de B.A. verzekeringen) dekken de burgerlijkeaansprakelijkheid ten opzichte van derde schadelijders.

De meest voorkomende polissen die ondermeer de B.A.dekken zijn :

1 De B.A. Mandatarissen 2

Het betreft hier een verplichte verzekering. Voor hetBrussels Gewest 3 4 is artikel 329bis van de NieuweGemeentewet (NGW) van toepassing. Dit artikel zegt hetvolgende: “De gemeente moet een verzekering afsluiten om deburgerlijke aansprakelijkheid, met inbegrip van derechtsbijstand, te dekken die persoonlijk ten laste komt van deburgemeester en de schepen(en) bij de normale uitoefening vanhun ambt. De Koning bepaalt de nadere regels voor deuitvoering van deze bepaling (W. 4.5.1999, B.S. 28.7.1999)”.

De plicht tot afsluiten rust op de gemeente, die optreedt alsverzekeringnemer. Zij is diegene die de polis onderhandelten afsluit in het voordeel van haar mandatarissen. Zij moettijdig de premie betalen en zorg dragen voor de continuïteitvan de dekking.

De mandatarissen zijn de verzekerden. Als zij door derdenworden aangesproken voor schade die zij veroorzaakthebben bij de uitoefening van hun ambt, kunnen demandatarissen het voordeel van de verzekering inroepen omde vergoeding af te wentelen op de verzekeraar.

De verzekering dekt de burgerlijke aansprakelijkheid die opde mandatarissen persoonlijk rust ingevolge een daad,handeling of verzuim die binnen de normale uitoefeningvan hun mandaat gebeurde. De strafrechtelijke aan-sprakelijkheid wordt niet gedekt.

De verzekeraar moet de schade van derden vergoeden. Eigenschade of schade van de gemeente zelf wordt niet vergoed.De schade die andere mandatarissen lijden, wordt welvergoed. Elk slachtoffer heeft de mogelijkheid om deverzekeraar rechtstreeks aan te spreken 5. Het is niet nodigdat hij de aansprakelijke mandataris aanspreekt. Deverzekering moet de lichamelijke, materiële en immateriëleschade dekken. Zowel accidentele (gevolg van een ongeluk)als niet-accidentele schade moet verzekerd worden. 6

Page 13: Nieuwsbrief nr 2

13N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

2 De B.A. Mandatarissen-bestuurders vanrechtspersonen

Deze verzekering heeft tot doel de bestuurders tebeschermen tegen de eventuele schade-eisen veroorzaaktdoor fouten die ze hebben begaan tijdens de uitoefening vanhun mandaat (vergissingen, onjuiste of onvolledigeverklaringen, nalatigheid, inbreuken op de wettelijke ofstatutaire bepalingen, enz.).

De verplichte mandatarisverzekering heeft ook een luikrechtsbijstand. De wet voorziet enkel een verplichterechtsbijstand inzake burgerlijke vorderingen. De meesteverzekeringen dekken echter eveneens de strafrechtelijkerechtsbijstand. Deze verzekering moet de mandataris bijstaan voorprocedures die in België of in het buitenland tegen hemworden gevoerd met het oog op het verkrijgen van eenvergoeding wegens zijn fout in de uitoefening van zijn taak. De verzekeraar neemt de advocatenhonoraria en allealgemene kosten (gerechts- en expertisekosten) ten laste.Zelfs een eventuele borgsom is verzekerd.

3 De B.A. motorrijtuigverzekering

De B.A. motorrijtuigverzekering is een wettelijk verplichteverzekering.

Zij vergoedt de buitencontractuele schade die iederebestuurder van een wagen kan veroorzaken aan anderen(derden). De verzekering zal ook tussenkomen indien eenpassagier van het voertuig aansprakelijk wordt gesteld voorhet ongeval.

Het behoeft geen betoog dat alle motorvoertuigen van degemeente, die zich op de openbare weg begeven of opterreinen die voor het publiek toegankelijk zijn of door eenzeker aantal personen kunnen betreden worden 7, moetenverzekerd zijn in B.A. Zij moeten derhalve beschikken overde zogenaamde groene verzekeringskaart.

Soms wordt verkeerdelijk aangenomen dat alleen depersonenvoertuigen en vrachtwagens van de gemeente

moeten verzekerd zijn. Niets is minder waar : alsmotorvoertuig wordt beschouwd elk voertuig dat doormiddel van mechanische kracht wordt aangedreven 8. Eenzitmaaier, die gebruikt wordt in openbare parken, moet duswel degelijk beschikken over een B.A. motorrijtuigenpolis.Ook elektrisch aangedreven voertuigen vallen onder dezeverplichting.

Niettemin is er momenteel nog geen duidelijkheid over eenaantal atypische voertuigen, de zogenaamde voortbeweging-toestellen 9, zoals elektrisch aangedreven fietsen en rol-stoelen.

Bij de aanpassing van de volgende versie van de “modelpolisauto” zal hiermee rekening worden gehouden 10.

4 De B.A Uitbatingpolis

De B.A. Uitbatingpolis biedt dekking tegen de risico’sinherent aan een uitbating. De gemeente onderneemt veelaleen hele reeks activiteiten, zoals allerlei diensten,sportcentra, culturele centra enz.Wanneer de gemeente deze activiteiten rechtsreeks uitbaat,zonder de tussenkomst van een rechtspersoon, zoals vzw’s,kan zij het uitbatingrisico van deze activiteiten in B.A.verzekeren. Iedere activiteit brengt immers onvermijdelijkrisico’s met zich mee, waardoor aan derden schade kanberokkend worden.

5 De B.A. Vrijwilligers

Het betreft een verplichte verzekering.

Artikel 5 van de Wet van 3 juli 2005 11 betreffende derechten van vrijwilligers stelt het volgende: “Behalve in gevalvan bedrog, zware fout of eerder gewoonlijk dan toevalligvoorkomende lichte fout van de vrijwilliger, is deze, behalve alshet om schade gaat die hij zichzelf toebrengt, niet burgerlijkaansprakelijk voor de schade die hij veroorzaakt bij hetverrichten van vrijwilligerswerk (…). Voor deze schade zijnrespectievelijk de feitelijke vereniging, de rechtspersoon ofde organisatie 12 waarvan de feitelijke vereniging een afdelingvormt, burgerlijk aansprakelijk.

7 Zie art. 2 §1 van de wet van 21/11/1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. (B.S. 08-12-1989) “Tot het verkeerop de openbare weg en op terreinen die toegankelijk zijn voor het publiek of slechts voor een zeker aantal personen die het recht hebben om er te komen, wordenmotorrijtuigen alleen toegelaten indien de burgerrechtelijke aansprakelijkheid waartoe zij aanleiding kunnen geven, gedekt is door een verzekeringsovereenkomst dieaan de bepalingen van deze wet voldoet en waarvan de werking niet is geschorst”.

8 Art. 1 van de wet van 21/11/1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, o.c.: “Motorrijtuigen: rij- of voertuigen,bestemd om zich over de grond te bewegen en die door een mechanische kracht kunnen worden gedreven, zonder aan spoorstaven te zijn gebonden; al wat aan hetrij- of voertuig is gekoppeld, wordt als een deel daarvan aangemerkt”.

9 Zie K.B. van 13 februari 2007 betreffende de voortbewegingstoestellen (B.S. 23 februari 2007).10 Zie ontwerp minimumvoorwaarden B.A. Auto, Commissie voor het bank-, financie- en assurantiewezen (CBFA):

http://www.cbfa.be/nl/aboutcbfa/advorg/cvv/pdf/ontwerp_minimumvoorwaarden.pdfEen motorrijtuig: “rijtuig, bestemd om zich over de grond te bewegen en die door een mechanische kracht kan worden gedreven zonder aan spoorstaven te zijngebonden, ongeacht het type van aandrijvingkracht of de maximale snelheid.”

11 B.S. 29 augustus 2005.12 Zie art. 3,3° van de Wet van 3 juli 2005: “organisatie”: elke feitelijke vereniging of private of publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk die werkt met

vrijwilligers, (waarbij onder feitelijke vereniging wordt verstaan elke vereniging zonder rechtspersoonlijkheid van twee of meer personen die in onderling overleg eenactiviteit organiseren met het oog op de verwezenlijking van een onbaatzuchtige doelstelling, met uitsluiting van enige winstverdeling onder haar leden enbestuurders, en die een rechtstreekse controle uitoefenen op de werking van de vereniging).

ONDER DE LOEP

Page 14: Nieuwsbrief nr 2

14 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Op straffe van nietigheid mag van de bij het eerste lid bepaaldeaansprakelijkheid niet afgeweken worden in het nadeel van devrijwilliger”.

Met andere woorden, de gemeente en bij uitbreiding deburgemeester en het College van Burgemeester enSchepenen kunnen burgerrechtelijk aansprakelijk wordengehouden voor fouten begaan door vrijwilligers die tewerkgesteld worden door de gemeente of in de door de gemeenteopgerichte en bestuurde vzw’s.

Artikel 6 van dezelfde wet: “De organisaties die krachtensartikel 5 burgerlijk aansprakelijk zijn voor de schade die eenvrijwilliger veroorzaakt, sluiten tot dekking van de risico's metbetrekking tot vrijwilligerswerk een verzekerings-contract, datten minste de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatiedekt, met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid.”

De gemeente is dus verplicht om een verzekering burgerlijkeaansprakelijkheid af te sluiten voor de vrijwilligers die zijtewerkstelt, met name in de door haar opgerichte enbestuurde vzw’s.

Een specifiek geval betreffen de onbezoldigde bestuurders(m.a.w. vrijwillige bestuurders) in de door de gemeenteopgerichte en bestuurde vzw’s. Kan hun burgerlijkeaansprakelijkheid dan niet worden verzekerd via de “B.A.Vrijwilligers” - verzekering ?

De Vrijwilligerswet van 3 juli 2005 13 sluit bestuurders ofbestuursfuncties niet expliciet uit van het toepassingsgebiedvan deze wet. Ook door de minister van Sociale Zaken werddit bevestigd in antwoord op een parlementaire vraag van13 juli 2006 14. Niettemin gaat men ervan uit dat eenonbezoldigde bestuurder niet van zijn aansprakelijkheid kanworden ontheven door toepassing van artikel 5 van deVrijwilligerswet voor de uitoefening van zijn bestuurs-mandaat 15. De regels met betrekking tot de bestuursaan-sprakelijkheid worden immers geregeld door de wet van 27juni 1921 16 op de vzw’s, de internationale vzw's en destichtingen, zoals gewijzigd door de wet van 2 mei 2002 17,daar waar de aansprakelijkheid van de vrijwilliger, zoalsgeregeld door de Vrijwilligerswet, geïnspireerd werd door

artikel 18 van de Wet op de arbeidsovereenkomsten. Eenvrijwilliger kan voortaan alleen aansprakelijk worden gesteldin geval van bedrog, zware fout of gewoonlijke lichte fout 18.

6 De verzekering van de objectieveaansprakelijkheid Brand en Ontploffing

Het betreft weer eens een verplichte verzekering. Het gaathier over een zogenaamde foutloze of objectieveaansprakelijkheid. De verzekering hiervan is wettelijkverplicht in hoofde van de uitbaters van voor het publiektoegankelijke inrichtingen. De burgemeester oefent hieroptoezicht uit. Met dit doel levert de verzekeringsmaatschappijhiervan een attest af dat overgemaakt moet worden aan deburgemeester.

Deze objectieve aansprakelijkheid werd ingevoerd door deWet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand enontploffing en betreffende de verplichte verzekering van deburgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen 19.

Artikel 11 “De burgemeester kan de voorlopige sluiting bevelenvan de inrichting die niet voldoet aan de krachtens deze wetvoorgeschreven veiligheidsmaatregelen.De heropening van de inrichting wordt slechts toegestaan als devereiste aanpassingen of verbouwingen uitgevoerd zijn”.

In geval van brand en/of ontploffing zal het slachtoffer geenfout van de uitbater meer moeten bewijzen omschadevergoeding te bekomen. De uitbater zal “objectief ”aansprakelijk zijn van zodra hij een inrichting uitbaat dieonder de wet valt.

De burgemeester zal dus moeten nagaan of de uitbating valtonder de inrichtingen die limitatief opgesomd zijn in hetKB van 28 februari 199120 betreffende de inrichtingen 21 dieonder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffingen betreffende de verplichte verzekering van deburgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen ennagaan of deze inrichting beschikt over een geldigverzekeringsattest in het kader van de objectieveaansprakelijkheid voor brand en ontploffing.

13 B.S. 29 augustus 2005.14 Parl. Vr. nr. 460 (Trees PIETERS) van 13 juli 2006, Vr. en Antw. Kamer, 2005-2006, nr. 129, p. 25533-25536).15 Parl. St. Kamer, 2005-2006, DOC 51-2496/005, p. 12,15 en 29.16 B.S.,11 juli 1921.17 B.S.,11 december 2002.18 Zie Grondwettelijk Hof, Arrest 158/2007, 19 december 2007, R.W. 2008-09, 269-275 met noot van Meester G. VANDEN ABEELE.19 B.S. 20 september 1979.20 B.S. 13 april 1994.21 Artikel 1. “De bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering

van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, zijn van toepassing op de volgende categorieën van inrichtingen : 1° de dancings, discotheken enalle openbare gelegenheden waar gedanst wordt ; 2° de restaurants, frituren en drankgelegenheden, wanneer de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte tenminste 50 m2 bedraagt; 3° de hotels en de motels met ten minste 4 kamers, die ten minste 10 klanten kunnen ontvangen ; 4° de kleinhandelswinkels waarvan deverkoopruimte en de aanpalende opslagruimte een totale oppervlakte van ten minste 1.000 m2 hebben ; 5° de jeugdherbergen; 6° de artistieke cabarets en decircussen; 7° de bioscopen en theaters ; 8° de casino's; 9° de culturele centra; 10° de polyvalente zalen, voor onder meer voorstellingen, openbare vergaderingen ensportmanifestaties ; 11° de sportzalen ; (…) 19° de ziekenhuizen en de verzorgingsinstellingen; 20° de service-flatgebouwen, de woningcomplexen metdienstverlening en de rusthuizen voor bejaarden ; enz.Opmerkingen : kinderdagverblijven zijn niet in deze limitatieve lijst opgenomen.

ONDER DE LOEP

Page 15: Nieuwsbrief nr 2

15N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Het behoeft geen betoog dat het toezicht van de gemeenteen de burgemeester op deze wetgeving bijzonder belangrijkis. Het volstaat om in dit verband te herinneren aan detragische brand op 31 december 1994 in het Switelhotel teAntwerpen, waar ettelijke doden en gewonden te betreurenvielen. In geval de burgemeester hierop niet de juistecontroles uitvoert, kan in geval van een ramp zijnpersoonlijke strafrechtelijke en burgerrechtelijke aanspra-kelijkheid in het gedrang komen.

7 Verzekering met betrekking tot deaansprakelijkheid voor schade doorbetogingen en samenscholingen 22

Historisch gezien, vindt het decreet van 10 Vendémiaire jaarIV zijn oorsprong in de Franse revolutionaire periode,waarbij men de schade aan personen en eigendommen doorbetogingen en samenscholingen wilde voorkomen enbeteugelen.

De toepassingsvoorwaarden zijn drieërlei : 23

- het misdrijf moet hetzij tegen personen, hetzij tegenprivate of openbare gebouwen gepleegd worden ;

- het misdrijf moet gepleegd worden met openbaargeweld;

- het misdrijf moet het gevolg zijn van gewapende ofongewapende samenscholingen of bijeenkomsten.

In hoofde van de gemeente, stelt het decreet een wettelijkvermoeden “juris et de jure” van aansprakelijkheid in. Ditvermoeden kan door de gemeente worden weerlegd door tebewijzen dat de schadeveroorzakers, personen waren dievreemd aan de gemeente zijn en dat zij alle mogelijkemaatregelen heeft getroffen om de misdrijven tevoorkomen. De verplichting van een gemeente om allenodige maatregelen te treffen is een “middelenverbintenis”.24

Niettemin, zal de gemeente zich moeten verzekeren voorhaar potentiële aansprakelijkheid in het kader van hetDecreet van 10 Vendémiaire jaar IV.

8 De arbeidsongevallenverzekering

Het betreft een verplichte verzekering in hoofde van dewerkgever.

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen depublieke sector en de private sector.

• Publieke sector :

Basiswetgeving: “Wet betreffende de preventie van of deschadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op deweg naar en van het werk en voor beroepsziekten in deoverheidssector” van 3 juli 1967 25. Dit is een kaderwet dieongeveer alle tewerkgestelden in de publieke sector betreft. Nochtans, opdat de wet toepasselijk zou zijn dient er eenuitvoeringsbesluit voorhanden te zijn dat kan verschillentussen de verschillende tewerkgestelden.

Onder arbeidsongeval wordt verstaan het ongeval dat zichtijdens en door de uitoefening van het ambt heeftvoorgedaan en dat een letsel veroorzaakt, alsmede deongevallen overkomen van en op weg naar het werk.

De vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid worden aanhet slachtoffer uitbetaald door de verzekeringsinstelling vande verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit en doorhaar rechtstreeks van de overheid teruggevorderd.

• Private sector :

Basiswetgeving : de wetgeving die momenteel dearbeidsongevallenverzekering in de particuliere sector regelt,is de “Arbeidsongevallenwet” van 10 april 1971 26.

Sinds 1971 is de verzekering van het risico verplicht.

Op straffe van zware sancties moet iedere werkgever allewerknemers van zijn bedrijf laten verzekeren voor allerisico’s waaraan zij in het bedrijf blootstaan. Het slachtofferbeschikt enkel over een rechtstreekse vordering op deverzekeraar.De verzekering dient afgesloten te worden bij eenverzekeringsmaatschappij die erkend is om de tak arbeids-ongevallen te beoefenen. Het Fonds voor Arbeids-ongevallen oefent de controle uit.

Voor de toepassing van deze wet wordt als arbeidsongevalbeschouwd, elk ongeval dat een werknemer tijdens en doorhet feit van de uitvoering van de arbeidsovereenkomstoverkomt en dat een letsel veroorzaakt, alsmede deongevallen overkomen van en op weg naar het werk.

De vergoedingen worden hier uitbetaald door deverzekeringsmaatschappij bij wie de arbeidsongevallenpoliswerd afgesloten.

22 Decreet van 10 Vendémiaire van het jaar IV (22 oktober 1795).23 G. VANDENWIJNGAERT, “De gemeentelijke aansprakelijkheid bij manifestaties – Het decreet van 10 Vendémiaire jaar IV in de rechtsleer en

rechtspraak”, Nieuwsbrief-Brussel (Inforum 175117). Deze Nieuwsbrief is beschikbaar op www.vsgb.be.24 Rb. Brussel, 29 september 1982, onuitg., geciteerd bij G.VANDENWIJNGAERT, o.c.25 B.S. 10 augustus 1967.26 B.S. 24 april 1971.

ONDER DE LOEP

Page 16: Nieuwsbrief nr 2

1616 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Het is dus van belang, dat de door de gemeente opgerichteen/of bestuurde rechtspersonen een arbeidsongevallenpolisonderschrijven voor het door hen tewerkgestelde personeel.

9 Verzekeringen om het eigen patrimonium tebeveiligen

Hieronder vallen voornamelijk de brandverzekerings-polissen, diefstalpolissen en eigen schadeverzekeringen (dezogenaamde casco- of omniumverzekeringen) van demotorvoertuigen.

10 Rechtsbijstandverzekeringen

Hoger verwezen wij reeds naar de rechtsbijstand-verzekeringen 27. Wij vestigen er de aandacht op dat demeeste van de door ons geciteerde polissen ook een luikrechtsbijstand bevatten, dat de gemeente toelaat om zelf denodige vorderingen in te stellen in geval de gemeente hetslachtoffer werd van een schadegeval. Deze waarborgvoorziet in de dekking van de gerechtskosten, advocaat-kosten, expertisekosten en dergelijke meer tot een bepaaldplafond en dit naar aanleiding van schadegevallen die zichin extra-contractueel verband hebben voorgedaan.

Daarnaast bestaan er ook uitgebreide rechtsbijstandpolissen,die over het algemeen aangeboden worden doorgespecialiseerde verzekeringsmaatschappijen. Deze polissendekken dan niet alleen de schadegevallen die zich in extra-contactueel verband hebben voorgedaan, maar ook, binnenbepaalde perken weliswaar, degene die in contractueelverband hebben plaatsgevonden. Van deze laatste polissenliggen de premies aanmerkelijk hoger.

Besluit

Verzekeringen en dan in het bijzonder de burgerlijkeaansprakelijkheidsverzekeringen vormen een bijzonderbelangrijk gegeven voor de gemeente en haarmandatarissen. Een analyse van de diverse risico’s en deindekking ervan via verzekeringspolissen is dan ook vanprimordiaal belang. Een gebrekkige risicodekkingvormt immers een rechtstreekse bedreiging voor degemeentelijke financiën en zelfs voor het persoonlijkfortuin van de mandatarissen.

Tot slot nog een woordje over de schaderegelingdoor middel van een “dadingsovereenkomst”

De dading is een manier om een geschil (bestaand oftoekomstig) te beëindigen middels wederzijdse toegevingenvan de partijen. Deze overeenkomst wordt geformaliseerd ineen schriftelijke overeenkomst.De partijen in het geschil beslissen om een akkoord teonderhandelen waarvan zij alleen de inhoud bepalen. Hetcontract moet het geschil definitief beslechten. De rechterkan dan ook geen kennis meer nemen van een geschil datdoor middel van een dading is opgelost.28

Een overeenkomst van dading kan het vermogen van degemeente bezwaren. Ingevolge artikel 117 NGW beschikt de gemeenteraad overde volle bevoegdheid voor het beheer van de gemeentelijkebelangen (beheer van het gemeentepatrimonium, opstellenen beheren van de begroting, enz.) 29. De toezichthoudendeoverheid controleert de gemeente hierbij. De gemeenteraadbeslist over de voorwaarden van het genot en beheer van degemeentelijke goederen 30.In het geval van een dading waarbij het geschil reeds terkennis is gebracht van de rechter, conform de artikelen 270,lid 1 en 2 en 123, 8° van de NGW, is het college vanburgemeester en schepenen bevoegd om in rechte tehandelen in naam van de gemeente.Niettemin dient bij een dading de gemeenteraad detoelating te geven aan het college 31.

De dading kan dus een handig instrument betekenen inhoofde van de gemeente om schadegevallen minnelijk teregelen. Niettemin, moet de gemeente alvorens hiervangebruik te maken, de verzekeringsmaatschappij inlichten enhiermee overleg plegen.Immers, ingevolge artikel 79 WLVO 32 heeft de verzekeraarde leiding van het geschil en is het de verzekerings-maatschappij die zal beslissen of zij al dan niet bij wijze vaneen dadingsovereenkomst het geschil zal beëindigen.In geval de gemeente eigenmachtig een dadings-overeenkomst zou treffen met de benadeelde, zonder deverzekeringsmaatschappij hierbij te betrekken, riskeert zijzelf voor de kosten te moeten opdraaien.In de praktijk is het dus aangewezen om de schaderegelingaan de verzekeringsmaatschappij over te laten, die dan zelfeen dading kan treffen met het slachtoffer.

Christiaan Van Sumere

27 Zie supra onder de hoofdingen “B.A. Mandatarissen en B.A. Mandatarissen-bestuurders van rechtspersonen.28 B. RUSLANOVA NIKOLOVA, “De dading inzake gemeentebelastingen”, Nieuwsbrief-Brussel 2010/4, p. 19-21 (Inforum 250113) en B. SINDIC,

“Le contrat de transaction” in Droit des contrats, Anthemis, 2007.29 P. LAMBERT, Manuel de droit communal, Bruylant, 1998, p. 158.30 M.A. FLAMME, Droit administratif, Bruylant, 1989, p. 203.31 F. LAMBOTTE, De gemeente voor de rechter – wie doet wat ?, Nieuwsbrief-Brussel 2003/3.

J.P. MAGREMANNE en F. VAN DE GEJUCHTE, La procédure en matière de taxes locales, Etablissement et contentieux du règlement-taxe et de la taxe,Brussel, Larcier, 2004, p. 355.

32 Art. 79 WLVO: “Leiding van het geschil.Vanaf het ogenblik dat de verzekeraar tot het geven van dekking is gehouden en voor zover deze wordt ingeroepen, is hij verplicht zich achter de verzekerde te stellenbinnen de grenzen van de dekking.Ten aanzien van de burgerrechtelijke belangen en in zover de belangen van de verzekeraar en van de verzekerde samenvallen, heeft de verzekeraar het recht om,in de plaats van de verzekerde, de vordering van de benadeelde te bestrijden. Hij kan deze laatste vergoeden indien daartoe grond bestaat.De tussenkomsten van de verzekeraar houden geen enkele erkenning in van aansprakelijkheid vanwege de verzekerde en zij mogen hem ook geen nadeel berokkenen”.

ONDER DE LOEP

Page 17: Nieuwsbrief nr 2

ploegenarbeid met nachtprestaties alsook anderevormen van arbeid met nachtprestaties B.S.,23.03.2011 - 254913 [enkel voor

22.03.2011 KB houdende vaststelling van hetbedrag van de werkgeversbijdrage in het verliesgeleden door de Nationale Maatschappij derBelgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte vanabonnementen voor werklieden en bediendenB.S.,30.03.2011 - 182344

24.03.2011 KB waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstnr. 98bis van 21.12.2010, gesloten in de NationaleArbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeids-overeenkomst nr. 98 van 20.02.2009 betr. deecocheques - B.S.,08.04.2011 - 255347 [de

13.04.2010 Omz. nr. 608 Vakantiegeld 2011B.S.,21.04.2011 - 16425

POLITIE

01.03.2011 Omz. SPV05 betr. bewaking in hetuitgangsleven - B.S.,01.03.2011 - 254355

Grondwettelijk hof - Arrest nr. 1/2011 van13.01.2011 - Het beroep tot vernietiging van deart. 2, 2°, 4, 1°, 5, 1°, en 6 van de wet 31.07.2009 betr.diverse bepalingen met betrekking tot het Cen-traal Strafregister - B.S.,15.03.2011 - 254623

29.03.2011 OMZ CP3 betr. organisatiebeheersingin de geïntegreerde politie, gestructureerd op tweeniveaus - B.S.,21.04.2011 - 255563

SOCIALE ZAKEN

OCMW

22.11.2010 MB Ô zie Subsidies

12.04.2011 KB houdende maatregelen ter be-vordering van de maatschappelijke participatie ende culturele en sportieve ontplooiing van degebruikers van de dienstverlening van de openbarecentra voor maatschappelijk welzijn voor 2011 B.S.,22.04.2011 - 184550

Vreemdelingen

12.01.2011 Omz. van Fedasil - Inlichtingen betr.de opvang van asielzoekers in een lokaalopvanginitiatief (LOI) - 243941

21.03.2011 Impulsfonds voor het Migranten-beleid - Projectoproep 2011B.S.,21.03.2011 - 94000

16.03.2011 KB wijz. KB 21.12.2006 houdende derechtspleging voor de Raad voor Vreemdelin-genbetwistingen - B.S.,21.03.2011 - 254766

14.03.2011 Omz. betr. de territoriale bevoegd-heid van de OCMW's voor asielzoekersB.S.,31.03.2011 - 254997

ADMINISTRATIEVE POLITIE

03.02.2011 KB wijz. KB 11.07.2003 betr. dewerking van de kansspelen waarvan de exploitatieis toegelaten in de kansspelinrichtingen klasse III

B.S.,24.02.2011 - 254235

17.03.2011 Ordonnantie wijz. van het Wetboekvan de met de inkomstenbelastingen gelijkge-

stelde belastingen - B.S.,01.04.2011 - 255172

ARCHEOLOGISCH ERFGOED

23.06.2008 Wet houdende instemming met hetEuropees Verdrag inzake de bescherming van hetarcheologisch erfgoed (herzien), gedaan te Valletta

op 16.01.1992 - B.S.,30.03.2011 - 255127

03.03.2011 BBHR tot vaststelling van de uit-voeringsmodaliteiten van de mogelijkheden vooreen waardig afscheid van de levenloos geborenfoetus bedoeld in het art. 15ter van de wet20.07.1971 op de begraafplaatsen en de lijk-bezorging - B.S.,18.03.2011 - 254722

BURGERLIJKE STAND/BEVOLKING

24.02.2011 Ordonnantie wijz. ordonnantie29.11.2007 tot vaststelling van de wijzen vanlijkbezorging, de asbestemming en de rituelen van de levensbeschouwing voor de uitvaart-plechtigheid die kunnen opgenomen worden inde laatste wilsbeschikkingB.S.,03.03.2011 - 254403

Cijfers van de werkelijke bevolking, pergemeente, op 01.01.2009 en op 01.01.2010B.S.,04.03.2011 - 2400

30.03.2011 KB tot bepaling van de bevolking vande gerechtelijke kantonsB.S.,13.04.2011 - 173523

18.04.2011 Omz. van FOD Buitenlandse Zaken,Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamen-werking - Stand van zaken en herhaling van deprincipes voor de invoering van biometrisch ge-gevens in de Belgische paspoorten - 255698

FINANCIËN/BELASTINGEN

Grondwettelijk hof - Bericht voorgeschreven bijartikel 74 van de bijzondere wet van 06.01.1989B.S.,10.03.2011

15.02.2011 Richtlijn 2011/16/EU betr. deadministratieve samenwerking op het gebied vande belastingen en tot intrekking van Richtlijn77/799/EEG - Publ.E.U.,11.03.2011

255002

Inkomstenbelastingen Ô zie Intercommunales

N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

WETGEVING

bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28.02.2011 t/m 01.05.2011

17.03.2011 Ordonnantie wijz. ordonnantie van23.07.1992 betr. de gewestbelasting ten laste vanbezetters van bebouwde eigendommen en houdersvan een zakelijk recht op sommige onroerendegoederen - B.S.,01.04.2011 - 255170

GEMEENTEBEHEER

03.03.2011 MB tot vaststelling van de uitvoe-ringsmodaliteiten van de praktische moda-liteitenvoor de elektronische verzending van akten vangemeenteoverheden in het kader van het admi-nistratief toezicht - B.S.,21.03.2011 - 254781

21.03.2011 MB houdende delegatie aan bepaaldeambtenaren van het bestuur der plaatselijkebesturen in verband met het administratieftoezicht op de gemeenten, de intercommunales ende politiezones - B.S.,19.04.2011 - 255497

INTERCOMMUNALES

Inkomstenbelastingen - Voorafbetalingen - Aan-slagjaar 2012 - B.S.,31.03.2011 - 13632

LEEFMILIEU

17.02.2011 BBHR betr. de erkenning van decertificateurs voor het opstellen van een EPB-certificaat of een EPB-certificaat Openbaargebouw - B.S.,01.03.2011 - 254342

17.02.2011 BBHR betr. het door een certificateuropgestelde EPB-certificaat voor wooneenhedenB.S.,01.03.2011 - 254347

17.02.2011 BBHR betr. het door een certificateuropgestelde EPB-certificaat voor de tertiaireeenheden - B.S.,01.03.2011 - 254352

24.02.2011 BBHR wijz. BBHR 21.11.2002 betr.de strijd tegen het buurtlawaaiB.S.,29.03.2011 - 255095

24.03.2011 BBHR tot vaststelling van demilieukwaliteitsnormen, de basiskwaliteitsnormenen de chemische normen voor de oppervlakte-wateren tegen de verontreiniging veroorzaakt doorbepaalde gevaarlijke stoffen en andere veront-reinigende stoffen - B.S.,08.04.2011 - 255350

09.12.2010 BBHR betr. de veilige opslag vanmetallisch kwik en van andere kwikverbindingenen –mengsels - B.S.,28.04.2011 - 255782

PERSONEEL

03.03.2011 BBHR ter bevordering van diversiteiten ter bestrijding van discriminatie in hetBrussels gewestelijk openbaar ambtB.S.,15.03.2011 - 254627

13.03.2011 KB waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstnr. 46vicies van 21.12.2010, gesloten in deNationale Arbeidsraad, tot uitvoering van decollectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van13.03.1990 betr. de begeleidingsmaatregelen voor

gemeentelijke vzw’s zijn gehouden deze CAO toe te passen]BEGRAAFPLAATSEN EN

LIJKBEZORGING

gemeentelijke vzw's]

17

Page 18: Nieuwsbrief nr 2

18 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

WETGEVING

13.03.2011 KB wijz. art. 1, 2 en 17 van KB09.06.1999 houdende uitvoering van de wet30.04.1999 betr. de tewerkstelling van buiten-landse werknemersB.S.,29.03.2011 - 255091

Gezondheid

22.03.2011 KB wijz. KB 01.04.2007 tot vast-stelling van de voorwaarden voor de toekenningvan de verhoogde verzekeringstegemoetkoming,bedoeld in art. 37, par. 1 en par. 19, van de wetbetr. de verplichte verzekering voor geneeskundigeverzorging en uitkeringen, gecoördineerd op14.07.1994, en tot invoering van het OMNIO-statuut - B.S.,04.04.2011 - 255184

Tewerkstelling

11.04.2011 MB houdende toekenning van eentoelage tot dekking van een deel van de kosten betr.de uitvoering van activerende voortrajecten ensocioprofessionele inschakelingprojecten in hetkader van het Operationeel Programma Doel-stelling Regionaal Concurrentievermogen enWerkgelegenheid van de Federale Overheid - ESF2007-2013, boekjaar 2011B.S.,20.04.2011 - 231529

15.04.2011 Omz. van FOD MI TweedeProjectoproep 2011 voor de promotoren van het

federaal ESF-programma (2007-2013), Opera-tioneel Federaal Programma, doelstelling 2, as 1

231696

20.12.2010 Omz. van FOD MI betr. de RVA-op-leidingsuitkering en de vrijgestelde producti-viteits - of aanmoedigingspremies - 255068

Sociale tarieven

16.03.2011 Omz. van FOD MI betr. deautomatisering van de sociale tarieven vooraardgas en elektriciteit - 255270

STEDENBOUW/LEEFOMGEVING

20.01.2011 BBHR tot instelling van de proceduretot gedeeltelijke wijziging van het gewestelijk be-stemmingsplan - B.S.,03.03.2011 - 249536

SUBSIDIES

23.12.2010 - Besluit 2010/406 dat het besluit van04.06.2009 van het College van de FranseGemeenschapscommissie houdende toepassing vanhet decreet van 05.03.2009 betreffende het aanbodvan ambulante diensten in de domeinen vansociale actie, het gezin en de gezondheid wijzigtB.S.,28.02.2011 - 254309

27.01.2011 Besluit van de Regering van deFranse Gemeenschap tot wijziging van het besluitvan de Regering van de Franse Gemeenschap van19.01.2001 tot vaststelling van de voorwaarden voorde toekenning van subsidies voor de aankoop vansportmaterieel - B.S.,02.03.2011 - 254377

12.01.2011 MB wijz. MB 06.11.2003 totvaststelling van het bedrag en de voorwaarden voorde toekenning van de tegemoetkoming, bedoeld inart. 37, par. 12, van de wet betr. de verplichteverzekering voor geneeskundige verzorging enuitkeringen, gecoördineerd op 14.07.1994, in derust- en verzorgingstehuizen en in de rustoordenvoor bejaarden - B.S.,02.03.2011 - 254381

23.12.2010 Besluit van de Regering van deFranse Gemeenschap tot wijziging van het besluitvan de Regering van de Franse Gemeenschap van28.04.2004 met betrekking tot de steun aan hetverenigingsleven op het gebied van de permanenteopvoeding - B.S.,08.03.2011 - 254507

01.03.2011 Omz. van GG - Regelgeving betr. voor-zieningen voor bejaarde personen - 254555

22.11.2010 MB tot bepaling van het gesubsi-dieerde uurforfait in 2010 voor de gezins- of bejaardenhulpen en de huishoudelijke hulpenvan de diensten voor thuiszorgB.S.,16.03.2011 - 226119

25.02.2011 BVR wijz. diverse bepalingen uit deregelgeving betr. de woonzorgvoorzieningenB.S.,11.04.2011 - 255373

24.02.2011 Besluit van de Regering van de FranseGemeenschap tot wijziging van het besluit van deRegering van de Franse Gemeenschap van 15 maart1999 betreffende de algemene voorwaarden voorde erkenning van en de toekenning van toelagenaan de diensten bedoeld bij artikel 43 van hetdecreet van 04.03.1991 inzake hulpverlening aande jeugd - B.S,13.04.2011 - 255413

24.02.2011 Besluit van de Regering van deFranse Gemeenschap tot wijziging van het besluitvan de Regering van de Franse Gemeenschap van11.06.2004 houdende bepaling van devoorwaarden voor de erkenning van de privatevormings- en vervolmakingsdiensten bedoeld bijartikel 54 van het decreet van 04.03.1991 inzakehulpverlening aan de jeugd, en voor detoekenning van toelagen aan deze diensten -B.S.,19.04.2011 - 255513

VERKEERSVEILIGHEID

02.03.2011 KB wijz. KB 23.03.1998 betr. hetrijbewijs - B.S.,08.03.2011 - 254502

Grondwettelijk hof - Arrest nr. 5/2011 van13.01.2011 - De prejudiciële vraag over art. 38,par. 5, van de wetten betr. de politie over hetwegverkeer, gecoördineerd bij KB 16.03.1968,zoals ingevoegd bij de wet van 21.04.2007B.S.,09.03.2011 - 254525

Page 19: Nieuwsbrief nr 2

19N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

ONDER DE LOEP

Wettelijk samenwonen, samen een woning huren, opkot gaan, solidair of groepswonen, samenwonen alsechtgenoten, levensgezellen, vrienden, domiciliëring,werkloosheid, OCMW, … zijn allemaal termenwaarnaar het begrip "samenwonen" kan verwijzen, watheel wat verschillende ladingen dekt.

Welke realiteit dekt de term samenwonen in eenOCMW-context ? Welke gevolgen houdt het in ? Watbetekent het op maatschappelijk vlak ?

Een heleboel vragen dus en de antwoorden zijn zeldenduidelijk. Heeft het arrest van het Hof van Cassatie vanfebruari 2008 daar verandering in gebracht ? Wijmaken een stand van zaken op in enkele punten,zonder te beweren exhaustiviteit na te streven.

Waarom is het belangrijk het begrip samen-wonen onder de loep te nemen ?

De wet van 26 mei 2002 betreffende het recht opmaatschappelijke integratie (hierna de RMI-wet genoemd)bepaalt 3 categorieën begunstigden 1. Met elke categoriestemt een bedrag van het leefloon overeen. De 3 categorieënzijn de volgende 2 (op 1 mei 2011) :- samenwonende : 503,39 euro/maand - alleenstaande : 755,08 euro/maand- persoon met gezinslast : 1.006,78 euro/maandHet toegekende bedrag hangt dus af van de categorie.

Een persoon valt onder de categorie "persoon metgezinslast" zodra er 2 voorwaarden vervuld zijn: een gezinten laste en de aanwezigheid van minstens een ongehuwdeminderjarige.3

Als de betrokkene niet behoort tot de categorie "metgezinslast", moet er nog nagegaan worden tot welkecategorie hij of zij dan wel behoort. Sommige gevallen zijnmakkelijk te beoordelen (de betrokkene woont alleen en is

dus alleenstaand 4 ), andere zijn moeilijker (de betrokkeneleeft onder hetzelfde dak met één of meer personen : is hijof zij dan samenwonend of alleenstaand ?) en voor diegevallen is het belangrijk het begrip samenwonen vannaderbij te bekijken.

In de eerste plaats moet de categorie waartoe de betrokkenebehoort, bepaald worden. De berekening van de bestaans-middelen speelt pas in een tweede fase mee. Als ervastgesteld is dat de betrokkene tot de categoriesamenwonende behoort, kunnen bepaalde bestaans-middelen van de personen met wie hij samenwoont, immersal of niet in aanmerking genomen worden.5

Hoe definieert de RMI-wet het samenwonen ?

De RMI-wet preciseert dat onder samenwoning wordtverstaan "het onder hetzelfde dak wonen van personen diehun huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk ge-meenschappelijk regelen" 6. Zo definieert de RMI-wet hetsamenwonen, terwijl de wet betreffende het bestaans-minimum 7 daar niets over specificeerde. De wetgever van2002 formaliseerde een definitie die de rechtspraak reedslang gebruikte, uit arresten van het Hof van Cassatie uit1983 en 1984 (het ene inzake werkloosheid, het andereinzake bestaansminimum) 8.

Uit deze definitie blijkt dat twee criteria vervuld moeten zijnom te bepalen of mensen samenwonen in de zin van deRMI-wet :- sociologisch criterium: onder hetzelfde dak wonen- economisch criterium: huishoudelijke aangelegenheden

hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen.Het eerste criterium volstaat dus niet om het samenwonente bepalen. Het omgekeerde is ook waar.De aard van de betrekkingen tussen de personen heeftweinig belang (neven of vrienden kunnen ook samenwonenop het vlak van het OCMW). Wat belang heeft, is na tegaan of de bestaansmiddelen samengebracht worden, of de

HET BEGRIP “SAMENWONEN” OP HET VLAK VAN OCMW

1 Art. 14, § 1 van de wet van 26.5.2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (B.S. 31.7.2002) (RMI-wet). Deze categorieën zijn vastgelegdin de RMI-wet en zijn dus van toepassing op het leefloon. Wanneer er periodieke financiële steun toegekend wordt in het kader van maatschappelijkebijstand (organieke OCMW-wet van 8.7.1976) is die doorgaans equivalent aan de bedragen van het leefloon en dus aan de categorieën vastgelegd bij deRMI-wet. Daarom spreken wij over sociale bijstand equivalent aan het leefloon. De redeneringen in dit artikel gelden dus zowel voor het recht opmaatschappelijke integratie als voor het recht op maatschappelijke dienstverlening wanneer deze uiteenvallen in een leefloon of in periodieke financiëlesteun.

2 Onder gezin ten laste verstaat de RMI-wet de echtgeno(o)t(e), de levenspartner, het ongehuwd minderjarig kind of meerdere kinderen onder wie minstenséén ongehuwd minderjarig kind (art. 14, § 1, 3° RMI-wet). De levenspartner is de persoon met wie de aanvrager een feitelijk gezin vormt (art. 14, § 1, 3°RMI-wet). Twee personen die als koppel samenleven, vormen een feitelijk gezin (art. 34, § 1 van het KB van 11.7.2002 houdende het algemeen reglementbetreffende het recht op maatschappelijke integratie, B.S. 31.7.2002, hierna het KB RMI genoemd). Vroeger verwees de definitie van feitelijk gezin naarhet geslacht van de personen (= een man en een vrouw die samen leven alsof ze gehuwd zijn).

3 Art. 14, § 1, 3° RMI-wet.4 Ter informatie: een dakloze die een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) geniet, bedoeld in artikel 11, § 1 en 3, en artikel

13, § 2, van de RMI-wet, wordt als alleenstaande beschouwd (art. 14, § 1, 2° RMI-wet).5 Art. 34 KB RMI.6 Art. 14, § 1, 1° RMI-wet.7 Wet van 7.8.1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum (opgeheven bij de RMI-wet, die in werking trad op 1.10.2002).8 Cass. (3e K.), 8.10.1984, J.T.T., 1985, p. 112 en Cass. (3e K.), 24.1.1983, Pas., 1983, I, p. 603.

Page 20: Nieuwsbrief nr 2

20 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

huishoudelijke kwesties samen geregeld worden en of erfinancieel voordeel gehaald wordt uit het feit dat men onderhetzelfde dak woont. Samenwonen inzake OCMW neemtdus afstand van het "sentimenteel" delen van een dak enspitst zich toe op een economisch-financiële betekenis vande term.

Nagaan of het om samenwonen gaat, houdt een analyse vanconcrete feiten in. Vermoedens alleen volstaan niet. Het feitdat personen op hetzelfde adres in de bevolkingsregistersingeschreven zijn, is bij voorbeeld geen doorslaggevendsociologisch criterium 9. Het is een reeks aanwijzingen, dievastgesteld werden bij het sociaal onderzoek van hetOCMW, die tot deze conclusie moet leiden. De plaats diegegeven wordt aan de beoordeling – en aan de moeilijk-heden van de interpretatie – is zo groot en dus moetenhoven en rechtbanken regelmatig vorderingen beoordelendie ingediend zijn door mensen die geen vrede nemen metde beslissing die in hun dossier genomen werd.

Traditionele interpretatie van de definitie van“samenwonen” in de rechtspraak

A. Sociologisch criteriumLeven onder hetzelfde dak is een feitelijke kwestie. Het gaaterom dat mensen leefruimtes of installaties samen gebruiken :badkamer, keuken, woonkamer, meubels,… Men zoukunnen denken dat het gemakkelijk is na te gaan ofpersonen onder hetzelfde dak samen leven, maar dat is nietaltijd waar. Het OCMW zal die feitelijke toestand immerssoms moeten aantonen, terwijl de betrokkenen hettegengestelde beweren. De volgende elementen kunnendienen om de werkelijke toestand vast te stellen: de naam opde bel, de naam van de persoon op wiens naam detelefoonaansluiting staat, de inschrijving in het bevol-kingsregister, het energieverbruik, de betrokkene is nietbereikbaar op het adres waar hij beweert te wonen, debriefwisseling blijft onaangeroerd liggen, … Zo kon bijvoorbeeld bewezen worden dat het sociologisch criteriumvervuld was, op basis van de volgende feiten: de betrokkeneneemt de bus van zijn werkgever elke ochtend in de buurtvan het adres van zijn vriendin en wordt ambtshalve uit deregisters geschrapt op zijn eigen adres, op basis van eenpolitieverslag dat aantoont dat hij samenwoont met zijnvriendin 10. A contrario werd geoordeeld dat het feit dat eenmoeder haar zoon onderdak biedt omdat hij enkele dagenziek is, niet betekent dat hij effectief bij haar woont, terwijl

de ziekte gestaafd werd met een doktersattest 11. Dit laatstevoorbeeld illustreert een ander aspect dat uit een arrest vanhet Hof van Cassatie afgeleid wordt, nl. dat het begrip“samenwonen” een zekere duur inhoudt 12.

B. Economisch criteriumOm na te gaan of personen hun huishoudelijkeaangelegenheden hoofdzakelijk samen regelen, tracht derechtspraak in principe na te gaan of de betrokkenenschaalvoordeel verkrijgen, t.t.z. of zij materiële voordelengenieten en minder financiële lasten dragen 13. De parle-mentaire werkzaamheden van de RMI-wet gaan ook in dierichting en preciseren: "het bedrag voor de categorie“alleenstaande” is hoger dan dat van de categorie“samenwonende”, rekening houdend met het feit dat dealleenstaande alleen moet instaan voor de vaste kosten (woning,meubilering, …)" 14.

Zo was er geredeneerd dat er wel degelijk sprake is vansamenwonen in de volgende gevallen :– De "hoofdzakelijk gemeenschappelijke regeling van

huishoudelijke aangelegenheden" veronderstelt datiedere samenwonende in staat is inkomsten aan tebrengen en deel te nemen in het onderhoud van hetgezin 15.

- De betrokkene woont gratis in dezelfde woning als eenandere en neemt er zijn maaltijden zodat hij invergelijking met een alleenstaande meer materiëlevoordelen heeft en minder lasten moet dragen 16.

- De betaling van huurgeld aan het gezinslid in wienswoning de betrokkene woont, volstaat niet om te stellendat het niet om samenwonen gaat. De huur kan ook hetaandeel in de huishoudelijke lasten vertegenwoordigen 17.

- Het feit dat in een kraakpand gewoond wordt waar 45van de 60 bewoners die inkomsten hebben, maandelijks200 tot 250 euro samenleggen om de helft van de kostenvan water, elektriciteit, stookolie en verzekeringspremieste betalen (de andere helft wordt door het Waals Gewestgedragen) alsook de aankoop van voedsel voor iedereen 18.

En dat er geen sprake is van samenwonen in de volgendegevallen :– De jonge meerderjarige die autonoom en zelfstandig

woont op een bepaalde verdieping van een pand dateigendom is van zijn ouders die een andere verdiepingbewonen, terwijl de betrokkene beschikt over een eigenaansluiting voor elektriciteit en gas, er de facturen vanbetaalt en huishoudelijke aankopen autonoom verricht 19.

ONDER DE LOEP

9 Cass. (3e K.), 10.5.1993, Rev. dr. soc., 1993, p. 258, Inforum 59755. 10 Arbrb. Brugge (9e K.), 7.3.2000, Inforum 199409.11 Arbh. Bergen (6e K.), 25.1.2000, Inforum 165744.12 Cass. (3e K.), 18.3.2002, J.T.T., 2002, p. 409, Inforum 198063.13 Schaalvoordeel is een economisch principe dat inhoudt dat de kostprijs van een product voor een onderneming daalt als de geproduceerde hoeveelheid

toeneemt.14 Doc. Parl. Kamer, zitting 2001-2002, 50-1603/001, p. 20.15 Arbrb. Brussel (15e K.), 12.5.2006, RG 21.948/05.16 Arbrb. Brussel (15e K.), 11.1.2006, RG 9.061/2005.17 Arb. Brussel (15e K.), 31.7.2006, RG 19.166/05; Arbrb. Brussel (15e K.), 24.8.2006, RG 9.021/06; Arbrb. Aarlen (2e K.), 12.9.2006, RG 33.875; Arbrb.

Namen (7e K.), 10.11.2006, RG 129.489.18 Arbh. Brussel (8e K.), 12.2.2009, Chr. D.S., 2009, 08, pp. 434-435, Inforum 242352.19 Arbrb. Brussel (15e K.), 19.4.2006, RG 21.024/05.

Page 21: Nieuwsbrief nr 2

– Iedereen betaalt zijn aandeel in de huur afzonderlijk enhet huis is opgedeeld in twee bewoonbare ruimten,waarvan enkel de keuken gemeenschappelijk is, zodat ergeen lasten of inkomsten samen verrekend worden 20.

Evolutie van de interpretatie van het economischcriterium in de rechtspraak ?

In een arrest van 18 februari 2008 21 kwam het Hof vanCassatie verrassend uit de hoek door te stellen dat deomstandigheid dat één van de samenwonenden geeninkomsten heeft, het bestaan van een feitelijk gezin nietuitsluit. Zo lezen we in de conclusies van de advocaat-generaal bij het Hof van Cassatie dat het samenleggen vanbestaansmiddelen in de zin van de wet dus zowel definanciële investering als het materieel engagement inhoudt- handen uit de mouwen en in de zak - voor zover het kadertin een gemeenschappelijk project in het kader van eentaakverdeling en een financieel voordelige complemen-tariteit van schaalvoordeel. De advocaat-generaal besluit dathet bestaan van bijdragen, ook niet-financiële, volstaat omeen feitelijk gezin te vormen waarbij huishoudelijke lastengezamenlijk geregeld worden. Dit arrest van het Hof vanCassatie werd geveld in een geschil omtrent kinderbijslag 22.Zo zou een materiële bijdrage – de handen uit de mouwen(afwassen, koken, boodschappen doen, wassen strijken, …)– kunnen volstaan om schaalvoordeel te verkrijgen en tevoldoen aan het economisch criterium wanneer de persoonmet wie de steunaanvrager hetzelfde dak deelt, geenbestaansmiddelen heeft.

Verschillende beslissingen 23, dit keer met betrekking tot hetOCMW, liggen in het verlengde van dit arrest en stellen :- dat de definitie van samenwonen in de zin van de RMI-

wet niet inhoudt dat de persoon met wie mensamenwoont, beschikt over middelen die samengelegdkunnen worden ;

- dat de RMI-wet geopteerd heeft voor geïndividualiseerderechten en dus geen afgeleide rechten heeft willencreëren voor meerderjarigen die niet voldoen aan devoorwaarden om aanspraak te kunnen maken op datrecht 24.

In een arrest van 2 juni 2010 volgt het Luikse Arbeidshofdezelfde redenering en illustreert het dit op de volgendemanier :

- de echtgenoten of levenspartners die ervoor gekozenhebben niet te gaan werken – en dus het huishoudendoen en geen inkomsten hebben – zouden uitsluiten dathun partner beschouwd kan worden als samenwonendeals de ontstentenis van bestaansmiddelen gelijkstond metde ontstentenis van samenwonen en als “de handen uitde mouwen” daarvoor niet bepalend kon zijn;

- het feit dat een volwassene van het gezin geniet vandiensten en voordelen die door een andere volwassenevan hetzelfde gezin voortgebracht worden, kan wat de“huishoudelijke aangelegenheden” betreft, de “gemeen-schappelijke regeling” bedoeld bij de RMI-wet vormenterwijl het “hoofdzakelijk” verloopt, d.w.z. significantgenoeg 25.

Het is verontrustend dat twee van de hierboven aangehaaldevonnissen 26 oordelen dat de steunaanvragers effectief tot decategorie samenwonende behoren op basis van het argumentvan ‘handen uit de mouwen’ zoals in het arrest van het Hofvan Cassatie uiteengezet werd, maar erkennen tegelijkertijddat het bedrag van het toegekende leefloon niet hoog genoegis om waardig te leven. De rechtbank veroordeelt het OCMWderhalve om aanvullende maatschappelijke bijstand toe tekennen bij het leefloon, die overeenstemt met het verschiltussen het tarief samenwonende en het tarief alleenstaande.

Verschillende vonnissen inzake OCMW hebben het arrest vanhet Hof van Cassatie van 18 februari 2009 echter niet gevolgd 27 .Een ervan oordeelde dat het economische criterium nietvervuld is omdat het samenwonen aan de samenwonendepartner de mogelijkheid niet biedt om bestaansmiddelen diehij niet heeft, gemeenschappelijk te stellen en dat diezelfdepersoon geen enkel economische tegenprestatie biedt bij hetgemeenschappelijk stellen van bestaansmiddelen van desteunaanvrager. In zo'n hypothese geniet mevrouw overigensook geen enkele vermindering van financiële lasten tenopzichte van de situatie waarin zij zich zou bevinden als zeapart van haar echtgenoot zou leven. Hetzelfde vonnisverklaart ook waarom het arrest van het Hof van Cassatie van18 februari 2008 inzake OCMW er geen invloed op heeft :- omdat dat laatste betrekking had op kinderbijslag- omdat het Hof van Cassatie in zijn arrest geen analyse doet

van het begrip samenwonen, maar wel dat van feitelijk gezin.

21N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

ONDER DE LOEP

20 Arbrb. Ieper (1e K.), 1.9.2000, RG 22762.21 Cass. (3e K.), 18.2.2008, J.T.T., 2008, pp. 223-225, Inforum 228563.22 Schematisch gezien bestaan er 3 soorten kinderbijslag: de gewone tarieven, het wezentarief en het tarief voor kinderen die geplaatst zijn bij een particulier.

Het wezentarief is niet van toepassing als de overlevende echtgenoot hertrouwt of een feitelijk gezin vormt. In casu was dat het voorwerp van het geschil :de moeder eiste het wezentarief, maar de compensatiekas weigerde dat omwille van haar feitelijk gezin. De wet op de kinderbijslag geeft geen definitie vanhet feitelijk gezin maar een omzendbrief, die voorgelegd werd door de moeder, stelt dat het gaat om een feitelijk gezin als de betrokkenen op hetzelfdeadres samenwonen en elk een bijdrage leveren om hun huishoudelijke kwesties, financieel of op een andere manier, samen te regelen.

23 Arbh. Brussel (8e K.), 21.2.2008, Inforum 228304 en Inforum 228305; Arbrb. Brussel (13e K.), 2.2.2010, RG 10.208/09; Arbrb. Brussel (13e K.),1.6.2010, RG 1452/10 en 2453/10; Arbrb. Brussel (12e K.), 23.7.2010, RG 937/10.

24 Nagenoeg alle beslissingen werden genomen in situaties waarin de steunaanvrager samenleeft met een illegale die in principe geen inkomsten heeft.Volgens deze jurisdicties zou deze specifieke situatie niet het recht openen op een verhoogd tarief (alleenstaande) dat ook een persoon kan toekomen diegeen recht op maatschappelijke integratie kan genieten.

25 Arbh. Luik (5e K.), 2.6.2010, RG 36.704/09.26 Arbrb. Brussel (13e K.), 1.6.2010, RG 1452/10 et 2453/10; Arbrb. Brussel (12e K.), 23.7.2010, RG 937/10.27 Arbrb. Brussel (12e K.), 22.12.2009, RG 11825-09 et RG 11445-09; Arbrb. Brussel (12e K.), 28.5.2010, RG 2652-10.

Page 22: Nieuwsbrief nr 2

22 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Het arrest van het Hof van Cassatie van18.2.2008

Ten eerste menen wij dat het feit dat de bestaansmiddelenvan de samenwonende bekeken worden om na te gaan totwelke categorie de steunaanvrager behoort, een zekereverwarring teweegbrengt wat de principes betreft. Debestaansmiddelen van samenwonenden worden immerseventueel pas in aanmerking genomen nadat de categoriewaartoe de steunaanvrager behoort, bepaald werd. Datbevestigt een vonnis van de Brusselse arbeidsrechtbank, datpreciseert dat het niet uitmaakt voor de definitie vansamenwonen of de personen met wie de aanvragersamenwoont, al dan niet beschikt over persoonlijkebestaansmiddelen. Dat element moet daarentegenbeoordeeld worden in het kader van artikel 34 van het KBRMI dat preciseert in welke omstandigheden de inkomstenvan de samenwonende al dan niet in aanmerking genomenworden 28.

Ten tweede vinden wij dat het arrest van het Hof vanCassatie van 18 februari 2008 de term “hoofdzakelijk” vande definitie van samenwonen in de zin van de RMI-wetonvoldoende in aanmerking neemt (“personen die hunhuishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeen-schappelijk regelen”). Zoals een vonnis van 22 december2009 terecht opmerkt, moet opdat het economischcriterium vervuld zou zijn de huishoudelijke gemeenschapof het gemeenschappelijk stellen hoofdzakelijk zijn, wat eenslechts secundair gemeen-schappelijk stellen uit het begripsamenwonen weert. 29

Zoals in de inleiding van dit artikel gepreciseerd werd, hangtde bepaling van samenwonen af van een analyse van feitengebaseerd op een aantal aanwijzingen. Het nieuwe elementdat door het Hof van Cassatie naar voren geschoven wordt- de handen uit de mouwen - moet immers bestaan in éénvan deze aanwijzingen op basis waarvan we kunnenbeoordelen of er schaalvoordeel verkregen wordt (eenmateriële bijdrage kan immers besparingen opleveren :kinderopvang, dienstencheques, geen deeltijds werk meer, …)maar kan dat op zich bepalen dat huishoudelijkeaangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk geregeldworden ?

Bij de vonnissen en arresten die geveld werden in hetverlengde van het arrest van het Hof van Cassatie, of er nettegen ingaan, ging het bijna altijd om een steunaanvragerdie samenwoonde met een illegale partner. Zoals sommigen

preciseerden, heeft de RMI-wet immers geopteerd voorgeïndividualiseerde rechten en is het doel niet afgeleiderechten te creëren voor meerderjarigen die nietbeantwoorden aan de voorwaarden voor toegang tot hetrecht op integratie. Maar de RMI-wet heeft ook een hogertarief voor alleenstaanden voorzien, rekening houdend methet feit dat de alleenstaande bepaalde vaste lasten alleenmoet dragen (woning, meubels, …). “De handen uit demouwen” alleen, kan dat de vaste lasten voor desteunaanvrager verminderen ? Biedt het de mogelijkheid omte voldoen aan het economisch criterium van het begripsamenwonen ? Om schaalvoordeel te verkrijgen ? Dat zijnvolgens ons de vragen die gesteld moeten worden.

Ten derde hebben de jurisdicties die het arrest van het Hofvan Cassatie op het vlak van OCMW toegepast hebben, datgedaan omdat het begrip samenwonen transversaal zou zijnmet de verschillende sectoren van de sociale zekerheid.Volgens ons was dat ooit misschien wel correct (voordat derechtspraak van het Hof van Cassatie van 1983-1984 inbepaalde sectoren van de sociale zekerheid in wets-bepalingen omgezet werd) maar kan die lezing vandaagbetwistbaar lijken :- Terwijl de definitie van samenwonen inzake

werkloosheid op elk vlak identiek is met die van de RMI-wet 30, geldt bij voorbeeld niet hetzelfde in de sectorenvan het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, degezondheidszorg of het vervangingsinkomen voorgehandicapten, die het delen van de hoofdverblijfplaatszoals vermeld in het rijksregister als bepalend voor hetsamenwonen of het begrip gezin nemen.

- Ook al heeft het begrip samenwonen in bepaaldesectoren van de sociale zekerheid dezelfde inhoud, tochvariëren de gevolgen die verbonden zijn met het zobepaalde statuut. Dat geldt bij voorbeeld voor dewerkloosheid, waar het feit dat iemand samenwoont meteen partner die geen inkomsten heeft, het recht opent opeen vergoeding aan het tarief “met gezinslast”, ook als ergeen kinderen zijn en zelfs ingeval de betrokkenesamenwoont met andere personen die een inkomenhebben. Wat het OCMW betreft en volgens het arrestvan het Hof van Cassatie kan een dergelijke situatie enkelhet recht op een tarief samenwonende openen 31. Wat dewerkloosheid betreft, heeft het samenwonen met eenpartner die geen inkomsten heeft, dus geen negatievegevolgen voor de begunstigde. Integendeel, het leidt toteen verhoging van het bedrag.

28 Arbrb. Brussel (15e K.), 11.1.2006, RG 9.061/2005.29 Arbrb. Brussel (12e K.), 22.12.2009, RG 11825-09 en RG 11445-09.30 Art. 59 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de uitvoeringsmodaliteiten van de werkloosheidsreglementering (B.S. 25.1.1992).31 Ingeval personen die geen echtgenoten/levenspartners zijn samenwonen, zal er enkel een tarief samenwonende inzake werkloosheid toegekend worden,

ook als de persoon die samenwoont met de begunstigde geen bestaansmiddelen heeft. Hetzelfde geldt, volgens het arrest van het Hof van Cassatie, inzake OCMW.

ONDER DE LOEP

Page 23: Nieuwsbrief nr 2

N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2 23

Focus op enkele specifieke gevallen

A. Steunaanvragers die onder hetzelfde dak wonenals een illegale

Als de illegale vreemdeling geen inkomsten heeft (engehuwd of levenspartner is), kennen de hoven enrechtbanken het tarief voor alleenstaande toe aan desteunaanvrager, omdat zij ervan uitgaan dat het economischcriterium niet vervuld is en er geen enkel schaalvoordeelverkregen wordt.

Intussen is er het arrest van het Hof van Cassatie van 18februari 2008 gekomen, dat het gegeven gedeeltelijkgewijzigd heeft.

Vanuit het oogpunt van de POD MaatschappelijkeIntegratie zijn de zaken echter ook veranderd de laatste tijd.Vroeger leek de POD MI slechts het tarief samenwonendeterug te betalen in dergelijke levenssituaties, ook al had hetOCMW uit het sociaal onderzoek geconcludeerd dat devoorwaarden van het samenwonen niet vervuld waren enhet tarief alleenstaande toegekend had. Recent heeftparlementslid Zoé Genot staatssecretaris Philippe Courard 32

geïnterpelleerd over een brief waarin bevestigd werd dat dePOD MI zich aansluit bij de heersende rechtspraak, nl. detoekenning van het tarief alleenstaande. De staatssecretarisheeft die woorden evenwel genuanceerd, door teantwoorden dat het tarief alleenstaande niet stelselmatigtoegekend kan worden en het wel degelijk aan het OCMWtoekomt, na het sociaal onderzoek, gecontroleerd door deinspectiedienst, om na te gaan of de twee criteria vansamenwonen vervuld zijn. Dat antwoord lijkt ons billijk inde zin dat alle wegen open liggen en alle levenssituatiesbeoordeeld kunnen worden voor wat ze werkelijk zijn.

Door die verandering zijn de OCMW’s zich echter vragengaan stellen, enerzijds over de terugvordering bij de PODMI van het tarief alleenstaande dat zij eventueel toegekendzouden hebben op basis van hun sociaal onderzoek (er zoueen praktisch probleem zijn met de terugbetalings-formulieren) en anderzijds over de draagwijdte van decontrole van de inspectiedienst (kan de inspectiedienst dedoor het OCMW bepaalde categorie in vraag stellen ?). Wijhebben de POD MI daarover geïnterpelleerd. Zij hebben devolgende antwoorden gegeven :- Als de twee criteria van samenwonen niet vervuld zijn,

stelt het geen enkel probleem om een persoon alsalleenstaande aan te geven op de terugbetalings-formulieren (gebruik van de gebruikelijke codes enformulieren).

- Alleen het OCMW bepaalt de categorie. De inspectie-dienst moet wel kunnen nagaan of het sociaal onderzoekvooraf uitgevoerd werd en de elementen kunnenbekijken die aan de basis liggen van de beslissing(sociologisch en economisch criterium).

B. Studenten op kamersHet sociaal onderzoek bepaalt voor elk geval afzonderlijk ofde voorwaarden van het samenwonen vervuld zijn. Uit derechtspraak kunnen we wel 2 stellingen afleiden :- Van studenten die in het weekend en in schoolvakanties

naar huis gaan, wordt doorgaans beschouwd dat ze nogbij hun ouders wonen en dus tot de categoriesamenwonenden behoren.

- Voor studenten die continu op kot wonen (ook tijdenshet weekend en schoolvakanties), moet nagegaan wordenof zij behoren tot de categorie alleenstaande ofsamenwonende naar gelang van het leven dat ze lijdenmet hun medestudenten :• Het tarief alleenstaande wordt toegekend aan de

student die geen enkel economisch voordeel blijkt tehalen uit het leven onder hetzelfde dak met demedebewoner (aparte huurovereenkomst, afzonder-lijke betaling van het huurgeld, …) 33.

• Het tarief samenwonende wordt toegekend aan destudente die duidelijk een vorm van samenleven heeftmet haar zus en twee vriendinnen (een formulierondertekend door het meisje waarbij haar zus en detwee vriendinnen in de gezinssamenstelling vermeldzijn, versterkt dat feit) 34.

C. Personen opgenomen in een instelling (psychiatrischziekenhuis, opvangcentrum, …)

In deze levenssituaties heeft een zekere rechtspraak een“intentioneel” element ontwikkeld bij het feit dat mensamenleeft met een of meer personen onder hetzelfde dak(sociologisch maar ook economisch criterium). Dierechtspraak maakt immers een onderscheid tussen de vrijekeuze voor een leven in gemeenschap en de verplichtingdaartoe. In dat laatste geval zal het tarief alleenstaandedoorgaans de voorkeur krijgen. 35

Zo kunnen de volgende voorbeelden gegeven worden :- Een opvangtehuis voor mensen in moeilijkheden is geen

leefgemeenschap die vergelijkbaar is met een religieuzegemeenschap, omdat de personen die er verblijven geenenkele levenskeuze uitdrukken, geen enkele aansluitingbij een groep, geen enkele keuze voor een gestructureerdeen georganiseerde gemeenschap. Het gebruik vaneenzelfde keuken of sanitaire voorzieningen betekent

ONDER DE LOEP

32 Vraag nr. 1092 van Zoé Genot van 1.12.2010, Kamer, GZ 2010-2011, CRABV 53-COM 054.33 Arbrb. Brussel (15e K.), 21.3.2007, RG 20632/06.34 Arbrb. Brussel, 2.9.2008, RG 06864/08.35 Of het tarief "met gezinslast" als de betrokkene in een instelling verblijft met een minderjarig kind ten laste.

Page 24: Nieuwsbrief nr 2

24 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

niet dat de betrokkenen samenwonen, aangezien diesituatie toe te schrijven is aan de structuur van het panden toevallige omstandigheden 36.

- De steunaanvrager die uit zijn woning gezet wordt entijdelijk onderdak vindt bij een vriend, in afwachting vaneen sociale woning, kan niet als samenwonendebeschouwd worden : de omstandigheden die dezepersoon ertoe dwingen een woning te delen, hebbenniets te maken met de wil om een gezin te vormen; debetrokkene wordt hier gewoon uit nood geholpen inafwachting van een definitieve oplossing 37.

Een andere rechtspraak verwerpt het “intentionele”element, dat als subjectief beschouwd wordt, en verwijstnaar de zuiver economisch-financiële definitie van de RMI-wet, die als objectief beschouwd wordt. Zo kan het tochgaan om samenwonen in dergelijke levenssituaties. Enkelevoorbeelden :- Een opvangcentrum verplicht zijn bewoners om

bepaalde huishoudelijke taken te vervullen (onderhoudvan de gemeenschappelijke delen) en bij te dragen tot deverwezenlijking van het sociaal doel van de vzw(verzameling en verkoop van tweedehandskleding). Datgemeenschapswerk wordt bezoldigd, nadat de vzw eenpercentage ingehouden heeft voor de kosten vanhuisvesting en gemeenschappelijke diensten. Alle doorde vzw aangeboden diensten en de verplichting voor debewoners om deel te nemen aan het gemeenschapslevenvormen een “gemeenschappelijk stellen” van lasten enbestaansmiddelen die overeenstemmen met het begrip'gezin' zoals bedoeld bij het Hof van Cassatie 38. Eenvonnis van de Brusselse arbeidsrechtbank van 31augustus 2009 gaat in dezelfde richting. Het baseert zichdaartoe op het schaalvoordeel dat de bewoners verkrijgenen op het huishoudelijk reglement van de vzw. Desteunaanvrager roept discriminatie in ten opzichte vanpersonen in andere opvangcentra aan wie hetzelfdeOCMW een tarief van alleenstaande toekent. Diebewering wordt echter weerlegd op basis van het feit dathet OCMW bewijst dat het personen in eenvergelijkbare situatie op een vergelijkbare manierbehandelt. Deze bewoners bevinden zich in een objectiefverschillende situatie van de andere personen in op-vangcentra en er is dus geen sprake van discriminatie 39.

- Iemand die in een opvangcentrum een behandelingondergaat (psychosociale revalidatie), werd beschouwdals samenwonende omdat er in het centrumsamengeleefd wordt op een manier waarbij de meeste

huishoudelijke aangelegenheden gemeenschappelijkgeregeld worden (therapeutische gemeenschap ;dagelijkse activiteiten : koken, boodschappen doen,schoonmaak ; levensruimten: gemeenschappelijke ka-mers, badkamer, keuken; persoonlijk aandeel) 40.

- Het leven in een psychiatrische instelling, wanneer deindividuele financiële lasten dalen doordat men ingemeenschap leeft 41.

Besluit

Wij hadden graag een mathematisch besluit getrokkenwaarin ieder geval een duidelijk antwoordt zou vinden, ofeen lijst met hokjes die aangevinkt kunnen worden ommakkelijk na te gaan of er al dan niet sprake is vansamenwonen. Maar dat is onmogelijk en ook al is de taakvan de OCMW's niet eenvoudig, het is misschien goed zo.Iedere individuele situatie moet immers een aangepastantwoord krijgen. Alles moet bekeken worden rekeninghoudend met de vastgestelde feitelijke elementen. Het isimmers op basis van de analyse van de concrete feiten datmen kan bepalen of het gaat om samenwonen. Maar wemogen de term 'hoofdzakelijk' niet over het hoofd zien. Hetschaalvoordeel mag niet secundair zijn.

Ook al moet iedere individuele situatie persoonlijk bekekenworden, toch willen wij tot slot de aandacht vestigen opnieuwe woonvormen. Sommige manieren van samen levenzijn niet meer populair of voor sommigen is het misschiende enige oplossing om de eindjes aan elkaar te knopen,aangezien huurwoningen in de stad heel duur geworden zijn… Wij zouden willen afsluiten met enkele overwegingenbetreffende “solidair wonen” 42. Dat kan gedefinieerdworden als een levensproject met verschillende personen,waarvan er zich tenminste één in een precaire sociale situatiebevindt. Het wordt geconcretiseerd in een aantal indivi-duele/autonome ruimten, met enkele gemeen-schappelijkeruimten. Deze ruimtelijke en sociale organisatie roeptonvermijdelijk vragen omtrent samenwonen op. Er zijnevenwel stemmen opgegaan die stellen dat de toekenningvan een tarief samenwonende aan leefloners in dit soortproject het onmogelijk zou maken. Daarom heeft eenanalyse van staatssecretaris Philippe Courard en degewestelijke ministers geleid tot het idee om een label“solidair wonen” in het leven te roepen, dat de toekenningvan een tarief alleenstaande aan de betrokkenen zouwaarborgen. Dit goede voorstel werd evenwel nog nietconcreet uitgewerkt.

ONDER DE LOEP

36 Arbrb. Doornik (3e K.), 6.4.2000, RG 67.361.37 Arbrb. Nijvel (2e K.), 24.10.2000, RG 1334/N/2000.38 Arbh. Bergen (6e K.), 22.2.2000, RG 15572 en 16089, Inforum 221653.39 Arbrb. Brussel (16e K.), 31.8.2009, RG 12.856/08.40 Arbrb. Brussel (12e K.), 23.7.2009, RG 16840/08.41 Arbrb. Ieper (1e K.), 2.6.2006, RG 28110.42 “Habitat solidaire : étude sur les possibilités de reconnaissance de l’habitat groupé pour les personnes en précarité sociale », studie verricht voor rekening

van de POD MI, door D. Mignolet, R. Myncke, N. Bernard, nov. 2006 ; « Habitants : de solitaires à solidaires », Alter Echos n° 287, 15.1.2010, p. 25; “ L’habitat solidaire, qu’est-ce que c’est ?”, JuriMag n° 2, nov.-dec. 2010, pp. 7-8; Vraag van Elke Van den Brandt van 1.12.2010, Br. Parl., zitting 2010-2011, CRI nr. 15, commissie huisvesting.

Nathalie Sterckx

Page 25: Nieuwsbrief nr 2

25N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

OCMW EN STAATSVEILIGHEIDDe informatieplicht afgebakend door het beroepsgeheim :

wat houdt dit in voor de OCMW's ?

ONDER DE LOEP

Nadat we in een vorig nummer het beroepsgeheim inhet algemeen bekeken, gaan we hier in op de aspectendie betrekking hebben op OCMW-mandatarissen en -personeel.

Dit artikel gaat verder dan een strikte analyse en geeft eeninterpretatie - van de hand van Christine Dekoninck,secretaris van de Afdeling OCMW - van de materie, dienog steeds veel onduidelijkheden bevat, enkele praktischetips voor de terreinwerkers binnen het OCMW en debelofte om het dossier te blijven volgen op wetgevendvlak om er indien nodig correcties in aan te brengen.

De kern van deze materie is dat er drie situaties mogelijkzijn wanneer een OCMW aan de staatsveiligheidinformatie moet doorgeven die onder het beroeps-

geheim valt. Telkens moet er nagegaan worden of de"bekendmaker" binnen het OCMW al dan niet wettelijkstrafbaar is. Degene die informatie bezit die onder hetberoepsgeheim valt, kan:

• ze uit eigen beweging overgemaakt hebben

• ze op verzoek van de staatsveiligheid overgemaakthebben

• geweigerd hebben ze over te maken terwijl de staats-veiligheid er wel om gevraagd had

Naargelang de bekendmaking van de informatie verplicht,toegelaten of verboden is, zou de regel afzonderlijkecategorieën beschermen: de Staat, het OCMW zelf of degebruiker.

Ter herinnering: de wet van 4 februari 2010 2 wijzigt dewetgeving betreffende het verzamelen van gegevens door deinlichtingendiensten (de staatsveiligheid en de algemenedienst inlichtingen en veiligheid van de krijgsmacht) en is inwerking getreden op 1 september 2010. Deze dienstenbeschikten reeds over een wettelijke basis om bepaaldemethodes toe te passen voor de verzameling van gegevens(organieke wet van 30 november 1998), en beschikkenvoortaan over bijkomende middelen om informatie teverkrijgen, waarmee ze een evenwicht trachten tewaarborgen tussen de gevaren en de rechten van de mens.

Via het colloquium wou de staatsveiligheid een dialoog totstand te brengen met de lokale besturen, om een “partner”te worden van de gemeentediensten, aangezien dieinformatie moeten doorgeven aan de staatsveiligheid, opeigen beweging of op verzoek, met sancties als ze er niet opingaan. Maar welke sancties ? Er is niets gepreciseerd op datvlak.

Heeft dit belang voor de OCMW's ? Duidelijk wel, op basisvan artikel 14 van de wet van 30 november 1998, gewijzigd

bij de wet van 4 februari 2010, vooral in artikel 9, datvoortaan luidt als volgt : “Met inachtneming van de wet, op basis van de eventueelafgesloten akkoorden en de door hun verantwoordelijkeoverheid bepaalde regels kunnen de gerechtelijke overheden, deambtenaren en agenten van de openbare diensten, die vande politiediensten inbegrepen, uit eigen beweging aan debetrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst de inlichtingenmeedelen die nuttig zijn voor de uitvoering van zijnopdrachten.Op verzoek van een inlichtingen- en veiligheidsdienst,delen de gerechtelijke overheden, de ambtenaren en agenten vande openbare diensten, die van de politiediensten inbegrepen,aan de betrokken inlichtingen- en veiligheidsdienst, metinachtneming van deze wet en op basis van de eventueelafgesloten akkoorden en van de door hun verantwoordelijkeoverheid bepaalde regels, de inlichtingen mee die nuttig zijnvoor de uitvoering van zijn opdrachten.”

Dit wetsartikel voorziet dus in twee mogelijkheden :inlichtingen meedelen uit eigen beweging en op verzoek. Inhet tweede geval gaf het verzoek voor 2010 aanleiding tot

1 “De Veiligheid van de Staat zoekt contact met de lokale besturen”, in Politiejournaal, 2-2011, p. 7-16.2 Wet van 4 februari 2010 betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (B.S. 10.3.2010)

(Inforum 245506).

Het colloquium dat de staatsveiligheid in december 2010 organiseerde ter attentie van de lokale overheden,heeft het debat aangewakkerd en heeft al veel inkt doen vloeien, zowel om de aanpak van de staatsveiligheid 1

te verklaren of de wet van 4 februari 2010 toe te lichten (meer bepaald de wijzigingen die ze aanbrengt inartikel 14 van de wet van 30 november 1998). Het is dus logisch dat we de problematiek nogmaalsaankaarten, dit keer vanuit de invalshoek van de OCMW's.

Page 26: Nieuwsbrief nr 2

26 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

ONDER DE LOEP

een gewone mogelijkheid om inlichtingen mee te delen,maar de wet van 2010 heeft dit vervangen door eenverplichting.

Toegepast op de OCMW's komt dit systeem in wrijvingmet het beroepsgeheim waaraan het personeel en demandatarissen zich moeten houden. Deze beschikkingenhouden immers in dat men kan – en, wat nogproblematischer is, zou moeten – afwijken van hetberoepsgeheim, wat problemen zou kunnen stellen in hetkader van de vertrouwensrelatie tussen het OCMW en degebruiker bij de steunaanvraag of de sociale begeleiding enin strijd is met de deontologische regels die zin geven aan debijstandsrelatie.

Het beroepsgeheim van de OCMW's in hetgedrang

Voorvermeld artikel 14 verplicht dus informatie mee tedelen op verzoek van een inlichtingen- en veiligheidsdienst.In dat geval kan het OCMW zich dus niet verschuilenachter het beroepsgeheim.

Een eerste lezing van de wet zou het op het eerste gezichtdoen denken :- terwijl artikel 458 van het Strafwetboek het

beroepsgeheim oplegt aan de OCMW's “die kennisdragen van geheimen” voorziet het ook in eenuitzondering als een wet de opheffing van het geheimmogelijk maakt, wat het geval zou zijn met die van 4februari 2010 die ieder wettelijk obstakel tracht op teheffen, met inbegrip van het beroepsgeheim, demededeling van informatie aan de inlichtingendiensten.

- Artikel 14, zoals gewijzigd bij de wet van 2010, bepaaltvoortaan slechts 3 geldige redenen voor de weigering vande mededeling van informatie na een verzoek van deinlichtingendienst 3. Daartoe moet de mededeling van deinformatie een schending teweegbrengen van:

- een gerechtelijk vooronderzoek of onderzoek dataan de gang is

- de fysieke integriteit van een persoon- de verzameling van informatie bedoeld bij de wet

van 11 februari 1993 tot voorkoming van hetgebruik van het financiële stelsel voor hetwitwassen van geld en de financiering vanterrorisme.

Het beroepsgeheim, althans voor (ondermeer) de OCMW's 4 ,werd dus niet opgenomen bij de redenen om de mededelingvan informatie te weigeren !Daardoor stelt de staatsveiligheid dat het nieuwe wettelijkekader ook op de OCMW's van toepassing is.

Dat valt nog te bezien

We kunnen ook genuanceerder redeneren dat deuitzondering op het verplichte beroepsgeheim vervat inartikel 458 van het Strafwetboek slechts geldt als deverplichting om in te gaan op het verzoek van destaatsveiligheid strafrechtelijk gesanctioneerd wordt, watniet het geval is in het kader van de wet van 4 februari 2010die artikel 14 van de wet van 1998 wijzigt, terwijl artikel458 in een strafrechtelijke sanctie voorziet als hetberoepsgeheim niet nageleefd wordt.

Met andere woorden: aangezien het niet meedelen vaninlichtingen op verzoek niet strafrechtelijk gesanctioneerdwordt bij artikel 14, blijft de naleving van het geheimovereenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek en dienssancties gelden.

In een situatie waarbij twee tegengestelde verplichtingenopgelegd worden aan OCMW-mandatarissen en–personeel, moet men rekening houden met de voorrangvan één van beide. Aangezien er een strafrechtelijke sanctiegekoppeld is aan artikel 458 van het Strafwetboek, geldt dieprioritair. Artikel 14 gewijzigd bij de wet van 4 februari2010 gaat niet gepaard met sancties en geldt dus veeleer alseen soort “morele verplichting”.

De mededeling van inlichtingen door hetOCMW in goede banen leiden

Wij onderstrepen dat de informatie die ontvangen werdtijdens de uitoefening van het beroep of het mandaat in hetOCMW, onder het beroepsgeheim valt. “Opdat informatie door het beroepsgeheim gedekt zou zijn,moet de persoon aan wie de informatie toevertrouwd werd (dehouder van het geheim) de informatie krijgen door zijntoestand of zijn beroep (m.a.w. in het kader van zijn mandaatof beroep).Als informatie buiten dat kader verkregen wordt, ontsnapt zeaan de verplichte geheimhouding.Het beroepsgeheim dekt alle toevertrouwde elementen maar ookde vastgestelde elementen. M.a.w. het gaat tot de feiten die bijde betrokkene vastgesteld of ontdekt worden, hoewel zij niet hetvoorwerp uitmaakten van een vertrouwelijke mededeling. Hetdekt dus ook wat de beroepswerker vernomen heeft in het kadervan de uitoefening van zijn taak (met name tijdens eenhuisbezoek).” 5

3 Vóór de wijziging van 2010 voorzag het systeem van de wet van 1998 niet in de verplichte mededeling, zelfs in geval van een verzoek. Men moest danechter schriftelijk de redenen opgeven van de weigering van de mededeling van informatie (zie oorspronkelijke bewoording van artikel 14 van de wet van30 november 1998).

4 De wijzigingen van 2010 beschermen uitdrukkelijk het beroepsgeheim … van artsen en advocaten, alsook het bronnengeheim van journalisten (artikel 2van de wet van 4 februari 2010, tot wijziging van artikel 2 van de wet van 30 november 1998).

5 Algemene Vergadering van de Afdeling OCMW van 9 februari 2006 "Het OCMW en het beroepsgeheim – stand van zaken". Deze handelingen zijn beschikbaar op www.vsgb.be

Page 27: Nieuwsbrief nr 2

27N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Op de studiedag preciseerde de staatsveiligheid dat iedereopenbare dienst in functie van de omstandigheden van iederverzoek moet beslissen welke informatie meegedeeld magworden en op welke manier.

Daarom stellen de Federaties van OCMW's voor om bakensuit te zetten, opdat de basistaak uitgevoerd zou kunnenworden in een vertrouwenskader, wat de naleving inhoudtvan deontologische regels, die het volgende bepalen :- de herinnering aan en de toepassing van het

beroepsgeheim, zoals voorzien in de organieke OCMW-wet van 8 juli 1976 (art. 36 en 50) en artikel 458 van hetStrafwetboek

- als er informatie overgemaakt moet worden, kan datenkel op basis van een precies schriftelijk verzoek datduidelijk van een inlichtingen- en veiligheidsdienst komten betrekking heeft op objectieve gegevens

- dat het niet aan de agent toekomt om telefonisch teantwoorden en informatie op eigen initiatief over temaken, maar dat hij zich moet wenden tot zijnhiërarchisch overste en de OCMW-secretaris

- dat de brief van het OCMW met de inlichtingenondertekend wordt door de OCMW-voorzitter en–secretaris.

Het spreekt voor zicht dat de staatsveiligheid de waarborgenque vertrouwelijkheid dient na te leven die voortvloeien uithun organieke wet, de wetgeving betreffende de classificatie(wet van 11 december 1998) en de bescherming van deprivate levenssfeer.

Een dossier dat gevolgd moet worden

Naast de kwestie van de hierboven beschreven tegenstellingtussen twee wetsteksten zijn de Afdeling OCMW en haarVlaamse en Waalse homoloog van plan een wetswijzigingvoor te stellen zodat er meer rekening gehouden zou wordenmet de eigenheid van de OCMW's terzake.

Wij zullen dit dossier dus nauwgezet blijven volgen.

ONDER DE LOEP

Christine Dekoninck

Page 28: Nieuwsbrief nr 2

Directie : Marc Thoulen

Coördinatie : Philippe Delvaux

Redactie : Christine Dekoninck, Philippe Delvaux, Juliette Lenders, Boryana Nikolova, Nathalie Sterckx, Marc Thoulen, Christiaan Van Sumere

Vertaling : Liesbeth Vankelecom, Hugues Moiny, Annelies Verbiest

Secretariaat : Céline Lecocq, Chantal Matthys

Abonnementen : Patricia De Kinne : 02 238 51 49 • [email protected]

Publiciteit : Agentschap Publiest - 02 550 38 04 - [email protected]

Cette revue existe aussi en français.Si vous souhaitez recevoir le Trait d'Union,

contactez notre secrétariat : [email protected]

Sinds 2002 is Nieuwsbrief-Brussel integraal beschikbaar op www.vsgb.be

28 N i e u w s b r i e f 2 0 1 1 / 0 2

Vereniging van de Stad en de Gemeentenvan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vzw

Aarlenstraat 53 bus 4-1040 Brussel Tel 02 238 51 40-Fax 02 280 60 90

[email protected]

Redactie : [email protected]

Gepubliceerd met de steun van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Dexia en Ethias

Nieuwsbrief

Nr 2011-02 april/mei 2011