nieuwegeneratie-binnen2 - Royal Jongbloed · Ron, Sjaak, Pieter, Heleen, Lian, ... Smouter en Joël...

26

Transcript of nieuwegeneratie-binnen2 - Royal Jongbloed · Ron, Sjaak, Pieter, Heleen, Lian, ... Smouter en Joël...

Kerk voor een nieuwe generatieZoeken naar een kerk waarin jongeren geloven

Heijden, Sabine van der

ISBN 978-90-6353-646-6

NUR 700

Boekverzorging: Patrick Staal, Edewww.staalontwerp.nlIllustraties: Wim Nuninga

De bijbelteksten in deze uitgave zijn, tenzij anders vermeld, ontleend aan DeNieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004.

© 2012 UITGEVERIJ MEDEMA - HEERENVEEN

Alle rechten voorbehouden.

Uitgeverij Medema is onderdeel van Uitgeversgroep Jongbloed te Heerenveenwww.jongbloed.com

Inhoud

Dankwoord 7

Ten geleide 9

Voorwoord 11

Inleiding 15

Hoofdstuk 1: Hoe leren nieuwe generaties geloven in de 21e eeuw? 25

Geloofsontwikkeling

1. Geloven in de verschillende levensfasen 28

2. De tijd waarin we leven 41

3. De generatie waar we bij horen 51

Hoofdstuk 2: Een Koninkrijk waar je bij wilt horen 63

Inspirerende theologie

1. De zoektocht naar wie God is 64

2. Het Koninkrijk van God 66

3. Passie en ervaring 82

Hoofdstuk 3: Geloven begint thuis 93

Een kerk die zich richt op gezinnen

1. Impliciete geloofsoverdracht: het gaat om hoe je leeft 96

2. Expliciete geloofsoverdracht: geloof gestalte geven in het gezin 104

3. Hoe kan de kerk ouders ondersteunen in een goede geloofsopvoeding? 118

Hoofdstuk 4: De kracht van een intergenerationele gemeenschap 129

De kerk als geheel

1. De basis: een kerk met passie 131

2. Kerkdiensten waarin je God en elkaar ontmoet 134

3. Kleine gemeenschappen waarin je geliefd wordt. 151

4. Kleine werkgemeenschappen (taakgroepen) waarin je medeverantwoordelijk bent. 155

Hoofdstuk 5: Een integrale aanpak. 163

Het jeugdwerk

1. Jeugdwerk 1.0 165

2. Jeugdwerk 2.0 171

3. Jeugdwerk 3.0 197

Epiloog 211

Compassion 213

Personalia 215

7

Dankwoord

Het idee voor dit boek is in de afgelopen jaren lang-zaam gegroeid. De input van de ‘leesclub’ is daarin voor mij belangrijk geweest: een paar keer per jaar komen we bij elkaar met christelijke jeugdwerkers om actuele Nederlandse en Engelse boeken over jeugdwerk te bespreken. Corjan, Ietje, Theodoor, Ron, Sjaak, Pieter, Heleen, Lian, Hans en Martin: bedankt voor deze inspirerende bijeenkomsten.Een andere belangrijke inspiratiebron was het jeugd-werk in mijn gemeente. Ik wil al die vrijwilligers en stafkrachten die hierin de afgelopen jaren met mij hebben nagedacht over en gewerkt aan het jeugd-werk, bedanken voor hun inzet, vragen en ideeën. Ik ben ruim een jaar met dit boek bezig geweest. Dat komt in de eerste plaats doordat ik het met name in de schoolvakanties geschreven heb. Ik wil Piet, mijn man, bedanken voor de ruimte die hij me hiervoor gegeven heeft en voor zijn stimulans gedurende het hele proces.

Het eerste concept is door een aantal mensen ge-lezen, ze vertelden me dat het inspirerend was en moedigden me aan door te gaan. Tegelijkertijd voorzagen ze me van een heleboel kritische opmer-kingen. Dank jullie wel Vincenza, Corjan, André, Henrike, Pieter, René, Dick, Arnolt, Aja en Marian.Naar aanleiding van alle feedback, besloot ik de lijn van Jeugdwerk 1.0, 2.0 en 3.0 sterker uit te werken en een heleboel andere dingen toe te voegen of te wijzi-gen. Henrike las mee in de sterk gewijzigde tweede

8

versie en onder andere haar zinvolle opmerkingen brachten me op het idee om een aantal jeugdwer-kers en predikanten te vragen op de tekst te reageren met korte commentaren die ook in het boek zouden komen. Het lezen van het hele concept en het van commentaar voorzien was een pittige klus en ik ben dan ook iedereen dankbaar die daaraan meegedaan heeft: André Maliepaard, Arno van Engelenburg, Dirk de Bree), Henrike de Gier, Martin Lingstuyl, Martine Versteeg, Petra Kiks, Pieter Both, Willem Smouter en Joël Treuren. Achterin vind je meer in-formatie over deze mensen.Ik ben blij dat Wim Nuninga de tekst verluchtigde met een aantal humoristische tekeningen.Ten slotte wil ik mijn uitgever, Henk Medema, be-danken voor het stimulerende meedenken en zijn snelle reacties op al mijn vragen.

Houten, oktober 2011Sabine van der Heijden

9

Ten geleide

Om je heen kijken in de kerk, en genieten. Daarmee start Sabine haar opwindende zoektocht naar een kerk voor een nieuwe generatie.Bestáát zo’n kerk dan ergens in de wereld, en moet je die gaan vinden? Of moeten we zoiets met veel pijn en moeite helemaal opnieuw gaan uitvinden – met het risico dat het een Willie Wortel-achtige constructie wordt, heel ingewikkeld, nauwelijks werkend?Niks daarvan. ‘Delven wij waar wij staan, want waar wij staan, is Klondike’; een citaat van Godfried Bomans. De gouddelversplaats. Een goudmijn. Hier moet je zijn.Dit boek gaat over goud, maar dat prachtige mate-riaal is niet de kerk als organisatie, denominatie of gebouw. Het goud vind je in de mensen, van elke oude en nieuwe generatie. Als ze worden bijeenge-voegd rondom de Heer, zie je de rijkdommen van de nieuwe schepping.Het was een woordspeling waar de auteur zelf mee kwam, toen ik met haar zat te praten bij de aanloop voor dit boek: Church of all ages, dat zou de titel van haar boek kunnen zijn, de Kerk van alle eeu-wen, maar ook van alle leeftijden. In het Nederlands komt dat niet over, en dus heet dit boek Kerk voor een nieuwe generatie – maar wel met een ondertitel vol betekenis: zoeken naar een kerk waarin jongeren geloven. In die kerk zijn jongeren, en zij geloven in Jezus. Soms verlaten zij de kerk als vorm – maar veel minder vaak dan wij denken zeggen ze God vaarwel

10

en willen zonder Jezus leven. Waar Hij is, daar zijn mensen die in Hem geloven. Dat ís de Kerk, en deze kerk is het Lichaam van Christus; in Hem geloven wij, met z’n allen, bovenal.Geen enkele reden om somber of pessimistisch te zijn: één Naam is onze hoop, één grond heeft Chris-tus’ kerk!

HeerenveenEerste advent 2011

Henk P. Medemauitgever

11

Voorwoord

Hoop? Geloof? Er is veel moedeloosheid en pessi-misme bij mensen die in en rond de kerk met jonge-ren werken. Grote vragen als ‘is het nog wel mogelijk dat de kerk de behoeften van de jongeren kan berei-ken?’ en ‘spreekt de kerk de taal van de jongeren nog wel voldoende?’, lijken haast niet te beantwoorden.

Uit diverse onderzoeken van de laatste tijd blijkt dat de relatie tussen kerk en jongeren niet vanzelfspre-kend is. Er bestaat een grote spanning tussen de ma-nier waarop jongeren hun leven inrichten en de ma-nier waarop kerken van oudsher zijn georganiseerd.

Het jeugdwerk staat midden in dit spanningsveld. Aan de ene kant staat de kerk als ‘geloofsinstituut’: zij probeert jongeren te bereiken met het geloof zo-als dat beleefd en beleden wordt binnen (de traditie van) de kerk. Aan de andere kant staat de jeugdcul-tuur waar, op een hele andere manier, de vragen over zingeving, religie en geloof ook aan de orde komen. In de praktijk blijkt dat het vaak botst tussen de manier waarop het er in de kerk aan toe gaat en de geldende jeugdcultuur. Een tweetal patronen wordt duidelijk zichtbaar in de verschillende onderzoeken:(i) kerkverlating: meelevende jongeren haken af bij

de kerk; (ii) onmogelijkheid voor werving: jongeren die niet

kerkelijk zijn opgegroeid sluiten zich niet of zeer moeilijk aan bij de kerk.

12

Vaak wordt de conclusie getrokken dat de secularisa-tie met name onder jongeren heeft plaatsgevonden. Dit zou dan tevens een graadmeter zijn voor verdere toekomstige ontwikkelingen in de kerk. In het rap-port Godsdienstige veranderingen in Nederland van het SCP wordt de volgende waarneming weergege-ven:‘De generatie van 1960-1974 raakte extra snel ontker-kelijkt. De buitenkerkelijkheid onder de allerjongsten (1975-1988) is weliswaar hoog, maar zakt iets terug. Net als bij de jongste leeftijdscategorie zou hier sprake kunnen zijn van een ‘plafondeffect’: zó veel jongeren hebben de kerken de rug toegekeerd dat er bij deze groep niet veel meer kan veranderen, omdat er een harde kern overblijft. Op zeer lange duur wordt de mate waarin de jongste generatie buitenkerkelijk is, waarschijnlijk maatgevend voor de gehele bevolking.’

De vraag is echter of de relatie tussen ontkerkelij-king van adolescenten en secularisatie niet te snel wordt gelegd. In het onderzoek Je bent jong en je wilt anders van Elpine de Boer wordt onderscheid ge-maakt tussen geïnstitutionaliseerde religiositeit en privéreligiositeit. Onder jongeren is er een verschil tussen kerkverlating en geen behoefte meer hebben aan geloof of religie. Er blijkt namelijk best een open houding ten aanzien van geloven te zijn.

Sabine van der Heijden zoekt naar nieuwe moge-lijkheden om het geloof in de God van de Bijbel en jongeren die opgroeien in de eerste helft van de eenentwintigste eeuw aan elkaar te verbinden. Dit boek is een verslag van die zoektocht en geeft inzage

13

in een aantal uitkomsten ervan. Het is duidelijk dat zij met passie voor jongeren en vanuit het geloof in God heeft geschreven.

Sabine constateert in dit boek dat er een spannings-veld bestaat tussen de kerk en de privé-omgeving van jongeren als het gaat om geloven, maar ze neemt dat niet als gegeven. Ze stelt ook vragen bij de ma-nier waarop de kerk nu is georganiseerd en laat zien dat de vormen van kerk-zijn in ontwikkeling zijn. Dat geeft in de praktijk soms een verwarrend beeld, maar kan ook weer nieuwe mogelijkheden opleve-ren: bijvoorbeeld als we bereid zijn te kijken naar Kerk 3.0 als mogelijke nieuwe vorm naast bestaande vormen van kerk-zijn. Sabine laat zien dat het in Kerk 3.0 niet alleen gaat om vormen, ook de inhoud moet, net als bij Kerk 1.0 en Kerk 2.0, duidelijk zijn. En die duidelijke inhoud is te vinden met een blik gericht op het Koninkrijk van God.

Het jeugdwerk staat dus in het spanningsveld tussen jongeren enerzijds en kerk anderzijds. Maar het is niet goed de focus alleen op het jeugdwerk te rich-ten. De zoektocht van Sabine laat zien dat ook een belangrijke rol is weggelegd voor de gezinnen waar de jongeren deel van uitmaken. Gezinnen en jeugd-werk gaan hand in hand, als belangrijke onderdelen van een kerk als geheel, waar de verschillende gene-raties elkaar ontmoeten, bemoedigen en liefhebben; kortom waar ze kerk-zijn.

Kerk voor een nieuwe generatie geeft een helder over-zicht van wat er aan het begin van de eenentwintigste

14

eeuw gaande is op het gebied van kerk en jongeren, in een groot deel van protestants Nederland. Het is niet een eenvoudig stappenplan voor succesvol jeugdwerk, maar dat is ook niet de intentie van de auteur. Het boek biedt heel veel input voor beleid-smakers in de kerk. Zo zal het zeker vrucht gaan dragen in het domein waar kerk en jongeren elkaar ontmoeten.

ds. Harmen van WijnenProgrammamanager Jeugdwerk Protestantse Kerk

in Nederland

i Becker, J en Hart, J. de, Godsdienstige veranderingen in Nederland, Den Haag, 2006.

ii Boer, E. de, Je bent jong en je wilt anders. 245 jongeren over wat hen bezighoudt en inspireert, Kampen 2006.

15

Inleiding

Een zondag in ‘De Lichtboog’ in Houten: ik sta in de lichte hal van ons moderne kerkgebouw, kijk om me heen en geniet. De dienst is net afgelopen; we heb-ben God aanbeden met liederen uit verschillende bronnen, begeleid door een van de bands. Er was een stevige preek en daarna gaven enkele gemeen-teleden een getuigenis van hoe zij God in hun leven ervaren. Nu loopt een bont gezelschap van enkele honderden volwassenen, jongeren en kinderen door elkaar. Op de stoep staan jongeren te kletsen en een sigaretje te roken. Dertigers, veertigers en vijfti-gers praten geanimeerd met een kopje koffie in hun hand. Kinderen rennen tussen hen door en spelen verstoppertje rondom de trap. Ik kijk om me heen en geniet. Ik ben blij dat ik deel uitmaak van deze levendige gemeenschap van christenen. Al ruim drie jaar ben ik hier met veel plezier jeugdoudste. Maar niet zonder zorgen, want ik weet dat hier nog veel meer jongeren hadden kunnen zijn. Dat zelfs in deze groeiende gemeente veel jongeren en jongvol-wassenen afhaken. Ik vraag me af hoe het zal gaan met de tientallen kinderen die hier geboren worden. Zullen zij God leren kennen en van Hem gaan hou-den? Zullen zij als christen verschil gaan maken in de wereld om hen heen? Of zal voor hen de kloof tussen kerk, geloof en de samenleving waarin zij op-groeien te groot zijn? Ik ben er niet gerust op. Ook bij ons zullen dingen moeten veranderen als we wil-len dat nieuwe generaties enthousiast worden over God.

16

Een week later zit ik in een kleine kerk in de Ach-terhoek. De helft van de kerkbanken blijft leeg. De kinderen gaan naar de nevendienst met een kaars die aangestoken wordt aan de Christuskaars. Een prachtig ritueel… maar er lopen slechts twee kinde-ren achter dit lichtje aan en dat doet me pijn. Om me heen zie ik veel grijze hoofden, een enkele jongere. Je kunt zo’n beetje uitrekenen wanneer de laatste hier het licht zal uitdoen, als er niks verandert tenminste.Jongeren en de kerk: heeft dat nog toekomst? Eer-lijk gezegd, twijfel ik daar zelf ook weleens aan. Nog slechts zo’n tien procent van de jongeren is kerkelijk betrokken.1 Steeds meer jongeren groeien op zonder enige kennis van het christelijk geloof. Een aantal van hen is wel religieus geïnteresseerd2, maar slechts zeer weinigen vinden de weg naar de God van de Bijbel, en al helemaal niet naar de kerk. Deze beweging van ontkerkelijking is al tientallen ja-ren aan de gang. Mensen onder de veertig zijn in een heleboel kerken zwaar in de minderheid. Tegelijker-tijd zien we ook allerlei gemeentes waar jongeren zich wél aangesproken voelen en met God op weg gaan. Zelf hoor ik bij een groeiende gemeente waar bijna de helft van de leden onder de vijfentwintig is. In deze en andere gemeentes zie ik dat het wel degelijk moge-lijk is dat een kerk verandert en jonge generaties aan-spreekt. Tegelijkertijd zijn er veel kerken die deze be-weging niet meer kunnen of willen maken. Daarnaast zijn er steeds meer initiatieven om nieuwe gemeentes te vormen. Kortom: het kerkelijk landschap is veel-kleurig en de ontwikkelingen zijn ongelijktijdig. In de ene kerk zitten meer kinderen en jongeren dan in de andere, maar voor geen enkele kerk is er garantie dat

17

deze jongste generatie er over vijfentwintig jaar nog zit en dat ook hún kinderen actief zullen participeren. Laat staan dat deze kerken jonge mensen trekken die niet met het geloof zijn opgegroeid. In dit boek staat de vraag centraal wat de nieuwe generatie in de eerste helft van de eenentwintigste eeuw nodig heeft om te leren geloven in de God van de Bijbel en wat dat betekent voor de kerk nu en in de toekomst. Ik richt me daarbij in de eerste plaats op beleidsmakers in de kerk: predikanten, jeugd-werkers en andere kerkelijk werkers, jeugdouderlin-gen, jeugdraden en kerkenraden. Maar ook ouders, jeugdleiders en (oudere) jongeren hoop ik boeiende inzichten en stof tot nadenken te geven. Kerk voor een nieuwe generatie is het voorlopige re-sultaat van een zoektocht. Een tocht die ik afleg met collega-jeugdwerkers, gpw-studenten3 die jeugd-werker willen worden, en met mijn eigen gemeente. Een tocht waarbij ik me laat inspireren door collega’s uit Engeland en Amerika die ook zoeken en daar-over schrijven. Wat ik tot nu toe heb gevonden wil ik met je delen, in de hoop dat dit boek je helpt om de situatie waarin jij met jouw kerk zit te verhelderen en dat het je inspireert om te veranderen waar dat nodig en mogelijk is. Om welke veranderingen gaat het en waarom zijn ze nodig:Het is niet genoeg om vast te houden aan de para-digma’s van de twintigste eeuw.In hoofdstuk 1 beschrijf ik hoe nieuwe generaties le-ren geloven in de eenentwintigste eeuw. Dat heeft te maken met hoe het geloof zich ontwikkelt in de ver-schillende levensfasen, maar ook met de invloed van

18

de cultuur op de manier waarop we geloven. Wanneer de cultuur verandert – en dat gebeurt voortdurend en lijkt wel steeds sneller te gaan – verandert ook de ma-nier waarop we geloven en waarop we onze gezinnen, ons kerk-zijn en ons jeugdwerk vormgeven. Het is niet genoeg om alleen te werken aan de vor-men.Want hoewel de manier waarop we met kinderen en jongeren over het geloof communiceren belangrijk is, gaat het uiteindelijk natuurlijk om de inhoud: wát geloven we precies en hoe krijgt dat gestalte in wie we zijn en hoe we leven? Juist met die inhoud worstelen veel mensen tegenwoordig. Het is niet het hoofdthema van dit boek (daar zijn anderen veel be-ter in), maar ik wil wel stilstaan bij een aantal essen-tiële verschuivingen met betrekking tot de inhoud van het geloof die ik – bij mezelf en bij velen om mij heen – zie optreden. Deze verschuivingen beschrijf ik in hoofdstuk 2. Het is niet genoeg om al onze energie te steken in het jeugdwerk.Want hoewel goed jeugdwerk erg belangrijk is, is het slechts één van de factoren die essentieel zijn voor jongeren om te blijven of gaan geloven. Minstens net zo belangrijk zijn het gezin waarin de jongere opgroeit, en de gemeente als geheel. Deze factoren, die met elkaar een driehoek vormen, staan centraal in Kerk voor een nieuwe generatie. In de hoofdstuk-ken 3, 4 en 5 probeer ik een antwoord te vinden op de vraag hoe gezinnen, kerkgemeenschappen en het kerkelijk jeugdwerk er met elkaar zo goed mogelijk aan kunnen bijdragen dat jongeren God leren ken-nen, liefhebben en met Hem gaan leven.

19

Terwijl ik aan het schrijven was, merkte ik dat ik naast deze driehoek nog een ander beeld nodig had om duidelijk te maken waarom kerken deze gebie-den zo anders vormgeven en waarom ze ook zo ver-schillend tegenover veranderingen staan. Dit beeld kreeg ik aangereikt in ‘Youth Ministry 3.0’ van Mark Oestreicher4. Ik heb me door hem laten inspireren tot het formuleren van drie mentaliteiten die we te-rugzien in de manier waarop kerken hun gemeente-zijn en hun jeugdwerk vormgeven.5 Elke mentaliteit heeft een andere houding ten opzichte van de cul-tuur en van de manier van communiceren tussen generaties.

1.0Bij 1.0 staan kerk en (jongeren)cultuur tegenover elkaar: ‘de wereld’ is slecht en we moeten jongeren leren om ‘geheel anders’ te zijn. Bij dat leren ligt het accent op kennisoverdracht door predikanten, cate-cheten en jeugdleiders aan jongeren. De kerk is een ‘veilig eiland’. Jongeren die op dat eiland opgroeien, worden sterk gestimuleerd daar te blijven. Af en toe

gem

eent

e al

s geh

eel

jeugdwerkgeloofs-

inhoud

gezin

cultuur

20

Willem Smouter: Mooie benadering: je binnen een ‘suc-cesvolle’ kerk toch

realiseren dat er barsten zijn. Verder

zoeken, maar niet meteen de preten-tie dat je het weet.

‘vertrekken er bootjes’ om jongeren ‘in de wereld’ met het evangelie te bereiken.2.0Bij 2.0 staat de kerk positief tegenover de cultuur, maar denkt ze grotendeels modernistisch.6 Ze ge-bruikt allerlei elementen uit de (jongeren)cultuur om zowel kerkelijke als buitenkerkelijke jongeren met het evangelie te bereiken; 2.0-kerken zijn sterk gericht op zowel kwalitatieve als kwantitatieve groei en maken daarvoor dankbaar gebruik van alles wat de moderne samenleving biedt, waarbij de seculiere cultuur gekerstend wordt door overal een christe-lijke variant van te maken. 3.0Langzamerhand ontstaan er nieuwe kerken en groe-pen die de postmoderne mentaliteit als uitgangspunt hanteren, wat overigens niet betekent dat ze kritiek-loos in de wereld opgaan. Ze werken vaak vanuit de natuurlijke netwerken waarin mensen functioneren. Hun doel is niet hen daar uit los te weken, maar juist het christen-zijn binnen die netwerken te sti-muleren. Het is een ‘vloeibare’ vorm van kerk-zijn, waarin relaties en authenticiteit erg belangrijk zijn.Deze drie mentaliteiten werk ik met name uit in de hoofdstukken 3, 4 en 5, waar het gaat om hoe we het geloof concreet vormgeven in onze gezinnen, kerk-gemeenschappen en het jeugdwerk. Zelf ben ik actief in een typische 2.0-gemeente. Ik geloof in kerk-zijn en in jeugdwerk 2.0 omdat ik zie dat het werkt. Tegelijkertijd zie ik er stevige barsten in verschijnen en besef ik dat het 2.0-tijdperk lang-zaam zal overgaan in het 3.0-tijdperk. Maar hoe 3.0 er precies uitziet, weten we nog niet. En zolang 3.0 nog

21

niet ontwikkeld is, en veel kerken zich in 1.0 bevin-den, richt ik me op 2.0, want daar valt nog heel veel te winnen. Toch wil ik 3.0 niet onbenoemd laten, zodat we kunnen zien waarom sommige dingen niet meer werken en we met elkaar kunnen nadenken over hoe we de overgang in de komende decennia gaan maken.

Ik heb dit boek geschreven vanuit mijn eigen context en referentiekaders: de evangelische en wat meer orthodox-protestantse kerken. Wanneer jouw ach-tergrond en context een andere is, kan het zijn dat je sommige dingen anders leest dan ik ze bedoeld heb. Dat is niet te voorkomen, want iedereen kijkt door z’n eigen, gekleurde bril, maar het lijkt me goed met dat gegeven rekening te houden. Daarom nog iets meer over mij en ‘de bril’ waardoor ik kijk:Ik ben opgegroeid in een buitenkerkelijk gezin en op mijn zestiende tot geloof gekomen bij Youth for Christ (YfC). Ik heb vijftien jaar fulltime voor deze missionaire jeugdbeweging gewerkt en ben zodoende gepokt en gemazeld in ‘Jeugdwerk 2.0’. In Re:visie (2003) beschreef ik de visie van YfC op missionair jeugdwerk vanuit de kerk. Daarna richtte ik me op het opleiden van jongerenwerkers aan de Christelijke Jongerenwerkersopleiding aan de Wittenberg7 en aan de Academie Theologie op de CHE8. Via mijn studenten blijf ik in contact met het jeugdwerk in allerlei verschillende kerken en organisaties. In de werkgroep Jeugd van de Evan-gelische Alliantie en op de Innov8 conferenties9 denk ik samen met collega’s na over hoe we kinde-ren en jongeren zo goed mogelijk met het evangelie kunnen bereiken.

Ik woon in een Vinexwijk in het midden van Ne-derland. Ik ben daar de laatste 3,5 jaar jeugdouder-ling geweest in een Nederlands Gereformeerde kerk met evangelische en charismatische invloeden. Het is een gemeente die zich bewust inspant om de vele kinderen en jongeren in haar midden aan te spre-ken. Een gemeente die de afgelopen vijf jaar groeide van 1100 naar 1600 leden10 en waar bijna de helft van de gemeente jonger is dan vijfentwintig jaar. Als jeugdouderling merk ik dat het niet eenvoudig is om al die kinderen en jongeren enthousiast te maken voor het evangelie. Samen met een heleboel fantastische mensen heb ik daar de laatste jaren hard aan gewerkt. Ik ervoer aan den lijve dat praten (en schrijven) over goed jeugdwerk en inspirerend kerk-zijn stukken makkelijker is dan het uitvoeren. Ik heb groot respect voor al die duizenden vrijwilligers en beroepskrachten in Nederland die zich hier iedere keer opnieuw vol enthousiasme voor inzetten. Een aantal van hen heeft meegelezen met het con-cept van dit boek en de tekst vanuit hun eigen refe-rentiekader als jeugdwerker of predikant van korte commentaren voorzien. Op deze manier hoop ik de discussie die ik met dit boek op gang wil brengen, alvast te beginnen in het boek zelf. Om het proces van denken over een kerk voor nieu-we generaties voort te zetten, ook na het verschijnen van dit boek, ben ik een blog begonnen: kerkvoor-eennieuwegeneratie.wordpress.com. Kom eens kij-ken en praat mee.

Sabine van der Heijdenoktober 2011

23

1 In 2005 beschouwde 37% van de jongeren van 15-25 zich als lid van een bepaalde religieuze denominatie: 10% pro-testants, 10% katholiek, 7% moslim, 10% diverse christe-lijke en niet christelijke groepen, SOCON rapport 2005 (overgenomen uit Handboek Jongeren en religie, Monique van Dijk-Groeneboer 2010). Van deze jongeren is echter een groot deel niet echt kerkelijk betrokken. Volgens het CBS was in 2008 minder dan één op de vijf Nederlanders een regelmatige kerkganger. Van de jongeren (18 t/m 24 jaar) gaf 13% aan regelmatig naar de kerk te gaan (overge-nomen uit Jongeren en hun geloof, Verwey Jonker instituut 2011).

2 Volgens de godsdienstsocioloog Joep de Hart is van de ge-neratie die na 1980 geboren is slechts 12% atheïst (tegen 16% in de generaties boven hen), 42% agnost (beduidend meer dan de generaties boven hen), 27% ietsist (minder dan de generaties boven hen) en 19% theïst (ook minder). Volgens De Hart zijn veel jongeren geïnteresseerd in ‘para-cultuur’: occultisme, spiritisme, astrologie, telekinese e.d. Zie Joep de Hart, Zwevende gelovigen, 2011. In Engeland zit minder dan 10% van de jongeren in de kerk, maar 50% duidt zichzelf aan als christen.

3 Gpw staat voor de studie godsdienst pastoraal werk, de hbo-opleiding voor kerkelijke en missionaire werkers. Ik werk aan de Academie Theologie van de Christelijke Hoge-school Ede (CHE) die gpw’ers en docenten godsdienst- en levensbeschouwing opleidt.

4 Mark Oestreicher, Youth Ministry 3.0: of where we’ve been, where we are and where we need to go, Youth Specialties 2008. Mark is directeur van Youth Specialties, dé specia-list in de VS op het gebied van jeugdwerkprogramma’s. Hij beschrijft drie verschillende fasen in het jeugdwerk met de termen ‘Jeugdwerk 1.0’ (1945-1965), ‘Jeugdwerk 2.0’ (1965-2000) en ‘Jeugdwerk 3.0’ (opkomend en zich ont-wikkelend naar de toekomst).

5 De terminologie 1.0, 2.0 en 3.0, die ik hier als metafoor ge-bruik, is afkomstig uit de wereld van de social media. Kort gezegd staat 1.0 voor het begin van internet, waarbij web-sites hun inhoud tamelijk eenzijdig communiceren met de internetgebruiker: internet is met name een medium waar mensen informatie op zetten en anderen informatie

24

vinden. De volgende fase is 2.0, waarbij internet gebruikt wordt als middel om interactief met elkaar te commu-niceren en te netwerken door ‘communities’ te bouwen (Facebook, bloggen, YouTube etc.). 3.0 gaat nog een stap verder: internettoepassingen zijn meer op elkaar afgestemd en kunnen geïntegreerd worden; het gedrag van de inter-netgebruiker wordt ‘gevolgd’ waardoor bekend is wat hem interesseert en hij die informatie toegestuurd krijgt die bij zijn profiel past. De gebruiker staat midden in het netwerk, en de informatiestroom past zich aan hem aan. Internet 3.0 is een voortzetting van 2.0 en is nog in ontwikkeling, het is nog niet duidelijk hoe het er precies uit gaat zien.

6 Met modernistisch bedoel ik de periode vóór het postmo-dernisme.

7 Hier werkte ik van 2000 tot 2008, zie www.jongerenwer-kersopleiding.nl.

8 Zie noot 3.9 Innov8 is een netwerk van jeugdwerkers die in dienst zijn

van kerken en christelijke organisaties, bijeengebracht door de Evangelische Alliantie in samenwerking met het jeugd-werk van de Protestantse Kerken.

10 Deze groei wordt veroorzaakt door geboortes, (nieuwe) in-woners van Houten die zich bij deze gemeente aansluiten en mensen van buiten de kerk die tot geloof komen.

25

André Maliepaard: Goed begin. Bij al het jeugdwerk in de kerk moet nagedacht worden over de wisselwer-king tussen kerk en ouders, jeugdleiders en ouders. We heb-ben elkaar nodig.

Hoofdstuk 1

Hoe leren nieuwe generaties geloven in de 21e eeuw?

Geloofsontwikkeling

‘Prent je kinderen de geboden in, praat erover met ze, thuis en onderweg, als je naar bed gaat en als je opstaat’, zegt Mozes tegen het volk (Deut. 6:7). Ge-loofsopvoeding was toen en is nu nog steeds niet iets van één uurtje in de week. En succes is nog nooit verzekerd geweest. In de Bijbel zien we al dat elke generatie afdwaalt, weer bij God terug moet komen, afdwaalt, terugkomt et cetera. Wat dat betreft is er eigenlijk niet veel nieuws onder de zon. Toch heeft elke tijd zijn eigen uitdagingen. Wat echter in alle eeuwen en culturen hetzelfde blijft , is de centrale plaats van het gezin.

Hoe je in het leven staat, en daarmee ook of, wat en hoe je gelooft , leer je in de eerste plaats thuis bij je ouders. Daarbij is de invloed van moeders het

samenleving

media

vrienden

betekenisvolle andere

n

school

kinderdag verblij

fgezin

26

Henrike de Gier: Precies! Spannende

vraag is dan: wat betekent dit voor

hoe ‘leren geloven’ vorm en inhoud

(moeten) krijgen in gezin en kerk?

André Maliepaard: Sociale media

bevinden zich in de derde fase. Kern-

woord: live. Online en offl ine leven

vloeien in elkaar over. Voor jongeren

is er geen onder-scheid daarin. De vraag is of leiders

echt snappen wat dit betekent.

belangrijkste, maar ook vaders spelen een grote rol.1 Logisch, als je bedenkt dat kinderen een sterkere band hebben met hun ouders dan met enig ander persoon. Hoe ouder het kind wordt, hoe meer an-dere invloeden een rol gaan spelen: school, vrienden, media en de kerk. Hoe groot de invloed van al deze ‘socialisatiefactoren’ is, hangt af van de band die het kind/de jongere met hen voelt en de tijd die hij met hen doorbrengt. Vroeger leerden kinderen geloven in de trits gezin-school-kerk. Tegenwoordig is het chris-telijk gehalte van de meeste scholen laag. Maar de school blijft natuurlijk wel invloed uitoefenen op de geloofsvorming: de afwezigheid van geloof op school communiceert immers ook een bepaalde boodschap. De media vormen al generaties lang een belangrijk invloedsgebied. Met de overgang van massamedia (radio en televisie) naar sociale media (internet, met een toenemend aantal mogelijkheden om overal en altijd met elkaar te communiceren), neemt de in-vloed van die media op ons leven steeds meer toe. De hele wereld komt voortdurend en indringend bij ons binnen. Hadden ouders nog enig zicht op wat hun kinderen zagen op televisie, ze hebben meestal geen idee van wat hun kinderen allemaal doen op internet. De media hebben niet alleen invloed door wat we er zien en lezen, en daarmee op onze denk-beelden en onze moraal, ze hebben ook invloed op onze mentaliteit. Wie bijvoorbeeld opgroeit met de afstandsbediening in zijn hand, zal ook op andere gebieden in het leven sneller switchen naar wat leu-ker lijkt. Netwerken is een begrip uit de digitale we-reld, maar ook iets wat steeds meer onze mentaliteit in het hele leven is.