Nietzsche nabloei in Turijn - fransholtkamp · PDF file‘Het aforisme, de sententie,...

5
Friedrich Nietzsche: 1 nabloei in Turijn NIETZSCHE: NABLOEI IN TURIJN door Frans Holtkamp Turijn is een fraaie stad! Niet alleen vanwege het ‘mooiste plaveisel ter wereld’ – deze woorden zijn van Nietzsche – maar ook vanwege haar klassiek rechthoekige stratenpatroon, schitterende barokarchitectuur, ritmische galerijen, prachtige bin- nenplaatsen, legendarische koffiehuizen en de geraffi- neerde Piëmontese keuken. Nietzsche is verrukt over Turijn. De laatste maanden van zijn actieve leven als schrijver en filosoof, vóór hij er door zijn vriend Franz Overbeck wordt opgehaald en overgebracht naar de psychiatrische kliniek in Bazel, brengt hij er door. Hij beleeft er de nabloei van zijn kunstenaarsbestaan, een uiterst productieve periode. ANTICHRIST EN AFGODENSCHEMERING Op 30 september 1888 voltooit hij in Turijn zijn Antichrist, bedoeld als eerste boek van zijn met veel tamtam aangekondigde maar nooit voltooi- de levenswerk Umwertung aller Werte ofwel Der Wille zur Macht. Er is nog geen Leni Riefenstahl die de wil tot macht laat triomferen in een film over nationaal-socialistische mannen en vrouwen die alleen maar kracht uitstralen. Het is de tijd van de strijdschriften. Götzen-Dämmerung oder Wie man mit dem Hammer philosophiert is er één van. 1 Het is het laatste boek dat Nietzsche zélf voor publicatie gereed maakt en naar de uitgever brengt. Hij presenteert het als volgt: Dit geschrift van nog geen honderdvijftig bladzijden, opgewekt en noodlottig van toon, een lachende demon, vormt onder de boeken een absolute uitzonde- ring: er is niets dat rijker is aan substantie, onafhankelijker, omverwerpender – boosaardiger is. De grootheidswaan die spoedig zal uitbreken is hierin al hoorbaar. Met het herhaalde- lijk aangekondigde Der Wille zur Macht wil hij zódanig ingrijpen in de wereldge- schiedenis, dat er niet meer gesproken zal worden van vóór en ná Christus maar van vóór en ná Nietzsche. Zoals bekend, is er het er niet van gekomen. De titel van het boek is een toespeling op Götterdämmerung van Richard Wagner, eerst bewonderd en daarna verguisd door Nietzsche. De moderne afgoden, allen ver- schijningsvormen van de vermeende decadentie in het toenmalige Duitse Keizerrijk, moeten het ontgelden: het nationalisme, de daarmee samenhangende onderwijsinstel- lingen, de verheerlijking van Wagner, het antisemitisme, het feminisme, de arbeiders- beweging, de klassieke filologie en vooral het christendom met z’n ‘verwekelijkte moraal’ en hang naar democratie. Binnenplaats in Turijn

Transcript of Nietzsche nabloei in Turijn - fransholtkamp · PDF file‘Het aforisme, de sententie,...

Page 1: Nietzsche nabloei in Turijn - fransholtkamp · PDF file‘Het aforisme, de sententie, waarin ik als eerste Duitser een meester ben, zijn de vor

Friedrich Nietzsche: 1 nabloei in Turijn

NIETZSCHE: NABLOEI IN TURIJN door Frans Holtkamp

Turijn is een fraaie stad! Niet alleen vanwege het ‘mooiste plaveisel ter wereld’ –

deze woorden zijn van Nietzsche – maar ook vanwege haar klassiek rechthoekige stratenpatroon, schitterende barokarchitectuur, ritmische galerijen, prachtige bin-nenplaatsen, legendarische koffiehuizen en de geraffi-neerde Piëmontese keuken. Nietzsche is verrukt over Turijn. De laatste maanden van zijn actieve leven als schrijver en filosoof, vóór hij er door zijn vriend Franz Overbeck wordt opgehaald en overgebracht naar de psychiatrische kliniek in Bazel, brengt hij er door. Hij beleeft er de nabloei van zijn kunstenaarsbestaan, een uiterst productieve periode.

ANTICHRIST EN AFGODENSCHEMERING Op 30 september 1888 voltooit hij in Turijn zijn Antichrist, bedoeld als eerste boek van zijn met veel tamtam aangekondigde maar nooit voltooi-de levenswerk Umwertung aller Werte ofwel Der Wille zur Macht. Er is nog geen Leni Riefenstahl die de wil tot macht laat triomferen in een film over nationaal-socialistische mannen en vrouwen die alleen maar kracht uitstralen. Het is de tijd van de strijdschriften. Götzen-Dämmerung oder Wie man mit dem Hammer philosophiert is er één van. 1 Het is het laatste boek dat Nietzsche zélf voor publicatie gereed maakt en naar de uitgever brengt. Hij presenteert het als volgt:

Dit geschrift van nog geen honderdvijftig bladzijden, opgewekt en noodlottig van toon, een lachende demon, vormt onder de boeken een absolute uitzonde-ring: er is niets dat rijker is aan substantie, onafhankelijker, omverwerpender – boosaardiger is.

De grootheidswaan die spoedig zal uitbreken is hierin al hoorbaar. Met het herhaalde-lijk aangekondigde Der Wille zur Macht wil hij zódanig ingrijpen in de wereldge-schiedenis, dat er niet meer gesproken zal worden van vóór en ná Christus maar van vóór en ná Nietzsche. Zoals bekend, is er het er niet van gekomen. De titel van het boek is een toespeling op Götterdämmerung van Richard Wagner, eerst bewonderd en daarna verguisd door Nietzsche. De moderne afgoden, allen ver-schijningsvormen van de vermeende decadentie in het toenmalige Duitse Keizerrijk, moeten het ontgelden: het nationalisme, de daarmee samenhangende onderwijsinstel-lingen, de verheerlijking van Wagner, het antisemitisme, het feminisme, de arbeiders-beweging, de klassieke filologie en vooral het christendom met z’n ‘verwekelijkte moraal’ en hang naar democratie.

Binnenplaats in Turijn

Page 2: Nietzsche nabloei in Turijn - fransholtkamp · PDF file‘Het aforisme, de sententie, waarin ik als eerste Duitser een meester ben, zijn de vor

Friedrich Nietzsche: 2 nabloei in Turijn

Nietzsches spreekwoordelijke hamer is, aldus vertaler Hans Driessen in zijn Nawoord (pagina 126), niet die van een sloper maar van een dokter die het lichaam van de pati-ent beklopt op zoek naar zieke organen, een hamer die eerder diagnosticeert dan ver-nielt. KERN

Afgodenschemering noem ik een schotschrift. Wat Nietz-sche niet zint wordt beschimpt. Het is geschreven in ‘ra-zend’ proza. Soms schurkt dat tegen dito poëzie aan. Ge-neesheer Nietzsche beklopt met een doktershamer het zieke lichaam van de Westerse cultuur. De diagnose luidt: deca-dentie, aftakelend leven. De symptomen zijn: het teveel aan rede, de metafysica, het Zijn als de ware wereld en dit on-dermaanse als schijnwereld, het wantrouwen van de zintui-gen, het geloof in objectiviteit en substantie, de illusie van

het ik en zelfs de wil die meent op grond van motieven te kiezen. Filosofen, op Hera-clitus na, en priesters zijn de schuldigen. Zij krijgen er van langs: Socrates, Plato, Spinoza ….. Het diagnosticeren van de vermeende decadentie loopt als een rode draad door het boek. Voor hetzelfde geld kan men het er de kern van noemen. NIETZSCHE GEDIANOSTICEERD Het zij me vergund even doktertje te spelen en Nietzsche te bekloppen. Hij schrijft dingen die mij te denken geven. Daarover wil ik hem bevragen om tot een goede diagnose van zijn denken te komen. Misschien word ik wel Nietzscheaan. KUNST Mijn eerste vraag betreft de kunst. Nietzsche wil alle ‘hogere’ illusies ontmaskeren en wegdoen. En de kunst dan? Kunst is alléén maar illusie. In woorden, materie en klank vormgegeven illusie. Mij is die illusie dierbaar. Heilzaam, nee heilig, noem ik haar. Zij geeft het leven kleur, maakt het leefbaar, helpt te geloven in Leven met een hoofdletter. Nietzsche schrijft er op pagina 28 dit over: ‘Want ‘schijn’ be-tekent hier een herhaling van de realiteit, maar dan in een uitgelezen, verhevigde en gecorrigeerde vorm… De tragische kunstenaar is geen pessimist – hij zegt juist ja tegen al het problematische, zelfs tegen het verschrikkelijke, hij is dionysisch…’. En op pagina 80 lees ik: ‘De kunst is de grote stimulans van het leven: hoe kon men haar dan als belangeloos, doelloos, als l’art pour l’art opvatten?’

Nymphs and satyr, een Dionysisch tafereel van Adolphe William Bouguereau

Page 3: Nietzsche nabloei in Turijn - fransholtkamp · PDF file‘Het aforisme, de sententie, waarin ik als eerste Duitser een meester ben, zijn de vor

Friedrich Nietzsche: 3 nabloei in Turijn

Zelfs het treurspel dient het leven, want ‘de heroïsche mens prijst in de tragedie zijn eigen bestaan’. Op ongeveer dezelfde wijze oordeelt Nietzsche over de esthetica (pagina 76): ‘Niets is mooi, alleen de mens is mooi: op deze naïviteit berust de hele esthetica, ze is haar eerste waarheid. Laten we er meteen ook maar de tweede aan toevoegen: niets is le-lijk, behalve de ontaardende mens, – daarmee is het domein van het esthetische oor-deel afgeperkt’. Kortom, ook de esthetica surft mee op de golven van de instincten, de erotische incluis, die de mens al of niet botviert. Gelukkig, Nietzsche schaft de kunst niet af! Ik kan weer rustig slapen. WIL TOT MACHT Nietszsche schrijft dat het ‘ik’ een illusie is. Dan moet ook de ‘wil’ een illusie zijn, zegt mijn gezonde verstand. En inderdaad, op pagina 41 wordt het bevestigd: ‘De ‘innerlijke wereld’ zit vol drogbeelden en dwaallichten: de wil is er één van. De wil beweegt niets meer, en verklaart dus ook niets meer – hij begeleidt slechts gebeurte-nissen, maar hij kan ook ontbreken’. Dít moeten onze neurosofen – Victor Lammers en Dick Swaab voorop – lezen. Ze zullen hun vingers erbij aflikken. Maar dat feestje zal van korte duur zijn, want op pagina 60 komt een heel ándere wil in beeld. Nietzsche: ‘Leren kijken komt naar mijn opvatting heel dicht in de buurt van datgene wat onfilosofisch gesproken een sterke wil heet: het wezenlijke kenmerk daarvan is nu juist niet te ‘willen’, de beslissing te kunnen uitstellen’. Dit is beslist geen wil die ‘slechts gebeurtenissen begeleidt’, maar een wil die níet wil. Dan moet ie toch verdomde sterk zijn! Het roept vragen in me op en die leg ik Nietzsche voor: is de wil nu een wíl of een begeleidend verschijnsel? Is het míjn wil of de wil van het Leven? ARISCHE HUMANITEIT

In het hoofdstuk De ‘verbeteraars’ van de mensheid krijgen Manu, Plato, Confucius, joodse en christelijke geloofsverkondigers er (on)behoorlijk van langs. Zij trachten het beest ‘mens’ te temmen of zelfs een be-paald soort mens te kweken. Manu, de zoon van Brah-man en stamvader van het mensengeslacht, doet het laatste: hij kweekt de vier rassen van priesters, krijgers, handelaren/landbouwers en de bedienden (sudra’s). Hij ‘vergeet’ een soort, een on-ras, dat van de paria’s.

Maar daar ligt Nietzsche niet van wakker, want laat hij ons op pagina 52 weten: ‘Deze verordeningen (uit het Indiase wetboek Mânavadharmasâstra van Manu – red.) zijn leerzaam genoeg: ze geven ons een beeld van de arische humaniteit, in een heel zui-vere, heel oorspronkelijke vorm – we leren dat het begrip ‘zuiver bloed’ het tegendeel is van een onschuldig begrip’. Met zwakkelingen of paria’s weet het christendom raad. Het weet de pariawrok tegen de arische humaniteit om te smeden tot een religie van liefde waarin de armen en ge-ringen triomferen. Nietzsche op pagina 53:

Matsya, de avatara van Vishnu als vis, trekt de boot van Manu

Page 4: Nietzsche nabloei in Turijn - fransholtkamp · PDF file‘Het aforisme, de sententie, waarin ik als eerste Duitser een meester ben, zijn de vor

Friedrich Nietzsche: 4 nabloei in Turijn

Het christendom, met zijn joodse wortels en alleen te begrijpen als gewas van deze grond (Israël, red.), is de reactie op elke moraal die veredeling, ras en privilege in haar vaandel schrijft: het is de anti-arische godsdienst par excel-lence.

Inmiddels weten we, dat ‘ras’, ‘arische humaniteit’ en ‘zuiver bloed’ geen onschuldi-ge termen zijn (lijkt Nietzsche dat in het eerste citaat ook niet toe te geven?). Het is voor het nationaal-socialisme niet moeilijk geweest met dit soort teksten zijn verder-felijke ideologie kracht bij te zetten. Nietzsche is niet écht duidelijk over wat er met paria’s of zwakke schepselen moet gebeuren. Ze verdienen het in ieder geval niet dat het christendom hun zwakheid als kracht benadrukt. Maar wat dan? Moeten we de natuur gewoon haar selectieve werk laten doen? Of moeten we de natuur een handje helpen? De nazi’s kiezen voor het laatste. Wat zou Nietzsche kiezen? EERDER LITERATOR DAN FILOSOOF Nietzsche besluit Afgodenschemering met een opmerkelijke tekst: Wat ik aan de Ou-den te danken heb. Het is een toelichtende tekst. Daarin verantwoordt hij waarom hij schrijft zoáls hij schrijft: ‘Bondig, streng, met een maximum aan inhoud, een kille kwaadaardigheid ten aanzien van ‘fraaie’ woorden en ‘fraaie gevoelens’ – hier voelde ik mij thuis’. (pagina 110) Met ‘hier’ bedoelt hij het kleine aantal antieke boeken dat van invloed was op zijn schrijverschap: ‘Mijn gevoel voor stijl, voor het epigram kwam vrijwel ogenblikkelijk tot leven toen ik in aanraking kwam met Sallustius’. Twee bladzijden daarvoor, in ‘sententie’ 51, de laatste van het lange deel Verkennin-gen van een oneigentijds mens, besluit Nietzsche op een niet bepaald bescheiden toon: ‘Het aforisme, de sententie, waarin ik als eerste Duitser een meester ben, zijn de vor-men van de ‘eeuwigheid’; mijn ambitie is in een tiental zinnen te zeggen wat een an-der in een boek zegt, – wat ieder ander in een boek niet zegt … Ik heb de mensheid het diepzinnigste boek gegeven dat ze bezit, mijn Zarathustra: ik geef haar binnen-kort het onafhankelijkste. – En inderdaad: Nietzsche schrijft kort en bondig, aforis-tisch, met rake beelden – zijn doktershamer blijkt vaak tóch een moker – en rijgt zijn gedachten in sententies aaneen. Hij is geen systeemdenker en wíl dat ook niet zijn. Met de meeste filosofen veegt hij de vloer aan. In-houdelijk bewéért hij veel, maar detailleert, nuanceert en beargumenteert niets. Dat kán ook niet binnen de literai-re vorm die hij kiest. Daarom blijft er veel te raden over en komen er vragen in mij op als ‘Plaatst hij de ‘wil tot leven’ in het leven zelf of in het ‘ik’?’ en ‘Hoe om te gaan met zwak leven?’ Kortom, ik vraag mij af of Nietzsche wel tot de filosofen gerekend moet worden. Misschien als anti-filosoof? BESLUIT Afgodenschemering is in zwart-wit geschilderd. Er zijn weinig grijstinten. Meer voor-stellingen en ideeën dan mij lief zijn noemt Nietzsche illusies. Hij fileert de Westerse cultuur ongenadig.

Moker, te koop bij Gamma

Page 5: Nietzsche nabloei in Turijn - fransholtkamp · PDF file‘Het aforisme, de sententie, waarin ik als eerste Duitser een meester ben, zijn de vor

Friedrich Nietzsche: 5 nabloei in Turijn

De afgoden die hij bestrijdt zijn die van het Duitse Keizerrijk van 18 januari 1871 tot en met 9 november 1918, een semi-constitutionele monarchie met nogal wat gebreken. Maar de illusies die hij meent te moeten ontmaskeren bestrijken het bredere terrein van de Westerse cultuur. Hij ziet ze uitsluitend als negatief. Met Nietzsches affirmatie van het Leven en zijn waardering van instincten en hartstochten kan ik instemmen. De wil tot macht, de heroïsche mens, de mens die zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen leven neemt, die zich van ande-ren onderscheidt, die zelfbewust is, een groot

gevoel van eigenwaarde tentoonspreidt, daar is veel voor te zeggen. Dit mensbeeld heeft voldoende kracht in zich om het hedendaagse aan beeldschermen verslaafde, op elk smartphonesignaal reagerende, door formats, accounts en invulformulieren ge-conditioneerde en politiek uiterst correcte kuddedier ‘mens’ onder kritiek te stellen. En inderdaad: het ‘hogere’ is uit het ‘lagere’ voortgekomen, niet andersom. Alle illu-sies van het ‘hogere’ prik ik met Nietzsche graag door. Maar ze uit het ‘zieke lichaam van de Westerse cultuur wegsnijden’, dáár ga ik niet in mee. Er zijn ook heilzame ‘hogere’ illusies. Het geloof dat de huidige door ecologische rampen bedreigde we-reld nog te redden is, is er één van. En het in vuur en vlam staan voor een persoon waar ik mijn verdere leven mee wil delen is een tweede. Een heerlijke illusie die al zo oud is als de mensheid. Mensen kúnnen niet zonder illusies. Ze zijn smeerolie voor de leefbaarheid van het leven, óók het leven dat Nietzsche voor ogen staat. Het heeft geen zin illusies te verwijderen. Trouwens, het zou niet eens lukken: het gat dat ‘weggesneden illusies’ achterlaten wordt onmiddellijk door nieuwe gevuld. Het hoogst haalbare is ontmáskering van illusies, wéten dat men ze heeft, wélke het zijn en het benoemen ervan. Dat is één van de taken van de filosofie. Tot slot heb ik nog een appeltje met de titel Afgodenschemering te schillen. Is dit de ochtendschemering van het demasqué waarin de afgoden contouren beginnen te krij-gen op weg naar de helderheid van de middag? Of is het juist de avondschemering waarin zij aan het oplossen zijn om voorgoed te verdwijnen in de nacht? Of geen van beide omdat afgoden eeuwig blijven schemeren in het leven van mensen? 1 Voor dit essay gebruik ik de vertaling, inclusief annotaties en Nawoord, van Hans Driessen: Nietzsche, Friedrich, Afgodensche-mering. Of hoe men filosofeert met de hamer. De Arbeiderspers, Amsterdam, 20072.

Duitse Keizerrijk 1871-1918