Niet zonder slag en angst - Politieacademie.nl · 2017. 2. 7. · Niet zonder slag en angst ......
Transcript of Niet zonder slag en angst - Politieacademie.nl · 2017. 2. 7. · Niet zonder slag en angst ......
-
Niet zonder slag en angst
Een onderzoek naar de veiligheidsbeleving van politieambtenaren en
politieel geweldgebruik
R.T.A. Bleijendaal
Studentnummer: 1364626
Eerste begeleider: drs. W.M.E.H. Beijers
Tweede begeleider: dr. J.S. Timmer
Master Criminologie
Strafrechtshandhaving in de praktijk
December 2005
-
Voorwoord
In mei 2004 ben ik als onderzoeksassistent betrokken geraakt bij een onderzoek naar politieel
geweldgebruik. Het onderzoek vond plaats bij het Centrum voor Veiligheid- en Politieweten-
schappen aan de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam. De doelstelling van dit onderzoek
was om het politiegeweld in Nederland in het jaar 2000 in kaart te brengen. Toen ik arriveerde
was alle data door het onderzoeksteam al verzameld en in een SPSS-bestand verwerkt. Mijn
taak werd het om dit bestand te beheren en het rekenwerk van het onderzoek te voltooien.
Eind 2004 begonnen de voorbereidingen voor het vervolgonderzoek naar politieel geweldge-
bruik in de periode 2001-2004 door het korps Amsterdam-Amstelland. Tegelijkertijd kwam
het einde van mijn studie in zicht en werd het tijd om mijn scriptieonderwerp te bepalen. Uit-
eindelijk heb ik besloten om mijn afstudeeronderzoek op hetzelfde terrein te doen en politieel
geweldgebruik te benaderen vanuit de veiligheidsbeleving van politieambtenaren. Gezamen-
lijk met het onderzoeksteam is vervolgens een enquête geconstrueerd. Deze enquête is groot-
schalig uitgezet onder politieambtenaren van het korps Amsterdam-Amstelland. Hierbij past
dan ook een woord van dank voor de bereidheid die de politieambtenaren hebben getoond om
deze (lange) enquête in te vullen.
Professor Jan Naeyé, supervisor van het onderzoeksteam, wil ik graag bedanken voor zijn ge-
nereuze aanbod om dit afstudeeronderzoek uit te voeren, mee te denken en mij enthousiast
aan te horen als ik weer eens met een leuk resultaat kwam aanzetten. Zijn tomeloze energie,
enthousiasme voor wat hij onderzoekt werkt erg aanstekelijk en motiverend. De vrijheid en
verantwoordelijkheid die hij zijn medewerkers geeft, maken het erg leuk om voor hem te
werken.
Jelmer Visser, lid van het onderzoeksteam en politieman, wil ik graag bedanken voor het aan-
reiken van literatuur en voor zijn steun als praatpaal. Daarnaast heeft hij ervoor gezorgd dat
de enquête daadwerkelijk werd afgenomen. Zonder hem was dit afstudeeronderzoek nog niet
af geweest.
Verder wil ik mijn goede vriend drs. Emiel Martens en mijn lieve en mooie vriendin Nina be-
danken dat ze dit stuk nauwgezet hebben doorgenomen en van top tot teen hebben bekriti-
seerd.
Ten slotte wil ik mijn twee begeleiders bedanken. Drs. Guillaume Beijers heeft mij vanaf dag
één op weg geholpen, illusies ontnomen, kritische vragen gesteld en handreikingen gedaan
voor verdere statistische analysen. Dr. Jaap Timmer, lid van de onderzoeksgroep, heeft mij
gesteund met zijn betrokkenheid bij het onderzoek, luisterend oor en vertrouwen. Deze ingre-
diënten maken van hem een fijne collega.
Amsterdam, december 2005.
Remy Bleijendaal
-
2
Inhoudsopgave
Voorwoord 1
Inhoudsopgave 2
1. Inleiding 5 1.1 Probleemstelling 6
1.2 Opbouw van de scriptie 6
2. Theoretisch kader 7 2.1 Veiligheidsbeleving 7
2.1.1 Definitie onveiligheidsgevoelens 7
2.1.2 Veiligheidsbeleving van politieambtenaren 8
2.1.3 Theoretisch model onveiligheidsgevoelens 8
2.1.4 Vermijdingsgedrag 9
2.1.5 Theoretisch model veiligheidsbeleving van politieambtenaren 10
2.2 Politieel geweldgebruik 12
2.2.1 Definitie politiegeweld 12
2.2.2 Persoonskenmerken van politieambtenaren en geweldgebruik 13
2.2.3 Angst en geweldgebruik 15
2.2.4 Model persoonskenmerken en politiegeweld 15
2.3 Onderzoeksvragen 16
3. Onderzoeksopzet en operationalisatie 17 3.1 Onderzoeksopzet 17
3.2 Operationalisatie 18
3.2.1 Algemene persoonskenmerken 18
3.2.2 Veiligheidsbeleving 18
3.2.3 Slachtofferschap 19
3.2.4 Politiegeweld 19
3.2.5 Beroepsvaardigheden 20
3.2.6 ‘Persoonlijkheidseigenschappen’ en vertrouwen in collega’s 20
4. Resultaten veiligheidsbeleving 21 4.1 Betrouwbaarheid 21
4.2 Veiligheidsgevoelens tijdens de taakuitvoering 21
4.3 Kenmerken van angstige situaties van politieambtenaren 23
4.4 Persoonskenmerken en veiligheidsgevoelens 24
4.5 Informatie en veiligheidsgevoelens 26
4.6 Vermijdingsgedrag 28
5. Resultaten politiegeweld 30 5.1 Algemene persoonskenmerken en politieel geweldgebruik 30
5.2 Persoonlijkheidseigenschappen en politieel geweldgebruik 32
5.3 Vaardigheden en politieel geweldgebruik 32
5.4 Veiligheidsbeleving en politieel geweldgebruik 33
6. Modellen getest 34 6.1 Factoranalyse 34
6.2 Informatieverwerkingsmodel voor de veiligheidsbeleving van politieambtenaren 35
6.2.1 Variabelen veiligheidsbeleving 35
6.2.2 Regressieanalyse angststemming 35
6.2.3 Regressieanalyse gevoelens van angst 36
6.3 Model politiegeweld en persoonskenmerken 37
-
3
6.3.1 Variabelen politiegeweld 37
6.3.2 Regressieanalyse politiegeweld 37
6.4 Vooronderstelling multiple lineaire regressie 38
7. Samenvatting en conclusies 40 7.1 De veiligheidsbeleving van politieambtenaren tijdens de taakuitoefening 40
7.2 Politieel geweldgebruik, persoonskenmerken en veiligheidsbeleving 43
7.3 Beschouwing 44
7.4 Aanbevelingen 45
8. Literatuurlijst 46
Bijlage A. Enquête 48
Bijlage B. Betrouwbaarheidsanalyse 53
Bijlage C. Residuenanalyse 54
-
4
Private Watkins: I’d like to leave the army please, sir.
Colonel: Good heavens man, why?
Private Watkins: It’s dangerous.
Colonel: What?
Private Watkins: There are people with guns out there sir.
Colonel: What?
Private Watkins: Real guns, sir. Not toy ones, sir. Proper ones, sir. They've all got 'em. All of
'em, sir. And some of 'em have got tanks.
Colonel: Watkins, they are on our side
Private Watkins: And grenades, sir. And machine guns, sir. So I'd like to leave, sir, before I
get killed, please.
Colonel: Watkin: You've only been in the army a day.
Private Watkins: I know sir but people get killed, properly dead, sir, no barley cross fingers,
sir. A bloke was telling me, if you're in the army and there's a war you have to go and fight.
Colonel: That's true.
Private Watkins: Well I mean, blimey, I mean if it was a big war somebody could be hurt.
- Monty Python’s Flying Circus, episode 8, 1969 -
-
5
1. Inleiding
De geloofwaardigheid van de politie is recentelijk ernstig aangetast als gevolg van de rechts-
zaak tegen Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. Nadat de verdachte in de
rechtszaal verklaarde dat hij de politieambtenaren dood had willen schieten, barstten de be-
treffende politieambtenaren in huilen uit. Hierop volgde een golf van kritiek en vooral verba-
zing vanuit de media, die de term ‘mietjespolitie’ introduceerde (HP De Tijd 2005: 23). Ver-
scheidene politieonderzoekers, commissarissen, vakbondsbestuurders en psychiaters hebben
vervolgens getracht deze kritiek te temperen en nuanceren, alhoewel hun opvattingen vaak
zeer van elkaar verschilden. Volgens vakbondsbestuurder Gerrit van de Kamp zijn veel poli-
tieambtenaren bijvoorbeeld regelmatig bang, terwijl plaatsvervangend korpschef van Amster-
dam-Amstelland Bert Wijbenga van mening is dat politieambtenaren niet bang zijn, maar
‘alert’ (HP De Tijd 2005). Wie heeft er gelijk? Heeft Nederland een mietjespolitie? De pu-
blieke aanval op de geloofwaardigheid van de politie alsmede de zeer uiteenlopende opvattin-
gen over angst onder politieambtenaren hebben geleid tot de eerste doelstelling van dit afstu-
deeronderzoek.
Het eerste doel van dit afstudeeronderzoek is te onderzoeken in hoeverre politieambtenaren
zich onveilig voelen en gevoelens van angst ervaren tijdens de taakuitoefening.
De politie heeft tot taak de rechtsorde, openbare orde en veiligheid te handhaven. Om deze ta-
ken te kunnen uitvoeren, is de politie wettelijk bevoegd geweld te gebruiken. Deze exclusieve
geweldsbevoegdheid ligt verankerd in artikel 8 Politiewet 1993. Uit onderzoek van Naeyé
(2005) naar politieel geweldgebruik in Nederland blijkt dat in het jaar 2000 de basispolitie-
zorg in 2663 voorvallen geweld heeft aangewend. In 80 procent van deze voorvallen was er
sprake van een aanhoudingssituatie. In deze aanhoudingssituaties werd in de meeste gevallen
het geweld veroorzaakt door een verdachte die zich verzet, geweld gebruikt tegen derde(n) of
probeert te vluchten. De overige 20 procent van het geweld werd aangewend in situaties waar-
in de politie optreedt in het kader van de hulpverlening of de handhaving van de openbare or-
de. De politie werd in ruim 90 procent van de geweldsvoorvallen geconfronteerd met geweld-
gebruik van (verdachte) burgers, waaronder ook vuurwapengeweld. Tijdens deze voorvallen
raakten 257 politieambtenaren gewond door geweldgebruik van (verdachte) burgers (Naeyé
2005: 71-82). De kans dat een politieambtenaar gewond raakte door geweldgebruik van bur-
gers in de periode 1995-2000, is gemiddeld 17.33 op de 1000 politieambtenaren. De directe
en indirecte jaarlijkse kosten voor de Nederlandse politie ten gevolge van dit letsel worden
geschat op 11.5 miljoen euro. Hierbij is de directe materiele schade aan onder meer kleding,
voertuigen en gebouwen nog niet meegerekend (Timmer 2005: 279).
Deze cijfers maken duidelijk dat het politiewerk niet zonder risico is, en een politieambtenaar
over doorzettingskracht dient te beschikken om zijn taak succesvol te kunnen uitvoeren. Poli-
tieambtenaren die een persoon op heterdaad betrappen rest weinig keuze om deze verdachte
wel of niet in te rekenen. Een geloofwaardige strafrechtshandhaving staat of valt dan ook bij
politieambtenaren die niet wijken voor angsten en risico’s.
Het tweede doel van dit afstudeeronderzoek is om erachter te komen in hoeverre politieamb-
tenaren wijken voor gevoelens van angst en of dit van invloed is op de uitoefening van de ge-
weldsbevoegdheid.
-
6
1.1 Probleemstelling
Dit afstudeeronderzoek heeft als doel om de veiligheidsbeleving van politieambtenaren in de
basispolitiezorg te onderzoeken. Hierin zal onderscheid gemaakt worden tussen veiligheids-
gevoelens tijdens de algemene taakuitvoering, gevoelens van angst tijdens aanhoudingsitua-
ties en vermijdingsgedrag. Tevens zal onderzocht worden in hoeverre persoonskenmerken van
politieambtenaren de veiligheidsbeleving beïnvloedt. Vervolgens zal de aard en omvang van
het politieel geweld, alsmede de spreiding van het aangewende geweld onder individuele poli-
tieambtenaren, geanalyseerd worden, waarna onderzocht zal worden of er een relatie is tussen
persoonskenmerken van politieambtenaren, waaronder de veiligheidsbeleving, en politieel
geweldgebruik. De relatie tussen verschillende persoonskenmerken staat niet centraal in dit
afstudeeronderzoek. Deze persoonkenmerken zijn echter wel van belang om op een genuan-
ceerde manier uitspraken te kunnen doen over de relatie tussen de veiligheidsbeleving van po-
litieambtenaren en het geweldgebruik.
De probleemstelling van het afstudeeronderzoek luidt zodoende:
Hoe veilig voelen politieambtenaren zich tijdens hun taakuitvoering en is er een relatie tussen
deze veiligheidsbeleving en politieel geweldgebruik?
1.2 Opbouw van de scriptie
Deze scriptie bestaat uit zeven hoofdstukken. Na de algemene inleiding en de probleemstel-
ling wordt in hoofdstuk 2 het theoretisch kader beschreven met de daaruit voortkomende on-
derzoeksvragen. In hoofdstuk 3 worden de begrippen en concepten uit het theoretisch kader
geoperationaliseerd. In hoofdstuk 4 worden de resultaten wat betreft de veiligheidsbeleving
van politieambtenaren gepresenteerd, en wordt aangetoond dat politieambtenaren van het
korps Amsterdam-Amstelland zich over het algemeen veilig voelen en geregeld tot soms ge-
voelens van angst hebben tijdens aanhoudingen. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de resul-
taten wat betreft politieel geweldgebruik van het korps Amsterdam-Amstelland gepresenteerd,
en wordt aangetoond dat politieambtenaren in de periode 2001-2004 gemiddeld tien keer ge-
weld hebben gebruikt en dat dit geweld voor driekwart bestaat uit fysiek geweld en het inzet-
ten van de korte en lange wapenstok. Vervolgens worden in hoofdstuk 6 de resultaten van de
regressieanalyses beschreven, en zal aangetoond worden dat verschillende persoonskenmer-
ken van politieambtenaren van invloed zijn op de veiligheidsbeleving en het geweldgebruik
van politieambtenaren. Als laatst zullen in hoofdstuk 7 de onderzoeksvragen van dit afstu-
deeronderzoek beantwoord worden en aanbevelingen gedaan worden.
-
7
2. Theoretisch kader
In dit hoofdstuk wordt het theoretisch kader beschreven van waaruit de probleemstelling on-
derzocht wordt. Om antwoord te geven op het eerste gedeelte van de probleemstelling wordt
eerst het concept onveiligheidsgevoelens nader gedefinieerd. Vervolgens zal eerder onderzoek
naar de veiligheidsbeleving van politieambtenaren beschreven worden. Na deze uiteenzetting
wordt een model geïntroduceerd, van waaruit de veiligheidsbeleving van politieambtenaren
zal worden geanalyseerd. Op basis van dit theoretisch model worden een aantal hypothesen
opgesteld. Om antwoord te geven op het tweede deel van de probleemstelling wordt eerst het
concept politiegeweld gedefinieerd. Vervolgens wordt eerder onderzoek naar de relatie tussen
politieel geweldgebruik en de persoonskenmerken van politieambtenaren, naast de veilig-
heidsbeleving, behandeld. Uit deze behandeling volgt een theoretisch model waarin wordt
aangegeven welke persoonskenmerken van politieambtenaren onderzocht worden in dit on-
derzoek. Op basis van dit theoretisch model worden een aantal hypothesen opgesteld die ge-
toetst worden in dit onderzoek. Tenslotte worden op basis van de theoretische exploratie de
onderzoeksvragen van dit afstudeeronderzoek gepresenteerd.
2.1 Veiligheidsbeleving
2.1.1 Definitie onveiligheidsgevoelens
Naast het reguliere onderzoek naar objectieve veiligheid is er de afgelopen decennia meer
aandacht gekomen voor subjectieve veiligheid. Onveiligheidsgevoelens worden in deze on-
derzoeken naar veiligheid, zoals de landelijke Politiemonitor, op verschillende manieren ge-
conceptualiseerd (Van der Vijver 1994: 316). Zo worden onveiligheidsgevoelens gezien als
een verlies van controle en het denken aan slachtofferschap of bezorgdheid (van der Wurff
1992: 31-33). In dit afstudeeronderzoek zullen onveiligheidsgevoelens gezien worden als
stemmingen (angststemming) en emoties (gevoelens van angst).
Onder angststemming wordt in dit project verstaan;
Het gelijktijdig gevoelsmatig anticiperen op bedreigingen en het in algemene zin verwachten
van het onvermogen om deze bedreigingen het hoofd te bieden.
Onder gevoelens van angst wordt in dit afstudeeronderzoek verstaan;
‘Het gelijktijdig ervaren van een bedreiging en het waarschijnlijke onvermogen deze bedrei-
ging het hoofd te bieden.’ (Van der Wurff 1990: 19)
Bij gevoelens van angst gaat het dus om de beleving van onveiligheidsgevoelens naar aanlei-
ding van een feitelijk aanwezige bedreiging, terwijl angst als stemming daarentegen de antici-
perende variant is van onveiligheidsgevoelens.
In hoofdstuk 3 zullen deze begrippen worden geoperationaliseerd, maar eerst worden in de
volgende paragraaf uitkomsten van eerder onderzoek naar de veiligheidsbeleving van politie-
ambtenaren gepresenteerd.
-
8
2.1.2 Veiligheidsbeleving van politieambtenaren
Relatief gezien voelen politieambtenaren (83%) zich vaker onveilig dan taxichauffeurs (45%)
en ziekenhuismedewerkers (45%), maar over het algemeen voelen politieambtenaren zich tij-
dens de surveillance redelijk veilig tot veilig. In hun vrije tijd voelen ze zich doorgaans veili-
ger dan tijdens de taakuitvoering (Middelhoven en Driessen 2001: 149). Daarnaast heeft on-
derzoek aangetoond dat vrouwelijke politieambtenaren zich over het algemeen onveiliger
voelen dan hun mannelijke collega’s (Van Olst 2000: 51).
Bij confrontaties met grote groepen, vechtpartijen, agressieve gestoorden, personen onder in-
vloed en vuurwapengeweld treden het meest frequent angstgevoelens op bij politieambtenaren
(Van Olst 2000: 35-38). Naast deze externe factoren zijn er ook interne factoren aan te wijzen
die gevoelens van angst veroorzaken bij politieambtenaren. Zo kunnen goede communicatie-
middelen met de meldkamer, een betrouwbare surveillancepartner en het vertrouwen in de as-
sistentie van collega’s in gevaarsituaties, veel gevoelens van angst voorkomen (Stefanie en
Van der Scheur, 1997: 29). Slachtofferschap van geweld is voor veel politieambtenaren een
veroorzaker van gevoelens van angst. Voor de verbetering van de veiligheid geven veel poli-
tieambtenaren aan behoefte te hebben aan meer trainingen op het gebied van onder andere
aanhoudingsvaardigheden. Daarnaast wordt van korpsleiding verlangd te zorgen voor vol-
doende personeel (Schuitemaker en Verheijden 1994: 33, Van Olst 2000: 51-52).
Onveiligheidsgevoelens hebben positieve en negatieve invloeden op de uitvoering van het po-
litiewerk. Enerzijds werken politieambtenaren voorzichtiger en alerter. En worden er door ge-
voelens van onveiligheid extra veiligheidsmaatregelen getroffen, zoals bijvoorbeeld het aan-
trekken van een kogelwerend vest of vooraf een taakverdeling afspreken met ter plaatse zijnde
collega’s. Anderzijds komt het voor dat politieambtenaren zich ziek melden op dagen waar
risicovolle acties gepland staan of ervoor zorgen niet als eerste ter plaatse te komen op een as-
sistentieaanvraag (Van Olst 2000: 41-45). Twee op de tien politieambtenaren is wel eens ge-
zwicht voor een bedreiging van een verdachte, wat zich uit in bijvoorbeeld het laten lopen van
een verdachte of een controle sneller en daardoor onnauwkeurig afronden (Middelhoven en
Driessen 2001: 149).
2.1.3 Theoretisch model onveiligheidsgevoelens
In dit afstudeeronderzoek wordt gebruik gemaakt van een algemeen informatieverwerkings-
model. Dit informatieverwerkingsmodel is oorspronkelijk gebruikt in onderzoek naar angst
van burgers voor criminaliteit. Het model (zie figuur 1) geeft een beschrijving van het ‘angst-
proces’. Angst is in dit model een emotionele reactie dat voortkomt uit de verwerking van
verschillende soorten informatie. Er worden drie vormen van blootstelling aan informatie over
criminaliteit onderscheiden: directe, informationele en situationele blootstelling. Slachtoffer
worden van criminaliteit of het toeschouwen van criminaliteit valt onder de directe blootstel-
ling aan criminaliteit. Dit directe en/of indirecte slachtofferschap van criminaliteit zorgt voor
gevoelens van onveiligheid. Onder informationele blootstelling valt het via beschrijvende me-
dedelingen kennis verwerven over criminaliteit. Dit kan bijvoorbeeld door het lezen van de
krant of het kijken naar de televisie, waarbij de informatie niet noodzakelijkerwijs objectief of
juist is. Het derde aspect betreft de situationele blootstelling, oftewel de aanwezigheid in situ-
aties waarin men slachtoffer zou kunnen worden. Meestal gebeurt dit in de woon- of werkom-
geving (Van der Wurff 1990: 15).
-
9
Deze verwerking van informatie van criminaliteit staat onder invloed van persoonskenmer-
ken. Zo is een steeds terugkerende bevinding in onderzoek naar onveiligheidsgevoelens van
burgers dat vrouwen en ouderen zich onveiliger voelen dan mannen en jongeren (Vlek 2003:
25).
Figuur 1: algemeen model van het ‘angstproces’ (van der Wurff 1990: 15).
Dit model is ook uitermate geschikt om te gebruiken bij het in kaart brengen van de veilig-
heidsbeleving van politieambtenaren. In paragraaf 2.1.5 zal een informatieverwerkingsmodel
worden geïntroduceerd. Deze is toegespitst op de veiligheidsbeleving van politieambtenaren.
Voordat dit model wordt geïntroduceerd zal eerst nog het concept vermijdingsgedrag bespro-
ken worden.
2.1.4 Vermijdingsgedrag
Gevoelens van angst leiden tot verschillende vormen van verdedigingsmechanismen. Zo zijn
er psychologische verdedigingsmechanismen als verdringen, rationaliseren en ontkennen. Een
andere manier om met gevoelens van angst om te gaan is het mijden van de dreiging, het zo-
genaamde vermijdingsgedrag (Vlek 2003: 22). De Politiemonitor Bevolking tracht vermij-
dingsgedrag te meten door respondenten te vragen naar verschillende gedragingen. Zo wordt
de respondenten bijvoorbeeld gevraagd of ze waardevolle spullen thuis laten om beroving te
voorkomen en of ze ’s avonds en ’s nachts de voordeur opendoen als er onverwachts wordt
aangebeld (Politiemonitor Bevolking 2005: 88).
Het vertonen van vermijdingsgedrag door gevoelens van angst kan voor mensen de kwaliteit
van het leven aantasten. Voor politieambtenaren kan dit ook nog eens de eigenwaarde, de
kwaliteit van de taakuitoefening alsmede de geloofwaardigheid van de strafrechtshandhaving
schaden. Om deze redenen is het van belang om vermijdingsgedrag toe te voegen aan het the-
oretische model.
Informatie: • direct
• informationeel
• situationeel
Informatieverwerking:
• schokverwerking
• media-informatie-
verwerking
• signaalverwerking
Emotionele reactie & andere
reacties
Persoonskenmerken
-
10
In de volgende paragraaf wordt het theoretisch model voor de veiligheidsbeleving van politie-
ambtenaren gepresenteerd.
2.1.5 Theoretisch model veiligheidsbeleving politieambtenaren
In deze paragraaf wordt een informatieverwerkingsmodel geïntroduceerd die specifiek is toe-
gespitst op de veiligheidsbeleving van politieambtenaren. Aan de hand van dit model worden
vervolgens verschillende hypothesen geformuleerd.
Zoals aangetoond in paragraaf 2.1.3 komt angst voort uit de verwerking van verschillende
soorten informatie. In dit afstudeeronderzoek is gekozen voor twee vormen van directe infor-
matie en één situationele vorm van informatie. Onder directe informatie vallen in dit afstu-
deeronderzoek het directe en indirecte slachtofferschap van geweld tijdens de taakuitoefening.
Ruim negen op de tien keer vindt geweldgebruik door de basispolitiezorg plaats buiten het po-
litiebureau (Naeyé 2005: 91). Dit rechtvaardigt de veronderstelling dat politieambtenaren
minder snel geconfronteerd worden met geweld door (verdachte) burgers in het politiebureau
dan tijdens de werkzaamheden buiten het politiebureau. Politieambtenaren die minder vaak
achter het bureau werken en vaker ‘buiten op straat’ werken, raken vaker verzeild in gevaar-
lijke situaties. Volgens het informatieverwerkingsmodel kan de bureauwerktijd opgevat wor-
den als een situationele vorm van informatie en wordt daarom meegenomen in de analyse
naar de veiligheidsbeleving van politieambtenaren.
De volgende hypothesen kunnen aan de hand van de hiervoor beschreven literatuur en theore-
tisch model worden geformuleerd;
1) Als politieambtenaren vaker direct en/of indirect slachtoffer zijn geworden van geweld
dan zullen ze zich minder veilig voelen tijdens hun taakuitvoering en vaker gevoelens
van angst hebben.
2) Als politieambtenaren vaker bureaudienst draaien zullen dan zullen ze zich veiliger
voelen tijdens hun taakuitvoering en minder vaak gevoelens van angst hebben.
De informatieverwerking staat onder invloed van persoonskenmerken. In dit afstudeeronder-
zoek zijn de volgende persoonskenmerken onderscheiden:
- geslacht
- rang
- leeftijd
- aantal dienstjaren
- vertrouwen in collega’s
- beroepsvaardigheden om politietaken adequaat te kunnen uitvoeren
Naar aanleiding van de literatuur en het informatieverwerkingsmodel kunnen er hypothesen
worden geformuleerd over de relatie tussen de veiligheidsbeleving van politieambtenaren en
persoonskenmerken als geslacht, leeftijd, vertrouwen in collega’s en beroepsvaardigheden om
politietaken adequaat te kunnen uitvoeren. Daarentegen kunnen er geen hypothesen worden
opgesteld over de relatie tussen het aantal dienstjaren, rang en de veiligheidsbeleving van po-
litieambtenaren.
-
11
De volgende hypothesen kunnen worden geformuleerd;
3) Vrouwelijke politieambtenaren voelen zich minder veilig tijdens hun taakuitvoering en
hebben vaker gevoelens van angst dan mannelijke politieambtenaren.
4) Oudere politieambtenaren voelen zich minder veilig tijdens hun taakuitvoering en
hebben vaker gevoelens van angst dan jongere politieambtenaren.
5) Als politieambtenaren meer vertrouwen hebben in hun collega’s dan zullen ze zich
veiliger voelen tijdens de taakuitoefening en minder vaak gevoelens van angst hebben.
6) Als politieambtenaren beter ontwikkelde politievaardigheden bezitten dan zullen ze
zich veiliger voelen tijdens hun taakuitvoering en minder vaak gevoelens van angst
hebben.
In figuur 2 staat een informatieverwerkingsmodel gespecificeerd voor de veiligheidsbeleving
van politieambtenaren, waarin de relaties kort worden samengevat.
Figuur 2: Bewerkt informatieverwerkingsmodel voor de veiligheidsbeleving van politieambtenaren.
Over de relatie tussen veiligheidsgevoelens, angst en vermijdingsgedrag kan de volgende hy-
pothese worden geformuleerd:
7) Als een politieambtenaar zich onveiliger voelt tijdens zijn taakuitvoering en/of vaker
gevoelens van angst heeft, dan zal hij/zij vaker vermijdingsgedrag vertonen.
Informatie: Direct vorm van informatie
- direct slachtofferschap van geweld
- indirect slachtofferschap van geweld
Situationele vorm van informatie
- Bureaudienst
Informatieverwerking:
Angststemming en gevoe-
lens van angst
Persoonskenmerken
Algemeen - Geslacht
- Rang
- Leeftijd
- Dienstjaren
Vertrouwen in collega’s Beroepsvaardigheden
Vermijdingsgedrag
-
12
In de volgende paragraaf zal politiegeweld gedefinieerd worden. Vervolgens zal eerder ge-
daan onderzoek naar de relatie tussen persoonskenmerken van politieambtenaren en het poli-
tieel geweldgebruik behandeld worden. Daarna zal de mogelijke relatie tussen angst en ge-
weldgebruik besproken worden aan de hand van literatuur, waarna een model gepresenteerd
zal worden met bijbehorende hypothesen.
2.2 Politieel geweldgebruik
Zoals beschreven in de inleiding moeten politieambtenaren soms geweld gebruiken om de
taakuitoefening met succes te kunnen volbrengen. Hiertoe zijn politieambtenaren wettelijk
bevoegd en dit wordt ook wel het geweldsmonopolie genoemd. Dit geweldsmonopolie is
vastgelegd in de Politiewet 1993 en is dus aan regels gebonden. Ondanks deze regels blijft er
een sterke mate van vrijheid voor politieambtenaren over om naar eigen inzicht te handelen.
Zo zijn er veel situaties waarin een politieambtenaar wettelijk gezien geweld mag gebruiken,
maar er door hem/haar (bewust) voor een andere benadering kan worden gekozen. Interessant
is daarom om te kijken in hoeverre persoonskenmerken, naast de veiligheidsbeleving, het ge-
weldgebruik van een politieambtenaar beïnvloeden.
In dit afstudeeronderzoek wordt politieel geweldgebruik vanuit een individuele benadering en
uit het oogpunt van de politieambtenaar onderzocht. De kenmerken van de geweldssituatie en
de verdachte worden verder niet behandeld, omdat deze buiten de probleemstelling van het
afstudeeronderzoek vallen.
2.2.1 Definitie politiegeweld
Geweld en het aanwenden daarvan zal in dit afstudeeronderzoek gedefinieerd worden zoals
dit gedaan is in artikel 1 lid 3 onder b respectievelijk c van de Ambtsinstructie voor de politie,
de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar:
b. geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis, uitgeoefend op
personen of zaken.
c. aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld en het dreigen met geweld, waar-
onder wordt begrepen het ter hand nemen van een vuurwapen
Voor de basispolitiezorg gaat het daarbij om de volgende vormen van geweldgebruik (Tim-
mer 2005: 17):
- het gebruik van fysiek geweld, zoals trappen of slaan
- het gebruik van de wapenstok, waaronder de korte en lange wapenstok
- het stellen (laten bijten) van de diensthond of het dreigen daarmee
- het vuurwapengebruik, waaronder: uit voorzorg ter hand nemen, dreigen met en afvu-
ren van één of meer waarschuwingsschoten en gericht schieten (ook ongewilde scho-
ten) met het dienstpistool
- het dreigen met of daadwerkelijk gebruik van de pepperspray
- het gebruik van geïmproviseerde geweldsmiddelen, zoals het slaan met de portofoon
of staaflamp en het klem- of van de weg rijden met behulp van het dienstvoertuig.
-
13
2.2.2 Persoonskenmerken van politieambtenaren en geweldgebruik
In eerder gedaan onderzoek zijn bepaalde persoonskenmerken in verband gebracht met politi-
eel geweldgebruik. In deze paragraaf wordt op deze persoonskenmerken kort ingegaan.
Geslacht
Een consistent terugkerende bevinding is dat mannelijke politieambtenaren vaker geweld
aanwenden dan hun vrouwelijke collega’s (Kruize en Wijmer 1994: 104, Uildriks 1997: 118,
Kop en Euwema 1999: 34). Zo zijn vrouwelijke politieambtenaren in 2000 verantwoordelijk
voor 8% van het totaal aantal geweldsmeldingen, terwijl 27% van de politieambtenaren die
werkzaam zijn in executieve functies vrouw zijn (Naeyé 2005: 308). Omgerekend gebruiken
vrouwen volgens deze cijfers relatief gezien ongeveer vier keer minder geweld dan hun man-
nelijke collega’s.
Dienstjaren en leeftijd
Politieambtenaren gaan vanaf een bepaalde leeftijd meer geweld gebruiken. Na een zekere tijd
neemt dit geweldgebruik weer af. Een verklaring hiervoor ontbreekt. Of het gevonden ver-
band een ervaringseffect of een leeftijdseffect is hebben onderzoekers niet kunnen vaststellen
door en te sterke samenhang tussen het aantal dienstjaren en de leeftijd van politieambtenaren
(Uildriks 1997: 119, Kruize en Wijmer 1993: 212).
Karaktereigenschappen
Naast de leeftijd, het aantal dienstjaren en het geslacht zijn er verschillende karaktereigen-
schappen van politieambtenaren in verband gebracht met politieel geweldgebruik. Kruize en
Wijmer onderscheiden op basis van hun onderzoek naar werkstijlen en politieel geweldge-
bruik drie ideaaltypen politieambtenaren; de ‘professional’, de ‘kruisvaarder’ en de ‘ontdui-
ker’. De ‘professional’ onderscheidt zich door evenwichtigheid en heeft interesse in de wijk-
bewoner. De ‘kruisvaarder’ is zeer gedreven, gemotiveerd en gaat vol voor het resultaat onge-
acht de middelen en gebruikt daarom het meeste geweld. De ‘ontduiker’ is een categorie poli-
tiemensen die gekenmerkt worden door apathie en het ontlopen van hun verantwoordelijk-
heid. Deze kenmerken zorgen ervoor dat deze groep het minst geweld gebruikt (Kruize en
Wijmer 1993: 212). Naast deze ideaaltypen zijn er ook andere werkstijlen in verband gebracht
met politieel geweldgebruik. Zo nemen meestal bepaalde politieambtenaren het initiatief in
gevaarsituaties, met massale politie aanwezigheid, terwijl anderen een afwachtende houding
aannemen. Door zich actiever op te stellen tijdens de taakuitoefening en het initiatief te nemen
gebruiken sommige politieambtenaren vaker geweld. Dit komt doordat deze politieambtena-
ren, vergeleken met passieve collega’s, sneller terechtkomen in een geweldssituatie (Uildriks
1997: 122).
Burnout en de houding van politieambtenaren
Burnout, een syndroom van emotionele uitputting, depersonalisatie en verminderde persoon-
lijke bekwaamheid, is ook in verband gebracht met politieel geweldgebruik. Depersonalisatie
levert de belangrijkste bijdrage aan dit verband, politieambtenaren die cynisch en afstandelijk
zijn wenden gemakkelijker geweld aan. Politieambtenaren die minder emotioneel uitgeput
zijn, gebruiken minder geweld. Een verklaring hiervoor kan zijn dat emotioneel uitgeputte po-
litieambtenaren minder energie steken in burgers en zo weinig mogelijk werk verrichten. Per-
-
14
soonlijk bekwame politieambtenaren gebruiken meer geweld, wat opgevat kan worden als as-
sertief gedrag. Bekwame politieambtenaren wachten niet af, grijpen in waar nodig is en lopen
niet weg in lastige situaties, ook al vereist dit enig geweldgebruik (Kop en Euwema 1999: 34).
Houding en sociale vaardigheden
Politieambtenaren geven aan dat bepaalde geweldsconflicten met burgers mede zijn ontstaan
door een te dominante of negatieve houding van collega-politieambtenaar. De houding van
politieambtenaren tijdens een optreden correspondeert met de houding aan het einde van het
optreden. Zo zijn politieambtenaren geneigd zich dominant op te stellen bij conflicten en aan-
rijdingen. Deze dominantie wordt door burgers beantwoordt door zich minder volgzaam op te
stellen (Kop e.a. 1997). ‘Praten’ en ‘luisteren’ worden door veel politieambtenaren genoemd
als handelwijze om (erger) geweld te voorkomen (Timmer 2005: 267).
Sociaal vaardige politieambtenaren gebruiken minder geweld, omdat de kans dat een situatie
uit de hand loopt, kleiner is door het aanwenden van sociale vaardigheden. Een belangrijk fa-
cet van een sociaal vaardig optreden is dat de aard van het optreden geloofwaardig op (ver-
dachte) burgers overkomt. Zo wordt een vergelijkbaar optreden van de ene politieambtenaar
wel geaccepteerd en van de andere niet. Zo kan een politieambtenaar van 50 bij een echtelijk
conflict beide partijen vaderlijk vermanend toespreken. Een politieambtenaar van 22 kan dit
niet en zal zijn sociale vaardigheden anders moeten inzetten om de conflictsituatie tot een
goed einde te brengen (Uildriks 1997: 120).
Tolerantiegrenzen
De tolerantiegrenzen van een politieambtenaar bepalen hoe een ‘tegensputterende’ burger te-
gemoet wordt getreden, wat van invloed kan zijn op het geweldgebruik. Veel politieambtena-
ren die frequent geweld gebruiken houden er een tamelijk uitgesproken opvatting op na over
de mate waarin ze bereid zijn verzet van burgers te accepteren (Uildriks 1997: 121).
In de volgende paragraaf zal de mogelijke relatie tussen angst en geweldgebruik behandeld
worden.
2.2.3 Angst en geweldgebruik
Tot op heden is er geen onderzoek verricht naar de relatie tussen angst en het aanwenden van
geweld door politieambtenaren. Wel heeft de bekende ‘emotiepsycholoog’ Frijda (1994) een
inventarisatie gemaakt van de kosten/baten –verhoudingen en afwegingen die een rol spelen
bij de beslissing om al dan niet geweld aan te wenden. Frijda ziet gegriefdheid, genot en ge-
win als emotionele voordelen. Emoties beperken en kleuren de waarneming, wat het vermo-
gen aantast om kosten en baten van handelen te taxeren (Frijda 1994: 21). Dit proces ken-
merkt zich door een fixatie op de baten en het uit het oog verliezen van de kosten. Een voor-
beeld hiervan bij standvastige politieambtenaren is de fixatie op ‘het willen pakken’ van de
verdachte in bijvoorbeeld een achtervolgingssituatie. Gevoelens van angst, plichtsbetrachting
en solidariteit kunnen aan de hiervoor genoemde emoties worden toegevoegd als het gaat om
politieel geweldgebruik (Timmer 2005: 32).
Gevoelens van angst zijn niet prettig om te ervaren, maar daarentegen vaak wel functioneel.
Gevoelens van angst zorgen ervoor dat men zich klaarmaakt voor actie, de ‘vecht of vlucht’
reactie, als er een dreiging aanwezig is (Comer 1999: 103). Als iemand gevoelens van angst
-
15
ervaart, kan iemand vermijdingsgedrag gaan vertonen. Dit kan gezien worden als de ‘vlucht’
reactie. Vluchten en vermijden is voor politieambtenaren vaak geen optie, het strookt name-
lijk niet met de taakbeschrijving. Als een politieambtenaar angstgevoelens heeft tijdens een
conflict met een (verdachte) burger en de situatie niet meer kan en/of wil ontvluchten, dan kan
er gereageerd worden met (meer/zwaarder) politieel geweldgebruik. Zo zal in een situatie
waarin de aanhouding is ingezet, een bange politieambtenaar meer en/of zwaarder geweld
kunnen gaan gebruiken om de dreiging uit te schakelen en zijn eigen veiligheid te waarbor-
gen.
De relatie tussen gevoelens van angst en het aanwenden van geweld is naar alle waarschijn-
lijkheid niet eenduidig. Aan de ene kant kunnen gevoelens van angst ervoor zorgen dat poli-
tieambtenaren bepaalden situaties zullen vermijden en daardoor als resultaat minder geweld
gebruiken. Anderzijds kunnen gevoelens van angst het gebruik van geweld bevorderen en
versnellen doordat politieambtenaren niet kunnen en/of willen ‘vluchten’ en de eigen veilig-
heid zullen willen waarborgen door de dreiging uit te schakelen. Een eenduidige hypothese
kan hier dan ook niet over worden geformuleerd.
2.2.4 Model persoonskenmerken en politiegeweld
In het afstudeeronderzoek wordt onderzocht in hoeverre gevoelens van angst politieel ge-
weldgebruik beïnvloeden. Naast deze veiligheidsbeleving worden algemene eigenschappen,
persoonlijkheidseigenschappen en beroepsvaardigheden in verband gebracht met politieel
geweldgebruik. De ‘persoonlijkheidseigenschappen’ initiatief nemen, standvastigheid en do-
minantie zijn op basis van de literatuur gekozen om te onderzoeken. Door deze persoonsken-
merken mee te nemen in de analyse kan er uiteindelijk ook iets worden gezegd over het rela-
tieve belang van de veiligheidsbeleving. Hieronder wordt in een model (figuur 3) samengevat
welke persoonskenmerken onderzocht zullen worden.
Figuur 3. Model politiegeweld en persoonskenmerken.
Persoonskenmerken politieambtenaar: Algemeen:
- Geslacht
- Rang
- Leeftijd
- Dienstjaren
- Bureaudienst
Persoonlijkheidseigenschappen:
- Initiatief nemen
- Standvastigheid
- Dominantie
Veiligheidsbeleving:
- Angst (emotie)
- Angst (stemming)
- Vermijdingsgedrag
Beroepsvaardigheden
Geweldsaanwending
politieambtenaar
-
16
Naar aanleiding van de literatuur kunnen de volgende hypothesen geformuleerd worden:
8) Mannelijke politieambtenaren maken vaker gebruik van geweld tijdens de taakuitoefe-
ning dan vrouwelijke politieambtenaren
9) Oudere politieambtenaren wenden minder vaak geweld aan dan jongere politieambte-
naren
10) Minder ervaren politieambtenaren wenden vaker geweld aan dan meer ervaren poli-
tieambtenaren
(In dit afstudeeronderzoek wordt alleen het geweldgebruik van politieambtenaren met meer
dan drie dienstjaren onderzocht. Hierdoor zal de relatie tussen dienstjaren, leeftijd en politieel
geweldgebruik er waarschijnlijk anders uitzien dan de relatie zoals deze is vermeld in para-
graaf 2.2.2).
11) Politieambtenaren die vaker initiatief nemen wenden vaker geweld aan dan politie-
ambtenaren die minder vaak initiatief nemen
12) Politieambtenaren die standvastiger zijn wenden vaker geweld aan dan minder stand-
vastige politieambtenaren
13) Dominantere politieambtenaren wenden vaker geweld aan dan minder dominante po-
litieambtenaren
Over de relatie tussen de andere beroepsvaardigheden, de veiligheidsbeleving van politieamb-
tenaren en het politieel geweldgebruik kunnen naar aanleiding van de literatuur geen hypothe-
sen geformuleerd worden.
2.3 Onderzoeksvragen
Het theoretisch kader resulteert in de volgende onderzoeksvragen:
Veiligheidsbeleving van politieambtenaren tijdens hun taakuitvoering
1. In hoeverre voelen politieambtenaren zich veilig tijdens de taakuitvoering?
2. Hoe vaak hebben politieambtenaren gevoelens van angst tijdens het aanhouden van
verdachten?
3. In welke situaties hebben politieambtenaren de meeste angst ervaren?
4. Vertonen politieambtenaren wegens gevoelens van angst vormen van vermijdingsge-
drag?
5. In hoeverre wordt de veiligheidsbeleving van politieambtenaren beïnvloedt door per-
soonskenmerken?
Politieel geweldgebruik en de invloed van persoonskenmerken en veiligheidsbeleving
6. Wat is de aard en omvang van het politieel geweldgebruik in de periode 2001-2004?
7. In hoeverre zijn persoonskenmerken van politieambtenaren van invloed op het aan-
wenden van geweld?
8. In hoeverre is de veiligheidsbeleving van politieambtenaren van invloed op het politi-
eel geweldgebruik?
-
17
3. Onderzoeksopzet en operationalisatie
In dit afstudeeronderzoek is gebruik gemaakt van verschillende onderzoeksmethoden. In dit
hoofdstuk worden de gebruikte onderzoeksmethoden besproken. Zo is er een bescheiden lite-
ratuurstudie gedaan naar de veiligheidsbeleving en het geweldgebruik van politieambtenaren.
Deze literatuur is verweven in het theoretisch kader. Daarnaast is er gebruik gemaakt van een
enquête om de verschillende persoonskenmerken, de veiligheidsbeleving, slachtofferschap en
het geweldgebruik van politieambtenaren te meten. In paragraaf 3.1 wordt de opzet van deze
enquête besproken, waarna vervolgens in paragraaf 3.2 de begrippen en concepten uit het the-
oretisch kader geoperationaliseerd zullen worden.
3.1 Onderzoeksopzet
De onderzoekspopulatie waar in dit afstudeeronderzoek uitspraken over worden gedaan, zijn
de politieambtenaren werkzaam bij het korps Amsterdam-Amstelland. Een hoge externe vali-
diteit is te bereiken door of alle politieambtenaren te ondervragen of een representatieve
steekproef te trekken uit de onderzoekspopulatie (Judd, Smith & Kidder 1991: 129). Omdat
de eerste methode financieel gezien niet haalbaar is, is gekozen voor de tweede methode. De
enquête is afgenomen onder 675 politieambtenaren die werkzaam zijn bij het korps Amster-
dam-Amstelland. Deze politieambtenaren hebben de enquête ingevuld tijdens de verplichte 4-
jaarlijkse training op de afdeling Integrale Beroepvaardigheid Training (IBT). De enquêtes
zijn klassikaal afgenomen, waarbij de instructeurs toegezien hebben op het invullen daarvan.
Dit heeft gezorgd voor een respons van 100%. Deze opzet heeft zeer waarschijnlijk gezorgd
voor een aselecte steekproef.
In het resulterende enquêtebestand bevinden zich 69 a(d)spiranten. Deze zijn verwijderd uit
het enquêtebestand, gezien de geringe toepasbaarheid van de onderzoeksvragen op deze groep
politieambtenaren. Uiteindelijk heeft deze inspanning geleid tot een enquêtebestand van totaal
606 politieambtenaren, waaronder 22 surveillanten, 67 agenten, 170 hoofdagenten, 208 briga-
diers, 99 inspecteurs, 12 hoofdinspecteurs en 6 commissarissen. Van 22 politieambtenaren is
de rang onbekend.
De indeling naar leeftijd en geslacht is in de steekproef globaal hetzelfde als in het korps (ta-
bel 1 en 2).
Tabel 1. Korpssterkte Amsterdam-Amstelland en enquêtebestand vergeleken naar geslacht. Totaal enquêtes: 606.
Missing: 13/ 2%.
Geslacht Korpssterkte in fte’s* Respondenten enquête
Man 2788 (76%) 445 (75%)
Vrouw 889 (24%) 148 (25%)
Totaal 3677 (100%) 593 (100%)
* Peildatum: 31-12-2004
-
18
Tabel 2. Korpssterkte Amsterdam-Amstelland en enquêtebestand vergeleken naar leeftijd. Totaal enquêtes: 606.
Missing: 21/ 4%
Leeftijd Korpssterkte in fte’s* Respondenten enquête
60 0,1% 0,0%
Gemiddelde leeftijd 39,9 jaar 40,0 jaar
* Peildatum: 31-12-2004
3.2 Operationalisatie
In deze paragraaf worden de concepten uit het theoretisch kader en de onderzoeksvragen geo-
perationaliseerd. De resulterende vragen zijn opgenomen in de enquête in bijlage A.
3.2.1 Algemene persoonskenmerken
De respondenten zijn in de enquête gevraagd naar hun geslacht, leeftijd, aantal dienstjaren en
rang. Daarnaast is de respondenten gevraagd naar het percentage bureaudienst dat ze gemid-
deld hebben gedraaid in de periode 2001-2004. De laatste vraag kon worden beantwoord op
een vijfpunts-Likert schaal (bijlage A, vraag 2-6).
3.2.2 Veiligheidsbeleving
Angststemming
In dit afstudeeronderzoek is ervoor gekozen om onveiligheidsgevoelens te zien als stemmin-
gen en emoties. In deze paragraaf worden de concepten angst en angststemming geoperationa-
liseerd. Om de angststemming van politieambtenaren tijdens de uitvoering van hun werk te
meten zijn er vier stellingen aan de respondenten voorgelegd. Voor de duidelijkheid nogmaals
de definitie van angst als stemming: het gelijktijdig gevoelsmatig anticiperen op bedreigingen
en het in algemene zin verwachten van het onvermogen deze bedreigingen het hoofd te bie-
den. Het woord ‘anticiperen’ in de definitie maakt duidelijk dat er nog geen feitelijke dreiging
is en deze is dan ook weggelaten uit de stellingen.
Er is gekozen voor meer dan één stelling om de betrouwbaarheid van de meting te verhogen.
De stellingen slaan op vier veel voorkomende taakuitvoeringen van politieambtenaren: het
werk op straat, een aanhoudingssituatie, surveillance in het uitgaansgebied en het uitschrijven
van een proces verbaal. De respondenten hebben deze stellingen op een schaal van 1 (zeer
veilig) tot en met 7 (zeer onveilig) kunnen beantwoorden. Door deze schaal te kiezen, is ruim-
te geboden aan respondenten om genuanceerd antwoord te geven op de gevraagde stellingen
(bijlage A, vraag 7-10).
-
19
Gevoelens van angst
Om het concept angst te meten is gebruik gemaakt van negen verschillende soorten stellingen.
Voor de duidelijkheid nogmaals de definitie van angst als emotie: “het gelijktijdig ervaren van
een bedreiging en het waarschijnlijke onvermogen deze bedreiging het hoofd te bieden”. De
negen stellingen hebben betrekking op verschillende soorten aanhoudingen. Hier is voor ge-
kozen omdat politieel geweld in 80% van de incidenten gebruikt wordt in aanhoudingssitua-
ties (Naeyé 2005: 73), en daardoor is deze situatie het meest geschikt om tot een antwoord te
komen op de probleemstelling van dit afstudeeronderzoek. De respondenten hebben deze stel-
lingen op een schaal van 1 (nooit) tot en met 5 (altijd) kunnen beantwoorden. Respondenten
die een bepaald soort verdachte nooit hebben meegemaakt is antwoordruimte vrijgelaten om
dit aan te geven (bijlage A, vraag 23a-i).
Kenmerken van angstige situaties
Om inzicht te krijgen in de kenmerken van angstige situaties voor politieambtenaren is een
open vraag geformuleerd aan het einde van de enquête. Hierin worden de politieambtenaren
gevraagd wanneer zij zich tijdens de taakuitoefening het meest angstig hebben gevoeld en de-
ze gebeurtenis kort te beschrijven (bijlage A, vraag 40).
Vlucht- en vechtreactie
Uit het theoretisch kader en de literatuur is duidelijk geworden dat politieambtenaren op ge-
voelens van angst kunnen reageren met een vlucht- of vechtreactie. Het vermijden van een
bedreigende situatie (vluchtreactie) is gemeten door politieambtenaren te vragen naar negen
verschillende soorten vermijdingsgedragingen. Dit varieert van een verdachte laten lopen of
uit de weg gaan tot het op versterking wachten van collega’s in gevaarsituaties. Om de vecht-
reactie van politieambtenaren te meten is gevraagd hoe vaak ze het hebben meegemaakt dat
ze meer en/of zwaarder geweld hebben gebruikt door gevoelens van angst.
De respondenten hebben deze stellingen op een schaal 1 (nooit) tot en met 5 (vaak) kunnen
beantwoorden (bijlage A, vraag 24a-k).
3.2.3 Slachtofferschap
Slachtofferschap is voor dit onderzoek opgedeeld in zowel direct als indirect slachtofferschap.
In dit onderzoek is hierbij een verdeling gemaakt in slachtofferschap van mishandeling en be-
dreiging met geweld. De politieambtenaren zijn gevraagd hoe vaak zij tijdens de uitoefening
van hun werk in de periode 2001-2004 slachtoffer zijn geweest van mishandeling en/of be-
dreiging met lichamelijk geweld. Daarnaast zijn de politieambtenaren gevraagd hoe vaak zij
getuige zijn geweest van een mishandeling en/of bedreiging met lichamelijk geweld van een
collega (bijlage A, vraag 25-28).
3.2.4 Politiegeweld
Politiegeweld is in dit onderzoek opgedeeld in fysiek geweldgebruik en de voor de basispoli-
tiezorg beschikbare geweldsmiddelen, waaronder: de korte en lange wapenstok, pepperspray
en vuurwapen. De respondenten is gevraagd hoe vaak zij een voorval hebben meegemaakt in
de periode 2001-2004 waarin zij gebruik hebben gemaakt van fysiek geweld en de verschil-
lende geweldsmiddelen. Hierbij is het gebruik van de pepperspray opgedeeld in dreigen met
-
20
pepperspray en het daadwerkelijk gericht spuiten met pepperspray. Het vuurwapengebruik is
opgedeeld in het ter hand nemen van het vuurwapen, dreigen met het vuurwapen, waarschu-
wend schieten en gericht schieten met het dienstwapen (bijlage A, vraag 29-39).
3.2.5 Beroepsvaardigheden
In de enquête is de respondenten gevraagd om op een schaal van 1 (slecht) tot en met 5 (uit-
stekend) aan te geven hoe zij hun eigen beroepsvaardigheden inschatten in relatie tot het op
een adequate wijze kunnen uitvoeren van politietaken. Hierin is onderscheid gemaakt in aan-
houding- en zelfverdedigingvaardigheden, sociale vaardigheden, fysiek mentale weerbaar-
heid, lichamelijke fitheid, uithoudingsvermogen, spierkracht en coördinatie en lenigheid (bij-
lage A, vraag 11-17).
3.2.6 ‘Persoonlijkheidseigenschappen’ en vertrouwen in collega’s
Om de vraag te kunnen beantwoorden in hoeverre het aanwenden van geweld gerelateerd is
met de ‘persoonlijkheidseigenschappen’ initiatief nemen, standvastigheid en dominantie is de
respondenten voor elke eigenschap één stelling voorgelegd. In deze stellingen is de respon-
denten gevraagd op welke manier zij zich opstellen in bepaalde conflictsituaties met (verdach-
te) burgers (bijlage A, vraag 19-21).
Om het vertrouwen in collega’s van politieambtenaren te meten, zijn de respondenten twee
stellingen voorgelegd. Vertrouwen in collega’s is ten eerste opgedeeld in vertrouwen in de
koppelmaat, wat een gangbare politieterm is voor surveillancepartner. Daarnaast is er ge-
vraagd naar het vertrouwen in de assistentie van collega’s in gevaarsituaties (bijlage A, vraag
18 en 22).
De respondenten hebben deze stellingen op een schaal van 1 (zeer oneens) tot en met 7 (zeer
eens) kunnen beantwoorden.
-
21
4 Resultaten Veiligheidsbeleving
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de afgenomen enquêtes gepresenteerd. Eerst wor-
den de resultaten beschreven van gevoelens van angst en angststemming van politieambtena-
ren, vervolgens die van de relatie tussen deze twee concepten en verschillende persoonsken-
merken en vormen van informatie. Als laatst worden de resultaten met betrekking tot het ver-
mijdingsgedrag van politieambtenaren gepresenteerd. Echter, alvorens de resultaten worden
beschreven, wordt nu eerst iets gezegd over de betrouwbaarheid van de enquête.
4.1 Betrouwbaarheid
De vragen naar gevoelens van angst en vermijdingsgedrag kunnen naar alle verwachting ge-
voelig liggen. Deze gevoeligheid kan de betrouwbaarheid van het meetinstrument negatief be-
invloeden. Om de betrouwbaarheid van het meetinstrument te kunnen controleren zijn er twee
verschillende soorten enquêtes afgenomen. Zo zijn er 524 enquêtes afgenomen waarin ge-
vraagd werd naar persoonsgegevens, waaronder het stamnummer van de politieambtenaar.
Aan de overige 82 willekeurig gekozen politieambtenaren is een enquête afgenomen waarin
deze persoonsgegevens niet gevraagd werden. De twee groepen rapporteren ongeveer even
veel vermijdingsgedrag en gevoelens van angst, waarbij de gevonden verschillen niet signifi-
cant zijn (zie bijlage B). Voor dit resultaat zijn twee mogelijke verklaringen te noemen. Poli-
tieambtenaren hebben over het algemeen de gevoelige vragen eerlijk beantwoord, of de ge-
stelde vragen liggen überhaupt niet gevoelig bij politieambtenaren. Er kan kortom met be-
hoorlijke zekerheid worden aangenomen dat de resultaten op dit punt betrouwbaar zijn. Op
basis van deze analyse valt daarentegen niet uit te sluiten dat zowel anonieme politieambtena-
ren als geregistreerde politieambtenaren niet helemaal eerlijk hebben geantwoord.
4.2 Veiligheidsgevoelens tijdens de taakuitvoering
In deze paragraaf worden de algemene resultaten met betrekking tot de veiligheidsgevoelens
tijdens de taakuitvoering beschreven.
Angststemming
Om te bepalen in hoeverre de afzonderlijke items van angststemming met elkaar samenhan-
gen is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van de Cron-
bach’s α. Op grond van deze betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat de items onderling zeer
sterk samenhangen (α. = .8962). Dit rechtvaardigt het berekenen van een gezamenlijk gemid-
delde van de afzonderlijke items van angststemming. Voor de verdere analyse is dit gemid-
delde gebruikt.
-
22
Tabel 3. Gemiddelde scores op items van angststemming. Totaal respondenten: 606. Gemiddelde score Spreiding Totaal
Tijdens werk op straat 2.15 0.83 600
Tijdens een aanhou-
dingssituatie
2.4 0.86 599
Surveillance in het
uitgaansgebied
2.39 0.90 578
Het uitschrijven van
een proces verbaal
2.04 0.82 585
Gemiddelde angst-
stemming
2.25 0.73 572
Op een schaal van 1 (zeer veilig) tot 7 (zeer onveilig), scoren politieambtenaren gemiddeld
2.25. Dit betekent dat politieambtenaren zich over het algemeen veilig voelen tijdens de taak-
uitvoering. Politieambtenaren voelen zich significant onveiliger tijdens aanhoudingssituaties
en surveillance in uitgaansgebieden, dan tijdens het werk op straat in het algemeen (t(597)
=10.634, p
-
23
6. verdachte van een heterdaad vechtpartij
7. verdachte onder invloed van alcohol / verdachte die agressief staat te schreeuwen en /
of schelden
8. verdachte onder invloed van softdrugs
Bij het aanhouden van een vuurwapengevaarlijke verdachte hebben politieambtenaren het
vaakst gevoelens van angst. En bij het aanhouden van een verdachte onder invloed van soft-
drugs het minst vaak.
Angststemming en gevoelens van angst
Angststemming en gevoelens van angst correleren significant positief met elkaar (ρ =.252, p
< .001). Dit houdt in dat politieambtenaren die zich in het algemeen onveiliger voelen tijdens
de taakuitvoering, vaker gevoelens van angst hebben tijdens aanhoudingen. Het gevonden
verband is echter zwak. Dit bevestigt de theorie dat angststemming en gevoelens van angst
verschillende concepten zijn.
4.3 Kenmerken van angstige situaties van politieambtenaren
In de enquête is de politieambtenaren de open vraag gesteld een gebeurtenis te beschrijven
waarin ze zich het meest angstig hebben gevoeld. Uiteindelijk zijn 1187 enquêtes bestudeerd.
De vraag is door 383 politieambtenaren (32%) niet ingevuld en 165 politieambtenaren (14%)
hebben aangegeven dat deze vraag niet van toepassing is of nog nooit bang geweest te zijn. 40
politieambtenaren (3%) geven aan ze zich deze gebeurtenis niet (meer) te herinneren. Uit de
overige 599 antwoorden zijn de kenmerkende eigenschappen van angstige gebeurtenissen ge-
extraheerd en vervolgens geordend in groepen.
De meest genoemde gebeurtenissen zijn vuurwapengerelateerd. Deze gebeurtenissen variëren
van het aanhouden van een vuurwapengevaarlijke verdachte, een melding van een schietpartij,
een collega die beschoten wordt of het daadwerkelijk zelf beschoten worden door een ver-
dachte. Vervolgens zijn voor veel politieambtenaren confrontaties met grote groepen zoals
grootschalige vechtpartijen het meest angstig geweest. Deze grote groepen zijn vaak voetbal-
supporters, krakers of het uitgaanspubliek op de grote pleinen in Amsterdam of, meer speci-
fiek, op koninginnedag. Angst wordt hier vooral veroorzaakt door de overmacht van de groep
ten opzichte van het aantal politieambtenaren, de onvoorspelbaarheid van een mogelijke esca-
latie en bijkomend ‘kuddegedrag’ van een groep. Als derde wordt het geconfronteerd worden
met of het aanhouden van (gewapende) agressieve gestoorde als meest angstig ervaren. De
angst wordt in deze gebeurtenissen vooral veroorzaakt door de onberekenbaarheid van het ge-
drag van de gestoorde. Op de vierde plaats komt het aanhouden van een agressieve verdachte
welke zich verzet met fysiek geweld, een steek of slagwapen of op een politieambtenaar in-
rijdt met een vervoermiddel. Op de vijfde plaats staan optredens in het kader van de Mobiele
Eenheid (ME) en de Arrestatie Eenheid (AE). Hierbij wordt door opmerkelijk veel oudere po-
litieambtenaren gerefereerd aan de krakersrellen in de eind jaren zeventig en begin jaren tach-
tig en de kroningsrellen in 1980. Het betreden van een pand om een verdachte te zoeken en/of
aan te houden wordt vervolgens het meest genoemd. Vaak gaat het hier om inbrekers die zich
mogelijk nog in een pand bevinden en waarbij gezocht moet worden in een donkere omge-
ving. De angst ligt hier vooral in het niet kunnen zien van de verdachte en de mogelijkheid dat
deze ergens plotseling kan ‘opduiken’.
-
24
Het zevende en achtste kenmerk vertonen sterke overlap met de hiervoor gaande zes gebeur-
tenissen en versterken de angst. Zo wordt door veel politieambtenaren het onder invloed zijn
van een verdachte van harddrugs en/of alcohol als extra factor genoemd. Deze stimulerende
middelen maken verdachte(n) doorgaans agressiever, onberekenbaarder en minder voor rede
vatbaar. Het tweede ‘angst versterkende’ kenmerk houdt verband met het gevoel er alleen
voor te staan. Dit gevoel kan veroorzaakt worden tijdens de solosurveillance, het gesplitst
worden van de koppelmaat, assistentie die niet komt opdagen of lang op zich laat wachten, of
het uitvallen van de portofoon waardoor er niet meer om assistentie gevraagd kan worden. Dit
gevoel kan ook ontstaan in de aanwezigheid van collega’s. Vaak wordt dit gevoel dan veroor-
zaakt doordat politieambtenaren met een onbekende collega werken of de collega in de ogen
van de politieambtenaar te weinig vaardigheden en/of zelfvertrouwen bezit.
Vervolgens zijn er nog enkele angstige situaties te onderscheiden zoals het achtervolgen van
de verdachte in het dienstvoertuig, de rijstijl van de collega en het geweldgebruik van een
verdachte tegen een derde. Ook wordt er door enkele politieambtenaren gerefereerd aan de
hulpverlening bij de Bijlmerramp, de cafébrand in Volendam en het reanimeren van een ge-
boeide verdachte die een hartaanval krijgt.
4.4 Persoonskenmerken en veiligheidsgevoelens
In deze paragraaf worden de resultaten met betrekking tot de relaties tussen veiligheidsgevoe-
lens en persoonskenmerken van politieambtenaren beschreven.
Geslacht
Mannen en vrouwen scoren gemiddeld 2.21 respectievelijk 2.38 op de schaal van de angst-
stemming. Om na te gaan of dit kleine verschil significant is, is de Mann Whitney U-toets uit-
gevoerd. Hieruit is gebleken dat mannen en vrouwen significant verschillen (U = 24.502, p
-
25
Leeftijd en Dienstjaren
Met behulp van Spearman’s rho is onderzocht of er verband is te vinden tussen leeftijd,
dienstjaren en de veiligheidsgevoelens van politieambtenaren. Leeftijd en dienstjaren correle-
ren significant negatief met angststemming (ρ =.106, p
-
26
Vaardigheden
De afzonderlijke items van vaardigheden hangen onderling sterk samen (α = .8426). Voor de
score op vaardigheden is op die grond een gezamenlijk gemiddelde gebruikt.
De items van vaardigheden correleren significant negatief met angststemming en gevoelens
van angst (tabel 6). Alleen sociale vaardigheden correleert niet significant met gevoelens van
angst tijdens aanhoudingen. Daarbij moet vermeld worden dat de gevonden relaties zeer zwak
zijn.
Tabel 6. Relaties tussen angststemming, gevoelens van angst en verschillende soorten vaardigheden
Angststemming Gevoelens van angst Vaardigheden om taak
adequaat te kunnen uit-
voeren ρ p Ρ p
Aanhouding- en zelfverde-
digingvaardigheden
-.254
-
27
Tabel 7. Overzicht van het slachtofferschap van mishandeling en bedreiging met lichamelijk geweld over de pe-
riode 2001-2004. Totaal respondenten: 594. Frequentie Slachtofferschap
0
1-2
3-5 6-10 11 en
meer Totaal Slachtoffer
2001-2004
Mishandeling 72,5% 22,0% 5,3% 0,2% 0,0% 564 27% Direct
slachtoffer Bedreiging 41,7% 18,7% 21,3% 10,5% 7,9% 545 58 %
Mishandeling 58,0% 25,9% 12,1% 2,9% 1,1% 553 42 % Indirect
slachtoffer Bedreiging 39,8% 17,9% 19,1% 13,1% 10,1% 535 60 %
Ruim een kwart van de bevraagde politieambtenaren geeft aan één of meerdere keren slacht-
offer te zijn geweest van mishandeling in de periode 2001-2004. Ruim de helft van de onder-
vraagden geeft aan slachtoffer te zijn geweest van bedreiging met lichamelijk geweld.
Angststemming, gevoelens van angst en slachtofferschap
Alleen het directe slachtofferschap van mishandeling correleert significant positief met angst-
stemming. Dit verband is daarentegen wel verwaarloosbaar zwak. Tussen slachtofferschap en
gevoelens van angst is geen enkel verband (tabel 8).
Tabel 8. Relaties tussen angststemming, gevoelens van angst en verschillende vormen van slachtofferschap
Angststemming Gevoelens van angst Slachtofferschap
ρ P ρ p
Mishandeling .092
-
28
en meer ervaren politieambtenaren worden minder vaak slachtoffer van geweld. Daarnaast
worden politieambtenaren die vaker bureaudienst draaien minder vaak slachtoffer van geweld.
Met behulp van een partiele correlatie is gekeken of de gevonden relatie tussen leeftijd en
slachtofferschap mogelijk wordt beïnvloedt door het aantal dienstjaren en bureaudienst. Door
dit effect te corrigeren blijkt dat er een significante relatie blijft bestaan tussen leeftijd en
slachtofferschap (ρ = -.137, p
-
29
Vermijdingsgedrag
De betrouwbaarheidsanalyse wijst uit dat de negen items van vermijdingsgedrag sterk met el-
kaar samenhangen (α. = .8396). Dit rechtvaardigt het berekenen van een gezamenlijk gemid-
delde van de afzonderlijke items van vermijdingsgedrag. Voor de verdere analyse is dit ge-
middelde gebruikt.
Tabel 10: Overzicht scores op items vermijdingsgedrag. Totaal respondenten: 606. Vermijdingsgedrag Nooit
(1)
Zelden
(2)
Soms
(3)
Geregeld
(4)
Vaak
(5) Totaal Gemiddeld
Versterking afgewacht 12,7% 27,8% 36,4% 19,7% 3,4% 583 2.73
Meer geaccepteerd 46,2% 39,8% 11,9% 2,0% 0,0% 586 1.70
Overtreding door de vingers
gezien 64,7% 26,1% 7,5% 1,7% 0,0% 586 1.46
Rustiger aan gedaan naar
vechtpartij 69,7% 19,3% 7,7% 2,9% 0,3% 584 1.45
Achtervolging gestaakt 72,5% 19,3% 5,6% 2,6% 0,0% 586 1.38
Aanhouding overgelaten aan
collega’s 74,7% 20,2% 4,1% 1,0% 0,0% 585 1.31
Verdachte laten lopen 80,9% 15,0% 3,2% 0,9% 0,0% 586 1.24
Verdachte uit de weg gaan 84,1% 13,3% 2,0% 0,5% 0,0% 586 1.19
Diensten niet ingetekend 92,8% 4,8% 1,5% 0,7% 0,2% 584 1.11
Gemiddelde vermijdings-
gedrag
1.51
Politieambtenaren geven aan zelden tot nooit vermijdingsgedrag (1.51) te vertonen. Het wach-
ten op versterking van collega’s komt het vaakst voor, bepaalde diensten niet intekenen het
minst vaak.
Angststemming, gevoelens van angst en vermijdingsgedrag
Angststemming en gevoelens van angst correleren significant positief met vermijdingsgedrag
(ρ = .256, p
-
30
5 Resultaten politiegeweld
In dit hoofdstuk worden de resultaten van de politiegeweld vragen in de enquête gepresen-
teerd.
Tijdens de analyse van het enquêtebestand werd duidelijk dat er tien politieambtenaren waren
die vaker dan 100 keer geweld hadden gebruikt in de periode 2001-2004. Deze tien uitschie-
ters zijn uit de analyse gehouden, omdat deze politieambtenaren mogelijk te veel invloed zou-
den kunnen hebben op de uitkomsten van de verschillende statistische analysen. Politieamb-
tenaren met minder dan vier jaren dienstervaring zijn uit de analyse gehouden, omdat ze on-
vergelijkbaar zijn met politieambtenaren met vier en meer dienstjaren. Met de overgebleven
567 politieambtenaren is de analyse uitgevoerd.
Tabel 11. Overzicht van het geweldgebruik door politieambtenaren in de periode 2001 tot en met 2004. Totaal:
567.
Frequentie Soort politieel geweld-
gebruik 0 1-2 3-5 6-10 11 en
meer Totaal Gemiddeld Percentage
gebruik
Fysiek geweld 133 108 141 100 60 542 5,90 61,4%
Wapenstok 381 76 56 28 13 554 1,45 15,1%
Peperspray dreigen 362 134 52 6 2 556 0,85 8,9%
Peperspray spuiten 406 119 28 1 2 556 0.54 5,6%
Vuurwapen ter hand ne-
men
417 102 25 7 2 553 0.57
5,9%
Vuurwapen dreigen 476 76 4 0 0 556 0.20 2,1%
Waarschuwingsschot 552 4 0 0 0 556 0.01 0,1%
Gericht geschoten 549 7 0 0 0 556 0.01 0,1%
Totaal 9,60 100 %
Politieambtenaren hebben in vier jaar tijd gemiddeld ongeveer tien maal geweld gebruikt tij-
dens de taakuitoefening. Dit geweld bestaat voor ruim driekwart uit fysiek geweld en het han-
teren van de korte of lange wapenstok.
In de volgende paragrafen worden de relaties tussen persoonskenmerken en politieel geweld-
gebruik behandeld. In deze analyse zijn de korte en de lange wapenstok bij elkaar toege-
voegd.
5.1 Algemene persoonskenmerken en politieel geweldgebruik
In deze paragraaf zullen achtereenvolgens de relatie tussen algemene persoonskenmerken zo-
als geslacht, leeftijd, dienstjaren en percentage bureaudienst, en politieel geweldgebruik wor-
den behandeld.
Geslacht
Met behulp van een t-toets is onderzocht in hoeverre mannelijke en vrouwelijke politieambte-
naren verschillend gebruik maken van geweld. Deze analyse levert de volgende tabel op:
-
31
Tabel 12. Politieel geweldgebruik naar geslacht.
Soort politieel ge-
weldgebruik
Man Vrouw Verschil t df Significantie
(p)
Fysiek geweld 6.32 4.62 1.70 2.428 540
-
32
reaudienst, dan is er nog steeds sprake van een significante negatieve relatie tussen het aantal
dienstjaren en politiegeweld (ρ = -.114, p
-
33
In het nu volgende hoofdstuk worden de theoretische modellen betreffende de veiligheidsbe-
leving van politieambtenaren en het politieel geweldgebruik getest met behulp van een regres-
sieanalyse.
5.4 Veiligheidsbeleving en politieel geweldgebruik
De relatie tussen de veiligheidsbeleving is op twee manieren onderzocht. De eerste methode is
te kijken in hoeverre angststemming, gevoelens van angst en vermijdingsgedrag samenhangen
met het totaal politieel geweldgebruik. Daarnaast is de politieambtenaren gevraagd in hoever-
re ze door angst meer en/of zwaarder geweld hebben gebruikt.
Er is geen significante samenhang tussen totaal politieel geweldgebruik en angststemming.
Daarentegen is er wel een significant negatief verband tussen gevoelens van angst, vermij-
dingsgedrag en politieel geweldgebruik. De gevonden verbanden zijn alleen wel zeer zwak en
daarom verwaarloosbaar.
Tabel 16. Relaties tussen angststemming, gevoelens van angst, vermijdingsgedrag en politieel geweldgebruik.
Politieel geweldgebruik Veiligheidsgevoelens
ρ p
Angststemming .015 n.s.
Gevoelens van angst -.136
-
34
6. Modellen getest
In hoofdstuk 4 en 5 zijn de samenhangen tussen de afhankelijke en de onafhankelijke variabe-
len uit de theoretische modellen op bivariaat niveau geanalyseerd. Een nadeel van deze me-
thode is dat deze samenhangen er anders kunnen komen uit te zien wanneer met de onderlinge
betrokkenheid van de onafhankelijke variabelen wordt rekening gehouden (Bertrand 1980:
34). Om het relatieve belang van de onafhankelijke variabelen na te gaan is gebruikt gemaakt
van een meervoudige lineaire regressie.
Voordat de regressieanalyses zijn uitgevoerd zijn eerst de onafhankelijke variabelen uit beide
modellen geanalyseerd door betrouwbaarheidanalyses en één factoranalyse.
6.1 Factoranalyse
Factoranalyse is een multivariate analysetechniek die als doel heeft de relaties tussen de in
één set verzamelde variabelen zo goed mogelijk te beschrijven in een kleiner aantal nieuwe
componenten (Weegh et.al. 1980: 21). De factoranalyse verklaart 56 procent van de variantie.
Uit deze factoranalyse (principale componenten analyse) volgt de volgende geroteerde com-
ponentenmatrix:
Tabel 18. Geroteerde componentenmatrix van de gezamenlijke onafhankelijke variabelen.
Componenten Onafhankelijke variabelen
1 2
Leeftijd -.113 .855
Dienstjaren -.071 .902
Rang .083 .801
Bureaudienst -.022 .484
Aanhouding - en zelfverdedigingvaardighe-
den .642 -.040
Sociale vaardigheden .429 .234
Fysiek mentale weerbaarheid .719 .095
Lichamelijke fitheid .831 -.131
Uithoudingsvermogen .817 -.167
Spierkracht .733 .024
Coördinatie en lenigheid .781 -.161
Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Varimax with Kaiser Normalization. Ro-
tation converged in three iterations.
De eerste component kan gezien worden als de vaardigheden van een politieambtenaar om
politietaken adequaat te kunnen uitvoeren. De tweede component kan zeer waarschijnlijk ge-
interpreteerd worden als de carrièreloop van een politieambtenaar. Het algemene beeld is dat
een politieambtenaar in de loop van zijn/haar carrière ouder wordt, meer ervaren is, een hoge-
re rang heeft en meer bureaudienst gaat draaien. In het theoretisch kader wordt bureaudienst
als een situationele vorm van informatie gezien en daarom theoretisch gescheiden van per-
soonskenmerken als de leeftijd, aantal dienstjaren en rang. De factoranalyse wijst uit dat deze
concepten, door een (te) sterke onderlinge samenhang, in de praktijk niet te scheiden zijn.
-
35
6.2 Informatieverwerkingsmodel voor de veiligheidsbeleving van politieambtenaren
6.2.1. Variabelen veiligheidsbeleving
Vervolgens blijft de volgende onafhankelijke variabele voor het veiligheidsbeleving model
staan:
- geslacht
Deze variabele zal meegenomen worden in de meervoudige regressieanalyse en is daarvoor
gehercodeerd tot een zogenaamde dummy variabele.
- vertrouwen in collega’s:
• vertrouwen in assistentie
• vertrouwen in koppelmaat
Op grond van een betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat de items onderling matig correle-
ren (α. = .5503). Hierdoor is het niet geoorloofd om een gezamenlijk gemiddelde te bereke-
nen. Deze twee variabelen zullen daarom apart aan het regressiemodel worden toegevoegd.
- slachtofferschap:
• slachtofferschap van mishandeling
• slachtofferschap van bedreiging met lichamelijk geweld
• getuige zijn van mishandeling collega(‘s)
• getuige zijn van bedreiging met lichamelijk geweld van collega(‘s)
Op grond van een betrouwbaarheidsanalyse is gebleken dat de items onderling hoog correle-
ren (α =.7673). Dit rechtvaardigt het berekenen van een gezamenlijk gemiddelde voor slacht-
offerschap.
De factoranalyse en betrouwbaarheidsanalyse zorgen ervoor dat het aantal variabelen uit het
veiligheidsbeleving model samengevat kunnen worden in de volgende variabelen:
- geslacht
- carrièreloop
- politievaardigheden
- vertrouwen in koppelmaat
- vertrouwen in assistentie collega(‘s)
- slachtofferschap
Deze variabelen zijn vervolgens als onafhankelijke variabelen in een multiple lineaire regres-
sie gedaan. In de volgende paragraaf wordt het resultaat van deze regressieanalyse betreft
angststemming gepresenteerd.
6.2.2. Regressieanalyse angststemming
Uit de meervoudige lineaire regressie, gebruik makend van de stapsgewijze methode, komt
een significant model (F =17.292, p
-
36
Tabel 19. Stapsgewijze opbouw van een regressievergelijking voor onafhankelijke variabele angststemming.
Stap Variabelen β t p
1 Vaardigheden -.269 6.027
-
37
Tabel 21. Stapsgewijze opbouw van een regressievergelijking voor onafhankelijke variabele gevoelens van
angst.
Stap Variabelen β t p
1 Vaardigheden -.191 -3.787
-
38
Tabel 22. Stapsgewijze opbouw van een regressievergelijking voor onafhankelijke variabele politiegeweld.
Stap Variabelen β t p
1 Carrièreloop -.475 -9,875
-
39
Aan de eerste drie vooronderstellingen is voor de uitgevoerde meervoudige lineaire regressies
voldoende voldaan, wat kan worden nagelezen in bijlage C.
In het volgende hoofdstuk worden conclusies getrokken uit de hiervoor geanalyseerde litera-
tuur, het theoretisch kader en de resultaten van de enquête.
-
40
7. Samenvatting en conclusies
In dit afstudeeronderzoek is de veiligheidsbeleving van de politieambtenaren van het korps
Amsterdam-Amstelland onderzocht. Daarnaast is de relatie tussen deze veiligheidsbeleving en
politieel geweldgebruik geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de onder-
zoeksvragen en de probleemstelling
7.1 De veiligheidsbeleving van politieambtenaren tijdens de taakuitvoering
Onderzoeksvraag 1: In hoeverre voelen politieambtenaren zich veilig tijdens de taakuitvoe-
ring?
Op een schaal van 1 (zeer veilig) tot en met 7 (zeer onveilig) scoren politieambtenaren ge-
middeld 2.25 op angststemming. Dit betekent dat politieambtenaren zich over het algemeen
tijdens de taakuitoefening veilig voelen. Tijdens aanhoudingssituaties en surveillance in uit-
gaansgebieden voelen politieambtenaren zich minder veiliger dan tijdens de algemene taak-
uitoefening op straat en het uitschrijven van een proces verbaal.
De bevinding dat politieambtenaren zich over het algemeen veilig voelen tijdens de taakuitoe-
fening is overeenkomstig de eerdere bevindingen van Schuitemaker en Verheijden (1994) en
Stefanie en van der Scheur (1997).
Onderzoeksvraag 2: Hoe vaak hebben politieambtenaren gevoelens van angst tijdens het
aanhouden van verdachten?
De politieambtenaren zijn gevraagd om aan geven hoe vaak ze angst hebben gehad bij het
aanhouden van verschillende soorten verdachten. Als vervolgens de verschillende soorten
aanhoudingen gesorteerd worden op frequentie van gevoelens van angst levert dit de volgende
ranglijst op:
1. vuurwapengevaarlijke verdachte
2. verdachte met een slag- of steekwapen
3. gestoorde verdachte
4. inbreker verborgen in een pand
5. verdachte onder invloed van harddrugs
6. verdachte van een heterdaad vechtpartij
7. verdachte onder invloed van alcohol / verdachte die agressief staat te schreeuwen
en/of schelden
8. verdachte onder invloed van softdrugs
Bij het aanhouden van een vuurwapengevaarlijke verdachte hebben politieambtenaren het
vaakst gevoelens van angst, bij het aanhouden van een verdachte onder invloed van softdrugs
het minst vaak. Politieambtenaren zijn gemiddeld soms tot geregeld bang bij het aanhouden
van de bovenstaande verschillende verdachten.
-
41
Onderzoeksvraag 3: In welke situaties hebben politieambtenaren de meeste angst ervaren?
Grofweg zijn er zes groepen te onderscheiden van situaties waarin politieambtenaren de
meeste angst hebben ervaren en twee factoren die deze angst versterken. De zes groepen zijn
van groot naar klein:
- vuurwapen gerelateerde incidenten:
- confrontaties met grote groepen en vechtpartijen
- agressieve gestoorden
- agressieve verdachten die zich verzetten met fysiek geweld, steek of slagwapen
of inrijden op politieambtenaren met een voertuig
- ME en AE optreden
- betreden van panden
(Verdachte) burger(s) of gestoorde die onder invloed zijn van harddrugs en/of alcohol kunnen
de angst tijdens bovenstaande situaties versterken. Dit komt doordat het de agressiviteit en
onberekenbaarheid van het gedrag vergroot. Daarnaast is het gevoel er alleen voor te staan tij-
dens bovenstaande situaties voor veel politieambtenaren een ‘angst versterkende’ factor. Dit
gevoel kan worden veroorzaakt door een incapabele of onbekende surveillancepartner, ge-
splitst worden van koppelmaat of tijdens de surveillance. Daarnaast kan het gevoel worden
veroorzaakt worden door assistentie die niet komt opdagen, lang op zich laten wachten, of
niet bereikt kan worden door een kapotte portofoon.
Deze resultaten zijn ongeveer overeenkomstig de bevindingen van onderzoeksvraag 2 en eer-
dere bevindingen van Van Olst (2000).
Onderzoeksvraag 4: Vertonen politieambtenaren wegens gevoelens van angst vormen van
vermijdingsgedrag?
Als de negen gevraagde vermijdingsgedragingen gesorteerd worden op frequentie dan levert
dit de volgende ranglijst op. Hierbij staat tussen haakjes het percentage politieambtenaren dat
aangeeft dit nooit gedaan te hebben.
1. versterking afwachten (12.7%)
2. meer accepteren van verdachte dan politieambtenaar zou willen (46.2%)
3. overtreding door de vingers zien (64.7%)
4. rustiger aan gedaan naar vechtpartij (69.7%)
5. achtervolging gestaakt (72.5%)
6. aanhouding overgelaten aan collega(‘s) (74.7%)
7. verdachte laten lopen (80.9%)
8. verdachte uit de weggaan (84.1%)
9. bepaalde dienst(en) niet intekenen (92.8%)
Politieambtenaren vertonen gemiddeld zelden tot nooit de bovengenoemde vermijdingsgedra-
gingen. Het wachten op versterking van collega’s komt het meest voor. Eén op de acht poli-
tieambtenaren geeft aan dit nooit gedaan te hebben. Het niet intekenen van bepaalde diensten
komt van de gevraagde vermijdingsgedragingen het minst vaak voor. Ruim negen op de tien
politieambtenaren geeft aan dit nooit gedaan te hebben.
-
42
Voor de duidelijkheid moet hier nog gesteld worden dat bovenstaande vermijdingsgedragin-
gen niet per definitie de kwaliteit van de taakuitoefening aantasten. Zo kan het bijvoorbeeld in
bepaalde situaties zeer verstandig zijn om op versterking af te wachten om onnodige escala-
ties te voorkomen. Ook kan het staken van een achtervolging in het dienstvoertuig veel (dode-
lijke) ongelukken voorkomen. Harde uitspraken over in hoeverre de kwaliteit van de taakuit-
voering wordt geschaad door vermijdingsgedrag van politieambtenaren kunnen dus niet ge-
daan worden.
Onderzoeksvraag 4: In hoeverre wordt de veiligheidsbeleving van politieambtenaren beïn-
vloedt door persoonskenmerken?
De samenhang tussen vormen van informatie, persoonskenmerken en de veiligheidsbeleving
van politieambtenaren is zoals gezegd op een bivariate en multivariate manier onderzocht. De
multivariate analyse verdient de voorkeur, omdat deze rekening houdt met de onderlinge sa-
menhang tussen de onafhankelijke variabelen. Om deze reden zal alleen de multivariate ana-
lyse besproken worden.
Voordat er met de regressieanalyse is begonnen is eerst een factoranalyse en verschillende be-
trouwbaarheidsanalyses uitgevoerd om het aantal onafhankelijke variabelen terug te brengen.
Uit een factoranalyse bleek dat rang, leeftijd, dienstjaren en bureaudienst zo sterk samenhin-
gen dat deze als één variabele gezien moet worden. Deze variabele is carrièreloop genoemd:
over het algemeen gezien zijn politieambtenaren die verder gevorderd zijn op de zogenaamde
carrièreloop ouder, draaien ze meer bureaudienst en hebben ze meer dienstjaren en een hogere
rang. In het theoretisch kader fungeerde de variabele bureaudienst als een vorm van informa-
tie. Door een (te) sterk samenhang met het aantal dienstjaren, leeftijd en rang kan dit in de
praktijk statistisch niet worden onderscheiden. Betrouwbaarheidsanalyses hebben uitgewezen
dat de vier items van slachtofferschap en zeven items van vaardigheden zo sterk samenhin-
gen dat het berekenen van een gemiddelde gerechtvaardigd is.
Uit de regressieanalyse van angststemming blijkt dat de variabele vaardigheden de meeste in-
vloed heeft op veiligheidsgevoelens tijdens de taakuitvoering. Vervolgens is het vertrouwen
in de koppelmaat en de assistentie van collega’s het meest van invloed op veiligheidsgevoe-
lens. Het vertrouwen in de koppelmaat is belangrijker dan het vertrouwen in de assistentie
van collega’s. Vervolgens voelen politieambtenaren die vaker slachtoffer zijn geworden zich
onveiliger tijdens de taakuitvoering. Deze bevindingen zijn overeenkomstig met de bevindin-
gen van Stefanie en Van der Scheur (1997) en van Van Olst (2000) . Carrièreloop is als laats-
te variabele die van invloed is: politieambtenaren die verder in de carrièreloop zijn gevorderd
voelen zich veiliger tijdens de taakuitvoering. Geslacht is als enige variabele niet in het meer-
voudige lineaire regressie model opgenomen en heeft dus geen invloed op de veiligheidsbele-
ving van politieambtenaren. Mannelijke en vrouwelijke politieambtenaren voelen zich dus
even veilig tijdens de taakuitvoering. Dit is niet overeenkomstig eerdere bevindingen van Van
Olst (2000).
Uit de regressieanalyse van gevoelens van angst blijkt dat opnieuw de variabele vaardighe-
den het meest van invloed is. Politieambtenaren met meer en betere vaardigheden hebben
minder vaak gevoelens van angst tijdens aanhoudingen. Vervolgens is de carrièreloop van
politieambtenaren van invloed op gevoelens van angst. Politieambtenaren die verder in de
carrièreloop zijn gevorderd, hebben vaker gevoelens van angst. Geslacht, vertrouwen in col-
lega’s en slachtofferschap zijn niet opgenomen in het meervoudige lineaire regressiemodel
en hebben dus geen invloed op gevoelens van angst. Mannelijke en vrouwelijke politieamb-
-
43
tenaren hebben even vaak gevoelens van angst tijdens aanhoudingen. Politieambtenaren die
meer vertrouwen hebben in collega’s hebben even vaak gevoelens van angst als politieamb-
tenaren die minder vertrouwen hebben in collega’s. En politieambtenaren die vaker direct
en/of indirect slachtoffer zijn geworden van geweld hebben even vaak gevoelens van angst
als politieambtenaren die minder vaak direct en/of indirect slachtoffer zijn geworden.
7.2. Politieel geweldgebruik, persoonskenmerken en veiligheidsbeleving
Onderzoeksvraag 5: Wat is de aard en omvang van het aangewende politieel geweld in de pe-
riode 2001 tot en met 2004?
Politieambtenaren hebben gemiddeld tien vormen van geweld gebruikt in de periode 2001 tot
en met 2004. Meerdere geweldsmiddelen kunnen toegepast worden in één voorval, dus het is
onduidelijk in hoeveel voorvallen politieambtenaren geweld hebben gebruikt.
Dit geweld bestaat voor ruim driekwart uit fysiek geweld en het hanteren van de korte of lan-
ge wapenstok. Vervolgens bestaat het geweld voor 8.9 en 5.6 procent uit het dreigen respec-
tievelijk spuiten met de pepperspray. Vervolgens bestaat het geweld uit 5.9 en 2.1 procent uit
het ter hand nemen van het vuurwapen respectievelijk het dreigen daarmee. 11 (2.0%) van de
556 politieambtenaren geeft aan met zijn/haar vuurwapen geschoten te hebben in de periode
2001 tot en met 2004. Omgerekend betekent dit dat een politieambtenaar ongeveer gemiddeld
1 keer in de 200 jaar met zijn vuurwapen zal schieten.
Onderzoeksvraag 6 & 7: In hoeverre zijn persoonskenmerken , waaronder de veiligheidsbele-
ving, van politieambtenaren van invloed op het aanwenden van geweld?
Uit de regressieanalyse blijkt dat van de onderzochte persoonskenmerken carrièreloop het
meest van invloed is op politieel geweldgebruik. Politieambtenaren die verder in de carrière
zijn gevorderd (ouder, meer ervaring, hogere rang en meer bureaudienst draaien) gebruiken
minder geweld tijdens de taakuitvoering. Zeer waarschijnlijk heeft dit grotendeels te maken
met gelegenheid. Politieambtenaren een hogere rang hebben voeren andere werkzaamheden