New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa...

8
^aattgöng \\. GXaimshafl 2\ Odohw $03. ïfco. \5. Veertiendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van: W. DRUCKER en Th. P. B HAVER. mi .MUI. in Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75 Voor België', 't overige Buitenland en Ned.-Indië R 1.02» Afzonderlijke Nummers 0.05 Bureau van Redactie en Administratie: Weesperzijde 14 AMSTERDAM. Advertcntiën por regel f 0.15 Groote letters naar plaatruimte. iSoekaankondigingen per regel „ 0.10 en 4/3 maal. Aanvragen on betrekkingen „ 0.05 INHOUD: Aan den Hoor Charles BoHsovain. Oewogen, maar te licht bevonden. Binnen de «reuzen. Vergaderlngon. Advertentiën. Feuilleton : Om eon rozeblandje. p[an öen ^eütt Qljatttos Bütssübain, naar aanleiding van zijn „Verlangen Vrouwen het Stemrecht?" (') Mijnheer, U beweert te gevoelen „een zekere voorliefde voor het stemrecht der vrouwen" en... curieuse contradictie, u somt op — of laat opsommen een andere ongenoemde persoonlijkheid — al wat kan pleiten er tegen, niets, geen letter, geen tittel, wat kan pleiten er voor. Een zeker vreemde propaganda; waar zij echter wordt beoefend door een eminent, nimmer om argumenten verlegen man, is zij waarschijnlijk benut als kitteliug van anderer rechts- gevoel, in hope, dat daar zouden opkomen velen en velen ter bestrijding van wat deze of gene masculinist in holle phrasen, getuigende van gebrek aan kennis, aan studie, aan menschkunde, heeft nedergeworpen in de Atlantic Monthly, een toch zeker hier te lande niet algemeen ge- lezen blad. Uw nieuwe strijdwijze echter, naar is. gebleken, een strategische fout. Niemand toch heeft opgeraapt de toegeworpen handschoen, hetzij dan uit onverschilligheid, hetzij dan uit dédain, hetzij dan wijl geen uwer lezers dorst treden in het kampperk met een ridder zoo van top tot teen geharnast als de schrijver van Van Dag tot Dag, en zoo blijft dan, tegen uw willen in, de Amerikaansche humbug onwederlegd, kan hij worden een machtig-krachtig wapen in handen van anti-vrouwenkiesrechters immers zelfs niet verondersteld mag worden, dat Het Handelsblad, in deze niet opgewassen tegen den aangevangen strijd, zou hebben gecoupeerd de discussie. Dat zou eenig wezen in z^'n annalen! Wij houden er ons dan ook van overtuigd, dat u, waar gentleman als gij zijt, uw lezers niet zult onthouden dit ons verweer. ') Alff. Handehblad, 2 Ocfc. 1.1. Singulier, waar aan het woord een nimmer vermoeid kampioen voor het recht, hier de basis. U vermoedt, meent, ge- looft, dat vrouwenkiesrecht gunstig zal werken op den loop der zaken, zal temperen der mannen soms onbesuisd handelen, wellicht zal ten gevolge hebben een zorgvuldiger bewa- king harer belangen, en toch, niettegenstaande dat erkend nut, wilt u het haar slechts geven, indien zij, dat wil zeggen alle vrouwen of ten minste een overstelpende meerderheid harer, het verlangen, het kiezen beschouwen als een plicht. Een referendum voor zooverre ons be- bekend, bij andere quaestiën nu juist niet uw ideaal — u in deze de draad van Ariadne. En, om te prouveeren hoe u is voor de invoering van der vrouwen burgerrecht, zoo ter aanmoediging, vertelt u, dat zoo iets heeft plaats gehad te Massachusetts, met het gevolg, dat van de 575,000 den meerderjarige vrouwen toegezonden stembiljetten, slechts 22,204 waren ingekomen met „ja." Uw Amerikaan uit de Atlantic Monthly filtreert hieruit, dat de Amerikaansche vrouwen te verstandig zijn om zich in te laten met iets dat — in contradictie met uw opvatting — zou zijn de ondermijning van heel den Staat, van het gezin, en wat niet al. Heel juist die conclusie niet. Slechts 4 pCt. der vrouwen waren voorstandsters, edoch niet verteld wordt, dat de overige 96 pCt. per se waren tegenstandsters. Hoeveel billetten waren ingezonden? Ook dit komen wij niet aan den weet. Gewaagd wordt volstrekt niet van de hoeveel- heid der „neen"s. Zoo zij waren geweest van verplette- rende meerderheid, zou de schrijver uit de Atlantic Monthly er zeker wel mee hebben gegeurd. Zijn intelligente vrouwtjes zijn dus de gemak-menschjos, aanbidsters van het „laisser faire, laisser aller." „Tweeërlei weegsteen, tweeërlei efa is den Heere een gruwel", zegt de Bijbel meermalen; nergens lazen wij: tenzij men staat tegenover de vrouw. Toch aldus de algemeen gehuldigde opvatting. Denkt U, U anders zoo gaarne volgende deze Deuteronomische, Leviticussische Spreuken-waarheid, wel één enkel oogenblik ook aan een referendum, waar het geldt den man ? Hem het Kiesrecht — niet de Kiesplicht, dien kennen wij nog niet — als burgerschaps-geboorte-recht; haar het als zoetje, verkrijg- baar door dreinen. U constateert, dat verwaarloosd zijn haar belangen, gevolg van niet-medezeggingschap in de

Transcript of New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa...

Page 1: New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa aar n he woort eed nimmen r vermoeid kampioen voo her t recht, hier de basis. U

^aattgöng \\. GXaimshafl 2\ Odohw $ 0 3 . ïfco. \5.

Veert iendaagsch Blad voor de Vrouw. Onder Redactie van:

W. DRUCKER en Th. P. B HAVER. m i . M U I . i n

Abonnementsprijs per 3 maanden f 0.75 Voor België', 't overige Buitenland en Ned.-Indië R 1.02» Afzonderlijke Nummers „ 0.05

Bureau van Redactie en Administratie: Weesperzijde 14

AMSTERDAM.

Advertcntiën por regel f 0.15 Groote letters naar plaatruimte. iSoekaankondigingen per regel „ 0.10

en 4/3 maal. Aanvragen on betrekkingen „ 0.05

I N H O U D : Aan den Hoor Charles BoHsovain. Oewogen, maar te licht bevonden. Binnen de «reuzen. Vergaderlngon. Advertentiën. Feuilleton : Om eon rozeblandje.

p[an öen eütt Qljatttos Bütssübain, naar aanleiding van zijn

„Verlangen Vrouwen het Stemrecht?" (')

Mijnheer, U beweert te gevoelen „een zekere voorliefde voor

het stemrecht der vrouwen" e n . . . curieuse contradictie, u somt op — of laat opsommen een andere ongenoemde persoonlijkheid — al wat kan pleiten er tegen, niets, geen letter, geen tittel, wat kan pleiten er voor. Een zeker vreemde propaganda; waar zij echter wordt beoefend door een eminent, nimmer om argumenten verlegen man, is zij waarschijnlijk benut als kitteliug van anderer rechts-gevoel, in hope, dat daar zouden opkomen velen en velen ter bestrijding van wat deze of gene masculinist in holle phrasen, getuigende van gebrek aan kennis, aan studie, aan menschkunde, heeft nedergeworpen in de Atlantic Monthly, een toch zeker hier te lande niet algemeen ge-lezen blad. Uw nieuwe strijdwijze echter, naar is. gebleken, een strategische fout. Niemand toch heeft opgeraapt de toegeworpen handschoen, hetzij dan uit onverschilligheid, hetzij dan uit dédain, hetzij dan wijl geen uwer lezers dorst treden in het kampperk met een ridder zoo van top tot teen geharnast als de schrijver van Van Dag tot Dag, en zoo blijft dan, tegen uw willen in, de Amerikaansche humbug onwederlegd, kan hij worden een machtig-krachtig wapen in handen van anti-vrouwenkiesrechters — immers zelfs niet verondersteld mag worden, dat Het Handelsblad, in deze niet opgewassen tegen den aangevangen strijd, zou hebben gecoupeerd de discussie. Dat zou eenig wezen in z 'n annalen! Wij houden er ons dan ook van overtuigd, dat u, waar gentleman als gij zijt, uw lezers niet zult onthouden dit ons verweer.

') Alff. Handehblad, 2 Ocfc. 1.1.

Singulier, waar aan het woord een nimmer vermoeid kampioen voor het recht, hier de basis. U vermoedt, meent, ge-looft, dat vrouwenkiesrecht gunstig zal werken op den loop der zaken, zal temperen der mannen soms onbesuisd handelen, wellicht zal ten gevolge hebben een zorgvuldiger bewa-king harer belangen, en toch, niettegenstaande dat erkend nut, wilt u het haar slechts geven, indien zij, dat wil zeggen alle vrouwen of ten minste een overstelpende meerderheid harer, het verlangen, het kiezen beschouwen als een plicht. Een referendum — voor zooverre ons be-bekend, bij andere quaestiën nu juist niet uw ideaal — u in deze de draad van Ariadne. En, om te prouveeren hoe u is voor de invoering van der vrouwen burgerrecht, zoo ter aanmoediging, vertelt u, dat zoo iets heeft plaats gehad te Massachusetts, met het gevolg, dat van de 575,000 den meerderjarige vrouwen toegezonden stembiljetten, slechts 22,204 waren ingekomen met „ja." Uw Amerikaan uit de Atlantic Monthly filtreert hieruit, dat de Amerikaansche vrouwen te verstandig zijn om zich in te laten met iets dat — in contradictie met uw opvatting — zou zijn de ondermijning van heel den Staat, van het gezin, en wat niet al. Heel juist die conclusie niet. Slechts 4 pCt. der vrouwen waren voorstandsters, edoch niet verteld wordt, dat de overige 96 pCt. per se waren tegenstandsters. Hoeveel billetten waren ingezonden? Ook dit komen wij niet aan den weet. Gewaagd wordt volstrekt niet van de hoeveel-heid der „neen"s. Zoo zij waren geweest van verplette-rende meerderheid, zou de schrijver uit de Atlantic Monthly er zeker wel mee hebben gegeurd. Zijn intelligente vrouwtjes zijn dus de gemak-menschjos, aanbidsters van het „laisser faire, laisser aller."

„Tweeërlei weegsteen, tweeërlei efa is den Heere een gruwel", zegt de Bijbel meermalen; nergens lazen wij: tenzij men staat tegenover de vrouw. Toch aldus de algemeen gehuldigde opvatting. Denkt U, U anders zoo gaarne volgende deze Deuteronomische, Leviticussische Spreuken-waarheid, wel één enkel oogenblik ook aan een referendum, waar het geldt den man ? Hem het Kiesrecht — niet de Kiesplicht, dien kennen wij nog niet — als burgerschaps-geboorte-recht; haar het als zoetje, verkrijg-baar door dreinen. U constateert, dat verwaarloosd zijn haar belangen, gevolg van niet-medezeggingschap in de

Page 2: New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa aar n he woort eed nimmen r vermoeid kampioen voo her t recht, hier de basis. U

114 E V O L U T I E .

zaken ; ergo u erkent, dat de man bij haar staat in het krijt, heeft af te doen een belangrijke schuld. In stede nu van aan te dringen op spoedige kwijting, raadt U : laat haar, o mannen, maar wachten ! Als het haar ver-veelt, zij opspeelt, standjes maakt, glazen ingooit, deuren beukt, werkstaakt, is het altijd nog vroeg genoeg om te betalen ! Tamelijk deloyaal! Doet U zoo ook, durft U zoo doen met uw kleedermaker, schoenmaker, koetsier, tuinman, enz, enz. ?

Zou een referendum onder mannen nu werkelijk heb-ben tot resultaat: mannonkicsrecht met algemeene stern-men ? Gezien de dingen, valt er te twijfelen. Reeds nu, evenals immer, een kleine twee jaar vóór de verkiezingen wordt er gewerkt onder de kiezers ; gedrild worden zij alreeds voor den grooten dag en de leiders van elke partij martelen zich het hoofd om toch maar te vinden een leuze, ontdommelende de mannekens. En, als daar nadert het gewichtig uur, wat illuminatie, wat transparanten, wat papierregen, wat huisbezoek, wat geschreeuw, gescheld, gelieg, wat beloften, wat oppauwerij van het eigen-ik, wat charlatannerie, altemaal ter opwekking van de nu juist niet zoo vol animo zijnde kiezers. Op den dag zelf worden zij opgevischt aan de hoeken der straten, geduw-stuwd uit woning, fabriek en werkplaats ; geautomobield, gevigelant, gesuggereerd door de tenaciteit van partij-mannen, wier moreelen klauwgreep zij niet weten te ont-loopen, niet durven ontworstelen, komen zij ter stembus de flauwen, de tragen, de Jan-Salies. Na afloop... gewee-klaag in alle partij-bladen over de laksheid der geestver-wanten.

Niet gelijkrechtig zoo een referendum over kiesrecht bij mannen en bij vrouwen. Jaren en jaren reeds is hij kiezer en zoo bij het niet is, wordt hem verteld van alle mogelijke kanten, dat hij het behoorde te zijn. Overal, op vergaderingen, in café's en kroegen, in scheerwinkel en op werkplaats hoort hij bespreken dit zijn recht; on-verschilligheid durft hij niet te laten blijken, zou hem stempelen als slecht, anderer belang schadend burger. Overal betaalde mannetjes om warm hem te houden in zake politiek. Heel de pers in beweging om hem in te lichten, te wijzen op zijn plichten. Haar daarentegen, heeft men gedoceerd juist evenveel jaren, dat kennis van 's lands zaken haar maakt onvrouwelijk, zij er over heeft te zwijgen, zelfs al ziet zij dat de boel gaat naar den kelder; noode durft zij er over spreken met haar beste vriendin. Zij geen bezoekster van luidruchtige bijeenkomsten, van koffiehuizen, herbergen, praat-winkels. En de Koningin der aarde — leest U eens over uw eigen artikel, het artikel van een „rtó-gevoelende'' voor vrouwen-kiesrecht.

Neen ter verkrijging van een zuivere uitkomst, zou een mannen-referendum moeten loopon over een nog niet brülante quaestie: staatspensioneering van alle ouden van dagen, demping der Zuiderzee, of iets van dien aard. Op hoeveel percent, Mijnheer Boissevain, taxeert U de als-dan belangstellende deelnemers ? Doet U daaromtrent eens onderzoek bij de Ver. van Handels- en Kantoorbedienden.

* * *

Wel wat uittijdsch uw Amerikaan. Zijn gezin er een uit den vóór-Romeinschen tijd. Zijn man strijdt voor huis

en haard tegen vijanden, tegen elementen, tegen heel de natuur en . . . en laat inmiddels zijn vrouw thuis alleen in onbewaakt huis en haard. „Slechts barbaren of mo-derne volken, die nog niet ten volle de barbaarschheid ont-groeid zijn, dwingen de vrouw het werk van het sterke geslacht to doen", zegt hij. Conclusie: hoe dichter de mensch staat bij den natuurstaat, hoe meer de vrouw is mensch; hoe meer de vrouw zich civiliseert hoe meer zij wordt geslachtswezen. Of liever: zij overbrugt mede, en niet voor het kleinste deel, de oneindige hindernissen en naarmate deze verminderen, zich oplossen, dringt de man haar weg. Wat heeft dit echter te maken met het stem-billet 'r1 Kiesrecht toch geen boksersrecht.

Zijn godachtengang omtrent de gelijkwaardigheid van man en vrouw heelemaal niet te volgen. „Het eene oog kan de meerdere zijn van het andere oog, debi-teert hij, maar men kan niet zeggen: het oog is de meerdere van het oor". Te spreken over gelijkheid of ongelijkheid tusschen man en vrouw is even beteeken-loos als te debatteeren over wat grooter is: een half uur of een halve meter." Hoe hebben wij het nu, behooren man en vrouw niet eens meer tot hetzelfde ras ? Zoogdieren zijn zij beiden, tot welke der 14 orden nu behoort hij, tot welke zij ? Is uw Amerikaan sektegenoot van het groepje Indiërs, dat 's menschen wording toeschrijft aan de vermenging van anachoreet en aap, dan is zij de laatste ; moet dus worden ingedeeld bij orde I I : Apen. Is hij Bijbelman en neemt aan : „Dat Gods zonen de dochteren der menschen aanzagen, dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen, die zij verkozen hadden", dan is zij thuis bij orde I : Menschen. Beter, steekhoudender, hebben wij indertijd gehoord de vergelijking tusschen man en vrouw en twee deelen van het menschelijk lichaam. Beide onze armen volkomen gelijk, zei eens een Feminist, beide in staat tot het verrichten van denzelfden arbeid; verwaarloosd echter de opvoeding van den een, uitmuntend verzorgd die van den ander; ja zelfs zoover zijn wij ge-komen, dat wij de hand, verbonden aan den linker, noemen de leelijke, die van den rechter de mooie — ziedaar de vrouw en de man.

Op deze synthesis der tweesoortigheid gebouwd 's mans theorie. „Er zijn mannelijke vrouwen en vrouwe-lijke mannen", beweert hij, „but these are the mon-strosities of Nature"; dat „of Nature" moet echter ver-moedelijk zijn „of civilisation". Als hij toch heeft genoten ook maar het minst elementair onderwijs in dierkunde, bijv. iets had gelezen als de inleiding van het Leerboek der Dierkunde van den Heer Bos c.s., zou hij niet hebben neer-gepend zooveel onnadenkendheid. De verdeeling van den arbeid in het heden op rekening te schuiven van moeder Natuur getuigt bij iemand, die wil medepraten over sociale verhoudingen, van een onbegrijpbare kortzichtigheid. Niet zij de oorzaak der arbeid-distributie tusschen man en vrouw, maar God Mammon. Heel de quaestie te expli-ceeren in luttel woorden: alle betaalde arbeid den man, alle onbetaalde of wel karig betaalde der vrouw. Naar die maatstaf eenige arbeid-branche mannen- of wel vrouwenwerk. Eertijds was hij die brood bakte jan-hen, • nu heet een bakster een man-wijf. Nog maar o zoo weinig jaren geleden werd hij die glazen lapte gescholden voor jan-de-wasscher; nu heet het bepaald mannen werk. Louter en alleen differentie van betaling. Als het anders

Page 3: New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa aar n he woort eed nimmen r vermoeid kampioen voo her t recht, hier de basis. U

E V O L U T I E . 115

ware, zou alle spierarbeid worden verricht door mannen, wat niet zoo is. Duizenden hunner houden zich bezig met zaken, die niet vergen ook maar de minste kracht, terwijl daarentegen duizenden vrouwen staan aan de waschtobbe, sjorren en sjouwen

„Haar arbeid is niet minder dan die des mans maar verschilt van dezen. Het is vaak gemakkelijker voor den man het houweel te hanteeren dan voor de vrouw de naald te voeren, enz., enz." Au fond misschien waar —• tenminste voor vroeger — maar volstrekt niet alge-meen erkend, en zeker niet gemeend door een man uit het land van den dollar. Aan arbeidskracht nood-zakelijk een waardemeter; wij hebben dien in den dollar, den thaler, den franc, den shilling, den gulden, de lire, de peseta, enz. Welnu de zijne wordt getaxeerd — meer of minder rechtvaardig — op zooveel duizenden of honderden muntstukken per jaar, de hare . . . op niets. Voe-ding, dekking, huivesting krijgt zij, verdienen doet zij geen poser. Trots alle gezwoeg blijft zij onderhoudene. Recht heeft zij alleen op het allernoodzakelijkste; al wat gaat daarboven, ontvangt zij bij de gratie haars heers, echtge-noot of vader. Nergens komt dat niets-waardig zoozeer uit als bij de pensioenfondsen. Weduwnaars-pensioenen wordt niet eens aan gedacht; de man bloost reeds alleen bij het idee, dat hij aldus zou kunnen worden beleedigd. Aangetroffen worden zij alleen in enkele gevallen, bijv. bij het Apollo-fonds, maar dan is de vrouw ook reeds ge-treden binnen de would-be speciaal mannelijke spheer. De vrouw als huisvrouw wordt beschouwd als een economische non-valeur. Men moge dit willen coconneeren in ethische poëzie, de kern blijft.

FEUILLETON.

0m een ;%>£e6laadjc. (UIT HET ITAUAANSCH VAN ANTONIO FOGAZZAEO.)

Een hofrijtuig hield omstreeks middernacht stil voor de poort van het „palazzo* Heribrand. Een garde officier sprong er uit, ging het „palazzo" binnen, en verscheen tien minuten later weder met een langen mageron heer, die haastig in het rijtuig stapte, en door de nieuwsgierige toeschouwers van het naburige café oriental herkend werd als graaf Maurizio Heribrand, generaal in ruste, onder den vorigen thans gestorven koning leermeester van den kroonprins, minister van binnenlandsche zaken in het eerste jaar der nieuwe regeering, terwijl hij zich daarna uit het openbare leven had teruggetrokken.

Het bericht, dat hij aan het hof was geroepen, verbreidde zich in de stad, nog voor dat het rijtuig in het koninklijk paleis was weer-gekeerd.

Dien avond waren alle bier- en koffiehuizen van de hoofdstad vol van menschen en levendige discussie, omdat de kamer 's middags met een meerderheid van veertig stemmen op een quaestie van buitenlandsche politiek het dubbelhartige en impopulaire ministcrie-Fersen had laten vallen. En men hoopte algemeen, dat Z. M. den afgevaardigde Lemmink aan het bewind zou roepon, den leider der oppositie, een man van groote bekwaamheid, beproefde eerlijkheid en ijzeren karakter, die ook vroeger reeds ministor was geweest, en bekend om zijn heftigen tegen-stand tegen sommige geheime zwakheden des konings, waartegenover minister Ferscn, niettegenstaande zijn democratische neigingen, zich altijd toegevend had betoond. Men wist dat generaal Heribrand, steil conseivatief, een persoonlijk vijand was van Lemmink, die hem eens, minister zijnde, met weinig egards behandeld had, en zijn ontbieding aan het Hof mishaagde. Men was er evenwel zeker van dat hij Fersen zou bestrijden, en bovenal den geheimen invloed van prinses Victoria van Malmoë—Ziethen, de vriendin van den koning.

De prinses, Francaise van geboorte, gescheiden van haar man,

Eigenaardig twee zijner argumenten tegen vrouwen-kiesrecht : zij, de vrouw, heeft geen tijd tot het bevechten der vijanden, die haar huis bedreigen. Groote goden, heel de wereld is in beweging om de arbeidster toch maar te doen genieten de zegeningen der arbeidswet, haar terug te voeren naar dat tehuis, waar zij geen tijd heeft te schouwen rondomme, zelfs zich niet weerbaar te maken tegen invallen van buiten af! Mag geduld worden een dusdanige slavernij? Voelt gij, mijnheer Boissevain, kam-pioen voor de vrijheid, niet in u opzieden de aandrift te klaroenen van de daken: rust voor de huisvrouw, denk-uren ook voor de huisvrouw! Daarnaast het wel wat afgezaagde: de vrouw wordt geen soldaat. „Zij wordt niet gedwongen tot militairen dienst, tot brandweerdienst, tot het bijstaan der politie." Zij vecht niét op het slagveld, edoch, o heilige inconsequentie, juist soldaten hebben geen invloed op 's lands zaken, en zooverre ons bekend, ligt in geen enkel land de regeering uitsluitend in handen van brandweer en politie. Volgens uw Amerikaan de maat-schappij een boksersveld, waar baas hij die heeft gepletterd het grootst aantal armen, beenen, neuzen, hij die kan wijzen op een enorme massa door hem gekleurde rood-geel-paars-blauwe oogen. Op stuk van zaken 's mans pleidooi een démenti op eigen stelling. Als man en vrouw zijn twee afzonderlijke wezens, totaal verschillend in den-ken, voelen, optreden, handelen, mag, kan de een niet beslissen over de belangen van de(n) ander. Electrisch licht eischt twee stroomen; neemt weg de positive en daar heerscht duisternis, verwijdert de negatieve en het is donker.

* * *

was het volk antipathiek, èn als vreemdelinge, èn omdat zij zich met de staatszaken bemoeide, èn vooral omdat zij de keuze eener koningin in den weg stond. Het volk zou den koning eerder een lange reeks van vluchtige amourettes hebben vergeven, dan dezen grooten hartstocht die reeds drie jaren voortduurde. De koning kende dit oordeel, en minachtte het. Hij paarde een niet alledaagschen geest aan groote goedheid van hart. Noch aan zijn kroon, noch aan zijn zwaard stelde hij hooge eischen — een eerzuchtige was hij niet. Hij voelde zich meer dichter en kunstenaar dan koning. Hij was voor alles een fijn-voelende, teeder besnaarde persoonlijkheid, die gedrukt werd door de dagelijksche beslommeringen van het bewind, en wien het regeeren behaagde uitsluitend terwille van do artistieke weelde waarvan hij genieten kon, en de zeldzame intelligenties waarmede hij zich wist te omringen; en ook, omdat hij, overtuigd dat prinses Victoria den man en niet den koning in hem liefhad, het aangenaam vond om als minnaar over die hoogste en bijzondere onderscheiding van een kroon te beschikken. Maar ook ten opzichte van het bewustzijn zijner plichten was hij fijnvoelend en teeder besnaard, een oorzaak voor hem van zeer ernstigen strijd en diepe droefenis, omdat zijn edele natuur aan een doodelijke ingeboren krankte leed: zwakheid van wil.

De oplossing der crisis waarvoor generaal Heribrand aan het hof was geroepen, zou kunnen beslissen over het lot van het land. Graaf Fersen voerde het rijk naar een verbond mot het machtige vaderland van prinses Victoria van Malmoe'—Ziethen, en daardoor, gegeven den toestand in Europa, naar den oorlog. Een ministerie-Lemmink zou beteekenen vermindering van militaire uitgaven, en een gematigde buitenlandsche politiek. Allen wisten dat Fersen aanstonds na de stemming het ontslag van het kabinet had aangeboden, Z. M. stellend voor het dilemma: öf aanneming van het ontslag, öf kamerontbinding.

Z.M. had nog geen definitief antwoord gegeven, en had later een samenkomst gehad met de voorzitters der beide kamers, welke over-eenstemden in het aanraden van een ministerie-Lemmink. Men wist ook dat prinses Victoria ziek was in haar villa op het eiland Sihl. Een groote volksbetooging had er plaats gehad ter eore van het hoofd der oppositie, en geklonken hadden er kreten van «weg met de Fransche."

Page 4: New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa aar n he woort eed nimmen r vermoeid kampioen voo her t recht, hier de basis. U

116 E V O L U T I E .

U resumeert: Hij (de Araerikaansclie sclirijver) heeft eerst aangetoond

dat het gezin de basis is der maatschappij. Ten tweede betoogde hij dat gezin on maatschappij berusten op het verschil tusschen de seksen, welk verschil aangeboren en één niet hun beider wezen is.

Ton derde bewees hij dat strijd voeren in eiken vorm en gestalte de uitsluitende plicht is van den man, welken hij niet op de schouders laden mag der vrouw, die er niet toe geschikt is en ander en beter werk te doen heeft.

Hij trekt nu de conclusie dat daarom het werk om te re-geeren, d.i. om te strijden met de vijanden der maatschappij, evenmin tot de taak der vrouw kan behooren.

Het doel van elke regeering is de bescherming van het leven, den eigendom, de eer der burgers tegen de vijanden die deze belagen.

De Regeering kan nog andere zaken doen. Ze kan brieven verzenden, de spoorwegen in eigendom hebben en administreeren en nog meer, maar haar eerste plicht, de reden van haar be-staan, is het geven van bescherming aan maatschappij en af-zondcrlijke burgers tegen geweld en bedrog van buiten en van binnen.

Een goede regeering is ze, als ze dit alles voldoende doet, ook al deed zo niets anders.

Vraagt ge dus: zal de vrouw kiezer worden ? . . . dan vraagt ge in werklijkheid : behoort de vrouw de verantwoorde-lijkheid op zich te laden om personen en eigendommen te be-schermen, welke taak tot nu toe door den man vervuld is als uitsluitend zijn plicht V

Het is omdat de Amerikaanscho vrouwen, door intelligentie en instinctmatig te gelijk, beseffen wat vele volksmenners weigeren in te zien, namelijk dat bescherming van personen en eigendom de voornaamste plicht eener regeering is, dat ze dezen plicht evenmin op zich moet nemen als dien van soldaat, brandweerman en politieagent.

Quintessence van uw gedaclitengang: de regoering heeft te beschermen en „ maatschappij en afzonderlijke

Het rijtuig dat Heribrand vervoerde reed omstreeks middernacht het voorplein op van het koninklijk paleis, terwijl een schamel huur-koetsje, met een enkel paard bespannen, er vandaan kwam. De generaal moest vijf minuten wachten in de adjudantenkamer, voor hij verzocht werd in het studeervertrek van den koning te komen. Deze kamer, niet groot maar zeer hoog, vormt den N.VV. hoek van het paleis. Ze heeft twee reusachtige balcons, het cénc uitziend op zee, open, het andere uitziend op het grooto terras dat naar de oorlogshaven daalt; en tusschen de twee balcons staat een zwart marmeren schoor-steen, waar dien avond, ofschoon het reeds half April was, vuur in brandde. Een electrische lamp, hoog hangend, verlichtte beter het ebbenhouten gebeeldhouwde beschot dan do slanke gestalte des konings die rechtop voor den schoorsteen stond.

Z.M. stak de hand toe aan den ouden generaal, die met zijn door do lamp verlicht gelaat, zijn spookachtige magerte en zijn sterk sprekende trekken, wel de schim van Don Quichotto geleek.

„Waarde generaal", sprak hij met een hartelijke stem die trilde van aandoening, „vergeef me dat ik u kom lastig vallen op dit uur. Ik had u noodig." '

Heribrand antwoordde tamelijk koel, dat hij altijd ter beschikking was van Z.M.

„Ik heb geen behoefte aan oen onderdaan," hernam de koning, nu ijskoud op zijn beurt. „Ik heb behoefte aan een vriend. Zijt ge ver-stoord op mij ?"

De generaal protesteerde, en Z.M. viel hem in de reden met de woorden „kom hierheen", vatte zijn arm, liet hem plaats nemen in een der leuningstoeltjes die naast het balcon stonden dat op zee uit-zag, ging zelf in het andere zitten en begon met hem te praten over de situatie. Hij deelde hem zijne gesprekken mede met den minister en de voorzitters der beide kamers, zeide dat hij zich voelde aan den vooravond van wat waarschijnlijk de gewichtigste daad van zijn loven zou zijn, dat hij ontzet was over zijn eigen diepe besluiteloosheid; dat hij van Heribrand een oordeel verwachtte, een positieven raad, en dat hij het vragen van dien raad niet tot den volgenden dag had kunnen uitstellen.

De generaal hoorde hem onbewegelijk aan, en antwoordde cen-voudig: „Sire, U.M. moet Lemmink aan 't bewind roepen."

burgers tegen geweld van buiten en van binnen". Voorts heeft zij te beschermen personen en eigendommen, die taak, volgens TJ, tot hiertoe uitsluitend vervuld door den man. Is dat waarlijk zoo, Mijnheer Boissevain, durft u heusch volhouden, dat de man in deze zijn plicht heeft volbracht volgens eer en geweten? Willen wij te zamen eens uitgaan op onderzoek?

Polemiseeren over het al of niet staatsburgerschap der Nederlandsche vrouw zullen wij hier niet: u spreekt over bescherming van personen en daarbij houden wij u aan uw rokje. Een persoon zij toch zeker wel.

Ten leiddraad zij het Burgerlijk Wetboek, uiting der mannen-regeering. Zij, de vrouw, kan, mag niet getuigen bij authentieke akten, geen deel uitmaken van een familie-raad; haar woord, haar bijzijn van evenveel waarde als dat van kinderen, idioten, maatschappelijke schandvlekken. Tot in het vervelende toe wordt zij geïncorporeerd bij het schuim der natie — uitgemaakt toch door het Strafwet-boek, dat zij niet thuisbehoort bij do zwakken van geest. U zult wijzen op de Kinderwetten, herstellende dit moois een ietsje, edoch, nog daargelaten, dat deze wetten ver-moedelijk in werking treden den dag dat worden ingeluid gelijktijdig Paschen en Pinksteren, wij hebben het over wat de man heeft gewrocht, niet over het spierinkje, dat desnoods hij wil offeren ter behoud van den kabeljauw.

Artikel 161 schrijft haar voor algeheele gehoorzaam-heid aan haar man, onverschillig of hij is dronkaard, woestaard, wellusteling. Ditzelfde artikel geeft hem het recht haar neder te zetten in dezen of genen achterhoek, terwijl hij verblijft in hoofd- of residentiestad of wel in het buitenland. Deze wet zoo subliem, dat geen enkele

Het gelaat van den koning betrok; hij zweeg, en een oogonblik later zonder een woord te spreken opstaande, verwijderde hij zich met langzame schreden, en ging staren in het vuur dat brandde in den haard. Ook de generaal stond op en, na haastig zijn oogen door het vertrek te hebben laten weiden, keek hij, stil op zijn plaats staande, den vorst strak aan. Zijn blik en zijn hoog loyaal voorhoofd droegen een wonderlijke uitdrukking van ernst en strengheid.

„Ge weet niet alles," zeide eindelijk Z.M., altijd nog in gepeins verzonken en zonder Heribrand aan to zien.

„Gij weet niet wat er in Europa gaande is. Ge kent niet de ver-plichtingen die wij op ons hebben genomen."

„Pire", antwoordde dadelijk de generaal, „als het verplichtingen zijn van het kabinet-Eersen, dan zijn ze vervallen; als het verplich-tingen zijn van U.M., dan veroorloof ik mij de eerbiedige vraag, waarom mij de eer werd aangedaan, naar mijn gevoelen te vragen."

Een glans van verontwaardiging gleed over 's konings gelaat. „Ik neem geen persoonlijke verplichtingen op mij", zeide hij op-

gewonden, „ik ben trouw aan de grondwet. Gij moest mij beter be-grijpen, generaal. Gij moest weten dat een regeoring soms onofficieele, niet zwart op wit geformuleerde verplichtingen kan aangaan, die het toch niet zoo gemakkelijk is te laten vallen."

De generaal antwoordde, dat de stemming van de kamer die ver-plichtingon stilzwijgend had afgekeurd.

„Spreek mij niet van de kamer!" riep de koning uit. „Buiten-landsche politiek is niet het werk van do kamer. Men leidt geen ongotenule paarden langs gevaarlijke wegen, terwijl men in een ge-sloten landauer zit."

„Men leidt do paarden niet, Sire, maar men weet waarheen men gaan wil, en zegt dat aan don koetsier. Het land wil den oorlog niet."

De koning zwoeg. „Ik kan onmogelijk," hernam Heribrand, „aan U M. den raad geven

dien zij wenscht to ontvangen."

Wordt vervolgd.

Page 5: New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa aar n he woort eed nimmen r vermoeid kampioen voo her t recht, hier de basis. U

E V O L U T I E , 117

rechter haar durft of wil in werking stellen. Zij staat daar dan ook maar alléén om de vrouw te doen gevoelen haar inferioriteit. Behoort die algeheele absorptie van het indi-vidu nu thuis onder de bescherming van personen ?

Als met haar persoonlijkheid gaat het met haar geldi haar werkkracht, tot zelfs haar kinderen. .Hij kan koopen' verkoopen, vervreemden, bewaren uit de huwelijksgemeen-schap al wat hem goeddunkt; zij mag alleen nemen wat noodig is en verbruikt wordt door en voor het gezin; zoo dit hem te veel is, kost het het hem één advertentie en geen broodje kan zij meer bemachtigen. Werken, ver-dienen, gebruik maken van haar gaven mag zij slechts met zijn toestemming. Zelfs de genezing van haar lichaam)

maar al te vaak besmet door zijn on voorzien tigheden of uitspattingen, kan hij tegenhouden. Onder den dekmantel van huwelijksgemeenschap, wordt haar ontfutseld elk menschenreeht, elke aanspraak op eigen-ik, of van haar hebben en houen. „Het do°l van elke regeering is de be-scherming van het leven, het eigendom, de eer der'burgers.''

Haar kinderen zoogt zij bij gratie des mans; in hoogste instantie, meestal stilzwijgend daartoe gemachtigd, is zij opleidster zijner kinderen. Verwijderen van haar doet hij hen echter, zoo dit hem lust, om ze in handen te geven desnoods van vagebonden en hoereerders; verkwanselen kan hij ze als kist, koffer, kast. Hij kan ze op doen sluiten in tucht- of verbeterhuis, alleen en uitsluitend op gezag van zijn door niemand bevestigd woord. Als pendant hier, tegenover die onvoorwaardelijke ge!oofwaardigheids-aan-nemiDg van den vader, art 358, doceerende, dat de moeder, die vraagt opsluiting van een harer telgen is kwaad-spreekster, leugenaarster, bekladster, ergo ter bevestiging van haar beweren noodig heeft twee getuigen, niet uit eigen familie — natuurlijk, als verwant zijnde aan haar, ook leugenaars van professie — maar uit die van den overleden man. Dadelijk zij hier aan toegevoegd, dat wij hoogelijk appreciëeren de tegenover haar genomen maat-regelen, mits zij ook in practijk worden gebracht tegen-over hem. Zelfs na zijn dood kan hij ze ontrukken aan haar gezag; ze stellen in andere handen, desnoods in die van haar ergsten vijand. Geen slaaf was ooit meer slaaf dan de gehuwde vrouw in ons land. Dat dit niet dagelijks wordt gevoeld, bewijst alleen, dat de verhouding der menschen onderling niet in overeenstemming is met de wetten. De man-eenling over het algemeen staat hooger dan de man als collectief. Toch drukt de wet met al haar kracht op duizenden van vrouwen, direct en indirect.

Zoo met de kinderen, die het hem gelieft te acceptee-ren ; de anderen, de buiten-echt geteelden, hij trekt hunner zich niet aan. Hun verzorging laat hij over aan de vrouw, wier schouders zijn te zwak om te torsen het o zoo zware stembillet. Uitgesloten heeft hij ze bij wet, die kinderen, welke hem niet lijken, daar staan als levende getuigen zijner ongebreidelde hartstochten, zijner nooit-nagekomen-beloften, van zijn bestialiteit; beroofd heeft hij ze van vader, moeder, familie, ze gemaakt tot paria's der maat-schappij, tot boucs émissaires zijner zonden — „het doel van elke regeering is de bescherming van het leven, het eigen-dom, de eer der burgers," niet waar, geachte schrijver van Dag tot Dag?

Waar het aangaat de vergemakkelijking van 's mans driften wordt de domme eensklaps wijze, de slavin vrije. Op sexueel gebied heet de zestienjarige volwassen, vol-

komen zich bewust van wat zij doet. Hij schept behagen in jong vleesch, ergo mogen hem niet worden gezet voet-angels en klemmen, moet hij kunnen schoffeeren zooveel en zoo dikwijls als zijn natuur hem er toe aanzet. Voor ons rijst op een meisje, zeventien jaar oud, mooi als een droombeeld, lelie-rein-donzig, oogenlust, bloem om naar te staren en te staren in verrukking, in bewondering; een schilderij van Raphaël of Rembrandt, waarbij men blijft van verre, uit vrees de adem zal wegwasemen iets van

I dat velouté, van die lichtstraling — eenjaar later, uitge-stooten door haar verwanten, stierf zij, overdekt met puisten en builen, in het gasthuis, nalatende een knaapje, veneriek, familieloos, later opgezonden naar een onzer koloniën. De schender natuurlijk geëerd, eerwaardig père de familie. Waarom ook niet ? Heeft hij dan iets zich te verwijten, iets misdaan ? Volkomen vrij spreekt hem de wet, gemaakt door vroede mannen. Zij, zij had be-hooren te wezen wijzer, kuischer, fatsoenlijker. En dat kind, dat brutale kind, durvende komen zonder dat hij het heeft verlangd, behoort thuis waar het is, onder bedelaars, onder vagebonden. Is het bij wet niet veroordeeld tot een straf, zelfs niet kunnende treffen falsaris, verkrachter, moordenaar? Is het niet verdoemd van af de wieg tot aan het graf? Kan hij daarentegen niet gaan het hoofd geheven; ontneemt men hem zijn familie, zijn burgerschaps-rechten, zijn stembillet ? Kan hij soms niet aanzitten onder 's lands rechters, geen deel uitmaken van de regeering, wier doel is de bescherming van het leven, het eigendom, de eer der burgers ?

Volkomen vervuld hun plicht hebben de mannen-regeerders voor wat aanbelangt hun sekse-genooten; in ieder hunner wetten echter geschreven in de meest dui-delijke taal : ben ik mijn zusters hoeder ? Mag dat zoo blijven ?

Wij staan aan een kruisweg; er moet worden geko-zen. Uitgemaakt moet worden, of zij is slavin, of wel burgeres. Alle veranderingen, hoe uitstekend ook in haar kern, gemaakt vóór haar doch zonder haar, houden haar in de positie der eerste, blijven gunsten der meesters, wankelbaar, veranderlijk, streng of genadig, al naar zijn luimen.

Pijnig U niet het hoofd, Mijnheer Boissevain, met de vraag, of nu wel alle vrouwen verlangen het kiesrecht, of op haar ook soms zal worden gelegd een plicht te zwaar voor haar physiek, haar intellect! Sla liever op uw Bur-gerlijk Wetboek, dat U zal leeren, men heusch nooit zoo scrupuleus was in het haar opladen van plichten. Vraagt U af, of gij wel mede moogt helpen aan de uitbreiding harer heerschers, zonder dat zij heeft ook maar eenig wapen om zich te verweren. Maar bovenal, becfenk dat in Het Handelsblad, uw blad, op 8 Oct. 11. wordt gezegd, besprekende de volksleeszalen: „Beweert men met den Heer ter Haar dat het volk er niet naar verlangt, welnu men leere het er naar te verlangen, 1'appétit vient en mangeant." Stel voor „ter Haar" uw naam, voor „volk" vrouw, voor „er" kiesrecht on, en durf dan nog blijven bij uw stelling.

Of, of geldt ook bij U dat alles slechts voor den man?

©ewqgcn, n\aar k llcïif bevonden. Do afgeloopon week was leerzaam voor hen, die den strijd om

vrouwenkiesrecht niet als urgent heschouwen, voor hen die vol vreugde

Page 6: New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa aar n he woort eed nimmen r vermoeid kampioen voo her t recht, hier de basis. U

118 JiVOLUTIË. en tevredenheid wijzen op de reeds tot stand gekomen verbeteringen en daaruit concludecrcn, dat urgentie van vrouwenkiesrecht geen directe eisch behoeft te zijn.

Als onze Tweede-Kamei-zitfcing van 13 en 15 October j.I., ge-tuigende van het reactionnaire onzer tegenwoordige Regeering en Kamer-meerderheid, uéno goede zijde had, is het, dunkt ons, deze: dat zij de oogen wel moest openen van hen, die nog altijd niet waren doordrongen van deze waarheid: „Ieder bepleit eigen zaak het best" dat zij de al-te-vcel-vertrouwenden wel moesten overtuigen, hoe onvast, hoe wankelbaar de positie is van hen, die afhankelijk zijn van anderer inzicht en niet voor eigen belangen kunnen opkomen.

Wij zeiden het al zoo vaak: alle verbeteringen, voor eenige groep in het leven geroepen, zonder medewerking van die groep, hebben slechts geringe waarde; bovendien wat de een geeft, kan door den op-volger weer worden teruggenomen, zonder dat de belanghebbenden zelven in de gelegenheid zijn, daartegen te waken. Sterker nog zien wij het thans gebeuren in ons land. Niet in den letterlijken zin wordt er teruggenomen, doch stevig toegegrendeld wordt een deur — wier openstaan aan eenigen twijfel onderhevig was — om bijtijds te voor-komen, dat door de mogelijke kier te avond of te morgen eenige vrouw naar binnen zou kunnen sluipen. En . . . hoogstwaarschijnlijk is het optreden dier reactie juist wel het gevolg van reeds behaalde over-winningen aan de zijde der vrouw.

De Kamer-overzichtschrijver van het Air). llitndeUblad releveerde ook reeds de toevalligheid, dat op denzelfden dag, waarop het Haagsche Hof het eerste pleit eener vrouw-advocate met succes be-kroonde, het Dinnenhof met vrij groote meerderheid de benoeming eener vrouw tot Gemeente-secretaris of -ontvanger voor onafzienbaren tijd onmogelijk maakte. Wie zal wagen te-beslisen of niet juist bij sommige dier conservatieve heeren het optreden eener vrouwelijke Mr. in de rechten het prestige-duiveltje heeft wakker geroepen en hem er toe heeft gebracht aldus te stemmen, om zooveel mogelijk verdere veroveringen te voorkomen? Het vermoeden is toch zeker niet uitgesloten. Want dat er sexe-ijdelheid in het spel is, leeren ons duidelijke de gevoerde discussién.

Aan de orde is een partiëele herziening der Gemeentewet, een herziening, waarbij de Minister van Binnenl. Zaken herhaaldelijk zegt te willen bestendigen den bestaanden toestand, te willen huldigen de bedoeling van den wetgever (Thorbecke), aan wien wij de tegenwoor-dige Gemeentewet te danken hebben. Bij zulk een partiëele wijziging past echter geen principieele beslissing, meent de premier, en daarom wil hij niet anders dan de wet aan duidelijkheid doen winnen. Om die duidelijkheid goed te doen uitkomen is in de artikelen ten opzichte van de benoembaarheid tot burgemeester, secretaris en ontvanger vóór het woord „Nederlander" ingelascht het woord „mannelijke".

Minister Kuyper beweert, Thorbecke heeft niet gedacht aan de mogelijkheid der benoeming van vrouwen, maar dan blijft het immers een open vraag wat de wet van '51 zou hebben gegeven, indien wel gedacht was aan vrouwen. Hoogstens mag men hier vermoeden, niet met wis-kundige zekerheid constateeren.

Doch al kon dit geschieden, dan nog zou het ons koud laten wat de wetgever van '51 eigenlijk precies wilde. Zoodra de Regeering den tijd gekomen acht om eenige wet geheel of gedeeltelijk te herzien, moet die herziening o. b. steeds beheerscht worden door de vraag: „Wat is in het algemeen belang?" en om die vraag goed te kunnen beantwoorden moet men een open oog hebben voor het heden, meer dan voor het verleden.

De inlassching van het woord „mannelijk" had dan ook de Heeren Smidt, Drucker, Bos, Ketelaar] en Pijnacker Hordijk gebracht tot het indienen» van een amendement, strekkende dit woord te doen vervallen. Volkomen juist zei de Heer Smidt in zijn toelichting op dat amen-dement:

„Over de redeifeering van den Minister naar aanleiding van de vermoedelijke bedoeling van den wetgever van '51 een enkel woord. De Minister zegt: men dacht destijds niet anders dan aan mannen en nu zal ik die gedachte in de wet cön-solideeren. Aangenomen eens — wat ik wel geloof — dat men in '51 slechts aan mannen dacht, is dan de wetgever van 1903 geroepen om te doen, wat des wetgevers van '51 was, moeten wij ons dan stellen op dat standpunt van '51? Wij maken hier thans niet de Gemeentewet van '51, maar herzien die wet van '51 in 1903, omdat die wet herziening eischt" . . . .

„Zou bijv. de wetgever der wet op de rechterlijke organisatie bij advocaten aan vrouwen hebben gedacht? Ik geloof het niet' Maar waar haar bepalingen het optreden der vrouw als zoo-danig niet verbieden, daar heeft ons Hoogste Rechtscollege ook geen bezwaren gezion een vrouw als advocaat toe te laten, evenmin als kort te voren een onzer rechtbanken".

Zoo is het: men heeft in '51 niet aan de vrouw gedacht, evenmin als bij de samenstelling der Grondwet in '48. Men heeft dus niet ge-sproken over haar benoembaarheid, maar ook niet over haar uitsluiting. Nu, in 1903, denkt de Regeering wel aan haar, edoch om haar formeel uit te sluiten.

Argumenten daarvoor? Geeue of wel zeer povere Wij mochten toch minstens verlangen van onze heeren wetgevers, dat zij hun streven kracht bijzetten door te bewijzen, dat dit gebaseerd is op liet algemeen belang. Dat hebben tenminste gedaan de voorstellers en voorstemmers van het amendement. Het algemeen belang is het beste gebaat als voor elk ambt wordt gekozen de meest geschikte persoon; nu laat zich het geval denken, dat bij eenige vacature zich wel voordoet een zeer geschikte vrouw, doch dat onder de mannen ter keuze de ge-schiktheid minder groot is. Het publiek belang zou dan eischen, dat de vrouw benoemd werde. Alleen dus, wanneer men kan aantoonen, dat de vrouw steeds minderwaardig is, zou er reden zijn haar uit te sluiten. Maar ook dan nog zou zulk een uitsluiting niet bij wet be-hooven te worden vastgelegd, want dan zouden immers de van-dc-minderwaardigheid-der-vrouw-overtuigden zeker weten, dat de meest-geschikte toch altijd is een man; dan behoefden zij dus niets te vreezen en konden het vrij wel aan de toekomst overlaten. Of zijn zij misschien overtuigd, dat bij dergelijke benoemingen protectie een veel grootere rol kan spelen, dan voor 's Lands welzijn gewenscht is ?

Zij behoefden niets te vreezen, schreven wij; want inderdaad heel de discussie doet — zoo tusschen de woorden in — hooren, dat men bang is overvleugeld te worden, den rang van eerste-vioolspeler te verliezen, ' t Is alsof binnen een niet te ver verwijderde toekomst de man zoowat overal door de vrouw zal zijn vervangen. Terecht zei de Heer Smidt, na te hebben aangetoond, hoe in tal van vertrouwens-posten vrouwen evengoed haar functie hebben weten waar te nemen als mannen: „wij stellen niet voor per se vrouwen te benoemen, doch alleen haar benoeming mogelijk te maken." Die mogelijkheid echter brengt de clericale elementen al zoo van streek, dat de een nog harder doorslaat dan de ander.

Wie in zake doorslaan do palm der overwinning mocht weg dragen ? De Heer Heemskerk, voor onze lezers een goede (of liever niet-goede) bekende; men denko maar eens aan 's Heeren Heemskerks houding tegenover de Amsterdamsche telefonisten, wier arbeid hij met zoowat niets of half geld wilde loonen, omdat, omdat de meeste toch bij bloedverwanten in huis zijn. Zou het niet eerlijker wezen, wanneer mannen als de Heer Heemskerk wat minder streden tegen de openlijke prostitutie, doch liever niet aldus in de hand werkten de clande-stiene of de geregistreerde (d. z. de huwelijken, gesloten om den wille van het onder-dak-zijn)

De Heer Heemskerk beklaagt zich, dat er steeds wordt gevraagd: Zijn de mannen dan meer geschikt dan do vrouwen? Hij acht het moeielijk daarover te spreken; wij ook, doch uit gansch andere be-weegredenen. Wij vinden dat men niet mag gcneraliseeren; dat men bij geen enkel vak, beroep, ambt of waardigheid mag spreken over den man en de vrouw, maar — ofschoon hij even later zegt, dat het soms moeite kost geschikte mannen voor sommige betrekkingen te vinden —• geeft hij als moeiclijkheid op, dat wie een meening ver-kondigt, niet naar den zin van sommige feministische voorvechters en voor-vechtsters, op vrij onheusche wijze in de pers der feministen behandeld wordt. Kom, mijnheer Heemskerk, wees eens ridder sans peur et xans reproche, zoo gij dat kunt, en wijs ons aan, waar en wanneer gij onlieusch behandeld zijt. Het stellen van meening tegenover meening en het wederleggen van anderer opinie kan toch niet bestempeld worden met den naam van': ouheusch. Zoo ja, dan mag de Heet H. zich wel eens afvragen, hoe vaak hij andoren onheuxch behandelt.

„Het kost soms moeite geschikte mannen te vinden". Een gewoon mensch zou zeggen: Hoe gelukkig voor het algemeen belang, dat er in dat geval gesehik'e vrouwen gevonden worden. Neen, zegt de Heer Heems-kerk: „het zou wel treurig zijn, wanneer de man zich zelven het brevet moest geven van ongeschiktheid en uitkomst moest zoeken bij de vrouw". Hadden wij gelijk, toen wij schreven, dat het prestige-duiveltje aan den gang was geweest ?

Voorts vraagt hij: „Is het de roeping van de vrouw op publiek terrein de leiding te hebben ?" Dat durven zeggen mannen, die zoo dicht bij do Kroon staan. Die woorden uitende, voelt hij onmiddellijk hoe hij eigen Souvereine hiermede beleedigt; hij tracht dit goed te praten, door de vrouwen, die aan het Hoofd van Konink- of Keizerrijk staan, te noemen exceptionneele gevallen, voortvloeiende uit de erfelijke monarchie om de Regeering te houden in de dynastie, welke aan het

"I

Page 7: New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa aar n he woort eed nimmen r vermoeid kampioen voo her t recht, hier de basis. U

EVOLUTIE. 119 Hoofd van hot land geplaatst is. „Zulke vrouwen kunnen versierd zijn met grooto gaven van hoofd en hart."

Kunnen het zijn, o zeker, maar ook andere vrouwen kunnen dat, doch — aldus redeneert de Heer 8. „wij moeten vasthouden aan het heginsel, dat in het algemeen do leiding behoort aan don man". . . . Het feminisme breekt met de leer, dat de man een zeker gezag moet hebben over de vrouw." Alweder komt hier de sexe-ijdelheid als een leelijk aapje uit den mouw. Men moot al heel weinig monschen-kennis hebben om in al zulke uitdrukkingen niet te voelen den spijt, die sommige mannen bezielt, als zij tot het besef komen dat, hoe meer de vrouw aan zelfstandigheid wint, des te minder zij slavin blijft en onderdanig is aan den wil, do nukken, do hartstochten van den heer gemaal, 't Zijn altijd do mannen, die voornamelijk in do vrouw zien het „wijfje", welke haar het verst trachten te houden van den arbeid, die haar zelfstandig maakt.

Een waardig ovenknie van den Heer H. op het gebied der logische rcdeneerkunde is Ds. Talma. Terecht zegt de Heer v. d. Zwaag van hem, dat hij optreedt als uitlegkundigo doch aan het uitleggen gaat op een wijze, dat rncn zich afvraagt: „ben ik nu gek of ben ik zoo beperkt van verstand, dat ik noch het een, noch het ander kan vatten?" Men oordeele:

„Ik zou het betreuren, wanneer do Regeering zich op het standpunt had gesteld: wij willen de deur dicht doen voor de vrouw De Regeering heeft zich m.i. op hot standpunt geplaatst: de deur is dicht, maar om alle dubbelzinnigheid weg te nemen en om te voorkomen, dat door dubbelzinnigheid van dat artikel een benoeming plaats heeft, die in strijd zou zijn met do wet, zullen wij de betrokken artikelen wijzigen. Do Regeering heeft iets gezegd, waarover ik mij in zekeren zin verblijd, dat het n.1. niet aangaat, om deze zaak incidenteel te regelen. Daaruit blijkt, dat de Regeering niet meent, dat de zaak afdoende geregeld is. Ik zie met vertrouwen tegemoet, dat in de wetten, die van deze Regeering uitgaan en er zijn er te noemen, die daarvan reeds blijk geven, de vrouw niet eenvoudig zal worden buitengesloten, maar er voor zal worden gezorgd, dat zij dien invloed kan uitoefenen, die haar toekomt."

Wat is dat nu voor redeneering? Als de deur open stond, zou het jammer wezen in mijn oogen, wanneer de Regeering haar dicht deed; dan zou der vrouw (en misschien ook der maatschap) onrecht worden aangedaan. Nu echter volgens de opvatting van sommigen do deur open is, volgens anderen dicht, nu vind ik het uitstekend, dat zij dio de macht thebben het tot dusver — laat ons zeggen on-bewust — gepleegde onrecht te herstellen, de deur grendelen, opdat men voortaan zeker wete, dat er onrecht geschiede. Incidenteel recht-doen is uit den booze; laat ons daarom incidenteel onrecht-doen. Wel willen wij zoo'n paar phrasetjes zeggen, waarmede wij later den femi-nisten hopen wijs te maken, dat wij ons niet tegen hun streven durven koeren — je kan nooit weten, hoe je ook die monschen nog noodig ! kunt hebben — maar toch zal ik mijn invloed gebruiken om dat streven tegen te werken; ik zal mij scharen aan de zijde der Re-geering, wier ongenade ik mij niet gaarne op den hals zou halen.

Alvorens do Minister van Binncnl. Zaken het standpunt der Regeering toelichtte, was, behalve door de reeds genoemde Kamer-leden, de Hoeren Smidt en v. d. Zwaag, gepleit vóór het amendement door de Hoeren Schaper en Goeman 13orgesius. De eerste noemde dit Regeeringsvoorstel: „weer een gewelddaad, door de mannelijke helft, die het heft in handen heeft, gepleegd tegenover de vrouwelijke helft, aan welke geen rechtstreekschen invloed op de wetgeving is toege-kend." Volkomen waar, maar zou de Heer Schaper nu uit zijn eigen woorden niet moeten concludeeren, dat het door hem en zijn partijge-nooten ingediende wetsontwerp in zake Grondwetswijziging om te komen tot algemeen kiesrecht voor mannen on vrouwen, precies aan hetzelfde euvel lijdt als de Gemeentewet van '51? In hun ontwerp wordt bij Grondwet niet van vrouwen gerept, bij hun additioneele artikelen wordt wel van uitsluiting gesproken; al is nu volgens be-weren der ontwerpers vrouwenkiesrecht mogelijk, 't zal daarmee gaan als met het mogelijke van een benoeming tot burgemeester, secretaris of ontvanger onder de wet van '51.

Voorts bestreed de Heer Schaper 's Ministers argument als zou de betrekking van ambtenaar aan den burgerlijken stand een zoo ver-antwoordelijke en zelfstandige positie zijn, dat men daartoe een vrouw niet zou kunnen benoemen. M. a. w. de vrouw mist verantwoordelijk-heidsgevoel en zelfstandigheid; de man echter bezit dat wel. Met cijfertjes, ontleend aan de jongste beroepstelling, toonde de Heer Schaper aan, dat vele vrouwen thans reeds een zeer verantwoordelijke betrekking bckloedcn en dus — al mag men daarnaar niet generali-sceren — dat er zulke verantwoordelijke en zelfstandige vrouwen

gevonden worden, evengoed als er mannen met geheel togenovergc-stelde eigenschappen zijn. Mogen wij nu, omdat er wel eens zoo hier en daar een notaris, een ontvanger, een gomeente-secretaris of een burgemeester geknoeid heeft of met toevertrouwd geld op den loop is gegaan, mogen wij nu zeggen: ziet ge wel dat de man onbotrouw-baar is ? Neen : maar evengoed ontzeggen wij anderen hot recht om in deze te genoraliseeren. Wij blijven steeds beweren, n'en déplaiso den Heer Heemskerk, dat bij een benoeming, vooral als zij van ge-wicht is, men heeft te letten op het individu, niet op jas of japon.

Ook de Heer liorgesius ontzenuwde het argument van onbetrouw-baarheid, door te wijzen op hetgeen door vrouwen reeds gepresteerd is, met name op het gebied van het onderwijs, tevens daarmede ver-nictigende den basis, waarop de Regeering zich had gesteld: „dewet-gover van '51 heeft niet aan de mogelijkheid gedacht." Bij de wet op het middelbaar onderwijs wordt alleen gesproken van „directeur" en „leeraar" en toch heeft — zelfs deze Minister van Binnenlandsche Zaken — niet belet, dat een vrouw werd benoemd tot „leeraar" aan de 11. B. F. voor jongens. Ofschoon de wet op het lager onderwijs wel degelijk'spreekt van „onderwijzers" en „onderwijzeressen", noemt zij, waar zij handelt over het toezicht, alleen „schoolopzieners." Toch is in later tijd de vrouw ook tot deze functie geroepen.

Om den Heer Heemskerk te overtuigen, dat het niet alleen oen zeker deel der feministische pers is, welke door do onlogische en jjdeltuiterige redeneeringen van sommige, de vrouw als speelgoed beschouwende mannen in verontwaardiging kunnen ontstoken, willen wij dit gedeelte van ons artikel besluiten met de opname van een brief, die niet bedoeld was voor ons blad, doch als een persoonlijke uiting van heiligen toorn, ons werd toegezonden en dien wij als kenschetsend, in de hoop dat de schrijfster ons het niet kwalijk zal nemen, in onze kolommen opnemen.

* *

„Voor mij de Courant mot de besprekingen op het Binnenhof, in zake do benoembaarheid tot burgemeester.

Ondanks 's Meeren v. d. Zwaags m. i. juist betoog over gemis aan logica in de debatteering der Heeren Heemskerk en Talma, die natuur-lijk tegen het voorstel van de Heeren Smidt, Drucker, Bos, Ketelaar en Pijnacker-Hordijk te velde trokken, ondanks dit en meer geer juiste opmerkingen in de toelichting des Heeren Smidt, dorst de Min. — en dat is hij, dio het dichtst staat bij H a a r , welke met het hoogste gezag in den lande is bekleed, te spreken van de deur gesloten houden voor de Vrouw.

Terwijl ik zit te peinzen over dit alles mot verontwaardiging — en wie onder de vrouwen die denken, zullen niet met mij verontwaar-digd wezen, — rijst bij mij de zucht, al was het maar 5 minuten achter de. deur te mogen staan, door den Min. en zijn geestverwanten zoo zorgvol gesloten gehouden, om hen in hun bijbeltaal te kunnen toe-

i voegen, desnoods doorliet sleutelgat: „Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen."

Maar, weet wel, Hoeren, al ware do deur gesloten en vernageld, gesloten met zeeën zegeten, zij z a l wankelen in haar voegen, do tijd is voorbij om het hoofd er tegen te pletter te slaan — erboven — er bezijden zullen zij komen, door U zoo angstvallig geweerd, niet als smcekelingen, niet als dankbaren voor een genoten gunst, neen, fier en met opgerichten hoofde komen zij haar mcnschen-rer/t'rn eischen. Gij durft, terwijl gij do V r o u w , bekleed met het hoogste gezag het meest nabij zijt, IT aldus van het recht der Vrouw, haar zoo lang onthouden, afmaken door zelf te midden der Volksvertegenwoordiging te erkennen dat do deur voor haar gesloten ix en moet blijven.

Dit alles overdenkende komt het Maandblaadje van Vr.-Kiesr. hetwelk, o bittere Satire! een geest van tevredenheid ademt, omdat er reeds zooveel voor de Vrouw is gedaan.

Wat echter erkend wordt, steeds meer en meer, is dat om voor de Vrouw iets te bereiken kracht noodig is geweest, uitgaande van de Vrouw zelf, dat die kracht uitging van die vrouwen, welke staande buiten partijen, strijd hebben gevoerd en wel heiligen strijd.

En nu, na alles wat reeds is geweest moeten wij wederom hard, zeer hard strijden om te komen tot do meest billijke voorwaarden.

Wisten wij toch maar raad om bij die deur te komen ! De Vrouwen hebben het nu. ook zeer noodig dat voor haar de

trom geroerd wordt, want zonder dat komen zij er heusch niet." (Wordt vervolgd.)

binnen de ^cn^cn. Het volgende adres is verzonden aan de Tweede Kamer der

Staten-Generaal: „De Vereeniging ter behartiging van de belangen der Vrouw," opge-

richt 16 Januari 1895, als rechtspersoon erkend 3 Februari 1896, met belangstelling gelezen hebbende het nieuwe Ontwerp tot wijziging van do Wet op het Notarisambt, verzoekt Uwe Vergadering eerbiedig door

Page 8: New Veertiendaagsch Blad voo de Vrouwr · 2012. 2. 26. · Handehblad, 2 Ocfc 1.1.. Singulier, waa aar n he woort eed nimmen r vermoeid kampioen voo her t recht, hier de basis. U

120 E V O L U T I E

een kleine wijziging van Art. 23 dier Wet voortaan ook vrouwen als getuigen bij Notariële akten toe te laten..

Zij meent, dat daardoor een groto verbetering zou worden aange-braoht, daar do tegenwoordige uitsluiting der vrouwen in strijd is mot een zuiver, steeds meer erkend rechtsbeginsel on alleen een uitvloeisel van het verouderde rechtsbegrip, dat ook nog do bepalingen van liet Burgerlik Wetboek omtrent de vrouw beheerst.

Zodra de cis, dat do getuigen moeten zijn „pan het manneJik ge-slaeht" vervallen is, kunnen vrouwen even goed als mannen voldoen aan al de eisen in Art. 23 aan de getuigen gesteld.

Zij durft de hoop koesteren, dat Uwc Vergadering voor deze kleine wijziging te vinden zal zijn, te meer, daar anders genoemd Artikel allicht een belemmering zon kunnen zijn bij een eventuele herziening van het Burgerlik Wetboek.

Met verschuldigde eerbied, Namens de Vereniging voornoemd,

D. SANSON, Presidente. M. W. H. RUTGERS—HOITSEHA,

ROTTERDAM, Oktober 1903. Ie Secretares.

Binnen acht dagen hebben wij over de vrouw hooren oordcelen twee mannen, verschillend van positie, van leefwijs, van opvoeding, èèn, volkomen èèn echter op twee punten: minachting voor do vrouw; overkropte, ontembare woede, wijl al meer en meer zich openbaart, dat de vrouw is mensch: zij niet is de inferieure die men meende, hij niet de superieure die hij zich waande. Wel moet geweldig zijn ge-weest do wrok over geleden nederlaag, wel moet slaging der tegen-partij de keel hebben gepijn-prangd, alvorens een advocaat-generaal, vertegenwoordigende het Openbaar Ministerie over zijn lippen laat komen woorden als op 8 Oct. geproken door Mr. Reitsma bij het eerste pleidooi van Mr. van Dorp. Wel moeten gespannen geweest zijn de zenuwen, wel moet het hebben gechaost in zijn hersenen, wel moe* het do vrouw Mr. daarin hebben gesuiseld, gesisseld, dat hij, alles vergetend, zijn waardigheid, de gewijde omgeving, de cliënt, uiting gaf aan zijn overkropte woede. Orana jam fiunt fieri quae posse negabant (al wat men onmogelijk achtte ziet men zoowaar gebeuren), om daarna te debiteeren, dat, of de vrouw-advocaat is in het belang van het recht, nog blijft een open vraag, haar optreden echter niet voorziet in een lang gevoelde behoefte, daar de balie nog geen gebrek heeft aan leden. Waar bij een deel dor balie wel gebrek aan is, zouden wij zoo zeggen, is aan kennis der geschiedenis van het advocaten-vak. De vrouw-advo-caat niets nieuws meer. In Amerika zetelt zij al jaren, in Frankrijk ook al 'n poosje. Pleiten deed de vrouw al in Rome. En, neen Heer Reitsma het is om van te griezelen, in het 13e on 14e ceuwsch Italië was zij zelfs professor in de rechtsgeleerdheid.

Installeert deze advocaat-generaal op dusdanige wijze elk voor hot eerst pleitend advocaat'? Wijst hij ook hem er op, dat de balie wer-kelijk al rijk genoeg was aan ledenV Stelt hij ook dan het probleem: zal het advocaatschap van dozen man zijn in het belang van het recht? Niet noodig. JVan die halfdronken rondjooldcrs, zwijmelende in de rijtuig-kussens, in een hand de waggelende flesch, in de andere het klots-klotsende glas, mag men immers verwachten, dat zij zullen beschaven ons recht. Van die poenen, den jongeren makker dwingende tot zuipen, zuipen, zuipen, binnendringende de huizen der burgers om er te voet-pletteren oude vrouwen en mannen, weet men toch met zeker-hoid, dat zij zullen amolioreeren het recht. Van hun kaliber heeft de balie nooit te veel leden.

Onbekookte nijd deed de Heer Reitsma voorbijzien, dat geen enkel advocaat wordt advocaat, louter en alleen omdat publiek behoefte heeft aan een advocaat. Hij wordt het, omdat hom aantrekt dit vak meer dan oen ander, of wel, het hem opent het vooruitzicht van een ruim-betaalde, hoog-helfende landsbedicning, of wel van een lucratieve practijk. Zoo is advocate geworden ook Mevr. E. C. v. Dorp — misschien, neen bijna zeker, heeft bij haar daarbij nog voorgezeten het willen be-wijzon, dat de vrouw kan halen het meesterschap in de rechten. I Waarom nu eigenlijk had zij, en zij alleen, onder al de juridische studenten zich af te vragen: is er wel behoofto aan meer advocaten? Er zijn huishoudsters te over, voor één aanvrage honderd sollicitanten, toch gelooven wij te mogen veronderstellen, dat Mr. Reitsma vond ook Mevr. v. Dorp, in stede van to advocateren, dit corps nog maar had moeten vermeerderen met haar persoontje.

Heer Reitsma heeft zich vergaloppeerd. Dank zij echter zijn mis-pas heeft in de rechtzaal plaats gehad een steekspel, waarbij, dit er-kennen zal zelfs de advocaat-generaal, de prijs is gewonnen door de vrouw. Hij. man, zwijger bij natuur, bij wetenschap van intense kracht, hij heeft zijn mond voorbij gepraat; zij, vrouw, lostongig van nature, babbelaarster van origine, zij heeft gezwegen. Hij, geagiteerd, goïrri-teerd, heeft over boord geworpen zijn prestige, ainbts-eerwaardigheid. Aan welken kant hier de lichtgeraaktheid, de gevoelsovermeestoring, steeds genoemd een speciaal vrouwelijke eigenschap ?

Naast deze man van beschaving, van opvoeding, staande op de hoogste ladder der maatschappelijke samenleving, Klaas Kater, Vice-voorzitter van Patrimonium. Gevierd zijn 70sten verjaardag door de leden zijner Vereeniging in Brllevue. Aanspraken, loftuitingen zonder tal. Eindelijk het woord aan hem en daarbij, doelende op zijn vrouw, rolt over zijn lippen: „Was ik ooit getrouwd met een „dame", ik zou haar voor mij uit getrapt hebben" — hoe jammer dat hij niet was op 8 Oct. in de Haagsche rechtszaal! Wa t zou hij er hebben uitgetrapt de Mr. Reitsma niet behagende Mevr. v. Dorp—. , Het Handelsblad'' teekent hierbij aan : „Als Klaas Kater mocht hij zeggen, wat hij als meneer Kater

had moeten verzwijgen" — maar toch had gedacht! Voor die drie man-nen, zoo verschillend van werkkring, voor den juridischen hoogwaardig-heidsbekleeder, den metselaar, den journalist, voor dio allen de vrouw een ding, een voorwerp, een meubel, dat heeft te blijven staan waar men het zet, of anders wordt weggetrapt. Zouden zulke mannen niet voelen, hoe zij aldus redenecrende, zich aanstellen als knaapkens in den kindorstool, vuiststampende eigen kopske, wijl poes, te fier om te willen dienen tot speelgoed van tyrannetjes, zich heeft ontworsteld aan hun greep ? Zouden heusch zij zich inbeelden, dat zij zijn in de oogen hunner respectieve cchtgenooteu zulke idealen, dat nooit iets haar tegenstaat in hun manier van doen ? Of wel zeggen zij : wij zijn de modelleur, zij slechts het gips ?

Klaas Kater — tegen onze gewoonte in noemen wij hem geen Mijnheer, niet omdat hij eenmaal hanteerde het houweel, wat niets afdoet aan het al of niet heer-zijn, maar omdat zij bruut-dierlijke uit-drukking hem, half-wilde, in ons oog onwaardig maakt dien titel, waarin wij zien „beschaafd mensch" — kon, heeft nooit kunnen komen in de verzoeking zijn woorden om te zetten in daden: „een dame" dat wil zeggen, een vrouw met eigenwaarde, een vrouw-mensch in de volle beteekenis, zou nooit htbben genomen hein die, afgaande op zijn woorden, in do vrouw slechts ziet do slavin, hebbende zich te gedra-gen. op poene van lijfstraf, naar zijn willen. „De dame" legt niet af haar individualiteit, evenmin als zij dit vergt van den man.

Hoog-staand zeker die mannen in wier midden één dorst debiteereu zoo iets! Wat veredelend dat geboog op zijn vuisten! Hoe ziels-heffend die taal voor de jongeren, hun leerarende: als uw moeder niet is marionet van uw vader, krijgt zij opslag; als uw toekomstige vrouw handelt tegen uw begeeren, moot gij haar voor u uittrappen zooals gij nu doet den voetbal! En do vrouwen, daar aanwezig! Stonden slaven dan ooit op tegen hun hoeren?

Au fond mr. Keitsma's en Kater's en Douwes uiting — deze laatste somde onlaugs op onder de zonden van het heden ook de emancipatie der vrouw — tot razernij voerende desillusie. Superieur was van eeuwen de man in denken, in handelen — ook in drinken en moorden —; laag, laag, heel laag beneden hom moeder, vrouw, zuster, dochter, en nu, nu zou hij moeten worden haars gelijke? Dat nooit, zei va'n Spcyk! Als je altijd van af je pedestal hebt neder-gekeken op zoo een menschke en het komt dan naast je staan, waaruit blijkt dat het is precies oven groot, neen zeker het is niet prettig, vooral wanneer je voelt, dat je boenen niet zijn zoo stevig als je wel dacht.

Je er in schikken, mannetjes, je er in schikken, het is al wat er opzit. Vooral niet galachtig worden, dat geeft allicht congesties. Hoogst gevaarlijk! En het zou zoo jammer zijn, indien daar stierven mannen, verkondigende zoo geostige, zoo leerrijke, zoo ver-hevene, zoo piquanto, zoo komische dingen!

'Vei^adcringei]. In de gewone huishoudelijke vergadering van de „ Vereeniging tot

Behartiging van de Belangen der Vrouw" te Rotterdam, op Donderdag 8 October, werd besloten adhaesio te betuigen met het adres van het Bestuur der Vereeniging tot verbetering pan den Maatsehappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland, betreffende het Ontwerp-Gemeentowet. Dit adres komt op tegen het uitdrukkelijk uitsluiten der vrouw van het Hurgemeosterschap, de betrekkingen van secretaris, ontvanger en ambtenaar van den burgerlijken stand, welkq ten deelc althans tot dusver formeel voor haar onbereikbaar waren.

Tevens werd besloten een adres to zenden aan de Tweede Kamer, betreffende de Wet op het Notarisambt, vragende do vrouw voortaan toe to laten als getuige bij notarieele akten.

A d v e r t e n t i e n.

VRIJE V R O U W E N V E R E N I G I N G , geaffdieerd aan den Nationalen Vrouwenraad.

Huishoudelijke Vergadering op Woensdag 28 October 1903,

's avonds 8^-ft uur in het lokaal EENSGEZINDHEID, Spui.

A G E N D A : 1. Mededeelingen en ingekomen stukken. 2. Lezing van Mevr. M- Schaafsma, over: Aurora Leigh.

Entree voor vrouwen 10 cents. HET BESTUUR.

DRUKKERIJ ELSEVIER, VAN OSTADESTRAAT 299, AMSTERDAM.