Nederland laat subsidies liggen

3
SEPTEMBER/OKTOBER 2007 f.inc 17 De Europese subsidies die vanuit Brussel worden verstrekt zijn gebonden aan strenge regel- geving. Nederlandse gemeenten vragen hierdoor minder EU-subsidies aan, en lopen daardoor miljoenen euro’s mis. Hoe verkoop je dit aan de Nederlandse burger die relatief veel bijdraagt aan de Europese Unie. Geldt het excuus dat de administratieve regelgeving te zwaar is voor de Nederlandse gemeenten? De EU stimuleert echter transnationale samenwerking: voor Nederland dé kans om zich internationaal te profileren. nederland laat subsidies liggen overheid gemeenten vinden administratieve eisen te zwaar Door Ingeborg Koning Door de strenge administratieve eisen worden veel projectkosten van de deelnemende gemeenten als niet-subsidiabel beoordeeld. 95 procent van de Nederlandse gemeenten beoordeelt de verantwoor- ding ervan dan ook als ‘moeilijk’. Gebruikers van bijvoorbeeld het Europees Sociaal Fonds (ESF) weten dat zij moeten voldoen aan strenge eisen bij de aanvraag van subsidies – een tijdrovend proces. Bovendien sloot het Ministerie van Sociale Zaken en Welzijn eind vorig jaar plotseling het subsidieloket. Door een ‘communicatiefout’ van het ministerie moesten veel gemeenten hun projectplannen tijde- lijk uitstellen. Ook dit soort incidenten zorgt ervoor dat gemeenten niet staan te springen om EU-subsi- dies aan te vragen. Daarnaast zijn kleine gemeenten onvoldoende kwalitatief bemensd om aan de strenge subsidieaanvraageisen te voldoen: de EU- subsidiekennis is er niet en is daarbij vaak te duur om in te huren. De grote gemeenten zijn vaak wel goed ingericht om een subsidiebureau of expert- team op te zetten. De subsidiekennis is daar vaak intern voldoende aanwezig. 264 miljard naar arme lidstaten Het gevolg van deze negatieve ervaringen is dat Nederlandse gemeenten minder EU-subsidies aan- vragen. Van de Europese Structuurfondsen gaat de komende vier jaar 78 procent, oftewel 264 miljard, naar de armere lidstaten zoals Polen, Portugal en Ierland. Tussen 2007 en 2013 zullen uit deze Struc- tuurfondsen 336 miljard euro worden uitgetrokken, bestemd voor cohesiebeleid, met het doel de sociaal- economische ongelijkheden in de Europese Unie weg te werken. Het risico bestaat echter dat de arme lidstaten niet kunnen voldoen aan hun verplichtin- gen zoals cofinanciering, wat een voorwaarde is om voor een EU-subsidie in aanmerking te komen. Andere meer ervaren landen op subsidiegebied zijn Engeland en Spanje. De gemeenten in deze lidstaten hebben hun administraties conform EU-regelgeving ingericht en zijn ervaren in het subsidieproces. Hierdoor heeft bijvoorbeeld Engeland een groter deel van de EFRO-gelden (Europees Fonds voor Regi- onale Ontwikkeling) voor Doelstelling 2 – middelen om de economische aantrekkingskracht van een stad te verhogen – naar zich toe getrokken. Het directe gevolg: Nederland heeft minder geld ter beschikking voor het opknappen van achterstandswijken en het verhogen van de economische aantrekkingskracht van de grote steden dan in de vorige periode. achterstand inlopen De convergentiedoelstelling (zie figuur 1.) heeft tot doel groeibevorderende omstandigheden en facto- ren te stimuleren om de minst ontwikkelde lidstaten en regio’s hun achterstand te laten inlopen. 84 re- gio’s in 17 lidstaten komen hiervoor in aanmerking. Deze regio’s hebben samen 154 miljoen inwoners en een BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75 procent van het EU-gemiddelde. Voor de conver- gentiedoelstelling is 251,1 miljard euro beschikbaar: 81,5 procent van 308 miljard. De 12,5 miljard voor de ‘uitfasering’ komt terecht bij 16 regio’s met in totaal 16,4 miljoen inwoners, die een BBP hebben dat door het statistische effect van de grotere EU maar net boven de drempel ligt. De doelstelling ‘regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid’ beoogt het concurrentievermo- gen en de aantrekkelijkheid van, en de werkgele- genheid in regio’s die niet voor de convergentiedoel-

Transcript of Nederland laat subsidies liggen

Page 1: Nederland laat subsidies liggen

SEPTEMBER/OKTOBER 2007 f.inc 17

De Europese subsidies die vanuit Brussel worden verstrekt zijn gebonden aan strenge regel­geving. Nederlandse gemeenten vragen hierdoor minder EU­subsidies aan, en lopen daardoor miljoenen euro’s mis. Hoe verkoop je dit aan de Nederlandse burger die relatief veel bijdraagt aan de Europese Unie. Geldt het excuus dat de administratieve regelgeving te zwaar is voor de Nederlandse gemeenten? De EU stimuleert echter transnationale samenwerking: voor Nederland dé kans om zich internationaal te profileren.

nederland laat subsidies liggen

overheid

gemeenten vinden administratieve eisen te zwaar

Door Ingeborg Koning

Door de strenge administratieve eisen worden veel projectkosten van de deelnemende gemeenten als niet-subsidiabel beoordeeld. 95 procent van de Nederlandse gemeenten beoordeelt de verantwoor-ding ervan dan ook als ‘moeilijk’. Gebruikers van bijvoorbeeld het Europees Sociaal Fonds (ESF) weten dat zij moeten voldoen aan strenge eisen bij de aanvraag van subsidies – een tijdrovend proces. Bovendien sloot het Ministerie van Sociale Zaken en Welzijn eind vorig jaar plotseling het subsidieloket. Door een ‘communicatiefout’ van het ministerie moesten veel gemeenten hun projectplannen tijde-lijk uitstellen. Ook dit soort incidenten zorgt ervoor dat gemeenten niet staan te springen om EU-subsi-dies aan te vragen. Daarnaast zijn kleine gemeenten onvoldoende kwalitatief bemensd om aan de strenge subsidieaanvraageisen te voldoen: de EU-subsidiekennis is er niet en is daarbij vaak te duur om in te huren. De grote gemeenten zijn vaak wel goed ingericht om een subsidiebureau of expert-team op te zetten. De subsidiekennis is daar vaak intern voldoende aanwezig.

264 miljard naar arme lidstatenHet gevolg van deze negatieve ervaringen is dat Nederlandse gemeenten minder EU-subsidies aan-vragen. Van de Europese Structuurfondsen gaat de komende vier jaar 78 procent, oftewel 264 miljard, naar de armere lidstaten zoals Polen, Portugal en Ierland. Tussen 2007 en 2013 zullen uit deze Struc-tuurfondsen 336 miljard euro worden uitgetrokken, bestemd voor cohesiebeleid, met het doel de sociaal-economische ongelijkheden in de Europese Unie weg te werken. Het risico bestaat echter dat de arme lidstaten niet kunnen voldoen aan hun verplichtin-gen zoals cofinanciering, wat een voorwaarde is om voor een EU-subsidie in aanmerking te komen. Andere meer ervaren landen op subsidiegebied zijn Engeland en Spanje. De gemeenten in deze lidstaten

hebben hun administraties conform EU-regelgeving ingericht en zijn ervaren in het subsidieproces. Hierdoor heeft bijvoorbeeld Engeland een groter deel van de EFRO-gelden (Europees Fonds voor Regi-onale Ontwikkeling) voor Doelstelling 2 – middelen om de economische aantrekkingskracht van een stad te verhogen – naar zich toe getrokken. Het directe gevolg: Nederland heeft minder geld ter beschikking voor het opknappen van achterstandswijken en het verhogen van de economische aantrekkingskracht van de grote steden dan in de vorige periode.

achterstand inlopenDe convergentiedoelstelling (zie figuur 1.) heeft tot doel groei bevorderende omstandigheden en facto-ren te stimuleren om de minst ontwikkelde lidstaten en regio’s hun achterstand te laten inlopen. 84 re-gio’s in 17 lidstaten komen hiervoor in aanmerking. Deze regio’s hebben samen 154 miljoen inwoners en een BBP per hoofd van de bevolking van minder dan 75 procent van het EU-gemiddelde. Voor de conver-gentiedoelstelling is 251,1 miljard euro beschikbaar: 81,5 procent van 308 miljard. De 12,5 miljard voor de ‘uitfasering’ komt terecht bij 16 regio’s met in totaal 16,4 miljoen inwoners, die een BBP hebben dat door het statistische effect van de grotere EU maar net boven de drempel ligt.De doelstelling ‘regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid’ beoogt het concurrentievermo-gen en de aantrekkelijkheid van, en de werkgele-genheid in regio’s die niet voor de convergentiedoel-

Page 2: Nederland laat subsidies liggen

18 f.inc JAARGANG 3 - #16

overheid

ConvergentiedoelstellingDoelstellingen regionale

concurrentiekracht en werkgelegenheid Doelstelling

Europese territoriale

samenwerking

Totaal

Cohesie-fonds Convergentie Statistische

uitfasering InfaseringRegionale

concurrentiekracht en werkgelegenheid

Polen 19.562 39.486 650 59.698

Spanje 3.250 18.272 1.434 4.495 3.133 497 31.536

Italië 18.867 388 879 4.761 752 25.647

Tsjechië 7.830 15.149 0 0 373 346 23.697

Duitsland 0 10.553 3.771 0 8.370 756 23.450

Hongarije 7.589 12.654 1.865 344 22.452

Portugal 2.722 15.240 254 407 436 88 19.147

Griekenland 3.289 8.379 5.779 584 186 18.217

Roemenië 5.769 11.143 404 17.317

Frankrijk 2.838 9.123 775 12.736

Slowakije 3.433 6.231 399 202 10.264

Engeland 2.436 158 883 5.349 642 9.468

Litouwen 2.034 3.965 97 6.097

Bulgarije 2.015 3.873 159 6.047

Letland 1.363 2.647 80 4.090

Slovenië 1.239 2.407 93 3.739

Estland 1.019 1.992 0 0 0 47 3.058

België 0 0 579 0 1.268 173 2.019

Nederland 1.477 220 1.696

Zweden 1.446 236 1.682

Finland 491 935 107 1.532

Oostenrijk 159 914 228 1.301

Ierland 420 261 134 815

Malta 252 495 14 761

Cyprus 194 363 25 581

Denemarken 0 0 0 0 453 92 545

Luxemburg 45 13 58

Niet toegewezen 392 392

Totaal 61.558 177.083 12.521 10.385 38.742 7.750 308.041

Tabel 1:Europese Structuur-

fondsen: 308 miljard

euro voor cohesie-

beleid. Polen ont-

vangt het meeste

geld.

De tabel geeft op het

hoogste niveau aan

welke bedragen er

per land en thema

worden onderver-

deeld. Onder de

Europese Structuur-

fondsen vallen onder

andere ESF, EFRO,

Doelstelling 2,

Equal en Interreg.

stelling in aanmerking komen door een tweeledige aanpak te verbeteren. Ten eerste stimuleren ontwik-kelingsprogramma’s innovatie, ondernemerschap, milieubescherming en een betere bereikbaarheid. Ten tweede zal voor meer en betere banen worden gezorgd door aanpassing van het arbeidspotentieel en investeringen in menselijk kapitaal. 168 regio’s, met 314 miljoen inwoners komen hiervoor in aan-merking. 13 regio’s, met 19 miljoen inwoners, heb-ben de infaseringsstatus, en komen in aanmerking voor speciale steun. Europese territoriale samenwerking, de derde doel-stelling, heeft een intensievere grensoverschrijdende samenwerking via gezamenlijke initiatieven voor ogen. 181,7 miljoen mensen wonen in grensover-schrijdende regio’s (37,5 procent van de totale bevolking van de EU). Voor deze doelstelling is

7,75 miljard euro uitgetrokken (2,5 procent van de totale middelen).Voor steden met meer dan honderdduizend inwo-ners betekent dit ruwweg dat ze tussen de 10 mil-joen en maximaal 25 miljoen in Brussel laten liggen. Bij enkele subsidies, zoals EFRO, Equal en Interreg, is opgenomen dat er transnationale samenwerking moet plaatsvinden om in aanmerking te komen voor toekenning. De ontwikkeling van transeuropese netwerken heeft tot doel om door samenwerking culturele grenzen te slechten en met vereende krach-ten de economie en de arbeidsmarkt te versterken. EFRO verleent bijstand op het gebied van grens-overschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking. Een doel van de EU is om door de transnationale samenwerking mondiaal een grotere economische

Cohesiebeleid 2007-2013: Indicatieve financiële toewijzingen (miljoenen EUR, prijzen 2004)

Page 3: Nederland laat subsidies liggen

SEPTEMBER/OKTOBER 2007 f.inc 19

slagkracht te verkrijgen. Voor Nederland dé kans om zich als speler te profileren binnen Europa. Dit is voor de lokale economie belangrijk (naamsbekend-heid, innovatie, grote projecten) maar ook om door kennisdeling te leren, bijvoorbeeld om effectiever te (be)sturen. Door veel subsidies aan te vragen, schept Nederland meer kansen die uiteindelijk de maat-schappij als geheel dienen.

kansen voor nederlandEnerzijds is hiermee aangetoond dat de administra-tieve belasting groot is voor de gemeenten. En dat die alleen maar groter wordt. De Europese Reken-kamer stelt namelijk voor om strengere controles en een doeltreffender toezicht door de Europese Com-missie door te voeren omdat gedeclareerde project-kosten vaak onjuist worden opgegeven of niet voor vergoeding in aanmerking komen. Aan de andere kant blijven EU-subsidies interessant voor Nederland. Naast de mogelijkheden om een groot deel van de kosten te kunnen declareren kan Nederland interna-tionaal aansluiting vinden. Wat kunnen gemeenten zoal doen om het subsidie- instrument goed in te zetten? Allereerst is politieke steun belangrijk voor het slagen van een Europees project. Hiermee laat de politiek de samenleving zien dat doelmatig met publiek geld wordt omge-gaan. Elke euro telt! Elke wethouder zou daarom eigenlijk minimaal twee Europese projecten in portefeuille moeten hebben. De Europese commissie heeft een plan van aanpak opgesteld waarin verbe-teringen naar aanleiding van de bevindingen van de Rekenkamer zijn verwerkt. Het is voor gemeenten aan te raden vooraf een subsidiescan te laten doen

naar de subsidiemogelijkheden van de projecten en een risicoscan om de gevolgen voor de organisatie inzichtelijk te maken. Kleinere gemeenten kunnen door samen te werken met omliggende gemeenten gezamenlijk projecten indienen. Daarnaast is het belangrijk om onderling kennis te delen, door bijvoorbeeld bijeenkomsten te organiseren op verschillende niveaus over diverse thema’s. Een andere manier is het opzetten van kennisteams op diverse niveaus, zodat structureel vakinhoudelijke kennis beschikbaar is en up to date blijft. Er zijn korte workshops waarbij de essentiële aandachts-punten worden behandeld. Kortom: wacht niet tot het moment van verantwoording in 2013 maar wees nu actief, er zijn voldoende mogelijkheden.

I.M. Koning is senior consultant bij Management Consulting

Public van ConQuaestor.

Bronnen:

Ministerie BZK, Europese Commissie, Verslag begrotingsjaar 2005

Europese Unie Rekenkamer.

Binnenlands bestuur, nr. 19, pagina: ‘Europa is netwerken’,

pag. 44, ‘Investering loont bij grote bedragen’, pag 40.

Europese Unie, Regionaal Beleid: Inforegio factsheet, 2006.

Convergentie regio’s

Uitfasering regio’s

Infasering regio’s

Concurrentiekracht en

werkgelegenheid regio’s

Figuur 1:Convergentie

en regionale

concurrentie kracht

en werk gelegenheid

regio’s 2007 tot en

met 2013.