NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het...

198
Kapucijnenvoer 39 3000 Leuven +32(0)16 33 69 10 fax: +32(0)16 33 69 22 www.kuleuven.be Nele Spruytte Melanie Demaerschalk Anja Declercq Chantal Van Audenhove Leuven juni 2011 NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE

Transcript of NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het...

Page 1: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Kapucijnenvoer 39

3000 Leuven

+32(0)16 33 69 10

fax: +32(0)16 33 69 22

www.kuleuven.be

Nele Spruytte

Melanie Demaerschalk

Anja Declercq

Chantal Van Audenhove

Leuven

juni 2011

NARRATIEVE ZORG:

EEN PILOOTSTUDIE

Page 2: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Colofon

Opdrachtgever en financier

CGG Brussel

Onderzoeksleiding

Prof. dr. Anja Declercq

Prof. dr. Chantal Van Audenhove

Wetenschappelijk medewerkers

Melanie Demaerschalk

Dr. Nele Spruytte

Met dank aan

Chiara Bernagie

Cindy Dubois

Administratieve ondersteuning

Lut Van Hoof, Lieve van Cauwenberghe

Leuven, juni 2011

Page 3: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Inhoud

Inleiding 9

Hoofdstuk 1: Het project Narratieve Zorg 11

1 Reminiscentie en geestelijke gezondheid bij ouderen 11

1.1 Reminiscentie: definitie en soorten 11

1.2 De effecten van reminiscentie bij ouderen 13

1.3 Interventies gebaseerd op reminiscentie 14

1.3.1 „Op zoek naar zin‟ 16

1.3.2 „De verhalen die we leven‟ 17

1.3.3 „Dierbare herinneringen‟ 18

1.4 Reminiscentie en de preventie van depressie bij ouderen 18

2 De opzet van het project Narratieve Zorg 20

2.1 Korte voorstelling van het CGG Brussel en de aanleiding voor Narratieve Zorg 20

2.2 De doelstelling en algemene opzet van Narratieve Zorg 21

2.3 Situering van Narratieve Zorg als project binnen Protocol III 23

3 Wetenschappelijke vraagstelling 24

3.1 Vraagstelling zoals initieel afgesproken met de opdrachtgever 24

3.2 Studieverloop en tussentijdse bijsturing van de vraagstelling 27

Hoofdstuk 2 De methodiek Narratieve Zorg 29

1 De opzet van Narratieve Zorg 29

1.1 De opzet van de interventie „De verhalen die we leven‟ 29

1.2 De opzet van Narratieve Zorg 32

2 De ontwikkeling en de bijsturing van de methodiek 32

2.1 Het accent op dierbare herinneringen 33

2.2 Heldere afspraken en opbouw van de relatie 33

2.3 De verschillende motieven van ouderen 34

Page 4: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

2.4 Het belang van „iets teruggeven‟ 36

2.4.1 Het levensboek 36

2.4.2 De brief van de levensverhaalschrijver 37

2.4.3 De waardencirkel 37

2.5 De nood aan verdere verduidelijking 38

3 Besluit 41

4 De methode Narratieve Zorg en de verhouding tot het werken met het BelRAI-

instrument 42

4.1 Ervaringen van de levensverhaalschrijvers 42

4.2 Evaluatie door de onderzoekers 44

Hoofdstuk 3 Opzet van de kwantitatieve effectmeting 47

1 De opzet van de kwantitatieve evaluatiestudie van Narratieve Zorg 47

1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48

1.1.1 Fase 1: De aanmelding en screening voor deelname voor het RIZIV 48

1.1.2 Fase twee: de nulmeting voor RIZIV en de screening voor Narratieve

Zorg 49

1.1.3 Fase 3: de nulmeting voor Narratieve Zorg 49

1.1.4 Fase 4: de interventie Narratieve Zorg 50

1.1.5 Fase 5: herevaluatie voor RIZIV zes maanden na inclusie 50

1.1.6 Fase 6: de eerste effectmeting Narratieve Zorg 51

1.1.7 Fase 7: de tweede effectmeting voor Narratieve Zorg twaalf maanden na

inclusie 51

1.2 Het overzicht van de gehanteerde meetinstrumenten 52

1.2.1 Beschrijving van de vereiste evaluatiemetingen voor het RIZIV 52

1.2.2 De vragenlijsten en meetinstrumenten specifiek voor „Narratieve Zorg‟ 52

1.3 De selectiecriteria van deelnemers 54

1.4 De benadering en de opvolging van de ouderen 56

1.4.1 De levensverhaalschrijvers als onderzoekers 56

1.4.2 Een respectvolle bejegening van de deelnemende ouderen 56

1.5 De maatregelen ter bescherming van de privacy 57

Page 5: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

2 De resultaten van de kwantitatieve evaluatie 58

2.1 De instroom, de uitval en totale respons 59

2.2 De kenmerken van de deelnemende ouderen bij de screening en bij de

nulmeting 59

2.2.1 Enkele achtergrondkenmerken van de deelnemende ouderen 60

2.2.2 De kwetsbaarheid en de cognitieve problemen als screeningresultaten 62

2.2.3 De eerste resultaten op de zeven kernvariabelen 63

2.3 Evaluatie na de interventie 67

2.4 Besluit 68

Hoofdstuk 4 Het profiel van de levensverhaalschrijver 71

1 Een nieuwe functie 71

1.1 Aanwijzingen uit de literatuur 71

1.2 De vooropgestelde taken en competenties van de levensverhaalschrijvers 73

1.2.1 Het takenpakket van de levensverhaalschrijvers 73

1.2.2 De vereiste competenties van de levensverhaalschrijvers. 74

1.2.3 Het vereiste profiel of diploma van de levensverhaalschrijver en de

geselecteerde levensverhaalschrijvers 76

1.3 Het aangeboden vormingspakket 76

2 De ervaringen van de levensverhaalschrijvers 79

2.1 De taken en de rollen van de levensverhaalschrijver 79

2.2 De mate van samenwerking en ondersteuning 82

2.2 Het eigen groeiproces 83

3 Besluit: naar een competentieprofiel voor nieuwe levensverhaal-schrijvers 84

Besluit 87

1 Narratieve Zorg als project van alternatieve en ondersteunende zorg binnen

Protocol III 87

2 Narratieve Zorg als methodiek van ‘life review’ bij ouderen thuis 89

Bibliografie 93

Page 6: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Bijlages 97

1 Bijlage 1: Instrumentarium en instroomschema met betrekking tot Protocol III 97

2 Bijlage 2: Documentatie van de interventiemethodiek 97

3 Bijlage 3: Documenten voor de kwantitatieve evaluatiestudie 97

Page 7: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Lijst tabellen

Tabel 1 Schematisch overzicht van de opzet van de interventie Narratieve Zorg 22

Tabel 2 Geslacht, leeftijd, burgerlijke staat en opleiding van de deelnemers aan

Narratieve Zorg (situatie op 15/5/2011) 60

Tabel 3 Eigenaarschap van een woning, subjectieve algemene gezondheid, behandeling

voor depressie en inname van antidepressiva bij de deelnemers aan Narratieve

Zorg (situatie op 15/5/2011) 61

Tabel 4 Aard van de doorverwijzingen van de deelnemers aan Narratieve Zorg (situatie

op 15/5/2011) 62

Tabel 5 Frequentie van de totaalscore op de Edmonton Frail Scale bij deelnemers aan

Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=23) 62

Tabel 6 Frequentie van de totaalscore op de Mini Mental State Examination bij

deelnemers aan Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=26) 63

Tabel 7 Frequentie van de antwoorden op de Geriatric Depression Scale bij deelnemers

aan Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=25 of 26) en aan de Vlaamse

ouderenzorg Studie (N=433) 65

Tabel 8 Ernst van depressieve gevoelens met de GDS-15 bij deelnemers aan Narratieve

Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=25 of 26) en aan de Vlaamse ouderenzorg

Studie (N=433) 66

Tabel 9 Samenvatting van de resultaten bij nulmeting van de deelnemers aan

Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) 67

Tabel 10 De vereiste kennis, vaardigheden en attitudes voor levensverhaalschrijvers

zoals gerapporteerd door de twee levensverhaalschrijvers van Narratieve

Zorg 80

Lijst figuren

Figuur 1 Vier stelregels aan het begin van de interventie Narratieve Zorg 34

Figuur 2 Opzet van de interventie Narratieve Zorg zoals verduidelijkt voor de

deelnemers 40

Page 8: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel
Page 9: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

9

Inleiding

“Ouder worden, dat betekent niet meer voor jezelf kunnen zorgen, lichamelijke hulp nodig

hebben. Ouder worden is achteruitgang. Ouder worden is verliezen.”

Dit zijn enkele van de stereotype beelden die volgens het CGG Brussel nog te vaak

gehanteerd worden wanneer we het hebben over ouder worden. In de diverse acties en

activiteiten die het ouderenteam van het CGG Brussel onderneemt, willen ze steevast deze

beelden van ouderdomsfatalisme tegengaan. Zo ook met het jongste project „Narratieve

Zorg‟ dat we in dit rapport voorstellen.

Het ouderenteam van het CGG Brussel raakte geïnspireerd door het fenomeen

„reminiscentie‟, of het ophalen van herinneringen. Ze kwamen een Nederlandse interventie

op het spoor die ouderen uitnodigt om via hun herinneringen opnieuw hun krachten aan te

boren (Bohlmeijer, Westerhof & Emmerik-de Jong, 2008). Als oudere persoon word je

wellicht geconfronteerd met lichamelijke achteruitgang. Dit hoeft nog niet te betekenen dat

je als volledige persoon achteruitgaat. En evenmin betekent het dat je niet meer kunt

groeien of geen greep meer kunt houden op je leven. Ouderen die in groep samen op

gestructureerde wijze herinneringen ophalen, bleken beter gewapend te zijn tegen

depressie dan ouderen die niet deelnamen aan die Nederlandse interventie.

Het CGG Brussel tekende daarop het project „Narratieve Zorg‟ uit, waarbij het werken met

het levensverhaal van ouderen centraal staat. Geïnspireerd op het werk van Ernst

Bohlmeijer en Gerben Westerhof werd een geïndividualiseerde variant van gestructureerde

reminiscentie ontworpen. Een levensverhaalschrijver komt gedurende een aantal weken bij

een kwetsbare oudere thuis langs en haalt herinneringen op verbonden aan de

levensthema‟s. Veertien bezoeken worden vooropgesteld waarin meerdere levensthema‟s

ter sprake komen. De interventie leidt tot de opmaak van een levensboek en een

waardencirkel. Door oog te hebben voor het eigen levensverhaal en de confrontatie met

lichamelijke of mentale achteruitgang te plaatsen in de eigen levenscontext, krijgt de

oudere weer perspectief en grip op het eigen leven. Het is de verwachting dat deze nieuwe

vorm van dienstverlening, Narratieve Zorg, bijdraagt tot een hoger welbevinden, minder

depressieve of angstgevoelens, minder eenzaamheid en een hoger gevoel van meesterschap

en zelfwaarde bij de oudere persoon.

Het project Narratieve Zorg werd geselecteerd in het kader van Protocol III „alternatieve en

ondersteunende zorg voor ouderen‟ en krijgt financiering vanuit het RIZIV. In augustus

2010 ging de eerste levensverhaalschrijver aan de slag. Een deel van de financiële

middelen wenste het CGG Brussel in te zetten op wetenschappelijke begeleiding en

evaluatie. Hiervoor deden ze een beroep op LUCAS, Centrum voor zorgonderzoek en

Page 10: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

10

consultancy van de K.U.Leuven. Gedurende een jaar is het project opgevolgd en

geëvalueerd.

De volgende vragen stonden hierbij centraal:

1. Wat is het effect van de interventie met de levensverhaalschrijver bij de kwetsbare

oudere persoon?

2. Hoe kunnen de taak en de functie van de levensverhaalschrijver concreet worden

beschreven?

3. Hoe kan de interventie van de levensverhaalschrijver worden ingebed in het bestaande

zorg- en dienstverleningsaanbod?

Doorheen de pilootstudie is het accent ook komen te liggen op een verdieping van de

gehanteerde methodiek en explicitering van de interventie zelf. De derde vraag, de

inbedding in het zorgaanbod, is hierdoor wat naar de achtergrond verschoven. Dit rapport

biedt een neerslag van deze pilootstudie en formuleert aanbevelingen voor de verdere

ontwikkeling van Narratieve Zorg.

In hoofdstuk 1 schetsen we de wetenschappelijke achtergrond van het project „Narratieve

Zorg‟ en wordt de vraagstelling verduidelijkt. Hoofdstuk 2 bespreekt meer in detail de

gehanteerde methodiek, de opbouw van de interventie en de weg die daarin is afgelegd.

Hoofdstuk 3 belicht de opzet van de evaluatiestudie bij de ouderen die deelnemen aan de

interventie. Wat zijn de kenmerken van de deelnemende ouderen en wat zijn de eerste

effecten? Hoofdstuk 4 behandelt het profiel van de levensverhaalschrijver. We zetten de

eerste stappen op weg naar een competentieprofiel en onderzoeken welke kennis,

vaardigheden en attitudes de levensverhaalschrijvers moeten verwerven voor het realiseren

van Narratieve Zorg. In het besluit vatten we de leerpunten uit deze pilootstudie samen en

werpen we een blik op de toekomst van dit project.

Bij dit rapport hoort ook een uitgebreide documentatie. Bijlage 1 bundelt informatie met

betrekking tot het Protocol III-instrumentarium dat ook belangrijk is om de selectie van de

deelnemers aan de interventie beter te begrijpen. Het gaat hier om stroomdiagrammen en

specifieke meetinstrumenten. Bijlage 2 bevat de documentatie die verwijst naar de

interventiemethodiek zelf: brochures, een voorbeeld van levensboek, een voorbeeld van

brief van de levensverhaalschrijver, een voorbeeld van de waardencirkel. Bijlage 3 ten

slotte bundelt de verschillende documenten die zijn ontwikkeld voor de kwantitatieve

evaluatiestudie bij de deelnemers. Achteraan dit rapport staat een overzichtslijst van alle

documenten.

Page 11: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

11

Hoofdstuk 1:

Het project Narratieve Zorg

Het project Narratieve Zorg is een initiatief van het CGG Brussel en baseert zich op

wetenschappelijke inzichten over reminiscentie en geestelijke gezondheid bij ouderen. In

dit hoofdstuk schetsen we eerst de wetenschappelijke achtergrond. Hierbij gaan we in op

de methode van reminiscentie en de inzichten over de preventie van depressie bij ouderen.

Vervolgens stellen we de opzet en de doelstelling van Narratieve Zorg voor. Het CGG

Brussel koos ervoor om een nieuwe interventie op te zetten met levensverhaalschrijvers

voor thuiswonende ouderen. Tegelijk stelde CGG Brussel ook aan LUCAS de vraag om

een eerste wetenschappelijke evaluatie uit te voeren van deze interventie. De vraagstelling

van dit onderzoek bespreken we in de derde paragraaf van dit hoofdstuk.

1 Reminiscentie en geestelijke gezondheid bij ouderen

1.1 Reminiscentie: definitie en soorten

Reminiscentie verwijst naar het ophalen van herinneringen. Het is een natuurlijk proces dat

zowel door jongeren als ouderen wordt uitgevoerd. „Life review‟ wordt door de

ontwikkelingspsycholoog Erikson (1959; in Westerhof, Bohlmeijer & Webster, 2010)

expliciet genoemd als opdracht voor de laatste levensfase. „Life review‟ verwijst dan naar

het integreren van positieve herinneringen en successen met negatieve herinneringen en

mislukkingen tot een verzoend geheel. Deze „life review‟ zou leiden tot wijsheid en

aanvaarding van de eigen eindigheid. Intussen erkent men dat reminiscentie dus doorheen

de gehele levensloop voorkomt en niet enkel functioneel is voor het verzoenen met de

eigen eindigheid (zie verder).

Butler (1963; in Westerhof e.a., 2010) wordt vaak aangehaald als auteur die voor het eerst

uitgebreider inging op „life review‟ als volwaardig proces. Hij stelt dat „life review‟ een

persoon helpt bij het in het reine komen met onopgeloste conflicten uit het verleden en met

het beschouwen van de eigen kwetsbaarheid en eindigheid. Butler stelt dus dat „life

review‟ voor ouderen een zinvolle functie heeft en beschermend is voor de geestelijke

gezondheid.

Ondanks de schijnbare eenvoud, duurde het een tijd vooraleer een wetenschappelijke

definitie van het fenomeen „herinneringen ophalen‟ is gegeven. De meeste auteurs

verwijzen naar de definitie van Bluck & Levine (1998, in Westerhof e.a., 2010).

Page 12: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

12

“Reminiscentie is de (on)willekeurige activiteit of proces van het ophalen van

persoonlijke herinneringen. Het kan gaan om herinneringen aan bijzondere of

algemene episoden die al dan niet vergeten waren, en die vergezeld gaan van

het gevoel dat de herinnerde episoden waarachtige waarnemingen zijn van de

oorspronkelijke ervaringen. Deze herinneringen uit het autobiografische

geheugen kunnen privé blijven of worden gedeeld met anderen”.

Het is duidelijk dat herinneringen ophalen meerdere functies en betekenissen kan hebben.

Het kan actief gebeuren, maar het is evengoed een onwillekeurige natuurlijke activiteit van

mensen doorheen hun hele levensloop.

In de literatuur worden verschillende indelingen gehanteerd van soorten reminiscentie.

Wong & Watt (1991) identificeerden op basis van een inhoudsanalyse van antwoorden bij

personen van alle leeftijden zes types of functies van reminiscentie: integratieve,

instrumentele, transmissieve, vluchtende, obsessieve en narratieve reminiscentie.

De meest gehanteerde taxonomie is die van Webster (1993; 1997), waarbij acht functies

van reminiscentie worden geïdentificeerd (Bohlmeijer, Steunenberg, & Westerhof, 2011):

1. Identiteit vormen: het existentieel gebruik van het verleden om het beeld van wie we

zijn te ontdekken of te verhelderen.

2. Problemen oplossen: het herinneren van succesvolle copingstrategieën om huidige

problemen op te lossen.

3. Voorbereiden op de dood: het gebruik van onze herinneringen om tot een kalme en

accepterende houding ten aanzien van onze sterfelijkheid te komen.

4. Verminderen van verveling: het ophalen van herinneringen als een vlucht uit een heden

dat als doelloos of weinig interessant wordt ervaren.

5. Herbeleven van bitterheid: het ophalen van herinneringen aan onrechtvaardige

gebeurtenissen om blijvende negatieve gedachten en gevoelens te rechtvaardigen.

6. Behouden van intimiteit: herinneren als een proces om cognitieve en emotionele

representaties aan overleden dierbaren te behouden.

7. Onderwijzen/informeren: het gebruik van herinneringen om anderen persoonlijke

ervaringen en lessen over te dragen.

8. Converseren: het vertellen van herinneringen om in contact te komen met anderen of

het contact te verdiepen.

In vergelijking met de eerste indeling van Wong & Watt voegde Webster dus vooral de

dimensie „behoud van intimiteit‟ toe als reminiscentiefunctie. Onderzoek leerde dat

mensen van alle leeftijden gebruik maken van al deze reminiscentiefuncties (Webster,

Page 13: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het project Narratieve Zorg

13

1993; 1997). Dit onderzoek leidde tot de ontwikkeling van de Reminiscence Functions

Scale (43 items), een instrument om de soorten reminiscentie in kaart te brengen.

Er zijn pogingen ondernomen om die acht functies te vereenvoudigen tot een beperkter

aantal functies. Zo menen Cappeliez & O‟Rourke (2006) dat het gaat om drie clusters:

Zelf-positieve reminiscentie (identiteitsvorming, problemen oplossen, voorbereiden op

de dood als reminiscentiefuncties gericht op het behoud en de ontwikkeling van het

zelf).

Zelf-negatieve reminiscentie (verminderen van verveling, herleven van bitterheid,

behoud van intimiteit als reminiscentiefuncties gericht op het behoud en de

ontwikkeling van het zelf).

Sociale reminiscentie (onderwijzen/informeren en conversatie als reminiscentiefuncties

in relatie tot anderen).

Later ordende Webster (2003, in Westerhof e.a., 2010) de acht functies zelf in een model

met twee assen: „zelf-georiënteerd‟ versus „sociaal-georiënteerd‟ en „reactief of

verliesgericht‟ versus „proactief of groeigericht‟, maar deze conceptualisering werd verder

niet empirisch getoetst.

In de literatuur concentreert het debat zich op de vraag of „identiteitsvormende

reminiscentie‟ niet hetzelfde is als „probleemoplossende reminiscentie‟ enerzijds en op de

positie van de reminiscentiefuncties „behoud van intimiteit‟ en „voorbereiden op de dood‟

anderzijds (Westerhof e.a., 2010).

1.2 De effecten van reminiscentie bij ouderen

Van in het begin is gesteld dat het ophalen van herinneringen positieve effecten kan

hebben op het welbevinden en de geestelijke gezondheid bij ouderen. In hun review

belichten Westerhof, Bohlmeijer en Webster (2010) drie levenslooptheorieën die dit

verband tussen reminiscentie en geestelijke gezondheid kunnen onderbouwen, maar dit zou

ons hier te ver leiden.

Dankzij de differentiatie in verschillende reminiscentietypes (cfr. supra) is de kernvraag

momenteel vooral: „Welke reminiscentiefuncties zijn adaptief in de ouderdom en welke

minder?‟. Tot op heden zijn er geen consistente bevindingen vastgesteld. Het lijkt erop dat

de sociale reminiscentiefuncties (onderwijzen/informeren en converseren) enkel

gerelateerd zijn met geluk, maar verder geen verband houden met welbevinden of

geestelijke gezondheid bij ouderen. De review van Westerhof stelt dat vooral de

reminiscentietypes „het verminderen van verveling‟ en „het herbeleven van bitterheid‟

negatief samenhangen met geestelijke gezondheid. Hoe meer ouderen herinneringen

ophalen om te vluchten uit een weinig stimulerende omgeving en hoe meer ouderen bittere

herinneringen steeds opnieuw ophalen zonder te verwerken, hoe nefaster dit ook is voor

Page 14: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

14

hun mentale toestand. Meest gunstig lijken de functies „identiteit versterken‟ en „probleem

oplossen‟. Hier gaat het erom dat de herinneringen bijdragen tot het ontdekken of

uitkristalliseren van de eigen identiteit of dat de herinneringen verwijzen naar

constructieve, probleemoplossende copingstrategieën die de oudere in het verleden heeft

gehanteerd. Verder onderzoek is nodig omdat alle zes studies van de review cross-

sectioneel zijn en omdat geestelijke gezondheid niet uniform wordt geoperationaliseerd

(geluk, meaning in life, levenstevredenheid, afwezigheid van angst, enz).

Ondanks het gebrek aan eenduidige of sterke evidentie zijn er gedurende meerdere jaren

interventies ontwikkeld die zich baseren op reminiscentie bij ouderen (Bohlmeijer, Mies &

Westerhof, 2006). De veronderstelling is dat het actief ophalen van herinneringen positief

kan bijdragen tot de geestelijke gezondheid bij ouderen.

1.3 Interventies gebaseerd op reminiscentie

De auteurs Westerhof en Bohlmeijer menen dat er een onderscheid kan gemaakt worden in

drie soorten interventies die gebaseerd zijn op reminiscentie (Webster, Bohlmeijer &

Westerhof, 2010):

reminiscentie

„life review‟

„life review‟-therapie

In oorsprong gaat het vooral om het onderscheid tussen reminiscentie en „life review‟,

terwijl het verschil tussen „life review‟ en „life review‟-therapie eerder gradueel is

(Bohlmeijer e.a., 2011).

(Eenvoudige) reminiscentie verwijst naar het oproepen, vertellen en uitwisselen van vooral

positieve herinneringen. Vaak worden hiervoor „triggers‟ gehanteerd zoals voorwerpen,

mediamateriaal of muziek uit de periode waarin de ouderen nog jongvolwassenen waren.

Dit soort reminiscentie-interventie appelleert vooral aan de reminiscentiefuncties

„onderwijzen/informeren‟ en „converseren‟. Deze interventievorm gebeurt vooral in

groepsverband bij ouderen die het delen van autobiografische informatie een prettige

activiteit vinden.

De effectiviteit van dergelijke eenvoudige, ongestructureerde reminiscentie voor een goede

mentale gezondheid is eerder beperkt (Bohlmeijer, Smit & Cuijpers, 2003; Bohlmeijer e.a.

2007)

„Life review‟ onderscheidt zich van eenvoudige reminiscentie doordat het ophalen van

herinneringen er op gestructureerde wijze wordt toegepast. Bij „life review‟ staat het actief

ophalen van zowel positieve als negatieve herinneringen centraal, waarbij bovendien de

Page 15: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het project Narratieve Zorg

15

gehele levensloop in ogenschouw wordt genomen. Herevaluatie, het verwerken van

conflicten of het beoordelen van copingstijlen staan vaker centraal. Het doel ligt niet

zozeer in de sociale of plezierige activiteit op zich, maar in het komen tot ego-integriteit,

het betekenis geven aan het eigen leven, het voorbereiden op de eigen dood (Burnside &

Haight, 1992). De toepassing gebeurt zowel individueel als in groepsverband.

De laatste vorm van reminiscentiegebaseerde interventie, „life review‟-therapie, is er

gekomen vanuit de vaststelling dat de mechanismen van herinneringen ophalen anders

functioneren bij mensen met een klinische depressie of angststoornis.

Hiervoor moeten we eerst ingaan op de werking van het autobiografische geheugen. Het

autobiografische of episodische geheugen verwijst naar het eigen levensverhaal of de

verzameling van herinneringen aan gebeurtenissen uit iemands leven (Birren & Schroots,

2006, in Bohlmeijer, Steunenberg, Leontjevas e.a., 2010). Er wordt aangenomen dat het

autobiografische geheugen hiërarchisch is opgebouwd (Conway & Pleydell-Pearce, 2000,

in Bohlmeijer, Steunenberg, Leontjevas e.a., 2010). Het eerste niveau verwijst naar

langdurige levensperiodes zoals de kindertijd, de studententijd, het gezinsleven, enz. Op

het tweede niveau bevinden zich algemene gebeurtenissen die zich regelmatig herhalen:

bijvoorbeeld de jaarlijkse vakantie in Frankrijk. Het gaat om gebeurtenissen van een dag

tot enkele weken of jaren. Het derde niveau bevat specifieke gebeurtenissen die heel

precies omschreven zijn en tot een dag duurden. Kenmerkend is dat herinneringen uit het

derde niveau veeleer visueel of zintuiglijk worden gecodeerd, tegenover meer verbale

encodering bij de twee eerste niveaus. Volgens deze visie moeten de eerste twee niveaus

eerst worden geactiveerd alvorens men specifiekere herinneringen kan ophalen

(Bohlmeijer e.a., 2010).

Overgeneralisatie is een fenomeen dat bij depressieve personen voorkomt, waarbij ze

minder vaak in staat zijn specifieke autobiografische herinneringen op te halen (Williams,

2007, in Bohlmeijer, Steunenberg, Leontjevas e.a., 2010).

Onderzoek bestudeert nu in hoeverre de werking van het autobiografische geheugen

trainbaar en veranderbaar is. Door specifieke interventies zouden personen met depressieve

klachten dus geleerd kunnen worden om zoveel mogelijk specifieke positieve

herinneringen op te halen (Westerhof, Lamers & de Vries, 2010). De interventie „Dierbare

herinneringen‟ (zie verder) bouwt verder op deze hypothese.

Belangrijk in het licht van „life review‟-therapie is dus vooral dat het herinneringen

ophalen anders functioneert bij personen met depressieve gevoelens of klinische depressie

dan bij niet-depressieve personen. Dit rechtvaardigt het door Westerhof en Bohlmeijer

verdedigde onderscheid van „gewone‟ „life review‟ tegenover „life review‟-therapie.

Een tweede vaststelling onderbouwt dit onderscheid ook. Bohlmeijer, Smit & Cuijpers

(2003) stelden immers vast dat het effect van „life review‟ significant sterker is bij

personen met een majeure depressie of met een relatief hoog niveau van depressieve

Page 16: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

16

symptomatologie (bijvoorbeeld CES-D groter of gelijk aan 16) dan bij personen met milde

tot matige depressieve symptomen.

„Life review‟-therapie verwijst dan naar het gebruik van „life review‟ voor personen met

depressieve klachten, subklinische of klinische depressie. De technieken van „life review‟

worden er geoperationaliseerd in combinatie met inzichten over het autobiografisch

geheugen bij depressieve personen enerzijds of met het gebruik van andere therapeutische

denkkaders zoals cognitieve therapie, narratieve therapie, creatieve expressie,

probleemoplossende therapie, enzovoort anderzijds.

De wetenschappelijke evidentie over de effectiviteit van deze reminiscentie-interventies is

groeiend (zie Westerhof e.a., 2010). Tegelijk is er niet één robuust effect, aangezien er

verschillende soorten reminiscentie zijn, verschillende doelgroepen en

interventiewerkwijzen. De minste evidentie is er voor het effect van eenvoudige

reminiscentie op mentaal welbevinden. „Life review‟-interventies blijken bij te dragen tot

het welbevinden en het betekenisvol leven („meaning in life‟) bij ouderen, terwijl alleen

„life review‟-therapie effectief is voor het verminderen van depressieve gevoelens. Toch is

verder effectonderzoek nodig met goede operationaliseringen, voldoende grote

steekproeven, een meer longitudinale opvolging, enzovoort.

In Nederland is het afgelopen decennium sterk geïnvesteerd in onderzoek naar de

effectiviteit van reminiscentie-gebaseerde interventies. We belichten hierna kort drie

interventies omdat ze inspirerend waren en zijn voor het project Narratieve Zorg.

1.3.1 „Op zoek naar zin‟

De cursus „Op zoek naar zin‟ combineert gestructureerde reminiscentie of „life review‟ met

creatieve opdrachten. De cursus heeft als bedoeling depressie te voorkomen door het

wijzigen van de reminiscentiestijl van de deelnemers.

De cursus is ontwikkeld door José Franssen en Ernst Bohlmeijer en bedoeld voor een

groep van acht ouderen met depressieve klachten. Deze groep wordt begeleid door twee

zorgverleners uit de geestelijke gezondheidszorg met een therapeutische achtergrond of

ervaring in sociaal-psychologisch werk.

Er zijn twaalf bijeenkomsten van twee uur waarbij gewerkt wordt met zintuiglijke

herinneringen, creatieve activiteiten en mondelinge uitwisseling. De negen eerste

bijeenkomsten zijn thematisch opgebouwd: de eigen naam, geuren uit het verleden, de

huizen waar je woonde, handen, foto‟s, vriendschappen, keerpunten, verlangen en de

toekomst, identiteit. Op basis van de feedback van de deelnemers uit de pilootstudie

(Bohlmeijer, Valenkamp e.a., 2005; Westerhof, Bohlmeijer & Valenkamp, 2004) zijn drie

sessies toegevoegd waarin toegespitst wordt op probleemoplossende technieken.

Page 17: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het project Narratieve Zorg

17

In een gerandomiseerde gecontroleerde interventiestudie zijn 83 50-plussers met deze

interventie vergeleken met 88 50-plussers die enkel een film te zien kregen over „De kunst

van het ouder worden‟. Deelnemers aan de cursus bleken significant minder depressieve

klachten te hebben dan de controlegroep, meteen na de cursus en zes maanden later. De

cursus bleek het meest effectief te zijn bij ouderen die bij aanvang al klinisch relevante

depressieve klachten hadden. Opmerkelijk is ook dat beide groepen een significante daling

hadden van de mate van angst. Er zijn geen verschillen gevonden in de mate van mastery,

kwaliteit van leven of het gebruik van bepaalde reminiscentiestijlen. De cursus bleek ook

meer effectief te zijn voor vrouwelijke deelnemers dan voor mannen (Pot, Bohlmeijer e.a.,

2010).

1.3.2 „De verhalen die we leven‟

Deze interventie bestaat uit „life review‟ (met het accent op integratieve reminiscentie) en

elementen uit de narratieve therapie (Bohlmeijer, Westerhof & Emmerik-de Jong, 2008).

De cursus is bedoeld voor 55-plussers met depressieve klachten, gevoelens van somberheid

of spanning. Het is een groepsinterventie voor vier tot zes personen en omvat zeven tot

acht bijeenkomsten. In elke bijeenkomst wordt gewerkt rondom een thema: jonge jaren,

adolescentie, werk en zorg, vriendschappen en relaties, doelen in het leven, omgaan met

verlies als levenskunst, het leven als verhaal. Deelnemers krijgen vooraf een aantal vragen

mee waarover ze thuis kunnen nadenken en vervolgens tijdens de bijeenkomst met elkaar

delen. De verhalen die de deelnemers elkaar vertellen worden aangevuld, ontrafeld en

terug verbonden.

Het narratieve aspect van deze interventie komt tot uiting in de visie op verhalen als

reconstructies. Verhalen en herinneringen die verwijzen naar verbittering, problemen en

negatieve gevoelens worden niet uit de weg gegaan. Hier neemt de begeleider een

belangrijke rol op zich. Door het stellen van de juiste vragen wordt de oudere persoon

uitgenodigd om zijn levensverhaal te zien als een interpretatie of constructie en op zoek te

gaan naar alternatieve verhalen.

In het komen tot een coherent, constructief en perspectiefrijk verhaal over het eigen leven

staan een aantal kenmerken centraal:

De hoofdpersoon is actor en geen slachtoffer.

Het verhaal is realistisch in die zin dat het rekening houdt met grenzen en vermogens.

Het verhaal bevat zinvolle doelen.

Uit het verhaal put de oudere vertrouwen dat hem in staat stelt de doelen te

verwezenlijken.

Het verhaal is accepterend naar verleden en heden.

Page 18: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

18

De begeleider van de interventie onderneemt drie activiteiten: faciliteren en structureren,

actief en empathisch luisteren en doorvragen. Tijdens de cursus worden de deelnemers

uitgenodigd om weer een onderscheid te maken tussen de ervaringen en het verhaal dat ze

over die ervaringen vertellen. Zijn ze bereid om te onderzoeken of er nog andere verhalen

(visies) mogelijk zijn, nieuwe perspectieven? En willen ze nagaan of niet meer accent moet

worden gelegd op andere herinneringen?

Uit een quasi-experimenteel onderzoek blijkt dat deze interventie geen verschillend effect

heeft op betekenisvol leven („meaning in life‟) (Bohlmeijer, Westerhof & Emmerik-de

Jong, 2008). Er waren wel positieve effecten op het vlak van depressieve symptomen en

gevoelens van meesterschap (Bohlmeijer, Kramer e.a., 2009).

Bohlmeijer, Steunenberg & Westerhof (2011) merken op dat in de meest recente versie van

de cursus ook gewerkt wordt met welzijnsoefeningen gericht op ontspanning, meditatie of

mildheid. Ook wordt er extra ingegaan op positieve herinneringen, identiteitsherinneringen

en creatieve opdrachten. Op basis van het protocol van deze interventie is het zelfhulpboek

„Op verhaal komen‟ (Bohlmeijer & Westerhof, 2010) verschenen.

Een interventie die sterk aansluit bij deze methodiek is de cursus „De kracht van je leven‟

voor oudere Turken en Marokkanen (Smits, Boland, de Vries & van Erp, 2006).

1.3.3 „Dierbare herinneringen‟

Dit is de meest recent ontwikkelde interventie en nog volop in evaluatie door de

Universiteit Twente en de Vrije Universiteit Amsterdam (Bohlmeijer e.a., 2011). Ze is

gebaseerd op de vaststelling van overgeneralisatie (cfr. supra) bij mensen met depressieve

klachten.

In tegenstelling tot de twee vorige interventies, gaat het hier om een individuele training

voor 60-plussers. De opzet bestaat uit een oriëntatiegesprek gevolgd door vier individuele

gesprekken van een uur waarbij de deelnemer getraind wordt om specifieke herinneringen

aan eenmalige positieve gebeurtenissen op te halen. In elke bijeenkomst staat een thema

centraal: de jonge jaren, adolescentie, volwassenheid en het leven als geheel. Het protocol

van deze interventie is verkrijgbaar bij de auteurs (Bohlmeijer, Steunenberg e.a., 2010).

In een eerste evaluatie bij bewoners van woonzorgcentra bleek de interventie sterk bij te

dragen tot het verminderen van depressieve gevoelens (Steunenberg e.a., in druk).

1.4 Reminiscentie en de preventie van depressie bij ouderen

De vorige paragrafen maken duidelijk dat de positieve effecten van reminiscentie-

interventies zich vooral situeren op het terrein van de preventie van depressieve gevoelens

bij ouderen. Daarnaast wordt ook steevast onderzocht in hoeverre reminiscentie of „life

Page 19: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het project Narratieve Zorg

19

review‟ bijdraagt tot betekenisvol leven, een hoger welbevinden, gevoelens van

meesterschap, afname van angst, enzovoort. In deze paragraaf staan we toch nog kort even

stil bij het thema van preventie van depressie bij ouderen.

Er zijn meerdere argumenten waarom het belangrijk is in te zetten op preventie van

depressie bij ouderen. Zonder volledig te zijn noemen we enkele:

omdat het aantal ouderen met depressieve klachten groot is;

omdat het nuttig kan zijn bij het bevorderen van hulpzoekend gedrag bij psychische

problemen;

omdat depressie wereldwijd behoort tot de aandoeningen met de grootste ziektelast

(Cuijpers & Willemse, 2005).

Wanneer het gaat om ziektepreventie, kunnen er drie vormen worden onderscheiden

(Mrazek & Haggerty, 1994, in Cuijpers & Willemse, 2005):

Universele preventie is gericht op de algemene bevolking of op een deelpopulatie die

niet geïdentificeerd is op basis van een individuele factor.

Selectieve preventie is gericht op individuen of een subgroep van de populatie waarbij

het risico op het ontwikkelen van een psychisch probleem aanzienlijk groter is dan

gemiddeld. Dit komt omdat die personen blootgesteld zijn geweest aan risicofactoren

waarvan men weet dat ze voorspellend kunnen zijn voor de aanvang van de ziekte.

Geïndiceerde preventie is gericht op personen die niet voldoen aan de diagnostische

criteria voor een psychische stoornis, maar die wel al de eerste tekenen of symptomen

vertonen, of die biologische kenmerken hebben die duiden op een predispositie voor

een psychiatrische aandoening.

Wellicht zijn selectieve en geïndiceerde preventieve interventies het meest haalbaar en

kosteneffectief voor depressie. Er is weinig evidentie dat universele preventie van

depressie effectief is (Schoevers, Smit, Deeg e.a., 2006). Het gaat dan om algemene

voorlichtingsprogramma‟s of brede cursussen. Ook Smit (2006) en Beekman, Smit e.a.

(2010) stellen dat zowel selectieve als geïndiceerde preventie zeer effectief zijn. Bij die

twee vormen van preventie-interventies komt het erop aan dus een bepaalde screening of

selectie uit te voeren zodat de acties doelgerichter zijn.

Selectieve preventie is bedoeld voor mensen met een verhoogd risico op psychische

problematiek. Voor depressie bij ouderen valt te denken aan de volgende – soms

overlappende – groepen:

weduwen en weduwnaars;

mantelzorgers van hulpbehoevende ouderen;

ouderen met een chronische ziekte;

ouderen in instellingen;

ouderen die kampen met eenzaamheid.

Page 20: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

20

Bij geïndiceerde preventie richt men zich op ouderen die al depressieve klachten hebben,

maar nog niet voldoen aan alle diagnostische criteria voor depressie. Cuijpers & Willemse

(2005) beschouwen de cursus „Het verhaal van je leven‟ als een vorm van selectieve

preventie (omdat deze groepsinterventie in oorsprong gericht was op 55-plussers die meer

greep willen krijgen op hun leven). We merken op dat uit de pilootstudies is gebleken dat

deze cursus meer effectief is als hij zich richt op ouderen met milde of matige depressieve

klachten. Intussen is de opzet op basis hiervan bijgestuurd (o.a. criteria voor instroom) en

zou deze interventie dus eerder als geïndiceerde preventie kunnen begrepen worden. De

cursus „op zoek naar zin‟ beschouwen de auteurs eveneens als geïndiceerde preventie

omdat deze interventie zich van in het begin meer expliciet zou richten op ouderen met

lichte of matige depressieve klachten, ouderen die lijden onder verlieservaringen, dreigen

in isolement te geraken of bezig zijn met zingevingvragen.

Reminiscentie-interventies blijken dus goed te zijn als selectieve en/of geïndiceerde

preventie van depressie bij ouderen. We onthouden dat het zorgvuldig ontwerpen van een

interventie ook impliceert na te denken over de specifieke doelgroep en specifieke

instroomcriteria.

2 De opzet van het project Narratieve Zorg

2.1 Korte voorstelling van het CGG Brussel en de aanleiding voor Narratieve Zorg

CGG Brussel vzw is een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg en bestaat uit zes

deelwerkingen verspreid over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Elke deelwerking

beschikt over een multidisciplinair team samengesteld uit psychiaters, psychologen en

maatschappelijk werkers. Het CGG Brussel-Oost heeft een volwassenen- en ouderenteam.

Het specialiseerde zich sterk in de werking met ouderen.

Het ouderenteam werkt vanuit een expliciete visie op ouderen en ouder worden:

Vanuit een levensloopmodel ziet men de oudere in verschillende dimensies, waarin er

naast aftakeling ook groei en mogelijkheden zijn.

Men werkt vanuit een emancipatorisch kader: de mogelijkheden van de oudere staan

centraal in de zorghandelingen van het team.

Men wil de veerkracht en het meesterschap van ouderen bevorderen.

Men wil de angst voor het ouder worden tegengaan, evenals de negatieve stereotype

beelden.

Page 21: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het project Narratieve Zorg

21

Het CGG Brussel werkt met verschillende methoden en biedt een behandelaanbod van

verschillende formules: preventieve projecten, therapie op individuele basis of in groep,

met huisbezoeken, in samenwerking met eerstelijns of derdelijns hulpverleners, enz. (voor

meer details, zie www.cggz-brussel.be). Het ouderenteam van het CGG Brussel is een van

de eerste multidisciplinaire equipes in de CGG. In het laagdrempelig aanbieden van een

aanbod inzake geestelijke gezondheidszorg zijn ze al jaren creatief en vernieuwend aan het

werk. Hun outreachende hulpverlening vormt daarbij een sleutelelement.

De gerontoloog-psychotherapeute van het ouderenteam is de bedenker van het project

Narratieve Zorg. In een interview legt ze uit waarom ze gefascineerd raakte door

reminiscentie en „life review‟.

Vanuit haar vroegere professionele ervaring met palliatieve zorg merkte ze op hoe

belangrijk het is om bij de afronding van het leven tot een integratie te komen, een

terugblik op het eigen leven om te kunnen sterven. Naderhand is ze specifiek gaan

focussen op ouderen, met de vraag of hetzelfde proces bij terminale patiënten misschien

ook bij ouderen zinvol is. Ze besefte dat het ouderenteam en het CGG vooral therapeutisch

bezig is met ouderen. Dat wil zeggen: ouderen komen met een duidelijke hulpvraag of

hebben een bepaald probleem waarmee ze met behulp van psychotherapie geholpen

worden. De fascinatie voor „life review‟ is blijven spoken en zo kwam het plan om een

project uit te tekenen voor ouderen die geen therapie nodig hebben, maar die toch willen

stilstaan bij hun eigen leven om zo meer welbevinden te ervaren en de toekomst tegemoet

te gaan. Door verder te lezen over Robert Butler („life review‟) en Ernst Bohlmeijer (de

toepassing in interventies bij ouderen) is het idee verder gerijpt en het projectvoorstel

uitgetekend.

2.2 De doelstelling en algemene opzet van Narratieve Zorg

In het project Narratieve Zorg komt een levensverhaalschrijver aan huis bij een kwetsbare

oudere persoon. Gedurende een beperkt aantal sessies wordt stilgestaan bij het eigen leven

van de oudere persoon. De doelstelling van het project Narratieve Zorg is als volgt

omschreven in het aanvraagdossier voor het RIZIV (Protocol III project):

“De fysieke zorg voor zwaar zorgbehoevende ouderen is prioritair, maar gaat

hand in hand met de psychische zorg. Deze zorg loskoppelen houdt risico‟s in

voor de frêle ouderen. Ons project „Narratieve Zorg‟ focust op de psychisch-

existentiële zorg voor ouderen. Het houdt in dat we een nieuwe methodiek

hanteren die wetenschappelijk onderbouwd wordt: levensverhaaltherapie. De

Levensverhaalschrijver gaat samen met de oudere stilstaan bij zijn of haar

levensfasen. Het project richt zich op kwetsbare ouderen die lijden aan een

verlies van autonomie, aan relationeel verlies en aan cognitief verlies.

Depressieve en dementerende ouderen komen zeker in aanmerking want zij

Page 22: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

22

raken hun levensverhaal en zichzelf kwijt. De Levensverhaalschrijver gaat van

de levensfasen de mijlpalen, de dieptepunten en hoogtepunten, ordenen en

noteren. De oudere gaat op die manier ervaringen uit z‟n leven, meevallers,

tegenslagen ... een betekenis geven. Dit geeft samenhang, eenheid en richting

aan het leven van de oudere. Via deze opbouw van het levensverhaal wordt de

identiteit van de oudere versterkt: hij/zij krijgt een zicht op: wie ben ik, waar

sta ik voor? Als de ouderen kunnen vertellen over de tijd waarin ze meer kracht

en competenties hadden, vermindert hun beleving van afhankelijkheid en

onzekerheid en worden hun identiteit en eigenwaarde versterkt. Deze

identiteitsversterking, de verhoging van het psychische welbevinden en de

zelfwaarde van de oudere zal hem of haar motiveren langer in de thuissituatie

te blijven, dat is ons doel.”

Het project Narratieve Zorg is geïnspireerd op de methode „De verhalen die we leven‟

ontwikkeld door Ernst Bohlmeijer en Gerben Westerhof (zie hogerop paragraaf 1.3.2). De

interventie „De verhalen die we leven‟ is een combinatie van narratieve therapie en „life

review‟, waarbij het doel voorop staat om ouderen met matig depressieve klachten een

meer positieve betekenis te laten geven aan hun leven. Het gaat om een groepsinterventie

met een beperkt aantal ouderen die last hebben van somberheid of spanningsklachten.

Tabel 1 Schematisch overzicht van de opzet van de interventie Narratieve Zorg

Wekelijkse bijeenkomsten

Bezoek 1 Kennismaking en introductie

Bezoek 2 Jeugd

Bezoek 3 Werk en/of zorg

Bezoek 4 Moeilijke perioden

Bezoek 5 Sociale relaties

Bezoek 6 Synthese: hoogte- en dieptepunten

Bezoek 7 Metafoor

Bezoek 8 Betekenis en toekomst

Tweewekelijkse bijeenkomsten

Bezoek 9 Dierbare herinneringen

Bezoek 10 Dierbare herinneringen

Bezoek 11 Dierbare herinneringen

Bezoek 12 Dierbare herinneringen

Maandelijkse bijeenkomsten

Bezoek 13 Toekomstgericht: uitwerking van psychosociaal document

Bezoek 14 Toekomstgericht: uitwerking van psychosociaal document

Page 23: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het project Narratieve Zorg

23

Ten opzichte van de opzet van de oorspronkelijke groepsinterventie „De verhalen die we

leven‟ zijn er in Narratieve Zorg drie fundamentele wijzigingen aangebracht.

Ten eerste gaat het nu om een individuele interventie bij de oudere persoon thuis. Het

belangrijkste argument hiervoor is dat de kwetsbare oudere personen van dit project zelf

een hogere leeftijd hebben en daardoor vaak zelf niet zo mobiel meer zijn als de doelgroep

die Bohlmeijer en Westerhof bestudeerden (55-plussers).

Ten tweede wordt het aantal sessies ook uitgebreid van acht naar veertien sessies van 1u

tot 1u30. De eerste acht sessies, die wekelijks plaatsvinden, zijn analoog aan de methodiek

„De verhalen die we leven‟. Daarna volgen er vier sessies die tweewekelijks plaatsvinden.

Zij gaan nog dieper in op dierbare herinneringen. Deze vier sessies zijn toekomstgericht en

meer georiënteerd op wat de oudere persoon graag wil dat andere mensen over hem of haar

zouden weten (professionele hulpverleners, vrijwilligers, mantelzorgers). De laatste twee

sessies vinden maandelijks plaats en gaan specifiek in op het ontwerp van een document

‘psychosociale aandachtspunten‟ dat kan gedeeld worden met de andere zorgverleners

die de oudere persoon nu of in de toekomst omringen.

Ten derde wordt de interventie ook ontwikkeld en getest voor oudere personen met

beginnende dementie. Het spreekt voor zich dat de inhoud en aanpak hiervan anders zal

zijn dan bij de ouderen met depressieve klachten of lichamelijke zorgbehoevendheid. Zo

zal er meer gewerkt worden met vrije associatie en ligt het accent zeker niet op het volledig

herinneren van voorbije levensgebeurtenissen. Tabel 1 vat schematisch de opbouw van de

interventie samen.

2.3 Situering van Narratieve Zorg als project binnen Protocol III

Het RIZIV formuleerde in het kader van het derde Protocolakkoord in 2009 een eerste

oproep om projecten te financieren die alternatieve en ondersteunende zorgvormen willen

ontwikkelen voor kwetsbare ouderen. De GDT Conectar uit Brussel diende een project in

over „Narratieve Zorg‟ en kreeg hiervoor de goedkeuring (Projectnummer 75930115-000).

Doelstelling van de projecten in het kader van Protocol III is alternatieven te zoeken voor

verblijf in een rusthuis of rust- en verzorgingstehuis. Vier mogelijke soorten projecten zijn

onderscheiden: (1) zorgactiviteiten vanuit instellingen voor kortverblijf of dagverzorging

(transmuraal), (2) nieuwe zorgactiviteiten in de thuiszorg, (3) geïntegreerde zorgverlening

als samenwerking tussen meerdere zorgverleners en (4) alternatieve woonvormen. Het

project „Narratieve Zorg‟ situeert zich (bij de aanvraag) in de tweede categorie en voorziet

een nieuwe vorm van dienstverlening voor thuiswonende ouderen, namelijk de begeleiding

en interventie van een levensverhaalschrijver.

Deelname als project van alternatieve en ondersteunende zorgvorm impliceert dat men zich

richt op kwetsbare ouderen. Hiervoor moet worden gescreend volgens bepaalde criteria,

Page 24: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

24

met onder meer het gebruik van de Edmonton Frail Schaal. Elk project wordt ook

voorgedragen door een samenwerkingsverband van diverse organisaties1.

Verder betekent deelname als project aan Protocol III ook dat men meewerkt aan een

grondige evaluatie van deze nieuwe zorgvorm. De evaluatie gebeurt in hoofdzaak op het

niveau van de kwetsbare oudere persoon. De gegevensverzameling dient te gebeuren met

behulp van vier instrumenten:

het Resident Assessment Instrument (RAI), een comprehensief geriatrisch instrument

dat toelaat een ruim beeld te verwerven in het functioneren van de oudere persoon;

de WHO-Quality of Life instrument, de kwaliteit van leven van de oudere persoon;

de Zarit Burden Schaal, de zorgbelasting van de mantelzorger van de kwetsbare oudere

persoon;

een economische schaal om de financiële kost en impact in te schatten.

Geselecteerde projecten krijgen gedurende maximum vier jaar financiering en worden

wetenschappelijk geëvalueerd door een interuniversitaire commissie. Details over de opzet

van deze Protocol III projecten zijn te vinden op

http://www.riziv.fgov.be/care/nl/residential-care/alternative_forms/.

Het CGG Brussel wil als initiatiefnemer van het project Narratieve Zorg bovenop de

vereiste evaluatie voor het RIZIV een wetenschappelijke effectmeting uitvoeren van de

interventie met de levensverhaalschrijvers. Hiervoor richt het zich naar LUCAS, Centrum

voor Zorgonderzoek en Consultancy. In de volgende paragraaf belichten we de doelstelling

van deze bijkomende evaluatie.

3 Wetenschappelijke vraagstelling

3.1 Vraagstelling zoals initieel afgesproken met de opdrachtgever

Het project Narratieve Zorg beoogt om kwetsbare ouderen die thuis wonen gedurende 14

sessies te begeleiden door een levensverhaalschrijver. De interventie met levensverhaal-

schrijvers is geïnspireerd op een reminiscentie-interventie die in Nederland is ontwikkeld

en geëvalueerd (door Ernst Bohlmeijer en Gerben Westerhof). Nieuw is dat het hier niet

gaat om een groepsinterventie, maar om individuele begeleiding bij de oudere aan huis.

Met de interventie beoogt men depressie te voorkomen en ouderen terug veerkrachtig te

maken.

1 Het RIZIV hanteert een vaste terminologie waarbij „partners‟ verwijzen naar de leden van het

Page 25: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het project Narratieve Zorg

25

Gedurende een beperkt aantal sessies komt een levensverhaalschrijver bij de oudere aan

huis en gaat hij/zij op narratieve wijze in op het levensverhaal van de persoon („life

review‟). Door stil te staan bij positieve en negatieve herinneringen kan de oudere persoon

komen tot een coherent levensverhaal en versterkte identiteit. De centrale hypothese is

dat de autonomie en zelfstandigheid van deze ouderen na afloop van de interventie is

verhoogd, waardoor ook de ontwikkeling van depressie wordt voorkomen en een te

vroege opname in een woonzorgcentrum kan worden uitgesteld.

De doelgroep van het project Narratieve Zorg bestaat uit thuiswonende kwetsbare ouderen.

De doelgroepvereisten zijn welomschreven binnen het RIZIV-project: het moet gaan om

zwaar zorgbehoevende ouderen.

Concreet voor Narratieve Zorg gaat het om ouderen met een ogenschijnlijke lijdensdruk,

de ouderen die volgens de Edmonton Frail Scale meer dan 6 scoren, de ouderen met een

depressieve stemming (exclusie van ouderen met depressie volgens de DSM-IV), ouderen

met beginnende dementieproblematiek (exclusie: ouderen met dementie in de verborgen en

verzonken ik-fase) – kortom de zwaar zorgbehoevende ouderen die problemen hebben.

Ook de mantelzorgers van deze kwetsbare ouderen zijn doelgroep van het project

Narratieve Zorg, voor zover die hoger dan 6 scoren op de Edmonton Frail Schaal of zelf

niet ernstig depressief zijn (en evenmin ernstig dementerend uiteraard). Het gaat steeds om

ouderen (60 jaar of ouder) die thuis wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

LUCAS is gevraagd om deze nieuwe interventie wetenschappelijk te begeleiden en

evalueren. Het evaluatie onderzoek verloopt langs drie sporen met

1. Cross-sectioneel vragenlijstonderzoek met herhaalde metingen bij de deelnemende

kwetsbare ouderen thuis

2. Kwalitatief interview met de levensverhaalschrijvers

3. Focusgroep met de betrokken zorg- en hulpverleners

samenwerkingsverband die het project aanvragen en „deelnemers‟ verwijst naar de overige organisaties die

bij de uitvoering van het project zijn betrokken. Tot slot worden de kwetsbare ouderen die deelnemen aan

de interventie benoemd als „patiënten‟. In dit rapport verwijzen we naar de organisaties waarmee

Narratieve Zorg samenwerkt altijd als „partners‟. We omschrijven de ouderen die meewerken aan

Narratieve Zorg niet altijd als „patiënten‟, maar soms ook eenvoudig als „deelnemers‟ of „deelnemende

ouderen‟.

Page 26: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

26

In het onderzoek over Narratieve Zorg staan de volgende drie vragen centraal:

1. Wat is het effect van de interventie met de levensverhaalschrijver bij de kwetsbare

oudere persoon?

Deze vraag wordt beantwoord door middel van een pre- en postmeting bij alle

deelnemende kwetsbare ouderen. Op grond van de literatuur worden zeven hypothesen

naar voren geschoven:

Hypothese 1: Patiënten hebben minder depressieve klachten en dus een lagere mate van

depressie na de interventie dan vooraf.

Hypothese 2: Patiënten voelen zich na de interventie minder eenzaam dan vooraf.

Hypothese 3: Patiënten hebben na de interventie een uitgebreider sociaal netwerk en/of

voelen zich meer tevreden met hun sociale netwerk dan voorheen.

Hypothese 4: Patiënten hebben na de interventie een hoger gevoel van „meesterschap‟ (d.i.

controle of regie over het eigen leven) in vergelijking met voorafgaand.

Hypothese 5: Patiënten hebben na de interventie een hoger gevoel van eigenwaarde in

vergelijking met voorafgaand.

Hypothese 6: Patiënten hebben minder angstgevoelens na de interventie dan voorheen.

Hypothese 7: Patiënten hebben na de interventie meer veerkracht (resilience) dan

voorheen.

In Hoofdstuk 3 werken we de opzet van deze evaluatie meer in detail uit.

2. Hoe kan de taak en functie van levensverhaalschrijver concreet worden

beschreven?

Deze vraag wordt beantwoord door middel van beschrijvend onderzoek na kwalitatief

interview met de twee levensverhaalschrijvers. De aanpak en resultaten hiervan staan

weergegeven in het vierde hoofdstuk.

3. Hoe kan de interventie van de levensverhaalschrijver worden ingebed in het

bestaande zorg- en dienstverleningsaanbod?

Deze vraag zou worden beantwoord door middel van beschrijvend onderzoek na

focusgroep met betrokken zorg- en hulpverleners uit de thuiszorg en residentiële zorg. Dit

onderdeel is vervangen door nauwere analyse en ontwikkeling van de methodiek zelf (zie

Hoofdstuk 2).

Page 27: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het project Narratieve Zorg

27

Op vraag van de opdrachtgever is de wetenschappelijke evaluatie in het begin vooral

toegespitst op een kwantitatieve evaluatie bij de deelnemende ouderen aan de interventie

(eerste onderzoeksvraag). De eerder procesmatige evaluatie met de levensverhaalschrijvers

en de inbedding van de interventie in het zorglandschap (onderzoeksvragen twee en drie)

verschoven dus op vraag van het CGG meer naar de achtergrond.

Deze studieopdracht is complex omdat ze vervat zit in een gestroomlijnd traject vanuit het

RIZIV. Er is financiering voorzien voor een eerste periode van 18 maanden. Binnen die

tijd moet aangetoond worden dat de opgezette interventie de RIZIV-doelstellingen bereikt.

In datzelfde tijdsbestek heeft LUCAS deze studieopdracht uitgevoerd.

3.2 Studieverloop en tussentijdse bijsturing van de vraagstelling

LUCAS werkte gedurende een jaar aan de wetenschappelijke evaluatie van het project

„Narratieve Zorg‟. Vanaf juni 2010 is vooral veel geïnvesteerd in het ontwerpen van een

grondige onderzoeksopzet zodat de effectmeting bij de deelnemende ouderen goed kon

verlopen. Een onderzoeksprotocol is opgemaakt en ingediend bij het UZ Leuven en het

UZ Brugmann. In Hoofdstuk 3 belichten we deze opzet van het onderzoeksluik meer in

detail. LUCAS trainde de levensverhaalschrijvers in het afnemen van de vragenlijsten

(17 september 2010), stelde het onderzoeksinstrumentarium samen en ontwierp mee de

nodige communicatie-instrumenten (i.e. het aanmeldingsformulier, de folder voor ouderen,

de folder voor verwijzers).

LUCAS nam deel aan het partneroverleg van en stelde er de wetenschappelijke studie voor

(19 oktober 2010).

Verder hield LUCAS geregeld werkbijeenkomsten met het ouderenteam en de

levensverhaalschrijvers (in 2010 acht vergaderingen: 3 mei, 7 juni, 5 juli, 16 augustus,

27 september, 4 oktober, 22 november, 13 december en in 2011 vier vergaderingen:

7 februari, 7 maart, 4 april en 16 mei).

In januari 2011 hielden LUCAS en de gerontoloog-psychotherapeut van het ouderenteam

een informele zelfevaluatie om het verloop van het project kritisch te belichten. Het bleek

niet zo eenvoudig om geschikte deelnemers te vinden voor de interventie (zie Hoofdstuk

3). De meeste deelnemers waren „interne doorverwijzingen‟ van ouderen die men al kende

vanuit het ouderenteam van het CGG. Bovendien is ook duidelijk geworden dat het

draaiboek en de methodiek zelf van de interventie nog niet ten volle op punt stonden (zie

Hoofdstuk 2). Beide elementen zetten een grote rem op de validiteit en betrouwbaarheid

van het kwantitatieve effectonderzoek.

Om die reden is besloten om in de resterende onderzoekstijd alsnog meer in te zetten op

een kwalitatievere procesevaluatie. De focus kwam te liggen op de tweede

onderzoeksvraag: „Hoe kan de taak en de functie van de levensverhaalschrijver worden

Page 28: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 1

28

omschreven?‟ en op verdere ontwikkeling van de methodiek. Hiervoor zijn interviews

gebeurd met zowel de gerontoloog-psychotherapeut als met de levensverhaalschrijvers2.

De werkbijeenkomsten zijn ook maximaal gebruikt om de inhoud van de interventie en de

gehanteerde methodieken scherp te krijgen. Zo werkte LUCAS een psychosociaal

document uit dat als resultaat kan gezien worden van de interventie (zie hiervoor

Hoofdstuk 2).

Net omdat de interventie nog in volle ontwikkeling is, was het niet opportuun om ook de

derde onderzoeksvraag „Hoe kan de interventie worden ingebed in het bestaande dienst- en

hulpverleningsaanbod?‟ grondig te beantwoorden. Wel beschrijven we in dit rapport de

verhouding van Narratieve Zorg tot het werken met het BelRAI-instrument binnen de zorg-

en hulpverlening.

Deze verschuiving van de aanpak van het onderzoek, betekent niet dat de

levensverhaalschrijvers stopten met de gegevensverzameling. De eerste resultaten kunnen

immers richting geven voor de opzet van eventueel vervolgonderzoek, wanneer de

methodiek wel meer uitgekristalliseerd is. In het besluit van dit rapport komen we terug op

de implicaties van het doorgelopen proces.

Het volgende hoofdstuk gaat meer in detail in op de methodiek Narratieve Zorg en hoe de

interventie is opgezet en zich verder heeft ontwikkeld.

2 Met dank aan Cindy Dubois

Page 29: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

29

Hoofdstuk 2

De methodiek Narratieve Zorg

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de gehanteerde methodiek van Narratieve Zorg.

Hoewel de opzet in oorsprong gebaseerd is op een bestaande „life review‟-interventie,

wordt er een nieuwe invulling aan gegeven. Voor het eerst gaat het om een toepassing bij

thuiswonende kwetsbare ouderen, wordt het aantal sessies uitgebreid en wordt bestudeerd

of het herinneringen ophalen ook zinvol is bij ouderen met beginnende dementie.

In de eerste paragraaf vatten we kernachtig de opzet samen van Narratieve Zorg en van de

mate waarin deze verschilt van de oorspronkelijke „life review‟-interventie „De verhalen

die we leven‟.

Doorheen het proces van huisbezoeken en gesprekken met de ouderen thuis is gebleken dat

bijschavingen en wijzigingen nodig waren. In paragraaf twee bespreken we daarom dit

zoekproces en de ontwikkelingen die zijn doorgemaakt.

Narratieve Zorg is als project ingebed in een bredere projectstructuur van het actie-

onderzoek Protocol III. Hierdoor is onder meer ook de afname vereist van het Resident

Assessment Instrument bij de oudere. De derde paragraaf biedt een aantal beschouwingen

over de complementariteit van Narratieve Zorg en het BelRAI-instrument.

1 De opzet van Narratieve Zorg

1.1 De opzet van de interventie ‘De verhalen die we leven’

De interventie „De verhalen die we leven‟ vormt de rechtstreekse inspiratiebron voor

Narratieve Zorg. We stelden de groepscursus „De verhalen die we leven‟ in Hoofdstuk 1 al

voor. Het gaat om een groepsinterventie voor ouderen met somberheid of

spanningsklachten. De opzet bestaat uit acht bijeenkomsten van twee uur, waarin

thematisch wordt stilgestaan bij de herinneringen van de deelnemers. Doelstelling is de

identiteit van de ouderen te versterken en depressie te voorkomen. De bijeenkomsten

kunnen worden uitgebreid als de nood er is om een bepaald thema dieper te exploreren.

Hieronder vindt men bij wijze van toelichting de basisvragen die in elke bijeenkomst

centraal staan.

Page 30: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 2

30

1e Bijeenkomst Kennismaking en introductie

Tijdens deze bijeenkomst leren de deelnemers elkaar kennen en wordt uitleg gegeven over

het doel en de werkwijze van de interventie. Er wordt ook toegelicht welke metingen zullen

worden afgenomen.

2e Bijeenkomst Jeugd

Wat voor kind was jij?

Als je je kindertijd in drie woorden mag beschrijven, welke drie woorden zouden dat

dan zijn?

Kun je deze woorden toelichten?

Kun je een voorval of ervaring noemen waar je altijd als eerste aan denkt als het om

je jeugd gaat (omdat deze ervaring de meeste indruk heeft gemaakt)?

Waar ben je dankbaar voor ten aanzien van je jeugd?

Wie was het belangrijkste voor jou als kind? En waarom?

Wat zou deze persoon nu tegen jou kunnen zeggen?

3e Bijeenkomst Werk en zorg

Wat betekende je werk/zorgtaken voor je?

Waarom of hoe heb je voor dit werk/deze zorgtaken gekozen?

Wat inspireerde jou? Wat waren je drijfveren?

Wat was je grootste teleurstelling?

Waar ben je het meeste trots op?

Hoe kijk je nu terug op de periode dat je werkte/zorg droeg?

4e Bijeenkomst Moeilijke perioden

Wat is een moeilijke periode geweest in je leven?

Hoe kwam dat zo?

Hoe heb je deze periode doorstaan?

Hoe ben je eruit gekomen?

Heb je daarbij hulp ontvangen?

Wat heb je, achteraf gezien, geleerd van deze periode?

Hoe heeft deze periode je gevormd?

5e Bijeenkomst Sociale relaties

Wie is de belangrijkste persoon in jouw leven geweest?

Wat heeft zij of hij voor jou betekend?

Wat heb je voor haar of hem betekend?

Wat betekent het woord liefde voor jou?

Spelen er conflicten in je leven?

Zou je die kunnen of willen oplossen?

Zou jij de eerste stap kunnen zetten?

Page 31: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De methodiek Narratieve Zorg

31

In de bijeenkomsten 6 en 7 wordt getracht de verschillende verhaallijnen bij elkaar te

brengen.

6e Bijeenkomst Overzicht: de hoogte- en dieptepunten

Kun je een lijstje maken van hoogtepunten en dieptepunten in je leven?

Geef elk hoogte- en dieptepunt een naam.

Maak van de hoogte- en dieptepunten een levenslijn.

Hoe kijk je terug op je leven tot nu toe?

De hoogte- en dieptepunten kun je zien als hoofdstukken van het boek dat jij aan het

schrijven bent. Hoe zou de titel van dat boek luiden?

Stel je nu eens voor dat jouw leven geen toeval is maar echt zo bedoeld is, wat

betekent dat voor je? Wat voel je en denk je?

Welk hoofdstuk zou je nu het liefste willen gaan schrijven?

7e Bijeenkomst Metafoor

Probeer deze week eens een aantal keren te denken aan je leven en je levensloop:

belangrijke gebeurtenissen, ontwikkelingen en thema‟s in je leven. Probeer daar

rustig voor te gaan zitten en je te concentreren.

Kijk eens of er een beeld naar boven komt dat voor jou jouw leven symboliseert. Als

dit niet gebeurt, kun je dan misschien een beeld kiezen?

Kun je uitleggen waarom je dit beeld hebt gekozen of waarom dit beeld naar boven is

gekomen?

Probeer eens tien woorden te associëren met het beeld.

Voer een van de twee volgende opdrachten uit:

Maak een tekening of schilderij van het beeld, verwerk daarbij de associaties.

Maak een kort verhaal met het beeld als hoofdpersoon en probeer in het verhaal

de associaties te verwerken.

8e Bijeenkomst Betekenis en Toekomst

De laatste bijeenkomst is toekomstgericht. Elk einde is een begin.

Wat maakt voor jou het leven de moeite waard?

Je bent om een bepaalde reden aan dit Life-review begonnen. Hoe kijk je daar nu

tegenaan?

Heb je een antwoord gevonden waarmee je verder kunt?

In hoofdstuk 6 heb je iets geschreven over een nieuw hoofdstuk in je leven. Wat zijn

concrete acties die je gaat uitvoeren?

Wie kunnen je daarbij helpen?

Wat is je motto? Je lijflied?

Hoe houd je jezelf alert op het punt waar je naartoe wilt?

Page 32: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 2

32

1.2 De opzet van Narratieve Zorg

In Hoofdstuk 1 schetsten we uitvoerig de initiële opzet van de interventie Narratieve Zorg.

Van in het begin zijn drie fundamentele wijzigingen aangebracht aan de opzet van „De

verhalen die we leven‟:

1. Narratieve Zorg is een individuele interventie in plaats van groepsinterventie, vanuit de

insteek dat kwetsbare ouderen vaker een hogere leeftijd hebben en soms minder mobiel

zijn en niet altijd op een groepsbijeenkomst zullen geraken.

2. Het aantal sessies is uitgebreid met als doel te komen tot een product, een document of

werkinstrument dat andere professionele zorgverleners en andere betrokkenen kan

helpen. Van in het begin was de opzet van Narratieve Zorg te komen tot een

„psychosociaal document‟ dat het soms eenzijdig medisch-verpleegkundig perspectief

op ouderen verrijkt.

3. De doelgroep van deelnemers is verbreed met niet alleen ouderen met depressieve

klachten, maar ook ouderen met beginnende dementie of andere kwetsbare ouderen.

In de volgende paragraaf belichten we hoe de levensverhaalschrijvers met deze nieuwe

opzet aan de slag zijn gegaan.

2 De ontwikkeling en de bijsturing van de methodiek

In deze paragraaf bieden we een verduidelijking van hoe de interventie zelf het afgelopen

jaar is op punt gesteld. Doordat voor het eerst bij ouderen thuis individueel wordt gewerkt,

is de methodiek zelf nog niet altijd even duidelijk gebleken. De wijze van aanpak in „De

verhalen die we leven‟ kon niet zomaar worden toegepast. De opbouw van de sessies en de

inhoudelijke aanpak is tot nu toe niet het voorwerp geweest van een systematische

evaluatie en bijsturing.

De beschrijving in deze paragraaf is gebaseerd op twee bronnen van informatie.

Enerzijds hielden we een semigestructureerd interview met elk van de

levensverhaalschrijvers, waarbij we onder meer ingingen op hun visie op de aanpak en de

waarde van de methodiek. Richtgevende vragen waren: „Wat zijn positieve en negatieve

punten aan de methodiek Narratieve Zorg, zowel voor de oudere, als voor henzelf als

levensverhaalschrijver? Welke verbeterpunten zagen de levensverhaalschrijvers?‟ De

andere thema‟s uit het interview komen aan bod in Hoofdstuk 4.

Anderzijds hebben we de werkbijeenkomsten met het CGG Brussel sinds januari 2011 ook

gericht op de inhoudelijke ontwikkeling en verfijning van de methodiek. Tijdens een aantal

discussie- en denkoefeningen werden moeilijkheden en verbeterpunten verkend. Er zijn

Page 33: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De methodiek Narratieve Zorg

33

geen systematische beslissingen genomen of afgesproken bijsturingen. Wat in deze

paragraaf beschreven staat, is ook niet te beschouwen als een afgewerkt draaiboek of

handleiding.

We menen de evolutie in het werken met de methodiek Narratieve Zorg te kunnen vatten

in een vijftal aspecten: (1) het accent op dierbare herinneringen, (2) heldere afspraken en

opbouw van de relatie, (3) de verschillende motieven van ouderen, (4) het belang van „iets

teruggeven‟ en (5) de nood aan verdere verduidelijking.

2.1 Het accent op dierbare herinneringen

Kort voor de start van de eerste levensverhaalschrijver had de gerontoloog-

psychotherapeut van het ouderenteam contact met Gerben Westerhof en Ernst Bohlmeijer.

Bij het voorstellen van de opzet van Narratieve Zorg is door de auteurs aangeraden om in

de slotsessies voldoende aandacht te besteden aan „Dierbare herinneringen‟. Het protocol

van die specifieke interventie was ons toen nog niet bekend. Intussen is duidelijk dat dit

advies is gestoeld op het wetenschappelijk aangetoonde effect van „specifieke, positieve

herinneringen‟ ter preventie van depressie (zie Hoofdstuk 1, paragraaf 1.3.3).

Er is ook een toevoeging gebeurd van twee sessies getiteld „Sprankelende ervaringen‟,

maar de wijze waarop er in deze vier sessies moet worden gewerkt is nadien niet

systematisch verduidelijkt. Tijdens het interview geven de levensverhaalschrijvers aan dat

ze hier op hun honger blijven zitten en zoekend zijn (zie verder paragraaf 2.4).

2.2 Heldere afspraken en opbouw van de relatie

Onder invloed van de opleiding die is gevolgd bij José Franssen over het werken met

levensverhalen (zie ook Hoofdstuk 4), is aandacht geschonken aan het voldoende

verhelderen van de opzet bij aanvang van de interventie en aan het opbouwen van een

vertrouwensrelatie. Pas wanneer er duidelijke regels zijn, waarbij de oudere zelf de regie

blijft behouden, is het werken met levensverhalen geslaagd.

Het ouderenteam en LUCAS ontwierpen twee brochures waarin de opzet van Narratieve

Zorg worden verduidelijkt (zie bijlage 2). Vanaf de eerste ontmoeting met de oudere neemt

de levensverhaalschrijver de tijd om een goede relatie op te bouwen. Er is afgesproken dat

Narratieve Zorg vertrekt vanuit vier duidelijke stelregels. De levensverhaalschrijvers

verduidelijken die aan het begin van de interventie en gebruiken het als rode draad

doorheen hun bezoeken (zie figuur 1).

Page 34: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 2

34

1. Een verhaal is nooit af

Het is niet de bedoeling om het ganse verhaal te vertellen en neer te pennen. Hier is

niet de tijd voor en het verhaal is ook nog steeds bezig.

2. Dé waarheid bestaat niet

Een herinnering is steeds een reconstructie van feiten. Het draait niet om de feiten,

maar om de herinnering die een persoon nu heeft. Een herinnering is altijd juist.

3. U kiest zelf wat u wel of niet vertelt

De verteller is verantwoordelijk voor het geen hij vertelt. Hij beslist dus zelf wat hij

wel of niet wil vertellen.

4. Elk verhaal is een goed verhaal

Elk individu is uniek, zo ook zijn levensverhaal. Een verhaal hoeft niet te gaan over

spectaculaire gebeurtenissen. Elk verhaal is een interessant verhaal.

Figuur 1 Vier stelregels aan het begin van de interventie Narratieve Zorg

2.3 De verschillende motieven van ouderen

Doorheen het voorbije jaar is gebleken dat ouderen om diverse redenen meewerken aan of

zich aangesproken voelen door Narratieve Zorg. De levensverhaalschrijvers merken dat er

heel veel motieven meespelen, maar dat er niettemin een aantal rode draden in zijn terug te

vinden (zie verslag partneroverleg 19 januari 2011):

Iets willen nalaten aan volgende generaties.

Levensverhaal als bemiddelaar: het is een manier om contact te maken en elkaar beter

te leren kennen.

Levensbalans opmaken: terugblikken op het eigen leven. Wie ben ik? (zingeving)

Op zoek gaan naar een rode draad.

Leren over schrijven of taal of creativiteit: herontdekken van bronnen.

Therapeutisch, troostend effect: dieper liggend motief, meestal pas achteraf; een

pijnverhaal krijgt een plek in het grote verhaal.

Identiteitsbevestigend: Ik ben iemand.

Op de vraag welk effect de interventie heeft, antwoordt één van de levensverhaalschrijvers

als volgt:

“Enerzijds denk ik dat wat we doen, persoonlijk contact, dat dat al heel hard

deugd doet. Maar als je dan nog een stuk verder kan gaan door gestructureerd

Page 35: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De methodiek Narratieve Zorg

35

echt op zoek te gaan naar „Wat zijn de dingen die belangrijk geweest zijn voor

mij in mijn leven?‟, dat dat twee verschillende dingen zijn.”

Hiermee raakt deze levensverhaalschrijver aan de doelstelling van de interventie.

Positioneert men zich eerder als „prettige activiteit‟ (cfr. gewone reminiscentie), dan wel

als gestructureerde reminiscentie of „life review‟?

Deze levensverhaalschrijver merkt een duidelijke evolutie bij de ouderen die deelnemen.

Die evolutie hangt ten dele samen met het feit dat de eerste ouderen die meewerkten

„interne doorverwijzingen‟ waren vanuit het CGG Brussel.

“In het begin hebben we een aantal ouderen gehad die van de interne keuken

zo doorverwezen werden. Dan merkten wij wel dat die dat deden om de

persoon die ze kenden binnen het team een soort plezier te doen. Dat is een

andere insteek dan nu, bijvoorbeeld die mevrouw die belde na dat filmpje

(nvdr. Filmpje gemaakt door TVBrussel). Ik ben blij dat er nu zo wat meer

komen die effectief zeggen van: „Kijk, ik wil mijn eigen leven eens op papier

hebben. Ik wil dat doen om dat aan mijn kleinkinderen te kunnen geven. Ik wil

de volgende generaties iets bijleren.”

De motieven voor deelname blijken soms ook te evolueren.

“Ik zie een leuke verschuiving bij een aantal ouderen die vaak begonnen zijn

met het idee van „Als ik je daar een plezier mee kan doen …‟ of „Als jij op die

manier dingen leert over vroeger, dan zal ik doen‟. En die dan na verloop van

tijd, hoe vaker je daar langskwam, toch zeiden van „Ik heb dat nu gedaan om

plezier te doen, maar ik zie dat het voor mezelf ook wel goed is‟. Zo heeft

iemand dat letterlijk gezegd. En bij anderen merk je dat”.

We menen dat hier kansen liggen voor de verdere ontwikkeling van de methodiek, door

nog meer in te spelen op welbepaalde motieven en de interventiemethodiek ook beter te

laten aansluiten op die specifieke motieven van ouderen.

Hiermee stoten we ook wel op de grenzen van de methodiek.

“Wat doe je bijvoorbeeld als een bepaald thema niet aanslaat? Het is al vaker

voorgevallen dat we afkomen met een bepaalde vraag binnen de methodiek

waarop die oudere zegt: „Daar heb ik echt nog nooit over nagedacht‟ of „Wat

vraag jij nu?‟ (…) Ik vind het moeilijk. Als een oudere weinig vertelt, dan kan

je in dat uur de tien vragen afranselen bij wijze van spreken. Maar als één

vraag al tot een heel lang verhaal leidt, moet je dan onderbreken en zeggen

van „Ik wil overgaan tot de volgende vraag‟?”

Deze levensverhaalschrijver geeft aan dat het nog heel erg zoeken is naar de juiste balans,

inhoudelijk, maar ook methodisch tussen sturen en niet-sturen.

Page 36: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 2

36

2.4 Het belang van ‘iets teruggeven’

Beide levensverhaalschrijvers zijn erg opgetogen over de vierdaagse vorming over het

werken met levensverhalen bij José Franssen. In die vorming is sterk stilgestaan bij het

belang van gelijkwaardigheid en wisselwerking. Dat het ook van belang is om niet alleen

de oudere te laten vertellen en herinneringen ophalen, maar ook om dingen terug te spelen,

zodat de oudere kan corrigeren en aanvullen als die boodschappen anders zouden zijn

begrepen.

Deze gedachte heeft een sterke stempel gedrukt op de verdere ontwikkeling van Narratieve

Zorg. Het leidde ertoe dat de interventie op dit ogenblik ook uitmondt in drie producten of

resultaten die met de oudere worden gedeeld: een levensboek, een brief en de

waardencirkel. We belichten elk van deze drie hieronder.

2.4.1 Het levensboek

Oorspronkelijk was het niet de bedoeling om bij elke oudere een levensboek te maken. Dit

zou vooral worden toegepast bij de nieuwe doelgroep van ouderen met beginnende

dementie, omdat de visuele prikkels van foto‟s en een tastbaar boek voor hen extra

motiverend zouden zijn. Voor de ouderen zonder geheugenproblemen zou de focus vooral

liggen op het samen (verbaal) ophalen van herinneringen.

Mede onder invloed van de vorming van José Franssen, en door het feit dat één van beide

levensverhaalschrijvers in het verleden al gewerkt had met levensboeken, is deze opzet

gewijzigd. Na elke sessie geeft de levensverhaalschrijver een stuk tekst of document terug

aan de oudere, die het kan corrigeren, wijzigen of aanvullen. Keer op keer groeit zo het

document en blijft de oudere persoon volledig eigenaar van het geschrevene. Intussen

werken allebei de levensverhaalschrijvers met een levensboek voor elke deelnemende

oudere. De levensverhaalschrijvers maken dan wel het boek, toch zijn het de ouderen zelf

die de pen vasthouden en elke keer opnieuw verbeteren of nuanceren. Met deze werkwijze

willen de levensverhaalschrijvers de eigenwaarde en het „gevoel van meesterschap‟ van de

oudere persoon versterken. Het ophalen van de herinneringen doorheen de verschillende

thema‟s stoffeert dit levensboek. Hoewel dit ook op de markt is, werken de

levensverhaalschrijvers uitdrukkelijk niet met een gestandaardiseerd of vooraf

gestructureerd levensboek. Elk individu is uniek en dit leidt ook tot een uniek levensboek.

Aan het einde van de interventie wordt het levensboek overhandigd aan de oudere persoon.

Een voorbeeld van zo‟n levensboek is te vinden in bijlage 2.

Page 37: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De methodiek Narratieve Zorg

37

2.4.2 De brief van de levensverhaalschrijver

Om het aspect „iets teruggeven aan de oudere‟ nog te versterken, is het idee gerijpt om

Narratieve Zorg af te sluiten met een brief. De levensverhaalschrijver neemt persoonlijk

afscheid van de oudere en verwoordt wat het voor hem of haar heeft betekend om op weg

te gaan met die persoon. Een bijkomend pluspunt is dat het schrijven van deze brief ook de

levensverhaalschrijver helpt om op een positieve wijze af te ronden en afscheid te nemen.

Op de vraag wat er het moeilijkste is aan de methode, antwoordt een

levensverhaalschrijver:

“Het afsluiten. Daar ben ik nogal onzeker over. Ook omdat het bijvoorbeeld te

laat was uitgesprongen om die zes maanden te krijgen bijvoorbeeld. (…) En

dan heb ik iets van „Dat mag geen argument zijn om een sessie al dan niet te

laten doorgaan of inpassen”.

Bij dat laatste punt verwijst deze levensverhaalschrijver naar het feit dat de

wetenschappelijke evaluatiemetingen zesmaandelijks moeten gebeuren, terwijl het in de

praktijk niet realistisch is gebleken de interventie mooi op dit tijdschema te houden (zie

verder paragraaf 2.5).

In bijlage 2 laten we een voorbeeld zien van brief die de levensverhaalschrijver aan de

oudere terugbezorgt. Dit gebeurt samen met het levensboek tijdens de laatste sessie.

2.4.3 De waardencirkel

Van in het begin is gesteld dat Narratieve Zorg ook zou bijdragen tot een verrijking voor

hulpverleners en andere betrokkenen van de oudere persoon. Oorspronkelijk werd gedacht

aan een „psychosociaal document‟ waarin verduidelijkt zou staan welke levens-

gebeurtenissen en thema‟s belangrijk zijn voor deze oudere persoon. De onderliggende

bedoeling is altijd geweest om de oudere als volwaardig persoon in beeld te brengen, en

hem/haar niet te vereenzelvigen met de ziekte of beperkingen waaraan hij/zij lijdt. Het

psychosociale document zou dus een zeker tegenwicht moeten bieden voor de vaak nog

overwegend medisch-lichamelijke verslaggeving binnen de zorgsector over ouderen.

Mede geïnspireerd door het gedachtegoed over zorgleefplannen in de residentiële

ouderenzorg is door LUCAS een voorstel geformuleerd van waardencirkel. De

levensverhaalschrijvers gaan hiermee aan de slag tijdens een specifieke sessie. Bij de

instructies wordt vooral ingegaan op wat de oudere persoon mentaal goed doet voelen. In

de middencirkel komen de waarden die de oudere persoon belangrijk vindt en de eigen

kernkwaliteiten. Errond komen de contacten, de ruimte en omgeving, de zorg en omgang

en de activiteiten met telkens de focus op elementen die bijdragen tot het welbevinden van

de oudere persoon. Bij het afronden wordt verwezen naar het mogelijke gebruik van deze

waardencirkel in het contact met anderen. De waardencirkel kan de oudere persoon laten

Page 38: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 2

38

zien dat hij/zij een waardevol persoon is met belangrijke kwaliteiten. Het kan

aangrijpingspunten bieden voor verbetering of de boodschapper zijn van wat de oudere

persoon goed doet voelen op het ogenblik dat de oudere persoon het zelf niet meer zo goed

kan verwoorden. LUCAS bouwde de inhoud op en vanuit het CGG Brussel werkte men

deze waardencirkel grafisch verder uit. De waardencirkel kreeg het uitzicht van een soort

identiteitskaart met kernachtig samengevat wat voor die persoon echt van tel is in zijn/haar

leven en hem/haar mentaal goed doet voelen. Bijlage 2 toont een voorbeeld van een

ingevulde waardencirkel.

2.5 De nood aan verdere verduidelijking

De beschrijving hierboven maakt duidelijk dat er een grote weg is afgelegd in het verder

op punt stellen van de methodiek Narratieve Zorg. Tegelijk is duidelijk dat er nog geen

volledig uitgeklaarde methodiek is.

Elk van de levensverhaalschrijvers gaat op een eigen manier op zoek naar houvast en

verheldering.

Voor één levensverhaalschrijver bleek het heel moeilijk te vertrekken vanuit de

vooropgestelde structuur en methodiek van „De verhalen die we leven‟.

“Ik vind het wel moeilijk om zo vanuit een structuur te vertrekken waar je zelf

niet weet hoe dat tot stand is gekomen. Met welke argumenten, met welk e

bronnen, of gewoon het idee die daar achter staat. Bijvoorbeeld in het begin

was het zo met „ontstaansgeschiedenis, genese of prelude‟… (…) dus ik ben

wel blij dat we dat in vraag durven blijven stellen. (…) Ik vind het wel

belangrijk om een structuur te volgen, maar ik vind dat wij die structuur

blijvend in vraag mogen stellen”.

Waarop die levensverhaalschrijver verwijst naar de zevende bijeenkomst uit „De verhalen

die we leven‟, de sessie rondom de metafoor. Het bleek dat dit thema niet aansloeg bij de

deelnemende ouderen of soms te moeilijk was. En voor dat onderdeel is met het

ouderenteam beslist om die sessie te laten vallen en meer functioneel in te vullen. Nu

vraagt men enkel nog aan de oudere persoon naar de metafoor die zou mogen gehanteerd

worden om te dienen als voorpagina van het levensboek van de oudere persoon.

Beide levensverhaalschrijvers zijn dus sterk op zoek naar houvast in inhoud en

methodische aanpak van de interventie. De andere levensverhaalschrijver stelt zich

bijvoorbeeld vragen bij de introductie van de interventie:

“Wat vertel ik de eerste keer bij het eerste contact? Vertel je het doel en de

mogelijke motieven? Wat doen we daar juist mee?”

Page 39: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De methodiek Narratieve Zorg

39

Tijdens de laatste werkbijeenkomst in mei 2011 brengen de levensverhaalschrijvers aan dat

ze een document maakten om de communicatie met de oudere te stroomlijnen en te

verduidelijken wat de interventie precies betekent in aantal bijeenkomsten. Ze geven een

overzicht en hanteren dit als leidraad voor de oudere persoon. We voegen het hier toe als

figuur 2.

Page 40: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

40

Eerste 3 HUISBEZOEKEN,

WEKELIJKS

Inleiding

Huisbezoek Inhoud Datum Commentaar

Huisbezoek 1 KENNISMAKING en UITLEG

Huisbezoek 2 VRAGENLIJSTEN

Huisbezoek 3 VRAGENLIJSTEN

Gedurende 2 MAANDEN,

WEKELIJKS

8 sessies over een THEMA

Huisbezoek 4 KINDERTIJD & JEUGDJAREN

Huisbezoek 5 VOLWASSENHEID

Zorg en/of werk

Huisbezoek 6 MOEILIJKE PERIODEN

Huisbezoek 7 SOCIALE RELATIES

familie, vriendschappen …

Huisbezoek 8 OVERZICHT

Hoogte- en dieptepunten

Huisbezoek 9 DIERBARE HERINNERINGEN

Huisbezoek 10 SPRANKELENDE ERVARINGEN

Huisbezoek 11 BETEKENIS EN TOEKOMST

Gedurende 2 MAANDEN,

2-WEKELIJKS

5 sessies ter afronding, met een blik op de toekomst

Huisbezoek 12 LEVENSBOEK

Overlopen, aanvullen en afwerken

Huisbezoek 13

Huisbezoek 14 WAARDENCIRKEL

Huisbezoek 15 CONCRETE ACTIES voor de

TOEKOMST

Huisbezoek 16 OVERHANDIGING LEVENSBOEK

+ MIDDENMETING

Figuur 2 Opzet van de interventie Narratieve Zorg zoals verduidelijkt voor de deelnemers

Page 41: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De methodiek Narratieve Zorg

41

Met de schematische voorstelling van figuur 2 is het stramien van Narratieve Zorg

verduidelijkt. Tegelijk blijven de levensverhaalschrijvers nog met vragen zitten over de

specifieke inhoudelijke invulling. Zo trekt een van de levensverhaalschrijvers in twijfel of

het wel nodig is om de sessie „Hoogte- en dieptepunten‟ (bijeenkomst acht uit de opzet van

„De verhalen die we leven‟) te blijven behouden. De ervaring is dat de verlieservaringen al

in eerdere sessies zijn aan bod gekomen en dat niet elke oudere bereid is om het daar nog

eens over te hebben. De vraag is ook of dit wel nodig en gunstig is. Dit is een voorbeeld

van inhoudelijke discussie en ontwikkeling binnen de methodiek Narratieve Zorg die nog

verdere uitklaring nodig heeft. Dezelfde vragen leven ten aanzien van de sessies over

„Dierbare herinneringen‟ en over „Sprankelende ervaringen‟.

De levensverhaalschrijvers merken op dat de vorming die ze kregen hen sterk inspireerde,

maar dat ze nog te weinig de integratie konden maken van de aangeleerde methodieken en

communicatievormen binnen de opzet van Narratieve Zorg.

3 Besluit

Kort samengevat is het accent van de methodiek Narratieve Zorg sterk verlegd van het

strakke schema van acht bijeenkomsten zoals in „De verhalen die we leven‟ naar het samen

werken aan een levensboek met de thuiswonende oudere. Er gaat veel aandacht uit naar het

respectvol en als volwaardig beschouwen van de oudere persoon. Elke interventie leidt nu

tot de opmaak van drie producten die elk willen bijdragen tot de identiteitsversterking van

de oudere persoon: het levensboek, de brief en de waardencirkel of identiteitskaart.

Het is waardevol en nodig dat de levensverhaalschrijvers gaandeweg aan de slag gingen

met de methodiek. Niettemin is de methodiek Narratieve Zorg nog niet volledig

uitgekristalliseerd. Zowel inhoudelijk als meer formeel of methodisch blijven de

levensverhaalschrijvers met vragen zitten. We zien zelf – naar aanleiding van de

verschillende motieven van de deelnemers – bijvoorbeeld niet altijd een duidelijke

profilering als „life review‟-interventie, met een duidelijke focus op het preventief werken

bij ouderen met depressieve klachten. We kunnen ons kritisch afvragen of het bij sommige

deelnemers niet louter gaat om het samen herinneringen ophalen, als prettige sociale

activiteit an sich. De systematische ontwikkeling, evaluatie en bijsturing van de methode is

nog niet volledig uitgevoerd en afgerond. Dit is volgens ons een meerwaarde en

voorwaarde voor de verdere uitbouw van Narratieve Zorg.

Page 42: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 2

42

4 De methode Narratieve Zorg en de verhouding tot het werken met

het BelRAI-instrument

Een typische eigenheid en complexiteit van het project Narratieve Zorg is de inbedding

binnen de structuur en doelstelling van Protocol III. De overheid wil onderzoeken of

alternatieve en ondersteunende zorgvormen tot een verbeterde levenskwaliteit en minder

snelle opname leiden van thuiswonende ouderen. Een wezenlijk instrument in dat

onderzoek is de aan de Belgische context aangepaste versie van het Resident Assessment

Instrument, een uitgebreid meetinstrument dat de zorgbehoefte van de oudere in kaart

brengt, kortweg BelRAI (zie www.belrai.org of https://wiki.belrai.org/nl/). In feite gaat het

om een set van meetinstrumenten die bruikbaar zijn doorheen diverse zorgsetting, de

interRAI-suite instrumenten voor de thuiszorg, voor de residentiële ouderenzorg, voor de

ziekenhuiszorg, enz. Aangezien Narratieve Zorg zich in de thuissituatie afspeelt, gaat het

om de BelRAI-Home Care of de thuiszorgvariant van het instrument.

In deze paragraaf bieden we een beschouwing over de wijze waarop Narratieve Zorg zich

verhoudt tot het werken met het BelRAI-instrument. We laten eerst de stem horen van de

levensverhaalschrijvers en bieden daarna zelf een korte kritische reflectie.

4.1 Ervaringen van de levensverhaalschrijvers

Eén van de levensverhaalschrijvers verwijst in het interview naar de grote taaklast die er op

hun schouders rust. In het gesprek verwijst de levensverhaalschrijver naar netwerking,

waarop gevraagd wordt of dat ook „netwerking binnen het zorglandschap betekent‟:

“Nee, dat doe ik tot nu toe nog niet, te weinig. Vanuit het RIZIV zouden ze

graag hebben dat we inderdaad een netwerk vormen, maar we komen er nog

niet toe (…) Het is het doel een beetje van het project: we willen psychische

aandacht, want we zien dat er al veel lichamelijke aandacht is. Eigenlijk willen

we daar de brug tussen zijn. Nu heb ik de indruk dat we daar op ons eiland

zitten van de psychische zorg, maar niet zo die brug kunnen maken”.

De andere levensverhaalschrijver ging zelf spontaan dieper in op de verhouding Narratieve

Zorg en werken met het BelRAI-instrument. Deze levensverhaalschrijver verwijst eerst

naar de grote takenlast die gepaard gaat met het organiseren van zorg en informatie

rondom het BelRAI-instrument. Daarnaast worstelt deze levensverhaalschrijver met de

verschillen in finaliteit van Narratieve Zorg en van het Resident Assessment Instrument.

“Het moeilijke, wat ik vooral nu wou gezegd hebben is: dat zijn allemaal

verschillende denkstructuren. Het gaat niet om die activiteit op zich of die taak,

maar om ...Wat ik nu ook beseft heb (dat ik daar zo moeilijk mee heb) is dat het

eigenlijk twee totaal verschillende mensbeelden zijn. Wat je met het

Page 43: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De methodiek Narratieve Zorg

43

levensverhaal wilt doen, is die persoon helemaal aan het woord laten, je wilt

die zoveel mogelijk laten openbreken, los van die zorg en dit en dat (tenzij er

iets uitkomt waar je de persoon zou kunnen beter maken). En de RAI wat doet

die weer, die zet mensen in kottekes en stelt weer ambetante vragen. Dat is

eigenlijk heel contradictorisch. Het gaat niet alleen over wat je in begin zei van

„het rode mapje en het blauwe mapje, onderzoeker of niet‟. Het gaat eigenlijk

om veel meer dan dat vind ik.”

Op de vraag of deze levensverhaalschrijver oplossingen hiervoor ziet, antwoordt de

levensverhaalschrijver:

“Misschien wat ik denk is dat we misschien meer moeten samenwerken (we zijn

nu al bezig) met zo‟n zorgregisseur bijvoorbeeld. Ik vind: de RAI kan een

interessant instrument zijn, maar vooral voor mensen die als doel hebben om

zorg te coördineren. Dan is dat een fantastisch instrument (daar gaat het ook

om), maar het past eigenlijk helemaal niet bij het opzet van ons project (....)

Wij zouden eigenlijk meer moeten aangesproken worden op ons

levensverhaalschrijverschap en verdedigen wat de persoon bezig houdt. Maar

wij mogen niet te veel moeten denken aan de zorg daarrond en de

administratie.”

Wat deze levensverhaalschrijver aanhaalt is een interessante denkoefening. Het raakt aan

het onderliggende beeld op ouderen en de beoogde doelgroep. Terwijl het Resident

Assessment Instrument van oorsprong ook enkel bedoeld is voor ouderen met vooral

lichamelijke zorgbehoevendheid, ligt de doelgroep van Narratieve Zorg breder. Bovendien

wil men met Narratieve Zorg net weg van het beeld dat de oudere persoon alleen maar

zorgafhankelijk is, en dus ook versterkend werkend. Hier is de tegenstelling met het

BelRAI-instrument volgens ons minder sterk, want ook daar heeft het BelRAI-instrument

de bedoeling om naar voren te halen wat goed loopt en te anticiperen hoe mogelijk

toekomstig verlies kan voorkomen worden. De werkwijze is echter van een geheel andere

orde.

Dezelfde levensverhaalschrijver komt nog op de tegenstelling terug en meent dat dit ook

voor de oudere persoon tot onduidelijkheid leidt:

“Ik spreek dan misschien te veel vanuit mijzelf. Maar dat is gewoon omdat ik

voel dat dat wringt met die oudere. Dat die zegt van „wat is nu eigenlijk je

motief om hier te zitten? Ben je iemand die ook weer mij ... allez echt

zorgverlener wil zijn (ook met systemen en dossiers) of ben jij iemand die

gewoon met mij mijn levensboek wil maken?‟. (...) Maar het gaat meer over

„wie zijt gij nu eigenlijk die voor mij zit en hoe kijk je naar mij? Het zouden

eigenlijk geen twee leefwerelden mogen zijn.”

Page 44: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 2

44

Deze levensverhaalschrijver meent dat de waarde van het werken met het Resident

Assessment Instrument vooral ligt op het terrein van de coördinatie van zorg.

“Nee, niet om hun stem te geven, wel om de zorg op mekaar af te stemmen of

om een multidisciplinaire dossier te hebben die voor iedereen toegankelijk is.

Daar zie ik de meerwaarde van in. Maar ik vind dat dat niets te maken heeft

met wat dat wij doen”.

Verderop in het interview eindigt de levensverhaalschrijver met de bedenking:

“Eigenlijk zou er een kotteke in de RAI moeten zijn waardat wij ongeremd in

kunnen schrijven”

In de volgende paragraaf bouwen we hierop verder, en geven we onze visie als

onderzoeker weer op de verhouding tussen Narratieve Zorg en het werken met het

Resident Assessment Instrument.

4.2 Evaluatie door de onderzoekers

De elementen die de levensverhaalschrijvers in de citaten hierboven aanhalen wijzen onzes

inziens op twee onderling samenhangende knelpunten én een positief punt.

Ten eerste is het zo dat het takenpakket van de levensverhaalschrijvers erg uitgebreid is

met zowel interventietaken, onderzoekstaken, wervingstaken als taken met betrekking tot

BelRAI. Door deze veelheid aan taken is het voor de levensverhaalschrijvers niet haalbaar

om een rol uit te bouwen als mogelijke casemanager of „bruggenbouwer die psychische

zorg mee binnenbrengt in het vooral lichamelijk georiënteerde zorglandschap‟. De

onduidelijkheid van de rol als levensverhaalschrijver in het zorglandschap is dus een

tweede knelpunt dat samenhangt met het uitgebreide takenpakket tot nu toe.

Tegelijk zien we ook duidelijk raakvlakken tussen Narratieve Zorg en het BelRAI-

instrument: het ogenschijnlijk tegengestelde mensbeeld hoeft niet zo tegengesteld te zijn.

Veel heeft te maken met het formeel afstemmen van denkstructuren. Wanneer de

levensverhaalschrijver suggereert dat er een extra onderdeel zou moeten komen binnen het

BelRAI-instrument met ruimte voor het levensverhaal van de oudere persoon, dan ligt

volgens ons daar precies de complementariteit tussen Narratieve Zorg en het werken met

het BelRAI-instrument. Het traject van de levensverhaalschrijver met de oudere persoon

resulteert in een levensboek, een persoonlijke afscheidsbrief en een waardencirkel (zie

hoger paragraaf 2.1). Het BelRAI-instrument zelf kan o.i. sterk gebaat zijn met een

aanvulling vanuit psychosociaal oogpunt, maar ook met een aanvulling waarbij de oudere

zelf een stem krijgt, en explicieter zelf het woord gegeven wordt (voor zover mogelijk).

Concreet zien we hier vooral mogelijkheden met het document van de waardencirkel dat

binnen Narratieve Zorg wordt opgemaakt, als een positief en complementair instrument

voor het Resident Assessment Instrument. Het zou een sterk signaal zijn mocht een oudere

Page 45: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De methodiek Narratieve Zorg

45

persoon bij toenemende zorgbehoevendheid niet alleen telkens een accuraat en aangepast

(fysisch georiënteerd) zorgplan krijgen, maar dat er ook telkens meteen gerefereerd zou

kunnen worden aan wat er voor die oudere van tel is en wat hem/haar mentaal ook goed

doet voelen. Het zou een meerwaarde zijn mocht deze complementariteit ook in de praktijk

verder kunnen uitgebouwd en onderzocht worden.

Hoewel er binnen Protocol III uitsluitend wordt gewerkt met de drie „basisversies‟ van het

Resident Assessment Instrument (voor de thuiszorg, de residentiële ouderenzorg en de

ziekenhuiszorg), zijn er ook raakvlakken te bedenken met de interRAI-Mental Health care-

versie (De Groof e.a., 2009), die net specifiek ingaat op psychische klachten en

symptomen. Dit valt dus buiten de opzet van Protocol III, maar is een interessant

denkspoor wanneer men de geestelijke gezondheidszorg verder wenst uit te bouwen of te

optimaliseren.

Een belangrijke premisse voor de verdere uitbouw van de complementariteit tussen

Narratieve Zorg en werken met het BelRAI-instrument blijft de haalbaarheid voor de

levensverhaalschrijvers. We verwijzen hiervoor naar Hoofdstuk 4 van dit rapport. Eerst

gaan we in Hoofdstuk 3 in op de effectmeting bij de deelnemende ouderen.

Page 46: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

46

Page 47: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

47

Hoofdstuk 3

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

In dit hoofdstuk belichten we de opzet van de kwantitatieve effectmeting en de eerste

bevindingen hiervan. Centraal staat de vraag naar de kenmerken van de deelnemers en de

effecten van de interventie Narratieve Zorg. Paragraaf 1 van dit hoofdstuk belicht de opzet

van de studie. Paragraaf 2 gaat in op de bevindingen die tot nu toe beschikbaar zijn. Zoals

beschreven in Hoofdstuk 1, paragraaf 4 is de instroom van deelnemers trager en lager dan

verwacht op gang gekomen. Hierdoor zijn er tot nu toe slechts gegevens beschikbaar van

de nulmeting, voorafgaand aan de interventie. Er is ook één oudere dame geïnterviewd die

de volledige interventie met de levensverhaalschrijver had doorlopen. In de derde

paragraaf van dit hoofdstuk geven we hiervan de belangrijkste vaststellingen mee.

1 De opzet van de kwantitatieve evaluatiestudie van Narratieve Zorg

De kwantitatieve effectstudie heeft een gestructureerd verloop, waarbij de specifieke

metingen voor Narratieve Zorg aansluiten op de studieopzet van Protocol III met

zesmaandelijkse metingen.

Elk project dat geselecteerd is voor het Protocol III-akkoord moet de deelnemende oudere

patiënten minstens zesmaandelijks opvolgen via verschillende vragenlijsten. Uitstroom

voor het RIZIV is omschreven als het ogenblik dat een patiënt langer dan drie maanden

verblijft in een woonzorgcentrum. Tot zolang wordt verwacht de geïncludeerde patiënten

zesmaandelijks te blijven evalueren en opvolgen met de vier vastgestelde

meetinstrumenten. Het Resident Assessment Instrument is hiervan het meest uitgebreide en

ook het belangrijkste.

Voor het project Narratieve Zorg worden bijkomende specifieke evaluaties uitgevoerd. Dit

pilootonderzoek wil immers nauwkeurig in beeld brengen welke specifieke effecten er zijn

wanneer een oudere persoon thuis herinneringen ophaalt met een levensverhaalschrijver.

Er is een nulmeting gepland en vervolgens een meting na zes maanden (wanneer de

interventie is afgerond en wanneer ook voor het RIZIV een herevaluatie nodig is) en na

twaalf maanden.

We beschrijven hierna eerst het verloop van de gehele interventie en onderzoeksmetingen

voor één deelnemer doorheen de tijd. Daarna gaan we in op de specifieke selectie- en

instroomcriteria, de gehanteerde meetinstrumenten, de wijze van benadering en opvolging

van de deelnemers en de maatregelen ter bescherming van de privacy. Deze opzet is

Page 48: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

48

uitgebreid beschreven in het onderzoeksprotocol dat is goedgekeurd door het

UZ Brugmann.

1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie

1.1.1 Fase 1: De aanmelding en screening voor deelname voor het RIZIV

Het ouderenteam werkt voor dit project samen met meerdere partners die in belangrijke

mate instaan voor de doorverwijzing en aanlevering van potentiële kandidaten die wensen

deel te nemen aan de interventie. De levensverhaalschrijvers hebben de opzet en

doelstelling van de interventie bij diverse zorgpartners voorgesteld en de betrokken

hulpverleners erop geattendeerd hoe zij ouderen kunnen uitnodigen voor medewerking.

De uitnodiging voor deelname aan het onderzoek gebeurt dus niet enkel door de

levensverhaalschrijvers rechtstreeks, maar via het mobiliseren van de ouderen zelf en het

netwerk van ouderen, vrijwilligers en hulpverleners rondom hen. De volgende diensten

worden gecontacteerd en geïnformeerd hoe ze ouderen kunnen doorverwijzen voor

deelname: thuiszorgdiensten (thuisverpleging, poetshulp, maaltijdbedeling, gezinszorg,

kinesitherapie), mutualiteiten, dagverzorgingscentra, seniorenorganisaties, centra voor

kortverblijf, mantelzorgverenigingen, woonzorgcentra, lokale dienstencentra,

gemeentelijke sociale diensten, gemeenschapscentra, huisartsen, Alzheimerverenigingen,

geriatrische ziekenhuizen, geriatrische dagziekenhuizen.

Een brochure voor professionele hulpverleners, ter verduidelijking van het project is

ontwikkeld, net zoals een toegankelijke brochure voor de ouderen zelf3 (zie bijlage 2).

Verder is er ook een aanmeldingsformulier voor verwijzers opgemaakt waarmee

verwijzers individuele kandidaat-patiënten kunnen doorgeven aan het ouderenteam. Dit

aanmeldingsformulier is vooral bedoeld om de verwijzers te helpen bij de selectie van de

juiste ouderen. Geïnteresseerde ouderen kunnen altijd ook zelf contact opnemen via mail

of telefoon met het ouderenteam van het CGG Brussel.

De oudere wordt met andere woorden aangesproken door een medewerker van een van

bovenstaande organisaties, met de vraag of een bezoek door de levensverhaalschrijver niet

iets voor hem of haar is. De medewerker overhandigt de oudere de folder met bijkomende

informatie, waarna of de oudere zelf of de medewerker kan contact opnemen met het

ouderenteam.

3 We merken op dat de prijs van 1€ die wordt vermeld enkel van toepassing is voor de sessies met de

levensverhaalschrijver. Er zal geen bijdrage worden gevraagd voor de sessies waarin

onderzoeksinstrumenten worden ingevuld.

Page 49: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

49

1.1.2 Fase twee: de nulmeting voor RIZIV en de screening voor Narratieve Zorg

De levensverhaalschrijver komt de eerste keer aan huis bij de oudere persoon en stelt het

onderzoek voor. De levensverhaalschrijver legt de opzet van het onderzoek uit en vraagt de

oudere persoon om het document van geïnformeerde toestemming in te vullen en te

ondertekenen. Vanuit het RIZIV is een informatienota ontwikkeld en een formulier voor

geïnformeerde toestemming. Specifiek voor Narratieve Zorg is een apart document

ontwikkeld voor geïnformeerde toestemming. Hierin wordt verduidelijkt dat er bijkomende

metingen zullen worden afgenomen om een zicht te krijgen op de waarde van de

interventies van de levensverhaalschrijver. Er is ook een aparte informatienota opgemaakt

die bij de oudere persoon kan achterblijven als geheugensteun. Hierin staan de

belangrijkste vragen rondom medewerking en privacy kort toegelicht (zie bijlage 3).

De levensverhaalschrijver neemt de nodige schalen af voor de nulmeting voor het RIZIV

of spreekt hierover af met de oudere persoon en zijn hulpverleners. Die samenwerking is

vooral belangrijk voor het invullen van het Resident Assessment Instrument: daar wordt

gestreefd naar medewerking van de huisarts en van de andere hulpverleners die reeds bij de

oudere aan huis komen. De levensverhaalschrijver neemt vervolgens de drie andere

instrumenten af bij de oudere persoon: de WHO-Quality of Life Scale, de Zarit Burden

Scale indien er een centrale mantelzorger (bv. partner of kind) aanwezig is en de

economische schaal over de kosten in de zorg.

Tot slot neemt de levensverhaalschrijver tijdens dit eerste huisbezoek twee

screeninginstrumenten af die moeten toelaten om de oudere persoon toe te wijzen aan de

juiste interventiegroep voor Narratieve Zorg:

„Hoe u zich de afgelopen week voelde‟ of de Geriatric Depression Scale (GDS) – 15-

item-versie.

de Mini Mental State Examination (MMSE) – 30 items

De scores voor de GDS en MMSE geven een indicatie van respectievelijk de mate van

depressieve klachten en cognitieve problemen en zijn bepalend voor het toelaten van de

oudere persoon tot het project Narratieve Zorg (zie verder paragraaf 1.2).

1.1.3 Fase 3: de nulmeting voor Narratieve Zorg

Ouderen die schriftelijk toestemming verleenden, worden zo snel mogelijk na het eerste

huisbezoek opnieuw thuis bezocht door de levensverhaalschrijver. Het streefdoel is om

hier maximum tien dagen tussen het eerste en tweede huisbezoek te hebben zodat de

nulmetingen niet vertekend worden door bijkomende gebeurtenissen. Tijdens dit

huisbezoek legt de levensverhaalschrijver meer in detail de bedoeling en de aanpak uit van

Page 50: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

50

de veertien sessies. De levensverhaalschrijver stelt de oudere persoon op zijn gemak en

vraagt ook om enkele vragenlijsten te mogen invullen.

Als nulmeting worden de volgende meetinstrumenten afgenomen:

Enkele achtergrondvragen

Eenzaamheid (6 items)

Gevoelens van „meesterschap‟ („Mastery‟, 7 items)

Hoe ik me voel ten opzicht van mezelf (Eigenwaarde) (10 items)

Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (Angst) (7 items)

Veerkracht („Resilience‟, 2 items)

Dit gebeurt bij voorkeur tijdens een gesprek met de oudere persoon. Indien mogelijk en

gewenst kan de oudere persoon sommige schalen ook zelf invullen en de antwoorden

aankruisen.

1.1.4 Fase 4: de interventie Narratieve Zorg

Vanaf het derde huisbezoek start de levensverhaalschrijver met de interventie Narratieve

Zorg. Voor elke bijeenkomst neemt de levensverhaalschrijver kort telefonisch contact op

met de oudere persoon om de afspraak te verifiëren. In het contact met de oudere persoon

gaat de levensverhaalschrijver bijzonder respectvol tewerk. Het is belangrijk dat de oudere

persoon zich op zijn gemak kan voelen en gaandeweg vertrouwen krijgt in de

levensverhaalschrijver. De levensverhaalschrijver houdt ook een logboek bij met notities

over de duur of inhoud van de sessies.

1.1.5 Fase 5: herevaluatie voor RIZIV zes maanden na inclusie

Zes maanden na inclusie moet voor het RIZIV een herevaluatie gebeuren aan de hand van

het Resident Assessment Instrument. Hiervoor legt de levensverhaalschrijver opnieuw de

nodige contacten met de huisarts van de oudere persoon en de eventuele andere zorg- of

hulpverleners. Ook de andere instrumenten worden opnieuw afgenomen:

Functioneren van de oudere persoon (Resident Assessment Instrument)

Kwaliteit van leven (WHO- QOL, 10 items)

Belasting van de mantelzorger (Zarit Burden scale, 12 items)

Economische vragenlijst

Elke zes maanden worden deze metingen hernomen, tot zolang de oudere persoon is

opgenomen in een woonzorgcentrum. Ook bij ernstige wijzigingen in het functioneren of

bij ziekenhuisopname is een herevaluatie met de vier instrumenten nodig.

Page 51: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

51

1.1.6 Fase 6: de eerste effectmeting Narratieve Zorg

In de oorspronkelijke opzet was voorzien dat de sessies met gestructureerde reminiscentie

zouden afgerond zijn ongeveer zes maanden na instroom in het project. Na afloop van de

interventie worden de volgende meetinstrumenten van de oudere persoon afgenomen:

Depressie (GDS, 15 items)

Eenzaamheid (6 items)

Gevoelens van „meesterschap‟ („Mastery‟, 7 items)

Hoe ik me voel ten opzicht van mezelf (Eigenwaarde) („Self-esteem‟, 10 items)

Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (Angst) (HADS, 7 items)

Veerkracht („Resilience‟, 2 items)

Tevredenheid over de interventie (ad hoc instrument)

Na deze eerste effectmeting neemt de levensverhaalschrijver afscheid van de oudere

bewoner. Er wordt geen nieuwe afspraak gemaakt. De levensverhaalschrijver laat wel een

kaart na met contactgegevens en staat open voor eventuele verdere begeleiding of

ondersteuning, maar enkel op vraag van de oudere persoon zelf. De argumentatie is dat het

ouderenteam uit ethisch oogpunt zeker bereikbaar blijft voor ouderen die dat wensen, maar

dat er tegelijk ook een min of meer formeel eindpunt komt aan de interventie.

1.1.7 Fase 7: de tweede effectmeting voor Narratieve Zorg twaalf maanden na inclusie

Omdat we met de pilootstudie ook willen nagaan of het herinneringen ophalen met een

levensverhaalschrijver ook langdurige effecten heeft, is een tweede effectmeting

ingepland. Twaalf maanden na inclusie wordt de evaluatie herhaald en komt de

levensverhaalschrijver bij de oudere aan huis. De volgende meetinstrumenten worden van

de oudere persoon afgenomen:

Depressie (GDS, 15 items)

Cognitief functioneren (MMSE, 30 items)

Eenzaamheid (6 items)

Gevoelens van „meesterschap‟ („Mastery‟, 7 items)

Hoe ik me voel ten opzicht van mezelf (Eigenwaarde) („Self-esteem‟, 10 items)

Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (Angst) (HADS, 7 items)

Veerkracht („Resilience‟, 2 items)

Page 52: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

52

1.2 Het overzicht van de gehanteerde meetinstrumenten

1.2.1 Beschrijving van de vereiste evaluatiemetingen voor het RIZIV

De projecten die geselecteerd zijn door het RIZIV met het Protocol III akkoord hebben als

finale doelstelling een opname in een rusthuis of rust- en verzorgingstehuis uit te stellen.

Dit kan gebeuren door alternatieve en vernieuwende zorgvormen te ontwikkelen. De

geselecteerde projecten hebben een maximale looptijd van vier jaar. Na de eerste 18

maanden gebeurt een eerste evaluatie. Hiervoor verwacht het RIZIV dat de projecten de

juiste patiënten selecteren, dat de projecten regelmatig vragenlijsten (online) invullen over

het projectverloop en dat de projecten voor alle individuele patiënten die zijn opgenomen

in het project, regelmatig uitkomstmateriaal verzamelen (zie bijlage 1).

Wat betreft de doelgroep moet het gaan om kwetsbare oudere personen. Een

stroomdiagram is hiervoor door het RIZIV uitgewerkt. De Edmonton Frail Schaal wordt

hiervoor onder meer gebruikt. We gaan niet verder in detail in op de vereiste

selectiecriteria voor deelnemende kwetsbare ouderen. Ook de procesevaluatie die door het

RIZIV zal gebeuren wordt hier niet verder toegelicht. Van belang zijn wel de

uitkomstmetingen die op het niveau van de individuele patiënten moeten worden

afgenomen. Vier meetinstrumenten dienen elke zes maanden te worden ingevuld voor elke

deelnemende oudere persoon in het project.

Het Resident Assessment Instrument (RAI) is een comprehensief geriatrisch

assessment instrument waarmee een uitvoerig beeld wordt verkregen van de

zorgbehoefte van de kwetsbare oudere persoon.

De WHO-QOL schaal meet de kwaliteit van leven van de oudere persoon.

De Zarit-Burden schaal brengt de mate van zorgbelasting van de mantelzorger die de

kwetsbare oudere persoon omringt in kaart.

Een economische vragenlijst geeft een beeld van de kosten voor de deelnemende

patiënt.

Er zijn bijkomende specifieke vereisten opgelegd, namelijk dat bij elke ernstige

verandering in de zorgsituatie ook een RAI-instrument moet worden ingevuld. Ook de

criteria voor uitstroom zijn vastgelegd (zie http://wiki.belrai.org). Bijlage 1 bundelt de

documentatie over de instroom en metingen in het kader van Protocol III die relevant zijn

voor Narratieve Zorg.

1.2.2 De vragenlijsten en meetinstrumenten specifiek voor „Narratieve Zorg‟

De theoretische achtergrond van dit onderzoeksproject situeert zich op het vlak van

preventie van depressie bij ouderen (zie Hoofdstuk 1). Het onderzoek beoogt in de eerste

Page 53: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

53

plaats aan te tonen dat de interventie Narratieve Zorg de verergering van depressieve

klachten kan tegengaan. Bovendien gaat de interesse niet alleen uit naar het verminderen of

de afwezigheid van psychopathologie, maar ook naar het versterken van positieve

uitkomsten. Daarom worden ook een aantal bijkomende verklarende factoren in kaart

gebracht, waaronder het sociale netwerk van de oudere, de gevoelens van eenzaamheid,

gevoelens van „meesterschap‟ of het gevoel controle te hebben over het eigen leven

(„mastery‟), de mate van angst, gevoelens van eigenwaarde („self-esteem‟) en gevoelens

van veerkracht („resilience‟).

Specifiek in aansluiting op de opzet en doelstelling van de interventie Narratieve Zorg zijn

gevalideerde meetinstrumenten gekozen. Alle instrumenten worden afgenomen door de

levensverhaalschrijver bij de oudere persoon thuis. Een uitzondering hierop is het

MADRS-instrument voor de mate van depressie (Montgomery & Åsberg, 1979), dat bij

ouderen met een score hoger dan 10 op de GDS-15 wordt afgenomen door de

ouderenpsychiater van het CGG. Omdat het project zich richt op ouderen in Brussel zijn

alle instrumenten ook beschikbaar in het Nederlands en in het Frans.

Hieronder noteren we het overzicht van de meetinstrumenten:

1. Geriatric Depression Scale, versie 15 items (GDS-15, Sheikh & Yesavage, 1986):

Dit instrument screent en evalueert de mate van depressieve klachten en symptomen bij

de oudere persoon.

2. Montgomery Asberg Depression Rating Scale (MADRS, Montgomery & Åsberg,

1979):

Dit instrument meet de mate van depressieve symptomen. Het is bedoeld voor de

eventuele uitsluiting van ouderen die 10 of meer scoren op de GDS-15. Deze schaal

wordt afgenomen door een ouderenpsychiater.

3. Mini Mental State Examination (MMSE, 30 items, Folstein, Folstein & McHugh,

1975):

Dit instrument screent de aanwezigheid van cognitieve problemen bij de oudere

persoon.

4. Eenzaamheid (6 items, de Jong-Gierveld & van Tilburg, 2008):

Dit instrument meet de sociale eenzaamheid en de emotionele eenzaamheid

5. Mastery Scale (7 items, Pearlin & Schooler, 1978):

Dit instrument meet gevoelens van meesterschap, van controle over de situatie bij de

oudere persoon.

6. Self-esteem Scale (10 items, Rosenberg, 1979; Franck e.a., 2008):

Deze schaal meet gevoelens van zelfwaardering en eigenwaarde bij de oudere persoon.

Page 54: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

54

7. Hospital Anxiety and Depression scales, subschaal angst (HADS, 7 items, Zigmund &

Snaith, 1983):

We nemen enkel de subschaal angst die de mate van angstgevoelens in kaart brengt bij

de oudere persoon.

8. Connor-Davidson Resilience Scale 2 (CD-RISC2, 2 items, Connor & Davidson, 2003;

Vaishnavi, Connor & Davidson, 2007):

Dit verkorte instrument evalueert de mate van „resilience‟ of veerkracht bij de oudere

persoon

9. Enkele achtergrondvragen die de burgerlijke staat, opleiding, sociale contacten,

eventuele voorafgaande depressieve problemen meten.

10. Een ad-hoctevredenheidsmeting ter evaluatie van de tevredenheid met de interventie

door de oudere persoon. Het gaat om een beperkt aantal open vragen naar hoe de

oudere persoon de huisbezoeken van de levensverhaalschrijver ervaren heeft.

Bijlage 3 bundelt alle documentatie met betrekking tot deze kwantitatieve effectmeting.

Het onderzoeksprotocol kan eveneens worden opgevraagd bij de auteurs.

1.3 De selectiecriteria van deelnemers

We vatten in een stroomschema hieronder samen hoe ouderen worden geselecteerd en

uitgenodigd voor medewerking aan Narratieve Zorg en op welke wijze ze worden

geïnformeerd. De interventie richt zich op kwetsbare ouderen, maar sluit ouderen uit die

ernstig depressief of teveel cognitieve problemen hebben.

Vooraf:

verwijzers melden een kandidaat-deelnemer aan

⇩ De aanmeldingsfiche wordt ingevuld

Verwijzers gebruiken brochure verwijzers als achtergrond

Verwijzers overhandigen de oudere evt. al brochure voor ouderen zelf

Telefonische contactname en

levensverhaalschrijver maakt afspraak voor eerste bezoek thuis

⇩ Kennismaking en overlopen van opzet: de twee formulieren voor informed consent

worden overlopen en ingevuld (achtergrond informatienota wordt achtergelaten bij de

oudere persoon)

Screening: afname van Edmonton Frail Scale, GDS-15, MMSE

Page 55: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

55

Eerste filter: oudere voldoet aan de RIZIV-selectiecriteria?

d.w.z. Edmonton Frail Schaal score 6+

⇩ Score 0-5 op Edmonton Frail Schaal → oudere persoon is onvoldoende kwetsbaar,

bedanking voor medewerking en uitstroom uit het project.

Score 6+ op Edmonton Frail Schaal → instroom en volgende filter

Tweede filter: oudere persoon is niet te ernstig depressief?

d.w.z. GDS-15 0-9

⇩ Score 10 of meer op GDS-15 dus oudere persoon is mogelijk te ernstig depressief →

afspraak dat de psychiater van het ouderenteam de persoon ziet en bij hem/haar de

Montgomery Asberg Depression Rating Scale (MADRS) afneemt. Indien de oudere

een score van 30 of meer behaalt op de MADRS en aldus ernstig depressief is:

uitstroom. Indien de oudere een score haalt die lager is dan 30, instroom.

Score 0-9 op GDS-15 → instroom

Score 10 -15 op GDS15 → afname MADRS

Score 30 of meer op MADRS → uitstroom

Score 0-29 op MADRS → instroom

Derde filter: uitsluiting van ernstige cognitieve problemen of dementie

MMSE 11 of hoger

⇩ Score 0-10 op de MMSE → oudere persoon is te ernstig beperkt in cognitief

functioneren, bedanking voor medewerking en uitstroom project

Score 11-23 op de MMSE en persoon is in staat een gesprek te voeren van een halfuur

→ instroom en opstart van de interventie Narratieve Zorg met de focus op oudere met

beginnende dementie

Score 24-30 op de MMSE en persoon is in staat een gesprek te voeren van een halfuur

→ instroom en opstart van de interventie Narratieve Zorg met de focus op ouderen met

depressieve klachten

Opstart interventie Narratieve Zorg

⇩ Indien een oudere persoon twijfelt en vragen heeft: de levensverhaalschrijver heeft

altijd informatienota bij over de opzet van het onderzoeksgedeelte

Indien een oudere persoon beslist om te stoppen met de interventie, wordt dit

gerespecteerd

Indien een oudere persoon wordt opgenomen in een rust- en verzorgingstehuis

gedurende langer dan drie maanden: uitstroom voor het RIZIV-project. In alle andere

Page 56: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

56

gevallen (hospitalisatie, kortverblijf, enz) blijft de interventie doorlopen zodra de

oudere persoon aangeeft dit zelf terug te kunnen opstarten.

1.4 De benadering en de opvolging van de ouderen

1.4.1 De levensverhaalschrijvers als onderzoekers

Uit de paragrafen blijkt dat de kwantitatieve effectmeting bestaat uit een reeks gesloten

vragenlijsten die door de levensverhaalschrijver van de oudere persoon worden

afgenomen. De keuze om de instrumenten te laten afnemen door de

levensverhaalschrijvers, en niet door de onderzoekers gebeurde weloverwogen. Vanuit

puur methodologisch en wetenschappelijk oogpunt is het niet wenselijk dat dezelfde

persoon de interventie uitvoert en ook de metingen afneemt. Binnen de huidige opzet en

budget van het onderzoek is het niet mogelijk aparte onderzoekers de metingen bij de

oudere aan huis te laten uitvoeren. Bovendien is het vrij intrusief en kan een nieuwe

„vreemde persoon‟ ook drempelverhogend werken. Tot slot is het voor het BelRAI-

instrument precies noodzakelijk dat het wordt ingevuld door een hulpverlener of begeleider

die bij de oudere aan huis komt en ingeschakeld is in het professionele zorgnetwerk van de

oudere persoon. Een onderzoeker kan onvoldoende het functioneren van de oudere persoon

beoordelen om dit BelRAI-instrument in te vullen. De huidige opzet is gekozen als meest

realistische scenario op dit ogenblik voor deze pilootstudie.

Er zou kunnen worden onderzocht in welke mate de twee levensverhaalschrijvers elkaar

kunnen afwisselen zodat de metingen niet gebeuren door dezelfde persoon als de

interventie, maar dit was op dit moment praktisch ook niet haalbaar.

1.4.2 Een respectvolle bejegening van de deelnemende ouderen

We zijn ons ervan bewust dat het interviewen van oudere personen (mogelijk met

beginnende dementie) geen evidentie is. Uniek in dit onderzoek is dat de

levensverhaalschrijvers ook instaan voor de afname van de vragenlijsten. Dit is een

weloverwogen keuze geweest (cfr. supra). De levensverhaalschrijvers zijn zorgvuldig

opgeleid om vragenlijsten af te nemen bij ouderen. Ze leren er ook rekening te houden met

de cognitieve beperkingen van personen met dementie (bv. woordvindingsmoeilijkheden,

persevereren, enz.). Zo is non-verbale informatie bijvoorbeeld belangrijk en de

levensverhaalschrijvers zullen uitgenodigd worden om dit mee te observeren. De afname

van de vragenlijsten mag niet het karakter aannemen van een „ondervraging‟, maar veeleer

als een open babbel, waarbij zo goed mogelijk wordt gepeild naar de ervaring van de

persoon zelf. Tegelijk houden de levensverhaalschrijvers wel de vereiste standaardisatie

aan bv. door items van vragenlijsten steeds letterlijk voor te leggen. Het interview zelf is

Page 57: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

57

een uiting van respect en erkenning van de oudere persoon. De levensverhaalschrijvers

worden er ook op getraind om de ouderen in ieder geval achter te laten met een goed

gevoel. Ook indien er geen antwoord of onsamenhangende antwoorden komen, zal de

levensverhaalschrijver positief reageren.

Omdat de interventie Narratieve Zorg een nieuwe methodiek betreft, is het zinvol ook een

beeld te krijgen van de mogelijke negatieve effecten. In hun logboek houden de

levensverhaalschrijvers bij wanneer en waarom ouderen eventueel afhaken. De

levensverhaalschrijver zal op geen enkel ogenblik de oudere persoon dwingen tot

medewerking. Zoals geformuleerd in het document voor geïnformeerde toestemming kan

een deelnemer op elk ogenblik zijn medewerking opschorten of stopzetten zonder dat dit

gevolgen heeft voor zijn behandeling.

1.5 De maatregelen ter bescherming van de privacy

We bouwden verschillende maatregelen in ter bescherming van de privacy van de

respondenten, zowel voorafgaand aan het onderzoek, tijdens de gegevensverzameling als

tijdens de verwerking en rapportering.

De oudere wordt, voorafgaand aan de interventie, uitgebreid geïnformeerd over de

interventie, en de metingen die vooraf en achteraf zullen worden afgenomen. Dit gebeurt

aan de hand van een brochure. Ook voor de zorgverlener van de oudere is een aangepaste

brochure voorzien. Vóór de deelname worden ook twee toestemmingsformulieren

ondertekend door de oudere (één voor het RIZIV-luik, één voor de bijkomende

gegevensverzameling voor Narratieve Zorg). In deze formulieren wordt nogmaals

uitgebreid uitgelegd wat er gebeurt met de verzamelde gegevens, en wordt benadrukt dat

het al dan niet deelnemen aan het onderzoek geen enkele invloed heeft op de ontvangen

zorg.

De opvolging van de oudere door de levensverhaalschrijver tijdens de interventiesessies

gebeurt op uiterst respectvolle wijze. De oudere zal worden geconsulteerd in het maken

van afspraken voor de levensverhaalsessies, beslist zelf wat hij of zij tijdens de sessies

vertelt (cfr. vier uitgangspunten), en wordt op de hoogte gehouden indien een mantelzorger

en/of zorgverlener wordt aangesproken om (een deel van) een vragenlijst in te vullen, of

aan een focusgroep deel te nemen. De levensverhaalschrijver houdt dit zelf bij in het

logboek.

De interventie zou oorspronkelijk leiden tot een document met „psychosociale

aandachtspunten‟. Intussen leidt Narratieve Zorg ertoe dat elke oudere een levensboek, een

brief en een waardencirkel ontvangt. De oudere persoon beslist zelf wie deze documenten

mag inkijken.

Page 58: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

58

Wat betreft de gegevensverwerking, krijgt elke oudere persoon die instroomt in het

project een unieke code toegekend door het ouderenteam van CGG Brussel. Enkel de twee

levensverhaalschrijvers van het ouderenteam CGG Brussel hebben zicht op de naam, adres

en telefoonnummer van deze ouderen. De twee levensverhaalschrijvers houden in een

Excel-bestand bij welke persoon (naam, adres, telefoonnummer) overeenstemt met welk

rijksregisternummer enerzijds en welke code Narratieve Zorg (d.i. eenvoudige

cijfervolgorde). Op de vragenbundels staat enkel de unieke code Narratieve Zorg vermeld.

De gegevens voor het RIZIV (de vier instrumenten) worden elektronisch ingebracht via

e-health in het BelRAI-systeem. De gegevens die bijkomend verzameld worden voor de

wetenschappelijke evaluatie van de Narratieve Zorg zijn op papier bijgehouden door de

levensverhaalschrijvers. Die laatste gegevens zijn door een jobstudent van LUCAS

ingevoerd voor elektronische verwerking. De invoerbestanden zijn zo opgebouwd dat

enkel de code Narratieve Zorg zichtbaar is voor de onderzoekers.

Om een volledige gegevensverwerking mogelijk te maken, is het zinvol dat de

onderzoekers ook de RIZIV-data kunnen verwerken en koppelen aan de data vanuit

Narratieve Zorg. Zo kan bijvoorbeeld de fysieke zorgbehoevendheid mee in rekening

worden gebracht bij het evalueren van het effect van de interventie. Gezien de beperkte

instroom is tot nu toe nog geen procedure opgestart bij e-health om deze koppeling

mogelijk te maken. Bij een vervolgonderzoek en bij voldoende respondenten is dit een

mogelijke aanpak.

Tot slot gebeurt de gegevensrapportering enkel op geaggregeerd niveau. Op die manier

kunnen individuele antwoorden niet afgeleid worden. De gegevens zullen niet langer

bewaard worden dan nodig voor het onderzoek.

2 De resultaten van de kwantitatieve evaluatie

In deze tweede paragraaf van dit hoofdstuk gaan we in op de eerste bevindingen over de

kenmerken van de ouderen die deelnamen aan de interventie Narratieve Zorg. We bieden

een overzicht van de gerealiseerde instroom, de uitval en de samenvattende respons.

Vervolgens bespreken we kort de karakteristieken van de ouderen op het vlak van een

aantal cruciale variabelen zoals depressieve klachten of gevoelens van „meesterschap‟.

Deze eerste bevindingen hebben betrekking op de startsituatie, d.w.z. bij de screening of

nulmeting voorafgaand aan de interventie. In de derde paragraaf bespreken we de stand

van zaken van de evaluatie ná de interventie.

Page 59: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

59

2.1 De instroom, de uitval en totale respons

De eerste levensverhaalschrijver startte op 1 augustus 2010; de tweede

levensverhaalschrijver op 1 september 2010. Vanaf begin september 2010 zijn de eerste

oudere personen geïncludeerd. We rapporteren hier de stand van zaken tot en met 15 mei

2011. In totaal zijn 32 ouderen bereikt en gestart met de interventie, vier personen zijn

intussen uitgevallen. Voor de meest actuele stand van zaken inzake instroom van ouderen

verwijzen we naar het rapport dat het CGG Brussel maakt voor het RIZIV.

Op 15 mei had één levensverhaalschrijver 17 ouderen ontmoet en de andere

levensverhaalschrijver 15 ouderen. Van de 32 ouderen die tot half mei zijn bereikt, zijn er

twee ouderen die tijdens de nulmeting aangaven te willen stoppen met de interventie: één

wegens een te drukke agenda, een andere wegens verhuizing naar een woonzorgcentrum.

Twee andere ouderen stopten tijdens de interventie. Opnieuw ging het om een verhuizing

naar een woonzorgcentrum en bij één oudere ging het mee onder invloed van de familie

die de vragenlijsten te persoonlijk vonden (i.c. Zarit Burden interview voor mantelzorger).

Van deze laatste twee ouderen zijn enkel gegevens beschikbaar van de nulmeting.

In de rest van dit hoofdstuk beperken we ons niet tot de respondenten van wie álle

vragenlijsten zijn ingevuld. Net omdat het gaat om een verkenning van de kenmerken van

de deelnemers aan deze nieuwe interventie, bespreken we het maximaal beschikbare

onderzoeksmateriaal. Omdat sommige onderdelen van de vragenlijst te moeilijk bleken of

er ontbrekende waarden waren, varieert het totale aantal respondenten tussen 17 en 27.

2.2 De kenmerken van de deelnemende ouderen bij de screening en bij de

nulmeting

In deze paragraaf bespreken we de bevindingen over de ouderen die tot nu toe deelnamen

aan de interventie Narratieve Zorg. We gaan eerst in op enkele sociodemografische en

achtergrondkenmerken. Daarna richten we ons op kwetsbaarheid en cognitieve problemen

als screeningkenmerken, om vervolgens de zeven hoofdvariabelen in beeld te brengen:

depressieve klachten, eenzaamheid, sociale steun, meesterschap, gevoelens van

eigenwaarde, angst en veerkracht. Telkens bespreken we de informatie voor de groep

ouderen waarvan we de schaal volledig hebben, ongeacht of die oudere persoon mogelijk

later is gestopt met de interventie.

Hoewel de respondentengroep klein is, hebben we voor de hoofdvariabelen systematisch

getoetst naar geslachtsverschillen, leeftijdsverschillen en verschillen tussen ouderen die

intern zijn doorverwezen versus ouderen die zelf of door externe partners bij Narratieve

Zorg zijn terechtgekomen.

De respondentengroep is momenteel te beperkt om verdere analyses te realiseren naar

onderlinge verbanden of verklarende samenhangen. Gezien de kleine respondentengroep is

Page 60: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

60

het ook moeilijk om vergelijkingen te maken met ander onderzoeksmateriaal of

normgegevens.

2.2.1 Enkele achtergrondkenmerken van de deelnemende ouderen

Eerst gaan we in op de sociodemografische kenmerken van de ouderen (tabel 2). Tot nu toe

zijn het overwegend vrouwen die deelnemen aan de interventie, al zijn er ook ongeveer één

vierde mannelijke deelnemers. De minimumleeftijd voor deelname bedraagt zestig jaar. De

interventie spreekt een brede range van ouderen aan, gaande van een 63-jarige persoon tot

en met een deelnemer van 97 jaar oud. De meeste ouderen zijn ofwel verweduwd ofwel

ongehuwd (samen 73%), en overwegend lager opgeleid met hoogstens een opleiding tot

15 jaar (72%). Dat laatste is te verwachten gezien de hoge gemiddelde leeftijd van de

groep (81,8 jaar).

Tabel 2 Geslacht, leeftijd, burgerlijke staat en opleiding van de deelnemers aan Narratieve Zorg (situatie

op 15/5/2011)

Aantal

Geslacht van de deelnemers (N=26)

Man 6

Vrouw 20

Leeftijd (N=26)

60-69 jaar 2

70-79 jaar 9

80-89 jaar 9

90+ 6

Burgerlijke staat (N=22)

Ongehuwd 7

Gehuwd 4

Wettelijk of feitelijk gescheiden 2

Weduwe of weduwnaar 9

Hoogste opleiding (N=21)

Lager onderwijs 6

Lager middelbaar onderwijs 9

Hoger middelbaar onderwijs 4

Hoger onderwijs korte type (tot 21 jaar) 2

Vervolgens belichten we enkele achtergrondkenmerken die van belang kunnen zijn als

verklaring voor het aantal depressieve klachten dat de oudere heeft. Hoewel de relatie

tussen depressie en armoede complex is en nog niet volledig uitgeklaard, kan verwezen

worden naar socio-economische risicofactoren voor depressie. Onderzoek bij de Belgische

Page 61: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

61

bevolking leerde dat onder meer huurders significant meer risico lopen op ernstige

depressieve klachten in vergelijking met eigenaars (Levecque, 2006). Ook het reeds

doorgemaakt hebben van een depressieve episode of hiervoor medicamenteus behandeld

zijn in het verleden kunnen samenhangen met de mate waarin ouderen momenteel

depressieve klachten uiten.

Tabel 3 vat deze achtergrondkenmerken samen. De meeste ouderen huren een woning en

schatten de eigen gezondheid als redelijk goed in. Een niet onbelangrijk deel van de

ouderen is in het verleden in behandeling geweest voor depressie, wat te verklaren is door

het feit dat de eerste ouderen die deelnamen aan Narratieve Zorg intern zijn doorverwezen

vanuit het ouderenteam van CGG Brussel.

Tabel 3 Eigenaarschap van een woning, subjectieve algemene gezondheid, behandeling voor depressie en

inname van antidepressiva bij de deelnemers aan Narratieve Zorg (situatie op 15/5/2011)

Aantal

Eigenaarschap van een woning (N22)

Eigenaar, mede-eigenaar of vruchtgebruiker 8

Huurder 14

Subjectieve algemene gezondheid (N=20)

Zeer goed 0

Goed 5

Gaat wel (redelijk) 10

Slecht 5

Zeer slecht 0

Werd u in uw leven ooit behandeld voor depressie? (N=19)

Ja 6

Nee 12

Weet niet 1

Heeft u in uw leven ooit antidepressiva genomen? (N=17)

Ja 6

Nee 10

Weet niet 1

Die interne doorverwijzingen maken op dit moment nog meer dan een derde van de

deelnemersgroep uit. Bij de opstart zijn vooral ouderen aangesproken en uitgenodigd

vanuit het eigen netwerk van het CGG Brussel (interne doorverwijzing). Naarmate het

project beter bekend werd gemaakt, volgden ook meer doorverwijzingen van externe

partners. De meeste externe doorverwijzingen komen vanuit de geheugenkliniek van het

UZ Brugmann. Interessant is dat op een jaar tijd toch meerdere doorverwijzers zijn bereid

gevonden. Bovendien blijkt ook dat ouderen zelf contact opnemen met het CGG voor

Page 62: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

62

deelname aan het project. TVBrussel maakte een reportage waarin geschetst werd hoe de

levensverhaalschrijvers tewerk gaan (http://www.tvbrussel.be/video/1342/xl-narratieve-

zorg-brussel-uniek). Twee ouderen verwijzen naar die reportage die hun interesse voor het

project had gewekt (tabel 4).

Tabel 4 Aard van de doorverwijzingen van de deelnemers aan Narratieve Zorg (situatie op 15/5/2011)

Aantal

Interne doorverwijzing 11

Geheugenkliniek UZBrugmann 5

Familiehulp (dienst voor gezinszorg) 3

Woonzorgcentrum Nazareth 2

Oudere zelf 2

Protocol III Project Dionysos (zorgcoördinatie) 1

Lokaal dienstencentrum Chambéry 1

Huisarts 1

Antenne Andromède (project voor kleinschalig genormaliseerd

wonen) 1

Totaal 27

2.2.2 De kwetsbaarheid en de cognitieve problemen als screeningresultaten

Bij de screening van kandidaat-deelnemers wordt rekening gehouden met de mate van

kwetsbaarheid (door middel van de Edmonton Frail schaal), met de mate van depressieve

klachten en met de mate van cognitieve problemen.

De gemiddelde score op de Edmonton Frail Schaal bedraagt 8. Eén van de ouderen valt

eigenlijk buiten de opzet van Protocol III (score 5) (tabel 5).

Tabel 5 Frequentie van de totaalscore op de Edmonton Frail Scale bij deelnemers aan Narratieve Zorg

(toestand op 15/5/2011) (N=23)

Aantal

Totaalscore 5 1

Totaalscore 6 5

Totaalscore 7 6

Totaalscore 8 2

Totaalscore 9 2

Totaalscore 10 4

Totaalscore 11 2

Totaalscore 13 1

Noot: door afronding is de som van alle percentages niet altijd exact 100.

Page 63: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

63

De mate van cognitieve problemen is gescreend met de Mini Mental State Examination.

Meestal nam de levensverhaalschrijver deze schaal af, soms werd hij bezorgd vanuit de

geheugenkliniek. De gemiddelde score bedraagt 26 op 30 (tabel 6).

Tabel 6 Frequentie van de totaalscore op de Mini Mental State Examination bij deelnemers aan

Narratieve Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=26)

Aantal

Totaalscore 17 1

Totaalscore 20 1

Totaalscore 21 2

Totaalscore 22 2

Totaalscore 23 1

Totaalscore 25 3

Totaalscore 26 2

Totaalscore 27 5

Totaalscore 28 2

Totaalscore 29 2

Totaalscore 30 4

Noot: door afronding is de som van alle percentages niet altijd exact 100.

Er is ook gescreend op de mate van depressieve klachten. Omdat dit een cruciale variabele

is en tot de kernhypothese behoort van het onderzoek, bespreken we dit in de volgende

paragraaf.

2.2.3 De eerste resultaten op de zeven kernvariabelen

Mede geïnspireerd op de bevindingen van gelijkaardige „life review‟-interventies

formuleerden we zeven hypothesen over de mogelijke impact van Narratieve Zorg. Het

samen op weg gaan met de levensverhaalschrijver zou kunnen bijdragen tot minder

depressieve klachten, minder gevoelens van eenzaamheid, een breder sociaal netwerk of

meer tevredenheid erover, meer gevoelens van „meesterschap‟ en eigenwaarde, minder

angstgevoelens en een hogere veerkracht.

De respondentengroep is klein en we beschikken enkel over de gegevens bij de nulmeting.

Hierdoor is het weinig zinvol te vergelijken met bevindingen uit literatuuronderzoek (waar

net vooral gerapporteerd wordt over de effecten ná een „life review‟-interventie). We

willen bestuderen of de interventie leidt tot een verschuiving in de gewenste richting en

daarvoor is eveneens verdere gegevensverzameling nodig. Daarom presenteren we hier

beknopt de gegevens van de nulmeting. Omdat dit een cruciale variabele is in opzet

(screening) en naar verwachte uitkomst, gaan we wel dieper in op de mate van depressieve

klachten.

Page 64: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

64

Depressieve klachten gemeten met de GDS-15

De mate van depressieve klachten worden bij de screening in beeld gebracht. Omdat „life

review‟-interventies het meest werkzaam zijn bij ouderen met subklinische depressie, is het

belangrijk om ouderen met een depressief syndroom uit te sluiten voor het verdere

onderzoek. We stelden strikte instroomcriteria op (zie hogerop paragraaf 1.4), maar hebben

onvoldoende zicht op de mate waarin er bij de 7 ouderen met een GDS-score hoger dan

tien ook effectief een MADRS-schaal is afgenomen. Vermoedelijk zijn de ouderen die

intern zijn doorverwezen ook diegenen met hogere depressieve klachten. Een fisher‟s

exacttest kon echter geen significant verschil aanduiden tussen de GDS-score bij interne

versus externe doorverwijzingen.

De Geriatric Depression Scale is een screeninginstrument en er is geen eenduidigheid in de

literatuur over een „afkappunt‟ vanaf wanneer er sprake zou zijn van een depressief

syndroom. De meeste studies hanteren een score 5 of 6 als vermoeden van depressie. Voor

dit rapport hanteren we de indeling die is gebruikt in de Vlaamse Ouderen Zorgstudie

(Vermeulen & Declercq, 2010; Vermeulen, Demaerschalk & Declercq, 2011). In het

VoZs-onderzoek zijn thuiswonende Vlaamse ouderen eerst gescreend op de aanwezigheid

van geheugenproblemen en/of depressieve klachten. Vervolgens is een uitgebreide

vragenlijst afgenomen van deze ouderen en hun mantelzorgers, waaronder ook de GDS-15.

Hoewel die studie niet als een normgroep kan beschouwd worden, is vergelijking wel

interessant omdat men zich in VoZs richt op ouderen met depressieve klachten. Het

grootste verschilpunt met Narratieve Zorg bestaat erin dat ouderen in de VoZs-studie altijd

gebruik maken van professionele thuiszorgdiensten.

De onderstaande twee tabellen bieden de mogelijkheid de antwoorden vanuit Narratieve

Zorg te vergelijken met de bevindingen uit de VoZs-studie. We benadrukken echter dat de

respondentengroep Narratieve Zorg te klein is om al conclusies te trekken over de

doelgroep en de opzet van de interventie. Verdere gegevensverzameling is nodig om een

betrouwbaarder beeld te krijgen.

Page 65: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

65

Tabel 7 Frequentie van de antwoorden op de Geriatric Depression Scale bij deelnemers aan Narratieve

Zorg (toestand op 15/5/2011) (N=25 of 26) en aan de Vlaamse ouderenzorg Studie (N=433)

Narratieve

Zorg

(N=25-26)

VoZs-studie

(N=433)

%Ja %Nee %Ja %Nee

Bent u innerlijk tevreden met uw leven? 54 46 84 16

Bent u met veel activiteiten en interesses

opgehouden? 54 46 60 40

Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? 50 50 28 72

Verveelt u zich vaak? 46 54 25 75

Hebt u meestal een goed humeur? 73 27 90 10

Bent u bang dat u iets naars zal overkomen? 46 54 42 58

Voelt u zich meestal wel gelukkig? 56 44 88 12

Voelt u zich vaak hopeloos? 48 52 19 81

Bent u liever thuis dan uit te gaan en nieuwe

dingen te doen? 36 64 69 31

Hebt u het gevoel dat u meer moeite heeft met

het geheugen dan anderen? 50 50 48 52

Vindt u het fijn om te leven? 54 46 93 7

Voelt u zich nogal waardeloos op het ogenblik? 31 69 23 77

Voelt u zich energiek? 56 44 58 42

Hebt u het gevoel dat uw situatie hopeloos is? 42 58 18 82

Denkt u dat de meeste mensen het beter hebben

dan u? 28 72 19 71

Noot: De percentages Narratieve Zorg zijn gebaseerd op alle antwoorden. Voor de bepaling van de

somscore is enkel gewerkt met respondenten die alle 15 items hadden beantwoord. Dit verklaart waarom de

somscore slechts gekend is van x respondenten.

Noot: De percentages VoZs zijn niet altijd 100% omwille van ontbrekende antwoorden.

De gemiddelde score op de GDS-15 bedraagt 6,5; de mediaan ligt op 6 (bij N=22).

Wanneer we de categoriële indeling hanteren zoals in de VoZs-studie, valt op dat er

relatief gezien veel meer ouderen deelnemen met ernstige depressieve klachten aan

Narratieve Zorg. Bovendien was bij aanvang afgesproken dat vanaf een GDS-score van

tien er bijkomend door de ouderenpsychiater zou worden getest in hoeverre er sprake is

van klinische depressie (MADRS-schaal). Door het wegvallen van de ouderenpsychiater in

het CGG Brussel is de opvolging hiervan mogelijk minder goed gebeurd. Voor het verdere

onderzoek blijft dit een aandachtspunt. Verder onderzoek zal ook moeten aantonen in

hoeverre de gekozen selectiecriteria – met de focus op ouderen met milde depressieve

klachten – nodig en waardevol zijn om het effect van de interventie te maximaliseren.

Page 66: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

66

Tabel 8 Ernst van depressieve gevoelens met de GDS-15 bij deelnemers aan Narratieve Zorg (toestand op

15/5/2011) (N=25 of 26) en aan de Vlaamse ouderenzorg Studie (N=433)

Narratieve Zorg

(N=22)

VoZs-studie

(N=433)

Aantal % Aantal %

Minimaal (GDS-score 0-4) 10 45% 279 63%

Mild (GDS-score 5-8) 4 18% 116 26%

Matig (GDS-score 9-11) 1 5% 32 7%

Ernstig (GDS-score 12-15) 7 32% 16 4%

De overige kernvariabelen

In deze paragraaf geven we de samenvattende resultaten weer van de overige

kernvariabelen: de mate van eenzaamheid, de grootte van het sociaal netwerk en de

tevredenheid met de sociale contacten, de gevoelens van „meesterschap‟, de gevoelens van

eigenwaarde, de mate van angst en de mate van veerkracht bij de deelnemende ouderen.

Deze gegevens zijn alle afkomstig van de nulmeting, voorafgaand aan de interventie.

Tabel 9 geeft de bevindingen in volgorde van de geformuleerde hypothesen. Naarmate de

respondentengroep uitgebreider is en we ook gegevens hebben ná de interventie, is het

zinvol vergelijkingsmateriaal uit de wetenschappelijke literatuur te presenteren.

Page 67: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

67

Tabel 9 Samenvatting van de resultaten bij nulmeting van de deelnemers aan Narratieve Zorg (toestand op

15/5/2011)

M Mediaan Min Max.

Depressieve klachten (GDS-15)

(N=22) 6,5 6,0 0 13

Eenzaamheid (N=17)

Emotionele eenzaamheid 1,12 1,0 0 3

Sociale eenzaamheid 1,47 2,0 0 3

Totaalscore eenzaamheid 2,59 2,0 0 6

Aantal %

Frequentie van sociaal contact

(met familie, vrienden, kennissen,

anderen) (N=16)

Minstens elke dag contact 5 31%

Hoogstens elke twee weken 9 56%

Hoogstens een paar keer per jaar 0 0%

Eénmaal per jaar of minder 2 13%

Hoe vindt u uw sociale contacten?

(N=18)

Zeer bevredigend 1 6%

Vrij bevredigend 13 72%

Vrij onbevredigend 2 11%

Zeer onbevredigend 2 11%

M Mediaan Min Max

Gevoelens van meesterschap (N=20) 21,05 20,5 9 29

Gevoelens van eigenwaarde (N=21) 13,24 14,0 7 23

Angst (N=22) 9,18 8,0 5 17

Veerkracht (N=19) 5,11 5,0 1 8

2.3 Evaluatie na de interventie

In de oorspronkelijke opzet zouden de ouderen na ongeveer zes maanden aan het einde

gekomen zijn van de interventie. Hierdoor kon op dat moment een hermeting plaatsvinden

van de instrumenten voor het RIZIV-onderzoek, alsook een eerste nameting voor

Narratieve Zorg.

In de praktijk is gebleken dat het opzet van wekelijkse, tweewekelijkse en maandelijkse

bijeenkomsten niet haalbaar is om aan te houden. Bovendien is het aantal huisbezoeken

ook uitgebreid, omdat de levensverhaalschrijvers meer tijd besteden aan het uitwerken van

Page 68: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 3

68

een levensboek (zie Hoofdstuk 2 voor details). Deze bijsturingen aan de methodiek,

gecombineerd met de trage instroom, hebben ertoe geleid dat er in mei 2011 slechts één

hermeting had plaatsgevonden. Het is natuurlijk zinloos op basis hiervan conclusies te

trekken over de effecten van de interventie.

Omdat we toch enig zicht wilden krijgen op hoe deze oudere persoon de huisbezoeken van

de levensverhaalschrijver had beleefd, is door een studente psychologie een interview

gehouden waarin kort is teruggeblikt op de deelname aan Narratieve Zorg. De dame in

kwestie apprecieerde vooral het gezellig samenzijn. Ze kan niet echt negatieve punten

opnoemen. Later in het gesprek zegt ze wel: „Soms was het goed, maar soms was het

pijnlijk. Vooral voor de herinneringen die al lang gepasseerd waren‟. Ook het afscheid

nemen vond ze moeilijk, omdat ze tegen die tijd wel gesteld was geraakt op het bezoek van

de levensverhaalschrijver. Het interview duurde vrij kort omdat de dame in kwestie niet

erg spraakzaam was. Ook hier zou het zinvol zijn om na afloop van de interventie bij

meerdere ouderen te polsen naar wat ze nu het meest en het minst geslaagd vonden aan

Narratieve Zorg.

2.4 Besluit

Het CGG Brussel had in het aanvraagdossier voor het RIZIV vooropgesteld om het eerste

werkjaar 25 ouderen per levensverhaalschrijver te bereiken, daarna 41 ouderen per

levensverhaalschrijver. Deze inschatting is te optimistisch gebleken. De methodiek is

nieuw, de interventie zelf is niet gekend en dus is er veel tijd nodig gebleken – en nog

steeds – in het bekendmaken van het initiatief. Hierdoor is de instroom van nieuwe

deelnemers later en ook trager op gang gekomen dan voorzien. Door de vertraging zijn er

te weinig ouderen die zowel een voor- als nameting hebben meegemaakt. Daarom is het

onmogelijk gebleken een evaluatie uit te voeren van de impact van de interventie op de

mate van depressieve klachten, de gevoelens van „meesterschap‟, angst enz.

Uit de gegevens van de nulmeting onthouden we dat er een aanzienlijke groep ouderen

deelneemt met ernstige depressieve klachten, wat een mogelijke rem kan zetten of de

effectiviteit van de interventie. Doordat tot nu toe enkel gegevens beschikbaar zijn op het

moment voorafgaand aan de interventie, is het nog te vroeg om conclusies te trekken over

de mate waarin Narratieve Zorg bijdraagt tot een beter leven voor kwetsbare ouderen die

thuis wonen. Het is ook nog niet duidelijk op welk terrein deze mogelijke effecten zich

vooral situeren: identiteitsversterkend, vermindering van depressieve klachten of angst,

verbetering van de gevoelens van meesterschap of zelfwaarde, of eerder op het gebied van

eenzaamheid of sociale contacten ...

Er is doorheen het voorbije jaar veel werk geïnvesteerd in het bekendmaken van het

project. Het feit dat de eerste deelnemers via diverse kanalen instromen is bemoedigend,

Page 69: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Opzet van de kwantitatieve effectmeting

69

evenals het feit dat er steeds minder interne verwijzingen gebeuren, maar dat ouderen soms

zelf de weg lijken te vinden naar het project.

In het volgende hoofdstuk belichten we de ervaringen van de levensverhaalschrijvers.

Page 70: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

70

Page 71: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

71

Hoofdstuk 4

Het profiel van de levensverhaalschrijver

In dit hoofdstuk belichten we de taak en de rol van de levensverhaalschrijver. We

vertrekken vanuit de vereisten die worden gesteld aan begeleiders van reminiscentie-

activiteiten en interventies zoals gekend uit de literatuur. Op basis van interviews met

zowel de inspirator van dit project als met de twee levensverhaalschrijvers trachten we te

destilleren welke competenties noodzakelijk zijn voor een goede levensverhaalschrijver.

Tegelijk vormden de gesprekken met de levensverhaalschrijvers ook een procesanalyse

van de interventie Narratieve Zorg: „Waar lopen de levensverhaalschrijvers tegenaan?‟

1 Een nieuwe functie

1.1 Aanwijzingen uit de literatuur

In Hoofdstuk 1 is belicht hoe het afgelopen decennium meerdere interventies zijn

ontwikkeld die gebaseerd zijn op reminiscentie en „life review‟ bij ouderen. De

wetenschappelijke literatuur biedt een beperkt zicht op de specifieke vereisten voor de

begeleiders van dergelijke reminiscentie-interventies. We belichten de vereisten van

begeleiders van de drie genoemde interventies.

Voor de cursus „Op zoek naar zin‟ (groepsinterventie van „life review‟ met creatieve

therapie) wordt gesteld dat de begeleiders professionele gezondheidswerkers moeten zijn

met een therapeutische opleiding of achtergrond in de gedrags- of sociale wetenschappen.

Deze begeleiders krijgen vooraf een tweedaags trainingsprogramma en tijdens de

interventie zelf een bijkomende opleidingsdag (Pot e.a., 2010). Uniek aan deze interventie

is dat de begeleiding gebeurt door twee professionals tegelijk. Wellicht stelt dit ook eisen

aan de samenwerking van de twee begeleiders.

De methode „De verhalen die we leven‟ vormt de meest directe inspiratiebron van

Narratieve Zorg. De unieke combinatie van „life review‟ met elementen uit de narratieve

therapie is volgens de auteurs een belangrijke sterkte van deze interventie (Korte,

Bohlmeijer & Smit, 2009). De methode van „life review‟ is aantrekkelijk omdat het

aansluit bij twee activiteiten die ouderen spontaan opnemen: herinneringen ophalen en

verhalen vertellen. Niettemin waarschuwen de auteurs dat „life review‟ geen methode is

vrij van risico‟s of negatieve effecten. Wanneer ouderen een negatief gekleurd verhaal

blijven herhalen en bediscussiëren kan dit ertoe leiden dat de oudere zich nog meer

Page 72: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 4

72

slachtoffer voelt, of dat de gevoelens van bitterheid en negativiteit worden versterkt in

plaats van gemilderd. “Therefore, it is a priority that the life-review process is guided by

experienced health care professionals” stellen de auteurs (Korte e.a., 2009, p.9). Ook voor

de interventie „De verhalen die we leven‟ moeten de begeleiders van de groep een

therapeutische achtergrond hebben of een opleiding in gedragswetenschappen (zoals

psychologie) of sociaal werk. Deze begeleiders krijgen bovendien een specifiek

trainingsprogramma en volgen ook tijdens de interventie twee trainingsbijeenkomsten van

twee uur en een boostersessie.

De interventie „Dierbare herinneringen‟ is bedoeld voor ouderen met een (lichte)

depressie. De methode van „life review‟ wordt – in tegenstelling tot de twee vorige

interventies – niet gekoppeld aan een vorm van psychotherapie (zoals creatieve of

narratieve therapie). De interventie steunt vooral op wetenschappelijke inzichten over de

werking van het autobiografische geheugen. Om die reden menen de auteurs dat er geen

specialistische psychotherapeutische gespreksvaardigheden vereist zijn voor de begeleiders

(Bohlmeijer, Steunenberg e.a., 2010). In het interventieprotocol stellen de auteurs de

volgende aandachtspunten voorop voor begeleiders:

Neem de tijd om door te vragen.

Stel je empathisch en begripvol op.

Wees je bewust van de betekenis van de gesprekken.

Wees genereus met complimenten maar wel gemeend.

Geef regelmatig gevoelsreflecties.

Wees voorzichtig met algemene evaluatieve opmerkingen als „U heeft toch wel een

mooi leven gehad‟.

Breng iemand vanuit begrip weer terug naar het onderwerp.

Houd de spanningsboog van de cliënt goed in de gaten.

Omgaan met emoties.

Hoewel dit lijstje geen uitgewerkt functieprofiel is, bevat ze wel aanwijzingen voor de

benodigde competenties van begeleiders van „life review‟ of gestructureerde reminiscentie.

Elders schrijven Bohlmeijer en Westerhof nog over Dierbare herinneringen “De

interventie vraagt geen uitgebreide psychotherapeutische vaardigheden van de begeleider.

Het goed kunnen structureren en doorvragen zijn wel belangrijke vaardigheden”

(Bohlmeijer, Steunenberg & Westerhof, 2011).

Samengevat biedt de literatuur geen kant-en-klaar functieprofiel van begeleiders van

reminiscentie-interventies met ouderen. Naast een reeks algemene gespreksvaardigheden

zoals „goed observeren, parafraseren, omgaan met emoties, enz‟, wordt geopperd dat

begeleiders van „life review‟-therapie (d.i. „life review‟ in combinatie met psychotherapie)

best over een psychotherapeutische achtergrond beschikken. Heeft de interventie vooral tot

Page 73: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het profiel van de levensverhaalschrijver

73

doel om de oudere te trainen in het ophalen van specifieke positieve herinneringen, dan is

die gespecialiseerde kennis en vaardigheid mogelijk minder noodzakelijk.

1.2 De vooropgestelde taken en competenties van de levensverhaalschrijvers

De gerontoloog-psychotherapeute bij het CGG Brussel, lichtte tijdens een interview in

december 20104 toe hoe ze tot de opzet van Narratieve Zorg kwam en wat de doelstelling

is van Narratieve Zorg (zie hiervoor Hoofdstuk 1, paragraaf twee). Daarnaast is stilgestaan

bij de vooropgestelde taken van de levensverhaalschrijvers enerzijds en daarop aansluitend

de verwachtingen en vereiste competenties ten aanzien van de levensverhaalschrijvers.

1.2.1 Het takenpakket van de levensverhaalschrijvers

In het interview vermeldt de gerontoloog initieel drie grote taken voor de

levensverhaalschrijvers: het afnemen van onderzoeksschalen en assessmentinstrumenten,

het volgen van het proces, het bewaken van het product. Later in het interview vult ze dit

aan met een vierde taak: de promotie voeren en deelnemers werven voor het project.

De kern van het takenpakket situeert zich op het procesmatige vlak. “Ze gaan tien weken

op weg met de oudere rond bepaalde levensthema‟s”. In dat proces benadrukt de

gerontoloog het belang van de evenwaardigheid. Na elk huisbezoek komt de

levensverhaalschrijver ook terug met iets: een stuk tekst op papier, een voorwerp. Doordat

de levensverhaalschrijver iets teruggeeft, krijgt de oudere het gevoel zelf controle te

houden over zijn leven. “Want regelmatig hoor ik dat de ouderen zeggen: „Ah nee, dat

moet eruit, dat mag je niet zeggen dat mijn man daar gewerkt heeft. Dat moet geschrapt

worden‟. De oudere blijft dus expert over zijn eigen leven.”

Naast deze procestaak verwijst de gerontoloog ook naar de taak van de

levensverhaalschrijvers om te komen tot een product. De bedoeling is om bij ouderen met

beginnende dementie te komen tot een levensboek. Bij de ouderen zonder dementie is het

de bedoeling dat er een psychosociaal document ontwikkeld wordt waarin staat wat de

oudere persoon belangrijk vindt als mens. (We merken op dat deze opzet gaandeweg is

gewijzigd tot het opmaken van een levensboek en een waardencirkel bij álle deelnemers,

zie Hoofdstuk 2).

De taak van de levensverhaalschrijvers is dus dubbel: aandacht hebben voor het vertellen

zelf, maar ook voor het verhaal.

Daarnaast verwijst de gerontoloog naar de taak op het vlak van de onderzoeks- en

assessment schalen. Oorspronkelijk was dit niet vooropgesteld als taak voor de

4 Met dank aan Cindy Dubois

Page 74: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 4

74

levensverhaalschrijver. Doordat het project is opgenomen als Protocol III-project (zie

Hoofdstuk 1) is er bijgekomen dat de levensverhaalschrijvers voorafgaand aan de

interventie en op regelmatige tijdstippen een aantal metingen uitvoeren. Het gaat hier

zowel om onderzoeksmetingen voor de evaluatie van Narratieve Zorg zelf, als om

metingen in het kader van Protocol III. Met name de afname van het Resident Assessment

Instrument blijkt een hinderpaal te zijn. Hogerop bespraken we al de verhouding van

Narratieve Zorg tot het Resident Assessment Instrument (Hoofdstuk 2).

Tot slot vermeldt de gerontoloog een vierde taak voor de levensverhaalschrijvers: het

promotie voeren en werven van deelnemers voor het project. De

levensverhaalschrijvers zijn de doelstelling van Narratieve Zorg gaan voorstellen bij

talloze organisaties met als doel de instroom van deelnemers te garanderen. Gaandeweg is

gebleken dat deze taak eigenlijk beter uit het takenpakket zou gehaald moeten worden.

Sinds 2011 hebben de collega‟s van het ouderenteam dit aspect van werving en

bekendmaking meer en meer overgenomen van de twee levensverhaalschrijvers.

1.2.2 De vereiste competenties van de levensverhaalschrijvers.

Doorheen het interview vermeldt de gerontoloog van het ouderenteam meerdere

competenties (kennis, vaardigheden, attitudes) die belangrijk zijn voor de

levensverhaalschrijver. Omdat kennis, vaardigheden en attitude in de praktijk vaak nauw

verweven zijn, ontrafelen we ze hier niet, maar benoemen we de aangehaalde competenties

puntsgewijs. Dit impliceert dat sommige punten soms overlappen. De volgorde van de

punten zegt niets over hun relatieve belang.

1. Kennis over ouder worden en ouder zijn.

Weten wat depressie is, wat dementie inhoudt en hoe de beleving van deze personen is.

2. Kennis over levensverhalen en de functie ervan.

Weten dat het vertellen van verhalen over het eigen leven een functie heeft. Bij

voorkeur zelf eens ondervinden hoe het voelt wanneer je pijnpunten of mooie

momenten vertelt aan iemand.

3. Kennis van methodieken om levensverhalen te bevragen en meer specifiek over

diepgangsvragen.

Niet zomaar vragen aframmelen, maar kunnen inschatten welke methodiek bij welke

oudere bij dit thema kan dienen om meer diepgang te krijgen. Ook weten hoe men in

een gesprek meer diepgang kan brengen. De gerontoloog verwijst specifiek naar de

Socratische methode uit de opleiding (zie verder paragraaf 1.2).

4. Houden van ouderen.

Voeling hebben met de doelgroep van ouderen

Page 75: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het profiel van de levensverhaalschrijver

75

5. Contactvaardig zijn.

Het juiste contact kunnen vinden met ouderen.

6. Empathie tonen voor de beleving van de ouderen.

Een verhaal is geen feitelijke gebeurtenis maar al gekoppeld aan een beleving, een

gevoel. Aandacht hebben voor de beleving van de oudere op het moment dat het

verteld wordt.

7. Actief kunnen luisteren en kunnen focussen.

Bij het op weg gaan met ouderen komen bepaalde verhalen vaak terug. Dezelfde

verhalen maar soms vanuit andere levensthema‟s. Het is belangrijk dat ze er dan niet

van uitgaan dat dat hetzelfde verhaal is, maar dat ze net op zoek gaan naar het verschil

in het verhaal. Heel sterk gefocust kunnen luisteren en zoeken naar „Wat is er

verschillend in datzelfde verhaal?‟ en daarop blijven doorvragen. Dat is niet zo evident

bij hulpverleners.

Focussen betekent ook dat ze zich ten volle kunnen richten op wat er hier-en-nu met de

oudere gebeurt en daarbij dus kunnen loskomen van de eigen innerlijke beleving. “Ze

moeten duidelijk beseffen dat op het moment dat ze gespannen of kwaad of verdrietig

zijn, dat ze heel vaak hun eigen innerlijke beleving ook doorgeven aan de ouderen,

waardoor het contact er niet komt”.

8. Flexibiliteit en respectvol zijn.

Het is belangrijk flexibel te kunnen omgaan met bepaalde thema‟s. Respect verwijst

naar het kunnen geven van privacy aan de oudere, maar ook respectvol omgaan met de

verhalen die de ouderen vertellen, ook als ze niet stroken met de eigen normen,

waarden, geloofsovertuiging of opvoeding.

9. Authentiek kunnen zijn.

Dat is in de ogen van de gerontologe van het ouderenteam nog sterker dan echtheid en

oprechtheid. Het is een stuk durven zichzelf blootgeven en aandacht schenken aan de

evenwaardige relatie.

10. Kunnen werken met ouderen.

Hier worden verschillende elementen genoemd: meegaan in het ritme van de oudere,

zich laten leiden door de oudere, traag spreken en een lage toon gebruiken. Stiltes

durven laten zijn. “Ouderen zeggen niet alles, maar zijn eigenlijk in hun hoofd soms

bezig met hun verhaal. Door de stilte ook stilte te laten zijn, is hij aan het vertellen aan

zichzelf en komt het eruit.”

Page 76: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 4

76

11. Oog hebben voor de sociale en maatschappelijke context en impact.

Beseffen dat het levensverhaal geen apart gegeven is, maar dat de sociaal-

maatschappelijke context dat persoonlijke verhaal mee bepaalt. De

levensverhaalschrijver kan door zijn inbreng de oudere inzicht geven in de beslissingen

die hij genomen heeft, dat die ook bepaald zijn door de sociale omstandigheden. Een

mooi voorbeeld aangehaald door de gerontologe is zwangerschap voor het huwelijk. In

de huidige maatschappij is dat geen probleem, vroeger niet. Het kan zijn dat een oudere

toen de beslissing nam te trouwen met iemand waarvan men niet hield. En die

beslissing bepaalde wel het hele verdere leven.

12. Kunnen omgaan met emoties.

De levensverhaalschrijvers moeten de gevoelens van de oudere mee kunnen dragen.

Dat ze dus de moeilijke ervaringen of verlieservaringen niet uit de weg gaan. Het zou

een misvatting zijn als we enkel maar bezig zijn met positieve levenservaringen.

1.2.3 Het vereiste profiel of diploma van de levensverhaalschrijver en de geselecteerde

levensverhaalschrijvers

De gerontoloog van het ouderenteam geeft aan dat ze initieel op zoek waren naar

levensverhaalschrijvers met een diploma maatschappelijk werk, omdat dit ook voor het

Protocol III-project een gunstig profiel inhield (onder meer voor het werken met het

BelRAI-instrument).

In de praktijk is het heel moeilijk gebleken om maatschappelijk werkers aan te werven.

Door de omstandigheden zijn de twee levensverhaalschrijvers aangenomen met andere

diploma‟s: pedagogie enerzijds en sociale readaptatiewetenschappen anderzijds. De

gerontoloog geeft aan dat ze de initiële visie zeker moet bijsturen en dat verschillende

diploma‟s in aanmerking komen voor de functie. Interessant is volgens haar vooral dat

hierdoor ook het meer creatieve en sociale aspect is binnengebracht.

1.3 Het aangeboden vormingspakket

Het CGG Brussel stelde een modulair vormingspakket samen, specifiek gericht op het

verwerven van voldoende basiscompetenties als levensverhaalschrijver voor de „life

review‟-interventie. Doordat het project meteen startte en het zoeken naar goede

levensverhaalschrijvers enige tijd in beslag nam, zijn de modules verspreid over meerdere

maanden aangeboden.

Inhoudelijk ging dit vormingspakket in op vier thematieken.

Page 77: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het profiel van de levensverhaalschrijver

77

Een eerste thematiek betreft het narratieve denkkader. Deze vormingsdag werd gegeven

door Johan Van De Putte, psycholoog-psychotherapeut. Inhoudelijk gaat het om het leren

hoe men een oudere persoon kan helpen:

zich niet meer te voelen samenvallen met zijn problemen.

een heldere kijk te ontwikkelen tegenover zijn problemen.

zich bewuster te worden van wat hij/zij belangrijk of waardevol vindt.

een rijk verhaal te ontwikkelen rond hoop, dromen, intenties.

initiatieven te nemen die in harmonie zijn met deze hoop, dromen, waarden, intenties ...

onopgemerkte eigen initiatieven op te merken en met betekenis te bekleden.

de invloed van negatieve verhalen over zichzelf te verminderen.

bewuster te worden van de invloed van vroegere en actuele relaties en

machtsverhoudingen.

Een tweede thematiek bestond uit vorming over het werken met levensverhalen bij

ouderen. Vier vormingsdagen zijn gebracht door José Franssen, een Nederlandse

andragoge die veelvuldig werkte met en onderzoek deed naar levensverhalen bij ouderen.

Samen met Ernst Bohlmeijer stond ze ook aan de wieg van de interventie „Op zoek naar

zin‟ (zie hoofdstuk 1). Thema‟s die in deze vorming aan bod kwamen zijn:

Het verhaal als remedie

Motieven om op verhaal te komen

Betekenis van levensverhalen

Typische levensthema‟s

Beleving van de oudere bij het vertellen van zijn levensverhaal

Continuïteit in het verhaal (rode draad)

Communicatievaardigheden bij het beluisteren van het levensverhaal van de oudere

Rouw, verdriet, verlies

Kenmerken van het levensverhaal

Aspecten van het levensverhaal

Het narratieve perspectief in het levensverhaal

Levensverhaal en identiteit

Het interpreteren van het levensverhaal

Relatie tussen herinneringen, levensverhalen en gezondheid

Dynamieken tussen gesproken en geschreven levensverhaal

Rol van de luisteraar

Rol van de verteller

In december 2010 is een vormingsdag gebracht door J. Sermijn, psychologe, die verder

inging op het werken met levensverhalen.

Page 78: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 4

78

De Socratische methode vormde een derde thematiek binnen het vormingspakket. Een

socratisch gesprek is een vorm van filosofisch gesprek waarin men samen met anderen de

waarheid en waarde van de eigen opvattingen over dagelijkse gebeurtenissen onderzoekt.

In twee vormingsdagen is onder begeleiding van K. Van Rossem (Stichting Lodewijk de

Raet) geoefend op enkele aspecten van de dialoog zoals vragen stellen, effectief luisteren,

het oordeel opschorten en nauwkeurig formuleren en is ingegaan op de betekenis van deze

ervaringen.

Een vierde en laatste thematiek binnen het vormingspakket betreft de relationele zorg.

Mevrouw Marie-Claire Giard, maatschappelijk werker en Validation trainer bij het Centre

Rhapsodie, bracht drie vormingsdagen over de volgende thema‟s:

Kennis van veroudering en van dementie

Hoe een interventiedoel formuleren en implementeren

Hoe aandacht hebben voor verbale en non-verbale communicatie

Actief luisteren: afstemmen op de persoon, deze volgen in verbale en non-verbale

uitingen

De zin achter de onzin begrijpen

Hoe rekening houden met de levenscontext

Observatie en analyse van de soort communicatie aangewend door de hulpverlener

Door praktische omstandigheden kwam deze thematiek aan het einde, in opzet was het

bedoeld als generieke inleiding voor de levensverhaalschrijvers.

Naast deze vormingsmodules op maat, namen de levensverhaalschrijvers ook deel aan

twee studiedagen die openstonden voor een breed publiek. Op 19 november 2010 trok men

naar Twente voor het congres „Psychologie van de levenskunst‟ georganiseerd door de

universiteit van Twente, waar ook het narratieve kader en het werken met levensverhalen

een centrale plaats innamen. Op 10 februari 2011 namen de levensverhaalschrijvers deel

aan de studiedag „Levensvragen bij ouderen‟ georganiseerd door de Hogere Leergangen

voor Fiscale en Sociale Wetenschappen cvo, Afdeling Seniorenconsulentenvorming.

Aangezien de levensverhaalschrijvers naast hun begeleidende rol ook een aantal

meetinstrumenten moeten afnemen van de oudere persoon, is ook hiervoor vorming

gegeven. LUCAS organiseerde twee bijeenkomsten waar dieper is ingegaan op het

voorstellen van de meetinstrumenten en het afnemen van deze vragenlijsten van ouderen.

Een handleiding is hiervoor samengesteld zodat ook nadien de levensverhaalschrijvers een

houvast hadden.

Vanuit het RIZIV zijn meerdere opleidingsdagen georganiseerd om te leren werken met

het BelRAI-instrument en de overige schalen (i.c. 24 september 2010 en 1 oktober 2010).

In de volgende paragraaf belichten we onder meer hoe de levensverhaalschrijvers dit

vormingspakket evalueren.

Page 79: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het profiel van de levensverhaalschrijver

79

2 De ervaringen van de levensverhaalschrijvers

Met elk van de twee levensverhaalschrijvers hielden we in april 2011 een semi-

gestructureerd interview5 waarin vier thema‟s zijn besproken:

De taken en de rollen van de levensverhaalschrijver

Bedenkingen over de methodiek zelf

De mate van samenwerking en ondersteuning

Het eigen groeiproces

In dit hoofdstuk gaan we vooral in op de taken en rollen, op de mate van samenwerking en

ondersteuning en op het eigen groeiproces. In Hoofdstuk 2 integreerden we reeds de

ervaringen van de levensverhaalschrijvers over de methodiek van „life review‟ en

Narratieve Zorg.

2.1 De taken en de rollen van de levensverhaalschrijver

Een van de levensverhaalschrijvers merkt op dat er in het takenpakket drie grote thema‟s

zitten.

De „core business‟ bestaat uit het voeren van de huisbezoeken en de gesprekken met de

oudere persoon. Ook de voorbereiding, de reistijd en verslaggeving vallen hieronder. Dit

neemt de meeste tijd in beslag. Beide levensverhaalschrijvers zeggen ongeveer 7 tot 9

huisbezoeken per week te realiseren. Een huisbezoek omvat in zijn geheel twee tot drie uur

werk met voorbereiding, transport en verslag inbegrepen.

Een tweede luik uit het takenpakket omvat „administratieve taken‟. Het invoeren van de

afgenomen meetinstrumenten, het bijhouden van het eigen logboek, het contacteren van de

arts in het kader van het BelRAI-instrument, enz.

Een derde luik bestaat uit het onderhouden van contacten met verwijzende organisaties,

bekendmaking en werving voor het project.

Beide levensverhaalschrijvers gingen uitvoerig in op wat volgens hen noodzakelijke

kennis, vaardigheden en attitudes zijn voor nieuwe levensverhaalschrijvers. Tabel 10 vat

hun antwoorden schematisch samen.

5 Met dank aan Cindy Dubois.

Page 80: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 4

80

Tabel 10 De vereiste kennis, vaardigheden en attitudes voor levensverhaalschrijvers zoals gerapporteerd

door de twee levensverhaalschrijvers van Narratieve Zorg

Vereiste kennis

Achtergrondkennis over de periode waarin

ouderen opgroeiden en leefden

Kennis van Brussel en voeling met de

stedelijke context

Kennis over reminiscentie versus „life

review‟

Vereiste vaardigheden

Een gesprek kunnen voeren Wetenschappelijke schalen en

vragenlijsten kunnen afnemen

Het werk zelfstandig goed kunnen plannen

en beheren (time management,

multitasking)

Communicatieve vaardigheden in het

algemeen

Communicatieve vaardigheden naar

ouderen toe met luisterbereidheid,

ondersteunend luisteren

Stressbestendig zijn

Flexibiliteit Kritisch en creatief kunnen zijn

Vereiste attitude

Professionele houding: niet te formeel,

niet te informeel Bescheidenheid

Echtheid Openheid en ruimdenkendheid

Leergierigheid naar het historische,

existentiële of zingevingsaspect Zelfbewustzijn

We bespreken niet alle aangehaalde competenties in detail, maar lichten er een aantal uit.

Kennis van Brussel

Een van beide levensverhaalschrijvers vindt het belangrijk “dat je voeling hebt met de

stedelijke context en gewoon met Brussel”. Hiermee bedoelt de levensverhaalschrijver

vooral dat er wel kennis moet zijn van de sociale kaart, maar liefst ook kennis van de

mogelijkheden buiten het hulpverlenerscircuit. In een voorbeeld verwijst de

levensverhaalschrijver naar de socioculturele mogelijkheden van de regio van de oudere

persoon (concreet voorbeeld: het huren van een luisterboek over het favoriete thema van

een oudere).

Een gesprek kunnen voeren

“Een gesprek kunnen voeren vind ik belangrijk. Dat is kunnen inleiden, tot de kern komen

en terug wat afronden en dan op die manier houden tot het uur. Dat is al iets wat redelijk

moeilijk is soms. Het evenwicht tussen sturen en niet sturen. Laat ik de persoon vertellen of

stuur ik bij? Of hoever kan ik die laten uitweiden of niet? Dus daar moet je een evenwicht

in vinden.”

Page 81: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het profiel van de levensverhaalschrijver

81

Kennis over „life review‟ versus reminiscentie

Een van de levensverhaalschrijvers had ervaring met groepsreminiscentie en zegt: “Ik heb

me teveel op reminiscentie geconcentreerd en nu pas is het mij duidelijk wat het verschil is

tussen reminiscentie en „life review‟. Dat „life review‟ verder gaat dan reminisceren. (…)

Reminisceren gaat tot een aangename activiteit aanbieden, terwijl „life review‟ verder gaat

en de mensen laat nadenken over hun levensgeschiedenis. Ze eigenlijk helpen om hun

levensgeschiedenis te ordenen en daaruit de belangrijke dingen te halen en op die manier

hun identiteit te versterken”.

Een professionele houding

In het contact leggen met de oudere persoon meent een levensverhaalschrijver dat het

zoeken is naar de juiste toon en de juiste mate van betrokkenheid of afstand. “Ik weet nog

dat ik bij een persoon op bezoek ging, die zei: „Ik heb mijn ouders niet vaak gezien tijdens

mijn jeugd‟, waarop ik zei: „Mijn ouders zijn ook gescheiden‟. Achteraf kwam die daar

vaak op terug en voelde ik van „Oei, dat had ik beter niet gezegd‟. Het was te persoonlijk.

(…) Dus een zekere afstand is dan ook wel nodig.(…) In het begin is dat misschien wel

gemakkelijk om te bewaken omdat je elkaar toch niet goed kent, maar hoe vaker je daar

komt, dan komt er een zekere band.”

Flexibiliteit

“Het gaat erom om u flexibel te kunnen opstellen tegenover de persoon die tegenover u zit.

Een beetje te voelen in wat voor een leefwereld die persoon leeft. Wat zijn die persoons

interesses? En u daarop af te stemmen of in mee te gaan of de persoon uit te dagen” Als

voorbeeld geeft deze levensverhaalschrijver nog aan dat je op een andere manier praat met

een arbeider dan met iemand die bijvoorbeeld directeur is geweest. “Flexibiliteit om een

optimale verstandhouding te creëren”

Samengevat valt op dat de levensverhaalschrijvers zelf relatief weinig kenniscomponenten

vernoemen, maar de meeste nadruk leggen op drie aspecten:

een houding van interesse voor de leefwereld van ouderen,

vaardigheid in het plannen en uitvoeren van veel diverse taken en

contactvaardigheid met ouderen in de eerste plaats en met andere betrokkenen.

Naast deze vereiste competenties vroegen we de levensverhaalschrijvers naar hun visie op

het ideale profiel. Aan welke voorwaarden zou een nieuwe collega-levenverhaalschrijver

best voldoen?

Voor de ene levensverhaalschrijver moet het bij voorkeur gaan om iemand met een sociale

opleiding of achtergrond. Liefst iemand die ook wat kan inzoomen op de maatschappelijke

Page 82: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 4

82

achtergrond (bijvoorbeeld vanuit een opleiding geschiedenis). “Neem bijvoorbeeld als er

een persoon met een groot schuldgevoel zit. Er is bijvoorbeeld een mevrouw waarvan de

zoon homofiel is. Dat je als levensverhaalschrijver ook weet wat daar de maatschappelijke

druk soms kan van zijn”.

Deze levensverhaalschrijver vraagt zich af of het misschien ook beter niet iemand is die al

lang in de zorgsector heeft vertoefd. “Dan komt het laagdrempelige, het creatieve in het

gevaar. (…) Het teveel in dat zorg denken en het problematische. En weinig kunnen

loslaten. Dus ook naar de leuke dingen op zoek gaan en niet willen bestempelen, maar

naar mogelijkheden zoeken. Ik zeg niet dat iemand die al lang in de zorgsector werkt dat

niet kan, maar die moet op zijn minst er wel een kritisch oordeel over hebben”.

Voor de andere levensverhaalschrijver is het vrij duidelijk: sociaal assistenten

(maatschappelijk werkers) vormen het ideale profiel van de levensverhaalschrijvers. Een

essentiële basisvoorwaarde is het interesse hebben in de leefwereld van ouderen.

We vroegen de levensverhaalschrijvers ook naar de moeilijkheden die ze voor zichzelf

ervaarden tot nu toe. Deze knelpunten verwijzen vooral naar beperkingen of

onduidelijkheden van de methodiek zelf (zie hiervoor Hoofdstuk 2), maar tegelijk

verwijzen ze soms ook naar aspecten van het takenpakket die te evalueren zijn.

Enigszins samenvattend situeren de moeilijkheden zich op de volgende terreinen:

De combinatie van twee rollen: als onderzoeker en als levensverhaalschrijver.

De onduidelijkheid over de rol als casemanager of trajectbegeleider van de oudere

persoon binnen het zorgnetwerk.

Professionaliteit: juiste afstand vinden.

De werklast door de combinatie van zowel onderzoekstaken, interventietaken als

wervingstaken.

Het werken in het Frans soms.

De zoektocht naar het evenwicht tussen het zich houden aan het opgebouwde strakke

stramien van de interventie en het aanpassen aan die concrete oudere persoon.

De benodigde tijd voor het uitschrijven van de levensverhalen en verwerking tot een

levensboek.

De benodigde tijd voor verplaatsingen.

2.2 De mate van samenwerking en ondersteuning

In het interview werd stilgestaan bij de diverse aspecten van samenwerking en

ondersteuning.

Ten eerste blijkt dat er geen systematische of regelmatige samenwerking of uitwisseling

is tussen de beide levensverhaalschrijvers. Er worden wel ervaringen gedeeld, maar dit

gebeurt informeel en vrij sporadisch. Het is ook duidelijk dat beide levensverhaalschrijvers

Page 83: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het profiel van de levensverhaalschrijver

83

een andere stijl en aanpak hebben in hun contact met de oudere persoon. Er worden hier

geen leermomenten aan gekoppeld.

Ten tweede zijn er meerdere momenten van ondersteuning en uitwisseling. De

levensverhaalschrijvers zijn aanwezig op de wekelijkse teamvergadering van het

ouderenteam. Het project Narratieve Zorg staat hier niet expliciet als apart agendapunt, iets

wat beide levensverhaalschrijvers wel als een gemis ervaren. Bovendien wordt een groot

gedeelte van het ouderenteam in beslag genomen door patiëntenbespreking. Beide

levensverhaalschrijvers suggereren een dubbele houding: “Eigenlijk hebben wij daar de

ruimte maar ik vind dat niet altijd gepast. En anderzijds heb ik ook zoiets van: als er

andere dingen aan bod komen, is dat niet altijd per se interessant”

Daarnaast zijn er coachingmomenten waar de twee levensverhaalschrijvers samen met de

gerontoloog en psycholoog kunnen ingaan op moeilijke situaties of opgedane ervaringen.

Wegens tijdsgebrek zijn die coachingmomenten sterk afgebouwd. Oorspronkelijk stonden

die tweewekelijks ingepland, maar dit was niet vol te houden. Later werd het maandelijks

en in de praktijk soms minder. Een levensverhaalschrijver verwoordt het als volgt: “Het is

dubbel. Aan de ene kant zie ik daar niet altijd continuïteit in, aan de andere kant heb je

meer tijd voor de huisbezoeken zelf. Dat is ook positief”. Verder blijkt dat de gerontoloog

ook regelmatig informele contactmomenten heeft met elk van de levensverhaalschrijvers.

“Het is soms handig om je te kunnen ventileren. En het is handig om wat raad te kunnen

vragen”.

Ten derde stonden we in het interview stil bij het doorlopen vormingsprogramma. We

vroegen de levensverhaalschrijvers naar feedback op de verschillende modules. Globaal

zijn de levensverhaalschrijvers bijzonder positief over de inhoud en de opbouw van de

vorming. Voor één levensverhaalschrijver was de vorming door José Franssen het

nuttigste. Het is door die vorming dat ze ook het vertrekpunt van de interventie hebben

vormgegeven. De praktijkdag over het werken met levensverhalen bleek achteraf gezien

het minst aan te slaan en was meer theorie dan echt oefening. Eén levensverhaalschrijver

mist vooral bijkomende input over rouw en rouwverwerking. De andere

levensverhaalschrijver merkt op dat een extra module over gespreksvaardigheden nuttig

zou zijn “Hoe inleiding, midden, slot… Hoe bewaak ik dat uur precies? Er is op voorhand

gezegd een uur per sessie, maar bij personen die geen babbelaars zijn lukt dat goed. Maar

als er mensen zijn die op een vraag een heel ander verhaal vertellen …”

2.2 Het eigen groeiproces

We peilden ter afronding van het interview naar het groeiproces of leertraject dat de

levensverhaalschrijvers zichzelf zagen doormaken. Uit de antwoorden blijkt dat elke

levensverhaalschrijver worstelt met eigen valkuilen en moeilijkheden. Voor de ene

levensverhaalschrijver gaat het vooral om nog meer vertrouwd te kunnen worden met de

Page 84: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hoofdstuk 4

84

methodiek, het in de vingers krijgen van de goede vragen en handvaten om tot een dieper

gesprek te komen. Voor de andere levensverhaalschrijver is de combinatie van de vele

taken een uitdaging die soms de nodige stress bezorgt. Het is duidelijk dat beide

levensverhaalschrijvers sterk zoekend zijn, zich vol overgave op hun nieuwe functie

storten en hierin elk hun eigen weg uitstippelen.

3 Besluit: naar een competentieprofiel voor nieuwe levensverhaal-

schrijvers

In dit hoofdstuk inventariseerden we de taken die levensverhaalschrijvers in het project

Narratieve Zorg op zich nemen. We beluisterden de persoonlijke ervaringen van de twee

levensverhaalschrijvers en expliciteerden de competenties die zij belangrijk achten.

In dit besluit gaan we in op drie elementen: (1) de aandacht voor de verschillende rollen,

(2) de positionering en de grenzen van de functie en (3) de nood aan continue coaching.

De complexiteit van het project Narratieve Zorg maakt dat de levensverhaalschrijver

eigenlijk meerdere rollen te vervullen heeft:

een rol als onderzoeker (afname van vragenlijsten, zowel voor Narratieve Zorg als voor

het RIZIV).

een rol als hulpverlener, casemanager, wegwijzer voor de oudere binnen het

zorgverleningsnetwerk vooral met betrekking tot het gebruik van het BelRAI-

instrument. Deze mogelijke rol als verbinding tussen de oudere persoon enerzijds en de

professionele hulpverleners en organisaties is niet helemaal uitgeklaard.

Een rol als levensverhaalschrijver zelf: de sessies van „life review‟ of gestructureerde

reminiscentie.

Een rol als wervings- en promotieverantwoordelijke die moet zorgen voor

bekendmaking van het project bij ouderen en verwijzende organisaties.

Al vrij snel is gebleken dat deze veelheid aan rollen een hinderpaal is voor de

levensverhaalschrijvers. Het ouderenteam van het CGG heeft het werven en bekendmaken

grotendeels overgenomen van de levensverhaalschrijvers. Toch blijft de combinatie van de

overige rollen veeleisend.

Uit de gesprekken met de gerontoloog en de levensverhaalschrijvers komt een interessant

spanningsveld naar voren. Het lijkt erop dat de functie van levensverhaalschrijver vooral

gestoeld is op sterke generieke competenties in het werken met ouderen:

goede contactvaardigheden,

interesse voor de leefwereld van ouderen,

enige kennis van reminiscentie en „life review‟.

Page 85: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Het profiel van de levensverhaalschrijver

85

In de literatuur wordt benadrukt dat het voor „life review‟-therapie essentieel is dat de

begeleider voldoende geschoold is en liefst psychotherapeutische vaardigheid bezit. In dit

project geven de levensverhaalschrijvers net aan dat – omwille van de empowerende visie

– het misschien zelfs beter is dat de levensverhaalschrijver niet teveel in het zorgdenken

gevangen zit. Dit is natuurlijk geen werkelijke tegenstelling, want het project Narratieve

Zorg is niet bedoeld als psychotherapie, maar als preventieve, laagdrempelige interventie.

En omgekeerd sluit psychotherapeutisch werken niet uit dat er ook empowerend wordt

gewerkt met de oudere.

De analyse in dit rapport is slechts een eerste stap, zonder dat we verder konden ingaan op

specifieke onderzoeksliteratuur die hiermee verband houdt. Zo zijn er bijvoorbeeld

raakvlakken met de ontwikkelingen binnen de eerstelijns geestelijke gezondheidszorg en

de recente aanbevelingen over de „eerstelijns psychologische functie‟ (Van Audenhove &

Scheerder, 2010). Het studiewerk over de levensverhaalschrijver doet ons op dit moment

wel besluiten dat er nog geen helder zicht is op de positionering van en de grenzen van de

functie van levensverhaalschrijver. De doelstelling van het project Narratieve Zorg is dat

het om méér gaat dan gewone reminiscentie, het vrijblijvend herinneringen ophalen.

Bovendien zijn er ook kritische vragen te stellen. Zijn de levensverhaalschrijvers

voldoende gewapend om met ernstige psychische problematieken om te gaan die wel een

therapeutische benadering vereisen? Veel hangt ook samen met het verder verhelderen van

de beoogde doelgroep. Wat te doen bijvoorbeeld als herinneringen vooral pijnlijk blijken te

zijn en de oudere net aanzetten tot piekeren en mogelijk zo depressieve klachten

versterken? In deze pilootstudie konden we onvoldoende onderzoeken of er ook

tegenindicaties zijn of mogelijke negatieve effecten van Narratieve Zorg. De ouderen die

tot nu toe afhaakten deden dit wegens externe omstandigheden, maar het blijft belangrijk te

evalueren hoe de ouderen zelf aankijken tegen het werk van een levensverhaalschrijver die

ook moeilijke levensthema‟s ter sprake brengt. Het lijkt ons in elk geval een uitdaging om

het snijvlak tussen enerzijds een laagdrempelige GGZ-functie voor ouderen en anderzijds

het voldoende diepgaand werken met herinneringen van ouderen verder uit te klaren.

Een laatste aandachtspunt is de nood aan continue coaching bij de levensverhaalschrijvers.

Doordat het een nieuwe functie is, een nieuwe methodiek bij een doelgroep die tot nu toe

zelden wordt bereikt vanuit de GGZ, liggen er weinig handvaten klaar en is er vooral nog

veel ontwikkelingswerk te verrichten. Beide levensverhaalschrijvers zetten zich heel hard

in, maar blijven sterk zoekend naar ondersteuning en houvast. Door de drukte kan het

ouderenteam niet altijd de nodige tijd vrijmaken en gebeurt de coaching wel regelmatig

maar niet altijd op een gesystematiseerde manier die een continu leerproces

vergemakkelijkt. We zouden dan ook aanbevelen dat hier – voor zover mogelijk – meer

planmatig of doelgericht mee gewerkt wordt, zodat het groeitraject dat de

levensverhaalschrijvers doormaken ook meer gestuurd kan verlopen.

Page 86: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

86

Page 87: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

87

Besluit

Narratieve Zorg is een vernieuwende methodiek, een project gedragen door het

ouderenteam van het CGG Brussel. Een levensverhaalschrijver gaat gedurende een aantal

weken op bezoek bij een kwetsbare oudere persoon thuis. Op gestructureerde wijze worden

herinneringen opgehaald, met de bedoeling de identiteit van de oudere persoon te

versterken, depressieve klachten te verminderen of te voorkomen, en bij te dragen tot een

positief zelfbeeld bij de oudere.

Dit rapport bracht het verhaal van een jaar pilootstudie. Er is veel voorbereidingswerk

gegaan naar de opzet van een grondige kwantitatieve effectmeting. Door de lage instroom

laten de resultaten nog op zich wachten. Het is echter hoopgevend dat meer en meer

ouderen via diverse kanalen de weg vinden naar Narratieve Zorg. Daarnaast is

geïnvesteerd in de verdere ontwikkeling van de methodiek zelf en in een meer kwalitatieve

evaluatie van het werk van de levensverhaalschrijvers.

Een jaar tijd is kort om een gedegen en grondige evaluatie uit te voeren. Toch is het goed

en nodig om een sterkte-zwakte-analyse te maken van Narratieve Zorg. We halen dit uiteen

in twee perspectieven. We gaan eerst in op Narratieve Zorg als project van alternatieve en

ondersteunende zorg binnen Protocol III (RIZIV). Het belangrijkste blijft natuurlijk de

evaluatie van Narratieve Zorg als methodiek van „life review‟ bij ouderen thuis.

1 Narratieve Zorg als project van alternatieve en ondersteunende zorg

binnen Protocol III

Het CGG Brussel diende Narratieve Zorg in als project van alternatieve en ondersteunende

zorg binnen Protocol III. We zien zelf de volgende punten als sterkte van dit project: de

uitgangspunten en onderliggende visie van het project, de doelgroep en de potentiële

complementariteit met het BelRAI-instrument.

Narratieve Zorg drijft heel sterk op een positieve, constructieve visie op ouder worden. Het

project wil ouderen zelf een stem geven, hen de eigen regie laten behouden, kortom

benaderen als volwaardige personen, zelfs al zijn ze kwetsbaar. Omwille van dit

vernieuwende uitgangspunt menen we dat Narratieve Zorg een sterk project is. Het biedt

niet zomaar een aanvulling, het gaat om een radicale ommekeer in hoe er tot nu toe vanuit

de zorgsector vaak nog overwegend eenzijdig gekeken wordt naar ouderen, met een focus

op beperkingen, verlies van functioneren, enz. Narratieve Zorg biedt een noodzakelijke

aanvulling op die zorgvisie.

Page 88: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Besluit

88

Ook qua doelgroep is Narratieve Zorg een sterk project. Het richt zich op thuiswonende

ouderen, en liefst zelfs personen die nog geen georganiseerde professionele hulp

ontvangen. Dat is een groeiende groep ouderen die soms lang buiten beeld blijft. In dat

opzicht wil Narratieve Zorg heel vroeg en dus heel preventief tewerk gaan in zijn opzet.

Ook dat beschouwen we als een sterkte binnen de langetermijnzorg die vaak vooral

reactief en behandelend van opzet werkt.

Een laatste sterkte ligt volgens ons in het feit dat Narratieve Zorg een potentiële aanvulling

kan bieden op de inhoud van het BelRAI-instrument. Het gaat immers om méér dan alleen

een positieve visie op ouderen, Narratieve Zorg vraagt ook expliciet de aandacht voor de

psychische zorg, het mentale welbevinden en biedt zo een tegenwicht voor de nog vaak

sterk lichamelijk-medisch georiënteerde zorgbenadering. In dit rapport gingen we in op de

complementariteit met BelRAI, mogelijk kan dit nog verder worden onderzocht in relatie

tot de versie Mental Health care, zij het dan los van Protocol III.

Er zijn ook kanttekeningen te plaatsen bij Narratieve Zorg als Protocol III-project. Het

project vindt zijn wortels in een CGG, gelegen in de hoofdstad Brussel. Daardoor kampt

het wellicht met extra drempels (tweetaligheid, armoede, globalisering ...) en is het

opstarten niet vanzelfsprekend. We denken ook dat het ouderenteam van het CGG

onderschat heeft wat de implicaties zijn van het leren werken met het BelRAI-instrument.

De taakbelasting voor de levensverhaalschrijvers ligt hierdoor erg hoog, mogelijk te hoog.

Het ouderenteam is zelf vrij klein en daardoor kwetsbaar. De vooropgestelde instroom is

klein en wil men groeien tot een volwaardige dienstverlening, dan moet die zeker verder

omhoog gehaald worden. We kunnen geen verdere uitspraken doen over de kwaliteit van

de zorg en dienstverlening in het kader van BelRAI, dat valt ook buiten onze opdracht.

Een aanbeveling die aansluit op deze sterkte-zwakteanalyse bestaat erin dat het

ouderenteam van het CGG de samenwerking met partnerorganisaties en de interne

teamwerking kritisch evalueert en bijstuurt. Extra inspanningen zullen o.i. onontbeerlijk

zijn om de instroom verder te optimaliseren en de kansen van het BelRAI-instrument

werkelijk uit te spelen.

Op het gebied van samenwerking is al een weg afgelegd, getuige de positieve

samenwerking met enkele doorverwijzers. Kan het partneroverleg nog actiever worden

uitgebouwd? Kunnen krachten worden gebundeld met andere Brusselse Protocol III-

projecten? Kan zo de instroom en doorverwijzing nog verder worden aangezwengeld?

Intern zou het CGG ermee gebaat zijn mocht de coördinatie en opvolging van het Protocol

III-project nog meer kunnen worden opgenomen door één persoon die als coachend leider

het geheel kan overzien, en de direct betrokkenen ook meteen kan aansturen. We menen te

begrijpen dat vanuit de GDT Conectar middelen zijn vrijgesteld voor coördinatie, maar we

hebben onvoldoende zicht op de werkelijke inbreng hiervan. Naar ons aanvoelen staat die

coördinatie te ver af van de dagelijkse praktijk waarmee de levensverhaalschrijvers

Page 89: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Besluit

89

geconfronteerd worden. Door de complexiteit van het project is nauwgezette inhoudelijke

en tijdsopvolging onontbeerlijk, in geregelde face-to-facecontacten met de

levensverhaalschrijvers en het ouderenteam. Verder zou ook geëvalueerd moeten worden

of er werkbare oplossingen mogelijk zijn voor de invoer en opvolging van het BelRAI-

instrument. Het feit dat de beide levensverhaalschrijvers door hun diploma geen toegang

hebben tot het gehele instrument blijft een grote hinderpaal. Kan een verpleegkundige of

maatschappelijk werker vanuit het ouderenteam als derde speler volledig worden

vrijgesteld en worden toegevoegd en zo de BelRAI-taken mee ter harte nemen? Wat heeft

dit voor implicaties naar het contact met de oudere personen thuis? Het ouderenteam zocht

ongetwijfeld zelf al naar antwoorden. Verder zoeken lijkt ons essentieel, zoniet geraken de

twee levensverhaalschrijvers op lange termijn ofwel overbelast, ofwel blijft er

onvoldoende ruimte voor werkelijke samenwerking via het BelRAI-instrument. Beide

scenario‟s zouden de methodiek en het project niet ten goede komen. Narratieve Zorg als

Protocol III-project moet volgens ons dus verder groeien, wil het ook blijven standhouden.

2 Narratieve Zorg als methodiek van ‘life review’ bij ouderen thuis

Bij de evaluatie van Narratieve Zorg als methodiek of interventie zelf zijn we natuurlijk

meer betrokken. Deze pilootstudie heeft ertoe bijgedragen dat de interventie steeds beter

geëxpliciteerd werd, al is die ontwikkeling nog niet volledig afgewerkt. Qua sterktes zien

we vooral de wetenschappelijke onderbouw en visie als uitgangspunt en de continue

zoektocht en bijsturing van deze vernieuwde aanpak. Daarmee komen we meteen uit bij de

belangrijkste kanttekening: de zoektocht is nog niet afgewerkt en er is nood aan meer

diepgaande keuzes en verfijningen.

Wat we hierboven als sterkte aanhaalden, de onderliggende visie vertrekkend vanuit een

empowerende visie op ouder worden, geldt zeker ook voor de methodiek Narratieve Zorg

an sich. Bovendien menen we dat het sterk is dat deze nieuwe interventie geworteld is in

wetenschappelijk onderzoek, en dus niet louter een klinische oorsprong heeft, maar ook

een onderzoeksmatige basis. Positief is ook dat Narratieve Zorg niet zomaar een

gevalideerde interventie overneemt, maar dat het ouderenteam bereid is dit te wijzigen naar

de nieuwe doelgroep van thuiswonende ouderen. Dat het CGG Brussel meteen middelen

vrijmaakt voor wetenschappelijke evaluatie onderstreept het belang dat het hecht aan een

grondige aanpak. Het project Narratieve Zorg getuigt op die manier ook van de „spirit‟ die

er heerst binnen het ouderenteam van het CGG: altijd op zoek, kritisch nadenkend en

steeds vernieuwend en creatief.

Deze sterktes hebben ook een keerzijde. Innovatie betekent nieuwe wegen opzoeken,

goede innovaties leren continu bij, zijn gebaat met continue evaluatie en bijsturing. Deze

pilootstudie zal het project Narratieve Zorg verder vooruit helpen. In het eerste werkjaar is

Page 90: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Besluit

90

er veel ontwikkeld en veel bijgeleerd. Een kanttekening die we maken is dat dit leerproces

niet altijd even expliciet loopt. Er lijkt ook niet altijd een doelgerichte aanpak te zijn met

planning van evaluatie, bespreking, gezamenlijke besluitvorming en bijsturingen van de

methodiek. Zo worden er wel verslagen gemaakt van de coachingsmomenten met de

levensverhaalschrijvers, maar missen die soms continuïteit waardoor het leerproces wordt

belemmerd. Hierdoor blijven kansen onbenut om keuzes te maken, gefundeerde

beslissingen te nemen en om de methodiek nog sterker te maken.

De belangrijkste aanbeveling die we daarom willen formuleren ten aanzien van Narratieve

Zorg als methodiek is het verderzetten van de opgestarte effectmetingen, maar vooral het

verder blijven inzetten op de kwalitatieve ontwikkeling en consolidatie van de interventie.

Dit kan best zowel gebeuren bij de deelnemende ouderen, als bij de

levensverhaalschrijvers en in een laatste stap bij andere betrokkenen zoals familieleden of

zorg- en hulpverleners. Doorheen het voorbije jaar lijkt de inhoud van de interventie en de

thematische sessies van de levensverhaalschrijvers verderaf komen te staan van de initiële

Nederlandse interventie waarop men zich baseerde. Het is noodzakelijk om zich daar

bewust van te blijven en te bekijken wat dit impliceert voor de ouderen, maar ook voor de

functie van de levensverhaalschrijver.

Evolueert Narratieve Zorg naar een interventie die vooral sociaal geïsoleerde ouderen

aanspreekt omdat het bezoek van de levensverhaalschrijver een hefboom is voor nieuwe

contacten en doorbreking van eenzaamheid? Wil Narratieve Zorg vooral de identiteit

versterken van ouderen in brede zin en hen laten proeven van positieve contactmomenten?

Ligt in dit geval het accent niet vooral op het prettig samenwerken en het komen tot een

evenwichtig levensboek met misschien verdriet en pijnlijke herinneringen, maar vooral

positieve gebeurtenissen?

Of moeten we met Narratieve Zorg misschien terug nauwer aansluiten bij de preventie van

depressieve klachten? Wil Narratieve Zorg er dan vooral zijn voor ouderen met

depressieve klachten en preventief werken ten aanzien van een werkelijk depressief

syndroom? Moet in dat geval de techniek van „life review‟ niet veel meer centraal komen

te staan? Is in dat geval enige therapeutische opleiding niet noodzakelijk bij de

levensverhaalschrijvers?

De sleutel ligt volgens ons dus in het verder uitklaren van de doelstelling van de

interventie. Dit heeft implicaties naar de doelgroep van ouderen die men met Narratieve

Zorg wenst te bereiken en naar de vereiste competenties van nieuwe

levensverhaalschrijvers.

Het verder inzetten op de kwalitatieve ontwikkeling van Narratieve Zorg kan o.i. best

gebeuren in drie stappen.

In een eerste stap zouden best minstens tien-vijftien ouderen worden begeleid tot en met de

eerste effectmeting na de interventie. Deze ouderen kunnen dan best worden uitgenodigd

Page 91: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Besluit

91

voor een focusgroep waarin gepeild wordt naar hun ervaringen, indrukken en suggesties. In

een tweede stap zou op basis van die input, samen met de eerste inzichten over de

kwantitatieve effecten („Treden er verschuivingen op in de zeven kernvariabelen?‟), de

interventie als geheel systematisch en kritisch moeten worden bekeken. De sessies over

„dierbare herinneringen‟ of „sprankelende ervaringen‟ moeten bijvoorbeeld verder worden

uitgewerkt, maar de levensverhaalschrijvers moeten ook meer ruimte krijgen voor hun

leerproces. Dit kan door intensieve oefening, evaluatie en bijsturing, door onderling

overleg, door intervisie binnen het ouderenteam of door consultatie met experten in het

werken met levensverhalen. In een derde stap zou de resulterende methodiek moeten

worden neergeschreven in een draaiboek of handleiding zodat de aanpak voldoende

coherent en consequent is, ongeacht de levensverhaalschrijver in dienst. Het ouderenteam

van CGG Brussel zette al stappen in deze richting, wat zeer positief is.

We hopen natuurlijk dat de vele inspanningen die tot nu toe geleverd zijn om vragenlijsten

af te nemen bij de ouderen, volgehouden worden. Mits een voldoende aantal respondenten,

mits een groeiende instroom en mits volgehouden inspanningen om ook de inhoud van de

diverse sessies helder te krijgen, kan Narratieve Zorg verder uitkristalliseren tot een

volwaardige interventie of dienstverlening. Net zoals hierboven pleiten we voor een meer

systematische aanpak, waardoor een coachend leider onontbeerlijk is. Narratieve Zorg is

een inspirerend project dat ook ons als onderzoekers uitdaagt in het zoeken naar gepaste

evaluatiemethodes. We hopen dat het CGG Brussel de kans krijgt om de ingeslagen weg,

de eerste stappen van deze vernieuwende interventie, verder te voltooien en te

vervolmaken.

Page 92: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

92

Page 93: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

93

Bibliografie

Beekman A.T.F., Smit F., Stek M.L., Reynolds C.F. & Cuijpers P.D., (2010), Preventing

depression in high-risk groups, Current Opinion in Psychiatry, 23, 8-11.

Bohlmeijer E., Kramer J., Smit F., Onrust S. & van Marwijk H., (2009), The Effects of

Integrative Reminiscence on Depressive Symptomatology and Mastery of Older Adults,

Community Mental Health Journal., 45, 476-484.

Bohlmeijer, E., Mies, L. & Westerhof, G. (2006). De betekenis van levensverhalen.

Theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk. Houten: Bohn

Stafleu van Loghum.

Bohlmeijer, E.T., Roemer, M., Cuijpers, P. & Smit, F. (2007). The effects of life-review on

psychological well-being in older adults: a meta-analysis. Aging and Mental Health, 11(3),

291-300.

Bohlmeijer, E., Smit, F. & Cuijpers, P. (2003). Effects of reminiscence and life review on

late-life depression: a meta-analysis. International Journal of Geriatric Psychiatry, 18(12),

1088-1094.

Bohlmeijer, E.T., Steunenberg, B., Leontjevas, R., Mahler, M., Daniël, R., & Gerritsen, D.

(2010). Dierbare herinneringen. Protocol voor individuele life-review therapie gebaseerd

op autobiografische oefening. Enschede: Universiteit Twente.

Bohlmeijer, E.T., Steunenberg, B. & Westerhof, G.J. (2011). Reminiscentie en geestelijke

gezondheid: empirische onderbouwing van interventies. Tijdschrift voor gerontologie en

geriatrie, 42, 7-16.

Bohlmeijer, E., Valenkamp M., Westerhof G., Smit F. & Cuijpers P., (2005), Creative

reminiscence as an early intervention for depression: Results of a pilot project, Aging &

Mental Health, 9(4), 302–304.

Bohlmeijer, E. & Westerhof, G. (2010). Op verhaal komen. Je autobiografie als bron van

wijsheid. Boom: Amsterdam.

Bohlmeijer E.T., Westerhof G.J. & Emmerik-de Jong M., (2008), The effects of integrative

reminiscence on meaning in life: Results of a quasi- experimental study, Aging & Mental

Health, 12(5), 639–646.

Burnside I. & Haight B.K., (1992), Reminiscence and life review: analyzing each concept,

Journal of Advanced Nursing, 17, 855-862.

Cappeliez, P & O‟Rourke, N. 2006). Empirical validation of a model of reminiscence and

health in later life. Journal of Gerontology, Psychological Sciences, 61, 4, 237-244.

Page 94: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Bibliografie

94

Connor, K.M. & Davidson, J.R.T. (2003). Development of a new resilience scale: the

Connor-Davidson Resilience Scale (CD-RISC). Depression and Anxiety, 18, 76-82.

Cuijpers, P., & Willemse, G. (2005). Preventie van depressie bij ouderen. Een overzicht

van interventies. Utrecht: Trimbos-instituut.

De Groof, M., Declercq, A., Jacob, B. & Van Audenhove, Ch. (2009). RAI Mental Health.

Onderzoek naar de mogelijkheid tot implementatie van de instrumenten RAI Mental Health

en Community Mental Health/Estimation des possibilités d'implementation des outils RAI,

Mental Health et Community Mental Health. Leuven: LUCAS.

de Jong Gierveld, J., & van Tilburg, T.G. (2008). De ingekorte schaal voor algemene,

emotionele en sociale eenzaamheid [A shortened scale for overall, emotional and social

loneliness]. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie, 39, 4-15.

Folstein M.F., Folstein S.E. & McHugh P.R. (1975). "Mini-mental state". A practical

method for grading the cognitive state of patients for the clinician. Journal of psychiatric

research 12 (3): 189–198.

Franck, E., De Raedt, R., Barbez, C. & Rosseel, Y. (2008). Psychometric properties of the

Dutch Rosenberg Self-esteem scale. Psychologica Belgica, 48(1), 25-35.

Korte, J., Bohlmeijer, E.T. & Smit, F. (2009). Prevention of depression and anxiety in later

life: design of a randomized controlled trial for the clinical and economic evaluation of a

life-review intervention. BMC Public Health, 9: 250.

Levecque, K. (2006). Generalized anxiety and depression in the general population: risk

factors according to the Belgian Health Interview Survey 2001. Depression and Anxiety,

23, 509-511.

Montgomery, S.A. & Åsberg, M. (1979) A new depression scale designed to be sensitive

to change. British Journal of Psychiatry, 134, 382-389.

Pearlin, L. I. & Schooler, C. (1978). The structure of coping. Journal of Health and Social

Behavior, 19, 2-21.

Pot, A.M.,.Bohlmeijer E.T., Onrust S., Melenhorst A., Veerbeek M. & De Vries, W.,

(2010), The impact of life review on depression in older adults: a randomized controlled

trial, International Psychogeriatrics, 22(4), 572–581.

Rosenberg, M. (1979). Conceiving the self. New York: Basic Books.

Schoevers R.A., Smit F., Deeg D.J.H., Cuijpers, P., Dekker J., van Tilburg W. & Beekman,

A.T.F., (2006), Prevention of Late-Life Depression in Primary Care: Do We Know Where

to Begin? American Journal of Psychiatry, 163, 1611-1621.

Sheikh, J.I. & Yesavage, J.A. (1986). Geriatric Depression Scale (GDS): Recent evidence

and development of a shorter version. Clinical Gerontology: A Guide to Assessment and

Intervention 165-173, NY: The Haworth Press.

Page 95: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Bibliografie

95

Smit F., (2006), Prevention of depression (Dissertation). Amsterdam: Faculty of Medicine,

Vrije Universiteit.

Smits, C., Boland, G., de Vries, W., & van Erp, R. (2006). De kracht van je leven. Een

cursus rond het levensverhaal voor Turkse en Marokkaanse ouderen met depressieve

klachten. Handleiding en draaiboek. Utrecht: Trimbos-instituut.

Vaishnavi, S., Connor, K., & Davidson, J.R.T. (2007). An abbreviated version of the

Connor-Davidson Resilience Scale (CD-RISC), the CD-RISC2: psychometric properties

and applications in psychopharmalogical trials. Psychiatry Research, 152, 293-297.

Van Audenhove, C. & Scheerder, G. (2010). De plaats van geestelijke gezondheidszorg

binnen de eerstelijnsgezondheidszorg. Eindrapport van werkgroep 6. Conferentie

eerstelijnsgezondheidszorg, 11 december 2010, Antwerpen.

Vermeulen, B., & Declercq, A. (2010). Depressieve klachten bij kwetsbare ouderen die

thuiszorg gebruiken. Factsheet Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin.

www.swvg.be.

Vermeulen, B., Demaerschalk, M. & Declercq, A. (2011). De Vlaamse Ouderen Zorg

Studie. Methodologisch rapport. Leuven: Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Webster, J.D., Bohlmeijer, E.T. & Westerhof, G.J. (2010). Mapping the future of

reminiscence: A conceptual guide for research and practice. Research on Aging, 32(4),

527-564.

Westerhof G.J., Bohlmeijer E & Valenkamp M.W., (2004), In search of meaning: A

Reminiscence Program for older persons. Educational Gerontology, 30, 751–766.

Westerhof, G.J., Lamers, S.M.A., & de Vries, D.R.S.L. (2010). Effecten van het ophalen

van autobiografische herinneringen op emotioneel welbevinden bij ouderen. Tijdschrift

voor gerontologie en geriatrie, 41, 5-12.

Westerhof, G.J., Bohlmeijer, E. & Webster, J.D. (2010). Reminiscence and mental health:

a review of recent progress in theory, research and interventions. Ageing & Society, 30,

697-721.

Wong P.T.P, Watt L.M., (1991), What Types of Reminiscence Are Associated With

Successful Aging?, Psychology and Aging, 6(2), 272-279.

Zigmond, A.S. & Snaith, R.P. (1983), "The Hospital Anxiety and Depression Scale". Acta

Psychiatrica Scandinavica, vol. 67, pp. 361-370.

Page 96: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

96

Page 97: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

97

Bijlages

1 Bijlage 1: Instrumentarium en instroomschema met betrekking tot

Protocol III

Document 1: Schema van de inclusie voor Protocol III

Document 2: Het meetinstrumentarium voor het RIZIV in het kader van Protocol III

2 Bijlage 2: Documentatie van de interventiemethodiek

Document 3: Brochure Narratieve Zorg voor ouderen

Document 4: Brochure Narratieve Zorg voor verwijzers

Document 5: Voorbeeld van een levensboek

Document 6: Voorbeeld van een erkenningsbrief van de levensverhaalschrijver

Document 7: Voorbeeld van een waardencirkel

3 Bijlage 3: Documenten voor de kwantitatieve evaluatiestudie

Document 8: Aanmeldingsformulier

Document 9: Informatienota vanuit het RIZIV

Document 10: Informed consentformulier vanuit het RIZIV

Document 11: Informatienota Narratieve Zorg

Document 12: Informed consentformulier Narratieve Zorg

Document 13: Vragenbundel voor de screening Narratieve Zorg

Document 14: Vragenbundel voor de nulmeting Narratieve Zorg

Document 15: Vragenbundel voor de nameting Narratieve Zorg

Document 16: Logboek van de levensverhaalschrijver

Page 98: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel
Page 99: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

interRAI HC (Thuiszorg)©[CODEER VOOR DE LAATSTE 3 DAGEN TENZIJ ANDERS AANGEGEVEN]

seCTie a. PeRsOONLiJKe GeGeVeNs

© interRAI 1994/1996/1997/1999/2002/2005 [06] NL130605 [UPDATE VAN MDS-HC 2.0] VERSIE 12/08/2009

c.Cliënt of familielid denkt dat de cliënt beter af zou zijn in ander woonverblijf

b.Vergeleken met 90 DaGeN GeLeDeN (of sinds laatste beoordeling), woont de cliënt nu met een ander persoon—bijv., trok bij iemand in, iemand trok bij de cliënt in

0. Nee 1. Ja

seCTie B. iNTaKe eN VOORGesCHieDeNis

0. Nee 1.Ja, andere woning 2.Ja, in een instelling

5. CLiËNTiDeNTiFiCaTie

2. GesLaCHT 1. Man 2. Vrouw

3. GeBOORTeDaTUM

c. inschrijvingsnummer ziekenfonds___________________

8. ReDeN VOOR BeOORDeLiNG 1. Eerste opname (of eerste invulling) 2. Routineherbeoordeling 3 Terugkeerbeoordeling [Vul tenminste Secties A, T en U in] 4. Wezenlijke toestandsverandering 5. Ontslag (Betreft laatste 3 dagen van zorgverlening) 6. Ontslag (Volgen van cliënt) [Vul secties A, S en U in] 7. Anders (bijv. wetenschappelijk onderzoek)

b. sis-kaartnummer ________________________________

c. Contactpersoon buiten de organisatie_____________

10. VeRwaCHTiNGeN VaN De CLiËNT eN/OF De FaMiLie

11. POSTCODE VAN DE GEBRUIKELIJKE WOONOMGeViNG

12. VeRBLiJFPLaaTs OP HeT TiJDsTiP VaN BeOORDeLiNG

a.woont 1. Alleenwonend 2. Samenwonend met echtgeno(o)t(e) of partner 3. Samenwonend met echtgeno(o)t(e) of partner en ander(en) 4. Samenwonend met kind(eren) 5. Samenwonend met ouder(s) of voogd(en) 6. Samenwonend met broer(s) of zus(sen) 7. Samenwonend met andere verwant(e)(n) 8. Samenwonend met niet-verwant(e)(n)

13. wOONaRRaNGeMeNT

1. DaTUM waaROP De CLiËNT iN DeZe (THUis)ZORGORGaNisaTie weRD OPGeNOMeN

4. sCORes OP HeT OGeNBLiK VaN De VeRwiJZiNG NaaR DeZe (THUis)ZORGORGaNisaTie (KaTZ-sCORe, BeL…) _________________________________________________

0. Nee 1. Ja

a. Bejaardentehuis, rust- en verzorgingstehuis, woon- en zorgcentrumb.Serviceflat,aanleunwoningenanderegelijkaardigewoonvorm c. Psychiatrische zorg d. Instelling of setting voor personen met een handicap

Codeer voor alle settings waar de cliënt heeft verbleven in de 5 jaar voorafgaand aan de datum waarop de cliënt voor de eerste keer naar deze (thuis)zorgorganisatie werd verwezen [B1]

4. BURGeRLiJKe sTaaT

__________________________________________________

a. Identificatienummer in de organisatie

b. afdelingsnummer ____________________

B- of ____________________

3. OPGeNOMeN GeweesT iN De aFGeLOPeN 5 JaaR

7. CONTaCTeN a. Huisarts ______________________________________b. Telefoonnummer van de huisarts

Dag JaarMaand

Dag JaarMaand

9. BeOORDeLiNGsReFeReNTieDaTUM

14. TiJD siNDs LaaTsTe ZieKeNHUisVeRBLiJF Codeer de laatste keer in de LAATSTE 90 DAGEN

0. Geen ziekenhuisopname in de laatste 90 dagen1. 31 tot 90 dagen geleden2. 15 tot 30 dagen geleden3. 8 tot 14 dagen geleden4. In de laatste 7 dagen5. Nu in het ziekenhuis

LET OP: Vul Sectie B alleen in bij de opnamebeoordeling

a. Familienaam c. Roepnaam (facultatief))b. Voornaam

1. NaaM

5. woon- en zorgcentrum (wZC), rust- en verzorgingstehuis (RVT) of bejaardentehuis (RVT-bed)

6. Serviceflat, aanleunwoning of kangoeroewoning7. Beschut of beschermd wonen 8. MPi, orthopedagogische instelling of instelling voor verstandelijk gehandicapten 9. Psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische instelling 10. Revalidatiecentrum, hersteloord of sP-dienst11. Ziekenhuis 12. Kortverblijf13. Palliatief centrum14. Penitentiaire instelling 15. Klooster16. Thuisloos of dakloos 17. andere (specificeer eventueel _______________________________)

1. woning, appartement of studio (eigen of gehuurd, alleen of met anderen) 2. woning van (de) kind(eren)3. woning van andere mantelzorger(s) (niet van kind(eren)) 4. Rusthuis of bejaardentehuis (ROB-bed)

6. COÖRDiNaTeN VaN De ORGaNisaTiea. Naam en adres _______________________________ ____________________________________________

2. sPReeKTaaL eN GeLOOFsOVeRTUiGiNG

1.Nederlands 2. Frans 3. Duits 4.Anderetaal,specificeer_______________

a. Land van herkomst ______________________________

b. spreektaal

15. OPMeRKiNGeN (Facultatief)

5. OPMeRKiNGeN (Facultatief)

__________________________________________________

_________________________________________

1. Ongehuwd 2. Gehuwd 3. Wettelijk gescheiden4. Weduwe/weduwnaar 5. Samenlevingscontract

2 0Dag JaarMaand

Page 100: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

seCTie C. COGNiTie1. COGNiTieVe VaaRDiGHeDeN VOOR DaGeLiJKse

BesLUiTVORMiNGHet nemen van beslissingen over taken van het dagelijks leven - bijv.,wanneer opstaan of eten, welke kleren aantrekken, welke activiteiten uitvoeren

Codeer in welke mate de cliënt zich aangeleerde of gekende zaken herinnert 0. Geen geheugenprobleem 1. geheugenprobleem

a. Kortetermijn geheugen—Schijnt/blijkt zich na 5 minuten nog te herinneren

2. GeHeUGeN/HeRiNNeRiNGsVeRMOGeN

b. Procedureel geheugen—Kan (bijna) alle stappen van een reeks taken uitvoeren zonder aanwijzingen

c. situationeel geheugen—Herkent naam/gezicht van zorgteamleden waarmee hij/zij veel te maken heeft EN

kan vaak bezochte plaatsen lokaliseren

3. PeRiODieK VeRwaRD DeNKeN OF BewUsTZiJN [Let op: Accuraat beoordelen vereist praten met zorgverleners, familie of anderen met directe kennis van het gedrag van de cliënt in het genoemde tijdsbestek] 0. Gedrag niet aanwezig 1.Gedrag aanwezig, niet anders dan gewoonlijk 2.Gedrag aanwezig, lijkt anders dan gewoonlijk (bijv., plots begonnen of aan het verslechteren, anders dan enkele weken geleden) a. Gemakkelijk afgeleid—bijv., heeft soms moeite de aandacht erbij te houden; dwaalt af b. episoden van onsamenhangend praten—bijv., kraamt onzinnige irrelevante dingen uit, springt van de hak op de tak, verliest gedachtegang c. Geestelijk functioneren wisselt in loop van de dag—bijv.,

soms beter, soms slechter

0. Nee 1. Ja

0. Verbeterd 1. Niet veranderd 2.Verslechterd 8. Niet duidelijk

5. VeRaNDeRiNG iN BesLisBeKwaaMHeiD TeN OPZiCHTe VaN 90 DaGeN GeLeDeN (OF siNDs LaaTsTe BeOORDeLiNG)

4. aCUTe VeRaNDeRiNG iN GeesTeLiJK FUNCTiONeReN TeN OPZiCHTe VaN HeT GewONe FUNCTiONeReN—

Bijv., rusteloosheid, lethargie, moeilijk te wekken, gewijzigde omgevingswaarneming

1. UiTiNG - ZiCHZeLF DUiDeLiJK MaKeN

interRAI HC (Thuiszorg)©

0. Wordt begrepen—Uit ideeën zonder moeite 1. Wordt gewoonlijk begrepen—Moeite om woorden te vinden of gedachten af te maken MAAR weinig of geen hulp nodig als voldoende tijd wordt gegeven 2. Wordt vaak begrepen—Moeite om woorden te vinden of

gedachten af te maken EN gewoonlijk hulp nodig 3. Wordt soms begrepen—Vermogen beperkt tot het kenbaar

maken van concrete verzoeken 4. Wordt zelden of nooit begrepen

0. Begrijpt—Duidelijk begrip 1. Begrijpt gewoonlijk—Mist een deel of de bedoeling van

de boodschap, MAAR begrijpt het grootste gedeelte van het gesprek

2. Begrijpt vaak—Mist een deel of de bedoeling van de boodschap, MAAR kan het grootste gedeelte van het gesprek vaak begrijpen mits herhaling of uitleg

3. Begrijpt soms—Reageert alleen goed op eenvoudige, directe communicatie

4. Begrijpt zelden of nooit

2. BeGRiP - aNDeReN KUNNeN BeGRiJPeN

Inhoud van informatie uiten - verbaal en non-verbaal

De inhoud van verbale informatie begrijpen (op welke manier dan ook; met hoorapparaat, indien gebruikt)

3. GeHOOR Hoorvermogen (met hoorapparaat indien gebruikt)

4. ZiCHT

0. Voldoende—Geen moeite bij normaal gesprek, sociale interactie, TV-kijken

1. Minimale moeite—Moeite in sommige omstandigheden - bijv., wanneer iemand zacht spreekt of zich op een afstand van meer dan 2 meter bevindt

2. Matige moeite—Probleem om een normaal gesprek te kunnen volgen, een stille omgeving is een absolute vereiste 3. Ernstige moeite—Moeite in alle omstandigheden - bijv., de

spreker moet luid of heel traag spreken of de cliënt ervaart alles als gemompel

4. Doof

0. Voldoende—Ziet details, kan ook normale letters in kranten of boeken lezen

1. Minimale moeite—Kan in kranten of boeken alleen grote letters lezen (bijv., krantenkoppen)

2. Matige moeite—Beperkt gezichtsvermogen; kan geen krantenkoppen lezen, kan wel voorwerpen herkennen

3. Ernstige moeite—Niet zeker of voorwerpen worden herkend, ogen lijken voorwerpen wel te kunnen volgen, ziet alleen licht, kleuren of vormen

4. Blind

visueel hulpmiddel indien gebruikt) Gezichtsvermogen bij voldoende licht (met bril of ander

1. iNDiCaTOReN VaN MOGeLiJKe DePRessie, aNGsT, DROeFeNis

seCTie e. sTeMMiNG eN GeDRaG

0. Niet aanwezig 1. Aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond3. Dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond

Let op: vraag het de cliënt zelf wanneer mogelijk. Codeer wat is waargenomen, ongeacht de veronderstelde oorzaak

2. ZeLFGeMeLDe sTeMMiNG 0. Niet in de laatste 3 dagen 1. Niet in de laatste 3 dagen, maar voelt zich vaak zo2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen3. Dagelijks in de laatste 3 dagen8. Kon of wilde niet antwoorden

a. ... weinig belangstelling voor of plezier in dingen waar u gewoonlijk van geniet?

b. ... zich angstig, rusteloos of ongemakkelijk?c. ... zich bedroefd, depressief of hopeloos?

VRAAG: "Hoe vaak, in de laatste 3 dagen voelde u ... "

interRAI HC p.2 VERSIE 12/08/2009

0. Zelfstandig—Beslissingen zijn samenhangend, aanvaardbaar en veilig1. Gewijzigd zelfstandig—Slechts in nieuwe situaties enige

moeite2. Minimaal beperkt—Inspecifieke,terugkerendesituaties

worden slechte of onveilige beslissingen genomen, dan zijn aanwijzingen of toezicht nodig

3. Matig beperkt—Beslissingen zijn voortdurend slecht of onveilig; altijd aanwijzingen of toezicht nodig

4. Ernstig beperkt—Neemt zelden of nooit beslissingen 5. Geen waarneembaar bewustzijn, coma [Ga verder met Sectie G]

seCTie D. COMMUNiCaTie eN GeZiCHTsVeRMOGeN

a. Deed negatieve uitspraken—bijv., "Het doet er allemaal niet toe; Was ik maar dood; Wat voor zin heeft het; Ik heb er spijt van dat ik zo lang heb geleefd; Laat me doodgaan"b. Voortdurend boos op zichzelf of op anderen—bijv., gemakkelijk geërgerd, boos over de ontvangen zorgc. Uitingen, ook non-verbale, van wat onrealistische angsten lijken te zijn—bijv., angst om in de steek of alleen te worden gelaten, om met anderen samen te zijn;intenseangstvoorspecifiekevoorwerpenofsituatiesd. Herhaaldelijk klagen over de gezondheid—bijv.,vraagt voortdurend aandacht van de arts, onophoudelijk bezorgd over lichaamsfunctiese. Herhaaldelijk angstig klagen/bezorgd zijn (niet in verband

met de gezondheid)—bijv., zoekt voortdurend aandacht of geruststelling over dagindeling, maaltijden, de was, kleren, omgang met anderenf. Droevige, pijnlijke of bezorgde gelaatsuitdrukkingen —bijv.,

diepe voorhoofdsrimpels, constant wenkbrauwen fronseng. Huilen, gemakkelijk in tranen uitbarstenh. Herhaaldelijk zeggen dat er iets vreselijks zal gebeuren—

bijv., denk dat hij/zij stervend is of een hartaanval zal krijgeni. Zich terugtrekken uit belangrijke activiteiten—bijv., activiteiten waar de cliënt al lang aan deelnam, met familie of vrienden samen zijn j. Verminderde sociale omgangk. Uitingen, ook non-verbale, van een gebrek aan plezier in het leven (anhedonia)- bijv.,"Ik heb nergens meer plezier in"

Page 101: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

seCTie F. PsYCHOsOCiaaL weLZiJN

3. GeDRaGssYMPTOMeN

0. Niet aanwezig 1. Aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond3. Dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond

Codeer wat is waargenomen, ongeacht de veronderstelde oorzaak

1. sOCiaLe OMGaNG

[Let op:Vraag het de cliënt zelf, directe zorgverleners of familie wanneer mogelijk]

0. Nooit 1. Meer dan 30 dagen geleden2. 8 tot 30 dagen geleden3. 4 tot 7 dagen geleden4. In de laatste 3 dagen8. Niet te bepalen

0. Nee 1. Ja

5. BeLaNGRiJKe sTRess iN De LaaTsTe 90 DaGeN bijv., zelf ernstige ziekte; sterfte of ernstige ziekte van naast familielid

of vriend; verlies van huis; belangrijk verlies van inkomen of bezit; slachtoffer van beroving of overval; verlies van rijbewijs of auto

a. Deelname aan sociale activiteiten die de cliënt al lang interesserenb. Bezoek van familie of oude vrienden/kennissenc. Andere omgang, bijv., via telefoon of e-mail, met familie of vrienden/kennissend. Uit openlijk ruzie of woede met familie of vriendene. Is bang voor familielid of goede bekendef. Verwaarloosd, misbruikt of mishandeld

3. VeRaNDeRiNG iN sOCiaLe aCTiViTeiTeN iN De LaaTsTe 90 DaGeN (of sinds laatste beoordeling)

Afname in deelname aan sociale, religieuze, beroepsmatige of andere zelfgekozen activiteiten. INDIEN ACHTERUITGANG, heeft de cliënt er dan verdriet van?

0. Geen achteruitgang 1. Achteruitgang, niet verdrietig2. Achteruitgang, verdrietig

4. OVeRDaG aLLeeN ('s morgens en 's namiddags)0. Minder dan 1 uur 1. 1-2 uur 2. Meer dan 2 uur en minder dan 8 uur3. 8 uur of meer

2. eeNZaaM

0. Nee 1. JaZegt of geeft aan zich eenzaam te voelen

6. HOUDiNG TeN OPZiCHTe VaN ZORGVeRLeNeRs

a. Reageert positief op lichamelijk contact b. Werkt mee tijdens de dagelijkse omgang en zorgverlening

0. Altijd 1. Vaak 2. Soms 3. Zelden 4. Nooit

seCTie G. aLGeMeeN DaGeLiJKs FUNCTiONeReN

1. iaDL: UiTVOeRiNG eN MOGeLiJKHeDeN

UIT

VOER

ING

MO

GEL

IJKH

EDEN

Codeer de UITVOERING (A) van IADL in de LAATSTE 3 DAGEN Codeer de MOGELIJKHEDEN (B) gebaseerd op het veronderstelde vermogen van de cliënt om de activiteit zo zelfstandig mogelijk uit te voeren. Dit zal van de beoordelaar enige 'inschatting' vereisen

a. Maaltijdbereiding—Hoe maaltijden worden bereid (bijv., maaltijden plannen, ingrediënten bijeenbrengen, koken, bestek klaarleggen).

b. Huishoudelijk werk—Hoe alledaags huishoudelijk werk wordt uitgevoerd (bijv., afwassen, afstoffen,

het bed opmaken, opruimen, de was doen).c. Financieel beheer—Hoe rekeningen worden betaald, huishoudelijke uitgaven worden gebudgetteerd, de zichtrekening wordt beheerd.

d. Geneesmiddelenbeheer—Hoe geneesmiddelen worden beheerd (bijv., niet vergeten geneesmiddelen

intenemen,flesjesopenen,decorrectedosis innemen, injecties geven, zalf aanbrengen). e. Telefoongebruik—Hoe gesprekken worden ontvan-

gen en uitgevoerd (met hulpmiddelen zoals vergrootte nummers, versterkt geluid).

f. Trappen—Hoe een trap (12-14 treden) wordt op- en afgelopen

g. Boodschappen—Hoe boodschappen voor voedsel en huishoudelijke artikelen worden gedaan (bijv.,

aankopen kiezen, betalen). – NIET VERVOERh. Vervoer— Hoe de cliënt met het openbaar vervoer reist (traject uitzoeken, ticket betalen) OF zelf rijdt (ook uit het huis komen, in en uit het voertuig stappen).

0. Zelfstandig -- Geen hulp, klaarzetten of toezicht nodig1. Hulp beperkt tot klaarzetten 2. Toezicht -- Toezicht of aanwijzingen geven3. Beperkte hulp-- Bij sommige gelegenheden hulp nodig4. Uitgebreide hulp -- Hulp nodig bij de taak, maar voert zelf nog minstens 50% van de taak uit 5. Maximale hulp -- Hulp nodig bij de taak, maar voert zelf minder dan 50% van de taak uit 6. Totale afhankelijkheid--Activiteiteit wordt altijd volledig door anderen uitgevoerd8. Activiteit kwam niet voor (gebruik dit antwoord niet bij 'MOGELIJKHEDEN')

(A) (B)

2. aDL-functioneren

interRAI HC (Thuiszorg)©

interRAI HC p.3 VERSIE 12/08/2009

a. Zwerfgedrag—Liep doelloos rond, zich schijnbaar niet bewust van behoeften of veiligheidb. Verbaal lastigvallen—bijv., bedreigde anderen, schreeuwde of vloekte tegen henc. Lichamelijk lastigvallen—bijv., sloeg, duwde, krabde, viel seksueel lastigd. sociaal ongepast of storend gedrag—bijv., maakte

storende geluiden, lawaai, gilde, smeerde of gooide met eten of feces, hamsterde, snuffelde in andermans

spullene. Ongepast openlijk seksueel gedrag of zich in het openbaar uitkleden- bijv., in het openbaar of in een kamer

waar anderen bij zijn masturberen, obscene gebaren of opmerkingen maken

f. Verzet zich tegen zorg—bijv., geneesmiddelen of injecties, hulp bij ADL of eten

Codeer het ADL-functioneren rekening houdend met alle situaties waarin de activiteit zich in de LAATSTE 3 DAGEN heeft voorgedaan- Als de activiteit iedere keer op hetzelfde niveau wordt uitgevoerd, geef dan de ADL-score van dat niveau- Als de activiteit in 1 of meerdere situaties op niveau 6 maar andere keren minder afhankelijk (0-5) wordt uitgevoerd, geef dan een ADL-score van 5- Focus in de andere gevallen op de 3 meest afhankelijke situaties waarin de activiteit wordt uitgevoerd (of op alle situaties waarin de activiteit minder dan 3 keer wordt uitgevoerd). Als de meest afhankelijke situatie 1 is, geef dan een ADL-score van 1. Zo niet, geef de minst afhankelijke score uit de reeks van 2 t.e.m. 5

0.Zelfstandig–Bij geen enkele activiteit fysieke hulp, klaarzetten of toezicht nodig

1. Hulp beperkt tot klaarzettten - Voorwerp of apparaat bezorgd of binnen bereik geplaatst, bij geen enkele activiteit fysieke steun of toezicht nodig

2. Toezicht – Toezicht of aanwijzingen geven 3. Beperkte hulp - Ondersteuning bij het bewegen van ledematen,

fysieke ondersteuning zonder gewicht te dragen 4. Uitgebreide hulp – Gewichtsondersteunende hulp (inclusief

ledematen optillen) door 1 hulpverlener, waarbij de cliënt zelf nog minstens 50% van de subtaken uitvoert

5. Maximale hulp – Gewichtsondersteunende hulp (inclusief ledematen optillen) door minimum 2 hulpverleners OF gewichtsondersteunend hulp bij meer dan 50% van de subtaken 6. Totale afhankelijkheid – Activiteit wordt altijd volledig door

anderen uitgevoerd 8. Activiteit kwam niet voor

Page 102: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

section f. physical functioning

interRAI HC p.4 VERSIE 12/08/2009

interRAI HC (Thuiszorg)©

7. BesTUReN

0. Nee 1. Ja

a. Bestuurde in de laatste 90 dagen een auto (een voertuig)

b. De beoordelaar is zich bewust dat iemand heeft gesuggereerd dat het besturen van een auto wordt

beperkt OF wordt gestopt

3. VOORTBeweGiNGa. Voornaamste manier van verplaatsen binnenshuis

4. aCTiViTeiTsNiVeaUa. Totaal aantal uur lichamelijke activiteit of oefening in de laatste 3 dagen—bijv., wandelen

0. Geen 1. Minder dan 1 uur 2. 1-2 uur 3. 3-4 uur 4. Meer dan 4 uur

5. POTeNTieeL VOOR LiCHaMeLiJKe VeRBeTeRiNG0. Nee 1. Ja

1. URiNeCONTiNeNTie (Codeer voor de LAATSTE 3 DAGEN)

seCTie H. CONTiNeNTie

0. Nee, of rijdt niet 1. Ja

2. URiNeOPVaNGsYsTeeMUitgezonderd incontinentiemateriaal (zie sectie N.4)

3. sTOeLGaNGCONTiNeNTie (Codeer voor de LAATSTE 3 DAGEN)

0. Nee 1. Ja

5. sTOMa 0. Nee 1. Ja

4. iNCONTiNeNTieMaTeRiaaL

a. Baden—Het nemen van een bad of douche inclusief het in- en uitstappen EN hoe elk lichaamsdeel wordt gewassen (uitgezonderd rug en haar) b. Persoonlijke hygiëne—Het zich wassen (bijv., aan een lavabo, waskom), inclusief haar kammen, tanden poetsen,

scheren, maquilleren, wassen en afdrogen van gezicht en handen - NIET baden en douchen

c. Kleden boven—Het aan- en uittrekken van alle kledingstukken (onder- en bovenkleren) boven het middel, ook prothesen,

steungordels, ritsen, knopen, truien,... d. Kleden onder—Het aan- en uittrekken van alle kledingstukken (onder- en bovenkleren) onder het middel, ook prothesen, steungordels, riemen, broeken, rokken, schoenen, ritsen, veters e. wandelen—Het stappen van de ene plaats naar de andere op dezelfde verdiepingf. Zich verplaatsen—Het zich voortbewegen (wandelen of met rolstoel) van de ene plaats naar de andere op dezelfde verdieping. Bij gebruik van een rolstoel: zichzelf kunnen voortbewegen eens men in de rolstoel zit g. Toilettransfer—Het op toilet(stoel) gaan en van een toilet(stoel) komen h. Toiletgebruik—Het gebruik van de toiletruimte (of toiletstoel, urinaal, bedpan) en het zichzelf reinigen; bij incontinentie het vervangen van incontinentiemateriaal, het omgaan met stoma of katheter; kleren in orde brengen - NIET op een toilet(stoel)

gaan en van een toilet(stoel) komen i. Beweeglijkheid in bed—Het in en uit lighouding komen, zich positioneren en draaien in bed j. eten—Het eten en drinken (ongeacht vaardigheid) inclusief de opname van voedsel op andere manieren (bijv., sondevoeding, totale parenterale voeding) ,

0. Stapt zonder materieel hulpmiddel 1. Stapt met materieel hulpmiddel - bijv., wandelstok, looprek, kruk, rollator, loopstoel 2. (Elektrische) rolstoel, elektronische scooter 3. Bedlegerig (of beperkt tot zetel, ...)

b. 4 meterwandeltestZet een recht parcours uit. Laat de persoon stilstaan, met de voeten tegen de startlijn aan. Zeg dan: "Begin, wanneer ik u dat zeg, op normale snelheid te stappen (met stok of ander hulpmiddel als u die gebruikt). Dit is geen test om te zien hoe snel u kunt stappen. stop als ik u dat zeg. is het duidelijk?" Doe het voor indien nodig. Zeg dan: "Begin nu met stappen." Start de chronometer (of tel de seconden) wanneer de eerste stap wordt gezet. Hou op met tellen als een voet over de 4 meterstreep wordt gezet. Zeg dan: "U kunt nu stoppen."

0. Door anderen geduwd1. Met elektrische rolstoel/scooter2. Minder dan 5 meter 3. 5-49 meter4. 50-99 meter5. 100+ meter8. Gebruikt geen rolstoel

0. Niet gewandeld1. Minder dan 5 meter2. 5-49 meter 3. 50-99 meter4. 100-999 meter5. 1+ km

c. wandelafstand—Grootste afstand die de cliënt te voet aan één stuk door (zonder te gaan zitten) in de laatste 3 dagen heeft afgelegd (met hulp indien nodig)

d. in rolstoel afgelegde afstand—Grootste afstand die de cliënt zelf in een rolstoel aan één stuk door in de laatste 3 dagen heeft afgelegd (inclusief het zelfstandig gebruik van een elek-trische rolstoel)

30. 30 of meer seconden om 4 meter af te leggen77. Stopte voor het einde van de test 88. Weigerde de test uit te voeren99. Niet getest - bijv. de cliënt kan niet alleen lopen

Noteer de tijd in seconden als deze minder is dan 30 seconden

b. aantal dagen waarop de cliënt naar buiten ging in de laatste 3 dagen, hoe kort ook0. Geen 1. Niet in de laatste 3 dagen, maar gewoonlijk wel in een

periode van 3 dagen2. 1-2 dagen3. 3 dagen

a. De cliënt denkt in staat te zijn tot een grotere zelfstan-digheid in lichamelijk functioneren

b. De zorgverlener denkt dat de cliënt in staat is tot een grotere zelfstandigheid in lichamelijk functioneren

6. aDL-TOesTaND TeN OPZiCHTe VaN 90 DaGeN GeLeDeN (of sinds de laatste beoordeling daarna)

0. Verbeterd 1. Niet veranderd 2. Verslechterd 8. Niet duidelijk

0. Continent—Volledige beheersing (ook door mictietraining, ...); GEBRUIKT GEEN catheter of een ander urineopvangsysteem

1. Volledige beheersing met om het even welke katheter of stoma/urineopvangsysteem (ook intermitterend gebruik of autosondage)

2. Accidenteel incontinent—Continent in de laatste 3 dagen, maar accidenteel incontinent 3. Minder vaak dan dagelijks incontinent—Incontinentie- voorvallen minder vaak dan dagelijks4. Dagelijks incontinent—Dagelijks incontinent, maar nog enige

beheersing5. Incontinent—Geen beheersing8. Kwam niet voor—Geen urineoutput in de laatste 3 dagen

0. Geen1. Condoomkatheter2. Verblijfkatheter3. Cystostoma, nefrostoma, urostoma, ...

0. Continent—Volledige beheersing; GEEN stoma aanwezig1. Beheersing met een stoma in de laatste 3 dagen2. Accidenteel incontinent—Continent in de laatste 3

dagen, maar accidenteel incontinent3. Minder vaak dan dagelijks incontinent—Incontinetie- voorvallen minder vaak dan dagelijks4. Dagelijks incontinent—Dagelijks incontinent, maar nog enige beheersing 5. Incontinent—Geen beheersing8. Kwam niet voor—Geen stoelgang in de laatste 3 dagen

Page 103: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

interRAI HC p.5 VERSIE 12/08/2009

interRAI HC (Thuiszorg)©

1. seLeCTieLiJsT VaN ZieKTeBeeLDeN

seCTie i. ZieKTeBeeLDeN

[LET OP: Voeg, indien nodig, extra lijnen toe]

2. aNDeRe ZieKTeBeeLDeN

seCTie J. GeZONDHeiDsTOesTaND1. VaLiNCiDeNTeN

0. Geen valincident in de laatste 90 dagen 1. Geen valincident in de laatste 30 dagen, maar wel 31-90

dagen geleden2. Een valincident in de laatste 30 dagen3. Twee of meer valincidenten in de laatste 30 dagen

0. Afwezig 1. Aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond2. Op 1 van de laatste 3 dagen vertoond3. Op 2 van de laatste 3 dagen vertoond4. Dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond

3. FReqUeNTie VaN GeZONDHeiDsPROBLeMeN [Codeer voor de laatste drie dagen]

0. Afwezig1. Primaire diagnose/diagnose voor huidige zorgperiode 2. Diagnose aanwezig, actieve behandeling3. Diagnose aanwezig, wordt opgevolgd, maar geen actieve behandeling

sPieReN eN sKeLeTa. Heupfractuur in de laatste 30 dagen (of sinds de

laatste beoordeling daarna)b. andere fractuur in de laatste 30 dagen (of sinds de

laatste beoordeling daarna)NeUROLOGisCHc. Ziekte van alzheimerd. Dementie anders dan de ziekte van alzheimere. Hemiplegief. Multiple sclerosis (Ms)g. Paraplegieh. Ziekte van Parkinsoni. quadriplegiej. Beroerte (CVa)HaRT eN LONGeNk. aandoening hartkransslagaderl. Chronische obstructie van de luchtwegen (COPD)m. Hartfalen (CHF)PsYCHiaTRisCHn. angsto. Bipolair syndroomp. Depressieq. schizofrenieiNFeCTiesr. Longontstekings. Urineweginfectie in de laatste 30 dagenaNDeRet. Kankeru. Diabetes mellitus

a. __________________________________

b. __________________________________

c. __________________________________

d. __________________________________

e. __________________________________

f. ___________________________________

ICD

ZiektecoderingZiektebeeld

Codeer alleen bij een herbeoordeling die minder dan30 dagen na de laatste beoordeling plaatsvindt 0. Nee 1. Ja

2. VaLiNCiDeNTeN iN De LaaTsTe 30 DaGeN

eVeNwiCHTa. Kan moeilijk of niet zonder hulp gaan staan b. Kan moeilijk of niet omdraaien en de andere kant opkijken vanuit staande positie c. Duizeligheid

d. Onzekere pas

HaRT/aDeMHaLiNGe. Pijn in de borststreekf. Problemen om de luchtwegen te ontdoen van slijm

PsYCHiaTRisCHg. abnormaal gedachteproces- bijv. associaties kwijtraken, blokkeren, stortvloed van ideeën, van de hak op de tak, zich in bijzaken verliezenh. wanen— gefixeerdfoutdenkeni. Hallucinaties- Verkeerde zintuiglijke waanemingen NeUROLOGisCHj. afasieGasTRO-iNTesTiNaaL k. Reflux- Hoeveelheid maagzuur in keell. Constipatie- Geen stoelgang in de laatste 3 dagen of moeite

ermee hebben m. Diarreen. OvergevensLaaPPROBLeMeNo. inslaap of doorslaapproblemen, rusteloze slaap , geen rust-

gevende slaap, te vroeg wakker worden p. Te veel slaap- Hetgeen normaal functioneren belemmertaNDeRe

q. aspiraties

r. Koorts

s. Bloeding in het gastro-intestinaal of genito-urinair kanaal

t. Hygiëne- Gewoonlijk slechte hygiëne, slecht verzorgd

u. Perifeer oedeem

0. Afwezig1. Afwezig bij rust, maar aanwezig bij het leveren van matige inspanningen2. Afwezig bij rust, maar aanwezig bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten3. Aanwezig bij rust

4. DYsPNeU

6. PiJNsYMPTOMeN

0. Geen pijn 1. Pijn aanwezig, maar in de laatste 3 dagen niet vertoond2. Pijn op 1-2 van de laatste 3 dagen vertoond3. Pijn dagelijks in de laatste 3 dagen vertoond

b. intensiteit van de ergste pijn0. Geen pijn 1. Mild 2. Matig3. Ernstig4. Momenten van vreselijk of ondraaglijke pijn

c. Pijnpatroon0. Geen pijn 1. Een pijnopstoot in de laatste 3 dagen2. Met tussenpozen3. Ononderbroken

d. DoorbraakpijnPlotse, acute pijnsscheuten in de laatste 3 dagen

0. Nee 1. Ja

5. VeRMOeiDHeiD 0. Niet vermoeid1. Minimaal2. Matig3. Ernstig4. Onvermogen om dagelijkse activiteiten te beginnen

[LET OP: Bevraag altijd de cliënt over de frequentie, de intensiteit en de bestrijding van de pijn. Observeer de cliënt en bevraag ook de anderen die met de cliënt contact hebben

a. Frequentie waarmee over pijn wordt geklaagd of pijn wordt getoond (Inclusief grimassen, tanden op elkaar klemmen, kreunen, zich terugtrekken bij aanraking of andere non-verbale tekenen die op pijn wijzen op pijn wijzen )

Page 104: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

interRAI HC p.6 VERSIE 12/08/2009

interRAI HC (Thuiszorg)©

0. Nee 1. Jaa. Draagt een kunstgebit (uitneembare prothese)b. Heeft gebroken, gebarsten of niet intacte eigen

tandenc. Meldt droge mond te hebbend. Meldt moeite met kauwen te hebben

4. GeBiT eN MOND

1. LeNGTe eN GewiCHTNoteer lengte in cm en gewicht in kg. Baseer het gewicht op de meest recente meting in de LAATSTE 30 DAGEN

a. Lengte (in cm)

0. Geen 1. 1 2. 2-4 3. 5 of meer

9. TaBaK eN aLCOHOL

0. Nee 1. Niet in de laatste 3 dagen, maar is normaal gezien

dagelijks roker2. Ja

a. Rookt dagelijks tabak

7. iNsTaBiLiTeiT VaN GeZONDHeiDsPROBLeMeN0. Nee 1. Ja

a. Door problemen/ziekten zijn cognitie, aDL, stemming of gedrag onstabiel— Wisselvallig, onzeker erger wordend

b. Maakt een acuut optreden of opleving mee van een terugkerend of chronisch gezondheidsprobleemc. Terminaal stadium van ziekte, 6 maanden of minder te leven

8. ZeLF GeMeLDe GeZONDHeiD

0. Uitstekend 1. Goed2. Redelijk3. Slecht8. Kon of wilde niet antwoorden

VRAAG: "Hoe vindt u over het algemeen uw gezondheid?"

b. alcohol–Hoogste aantal consumpties (glazen) bij één gelegenheid in LAATSTE 14 DAGEN

b. Gewicht (in kg)

seCTie K. TOesTaND VaN MOND eN VOeDiNG

2. VOeDiNGsPROBLeMeN 0. Nee 1. Jaa. Gewichtsverlies van 5% of meer in de laatste 30

dagen of 10% of meer in de laatste 180 dagenb. Gedehydrateerd of verhoogde BUN waardec. Minder dan 1 liter vochtinname per dag d. Meer vochtverlies dan vochtinname

3. MaNieR VaN VOeDseLiNNaMe

e. Pijnbestrijding—Doeltreffendheid van de huidige therapeu-tische aanpak om pijn te bestrijden (vanuit het gezichtspunt van de cliënt)

0. Geen pijn 1. Pijnintensiteit aanvaardbaar; geen pijnbestrijding nodig 2. Goed met therapeutische aanpak bestreden 3. Bestreden wanneer therapeutische aanpak correct wordt gevolgd, maar dat is niet altijd het geval 4.Therapie gevolgd, maar pijn niet goed bestreden 5.Geen therapeutische aanpak voor pijn gevolgd; pijn niet goed bestreden

0. Normaal—Kan alle soorten voedsel doorslikken 1. Verminderd zelfstandig—Bijv., drinkt met kleine

teugjes, eet beperkte hoeveelheid vast voedsel, behoefte aan voedselbewerking is misschien niet gekend

2. Vraagt een aangepaste bewerking om vast voedsel te kunnen doorslikken -Bijv.,pureren,fijnhakken,ofkanalleenspecifiekevoedingsmiddelentotzichnemen

3. Aanpassingen nodig om vloeistoffen te kunnen doorslikken - Bijv., indikken

4. Kan alleen gepureerd vast voedsel en ingedikt vloeibaar voedsel doorslikken5. Combinatie van orale en parenterale toediening van

voedsel of sondevoeding6. Alleen voedseltoediening via nasogastrische

sonde 7. Voedseltoediening via buikwand—bijv., PEG8. Alleen parenterale voedseltoediening—Alle soorten

parenterale voeding (bijv.,TPN)9. activiteit kwam niet voor

5. eVOLUTie VaN De eeTLUsT (in de laaste 30 dagen)0. De eetlust is toegenomen 1. De eetlust is ongewijzigd 2. De eetlust is afgenomen 3. evolutie onbekend

0. Nee 1. Ja6. DieeTVOeDiNG

Indienja,specificeer____________________________

1. DOORLiGwOONDe MeT HOOGsTe eRNsTGRaaDLeg het hoogste stadium van een decubitus ulcus (doorligwonde) vast op gelijk welk deel van het lichaam in de laatste 3 dagen

seCTie L. TOesTaND VaN De HUiD

6. aNDeRe HUiDPROBLeMeN OF HUiDVeRaNDeRiN-GeN— bijv.,kneuzingen, ecchymosen, huiduitslag, jeuk, huidvlek-ken, herpes zoster (gordelroos), smetplekken, eczeem

0. Nee 1. Ja

4. BeLaNGRiJKe HUiDPROBLeMeN—bijv., tweede- of derdegraadsverbranding, helende operatiewonden 0. Nee 1. Ja

7. VOeTPROBLeMeN—bijv., hallux valgus, likdoorns, hamertenen, overlappende tenen, structuurproblemen,

infecties, zweren 0. Geen voetproblemen 1. Voetproblemen, beperken het lopen niet 2. Voetproblemen, beperken het lopen 3. Voetproblemen, verhinderen het lopen 4. Voetproblemen, cliënt loopt om andere redenen niet

5. sKiN TeaRs OF sNiJwONDeN— geen operatiewonden 0. Nee 1. Ja

3. ULCUs CRURis— bijv., veneuze, arteriële, gemengd veneus-arteriële of diabetische voetulcus 0. Nee 1. Ja

0. Nee 1. Ja2. eeRDeR eeN DOORLiGwONDe GeHaD

0. Geen doorligwonde 1. Niet wegdrukbare roodheid op om het even welke plaats 2. Oppervlakkige beschadiging van huidlagen of blaarvorming 3. Huiddefect (krater) met schade of necrose van huid en subcutis 4. Uitgebreide aantasting en necrose van onderliggende en/of ondersteunende weefsels en structuren 5. Ernst niet te bepalen door bijvoorbeeld grote hoeveelheid necrotische korst

1. GeNeesMiDDeLeNLiJsT

d. Toedieningsweg. Leg de toedieningsweg vast met de volgende codes:PO (Per os) R (Rectaal) TD (Transdermaal)SL (Sublingual) OH (Op de huid) OC (Oculair)IM (Intramusculair) IH (Inhalatie) AU (Auriculair)IV (Intraveneus) N (Nasaal) IVA (Intravaginaal)SC (Subcutaan) ES (Enterale sonde) A (Anders)e. Freq. Leg de frequentie vast met de volgende codes:

seCTie M. GeNeesMiDDeLeN

Noteer alle voorgeschreven en vrij verkrijgbare geneesmiddelen die werden gebruikt gedurende de LAATSTE 3 DAGEN

a. Naam. Naam van het geneesmiddel

b. Dosis. Leg de dosis vast die door de arts was voorgeschreven. Gebruik een getal zoals 0.5; 0,5; 5; 5.00; 5,00; 50; 500;...

c. eenheid. Leg de eenheid vast met de volgende codes: dr (Druppel(s)) mg (Milligram) g (Gram) ml (Milliliter) A (Anders) l (Liter) Pf (Pufje(s)) µg (Microgram) % (Percentage) mEq (Milli-equivalent) E (Eenheden)

0. Nee 1. Ja

1U (Elk uur) OD (Om de dag) 2U (Om de 2 uur) O3D (Om de 3 dagen) 3U (Om de 3 uur) 1W (Wekelijks) 4U (Om de 4 uur) 2W (Tweemaal per week) 6U (Om de 6 uur) 3W (Driemaal per week) 8U (Om de 8 uur) 4W (Viermaal week) 1D (Dagelijks) 5W (Vijmaal per week) BED (Bedtijd) 6W (Zesmaal per week) 2D (Tweemaal daags (inclusief om de 12 uur )) M (Maandelijks) 3D (Driemaal daags) 2M (Tweemaal per maand) 4D (Viermaal daags) A (Anders) 5D (Vijfmaal daags) f. ZN (zo nodig) g. aTC code

Page 105: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

interRAI HC (Thuiszorg)©

3. DesKUNDiGe ZORGeN DOOR, OF ONDeR sUPeRVisie VaN, GeDiPLOMeeRDe ZORGVeRLeNeRs

a. Gezins- en bejaardenhulpb. Thuisverpleegkundigec. Poetshulpd. Maaltijdene. Kinesitherapief. ergotherapieg. Logopedie of audiologieh. Psychotherapiei. andere

Let op: bepaal de uitgebreidheid van zorg of behandeling in de laatste 7 dagen (of sinds de laatste beoordeling daarna)

(A) Aantal Dagen

(B)Totaal aantal

minuten

a. Naam b.Dosis c.eenh d.Route e.Freq f.ZN g.aTCcode 1. __________________________________________________________________

2. __________________________________________________________________

3. __________________________________________________________________

4. __________________________________________________________________ 5. __________________________________________________________________

6. __________________________________________________________________

7. __________________________________________________________________

8. __________________________________________________________________ 9. __________________________________________________________________

10. __________________________________________________________________

[Voeg zonodig extra lijnen toe bij meer geneesmiddelengebruik]

0. Geen bekend 1. Ja

2. aLLeRGie VOOR GeNeesMiDDeLeN

Indienja:specificeer______________________________ _____________________________________________

3. HOUDiNG VaN De CLiËNT TeN OPZiCHTe VaN

0. Nee 1. JaVOORGesCHReVeN GeNeesMiDDeLeN

seCTie N. BeHaNDeLiNGeN eN PROCeDURes 1. PReVeNTie

2. ONTVaNGeN OF GePLaNDe BeHaNDeLiNGeN eN PROGRaMMa's iN De LaaTsTe 3 DaGeN

0. Niet opgedragen EN kwam niet voor1. Opgedragen, niet uitgevoerd2. Op 1-2 van de laatste 3 dagen3. Dagelijks in de laatste 3 dagen

0. Nee 1. Jaa. Bloeddruk gemeten in het laatste jaarb. Colonscopie in de laatste 5 jaarc. Gebitscontrole in het laatste jaard. Oogcontrole in het laatste jaare. Gehoorcontrole in de laatste 2 jaarf. Griepprik in het laatste jaarg. Mammografie of borstonderzoek in laatste 2 jaar (voor vrouwen)h. Pneumokokkenvaccin in de laatste 5 jaar of na de leeftijd van 65 jaar

BeHaNDeLiNGeN (thuis of elders)a. Chemotherapieb. Dialysec. infectiecontrole—(Isolering/quarantaine)d. infuusmedicatie e. Zuurstoftherapief. Bestralingstherapieg. aspiratie van neus, keel of bovenste luchtwegen

a. Hield zich er altijd aanb. Hield zich er 80% van de tijd of meer aan c. Hield zich er minder dan 80% van de tijd aan, omvat ook het niet kopen van voorgeschreven geneesmiddelen d. Geen geneesmiddelen voorgeschreven

4. BePeRKeNDe MaaTReGeLeN eN NOODZaKeLiJKe HULPMiDDeLeN

0. Niet gebruikt1. Minder dan dagelijks gebruikt2. Dagelijks gebruikt, maar alleen 's nachts3. Dagelijks gebruikt, maar alleen overdag4. 's Nachts en overdag gebruikt, maar niet constant5. Constant 24 uur gebruikt (omvat ook periodiek losmaken)

a. Onrusthekken aan alle open kanten van het bedb. Bovenlichaamfixatiec. stoel waaruit cliënt niet kan opstaand. Anti-decubitusmateriaal. Specificeer _____________e. Ondersteuningskussensf. Driepoot, looprek, rollator, wandelstokg. Rolstoel h. elektrische rolstoel of elektronische scooteri. Ondersteuning door een persoon bij verplaatsingen en/of stappen (bijv. kan niet zelf opstaan uit bed)j. Mechanische tillift 1. actief 2. Passiefk. Compressietherapie 1. Rechts 2. Links l. incontinentiemateriaal 1. inlegluiers 2. stretchbroekjes en inlegluiers 3. Luiers (pleistersysteem) 4. Pants (luier en slip in één) 5. Bedbeschermers 6. stoel- en/of zetelbeschermersm. aangepaste zetel of stoel, (aangepaste) toiletstoel, aangepast bed n. Glijzeil, rolmatraso. andere (bijv., papegaai, aspirator, zuurstofapparaat, ...) Specificeer __________________________________

5. ZieKeNHUisVeRBLiJF, BeZOeK aaN sPOeDDieNsT, RaaDPLeGiNG aRTs

Leg het aantal keren vast in de LAATSTE 90 DAGEN (of sinds de laatste beoordeling als die minder dan 90 dagen geleden gebeurde). a. in ziekenhuis doorgebrachte nacht (en)

b. spoeddienst zonder overnachting bezochtc. Raadpleging arts of bevoegd assistent

seCTie O. VeRaNTwOORDeLiJKHeiD

interRAI HC p.7 VERSIE 12/08/2009

PROGRaMMa's (alleen thuis)n. Mictie- of blaastrainingo. Palliatief zorgprogrammap. wisselhoudingsprogrammaq. Andere. Specificeer ____________________

h. Tracheostomazorgi. Transfusiesj. Ventilator of beademingk. wondzorgl. Voorgeschreven verpleegkundige handelingen.

Specificeer________________________m. Andere. Specficeer____________________

a. Benoemd raadsman of voogdb. Gerechtelijk raadsmanc. Voorlopig bewindvoerderd. Voorafgaandelijk aangeduide vertegenwoordigere. Informele vertegenwoordigerf. Vertegenwoordiging door zorgverlener

0. Nee 1. Ja1. VeRaNTwOORDeLiJKHeiD

Page 106: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

seCTie P. MaNTeLZORG eN sTeUN

2. GeBieDeN waaROP HULP weRD VeRLeND iN De LaaTsTe 3 DaGeN a. aDL zorg b. iaDL zorg c. advies of emotionele steun

1. MaNTeLZORGeRsa. aanwezigheid van mantelzorger(s)

0. Nee (Ga verder met de volgende sectie) 1. Ja

b. Relatie tot cliënt

c. woont samen met de cliënt

0. Nee1. Ja, 6 maanden of minder lang 2. Ja, langer dan 6 maanden

Mantelzorger 1 2

3. TOesTaND VaN MaNTeLZORGeR(s)0. Nee 1. Ja

c. Familie of naaste vrienden geven aan erg van streek te zijn door de ziekte van de cliënt

a. Mantelzorger(s) is (zijn) niet in staat om met de zorgactiviteiten verder te gaan

d. Primaire mantelzorger is ontevreden met de steun die hij/zij van de familie en vrienden krijgt

b. Primaire mantelzorger uit gevoelens van droefheid, woede of depressie

1. Echtgenoot/echtgenote/partner 2. Kind/aangetrouwd kind 3. Zus/broer 4. Moeder/vader5. Ander familielid 6. Vriend(in)7. Buur8.Anderepersoon.Specificeer_______________________

interRAI HC (Thuiszorg)©

Mantelzorger 1 2

Mantelzorger 1 2

Mantelzorger 1 2

4. iNDieN NODiG BeReiDHeiD (eN VeRMOGeN) OM "MeeR" HULP Te BieDeN a. aDL zorg b. iaDL zorg c. advies of emotionele steun

Mantelzorger 1 2

5. ReLaTie MeT FaMiLie is sTeRK eN ONDeRsTeUNeND

0. Nee 1. Ja

Mantelzorger 1 2

6. OPMeRKiNGeN

seCTie q. BeOORDeLiNG VaN De OMGeViNG1. wOONOMGeViNG Codeer al wat de woonomgeving gevaarlijk of onbewoonbaar maakt. (Indien tijdelijk opgenomen, baseer de

beoordeling dan op huisbezoek)

a. achterstallig onderhoud—Bijv., gevaarlijke rommel; onvoldoende of geen verlichting in woonkamer, slaap-kamer, keuken, toilet, gangen; gaten in de vloer; lekkende leidingen

b. smerige woon- en leefomstandigheden—bijv.,extreemvuil, aanwezigheid van ratten, insecten

c. Onvoldoende verwarming of afkoeling—bijv., te heet in zomer, te koud in winter

0. Nee 1. Ja 8. Niet vastgesteld, woning niet bezocht

4. FiNaNCiËN In de laatste 30 dagen maakte de cliënt wegens beperkte

financiële middelen afwegingen tussen: aangepaste voeding, onderdak, kledij, voorgeschreven geneesmiddelen, verwarming of afkoeling, noodzakelijke gezondheidszorg, thuiszorg

0. Nee 1. Ja

3. BUiTeNOMGeViNG

a.Toegang tot noodhulp—bijv., telefoon, alarmopvolgsysteem

b.Toegang tot winkel voor boodschappen zonder hulpc.Beschikbaarheid van thuisbezorging boodschappen

0. Nee 1. Ja

d. Gebrek aan persoonlijke veiligheid—Bijv., angst voor geweld, onveilig om post op te halen of buur te bezoeken, druk straatverkeer

e. Beperkte of gebrekkige toegang tot woning of de woonvertrekken—bijv., het is moeilijk de woning in te gaan of te verlaten, trappen op te lopen of in de kamers te bewegen; noodzakelijke handgrepen zijn niet aanwezig

2. wOONT iN eeN, VOOR eeN PeRsOON MeT eeN

0. Nee 1. Ja HaNDiCaP, aaNGePasTe wONiNG

2. aLGeMeNe ZeLFReDZaaMHeiD is weZeNLiJK VeRaNDeRD TeN OPZiCHTe VaN 90 DaGeN GeLeDeN (OF siNDs LaaTsTe BeOORDeLiNG)

0. Verbeterd1. Geen verandering2. Verslechterd

0. Nee 1. Ja

seCTie R. ONTsLaG MOGeLiJKHeiD eN aLGeMeNe TOesTaND

1. eeN OF MeeR BeHaNDeLDOeLeN iN De LaaTsTe 90 DaGeN (OF siNDs LaaTsTe BeOORDeLiNG) GeHaaLD

INDIEN “VERSLECHTERD” CODEER DAN OOK DE VOL-GENDE ITEMS R.3, R.4 EN R.5. SLA ZE ANDERS OVER

5. waNNeeR TRaD HeT PROBLeeM DaT De VeRsLeCHTeRiNG VeROORZaaKTe OP

0. In de laatste 7 dagen 1. 8 tot 14 dagen geleden2. 15 tot 30 dagen geleden3. 31 tot 60 dagen geleden4. Meer dan 60 dagen geleden8. Geen duidelijk veroorzakend probleem

3. aaNTaL VaN 10 aDL-GeBieDeN [iTeM G.2] waaRiN De CLiËNT eVOLUeeRDe VaN

ZeLFsTaNDiG NaaR NieT-ZeLFsTaNDiG PResTeReN

4. aaNTaL VaN 8 iaDL-GeBieDeN [iTeM G.1] waaRiN De CLiËNT eVOLUeeRDe VaN ZeLFsTaNDiG NaaR NieT-ZeLFsTaNDiG PResTeReN

seCTie s. ONTsLaGiNFORMaTie

1. LaaTsTe DaG VaN ZORGVeRLeNiNG[LET OP: Vul enkel in bij of na ontslag]

Dag JaarMaand

interRAI HC p.8 VERSIE 12/08/2009

2 0

Page 107: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

seCTie U. BeOORDeLiNGsiNFORMaTie

interRAI HC p.9 VERSIE 12/08/2009

interRAI HC (Thuiszorg)©

1. NaaM VaN De BeOORDeLiNGsVeRaNTwOORDeLiJKe

___________________________________

2. DaTUM waaROP De BeOORDeLiNG VOLLeDiG was aFGeROND

1. DaG waaROP De CLiËNT OPNieUw iN ZORG is

seCTie T. iNFORMaTie Na OPNieUw iN ZORG NeMeN

[LET OP: Vul enkel in bij terugkeer na ontslag]

2. wOONVeRBLiJF OP TiJDsTiP VaN BeOORDeLiNG

is GeKOMeN

2 0Dag JaarMaand

2 0Dag JaarMaand

2. ONTsLaGeN NaaR

5. woon- en zorgcentrum (wZC), rust- en verzorgingstehuis (RVT) of bejaardentehuis (RVT-bed)

6. Serviceflat, aanleunwoning of kangoeroewoning7. Beschut of beschermd wonen 8. MPi, orthopedagogische instelling of instelling voor verstandelijk gehandicapten 9. Psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische instelling 10. Revalidatiecentrum, hersteloord of sP-dienst11. Ziekenhuis 12. Kortverblijf13. Palliatief centrum14. Penitentiaire instelling 15. Klooster16. Thuisloos of dakloos 17. Overleden18.andere (specificeer eventueel _______________________________)

1. woning, appartement of studio (eigen of gehuurd, alleen of met anderen) 2. woning van (de) kind(eren)3. woning van andere mantelzorger(s) (niet van kind(eren)) 4. Rusthuis of bejaardentehuis (ROB-bed)

5. woon- en zorgcentrum (wZC), rust- en verzorgingstehuis (RVT) of bejaardentehuis (RVT-bed)

6. Serviceflat, aanleunwoning of kangoeroewoning7. Beschut of beschermd wonen 8. MPi, orthopedagogische instelling of instelling voor verstandelijk gehandicapten 9. Psychiatrisch ziekenhuis of psychiatrische instelling 10. Revalidatiecentrum, hersteloord of sP-dienst11. Ziekenhuis 12. Kortverblijf13. Palliatief centrum14. Penitentiaire instelling 15. Klooster16. Thuisloos of dakloos 17. andere (specificeer eventueel _______________________________)

1. woning, appartement of studio (eigen of gehuurd, alleen of met anderen) 2. woning van (de) kind(eren)3. woning van andere mantelzorger(s) (niet van kind(eren)) 4. Rusthuis of bejaardentehuis (ROB-bed)

Page 108: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Patiëntenvragenlijst : levenskwaliteit

1

Quality of life WHOQoL-8 (version en néerlandais)

Deze versie volgt de vertaling van de WHOQoL-BREF (Trompenaars F. et al., 2005)

“Deze vragenlijst verwijst naar uw gevoelens met betrekking tot uw levenskwaliteit. Wij vragen u om

over uw leven in de laatste twee weken na te denken.

WHO-QoL-8 (version en néerlandais)

1. Heeft u genoeg energie voor het leven van

alledag?

1. Helemaal

2. Nogal

3. Gemiddeld

4. Bijna niet

5. Helemaal niet

2. Heeft u genoeg geld om in uw basisbehoeften te

voorzien?

1. Helemaal

2. Nogal

3. Gemiddeld

4. Bijna niet

5. Helemaal niet

We vernemen graag uw tevredenheid met betrekking tot de volgende items:

Hoe tevreden bent u met ...… Erg

tevreden

Tevreden Tevreden

noch

ontevreden

Ontevreden Erg

ontevreden

3. ... uw gezondheid ? 1 2 3 4 5

4. ... uzelf ? 1 2 3 4 5

5. ... met

uw vermogen om

alledaagse activiteiten

te verrichten?

1 2 3 4 5

6. ...met uw sociale contacten ? 1 2 3 4 5

7. ...woonomstandigheden ? 1 2 3 4 5

8. Alles in beschouwing genomen,

bent u globaal tevreden met uw

leven?

1 2 3 4 5

8a. Hoe vaak dacht u geen

controle te hebben over de

belangrijke dingen in uw leven ?

Lees de alternatieven

1. Nooit

2. Zelden

3. Soms

4. Vaak

5. Zeer vaak

Page 109: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Patiëntenvragenlijst : levenskwaliteit

2

8b. Hoe vaak hebt u het gevoel

dat u niet het hoofd kan bieden

aan gebeurtenissen in uw leven?

Lees de alternatieven

1. Nooit

2. Zelden

3. Soms

4. Vaak

5. Zeer vaak

9. Hoe zou u uw kwaliteit van leven inschatten?

Lees de alternatieven

1. Erg goed

2. Tamelijk goed

3. Goed noch slecht

4. Tamelijk slecht

5. Erg slecht

8. WEET HET NIET

10. Alles in beschouwing genomen, hoe voelt u zich de laatste

dagen ? Bent u …..

Lees de alternatieven

1. Erg gelukkig ?

2. Gelukkig ?

3. Gelukkig noch ongelukkig?

4. Ongelukkig ?

5. Erg ongelukkig ?

8. WEET HET NIET

Page 110: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de voornaamste mantelzorger : burden

1

ZARIT-12 BURDENSCHAAL, NEDERLANDS Nederlandstalige versie, gevalideerd voor België (Mapi Research Institute, 2007).

Instructies : hieronder vindt u een lijst met uitspraken die weergeven hoe mensen zich soms voelen als ze voor iemand anders zorgen. Duid voor elke uitspraak aan hoe vaak u zich zo voelt: nooit, zelden, soms, redelijk vaak of bijna altijd. Er zijn geen juiste of verkeerde antwoorden.

Vraag Antwoord-mogelijkheden

1. Vindt u dat u niet genoeg tijd voor uzelf hebt omwille van de tijd die u doorbrengt met uw familielid?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

2. Vindt u dat u onder druk staat door de combinatie van de zorg voor uw familielid en andere verantwoordelijkheden die u probeert na te komen voor uw gezin of uw werk?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

3. Bent u boos op uw familielid als u met haar/hem samen bent?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

4. Vindt u dat uw familielid momenteel een negatieve invloed heeft op uw relatie met andere familieleden of vrienden?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

5. Voelt u zich gespannen als u samen met uw familielid bent?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

6. Vindt u dat uw gezondheid geleden heeft onder de zorg voor uw familielid?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

7. Vindt u dat u omwille van uw familielid minder privacy hebt dan u zou willen?

0 Nooit

Page 111: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de voornaamste mantelzorger : burden

2

1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

8. Vindt u dat uw sociaal leven geleden heeft onder de zorg voor uw familielid?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

9. Vindt u dat u de controle over uw eigen leven verloren hebt sinds u zorg draagt voor uw familielid?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

10. Voelt u zich onzeker over wat u met uw familielid moet doen?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

11. Vindt u dat u meer zou moeten doen voor uw familielid?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

12. Vindt u dat u beter voor uw familielid zou kunnen zorgen?

0 Nooit 1 Zelden 2 Soms 3 Redelijk vaak 4 Bijna altijd

Page 112: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 1

Deel A : Vragenlijst voor de oudere

Deze vragenlijst wordt gedurende een interview door een zorg-of hulpverlener ingevuld, die de cliënt regelmatig opvolgt.

Dit heeft tot doel het inventariseren van alle professionele diensten die u vaak gebruikt en de eventuele uitgaven om uw woning aan te passen (het tweede deel is voor de mantelzorger bestemd). De laatste vraag gaat over uw wensen in verband met uw woonplaats.

Wij vragen u met aandrang goed te kijken welk type van antwoord op de vragen wordt verwacht: aantal bezoeken per maand, aantal dagen/nachten per maand, aantal uren per week…

Hartelijk dank voor uw deelname.

Lijst van gebruikte diensten

Zorgverleners Aantal bezoeken per maand

Geriater

Huisarts

Psychiater

Verpleegkundige

Zorgkundige

Kinesist

Ergotherapeut

Logopedist

Audioloog

Pedicure

Page 113: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 2

Thuiszorgdiensten buiten de gezondheidszorgsector Aantal uren per week

Maatschappelijke werker

Poetshulp

Maaltijdbezorging

Aantal bezoeken per maand

Oppasdienst

Aantal bezoeken per maand

Abonnement ja/nee

Persoonlijk alarmsysteem

Indien ja, aantal oproepen per maand

Teleonthaal Abonnement ja/nee (duid aan wat van toepassing is )

Onthaalstructuren Aantal dagen/nachten per maand

Kortverblijf

Nachtopvang

Dagcentrum

Andere 1 (specificeer)

………………………………………………

Andere 2 (specificeer)

………………………………………………

Andere 3 (specificeer)

………………………………………………

Page 114: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 3

Indien ja, aantal oproepen per maand

Andere 1: specificeer

Andere 2: specificeer

………………………………………………

Andere 3: specificeer

………………………………………………

Andere diensten buiten de gezondheidszorgsector, geleverd buiten de woning

Aantal bezoeken per maand

Vrijetijdsorganisatie

Sociaal restaurant

Maatschappelijk/sociaal werk

Andere 1: specificeer

………………………………………………

Andere 2: specificeer

………………………………………………

Andere 3: specificeer

………………………………………………

Page 115: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 4

Heeft de bejaarde sommige diensten/zorg moeten

opgeven of weigeren ?

Ja/nee

Indien ja, geef de reden aan waarom de dienst/zorg niet geleverd kon worden

(geografische bereikbaarheid, te duur, wachtlijst, probleem thv de kwaliteit van de

geleverde dienst/zorg ...): ......

Beschrijving van de aanpassingen aan de woning

Was het noodzakelijk om aanpassingen aan de woning uit te voeren omwille van functionele beperkingen van de cliënt? Ja/Nee (duid aan wat van toepassing is )

Indien ja, geef een korte beschrijving van de uitgevoerde aanpassingen:

Werd er specifieke materiaal beschikbaar gesteld vo or de cliënt? Ja/Nee (duid aan wat van toepassing is )

a) Indien ja, welk soort materiaal wordt gebruikt?

Materiaal 1 (naam en doel van de uitrusting):

Page 116: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 5

Materiaal 2 (naam en doel van de uitrusting):

Materiaal 3 (naam en doel van de uitrusting):

b) Werd dit materiaal geleend of gekocht? (duid aan wat van toepassing is ) Geleend

Gekocht

Werd gratis geleverd door de ziekenkas.

c) Hoeveel heeft de cliënt in totaal betaald om deze uitrusting te verkrijgen?

………………….. (bedrag in Euro)

Heeft de cliënt aan overlegmomenten met professione len deelgenomen? Ja/nee (duid aan wat van toepassing is )

Indien ja, hoeveel keer in de laatste 3 maanden?

Aantal keer:

Wenst de cliënt in zijn woning blijven wonen? (duid aan wat van toepassing is )

Ja

Nee, wenst naar een rusthuis/serviceflat te gaan

Nee, wenst ergens anders te wonen (bij kind, bij een vriend/in, in een alternatieve woonvorm)

Wil niet antwoorden

Page 117: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 6

Deel B Vragenlijst voor de primaire mantelzorger

Deze vragenlijst wordt gedurende een interview door een zorg-of hulpverlener ingevuld, die de cliënt regelmatig opvolgt, samen met de voornaamste mantelzorger..

Deze vragenlijst heeft tot doel het beschrijven van het werk van de mantelzorger die het meest betrokken is bij de zorg voor de cliënt. Het is aangewezen dat die mantelzorger deze vragenlijst invult.

Hartelijk dank voor uw deelname.

1. Hoeveel mantelzorgers zorgen op regelmatige basis voor de cliënt (minstens één keer per week)?

Aantal

Uur/dag

Of uur/week

2. Hoeveel tijd besteedt mantelzorger 1 aan de zorg voor de cliënt? Het gaat erom de tijd te evalueren, die aan zorg voor de bejaarde werd besteed. In het bijzonder gaat het er voor een echtgenoot om de tijd in te schatten die aan directe zorg wordt besteed, ttz, taken die niet zouden worden verricht indien de zorgbehoevende persoon niet thuis zo wonen.

Of uur/maand

Uur/dag

Of uur/week

3. Hoeveel tijd besteedt mantelzorger 2 aan de zorg voor de cliënt? Het gaat erom de tijd te evalueren, die aan zorg voor de bejaarde werd besteed. In het bijzonder gaat het er voor een echtgenoot om de tijd in te schatten die aan directe zorg wordt besteed, ttz, taken die niet zouden worden verricht indien de zorgbehoevende persoon niet thuis zo wonen.

Of uur/maand

Page 118: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 7

De volgende vragen zijn bestemd voor de primaire mantelzorger die het meest betrokken is bij de zorg voor de cliënt in vergelijking met de andere mantelzorgers.

4. Heeft de primaire mantelzorger aan overlegmomenten deelgenomen met de professionelen rond de cliënt?

Ja/nee

Indien ja, hoeveel keer in de laatste 3 maanden

5. Welk is het statuut van de primaire mantelzorger ?

� Zelfstandige

� Werknemer

� Werkloos

� Student

� Gepensioneerd

� Tijdkrediet

� Andere (specificeer)

…………………………………………………………………………………………

6. Werd de primaire mantelzorger genoodzaakt om zij n/haar professionele activiteit te verminderen of helemaal te stoppen om voor de cl iënt te zorgen?

� Nee

� Ja, specificeer het percentage waarmee de arbeidstijd werd verminderd: Bijvoorbeeld: een vermindering van 50% (voor een voltijdse werknemer, betekent dat halftijds). Opmerking: geef het percentage van vermindering van arbeidstijd en niet het percentage dat iemand nog wel werkt.

Page 119: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vragenlijst voor de bejaarde/mantelzorger : economische vragenlijst 8

7. Wat is de leeftijd van de primaire mantelzorger?

8. Hoeveel personen worden verzorgd door de mantelzorger? (oudere(n) of inwonende kind (eren), gehandicapte persoon (onen) ?

Aantal

9. Heeft men al beslist tot een definitieve opname in een rusthuis? (duid aan wat van toepassing is )

Nee: er werd daar nog niet over nagedacht

Ja, er werd daar wel al aan gedacht, maar de cliënt blijft thuis omwille van volgende redenen:

� Verbetering van de functionele toestand

� en/of aanpassing van de woning

� en/of organisatie van hulp en/of ondersteuning thuis

� gebrek aan consensus in het gezin over dit onderwerp

� kosten van het rusthuisverblijf

� de cliënt wens thuis te blijven wonen

� andere redenen: .........................................................

...............................................................................................

.....................................................................................................

.....................................................................................................

Ja, er werd daar al wel aan gedacht en de definitieve opname werd besloten:

� Ja, maar de cliënt wacht op een plaats

� Geef eventueel andere redenen aan waarom de cliënt ondertussen tijdelijk thuis blijft wonen.

……………………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………

Page 120: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Spreekt het je aan om je levensverhaal te vertellen? Om wat je meege-

maakt hebt eens op een rijtje te zetten? Om kracht te putten uit dierbare

herinneringen? Om bijzondere levenservaringen niet verloren te laten

gaan? Om eens stil te staan bij je leven en het in eigen handen te nemen?

Of denkt je huisarts, verzorgende, specialist…dat je er baat bij zou heb-

ben? Dan is Narratieve Zorg een kans voor jou. In Narratieve Zorg staat

jouw unieke levensverhaal centraal.

Wat is Narratieve zorg?Narratieve Zorg is een initiatief van het Ouderenteam van het Centrum

voor Geestelijke Gezondheidszorg Brussel. Het is een van de projecten die

gekozen werd door de Ziekteverzekering en ook door het RIZIV gesubsi-

dieerd is.

Het Ouderenteam heeft levensverhaalschrijvers opgeleid die je kunnen

helpen bij het ophalen van je herinneringen en het stilstaan bij je levens-

geschiedenis.

De levensverhaalschrijver komt telkens een uur bij je langs, luistert aan-

dachtig naar wat je wil vertellen en overloopt thema’s die je helpen om de

rode draden in je leven te zien. Samen met de levensverhaalschrijver werk

je aan je ‘levensmap’ waarin verzameld zit wat voor jou van belang is in je

levensloop.

Voor en na deze levensverhaalbezoeken zullen jullie samen vragenlijsten

overlopen om te laten onderzoeken welke resultaten de narratieve zorg

heeft.

Voor wie is Narratieve Zorg ?Je kunt meedoen aan Narratieve Zorg als je thuis woont, in Brussel woont,

minstens zestig jaar bent en niet zo goed uit de voeten kunt.

Ook als je geheugenklachten hebt of wat neerslachtig bent, heb je baat bij

de bezoeken van de levensverhaalschrijver.

Wat is de bedoeling?Het is de bedoeling dat je zicht krijgt op de zinvolheid en de waarde van je

leven. Dat je je beter voelt door te vertellen over belangrijke levensthema’s,

beter gewapend ook om de toekomst tegemoet te treden.

Wat moet je doen als je interesse hebt?Voel je er iets voor om je levensverhaal te vertellen?

Geef vrijblijvend je naam, adres en telefoonnummer op aan het

Ouderenteam van het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel:

-via de telefoon: 02 771 92 03

-via mail: [email protected]

De levensverhaalschrijver neemt contact op met jou en zal je alle uitleg geven

over het project. Tijdens de eerste twee bezoeken gaat de aandacht vooral

naar de onderlinge kennismaking en een aantal korte vragenlijsten. Vanaf het

derde huisbezoek wordt grondig ingegaan op je levensverhaal en je herinne-

ringen.

Je bepaalt zelf wat je vertelt. Je levensmap laat je zien aan wie jij wilt. Alle

gegevens worden met de grootste vertrouwelijkheid behandeld. De ingevulde

vragenlijsten voor onderzoek worden anoniem verwerkt.

Afspraken in verband met huisbezoeken worden in onderling overleg vastge-

legd, er wordt rekening gehouden met jouw agenda en met de agenda van de

levensverhaalschrijver. In totaal zal de levensverhaalschrijver zo’n vijftiental

keer langskomen in een periode van zes maanden.

Het RIZIV betaalt het project. We vragen een kleine deelname in de onkosten

van 1€ per huisbezoek. Deze bijdrage mag geen belemmering zijn om mee te

doen aan Narratieve Zorg.

Je levensverhaal vertellen?

herinneringen ophalen

mijn kindertijd

de mooie momenten

wat me dierbaar is

verdrietige periodes

mijn werk vroeger

foto’s

mijn gezin

waar ik goed in was

wat ik wil doorgeven...

Francophone? Voyez au verso!

Page 121: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Cela vous dit de raconter votre histoire?Pour retracer le fil de votre vie? Pour puiser de la force dans vos précieux

souvenirs? Pour empêcher que ne se perdent des expériences particulières?

Pour prendre le temps de vous poser et reprendre votre vie en main?

Ou votre médecin traitant, aide-soignant, specialiste…pense que cela pour-

rait vous faire du bien?

Dans ce cas, Soin Narratif est fait pour vous!

Dans Soin Narratif, c’est votre histoire, unique, qui est au centre de l’atten-

tion.

Qu’est-ce que Soin Narratif?Soin Narratif est une initiative de l’ Ouderenteam, l’ équipe se consacrant

aux personnes âgées de l’asbl Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg

Brussel. C’est l’ un des projets retenus par l’ Assurance maladie et subven-

tionné par l’ INAMI.

L’ Ouderenteam a formé des écrivains du vécu pour vous aider à évoquer vos

souvenirs et à vous pencher sur votre histoire.

Cet écrivain du vécu se rend chez vous pendant une heure à chaque fois,

écoute attentivement ce que vous voulez raconter et passe en revue les

thèmes qui peuvent vous aider à discerner les fils rouges de votre vie. Avec

lui, vous développez votre ‘plan de vie’, qui réunit tous les éléments qui

comptent à vos yeux.

Avant et après ces visites, vous parcourrez ensemble un questionnaire des-

tiné à examiner les résultats que livre le soin narratif.

Pour qui est Soin Narratif ?Vous pouvez participer à Soin Narratif si vous habitez à Bruxelles, vivez à

domicile, avez au moins soixante ans et avez un peu de mal à vous en sortir.

De même, si vous souffrez de pertes de mémoires ou êtes un peu déprimé,

les visites de l’écrivain du vécu ne pourront que vous faire du bien.

Quel est le but?Le but est de vous permettre de discerner tout le sens et la valeur de votre vie.

De vous sentir mieux en vous exprimant sur les sujets importants de la vie, de

mieux vous armer aussi pour affronter l’avenir.

Si vous êtes intéressé, que devez-vous faire?Vous avez envie de raconter votre histoire?

Communiquez, sans engagement, votre nom, adresse et numéro de télé-

phone à l’ Ouderenteam de Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel:

-par téléphone: 02 771 92 03

-par e-mail: [email protected]

L’ écrivain du vécu prendra contact avec vous pour vous expliquer en détail le

projet. Au cours des deux premières visites, l’ accent sera mis sur la prise de

contact mutuelle et une série de petits questionnaires.

A partir de la troisième visite, vous vous plongerez dans votre histoire et dans

vos souvenirs.

Vous décidez vous-même de ce que vous voulez raconter. Votre plan de vie,

vous le montrez à qui vous voulez. Toutes les données sont traitées avec la

plus grande confidentialité. Les questionnaires destinés à l’ examen sont trai-

tés de manière anonyme.

Les rendez-vous pour les visites à domicile sont fixés de commun accord, en

tenant compte de votre emploi du temps et de celui de l’ écrivain du vécu. Au

total, l’ écrivain du vécu se déplacera une quinzaine de fois en

l’ espace de six mois.

L’ INAMI finance le projet. Nous ne demandons qu’une maigre participation

aux frais de 1€ par visite. Cette contribution ne peut cependant pas constituer

un frein à votre participation à Soin Narratif.

Nederlandstalig? Zie andere zijde!

évoquer des souvenirs

mon enfance

les bons moments

ce qui m’est cher

les périodes de tristesse

mon travail autrefois

photos

ma famille

ce qui faisait ma force

ce que je veux transmettre...

Raconter votre histoire?

Page 122: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Denkt u dan soms ...□ spijtig dat ik verder moet, ze wilde nog van alles zeggen

□ ik vraag me echt af of hij / zij het wel zal redden...

□ ik heb er zelf de tijd niet voor, maar deze oudere heeft méér aandacht nodig...

Dan is een aanmelding bij Narratieve Zorg aangewezenHet welbevinden van ouderen die zorgbehoevend zijn, gaat er vaak op ach-

teruit. Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat dit welbevinden

kan verbeteren door het vertellen van het levensverhaal.

Als een oudere narratieve zorg krijgt, wil dat zeggen dat hij/ zij samen met

een medewerker van het CGGZ herinneringen ophaalt en stilstaat bij zijn of

haar persoonlijke levensgeschiedenis.

Wat is Narratieve Zorg?Narratieve Zorg is een door het RIZIV geselecteerd project waarbij ouderen

de kans krijgen om in de thuissituatie hun levensverhaal te vertellen. In

een traject van een half jaar wordt in een vijftiental sessies, samen met een

levensverhaalschrijver, stilgestaan bij verschillende thema’s: de kindertijd,

sociale relaties, werk, dierbare herinneringen...Het resultaat is een ‘levens-

map’ waarin verzameld zit wat van belang is in de levensloop van deze ou-

dere. Voor en na de levensverhaalsessies worden vragenlijsten afgenomen

om na te gaan welke effecten deze bijzondere zorg heeft.

Voor wie is Narratieve Zorg?Het project is er voor thuiswonende ouderen in het Brussels Hoofdstedelijk

Gewest.

□ Narratieve Zorg richt zich op zorgbehoevende ouderen

□ Ouderen met een beginnende dementie komen ook in aanmerking

□ En ouderen met depressieve klachten eveneens.

Wanneer iemand zich aanmeldt voor het project maar om een of andere

reden niet kan instromen in het project, zal hij of zij opgevolgd worden door

het Ouderenteam CGGZ Brussel.

Wie geeft deze zorg?De zorgbehoevende oudere wordt bij het vertellen van zijn / haar levens-

verhaal begeleid door een levensverhaalschrijver die verbonden is met het

Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel. Het Ouderenteam van het

CGGZ heeft een jarenlange ervaring met psychische hulp bij verliessituaties,

depressie en dementie. De levensverhaalschrijvers hebben een gespeciali-

seerde opleiding genoten in narratieve zorg.

PraktischU kunt een oudere aanmelden voor Narratieve Zorg

□ door het aanmeldingsformulier in te vullen dat u bij ons opvraagt,

□ of terugvindt op www.cggz-brussel.be

□ door te mailen naar [email protected]

□ of te bellen naar een medewerker Narratieve Zorg op 02 771 92 03

Een medewerker van Narratieve Zorg gaat dan langs bij deze oudere.

Er wordt nagegaan of hij/zij voldoet aan de criteria voor deelname aan het

project (er is bijvoorbeeld een bepaalde graad van zorgbehoevendheid ver-

eist). Is dat het geval en beslist de oudere na kennismaking dat hij/ zij graag

z’n levensverhaal wil vertellen, dan wordt er samen afgesproken wanneer

de bezoeken van de levensverhaalschrijver aan huis bij deze oudere kunnen

plaatsvinden.

U kunt patiëntenfolders krijgen bij ons en een folder aan de oudere geven, u

kunt ook uitleggen aan de oudere dat iemand van Narratieve Zorg zal langsko-

men na telefonische afspraak.

Deelnameprijs aan het project voor de oudere: 1€ per sessie. Deze bijdrage

mag geen belemmering zijn voor deelname.

U geeft zorg aan ouderen?En u vindt het moeilijkom de deur achter u dicht te trekken?

Francophone? Voyez au verso!

Page 123: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

car vous vous dites parfois□ dommage que je doive m ’ en aller, il / elle voulait encore parler

□ je me demande vraiment si il / elle s’ en sortira ...

□ je n’ ai moi-même pas le temps pour cela, mais il / elle a besoin de plus

d’attention ...

Dans ce cas, pensez à Soin NarratifLe bien-être des personnes âgées tributaires de soins se dégrade souvent. Des

études scientifiques ont révélé que le bien-être de ces personnes peut être

amélioré en les amenant à raconter leur histoire.

Lorsqu’une personne âgée reçoit des soins narratifs, cela veut dire qu’elle

évoque ses souvenirs avec un collaborateur du CGGZ et qu’elle prend le

temps de se pencher sur son histoire personnelle.

Qu’est-ce que Soin Narratif?Soin Narratif est un projet sélectionné par l’ INAMI qui permet aux per-

sonnes âgées de raconter leur histoire dans des conditions familières, chez

elles. Pendant six mois, une quinzaine de séances passées en compagnie

d’un écrivain du vécu permettent d’aborder divers thèmes: l’ enfance, les rela-

tions sociales, le travail, les souvenirs précieux...Il en résulte un ‘plan de vie’

qui réunit tout ce qui a compté dans la vie de ces personnes. Avant et après

les séances, des questionnaires sont complétés afin de déterminer les effets

de ces soins particuliers.

Pour qui est Soin Narratif?Le projet est destiné aux personnes âgées vivant à domicile au sein de la Ré-

gion de Bruxelles-Capitale.

□ Soin Narratif s’ adresse aux personnes âgées tributaires de soins

□ Les personnes âgées souffrant d’une démence naissante entrent aussi

en ligne de compte

□ Ainsi que les personnes âgées souffrant de troubles dépressifs.

Toute personne souhaitant participer au projet mais qui, pour l’une ou l’autre

raison, en serait écartée, sera suivie par l’ Ouderenteam CGGZ Brussel.

Qui donne ces soins?La personne âgée tributaire de soins est accompagnée dans le récit de sa

vie par un écrivain du vécu qui dépend du Centrum Geestelijke Gezond-

heidszorg Brussel. L’ Ouderenteam CGGZ possède une longue expérience de

l’aide psychologique en situation de perte, de dépression et de démence. Les

écrivains du vécu ont reçu une formation spécialisée en soin narratif.

En pratiqueVous pouvez inscrire une personne âgée à Soin Narratif:

□ en complétant le formulaire d’inscription que vous pouvez nous demander,

□ ou retrouver sur www.cggz-brussel.be

□ en envoyant un e-mail à [email protected]

□ ou en appelant un collaborateur de Soin Narratif au 02 771 92 03

Un collaborateur de Soin Narratif se rendra chez la personne âgée. Il examinera

si la personne satisfait aux critères de participation au projet (par exemple, un

certain degré de dépendance est requis).

Si c’est le cas, et si la personne âgée accepte, après une première prise de contact,

de raconter son histoire, l’ écrivain et la personne âgée conviennent ensemble

des dates de visite à domicile.

Vous pouvez nous contacter pour obtenir des brochures et les remettre aux

patients concernés, vous pouvez aussi leur expliquer qu’une personne de Soin

Narratif se rendra à leur domicile après un rendez-vous téléphonique.

Le coût de la participation au projet est de 1€ par séance pour la personne âgée.

Cette contribution ne peut cependant pas constituer un frein à sa participation.

Vous soignez des personnes âgées?Et vous avez du mal àrefermer la porte derrière vous?

Nederlandstalig? Zie keerzijde

Page 124: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Noëlla Van Daele

mijn levensverhaal

Page 125: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Dit is een foto van het ganse gezin genomen in 1933. Ik was toen tien jaar. Vader, moeder, Raymond, Sylvain, Maria, Andrea, Gabriël, Antoine, Antoi-nette en ikzelf, NOELLA (in het midden naast moeder).

Page 126: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

“ ik ben geboren in een gezin met acht kinderen; nu heb ik zelf twee kinderen, vier klein-kinderen en vier achterkleinkin-deren ”

Ik ben geboren op 23 september in 1924, als jongste kind in een gezin met acht kinderen, waarvan drie jongens en vijf meisjes: Raymond, Sylvain, Maria, Andrea, Gabriël, Antoine, Antoinette en NOELLA.

Charles van Daele (07.03.1878 – 31.01.1956) is mijn vader en

Juliana Hautekiet (12.11.1879 – 24.11.1958) mijn moeder.

Ik ben gescheiden en heb twee kinderen: Augusta en Noëlle. Mijn ex-man is Jozef.

Ik heb vier kleinkinderen en vier achterkleinkinderen.

Augusta heeft twee zonen: Thierry en Filip. Filip heeft een dochter: Maelys.

Noëlle heeft twee dochters: Audrey en Laurence. Audrey heeft twee zonen: Collin en Basile. Laurence heeft een dochter: Ambre.

Page 127: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel
Page 128: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Dit is de eerste foto die er van mij gemaakt is (in 1926). Ik was toen bij-na twee jaar en half. Ik herinner me niet veel meer van die foto. Maar ik vraag me wel af, wat ik toen gedacht moest hebben: een vreemde man...die fotograaf. Waarom zet hij mij op die tafel? Een geluk dat mijn zus-sen Andrea en Maria er bij waren, anders zou ik hier niet willen blijven. En dan vraagt die man nog om vriendelijk te lachen. Neen hoor, want eigenlijk wil ik hier weg!

Page 129: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Ik was het jongste kind. Met mijn broer Raymond en

mijn zus Andrea - die zich als moederfiguur over me

ontfermde - kon ik heel goed opschieten. Zij hebben

ook het meeste voor mij gedaan.

Ik kon met iedereen goed opschieten. Mijn broers en

zussen hadden de leeftijd om iemand te leren kennen

en het huis te verlaten. Andrea en de drie broers Ray-

mond, Sylvain en Antoine gaven me aandacht.

Moeder en vader gaven haast zelden liefde en aandacht.

Materieel kwamen we als kinderen niets te kort.

“ ik was het jongste kind, mijn zus Andrea ontfermde zich over mij als een moeder ”

Page 130: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Vader was een beenhouwer. Dat had hij geleerd van zijn vader. Vader en

moeder hielden samen een beenhouwerij open. Moeder was een harde

werkster. Zij hielp mee om het vlees te verwerken en stond in de winkel

om de klanten te bedienen.

Mijn zus Andrea kon heel goed rekenen. Het gebruik van de weegschaal

was dan ook haar taak.

Vroeger belden de mensen naar de beenhouwerij voor een bestelling.

Moeder noteerde deze bestelling en maakte die klaar. Zo werden er dan

hele manden vlees naar het juiste adres gedragen. Mijn broer Raymond

was een verstrooide man en vergat wel eens om een bestelling op te

schrijven. Dan belden ze nog eens. Hij zei dan: ”Sorry, hoe kon ik u toch

vergeten.” Het was een geluk dat Raymond door iedereen graag gezien

was, hij kwam hier altijd mee weg.

Raymond is ooit verliefd geweest op een meisje dat altijd met haar tante

vlees kwam kopen. Mijn zus Maria wou niet dat Raymond iets met dat

meisje begon. Het meisje is een keer gevallen over de fietsen binnen.

Moeder wou helpen, maar de tante zei dit niet te doen, omdat het meisje

de vallende ziekte had. Raymond was hier heel verdrietig door en is

toen gaan wenen in een hoekje in de kelder, waar Maria hem vond.

“ vader en moeder hielden samen een beenhouwerij open ”

Page 131: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Mijn Mijn zus Andrea heeft een kostuumpje gebreid voor mij toen ik

drie jaar oud was.

Raymond heeft ooit snoep gekocht voor mij, terwijl dit eigenlijk niet

mocht.

Sylvain heeft het meest speciale cadeau gegeven uit mijn kindertijd:

voor mijn tiende verjaardag kreeeg ik van hem een danseresje met

onder haar rok een pralinedoos.

Gaby heeft me leren fietsen.

Maria verving moeder. Ze was zeer streng.

Elke avond voor het slapengaan vertelde Maria over de Roverskapi-tein, Jan de Schalk. In de Standaard stond er elke dag een vervolgver-haaltje, dat Maria dan navertelde.

Ikzelf heb veel gezorgd voor mijn oudere broer Sylvain.

Antoinette is altijd de jongste geweest tot ik geboren werd. Er is vijf jaar verschil tussen ons. Antoinette was jaloers op mij, ze behandelde me vaak als een stout meisje, terwijl ik altijd heel braaf was.

Antoine heeft me leren zwemmen.

“ elke avond voor het slapengaan vertelde Maria over de Roverskapitein ”

Page 132: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Ik heb een strenge, katholieke op-

voeding gehad. Moeder heeft An-

drea opgevoed en Andrea heeft op

haar beurt mij opgevoed, ook Ma-

ria hield zich bezig met de jongste

kinderen van het gezin. Moeder

was niet veel bezig met de jongste

kinderen.

Vader hield zich ook niet zo vaak

bezig met de kinderen. Hij was

vijf dagen per week dronken. Ik

ben nooit boos geweest op vader.

Wel ben ik altijd op zoek gegaan

naar een reden waarom hij zo veel

dronk en waarom hij zo afstan-

delijk was. Ik heb ook goede herin-

neringen aan haar vader. Zo heeft

hij me een nieuwe fiets gegeven,

terwijl moeder dit niet wou. Toen

ik de nieuwe fiets kreeg, was ik zo

blij dat ik vader wou omhelzen,

maar ik durfde dit niet.

“ dat mocht niet van vader en daarom plande mijn broer om weg te lopen van huis... ”

Toen mijn broer, Sylvain eenentwintig

jaar was, wou hij verder ‘charcuterie’

gaan studeren in Frankrijk. Dit mocht

hij niet van vader, daarom plande hij

om weg te lopen van huis. Hij vertelde

zijn plannen aan zijn zus, Andrea.

Andrea, op haar beurt, vertelde het

door aan Maria, en Maria aan moeder.

Vader was razend en vertrok naar

het café om te drinken. Toen vader

terug thuis kwam, was hij dronken en

tierde en riep hij. Enkele dagen later

kwam Sylvain terug thuis. Andrea,

die wist dat hij terugkwam, liet hem

binnen via de achterdeur. ’s Ochtends

ging Sylvain dag zeggen tegen vader

en moeder. Zij deden alsof er niks

gebeurd was.

Page 133: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

“ Zij dierf niet naar huis, uit schrik voor haar vader, en toen ben ik mee naar haar thuis gegaan, om haar vader uit te leggen wat er gebeurd was...”

Page 134: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Ik ben naar school gegaan bij de Jozefienen in Brug-

ge, dat was een nonnenschool. De religieuzen waren

zeer streng en niet altijd rechtvaardig.

Ik had telkens maar net een voldoende op mijn rap-

port. Ik had een vaste plaats in de klas: vanachter op

de laatste bank. Op de speelplaats moest je Frans

spreken.

Ik heb ooit een jaar moeten overdoen op school. Dat

jaar zat ik in de klas naast een jonger meisje, Thérèse.

Ik werd vaak getreiterd door die Thérèse. Maar één

keer werd heel de klas gestraft, … met een slecht rap-

port. Het jonge meisje dat naast mij zat durfde niet

naar huis, uit schrik voor haar vader. Ik ben toen mee

naar haar thuis gegaan, om haar vader uit te leggen

wat er gebeurd was.

Page 135: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Dit is het schapulier dat de pater me altijd aandeed, ik heb het enkele jaren geleden teruggevonden.

Page 136: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Moeder ging alle dagen vroeg aan de poort van de Capucijnen wachten, om naar de eerste

mis te gaan van 5 uur. Daarna ging ze de kinderen wekken door op een bel te drukken, die

in elke kamer hing. De kinderen moesten elke ochtend naar de mis van 7 uur.

Moeder was heel Katholiek. Toen ik dertien was, moest ik elke zondag met haar naar ‘de

Vespers ‘en ‘het Lof’ bidden. Ik was verplicht net als mijn moeder om lid te worden van de

H. Franciskus Orde en te zweren de orde te volgen. De pater deed me een schapulier aan,

waarvan je hier een foto ziet. ik heb het enkele jaren geleden teruggevonden. Ik herinner

me dat ik het niet leuk vond om zo vaak te moeten bidden.

Voor mijn communie had ik een mooi wit kleedje -dat later in het rood is geverfd- gekre-

gen. Ik mocht dit aan doen wanneer het feest was op school, maar het mocht zeker niet

vuil worden van Maria. Ik was heel voorzichtig. Toen ik langs mijn vader liep, die in de

beenhouwerij een been aan het kappen was, vloog er een stukje op mijn kleedje. Maria is

toen heel boos geworden en gaf me slaag. Dit was zo onrechtvaardig! “In die tijd waren

oorvegen en slagen gratis.”

“ in die tijd waren oorvegen en slagen gratis...zo onrechtvaardig!”

Page 137: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Ik ging maar sporadisch naar school, omdat mijn

moeder periflebitis, een ziekte aan de aders, had. Ik

moest veel helpen in het huishouden. Uiteindelijk

ben ik met school gestopt toen ik dertien jaar was.

Eigenlijk had ik toen graag een opleiding gehad, maar

zeker niet bij de nonnen. Zowel ik als mijn broers en

zussen mochten niet verder studeren, omdat onze

ouders ons nodig hadden om te werken. Na mijn

schooltijd heb ik geholpen in het huishouden en veel

moeten zorgen voor mijn zieke moeder. Mijn broers

en zussen verlieten één voor één het ouderlijke

huis. Toen zij kinderen kregen, heb ik vaak op deze

kinderen gepast.

“ toen mijn broers en zussen het ouderlijk huis verlaten hadden, heb ik vaak vaak op hun kinderen gepast”

Page 138: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Hier ben ik dertien jaar en heb ik Gaby, de oudste dochter van mijn zus Maria op de arm. De foto is

genomen in Assebroek, waar Maria woonde.

Page 139: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Op mijn zeventiende wilde ik graag gaan werken. Ik heb

toen gereageerd op een annonce voor een job bij een

beenhouwer in de buurt. Ik mocht meteen beginnen

omdat ik zoveel ervaring had, maar mijn ouders wilden

niet dat ik dit deed.

Toen ik negentien was, ben ik getrouwd en in Brussel

gaan wonen met mijn man Jozef. Jozef was de zevende

zoon. Vroeger was de traditie dat de koning peter werd

van de zevende zoon en dat deze de naam kreeg van de

koning. Dus eigenlijk had Jozef ‘Albert’ moeten heten,

maar omdat de koning niet kwam opdagen, is dit niet

gebeurd.

Mijn man had ik ontmoet op een kermis in Brugge, waar

ik samen met mijn vriendinnen naar toe was gegaan.

Bij de botsautootjes hadden we elkaar gezien. Samen

hebben we toen een ritje gemaakt op de botsautootjes.

Nog geen drie maanden later waren we getrouwd.

Page 140: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

“ eigenlijk had mijn man Jozef ‘Albert’ moeten heten, als zevende zoon, maar omdat de koning niet kwam opdagen, is dat niet doorgegaan”

Page 141: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Jozef had heel de familie ingepakt. Hij gedroeg zich als een echte prins.

Vanaf de dag dat we getrouwd zijn is hij veranderd van een prins in een

duivel.

Eigenlijk moesten we niet trouwen, maar Jozef heeft mijn ouders overtuigd

en veel geld gegeven. Ik ben eigenlijk meer verkocht dan getrouwd. Achteraf

gezien zijn we veel te snel getrouwd.

Eigenlijk ben ik altijd verliefd geweest op een andere man: op Robert, de

broer van de vrouw van Antoine. Ik leerde hem kennen toen ik zeventien

was. Ik was meteen verliefd op Robert. Ik heb altijd spijt gehad dat ik niet

getrouwd geweest ben met Robert. Van mijn ouders mocht ik dit niet,

omdat hij nog geen belangrijke job had. Jozef had wel veel geld. Zijn vader

bouwde bunkers in opdracht van de Duitsers en zo heeft hij veel geld

gemaakt. Volgens mij was vader wel akkoord gegaan dat ik wilde trouwen

met Robert, het was mijn moeder die het niet wilde, zogezegd omdat ik te

jong was.

Vóór we getrouwd waren, had ik het twee keer uitgemaakt met Jozef.

Telkens kwam hij dan met de duurste bloemen smeken om mijn liefde.

Jozef heeft gelogen en bedrogen. Hij vertelde dat hij bij de “Witte Brigade”

was. Hij liet zelfs zijn geheime lidkaart zien. Ondertussen werkte hij en

zijn vader voor de Duitsers, om veel geld te verdienen. Die geheime kaart

had hij waarschijnlijk gekocht voor heel wat geld.

Page 142: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

“ voor we getrouwd waren, had ik het twee keer uitgemaakt met Jozef. Telkens kwam hij dan met de duurste bloemen om mijn liefde smeken...”

Page 143: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel
Page 144: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Samen met mijn man heb ik een commerce van import en export van automaten en motors

open gehouden. Ik heb enorm veel energie gestoken in deze zaak.

“In ’58 hadden we een stand op de Expo ’58. Daar heb ik iedere dag van 7 uur ’s ochtends tot 7 uur ’s avonds in gewerkt. Dat was een heel vermoeiende taak.”

Page 145: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Ik ben samen met mijn twee dochters, mijn zus Gaby gaan bezoeken in Congo. Op deze foto vertrekken we met het vliegtuig.

Ik was toen 34, Guzzie 14 en Noëlle 10.

Page 146: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Na de Expo heeft mijn man me samen met onze twee dochters, voor drie maanden laten

vertrekken naar Congo, waar mijn zus Gaby woonde. Hij betaalde de reis voor de twee dochters

en Gaby betaalde mijn reis.

Deze foto is genomen in Congo

Page 147: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Ik ben ongeveer twintig jaar getrouwd geweest met Jozef. Op mijn veertigste ben ik van hem

gescheiden. Dit was geen gemakkelijke beslissing. In die tijd was scheiden nog niet zomaar

toegelaten. De dag dat ik twintig jaar getrouwd was, ben ik naar een advocaat gegaan om de

scheiding aan te vragen. Om er niet te veel tijd in te steken, zijn we gescheiden in wederzijdse

toestemming. Na drie maand was alles geregeld.

Na mijn huwelijk heb ik twee jaar als gerant in een schoenwinkel gewerkt. Daarna heb ik

ongeveer zes jaar in een winkel in de “Rue Neuve” gewerkt. Op mijn vijftigste heb ik een

opleiding gevolgd voor diëtiste, waarna ik nog achttien jaar een voedingswinkel heb uitgebaat.

Ik heb zeer verschillende dingen gedaan.Ik kan me heel goed en gemakkelijk aanpassen. Ik heb

altijd van mijn werk gehouden. Als ik niet met mensen kan werken, verveel ik me.

Ik ben altijd een heel goede verkoopster geweest. En ik ben altijd heel eerlijk geweest tegen

mijn klanten. Zo heeft er eens een klant betaald met een nieuw briefje van 1000 oude Belgische

franken. Op het einde van die dag merkte ik op dat de klant twee briefjes in plaats van één

briefje van 1000 BEF had gegeven. Ik heb die klant drie à vier weken niet meer gezien. Toen

die uiteindelijk terugkwam heb ik onmiddellijk het briefje van 1000 BEF teruggeven. Die klant

werkte in de Europese School en heeft toen reclame gemaakt voor mijn gezondheidswinkel,

waardoor ik veel nieuwe klanten heb gekregen.

“Wie goed doet, goed ontmoet.”

“ ik heb altijd van mijn werk gehouden...”

Page 148: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

“ ik ben altijd een heel goede verkoopster geweest, en ik was altijd heel eerlijk tegenover mijn klanten...”

Page 149: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

De oorlog 1939 – 1944 was een

moeilijke periode. Mijn broer zat bij

het leger. Ik was veertien jaar en heb

alles dus heel bewust meegemaakt.

Het verhaal van de identiteitskaart

zal dat duidelijk maken.

Mijn zus woonde wat verder. Ik

ging altijd met de fiets tot bij mijn

zus, om daar te gaan helpen op de

boerderij. Op een keer werd ik tegen

gehouden door Duitse soldaten. Die

gaven me een brief, waarin stond

dat ik een boete moest betalen of

een celstraf moest uitzitten. Mijn

ouders hadden niet genoeg geld en

daarom wou ik de celstraf uitzitten.

Uiteindelijk ben ik naar een Duitse

kolonel gegaan om mijn verhaal te

doen. Deze kolonel gaf me een kaart

die me toelating gaf om door een

bepaald gebied te gaan, zodat ik naar

mijn zus kon. Heel fier ging ik met

deze toelating naar huis.

En ook het verhaal van de vier

Duitsers:

Tijdens de oorlog sliepen er vier

Duitsers bij ons thuis. Naar de

Engelse radio luisteren mocht toen

niet, maar mijn vader deed dit toch

in het geheim. De vier Duitsers

ontdekten dit en luisterden mee.

Ieder om beurt gingen we dan op de

uitkijk staan, om te zien dat er geen

controlewagen voorbij reed. Deze

controlewagen ging na of er iemand

naar de Engelse radio luisterde.

“ Toen de oorlog begon was ik

veertien jaar, ik heb alles bewust

meegemaakt ”

Page 150: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Ook mijn huwelijk was een

moeilijke periode in mijn leven.

Ik ben getrouwd geweest van

mijn negentiende tot mijn

negenendertigste jaar. Voor mij

was dit een zeer donkere periode.

Het heeft me heel veel moeite

gekost om te scheiden. Vanaf de

dag dat het wettelijk mogelijk was

om te scheiden, ben ik zelf naar

een advocaat gestapt om de nodige

stappen te ondernemen. Moeder

was altijd voorstander geweest van

Jozef. Achteraf heeft zij wel ingezien

wat voor een persoon hij was en

heeft ze haar spijt uitgedrukt, maar

het was te laat.

“ Het heeft me veel moeite gekost om te scheiden ”

Page 151: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

“ Ik ben heel erg geïnteresseerd in geschiedenis, zeker in mijn

eigen geschiedenis en in die van mijn voorouders ”

Page 152: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel
Page 153: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel
Page 154: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Beste Marie-Thérèse,

We kennen elkaar nu al een beetje beter en ter afsluiting van onze bescheiden reis doorheen je leven had ik je graag nog enkele indrukken nagelaten:

Wat ik van jou onthoud is je rake woordkeuze en je bewuste omgang met taal. Dankzij jou ben ik weer enkele uitdrukkingen en woorden rijker. Je bent er zelf misschien niet van overtuigd, maar mij viel uw welbespraaktheid me meteen op.

Daarnaast is ook je creatieve geest en gevoel voor schoonheid inspirerend geweest. Je neemt de tijd om zaken nauwgezet te observeren en te analyseren om ze nadien in je interieur de perfecte plaats toe te wijzen of het zelf veel beter voor elkaar te krijgen!

Wat me ook in jou aanspreekt is het voorzichtige in jou. Je geeft jezelf niet zomaar prijs, wat maakt dat je steeds nog enkele aangename verrassingen over jezelf in petto hebt. Deze voorzichtigheid uit zich, mijn inziens, ook in het kritisch, respectvol en zorgzaam de tijd nemen voor de dingen en de mensen om je heen… ook dat heb ik van jou geleerd.

Deze voorzichtigheid neemt echter niet weg dat je tijdig een gevat weerwoord biedt, waardoor ook het dappere en weerbarstige in jou zich een weg naar buiten kan banen.

Ik vond het dan ook fijn om samen voorzichtig een fijne verstandhouding op te bouwen, in een respectvolle sfeer en met de nodige dosis humor.

Bedankt voor je openheid gedurende dit halve jaar.

Hopelijk rijg en stik je er zelf nog enkele hoofdstukken en pittige details aan vast.

Met hartelijke groeten, Caroline.

PS: Van een ding heb ik spijt: dat we nooit samen op de dansvloer hebben gestaan!

Page 155: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

ruimte en om

geving

con

tac t

en

waarden d

i e ik

belan

grijk vind

mij

n k

ern

kw

a li t

e i t en

a c t i v i t e i t en

z o r g e

n om

gan

g

Ik kr

ijg d

ageli

jks e

en te

lefoo

ntje

van

mijn

buu

rvro

uw.

Ik h

eb ee

n ac

hter

nich

t die

in Lu

xem

burg

woo

nt d

ie ik

af en

toe n

og zi

e / h

oor.

Verde

r heb

ik n

og ou

de ke

nniss

en in

Itali

ë won

en.

Ik h

eb ee

n he

el na

uwe b

and

met

mijn

moe

der g

eken

d.

Ik h

oud

van

een

fijn

gesp

rek.

Ik n

eem

‘s oc

hten

ds gr

aag d

e tijd

voor

het

mak

en va

n m

ijn

toile

t.In

mijn

cont

acte

n ste

l ik h

offe

lijkh

eid

en vr

iend

elijk

heid

op

prijs

. Zo h

eb ik

in m

ijn ti

jd oo

k mijn

zorg

/ di

enstb

aarh

eid

aan

ande

ren

vorm

gege

ven.

Vanaf 17 u 30 gaat mijn tv-avond in, m

eer bepaald op Eén.

Vroeger kon ik naaien als de beste, nu doe ik soms nog

enkele kleine naaireparaties.

Ik blader graag eens in een tijdschrift.

Elke zondag ga ik naar de mis in de O

nze-Lieve-Vrouw van

Goede Bijstand om vervolgens een koffie te drinken bij Paul

en ergens iets te eten.

Ik verkies een rustige, groene woonomgeving en houd van

een ordelijk interieur met stijl. Ik ben dan ook gehecht aan

mijn m

eubels en spullen.

Ik ben een zeer gevoelig persoon, maar houd van voorzichtige humor. Dit weerspiegelt zich ook in mijn omgang met anderen.Ik ben gesteld op een fijn gesprek waarin de juiste woorden gevonden worden.

Page 156: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

AANMELDINGSFICHE Dit is een kandidaat voor deelname aan project Narratieve Zorg:

naam:

.............................

adres: .............................

telefoonnummer: .............................

geboortedatum: .............................

man-vrouw? .........................

Doorverwijzer : ik ben familielid, kennis, vriend, buur...: .............................

naam: .............................

adres: ..............................

deze persoon lijkt me geschikt voor deelname aan het project narratieve zorg omdat

.............................

Doorverwijzer : ik ben zorgverlener

functie:

.............................

dienst :

............................ naam: .............................

telefoonnummer: .............................

e-mail: .............................. hoe vaak hebt u contact met hem of haar?

............................ neemt hij / zij deel aan een ander Protocol 3- project?

JA ? ....

NEEN ? ....

DAT WEET IK NIET? ....

deze persoon lijkt me geschikt voor doorverwijzing naar narratieve zorg omdat:

..............................

Mail dit formulier naar [email protected], bel het project op 02 771 92 03,

Of stuur het op naar Narratieve Zorg, CGGZ Oost, R. Vandendriesschelaan 11 1150 Bsl.

Veel dank voor de doorverwijzing!

Page 157: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

1

Geïnformeerde toestemming van de patiënt

Informatienota voor de patiënt m.b.t. het gebruik van een aantal gegevens uit

de instrumenten “BelRAI” in het kader van de zorgvernieuwingsprojecten voor

kwetsbare ouderen

Mijnheer, Mevrouw,

U zal kunnen deelnemen aan een project dat wordt gefinancierd door het RIZIV (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering) en dat moet leiden tot vernieuwing van het zorgaanbod voor kwetsbare ouderen die nog thuis wonen. In dit project wordt gebruik gemaakt van gegevens uit een aantal evaluatie-instrumenten die worden samengebracht onder de gezamenlijke noemer “Bel-RAI” (zie verder). Deze gegevens moeten de zorgenverstrekkers mogelijk maken om een zorgplan op te stellen dat het beste aansluit bij de noden en behoeften van de oudere. Dit initiatief maakt ook het voorwerp uit van een wetenschappelijk onderzoek door een universitaire equipe, waarvoor gegevens zullen worden ingezameld. In de tekst hieronder en ook tijdens een gesprek wordt u uitgelegd wat de bedoeling is van dit onderzoek en wat een eventuele deelname voor u betekent. Vooraleer te beslissen al dan niet deel te nemen aan dit onderzoek, vragen we u deze informatie aandachtig te lezen. U kunt steeds vragen stellen aan [vul naam en coördinaten van de cliëntbeheerder in] bij onduidelijkheden of wanneer u meer inlichtingen wenst. Indien u bereid bent om aan deze studie deel te nemen, vragen we u op de laatste bladzijde van deze brochure uw naam, de datum en uw handtekening te plaatsen.

Doel van dit onderzoek Hiermee wil het RIZIV, samen met de Federale Overheidsdiensten Volksgezondheid en Sociale Voorzorg en met de Gemeenschappen/Gewesten op zoek gaan naar alternatieve en ondersteunende zorgvormen voor kwetsbare ouderen, met als doel een definitieve opname in een rustoord te vermijden of uit te stellen. Dit onderzoek heeft geen enkele nadelige invloed op uw behandeling of de zorg die u krijgt, wel integendeel. Aan de hand van de ingezamelde gegevens kan voor u een zorgplan worden opgemaakt dat beter aansluit bij uw noden. De persoon die u zorg verleent (dit kan ondermeer uw huisarts zijn of een verpleegkundige of kinesitherapeut of een ergotherapeut), zal om de 6 maanden vier vragenlijsten invullen. De informatie die hieruit voortvloeit, wordt verzameld en geanalyseerd om een beter inzicht te krijgen in de zorg die kwetsbare ouderen nodig hebben. In deze vragenlijsten zal informatie worden opgenomen over: • de tijd dat de kwetsbare oudere nog langer thuis kan blijven

Page 158: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

2

• het nog kunnen functioneren van de oudere thuis en de levenskwaliteit van de oudere

• aantal kenmerken van de oudere en van de mantelzorger • de geneeskundige verzorging en de sociale ondersteuning waarop de oudere

een beroep doet (gegevens via het ziekenfonds) • de kost van de diensten en van de zorg aan de kwetsbare oudere die wenst

thuis te blijven, alsook de kost voor de voornaamste mantelzorger. De officiële benamingen van deze vragenlijsten, zoals die ook in de literatuur worden beschreven, zijn: de “BelRAI”, de “Zarit-schaal”, de “WHOQoL” en een economische vragenlijst. Bijkomende informatie omtrent deze instrumenten kan u vinden op de website: http://wiki.belrai.org/nl/.

Verantwoordelijken voor de verwerking Dit project gaat uit van het RIZIV (Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering – Protocol 3 – Tervurenlaan 211 – 1150 Brussel – e-mail : [email protected]). De coördinatie van het wetenschappelijk onderzoek gebeurt onder de verantwoordelijkheid van Prof J. MACQ van de universiteit UCL. De andere betrokken universiteiten zijn: U.A., KUL, ULG, ULB, UGent en de VUB.

Waarom werd ik gekozen? U wordt gevraagd om deel te nemen omdat u 60 jaar of ouder bent en omdat u zorg krijgt in of van een organisatie die aan het project deelneemt.

Ben ik verplicht deel te nemen? U beslist vrijwillig of u zult deelnemen of niet. Wanneer u beslist deel te nemen, kan u op elk tijdstip uw toestemming intrekken en u hoeft hiervoor geen reden op te geven. Dit heeft geen enkele invloed op de behandeling die u krijgt, noch op uw relatie met de zorgverleners.

Wat zijn de mogelijke nadelen en risico’s van mijn deelname?

Er zijn geen nadelen aan verbonden. U hoeft niets speciaals of extra te doen. Er bestaat geen enkel verband tussen de kwaliteit van de zorgverlening en uw deelname aan dit project.

Wat zijn de mogelijke voordelen van mijn deelname? U zal geen direct voordeel hebben door uw deelname. Er is geen financiële vergoeding voorzien voor u. Het is wel mogelijk dat door deze diepgaande evaluatie, die normaal niet gebeurt, bepaalde medische en/of verpleegproblemen naar boven komen waarvoor dan oplossingen kunnen gezocht worden.

Zal mijn deelname aan deze studie vertrouwelijk blijven? Dit onderzoeksproject is ter goedkeuring voorgelegd aan de Commissie voor Medische Ethiek van de universitaire ziekenhuizen die deelnemen aan dit onderzoek. Het is de taak van deze commissie om na te gaan of aan alle voorwaarden betreffende de veiligheid en vrijwaring van de rechten worden voldaan. De Commissie heeft geen bezwaren kenbaar gemaakt tegen de uitvoering van dit

Page 159: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

3

onderzoek. Deze studie is in overeenstemming met de bepaling van art. 29 van de Belgische wet van 7 mei 2004 betreffende experimenten op de menselijke persoon. De verwerking van persoonsgegevens in dit project is gemachtigd door de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid, meer bepaald in beraadslaging nr. 09/018 van 19 mei 2009, gewijzigd op 15 december 2009 en 20 april 2010, en beraadslaging nr. 10/028 van 20 april 2010. Alle persoonsgegevens die verzameld worden in het kader van de wetenschappelijke studie worden vertrouwelijk behandeld.. De personen die bij het project betrokken zijn, zijn allemaal gebonden aan een vertrouwelijkheidverplichting. Zij kunnen met andere woorden gestraft worden indien ze uw gegevens niet correct behandelen.

Recht tot toegang tot de persoonsgegevens Bij uw deelname aan het project heeft u recht van toegang tot uw persoonlijke gegevens en een recht tot verbetering. Het eerste betekent dat u te allen tijde het recht heeft om uw gegevens in te kijken. Het laatste houdt in dat u in voorkomend geval alle nog onjuiste of onvolledige persoonsgegevens die op uzelf betrekking hebben kosteloos kan laten verbeteren. Voor het uitoefenen van deze rechten, of voor enige andere vragen, neemt u best contact op met uw contactpersoon of met de persoon die uw dossier zal beheren. Het is deze persoon die een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg is (arts, verpleegkundige, kinesitherapeut, ergotherapeut, …) die zal bepalen wie toegang heeft tot uw gegevens. U kan de toegang aan uw gegevens voor bepaalde categorieën van personen weigeren.

Indien u nog verdere vragen heeft, kan u contact opnemen met [vermeld de contactpersoon van uw project]

of uw cliëntbeheerder [vul naam cliëntbeheerder in].  Bepaling  betreffende  ouderen  die  onbekwaam  zijn  hun  toestemming  voor  de  deelname  aan  experimenten   te   verlenen   conform   de   wet   aangaande   experimenten   op   de   menselijke  persoon   van   7  mei   2004,   artikel   8.   Een   experiment  met   een   kwetsbare   oudere   is   slechts  toegelaten  indien  volgende  voorwaarden  vervuld  zijn:  

- De  geïnformeerde  toestemming  van  de  wettelijke  vertegenwoordiger  is  verkregen.  Deze  toestemming  moet  de  vermoedelijke  wil  van  de  deelnemer  uitdrukken.  De  deelnemer  wordt  zoveel  mogelijk  en  in  verhouding  tot  zijn  begripsvermogen  betrokken  bij  het  nemen  van  een  beslissing.  

- In  het  geval  van  wilsonbekwaamheid,  gaat  het  beslissingrecht  voor  deelname  aan  het  onderzoek  naar  de  ouders  of  voogd.    

- Zoniet,   wordt   het   recht   uitgeoefend   door   een   vertegenwoordiger   die  voorafgaand   door   de   betrokkene   via   een   bijzondere   schriftelijke   volmacht  gedateerd  en  ondertekend  door  beide  partijen,  is  aangewezen.  

- Zonder  dergelijke  volmacht  wordt  dit  recht  uitgeoefend  door  de  samenwonende  echtgenoot,  de  wettelijke  samenwonende  partner  of  de  feitelijk  samenwonende  partner.  

Page 160: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

4

- Indien   die   er   niet   zijn,   wordt   het   recht   toe   te   stemmen   in   dalende   volgorde  uitgeoefend  door  een  meerderjarig  kind,  een  ouder,  een  meerderjarige  broer  of  zus  van  de  betrokkene.  In  het  geval  van  onenigheid  tussen  meerderjarige  broers  of  zussen,  wordt  ervan  uitgegaan  dat  de  toestemming  niet  gegeven  is.  

Indien   de   deelnemer   opnieuw   in   staat   is   om   zijn   toestemming   te   verlenen,   moet   de  onderzoeker   onmiddellijk   de   verplichtingen   aangaande   ouderen   ten   aanzien   van   de  deelnemer   naleven,   en   de   deelnemer   een   toestemmingsformulier   voor   het   onderzoek  geven.  

Page 161: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

1

FORMULIER

GEÏNFORMEERDE TOESTEMMING VAN DE PATIЁNT in het kader van de gegevensinzameling “BelRAI”

Ik, ondergetekende, ……………………………………………………………………………………………… verklaar de volgende informatie te hebben gelezen en aanvaard deel te nemen aan de gegevensinzameling in het kader van de BelRAI.

• Ik heb een kopie van dit ondertekende en gedateerde formulier “geïnformeerde toestemming” ontvangen, alsook de informatienota voor de patiënt. Ik heb uitleg gekregen over de aard, het doel, de duur en de doelstellingen van deze gegevensinzameling in het kader van het project BelRAI. Ik heb de tijd en de gelegenheid gekregen om vragen te stellen over de studie. Op al mijn vragen is bevredigend geantwoord.

• Ik weet dat het gebruik van de gegevens die via de diverse instrumenten van

“BelRAI” zullen verzameld en geanalyseerd worden, gebruikt worden om een beter inzicht te krijgen in de zorg die ik nodig heb en om de kwaliteit van mijn zorgverlening te verbeteren. Ik sta de beheerder van mijn gegevens toe om, op basis van mijn identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ), de formulieren in te vullen en mijn gegevens zo nodig te wijzigen.

De persoon die mijn gegevens zal beheren (cliëntbeheerder) is:

………………………………....................................................(naam en functie) • Ik ben akkoord dat mijn persoonsgegevens die via BelRAI worden verzameld,

kunnen worden meegedeeld voor wetenschappelijk onderzoek. Ik ga eveneens akkoord dat mijn persoonsgegevens die via BelRAI worden verzameld kunnen worden gekoppeld aan persoonsgegevens uit andere databanken in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Zowel de mededeling van mijn persoonsgegevens als de eventuele koppeling met persoonsgegevens uit andere databanken kunnen evenwel slechts plaatsvinden in het kader voor wetenschappelijk onderzoek na goedkeuring door de Ethische Comités van de universiteiten of de instellingen die het wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en overeenkomstig de modaliteiten vastgelegd in de voorafgaandelijke machtiging van de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid.

• Het staat mij vrij om mijn toestemming terug in te trekken, zonder mijn

beslissing te moeten verantwoorden en zonder dat dit een nadelige invloed heeft op de zorg die ik nodig heb.

Page 162: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

2

• Ik begrijp dat de geneesheer, de verpleegkundige en de kinesitherapeut toegang hebben tot mijn dossier in BelRAI en dat ze gebonden zijn aan het beroepsgeheim. De zorgverleners vermeld in onderstaande lijst kunnen eveneens toegang hebben tot bepaalde delen van mijn dossier in BelRAI om de kwaliteit van de verzorging te kunnen verzekeren. Ook zij zijn gebonden aan het beroepsgeheim. Indien u niet wilt dat bepaalde van onderstaande disciplines toegang hebben tot uw persoonsgegevens, gelieve deze dan aan te kruisen:

Gezinshulp □ Maatschappelijk werker □

Zorgkundige □ Logopedist □

Diëtist □ Podoloog □

Ergotherapeut □ Psycholoog □

Orthopedagoog □ Gerontoloog □ Opvoedkundige □

Persoon met diploma readaptatiewetenschappen □

Persoon met diploma psychomotoriek □ Persoon met diploma psychomotrische therapie □

Persoon met diploma in gezinswetenschappen □

• Door dit document te ondertekenen, sta ik toe dat mijn gegevens worden geraadpleegd in overeenstemming met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.

Handtekening van de oudere of zijn vertegenwoordiger Datum (dag/maand/jaar) Ik bevestig dat ik de aard, het doel en de doelstellingen van de gegevensinzameling aan de oudere of zijn vertegenwoordiger heb uitgelegd. Handtekening van de persoon die de informatie verstrekt Datum (dag/maand/jaar) Naam in hoofdletters van de persoon die de informatie verstrekt

Page 163: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Toestemmingsformulier voor deelname aan het onderzoek van Lucas over Narratieve Zorg

Ik heb begrepen dat deelname aan dit onderzoek geen enkele verplichting inhoudt en op elk moment door mij kan beëindigd worden zonder nadelige gevolgen voor de hulp- en dienstverlening die ik ontvang. Ik heb begrepen dat het onderzoeksteam van Lucas met mijn toestemming gegevens verzamelt over mijn leefsituatie en hoe ik mij voel. Ik heb begrepen dat voor dit onderzoek op meerdere tijdstippen vragenlijsten zullen worden afgenomen die ik zelf of met behulp van de levensverhaalschrijver kan invullen. Ik heb begrepen dat al deze gegevens in strikte vertrouwelijkheid zullen behandeld worden in het kader van wetenschappelijk onderzoek door Lucas. Ik heb begrepen dat deze gegevens worden verzameld met het doel een zicht te krijgen op de effecten van de begeleiding door de levensverhaalschrijver aan huis. Deze gegevens moeten ook helpen om deze zorgvorm te verbeteren en op punt te stellen. Ik heb begrepen dat ik de onderzoekers steeds mag vragen stellen voor meer uitleg of verduidelijking. Ik, ondergetekende, verklaar me akkoord met mijn deelname aan het onderzoek van Lucas over Narratieve Zorg. Ik bevestig dat ik de voorwaarden gelezen en begrepen heb, en dat ik hiermee akkoord ga. Datum: …….. / ……. / …………….. Handtekening Gelieve in drukletters in te vullen:

Naam en voornaam: ……………………………………………………………………… Adres: ……………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………….. Postcode en gemeente: ……………………………………………………………………. Telefoonnummer: …………………………………………………………………………

Page 164: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Narratieve zorg

Vragenbundel screening

Code : _ _ _

Screening RIZIV & Narratieve zorg Datum

afname

Datum

invoer

1. Kwetsbaarheid (Edmonton)

2. Depressie (GDS)

3. Cognitief functioneren (MMSE)

Bij vragen en/of onduidelijkheden:

[email protected] 016/33 70 25

[email protected] 016/33 69 28

Page 165: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Eerst en vooral wil ik u hartelijk bedanken voor uw interesse in voor narratieve zorg.

Vooraleer we in kunnen gaan op uw levensverhaal, moeten we kijken of u in aanmerking

komt voor het project. Dit gebeurt aan de hand van drie korte vragenlijsten. Het project

Narratieve Zorg wordt door de ziekteverzekering (RIZIV) gefinancierd. Enkel kwetsbare

ouderen met een grote zorgbehoevendheid komen in aanmerking voor verdere deelname.

U mag in elk geval van ons verwachten dat we u zo gepast mogelijk zullen begeleiden en

eventueel doorverwijzen naar andere hulp-of dienstverlening.

Hierna zal ik drie vragenlijsten met u overlopen. Uw mening is belangrijk en daarom zijn er

ook geen juiste of foute antwoorden. De gegevens worden anoniem verwerkt. Voel u vrij om

vragen te stellen voor meer uitleg.

Page 166: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel
Page 167: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

Hoe u zich de afgelopen week voelde (GDS)

De volgende lijst bevat vragen waarop u met JA of NEE kunt antwoorden. Het is de

bedoeling dat u naar de vragen luistert en bedenkt welk antwoord u hierop zult geven. U

geeft het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij

heeft gevoeld. Het gekozen antwoord omcirkelen.Opgelet want de afname van deze schaal

kan soms emoties losmaken bij deelnemers. Wees erop bedacht en stel de ouderen op hun

gemak.

1. Bent u innerlijk tevreden met uw leven? JA NEE

2. Bent u met veel activiteiten en interesses

opgehouden?

JA NEE

3. Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? JA NEE

4. Verveelt u zich vaak? JA NEE

5. Hebt u meestal een goed humeur? JA NEE

6. Bent u bang dat u iets naars zal overkomen? JA NEE

7. Voelt u zich meestal wel gelukkig? JA NEE

8. Voelt u zich vaak hopeloos? JA NEE

9. Bent u liever thuis dan uit te gaan en nieuwe dingen

te doen?

JA NEE

10. Hebt u het gevoel dat u meer moeite heeft met het

geheugen dan anderen?

JA NEE

11. Vindt u het fijn om te leven? JA NEE

12. Voelt u zich nogal waardeloos op het ogenblik? JA NEE

13. Voelt u zich energiek? JA NEE

14. Hebt u het gevoel dat uw situatie hopeloos is? JA NEE

15. Denkt u dat de meeste mensen het beter hebben dan

u?

JA NEE

Page 168: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Mini-Mental State Examination (MMSE)

1. Oriëntatie in tijd en ruimte

Patiënt: Datum:

Onderzoeker: Score: /30

• Wat is de volledige datum van vandaag?1.1. Tijd: Ken 1 punt per correct antwoord toe (score: 0-5)

• In welk jaartal zijn we? Jaartal �

• In welk seizoen zijn we? Seizoen �

• In welke maand zijn we? Maand �

• Welke dag is het vandaag? Dag �

• De hoeveelste is het vandaag? Datum �

1.2. Ruimte: (score 0-5)• In welk land leven wij? Land �

• In welke provincie zijn we? Provincie �

• In welk(e) stad/dorp zijn we? Stad �

• In welk hospitaal/centrum bent u? of Hoe is mijn naam? Centrum �

• Op welke verdieping bent u? Verdieping �

• Ik noem drie woorden. Als ik ze gezegd heb, moet u ze alle drie herhalen.Lees de woorden voor aan 1 woord per seconde. Laat ze daarna herhalenen noteer elk correct woord. (1 punt voor elk correct antwoord – score 0-3)

• Sigaar Sigaar �

• Bloem Bloem �

• Deur Deur �

Als de patiënt ze niet correct herhaalt, zeg ze dan opnieuw voor en herhaal tot 6 maal.Tel hier echter géén punten voor. Aantal pogingen:Onthoud deze woorden goed, want ik ga ze u straks nog eens vragen.

A. Wilt u van het getal 100, 7 aftrekken?Van de uitkomst trekt u dan telkens weer 7 af en zo verder tot ik "stop" zeg.Elke juiste aftrekking levert 1 punt op (vb. 93, 87, 80, 72, 65 geeft een score van 3).Wanneer de eerste berekening foutief is, wordt dit als foutief aangerekend maar wel gecorrigeerd.Daarna vraagt u: "Hoeveel is 93 min 7?" Vanaf dan vraagt u: "En verder?"

(93) �

(86) of -7 �

(79) of -7 �

(72) of -7 �

(65) of -7 �

B. Wilt u het woord "dorst" van achteren naar voren spellen?(1 punt voor elke correcte letter op de juiste plaats) T �

S �

R �

O �

D �

Zowel test 3A als 3B worden afgenomen.Vergelijk de scores van test A en test B en weerhoud enkel de hoogste score.Schrap de andere en tel die niet mee in de eindscore. Hoogste score:

2. Inprentingsvermogen

3. Aandacht

Page 169: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

4. Geheugen• Welk waren de drie woorden die u moest onthouden?

(score 0-3)Sigaar �

Bloem �

Deur �

5.1. Benoemen• Wat is dit? Wijs een horloge aan. Horloge �

• Wat is dit? Wijs een potlood aan. Potlood �

5.2. Herhalen• Wilt u de volgende zin herhalen: "Geen als, en of maar". Correct �

5.3. Begrip• Neem dit papier met uw rechterhand, vouw het in twee en leg het op de grond.

(1 punt voor elke goede handeling) Neemt papier �

Vouwt papier �

Legt op grond �

5.4. Lezen• Lees wat op dit papier staat en doe wat gevraagd wordt.

Hou het papier omhoog, waarop staat ‘SLUIT UW OGEN’ Sluit ogen �

5.5. Schrijven• Kan u voor mij een zin opschrijven?

De zin moet een onderwerp en werkwoord bevatten en betekenis hebben. Zin �

Fouten in de spelling en grammatica worden niet beoordeeld.

• Kan u deze figuur natekenen?Toon de twee vijfhoeken.Voor een correct antwoord moeten er tien hoeken zijn, waarvan er twee mekaar kruisen.

Figuur �

Tel alle goede antwoorden op (let op bij test 3A en 3B) en noteer het totaal in de rechterbovenhoek (maximumscore = 30)

5. Taal

6. Constructieve vaardigheid

Totaalscore

Page 170: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Sluit uw ogen

Page 171: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel
Page 172: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Narratieve zorg Vragenbundel nulmeting

Code : _ _ _

Nulmeting RIZIV Datum

afname Datum invoer

1. Resident Assessment Instrument (RAI)

2. Levenskwaliteit (WHO-QOL)

3. Zarit Burden schale

4. Econ schaal

Nulmeting Narratieve zorg

5. Enkele achtergrondvragen

6. Eenzaamheid

7. Meesterschap

8. Hoe ik me voel ten opzichte van mezelf (zelfwaarde)

9. Hoe u zich de afgelopen week voelde (HADS)

10. Veerkracht (Resilience)

Bij vragen en/of onduidelijkheden:

[email protected] 016/33 70 25

[email protected] 016/33 69 28

Page 173: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Inleiding Zoals ik u heb uitgelegd bestaat de Narratieve Zorg uit een aantal sessies waarin ik me u

inga op uw levensverhaal. Er is ook een onderzoeksgedeelte verbonden aan het project

Narratieve Zorg. Dat betekent dat we voor en na de 14 levensverhaalsessies ook een bundel

met vragenlijsten willen overlopen met u. Met deze vragenlijsten krijgen we een beter beeld

van de ouderen die deelnemen aan Narratieve Zorg en hoe we deze dienstverlening verder

kunnen verbeteren. Zo kan het ook andere thuiswonende ouderen ten goede komen.

Vandaag zullen we vooral bezig zijn met dit onderzoeksgedeelte. In wat volgt zal ik telkens

een aantal uitspraken aan u voorlezen en met behulp van deze antwoordkaarten kan u me

uw mening geven. Het gaat om uw mening, er zijn dus geen juiste of foute antwoorden.

Het is mogelijk dat we bij het invullen van de vragenlijsten thema‟s aanraken die belangrijk

zijn in uw leven en waarover u graag meer zou willen vertellen. Voor deze fase, het

onderzoeksgedeelte, is daar niet altijd tijd en ruimte voor. Ik zal u mogelijk onderbreken,

maar wel meteen noteren in mijn groen schrift dat u over dat thema verder wil praten. Zodra

de vragenlijsten zijn afgenomen, en we met de levensverhaalsessies zijn gestart, krijgt u

zeker de mogelijkheid om uw verhaal te vertellen, in uw eigen woorden en op uw eigen

tempo.

Heeft u nog vragen ? Kunnen we dan nu van start gaan?

Page 174: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

5. Enkele achtergrondvragen

We beginnen met wat persoonlijke vragen, over uw opleiding, hoe en met wie u woont en de mensen waar u mee omgaat.

1. Wat is uw burgerlijke staat? (Achtergrondvragen 1) 1. Ongehuwd

2. Gehuwd

3. Wettelijk gescheiden

4. Weduwe of weduwnaar

5. Andere: _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

6. Weet niet

2. Woont u hier als eigenaar, huurder of als bewoner zonder huur? (Achtergrondvragen 2)

1. Als eigenaar, mede-eigenaar of vruchtgebruiker

2. Als huurder

3. Als bewoner zonder huur

4. Weet niet

3. Wat is de hoogste opleiding die u hebt afgerond? (Achtergrondvragen 3) 1. Geen afgeronde opleiding

2. Lager onderwijs (tot 12jaar)

3. Lager middelbaar onderwijs

(tot 15 jaar – dit kan ook technisch of beroepsonderwijs zijn)

4. Hoger middelbaar onderwijs

(tot 18 jaar – dit kan ook technisch of beroepsonderwijs zijn)

5. Hoger onderwijs korte type

(A2, A1 en hogeschool drie jaar opleiding tot 21 jaar)

6. Hoger onderwijs lange type of universitair onderwijs

(langer dan drie jaar opleiding)

7. Weet niet

4. Hoe is uw algemene gezondheidstoestand? (Achtergrondvragen 4) 1. Zeer goed

2. Goed

3. Gaat wel (redelijk)

4. Slecht

5. Zeer slecht

6. Weet niet

5. Werd u in uw leven ooit behandeld voor depressie?

1. Ja

2. Nee

3. Weet niet

6. Heeft u in uw leven ooit antidepressiva genomen?

Page 175: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

1. Ja

2. Nee

3. Weet niet

7. Hoe vindt u uw sociale contacten? (Achtergrondvragen 5) 1. Zeer bevredigend

2. Vrij bevredigend

3. Vrij onbevredigend

4. Zeer onbevredigend

5. Weet niet

8. Met de volgende vraag proberen we een idee te krijgen van de mensen waarmee u omgaat. Het

maakt niet uit of u bezoek krijgt, of zelf op bezoek gaat. Ook telefonische contacten en contacten via

e-mail tellen mee. (achtergrondvragen 6)

Stel de vraag „Hoe vaak heeft u contact met…‟ opnieuw voor elke categorie (vb voor kinderen, voor kleinkinderen, …). Telkens gaat het om de persoon van de groep waar de oudere het VAAKST contact mee heeft (vb als 1 dochter elke dag komt, en de andere nooit, dan geldt het antwoord „elke dag‟. “Niet van toepassing” duidt u aan als de oudere geen kinderen etc. heeft.

Hoe vaak heeft u contact met minstens één van uw :

Elke dag

Minstens eenmaal per week

Om de 2

weken

Minstens eenmaal

per maand

Enkele keren

per jaar

Eenmaal per jaar

of minder

Nooit Niet van toe

passing

Kinderen 1 2 3 4 5 6 7 8

Schoonkinderen 1 2 3 4 5 6 7 8

Kleinkinderen of achterklein- kinderen

1 2 3 4 5 6 7 8

Zussen of broers (schoonzussen/ schoonbroers)

1 2 3 4 5 6 7 8

Andere familieleden: ……………..

1 2 3 4 5 6 7 8

Buren 1 2 3 4 5 6 7 8

Vrienden of kennissen

1 2 3 4 5 6 7 8

Andere personen: ……..………

1 2 3 4 5 6 7 8

Page 176: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

6. Eenzaamheid

Wilt u van elk van de volgende uitspraken aangeven in hoeverre die op u, zoals u de laatste tijd bent, van toepassing is? Geef op de kaart het antwoord aan dat voor u het meest van toepassing is. (eenzaamheid)

1. Ik ervaar een leegte om me heen 1 – 2 – 3 – 4 - 5

2. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen

1– 2 – 3 – 4 - 5

3. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen 1– 2 – 3 – 4 - 5

4. Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw verbonden voel

1– 2 – 3 – 4 - 5

5. Ik mis mensen om me heen 1– 2 – 3 – 4 - 5

6. Vaak voel ik me in de steek gelaten 1 – 2 – 3 – 4 - 5

Page 177: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

7. Meesterschap

Ik ga u een aantal uitspraken voorlezen, waarvan u kan aangeven in welke mate u het er al

dan niet mee eens bent ? (Meesterschap)

1. Ik heb weinig greep op de dingen die mij overkomen.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

2. Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

3. Er is weinig dat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen.

1 – 2 – 3 – 4 – 5

4. Soms voel ik dat ik een speelbal van het leven ben.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

5. Ik voel me vaak hulpeloos bij het omgaan met de problemen van het leven.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

6. Ik kan ongeveer alles als ik mijn zinnen erop gezet heb.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

7. Wat er in de toekomst met me gebeurt, hangt voor het grootste deel van mezelf af.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

Page 178: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

8. Hoe ik me voel ten opzichte van mezelf

Hierna volgen tien beweringen over uw algemene gevoelens ten opzichte van uzelf. Er zijn

vier antwoordmogelijkheden, die u op de kaart (zelfwaarde) kan zien.

Helemaal

akkoord

Akkoord Niet

akkoord

Helemaal

niet

akkoord

1. Over het algemeen ben ik tevreden met

mezelf 1 2 3 4

2. Bij momenten denk ik dat ik helemaal

niet deug 1 2 3 4

3. Ik heb het gevoel dat ik een aantal

goede kwaliteiten heb 1 2 3 4

4. Ik ben in staat dingen even goed te

doen als de meeste andere mensen 1 2 3 4

5. Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb

om trots op te zijn 1 2 3 4

6. Het is ongetwijfeld zo dat ik me bij

momenten nutteloos voel 1 2 3 4

7. Ik heb het gevoel dat ik een waardevol

iemand ben, minstens evenwaardig

aan anderen

1 2 3 4

8. Ik wou dat ik meer respect voor mezelf

kon opbrengen 1 2 3 4

9. Al bij al ben ik geneigd mezelf een

mislukkeling te voelen 1 2 3 4

10. Ik neem een positieve houding aan ten

opzichte van mezelf 1 2 3 4

Page 179: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

9. Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (HADS)

Luister aandachtig naar de volgende uitspraken. Geef dan met deze kaart het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich gedurende de afgelopen week heeft gevoeld. Denk niet te lang na. Uw eerste reactie is waarschijnlijk de meest nauwkeurige.

1. Ik voel me gespannen (HADS 1) 1 Bijna altijd

2 Vaak

3 Soms

4 Nooit

2. Ik heb een angstig gevoel alsof er iets vreselijks 1 Zeer zeker

gaat gebeuren (HADS 2) 2 Zeker

3 Een beetje

4 Helemaal niet

3. Ik maak me zorgen (HADS 3) 1 Heel vaak

2 Vaak

3 Niet zo vaak

4 Heel soms

4. Ik kan me ontspannen (HADS 4) 1 Altijd

2 Meestal

3 Af en toe

4 Nooit

5. Ik heb een angstig, gespannen gevoel in mijn buik 1 Nooit

(HADS 5) 2 Soms

3 Vrij vaak

4 Heel vaak

6. Ik voel me onrustig (HADS 6) 1 Inderdaad, zeer

vaak

2 Tamelijk vaak

3 Soms

4 Nooit

7. Ik raak plotseling in paniek (HADS 6) 1 Inderdaad, zeer

vaak

2 Tamelijk vaak

3 Soms

4 Nooit

Page 180: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

10. Veerkracht (resilience)

De volgende twee vragen … betreffen de afgelopen maand. Ik ga u twee uitspraken voorlezen,

en u kan dan aangeven in welke mate deze helemaal niet waar, zelden waar, soms waar,

dikwijls waar of bijna altijd waar zijn voor u. We beginnen met de volgende uitspraak:

1. Ik was in staat mij aan te passen aan verandering. (resilience)

1. Helemaal niet waar

2. Zelden waar

3. Soms waar

4. Dikwijls waar

5. Bijna altijd waar

2. Ik had de neiging terug recht te veren na ziekte of tegenslag. (resilience)

1. Helemaal niet waar

2. Zelden waar

3. Soms waar

4. Dikwijls waar

5. Bijna altijd waar

Hartelijk bedankt voor uw antwoorden, u heeft ons flink verder geholpen in het onderzoek dat

bij de Narratieve Zorg hoort. Het invullen van de vragenlijsten is voorlopig tot een eind

gekomen, zodat we vanaf nu tijd hebben voor uw levensverhaal.

Page 181: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Narratieve zorg Vragenbundel meting

meteen na de interventie

en een jaar na aanvang NZ

Code : _ _ _

Metingen RIZIV Datum

afname Datum invoer

1. Resident Assessment Instrument (RAI)

2. Levenskwaliteit (WHO-QOL)

3. Zarit Burden schale

4. Econ schaal

Metingen Narratieve zorg

5. Depressie (GDS-15)

6. Eenzaamheid

7. Meesterschap

8. Hoe ik me voel ten opzichte van mezelf (zelfwaarde)

9. Hoe u zich de afgelopen week voelde (HADS)

10. Veerkracht (Resilience)

11. Tevredenheid met de interventie Narratieve Zorg

Bij vragen en/of onduidelijkheden: [email protected] 016/33 70 25

[email protected] 016/33 69 28

Page 182: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

2

Inleiding Zoals ik u heb uitgelegd bestaat de Narratieve Zorg uit een aantal sessies waarin ik me u

inga op uw levensverhaal. Er is ook een onderzoeksgedeelte verbonden aan het project

Narratieve Zorg. Dat betekent dat we voor en na de 14 levensverhaalsessies ook een bundel

met vragenlijsten willen overlopen met u. Met deze vragenlijsten krijgen we een beter beeld

van de ouderen die deelnemen aan Narratieve Zorg en hoe we deze dienstverlening verder

kunnen verbeteren. Zo kan het ook andere thuiswonende ouderen ten goede komen.

Vandaag zullen we vooral bezig zijn met dit onderzoeksgedeelte. In wat volgt zal ik telkens

een aantal uitspraken aan u voorlezen en met behulp van deze antwoordkaarten kan u me

uw mening geven. Het gaat om uw mening, er zijn dus geen juiste of foute antwoorden.

Heeft u nog vragen ? Kunnen we dan nu van start gaan?

Page 183: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

3

5. Hoe u zich de afgelopen week voelde (GDS)

De volgende lijst bevat vragen waarop u met JA of NEE kunt antwoorden. Het is de

bedoeling dat u naar de vragen luistert en bedenkt welk antwoord u hierop zult geven. U

geeft het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich de afgelopen week, met vandaag erbij

heeft gevoeld. Het gekozen antwoord omcirkelen.Opgelet want de afname van deze schaal

kan soms emoties losmaken bij deelnemers. Wees erop bedacht en stel de ouderen op hun

gemak.

1. Bent u innerlijk tevreden met uw leven? JA NEE

2. Bent u met veel activiteiten en interesses

opgehouden?

JA NEE

3. Hebt u het gevoel dat uw leven leeg is? JA NEE

4. Verveelt u zich vaak? JA NEE

5. Hebt u meestal een goed humeur? JA NEE

6. Bent u bang dat u iets naars zal overkomen? JA NEE

7. Voelt u zich meestal wel gelukkig? JA NEE

8. Voelt u zich vaak hopeloos? JA NEE

9. Bent u liever thuis dan uit te gaan en nieuwe dingen

te doen?

JA NEE

10. Hebt u het gevoel dat u meer moeite heeft met het

geheugen dan anderen?

JA NEE

11. Vindt u het fijn om te leven? JA NEE

12. Voelt u zich nogal waardeloos op het ogenblik? JA NEE

13. Voelt u zich energiek? JA NEE

14. Hebt u het gevoel dat uw situatie hopeloos is? JA NEE

15. Denkt u dat de meeste mensen het beter hebben dan

u?

JA NEE

Page 184: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

4

6. Eenzaamheid

Wilt u van elk van de volgende uitspraken aangeven in hoeverre die op u, zoals u de laatste tijd bent, van toepassing is? Geef op de kaart het antwoord aan dat voor u het meest van toepassing is. (eenzaamheid)

1. Ik ervaar een leegte om me heen 1 – 2 – 3 – 4 - 5

2. Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen

1– 2 – 3 – 4 - 5

3. Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen 1– 2 – 3 – 4 - 5

4. Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw verbonden voel

1– 2 – 3 – 4 - 5

5. Ik mis mensen om me heen 1– 2 – 3 – 4 - 5

6. Vaak voel ik me in de steek gelaten 1 – 2 – 3 – 4 - 5

Page 185: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

5

7. Meesterschap

Ik ga u een aantal uitspraken voorlezen, waarvan u kan aangeven in welke mate u het er al

dan niet mee eens bent ? (Meesterschap)

1. Ik heb weinig greep op de dingen die mij overkomen.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

2. Sommige van mijn problemen kan ik met geen mogelijkheid oplossen.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

3. Er is weinig dat ik kan doen om belangrijke dingen in mijn leven te veranderen.

1 – 2 – 3 – 4 – 5

4. Soms voel ik dat ik een speelbal van het leven ben.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

5. Ik voel me vaak hulpeloos bij het omgaan met de problemen van het leven.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

6. Ik kan ongeveer alles als ik mijn zinnen erop gezet heb.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

7. Wat er in de toekomst met me gebeurt, hangt voor het grootste deel van mezelf af.

1 – 2 – 3 – 4 - 5

Page 186: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

6

8. Hoe ik me voel ten opzichte van mezelf

Hierna volgen tien beweringen over uw algemene gevoelens ten opzichte van uzelf. Er zijn

vier antwoordmogelijkheden, die u op de kaart (zelfwaarde) kan zien.

Helemaal

akkoord

Akkoord Niet

akkoord

Helemaal

niet

akkoord

1. Over het algemeen ben ik tevreden met

mezelf 1 2 3 4

2. Bij momenten denk ik dat ik helemaal

niet deug 1 2 3 4

3. Ik heb het gevoel dat ik een aantal

goede kwaliteiten heb 1 2 3 4

4. Ik ben in staat dingen even goed te

doen als de meeste andere mensen 1 2 3 4

5. Ik heb het gevoel dat ik niet veel heb

om trots op te zijn 1 2 3 4

6. Het is ongetwijfeld zo dat ik me bij

momenten nutteloos voel 1 2 3 4

7. Ik heb het gevoel dat ik een waardevol

iemand ben, minstens evenwaardig

aan anderen

1 2 3 4

8. Ik wou dat ik meer respect voor mezelf

kon opbrengen 1 2 3 4

9. Al bij al ben ik geneigd mezelf een

mislukkeling te voelen 1 2 3 4

10. Ik neem een positieve houding aan ten

opzichte van mezelf 1 2 3 4

Page 187: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

7

9. Hoe u zich de afgelopen week heeft gevoeld (HADS)

Luister aandachtig naar de volgende uitspraken. Geef dan met deze kaart het antwoord dat het beste weergeeft hoe u zich gedurende de afgelopen week heeft gevoeld. Denk niet te lang na. Uw eerste reactie is waarschijnlijk de meest nauwkeurige.

1. Ik voel me gespannen (HADS 1) 1 Bijna altijd

2 Vaak

3 Soms

4 Nooit

2. Ik heb een angstig gevoel alsof er iets vreselijks 1 Zeer zeker

gaat gebeuren (HADS 2) 2 Zeker

3 Een beetje

4 Helemaal niet

3. Ik maak me zorgen (HADS 3) 1 Heel vaak

2 Vaak

3 Niet zo vaak

4 Heel soms

4. Ik kan me ontspannen (HADS 4) 1 Altijd

2 Meestal

3 Af en toe

4 Nooit

5. Ik heb een angstig, gespannen gevoel in mijn buik 1 Nooit

(HADS 5) 2 Soms

3 Vrij vaak

4 Heel vaak

6. Ik voel me onrustig (HADS 6) 1 Inderdaad, zeer

vaak

2 Tamelijk vaak

3 Soms

4 Nooit

7. Ik raak plotseling in paniek (HADS 6) 1 Inderdaad, zeer

vaak

2 Tamelijk vaak

3 Soms

4 Nooit

Page 188: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

8

10. Veerkracht (resilience)

De volgende twee vragen … betreffen de afgelopen maand. Ik ga u twee uitspraken voorlezen,

en u kan dan aangeven in welke mate deze helemaal niet waar, zelden waar, soms waar,

dikwijls waar of bijna altijd waar zijn voor u. We beginnen met de volgende uitspraak:

1. Ik was in staat mij aan te passen aan verandering. (resilience)

1. Helemaal niet waar

2. Zelden waar

3. Soms waar

4. Dikwijls waar

5. Bijna altijd waar

2. Ik had de neiging terug recht te veren na ziekte of tegenslag. (resilience)

1. Helemaal niet waar

2. Zelden waar

3. Soms waar

4. Dikwijls waar

5. Bijna altijd waar

Page 189: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

9

11. Tevredenheid met de interventie Narratieve Zorg

We zijn aan het einde gekomen van de vragenlijsten. In een laatste deel wil ik in zes vragen

peilen naar uw tevredenheid over de interventie Narratieve Zorg. Het gaat nu niet meer om

het beoordelen van korte uitspraken, maar om uw mening en ervaringen in uw eigen

bewoordingen. Probeer kort te antwoorden, dat ga ik zo goed mogelijk noteren, zodat we eruit

kunnen leren.

1. Over het algemeen, hoe blikt u terug op de afgelopen huisbezoeken en het geheel van

Narratieve Zorg? (Noteer het antwoord van de deelnemer zo letterlijk en volledig mogelijk,

belangrijk om te zien wat de deelnemer spontaan noemt)

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

2. Wat is voor u het meest geslaagd aan Narratieve Zorg? (Noteer het antwoord zo

letterlijk en volledig mogelijk. Het kan gaan om inhoudelijke aspecten of de wijze van

aanpak).

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

3. Wat is voor u het minst geslaagd aan Narratieve Zorg? (Noteer het antwoord zo

letterlijk en volledig mogelijk. Het kan gaan om inhoudelijke aspecten of de wijze van

aanpak).

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

4. Op school wordt er al eens gewerkt met een rapportcijfer. Een 9 is supergoed en een 6

kan beter bijvoorbeeld. Welk rapportcijfer zou u geven voor Narratieve Zorg? Geef een

cijfer tussen 1 en 10 ..............................

5. Wat zou u aanraden om Narratieve Zorg nog te verbeteren? (Gebruik bij lange stilte de

volgende triggervragen: Zou u iets wijzigen aan de duur of het aantal huisbezoeken? Zou u

iets veranderen aan de inhoud van de thema’s? Zou u iets veranderen aan de werkwijze? )

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

6. Tot slot, zou u Narratieve Zorg aanraden aan andere mensen?

� nee

� ja → Zo ja, voor wie zou u Narratieve Zorg aanraden?

…………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………

Hartelijk bedankt voor uw antwoorden, u heeft ons flink verder geholpen in het onderzoek dat

bij de Narratieve Zorg hoort.

Page 190: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Logboek

Naam : _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Adres : _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Rijksregisternummer : _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Code : _ _ _

Page 191: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Lijst van afgelopen sessies

Sessie Datum Begintijd

Eindtijd

Inhoud (kort)

1

….u ….min

….u ….min

2

….u ….min

….u ….min

3

….u ….min

….u ….min

4

….u ….min

….u ….min

5

….u ….min

….u ….min

6

….u ….min

….u ….min

7

….u ….min

….u ….min

8

….u ….min

….u ….min

9

….u ….min

….u ….min

10

….u ….min

….u ….min

Page 192: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

3

11

….u ….min

….u ….min

12

….u ….min

….u ….min

13

….u ….min

….u ….min

14

….u ….min

….u ….min

15

….u ….min

….u ….min

16

….u ….min

….u ….min

17

….u ….min

….u ….min

18

….u ….min

….u ….min

19

….u ….min

….u ….min

20

….u ….min

….u ….min

Page 193: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

SCREENING EN NULMETING

Bezoek 1

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview

reden:

Herbezoek gepland op

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 2

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 3

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Page 194: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

5

SCREENING EN NULMETING

Bezoek 4

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 5

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 6

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Page 195: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

TUSSENTIJDSE EVALUATIE (na 6 maanden)

Bezoek 1

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview

reden:

Herbezoek gepland op

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 2

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 3

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Page 196: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

7

TUSSENTIJDSE EVALUATIE (na 6 maanden)

Bezoek 4

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 5

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 6

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Page 197: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

EINDEVALUATIE (na 12 maanden)

Bezoek 1

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview

reden:

Herbezoek gepland op

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 2

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 3

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Page 198: NARRATIEVE ZORG: EEN PILOOTSTUDIE...3 Wetenschappelijke vraagstelling 24 ... 1.1 Overzicht van het verloop van de metingen en de interventie 48 ... eerste stappen op weg naar een competentieprofiel

Code: _ _ _

9

EINDEVALUATIE (na 12 maanden)

Bezoek 4

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 5

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

Bezoek 6

Datum:

/ / Tijdstip:

uur min

O Aanwezig O Interview

O Uitstel interview,

reden:

Herbezoek

/ / Tijdstip:

uur min

O Weigering interview,

reden:

O Afwezig

Opmerkingen:

Herbezoek op later tijdstip

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _

_ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _ _