Nº 43 jaargang 17 najaar 2018 FIETS VERKEER · Folkert Piersma ProRail Jeanette van ’t Zelfde...
Transcript of Nº 43 jaargang 17 najaar 2018 FIETS VERKEER · Folkert Piersma ProRail Jeanette van ’t Zelfde...
Tijdschrift voor fietsbeleid en fietspraktijk
FIETSVERKEERNº 43 jaargang 17 najaar 2018
Vijf experts over de toekomst van het fietspad
Hoe ziet het fietsnetwerk er
over 10 jaar uit?
Dossier deelfiets
De do’s en don’ts voor gemeenten
Reisplanners kunnen nu ook deelfietsen meenemen
Zo doen ze het in
Delft en Rotterdam
Wat helpt bij drukte op fietspaden?
Fietsinfrastructuur geschikt
maken voor meer fietsers.
Fietser profiteert nu nog beperkt van intelligente verkeerslichten
De iVRI’s zijn er nu vooral nog
voor het autoverkeer.
Meer kinderen op de fiets
Projecten in Rotterdam,
Den Haag en Gelderland
brengen kinderen aan het
fietsen.
CROW-Fietsberaad ondersteunt decentrale overheden bij
de uitvoering van het fietsbeleid door:
> nieuwe kennis te ontwikkelen en te verspreiden
> bestaande kennis beter te ontsluiten en
> kennisuitwisseling te organiseren.
Colofon Inhoud
najaar 2018 - nummer 43 > ISSN: 1872-0870 |
| uitgave: CROW-Fietsberaad | verschijning: tweemaal per jaar |
| oplage: 3000 |
redactie en productie > Reith | Hendriks & partners |
vormgeving > Verkeer en Vorm, Hike Helmantel |
fotografie > Ron Hendriks e.a. |
redactieadres > Fietsverkeer / Fietsberaad, Jaarbeursplein 22,
3521 AP Utrecht |
vaste medewerkers > Otto van Boggelen | Karin Broer |
| Ron Hendriks |
Artikelen uit Fietsverkeer mogen zonder toestemming, met
bronvermelding, worden overgenomen.
Fietsverkeer wordt in Nederland kosteloos toegezonden aan iedereen
die betrokken is bij de ontwikkeling, voorbereiding of uitvoering van
fietsverkeersbeleid. U kunt zich opgeven op www.fietsberaad.nl.
Als u buiten Nederland woont kunt u zich aanmelden voor de digitale
versie.
coördinator van het Fietsberaad >
Otto van Boggelen | Fietsberaad, Jaarbeursplein 22, 3521 AP Utrecht |
| telefoon 0318-699893 | website www.fietsberaad.nl |
| e-mail [email protected] |
32 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Tymon de Weger Voorzitter
Bert Zinn Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Jan Albert de Leur Provincie Noord-Holland
Herbert Tiemens Provincie Utrecht
Bram Nieuwstraten Vervoerregio Amsterdam
Kees-Jan Boer Waterschap Rivierenland
Ingrid van Dijk Gemeente Gooise Meren
Peter Bezema Gemeente Helmond
Ton Lubbers Gemeente Assen
Jacqueline Pieters Gemeente Den Haag
Jan-Dirk Steenbruggen Gemeente Deventer
Rob Temme Gemeente Tilburg
Ferry Wahls Gemeente Maastricht
Gerben Siebenga Gemeente Nijmegen
Sjors van Duren Royal HaskoningDHV
Martijn van de Leur Mobycon
Matthijs de Boer MDBS
Kees Miedema NS-Stations
Folkert Piersma ProRail
Jeanette van ’t Zelfde ANWB
Wim Bot Fietsersbond
Rik Oppedijk Veilig Verkeer Nederland
Karin Klein Wolt VeiligheidNL
Dirk Verlinde Windesheim Flevoland
4Nieuws
Fietsers verdeeld over nieuwe
markering snelle fietspad
Laat die rechte stoeprand maar weg
tussen fietsers en voetgangers
Terugkeer van het dockingstation
Ouderen beter af met een fiets
Fietsen door het water of in de
bomen
Winnie Daamen:
Real-time monitoring van fietsers
7
6
5
44Achterkant
8De huidige fietsinfrastructuur in de grote steden kan
de groeiende stroom fietsers nauwelijks aan. Boven-
dien verschijnen er nieuwe voertuigtypen op het
fietspad, zoals de elektrische fiets, de bakfiets en de
speed-pedelec. De afgelopen paar jaar zijn
de nodige onderzoeken en pilots uitge-
voerd door CROW-Fietsberaad en
anderen. Een beknopt overzicht
van de stand van zaken.
Drukte op fietspaden
32 Fietsverkeer 43 najaar 2018
40Er is fors geïnvesteerd in de iVRI, de slimme ver-
keerslichten die communiceren met de weggebrui-
kers. Dat zijn vooral auto’s, want voor de fiets is er
nog niet zo veel. Hoogstens pikt die een graantje
mee van tijdwinst die de iVRI het autoverkeer brengt.
Fietser profiteert nu nog beperkt van intelligente verkeerslichten
14
De toekomst van het fietspad: nieuwe voertuigen moeten passen in de ruimtelijke inrichting
De drukte op fietspaden wordt nu vooral gepa-
reerd met ad-hoc-ingrepen op basis van actu-
ele ontwikkelingen. Maar is het niet tijd voor een
meer fundamentele en toekomstbestendige
visie op het fietspad? We legden de deze vraag
voor aan vijf fietsdeskundigen die vanuit ver-
schillende invalshoeken op zoek zijn antwoor-
den op deze vraag.
34
Lang niet ieder kind heeft een fiets en kan fiet-
sen. En dan gaat het niet alleen om migranten-
gezinnen. Om die kinderen op de fiets te krij-
gen zijn maatregelen op meerdere vlakken
nodig: fietsles en fietsen, maar ook de
verkeers veiligheid rond scholen vraagt aan-
dacht. Onder andere in Rotterdam, Den Haag
en Gelderland lopen projecten.
Meer kinderen op de fiets20
Duidelijkheid rond de deelfiets
Het leek even goed mis te gaan met de deelfiets in
Nederland, maar daar hebben we van geleerd. Een
nieuwe Leidraad zet de
ervaringen om in praktische
handvaten voor gemeenten
die de deelfiets in huis
willen halen. En ook de
aanpak in Delft en
Rotterdam levert nieuwe
kennis op.
Dossier Deelfiets
Nieuws
In Utrecht zijn op vier locaties proeven
gehouden met een afwijkende snel-
fietspadmarkering. Het ging daarbij
onder meer om een doorgetrokken
kantmarkering en een dubbele asmar-
kering met lange onderbroken strepen.
Nabij kruisingsvlakken is dit aangevuld
met een blauwe strook tussen de dub-
bele asmarkering, afhankelijk van de
voorrangssituatie.
De praktijkproef werd begeleid met
gedragsonderzoek en enquêtes naar de
beleving door fietsers.
Die blijken in het algemeen de hoeveel-
heid markering rijkelijk veel te vinden.
De meningen zijn met name verdeeld
over de dubbele middenmarkering en
de blauwe middenkleur nabij kruispun-
ten. Zeker oudere fietsers vinden dat
het er daardoor niet veiliger op gewor-
den is. Jongeren daarentegen zeggen
de nieuwe verkeerssituatie wel veiliger
vinden.
Minder stress
Gemiddeld laten de enquêteresultaten
toch een licht positief effect zien op de
subjectieve veiligheid. Ook ervaren fiet-
sers minder stress, hebben ze minder
vaak zorgen over een botsing, hoeven
ze minder vaak uit te wijken voor tege-
moetkomende fietsers en wat er enigs-
zins uitspringt is dat er meer duidelijk-
heid ontstaat over voorrang op
kruispunten. Automobilisten blijken ook
hun snelheid in te houden voordat zij
het fietspad oversteken.
Het zicht op het wegverloop van het
fietspad is overdag en in het donker
sterk verbeterd, zo vinden fietsers. Ze
zijn dan ook goed te spreken over de
reflecterende en voelbare kantmarke-
ring.
De dubbele middenlijnen lijken een
onverwacht effect te hebben. Groepen
scholieren - die vaak met drie naast
elkaar fietsen - zouden minder uitwaai-
eren doordat de ‘derde fietser’ tussen
de middenlijnen blijft fietsen.
De onderzoekers bevelen aan de dub-
bele lijnen te handhaven in het concept,
maar misschien wat smaller uit te voe-
ren. Ook zou de blauwe middenstreep
minder breed kunnen. Het wordt
nadrukkelijk niet aanbevolen om de
blauwe kleur te vervangen door (bij-
voorbeeld) de kleur groen omdat kleu-
renblinden daarmee problemen heb-
ben.
Fietsers verdeeld over nieuwe markering snelle fietspadHet experiment met een aangepaste markering voor
snelfietsroutes rond Utrecht heeft verdeelde resultaten
opgeleverd. De blauwe middenmarkering scoort matig,
de ribbel-kantmarkering scoort beter.
54 Fietsverkeer 43 najaar 2018
De blauwe middenmarkering spreekt niet alle fietsers aan,
maar lijkt wel automobilisten opmerkzamer te maken bij
het oversteken van een fietspad.
Een schuine stoeprand of
helemaal geen stoeprand
houdt fietsers en voetgangers
net zo goed uit elkaar als een
rechte stoeprand. Dat blijkt uit
een onderzoek van Univer-
siteit Utrecht, de TU Delft en
Rijkswaterstaat.
Aanleiding voor het onderzoek is dat de
rechte stoeprand als scheiding met een
voetpad een fietser weinig kans geeft
als hij plotseling moet uitwijken of een
beetje te veel slingert. Een schuine
stoeprand of een ‘verzonken stoeprand’
- bijvoorbeeld een ingestraat rijtje ste-
nen als scheidslijn - kent dat probleem
niet of minder.
In Amsterdam bekeken de onderzoe-
kers op 12 verschillende locaties de
gedragingen van ruim 14.502 fietsers en
3.578 voetgangers. Elke keer als één van
de twee op het terrein van de ander
kwam, werd dit geregistreerd. Ook werd
opgetekend wat de aanleiding was voor
dat gedrag. Daarnaast keek men nog
hoe het er in bochten en op kruispun-
ten aan toe ging en ter vergelijking nam
men ook wat steekproeven in andere
steden. De conclusie? Het komt zelden
voor dat een fietser het voetpad oprijdt,
ongeacht de uitvoering van de stoep-
rand. En als dit al gebeurt, leidt dat ner-
gens tot conflicten.
Wie dus fietsers en voetgangers wil
scheiden doet er het beste aan te kie-
zen voor een schuine of een verzonken
stoeprand.
Laat die rechte stoeprand maar weg tussen fietsers en voetgangers
Wel bevelen de onderzoekers aan om
de schuine stoeprand nader te onder-
zoeken, want het is eigenlijk niet
bekend wat er precies gebeurt als een
fietsers daar per ongeluk tegenaan rijdt.
Wellicht zijn ze wat minder zichtbaar,
want de hoogte en de schaduwwerking
is anders dan bij een rechte stoeprand.
Freefloating deelfietsen lijken inmiddels de norm. Maar luk-
raak weggezette fietsen leiden tot veel weerstand. Een Franse
startup ontwikkelde een nieuw dockingstation dat fietsen
ordent zonder een groot ruimtebeslag.
Het dockingstation van het deelfietsconcept Zoov werkt het-
zelfde als bij de winkelwagentjes. Er is alleen een enkel rek
voor de eerste fiets nodig, de volgende fiets wordt daaraan
bevestigd. Op die manier kunnen 20 fietsen worden vastge-
zet in een enkele standaard. En zo’n standaard kan eenvoudig
overal worden neergezet zonder ingrijpende verbouwing van
de omgeving.
Voor de rest werken de e-fietsen zoals we van de floating
deelfietsen kennen, met een app en een bluetoothverbinding
om de fiets van het slot te halen, dat wil zeggen de blokkade
van de motor te ontgrendelen. De fietsen zijn van een betere
kwaliteit dan veel Chinese deelfietsen hebben laten zien. Een
flexibele elektromotor maakt het gebruik van versnellingen
onnodig. De fiets is verder voorzien van de nodige sensoren
om tijdig onderhoud mogelijk te maken.
De makers zien vooral toekomst voor het concept in drukke
gebieden, zoals rond treinstations en op toeristische locaties.
In rustigere gebieden, waar een geparkeerde fiets niemand in
de weg staat, is parkeren buiten het dockingstation mogelijk.
In november zijn de eerste testen met het systeem begonnen
op het Saclay Plateau, de Franse ‘Silicon Valley’, 20 km bene-
den Parijs.
Meer over deelfietsen op pagina 20.
Terugkeer van het dockingstation
54 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Een ander kleurtje is eigenlijk al voldoende om
fietsers en voetgangers veilig te scheiden.
De deelfietsen van het Franse Zoov worden
net als winkelwagentjes aan elkaar gehaakt en
nemen zo minder ruimte in beslag.
Nieuws
Natuurlijk baren de cijfers over het aan-
tal slachtoffers onder oudere fietsers
zorgen. Bijna driekwart van de fietsdo-
den (73%) en bijna de helft (46%) van de
door het ziekenhuis geregistreerde ern-
stig verkeersgewonde fietsers is 60 jaar
of ouder. Daar staat tegenover dat fiet-
sen de algehele gezondheid bevordert.
En dat geldt zeker ook voor ouderen, zo
blijkt uit onderzoek. Want bewegen ver-
laagt het risico op chronische ziekten
als diabetes, hart- en vaatziekten en
depressieve symptomen en, bij oude-
ren, botbreuken.
Ouderen beter af met een fiets
In een advies van de Gezondheidsraad
(2017) wordt dat nog eens onderschre-
ven. In dat advies bevestigt de Raad de
bestaande Bewegingsrichtlijn die stelt
dat volwassenen minstens vijf dagen
per week minstens een half uur per dag
matig intensief moeten bewegen. Als
voorbeelden noemt men stevig doorlo-
pen of fietsen. De beweegnorm voor
55-plussers is hetzelfde, maar zij
mogen lichamelijke activiteit als wan-
delen en fietsen iets rustiger aan doen.
Nieuw is de aanbeveling om minstens
tweemaal per week spier- en botver-
sterkende activiteiten te ondernemen,
voor ouderen gecombineerd met
balansoefeningen. Dat vermindert
onder meer de kans op (heup)fracturen.
Als voorbeeld noemt de Raad kracht-
trainingsoefeningen met eigen
lichaamsgewicht en duuractiviteiten als
fietsen.
De Gezondheidsraad stelt verder dat de
kans op een blijvende verandering in
beweeggedrag groter wordt door -
naast sporten - bewegen te integreren
in het dagelijkse leven en ook daar leent
de fiets zich goed voor.
Vallen
Een ander onderzoek - van Mirjam
Pijnappels, hoogleraar mobiliteit bij ver-
oudering, afdeling bewegingsweten-
schappen aan de VU - benadrukt dat
fietsen ook een positieve invloed heeft
op risicofactoren die te maken hebben
met vallen, waaronder een verminderd
evenwicht, spierzwakte en gebrek aan
zelfvertrouwen als het gaat om het
handhaven van het evenwicht.
Voor haar onderzoek rekruteerde Pijn-
appels 107 thuiswonende deelnemers
van 65 jaar en ouder. De deelnemers
vulden vragenlijsten in over het fietsge-
drag en het eigen vertrouwen in het
balans houden. Ook deden ze vijf aan
vallen gerelateerde fysieke testen, waar-
onder een balanstest en testen met
betrekking tot kracht, lopen en uithou-
dingsvermogen.
Gemiddeld vertoonden de fietsers sig-
nificant betere scores in alle fysieke
taken en ook op het gebied van ver-
trouwen in eigen kunnen scoorden ze
beter. De scores varieerden van 10%
beter in het uitvoeren van een korte
looptest tot een verschil van 141% in de
tijd dat men op één been wist de balan-
ceren. Het type fiets en de mate van
fietsgebruik blijkt daar ook op van
invloed te zijn.
Fietsen helpt ouderen aan een beter
evenwichtsgevoel en verkleint de kans
op valpartijen buiten het fietsen.
Met regelmaat van de klok
duiken berichten op als zouden
ouderen op de (elektrische)
fiets een gevaar vormen, voor
zichzelf en voor anderen. Maar
steeds duidelijker wordt dat
fietsen juist voor ouderen van
levensbelang is.
76 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Na het fietsknooppunt
komt het Vlaamse Limburg
met nieuwe innovatieve
fietstoeristentrekkers.
©Toerisme Limburg
76 Fietsverkeer 43 najaar 2018
In het Belgische Bokrijk kun je letterlijk dwars
door het water fietsen. En sinds kort fiets je in
Hechtel-Eksel door de bomen.
Het fietspad dat enkele jaren geleden werd aangelegd is 212
meter lang en 3 meter breed. Het water bevindt zich aan
weerszijden op ooghoogte. Het fietspad viel al een aantal
keren in de prijzen, met als recent hoogtepunt de vermelding
van het pad in de top 100 World’s Greatest Places van Time
Magazine.
Het Vlaamse Limburg introduceerde ooit als eerste een net-
werk van fietsknooppunten. De volgende stap is een ‘bele-
vingslaag’ te leggen bovenop het bestaande netwerk, aldus
Toerisme Limburg.
‘Fietsen door het Water is hiervan een eerste realisatie. En
met al bijna een half miljoen fietsers sinds de opening,
mogen we spreken van een succes. De fietsbeleving zorgt
niet alleen voor een kwaliteitsinjectie op de locatie zelf, maar
geeft een impuls aan de hele regio. Binnen een straal van 30
km worden maar liefst 20 procent meer fietsers geteld.
Daarom zullen we op verschillende locaties in Limburg meer
fietsbelevingen ontwikkelen’, zegt de voorzitter van Toerisme
Limburg Igor Philtjens.
Bijvoorbeeld ‘Fietsen door de bomen’. Een iconische fiets-
brug die je laat fietsen tussen de kruinen van de bomen aan
het Pijnven in Hechtel-Eksel. De brug, een dubbele cirkel met
een doorsnede van 100 meter, stijgt geleidelijk (3-4%) tot 10
meter hoogte over 700 meter.
Fietsen door het water of in de bomen
Ron Hendriks
Het fietsgebruik neemt de laatste jaren toe. Sinds 2005
gemiddeld met bijna 11 procent. Vooral in grote steden zoals
Amsterdam, Utrecht en Nijmegen is dat duidelijk te merken.
Ook verschijnen nieuwe voertuigtypen op het fietspad. De elektrische fiets is zo’n
nieuwkomer, maar ook de bakfiets rukt op en de speed-pedelec deed zijn intrede.
Andere elektrische voertuigen zitten er aan te komen.
Er wordt al gesproken over files op het fietspad en het gevaar dreigt dat dit voor
fietsers reden kan worden om de fiets dan maar te laten staan. Temeer daar ook het
aantal ongevallen toeneemt.
De afgelopen drie jaar zijn de nodige onderzoeken en pilots uitgevoerd door
CROW-Fietsberaad en door anderen die een relatie hebben met
deze problematiek. Een overzicht van de actuele stand van
zaken.
Nieuwste kennis over:
Drukte op fietspaden
Kennisbank of QR-Code
De rapporten e.d. waar naar wordt verwezen in dit
artikel zijn te vinden in de Kennisbank van CROW-
Fietsberaad: www.fietsberaad.nl/kennisbank
Of door het scannen van de QR-codes.
98 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Wie gebruiken het fietspad? Op fietspaden in grote steden is het op specifieke
locaties en tijdstippen overduidelijk te druk voor de
breedte van het fietspad. En de variëteit aan gebrui-
kers van het fietspad is groot, zo blijkt ook uit een
onderzoek dat de SWOV (2016) verrichtte in Den
Haag en Amsterdam. Camera’s, geplaatst op drukke
fietspaden, registreerden een paar weken lang soor-
ten, aantallen en snelheden van fietsers. Naast de
standaardfietsen komen onder meer fietsen met een
krat voorop, bakfietsen en snorfietsen voorbij. De
snorfiets maakt inmiddels met ca. 6% een substanti-
eel deel uit van de gebruikers van het fietspad en
draagt daarmee bij aan de drukte. Maar het meeste
zien we nog altijd de standaardfiets met een aandeel
van meer dan 90%.
Hoe breed moet het fietspad zijn?Bij vrijliggende tweerichtingsfietspaden komt het
begrip ‘druk’ aan de orde op het moment dat fiet-
sers elkaar gaan passeren en/of andere fietsers
tegenkomen. In een onderzoek van CROW-Fietsbe-
raad (2017) is onderzocht wat het verband is tussen
fietspadbreedte, gebruik en waardering van de fiet-
sers. Daartoe is het oordeel van fietsers over hun rit
gekoppeld aan de intensiteiten en de breedte van
het fietspad. De daaruit voortkomende grafiek laat
zien hoe breed het fietspad moet zijn om een
bepaald kwaliteitsniveau voor fietsers te bereiken.
De resultaten van een onderzoek naar de breedte
van eenrichtingspaden komen binnenkort beschik-
baar.
Hoe druk is druk?Tot nu toe wordt drukte op het fietspad meestal
bepaald aan de hand van tellingen. En vervolgens
bepaalt de fietsintensiteit in principe de breedte van
het fietspad. Maar uit een onderzoek dat werd uitge-
voerd voor CROW-Fietsberaad door Goudappel Cof-
feng (2017) blijkt dat ook de interactie tussen fiets-
padgebruikers in belangrijke mate bijdraagt aan
druktebeleving van de fietser. Uit de enquête blijkt
dat een kwart van alle fietsers het druk tot zeer druk
vindt op de fietspaden in Nederland. Bijna 1 op de 10
fietsers heeft er problemen mee. Ongeveer de helft
van de fietsers die drukte ervaren kiest soms of vaak
voor een andere route om de drukte op het fietspad
te vermijden. Eveneens de helft kiest soms of vaak
voor een ander vertrektijdstip. En één op de drie fiet-
sers laat de fiets wel eens staan om te kiezen voor
een ander vervoermiddel vanwege de drukte.
Veiligheid op drukke fietspadenDrukke tweerichtingsfietspaden brengen risico’s met
zich mee, vooral bij kruisingen. Een automobilist
moet dan op fietsers van twee kanten bedacht zijn.
Een notitie van CROW-Fietsberaad (2017) schetst een
aantal mogelijk maatregelen voor dergelijke situaties,
zoals extra opvallende borden en duidelijke marke-
ring. De bekendste en meest effectieve maatregel is
het aanbrengen van een adequate snelheidsremmer.
FietsstratenDe fietsstraat kan een oplossing bieden in situaties
waar ruimte ontbreekt voor een apart fietspad of een
fietsstrook niet voldoet, maar waar toch veel fietsers
langskomen. De belangrijkste vraag bij de fietsstraten
is hoe de rijbaanbreedte en de intensiteiten van auto-
en fietsverkeer elkaar beïnvloeden. Daartoe zijn in
een onderzoek van CROW-Fietsberaad (2018) op
acht fietsstraten video-opnamen gemaakt en geana-
lyseerd. Daar kwam uit dat het rapportcijfer dat de
fietser geeft voor de voorziening een relatie heeft
met de auto-intensiteit in combinatie met de rijbaan-
breedte en de fietsintensiteit. Een en ander is uitge-
werkt in een speciale tool die op de website van
CROW-Fietsberaad te vinden is en waarmee het suc-
ces van een fietsstraat is te voorspellen.
98 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Kleine maatregelenSoms blijkt dat met kleine infrastructurele aanpassin-
gen de doorstroming van fietsers flink is te verbete-
ren. Amsterdam heeft daarin het voortouw genomen
met verschillende aanpassingen op en nabij kruis-
punten. Een maatregel die het goed doet is het
‘trechteren’ van fietsers op tweerichtingenpaden bij
oversteken. Om zoveel mogelijk fietsers in één keer
door groen te helpen, wordt de fietsstrook ter
plaatse van het fietsverkeerslicht fors verbreed.
Direct na het verkeerslicht gaat de strook geleidelijk
versmallen tot aan de overkant. De maatregel werd
bekend onder de naam ‘friteszak’. Een dergelijk
resultaat bereikt men soms ook door zebra’s wat te
versmallen waardoor meer ruimte ontstaat voor de
fietsoversteek.
Veilig overstekenOntvlechting van het hoofdfietsnetwerk van het net-
werk langs gebiedsontsluitingswegen zal de druk op
dat netwerk verminderen. Maar altijd komt er een
punt waar zo’n rustige route een gebiedsontslui-
tingsweg kruist. Zo’n fietsroute kan in de voorrang
over de weg worden geleid, of uit de voorrang. De
eerste optie is op dit moment onderwerp van studie,
voor de tweede optie deed Goudappel Coffeng in
opdracht van CROW-Fietsberaad een verkennend
onderzoek op 15 locaties naar de factoren die de
veiligheid op kruisingen met fietsers uit de voorrang
positief beïnvloeden (2018). Dat resulteerde in een
aantal voorlopige aanbevelingen, met als belangrijk-
ste toepassing van een goede middengeleider. Ver-
der helpt het om de snelheid op de gebiedsontslui-
tingsweg te verlagen, bijvoorbeeld met behulp van
drempels of in bepaalde situaties door toepassing
van zebra’s.
Vergevingsgezinde fietspadenZeker als de ruimte beperkt is en het aantal fietsers
aanzienlijk, moet men er rekening mee houden dat
fietsers gedwongen worden dicht langs de rand te
rijden. Vergevingsgezinde bermen zorgen voor een
grotere effectieve breedte aangezien men dan min-
der geneigd is veel afstand te houden tot de berm.
In een CROW-Fietsberaad rapport (2018) is een aan-
tal ontwerpprincipes geformuleerd die dit onder-
steunen. Vooral op relatief smalle tweerichtingsfiets-
paden, waar tegenliggers elkaar moeten passeren, is
kantmarkering wenselijk, liefst met voelbaar reliëf.
Fietsers blijken dit te appreciëren, blijkens de resulta-
ten van een pilot met markeringen op snelle fietswe-
gen rond Utrecht (2018). Meer in het algemeen is een
ontwerpprincipe om randen en bermen vergevings-
gezind te maken: laag en schuin of liever nog zonder
hoogteverschil en met alleen een visuele scheiding.
1110 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Meer fietsers door groenVerkeerslichten vormen vaak een bottleneck in een
fietsnetwerk. DTV Consultants deed in opdracht van
CROW-Fietsberaad onderzoek naar mogelijkheden
om de fietsverkeersregeling te finetunen op basis van
de opstelcapaciteit voor een verkeerslicht én de afrij-
capaciteit als het verkeerslicht op groen springt
(2017). Voor het onderzoek werd het gedrag van fiet-
sers op enkele drukke met verkeerslichten geregelde
kruispunten in beeld gebracht. Men bekeek onder
meer hoeveel fietsers zich steeds voor een rood
fietslicht verzamelen en hoe snel die weer vertrek-
ken. Als je dat weet, kun je uitrekenen hoeveel ruimte
je nodig hebt bij een gegeven intensiteit en een
gegeven groentijd. CROW-Fietsberaad ontwikkelde
een handige tool om het optimum te berekenen tus-
sen opstelruimte en groentijden.
WielrennersWielrenners vormen een speciale groep in het ver-
haal over drukte op fietspaden. Door hun snelheid en
doordat ze vaak in groepen rijden op recreatieve
routes raken ze nogal eens in conflict met langza-
mere, recreatieve en/of oudere fietsers.
Scheiden van wielrenners en andere recreatieve fiet-
sers is niet eenvoudig. Beide groepen hebben een
voorkeur voor autoluwe fietsroutes door de natuur,
en fietsen liefst in het weekend.
De Nederlandse Toerfiets Unie (NTFU) probeert via
campagnes wielrenners tot aangepast gedrag te
bewegen. Verder is in het najaar van 2017 de ‘Alliantie
Samen Fietsen’ tot stand gekomen (met onder
andere ANWB, Fietsersbond, NTFU) met als doel
gevaarlijke situaties op de fietspaden zoveel mogelijk
te voorkomen.
Een andere optie is om wielrenners en andere recre-
atieve fietsers te scheiden. België kent de regel dat
groepen van minimaal 15 wielrenners de keus heb-
ben tussen fietspad of rijbaan.
Sneller groenFietsers en zeker groepen fietsers laten zich lastiger
detecteren bij verkeerslichten dan auto’s. Een warm-
tesensor kan aan de hand van lichaamswarmte
meten hoeveel fietsers bij het rode licht staan te
wachten. Zijn dat er veel, dan kan het verkeerslicht
langer en vaker op groen. Onder meer in Rotterdam
en ’s-Hertogenbosch heeft men daar inmiddels
goede ervaringen mee opgedaan.
Ook de smartphone kan als fietsdetector fungeren.
Dat gebeurt bijvoorbeeld al in ‘s-Hertogenbosch,
Tilburg en Enschede. Het idee is dat de fietser een
app installeert op zijn smartphone. Zo wordt gecon-
troleerd of de fietser een virtueel ‘triggerpoint’ pas-
seert. Is dat het geval, dan zendt de telefoon een sig-
naal naar de verkeersregelaar. Die zet vervolgens het
licht als het even kan op groen voor de fietser of ver-
lengt de groentijd.
1110 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Alternatieve routesFietsers willen best een stukje omrijden om grote
drukte te vermijden, zeker als de alternatieve route
aantrekkelijker is. In Groningen heeft men daar
inmiddels de nodige kennis over opgedaan met twee
alternatieve fietsroutes van en naar Zernike Campus.
Middels een aantal campagnes heeft men het gedrag
van fietsers zodanig weten te beïnvloeden dat zij
alternatieve routes – de Slimme Routes – meer zijn
gaan gebruiken om zo drukke en onveilige routes te
ontlasten. Ook Utrecht creëert alternatieve routes,
bijvoorbeeld om de binnenstad te ontlasten en de
druk op de route richting Uithof, waar veel studenten
fietsen, te beperken. Als proef zijn teksten op het
wegdek aangebracht, zoals ‘Kies jij voor de snelste
route richting centrum?’ en ‘Ik ben liever rijk’ of ‘Ik
ben liever gezond’. De eerste resultaten laten zien dat
met dergelijke nudging-campagnes de routekeuze
tot op zekere hoogte is te beïnvloeden.
1312 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Speed-pedelecDe speed-pedelec is een betrekkelijk nieuwe ver-
schijning op het fietspad en op de rijbaan en pas
sinds kort onderwerp van verschillende studies. Vol-
gens een onderzoek in Gelderland laat 60% van de
huidige gebruikers de auto staan voor de speed-
pedelec, reden om de speed-pedelec serieus te
nemen.
Speed-pedelecs rijden binnen de bebouwde kom
vaak langzamer dan de toegestane 45 km/uur, zo
stelt de provincie. In een aantal gevallen heeft de
provincie Gelderland daarom de regels aangepast
voor de positie van de speed-pedelec op de weg.
Het effect van de maatregel is onderzocht door
bureau Keypoint. De eerste ervaringen leren dat
speed-pedelecrijders een voorkeur hebben voor het
fietspad. Eerder onderzoek van de SWOV (2017)
leidde tot eenzelfde conclusie. Verder blijkt er een
grote variatie te zijn in kruissnelheden (27-40 km/
uur). En de snelle fietsers zijn maar beperkt bekend
met de (maximum)snelheidsregels.
CROW-Fietsberaad werkt op dit moment aan een
verkenning naar mogelijke scenario’s voor de plek op
de weg van de speed-pedelec (2018). Op basis van
bestaande literatuur en expert judgement is gekeken
wat de voor- en nadelen kunnen zijn van de diverse
oplossingsrichtingen, zoals het handhaven van de
huidige situatie waarbij de speed-pedelec de brom-
fietsregels moet volgen, of het bieden van keuzevrij-
heid voor hetzij de speed-pedelecrijder hetzij de
wegbeheerder.
Van de huidige situatie is dus bekend dat de speed-
pedelecrijder niet onverdeeld gelukkig is met de plek
op de rijbaan. Als hij/zij zelf zijn plek op de weg zou
mogen bepalen, zal dat probleem minder spelen.
Maar vraag is of zo’n maatregel de begrijpelijkheid
ten goede zou komen en de juridische consequen-
ties zijn waarschijnlijk groot. In het scenario waar de
wegbeheerder de plek op de weg aanwijst waar de
speed-pedelec verplicht moet rijden, zoals bij de
Gelderse pilot, kan dat ook problemen opleveren
met de begrijpelijkheid.
Naast het bepalen van de plek op de weg middels
een scenario, is het denkbaar om aanvullende infra-
structurele en gedragsmaatregelen te treffen, zoals
- bij speed-pedelecs op de rijbaan - het verminderen
van het aantal motorvoertuigen op de rijbaan en het
verlagen van de snelheid van het gemotoriseerd ver-
keer. Of bij speed-pedelecs op het fietspad aan het
verbreden van de fietsvoorzieningen en het instellen
van een maximumsnelheid.
De maatregel vraagt een verkeersbesluit. De
gemeente moet dat besluit goed motiveren en aanto-
nen dat het bijdraagt aan de veiligheid van de fietsers
en aan de doorstroming op het betreffende fietspad.
Daarnaast moet de veiligheid van de snorfietsers
behouden blijven. Dat kan eventueel door het instellen
van een maximumsnelheid van 30 km/uur voor de
rijbaan.
Snorfiets naar de rijbaanDe snorfiets leidt vooral in de grotere gemeente tot
problemen op het fietspad. Ze zijn breder dan een
fiets en rijden harder. Vanaf 1 juli 2019 is het voor alle
gemeenten mogelijk om snorfietsers van drukke fiets-
paden naar de rijbaan te verplaatsen. Amsterdam wil
dat zo snel mogelijk invoeren binnen de ring A10. Uit
onderzoek over de afgelopen 5 jaar is gebleken dat
daar circa 80% van de snorfietsers te hard rijdt. Ook
Utrecht overweegt de snorfiets naar de rijbaan te ver-
plaatsen op bepaalde trajecten.
Fietspad van de toekomstEr is de afgelopen jaren dus al veel in gang gezet om
de groei van het fietsverkeer zoveel mogelijk te kun-
nen faciliteren. Met name over vrijliggende fietspa-
den is nieuwe kennis uit onderzoek naar voren geko-
men. Daarmee wordt het mogelijk ontwerprichtlijnen
en -aanbevelingen voor fietspaden te actualiseren.
Dat zal het komende jaar zijn beslag krijgen.
Belangrijk onderdeel van de geactualiseerde richtlij-
nen zal zijn hoe de benodigde breedte van (toekom-
stige) fietspaden is te bepalen. De door CROW-Fiets-
beraad ontwikkelde ‘ontmoetingsvoorspeller’ heeft
hier al een belangrijke eerste aanzet toe gegeven.
Obstakels, zoals tunnelwanden, watergangen of
schuttingen en gevaarlijke bermen, kunnen effect
hebben op de effectiviteit van de breedte van het
fietspad. Ook markering is van belang, voor de veilig-
heid en de herkenbaarheid van het type fietspad.
1312 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Platform Veilig Fietsen
'Minder fietsslachtoffers' is één van de doelen
van de Tour de Force. Daartoe is onlangs
het online Platform Veilig Fietsen in gebruik
genomen. Men vindt daar relevante projecten,
beleidsdocumenten, verslagen, praktijkvoor-
beelden en onderzoeksrapporten.
www.fietsberaad.nl/platform-veilig-fietsen
1514 Fietsverkeer 43 najaar 2018
De toekomst van het fietspad
Nieuwe voertuigen moeten passen in de ruimtelijke inrichting Ron Hendriks
Fietspaden in de grote steden raken overvol. Daar is iedereen het
over eens. Maar het arsenaal aan mogelijke maatregelen kent
grenzen. Snorfietsen en speed-pedelecs naar de rijbaan, alterna-
tieve routes instellen, verkeersregelingen aanpassen. Het gaat tot
nu toe vooral om ad-hoc-ingrepen op basis van actuele ontwik-
kelingen. Maar is het niet tijd voor een meer fundamentele en
toekomstbestendige visie op het fietspad? We legden de deze
vraag voor aan vijf fietsdeskundigen die vanuit verschillende
invalshoeken op zoek zijn naar antwoorden op deze vraag.
Otto van Boggelen is programmamana-
ger van CROW-Fietsberaad, dat zich voor een
belangrijk deel richt op de infrastructuur voor
de rijdende en stilstaande fiets. Binnen de
Tour de Force is hij de wegkapitein die zich
richt op de doelstelling ‘Ruimte in de stad’.
Saskia Kluit werkt 9 jaar bij de Fietsersbond.
Sinds 2015 is ze directeur van deze belange-
norganisatie. De Fietsersbond werkt op dit ogenblik
in overleg met de leden aan een visie met betrek-
king tot de toekomst van het fietsen in Nederland.
1514 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Rogier Kuin is manager Public Affairs bij
de BOVAG. Een paar jaar geleden ontwik-
kelde de belangenorganisatie een visie op
het stadsfietspad. Centraal staat voor BOVAG
dat het stadsfietspad een plaats moet zijn
waar consumenten zorgeloos kunnen genie-
ten van mobiliteit op maat.
Jan Ploeger werkt aan het strategisch
beleid van de provincie Zuid-Holland en
houdt zich onder meer bezig met de relatie
openbaar vervoer en fiets. Hij was voorzitter
van de commissie die de huidige fietspad-
richtlijnen heeft gemaakt voor CROW.
Bart Egeter is zelfstandig consultant. Hij
werkt samen met ANWB, Mobycon, prof. Ben
Immers en bureau Awareness aan het door de
ANWB geïnitieerde project ‘Verkeer in de stad’.
Aanleiding voor het project vormde de drukte
op fietspaden en de komst van nieuwe vervoer-
middelen.
De gebeurtenissen rond de speed-pedelec en de snorfiets
en soortgelijke voertuigen hebben de discussie rond de toe-
komst van het fietspad fors aangewakkerd. Welke rol moet
het fietspad vervullen, welk ontwerp hoort daarbij, en hoe
moet je dat in de wet- en regelgeving verankeren?
In ieder geval niet zoals het nu gaat, constateert Jan Ploeger,
medeopsteller van de huidige fietspadrichtlijnen. ‘Wat de
RDW niet weet en toch wil toestaan, moet maar naar het
fietspad’, zo vat hij de huidige praktijk samen. En dat leidt bij-
voorbeeld voor de speed-pedelec nu al tot ongewenste toe-
standen, merkt Otto van Boggelen van CROW-Fietsberaad:
‘Steeds vaker hoor je dat mensen maar het plaatje van hun
speed-pedelec afschroeven, omdat men het niet veilig vindt
tussen de auto’s te rijden.’
Ook Saskia Kluit maakt zich zorgen over de speed-pedelec,
waar de leden van de Fietsersbond verschillend tegenaan
kijken. Is het een welkom alternatief voor de auto voor de
lange-afstandforens of een agressief voertuig dat de gewone
fietser van het fietspad rijdt? Maar, zo stelt de directeur van
de Fietsersbond, we focussen ons wel heel erg op de issues
1716 Fietsverkeer 43 najaar 2018
die voor de nieuwe voertuigen boven komen drijven. ‘We
moeten beseffen dat het fietspad een belangrijke functie
heeft voor de mobiliteit voor een bredere groep mensen dan
alleen fietsers: voor kinderen, ouderen, gehandicapten en
mensen met een scootmobiel is het vaak de enige plek op
straat waar ze veilig kunnen bewegen. Daar gaat het in de
discussies veel te weinig over. In het stationsgebied in
Utrecht zie je steeds minder oudere mensen en kinderen
fietsen. Die kiezen andere routes. Zo kun je zien wat er
gebeurt als fietspaden steeds drukker worden. We geven
deze unieke openbare ruimte, die we voor kwetsbare men-
sen hebben gemaakt, veel te makkelijk weg voor een kleine
groep mensen onder het mom: dat is de toekomst. De Fiet-
sersbond vindt dat alle belangen moeten meewegen.
Ploeger beaamt dat er veel verkeerde keuzes worden
gemaakt. ‘Bij de keuze voor voertuigcategorieën gaat het
altijd over de mensen die het voertuig willen verkopen. De
mensen die hem gebruiken en de maatschappelijke bezwa-
ren komen niet aan de orde.’
Drie routenetwerken
Van de issues naar de oplossingen. Waar te beginnen? Saskia
Kluit ziet mogelijkheden door routenetwerken anders in te
delen. ‘Het huidige hoofdnet-fiets moet zo blijven en naar de
CROW-normen worden gebracht. Het tweede netwerk - dat
erbij zou moeten komen - is het niveau daaronder, alleen
voor kwetsbare mensen, voor ouderen, kinderen, ontworpen
voor plezier en ontspanning. Een derde netwerk is gericht op
Otto van Boggelen: ‘Voor autoverkeer kun je precies uitrekenen wat de capaciteit van een kruispunt is, maar voor fietsers is niet bekend wat grote fietsstromen aan eisen stellen.’
Jan Ploeger: ‘We hebben ooit de keuze gemaakt voor de snorfiets, omdat we fietspaden hebben.’
1716 Fietsverkeer 43 najaar 2018
snelle en zware voertuigen, die qua massa en snelheid nog
niet thuishoren op de 50 km-autoweg, zoals de cargobike.
Dan gaat het echt om een transitie: van 50 km/u wegen naar
30 km/u wegen of veel bredere fietspaden bijvoorbeeld’.
Bart Egeter kan zich daar tot op zeker hoogte in vinden. Via
een andere route komt ‘Verkeer in de stad’ wellicht tot een
soortgelijk resultaat. ‘Wij hebben voertuigen primair onder-
scheiden op basis van massa en gekoppeld aan domeinen
waar zo’n voertuig dan de baas is. Zo hebben we vijf domei-
nen onderscheiden. Dat wil niet zeggen dat er vijf nieuwe
wegsoorten moeten komen. Maar je moet goed kijken welke
voertuigen je apart houdt en welke je mengt. De vraag is dan
niet óf de cargobike op het fietspad moet, maar als de car-
gobike op het fietspad moet, hoe pas je dan de infrastructuur
aan.’
Otto van Boggelen pleit voor een meer pragmatische aan-
pak, mede omdat de geschiedenis leert dat een wat andere
categorie-indeling vroeg of laat geen oplossing biedt. ‘De
snorfiets begon ooit met de Spartamet. En dat werd de snor-
scooter. Hetzelfde geldt voor de elektrische fiets. Ook sym-
pathiek, maar Marktplaats staat vol met opvoersetjes. En bin-
nen de kortste keren groeit zoiets ook uit tot een snorfiets. In
de discussie rond de speed-pedelec hebben we onlangs een
lans gebroken voor een andere manier van regelgeving. Kijk
niet naar wat voor voertuig is het is, maar ga voor een maxi-
mumsnelheid op het fietspad. Waarbij je wel grenzen moet
stellen aan massa en omvang van zo’n voertuig. De toekomst
zou kunnen zijn dat er fietspaden bestaan met een maxi-
mumsnelheid van 20 of 25 km/uur en fietspaden - bijvoor-
beeld buiten de bebouwde kom - met 40 km/uur als maxi-
mum. Een speed-pedelecrijder of een racefietser kan dan
Saskia Kluit: ’Als je die nieuwe vervoer middelen wilt accommoderen, moet je als overheid investeren in je fietsnetwerk.’
1918 Fietsverkeer 43 najaar 2018
zelf kiezen tussen het fietspad of de rijbaan, als hij zijn snel-
heid maar aanpast. En daar controleer je dan op. En dat geeft
je ook meer mogelijkheden op netwerkniveau te sturen.’
Op het bezwaar van Saskia Kluit dat die handhaving proble-
men zal opleveren, werpt Van Boggelen tegen dat juist de
elektrische fiets extra mogelijkheden daartoe biedt. ‘Je kunt
bijvoorbeeld denken aan geofencing waarmee de snelheid
automatisch wordt begrensd waar dat nodig is. Of als dat te
ver voert aan een ‘zwart doosje’ dat gegevens over de snel-
heid opslaat en die je zo nodig als de aansprakelijkheid bij
een ongeval in het geding is kunt uitlezen.’ Rogier Kuin van
de BOVAG beaamt dat dergelijke technische mogelijkheden
in het verschiet liggen. ‘Maar maak je geen illusies dat zoiets
snel te realiseren is. Je bent zeer afhankelijk van hoe snel dat
bijvoorbeeld in Europese richtlijnen is doorgevoerd.’
Naar de rijbaan
Als je dan besluit om voertuigen van het fietspad te weren,
vraagt de menging met autoverkeer veel meer aandacht,
daar is iedereen het wel over eens. Saskia Kluit: ‘Voertuigen
kunnen nu op veel locaties niet naar de rijbaan, omdat het
daar niet veilig is voor ze. Ook al zijn ze breder of sneller of
zwaarder. Neem cargofietsen en LEV’s. Die kunnen al hon-
derden kilo’s vervoeren en ze worden aan de man gebracht
met het argument dat ze op het fietspad mogen. Ik ben voor
cargofietsen, maar in deze vorm horen ze vanuit het per-
spectief van Duurzaam Veilig niet op fietspad. Het vraagt veel
meer aandacht en inzet om een veilige plek op de weg voor
dergelijke voertuigen voor elkaar te krijgen. Eigenlijk gaat het
om de afweging: óf de rijbaan meer geschikt maken voor
snelle en zware tweewielers, óf het fietspad aanpassen aan
de komst van deze voertuigen.
Voor de Fietsersbond sluit dit aan op de wens om de maxi-
mumsnelheid in de stad terug te brengen tot 30 km/uur. Of
als alternatief bijvoorbeeld het inrichten van fietsstraten. Men
Rogier Kuin: ‘Het verschil in massa tussen auto en speed-pedelec is veel groter dan tussen speed-pedelec en een gewone fiets.’
Bart Egeter: ‘Als je teruggaat in snelheid heb je misschien helemaal geen fietspad meer nodig.’
1918 Fietsverkeer 43 najaar 2018
heeft er zelf al aan zitten rekenen. Saskia Kluit: ‘20% van het
fietsnetwerk zou moeten worden aangepast om de nieuwe
typen tweewielers een goede plek te geven. Soms betekent
dat een 50 km-profiel ombouwen naar een 30 km-profiel of
een fietsstraat, soms om aanpassingen en verbreden van het
fietspad. Daar heb je zo’n 325 miljoen euro per jaar aan rijks-
financiering voor nodig.’
Hoewel er aan die fietsstraat ook grenzen liggen, weet Otto
van Boggelen. ‘CROW-Fietsberaad heeft onderzoek gedaan
naar fietspaden en fietsstraten. Het blijkt moeilijk om met een
fietsstraat hetzelfde rapportcijfer te halen als met een fiets-
pad. Een fietsstraat met bijna geen auto’s komt in de buurt.
Als je meer auto’s toelaat, daalt het rapportcijfer. Je kunt het
toepassen, maar je moet er wel met beleid mee omgaan.’
Mindset veranderen
Dat werpt de vraag op of je het gebruik van fietspaden kunt
beïnvloeden door de inrichting aan te passen. De mogelijk-
heden om middels verbreding meer veiligheid te scheppen,
zijn vaak beperkt. Om net als bij autoverkeer het fietspad te
versmallen om snelheden terug te dringen, is onlogisch. En
er is weinig onderzoek gedaan naar andere snelheidsrem-
mers voor fietsers. Jan Ploeger: ‘We kennen eigenlijk alleen
de sinusdrempel, bedoeld om de snelheid van brommers
eruit te halen, die toch comfortabel waren voor de fietsers.’
In gedragsbeïnvloeding om de rust op het fietspad te bewa-
ren zien de fietsexperts wel mogelijkheden. Bart Egeter: ‘Er is
nu een mindset van fietsers dat ze mogen doen wat ze wil-
len.’ Saskia Kluit: ‘Wat dominant is gedraagt zich dominant.
Dat zie je bij snorfietsen in Amsterdam, alles moet opzij.’
Rogier Kuin denkt dat de factor mens wel degelijk beïnvloed-
baar is. ‘Gedragscampagnes horen daar bij. De boodschap
moet zijn dat als je je in de stad beweegt, de manier waarop
je je gedraagt van invloed is op de leefbaarheid van die stad.
Het zou niet normaal moeten zijn dat je met hoge snelheid
over het fietspad racet.’ Saskia Kluit onderschrijft dat: ‘Zoiets
willen we ook afspreken met onze leden, dat we rekening
houden met de kwetsbare mensen.’
Nieuwe richtlijnen, nieuwe voertuigeisen?
Vraagt dit alles om herziening van de richtlijnen voor het
fietspad van de toekomst of van de voertuigeisen? Jan Ploe-
ger: ‘Er worden nu vaak te smalle fietspaden gemaakt omdat
de CROW-richtlijnen niet worden gevolgd. Daar kun je mee
beginnen. Je zou dergelijke richtlijnen meer dwingend moe-
ten kunnen opleggen en afwijkingen daarvan zouden
gemeenten moeten motiveren.’ CROW-Fietsberaad werkt al
aan die nieuwe richtlijnen. Otto van Boggelen: ‘We willen een
standaard afspreken voor hoofdroutes, met als uitgangspunt
dat twee fietsers naast elkaar kunnen worden ingehaald door
een derde fietser.’ Ook aan nieuwe voertuigeisen wordt
gewerkt. Rogier Kuin: ‘Het herijken van de voertuigeisen van
nieuwe voertuigen zit in het strategisch plan voor de ver-
keersveiligheid. Wat staan we toe, wat hoort waar. En hoe je
dat handhaaft.’
Busbaan
Kijk ook eens naar de busbaan. Die suggestie wordt opvallend genoeg gedragen door de meeste
fietsexperts.
Jan Ploeger: ‘Misschien zijn busbanen achteraf op die plek niet zo nodig en kun je ze helemaal weghalen.’
Rogier Kuin: ‘Behalve dat de auto een stap terug doet, zou je ook de bus een stap terug kunnen laten doen.’
Bart Egeter: ‘Ander gebruik van de busbaan is lange tijd onbespreekbaar geweest, maar je zou er naar kunnen
kijken. Dat sluit ook aan bij de trend naar grofmaziger busvervoer.’
Saskia Kluit: ‘Je zou busbanen kunnen benutten voor het snelle en zware fietsverkeer, wel rekening houdend
met de massaverschillen tussen de bus en andere voertuigen.’
2120 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Download de ‘Leidraad voor gemeentelijk
deelfietsbeleid’.
https://bit.ly/leidraad-deelfiets
de2020
De leidraad gemeentelijk deelfiets-
beleid sluit aan bij de doelstelling
'Meer ruimte voor de fiets in de
steden'.
Dossier Deelfiets
2120 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Dossier DeelfietsToch zal niemand ontkennen dat de deelfiets een waar-
devolle aanvulling kan bieden op bestaande vervoercon-
cepten. Daarvoor hoef je alleen maar te kijken naar het
succes van OV-(deel)fiets. Een duidelijk concept met een
adequate regie, dat is precies wat er tot nu toe ontbrak bij
de nieuwe deelfietsconcepten.
Maar uit deze en andere ervaringen, ook vanuit het buiten-
land, zijn belangrijke lessen te leren over hoe je de deel-
fiets ruimte kunt bieden, zonder dat dit de stad ontwricht.
Van daaruit heeft CROW-Fietsberaad samen met advies-
bureau APPM/NewDrive een ‘Leidraad voor gemeentelijk
deelfietsbeleid’ ontwikkeld. Daarin wordt uiteengezet hoe
je als gemeente het meest geëigende deelfietsconcept in
huis kunt halen. In dit dossier de hoofdpunten uit de nota.
En meer over de ervaringen met deelfietsen in Rotterdam
en Delft.
Pagina 22Duidelijkheid rond de deelfiets
Pagina 26OpenBike, op weg naar één account voor alle
deelfietsen
Pagina 29Deelfietsen in Delft:
‘We kunnen met Mobike goed afspraken maken’
Pagina 31Deelfietsen in Rotterdam:
‘We willen niet alles dichttimmeren met
vergunningen’
In veel wereldsteden is de deelfiets
inmiddels aardig ingeburgerd. In ons land
wil het nog niet echt vlotten. Weliswaar is er
een aantal kleinere en ook succesvolle
concepten geïntroduceerd, een grootscha-
liger introductie haperde toen enkele
Aziatische providers op te ruime schaal
‘strooifietsen’ neerzetten. Voor Amsterdam
en andere gemeenten reden om op de rem
te trappen.
Dossier Deelfiets
2322 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Ron Hendriks
In de nieuwe ‘Leidraad voor gemeentelijk deelfiets-
beleid’ wordt gedetailleerd uiteengezet hoe je als gemeente
het meest geschikte deelfietsconcept in huis kunt halen. Dat
mag gezien het grote aanbod vrij eenvoudig lijken, maar er
komt veel bij kijken. Een weloverwogen keuze is alleen te
maken als je eerst je doelstelling formuleert. En vervolgens
bedenkt in hoeverre je dat aan de markt wil overlaten.
Duidelijkheid rond de deelfiets
Denk alleen maar aan de verschillende
concepten die in oploop zijn. Zo zijn er
systemen waarbij het ophaal- en inle-
verpunt hetzelfde is, net als bij OV-fiets.
Dan zijn er de systemen met vaste uit-
leen- en terugbrengstations, waarbij
een gebruiker eventueel kan kiezen
voor een andere terugbrengstation dan
waar hij de fiets oppikte. Dergelijke sys-
temen vereisen vaak veel mankracht
omdat je steeds fietsen moet terug-
brengen naar veelgevraagde locaties.
Desondanks wereldwijd een veel toe-
gepast model, dat echter steeds meer
concurrentie krijg van free floating con-
cepten. Daarbij krijgt de fiets een GPS-
module waardoor zowel de gebruiker
als de beheerder weet waar deze staat
en waarbij de gebruiker met zijn smart-
phone de fiets van het slot haalt. Een
aanpak waar Chinese en andere provi-
ders dachten snel geld mee te verdie-
nen, hetgeen in Europa veel problemen
opleverde met rondslingerende fietsen.
Als volgende stap wordt daarom nu
soms ook het gebied waarbinnen de
fietsen moeten worden teruggezet digi-
taal ingeperkt (geofencing).
Dan zitten er ook nog verschillen in de
wijze waarop gebruikers zich kunnen
registreren, de type fietsen, betalings-
mogelijkheden, enzovoort. En last but
not least, de manier waarop met de
data wordt omgegaan. Dat heeft te
Singapore
Wereldwijd proberen overheden de deelfiets te reguleren. In Singapore
hebben Ofo, Mobike en SG Bike vergunningen gekregen en nog enkele kleine
providers. Ook daar heeft men gekeken naar maatregelen die providers nemen
om wildparkeren te voorkomen, voldoende gebruik van de deelfietsen, finan-
ciële draagkracht, enz. Ofo en Mobike mogen ieder maximaal 25.000 fietsen
neerzetten. Kleinere providers krijgen aanzienlijk minder toegewezen, ze
zullen zich eerst in de praktijk moeten bewijzen. Op overtreding van afspraken
staan forse boetes, gevolgd door intrekking van de vergunning.
Ook gebruikers krijgen met nieuwe voorschriften te maken. Ze zullen ver-
plicht worden binnen de door geofencing afgeperkte gebieden in aangewezen
vakken te parkeren en bij het achterlaten van een deelfiets een QR-code te
scannen. Wie dat nalaat betaalt een boete van ca. 3 euro.
Ook Londen kent sinds kort een ‘Code of practice’ voor de (free floating) deel-
fiets. Daarin staat onder meer dat de deelfietsproviders voor de nodige verze-
keringen moeten zorgen, voor henzelf, de gebruikers en voor wettelijke aan-
sprakelijkheid. Verder wordt het parkeren gereguleerd en stelt men eisen aan
de fietsen. Providers moeten overlast voorkomen en, als het toch ontstaat,
oplossen. Ook het delen van data is een voorwaarde.
2322 Fietsverkeer 43 najaar 2018
maken met privacy maar ook met het
feit of een gebruiker zich steeds weer
opnieuw moet registreren als hij op een
deelfiets van een andere provider stapt
(de zogenaamde interoperabiliteit,
waarover verderop meer).
Doelstelling
Veel keuzemogelijkheden dus. Dat
betekent dat je je als gemeente goed in
de materie moet verdiepen als je deel-
Zou het niet een idee zijn om die fietsen te verhuren aan mensen
die in de loop van de dag arriveren op het station? Een mogelijk-
heid naast de OV-fiets dus, die meer ruimte zou scheppen in de
stationsstallingen.
De TU Delft zocht dit onlangs uit, maar onderzoeker Kees van
Goeverden is niet optimistisch over de kans van slagen. Voor de
grotere stations zou het de druk op de stallingen maximaal kunnen
verminderen met 13 tot 50%. Dat lijkt veel, maar dat is het theore-
tische maximum, zeg maar als iedereen meedoet. In de praktijk zal
dit veel lager liggen. Maar niemand weet hoeveel reizigers van zo’n
fietsaanbod echt gebruik zouden maken. Bovendien hangt het
ook af van de gehanteerde buffertijden die ervoor moeten zorgen
dat de eigenaar altijd op tijd weer over zijn fiets kan beschikken.
Hoe dan ook, de bijdrage aan het verminderen van de druk op de
stallingen zal niet groot zijn, vermoedt Goeverden, misschien
ergens rond de 10 procent voor de grotere stations.
Naast deze ‘peer-to-peer optie’ hebben verschillende aanbieders
van deelfietsen bij NS, gemeenten, IenW en ProRail naar mogelijk-
heden gevraagd deelfietsen bij stations te mogen zetten. IenW
heeft in samenspraak met ProRail en NS Stations voorwaarden
opgesteld waaronder een deelfietsaanbieder gebruik zou kunnen
maken van ruimte in bewaakte, inpandige stationsstallingen. Maar
bij nader inzicht lijken deelfietsaanbieders op dit moment meer
behoefte te hebben om hun deelfietsen op het voorplein of in
onbeveiligde, maaiveldstallingen bij stations neer te zetten.
Het ministerie van IenW is in samenspraak met betrokken partijen
nu aan het bekijken onder welke voorwaarden dit kan.
De centrale vraag is of dit leidt tot een optimaler gebruik van de
stallingsruimte. In hoeverre hebben deelfietsen effect op de
reductie van natransportfietsen en stimuleren ze het gebruik van
het ov? Het moet niet leiden tot nog meer fietsen bij stations die
langdurig stallingsruimte bezet houden. Om dit effect te kunnen
meten wordt ingezet op gezamenlijke monitoring. De verwachting
is dat op korte termijn de eerste pilots kunnen gaan starten.
fietsen wilt binnenhalen. Of juist om te
voorkomen dat je wordt overrompeld
met (verkeerde) deelfietsconcepten.
Het begint eigenlijk met de vraag waar-
voor de deelfiets een oplossing zou
kunnen bieden. Verbetering van de
bereikbaarheid kan een reden zijn,
direct omdat er meer vervoersmogelijk-
heden ontstaan, indirect omdat de
deelfiets aantrekkelijk kan zijn voor the
first mile en de last mile aansluitend op
ov of bij P+R-voorzieningen. De deel-
fiets kan wellicht ook de druk op fiets-
parkeervoorzieningen verlichten, bij-
voorbeeld omdat het noodzaak voor
een tweede fiets bij de aankomsthalte
van het ov wegneemt. En ten slotte kan
de deelfiets meer mensen tot fietsen
aanzetten. Dat zien we vooral in het
buitenland veel gebeuren, de vraag is
natuurlijk of dat ook voor Nederland
opgaat.
Stationsfiets delen
Stationsstallingen staan na de ochtend-
spits barstensvol met fietsen, die verder een
groot deel van de dag niet worden gebruikt.
Daarnaast is er een heel aantal privéfietsen
die op het aankomststation klaar staat voor
vervoer naar werk, opleiding of een andere
activiteit. Deze fietsen staan ongeveer vier
keer zo lang achtereen gestald in een stati-
onsstalling als fietsen die worden gebruikt
voor vervoer tussen huis en station. Ze
zorgen samen voor minimaal 45% van de
stallingsdruk bezien over alle stations in
Nederland, aldus een recente KiM-studie.
Naast de OV-fiets zullen binnenkort -
als proef - ook deelfietsen op stations
te zien zijn.
2524 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Daarnaast is de vraag of je als gemeente
nadrukkelijk een vinger in de pap wilt
houden of dat je de deelfiets aan de
vrije markt wilt overlaten. Of dat je kiest
voor een tussenoplossing in de vorm
van het reguleren van de markt. Iedere
aanpak heeft specifieke voor- en nade-
len.
Beperken we ons hier even tot deelfiet-
sen in de openbare ruimte (er zijn ook
specifieke oplossingen mogelijk voor
bijvoorbeeld bedrijventerreinen e.d.),
dan is de APV het geëigende instrument
om een en ander in goede banen te
leiden.
Gemeenten die opteren voor ‘vrijheid
voor de markt’ kunnen volstaan met
een vrij eenvoudige aanpassing van de
APV ten aanzien van het fietsparkeren.
Voor bepaalde locaties kan men een
fietsparkeerverbod instellen of de par-
keerduur beperken. Eventueel kan men
deelfietsaanbieders hiervoor ontheffing
verlenen.
Ook als men de markt wil reguleren,
begint het met een fietsparkeerverbod
waarvoor men dan vervolgens deel-
fietsaanbieders vrijstelling kan geven.
Dit ‘omweggetje’ is nodig omdat de
deelfiets nog niet voorkomt in de
Model-APV van de VNG. (Neem met het
oog op de toekomst dan ook direct ook
de bromfiets mee, want dan dekt men
ook de komst van e-scooters, e-steps
en dergelijke af.) Met een vergunning
waaraan bijvoorbeeld kwaliteitseisen
zijn gekoppeld, kan men - eventueel
een beperkt aantal - deelfietsaanbie-
ders vervolgens toestemming geven
om fietsen te plaatsen.
Wil men als gemeente een actieve rol
spelen in het promoten van de deelfiets,
dan komt daar nog eens het verlenen
van de opdracht of concessie bij. Dat zit
behoorlijk wat werk aan vast, maar het
kan een optie zijn voor middelgrote en
kleinere gemeenten die voor de grotere
deelfietsproviders minder interessant
zijn. Voorwaarde daarbij is dat er geen
marktpartijen zijn die een deelfiets wil-
len aanbieden en men moet zich hou-
den aan Europese mededingingseisen.
Kwaliteitseisen
Bij de keuze van een deelfietsprovider is
de geboden kwaliteit natuurlijk belang-
rijk. Afhankelijk van de insteek die men
kiest, kan men daar meer of minder op
sturen. Een goede relatie tussen
gemeente en dienstverlener is er bij-
voorbeeld bij gebaat dat er een duidelijk
aanspreekpunt is bij de aanbieder en
dat zo’n aanbieder kan aantonen finan-
cieel gezond te zijn. Verder is een goed
ontwerp van de fiets en de eventueel
bijbehorende app aandachtspunt. Ook
het tarief en de tariefstructuur bepalen
het succes van de deelfiets.
Verder moet men het aantal deelfietsen
waaraan er in een stad behoefte is én
Dossier Deelfiets
In de meeste Europese hoofdsteden
is de deelfiets al gemeengoed.
In en rond Maastricht kunnen Arriva-busreizigers
overstappen op de deelfiets van Nextbike.
2524 Fietsverkeer 43 najaar 2018
waarvoor plek is juist inschatten. Dat
heeft ook te maken met het concept.
Bij de free floating concepten zijn geen
extra investeringen nodig, maar er zit-
ten risico’s aan, zoals het verleden heeft
geleerd. Door middel van virtuele drop-
zones kan men die risico’s beperken.
Speciale deelfietsvakken, -rekken of
-parkeerstations vragen investeringen.
En vergeet niet, bij alle opties speelt de
handhaving een niet te onderschatten
rol.
Deelfietsen leveren data op. Voor de
aanbieders van deelfietsen cruciaal voor
de bedrijfsvoering en eventueel voor
commerciële doeleinden te gebruiken.
Maar ook voor een gemeente levert die
data nuttige informatie op. In de ver-
gunning kan een gemeente voorschrij-
ven dat een deelfietsaanbieder data
moet leveren, maar de gemeente mag
niet zomaar alle data opeisen. Er moet
een duidelijke relatie zijn met de belan-
gen die de gemeente met de vergun-
ning wil beschermen. Daarbij kan men
denken aan open data met het aanbod
van huur- en deelfietsen, nuttig en
nodig voor app-bouwers, routeplanners
en aanbieders van mobiliteitsdiensten
(MaaS). Data is ook nodig om de afspra-
ken, bijvoorbeeld over het gebruik van
de deelfietsen, te monitoren. En verder
komt track- en trace-info beschikbaar,
nuttig om het fietsbeleid te onderbou-
wen. Ook daarover kan men afspraken
maken met deelfietsaanbieders.
De Leidraad gaat uitvoerig op al deze
onderwerpen in. Maar de Leidraad is
niet in beton gegoten, aldus de opstel-
lers. Deelfietsen zijn zeker in de Neder-
landse context een relatief nieuw feno-
meen. Veel aanbevelingen in deze
Leidraad hebben zich nog niet in de
praktijk kunnen bewijzen. Bovendien
gaan de ontwikkelen snel. Aanvullingen,
reacties en praktijkervaringen zijn wel-
kom op [email protected].
Met een app de deelfiets
ontgrendelen kan bij de meeste
moderne systemen.
Het hoeft niet per se hightech. De Haagsche stadsfiets is op
8 locaties te huren en op 21 locaties weer in te leveren.
2726 Fietsverkeer 43 najaar 2018
OpenBike, op weg naar één account voor alle deelfietsen
Eind januari tekenden twaalf deelfietsbedrijven de intentie-
verklaring: ‘Overal een deelfiets’. Ronald Haverman is een van
de drijvende krachten achter OpenBike. Hij is de bedenker
van de OV-fiets en werkt nu onder andere voor het Chinese
deelfietsbedrijf Mobike.
Gemakkelijk
Hoe ver is het nu met OpenBike? Wanneer kunnen consu-
menten met hun smartphone in de hand elke gewenste
deelfiets ontgrendelen en erop wegfietsen? Ik spreek met
Haverman af in Delft, een van de twee steden waar Mobike
actief is. Bij aankomst in Delft appt hij mij zijn locatie. Die is
net te ver om te lopen en hij adviseert mij natuurlijk een
Mobike te pakken.
Een goede suggestie, maar in de praktijk een beetje lastig
want ik heb de Mobike-app niet op mijn telefoon. Het down-
loaden en invullen van mijn gegevens in de stationshal vind ik
net wat te veel gedoe. Ik pak daarom maar snel een OV-fiets
uit de stalling. ‘Dit toont precies aan waarom we OpenBike
nodig hebben. Als je mensen veel wilt laten deelfietsen, moet
je het ze zo gemakkelijk mogelijk maken’, zegt Haverman
wanneer ik hem even later op de campus van de TU Delft
spreek.
Michiel Slütter
OpenBike moet een einde maken aan de
verwarring van de consument over de wirwar
aan deelfietsinitiatieven. De twaalf bedrijven
achter OpenBike willen het liefst dat je
uiteindelijk met één account elke deelfiets
in Nederland kunt huren. Een eerste stap is
het delen van de data over de lokale beschik-
baarheid van deelfietsen.
Ronald Haverman: ‘Als je mensen veel wilt laten deelfietsen, moet
je het ze zo gemakkelijk mogelijk maken.’
Dossier Deelfiets
De actuele locatie van de Rotterdamse Donkey
Republic-deelfietsen is te zien op openbike.nl.
2726 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Interoperabiliteit
‘Mijn ambitie is ervoor te zorgen dat je overal in Nederland
toegang tot supergoede deelfietsen krijgt. Dat je in een stad
aankomt, een deelfiets ziet en denkt: ‘handig, ik wil er nu op
fietsen’. Dat willen we mogelijk maken met OpenBike.’
Dat je als consument elke deelfiets van elk bedrijf moet kun-
nen gebruiken met één account heet interoperabiliteit. Het
ministerie van I&W en CROW-Fietsberaad vinden interopera-
biliteit belangrijk en steunen initiatieven om daartoe te
komen. Evenals de gemeenten Amsterdam, Rotterdam,
Utrecht, Den Haag en Eindhoven die interoperabiliteit als
voorwaarde stellen voor het toelaten van deelfietsen in de
stad.
Standaard
Voor de duidelijkheid: de twaalf bedrijven zijn niet van plan
zelf een app te bouwen. ‘Wij zijn alleen bezig met een stan-
daard’, zegt Haverman. ‘Zo’n standaard is superhandig voor
MaaS-partijen (Mobility as a Service, red.).’ Deze MaaS-bedrij-
ven willen met een app allerlei vormen van vervoer aanbie-
den: van treinreizen tot tramritjes en huurauto’s. En dus ook
deelfietsen. ‘Wij maken eigenlijk een stekker. En er zullen
MaaS-apps en -websites ontstaan die deelfietsen met deze
stekker aansluiten.’ De eerste fase van het opzetten van zo’n
standaard is klaar. Op openbike.nl kun je op een kaart zien
waar alle deelfietsen staan. De volgende stap is dat je na het
aanklikken van een fiets op de kaart doorgelinkt wordt naar
de app van de aanbieder.
Belangen
Dat zijn allemaal nog relatief gemakkelijk te maken stappen.
Maar daarna wordt het ingewikkelder, want alle bedrijven
hebben natuurlijk hun eigen belangen. De tarieven verschil-
len. Staat de goedkoopste aanbieder bijvoorbeeld bovenaan
in een app? En de ene aanbieder vraagt een borg van de
gebruiker en de ander niet. Hoe moet je dat regelen?
‘Het is complex’, beaamt Haverman. ‘De verschillende belan-
gen zijn moeilijk uiteen te rafelen. Twaalf bedrijven - groot en
klein - hebben de intentieverklaring ondertekend. Het was
moeilijk om te organiseren, want we zijn natuurlijk ook con-
currenten van elkaar.’
Hoe is dat voor Mobike, Havermans opdrachtgever? ‘Mobike
doet van harte mee’, is wat Haverman erover wil zeggen.
Wanneer de standaard klaar is, weet Haverman nog niet. ‘Bij
het tekenen van de intentieverklaring zeiden we maart 2019.
Dat is best snel. De samenwerking gaat stap voor stap, waar-
bij iedereen ook zijn eigen belangen bewaakt. Maar we zien
ook het collectieve belang. We komen er wel.’
Niet met één account
Vanuit de vijf betrokken gemeenten trekt Dirk Jan de Haan
van Enigma Consulting de kar. Aan hem is gevraagd de
gemeenten bij te staan om de deelfietsaanbieders op één lijn
te krijgen en de intentieverklaring om te zetten naar een con-
venant waar partijen zich daadwerkelijk aan conformeren.
Het bureau heeft onder andere ervaring in de financiële
Welke huur- en deelfietsbedrijven doen mee aan OpenBike?
BimBimBikes, Cykl, Donkey Republic, Du Nord/Haagsche Stadsfiets, Emotion sustainable mobility,
FlickBike, Hello-bike, Mobike, Nextbike, Urbee, Luud Schimmelpennink en Gobike.
Grote afwezige is OV-fiets (hoewel er wel enkele OV-fietsen tevoorschijn komen op openbike.nl).
De intiatiefnemers benadrukken dat iedereen welkom is en zich alsnog kan aansluiten bij het Open-
Bike-project.
2928 Fietsverkeer 43 najaar 2018
wereld en De Haan ziet overeenkomsten tussen de proble-
men waar banken mee te maken hebben en die van de deel-
fietsaanbieders: ‘De banken beseffen dat een klant een uni-
forme dienst geleverd wil hebben om te betalen aan de
kassa, willen ze zo’n dienst echt gaan gebruiken. Dat heeft
ertoe geleid dat je met een betaalpas van de ING of de RABO
kunt betalen in een winkel met een ABN-AMRO rekening, of
een RABO-rekening, enzovoort. Dat lijkt simpel, maar steeds
weer heb je twee partijen nodig, waarbij niet één partij een
hoofdrol heeft. Je moet dus afspraken maken. Datzelfde
geldt voor MaaS, alleen is dat besef nog niet overal doorge-
drongen.’
Bij de deelfiets is dat besef inmiddels wel aan het ontstaan,
ziet De Haan. ‘Maar het idee dat alle deelfietsen binnenkort in
één app of in één account worden ondergebracht, is te kort
door de bocht.’ Hij bevestigt het beeld dat Havermans
schetst dat het initiatief er nu vooral op gericht is om het
aanbod van de deelfietsaanbieders in apps van derden mee
te nemen. ‘Je kunt je voorstellen dat de NS Reisplanner of
Tranzer alle beschikbare deelfietsen laat zien.’
Bijna de helft van de providers heeft dat (begin november)
mogelijk gemaakt in de vorm van API’s, aldus De Haan. In
een volgende fase moet het mogelijk worden de deelfiets
ook daadwerkelijk te boeken vanuit een app van een mobili-
teitsaanbieder, maar daar zal nog wel een half jaar tot een
jaar overheen gaan, zo verwacht hij.
Dat je dus met één account alle deelfietsen kunt huren, is
nog verre toekomstmuziek en met MaaS in gedachten is het
de vraag of je dat moet nastreven, meent De Haan. ‘Het gaat
er vooral om dat afzonderlijke partijen hun aanbod optimaal
kunnen afstemmen op de wensen van de klant.‘
Dirk Jan de Haan van Enigma Consulting: ‘Je kunt je voorstellen dat de NS Reis-planner of Tranzer alle beschikbare deelfietsen laat zien.’
Michiel Slütter
In Delft worden deelfietsen goed
gebruikt. ’s Ochtends staan ze bij het
station, zwermen vervolgens uit over de
stad en het universiteitsterrein en keren
aan het eind van de dag weer terug.
‘Maar het is niet alleen maar halleluja.’
Dossier Deelfiets
2928 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Na het verdwijnen van oBike en het
weghalen van deelfietsen in Amsterdam
raakte de free floating deelfiets voor het
grote publiek een beetje uit beeld. Maar
niet in Delft. Daar is Mobike in korte tijd
heel snel gegroeid. ‘We begonnen met
100 fietsen in maart. En sinds septem-
ber staan er 800 Mobikes in Delft die
gemiddeld 2 ritten per dag maken. In
het begin waren het vooral buiten-
landse studenten, want die hadden de
Mobike-app al op hun telefoon. Nu is
de doelgroep breder’, zegt Joren
Zwaan, beleidsadviseur Ruimte en Eco-
nomie van de gemeente Delft.
‘De verwachting is dat de deelfietsen
bijdragen aan een efficiënter gebruik
van fietsparkeerplekken’, vult zijn col-
lega Mirjam van Oers aan. Zij is senior
beleidsadviseur Verkeer en Vervoer en
is verantwoordelijk voor het mobiliteits-
beleid op de lange termijn. Zwaan is
met de dagelijkse gang van zaken belast
en heeft geregeld overleg met Mobike.
Lancering Mobike in Delft
Het college van Delft was van plan om
in 2018 met deelfietsen te gaan experi-
menteren. Zwaan: ‘Het college wilde
onderzoeken of er vraag naar zou zijn.
Ook wilde het weten in hoeverre deel-
fietsen een oplossing kunnen zijn voor
de stallingsproblematiek.’
Bijna tegelijkertijd wilde het Science
Park Zuid van de TU Delft een proef
doen met deelfietsen van Mobike. Dit
Deelfietsen in Delft
‘We kunnen met Mobike goed afspraken maken’
zuidelijke deel van het universiteitster-
rein is met de auto lastig bereikbaar. De
combinatie van trein en deelfiets zou
een alternatief voor de auto kunnen
zijn. ‘Dit kwam mooi samen’, zegt
Zwaan. ‘De bedoeling was om het stati-
onsgebied en het Science Park Zuid van
de TU Delft met elkaar te verbinden. We
begonnen in maart 2018 met 100
Mobikes. We kregen in Delft een iets
groter formaat fiets, dat was een Euro-
pese primeur. De eerste fietsen waren
ontworpen voor de Chinese markt. De
nieuwe Mobikes in Delft passen beter
bij de gemiddelde lengte van de Neder-
lander.’
Pilot
Delft was niet de eerste stad met free
floating deelfietsen. Rotterdam en
Amsterdam gingen Delft voor. Maar in
Amsterdam had de wethouder de free
floating fietsen al snel aan banden
gelegd in afwachting van regelgeving.
Delft zag geen reden om deelfietsen te
verbieden. ‘Tenzij er regelgeving is die
een bepaalde activiteit verbiedt, is er
geen weigeringsgrond’, legt Zwaan uit.
‘Wij hebben geen regels specifiek voor
deelfietsen en zien dus geen belemme-
ringen. We hebben de mogelijkheid
aangegrepen om een pilot te starten
met Mobike, om ervaring op te doen.
De pilot loopt nog.’
Afspraken maken
‘Maar het is niet alleen maar halleluja’,
zegt Van Oers. ‘Er zijn ook klachten over
hinderlijk geparkeerde Mobikes. Dat
heeft voor een deel te maken met het
gedrag van gebruikers. Maar het hangt
ook samen met de opvallende felle
kleur, waardoor een verkeerd gepar-
keerde fiets extra opvalt. In de beeld-
vorming pakt dat niet positief uit. Maar
Het Chinese deelfietsbedrijf Mobike doet het goed Delft.
De fietsen worden gemiddeld 2 keer per dag gebruikt.
3130 Fietsverkeer 43 najaar 2018
we kunnen met Mobike goed afspraken
maken om overlast te beperken. De
situatie is hier natuurlijk ook anders dan
in Amsterdam. Hier hebben we maar
één aanbieder en de schaalgrootte is
ideaal. We hebben grote stromen fiet-
sers op korte afstanden. Het werkge-
bied is klein, de fietsen worden veel
gebruikt en je vindt altijd een Mobike op
loopafstand.’
Geen voorkeursbehandeling
In Amsterdam klaagden bewoners over
fietsen die werden neergezet op punten
waar al veel fietsen stonden en fietsers
moeite hadden om zelf een plek te vin-
den. Hoe gaat dat in een studentenstad
als Delft waar ook veel fietsers zijn en
waar de rekken dus ook altijd vol staan?
Zwaan: ‘Voor Mobikes gelden dezelfde
regels als voor andere fietsen, Mobike
krijgt geen voorkeursbehandeling. In
het gebied rond het station mag je niet
stallen. De fietsen van Mobike dus ook
niet. Hetzelfde geldt voor de markt in
de binnenstad, waar je ook geen fietsen
mag parkeren. Dat gaat redelijk goed.
We zien wel dat gebruikers van Mobike
de fietsen stallen aan de rand van deze
gebieden. Maar dat is niet anders dan
wat andere fietsers ook doen.’
En voor mensen die een deelfiets toch
in het stationsgebied achterlaten heeft
Mobike maatregelen genomen. Wie zijn
Mobike in het fietsvrije gebied (de ver-
bodszones) stalt, krijgt eerst een waar-
schuwing. Doe je het nog een keer dan
geeft Mobike een boete van 10 euro. En
hardleerse Mobike-gebruikers die hun
fiets telkens foutparkeren kunnen een
belletje verwachten van het serviceteam
van Mobike.
Draagvlak is essentieel
Mobike werkt in overleg met de
gemeente aan het beperken van over-
last. Maar Van Oers verwacht meer van
deelfietsexploitanten. ‘We verwachten
dat deelfietsen leiden tot minder gepar-
keerde fietsen in de openbare ruimte.
Dit moet ook zichtbaar en voelbaar zijn.
We willen inzicht krijgen in de potentie
van deelfietsen als oplossing voor fiets-
‘De eerste fietsen waren ontworpen voor de Chinese markt. We kregen in Delft een iets groter formaat fiets, dat was een Europese primeur.’
parkeerproblemen. Mobike deelt daar-
voor de data met ons. De deelfiets kan
een concept voor de toekomst zijn.
Maar het succes van de deelfiets staat
of valt met de publieke acceptatie en
draagvlak. Hier ligt zowel een rol voor
de gemeente als voor de deelfietsex-
ploitant. Voor de gemeente betekent dit
het beoordelen van de impact van deel-
fietsen op de stad en verantwoording
afleggen aan de gemeenteraad. En
Mobike moet ervoor zorgen dat het
deelfietssysteem goed functioneert en
dat gebruikers verantwoord met de fiet-
sen omgaan. Dus netjes parkeren.
Omwonenden moeten zo min mogelijk
last ondervinden van deelfietsen.’
Toekomst
En hoe gaat het verder? Van Oers: ‘De
gemeente is bezig met een Mobiliteits-
visie voor de lange termijn. Hierin krijgt
de fiets een prominente rol. We ver-
wachten dat er vanuit de markt steeds
meer innovatieve ideeën komen. De
technologische ontwikkelingen volgen
elkaar in rap tempo op. De gemeente
stimuleert initiatieven en neemt waar
nodig de regie. Bijvoorbeeld door het
maken van afspraken met marktpartijen.
En sturen en acteren voordat iets echt
een probleem wordt.’
En de werknemers van de bedrijven van
het Science Park, zijn die al overge-
stapt? Zwaan: ‘Daar moet Mobike aan
trekken. Het blijkt heel lastig om een
doelgroep te verleiden die altijd met de
auto gaat.’
Voor Mobikes gelden dezelfde regels
als voor andere fietsen, Mobike krijgt
geen voorkeursbehandeling.
Dossier Deelfiets
3130 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Voor fietscoördinator Bart Christiaens
van de gemeente Rotterdam komt de
kwestie van de free floating deelfietsen
eigenlijk neer op één simpele vraag: ‘zie
je deelfiets als een mobiliteitsoplossing
of als een ruimtelijk probleem?’.
Hij beantwoordt de vraag meteen. ‘Rot-
terdam is optimistisch en we willen niet
alles dichttimmeren met vergunningen.
Wij willen dingen uitproberen. Dat past
bij de stad. Wij zien niet dezelfde pro-
blemen als Amsterdam. Wij zijn er open
ingestapt met alle voor- en nadelen.’
Marktconsultatie
‘Eind januari is een beleidskader vastge-
steld waarin staat dat deelfietsonderne-
mingen de kans krijgen om hun waarde
voor de stad aan te tonen’, vervolgt
Christiaens. ‘De proefperiode tot 1
augustus was een kans om de markt te
leren kennen, elke drie maanden heb-
ben we overleg gehad met aanbieders
aan de hand van kwaliteitscriteria, die
we in de proefperiode ook uitgebreid
en aangescherpt hebben. En we heb-
ben een marktconsulatie gehouden
met huidige en mogelijk toekomstige
aanbieders. Het aanbod was heel breed.
Verder hebben we gesproken met ver-
tegenwoordigers van de gebiedscom-
missies, gemeentelijke afdelingen en
zijn we data gaan verzamelen over het
aantal geparkeerde deelfietsen in de
binnenstad, het aantal meldingen dat
we binnenkrijgen en hoeveel deelfiet-
sen door ons verwijderd worden als
foutief geparkeerd, weesfiets of fiets-
wrak.’
Operationele kosten
En ook al voor de marktconsulatie had
Rotterdam de nodige ervaring met
deelfietsen opgedaan. Christiaens: ‘Eind
2017 waren er ruim 4000 deelfietsen
van de free floating operators oBike,
Mobike, Ofo en Donkey Republic. Met
name de Aziatische bedrijven gaan
gewoon beginnen en hebben fietsen
gedropt. Maar het op straat zetten van
de fietsen is één ding, de exploitatie is
Michiel Slütter
Rotterdam en Amsterdam maakten in 2017 kennis
met free floating deelfietsen. Amsterdam verbood ze
vrij snel en werkt nu aan beleid met vergunningen.
Rotterdam pakt het anders aan. ‘Ons advies is: hou
het flexibel.’
Deelfietsen in Rotterdam
‘We willen niet alles dichttimmeren met vergunningen’ De centrale vraag in Rotterdam is: zie je de
deelfiets als een mobiliteitsoplossing of als
een ruimtelijk probleem?
3332 Fietsverkeer 43 najaar 2018
bedrijf ook weer verdwenen. ‘Dat bedrijf
is een groot vraagteken, niemand weet
hoe het zit’, zegt Christiaens. ‘oBike Sin-
gapore heeft faillissement aangevraagd.
Maar de app doet het nog wel en oBike
Nederland staat nog steeds bij de KvK
ingeschreven. Wij kregen van allerlei
steden de vraag of wij nog contact kre-
gen met oBike. Tot 1 augustus was er
hier tenminste nog iemand bereikbaar
bij oBike. Op een gegeven moment was
Rotterdam de enige stad in Europa die
iemand kende die bij oBike de telefoon
opnam. Onze contactpersoon heeft
echt zijn best gedaan en heeft het in
ieder geval voor elkaar gekregen dat
een hele hoop fietsen van straat zijn
gehaald.’
Maar het is hem niet gelukt om alle fiet-
sen te verzamelen. ‘oBike kwam met
meer dan 2000 fietsen. Nu staan er nog
700. Alle fietsen zijn dus nog niet opge-
ruimd. We hebben een boze brief naar
het management gestuurd met de
vraag naar hun actuele status en het
verzoek om alle fietsen conform toe-
zegging te verwijderen. Als dat niet
gebeurt, halen wij ze weg.’
Flexibel
Ofo, een aanbieder uit China, had ook
fietsen in Rotterdam neergezet. Maar dit
bedrijf heeft zich uit de Benelux terug-
getrokken met medeneming van zijn
fietsen. Alleen Mobike en Donkey Repu-
blic houden nog stand. ‘Met beide
bedrijven hebben we heel goed con-
tact. Maar als men bijvoorbeeld bij
Mobike in China besluit iemand anders
in te huren, kan dat zo weer veranderen.
Ons advies is daarom: hou het deelfiet-
senbeleid flexibel. Ik was laatst in Berlijn
voor een bijeenkomst over deelfietsen.
De vraag was: waar staan we over tien
jaar? Ik geloof dat er twee of drie par-
tijen over blijven. Maar misschien zijn er
straks wel vele kleintjes. Niemand weet
het. De markt is in 1,5 jaar tijd twee keer
compleet veranderd. Wat je ook doet, je
moet flexibel beleid hebben. Na een
korte periode kan het zijn dat je het
beleid alweer wil aanpassen. Wat goede
en slechte partijen zijn, kan heel snel
veranderen.’
Lange concessie
Omdat de technieken en de bedrijfs-
modellen van deelfietsbedrijven nog
volop in ontwikkeling zijn, wil de
gemeente zich niet meer vastleggen op
afspraken voor langere periodes.
Christiaens noemt het bedrijf GoBike als
voorbeeld van hoe snel de markt veran-
dert. Dit bedrijf begon een paar jaar
geleden met deelfietsen in docking sta-
tions en kreeg daarvoor van de Ver-
weer iets heel anders. Die vergt veel tijd,
geld en middelen. Iemand kan een fiets
pakken in het centrum en naar een bui-
tenwijk fietsen. En ’s avonds gaat hij
weer terug met de tram of bij iemand in
de auto. En hoe komt die fiets dan weer
vanuit de buitenwijk op een locatie waar
die gebruikt gaat worden? Dan moet je
hem halen. Het herdistribueren is het
probleem, dat kost veel geld. Deelfiets-
aanbieders hebben aangegeven niet te
willen beginnen voor ze zicht hebben
op dekking van de operationele kosten.
Er zijn veel bedrijven die met elektrische
deelfietsen willen beginnen, ook Neder-
landse bedrijven. Maar ze moeten eerst
dat probleem van de operationele kos-
ten oplossen.’
‘We weten dankzij de marktconsulatie
dat het systeem lonend is als je de fiets
4 tot 6 keer per dag kunt verhuren. De
deelfietsen worden steeds beter
gebruikt, maar op dit moment is het
voor aanbieders nog geen rendabele
businesscase.’
Rotterdam is niet van plan om met sub-
sidies het probleem van de hoge opera-
tionele kosten op te lossen. ‘Als je deel-
mobiliteit omarmt - omdat het bij kan
dragen aan het oplossen van parkeer-
problemen - zou je er ook publiek geld
in kunnen stoppen. Maar op dit moment
wordt daar nog niet voor gekozen aan-
gezien er voldoende marktpartijen naar
Rotterdam komen om een deelfiets,
elektrische deelscooter en wellicht in
2019 een elektrische deelstep aan te
bieden.’
Het raadsel oBike
Eén operator van het eerste uur is oBike.
oBike was er plotseling in allerlei Euro-
pese steden en al even plotseling is het
Dossier Deelfiets
‘We weten dankzij de markt-consulatie dat het systeem lonend is als je de fiets 4 tot 6 keer per dag kunt verhuren.’
De herdistributie van de deelfietsen is voor vele
aanbieders gezien de kosten een bottleneck. Met
Mobike gaat het tot nu toe goed.
3332 Fietsverkeer 43 najaar 2018
keersonderneming een concessie voor
tien jaar. De Verkeersonderneming is
een publiek-private samenwerking van
gemeente Rotterdam en Metropoolre-
gio Rotterdam Den Haag, het ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat, Rijks-
waterstaat en het Havenbedrijf Rotter-
dam.
‘Die concessie werd verleend, kort
voordat het free floating model kwam
opzetten. GoBike krijgt geld van de Ver-
keersonderneming, los van de vraag of
GoBike goed of slecht functioneert. Op
deze manier zitten we tien jaar aan een
partij vast. Dat zou je nu niet meer doen
aangezien de deelmobiliteitsmarkt snel
verandert en dit ook de komende tijd
zal blijven doen.’
Samenwerkingsovereenkomst
Hoe wil Rotterdam nu dan afspraken
maken met deelfietsbedrijven? ‘Je zou
voor vergunnen kunnen kiezen. Dat doe
je als er een onevenredige druk is op de
openbare ruimte of als er veel overlast
is voor burgers. Maar volgens onze
juristen is er geen reden om de free
floating deelfietsen heel streng te gaan
reguleren. En dat willen we ook niet.
Vergunnen geeft namelijk weinig vrij-
heid. Je kunt wel hard sturen met ver-
gunningen, maar je timmert dan ook
alles meteen dicht. Wij hebben nu een
gentleman’s agreement en die willen
we uitbouwen naar een samenwer-
kingsovereenkomst.’
Christiaens somt op waar de gemeente
afspraken over willen maken. Rotterdam
wil dat de bedrijven data met de
gemeente delen over het gebruik, kwa-
litatief goede type fietsen inzetten, fiet-
sen herdistribueren, dat de klachten van
burgers snel en goed afgehandeld wor-
den en dat de vervoersarmoede wordt
aangepakt. Vervoersarmoede gaat over
wijken waar inwoners te weinig geld
hebben voor vervoer. Het aanbod van
deelfietsen moet mensen daar op weg
helpen. Nog een wens: interoperabili-
teit. Dat houdt in dat alle deelfietsen via
één app te huren zijn.
En wat heeft de gemeente te bieden in
de overeenkomst? ‘In ruil onderzoeken
we of er ruimte op A-locaties vrijge-
maakt kan worden voor free floating
aanbieders. Dat is juridisch nogal inge-
wikkeld. A-locaties voor deelfietsbedrij-
ven zijn in of vlakbij het station. Precies
de plekken waar nu alleen GoBike en
OV-fiets zitten. Verder kijken we samen
met de aanbieders op welke plekken en
welke wijze de deelfietsenmarkt kan
bijdragen aan een prettige, leefbare en
bereikbare stad, onder andere door
effectiever gebruik van de fietsparkeer-
ruimte.’
Juridische aanknopingspunten
Maar wat moet je doen als bedrijven
niet malen om de A-locaties en gewoon
weer fietsen neerzetten, zonder afspra-
ken te maken? ‘Er is veel bereikt in de
stad met goede gesprekken en samen-
werking. Maar hoe we de ‘cowboys’
oftewel de slechte jongens gaan aan-
pakken, zijn we nu aan het uitzoeken.
Nu oBike weg is, zijn alleen de goede
partijen nog over. Maar het is wel wen-
selijk dat we iets hebben waarmee we
slechte partijen kunnen aanpakken.
Daarvoor hebben we binnen het hui-
dige beleidskader nog te weinig juridi-
sche aanknopingspunten. Hoe we dat
gaan vormgeven, zijn we nu aan het uit-
zoeken. Een nieuw aangescherpt
beleidskader zal begin 2019 gereed zijn.
Ook blijven we in gesprek met de hui-
dige en toekomstige aanbieders van
deelfietsen, elektrische deelscooters en
elektrische deelsteps. Het komt erop
neer dat de deelmobiliteitsmarkt nog
volop in ontwikkeling is. We zitten in
een rijdende trein die we op het juiste
spoor proberen te houden.’
Rotterdam heeft nu een gentleman’s
agreement met enkele deelfietsbedrijven.
Dat wil men uitbouwen naar een
samenwerkingsovereenkomst.
‘GoBike krijgt geld van de Verkeers-onderneming, los van de vraag of GoBike goed of slecht functioneert. Op deze manier zitten we tien jaar aan een partij vast. Dat zou je nu niet meer doen.’
3534 Fietsverkeer 43 najaar 2018
de2020
Meer kinderen op de fiets
Karin Broer
Ieder Nederlands kind heeft een fiets en leert fietsen. Dat
denken we nog steeds, maar het klopt niet. Er zijn scholen
waar maar een paar fietsen op het schoolplein staan. Eén
van de doelstellingen van de Tour de Force is het gericht
stimuleren van fietsen bij groepen waar het fietsgebruik
achterblijft, zoals bij kinderen en migrantenvrouwen
in de grote steden. Een onderwerp dat bij steeds meer
overheden gaat leven, signaleert wegkapitein Hugo van
der Steenhoven.
Doel Tour de Force:
3534 Fietsverkeer 43 najaar 2018
In sommige wijken wordt aanmerkelijk minder gefietst. Kin-
deren groeien er op zonder fiets en leren niet of nauwelijks
fietsen. Een signaal hiervan is de groeiende afname van het
aantal deelnemers aan het praktisch verkeersexamen. Lande-
lijk doet 74 procent van de scholen mee aan het praktisch
verkeersexamen, maar in Rotterdam is dat maar 40 procent
(en in 2016 was dat zelfs maar 15 procent). Dat heeft veel te
maken met de scholen voor wie de organisatie ervan geen
prioriteit heeft, maar ook met gebrekkige fietsvaardigheid en
gering fietsbezit.
Harde cijfers over fietsvaardigheid onder kinderen zijn er ove-
rigens niet. Daarom heeft CROW-Fietsberaad, in het kader
van de Tour de Force, onlangs onderzoeksbureau Labyrinth
opdracht gegeven om in acht gemeenten de verschillen in
fietsvaardigheid en fietsbezit in beeld te brengen tussen scho-
len in wijken met diverse sociaaleconomische achtergronden.
Hugo van der Steenhoven is wegkapitein voor de doelstelling
van de Tour de Force om via gerichte fietsstimulering het
fietsgebruik te verhogen. Van der Steenhoven: ‘Het is heel
lang een blinde vlek geweest, maar in wijken als Overvecht in
Utrecht, Rotterdam Zuid of Amsterdam West wordt gewoon
minder gefietst. Toen ik hier zo’n anderhalf jaar geleden mee
begon, was daar weinig oog voor. In het begin heb ik moeten
praten als Brugman om mensen ervan te overtuigen dat
fietsbezit en fietsvaardigheid lang niet zo vanzelfsprekend
zijn als iedereen denkt.’
Fietsen op Zuid
Van der Steenhoven was toen al in Rotterdam betrokken bij
het programma Fietsen op Zuid dat in 2016 van start ging als
samenwerking tussen de gemeente Rotterdam, onderzoeks-
groep Drift, welzijnsorganisatie Sezer en de Fietsersbond.
Van der Steenhoven: ‘Op Rotterdam Zuid zie je op sommige
schoolpleinen maar drie fietsen staan. De helft van de kinde-
ren heeft geen fiets en de andere helft heeft wel een fiets
maar die is vaak in zo’n slechte staat dat je liever niet wilt dat
er op gefietst wordt.’
Op Rotterdam Zuid wonen veel migrantengezinnen, soms
tweede of derde generatie, die geen fietscultuur hebben.
Maar er zijn ook scholen waar nauwelijks gefietst wordt met
veel witte kinderen, merkte Van der Steenhoven. ‘In Arnhem,
waar nu de campagne ‘Heel Gelderland Fietst’ (zie onder) is
gestart, kwam ik in contact met een schooldirecteur die een
Hugo van der Steenhoven: ‘Het is heel lang een blinde vlek geweest, maar in wijken als Overvecht in Utrecht, Rotterdam Zuid of Amsterdam West wordt gewoon minder gefietst.’
Foto: Debbie Kleijn
3736 Fietsverkeer 43 najaar 2018
klas had met zowel veel vluchtelingen als witte Nederlanders,
en geen van beide groepen fietsten. In Rotterdam Zuid zie je
ook dat het niet-fietsen wordt overgenomen door witte kin-
deren. In deze witte gezinnen is vaak veel aan de hand:
armoede, schulden. Ouders vinden fietsen niet belangrijk, die
zijn bezig met overleven.’
Complex
Om een verandering teweeg te brengen is alleen fietsles of
zorgen dat er fietsen zijn, niet genoeg. Van der Steenhoven:
‘Het is behoorlijk complex. Het is eigenlijk het verhaal van het
fietssysteem.’ Van der Steenhoven doelt op het rapport dat
hij samen met Rob van der Bijl schreef over vervoersar-
moede. Daaruit bleek dat hoewel de fiets een heel toeganke-
lijk goedkoop vervoermiddel lijkt, er toch veel obstakels zijn
om deel te nemen aan het ‘fietssysteem’. Om te kunnen fiet-
sen heb je een fiets nodig, maar bijvoorbeeld ook geld of
mogelijkheden om de fiets te repareren. ‘Sommige mensen
durven niet naar een fietsenmaker te gaan, want straks kost
het 50 euro en dat hebben ze niet.’ Om te fietsen moet je
een zekere conditie hebben, motorisch vaardig zijn, maar
ook je kunnen oriënteren. In sommige culturen is fietsen
voor vrouwen not done. Bovendien is de perceptie van vei-
ligheid een groot obstakel. Van der Steenhoven kreeg in Rot-
terdam Zuid heel veel verhalen te horen over ongelukken en
bijna-ongelukken. ‘Ouders die fietsen een heel gevaarlijke
Verschillen in fietsbezit
Er zijn duidelijk verschillen in fietsbezit tussen arm
en rijk. Nederlanders met een hoog inkomen hebben
een fietsbezit van 90 procent. Bij Nederlanders met
een laag inkomen is dat 79 procent. In sommige
wijken in Amsterdam is het fietsbezit 72 procent,
onder lage inkomens in Den Haag 62 procent en in
Rotterdam Zuid 58 procent.
onderneming vinden, zullen hun kinderen niet snel aanmoe-
digen te gaan fietsen.’
Om kinderen uit deze wijken op de fiets te krijgen, zijn maat-
regelen op meerdere vlakken nodig. Van der Steenhoven: ‘Je
moet op verschillende gebieden iets organiseren: fietsles en
fietsen, maar ook de verkeersveiligheid rond scholen aan-
pakken.’ Op Rotterdam Zuid werd samen met de BMX-school
en wielerploeg Delta Cycling het fietsen op een aantrekke-
lijke manier aangeboden. Ook werden ouders bij het fietsen
betrokken; zo kregen 450 vrouwen van allochtone afkomst
fietsles.
Een belangrijke les van Fietsen op Zuid was om samen te
werken met een organisatie die de doelgroep goed kent en
deze weet te bereiken. Zorg dat het onderwerp bij die orga-
nisaties op de agenda staat. Op Zuid was onder andere Sezer,
een organisatie gespecialiseerd in diversiteit, een belangrijke
partner.
Het programma Fietsen op Zuid, dat eind dit jaar ten einde
loopt, krijgt waarschijnlijk een vervolg, verwacht Ger Lulofs,
beleidsmedewerker verkeersveiligheid van de gemeente Rot-
terdam. De gemeente is bezig om een nieuwe fietsvisie te
schrijven. Lulofs: ‘De problemen die er op Rotterdam Zuid
zijn, zijn er ook in Delfshaven en Crooswijk. We willen het
liefst van Fietsen op Zuid, Fietsen Rotterdam of Fietsen 010
maken. Met als doelstelling dat ieder kind in Rotterdam een
In de Haagse Sporttuin Schilderswijk wordt
fietsles gegeven aan scholieren.
foto: Valerie Kuipers
3736 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Wat is er gebeurd in het kader van dit project?
‘Kinderen hebben fietsles gekregen op BMX-fietsen, er was the-
orieles over verkeer. Groep 7 en 8 hebben samen met een archi-
tect maquettes gemaakt voor een veilige schoolomgeving. We
hebben geoefend voor het praktisch verkeersexamen en ook
meegedaan. We hebben er voor gezorgd dar er fietsenrekken op
het schoolplein kwamen. Voor het project stonden er denk ik 5
fietsen op schoolplein, daarna 25 à 30. We hebben via het ANWB
kinderfietsenplan fietsen kunnen uitlenen en ook een aantal
gedoneerd.’
Wat voor school in de Theresiaschool?
‘De Theresiaschool is vlakbij het Zuidplein. De school ligt
aan een drukke weg, kinderen kwamen lopend, met het ov
of werden afgezet met de auto. Je merkt dat fietsen vanuit
ouders niet wordt gestimuleerd. Ze vinden het vaak eng, zijn te
beschermend, snel bang dat een kind valt.
Bloemhof is een beetje een achterstandswijk, er is veel armoede
en dan is een fiets toch een hele aanschaf. Dat is een drempel. Er
zijn ook veel allochtone ouders die het fietsen vanuit hun cul-
tuur niet hebben meegekregen.’
Wat is een les die je meeneemt?
‘Ik denk dat het heel belangrijk is om ouders enthousiast te
maken voor fietsen. Ouders bepalen toch voor 95 procent wat
hun kind doet, beweegt of eet. Fietsen is heel goed voor de
motoriek. Wij vinden fietsen allemaal heel gewoon, maar moto-
risch is fietsen best uitdagend. Als je het op latere leeftijd moet
leren is dat heel lastig. Ik ben heel enthousiast over het pro-
ject. Het heeft echt een boost gegeven aan het fietsen. Door het
project werden kinderen enthousiast voor het fietsen. Er was
een jongen die woonde om de hoek van school, die kwam altijd
lopend, maar nu heeft hij een fiets en hij fietst nog steeds. Dat
geeft mij voldoening.’
fiets heeft, heeft leren fietsen en deelneemt aan het fietsexa-
men.’ Of het zover komt, hangt af van de politiek.
Meer aandacht
Niet alleen in Rotterdam staat fietsstimulering op de agenda.
Ook de gemeente Amsterdam formuleert als doelstelling in
het Meerjarenplan Fiets om in wijken waar het fietsen achter-
blijft (stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost) het fiets-
gebruik te stimuleren. De gemeente heeft nu opdracht gege-
ven voor een onderzoek om meer zicht te krijgen op
manieren om fietsgebruik te stimuleren. De Hogeschool van
Amsterdam gaat op een basisschool en een middelbare
school onderzoeken welke barrières en motieven er zijn om
te gaan fietsen. Daarnaast wordt geïnventariseerd welke
fietsstimuleringsactiviteiten er de afgelopen tien jaar geweest
zijn en hoe effectief die waren.
Dominique Keupers, gymleerkracht in Rotterdam Zuid
Was vorig jaar betrokken bij het project Fietsen op Zuid
op de Theresiaschool in de wijk Bloemhof. Foto: Debbie Kleijn
Delta Cycling Rotterdam wil het plezier in fietsen benadrukken,
met een knipoog naar de wielersport. Als je fiets kapot is, ga je
niet naar de fietsenmaker maar naar de campusmecanicien.
3938 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Dat is in een notendop het ANWB kinder-
fietsenplan. Het plan is drie jaar geleden
ontstaan na een vraag van de GIO Foun-
dation van Feyenoordtrainer Giovanni
van Bronckhorst, een naschools sport-
en onderwijstraject voor kinderen met
een leerachterstand. Deze stichting zorgt
onder andere dat deze jongeren bijles
krijgen. Veel jongeren bleken geen ver-
voermiddel te hebben om naar bijles
te komen. Via via kwam de vraag bij de
ANWB terecht en daaruit ontstond het
kinderfietsenplan.
Inmiddels bestaat het project drie jaar.
En het is een groot succes. ‘We hebben
nu ruim 10.000 fietsen ingezameld,’ zegt
Sanne van den Rotten, projectmanager.
De ANWB heeft drie eigen werkplaatsen,
twee daarvan zijn ondergebracht bij
wegenwachtservice-stations. Daarnaast
zijn er nog acht andere werkplaatsen, dit
zijn werkplaatsen waar mensen met een
afstand tot de arbeidsmarkt werken. Inge
Veliscek, coördinator van de werkplaatsen
geeft het voorbeeld van de werkplaats in
Sint Odiliënberg. ‘Daar werken we samen
met een sociale werkplaats. Ze hadden
een fietsenwerkplaats, ze hadden jongens
ANWB kinderfietsenplan
De ANWB zamelt gebruikte fietsen in onder haar leden,
knapt ze op in werkplaatsen en geeft ze door aan
organisaties als Nationaal Fonds Kinderhulp en Stichting
Leergeld. Deze organisaties zorgen dat de fietsen
terechtkomen bij kinderen en jongeren uit gezinnen
met weinig geld.
Gelderland
De provincie Gelderland is ‘Heel Gelderland Fietst’ gestart
met als onderdeel ‘Alle kinderen kunnen fietsen’. ‘Heel Gel-
derland Fietst’ is gericht op het stimuleren van het fietsge-
bruik van nieuwe Nederlanders, kinderen en ouderen. Frank
Eggen, programmaleider verkeer en gedrag van de provincie:
‘Onze ambitie is om het fietsaandeel van de modal split in
2030 naar 35 procent te laten groeien, nu zit dat al jaren op
26 procent. We zetten een aantal initiatieven op en als een
initiatief werkt, schalen we op.’ Op 2 november startte het
eerste project op een Apeldoornse school voor jonge vluch-
telingen. Via het ANWB kinderfietsenplan (zie kader) krijgen
vijftien jongeren een fiets. Eggen: ‘We zorgen voor fietsles en
verkeerseducatie.’ Andere pilots in Arnhem en de gemeente
Overbetuwe volgen later. De provincie werkt voor dit pro-
gramma samen met GGD, Fietsersbond, ANWB en met de
zes Gelderse regio’s.
De provincie Utrecht staat in de startblokken met pilots voor
op de doelgroep toegesneden extra fietsvaardigheidsonder-
steuning. De Fietsmeesters, een organisatie die in de stad
Utrecht fietsles en verkeerseducatie geeft, gaat in vier steden
(Utrecht, Amersfoort, Nieuwegein, Veenendaal) extra onder-
steuning geven aan basisschoolleerlingen met minder fiets-
vaardigheid. In elke stad wordt een andere vorm van extra
die iets met techniek wilden doen, maar
ze hadden geen fietsen. Nou, wij hebben
wel fietsen.’
De fietsen, afkomstig van de 4 miljoen
ANWB-leden, zijn vaak in goede staat.
Mountainbikes, racefietsen, fietsen met
een derailleur worden niet ingezameld. In
principe gaat het om kinderfietsen vanaf
24 inch, al zitten er af en toe ook kleinere
fietsen bij.
Gemeenten, met name vanuit armoede-
beleid, tonen veel belangstelling. Van den
Rotten: ‘We krijgen veel aanvragen en er
is veel enthousiasme om hier iets mee te
doen.’
Het plan is de komende maanden nog
5 à 6 werkplaatsen te openen. Van den
Rotten: ‘De stip op de horizon is om door
het hele land werkplaatsen te hebben
zodat leden ze daar kunnen brengen. Kin-
deren die een fiets nodig hebben, kunnen
ze daar dan ophalen en meteen ter plekke
kijken of de fiets past. Helemaal mooi zou
het zijn, dat als blijkt dat iemand nog niet
goed kan fietsen, er meteen een fietsles
wordt aangeboden’.
Feyenoordtrainer Giovanni van Bronckhorst
ondersteunt kinderen met een leerachterstand.
De ANWB zamelde al meer dan 10.000 fietsen in.
3938 Fietsverkeer 43 najaar 2018
De gemeente Den Haag financiert al jaren het pro-
gramma Veilig Leren Fietsen. Het programma startte
tien jaar geleden toen bleek dat steeds meer kin-
deren niet konden fietsen, geen fiets hadden en dus
ook niet mee konden doen met het praktisch ver-
keersexamen. Er werd een programma opgezet met
fietsvaardigheidslessen. Scholen kregen een per-
manent verkeersparcours op het schoolplein. De
gemeente zorgde voor een aanhanger vol kinder-
fietsen in verschillende maten en allerlei materialen.
De leerkrachten zelf, meestal de gymleraren, geven
de lessen. Een school krijgt twee keer per school-
jaar de aanhanger twee weken. Inmiddels zijn er vier
karren, 30 scholen worden zo bediend.
En de resultaten zijn zichtbaar. Beleidsmedewerker
Jacqueline Pieters, van de afdeling verkeer van de
gemeente: ‘We merken in het voortgezet onderwijs
dat kinderen weer beter kunnen fietsen en dat ze
ook vaker een fiets hebben. Er doen meer scholen
mee aan verkeersexamen en ze slagen ook.’
Dat wil niet zeggen dat alle basisscholen in Den
Haag meedoen aan het praktisch verkeersexamen.
Den Haag heeft circa 165 basisscholen, in 2017 deed
74 procent van de scholen mee, precies het lande-
lijk gemiddelde. Vergeleken met Rotterdam (was
15 procent in 2016, nu 40 procent) is dat een stuk
hoger.
Voor het Haagse programma wordt nauw samen-
gewerkt met de scholen. Tegenwoordig zitten er
in de aanhanger ook allerlei andere voertuigen als
stepjes, skateboards en loopfietsjes. Pieters: ‘Ik ben
vorige week nog op een school geweest, je ziet
dat kinderen ontzettend veel plezier hebben. We
zijn continu bezig dit verder te ontwikkelen. Dit is
opgestart vanuit verkeerseducatie, maar fietsen
is natuurlijk veel meer, het heeft ook impact op
gezondheid, op fysieke ontwikkeling, sport, mee-
doen aan de samenleving.’
Vorig jaar is gestart met ouder-kind-fietslessen.
Pieters: ‘We zeggen ouder-kind-fietslessen, in
de praktijk gaat het om moeders. We geven de
lessen vlak na school of in de pauze.’ Een speciale
verkeersleerkracht geeft 20 lessen. De eerste 10
lessen krijgen ouders en kinderen apart les, de
laatste 10 doen moeders en kinderen samen. En
er wordt afgesloten met een examen en een cer-
tificaat. Het is ontstaan vanuit de ervaring dat als
de ouders niet fietsen, de kinderen het ook eerder
voor gezien houden. Pieters: ‘We wilden de ouders
meer betrekken. We steken in vanuit de scholen,
dat is de gemakkelijkste manier om de doelgroep
te benaderen.’
Het programma Veilig Leren Fietsen valt helemaal
onder verkeersveiligheid, en wordt uit dat budget
betaald. Als tip voor gemeenten die met het
onderwerp aan de gang gaan, zegt Pieters: ‘Zorg
dat het structureel in beleid zit, structurele finan-
ciering is belangrijk. En investeer goed in de relatie
met onderwijs.’
Den Haag: al jaren extra aandacht aan fietsvaardigheid
ondersteuning getest. Zo wordt in de ene stad een moun-
tainbike-parcours gebruikt en in een andere stad worden de
ouders er meer bij betrokken. Jos Smulders, projectleider
namens de provincie: ‘In elke gemeente is de aanpak ver-
schillend zodat we kunnen zien wat het beste werkt.’
Intentieverklaring
De Tour de Force heeft als doelstelling voor 2020 dat de 35
grootste gemeenten een werkend fietsstimuleringsbeleid
hebben voor kinderen en vrouwen met migrantenachter-
grond. Van der Steenhoven is nu druk bezig een intentiever-
klaring op te stellen voor de F10, de vijftien gemeenten met
grote ambities op fietsbeleid. In deze verklaring met als titel
‘Alle kinderen kunnen fietsen’ omarmen de F10-fietssteden
‘het principe dat alle kinderen in hun gemeenten de kans
moeten krijgen om te fietsen’.
Het is tijd voor beleid en voor structurele financiering, vindt
Van der Steenhoven: ‘Verkeerskundigen en bestuurders gaan
er vaak te veel van uit dat iedereen kan fietsen. Dat is niet zo.
Ik zou tegen hen willen zeggen: besef dat je hier beleid op
moet voeren. Maak daar geld voor vrij. Een fietspad kost al
gauw een miljoen. Als we nu eens een deel van dat geld
gebruiken om het gebruik van dat fietspad te verhogen.’
Jacqueline Pieters
van de afdeling verkeer
van Den Haag:
'Investeer goed in de relatie met onderwijs.’
4140 Fietsverkeer 43 najaar 2018
We vragen het Eric Greweldinger, de bevlogen verkeersregel-
expert in ’s-Hertogenbosch, die inmiddels veel ervaring heeft
opgedaan met prioriteitsregelingen voor de fietser. Ook
schuift Arnold Bongers bij het gesprek aan, de fietsbeleids-
man van de gemeente.
De iVRI werd geboren binnen het Talking Traffic project, zo
legt Eric Greweldinger uit. Dat werd opgezet in het kader van
Beter Benutten. Het idee was om de iVRI in de vorm van een
partnership tussen overheid en bedrijfsleven van de grond te
krijgen. De industrie greep de subsidieregeling met beide
handen aan en de grote leveranciers van verkeersregelinstal-
laties (vri’s) en dataleveranciers gingen ermee aan de slag.
Dat resulteerde in verkeersregelinstallaties die niet alleen
Ron Hendriks
Het is het nieuwste buzzword bij de
verkeersregelaars: iVRI. Deze intelligente
regelinstallatie kan beter communiceren met
weggebruikers. IenW trok er 75 miljoen euro
voor uit en de eerste installaties staan op
straat. Wat schiet de fietser er mee op?
Fietser profiteert nu nog beperkt van intelligente verkeerslichten
iVRI is nogal auto-georiënteerd. Fietsers profiteren
nu nog vooral indirect omdat er meer tijd voor ze
vrijkomt in de regelcyclus, zegt Eric Greweldinger,
verkeersregelexpert bij de gemeente ’s-Hertogenbosch.
kunnen communiceren met de verkeersregelcentrale, maar
ook met weggebruikers. Daardoor weet het verkeerslicht al
op afstand dat er verkeersdeelnemers aankomen en kan de
installatie daar beter op inspelen. Ook kan er informatie aan
de weggebruiker worden teruggemeld. Een verkeerslicht kan
er zo bijvoorbeeld automatisch voor zorgen dat een peloton
vrachtwagens in één keer door groen kan. Dat scheelt
afremmen en optrekken en daarmee tijd, brandstof en CO2-
uitstoot.
Vooral autogedreven
Belangrijk voor de ontwikkeling van de iVRI is dat hard- en
software zijn losgekoppeld. Dat heeft als voordeel dat in
principe ieder verkeersregeling in iedere verkeersregelauto-
maat kan worden ingebracht, onafhankelijk van de leveran-
ciers van de vri. Inmiddels heeft een aantal grotere leveran-
ciers en adviesbureaus daarvoor nieuwe regelsoftware
ontwikkeld.
Greweldinger: ‘Vanuit de steden kwam direct bij het begin al
de vraag wat er zou gebeuren ten aanzien van de fietser,
want het project was vooral autogedreven. Toegegeven, het
is ook moeilijker om voor de fietsers een businesscase te
ontwikkelen. Want uiteindelijk moeten de leveranciers na
afloop van het project wel hun eigen broek zien op te hou-
4140 Fietsverkeer 43 najaar 2018
den. Daarom besloot een aantal provincies en gemeenten
een groep Fiets ITS op te zetten binnen Talking Traffic. Maar
dat initiatief strandde min of meer.’
Wel kwamen parallel aan de ontwikkelingen rond iVRI speci-
ale apps op de markt om fietsers te bevoordelen bij verkeers-
lichten. Dynniq kwam met Crosscycle en Vialis met
Schwung.
Crosscycle werd in Tilburg op een paar plaatsen geïnstal-
leerd. In ’s Hertogenbosch werd in 2017 Schwung geïmple-
menteerd. ‘Als je met de app op je smartphone in de buurt
van een vri komt, word je gezien. De maximale afstand is
instelbaar, maar nu afhankelijk van de locatie zo’n 50 meter.
Dat is maar iets meer dan de maximale afstand van een ‘ver-
weglus’, maar die kun je lang niet in alle gevallen gebruiken.
Daarbij is Schwung zelflerend en na een tijdje houdt hij reke-
ning met je veelgereden routes en anticipeert daar op.’
Maar hoewel Schwung meestal in één adem wordt genoemd
met de iVRI, werkt de app ook bij ‘oude’ vri’s, vertelt Grewel-
dinger. ‘In Den Bosch hebben we nu drie nieuwe iVRI’s, maar
we hebben inmiddels 50 vri’s waar fietsers langskomen uit-
gerust met Schwung. Daarvoor hoefde geen hard- of soft-
ware te worden aangepast. Er wordt alleen gebruikgemaakt
van de huidige detectormeldingen die via IVERA-comman-
Fietsers die de Schwung-app hebben
geïnstalleerd hebben worden ‘gezien’
door de verkeersregelautomaat.
De Afteller meldt bij veel
Bossche verkeerslichten
aan automobilisten over
hoeveel seconden het licht
op groen gaat. Ook de fietser
profiteert. In een minuut
is vier seconden extra te
verdelen in de regelcyclus.
Eric Greweldinger:
Het is moeilijker om voor de fietsers
een businesscase te ontwikkelen. Want
uiteindelijk moeten de leveranciers na
afloop van het project wel hun eigen
broek zien op te houden.
4342 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Ministerie van I&W wil bestaande apps koppelen aan iVRI's
Veel fietsapps houden al afstand, snelheid en locatie bij. Deze apps zijn echter nog niet aange-
sloten op de Talking Traffic keten. Daarom wil I&W ontwikkelaars van apps stimuleren om derge-
lijke fietsdata beschikbaar te maken voor Talking Traffic. Marktpartijen kunnen daartoe binnen-
kort een ‘fietsdatacontract’ afsluiten met de overheid. In ruil voor fietsdata ontvangen ze een ver-
goeding. Begin volgend jaar kan men zich daarvoor aanmelden.
do’s worden aangestuurd door Schwung.’ IVERA is het stan-
daardprotocol waarmee vri’s communiceren met de ver-
keersregelcentrale.
Meer mogelijkheden
Maar, stelt de verkeersregelexpert, bij de nieuwe iVRI’s krijgen
we wel meer mogelijkheden. ‘Je kunt bijvoorbeeld nog beter
groepen fietsers detecteren. Of nog meer databronnen toe-
passen waar je op kunt sturen. Je zou bijvoorbeeld ook de
“slimme fietsbel” kunnen inzetten, die de gebruiker een
waarschuwing geeft bij risicovolle kruispunten.’
Fietsbeleidsman Arnold Bongers weet zelfs dat men in Breda
nadenkt over de mogelijkheid om in te grijpen op de snelheid
van de elektrische fiets via een app als Schwung. ‘Als iemand
te snel gaat voor een volgend verkeerslicht, kun je het
motorvermogen van een e-fiets een beetje terugschroeven.
Ikzelf vind overigens dat dat veel te ver gaat. Je kunt hoog-
stens informatie geven aan de fietser.’
Voorwaarde voor dit alles is dat de fietser de app installeert
en gebruikt. En dat loopt nog wel wat moeizaam, erkent Gre-
weldinger. De app is zo’n 4000 keer gedownload, maar blij-
kens de commentaren in de appstores merken nogal wat
gebruikers nog niet dat ze sneller groen krijgen op hun route.
‘Een objectief cijfer met wachttijden voor en na hebben we
nog niet. Daar werken we uiteraard wel aan. Ook willen we
de routesnelheden op routes waar de Schwung wordt
gebruikt analyseren. En gebruikers krijgen inmiddels ook
feedback, hoe vaak men is gezien door de regeling.’
Afteller
Kan de verbetering die iVRI claimt voor de auto niet worden
ingezet om de regeling voor de fietsers te verruimen? Jaze-
ker, beamen beide verkeersspecialisten volmondig. Grewel-
dinger illustreert het aan de hand van de Afteller. Die meldt
bij veel Bossche verkeerslichten aan automobilisten over
hoeveel seconden (of eigenlijk tellen want de 3-2-1 vergt 2
seconden) het licht op groen gaat. ‘Recent onderzoek laat
zien dat dit per fase 1 seconde scheelt in de regeling. Ieder-
een ziet dat als een automaatregel, maar de hele cyclus ver-
snelt en de fietser en het openbaar vervoer heeft daar ook
voordeel bij. In één minuut is bijvoorbeeld bij vier fasen vier
seconden extra te verdelen in de cyclus.’
Is een iVRI duur? Exacte cijfers noemt Greweldinger niet.
‘Maar op dit moment loont het qua kosten-baten nog niet.
Arnold Bongers:
Als iemand te snel gaat voor een
volgend verkeerslicht, kun je op
afstand het motorvermogen van een
e-fiets een beetje terugschroeven.
Ikzelf vind overigens dat dat veel te
ver gaat.
De Schwung-app laat nu ook zien
hoe vaak een fietser is opgemerkt
door de regeling.
4342 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Als de aanschaf meegaat in het geheel, valt het nog wel
mee.’
Leveranciers willen de iVRI en de programmatuur liefst als
een service aanbieden. De hardcore verkeersregelaar in Gre-
weldinger ziet dat niet zo zitten. ‘Ik ben van mening dat ver-
keersregeldeskundigen bij een gemeente nodig blijven om
de leveranciers tegenpartij te bieden. Om regelingen te con-
troleren en om het maximale uit een regeling te halen.’
Twee vragen aan Marcel Westerman - projectleider Talking Traffic
Arnold Bongers blijft nog een beetje sceptisch over de winst
die de iVRI voor de fietser kan opleveren. ‘Het klinkt veelbe-
lovend, maar degene die achter de knoppen zit, die de rege-
ling maakt, die bepaalt in de praktijk welke regeling de fietser
krijgt. Die moet het besef hebben dat je een fietser in een
cyclus twee keer groen kunt geven, en de auto wat meer
wachttijd. Daar zit nog heel veel winst. Misschien wel meer
dan in allerlei technische innovaties.’
Wat biedt de iVRI tussen nu en ca.
2020 al aan mogelijkheden voor de
fiets?
De iVRI is zeker niet alleen ontwikkeld ten
faveure van de auto. De kern van de iVRI
is dat de hardware en de intelligentie (de
regeling) zijn gescheiden en de regeling
via internationaal gestandaardiseerde koppelvlakken commu-
niceert met weggebruikers en vice versa. Elke iVRI voldoet aan
gestandaardiseerde specificaties, zodat wegbeheerders terecht-
kunnen bij alle leveranciers, en werkt via internationaal gestan-
daardiseerde koppelvlakken, zodat service providers en auto-
mobielfabrikanten (inter)nationale diensten kunnen ontwik-
kelen.
Dit maakt de iVRI bij uitstek ook geschikt voor fietsers. Sterker
nog, diensten voor fietsers zijn integraal onderdeel van de eisen
en contractuele afspraken binnen Talking Traffic. Alle iVRI-rege-
lingen voldoen aan de eis dat zij gebruik kunnen maken van
fietsdata en fietsers prioriteit kunnen geven. De meeste wegbe-
heerders laten deze functionaliteit ook op straat realiseren en
inregelen volgens hun eigen beleidskader. Twee van de drie ser-
viceproviders binnen Talking Traffic leveren ook diensten aan
fietsers met behulp van hun eigen app: prioriteitsverlening en
informatie over de tijd-tot-rood en de tijd-tot-groen voor fiet-
sers, en informatie over fietsparkeren. Deze diensten en apps
voor fietsers zijn als onderdeel van het verificatietraject binnen
Talking Traffic getest en werken dus op dit moment al technisch
en functioneel.
Wat kan de iVRI in de toekomst voor de fiets beteke-
nen (en wat is daar voor nodig)?
We kennen allemaal wel de ‘fietsfiles’ bij kruispunten in grote
steden. Als er in de toekomst overal iVRI’s zijn, en het merendeel
van de fietsers tijdens het fietsen 'connected' is (via een app of
fietscomputer op het stuur), is het mogelijk om dit soort fietsfiles
te beperken. Fietsers kunnen dan soepel door de stad rijden, wat
fietsen aantrekkelijker maakt en bijdraagt aan de leefbaarheid in
de stad. Ook wordt het mogelijk om ander verkeer te attenderen
op fietsers in de directe nabijheid, bijvoorbeeld gericht op het
beperken van fietsongelukken met afslaande vrachtwagens.
De groep fietsers die daadwerkelijk gebruikmaakt van dit soort
apps en diensten is vooralsnog beperkt. De diverse landelijke
en regionale initiatieven gericht op fietsers worden nu gebun-
deld om te zorgen dat deze groep groeit. Want hoe groter het
aantal gebruikers, hoe beter de diensten werken, hoe beter fiet-
sers kunnen worden ondersteund en hoe groter de bijdrage aan
de beleidsdoelen.
PB44 Fietsverkeer 43 najaar 2018
Winnie Daamen is Associate Professor aan de TU
Delft. Ze richt zich onder meer op het model-
leren en simuleren van voetgangers- en voer-
tuigstromen. En ook steeds meer op drukke fiets-
paden.
‘Crowd monitoring’ is één van de zaken waar de TU
zich mee bezig houdt. Dat gaat over voetgangers. Kun
je daaruit iets leren over drukke fietspaden? Of is daar
heel ander onderzoek voor nodig?
Crowd monitoring gaat om het real-time waarnemen van
de voetgangersstromen en het inschatten van de verkeers-
situatie op een groter gebied. Daarvoor gebruiken we ver-
keersstroomtheorie, gebaseerd op waarnemingen. Zowel
de waarneemtechnieken als de verkeersstroomtheorie zijn
te gebruiken voor fietsstromen, met aanpassingen om het
specifieke fietsgedrag te beschrijven, zoals beperkte ver-
snelling en de onmogelijkheid om in zijwaartse richting te
bewegen. We zijn nu druk bezig om ons crowd monitoring
dashboard uit te breiden naar een real-time monitoring
dashboard voor mobiliteit in het algemeen, dus inclusief
fietsers. De eerste toepassing daarvan komt op de TU Delft
campus.
Onlangs kreeg u bijna 2 miljoen euro om data over
mobiliteit te verzamelen. Dat deden instanties als CBS
en NDW toch al? Of zal er nieuwe data - bijvoorbeeld
over de fiets - uit voortkomen?
Er bestaan inderdaad al datasets over mobiliteit. Die data-
sets focussen zich vaak op één aspect van het totale mobi-
liteitssysteem, bijvoorbeeld verplaatsingen (één aspect van
mobiliteit), het openbaar vervoer (één modaliteit), Amster-
dam (één specifiek stedelijk gebied). Wij ontwikkelen een
ICT-faciliteit waarin bestaande datasets worden gekoppeld
en waarin nieuwe datasets kunnen worden opgenomen.
Op deze manier kunnen alle aspecten van het mobiliteits-
systeem worden geïntegreerd in één omgeving, waarbij de
privacy van de data wordt gewaarborgd en waarbij onder-
zoekers toegang hebben tot (een deel van) de data. Daar-
naast faciliteren we dataverzameling, onder andere over
fietsers, door het aanschaffen van sensoren, het samen-
stellen van een panel (of samenwerken met bestaande
panels) en het ontwikkelen van een virtual en augmented
reality omgeving.
Europese projecten als Allegro, waar veel aandacht
naar uitgaat vanuit de TU, zijn voor veel gemeente-
lijke verkeerskundigen niet echt gemeengoed. Wat
kunnen ze ervan op straat terugzien?
Real-time monitoring van fietsersDe kern van het Allegro-project bestaat uit het ontwikkelen
van theorieën en modellen die het gedrag van fietsers en
voetgangers beschrijven. Dat is vooral een theoretische
onderbouwing van praktische toepassingen, maar kan ook
direct toegepast worden. Zo is het routekeuzemodel voor
fietsers al geïntegreerd in het verkeersmodel van Amster-
dam. De andere onderdelen zijn meer op de praktijk
gericht. Het eerder genoemde crowd monitoring dash-
board is al op verschillende locaties toegepast, bijvoor-
beeld in Amsterdam en het TT festival in Assen. Samen met
AMS, het Amsterdam Institute for Advanced Metropolitan
Solutions, werken we aan een methode om wachttijd voor
fietsers op kruispunten te schatten. Daarvoor maken we
gebruik van data van de gemeente Amsterdam, maar de
methode zal algemeen toepasbaar zijn voor andere
gemeenten en gebruikt kunnen worden in verkeersma-
nagement of het geven van routeadvies aan fietsers. En we
ontwikkelen een mobiel platform met sensoren, zodat we
de fietsers- en voetgangersstromen in steden kunnen
waarnemen. Die praktische toepassing van onderzoek
krijgt binnen Allegro dus veel aandacht. Mochten gemeen-
ten of andere belanghebbenden specifieke vragen hebben,
dan denken we graag mee.
Fietsers en voetgangers worden nu meer onder één
noemer geplaatst als zogenaamde ‘active modes’.
Heeft die samentrekking consequenties voor het
mobiliteitsbeleid?
We zien dat de algemene tendens bestaat om mensen te
stimuleren gebruik te maken van actieve modaliteiten,
maar om de kans op een gedragsverandering te vergroten
lijkt het goed om beleid op de twee modaliteiten apart af
te stemmen. Fietsers en voetgangers zijn duidelijk verschil-
lend van de ‘traditionele’ modaliteiten openbaar vervoer en
autoverkeer, maar hebben ook veel onderling verschil-
lende kenmerken. Beide worden bijvoorbeeld gebruikt
voor voor- en natransport, maar de reikwijdte is heel
divers. Ook afstanden die mensen fietsen of lopen om een
activiteit uit te voeren (boodschappen doen, sporten) zijn
anders, evenals de factoren op basis waarvan een route
wordt gekozen. Daarnaast verschillen de fysieke eisen aan
lopen en fietsen, en speelt ook de cultuur een rol bij de
bereidheid om fietsen als volwaardige modaliteit te zien.
foto
: TU
Del
ft /
Fra
nk
Au
per
lé