Morpheus Anesthesiologie - dec 2008
-
Upload
nva-anesthesiologie -
Category
Documents
-
view
223 -
download
1
description
Transcript of Morpheus Anesthesiologie - dec 2008
morpheus. december 2008
1
morpheus.Bang voor narcose?Een peiling. Én de feiten over veiligheid
De slaapdokter waaktOp bezoek in het kinderziekenhuis
Op missie in Haïti en KandaharAnesthesie met de voeten in de klei
jubileumuitgave van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
Zes anesthesiologen in hun slaapkamer
morpheus. december 2008 3
Zestig jaar in Morpheus’ armen
Maak kennis met de Griekse god Morpheus. Hij verschijnt in uw dromen als uw geliefde, die u in zijn armen neemt. Zo zorgt Morpheus voor een weldadige slaap. Zijn dromen zijn prachtig en hebben altijd een happy end. Bij hem bent u in veilige handen.
Net als de glossy’s in de kiosk is Morpheus een blad om bij weg te dromen. Wij nemen u mee naar alle mooie en onverwachte kanten van ons vak, de anesthesiologie. Nee, niet alleen naar de operatiekamer, maar ook naar de pijnpoli, de kinderkliniek, naar Afghanistan én u mag mee op de traumaheli. We gunnen u zelfs een kijkje door het sleutelgat van onze eigen slaapkamerdeuren. Maar we komen er ook voor uit dat we maar eenvoudige stervelingen zijn, met alle beperkingen van dien, al zult u zien dat we er alles aan doen om daar bovenuit te stijgen. U mag het best weten: wij houden enorm van ons vak. En wij zijn trots op wat we met de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie in zestig jaar hebben bereikt! Daar willen wij u graag deelgenoot van maken. Wij wensen u een plezierige ontmoeting met Morpheus.
Jan KleinVoorzitter Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie
beeld: Humprey Daniels
4 morpheus. december 2008
inhoudZonder verdoving 7Even bijkletsen met de anesthesioloog? Het kan, nee het móet zelfs, bij wakkere hersenoperaties. Terwijl de chirurg snijdt, houdt de anesthesioloog de patiënt bezig. En en passant maakt hij ook nog een dvd’tje voor het thuisfront. Als de dood… 11Frans Bauer was doodsbenauwd toen hij onder het mes moest voor een operatie aan zijn stembanden. En hij is niet de enige. Veel mensen zien op tegen de narcose. Maar hoe wijdverbreid is die angst? Een eerste verkennend onderzoek.
Zestig jaar werken aan veiligheid 14Bang voor de narcose? Erg reëel is dat niet. Anesthesiologie is tegenwoordig behoorlijk veilig. Farma cologie en techniek staan op een hoog peil, het resultaat van spectaculaire ontwikkelingen in de afgelopen vijfentwintig jaar. En de anesthesioloog zelf wil ook niets liever dan een patiënt zo goed mo-gelijk door een operatie heen loodsen. Al zal hij altijd blijven zeggen dat het ‘nog beter’ kan. Een terugblik.
Pijn raakt alle domeinen van je leven 20…maar gelukkig is er vaak iets aan te doen. Pijnpoli’s hebben handen vol werk, want het aantal pijnpati-enten groeit. Tijdig behandelen is essentieel. ‘Wij kunnen pijn draaglijk maken.’
Voeten in de klei 23Anesthesiologie zonder grenzen in Haïti en Afgha-nistan. ‘Vergeet niet dat Nederland toch zo ongeveer het paradijs op aarde is.’
Welkom in onze eigen (uit)slaap kamer 28Maak kennis met zes anesthesiologen. In hun eigen (uit)slaapkamer vertellen ze waar ze van dromen en waarom ze zijn wat ze zijn.
De slaapdokter waakt overal 35Een kind mag veel in het Wilhelmina Kinderzie-kenhuis, behalve pijn hebben. ‘Een ernstig ziek kind heeft impact op het hele gezin.’
42
28
35
morpheus. december 2008
5
Never a dull moment 39Bas, Saidja, Liselore en Christian over hun opleiding. ‘Anesthesiologen zijn perfectionisten.’
Precisieanesthesiologie 42‘Anesthesioloog met natuurkundehobby’ ontwerpt slim apparaat om in de lichaamscellen te kijken.
Fingerspitzengefühl 45Het vak ‘met de meeste metertjes’, noemt intensive care anesthesioloog Sesmu Arbous haar profes-sie. Maar het blijft mensenwerk, met alle voor- en nadelen van dien. Dat houdt haar al meer dan tien jaar bezig.
Flashback van je eigen ongeluk 48Traumaheliarts Bert Dercksen maakt foto’s tijdens zijn werk en gaat er later mee op bezoek bij de slachtoffers. Dat wordt erg op prijs gesteld, méér dan Dercksen had verwacht. Hij schrijft er een boek over.
En verder:
De Nederlandse Vereniging voor
Anesthesiologie 6
Colofon 6
Tovenarij? 22
Neurowetenschapper Victor Lamme
over bewustzijn
Oud en dik 52
De patiënt verandert. Dat levert de
anesthesiologie nieuwe vraagstukken én
nieuwe klanten op.
Nooit meer golfen met de farmaboer 54
Snoepreisjes aan banden gelegd
Wat & Hoe in het anesthesiologisch 55
Feiten over anesthesiologie 56
48
2345
colo
fon Lustrumredactie: Hans Pöll, Bas Kostering,
Christa Boer, Peter Rosseel, Cas van Oort, Aart
van Rheineck Leyssius
Coördinatie en productie:
Sandra Gijtenbeek, NVA
Concept:
Marianne Meijerink, hetschrijfbureau.com
Tekst:
Marianne Meijerink (tenzij anders vermeld)
Vormgeving en beeldredactie:
Bibian Harmsen, bibianharmsen.nl
Druk: Roto Smeets GrafiServices
Redactieadres:
NVA, Sandra Gijtenbeek
tel. 030 2823 385
Oplage: 40.000
© Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie,
december 2008
NVA, Mercatorlaan 1200, Postbus 20063
3502 LB Utrecht, tel. 030 2823 385
www.anesthesiologie.nl
morpheus.is een speciale uitgave van De Anesthesioloog, ter gelegenheid van het 60-jarig
bestaan van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA)
morpheus. december 2008 1
morpheus.Bang voor narcose?Een peiling. Én de feiten over veiligheid.
De slaapdokter waaktOp bezoek in het kinderziekenhuis
Op missie in Haïti en KandaharAnesthesie met de voeten in de klei
eenmalige uitgave van de Nederlandse Vereniging anesthesiologie
Zes anesthesiologen in hun slaapkamer
Foto omslag: emeritus hoogleraar Doreen Vermeulen-Cranch (1915), de eerste
hoog leraar anesthesiologie in Nederland. Foto: De Beeldredaktie, Marco Hofsté.
Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA)De Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) behartigt de belangen van haar leden en draagt
bij aan een positief imago van de anesthesiologie en de anesthesiologen in ons land. De vereniging werd
opgericht op 24 januari 1948, aanvankelijk onder de naam Nederlandse Anesthesisten Vereniging (NAV).
In 1978 werd de NAV omgedoopt in NVA.
De NVA staat voor een kwalitatief goede en doelmatige uitvoering van de anesthesiologie door het
ontwikkelen en uitvoeren van beleid op het gebied van opleiding, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek,
medische technologie, kwaliteitszorg, patiëntveiligheid en visitatie.
De NVA waarborgt de beschikbaarheid van voldoende goed opgeleide anesthesiologen door een
regelmatige behoefteraming en capaciteitsplanning en door het formuleren en uitvoeren van een modern,
gestructureerd opleidingsbeleid met inbegrip van een op de praktijk toegesneden bij- en nascholingspro-
gramma.
De NVA onderhoudt contacten met de politiek, overheid, patiëntenverenigingen, koepelorganisaties,
wetenschappelijke verenigingen, buitenlandse zusterverenigingen en andere relevante
partijen om de kwaliteit van de zorg, de veiligheid van de zorg, de maatschappelijke
positie van de anesthesioloog en de plaats van de anesthesiologie binnen de gezond-
heidszorg te waarborgen.
De NVA geeft twee tijdschriften uit: het verenigingsblad De Anesthesioloog en het
wetenschappelijke blad Nederlands Tijdschrift voor Anesthesiologie.
Zie verder: www.anesthesiologie.nl
6 morpheus. december 2008
morpheus. december 2008
7
MMarcus Klimek is als anesthesioloog betrokken bij zogeheten ‘wakkere hersenoperaties’: de neuro-chirurg verwijdert een tumor uit de hersenschors terwijl de patiënt bij kennis is. Dat kan, omdat hersenen gevoelloos zijn. En het móet, omdat de patiënt informatie geeft over de belangrijke locaties in zijn hersenen. Zo kan de chirurg functieverlies voorkomen. Klimek heeft inmiddels al met heel veel patiënten over hun liefhebberijen gepraat. ‘Ik noem het vocale anesthesie.’Markus Klimek (39), in Keulen geboren en opgeleid, had daar al enkele jaren ervaring met wakkere her-senoperaties. Toen hij in 2001 ging werken aan het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam werd die techniek in Nederland nog maar op beperkte schaal toegepast, uitsluitend bij patiënten met epilepsie. Ervaringen met het verwijderen van hersentumoren bij bewustzijn waren tot dan toe niet gunstig. De ingreep had vaak vergaande complicaties. Decen-nialang werd er daarom niet meer op die manier ge-opereerd. Met zijn komst naar het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam in 2001, begon Klimek aan een herintroductie. Na een jaar van voorbereiding kwamen eind 2002 de eerste patiënten aan de beurt. Inmiddels kunnen ze ook in enkele andere acade-
mische ziekenhuizen terecht – Groningen, Nijme-gen – maar het Erasmus Medisch Centrum is hét Nederlandse centrum voor wakkere hersenoperaties. Samen met neurochirurg Arnaud Vincent heeft Klimek er nu al meer dan honderd uitgevoerd.
Vliegtuig besturen
Markus Klimek is een gedreven man. Het enthou-siasme voor zijn vak spat er vanaf, of hij nu vertelt over de patiëntenvoorlichtingsavonden die hij orga-niseert, de manier waarop hij studenten probeert te enthousiasmeren voor zijn vak, zijn rol als opleider of over zijn werk als anesthesioloog op ‘de werk-vloer’. ‘Anesthesiologen worden vaak vergeleken met piloten’, zegt hij. ‘Een piloot moet, om zijn toestel weer veilig aan de grond krijgen permanent op een heleboel dingen tegelijk letten. Niet alleen tijdens de vlucht maar ook ervoor en erna. Hij doet veel meer dan alleen dat vliegtuig besturen. Zo omvat onze peri-operatieve zorg ook veel meer dan alleen die narcose of verdoving toedienen. Wij zijn heel intensief bezig met het welzijn van de patiënt. Maar toch gaat de vergelijking met piloten niet helemaal op. Je mag er vanuit gaan dat zo’n vliegtuig in prima
‘Vocale anesthesie’
ZOnDer verDOvingAnesthesioloog Markus Klimek weet van alles over biologisch
boeren, Feyenoord en balletdansen. En binnenkort wordt hij
helemaal bijgepraat over motorcross. Hij babbelt met z’n patiënten
over hun hobby’s. Niet voor of na de operatie, maar tíjdens.
8 morpheus. december 2008
conditie is. Voor patiënten die op de operatietafel terechtkomen geldt dat natuurlijk niet. Dat maakt ons werk dus eigenlijk veel complexer en ook veel interessanter!’
Opdrachtjes
Wat de wakkere hersenoperatie extra fascinerend maakt is volgens Klimek het permanente contact met de patiënt. ‘Bij andere operaties ben je aange-
wezen op moni-toren en andere instrumenten om de toestand van de patiënt in de gaten te houden. Nu hoor ik het van de patiënt zelf. En ik kan hem alles vra-
gen en ik geef opdrachtjes, bijvoorbeeld om te tellen of plaatjes te benoemen. Zo zie ik of de chirurg niet in een kwetsbaar gebied komt. Want we willen met die operatie niet alleen de levensduur verlengen door die tumor weg te halen. We willen tegelijkertijd de levenskwaliteit behouden. Dus we moeten voorko-men dat iemand bijvoorbeeld afasie overhoudt aan die operatie, of een motorische stoornis oploopt.’
Brain mapping
De operatie neemt vele uren in beslag. Allereerst wordt de patiënt onder een roesje aan infusen, ka-
theter en apparatuur gekoppeld en wordt zijn hoofd in en klem gelegd. Daarna wordt de schedel plaatse-lijk verdoofd zodat de chirurg deze kan openmaken. Ook hierbij ligt de patiënt alleen onder een roesje op de tafel en ademt hij zelfstandig. Als de patiënt weer bij kennis is, wordt het blootliggende deel van de hersenschors systematisch met heel lichte stroomstoten gestimuleerd, om in kaart te brengen waar verschillende verstandelijke en motorische functies gelokaliseerd zijn. Die plekken worden met genummerde plakkers aangegeven. Na dit zogeheten ‘brain mapping’ kan de chirurg bepalen hoever hij de tumor kan wegsnijden en gaat hij aan het werk. In totaal duurt de operatie een uur of vijf.
Is het voor de patiënten geen griezelig vooruitzicht? Klimek spreekt van tevoren zeer uitgebreid met ze. ‘Ik neem daar heel veel tijd voor. Leg uit dat het ons gaat om levensduur én levenskwaliteit. Gesprekken van anderhalf uur zijn geen uitzondering. Patiën-ten en ook hun familie kunnen al hun vragen en zorgen uiten en dat is ook heel belangrijk. Ik moedig iedereen aan eerlijk te zijn tegenover zichzelf, vooral ook jongeren, want die hebben vaak zo’n gevoel dat ze geen probleem mogen hebben. Als mensen hun emoties verstoppen, dan merk je dat op de opera-tietafel. En juist dan moeten mensen zich kunnen ontspannen en rustig kunnen liggen.’De patiënten krijgen huiswerk van Klimek ter voor-bereiding. Ze moeten oefenen om langdurig op de zij
Foto links: ‘brain mapping’. Midden: Mark van Dorp (zie kader p. 10) na de operatie, ‘alles in orde!’
Rechts: Markus Klimek en Arnaud Vincent aan het werk.
‘Het gaat om levensduur én levenskwaliteit’
bee
ld: D
e B
eeld
red
akti
e, G
uid
o B
ensc
ho
p
morpheus. december 2008
9
Markus Klimek:‘Iedereen komt vrolijk de operatiekamer uit’
bee
ld: D
e B
eeld
red
akti
e, G
uid
o B
ensc
ho
p
10 morpheus. december 2008
te liggen, roerloos, en bijvoorbeeld hun part-ner vragen om te krabben als ze ergens jeuk hebben. Klimek: ‘Maar mensen ontspannen ook als ze over dingen praten die ze leuk vin-den. Daarom is dat zo goed. Het is echt waar:
iedereen komt vrolijk die operatiekamer uit.’ Hij laat een foto zien: de patiënt, twee duimen in de lucht, naast Klimek voor de deur van de operatiekamer. ‘Zo heb ik er tientallen!’
Ik dacht: een anesthesioloog? Wat weet die er nou van?
Mark van Dorp: ’Toen de chirurg klaar was drukte dokter Klimek een mobieltje in m’n hand. Het nummer
van mijn vriendin had hij al ingetoetst. Ik kon haar dus meteen vertellen dat alles goed was. Terwijl ik nog op
de operatietafel lag!’ Direct daarna moest Mark van Dorp (28) weer onder zeil, zodat neurochirurg Arnoud
Vincent het klepje in zijn schedel kon dichtmaken. Als hij niet had gebeld, had zijn vriendin nog even geduld
moeten hebben totdat Mark weer bij kennis was.
Met het verwijderen van de goedaardige tumor in zijn hersenen kwam een einde aan de epileptische aan-
vallen die Mark al jaren had. Hoewel hij bijna een half jaar moest wachten – en daarmee ook al die tijd in
onzekerheid verkeerde over de aard van de tumor – koos hij bewust voor de wakkere hersenoperatie. ‘Ik
wist eerst helemaal niet dat zoiets bestond, maar via-via kwam ik bij dokter Klimek terecht. Ik dacht hè, een
anesthesioloog? Is dat dan ook een arts? En wat weet die er
nou van?’ Van Dorp was snel overtuigd toen Klimek hem uit de
doeken deed wat de operatie inhield. ‘Die tumor zat vlak bij mijn
spraakcentrum en dokter Klimek legde uit dat als ik bij bewust-
zijn was, de chirurg veel beter in staat zou zijn om dat gebied
te ontzien. Ik vond dat heel belangrijk want ik moest er niet aan
denken dat ik niet meer goed zou kunnen communiceren. Ik heb
een eigen schildersbedrijf en dan heb je heel veel contact met
klanten.’ Dat hij maanden moest wachten voor hij aan de beurt
was, had hij er graag voor over, al beschouwt hij dat achteraf als de allermoeilijkste periode. Tegen de opera-
tie zelf zag hij niet op. ‘Samen met mijn ouders en mijn vriendin heb ik een heel uitgebreid voorgesprek ge-
had met dokter Klimek. Ik wist bijna van minuut tot minuut wat er ging gebeuren. Ik heb geen idee hoe lang
de operatiet uiteinde-
lijk duurde, maar we
hebben alleen maar
gekletst. Over motor-
rijden, verre reizen.
Het was eigenlijk heel
gezellig.’
Mark staat inmiddels
al weer elke dag op
de steiger. De dvd die
Klimek van de ope-
ratie maakte en die
Mark na afloop mee
naar huis kreeg, heeft
hij nog niet bekeken.
‘Daar kan ik gewoon
niet tegen. Als ik iets
bloederigs zie val ik
flauw.’
Ik heb geen idee hoe lang het duurde, maar we hebben alleen maar gekletst.
Als De DOOD…‘U maakt mij toch wel weer wakker, dokter?’
Morpheus, god van de droom, kwam uit een goed nest. Zijn vader Hypnos
heerste over de slaap. Maar hij had wel een dubieuze oom, Thanatos. Deze
tweelingbroer van zijn vader, was god van de dood. De mythe weerspiegelt
een oerangst, het gevoel dat slaap en dood dicht bij elkaar liggen. Is dat de
angst die anesthesiologen soms ook zien bij patiënten? En hoeveel mensen
hebben daar last van?
morpheus. december 2008
11
12 morpheus. december 2008
T
Helemaal niet bang Niet bang
Neutraal
Bang Erg bang
1. Narcose-angst onder mensen met narcose-ervaring (n=457)
2. Aard van de narcose-angst onder angstige men-sen met narcose-ervaring (n=117)
Te vroeg wakker worden Niet meer wakker worden
Eigen operatie zien of horen
Anders
Weet niet
Toen Frans Bauer in 2007 aan zijn stembanden moest worden geopereerd, zag hij daar vreselijk tegenop. Via zijn real life soap kon heel televisiekijkend Nederland met hem meevoelen. ‘Hij was doodsbang om alles uit handen te geven’, zegt anesthesioloog Cas van Oort, die het preoperatieve gesprek met Frans had.Anesthesiologen horen regelmatig van patiënten dat ze bang zijn om onder narcose te worden gebracht. ‘U maakt mij toch wel weer wakker, dokter?’ vragen ze dan. Maar wie de medische publieksfora op internet erop naslaat, vindt vrij weinig vragen over dit onder-werp, en de enkeling die erover begint krijgt alleen maar bemoedigende reacties van ervaren patiënten. ‘Waar ik vooral bang voor ben is het idee dat ik de controle over mijn eigen lichaam kwijtraak en ik ben bang dat ik te vroeg wakker wordt’, schrijft een vrouw op Medisch Forum.
We deden een kleine peiling om na te gaan hoe algemeen de angst van deze mevrouw en Frans Bauer eigenlijk is. Ook wilden we weten wat de aard ervan is en hoe men na de operatie op de narcose terugkijkt. Er is weinig bekend over narcoseangst. De uitkomsten kunnen hypothesen opleveren voor eventueel uitge-breider onderzoek.
Het onderzoek bestond uit een korte telefonische enquête met overwegend gesloten vragen. In totaal zijn 1118 mensen benaderd, van wie er uiteindelijk 685 hebben meegewerkt. De meesten van hen waren vrouw (512). Aan de respondenten is uitgelegd dat de vragen gingen over narcose, ofwel het ‘in slaap brengen’ voor een operatie. Voor de term narcose is gekozen omdat dit in de volksmond een gangbaarder woord is dan ‘algehele anesthesie’.
Tweederde van het totaal aantal deelnemers (67%) zegt een of meer keren onder narcose te zijn geweest. Van die groep zegt een meerderheid niet of helemaal niet bang te zijn (figuur 1). Van de kleine groep ‘ban-ge’ mensen (117) kan bijna de helft de aard van die angst niet kan benoemen. Een derde is bang om niet meer wakker te worden. Slechts een heel kleine min-derheid is bang voor ‘awareness’ (de eigen operatie zien of horen), of te vroeg wakker worden. Ook is er nog een aanzienlijke groep die allerlei andere redenen aanvoert voor de angst, zoals mogelijke gevolgen van de narcose (misselijkheid) of slachtoffer te worden van een medische fout (figuur 2).
Achteraf zegt de meerderheid dat de narcose meeviel of heel erg meeviel (figuur 3). Uit de gegevens kan niet worden afgeleid of mensen die vinden dat het is meegevallen, nu minder angstig zijn over eventuele volgende narcose. De overgrote meerderheid van de respondenten zegt van tevoren volledig (86%) te zijn geïnformeerd over de narcose. In de gevallen waarin dat niet zo was, kwam dat meestal doordat er sprake was geweest van spoed. De informatie vooraf (figuur 4) kwam in de meeste gevallen van de anesthesioloog of verpleeg-kundige. Van de groep ondervraagden die nog nooit onder narcose is geweest (228 mensen), zeggen de meesten niet bang te zijn (figuur 5). Het zijn er wel minder dan in de groep die al wel ervaring had met narcose. Hoewel bij de laatsten expliciet werd gevraagd naar hun angst van tevoren, heeft een (positieve) ervaring als zodanig wellicht invloed op de latere perceptie van die angst. Ook valt op dat in de groep die het nog niet heeft meegemaakt, meer mensen het antwoord
3%
13%
27%
10%
47%3%
20%
43%
3%
31%
morpheus. december 2008
13
schuldig blijven (en dus ‘neutraal’ kiezen), dan in de groep die wel ervaren is. De groep van angstige men-sen zonder narcose-ervaring (50 mensen, ofwel 20% van die groep mensen zonder ervaring was bang of erg bang) was absoluut gezien te klein om door te vragen over de aard van die angst.
Wat zeggen de cijfers?
Hoewel het onderzoek te bescheiden van opzet is om conclusies te trekken die geldig zijn voor de gehele Nederlandse bevolking, geeft het een eerste inzicht in de aard en omvang van narcoseangst. Het kan aanknopingspunten bieden voor nieuwe hypotheses
3. Terugblik op narcose (n=457)
Viel erg mee Viel mee
Neutraal Viel tegen
Viel erg tegen
Anesthesioloog Folder
Verpleegkundige Anders
4. Hoe geïnformeerd (n=457)
4%
11%
19%
16%
50%
20%
70%
6%
4%
6%
14%
21%
20%
39%
5. Narcose-angst onder mensen zonder narcose-ervaring (n=228)
Helemaal niet bang Niet bang
Neutraal
Bang Erg bang
Karla Peijs: lang geslapen
Roy Makaay: narcose
soms een uitkomst
Frans Bauer: scheet in
z’n broekKarla Peijs: ‘Ik werd slapend de operatiekamer in gereden’
Frans Bauer was doodsbang voor de operatie. Volgens anesthe-
sioloog Cas van Oort ‘scheet hij in z’n broek’ bij het idee dat er
aan zijn stembanden zou worden gerommeld terwijl hij onder
zeil was. ‘Mijn stembanden zijn mijn broodwinning’, zei hij te-
gen Van Oort. ‘Stel dat daar iets mee gebeurt.’ Het pilletje voor-
af, om rustig te worden, deed hem goed. Karla Peijs, commis-
saris van de koningin in Zeeland, heeft ook die ervaring. Toen
ze een operatieve ingreep moest ondergaan maakte zich niet
speciaal druk over de narcose. Wel zag ze tegen op de operatie.
‘Ik heb de avond ervoor wat extra’s gevraagd om te slapen. Dat
werkte prima! Ik werd zo ongeveer slapend de operatiekamer
in gereden. En het duurde
heel lang voordat ik weer
wakker werd. Zelf vond ik
dat niet erg, maar het was
wel vervelend voor mijn
man, die heel lang moest
wachten tot ik zelf kon vertellen dat alles goed was.’
Feyenoordspits Roy Makaay ziet het vooral praktisch. Toen zijn
kapotte enkel moest worden gerepareerd kon hij kiezen uit een
algehele of een regionale verdoving. ‘Ik heb toen een hele ge-
kozen. Dat leek me gewoon prettiger. Ik dacht: ik word wel wak-
ker als ze klaar zijn.’ Soms is het een uitkomst, vindt hij, om
even buiten westen te zijn, zoals die keer dat hij met vreselijke
pijn van het veld werd afgevoerd. ‘Mijn elleboog lag uit de kom
en die moesten ze natuurlijk terugzetten. Onder plaatselijke
verdoving was dat echt niet te doen. Ze hebben me een roesje
gegeven en toen was het zo gebeurd.’
beeld
: Bas B
eentjes, H
Hb
eeld: R
ené B
ou
wm
an, H
H
beeld
: ww
w.fran
sbau
er.nl
14 morpheus. december 2008
bij gericht en robuuster opgezet vervolgonderzoek. l Het lijkt een minderheid te zijn die met narcose-
angst kampt. Mogelijk is het aantal in werkelijk-heid groter dan dit onderzoek suggereert omdat mensen geneigd zijn sociaal wenselijke antwoor-den te geven: ze zullen hun angst wellicht niet zo snel toegeven en wat dat betreft is er misschien ook nog een verschil tussen mannen en vrouwen. Maar ook als de cijfers wel juist zijn, dan zijn gaat het nog altijd om minimaal zo’n honderdduizend mensen per jaar.
l Veel mensen die meededen aan dit onderzoek kunnen de redenen van hun angst niet benoemen. Een andere grote groep is bang niet meer wakker te worden. Het kan nuttig zijn te weten of er inder-daad sprake is van verschillende soorten angsten, die ook elk om een aparte aanpak vragen in het preoperatieve gesprek. In het tweede geval werkt informatie wellicht beter dan in het eerste, waarin misschien eerder sprake is van een fobie.
l Het is opvallend dat de verwachte impact van de gebruikte farmacologische middelen nauwelijks een rol speelt bij de angst. Dit kan echter lig-gen aan de opzet van het onderzoek, want hier is niet expliciet naar gevraagd. Het is dus niet met zekerheid te zeggen in hoeverre narcoseangst een erfenis is van het oude ‘imago’ van anesthesica, waarvan patiënten nog lang van de kaart konden zijn en die voor de patiënt ook risicovoller waren. Het zou wel interessant kunnen zijn dat te weten, want dan zou daar in de voorlichting op kunnen worden ingespeeld.
l De meeste ‘ervaren’ patiënten uit dit onderzoek vinden achteraf dat de narcose is meegevallen.
Verder onderzoek zou kunnen aantonen waar dat aan ligt - welke rol heeft voorlichting vooraf ge-speeld, of bijvoorbeeld hun lichamelijk welbevin-den na de operatie – en of die positieve ervaring van invloed is op de gevoelens over een eventuele volgende narcose.
l De meerderheid van de mensen lijkt door de anesthesioloog (of verpleegkundige) goed te zijn voorbereid op de narcose. Het kan het nuttig zijn uit te zoeken welke aspecten van het preoperatieve gesprek van invloed zijn op hun angst en hun welbevinden na de operatie: gaat het om het be-noemen van de angst, het besef te kunnen kiezen uit bepaalde middelen (kalmeringsmiddel vooraf, meebeslissen over type narcose) of bijvoorbeeld om informatie over de te verwachten na-effecten van de anesthesica.
De ongeruste vrouw op het inernetforum kreeg van andere bezoekers het advies om vooral te laten weten dat ze bang is. Net zoals Frans Bauer dat deed dus eigenlijk. Frans ging uiteindelijk na een angstredu-cerend pilletje s’avonds en nog een dosis vlak vóór de operatie, geheel ontspannen de operatiekamer in. En volgens het personeel van de verkoeverkamer was hij na de operatie één en al rust en tevredenheid. ‘Dat zien we zo vaak’, zegt Cas van Oort, ‘we hebben namelijk zulke prachtige medicamenten, waar je zo heerlijk van gaat dromen. Dan wordt een patiënt wakker en zegt: was dit nu alles? Ik heb heerlijk geslapen!’
beeld
: Sh
uttersto
ck
Lijfwachten
60 jaar werken aan patiëntveiligheid
Hoe gegrond is de angst voor
anesthesie? Mensen geven
niet graag de regie uit handen.
Maar is een narcose echt wel zo
gevaarlijk? Tegenwoordig niet meer.
Anesthesiologen beschouwen zichzelf
als lijfwachten van de patiënt. En het
lukt steeds beter om die zelfbenoemde
reputatie waar te maken.
morpheus. december 2008
15
16 morpheus. december 2008
iIedere anesthesioloog heeft ervaring met patiënten die opzien tegen de narcose. En iedere anesthe-sioloog heeft er begrip voor. ‘Natuurlijk’, zegt de Utrechtse hoogleraar anesthesiologie Cor Kalkman, ‘je bent out of control, als patiënt. Dat druist in tegen je gevoel. Het is vergelijkbaar met de angst die som-mige mensen hebben als ze in een vliegtuig stappen. Je bent overgeleverd’. Kalkman, tevens hoofd van het kenniscentrum patiëntveiligheid aan het UMC Utrecht, noemt het een begrijpelijke maar ongegron-de angst. ‘Net als vliegen is anesthesiologie betrek-kelijk veilig, al is het natuurlijk nooit genoeg. Ons streven is altijd geweest: nultolerantie voor anes-thesiedoden.’ Waarmee hij niet wil zeggen, voegt hij toe, dat anesthesiologen meer betrokken of heiliger zijn dan andere medisch specialisten, al zijn ze van nature wel extra gespitst op veiligheid. Sinds een jaar of vijfentwintig zijn er op dat vlak grote sprongen voorwaarts gemaakt. Op ruim 1,3 miljoen anesthesieën per jaar in Nederland zijn er, volgens cijfers uit 2005, gemiddeld elf sterfgeval-len waarbij de anesthesiologie ee rol heeft gespeeld. Dertig jaar geleden was dat aantal nog vele malen hoger. Terwijl er verhoudingsgewijs toch steeds meer oudere en ernstig zieke, en dus kwetsbare men-
sen worden geopereerd en de kans op complicaties dus ook steeds groter is, is de anesthesiologie steeds veiliger
geworden. Het is het resultaat van verbeteringen in de opleiding, medische en technische ontwikkelin-gen en van inspanningen van anesthesiologen zelf, om de kans op fouten steeds kleiner te maken. Een anesthesioloog wil maar één ding en dat is dat de patiënt de operatie goed doorstaat en er zo min mogelijk nadelige gevolgen van ondervindt. Dat omvat méér dan alleen een infuus aanleggen of narcosegas toedienen. Anesthesiologen zijn het wakend oog op de OK. ‘Lijfwachten’ van de patiënt, in de woorden Jan Klein bij de aanvaarding van zijn professoraat aan de Erasmusuniversiteit in 2003. Ze houden de vitale organen van de patiënt op alle mogelijke manieren in de gaten. ‘We beschermen de patiënt tegen schadelijke invloeden’, formuleert Bert Dercksen het elders in dit blad. En dat is natuurlijk waar het om gaat. Want in medische management termen wordt patiëntveiligheid gedefinieerd als ‘het voorkomen van schade aan de patiënt’. ‘Veiligheid is
ons dóel’, zegt emeritus hoogleraar anesthesiologie, mevrouw Vermeulen-Cranch, heel beslist. ‘Daar zijn we voor. Je rol als anesthesioloog is zorgen dat de chirurg zijn werk kan doen zonder dat de patiënt daar hinder van heeft. Eigenlijk is de OK een heel veilige plek want je wordt continu bewaakt.’
Druppel ether
Tegenwoordig heeft de anesthesioloog daar hoog-waardige middelen voor, zowel in technisch als in farmacologisch opzicht. Toen mevrouw Vermeulen, in haar geboorteland Engeland opgeleid, zich in 1946 in het land van haar Nederlandse man vestigde, was dat wel anders. Ze was verbaasd over wat ze aantrof. ‘Er was niets, nou ja een druppel ether, daar moest ik het mee doen. En ze snapten niet wat mijn rol was. Net als in veel andere Europese landen was er in Ne-derland geen opgeleiding voor anesthesiologen. De ‘narcotiseur’ was vaak een assistent die dat er even bij deed als hij toch in de leer was op de operatieka-mer. Ik had het gevoel dat ik alles moest uitleggen, we moesten alles van onderaf opbouwen.’ Dat is ook gebeurd. Hoe dat is gegaan is nauwgezet geboekstaafd in twee uitgaven van de NVA: Van aether naar beter en Maar het kan nóg beter. Het eerste deel begint met een gruwelijke beschrijving van een borstamputatie, uitgevoerd zonder verdo-ving. Tot halverwege de negentiende eeuw, toen de mogelijkheden van ether werden ontdekt, was dat de gangbare praktijk. Maar de grootste veranderingen voltrokken zich in de tweede helft van de twintig-ste eeuw, vooral in de jaren tachtig. ‘De doorbraak kwam met het gebruik van capnografie’, vertelt Cor Kalkman. ‘Dat is een instrument waarmee je het gehalte aan koolstofdioxide in de uitgeademde lucht kunt meten. Een jaar of vijfentwintig geleden was die techniek zodanig ontwikkeld dat het overal werd toegepast. Dat betekende dat we betrouwbare infor-matie kregen over de conditie van hart en longen van de patiënt. Sinds die tijd zijn de mogelijkheden voor elektronische bewaking enorm toegenomen. We hebben inmiddels veel meer indicatoren om de toestand van de patiënt te meten, maar ook een heel scala aan farmacologische middelen die krachtig en kort werken en waarvan we de toediening veel beter kunnen sturen dan vroeger.’
Elektronica
Tot ver in de jaren zestig waren anesthesiologen nog aangewezen op grove, bewustzijnsverlagende midde-len als ether en lachgas en hielden ze met een bloed-druk- en polsslagmeter en door goed observeren, de
‘Eigenlijk is de OK een heel veilige plek want je wordt continu bewaakt’
18 morpheus. december 2008
toestand van de patiënt in het oog. De patiënt moest na de ingreep evenzeer herstellen van de operatie zelf als van de effecten van het toegediende middel. Vandaag de dag werkt de anesthesioloog op verschil-lende fronten tegelijk met verschillende farmaca – meestal een middel om het bewustzijn te verlagen, een pijnbestrijder (analgeticum) en een spierverslap-per (dat laatste is onder meer nodig om een beade-mingsbuis te kunnen inbrengen) - die hij boven-dien zo kan kiezen en doseren dat voor de patiënt optimaal effect wordt bereikt, dat wil zeggen pijnloos en met zo min mogelijk lichamelijke stress door de operatie komen en zo snel mogelijk herstel. Daarbij heeft de anesthesioloog een arsenaal aan elektro-nica ter beschikking dat hem informeert over wat zich afspeelt in het lichaam van de patiënt: van een saturatiemeter aan de vingertop, die het zuurstofge-halte in het bloed meet, en die bij elke operatie wordt gebruikt, tot apparatuur waarmee hij bij de patiënt eigen (eerder afgenomen en met zuurstof verrijkt) bloed kan toedienen, tot echografische technieken om bijvoorbeeld de grote bloedvaten in de schedel of rond het hart te bewaken. Wát hij precies doet is afhankelijk van de resultaten van de preoperatieve screening waarin hij of een collega heeft vastgesteld of de patiënt lichamelijk voldoende is opgewassen tegen de ingreep en welke vorm van anesthesie, pijn-stilling en bewaking nodig zijn. Beslissingen worden waar mogelijk genomen in overleg met de patiënt. Die kan tegenwoordig in veel gevallen kiezen voor regionale anesthesie waarbij alleen een deel van het lichaam wordt uitgeschakeld terwijl de patient bij kennis blijft. En tenslotte is ook de postoperatieve
pijnbestrijding sterk verbeterd, niet alleen door de ontwikkeling van nieuwe farmaca, maar ook door de komst van zogeheten pijnteams in de ziekenhui-zen en doordat protokollen zijn opgesteld voor de behandeling van pijn na een operatie. Bovendien zijn protocollen en richtlijnen die romdom het opera-tieve proces en de pijnbestrijding worden gebruikt allemaal evidence based, wat wil zeggen dat het nut-tig effect ervan wetenschappelijk is aangetoond. Maar ook de cultuur is veranderd. Begin jaren ze-ventig schudde medisch Nederland op zijn grond-vesten toen een vrouw overleed nadat ze vijf jaar in coma had gelegen als gevolg van een anesthesielo-gische fout. En enkele jaren later gebeurde dat op-nieuw toen anesthesioloog Bob Smalhout zijn pro-fessoraat aanvaardde met een geruchtmakende oratie over sterfgevallen op de operatiekamer: De dood op tafel. Hij had uitgezocht dat jaarlijks 200 mensen overleden als gevolg van vermijdbare anesthesiolo-gische fouten. ‘Smalhouts oratie werd begroet met verontwaardiging, ongeloof en bezorgdheid dat het vertrouwen in de geneeskunde werd ondermijnd, maar zette veel verbeteringen in gang’, schrijft Johan Damen, hoogleraar anesthesiologie in Nijmegen, in een overzichtsartikel over perioperatieve veiligheid in het Nederlands Tijdschrift voor Anesthesiologie.
Innovatie
‘Fouten in de anesthesie zijn heel zichtbaar’, zegt Kalkman. ‘Daarom is het mogelijk om gericht aan verbetering te werken. De anesthesiologie heeft daarmee altijd voorop gelopen.’ Daarbij werd de anesthesiologie niet alleen geholpen door nieuwe technische ontwikkelingen, maar ook door interne behoefte aan innovatie en kwaliteitsoptimalisatie. De opleiding, die sinds de jaren vijftig bestond en twee jaar duurde, werd na 1980 opgewaardeerd tot een volwaardige specialistenopleiding van vijf jaar waarin studenten zich een vol jaar bezighouden met intensive care en drie maanden met pijnbestrijding. De NVA richtte verschillende wetenschappelijke sec-ties op met het doel de vakkennis op een hoog peil te houden en door middel van visitaties de kwaliteit van de praktijkvoering te bewaken. Zo ontstond al vroeg een cultuur waarin open werd gesproken over het eigen functioneren. Intussen is er ook in de Nederlandse gezondheidzorg in het algemeen veel veranderd. Werkprocessen bij technische bedrijven zoals Shell en de luchtvaart zijn maatgevend voor het denken over veiligheid. Kalkman: ‘Amerika is voorloper in dat opzicht. Veel invloed had de publicatie van het rapport To Err is
morpheus. december 2008
19
Human door het Amerikaanse Institute of Medicine, in 1999. Daarin werd voor het eerst een betrouw-bare schatting gegeven van het aantal mensen dat in Amerikaanse ziekenhuizen overleed als gevolg van fouten. Het onderzoek vond navolging in andere landen, waaronder Nederland en vormde de aan-leiding tot grote veranderingen. De inspectie en de politiek maakten een issue van kwaliteit en veilig-heid en stelden tot doel dat het aantal vermijdbare sterfgevallen in ziekenhuizen binnen vijf jaar moest zijn gehalveerd.’ Programma’s als Sneller Beter, de invoering van het Veiligheids Management Systeem
(VMS) begin 2008 en de onder-zoeksrapportages van de Inspectie voor de Gezond-heidszorg over de kwaliteit van het peri-operatieve
proces, zijn daar voorbeelden van. De grote eye opener van To Err is Human was dat de mens niet perfect is, en dat je het systeem dus zo moet inrich-ten dat de kans op fouten zo klein mogelijk is. Dit systeemdenken is leidend in de aanpak van kwali-teitsverbetering in de gezondheidszorg.
Checklists
Het aantal doden bij anesthesie is in Nederland inmiddels al geruime tijd spectaculair veel lager dan de cijfers die Smalhout in 1972 bekend had gemaakt. Juist ten tijde van de publicatie van To Err is Human was de anesthesiologe Sesmu Arbous aan het Leids Universitair Medisch Centrum, op initiatief van de NVA al enkele jaren bezig met een grootscheeps Nederlands onderzoek naar het aantal postopera-tieve sterfgevallen waarbij een aantoonbare relatie was met de anesthesie. De uitkomsten – gemiddeld elf doden per jaar op (destijds) ongeveer 1,3 miljoen anesthesieën – werden gepubliceerd in 1998, toen zij op het onderzoek promoveerde. Haar bevindingen leidden onder meer tot het inzicht dat systematische controles van apparatuur en het werken met check-lists essentieel zijn. ‘Maar’, zegt Cor Kalkman, ‘communicatie is een zwak punt’. ‘Er gaan dingen mis als mensen elkaar niet goed begrijpen. In de opleiding wordt daar nu veel meer aandacht aan besteed, studenten worden er zelfs op beoordeeld. Maar het kost tijd voordat je daar resultaten van ziet in de medische praktijk.’ Zijn constatering is inmiddels bevestigd door het in oktober 2008 gepubliceerde tweede rapport van de
Inspectie van de Gezondheidszorg over periopera-tieve zorg, dat specifiek gaat over de kwaliteit van werkprocessen op de OK, en dat tekortkomingen signaleert op het vlak van overdrachten en afstem-ming van taken. Het is niet altijd duidelijk wie de baas is op de OK en het nalopen van checklists is nog niet in alle ziekenhuizen voldoende ingebak-ken in de dagelijkse gang van zaken. Eigenlijk komt het er op neer dat nog niet alle ziekenhuizen het even nauw nemen met het naleven van richtlijnen en protocollen. Het publiek schrikt zich wild, want die enkele voorbeelden waarin het niet volgens het boekje gaat, worden breed uitgemeten in de media. ‘Juist het feit dat de Inspectie er zo bovenop zit, geeft aan hoe ver we hier in Nederland zijn met vernieu-wing’, vindt Anke Schuurhuis, voorzitter van de commissie kwaliteitsbewaking anesthesiologische praktijkvoering (CKAP) van de NVA. ‘De afgelopen jaren is er heel veel in gang gezet met het doel het systeem te verbeteren. Maar je moet permanent blij-ven zoeken waar zwakke plekken zitten. De open-heid daarover wordt langzamerhand gelukkig steeds vanzelfsprekender. In vergelijking met andere landen is Nederland daar heel ver in.’Hoe geruststellend is dit voor de patiënt die er tegenopziet dat hij de regie uit handen moet geven? Veel anesthesiologen hebben de ervaring dat ze in het preoperatieve gesprek wat van de angst kunnen wegnemen. ‘Mensen vinden het prettig als ze eenmaal weten wat er precies gaat gebeu-ren en dat ze het ook kunnen aangeven als ze bijvoorbeeld liever niet geprikt willen worden’, zegt anesthesioloog in opleiding Bas Kostering. ‘Niet iedereen durft het meteen toe te geven’, zegt mevrouw Vermeu-len-Cranch, ‘dus je moet er heel goed op letten of iemand misschien ang-stig is, daar moet je veel aandacht aan besteden. Want door er goed over te praten kun je een pa-tiënt enorm kalmeren. Ik heb echt gezien dat dat werkt!’
‘Je moet permanent blijven zoeken waar zwakke plekken zitten’
20 morpheus. december 2008
C‘Chronische pijn kan veel impact hebben’, vertelt Wille. ‘Het raakt alle domeinen van je leven. Het belemmert je functioneren en daar kun je heel cha-grijnig van worden, maar ook zelfs depressief. Het kan je relatie beïnvloeden, het kan je in een isole-ment brengen of arbeidsongeschikt maken. Daarom is een diagnose alleen compleet als je ook naar die kanten van het probleem kijkt. In een eerste gesprek met de patiënt bekijken we alle aspecten van zijn of haar pijn. Onze behandeling omvat daarom ook vaak meer dan alleen de behandeling van de pijn die iemand heeft. Zo nodig kunnen we ook een psycho-loog of maatschappelijk werker inschakelen.’ Het aantal pijnpatiënten groeit. Volgens Frank Wille worden zo’n vijf tot zes miljoen Nederlanders getrof-
fen door enigerlei vorm van chronisch lichamelijk lijden. Dat hoge aantal wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door vergrijzing. Van de mensen boven de zestig jaar heeft ongeveer de helft pijn, meestal als gevolg van slijtage aan gewrichten. ‘Maar mensen accepteren pijn tegenwoordig ook minder gemakkelijk. Vroeger was het iets dat bij het leven hoorde; tegenwoordig hecht men veel meer aan kwaliteit van leven en zijn daar ook de middelen voor.’ Medisch gezien is die lagere drempel alleen maar goed. Wille: ‘Hoe eerder je pijn behandelt, hoe minder kans er bestaat dat het een chronische kwestie wordt. Bovendien is pijn heel belastend voor het organisme. Langdurige pijn verstoort de werking van het ruggenmerg, een verschijnsel dat centrale sensitisatie wordt genoemd. De pijn wordt steeds heviger en ook steeds moeilijker te behandelen. Ei-genlijk kun je stellen dat als een pijn langer dan drie jaar duurt, we vrijwel niets meer kunnen doen. We zijn nu eenmaal geen wonderdokters.’ Wille spreekt daarom ook liever van ‘pijnbehande-ling’ en niet van ‘pijnbestrijding’. ‘De meeste pijnen kun je niet wegnemen. Dus als je van bestrijding spreekt, wek je verkeerde verwachtingen. Wat wij kunnen doen is de pijn draaglijk maken. En omdat we daar steeds betere middelen voor hebben, kun-nen we heel veel bereiken.’ Een behandelplan is vrijwel altijd multimodaal, zoals dat heet. De pijnpoli verricht technische interventies – bijvoorbeeld een kleine ingreep waarbij een zenuw
Pijn rAAKt Alle DOmeinen vAn je leven
PijnBeHAnDeling
Anesthesioloog Frank Wille is pijnspecialist. Op de ‘Pijnpoli’ in het
Diakonessenhuis in Utrecht, Doorn en Zeist zien hij en zijn collega’s
gemiddeld 1700 nieuwe patiënten per jaar. Het team van de poli, dat uit
elf mensen bestaat, onder wie vijf anesthesiologen, heeft permanent zo’n
3000 patiënten onder behandeling.
morpheus. december 2008
21
op non-actief wordt gezet – naast medicamenteuze behandeling en ondersteunende therapie, bijvoor-beeld revalidatie. Bij iemand die bijvoorbeeld aan de hals of rug is geopereerd en daarna chronisch last heeft van een pijnlijke arm of been – iets wat vijftien tot twintig procent van deze patiënten overkomt – kan een soort pacemaker worden geplaatst binnen het wervelkanaal, aan de achterzijde van het ruggen-merg, net buiten het ruggenmergvlies, waardoor de pijn wordt omgezet in een (prettige) tinteling. An-dere technieken die worden gebruikt zijn kijkopera-ties in het wervelkanaal, waarmee littekenweefsel dat pijn veroorzaakt wordt losgemaakt, het behandelen van zenuwwortels om herniapijn te verlichten en het verminderen van pijn aan steungewrichten van de wervelkolom door de zenuwen in dat gebied tijdelijk
buiten werking te stellen. Dat gebeurt met behulp van röntgendoorlichting door verwarming waarvoor radiofrequente stroom wordt gebruikt. De meeste ingrepen gebeuren in dagbehandeling.Frank Wille combineert zijn werk als pijnspecialist met anesthesiewerk in de OK. Hij vindt het een enorm interessante invulling van zijn vak. ‘Je werkt heel breed en je bouwt met al je patiënten een be-handelrelatie op. Je operatiepatiënten zie je niet altijd meer na het preoperatieve gesprek, omdat het soms een collega is die de anesthesie verzorgt bij de ope-ratie. En je volgt de patiënt daarna meestal ook niet meer. Maar op de pijnpoli ben je soms langere tijd heel intensief met patiënten bezig en zie je heel goed wat het effect is van je behandeling. Dat geeft veel voldoening en je leert er ook permanent van.’
Pijnbehandeling behoort sinds eind jaren negentig
tot de zogeheten poortspecialismen. Patiënten met
chronische of onverklaarde pijn kunnen door hun
huisarts of specialist direct worden doorgestuurd.
Bijna alle ziekenhuizen in Nederland hebben een pijn-
polikliniek. Een deel daarvan zijn al echte, zelfstandi-
ge pijncentra, in totaal zo’n 25. Die centra zitten over
het algemeen in de opleidingsziekenhuizen (UMC’s,
universitaire medische centra) en de grotere perifere
ziekenhuizen.
De meest voorkomende pijnklachten zijn: wervel-
kolom gerelateerde pijnklachten, pijn bij artrose,
zenuwpijn (bijvoorbeeld bij diabetes) en
oncologische pijn.
Alle Anesthesiologen in opleiding vol-
gen een drie maanden durende stage in
pijnbehandeling. Het is een breed opge-
zette stage waarin de basisaspecten en
consequenties van chronisch pijnlijden
en de behandeling daarvan aan de orde
komen. In het vernieuwde opleidings-
schema kan tegenwoordig een extra
verdiepingsstage gevolgd worden aan
het eind van de opleiding.
Het pijnspecialisme is het grootste aan-
dachtsgebied binnen de Nederlandse
anesthesiologie. De sectie binnen de
Nederlandse Vereniging voor Anesthe-
siologie telt bijna 300 leden. Gezien het
specifieke karakter van de pijnbehan-
deling, waarbij steeds uitgebreidere competenties
nodig blijken, bereidt de sectie een aparte registratie
voor van dit aandachtsgebied. Daarmee ontstaat de
mogelijkheid kwaliteitsbeleid vorm te geven, onder
andere door het formuleren van kwaliteiteisen voor
pijnklinieken.
Groeiend specialisme
beeld
: Caro
line H
og
ervorst
Foto vorige pagina: Frank Wille (midden) legt medewerkers uit wat de behandeling inhoudt. Onder: met behulp van een doorlichtapparaat bepaalt Frank Wille de plaats waar hij de prik moet geven op de pijn te verlichten.
22 morpheus. december 2008
In het boek Stad van Dromen haalt Lucas Turner, barbier in het 17e eeuwse New York, een steen uit de blaas van gouverneur Peter Stuyvesant. De gouverneur staat voorover gebukt ter-wijl hij de operatie ondergaat. Genant, maar vooral heel erg pijnlijk. Daarom krijgt de patient laudanum, een mengsel van drank en opium. Veel helpt het niet, Stuyvesant bijt zijn lippen stuk van de pijn. Toch is hij de barbier zo dankbaar dat hij Turner een mooi stuk land in de nieuwe stad geeft. Hoeveel zou hij hebben gekregen als hij toen al ether tot zijn beschikking had gehad? Misschien was hij juist op de brandstapel beland. Iemand van zijn ziel beroven door hem iets te laten opsnuiven. Dat moet tovenarij zijn.
Ergens is het dat ook wel. Want wat gebeurt er nou eigenlijk precies? Je verliest je bewustzijn, maar je brein wordt niet uitgezet. Dat reageert nog op van alles en nog wat. Daar merk ‘jij’ niks van, en je reageert dan ook nergens meer op. Maar heel soms hoort of voelt iemand onder narcose toch nog wat. Het vermogen om te reageren op de buitenwereld is uitgezet, maar niet de bewuste sensaties. Aaaauuuuu!, kun je alleen maar heel hard denken.
Bewust zijn en bewust doen kunnen blijkbaar uit elkaar worden getrokken. Daar zijn wel meer voorbeelden van. Zo is er een patient in vegetatieve toestand beschreven die uiterlijk niet meer reageerde op prikkels, terwijl haar hersenactiviteit wel degelijk tekenen van bewustzijn liet zien. Het omgekeerde kan ook: een slaapwandelaar is zich van niets bewust maar doet van alles. Sommigen rijden zelfs auto of vermoorden hun schoonmoeder. Gek genoeg is de laatste zelfs vrijgesproken. Hij deed het tenslotte niet bewust. Z’n schoonmoeder per ongeluk ver-moord, ja, ja...
Filosofen zijn dol op dit soort verhalen, want het geeft voeding aan het idee dat bewustzijn iets anders is dan het vermogen om op de buitenwereld te reageren of om je daden te controleren. Volgens sommigen is het in principe zelfs mogelijk dat iemand wel doet of hij bewustzijn heeft, bijvoorbeeld ‘au’ roept als je hem prikt, maar van binnen de pijn niet écht voelt. Een filosofisch standpunt met vrij veel aanhang onder sportvissers.
Nog gekker is het idee dat het enige dat je uitschakelt met narcose de herinnering aan de gebeurtenis is. Ik rij elke dag langs een flitspaal, maar vaak realiseer ik me dat pas een paar honderd meter verder. ‘Verrek, heb ik wel snelheid geminderd?’ Toch krijg ik nooit een bon. Was ik me nou bewust van die paal of niet? Zo zou het ook met narcose kunnen zijn. Je maakt alles wel mee, maar je vergeet het zo snel dat zich geen enkel geheugenspoor vormt van wat de chirurg met je uitspookt. Niet van ‘echte’ narcose te onderscheiden. Klinkt vergezocht, maar veel anesthetica werken in op de biochemische processen van geheugenvorming.
Dus wat zet de anesthesioloog nu eigenlijk uit als hij het kapje op de neus van de patiënt zet? Wat verliest iemand als hij bewusteloos wordt? Controle over zijn gedrag? Geheugen? Of toch iets ongrijpbaarders?
‘Who cares?’, zou de barbier van Peter Stuyvesant hebben gedacht. Zijn voorgangers gaven meestal gewoon een flinke klap op het hoofd. Belangrijkste zorg was toen: niet te hard slaan, want dan gaat het licht definitief uit. En dat is niet de bedoeling. De patiënt wil zijn bewustzijn, wat dat ook is, wel weer graag terug.
victor lamme
is hoogleraar cogni-
tieve neurowetenschap
aan de Universiteit van
Amsterdam. Met een
ERC Advanced Grant
van de Europese Unie
werkt hij aan experi-
menteel onderzoek
dat moet leiden tot
een nieuwe, neurobio-
logische definitie van
bewustzijn, waarin
geen noodzakelijke
koppeling bestaat met
cognitie. Dat betekent
dat het idee dat de
mens zelf weet waar
hij zich bewust van is,
wordt losgelaten.
tOvenArij?
column
morpheus. december 2008
23
Al meer dan vijftien jaar
combineert Peter Rosseel zijn
werk als intensivist in het Bredase
Amphia Ziekenhuis met jaarlijkse
missies voor Artsen zonder
Grenzen. Onlangs was hij
voor de tiende keer in Haïti.
Eerder werkte hij onder meer
in Angola, Tsjaad, Guinee en
Albanië. ‘Wat ik in Afrika
heb gezien is echt één groot
drama. In Tsjaad wonen negen
miljoen inwoners. Maar er is is
maar één anesthesioloog, dokter
Kaboro. In veel andere landen is
het niet veel beter.’
OP De Bres vOOr
‘DOKter KABOrO’
Zonder grenzentOvenArij?
24 morpheus. december 2008
Cijfers zijn er niet. Maar het staat vast dat in ontwikkelingslanden heel erg veel kraamvrouwen én hun ongebo-ren kinderen, verkeersslachtoffers en mensen met acute buikaandoeningen
sterven omdat de anesthesie niet veilig is of er zelfs geen anesthesie mogelijk is. En daarnaast overlijden nog ontelbare andere mensen voor wie een chirurgi-sche ingreep levensreddend had kunnen zijn. Peter Rosseel zet zich al jaren in om daar verandering in te brengen. Na zijn eerste uitzending in 1992 naar Gui-nee was hij zo gegrepen dat hij flink wat vrije tijd op-
offerde en jaarlijks zo’n zestal weken voor Artsen zonder Grenzen (AZG) in touw was. Nu gaat hij korter, zodat er toch ook nog een beetje privé-leven overblijft, en dat kan ook omdat zijn
rol anders is dan in het allereerste begin. ‘Ik kwam er al snel achter dat het weinig zin heeft om daar zelf af en toe als anesthesist te gaan werken, behalve natuurlijk als het gaat om acute oorlogschirurgie. In landen waar geen oorlog is, en waar de armoede groot is, is het veel zinvoller om energie te steken in
de mensen die het moeten gaan doen. Díe moet je opleiden.’ Dat heeft Rosseel de afgelopen tien jaar gedaan in Haïti, aanvankelijk in de havenplaats Saint-Marc. Voor een land dat tot de armste ter wereld behoort is het onderwijssysteem relatief goed, maar toch is er een groot gebrek aan artsen en verpleegkundigen. Veel gekwalificeerde medisch geschoolden, vooral artsen, gaan naar het buitenland of werken in – voor de meeste mensen onbetaalbare – privé-klinieken. De rest zoekt zijn heil in de stad, afgezien van enkele idealisten die zich bekommeren om de plattelands-bevolking. Rosseel: ‘Voor de bewoners van de rurale gebieden, en dat is 60 à 70 procent van de in totaal 8,5 miljoen inwoners zijn er nauwelijks artsen en nog minder specialisten. De enige mogelijkheid was ons te richten op die verpleegkundigen en dan ook nog zo dat ze echt zelfstandig anesthesie zouden kunnen geven, want permanente supervisie van anesthesiologen, zoals we dat hier gewend zijn, was niet mogelijk. Er was geen andere opleiding in Haïti, anesthesiemedewerkers waren schaars en meestal matig opgeleid. Onze doelstelling hield daarom in dat het dus geen kookboekanesthesiologie moest worden, maar dat het ‘begrijpen waarom’ ook heel belangrijk was, zodat ze zelfstandig zouden kunnen werken.’
Adviseur
Rosseel heeft als adviseur anesthesiologie van AZG de opleiding handen en voeten gegeven en heeft de supervisie. Daarnaast is er een full time anesthesio-loog die de theoretische en praktische onderdelen verzorgt. Inmiddels zijn er al vijfentwintig anes-thesieverpleegkundigen afgestudeerd. Rosseel: ‘Ze hebben niet zomaar wat bedside teaching gehad, maar een serieus, intensief programma van vijf-tien maanden gevolgd, met examens, evaluaties en pittige studieboeken. Inhoudelijk wat je noemt een comprehensive cursus met gedegen verdieping in alle relevante onderwerpen zoals anatomie en fysiopa-thologie van de bloedsomloop, ademhalingssysteem, zenuwstelsel, naast uiteraard anesthesiologie, farma-cologie en ziekenhuishygiëne.’ Aanvankelijk was het de bedoeling om alleen op te leiden voor het ziekenhuis waar AZG actief was. Maar het succes was zo groot dat andere perifere ziekenhuizen AZG vroegen ook voor hen anesthe-sieverpleegkundigen op te leiden. Op die manier werd de opleiding van een middel een doel op zich en is hij inmiddels verplaatst van Saint-Marc naar
‘Het is zinvoller om energie te ste-ken in de mensen die het moeten gaan doen. Die moet je opleiden.’
morpheus. december 2008
25
Canges, dat geschikter is omdat er meer chirurgie is. Er wordt volop gezocht naar uitbreiding van de capaciteit, want de nood is hoog.
Erkend
De opleiding van AZG is inmiddels erkend door het ministerie. Volgens Rosseel is dat heel belangrijk want daarmee krijgt de anesthesieverpleegkundige een officiële plek binnen de gezondheidszorg en dat opent deuren. Hij heeft de vereniging van Haïtiaanse anesthesiologen – ja want die zijn er ook - uitge-daagd om af en toe waarnemers te sturen. ‘De reali-teit is dat ze nooit in de periferie zullen gaan werken. Dan gaan ze nog liever iets anders doen. Dat veran-der je niet, je moet niet tegen de stroom op roeien. Maar ik heb ze wel kunnen overtuigen dat die ver-pleegkundigen alleen hun werk kunnen blijven doen met hún steun. Op z’n minst supervisie op afstand en nascholing.’ Rosseel broedt nu op manieren om het programma uit te bouwen naar andere plaatsen in het land. ‘Het is een enorm dankbaar project. Toen ik in ’98 begon was er helemaal niemand in dat ziekenhuis die iets van anesthesie wist. Als je dan nu ziet hoe het loopt. En de verpleegkundigen zelf zijn ook zo trots, ze hebben wat bereikt, een unieke kans gehad om een moderne, degelijke opleiding te
volgen, dat beseffen ze heel goed. Ook de chirurgen zijn heel tevreden.’Nu er een degelijk anesthesiologisch opleidingsmo-del is ziet Rosseel mogelijkheden voor Artsen zonder Grenzen om het over te planten naar andere delen van de wereld. Naar het Tsjaad van dokter Kaboro en al die andere plaatsen waar anesthesie op z’n best een luxeartikel is. ‘Als ik dan besef hoe ik hier werk. Al die high tech faciliteiten waarmee we alles tot in de finesses onder controle hebben. De veiligheid is hier bijna volmaakt. Dáár gaan mensen dood omdat ze niet geopereerd kunnen worden, omdat er ge-woon geen anesthesie is. Een groter contrast is bijna niet denkbaar.’
Uit het fotoalbum van Peter Rosseel
Vorige pagina: reisimpressie tussen Bongor en N’Djamena,
Tsjaad. Linkerpagina: Rosseel in het Ruhengeri ziekenhuis in
Rwanda. Linksboven: nederzetting van vissers bij St. Marc,
Haïti. Rechtsboven: zonsondergang tussen Canges en Port-
au-Prince, Haïti. Hiernaast: Jessye Bertrand, anesthesiemede-
werkster, opgeleid door Artsen zonder Grenzen, aan het werk
in het ziekenhuis in Canges, Haïti.
Kandahar calling Anesthesioloog Hans Pöll werkte twee maanden op de ISAF-basis in het Afghaanse Kandahar. Het door Amerikanen en Canadezen ten tijde van Eduring Freedom gebouwde kamp is zo’n vijfentwintig vierkante kilometer in oppervlakte en er wonen een kleine 10.000 militairen. Pöll, in het dagelijks leven anesthesioloog in het Haaglanden Ziekenhuis in Den Haag, werkte er in het kader van het samenwerkingsverband tussen Defensie en een aantal Nederlandse ziekenhuizen: het Instituut samenwerking Defensie en Relatieziekenhuizen (IDR). De relatieziekenhuizen mogen elk een extra chirurgisch team aanstellen, boven de normale formatie, op kosten van Defensie. De ziekenhuizen op hun beurt stellen teams van vergelijkbare kwaliteit beschikbaar voor vredesoperaties zodat Defensie altijd gekwalificeerd medisch personeel kan inzetten. Er doen twaalf ziekenhuizen mee aan de regeling. Behalve een anesthesioloog bestaan de teams uit een chirurg, een anesthesiemedewerker en twee OK-assistenten. Pöll, die ook in op ontwikkelingsprojecten in verschillende Afrikaanse landen heeft gewerkt, vond het een fantastische ervaring. Naar familie en relaties stuurde hij regelmatig kleurrijke en vaak ontroerende verslagen van het dagelijks leven op de basis. Een bloemlezing.
De hele dag met pistool op zak
‘We hebben tot nu toe ongeveer twintig cases gehad waarvan wij de helft gedaan hebben. De
meesten zijn Afghaanse militairen of tolken in dienst van de coalition forces.
Het letsel wordt meestal veroorzaakt door explosieven langs de weg, neergelegd door allerlei milities. Deze dingen
heten IED (improvised explosive devices) en richten behoorlijke schade aan. De ingreep
die wordt gedaan is meestal een soort uitgebreid wondtoilet. Daarnaast hebben we een US
Apache pilot gehad met traumatisch onderarmamputatie en diverse fracturen in z’n wervel-
kolom en gisteren een US soldier die zich per ongeluk door z’n linkerhand had geschoten.
Ik heb sindsdien m’n magazijn maar uit mijn pistool gehaald. Amerikanen, Engelsen en Ca-
nadezen worden in principe binnen 24 uur opgehaald en door de lucht naar een ziekenhuis
gebracht waar ze een eindbehandeling kunnen krijgen. Soms is dat in Bagram, Afghanistan,
soms Landstuhl bij Ramstein, Duitsland maar soms gaan ze ook naar de US zelf. De Afgha-
nen blijven bij ons. Het zijn net als in de Vliegeraar hele mooie en waardige mensen.’
bee
ld: S
hu
tter
sto
ck
26 morpheus. december 2008
‘Wij komen niet buiten de poort en dat
scheelt een stuk, want daarbuiten is het
absoluut niet pluis. Vorige week zijn bij een
aanslag nog vier Canadezen omgekomen.
Een op afstand bediende bom bestaande uit
vier antitankmijnen blies hun jeep op. Het is dus oorlog hier. In het kamp
is dit ook zichtbaar. Zo ben je verplicht om
met half geladen wapen (scherpe munitie in
het magazijn maar niet doorgeladen tot in
de kamer) rond te lopen. Ik loop dus ook de
hele dag met m’n pistool op zak. De meeste
militairen hebben een geweer type M16 en
sjouwen dat mee naar de eetzaal, de kantine
en de Burger King.’
‘Het is indrukwekkend om te bedenken dat alle voorzieningen
door de lucht zijn aangevoerd: van etensbord tot tank. Elk land
heeft zijn eigen kantine annex hangplek waar je voor weinig
frisdrank en chips kunt nuttigen. Ook zijn er een Pizza Hut en
Burger King. Diverse shops waar je van alles en nog wat kunt
kopen, van tandpasta tot T-shirts en pistoolholsters. Dan is het
ook nog een druk vliegveld. Dag en nacht zijn er vliegbewegin-
gen, vooral van helikopters die af en aan vliegen.
Wat dat betreft lijkt het geluid om je heen op dat uit een Vietnamfilm.’
‘Wees voorzichtig en vergeet niet dat Nederland toch wel zo ongeveer het paradijs op aarde is.’
‘Een vaak getroffen groep zijn de Afghaanse tolken
die met de coalition forces op pad gaan. Ofwel zij
zijn onvoorzichtiger, ofwel ze worden als overlo-
pers gezien door de Talibani. En dan is er nog de
collateral damage. Laatst hadden we een meisje van 8 jaar met een schot door de buik waarbij de blaas
geraakt was. Bij laparotomie alleen het retroperito-
neaal hematoom rond de blaas vastgesteld. Zij ligt
nog steeds op de IC en het gaat langzaamaan beter
met haar.’
‘De angst in de ogen van dit war child (ze was al
wees) toen ze bij ons binnenkwam zal ik niet snel
vergeten. Al deze jonge levens die aan gort gescho-
ten zijn maken diepe indruk op ons allemaal.’
‘De bemanning bestaat uit twee chirurgische teams. De
Canadezen hebben verder nog een kaakchirurg, die ook
wat neurochirurgie kan, een orthopedisch chirurg, een
radiologe en een internist-intensivist en niet te vergeten
een dierenarts. Daarnaast hebben ze nog een batterij
aan technicians, physician assistants, medics en ander
volk dat wij allemaal paramedisch zouden noemen.
Ze zijn allemaal heel collegiaal en prettig om mee samen te werken. Ze beschouwen je ook niet als vijfde wiel aan de wagen,
maar als een welkome collega.’
‘De dierenarts heeft niet veel te doen met die paar
speurhonden. Hij is daarnaast ook voorproever voor de
keuken. Hij test vers aangekomen bananen en dergelijke.’
Hans Pöll, achteraan midden met (gewone) bril, tussen
zijn collega’s.
morpheus. december 2008 27
28 morpheus. december 2008
Anesthesiologen in hun eigen (uit) slaapkamer
Waarvan droomt de anesthesioloog? En waar kun je hem voor wakker maken? Wat is er zo mooi aan dat vak, dat hem overdag op zijn qui-vive houdt? De mens achter de ‘slaapdokter’, in zes portretten.
morpheus. december 2008 29
Naam: Doreen Vermeulen-Cranch (92)Functie: emeritus hoogleraar Anesthesiologie
Op mijn nachtkastje liggen: Teacher man van Frank McCourt en The God delusion van Richard DawkinsSlaapverwekkend vind ik: mijn comfortabele bedZe mogen mij altijd wakker maken voor: my first cup of tea!Ik droom ervan dat ik: nog lang mag genieten van mijn leven met mijn familie en vrienden.
‘Tijdens mijn opleiding bracht ik een bezoek aan de academische afdeling anesthesiologie van professor Macintosh in Oxford. Hij was de eerste hoogleraar anesthesiologie in Europa. Hij werkte met een multidisciplinaire staf, er waren ook chirurgen en wetenschap-pelijk onderzoekers bij, en de prettige sfeer, de efficiënte samen-werking in teamverband, vond ik heel opvallend. Toen wist ik dat ik anesthesioloog wilde worden. Ik ben in Londen gaan werken, in de oorlog, een heel bijzondere en leerzame ervaring. We hebben in 60 jaar veel bereikt met de anesthesiologie in Nederland. Ik hoop dat dat hoge niveau blijvend is. Maar het kan nog altijd beter. Waar het om gaat is dat je bij je professionele principes blijft, want their life is in your hands.’
beeld: de Beeldredaktie, Marc Hofsté
‘Their life is in your hands’
Anesthesiologen in hun eigen (uit) slaapkamer
30 morpheus. december 2008
Naam: Jan van Klarenbosch (48)Functie: cardio-anesthesioloog aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht, voorzitter Sectie Cardio-anesthesiologie, NVA
Op mijn nachtkastje liggen: Het zijn net mensen van Joris Luijendijk en (jawel) een leesbrilSlaapverwekkend vind ik: het overgrote deel van de TV pro-gramma’sJe kunt mij altijd wakker maken voor: een mooie Italiaanse wijnIk droom ervan om ooit nog eens: de Middellandse Zee rond te fietsen.
‘Anesthesie geven bij hartoperaties is fascinerend omdat het gaat om beïnvloeden en ondersteunen van de circulatie, het orgaansysteem dat al vroeg mijn belangstelling had. Tijdens de operatie kijkt de anesthesioloog met een echo naar het hart en is daardoor beter dan vroeger in staat de hartfunctie te monitoren en het operatieresultaat, bijvoorbeeld een klepreparatie, te beoordelen. Meer dan bij andere operaties is optimale samenwerking tussen chirurg, anesthesioloog en perfusionist een voorwaarde voor succes. Maar het mooist zijn toch de mensen die de dag na een zware hart-operatie rechtop in bed zitten en zeggen: Ach, het is me eigenlijk best meegevallen.’
‘Samenwerking is
voorwaarde voor succes’
beeld: de Beeldredaktie, Mark van der Zouw
morpheus. december 2008 31
Naam: Ludmilla Garmers (37)Functie: anesthesioloog en MMT-arts (traumahelikopter) VU medisch centrum Amsterdam
Op mijn nachtkastje liggen: handcrème en oorbellenSlaapverwekkend vind ik: narcoseJe kunt mij altijd wakkermaken voor: politieseriesIk droom ervan om ooit nog eens: te gaan parachutespringen.
‘Het mooiste van de anesthesie is de veelzijdigheid en de diversi-teit van het vak. Je kunt het zo breed of smal maken als je zelf wilt. Kinderen, volwassenen, pijn, trauma, noem maar op. Voor de patiënt op zijn meest kwetsbare moment, maak je als anonieme anesthesio-loog het verschil. In acute situaties moet je kordaat kunnen hande-len. Het vak is nog zo jong dat het voortdurend in ontwikkeling is. De combinatie van techniek, patiëntenzorg en werken met je handen is ontzettend uitdagend.’
‘Techniek, patiëntenzorg
en werken met je handen’
beeld: de Beeldredaktie, Bas Beentjes
32 morpheus. december 2008
Naam: Marco Marcus (47)Functies: Opleider en hoofd peri-peratieve research afdeling Anesthesiologie Maastricht Universitair Me-disch Centrum, Hoofdredacteur Nederlands Tijdschrift voor Anesthesiologie, Sectievoorzitter Obstetrische Anesthesie NVAPlaats: Lanaken, Belgie
Op mijn nachtkastje liggen: boeken en als ik slaap mijn brilSlaapverwekkend vind ik: praatprogramma’sJe mag mij altijd wakker maken voor: alles, ik ben het gewendIk droom ervan om ooit nog eens: geitenkaas te maken in de Pyreneeën.
‘Anesthesie is prachtig. Je loodst de patiënt op een rustige manier door een operatie of ingreep. Wat normaalge-sproken stressvol zou zijn voor een mens, is dankzij de anesthesioloog opeens mogelijk. De ogen en handen van de anesthesioloog zijn enorm belangrijk. Met zijn handen beschermt hij de patiënt tegen pijn en trauma. Met zijn ogen waakt hij over de slapende patiënt. Daarvoor heeft hij tegenwoordig uitstekende technische middelen tot zijn beschikking. De anesthesioloog wordt steeds zichtbaarder. Op de polikliniek, bij de peri-operatieve op-timalisatie en analgesie, maar ook op de verloskamer. Diepgang, het stellen van wetenschappelijke vragen, zijn van groot belang voor de toekomst van het vak. We zijn op de goede weg, maar het kan altijd beter.’
‘De anesthesioloog wordt steeds zichtbaarder’
beeld: de Beeldredaktie, Bert Janssen
‘De geneeskunde in zijn volle breedte’
Naam: Marc ScotLeeftijd: 44 jaarFuncties: Anesthesioloog in Medisch Centrum Alkmaar, Voorzitter Sectie Urgentiegeneeskun-de (SUG), CEA Anesthesie Service Nederland BV, Voorzitter Vital Signs, Medisch Manager Con-fesso, Anesthesioloog bij de Narcosetandarts
Op mijn nachtkastje liggen: IPhone-oplader, boek, wekkerSlaapverwekkend vind ik: nietsdoenJe kunt mij altijd wakker maken voor: urgentiege-neeskundeIk droom ervan om ooit nog eens: een internati-onale cursus urgentiegeneeskunde te ontwikke-
Naam: Marc Scot (44)Functies: Anesthesioloog in Medisch Centrum Alkmaar, Voorzitter Sectie Urgentiegeneeskunde (SUG), CEA Anesthesie Service Neder-land BV, Voorzitter Vital Signs, Medisch Manager Confesso, Anesthe-sioloog bij de Narcosetandarts
Op mijn nachtkastje liggen: iPhone-oplader, boek, wekkerSlaapverwekkend vind ik: nietsdoenJe kunt mij altijd wakker maken voor: urgentiegeneeskundeIk droom ervan om ooit nog eens: een internationale cursus urgentiegeneeskunde te ontwikkelen.
‘Anesthesiologie bestrijkt de zorg voor patiënten van alle leeftijden. Van pasgeboren baby’s tot en met hoogbejaarden. Je ziet de geneeskun-de in de volle breedte. Van een geplande liesbreukoperatie en de op-vang van ongevalslachtoffers tot een peuter met een epileptisch insult. Doordat het altijd verrassend en uitdagend is en je in teamverband werkt, is de afwisseling groot. Bij patiëntencontact moet je direct het volledige vertrouwen zien te winnen, zodat de patiënt met een gerust hart een operatie ingaat. Om goede zorg te verlenen moet je je kennis en vaardigheden onderhouden, verdiepen en verbeteren door scholing. Er is altijd ruimte voor verbetering, waardoor je nooit uitgeleerd raakt.’
‘De geneeskunde in zijn volle breedte’
beeld: de Beeldredaktie, Bas Beentjes
morpheus. december 2008 33
34 morpheus. december 2008
Naam: Michel Los (44)Functie: Militair anesthesioloog Ikazia Zie-kenhuis Rotterdam en Instituut samenwerking Defensie en Relatieziekenhuizen in Doorn
Op mijn nachtkastje liggen: mijn tele-foon, de afstandsbediening van de TV en een goed boek, op dit moment Duizend schitte-rende zonnen van Khaled Hosseini Slaapverwekkend vind ik: lange DBC verhandelingen na een warme maaltijdJe kunt mij altijd wakker maken voor: een epiduraal (ruggenprik) op de verloska-mers of een vlucht in een F-16Ik droom ervan om ooit nog eens: de ruimte in te gaan, bijvoorbeeld als scheepsarts op de USS Enterprise.
‘Ik heb vooral een afwisselende en uitdagende baan. Ik werk deels in het Ikazia Ziekenhuis. Een aantal maanden per jaar ben ik beschik-baar voor defensie voor uitzendingen. Tot nu toe ben ik twee keer naar Kandahar in Afghanistan uitgezonden. En ten derde werk ik specifiek voor de Luchtmacht in het kader van de zogeheten Aeromedevac. Bij deze taken horen ook trainingen volgen en geven, vaak in het buitenland. De uitdaging zit vooral in het goed uitoefenen van al deze deelfuncties. Dus door mijn bijdrage te leveren aan een moderne maatschap anesthesiologie en door voorbereid te zijn om ernstig gewonden op te vangen en te vervoeren waar dan ook ter wereld.’
‘Uitdaging en afwisseling, overal ter wereld’
beeld: de Beeldredaktie, Jan de Groen
morpheus. december 2008
35
Bram (11) pakt zijn rugzak uit: de ene na de ander game
komt tevoorschijn. Pedagogisch medewerkster Ellen heeft een
spelcomputer voor hem gehaald en nu gaat hij zijn Wii-Fit
demonstreren. Dat was de afspraak toen ze samen doornamen
wat er allemaal gaat gebeuren als Bram straks naar de
operatiekamer gaat. Beeld: de Beeldredaktie, Mark van der Zouw
Kinderanesthesiologie
De slaapdokter waakt overal
36 morpheus. december 2008
Terwijl Bram de spelcomputer op scherp zet, lijkt hij even te zijn ver-geten waarvoor hij hier ook alweer was. ‘Spelen is zo belangrijk’, vertelt Ellen later. ‘Het is echt de basis van
alles, want als een kind kan spelen kan het zichzelf zijn. Het geeft vertrouwen en veiligheid.’‘Met een doos vol slangetjes, spuitjes, kapjes en plak-kers gaat Ellen Huppelschoten langs bij elk kind dat voor een onderzoek of ingreep naar de operatie-kamer moet. ‘Wil je dat de slaapdokter je een prik geeft, of heb je liever zo’n kapje?’ ‘Weet je nog waar deze sticker werd geplakt?’ Het is een vast ritueel in het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) in Utrecht. De ouders hebben dan al samen met hun kind een preoperatief gesprek gehad met de anesthesioloog. Zij weten wat er gaat gebeuren en waarom, hoe ze
hun kind kunnen bege-leiden tot het moment dat het in slaap valt en wat ze eventueel kun-nen verwachten aan nawerkingen. Bram heeft een acute vorm van leukemie en moet
een beenmergpunctie ondergaan. Dat is al eens eer-der gebeurd, dus hij heeft ervaring. Maar deze keer wordt er ook een PAC (Porth-A-Cath) geplaatst. Dat is een klein plat kastje van een paar centimeter door-snee dat onder de huid komt te zitten, meestal aan de zijkant van de borstkas, recht onder de oksel. ‘We doen dat standaard bij kinderen die vaak moeten
worden geprikt’, vertelt kinderarts Marrie Bruin. ‘Via het kastje kunnen we heel gemakkelijk en vrij-wel pijnloos infusen inbrengen, maar ook bijvoor-beeld bloed afnemen. Het prikken van een infuus is heel naar en soms moeilijk, zeker als het kind al vaak is geprikt en cytostatica heeft gehad.’ Als Bram die PAC eenmaal heeft, wordt ook via die weg narcose toegediend als hij nog eens naar de operatiekamer moet. Deze keer gaat het infuus nog in zijn hand. Hij heeft daar zelf voor gekozen. Het alternatief, een kapje met naar keuze kauwgom-, aardbeien- of kersengeur – om het narcosegas een beetje te neutraliseren – zag hij niet zo zitten. Ellen heeft alvast pleisters met verdovingzalf op de rug van zijn handen geplakt. ‘En als het toch weer pijn doet als je wakker wordt, kun je vragen om bananenzalf, weet je nog?’
Pijnbeleid
Pijn is nimmer acceptabel en dient te allen tijde op-timaal te worden bestreden. Het is de eerste van vijf pijlers van het ‘pijnbeleid’ van het WKZ. Het beleid omvat richtlijnen en protocollen voor preventie en behandeling van pijn bij kinderen en is samengevat in een handzaam ‘pijnkaartje’. In het WKZ bestaat al jaren een multidisciplinaire kinderpijngroep die de nieuwste inzichten op het gebied van herken-ning, preventie en bestrijding van pijn bij kinderen, vertaalt naar de praktijk. Medisch hoofd kindera-nesthesiologie Desirée van der Werff heeft zitting in die werkgroep, waar behalve twee anesthesiologen, ook een kinderpijnverpleegkundige, een kinderarts,
Richtlijn kinderpijn: méér dan alleen pillen en spuitjesVoor artsen en verpleegkundigen die met kinderen werken is er sinds 2007 een
evidence based richtlijn pijnherkenning en –bestrijding bij kinderen. De richtlijn is
het resultaat van een uitvoerige inventarisatie van onderzoeksgegevens over de
meetinstrumenten en middelen voor pijnherkenning en pijnbestrijding bij kinde-
ren van alle leeftijden en bij verschillende soorten pijn. Initiatiefnemer was de Ne-
derlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Een multidisciplinaire werkgroep
bestaande uit onder meer kinderartsen en een anesthesioloog, stelde de richtlijn
samen onder auspiciën van het kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg, CBO.
De richtlijn bevat aanwijzingen voor pijnherkenning, ook bij zuigelingen en kinde-
ren met een verstandelijke handicap, beschrijft het effect van zowel farmacologi-
sche als niet-farmacologische middelen (zoals glucose bij pasgeborenen) en geeft
adviezen voor taken en organisatie van pijnteams in de ziekenhuizen.
Richtlijn Pijnmeting en Behandeling van pijn bij kinderen, CBO, oktober 2007Kapjes voor toedienen van narcosegas zijn er voor
kinderen van alle leeftijden.
‘Pijn is nimmer acceptabel en dient te allen tijde optimaal te worden bestreden’
morpheus. december 2008
37
kinderverpleegkundigen en pedagogisch medewerkers deel van uitmaken. Desi-ree heeft ook meegewerkt aan de in 2007 gepubliceerde landelijke richtlijn door het kwaliteitsinstituut voor de gezondheids-zorg CBO (zie kader). ‘We weten nu zoveel meer dan vroeger’, vertelt ze. ‘Ik ben nog opgeleid in de tijd dat we dachten dat pas-geboren baby’s niets voelden en men nog weinig wist van de pijnmiddelen en hun dosering voor kinderen. Maar nu houden we er rekening mee dat bijvoorbeeld een vacuümverlossing heel pijnlijk kan zijn voor het kindje. We weten ook veel beter op welke signalen we moeten letten, ook als kinderen nog niet kunnen praten.’ Als eerste ziekenhuis in Nederland ontwik-
kelde het WKZ een Pijnpaspoort waarin een kind, eventueel samen met de ouders, op een speelse manier kan aangeven wat hij of zij pijnlijk vindt en hoe hij of zij wil dat men daar in het ziekenhuis mee omgaat, onder het motto: ‘Ik wil het graag zo’. Moet
de knuffel mee, wil ik kijken of juist niet kijken als ik geprikt wordt, moet mamma er bij zijn? Vandaag de dag is de beleving van het kind uitgangspunt in de kindergeneeskunde. De anesthesioloog speelt daarin een belangrijke rol. Het kind bepaalt niet alleen zelf of het een naald of een kapje wil bij de narcose, maar kan bij chronische pijn bijvoorbeeld ook al op jonge leeftijd leren zelf met een pompje de dosering morfine te reguleren.
Clusteren
Waar het Desirée en haar collega’s om gaat is dat kinderen die aan de zorg van het WKZ zijn toever-trouwd, zich zo prettig mogelijk voelen. ‘Dat bete-kent bijvoorbeeld ook dat we proberen het aantal vervelende ingrepen zoveel mogelijk te beperken door ze te clusteren. Als een kind onder narcose is kan het meteen worden onderzocht door de oog-arts of de tandarts, als dat toch moet gebeuren. Dat scheelt weer één of twee dokters aan je bed die iets van je moeten. En als een kind aan een liesbreukje wordt geopereerd en ook nog buisjes in de oren moest krijgen, dan doen we dat liefst ook in één moeite door.’ De kinderanesthesioloog is er ook voor patiëntjes die angstig of gespannen zijn als ze een onderzoek moeten ondergaan. Een uur in een MRI-scanner bijvoorbeeld, is voor veel kinderen geen pretje. Bovendien is het belangrijk dat ze stil liggen. In zo’n geval geeft de kinderanesthesioloog een narcose. Ook is de anesthesioloog samen met de kinderarts
Kapjes voor toedienen van narcosegas zijn er voor
kinderen van alle leeftijden.
Pijnthermometer waarop jonge kinderen kunnen aangeven hoeveel pijn ze hebben.
38 morpheus. december 2008
betrokken bij de palliatieve zorg voor kinderen die terminaal zijn en thuis worden verpleegd. Soms gaat de zorg nog verder. Desiree laat een vakantiefoto zien van een gebruind, vrolijk jongetje, Stijn. Het is opgestuurd door zijn ouders. Stijn is 9, heeft een ziekte aan het immuunsysteem en is allergisch voor bepaalde middelen die bij narcose worden gebruikt.Desirée heeft een brief met adviezen voor de narcose in het Engels geschreven, zodat Stijn voor het eerst sinds jaren weer met zijn ouders, broertje en zusje op vakantie kon. ‘HOERA! Stijn wordt 9 jaar. Bedankt voor jullie inzet in het afgelopen jaar’, staat er op het kaartje. Het is ondertekend door de hele familie. ‘Het laat wel zien hoe groot de effect is van zo’n kleinig-heid, wat het schrijven van zo’n brief natuurlijk is. Als een kind ernstig ziek is, heeft dat impact op het hele gezin. Zo’n vakantie is dan zo belangrijk.’ Bram is intussen met zijn ouders en Ellen aan zijn zijde, onderweg naar Dro(om)medaris, zoals het operatiecentrum in het WKZ heet. Ellen en Bram’s moeder blijven bij hem in de operatiekamer tot het middel van de slaapdokter zijn werk doet. Daarna moeten ze vertrekken. Hij had graag gewild dat ze konden blijven om foto’s te maken want hij had wel eens willen zien wat ze allemaal met hem uitspook-ten. Pech voor Bram. Er mag veel in het kader van Ik wil het graag zo! Maar dat nou nét weer niet.
Hoe kunt u uw kind het beste voorbereiden op de operatie?Door eerlijk te vertellen wat er gaat gebeuren in het ziekenhuis en hoe uw kind onder narcose wordt gebracht,
zal er zo min mogelijk spanning en angst ontstaan als hij/zij naar het ziekenhuis moet.
De manier van voorbereiden hangt af van de leeftijd.
Baby’s kun je nog niet voorbereiden, maar worden gerustgesteld door uw aanwezigheid en uw stem.
Peuters en kleuters, die nog in hun fantasie-
wereld leven, kun je het beste kort tevoren voorbe-
reiden met behulp van een spel, een boek of een
tekening.
Grotere kinderen kun je het beste eerlijk vertellen
wat er gaat gebeuren. Tieners zijn soms bang voor
het litteken en wat dat zal doen met hun lichaam.
Door er eerlijk over te praten kun je die angst ge-
deeltelijk wegnemen.
De narcose, door D.B.M van der Werff.
In: G. Lameel-Engel, Wat mankeert mijn kind?
(Terra-Lannoo, 2007)
Desirée van der Werff
morpheus. december 2008
39
‘Je komt op een verloskamer waar een vrouw helemaal ten einde raad is en je geeft een ruggenprik. Wat er dan gebeurt is prachtig, die totale verandering van sfeer,
die ontspanning. Het is zo mooi om dat te zien.’ Liselore Pieters (30) is tweedejaars anesthesioloog in opleiding (aios). Altijd al gefascineerd door de menselijke fysiologie, koos ze voor deze specialisatie. Als anesthesioloog maakt je op cruciale momenten het verschil uit, dat maakt het contact met patiënten heel intens, vindt ook vijfdejaars aios Bas Kostering (35). ‘Als mensen bang zijn voor een operatie kan het zoveel uitmaken als je van te voren goed met ze praat over hoe het allemaal in z’n werk gaat.’ Bas, die zijn opleiding nog wil uitbreiden met een verdie-pingsstage kinderanesthesiologie, vertelt dat hij heeft ervaren hoezeer goede voorbereiding en uitleg voor ontspanning zorgt bij kinderen én hun ouders. ‘Ik heb gezien hoe kinderen op de OK precies konden
vertellen wat er ging gebeuren en uiteindelijk zelf het kapje op hun neus zetten. Dat is wel even anders dan vroeger. Als je amandelen moesten worden geknipt werd je op een stoel vastgebonden en verder wist je helemaal van niets, en je ouders ook niet, behalve dat je twee dagen in het ziekenhuis moest blijven.’ De anesthesioloog is de beslissende factor op momenten dat het leven van de patiënt het meest kwetsbaar is. Bas, Liselore, en ook hun collega’s en Christian Martini zijn het erover eens, dat dát het vak zo interessant en mooi maakt. Ze vinden het een voordeel dat die rol steeds zichtbaarder is. Vroeger was de anesthesioloog de anonieme speler op de achtergrond. Tegenwoordig heeft hij een centrale rol in het begeleiden van patiënten voor, tijdens en na de operatie, heeft hij een groot scala aan pijnbestrij-dingstechnieken tot zijn beschikking en geavanceer-de technische middelen. Saidja (31), die als anios een ervaringsjaar volgt en in 2009 start met de opleiding, vindt het mooi dat je als anesthesioloog zoveel
In opleiding
never A Dull mOment
Saidja NoterChristian Martini Bas Kostering Liselore Pieters
bee
ld: D
e B
eeld
red
akti
e, G
uid
o B
ensc
ho
p
40 morpheus. december 2008
mogelijkheden hebt om vitale functies optimaal te bewaken. Haar interesse werd gewekt toen ze op de intensive care werkte. ‘Het is heel interessant om je te kunnen richten op de basale fysiologie. Dat je daar zulke verfijnde technieken voor hebt is heel belang-rijk, want iedere persoon is anders. Iedereen reageert anders op een ingreep maar ook op je interventies als anesthesioloog. Je moet dat heel nauwlettend in de gaten houden, niet alleen met technische middelen, maar ook met je eigen klinische blik.’ De anderen vallen haar bij. Zijn anesthesiologen
perfectionisten? ‘Ja’, zeggen ze in koor, ‘anders lukt het niet.’ Bas: ‘Het begint al bij de screening van een patiënt, want jij bepaalt of hij een operatie aan kan.’ Als dat niet zo is kan dat ook de
nodige spanningen opleveren. Ik heb het laatst nog meegemaakt met een kind dat een longinfectie had. Dan staat er wel een heel OK-team voor niks klaar, de ruimte is gereserveerd, de ouders zijn teleur-gesteld, voor het kind is het verwarrend, maar de operatie kan toch niet doorgaan.’ Een anesthesioloog moet dus het lef hebben om te midden van al die krachten een impopulair besluit te nemen. ‘Op cruciale momenten werk je heel intensief ’, zegt Christian Martini (29). ‘Dat begint al bij het door-lopen van de checklist die je in een time out met het hele OK-team doorneemt. En tijdens een operatie komt het er heel erg op aan dat je het juiste doet op
het juiste moment. Je werkt dan heel geconcentreerd en secuur, want als je maar een kleinigheid veran-dert aan bijvoorbeeld een dosering of de beademing heeft dat direct effect.’ Christian koos voor anes-thesiologie omdat hij tijdens zijn stage op de OK geïntrigeerd raakte door wat er zich – zoals hij het noemt – ‘achter die doeken afspeelde’, de plek, bij het hoofd van de patiënt, waar de anesthesioloog zit met zijn bewakingsapparatuur. ‘Ik dacht, het snijden en de anesthesie, dat zijn twee compleet verschillende werelden.’ In die twee werelden is, als het erop aankomt, de anesthesioloog de baas. Want die bepaalt niet alleen
‘Een anesthesioloog moet het lef hebben om een impopulair besluit te nemen’
morpheus. december 2008
41
of een patiënt stabiel genoeg is voor een operatie, maar moet soms ook de chirurg tot de orde roepen. Dat is niet lang altijd gemakkelijk, zeker niet voor een anesthesioloog in opleiding. Bas: ‘Laatst was er een kijkoperatie gaande waarvoor de chirurg de buik moest opblazen om bij de galblaas te komen. Maar die longen werden zo ver ingedrukt dat het echt niet meer verder kon. Hij maar zeggen ‘ik ben er bijna’, maar ik moest echt heel hard ‘stop’ roepen, omdat het gewoon niet meer veilig was.’ Liselore vindt het een mooie combinatie dat je het ene moment dienst-baar bent aan de patiënt en het andere moment de leiding neemt als het mis dreigt te gaan. ‘Er komt
iemand binnen die ernstig gewond is, en dan moet je al je fysiologische kennis uit de kast halen om te zor-gen dat hij stabiel wordt. Dat is heel mooi.’ ‘Ja’, vult Bas aan, ‘dan staat iedereen te kijken, maar dat is ons moment van glorie, dan ben je even heer en meester over alle basale functies.’ Bas, Saidja, Christian en Liselore, ze zijn het er over eens: er is geen afwisselender specialisme dan de anesthesiologie. Je komt overal in het ziekenhuis, hebt met allerlei patiënten en specialisten te maken, je werkt met je hoofd en met je handen. ‘De ideale mix dus eigenlijk!’, zegt Christian. ‘Net zoals we die aan een patiënt op de OK geven.’
De opleiding tot anesthesioloogDe opleiding tot anesthesioloog duurt vijf jaar, na het artsexamen, en bestaat uit een algemeen
jaar aan een universitair medisch centrum (UMC), een jaar in een perifeer ziekenhuis, een jaar
stages van drie maanden op verschillende afdelingen (thoraxanesthesie, kinderanesthesie,
pijn en algemene anesthesie) in verschillende ziekenhuizen en een jaar intensive care aan een
UMC. Het laatste jaar is gericht op zelfstandig functioneren en kan eventueel worden uitge-
breid met een verdiepingsstage van veen specifiek gebied, bijvoorbeeld urgentiegeneeskunde
of obstetrie. Elk opleidingsjaar wordt afgesloten met een examen. In het Opleidingsplan is heel
duidelijk aangegeven aan welke competenties moet worden voldaan om uiteindelijk als anes-
thesioloog te worden geregistreerd.
Er zijn in Nederland 400 anesthesiologen in opleiding. Het aantal opleidingsplaatsen is afhan-
kelijk van de ruimte op de arbeidsmarkt. In 2008 waren er 80 plaatsen beschikbaar. Assistenten
in opleiding zijn vertegenwoordigd in het adviesorgaan van de NVA (CAGA), in verschillende
commissies en in het bestuur van de NVA.
Een geïsoleerd rattenhartje wordt
met laserlicht beschenen om in de
hartspier de mitochondriale zuur-
stofspanning te meten.
Beeld: Bert Mik
Precisie AnestHesiOlOgie
Inzoomen op de cel
42 morpheus. december 2008
morpheus. december 2008
43
In de wetenschappelijke wereld bestaat veel belangstelling voor Miks werk. Hij heeft er al verschillende malen over gerapporteerd in gerenommeerde wetenschappelijke bladen, zoals Biophysical Journal en Nature. De
afdelingen Anesthesiologie en Intensive Care van het Erasmus Medisch Centrum steunen de doorontwik-keling van zijn werk financieel.
Waarom zou je op celniveau het zuurstofgehalte willen meten?Mik: ‘Als een patiënt op de operatietafel ligt, houdt de anesthesioloog voortdurend de bloedcirculatie en de zuurstofsaturatie van het bloed in de gaten. Daaraan kan hij zien hoe bijvoorbeeld het hart zich houdt en of de longen voldoende zuurstof krijgen. We letten op de bloeddruk en met een saturatie-meter, zo’n knijpertje op je vinger, kunnen we het zuurstofgehalte in het bloed bepalen. Indien nodig worden deze metingen aangevuld met laboratori-umbepalingen in afgenomen bloed. Aan de hand daarvan beslist de anesthesioloog of iemand extra zuurstof of bloed nodig heeft. Daar zijn algemene standaarden voor. Maar je werkt dan met hele grove indicatoren. Ze zeggen alleen iets over het bloed in de grote bloedvaten, maar je weet niet hoe het staat met de doorbloeding van weefsels en organen. Daar-voor moet je naar de microcirculatie, het bloed in de haarvaten kijken en nog liever naar de cellen van de weefsels zelf. Dat is de reden dat je op celniveau moet kunnen meten.’
Hoe doe je dat?‘De basis voor de techniek hebben we eind jaren negentig al ontwikkeld. Het is een optische methode die erop neerkomt dat je een zuurstofgevoelige stof,
een porfyrine, in de bloedbaan spuit. De gebruikte porfyrine heeft fosforescerende eigenschappen, het neemt dus licht op en dooft langzaam uit, net als zeg maar een glow-in-the-dark poppetje. Als die porfyrine zich heeft verspreid in het bloedplasma en je stuurt er een groene lichtflits naartoe, dan wordt dat licht opgenomen. De snelheid waarmee het uitgezonden rode licht – fosforescentie – weer uitdooft is zuurstofafhankelijk, dus daaraan kun je dan aflezen hoe de bloedcirculatie is. We doen dat met behulp van laserlicht dat via microfiber naar het orgaan wordt gestuurd waar je wilt meten en kunnen de informatie die we terugkrijgen ook uitlezen. Bij proefdieren werkte dat prima, maar het probleem was dat de synthetische porfyrine die we gebruikten, giftig is. Dus mij mensen kun je dat niet doen. Maar ons lichaam maakt een soortgelijke stof ook aan. Dus de doorbraak kwam toen we in staat waren die endo-gene porfyrine in te schakelen voor diezelfde truc.’
Waar vind je die porfyrine?‘Die vonden we in de mitochondriën, dat zijn als het ware de energiefabriekjes van de cel, dus daar wordt zuurstof gebruikt. Het is daarom ook precies de goede plek om te meten. Maar we hebben er wel een jaar of acht over gedaan om de bestaande techniek zo te gebruiken dat we daar ook konden meten aan de hand van die endogene porfyrine. Ik ben bijvoorbeeld heel lang bezig geweest om het juiste laserlicht te vinden. Maar inmiddels lukt dat. We kunnen nu dus met een lichtflits via een optische fiber de zuurstofspanning in de mitochondriën, die maar ongeveer 1 micrometer groot zijn, meten. We gebruiken geavanceerde wiskundige technieken om de heterogeniteit in het signaal te bepalen. Dat moet want de zuurstofspanning verschilt per cel, en nu
Bert Mik (34 jaar) studeerde natuurkunde totdat hij besloot dat hij internist wilde
worden, maar hij koos uiteindelijk voor anesthesiologie. ‘Ik kan maar beter arts
worden met een natuurkundehobby’, was zijn redenering, ‘dan andersom.’ Mik,
derdejaars anesthesioloog in opleiding, is nog altijd gek op techniek en elektronica
en gefascineerd door de chemie en fysiologie van het menselijk lichaam. Begin 2009
promoveert hij aan de Universiteit van Amsterdam op een onderwerp waarin hij
zich volledig heeft kunnen uitleven. Hij heeft een techniek ontwikkeld waarmee bij
mensen het zuurstofgehalte op celniveau kan worden bepaald. Op termijn kan dat
betekenen dat de anesthesioloog een instrument heeft waarmee hij heel nauwkeurig
de conditie van de patiënt kan volgen.
44 morpheus. december 2008
kunnen we dus met een korte lichtflits de zuurstof-distributie in het weefsel berekenen. Dat doen we nu nog met proefdieren, maar het is bij mensen op dezelfde manier toepasbaar.’
Wat betekent het voor de patiënt?‘Met deze techniek kunnen we veel nauwkeuriger bepalen wanneer iemand bijvoorbeeld een bloed-transfusie nodig heeft. Nu gaan we alleen maar af op de hoeveelheid rode bloedlichaampjes. Maar het gaat in wezen om de bloedtoevoer naar de weefsels. En dan zul je zien dat een ene patiënt veel eerder een
transfusie nodig heeft dan de andere. Dat speelt niet alleen op de intensive care, de operatiekamer of de spoedeisende hulp, maar meer in het algemeen: hoe zorgen we dat deze patiënt optimaal zuurstof heeft in de weefsels. Maar je kunt ook denken aan operaties aan organen, zoals de darmen, waarbij de chirurg moet hechten. Je kunt dan met die laser, terwijl de chirurg de hechting maakt aangeven of de haarvaten niet in het gedrang komen, doordat je kijkt naar de zuurstoftoevoer op celniveau. Je geeft de chirurg dan feedback terwijl hij bezig is. Zo heeft de patiënt minder kans dat de wond niet goed heelt.’
Overal in Nederland werken anesthesiologen mee aan onderzoekprogramma’s. Christa Boer, resear-chcoördinator aan de afdeling anesthesiologie van het VUmc in Amsterdam, geeft hier een overzicht van enkele opvallende onderzoeksthema’s binnen de universitaire medische centra. l Cardio-thoracale chirurgie (hartoperaties waarbij de
borstkas wordt opengelegd) kan worden gecompli-
ceerd door postoperatieve cognitieve disfunctie, zoals
geheugenverlies. Binnen de afdeling Anesthesiologie
van het UMC Utrecht wordt al geruime tijd onder-
zoek naar dit fenomeen gedaan onder grote groepen
mensen. De afdeling Anesthesiologie van het UMC
Utrecht geniet in wetenschappelijke kringen grote be-
kendheid vanwege dit type onderzoek en de toonaan-
gevende, vakoverstijgende publicaties daarover.l Nationale samenwerking binnen het onderzoeks-
gebied Pijn & Pijnbestrijding leidde in 2004 tot het
oprichten van het TREND (Trauma RElated Neu-
ronal Dysfunction) Consortium, dat gefinancierd
wordt door het Ministerie van Economische Zaken.
In TREND werken vijf academische ziekenhuizen,
waaronder de afdelingen Anesthesiologie van het
Maastricht UMC, Leids UMC, Erasmus MC en VUmc,
één technische universiteit en enkele bedrijven samen
aan onderzoek naar het Complex Regionaal Pijnsyn-
droom (CRPS-1). Dit is een pijnlijke aandoening met
uiteenlopende symptomen die vaak optreedt na een
(dikwijs gering en soms onzichtbaar) letsel of operatie
aan een arm of been.l De afdelingen Anesthesiologie van de Amsterdam-
se academische centra (VUmc en AMC) doen onder-
zoek naar de beschermende effecten van anesthetica
op verschillende orgaansystemen. De uitkomsten
hebben geleid tot een beter begrip van cellulaire
mechanismen die ten grondslag liggen aan bescher-
ming van het hart (cardioprotectie) of andere organen
tegen een tekort aan zuurstof. l Het LUMC heeft een lange historie in het doen van
onderzoek naar de farmacokinetiek (effecten van me-
dicijngebruik, gemeten in de tijd, op bloed en weef-
sel), farmacodynamiek (het gedrag van werkzame
stoffen van medicijnen in het lichaam), en de werk-
zaamheid van opiaten zoals morfine. De resultaten
uit deze onderzoekslijn worden wereldwijd geciteerd
en gebruikt voor het formuleren van richtlijnen en het
verkrijgen van nieuwe therapeutische inzichten in de
behandeling van pijn.l De afdeling Anesthesiologie van het Nijmeegse
UMC St. Radboud staat op dit moment bovenaan als
afdeling met de meeste publicaties in 2007 binnen het
anesthesiologische werkveld. Opvallend zijn de recente
publicaties die zich richten op de rol van ontstekings-
mechanismen in longschade die veroorzaakt is door
beademing. De resultaten dragen bij aan een vermin-
dering van complicaties ten gevolge van mechanische
ventilatie.l Onderzoek naar stress markers in relatie tot het
gebruik van de hart-longmachine tijdens cardio-
thoracale chirurgie vormt één van de onderzoekslij-
nen binnen de afdeling Anesthesiologie van het UMC
Groningen. Door het nauwgezet volgen van verschil-
lende biomarkers over tijd wordt inzicht verkregen in
mechanismen die ten grondslag liggen aan complica-
ties ten gevolge van de chirurgie, waaronder myocar-
diale ischemie (zuurstoftekort in het hart).l Innovatief pijnonderzoek dat plaatsvindt in het
MUMC heeft dit jaar geresulteerd in toekenning van
de Young Investigator Grant van de NVA aan de afde-
ling Anesthesiologie van dit ziekenhuis waarin onder-
zoek wordt gedaan naar de rol van ontsteking in het
ontstaan van pijn tengevolge van ruggenmergletsel.
De anesthesioloog als onderzoeker
morpheus. december 2008
45
A
Laveren tussen metertjes en klinisch Fingerspitzengefühl
intensivist sesmu ArBOus
Een gesprek met anesthesioloog-intensivist
Sesmu Arbous over haar vak, gaat onvermijdelijk
ook over veiligheid. Als thema domineert het niet
alleen haar werk op de intensive care (IC), maar
ook haar persoonlijke professionele carrière. In
1998 promoveerde ze cum laude op onderzoek
naar de rol van anesthesiologie bij sterfgevallen tijdens of kort na
operatieve ingrepen. Ook nu bestudeert ze welke factoren bepalend
zijn voor complicaties en incidenten op de intensive care. Ze kijkt
naar wat zich afspeelt rond het bed én in het lichaam van de
patiënt. ‘Je “gevoel” over hoe iemand eraan toe is, is heel moeilijk
over te dragen.’
Anesthesiologen hebben het overzicht. Dat is wat Sesmu Arbous zich plotseling realiseerde toen tijdens haar opleiding onderzoek deed bij trau-matologie. Daar zag ze een anesthesioloog aan de regie bij het hoofd van de patiënt. Ze vind dat ze het eigenlijk niet mag zeggen, maar ze dacht ‘Die doet het echte werk!’ Dat trok haar. ‘Een chirurg moet focussen, zijn rol is helemaal gericht op dat trauma en dat is maar goed ook. Maar een anesthesioloog moet alles daar omheen in de gaten houden.’ De vraag kan niet uitblijven – Sesmu, die ondanks haar frêle gestalte een enorme energie uitstraalt, en haar man, chirurg, combineren hun full time baan met de opvoeding van twee jonge kinderen – is de rolverde-
ling thuis ook zo? ‘Nee’, zegt ze, ‘daar doen we allebei de dingen die nodig zijn in een huishouden, hoewel, hij doet geloof ik wel meer dan ik…Het is wel zwaar, maar het lukt.’
Het is ‘het echte werk’ dat haar naar de IC lokte. Maar, geeft ze toe, ze heeft moeten leren wat dat betekent. ‘Je moet afstand kunnen houden om alles te overzien. Ik weet nog dat ik als jonkie tijdens de opleiding voor het eerst meedeed aan een training met een casus van een acuut bedreigde patient en dat ik me meteen helemaal op de patiënt stortte, terwijl de oudere aios juist een stap terug deed. Toen we de videoopname naderhand bekeken was zo
46 morpheus. december 2008
duidelijk hoe belangrijk dat was. Dat ben ik nooit meer vergeten.’Wat het werk op de IC ook zo interessant maakt, vindt Arbous, is het acute karakter aan de ene kant, wat betekent dat je je eerst richt op stabilisatie van de patiënt door overname van de vitale functies, in combinatie met de pathofyisiologie daarna, uitzoe-ken wat er aan de hand is. ‘Het is altijd een over-brugging, want je doel is zorgen dat de patiënt weer van de IC áf kan. Je perspectief reikt dus verder in de tijd, maar ook in de diepte. Dat is heel mooi. Tege-lijkertijd werk je multidisciplinair, want omdat je als hoofdbehandelaar de leiding hebt op de IC – in elk geval op de twee hoogste niveaus van intensieve zorg – moet je zelf weten in te schatten of je bijvoorbeeld een hematoloog of een maag-lever-darmspecialist nodig hebt in je teambesprekingen. Al die terreinen, niet alleen de gewone maar ook de superspecialis-men, moet je dus overzien.’
300 vragen
Dat er in die dynamiek ook dingen kunnen misgaan, heeft Sesmu Arbous altijd geïntrigeerd. Tijdens haar opleiding begin jaren negentig voerde ze een pro-motieonderzoek uit dat aan het licht moest brengen hoe vaak bij sterfgevallen binnen 24 uur na een operatie, de anesthesiologie een bijdragende factor was geweest. Het onderzoek was methodologisch een grote uitdaging, omdat gegevens over een grote hoeveelheid postoperatieve comateuze patiënten en sterfgevallen én over patienten bij wie de narcose en ingreep goed waren verlopen, moesten worden aangeleverd en geanalyseerd. Anesthesiologische maatschappen in 64 Nederlandse ziekenhuizen werkten er aan mee. Direct na vaststelling van het overlijden of coma, gaven ze door beantwoording van meer dan 300 vragen inzicht in de gang van zaken voor, tijdens en na de operatie. De gegevens over de in totaal 800 casussen werden niet alleen statistisch verwerkt, maar ook kwalitatief beoordeeld door een groep van deskundige anesthesiologen uit
verschillende ziekenhuizen in Nederland, waarmee Arbous tien sessies ‘op de hei’ organiseerde. Het aan-tal gevallen waarin de anesthesiologie een factor van betekenis was geweest, kwam, geëxtrapoleerd naar het totaal aantal anesthesieën in Nederland, neer op elf per jaar. Maar het ging haar niet alleen om het aantal, maar ook om verklarende factoren.
Skillslab
Arbous: ‘Het leverde inzicht op in het belang van het checken van apparatuur en het nut van skillslab trainingen, waarin je regelmatig oefent met verschil-lende acute situaties. En we kwamen er ook achter dat hoe meer mensen moeten overdragen, hoe gro-ter de kans dat er iets mis gaat in de communicatie. We zijn het vak met de meeste metertjes, maar heel vaak gaat een anesthesioloog ook af op zijn klinische blik. Hoe ziet een patiënt eruit, transpireert hij? Dat gevoel is heel moeilijk over te dragen. Dat je ook dat soort punten systematisch naloopt, is dus essentieel bij overdracht maar ook bij opname van elke nieuwe patiënt.’ In samenwerking met haar collega anesthesioloog-intensivist prof. dr. Margreeth Vroom, hoofd van de intensive care van het Academisch Medisch Cen-trum (AMC) in Amsterdam, werkt Arbous verder aan dit thema. Het gaat om onderzoek naar factoren die een rol spelen bij het ontstaan van incidenten en complicaties bij patiënten op de IC. Daarnaast is ze bezig met onderzoek ‘in de diepte’ naar de bloed-suikercirculatie bij mensen met diabetes tijdens de anesthesie en naar de stressreactie van patiënten op de IC. ‘Bij alle patiënten die op de IC terechtko-men, en dat zijn er door de vergrijzing steeds meer, vertonen een afwijkende stressreactie. We zoeken uit hoe dat komt, zodat we daar op de IC beter op kunnen reageren. Ook dát draagt bij aan kwaliteit en veiligheid.’
Sesmou Arbous: ‘Je doel is zorgen dat de patiënt weer van de IC áf kan. Je perspectief reikt dus verder in de tijd, maar ook in de diepte.’
bee
ld: M
arc
de
Haa
n
48 morpheus. december 2008
Anesthesioloog en traumaheliarts Bert Dercksen werkt aan
een boek. Samen met fotograaf Jan Bouwman legt hij vast wat
er gebeurt als hij uitrukt met het Mobiel Medisch Team. Met
die foto’s gaat hij later op bezoek bij de mensen aan wie hij
medische hulp heeft verleend. Zij vertellen hun verhaal. Bert
Dercksen schrijft het op. Hun verhalen komen samen met de
foto’s in het boek. Dercksen begon ermee omdat hij benieuwd
was hoe het de slachtoffers verging. ‘Normaalgesproken heb
je er geen weet van wat er verder met patiënten gebeurt, want
je ziet ze nooit meer. Je hebt geen idee hoe ze de hulpverlening
hebben ervaren en welke impact het gebeuren op hun leven
heeft gehad.’ Hij ging ze opzoeken. Overal in het werkgebied
van zijn Mobiele Medische Team. ‘We pakken dat zorgvuldig
en respectvol aan natuurlijk, vragen van tevoren of mensen
dat wel willen. Maar we kwamen er al snel achter dat het
enorm op prijs wordt gesteld. De meeste mensen zijn heel
nieuwsgierig naar die foto’s en vinden het fijn om te zien wat
er toen allemaal gebeurde, hoe hun auto eruit zag bijvoorbeeld.
Dat geldt evengoed voor familieleden. De nabestaanden van
een verongelukt meisje waren naar de plek van het ongeluk
gegaan en waren teleurgesteld dat alles was opgeruimd.
Daarom waren ze zo blij met die foto’s. Het is dus kennelijk
belangrijk voor de verwerking om dat nog eens te kunnen zien.’
Bert ziet de nagesprekken ook als een vorm van feedback op de
gangbare praktijk bij acute hulpverlening. ‘We kunnen daar als
dokters veel van leren. Je staat er niet zo bij stil, maar voor de
patiënt is zo’n ongeluk achteraf één groot zwart gat.’
Op de volgende pagina’s een voorpublicatie uit dit boek: een
bloemlezing uit het verhaal van mevrouw Poortinga, in tekst en
beeld.
‘mensen vinDen Het fijn Om nADerHAnD Die fOtO’s te Zien’
Bert Dercksen (rechts) en Jan Bouwman
50 morpheus. december 2008
Tineke Poortinga kwam de dag van haar ongeluk uit haar nachtdienst en was onderweg naar huis. ‘Hoe het exact gegaan is kan ik me niet meer herinneren, maar mijn kinderen zeiden later: mem is hoogst-waarschijnlijk van het beton op de klinkers terecht gekomen. En op een gegeven moment kwam ik tot de ontdekking, de auto staat niet goed. En toen was het van klaboem! Ik heb de klap gevoeld maar dat ik in de sloot terechtkwam, dat verneem je dus niet...
dat gaat zo vreselijk snel, daar heb je echt helemaal geen weet van.’ Haar auto stond op zijn wielen, tussen de slootkan-ten bekneld en tot de stoelzittingen in het water. ‘Er reed gewoon verkeer voorbij, want ze zagen mij niet. Ik zag alleen de onderkant van wielen en van stukjes auto en dan toeterde ik maar, maar niemand die me hoorde. En toen dacht ik: wat nu?... mijn telefoon…Ik heb hem uit mijn jas gevist en ik heb 112 gebeld. Ik zit met mijn auto in de sloot zei ik. Ze snapten eerst niet helemaal wáár het precies gebeurd was. Maar toen ik het helemaal had uitgelegd zeiden ze mij: het komt goed, er komt hulp aan...’
Omdat het niet meteen duidelijk was of mevrouw Poortinga verborgen letsel had, besloten de ambu-lancebemanning en het MMT haar zo voorzichtig mogelijk uit het wrak te halen. Door de brandweer is het dak van de auto verwijderd en werd er zo ruimte gecreëerd om haar rechtstandig met zo min mogelijk beweging van haar wervelkolom, te bevrijden. ‘Toen ze me uit de auto tilden, heb ik mijn ogen gesloten, ik wilde niemand zien, niemand recht in de ogen kijken… pas in de ambulance heb ik weer gekeken.’‘Mijn broertje heeft de vervorming van het portier aan mijn zijde nog nagemeten.’ Meer dan veertig
‘Niemand die me hoorde!’
Bee
ld: J
an B
ou
wm
an
morpheus. december 2008
51
centimeter was de boom die zij geraakt had, de auto binnengedrongen, zoals achteraf bleek. Dit verklaart de forse kneuzing van haar linker arm. ‘De wagen was natuurlijk total loss, maar dat heeft de brandweer gedaan’, zegt ze gekscherend. ‘Het dak eraf, en al die mannen die door mijn auto gebanjerd hebben.’ Dat dit met de beste bedoeling is gebeurd begrijpt ze wel. Ook voor het stuk knippen van haar kleding door de medische hulpverleners kan me-vrouw Poortinga nu wel begrip opbrengen. Maar dat heeft wel even geduurd. ‘Ik ben niet de slankste, en het is al zo moeilijk om leuke kleding in mijn maat
te krijgen.’ Hoewel haar letsel achteraf eigenlijk nog wel mee viel, heeft haar zwaar gekneusde arm haar nog drie maanden belet te werken.
Mobiele Medische TeamsMobiele Medische Teams (MMT’s) of traumateams verlenen medische
hulp in acute, ernstige situaties. Er zijn er in Nederland tien, waar-
van er vier werken met een helikopter. De teams hebben een arts en
verpleegkundige aan boord, beide gespecialiseerd in acute hulpver-
lening. Die arts is in de meeste gevallen een anesthesioloog, die na
zijn specialistenopleiding nog anderhalf jaar speciaal is opgeleid in de
urgentiegeneeskunde. MMT’s rukken niet alleen uit bij ernstige ongelukken maar ook voor patiënten met acute ziekte-
beelden in moeilijk bereikbare gebieden en bij geweldsdelicten. Het Groningse MMT, waar Bert Dercksen aan verbonden
is, heeft het grootste werkgebied. Het bestrijkt Noord-Nederland, de Waddeneilanden en een deel van Noord-Duitsland.
Wat Dercksen doet als anesthesioloog, verschilt niet zoveel van wat zijn collega’s in het ziekenhuis doen, vindt hij. ‘Je
richt je op de vitale organen: ademhaling, bloedsomloop, bewustzijn. In wezen maakt het voor een lichaam niet veel uit of
het een crimineel is of een chirurg, die een mes tussen je ribben steekt. Maar wij moeten veel meer improviseren en we
krijgen alle soorten patiënten te zien, van ongeboren kinderen tot stervende mensen. We worden blootgesteld aan veel
ellende en ook nog op een heel intense manier. Daar leer je wel mee omgaan, maar er zijn ook momenten dat je later, als
je terugkomt op je post, de steun van je collega’s hard nodig hebt.’
52 morpheus. december 2008
T‘Tweederde van de mensen is nu al boven de 65’, vertelt Bernadette Veering. Zij werkt als anesthesio-loge aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en is gespecialiseerd in anesthesie bij ouderen. Op initiatief van Veering is er onlangs een subcomité opgericht binnen de European Society of Anesthesiology (ESA), dat zich speciaal richt op de oudere patiënt. Veering: ‘De groep mensen boven de 80 jaar groeit naar verhouding het sterkst. Op die leeftijd is een lichaam minder bestand tegen de stress van een operatie want de reservecapaciteit van hart en longen neemt af. Daar komt nog bij dat veel mensen al aandoeningen hebben, vooral op cardiovasculair gebied. Maar wat het extra moeilijk maakt is dat de biologische variatie binnen die groep ouderen zo groot is. Je hebt er sterke mensen onder, maar ook mensen die heel broos zijn. Dat betekent dat het preoperatieve traject heel belangrijk is. Dan nog moet je er rekening mee houden dat ouderen heel verschillend kunnen reageren op anesthetica, dus tijdens de operatie vraagt dat extra aandacht. De anesthesioloog moet titreren, wat wil zeggen dat hij zorgvuldig, beetje bij beetje doseert en kijkt naar het effect.’ Met het nieuwe comité wil Veering grootscha-
lig multidisciplinair onderzoek opzetten op Europees niveau, zodat risicofactoren beter kunnen worden ingeschat, want standaardprognoses zijn ontoerei-kend voor deze groep. ‘De kans dat patiënten een cognitieve disfunktie oplopen als gevolg van een operatie neemt toe met de leeftijd. Meerdere factoren kunnen hieraan bijdragen. Zorgvuldig preoperatief onderzoek naar de aanwezigheid van deze factoren zouden kunnen bepalen welke oudere patiënten risico lopen om dit beeld te ontwikkelen. Ook willen we te weten komen hoe we de postoperatieve zorg kunnen verbeteren. Nu komen ouderen na een ope-ratie vaak op een intensive care terecht, maar het is lang niet altijd duidelijk wat de meerwaarde daarvan is.’ Veering presenteert de plannen op een internatio-naal congres van de ESA, medio 2009.
Maagballon
Extreem dikke mensen plaatsen de anesthesio-loog weer voor heel andere problemen. In het St. Antonius Ziekenhuis Nieuwegein is het Antonius Bariatrisch Centrum (ABC) voor overgewicht geves-tigd. Hier kunnen mensen met ernstig overgewicht, ofwel morbide obesitas, een operatieve behandeling ondergaan, zoals het plaatsen van een maagballon. Dit noemt men bariatrische chirurgie. Met meer dan 250 ingrepen per jaar is het Bariatrisch Centrum in Nieuwegein één van de grootste in Nederland. Anesthesioloog Eric van Dongen: ‘Gewone bedden en operatietafels zijn niet geschikt zijn voor deze groep patiënten. We hebben dus speciaal materiaal zoals aangepaste bedden, operatietafels en bloed-drukmanchetten. Maar er zijn ook andere praktische en medische consequenties. Want deze patiënten zijn niet alleen zwaarder, maar ook minder mobiel, zodat er een grotere kans bestaat op doorligwonden of trombose. Bovendien hebben ze een verhoogde kans op hypertensie, diabetes mellitus, ademhalings-problemen en hartfalen. Al die factoren zijn be-
De nieuwe patiënt
jOng en DiK Of OuD en BrOOsDe Nederlander verandert. Hij wordt ouder
en is in veel gevallen (ruim 10 procent) te
dik. Vaak heeft hij ook allerlei kwalen als
gevolg van die zwaarlijvigheid en hij sterft
dan wel op hoge leeftijd, maar wel vaak met
ernstige gebreken. Dat betekent dat meer
kwetsbare mensen op operatietafels terecht-
komen dan voorheen. Wat betekent dat voor
de anesthesiologie?
bee
ld: S
hu
tter
sto
ck
morpheus. december 2008
53
palend voor het risicoprofiel dat je maakt. En dan zijn er nog praktische problemen zoals het feit dat de aders verstopt liggen onder een vetlaag, waar-door het aanprikken moeilijk of onmogelijk is. Bij patiënten met een erg dikke nek of zware borsten is intuberen vaak lastig. Voor al die beperkingen zijn alternatieve oplossingen, maar dat moet je wel van te voren in het preoperatieve traject goed inschat-ten.’ Ook de beste ligging op de operatietafel, dat wil zeggen veilig voor de patiënt en werkbaar voor de chirurg, moet per patiënt worden beoordeeld. En datzelfde geldt voor het onderhoud van de toege-diende farmaca tijdens de operatie. Van Dongen: ‘Zowel het endocriene, het pulmonale als het car-diovasculaire systeem functioneert bij mensen met extreem overgewicht anders dan bij mensen met een normaal gewicht. Daarom is het moeilijk te bepalen hoe je anesthetica moet doseren. De standaardbe-rekeningen gelden niet. Maar waar je de dosering dan wel op moet baseren, op totaal gewicht, het ideale lichaamsgewicht of bijvoorbeeld de vet-spierweefselverhouding, daar is nog relatief weinig
over bekend.’ Ook de postoperatieve fase vraagt om speciale maatregelen. Omdat veel obesitaspatiënten last hebben van slaapapneu kunnen ze in ademnood komen en is dus extra bewaking nodig. In Amerika bestaat inmiddels veel ervaring met het opereren van zwaarlijvigen. Van Dongen gaat er regelmatig naartoe. In november 2008 bezocht hij een kliniek in Cincinatti die gespecialiseerd is in het opereren van dikke kinderen. ‘Maar in de Verenigde Staten zijn al zoveel mensen met overgewicht dat de meeste klinieken er helemaal op zijn ingericht. De aanpas-singen die wij hier doen voor bariatrische operaties, doen ze daar vrijwel routinematig ook al als iemand aan zijn enkel of bijvoorbeeld blinde darm moet worden geopereerd.’
In Nederland gaat het ook die kant uit. Het aantal mensen met obesitas is de afgelopen dertig jaar verdrievoudigd (van 3,5 naar 11 procent van de be-volking). Verwacht wordt dat dit aantal de komende decennia nog met 50 procent gaat toenemen.
De nieuwe patiënt
jOng en DiK Of OuD en BrOOs
bee
ld: S
hu
tter
sto
ck
54 morpheus. december 2008
door Christa Boer
Het beeld bestaat nog steeds. De dokter die met echtgenote op uitnodiging van de farma-ceutische industrie op reis gaat naar verre oorden voor het volgen van een cursus, workshop of congres. De pauzes worden gevuld met sociale activiteiten, en sommigen komen met een duikbrevet of golfdiploma thuis. En de cursus...? Geen haan die er naar kraait. De farmaceu-tische industrie die ten dienste staat van de voorschrijver in ruil voor een duurzame relatie. Omkoperij dus.Hoewel buitenstaanders hier graag mee aankomen als het artsenvak ter sprake komt, klopt dit beeld in veel gevallen niet meer. Enige tijd terug heeft de overheid wetgeving ingevoerd die veel heeft veranderd in de relatie tussen arts en industrie. Deze wet omschrijft de beperkin-gen die zijn opgelegd ten aanzien van ‘gunstbetoon’. Het zijn beleidsregels waaraan zowel de industrie als de arts zich moeten houden. De Stichting Code Geneesmiddelenreclame (www.cgr.nl) controleert de naleving van deze wettelijke voorschriften, en heeft een actieve rol in de interpretatie en modernisering ervan. Een belangrijke wijziging is de verantwoordelijkheid die de arts nu zelf heeft in het bewaken van zijn of haar relatie met het bedrijfsleven. Als dokter dien je volledig op de hoogte te zijn van het CGR-besluit, en overtreding van de regels kunnen je persoonlijk worden aangerekend. Daarnaast heeft de industrie zelf een regulerende rol op zich genomen. Veel bedrijven laten alle reclame-uitingen, van marketingfolder tot congres-bezoek, toetsen aan het CGR besluit. Daarnaast dienen de bedrijven nauwgezet bij te houden welke dokters een gift hebben ontvangen, en hoeveel deze gift bedraagt. En wat houden de regels verder in? Alle sociale activiteiten, zoals theaterbezoek of een golfclinic, die tijdens een congresbezoek door de farmaceutische industrie worden georganiseerd dienen door de arts zelf te worden betaald. Ook is het meebrengen van partners volledig voor eigen rekening. De trip zelf mag niet meer worden gefinancierd door het bedrijfsleven en voor eten en drinken op kosten van de industrie geldt per arts een jaarlijkse limiet. Artsen die het afgelopen jaar met de industrie zijn weggeweest, waarbij alle kosten door het bedrijf werden betaald, zullen zich nu afvragen wat hen nu boven het hoofd hangt. Niets misschien. De CGR is alleen gericht op de farmaceutische industrie, en voor bedrijven die ma-terialen, zoals infuusvloeistof en katheters en apparatuur leveren bestaan andere richtlijnen. Maar uiteindelijk komt het ook hier neer op een eigen verantwoordelijkheid in het bewaken en bewaren van je onafhankelijkheid als professional.De vraag is hoe de relatie tussen arts en industrie zich verder zal ontwikkelen. De bewust-wording van mogelijke afhankelijkheid en de voortschrijdende wetgeving hebben bij een aantal bedrijven al tot strategische veranderingen geleid. Leveranciers van anesthesiologische producten zoals analgetica en anesthetica hebben vaak hun rol al aangepast van reisleider naar inhoudelijke partner. Sommige van deze bedrijven verzorgen nu, vaak in samenwerking met de kliniek, onderwijs aan anesthesiologen en aios anesthesiologie. Daarmee heeft de wetge-ving geleid tot het vormen van een nieuw soort relatie: een transparant partnerschap tussen bedrijfsleven en professional. En de golfclinic? Die is toch uiteindelijk niet doorslaggevend in de keus van een arts voor een geneesmiddel. Daarin staat nog steeds centraal wat het beste middel is voor de patiënt.
Dr. Christa Boer is Research Manager Perioperatieve Zorg, afdeling anesthesiologie, VU
medisch centrum in Amsterdam.
Nooit meer golfen met de farmaboer…
beeld
: Sh
uttersto
ck
morpheus. december 2008
55
Analgesie: ongevoeligheid voor pijn.
Anesthesie: anesthesie is afgeleid van het Griekse woord anesthas en betekent letterlijk ‘zonder gevoel’.
Anesthesiologie: het specialisme van de anesthesio-loog.
Aspiratie (aspireren): opzuigen van gassen en vloei-stoffen.
Awareness: fenomeen waarbij een patiënt na een algehele anesthesie zich een of meer gebeurtenissen kan herinneren.
Bloedmanagement: een concept van maatregelen met als doel om het aantal allogene bloedtransfusies (toedieningen van bloed van een ander persoon) te verminderen.
Capnografie: het weergeven op scherm of papier van CO2 (koolstofdioxide)-concentratie in de uitgeademde lucht als functie van de tijd. Capno-grafie behoort bij de standaard monitoring van elke beademde IC-patiënt.
Epiduraal (ruggenprik): door middel van een ‘prik’ in de rug wordt een dun slangetje achtergelaten in de nabijheid van zenuwweefsel. Verdovingsvloeistof-fen die hierdoor worden toegediend blokkeren de pijnprikkels.
Farmacodynamiek: beschrijft de uitwerking van het werkzame bestanddeel van een geneesmiddel op het lichaam.
Farmacokinetiek: beschrijft de processen waaraan een werkzame stof in het lichaam wordt onderwor-pen. Deze processen zijn absorptie, distributie en eliminatie.
Hypnoticum: slaapmiddel.
Inleiden: uitvoeren van handelingen om een patiënt op de gewenste ‘anesthesiediepte’ te brengen.
Intuberen: het inbrengen van een buisje, via mond of neus in het strottenhoofd om bij vernauwing verstik-king te voorkomen.
Laryngoscoop: medisch instrument om de tong opzij te houden en de larynxingang (strottenhoofd) zicht-baar te maken.
Lokale anesthesie: plaatselijke verdoving van zenuweindtakjes waardoor geen zenuwprikkel kan ontstaan (wordt bijvoorbeeld toegepast bij het verwijderen van een moedervlek of verdoving bij de tandarts).
MMT (mobiel medisch team): Een Mobiel Medisch Team bestaat uit een arts (anesthesioloog of chirurg) en een verpleegkundige die zijn geschoold in spoed-eisende medische hulpverlening onder moeilijke omstandigheden.
Narcose: kunstmatige diepe slaap met gevoelloosheid.
Perfusionist: bedient de hartlongmachine tijdens hartoperaties.
Peroperatief: tijdens de operatie.
Perioperatief: processen rondom een operatie
Postoperatief: na de operatie.
Preoperatief beoordelen: het in contact met de patiënt met behulp van de status, opmaken van een anesthesiologisch behandelplan.
Regionale anesthesie: anesthesie waarbij een regio of deel van het lichaam gevoelloos wordt gemaakt door de geleiding vanuit die regio naar het centraal zenuwstelsel, te blokkeren.
Relaxans: middel dat spieren of weefsel doet verslap-pen.
Saturatiemeter: meet het zuurstofgehalte in het bloed door middel van een knijpertje aan de vinger.
Screening: preventief onderzoek naar de algehele gezondheid van de patiënt.
Verkoever/recovery: ruimte in een ziekenhuis waar patiënten onder professioneel toezicht nog enige tijd verblijft om ‘bij te komen’ uit te narcose.
WAt&HOe in het anesthesiologisch
56 morpheus. december 2008
feiten over anesthesiologie
Wat is anesthesie?
Er zijn twee vormen van anesthesie: algehele anesthesie en
locoregionale anesthesie. Bij
een algehele narcose wordt
de patiënt door middel van
een slaapmiddel tijdelijk
buiten bewustzijn gebracht.
Als de patiënt ook moet
worden beademd wordt een
spierverslapper toegediend,
zodat de beademingsbuis
gemakkelijk kan worden
ingebracht. Pijnstillers wor-
den toegediend om de pijn
na de ingreep te bestrijden.
Bij locregionale anesthesie
wordt een bepaalde plek of
een gedeelte van het lichaam
verdoofd. Meestal spreekt
met van locale anesthesie als
het om een kleine plek in het
lichaam gaat, bijvoorbeeld
een gedeelte van de huid,
en over regionale anesthesie
als het gaat om het verdo-
ven van een deel van het
lichaam, bijvoorbeeld het
onderlichaam bij een beval-
ling of keizersnede.
Wie is wie?
Naast de anesthesioloog houden de volgende professionals zich bezig met
de anesthesie rondom een ingreep:
De anesthesiemedewerker: assistent van de anesthesioloog. Deze heeft een
gespecialiseerde HBO-opleiding gevolgd.
Assistent anesthesiologie: arts in opleiding tot medisch specialist (aios).
Recoveryverpleegkundige: op de recovery (uitslaapkamer) wordt de patiënt
na de operatie opgevangen door de recoveryverpleegkundige. Dit is een
gespecialiseerde verpleegkundige.
Intensive care verpleegkundige: dit is een gespecialiseerde verpleegkun-
dige, werkzaam op de IC.
Aantal anesthesiologen
Eind 2007 telde Nederland 1.536 geregistreerde anesthesiologen,
waarvan 401 vrouwen. Er zijn (eind 2008) ruim 400 anesthesiologen in
opleiding.
De opleiding
Anesthesiologie is een
medisch specialisme. De op-
leiding duurt vijf jaar.
In Nederland wordt in negen
ziekenhuizen (zogenaamde
A-klinieken) de opleiding ge-
geven. Het tweede jaar van
de opleiding brengen aios
door in een perifeer zieken-
huis. Het derde jaar is geheel
gericht op de intensive care.
Wat doet een anesthesioloog?
De anesthesioloog is verantwoordelijk voor de veiligheid van de patiënt tijdens een operatieve in-
greep. Daarvoor gebruikt hij niet alleen slaapmiddelen (narcose), maar ook
andere middelen (spierverslappers en middelen voor pijnbestrijding). Daar-
naast bedient de anesthesioloog beademingsapparatuur en andere techni-
sche en elektronische voorzieningen voor bewaking van de vitale functies
(bloed, hart longen) van de patiënt. Sommige anesthesiologen hebben zich
gespecialiseerd, bijvoorbeeld in cardio-anesthesiologie (ook wel thoraxa-
nesthesie genoemd), anesthesie bij kinderen of anesthesie bij natuurlijke of
operatieve bevallingen. Na de operatie, tijdens de verkoeverperiode (op de
recovery- of uitslaapkamer), blijft de anesthesioloog verantwoordelijk voor
de bewaking van de vitale functies en de pijnbestrijding. Het preoperatieve
spreekuur is een belangrijk onderdeel van het takenpakket van de anesthe-
sioloog. Hierbij beoordeelt de anesthesioloog de algehele gezondheidstoe-
stand van de patiënt in relatie tot de ingreep en bespreekt hij met de patiënt
welke mogelijkheden er zijn voor anesthesie en pijnbestrijding. Op basis
van dit onderzoek beslist de anesthesioloog of de operatie door kan gaan.
Niet alle anesthesiologen werken (uitsluitend) op een operatiekamer. Som-
migen zijn gespecialiseerd in intensive care (anesthesioloog-intensivist),
maken deel uit van MMT’s (Mobiel Medisch Team) om te worden ingezet bij
de spoedeisende hulp en bij reanimaties of houden zich specifiek bezig met
pijnbestrijding. Pijnbestrijding is een van de aandachtsgebieden binnen de
anesthesiologie. Het is een gebied dat sterk in opkomst is als gevolg van de
ontwikkeling van nieuwe farmacologische middelen.