Moordjongen Idrissa
-
Upload
ginny-mooy -
Category
Documents
-
view
215 -
download
0
description
Transcript of Moordjongen Idrissa
Hoe word je kindsoldaat? ** ‘‘MMoooorrddjjoonnggeenn’’ IIddrriissssaa **
Idrissa woonde met zijn ouders broers en zus in Monrovia,
de hoofdstad van Liberia. Er was oorlog en hoewel het leven
zwaar was, was de oorlog ook ver weg. Hij had nog nooit
gevechten gezien. Pas toen zijn vader door rebellen werd
vermoord, werd Idrissa geconfronteerd met de banaliteit en
de wreedheid van oorlog. Het hele gezin stond op zijn kop
en Idrissa vond dat zijn moeder hem ontzettend slecht
behandelde. Maar ook de oorlog en de gevechten kwamen
steeds dichterbij. Hij vluchtte met zijn moeder, broers en
zus weg uit Monrovia, naar buurland Sierra Leone. Hun
vlucht was lang, moeizaam en schokkend. Als achtjarige
jongen was hij er getuige van hoe zijn moeder en zus
werden verkracht door een groepje soldaten. Dat maakte
een onuitwisbare indruk op hem. Na een korte tijd in een
vluchtelingenkamp in Sierra Leone, keerde het gezin weer
terug naar Liberia. Idrissa moest hard meewerken in het
eethuisje van zijn moeder. Naar school kon hij niet meer.
De wijk werd al snel overspoeld door rebellen. Eén van de
commandanten bleek zijn oom te zijn: een grote,
imposante man, met brede schouders en een
kaalgeschoren hoofd. Alle andere soldaten hadden een heilig ontzag voor de man. Als hij wilde gaan zitten,
maakten zijn mannen het houten bankje snel voor hem schoon. Zijn enorme legerkisten werden iedere dag
voor hem gepoetst. Wat de man ook maar wilde, hij kon het in een oogwenk krijgen. Idrissa was van de man
onder de indruk en deed dan ook extra hard zijn best om het de man naar de zin te maken. Het werkte. Het
duurde niet lang of de man begon Idrissa “zoon” te noemen. Op een dag, toen de man een paar dagen naar
een rebellenkamp buiten de stad was geweest, had hij een klappertjespistool voor Idrissa meegenomen. Het
was zijn allereerste speelgoed ooit, hij was er zo blij mee dat hij zelfs vergat te werken.
De soldaten leerden hem schietbewegingen maken, kogels ontwijken, gevechtsmanoeuvres en andere
technieken. Het was een leuk spelletje geweest. Zijn oom zorgde ervoor dat Idrissa genoeg te eten kreeg, en
dat hij niet meer zo hard hoefde te werken. Als de man in de stad op patrouille ging, mocht Idrissa met hem
mee. Het was een hele ervaring. De andere soldaten salueerden hem als hij met zijn oom was, wat hem een
enorme kick gaf.
Hij probeerde zich net zo te gedragen als de soldaten. Het typische macholoopje, het spugen op de grond,
tandenstoker in zijn mondhoek, een sigaret tussen zijn lippen. Het klappertjespistool bond hij met een elastiek
aan een broeklus. Ondanks de oorlog, had hij een geweldige tijd. Maar de dag kwam dat zijn oom buiten
Monrovia gestationeerd zou worden. Een grote Toyota pick-up kwam de man ophalen bij eethuisje van
Idrissa‟s moeder. Toen zijn oom hem vroeg met hem mee te gaan naar de basis, hoefde hij er dan ook geen
seconde over na te denken. Zonder zijn moeder gedag te zeggen, was hij naar de pick-up gerend en had zich
achterin proberen te proppen. Hij wilde maar wat graag mee, weg bij zijn moeder, het avontuur tegemoet.
De eerste gevechten
Intussen was Idrissa negen. Als negenjarige was hij
de jongste soldaat in zijn eenheid. Hij werd
ingedeeld bij de jongens van 14 en ouder. Idrissa
leerde zich op te drukken, hoe hij moest marcheren,
hij leerde te gehoorzamen aan commando‟s, en aan
het einde van de week mocht hij zijn eerste pistool
vasthouden. Het was een grote eer. Het was nog
machtiger geweest dan het klappertjespistool wat
zijn oom hem in Monrovia had gegeven. Het gevoel
van een echt pistool in zijn hand was
Zo‟n kick voor hem geweest, dat hij nauwelijks kon wachten totdat hij er eindelijk mee mocht schieten. Hij was
nog nooit zo gelukkig geweest als toen hij daadwerkelijk mocht schieten, voor de allereerste keer. Het voelde
nog beter dan hij zich had voorgesteld. En nu hij eenmaal wist hoe hij moest schieten, voelde hij zich
oppermachtig. Niemand kon hem meer iets maken. Op een veldje op de trainingsbasis werd hem geleerd hoe
hij mensen moest vermoorden, zowel met een geweer als met de bajonet aan de achterkant van de AK-47.
Idrissa leerde hoe hij een wapen moest ontmantelen, schoonmaken en repareren. Hij raakte volledig in de ban
van het rebellenleventje.
In het begin, toen hij net soldaat was, moest hij voornamelijk de rotklussen doen. Soms hield hij „s nachts de
wacht. Hij rookte constant marihuana, en hij leerde in die tijd ook zwaardere drugs te gebruiken. Cocaïne,
crack, speed, en een mix van cocaïne en kogelkruit, een mengsel dat ze brawn-brawn noemden. Van de
oudere soldaten kreeg hij vaak sterke drank. Vooral gin vond hij lekker, zijn hoofd ging er van “stuiteren”. In
combinatie met marihuana maakte de gin hem gek, en wilde hij niets liever dan meedoen met de gevechten.
Idrissa hoefde er niet lang op te wachten. Een paar weken nadat hij was ingelijfd bij de rebellen, verscheen er
een soldaat van de vijand op een van de heuvels die het kamp omsloten. De soldaat zwaaide de witte vlag.
Vanachter de heuvels klonken seinschoten, een salvo dat klonk als “boys, girls, come to school”. Pam, pam.
Pam pam pam. Het was het teken dat ze hadden afgesproken als “sein veilig”, het teken dat alles in orde was.
Het was een valstrik. De vijand was achter de geheime code gekomen en gebruikte die om de rebellenbasis te
omsingelen. Er volgde een afschuwelijk gevecht. Idrissa werd met een wapen de bush in gestuurd om de
confrontatie aan te gaan. Toen ze recht tegenover de vijand kwamen te staan, werd er tegen Idrissa geroepen
dat hij moest schieten. Hij zette het geweer tegen zijn schouder en richtte. “Schiet, schiet!” klonk het achter
hem. Met heftig trillende vingers probeerde hij de trekker over te halen. Beng! In het donker zag hij de kogel
door de lucht vliegen. Of hij iemand had geraakt wist hij niet. Hij haalde de trekker nog een keer over, en nog
een keer, en nog een keer. Hij bleef schieten totdat de vijand overmeesterd was. Doordat hij stoned en
dronken was, drong het niet zo goed tot hem door wat er gebeurd was. Hij lachte en joelde mee met de
andere mannen.
Toen ze uit de bush terugkeerden, dwong
Idrissa‟s oom hem om het hoofd van een van de
gevangengenomen rebellen af te hakken. Idrissa
ging achter de man staan en probeerde hem te
onthoofden, maar dat ging ongelofelijk moeilijk.
Een van de andere soldaten zette een fles gin
aan zijn lippen. De drank zou hem meer kracht
moeten geven.
Alle andere soldaten moedigden hem aan. Hij moest harder zijn best doen, werd er geroepen. “Het is een
rebel, niet je moeder,” had iemand geroepen. Maar een hoofd afsnijden is wel iets anders dan een kogel
afvuren op een slagveld, en Idrissa had er dan ook moeite mee. Het feit dat het zo’n zware klus was, en
ontzettend lang duurde, maakte het nog veel moeilijker. De doodsstrijd van zijn slachtoffer vervulde hem met
angst. Het leek een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk lukte het hem de rebel te onthoofden. Even had hij
afschuw gevoeld, maar dat gevoel maakte snel plaats voor trots toen zijn oom hem een ferme handdruk gaf
en hem promoveerde tot man. Idrissa was trots en gelukkig. Commando had hem erkend. Hij werd
gerespecteerd door een groot krijger, dat was alles wat hij nodig had.
In het begin, de eerste paar maanden, was hij vaak bang geweest. Bang dat een kogel hem zou raken, want
vaak zat hij tussen twee vuren in. Dat van de vijand, en dat van zijn eigen leger. Toen hij nog niet zo aan de
drugs gewend was, ging zijn hoofd er vaak van tollen. Dan zag hij wazig, en dan leek het net alsof alles in de
verte gebeurde, in slow motion. Vooral de marihuana, die zelfs door zijn eten en zijn thee werd gedaan,
maakte hem traag en slaperig. Maar na een tijdje hielp de marihuana hem juist om zich beter te kunnen
concentreren op het vechten. Na een paar maanden bij de rebellen, waren het vechten en het doden normaal
voor hem geworden. Het was niet moeilijk meer om te doen. Behalve als de vijand hem in zijn ogen bleef
kijken, dan droomde hij er later van. Maar meestal, als hij genoeg drugs genomen had, zag het andere leger
eruit als een bende krioelende mieren. Of ratten, of ander ongedierte. Hoe vaker hij vocht, hoe beter hij werd.
Iedereen die met een wapen op hem af durfde te komen, maakte hij morsdood. Hij had een bloedhekel aan de
vijand, en hij wilde dan ook altijd graag mee naar de frontlinie.