mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine)...

44
Het effect van mindfulness meditatie op de attentional blink Naam: K.M. Eikmans s1677802 E.M. van der Honing, s1888234

Transcript of mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine)...

Page 1: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Het effect van mindfulness meditatie op de attentional blink

Naam:

K.M. Eikmans s1677802

E.M. van der Honing, s1888234

A. E. van den Brand s1853376

C. Bazuin s0632716

Rijksuniversiteit Groningen

Datum: 3 juli 2012

Cursus: Bachelorthese

groep: BA3-BT_1112_2_e1

Docenten: M.K. van Vugt & H. van Rijn

Page 2: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Voorwoord

Met deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van

de werking mechanismen van meditatie. Ik hoop dat de resultaten een bron van inspiratie zijn

voor volgend onderzoek. Deze bachelorthese had niet kunnen bestaan zonder de hulp van

Heleen Slagter bij het programmeren van de computer taak die gebruikt is voor het testen van

de proefpersonen. Daarnaast wil ik Marieke van Vugt bedanken voor haar aanbodt om een

bachelorthese over meditatie te schrijven en haar inzet en constructieve feedback tijdens het

maken van de bachelorthese. Teven mijn dank aan Hedderik van Rijn voor zijn medewerking

als tweede begeleider.

2

Page 3: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

SamenvattingIn dit onderzoek is onderzocht of de grootte van de Attentional blink (AB) afhangt van het

type meditatie (gefocuste aandacht meditatie (FA) of open monitoring meditatie (OM)) dat

gedaan wordt. We verwachtten dat de AB kleiner wordt tijdens OM ten opzichte van FA. De

AB is gemeten met behulp van een rapid visual serial presentation taak (RSVP-taak),

gedurende twee condities. Alle negentien proefpersonen deden eenmaal FA en eenmaal OM

tijdens de RSVP-taak. We hebben de verschillen in AB grootte tussen FA en OM met elkaar

vergeleken. Voor beide meditatietype is een AB gevonden, maar er is geen significant verschil

in AB grootte gevonden tussen de meditatietypen. Daarnaast verwachtten we dat de AB

kleiner wordt naarmate het vermogen om aandacht los te laten groter wordt. Om dit te

onderzoeken hebben we de proefpersonen ingedeeld in twee groepen, een groep die in grootte

mate in staat is aandacht los te laten en een groep die in mindere mate in staat is aandacht los

te laten. Het verschil in AB grootte tussen FA en OM per groep is met elkaar vergeleken. Er is

geen significant verschil gevonden tussen de groepen. Het lage onderscheidingsvermogen van

het huidige onderzoek, veroorzaakt door het kleine aantal proefpersonen kan een reden zijn

waardoor de resultaten niet significant zijn.

AbstractIn this research we investigate the influence of different types of meditation (open monitoring

meditation (OM) and focus attention meditation (FA)) on the Atentional blink (AB). Our

hypothesis is that the AB is smaller during OM than during FA. We measured the AB during a

rapid visual serial presentation task (RSVP-task), in two conditions. In one condition the

nineteen participants did FA and in the other conditions the nineteen participants did OM. We

compare the differences in AB during the two conditions. We found an AB for both

meditation types, but no significant differences between FA and OM. Furthermore we

investigate if the size of the difference in AB between FA and OM is influenced by the ability

to non-attach to mental constructs. Our hypothesis is that if the ability to non-attach increases

the AB decreases. We divided the participants in two groups, one group with a relatively high

ability to non-attach and one group with a relatively low ability to non-attached and compared

the differences in AB between FA and OM. We found no significant differences between the

groups. Our research had a low power duet o the small amount of participant. This could be a

reason for the results not being significant; therefore we recommend replication of this

research with more participants.

3

Page 4: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Inhoudsopgave

1. Inleiding……………………………………………………………………………………..5

2. Methode……………………………………………………………………………………..8

2.1 Onderzoeksdeelnemers……………………………………………………………8

2.2 Taak en materiaal………………………………………………………………….8

2.3 Procedure………………………………………………………………………...10

3. Resultaten…………………………………………………………………………………..11

3.1 Is er een attentional blink aanwezig?.....................................................................11

3.2 Hypothese 1: Hangt de grootte van de AB af van het type meditatie tijdens de

RSVP-taak?............................................................................................................13

3.3 Hypothese 2: Hangt de grootte van het verschil in AB tussen OM en FA af van de

mate waarin men in staat is de aandacht los te laten?............................................13

4. Discussie…………………………………………………………………………………...15

4.1 Er is geen nul meting voor de AB gedaan………….……………………………16

4.2 Plafond effect…………………………………………………………………….16

4.3 Scoring…………………………………………………………………………...16

4.4 70% T1 correct…………………………………………………………………...17

4.5 Ecologische validiteit…………………………………………………………….17

4.6 Het effect van de volgorde van de meditatie technieken………………………...18

4.7 De invloed van meditatie ervaring……………………………………………….18

4.8 Een klein onderscheidingsvermogen…………………………………………….19

Literatuurlijst……………………………………………………………………………….....21

Bijlage 1: Meditatie instructie FA………………………………………………………….....25Bijlage 2: Meditatie instructie OM…………………………………………………………...26Bijlage 3: Vragenlijst meditatie ervaring……………………………………………………..27Bijlage 4: Berekening aantal uren meditatie ervaring…………………..…………………….30

4

Page 5: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Het effect van mindfulness meditatie op de attentional blink

1. InleidingMindfulness is een begrip dat haar oorsprong kent in het Boeddhisme. Mindfulness is een

specifieke vorm van aandacht en is één van de basis lessen van de boeddha. Het is de basis

voor elke vorm van meditatie binnen de boeddhistische tradities (Dunne, 2011; Kabat-Zinn,

2003). Desondanks is het begrip mindfulness moeilijk eenduidig te omschrijven (Van den

Hurk, 2011). Brown en Ryan (2003) schrijven het volgende over mindfulness: “It is most

commonly defined as the state of being attentive to and aware of what is taking place in the

present”. In hun artikel citeren Brown en Ryan (2003) twee boeddhistische meesters over

mindfulness, Nyanaponika Thera en Thich Nhat Hanh. Zij geven de volgende beschrijving

van mindfulness: Nyanaponika Thera (1972) “the clear and single-minded awareness of what

actually happens to us and in us at the successive moments of perception” (p. 5). Hanh (1976)

“keeping one’s conscious- ness alive to the present reality” (p. 11). Een van de meest

gebruikte definities van mindfulness in de geestelijke gezondheidszorg komt van Kabat-Zinn

(2003): “awareness that emerges through paying attention in an particular way, on purpose

in the present moment and non judgementally to the unfolding of experience moment by

moment” (p. 5). Zijn beschrijving van mindfulness wordt op dit moment het meest gebruikt in

de geestelijke gezondheidszorg.

Mindfulness lijkt een positief effect te hebben op de geestelijke gezondheid. Het is

een van de hoofdcomponenten in verschillende derde generatie cognitieve gedragstherapieën

voor de behandeling van verschillende psychische stoornissen (Eifert et al., 2009;

Falkenström, 2010; Kabat-Zinn, 2005; Segal, Williams & Teasdale, 2002; Swenson et al.,

2001; Wildes & Marcus, 2011). De therapeutische effecten van mindfulness ontstaan door het

trainen van mindfulnes met behulp van meditatie. Meditatie is een breed begrip en omvat een

scala aan verschillende vormen van mentale training (Lutz, Slagter, Dunne & Davidson,,

2008; Slagter et al., 2011). Bij het trainen van mindfulness wordt onderscheid gemaakt tussen

twee meditatie technieken: gefocuste aandacht meditatie (FA) en open monitoring meditatie

(OM)( Hözel et al., 2011; Kabat-Zinn, 1994; Kabat-Zinn, 2005; Mipham, 2003; Segal et al.,

2002; Van den Hurk, 2011).

Tijdens FA is de aandacht gericht op een gekozen object, bijvoorbeeld de ademhaling.

Wanneer de aandacht afdwaalt word dit opgemerkt zonder oordeel. Vervolgens wordt de

aandacht terug gebracht naar de ademhaling. Dit proces herhaalt zich telkens wanneer de

aandacht afdwaalt van het object. Tijdens OM is de aandacht niet gericht op een specifiek

5

Page 6: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

object. Alles wat in het waarnemingsveld verschijnt krijgt evenveel aandacht. Er wordt geen

oordeel gevormd over en geen reactie gegeven op hetgeen dat wordt waargenomen (Lutz et

al., 2008; Slagter et al. 2007). Beide vormen van meditatie zijn aan elkaar gerelateerd. Het

trainen van mindfulness begint met FA. Deze techniek vormt de basis voor het trainen van

OM (Kabat-Zinn, 2005; Mipham, 2003; Van den Hurk, 2011).

Op dit moment is nog niet duidelijk wat de werkzame mechanismen achter

mindfulness zijn, die zorgen voor een verbetering in de geestelijke gezondheid. Duidelijk is

dat het trainen van mindfulness een positief effect heeft op verschillende aspecten van

aandacht. (Bishop et al.,2004; Hözel et al., 2011; Jha et al., 2007; Kabat-Zinn, 2005; Slagter

et al., 2007; Van den Hurk, 2011 ). In onderzoek van Slagter et al. ( 2007) werd een specifiek

aspect van aandacht onderzocht, namelijk het attention blink (AB) fenomeen. Dit fenomeen

okan gemeten worden met de volgende taak: Op een scherm verschijnt een reeks cijfers,

waarin af en toe een letter zit. De opdracht is om de letters die verschijnen te onthouden.

Wanneer echter letter één en letter twee tussen de 200 en 500 milliseconden achter elkaar

verschijnen zien de meeste mensen letter twee niet. Dit wordt de attentional blink (AB)

genoemd (Dux & Marios, 2009; Slagter et al., 2007; Wierda et al., 2010).

Er wordt gedacht dat de AB ontstaat doordat de hersenen zoveel energie gebruiken

voor het waarnemen van de eerste letter, dat er onvoldoende energie over blijft voor het

waarnemen van de tweede letter. Wanneer er meer dan 500 milliseconden tijd tussen de letters

zit hebben de hersenen genoeg tijd om het waarnemings proces van de eerste letter af te

ronden. Nu kan de tweede letter wel waargenomen worden (Dux & Marios, 2009; Slagter et

al., 2007). Uit het onderzoek van Slagter et al. (2007) blijkt dat na drie maanden intensieve

OM training de AB kleiner wordt . Een verklaring voor dit effect is dat na drie maanden

intensieve OM training de hersenen minder energie gebruiken voor het waarnemen van de

eerste letter. Hierdoor blijft er energie over voor het waarnemen van de tweede letter. Dit

duidt op een efficiënter gebruik van energie in de hersenen na het trainen van OM (Slagter et

al., 2007).

Naar aanleiding van het onderzoek van Slagter et al. (2007) onderzoeken we in het

huidige onderzoek of er een acuut effect is van de meditatieve staat op de AB. De grote van

de AB tijdens FA en OM worden met elkaar vergeleken. We verwachten dat de AB kleiner

wordt na OM omdat in OM getraind wordt om je minder aan stimuli vast te grijpen

(Hypothese 1). Daarnaast toonden Slagter et al. (2007) eerder aan dat na intensieve OM

training de AB kleiner wordt. Omdat in FA juist het vasthouden van aandacht op stimuli

getraind wordt, verwachten we hier dat de AB hetzelfde blijft of misschien zelfs groter wordt.

De reden dat we deze verandering in AB verwachten is dat eerder onderzoek in

aandachtsregulatie, na mindfulness training een verbetering van de aandachtsregulatie vond

(Hölzel et al., 2011). Uit onderzoek van Jha, Krompinger en Baime (2007) blijkt dat mensen

6

Page 7: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

getraind in mindfulness een betere executieve aandacht hebben ten opzichte van mensen die

niet getraind zijn in mindfulness. Het begrip executieve aandacht wordt omschreven als het in

staat zijn om niet relevante stimuli te negeren en de aandacht te richten op relevante stimuli

(Van den Hurk, 2011) . Uit onderzoek door Van den Hurk, Giommi, Gielen, Speckens en

Barendregt (2010) blijkt dat personen die zijn getraind in mindfulness flexibeler zijn in het

oriënteren van hun aandacht, accurater zijn en een betere executieve aandacht hebben ten

opzichte van personen die niet getraind zijn in mindfulness. Deze bevindingen duiden op een

efficiëntere aandacht verwerking bij personen met een hogere mate van mindfulness.

Een verbetering in flexibiliteit van het oriënteren van aandacht, betekend dat een

object waarop de aandacht gefocust is sneller losgelaten wordt, waardoor de aandacht sneller

op een volgend object gericht kan worden ( van den Hurk, 2011). Loslaten van aandacht

wordt in boeddhistische tradities gezien als een heilzaam mechanisme voor de geestelijke

gezondheid . Volgens deze tradities kan het loslaten van aandacht getraind worden door

middel van meditatie (Sahdra, Shaver & Brown, 2010). Het tegenovergestelde van loslaten

van aandacht is fixatie van aandacht. De fixatie van de aandacht op een bepaald object is een

symptoom van verschillende psychische stoornissen en lijkt een negatief effect te hebben op

de geestelijke gezondheid. Ter illustratie een voorbeeld. Bij depressie wordt de aandacht vaak

gefixeerd op negatieve gebeurtenissen, waarom deze gebeurtenissen hun overkomen en

eventuele negatieve gebeurtenissen in de toekomst. Dit wordt rumineren genoemd.

Rumineren verergert de depressie( Morina, 2011). Uit onderzoek van Sahdra et al. (2010)

blijkt dat de mate waarin men in staat is aandacht los te laten samenhangt met mate van

mindfulness. Zij maten de mate van mindfulness bij personen en de mate waarin personen in

staat zijn aandacht los te laten. Hoe hoger de scores op mindfulness hoe beter de personen in

staat waren om aandacht los te laten. In het huidige onderzoek onderzoeken we of de grootte

van het verschil in AB tussen OM en FA af hangt van de mate waarin men in staat is de

aandacht los te laten (Sahdra et al., 2010). We verwachten dat wanneer de AB bij OM kleiner

is de mate waarin aandacht losgelaten kan worden groter is, omdat het voor een kleinere AB

belangrijk is dat de aandacht snel kan wisselen van stimulus. Tevens is het verschil in AB

grootte tussen FA en OM groter (hypothese 2).

Het huidige onderzoek wil een bijdrage leveren aan het in kaart brengen van de

werkzame mechanismen die voor de verbetering in de geestelijke gezondheid zorgen na het

trainen van mindfulness. Samenvattend onderzoeken we in dit werk twee hypothesen. Ten

eerste verwachten we dat tijdens OM de AB kleiner is dan tijdens FA. Ten tweede verwachten

we dat wanneer de AB kleiner is tijdens OM het vermogen om de aandacht los te laten groter

is (zie figuur 1).

7

Page 8: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

1 2 3 4 5 6 70%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

AB OM

in staat zijn aan-dacht los te laten

Figuur 1: Hypothese 2: samenhang AB tijdens OM en mate van aandacht loslaten

2. Methode

2.1 Onderzoeksdeelnemers

Dit onderzoek richt zich op ervaren mannelijke en vrouwelijke meditatoren. De 19

onderzoeksdeelnemers zijn tussen de 21 en de 60 jaar oud. De onderzoeksdeelnemers komen

uit de provincie Groningen, Utrecht en Noord Holland en zijn gerekruteerd bij verschillende

meditatiegroepen in de provincie Groningen en Noord Holland. Eén onderzoeksdeelnemer

heeft de NAS niet volledig ingevuld, deze persoon is alleen meegenomen in de analyses

behorende bij hypothese 1 en niet voor de analyses behorende bij hypothese 2. Het

opleidingsniveau van de deelnemers loopt van middelbare school tot wetenschappelijk

onderwijs. De meditatie ervaring van de deelnemers ligt tussen de 780 uur en 31937 uur, met

een gemiddelde van 7385 uur.

De volgende inclusiefactoren zijn gebruikt. De deelnemers moeten tussen de 18 en 65

jaar oud zijn. De deelnemers moeten dagelijks meditatie beoefenen en minimaal twee jaar

meditatie ervaring hebben. Ten slotte moeten zij bekend zijn met FA en OM meditatie.

Voor dit onderzoek is toestemming verkregen van de Ethische Commissie Psychologie.

De deelnemers tekenen vooraf aan de deelname een geïnformeerde toestemming. Ze

ontvingen 10 euro per uur voor hun deelname.

2.2 Taak en materiaal

In het huidige onderzoek gebruiken we een Rapid Serial Visual Presentation (RSVP)

taak, om de Attentional Blink (AB) te meten (Raymond et al, 1992). Tijdens te taak mediteren

8

Page 9: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

de onderzoeksdeelnemers. De taak wordt twee keer gedaan per onderzoeksdeelnemer. In

conditie één wordt Focused Attention meditatie (FA) gedaan tijdens de RSVP-taak. In

conditie twee wordt Open Monitoring meditatie (OM) gedaan tijdens de RSVP-taak. Vooraf

aan beide condities wordt een oefentaak gedaan.

Conditie één begint met een FA instructie (zie bijlage 1). Daarna volgt een scherm

waarop een kruisje is geprojecteerd, dat dient als focus tijdens de FA. Conditie twee begint

met een OM instructie (zie bijlage 2). Daarna volgt een leeg scherm. Beide meditaties duren

ongeveer vier minuten en worden beëindigd met het geluid van een meditatie gong..

Vervolgens verschijnt er een reeks letters, met daarin twee cijfers, met grote snelheid (100

milliseconden per item) op het computerscherm (zie figuur 2).

RSVP-taak

Figuur 2: RSVP-taak ( Lum et al, 2007)

Het aantal letters dat tussen deze twee cijfers zit, is twee (lag 2), vier (lag 4) of acht

(lag 8). Elke lag komt even vaak voor en de volgorde wordt bepaald door een randomisatie

schema. De cijfers variëren tussen de 1 en 9. Na elke reeks volgt een scherm waarop gevraagd

wordt aan te geven welke twee cijfers voorbij kwamen. In beide RSVP-taak condities worden

vier blokken van 45 reeksen aangeboden. Na twee blokken is er een twee minuten meditatie

pauze, deze pauze wordt afgesloten met een meditatie gong. De oefentaak bestaat uit één blok

van 20 reeksen, tijdens deze taak wordt niet gemediteerd.

In de volgende alinea wordt beschreven welke vragenlijsten we gebruiken in het

huidige onderzoek. We hebben algemene demografische gegevens verzameld, zoals geslacht,

opleidingsniveau, leeftijd et cetera. Daarnaast hebben we de volgende vijf gevalideerde

9

Page 10: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

vragenlijsten gebruikt. Ten eerste de Five Factor Mindfulness Questionaire-Short Form

(FFMQ-SF), de Nederlandse versie, bestaande uit 24 items (Bohlmeier, ten Klooster,

Fledderus, Veehof & Baer, 2011). De FFMQ-FS meet de mate van Mindfulness. De

psychometrische kwaliteit van de FFMQ-FS is goed (Bohlmeier, ten Klooster, Fledderus,

Veehof & Baer, 2011). Ten tweede de Beck Depression Inventory (BDI), de Nederlandse

versie, bestaande uit 21 items (Bouwman Bouman, Luteijn, Albersnagel & van der Ploeg,

1985). De BDI meet de ernst van een aanwezige depressie. De BDI heeft een uitstekende

psychometrische kwaliteit (Beck, 1988). Ten derde de Non-Attachment Scale verkort (NAS),

Amerikaanse versie, bestaande uit veertien items (Sahdra, Shaver en Brown, 2010). De NAS

meet het vermogen om gedachten los te laten. De psychometrische kwaliteit van de NAS is

goed (Sahdra, Shaver & Brown, 2010). Ten vierde de Positive and Negative Affect Scale

(PANAS), Nederlandse versie, bestaande uit 20 items. (Peeters, Ponds & Vermeeren 1996).

De PANAS is een zelfbeoordelingslijst en meet de mate van aanwezigheid van positieve en

negatieve gevoelens, aan de hand van de factoren positief affect en negatief affect. De

psychometrische kwaliteit van de Nederlandse versie van de PANAS is goed (Peeters, Ponds

&Vermeeren, 1996). Ten vijfde de State Trait Anxiety Inventory , Trait (STAI-T), de

Nederlandse versie, bestaande uit 20 items (Spielberger, Gorsuch, Lushene, Vagg & Jacobs

1983). De STAI-T meet de mate van aanwezigheid van angst als karaktereigenschap. De

psychometrische kwaliteit van de STAI-T is goed. (Bieling, Anthony & Swinson, 1998).

Daarnaast gebruiken we een zelf samengestelde vragenlijst voor het meten van

meditatie ervaring (zie bijlage 3). Tevens stellen we een aantal open vragen om te controleren

of de onderzoeksdeelnemers de FA en OM instructie en het doel van het onderzoek begrijpen.

In dit rapport gebruiken we alleen de gegevens van de NAS.

2.3 Procedure

Vooraf aan de RSVP-taak vragen we de onderzoeksdeelnemers een online vragenlijst in te

vullen, bestaande uit demografische gegevens, de FFMQ en een Meditatie Ervaring Lijst (zie

bijlage 3).

De RSVP-taak is uitgevoerd in het lab op de faculteit Gedrags- en maatschappij

wetenschappen van de Rijks Universiteit Groningen. De taak is afgenomen in een afgesloten

cabine waarin een computer staat met e-prime 2.0.

Voorafgaand aan de taak deden de proefpersonen een oefentaak om vertrouwd te

raken met het experiment. Na de RSVP-taken vulde de onderzoeksdeelnemer vijf

vragenlijsten in, de BDI, NAS, PANAS, STAI-T en een aantal open vragen om te meten of de

onderzoeksdeelnemers de FA en OM en het doel van het onderzoek begrijpen. Om het

onderscheidingsvermogen te bepalen is een G-power analyse gegaan.

10

Page 11: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Er wordt gebruik gemaakt van een binnen-persoons design. De grote van de AB in

beide condities waarin de RSVP-taak gedaan is, worden per onderzoeksdeelnemer met elkaar

vergeleken doormiddel van een T-toets. Er wordt gekeken naar een tweezijdige p-waarde.

3. ResultatenIn deze paragraaf worden aan de hand van drie vragen de resultaten van ons onderzoek

beschreven. Ten eerste onderzoeken we of er een attentional blink (AB) aanwezig is. Ten

tweede onderzoeken we of de grootte van de AB afhangt van het type meditatie dat gedaan

wordt tijdens de RSVP-taak (hypothese 1). Als laatste is onderzoeken we of de grootte van

het verschil in AB tussen OM en FA afhangt van de mate waarin iemand in staat is aandacht

los te laten (hypothese 2).

3.1 Is er een attentional blink aanwezig?

In figuur 3 is een grafische weergave van de data te zien. Per lag is het percentage T2 gegeven

T1 correct weergegeven, per meditatie type. De foutbalken laten de standaardfout zien (SE =

3.447). We verwachten voor lag 4 een lager percentage T2 gegeven T1 correct dan voor lag 2

en lag 8. Dat betekend dat we op lag 4 een AB verwachten. De grafiek in figuur 3 laat een AB

op lag 4 zien voor beide meditatie typen.

Om de vraag te beantwoorden of er inderdaad een AB aanwezig is op lag 4, hebben

we twee nieuwe variabele gemaakt een variabele die de grootte van de AB weergeeft tijdens

OM (OMnieuw) en een variabele die de grootte van de AB weergeeft tijdens FA (FAnieuw).

Deze variabelen geven het percentage verschil aan, voor T2 gegeven T1 correct, tussen (lag 2

+ lag 8)/2 en lag 4 per meditatie type. Uit de T-toets blijkt dat zowel OMnieuw ( T (18) =

4.105, p = 0.001, M = 11.259 , SD = 11.957) als FAnieuw (T (18) = 5.183, p= 0.000, M =

14.542 , SD = 12.229) significant van nul afwijkt. Op basis van deze informatie kunnen we

concluderen dat er een AB aanwezig is tijdens gefocuste aandacht meditatie (FA) en tijdens

open monitoring meditatie (OM).

11

Page 12: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

1 2 366

68

70

72

74

76

78

80

82

84

86

88

90

92

OMFA

2 4 8 Lag

Per

cen

-ta

ge

T2

cor

-re

ct

geg

eve

n T1

co

r-

rect

Figuur 3: Attentional blink tijdens FA en OM

In figuur 4 is het percentage T1 correct per lag, per meditatietype grafisch weergegeven. De

foutbalken laten de standaardfout zien ( SE = 3.447). In de grafiek in figuur 4 lijken de

hellingen voor FA en OM van elkaar te verschillen. Het lijkt alsof de mate waarin het

percentage T1 correct van lag afhangt, per meditatie type verschilt. Met een gepaarde T-toets

voor de hellingen van beide grafieken hebben we onderzocht of het verschil tussen de

hellingen significant is. Op basis van de gepaarde T-toets kan worden geconcludeerd dat de

hellingen van beide grafieken niet significant van elkaar verschillen ( T (18) = -0.831, p =

0.417, M = -0.395, SD = 2.07).

12

Page 13: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

1 2 3545658606264666870727476788082848688909294

OMFA

2 4 8 Lag

per

cen

-ta

ge

T1

cor

-re

ct

Figuur 4: Percentage T1 correct per lag per meditatie type.

3.2 Hypothese 1: Hangt de grootte van de AB af van het type meditatie tijdens de RSVP-

taak?

De AB wordt bepaald door de verschilscore (lag 2 + lag 8)/2 en lag 4 op T2 correct gegeven

T1 correct, om de vraag te beantwoorden of de grootte van de AB afhangt van het type

meditatie dat is gedaan tijdens de RSVP-taak hebben we met behulp van een gepaarde T-toets

onderzocht of de grootte van de AB tijdens FA en OM significant van elkaar verschillen. Op

basis van deze toets is er geen significant verschil tussen de grootte van de AB voor FA vs.

OM (T(18) = -1.414, p = 0.174, M = -3.282, SD = 10.118). De grootte van AB lijkt niet af te

hangen van meditatietype.

3.3 Hypothese 2: Hangt de grootte van het verschil in AB tussen OM en FA af van de

mate waarin men in staat is de aandacht los te laten?

Om deze vraag te onderzoeken is de data in twee groepen verdeeld, een groep die relatief

hoog scoort op het kunnen loslaten van aandacht en een groep die relatief laag scoort op het

kunnen loslaten van aandacht. De verdeling is gemaakt aan de hand van de scores op de Non

attachment scale (NAS). Eén persoon heeft de NAS niet ingevuld en is daarom niet

meegenomen in de analyse. Met behulp van een mediaan split van de NAS scores hebben we

13

Page 14: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

twee groepen gemaakt. Een groep die de mediaan of hoger scoort op de NAS (groep 1) en een

groep die lager scoort dan de mediaan op de NAS (groep 0) (m = 64). De groep die relatief

hoog scoort op de NAS bestaat uit tien onderzoeksdeelnemers en de groep die relatief laag

scoort op de NAS bestaat uit acht onderzoeksdeelnemers. Ten eerste hebben we per groep

onderzocht of er een effect van meditatie is op de grootte van de AB. Net als bij hypothese 1

hebben we gebruik gemaakt van een gepaarde T-toets voor het vergelijken van de AB grootte

per meditatietype, per groep. Voor geen van beide groepen is het verschil in AB grootte tussen

FA en OM significant ( respectievelijk groep 1: T(9) = 1.358, p = 0.208, M = 5.53, SD =

12.879 en groep 0: T (7) = 0.396, p = 0.704, M = 0.825, SD = 5.892).

Tabel 1: Geen significant effect voor meditatie type voor de groep met een relatief hoge score

op de NAS en voor de groep met een relatief lage score op de NAS

M SD DF SE T p-waarde

Groep 1 : FAnieuw-OMnieuw 5.53 % 12.879 9 4.073 1.358 0.208

Groep 0: FAnieuw-OMnieuw 0.825 % 5.892 7 2.083 0.396 0.704

In figuur 5 zijn de percentages T2 correct gegeven T1 correct, per lag, per meditatietype ,

uitgesplitst voor de beide groepen weergegeven. De grafiek in figuur 5 laat een verschil zien

in het verloop van de scores voor beide groepen. Tevens is te zien dat het percentage verschil

in AB grootte tussen de meditatietypen, per groep verschilt (FAnieuw-OMnieuw).

Met een T-toets voor onafhankelijke groepen hebben we onderzocht of dit verschil significant

is. Op basis van de resultaten van de T- toets voor onafhankelijke groepen kan geconcludeerd

worden dat er geen verschil is tussen beide groepen voor het percentage verschil in AB

grootte tussen beide meditatie typen (T (16)= -1.028, p = 0.322, M = -4.705, SE = 4.575).

14

Page 15: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

2 4 860

62

64

66

68

70

72

74

76

78

80

82

84

86

88

90

92

94

Om-laag

Omhoog

Falaag

Fahoog

P e r c e n t a g e T 2 c o r r e c t g e g e v e n T 1 c o r r e c t

Lag

Figuur 5: Percentage T2 correct gegeven T1 correct, per lag, per meditatietype uitgesplitst

voor een groep die relatief hoog scoort op de NAS (Fahoog en Omhoog) en een groep die

relatief laag scoort op de NAS (Falaag en Omlaag)

4. DiscussieIn het huidige onderzoek hebben we onderzocht of er een acuut effect van meditatie is op de

grootte van de attentional blink (AB). We verwachtten dat de AB kleiner is tijdens open

monitoring meditatie (OM) dan tijdens gefocuste aandacht meditatie (FA) (Hypothese 1). We

hebben geen significant effect kunnen vinden voor een verschil in de grootte van de AB

tussen OM en FA. In het huidige onderzoek hebben we dus geen bewijs gevonden voor

hypothese 1.

Daarnaast hebben we onderzocht of het in staat zijn aandacht los te laten effect heeft

op de grootte van het verschil in AB tijdens FA en OM. We verwachtten dat naar mate het

vermogen om aandacht los te laten groter is, het verschil in de grootte van de AB tussen OM

15

Page 16: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

en FA groter is (Hypothese 2), omdat de AB voor OM kleiner wordt naar mate het vermogen

om aandacht los te laten groter wordt. We hebben geen significant verschil gevonden tussen

onderzoeksdeelnemers die relatief hoog scoren op het vermogen om aandacht los te laten en

onderzoeksdeelnemers die relatief laag scoren op het vermogen om aandacht los te laten in de

grootte van het verschil in de AB grootte tussen FA en OM. We hebben in het huidige

onderzoek dus geen bewijs gevonden voor hypothese 2.

In de volgende alinea’s beschrijven we beperkingen van het onderzoek die mogelijk

kunnen verklaren waarom we geen significante resultaten hebben gevonden.

4.1 Er is geen nul meting voor de AB gedaan

In het huidige onderzoek hebben we alleen gekeken naar het verschil in de grootte van de AB

tijdens OM en FA. We hebben niet gekeken hoe groot de AB is wanneer er niet gemediteerd

wordt. Het kan zijn dat er een algemeen acuut effect van meditatie op de grootte van de AB is.

Dan wordt de AB kleiner tijdens zowel FA als OM. Doordat er in het huidige onderzoek geen

nul meting gedaan is voor de AB kan er niets gezegd worden over een algemeen acuut effect

van meditatie op de grootte van de AB. Omdat een nul meting problematisch is, hebben we er

in het huidige onderzoek voor gekozen alleen de AB grootte tussen FA en OM te vergelijken.

Mensen die langere tijd mediteren kunnen onbewust altijd in een meditatieve staat zijn,

waardoor het bijna onmogelijk word de AB te meten in niet meditatieve staat.

4.2 Plafond effect

Een score op T1 correct tussen de 95 % en 100% is een aanwijzing dat de test die gebruikt

wordt om AB te meten niet gevoelig genoeg is. Er is dan sprake van een plafond effect. Voor

de data in het huidige onderzoek zijn geen aanwijzingen voor een plafond effect. In volgend

onderzoek is het belangrijk te controleren of de RSVP-taak gevoelig genoeg is voor het testen

van de AB. Een test die niet gevoelig genoeg is kan een verkeerd beeld geven van de data.

4.3 Scoring

Tijdens de RSVP-taak wordt een reeks letters met twee cijfer ertussen snel achter elkaar

gepresenteerd. De onderzoeksdeelnemer wordt gevraagd om te rapporteren welke twee cijfers

er tussen de letters te zien zijn. Doordat de getallen snel achter elkaar verschijnen kan het zijn

dat de twee cijfers wel gezien worden maar niet in de juiste volgorde, waardoor de

onderzoeksdeelnemer soms de juiste cijfers in de verkeerde volgorde rapporteert. In het

huidige onderzoek hebben we hier geen rekening mee gehouden, het antwoord van de

onderzoeksdeelnemer is alleen goed gerekend als de cijfers in de juiste volgorde zijn

gerapporteerd. Het in de verkeerde volgorde rapporteren van de cijfers is geen indicatie voor

een AB. Het omkeren van antwoorden komt waarschijnlijk vaker voor wanneer de twee

16

Page 17: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

cijfers relatief snel achter elkaar komen, zoals bij lag 2 en lag 4. In figuur 4 is te zien dat de

percentages T1 correct voor lag 2 en lag 4 lager liggen dan voor lag 8. Wij verwachtten dat

wanneer antwoorden waarin de antwoorden waarin de juiste cijfers in de verkeerde volgorde

worden gegeven, goed gerekend worden, de percentages T1 correct op lag 2 en lag 4

significant stijgen en op lag 8 ongeveer gelijk blijven. Dit betekend dat het effect van lag wat

nu zichtbaar is voor het percentage T1 correct verdwijnt. In een volgend onderzoek is het

raadzaam hier rekening mee te houden en antwoorden waarbij de juiste cijfers in de

omgekeerde volgorde zijn gerapporteerd wel goed te rekenen.

4.4 70% T1 correct

In onderzoek naar AB wordt vaak een de volgende grens gebruikt om data mee te nemen in

het onderzoek: minimaal 70% correct op T1. Wanneer wij de grens 70% T1 correct gebruiken

voor de analyse van de data, geeft dit weinig verschil in de resultaten ten opzichte van de

analyse waarin wij deze grens niet gebruiken. Wanneer we de grens van de 70% correct op T1

gebruiken kunnen er minder proefpersonen meegenomen worden in de analyse. Gezien het

kleine aantal proefpersonen in het huidige onderzoek hebben we ervoor gekozen alle data mee

te nemen.

4.5 Ecologische validiteit

De ruimtes waarin de onderzoeksdeelnemers zijn getest verschillen sterk met de ruimtes

waarin de onderzoeksdeelnemers normaal gesproken mediteren. Tevens verschilde de

houding van de onderzoeksdeelnemers tijdens het mediteren gedurende het testen met de

meditatiehouding die de onderzoeksdeelnemers normaal gesproken hebben. De houding is

anders omdat de onderzoeksdeelnemers op een stoel zitten tijdens het testen in plaats van op

een meditatiekussen. Deze verschillen kunnen het moeilijker maken voor de

onderzoeksdeelnemers om in een meditatieve staat te komen en de meditatieve staat vast te

houden. Daarnaast kan hierdoor de meditatie die de onderzoeksdeelnemers tijdens het testen

doen verschillen van de meditatie die zij thuis doen.

Een deel van de onderzoeksdeelnemers is getest op het Zen River klooster in

uithuizen. Deze onderzoeksdeelnemers mediteerden hier wel in de ruimte en de houding

waarin zij normaal gesproken mediteren. Doordat het huidige onderzoek een binnen-persoons

design gebruikt (onderzoeksdeelnemers worden met elkaar vergeleken tussen de verschillende

condities), is er geen effect van context. Een volgend onderzoek kan rekening houden met de

ecologische validiteit, door de onderzoeksdeelnemers te testen in een ruimte en houding die

meer overeenkomt met de ruimte en houding waarin zij normaal gesproken mediteren.

17

Page 18: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

4.6 Het effect van de volgorde van de meditatie technieken

De volgorde van de meditatie technieken tijdens de RSVP-taak kan een alternatieve

verklaring zijn voor het effect van OM en FA op de grootte van AB. Het zou kunnen dat

wanneer OM als laatst gedaan wordt tijdens de RSVP-taak de grootte van de AB tijdens OM

kleiner is, omdat de proefpersonen beter worden in de taak. Om een indicatie te krijgen van

de aanwezigheid van een effect voor de volgorde van de meditatie technieken tijdens de

RSVP taak op de grootte van de AB, is de data opgesplitst in twee groepen aan de hand van

een mediaan split voor het verschill in AB grootte tussen FA en OM ( FAnieuw-OMnieuw) (

m = 2.45). Een groep met een verschil in AB grootte tussen FA en OM gelijk of hoger dan

2.45 % (relatief groot verschil, n = 10) en een groep met een verschil in AB grootte tussen FA

en OM lager dan 2.45 % (relatief klein verschil, n = 9). Per groep is gekeken hoeveel procent

van de onderzoeksdeelnemers OM als eerste hebben gedaan tijdens de RSVP-taak en hoeveel

procent FA als eerste hebben gedaan tijdens de RSVP-taak. In tabel 2 is een overzicht

weergegeven. Vanwege het kleine aantal onderzoeksdeelnemers per groep kunnen we

concluderen dat de verdeling FA eerst Vs. OM eerst ongeveer gelijk is. Het lijkt erop dat er

geen effect is van de volgorde van de meditatie technieken tijdens de RSVP-taak op de

grootte van het verschil in AB grootte tussen FA en OM.

Tabel 2 : Geen effect op verschil in AB grootte tussen FA en OM voor volgorde

meditatietechniek tijdens RSVP-Taak

Relatief groot verschil Relatief klein verschil

Percentage FA eerst 40 % 55.56 %

Percentage OM eerst 60 % 44.44%

4.7 De invloed van meditatie ervaring

Er is een groot verschil in het aantal uren meditatie ervaring tussen de onderzoeksdeelnemers,

dit aantal loopt van 780 uur tot 31937 uur. Een mogelijkheid is dat het verschil in AB grootte

tussen OM en FA alleen ontstaat bij personen die meer dan een bepaald aantal uren

gemediteerd hebben. Een verklaring hiervoor kan zijn dat mensen met meer meditatie

ervaring gemakkelijker in meditatieve staat komen en beter in staat zijn dit vast te houden dan

mensen die minder uren gemediteerd hebben. De meditatie moment tijdens de RSVP-taak zijn

relatief kort, twee tot vier minuten, het is daarom belangrijk dat mensen relatief snel in

meditatieve staat zijn en dit vast kunnen houden, wanneer gekeken wordt naar een acuut

effect van meditatie.

Daarnaast kan het zo zijn dat mensen die relatief weinig uren gemediteerd hebben

minder goed de techniek van FA en OM beheersen , doordat zij minder ervaring hebben met

18

Page 19: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

beide meditatievormen ten opzichte van mensen die relatief veel uren gemediteerd hebben.

Hierdoor kan het zijn dat mensen met relatief weinig uren meditatie ervaring niet

daadwerkelijke FA of OM doen tijdens de RSVP-taak. Tevens kan het aantal uren meditatie

ervaring in OM en FA verschillen, waardoor een persoon beter is in de meditatie techniek

waarmee hij of zij meer ervaring heeft dan in de meditatie techniek waarin hij of zij minder

ervaring heeft en visa versa. In het huidige onderzoek is niet gecontroleerd of mensen

daadwerkelijk FA of OM doen tijdens de RSVP-taak. In een volgend onderzoek zou er een

minimaal aantal meditatie uren meditatie ervaring gebruikt kunnen worden als inclusiefactor.

Dit maakt het rekruteren van onderzoeksdeelnemers lastiger, maar geeft meer zekerheid over

de beheersing van OM en FA.

4.8 Een klein onderscheidingsvermogen

Een van de inclusiefactoren die gebruikt zijn voor dit onderzoek is een dagelijkse beoefening

van meditatie. In Nederland en specifiek in het noorden van het land zijn er relatief weinig

mensen die dagelijks mediteren. Dit maakt het lastig om mensen de rekruteren, waardoor er

slechts 19 onderzoeksdeelnemers deelgenomen hebben aan het onderzoek. In figuur 6 is een

grafiek weergegeven van het onderscheidingsvermogen afgezet tegen het aantal

onderzoeksdeelnemers. Door het kleine aantal proefpersoenen in het huidige onderzoek is de

onderscheidingsvermogen, bij een α van 0.05, 0.19. Dit is een klein onderscheidingsvermogen

en betekend dat de kans dat de nulhypothese ten onrechte niet verworpen wordt 0.81 is.

Figuur 6: Het lage aantal onderzoeksdeelnemers ( n = 19) in het huidige onderzoek zorgt

voor een klein onderscheidingsvermogen

19

Page 20: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

De grafiek in figuur 5 laat zien dat pas wanneer het aantal onderzoeksdeelnemers boven de

100 is, het onderscheidingsvermogen ongeveer 0.8 wordt. De resultaten van het huidige

onderzoek laten bij visuele inspectie ( figuur 3), wel een verschil zien in grootte van AB

tussen FA en OM. Tevens is er bij visuele inspectie (figuur 5) een verschil te zien in grootte

van het verschil in de grootte van de AB tussen FA en OM als de data opgesplitst wordt in een

groep die relatief hoog scoort op het loslaten van aandacht en een groep die relatief laag

scoort op het loslaten van aandacht. Op basis van deze waarnemingen vinden wij de kans

voor een effect van meditatie type op de grootte van de AB en een effect van het vermogen

om aandacht los te laten op de grootte van het verschil in AB grootte tussen FA en OM,

aannemelijk genoeg om het huidige onderzoek te herhalen met een groter aantal

onderzoeksdeelnemers.

20

Page 21: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Literatuurlijst

Beck, A. T., Steer, R. A., & Garbin, M. G. (1988). Psychometric properties of the beck depres-

sion inventory: Twenty-five years of evaluation. Clinical Psychology Review, 8(1), 77-

100.

Bieling, P. J., Antony, M. M., & Swinson, R. P. (1998). The Stait–Trait anxiety inventory, trait

version: Structure and content re-examined. Behaviour Research and Therapy, 36(7-8),

777-788.

Bieling, P. J., Antony, M. M., & Swinson, R. P. (1998). The state-trait anxiety inventory, trait

version: Structure.. Behaviour Research & Therapy, 36(7), 777.

Bishop, S. R., Lau, M., Shapiro, S., Carlson, L., Anderson, N. D., Carmody, J., et al. (2004).

Mindfulness: A proposed operational definition. Clinical Psychology: Science and Prac-

tice, 11(3), 230-241.

Bohlmeijer, E., M., Fledderus, M., Veehof, M., & Baer, R. (2011). Psychometric properties of

the five facet mindfulness questionnaire in depressed adults and development of a short

form. Assessment, 18(3), 308-320.

Brown, K. W., & Ryan, R. M. (2003). The benefits of being present: Mindfulness and its role

in psychological well-being. Journal of Personality and Social Psychology, 84(4), 822-

848.

Dunne, J. (2011). Toward an understanding of non-dual mindfulness. Contemporary Bud-

dhism, 12(1), 71-88.

Dux, P. E., & Marois, R. (2009). The attentional blink: A review of data and theory. Attention,

Perception & Psychophysics, 71(8), 1683-1700.

Eifert, G. H., Forsyth, J. P., Arch, J., Espejo, E., Keller, M., & Langer, D. (2009). Acceptance

and commitment therapy for anxiety disorders: Three case studies exemplifying a uni-

fied treatment protocol. Cognitive and Behavioral Practice, 16(4), 368-385.

21

Page 22: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Falkenström, F. (2010). Studying mindfulness in experienced meditators: A quasi-experimen-

tal approach. Personality and Individual Differences, 48(3), 305-310.

Hölzel, B. K., Lazar, S. W., Gard, T., Schuman-Olivier, Z., Vago, D. R., & Ott, U. (2011).

How does mindfulness meditation work? proposing mechanisms of action from a con-

ceptual and neural perspective. Perspectives on Psychological Science, 6(6), 537-559.

Jha, A. J., Krompinger, J., & Baime, M. J. (2007). Mindfulness training modifies subsystems

of attention. Cognitive, Affective & Behavioral Neuroscience, 7(2), 109-119.

Kabat-Zinn, J. (1994). Wherever you go, there you are: Mindfulness meditation in everyday

life ( first ed.). New York: Hyperion

Kabat-Zinn, J. (2005).

Handboek meditatief ontspannen: Effectief programma voor het bestrijden van pijn en

stress (second ed.). Haarlem: Alamira-Becht.

Kabat-Zinn, J. (2003). Mindfulness-based interventions in context: Past, present, and future.

Clinical Psychology: Science & Practice, 10(2), 144-156.

Lum, J. A. G., Conti-Ramsden, G., & Lindell, A. K. (2007). The attentional blink reveals

sluggish attentional shifting in adolescents with specific language impairment. Brain and

Cognition, 63(3), 287-295.

Lutz, A., Slagter, H. A., Dunne, J. D., & Davidson, R. J. (2008). Attention regulation and

monitoring in meditation. Trends in Cognitive Sciences, 12(4), 163-169.

Mipham, S. (2004). Turning the mind into an ally (first ed.). New York: Riverhead Books.

Morina, N. (2011). Rumination and avoidance as predictors of prolonged grief, depression,

and posttraumatic stress in female widowed survivors of war. Journal of Nervous &

Mental Disease, 199(12), 921-927.

Nhât Hanh, T. (1988). The miracle of mindfulness: A manual of meditation. London: Rider.

Nyanaponika Thera. (1972). The onderscheidingsvermogen of mindfulness (first ed.). San

Francisco: Unity Press.

22

Page 23: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Peeters, F. P. M. L., Ponds, R. W. H. M., & Vermeeren, M. T. G. (1996). Affectiviteit en

zelfbeoordeling van depressie en angst door. [Tijdschrift Voor Psychiatrie] (3)

Sahdra, B. K., Shaver, P. R., & Brown, K. W. (2010).

A scale to measure non-attachment:

A buddhist complement to western research on attachment and adaptive functioning.

Journal of Personality Assessment, 92(2), 116-127.

Segal, Z. V., Williams, J., & Teasdale, J. D. (2002). Mindfulness-based cognitive therapy for

depression: A new approach to preventing relapse. New York: The Guilford Press.

Slagter, H. A., Lutz, A., Greischar, L. L., Francis, A. D., Nieuwenhuis, S., Davis, J. M., et al.

(2007). Mental training affects distribution of limited brain resources. PLoS Biology,

5(6), e138.

Spielberger, C. D., Gorsuch, R. L., Lushene, R., Vagg, P. R., & Jacobs, G. A. (1983). Manual

for the state-trait anxiety inventory. Verenigde Staten, Californie, Palo Alto: Consulting

Psychologist Press.

Swenson, C. R., Sanderson, C., Dulit, R. A., & Linehan, M. M. (2001). The application of di-

alectical behavior therapy for patients with borderline personality disorder on inpatient

units. Psychiatric Quarterly, 72(4), 307.

Van den Hurk, P, A, M. (2011). On the practice of mindfulness meditation and associated

changes in cognition, affect and personality. Unpublished phd, Rabbout Universiteit,

Nijmegen.

van, d. H., Giommi, F., Gielen, S. C., Speckens, A. E. M., & Barendregt, H. P. (2010). Greater

efficiency in attentional processing related to mindfulness meditation. The Quarterly

Journal of Experimental Psychology, 63(6), 1168-1180.

Wierda, S. M., van Rijn, H., Taatgen, N. A., & Martens, S. (2010). Distracting the mind im-

proves performance: An ERP study. Plos One, 5(11), e15024-e15024.

23

Page 24: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Wildes, J., E., & Marcus, M., D. (2011). Development of emotion acceptance behavior ther-

apy for anorexia nervosa: A case series. International Journal of Eating Disorders,

44(5), 421-427.

Zerbe, K. J. (1996). Anorexia nervosa and bulimia nervosa. when the pursuit of bodily 'per-

fection' becomes a killer. Postgraduate Medicine, 99(1), 161.

24

Page 25: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Bijlage 1: Meditatie instructie FA

U gaat nu eerst 4 minuten mediteren.Na deze 4 minuten hoort u een bel en begint de aandachtstaak.

CONCENTRATIE MEDITATIE INSTRUCTIESTijdens de meditatiesessie zult u een

kruisje op het midden van het beeldschermzien staan.

Focus uw aandacht op het kruisje.Breng steeds wanneer u afgeleid raakt uw

aandacht terug naar het kruisje.

Neem je meditatiehouding aan.Druk op de spatiebalk om de

meditatiesessie te starten.

25

Page 26: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Bijlage 2: Meditatie instructie OM

U gaat nu eerst 4 minuten mediteren.Na deze 4 minuten hoort u een bel en begint de aandachtstaak.

OPEN GEWARZIJN MEDITATIE INSTRUCTIESWees u gewaar van voobijgaande natuur van uw ervaring van moment tot moment

terwijl u ademt.Laat uw ogen rusten in de ruimte.Neem uw meditatiehouding aan.

Druk op de spatiebalk om de meditatiesessie te starten.

26

Page 27: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Bijlage 3: Vragenlijst meditatie ervaring

Meditatie ervaring

Kunt u aangeven hoeveel jaren u mediteert?…………………………………………………………………………………………………………………………………………Beoefening tijdens de afgelopen maandHieronder stellen we een aantal vragen over uw meditatie ervaring. U kunt zich beperken tot de meditatiesoorten die een wezenlijk deel vormen van uw meditatie ervaring.De eerste vraag gaat over uw beoefening van verschillende vormen van meditatie in de afgelopen MAAND. Vink de vormen van meditatie aan die u de afgelopen MAAND beoefend heeft.

Mindfulness training Zen Vipassana Shamatha Vipashyana Meditatieve contemplatie Sadhana Mahamudra Mind Training (compassie, liefdevolle vriendelijkheid, tonglen, etc.) Nogondro TM Other: ………………

Vul voor elke vorm (die u aangevinkt heeft) hieronder de gegevens in.Meditatie vorm 1: ……………………………………Meditatievorm 1. Tijdsduur beoefening in jaren en maanden (bijvoorbeeld: 2 jaar en 3 maanden): ………………………………………….Meditatievorm 1, tijdsduur per:

Dag Week

Meditatievorm 1, tijdsduur van de meditatie beoefeningGeef aan hoe lang u in de afgelopen maand gemiddeld per dag/per week heeft gemediteerd

>4 uren 3 – 4 uren 2 – 3 uren 1 – 2 uren 30 minuten – 1 uur 15 – 30 minuten < 15 minutenMeditatievorm 1, opmerkingenZijn er bijvoorbeeld pauzes geweest in uw beoefening en andere informatie die van belang zou kunnen zijn voor het berekenen van uw meditatie ervaring?

………………………………………………………………………………………………………………………………………….

27

Page 28: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Verdere meditatie beoefeningHeeft u de afgelopen jaren nog andere meditatie vormen beoefend naast die u hierboven genoemd heeft?Zo ja, wilt u deze hieronder vermelden? U kunt zich beperken tot de meditatiesoorten die een wezenlijk deel vormen van uw meditatie ervaring.Zo nee, vink dan de optie "Geen andere meditatie vormen" aan. U kunt nu verder gaan naar het onderdeel Retraite ervaring.

Geen andere meditatie vormen Mindfulness training Zen Vipassana Shamatha Vipashyana Meditatieve contemplatie Sadhana Mahamudra Mind Training (compassie, liefdevolle vriendelijkheid, tonglen, etc.) Nogondro TM Other: ………………

Vul voor elke vorm (die u aangevinkt heeft) hieronder de gegevens in.Meditatie vorm 1: ……………………………………Meditatievorm 1. Tijdsduur beoefening in jaren en maanden (bijvoorbeeld: 2 jaar en 3 maanden): ………………………………………….Meditatievorm 1, tijdsduur per:

Dag Week

Meditatievorm 1, tijdsduur van de meditatie beoefeningGeef aan hoe lang u in de afgelopen maand gemiddeld per dag/per week heeft gemediteerd

>4 uren 3 – 4 uren 2 – 3 uren 1 – 2 uren 30 minuten – 1 uur 15 – 30 minuten < 15 minutenMeditatievorm 1, opmerkingenZijn er bijvoorbeeld pauzes geweest in uw beoefening en andere informatie die van belang zou kunnen zijn voor het berekenen van uw meditatie ervaring?

………………………………………………………………………………………………………………………………………….

Retraite ervaring

Hoeveel dagen bent u in retraite geweest sinds u begonnen bent met mediteren?

28

Page 29: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

U kunt de dagen van alle retraites waaraan u heeft deelgenomen optellen en in de antwoordbalk weergeven

………………………………..

Waren de retraites waaraan u heeft deelgenomen met name gefocust op: Mediteren Studie 50% meditatie 50% studie Niet van toepassing

29

Page 30: mkvanvugt/ABmeditatorsKirstenEikmans.docxWeb viewMet deze bachelorthese hoop ik een (kleine) bijdrage te leveren aan het in kaart brengen van de werking mechanismen van meditatie.

Bijlage 4: Berekening aantal uren meditatie ervaring

Het aantal uren meditatie ervaring is berekend met behulp van tabel 3 a en tabel 3b.Voor iedere proefpersoon zijn beide tabellen ingevuld en vervolgens de totalen bij elkaar opgeteld in tabel 3b totaal M+J. Het totaal M+J uit tabel 3b is het totaal aantal uren meditatie ervaring van de proefpersoon.

Tabel 3 a: Aantal uren meditatie in de afgelopen maand

Meditatievorm afgelopen maand

Aantal jaar en maand

Dag/week Uren/min Totaal

TotaalTotaal in de afgelopen maand

Tabel 3b: Overige aantal uren meditatie in de afgelopen jaren

Meditatievorm afgelopen jaar

Aantal jaar en maand

Dag/week Uren/min Totaal

TotaalTotaalM+J

30