Mentale training in het jeugdvoetbal

43
Sint-Janscollege Poperinge Mentale training in het jeugdvoetbal Hoe kunnen opleiders hun spelers mentaal sterker maken? Enkele stappen op braakliggend terrein in de jeugdvoetballand… Matthias Ballieu 6WWIA 01 Dhr. Dejaegher

description

In opdracht van het SJC te Poperinge.

Transcript of Mentale training in het jeugdvoetbal

  • Sint-Janscollege Poperinge

    Mentale training in het jeugdvoetbal Hoe kunnen opleiders hun spelers mentaal sterker maken? Enkele stappen op braakliggend terrein in de jeugdvoetballand

    Matthias Ballieu 6WWIA 01 Dhr. Dejaegher

  • Voorwoord 2

    Voorwoord

    De keuze voor het onderwerp mentale training in het jeugdvoetbal was grotendeels voor de hand

    liggend. Al drie jaar ben ik actief als trainer in het jeugdvoetbal, grotendeels op provinciaal niveau bij

    de onderbouw van KFC Poperinge. Daar had ik de U7 en de U9 onder mijn hoede. Tegelijkertijd

    begeleidde ik ook jeugdspelers in het G voetbal, een werking voor jongeren met een verstandelijke

    of fysische beperking.

    Naast de activiteiten te KFC Poperinge ben ik ook actief als trainer bij de Balbalschool en in het

    Evolution Center van KV Kortrijk. Bij deze twee werkingen gaat het vooral over voetbalstages tijdens

    de vakantieperiodes en technieklessen.

    Doorheen deze periode deed ik veel ervaring op en kwam ik in contact met heel veel jeugdspelertjes.

    Iedereen heeft zijn eigen karakter, persoonlijkheid en dat maakt het toch allemaal uniek. Door mijn

    ervaringen ben ik ervan overtuigd dat het mentale aspect met een niet te onderschatten invloed het

    sportieve bepaalt. Dat mentaal gedoe wordt wat gezien als een blackbox en zo was het dus voor

    mij een uitdaging om hiermee aan de slag te gaan.

    Om aan mijn motivatie om mezelf te blijven ontwikkelen te weerstaan volgde ik verschillende

    trainersopleidingen. In 2014 behaalde ik het Getuigschrift C diploma (Initiator voetbal). In juni

    2015 hoop ik mijn Getuigschrift B diploma (Instructeur voetbal) te kunnen afronden. Naast de

    bijscholingen ben ik geregeld aanwezig op een clinic of een infoavond over n welbepaald topic.

    Onlangs volgde ik ook 20 uren opleiding voetbalpsychologie in Drongen. Deze sessies werden

    verzorgd door Eva Maenhout en Kris Perquy, twee sportpsychologen o.a. actief bij AA Gent en Cercle

    Brugge.

    Dit werk werd mede mogelijk gemaakt door verscheidene mensen. Allereerst wil ik het Sint

    Janscollege, vertegenwoordigd door mijn begeleider Dhr. Dejaegher bedanken voor zijn inzet en

    bereikbaarheid naar mij toe. Ik kon telkens bij hem terecht met mijn vragen.

    Mijn ervaring uit de praktijk die ik kon gebruiken in mijn werk heb ik te danken aan Kristof Mortier,

    hoofdtrainer en oprichter van de Balbalschool. Eveneens volgde ik verschillende trainerscursussen en

    clinics aan hem en was hij mijn jeugdcordinator bij KFC Poperinge. Hij bracht mij veel bij, door hem

    kon ik mijzelf ontwikkelen sinds de start van al mijn trainersactiviteiten in het jeugdvoetbal.

    Ook wil ik Jelle Schelstraete, jeugdmanager van KV Kortrijk, en mijn broer Pieter, hoofd van het KVK

    Evolution Center bedanken voor mijn opgelopen ervaring tijdens de stage-werking. Jelle en Kristof

    bezorgden me eveneens verschillende boeken en informatie die ik zeker heb kunnen gebruiken om

    dit werk tot stand te brengen.

    Ik wens de lezer veel genot en hoop dat dit werk bruikbaar kan zijn voor alle mensen die dicht staan

    bij het opleiden van jeugdvoetbalspelers. De rol van een sportpsycholoog wordt in dit werk bewust

    achterwege gelaten. Dit om de brug naar de praktijk zo klein mogelijk houden. Alle informatie zou

    dus toegankelijk moeten zijn voor iedere trainer.

  • Inhoudstafel

    Voorwoord .............................................................................................................................................. 2

    Inhoudstafel ............................................................................................................................................ 3

    Inleiding ................................................................................................................................................... 6

    Waaruit bestaat een mentaal profiel? ............................................................................................ 8 1

    Concentratie ............................................................................................................................ 8 1.1

    Inleiding ........................................................................................................................... 8 1.1.1

    Wat? ................................................................................................................................ 8 1.1.2

    1.1.2.1 Selectieve aandacht ..................................................................................................... 8

    1.1.2.2 Beperkte aandachtscapaciteit ..................................................................................... 9

    1.1.2.3 De richting en de breedte van de aandacht ................................................................ 9

    1.1.2.4 Voorbeelden toegepast op aandachtsstijlen ............................................................ 10

    Afleiders ......................................................................................................................... 11 1.1.3

    Motivatie ............................................................................................................................... 12 1.2

    Zelfvertrouwen ...................................................................................................................... 12 1.3

    Teamgeest ............................................................................................................................. 13 1.4

    Weerbaarheid ........................................................................................................................ 13 1.5

    Winnaarsmentaliteit .............................................................................................................. 14 1.6

    ActionType Benadering (ATB) ....................................................................................................... 15 2

    Wat? ...................................................................................................................................... 15 2.1

    Brengt het handelen van de sporter samen met zijn persoon en behoeftes ................. 15 2.1.1

    Verbindt de sporters met wie ze innerlijk zijn, met hun zingeving en identiteit ............ 15 2.1.2

    Een totaalbenadering die het individueel cognitieve emotionele/mentale en motorische 2.1.3

    verbindt. 16

    Hoe werkt de ATB? ................................................................................................................ 16 2.2

    Voorkeuren en vaardigheden ........................................................................................ 16 2.2.1

    Indeling volgens de voorkeuren ..................................................................................... 17 2.2.2

    In kaart brengen van voorkeuren .................................................................................. 18 2.2.3

    2.2.3.1 Op het veld: waarnemen ........................................................................................... 19

    2.2.3.2 Naast het veld: praten ............................................................................................... 19

    De 16 profielen en 4 temperamenten ................................................................................... 19 2.3

  • Coaching op maat van de 4 temperamenten ........................................................................ 21 2.4

    Motiveren van jeugdspelers .......................................................................................................... 22 3

    Inleiding ................................................................................................................................. 22 3.1

    Verschillende soorten motivatie: Motivatie of moetivatie? ................................................. 22 3.2

    Intrinsieke motivatie ...................................................................................................... 22 3.2.1

    Extrinsieke motivatie ..................................................................................................... 23 3.2.2

    3.2.2.1 Externe regulatie ....................................................................................................... 23

    3.2.2.2 Gentrojecteerde regulatie ........................................................................................ 23

    3.2.2.3 Gedentificeerde regulatie......................................................................................... 23

    Situering in het schema van Deci en Ryan ..................................................................... 24 3.2.3

    Toegepast voorbeeld ..................................................................................................... 24 3.2.4

    Kwaliteit van motivatie .......................................................................................................... 25 3.3

    Kwaliteit van de autonome vormen .............................................................................. 25 3.3.1

    Kwaliteit van de gecontroleerde vormen ...................................................................... 25 3.3.2

    De rol van de coach ............................................................................................................... 25 3.4

    Het ABC - klimaat .......................................................................................................... 25 3.4.1

    Tips voor de trainer ........................................................................................................ 26 3.4.2

    3.4.2.1 Op vlak van autonomie.............................................................................................. 26

    3.4.2.2 Op vlak van verbondenheid....................................................................................... 26

    3.4.2.3 Op vlak van competentie........................................................................................... 26

    Besluit ............................................................................................................................ 27 3.4.1

    Doelorintatie ....................................................................................................................... 28 3.5

    Taakorintatie ............................................................................................................... 28 3.5.1

    Competitie ego orintatie ........................................................................................ 28 3.5.2

    Vergelijking taak- en competitie-ego-orintatie ........................................................... 29 3.5.3

    Invloed van doelorintatie op het ABC - klimaat ........................................................... 29 3.5.4

    Streef en vermijdorentatie ......................................................................................... 29 3.5.5

    Feedback ....................................................................................................................................... 31 4

    Verschillende mindsets ......................................................................................................... 31 4.1

    Fixed mindset ................................................................................................................. 31 4.1.1

    Growth mindset ............................................................................................................. 31 4.1.2

    Kan men van mindset veranderen? ............................................................................... 33 4.1.3

    Verband met motivatie en doelorintatie ..................................................................... 33 4.1.4

    Soorten feedback .................................................................................................................. 33 4.2

  • Is positief coachen altijd positief voor het kind? ........................................................... 33 4.2.1

    Komen tot veranderingsgerichte feedback ................................................................... 33 4.2.2

    4.2.2.1 Twee vormen van positieve feedback ....................................................................... 34

    4.2.2.2 Provocatief coachen .................................................................................................. 34

    4.2.2.3 Feedback gekoppeld aan targets ............................................................................... 35

    Rol van de ouders .................................................................................................................. 36 4.3

    Hoe leren jeugdvoetballers het best? ........................................................................................... 37 5

    Neurologische verklaring ....................................................................................................... 37 5.1

    Differentieel leren ................................................................................................................. 37 5.2

    Traditioneel leren .......................................................................................................... 37 5.2.1

    Differentieel trainen ...................................................................................................... 37 5.2.2

    Differentieel leren in de praktijk .................................................................................... 38 5.2.3

    Waarnemen van ruimtes ....................................................................................................... 38 5.3

    Besluit ............................................................................................................................................ 39 6

    Bibliografie .................................................................................................................................... 40 7

    Boeken ................................................................................................................................... 40 7.1

    Internet .................................................................................................................................. 40 7.2

  • Inleiding 6

    Inleiding

    Uit onderzoek blijkt dat bij 2/3 van de jeugdvoetballers de zin weg is en men uit het voetbal stapt

    voor zn 18de. Het zogenaamde drop out effect.

    Een jeugdspeler kan zich niet aan de regels houden. Hij heeft moeite met iedere vorm van

    autoriteit. Hij heeft zo een negatieve invloed op de groep.

    Een keeper maakt een grote blunder, hij laat een terugspeelbal onder zn voet in het doel lopen. Bij

    volgende gelijkaardige fases heeft hij een hele grote angst voor een gelijkaardige blunder.

    Bovenstaande voorbeelden zijn slechts een greep uit verscheidene mentale problemen die

    frequent voorkomen in het jeugdvoetbal. Het opleiden van jonge voetballers bestaat uit 4 facetten.

    Men kan focussen op het technische, tactische, fysische en mentale aspect. Voorlopig is echter het

    mentale gedeelte veelal braakliggend terrein. Vreemd, want de mentale sterkte is net de rode draad

    voor het presteren op technisch, tactisch en fysisch vlak. Wanneer men mentaal sterker staat, haalt

    men meer uit zichzelf.

    Men moet als trainer verder durven te gaan dan enkel zich te beperken tot het fysieke, tactische en

    technische. Opleiders moeten hun spelers en hun voorkeuren en behoeftes in kaart brengen. Zo

    kunnen ze hen beter begrijpen. In dit werk worden mentale profielen en natuurlijke voorkeuren

    besproken. Doordat een coach zich er bewust van zal zijn dat verschillende profielen bestaan en zo

    zijn spelers meer probeert te begrijpen, kan hij meer streven naar maatwerk. Een trainer zal zo meer

    zicht hebben op het gedrag van de speler in de toekomst en zal daarmee rekening kunnen houden in

    zijn coaching in begeleiding. Met andere woorden, maatwerk op het niveau van het individu!

    De beste coaches begrijpen dat hun echte rol niet primair het doceren van stof is maar het

    aansluiten bij hoe het leren en presteren voor de sporter werkt.

    Later in dit werk wordt ook nog aandacht besteed aan het motiveren van jeugdspelers. De

    verschillende soorten motivatie worden besproken en hoe deze geprikkeld kunnen worden. Hier zal

    de communicatie en feedback een belangrijke rol in spelen.

    Ten slotte wordt er een stukje toegewijd aan hoe jeugdspelers nu het duurzaamst gaan leren. De

    traditionele werking wordt vergeleken met de differentile.

    In het braakliggend terrein heersen er nog veel misvattingen over het mentale gedeelte van een

    voetballer. Enkele voorbeelden:

    - Eens een rot karakter, altijd een rot karakter.

    - Mentale training is een tovertruc waardoor je plots van de ene op de andere dag veel beter

    zal presteren.

    - Mentale begeleiding moet alleen wanneer een jeugdspeler effectief problemen heeft.

    - Mentale begeleiding is het bijbrengen van de laatste 5% van de kwaliteit van de spelers.

    - Spelers met mentale problemen komen in het voetbal maar weinig voor. En als ze

    voorkomen, horen ze niet in het voetbal thuis.

    - Een goede mentaliteit en mentale vaardigheden heb je van nature. Met andere woorden:

    mentale vaardigheden zijn niet te trainen.

  • Inleiding 7

    Ik hoop dat de lezer van dit werk achteraf kan terugblikken en deze bovenstaande stellingen kan

    weerleggen.

    Opmerking: In dit werk wordt er soms geschreven in de 3de persoon enkelvoud (hij), waarmee ik

    absoluut geen meisjes in het jeugdvoetbal wil uitsluiten of discrimineren. Dit ontstond enkel uit

    praktische overwegingen. Wanneer er een hij voorkomt, mag er ook een zij gelezen worden.

  • Waaruit bestaat een mentaal profiel? 8

    Waaruit bestaat een mentaal profiel? 1

    Spelers die sterk willen presteren moeten op verschillende mentale aspecten stevig in hun schoenen

    staan. Hieronder worden de verschillende items besproken waarover een sterk mentaal profiel zou

    moeten beschikken.

    Concentratie 1.1

    Inleiding 1.1.1

    Voetbal is een sport die veel

    concentratievermogen vergt van spelers. Het

    spelletje blijft geen seconde hetzelfde en

    posities worden constant gewijzigd. Een speler

    moet in elke nieuwe situatie informatie

    verzamelen op dewelke hij zijn keuzes en

    beslissingen kan baseren. Doorheen deze

    transferwet (van waarnemen tot beslissen naar

    uitvoeren) moet men ook nog bestand zijn tegen

    de verschillende afleiders (scheidsrechterlijke

    beslissingen, roepende supporters,

    tegenstrevers,).

    Toch valt Let toch eens op, jongen, wordt

    wakker, vaak gehoord op het voetbalveld.

    Spelers hebben dus moeite met concentratie.

    Wat? 1.1.2

    Concentratie is een toestand die plaats vindt in het hier en nu. Een jeugdspeler kan in concentratie

    komen door zn aandacht te richten, door zich te focussen. Hij kan kiezen op welk aspect hij zich gaat

    focussen: op de bal, op zn tegenstander, op het publiek of op een ruzie met de coach tijdens de

    afgelopen training.

    De aandacht richten op n welbepaald aspect is dus niet eenvoudig. Hieronder volgen drie

    kenmerken van aandacht en de moeilijkheden die ondervonden kunnen worden.

    1.1.2.1 Selectieve aandacht

    Een speler wordt doorheen de wedstrijd overladen met informatie. Op het moment zelf moet hij een

    onderscheid maken in de informatie die voor hem op dat moment belangrijk of niet-belangrijk is.

    Bijvoorbeeld bij het nemen van een vrije trap moet een speler zijn aandacht selectief richten op de

    positie van het muurtje en keeper. Andere niet belangrijke zaken als gedachten, geroep, gevoelens,

    moeten achterwege blijven.

    Figuur 1

  • Waaruit bestaat een mentaal profiel? 9

    1.1.2.2 Beperkte aandachtscapaciteit

    Jeugdvoetbalspelers hebben een beperkte capaciteit om de aandacht te richten. De capaciteit is

    afhankelijk van het type activiteit en van de mentale of fysieke vermoeidheid. Wanneer het

    vermogen op is om de aandacht te richten, heeft dit een negatieve invloed op de voetbalprestaties

    op het veld.

    Bij het verwerken van informatie zijn wij ook afhankelijk van ons geheugen. Dat bestaat uit een

    werkgeheugen en een langetermijngeheugen met een grotere opslagruimte. Het werkgeheugen zal

    tijdens een training of wedstrijd de desbetreffende waargenomen aspecten ordenen en structureren.

    De speler zal zijn langetermijngeheugen raadplegen om te checken of hij zijn waarnemingen herkent,

    of hij al eerder geconfronteerd werd met dergelijke situaties en hoe hij dan vervolgens moet

    handelen. Wanneer een speler reeds meerdere malen in aanraking is geweest met een

    desbetreffende spelsituatie, kan hij zijn beslissingen en keuzes sneller en met minder energie

    oproepen. (Hier wordt nog dieper over uitgebreid in 5.1: De neurologische verklaring voor het

    oppikken van informatie)

    1.1.2.3 De richting en de breedte van de aandacht

    Bij het richten van de aandacht worden twee dimensies onderscheiden: de richting (intern extern)

    en de breedte (smal breed). Zij worden hieronder meer verduidelijkt.

    De richting van de aandacht

    Intern Extern - Aandacht op zichzelf gericht - Bewust van zijn gedachten, ervaart meer

    gevoelens en lichaamsbelevingen, staat stil bij energieniveau

    - Denkt eerst alvorens te reageren, zal daarna opnieuw denken

    - Introverte voorkeur (zie later in dit werk)

    - Aandacht op de buitenwereld - Let op gebeurtenissen in omgeving

    waarin hij actief is, de speler observeert goed

    - Reageert eerst alvorens te denken, Eerst zien, dan geloven

    - Extraverte voorkeur (zie later in dit werk)

    De breedte van de aandacht

    Smal Breed - Aandacht op het waarnemen van details

    en feiten, meer op onderdelen dan op het totaalbeeld

    - Wil alles weten - Planmatige judging - voorkeur van een

    speler (zie later in dit werk)

    - Aandacht gericht op het totaalbeeld, grote verbanden en de toekomst, details worden vermeden

    - Verandering is een uitdaging met nieuwe mogelijkheden en kansen

    - Flexibele perceiving voorkeur (zie later in dit werk)

    Door de twee dimensies te combineren worden er vier aandachtsstijlen verkregen:

    - Intern smal

    - Intern breed

    - Extern smal

    - Extern breed

  • Waaruit bestaat een mentaal profiel? 10

    In een wedstrijd moet een speler regelmatig switchen van aandachtsstijl. Hij kiest dan de

    desbetreffende stijl die op dat moment het meest geschikt is. Weliswaar heeft iedere speler een

    voorkeur voor een welbepaalde stijl (basisstijl). Wanneer er echter voortdurend en alleen gebruik

    wordt gemaakt van een aandachtsstijl kan er mentale overbelasting ontstaan. Om die overbelasting

    tegen te gaan kan men gebruik maken van een stijl tegenovergesteld aan de basisstijl. Wanneer het

    spel stil ligt kan zon verdediger met een extern smalle basisaandachtsstijl zich ontspannen door

    zijn aandacht te richten op zijn gedachten en gevoelens (intern breed).

    Een trainer kan in de praktijk zorgen dat het gebruik van de aandachtsstijlen afgewisseld worden op

    training. Zo moet er tijdens een positiespel vooral gebruik gemaakt worden van een intern breed te

    richten, de speler moet overzicht hebben en het geheel zien en hij moet voortdurend keuzes maken.

    Terwijl er bij een afwerkoefening vooral gefocust moet worden met een extern smalle

    aandachtsstijl. Er moet vooral gelet worden op de bal en het gevoel in de wreeftrap.

    1.1.2.4 Voorbeelden toegepast op aandachtsstijlen

    Om de aandachtsstijlen nog wat te verduidelijken worden hieronder enkele voorbeelden besproken:

    In klassieke pass en trapvormen waarbij er van potje naar potje gespeeld moet worden is vooral de

    extern smalle aandachtsstijl van belang. Spelers moeten weinig nadenken. Wanneer we echter de

    potjes wegnemen (zodoende moeten de spelers zelf hun positie aanpassen) en eventuele

    keuzemogelijkheden gaan integreren in de vorm wordt deze al complexer. De spelers zullen meer

    moeten nadenken en zullen zich moeten focussen met de extern brede aandachtsstijl. Spelers

    zullen de posities van de medespelers moeten waarnemen, kijken waar de ruimte is en afhankelijk

    daarvan keuzes maken.

    Wanneer een speler constant slaapt in de duels, kan dit voor hem een actiepunt in zijn persoonlijk

    ontwikkelingsplan zijn. De speler moet weerbaarder zijn, en gebrand zijn voor hij het duel ingaat om

    het te winnen. Men kan bijvoorbeeld afspreken met de speler wanneer hij een duel ingaat, dat er

    n specifiek woord STEVIG gecoacht wordt, zodat hij meteen wakker geschud wordt en zijn

    aandachtsstijl intern smal gefocust kan worden. Enerzijds is duelling een technisch/fysiek gegeven,

    waar de verantwoordelijkheid niet altijd 100% bij de speler ligt, maar anderzijds gaat het bij duelling

    grotendeels ook over het mentale gegeven (het al dan niet in duel durven gaan).

    Een laatste voorbeeld is wanneer er gespeeld wordt in de zwakke zone van de tegenpartij. De nieuwe

    flankspeler bij de flankwissel moet in deze situatie kunnen omschakelen, kijken hoe hij zijn positie

    moet aanpassen in functie van de bal, in functie van de positie van zn eigen asspelers en in functie

    van de positie van zijn directe tegenstander. Hij moet zijn eigen positie aanpassen naar het

    totaalbeeld: intern breed. De nieuwe flankspeler moet laag komen, aanspeelbaar zijn, maar vaak

    zal men zien dat deze hoog blijft in zijn oorspronkelijke positie. Dit gegeven heeft weliswaar ook

    deels met tactische vaardigheden en spelinzicht te maken, maar wanneer de nieuwe flankspeler

    staat te slapen of niet goed in zn vel zit en de bal niet durft te vragen, heeft dit wel duidelijk met

    mentale vaardigheden te maken!

  • Waaruit bestaat een mentaal profiel? 11

    Afleiders 1.1.3

    Spelers worden afgeleid door verschillende factoren die zowel sportief als niet sportief kunnen zijn.

    Afleiders hebben een negatieve invloed op de taak zelf. Afleiders binnen de sport worden hieronder

    geschetst in cirkels. De middenste cirkel is de eigenlijke taak, de sportprestatie zelf. Hoe verder men

    zich begeeft in de figuur, hoe verder men zich bevindt van de middenste cirkel, hoe minder

    concentratie er is voor de eigenlijke taak en dus hoe groter de negatieve invloed op de prestatie.

    1. Eigenlijke taak, sportprestatie

    2. Directe afleidingen, de omgeving: Het zijn afleiders die het dichtst staan bij de sportprestatie

    van de speler. Bijvoorbeeld: Teamgenoten, publiek, tegenstanders, scheidsrechter, weer,

    vermoeidheid,

    3. Dwingende gedachten: De speler is zijn eigen prestatie aan het beoordelen. Hij stelt voor

    zichzelf hoge eisen, die bijna strevend zijn naar perfectie. Hierbij volgt misschien meteen ook

    innerlijke negatieve zelfkritiek.

    4. Denken aan het eindresultaat, slagen of falen: Spelers denken aan dreigend verlies of

    nakende overwinning. De gedachten en gevoelens die ervaren worden, gaan ten koste aan

    het eigen spel.

    5. Gevolgen van het eindresultaat: Men vraagt zich misschien wat de meningen en commentaar

    zullen zijn van de trainers, ouders,

    6. Zingevingsvraag: Men is het verst verwijderd van de uit te voeren taak. De speler wordt hier

    afgeleid door vragen als Wat doe ik hier? of Wil ik nog wel blijven voetballen?

    Figuur 2

  • Waaruit bestaat een mentaal profiel? 12

    Motivatie 1.2

    Motivatie is grotendeels aangeboren. De zogeheten motivationele waarden vormen de rode draad

    doorheen presteren. Het zijn vaststaande karakterkenmerken en aangeboren eigenschappen die je

    drijfveer zijn om doelen te bereiken. De drijfveer, maar ook het plezier, om verschillende

    spelsituaties van jezelf te analyseren, jezelf steeds in vraag stellen, spelsituaties te vertalen in enkele

    werkpunten en er vervolgens extra aandacht aan besteden. Want daar gaat het net over: Willen

    beter worden.

    Het wordt ook wel gedefinieerd als de betrokkenheid, verbondenheid en overtuiging van een speler

    om zijn individuele en teamdoelen te willen nastreven. We onderscheiden verschillende vormen van

    motivatie. Ik verwijs u graag door naar enkele hoofdstukken verder in mijn werk: Motiveren van

    jeugdspelers. Dit item wordt bewust in een afgezonderd hoofdstuk besproken.

    Zelfvertrouwen 1.3

    We zien vaak een gebrek aan initiatief bij jeugdvoetballers. Een flankverdediger krijgt de bal

    ingespeeld van de keeper maar durft niet door te draaien. Hij kaatst terug op de keeper, waarop er

    veelal een doelloze lange bal volgt.

    Spelers zonder zelfvertrouwen redeneren als volgt: Als ik geen risico in mijn spel leg, kan ik ook niet

    missen. Misschien vreest de desbetreffende speler wel een preek van de trainer wanneer hij in de

    fout zou gaan, terwijl hij net zijn eigen grenzen moet verleggen en durven initiatief te nemen. Als

    iedereen zo zou redeneren, dan krijgen we een team met een echte laisser faire, laisser passer

    gedachte. Een voetbalspel dat niemand wil aanschouwen, waar jeugdvoetballers geen geleerde

    zaken willen uitproberen. Een voetbalspel dat voor de spelers geen plezier is, maar eerder een

    gegeven van stress, faalangst en dergelijke.

    Een gebrek aan zelfvertrouwen leidt veelal tot een gebrek aan creativiteit. Een timide persoon, die

    aan zichzelf twijfelt, zal weinig creativiteit en aldus risico in zijn spel durven leggen.

    Zelfvertrouwen kan men echter ook in een positieve houding van zich afstralen. Een aanvaller kan vol

    overtuiging, assertiviteit en snelheid dribbelen naar zijn tegenstander in een 1vs1 situatie. De

    gedachte Ik ga u hier passeren moet door zijn hoofd spoken.

  • Waaruit bestaat een mentaal profiel? 13

    Teamgeest 1.4

    Voorbeeld: Een speler kiest bewust voor de soloactie terwijl er 3 medespelers vrij staan en een pass

    veel effectiever zou zijn. Hij heeft geen voeling voor het collectief gebeuren.

    Spelers kunnen individualistisch gericht zijn en binnen het teamgebeuren enkel aan hun eigen

    individu denken. Bij de hele kleinste jeugdvoetballers (U5,U6,U7) is dit typerend vanuit hun nature.

    Zij zijn nog niet rijp om te denken in functie van het collectief en zijn medespelers. Deze spelertjes

    denken enkel aan ik en de bal. Individualistische spelers gaan ook minder andere medespelers gaan

    coachen. Dit kan ook echter te maken hebben met het timide zijn al dan niet, introvert of extravert,

    Weerbaarheid 1.5

    Een speler zit niet in de wedstrijd omdat hij daarnet zich een doelpunt te verwijten heeft. Hij denkt

    nog teveel aan de vorige fase en heeft zo angst bij ieder balcontact. Een andere speler kreeg daarnet

    enkele negatieve opmerkingen van de supporters en is hij onvoldoende weerbaar om dit te

    weerleggen. Het zijn slechts enkele voorbeelden,

    Jeugdvoetbalspelers komen veel in contact met situaties die emoties oproepen zoals winst of verlies,

    individuele tegenslagen, een slechte pass, een onverwachte achterstand In dergelijke situaties

    moet men mentaal sterk staan. Een grote mentale weerbaarheid stelt de speler in staat onder alle

    omstandigheden optimaal gebruik te maken van al zijn vaardigheden, zonder daarbij te worden

    afgeleid door negatieve gevoelens (faalangst, schrik,), storende gedachten en negatieve invloeden

    uit de omgeving.

    Figuur 3

  • Waaruit bestaat een mentaal profiel? 14

    Winnaarsmentaliteit 1.6

    Trainers kunnen de winnaarsmentaliteit

    prikkelen door op trainingsniveau

    bijvoorbeeld een situatie in een

    wedstrijdvorm creren waarbij we zeggen

    dat er nog maar 2 minuten te spelen valt.

    Men kan meteen de echte winnaars eruit

    halen. Stel dat de stand 7-8 is, gaan

    sommigen bij het verliezende team de

    spelers gaan aanmoedigen. Spelers die

    anderen voortdurend gaan coachen ,die

    willen winnen, en zich ook zo extravert

    gaan uiten. Bij datzelfde team kunnen we

    evengoed spelers vinden, die er ook

    absoluut alles aan zullen doen om het

    wedstrijdmoment nog te winnen, maar

    zich introvert houden. Zij voelen geen

    drang om hun wil om te winnen naar

    buiten te brengen.

    Wanneer de drang om te winnen zo groot is en men uiteindelijk toch verliest, dan is dit soms moeilijk

    te aanvaarden. De drang mag echter wel niet in het ziekelijke overgaan. Spelers moeten zichzelf

    onder controle kunnen houden en rationeel blijven nadenken. Jeugdvoetballers gaan soms zo

    excuses zoeken en de essentie uit het oog verliezen. Verliezers zoeken excuses, winnaars hebben

    een plan.

    Figuur 4

  • ActionType Benadering 15

    ActionType Benadering (ATB) 2

    Wat? 2.1

    Brengt het handelen van de sporter samen met zijn persoon en 2.1.1

    behoeftes

    Talent betekent dat je in staat bent succes te halen in een specifieke beweging, actie, moment, Je

    bent in staat om te slagen. De ingesteldheid, attitude bepaalt of je zult slagen. Van jongs af aan

    moeten trainers de ingesteldheid, attitude kunnen benvloeden van de speler wanneer het misloopt.

    Men verwacht dat spelers zo maximaal mogelijk informatie oppikken, leren, waarnemen, juiste

    keuzes maken, En een trainer probeert zn spelers zo goed mogelijk te coachen, maar ieder individu

    heeft een verschillende persoonlijkheid. Door het begrijpen van onze doelgroep en respecteren van

    hun eigenheid proberen we een vertrouwensrelatie op te bouwen. Communicatie tussen speler en

    coach is ontzettend belangrijk. Voor de coach kan het zo interessant zijn om een concreet beeld te

    schetsen over de persoonlijkheden van zn spelers. Trainers kunnen dan gebruik maken van dat

    beeld, profiel om zijn speler het best te gaan coachen of benaderen en om te weten hoe hij die

    speler het best kan prikkelen. Een trainer probeert zo zijn stijl aan te passen aan het individu. Een

    coachingsstijl kan men niet veralgemenen, want ieder persoon in het team is anders, verschillend,

    geen one size fits all, eenzelfde benadering voor iedereen, maar werkelijk maatwerk op de unieke

    eigenschappen van de speler zlf. De speler staat centraal. Zestien spelers zijn zestien verscheidene

    persoonlijkheden die verschillende behoeftes hebben, verschillend reageren op wedstrijdsituaties

    (stress, timide,), die een andere leeromgeving nodig hebben (fun elementen, competitiedrang. Zo

    kan een trainer elke speler op die verschillende manier gaan benaderen.

    Verbindt de sporters met wie ze innerlijk zijn, met hun zingeving en 2.1.2

    identiteit

    Gericht coachen is een wisselwerking tussen enerzijds de coaching van de trainer aanpassen aan het

    individu, volgens de ATB, en anderzijds de eigen waarden en normen en de eigen authenticiteit

    bewaren. Een trainer moet zich voortdurend in vraag durven te stellen, kritisch zijn t.o.v. zichzelf.

    Reflecteren, analyseren, reflecteren, Het zijn woorden die hoog in het vaandel gedragen moeten

    worden.

    ATB is absoluut geen heilige Bijbel of exacte wetenschap. Het biedt slechts inzicht ter ondersteuning

    van de sporter en de coach om een allerbeste samenwerking te ontwikkelen en zo het maximale uit

    de wisselwerking te halen. De sporter krijgt niet wat hij wil, maar wat hij nodig heeft om naar zijn

    volgende niveau door te groeien.

  • ActionType Benadering 16

    Een totaalbenadering die het individueel cognitieve 2.1.3

    emotionele/mentale en motorische verbindt.

    ATB zet in op het ganse plaatje. Er wordt een verbinding tussen het cognitieve - emotionele

    (=mentale) en het motorische gemaakt. Wanneer men in een bepaalde beweging niet slaagt, wordt

    er ingezet op het mentale aspect. Lijdt de beweging onder externe omstandigheden? Stress, gebrek

    aan zelfvertrouwen,? Daarnaast zijn er ook de motorische verklaringen, analyseren van de eigen

    motoriek, fouten analyseren en eruit leren,

    Doelstellingen van de ATB:

    Bewustwording van sterktes en valkuilen

    Effectieve communicatie in team, grondige uitwerking van eigen coaching stijl

    Spelers beter inschatten en je stijl i.f.v. hun persoonlijkheid aanpassen, effectief coachen op

    maat van het individu

    Hoe werkt de ATB? 2.2

    Voorkeuren en vaardigheden 2.2.1

    Voorkeuren worden vaak verward met vaardigheden.

    Mensen en dus ook spelers verschillen in alle facetten van hun eigenheid. De ene speler is eerder een

    passer, de andere speler gaat graag het 1vs1 - duel opzoeken en is eerder een dribbelaar. Spelers

    hebben dus hun natuurlijke fysieke voorkeur.

    Die voorkeuren zijn er ook op psychologisch vlak: De ene speler is heel extravert in de groep en heeft

    graag de aandacht op zich. Hij denkt nooit na voor hij actie onderneemt en is heel sociaal in omgang.

    Dit terwijl een ploegmaat het niet leuk vindt om in de spotlights te staan, altijd eerst eens nadenkt

    voor hij actie onderneemt en niet zo sociaal is in omgang.

    Persoonlijke voorkeuren zijn dus gedragspatronen die het beste passen bij een speler. Het zijn

    gedragingen die minder moeite kosten en gemakkelijker uit te voeren zijn en natuurlijk aanvoelen.

    Wanneer een persoon zijn handtekening moet uitvoeren met zijn dominante hand voelt dat heel

    natuurlijk aan en lukt dit bijna automatisch. Echter, als die persoon zn handtekening moet plaatsen

    met zijn niet dominante hand voelt dit heel onnatuurlijk aan en ondervindt hij heel veel

    moeilijkheden. Hij moet er extra over nadenken hoe hij zn handtekening moet neerpennen.

    Vaardigheden staan los van een natuurlijke oorsprong. We kunnen slagen in vaardigheden wanneer

    we een bepaalde handeling (technisch tactisch fysisch), maar ook denkwijze (mentaal bv.

    denkoefeningen, ademhalingsoefeningen) frequent gaan herhalen. Het individu heeft dus meer vat

    op zijn vaardigheden dan op zijn voorkeuren. In die zin zijn vaardigheden flexibeler. De interesse van

    een persoon (wegens andere omstandigheden, behoeften,) in bepaalde vaardigheden kan plots

    sterk wijzigen in ons leven, het ene moment gaan we ons concentreren op het ene gebied, het

    andere moment op een andere vaardigheidstak. Vaardigheden die aanleunen bij onze voorkeurskant

    zijn natuurlijk, efficint, geven een energie-gevoel. Wanneer ze echter gekoppeld zijn aan een

    vreemde wereld zijn ze voor ons onnatuurlijk. Als er getraind wordt in dit laatste gebied veroorzaakt

    dit irritatie, vermoeidheid, weinig sportplezier, crisissen, dipjes,

  • ActionType Benadering 17

    Indeling volgens de voorkeuren 2.2.2

    Om onze spelers te kunnen indelen volgens n welbepaald mentaal profiel probeert men ze te

    schetsen op onderstaande vier schalen die hun levenshouding en gedragsstijl situeert:

    Energie Hoe komt iemand aan zijn energie?

    Informatie Waaraan wordt aandacht besteed als iemand informatie verzamelt?

    Beslissingen Hoe neemt iemand beslissingen?

    Levensstijl Hoe wil iemand zijn leven leiden?

    Voor iedere schaal hebben we telkens twee uitersten, ze worden beschreven in onderstaande tabel.

    Het is de bedoeling dat de speler zlf zijn voorkeursdimensie voor iedere schaal zal bepalen. Zo

    ontstaat er een combinatie van 4 opeenvolgende letters. Er zijn in totaal dus 16 mogelijkheden, 16

    persoonlijkheden (profielen).

    Energie - schaal

    Extraverte speler (E) Introverte speler (I)

    - Focus op de buitenwereld - Reageert zonder lang na te denken - Is spontaan en enthousiast - Heeft aandacht voor contact met anderen - Legt gemakkelijk contact met anderen - Staat graag op de voorgrond - Leert het beste door samen actief bezig te

    zijn - Geeft de voorkeur aan de volgorde doen

    denken - doen

    - Richt zijn aandacht op innerlijke belevingen

    - Denkt na voordat hij reageert - Hoeft niet op de voorgrond te staan - Heeft aandacht voor zijn eigen ideen - Krijg je aan de praat door vragen te

    stellen - Is rustig en kan zich terugtrekken - Leert het beste door erover na te

    denken - Geeft de voorkeur aan de volgorde

    denken doen - denken

    Informatie - schaal

    Sensing (S) Op het hier en nu gerichte speler Intutief (N) Op de toekomst gerichte speler

    - Ontvangt het liefst informatie die feitelijk en praktisch is

    - Wil graag concrete opdrachten met details - Is vooral gericht op successen in het heden - Is praktisch ingesteld - Legt de nadruk op bestaande

    vaardigheden - Wil weten waar hij aan toe is - Geeft de voorkeur aan de volgorde feiten

    overzicht feiten

    - Ontvangt het liefst informatie die gericht is op mogelijkheden

    - Is genteresseerd in visie en mogelijkheden

    - Is vooral gericht op uitdagingen in de toekomst

    - Is theoretisch ingesteld - Legt de nadruk op nieuwe vaardigheden - Houdt van originaliteit - Geeft de voorkeur aan de volgorde

    overzicht feiten overzicht

    Beslissingen - schaal

  • ActionType Benadering 18

    Thinking (T) logische speler Feeling (F)

    - Is kristisch en objectief - Houdt van oorzaak gevolgredeneringen - Neemt beslissingen die gebaseerd zijn op

    objectiviteit, logica en analyse - Vindt sfeer minder belangrijk - Vindt redelijkheid belangrijk - Wil graag voor- en nadelen weten - Geeft en krijgt graag kritiek - Houdt niet van emotionele problemen - Geeft de voorkeur aan de volgorde

    objectiviteit beleving objectiviteit

    - Is meevoelend en vriendelijk - Houdt van persoonlijke waarden - Neemt beslissingen die gebaseerd zijn

    op persoonlijke waarden - Vindt sfeer belangrijk - Vindt tactvol zijn belangrijk - Wil graag de steun van anderen - Geeft en krijgt graag complimenten - Houdt niet van te veel logica - Heeft de voorkeur voor de volgorde

    beleving objectiviteit - beleving

    Levensstijl - schaal

    Judging (J) planmatige speler Perceiving (P) flexibele speler

    - Houdt van een geplande en geordende levensstijl

    - Wil van tevoren weten wat hij kan verwachten

    - Wil regelen en weten waar hij aan toe is - Wil structuur en organiseert nauwgezet - Wil vastigheid en houdt zich aan de regels - Kondigt een beslissing aan als definitief - Krijgt graag de oefenstof stap voor stap

    aangereikt - Heeft moeite met onverwachte tactische

    veranderingen - Heeft de voorkeur voor de volgorde

    planning verandering planning

    - Houdt van flexibele en spontane levensstijl

    - Haalt energie uit het op zich af laten komen

    - Wil zich aanpassen en houdt van tijdelijkheid

    - Wil geen schemas en deadlines - Wil soepelheid en kan van de regels

    afwijken - Heeft tijd nodig om tot een beslissing te

    komen - Staat in de oefenstof open voor nieuwe

    informatie - Kan zich gemakkelijk aanpassen aan

    onverwachte veranderingen - Heeft de voorkeur voor de volgorde

    verandering planning - verandering

    In kaart brengen van voorkeuren 2.2.3

    Om het Action Type te benaderen laten we de speler zlf zijn voorkeuren benaderen. Toch volgt er

    hier een woordje uitbreiding over hoe een trainer de voorkeuren van zn spelers in kaart kan

    brengen.

    In kaart (TECH, TACT, FYS, MENT) brengen van de capaciteiten van een speler is als coach het

    moeilijkste. Trainers moeten vaker observeren. Men is meestal constant bezig met de

    trainingsopbouw, coaching, omstandigheden creren om de doelstellingen halen, aanpassen, in het

    trainingsmoment zelf, en zo wordt het observeren vaak verwaarloosd. Hoe goed slagen mijn

    spelers nu in mijn doelstellingen? Begrijpen ze het voetbalverhaal op technisch/tactisch vlak? Hoe

    reageren ze en gedragen ze zich op mentaal vlak? Een geslaagde inhoudelijke training geven volgens

    een thema is n, informatie er uit halen voor de analyse en evaluatie is twee. Videoanalyse kan

    hierin een heel groot hulpmiddel zijn.

  • ActionType Benadering 19

    Een trainer kan verschillende manieren gebruiken om de capaciteiten van zn spelers in kaart te

    brengen:

    2.2.3.1 Op het veld: waarnemen

    Hoe snel pikken spelers informatie op? Wat zijn hun reacties op aanwijzingen van de trainer? Gaan ze

    elkaar onderling gaan coachen?

    2.2.3.2 Naast het veld: praten

    1. Speler zlf bevragen: Hoe voelt hij zich op het veld? Wat vindt hij van de trainingen (kan hij

    de informatie goed oppikken?) Waar heeft hij moeite? Heeft hij schrik voor iets?

    2. Polsen bij ouders hoe de thuissituatie is, hoe het kind zich gedraagt op school, Het

    befaamde 5 minuten gesprek. Dit is een perfecte methode om de levensstijl van de speler

    te achterhalen. Vaak heeft een trainer hier immers geen zicht op.

    De 16 profielen en 4 temperamenten 2.3

    Zoals eerder vermeld onderscheiden we 16 Action Types. In onderstaande tabel worden ze

    vernoemd. De 16 Action Types worden gegroepeerd in 4 temperamenten. De link over ActionTypes

    in de bibliografie verwijst naar een overzicht waar alle types beschreven worden.

    SP SJ NF NT

    ISFP Componist

    ISFJ Loyalist

    INFJ Raadgever

    INTJ Mastermind

    ISTP Ambachtsman

    ISTJ Plichtvervuller

    INFP Heler

    INTP Architect

    ESTP Promotor

    ESTJ Supervisor

    ENFP Motivator

    ENTP Uitvinder

    ESFP

    Entertainer ESFJ

    Facilitator

    ENFJ Leraar

    ENTJ Veldheer

    Volgens de kenmerkende letters ST, SF, NF, NT onderscheiden we 4 grote categorien,

    temperamenten. Zij worden in onderstaande tabel beschreven, er wordt eveneens vermeld hoe

    trainers hen moeten coachen:

  • ActionType Benadering 20

    Bewakers (SJ) Vaklui (SP)

    Sterktes Valkuilen Sterktes Valkuilen

    - Harde werkers, trainingsbeesten, grote inzet

    - Verkiezen duidelijke structuur op training, weten graag vooraf oefeningen en hun taken

    - Oefenen graag techniek tot ze het volledig onder de knie hebben

    - Oog voor precisie, afwerkers - Controleren graag of men zijn

    taak nakomt - Goed in organisatie, planning

    en controle

    - Houden niet zo van variatie - Vanuit perfectionisme:

    gevoelig voor faalangst - Kunnen moeilijk om met

    verrassingen of onverwachte omstandigheden

    - Frustratie indien groepsbelang en afspraken niet nageleefd worden

    - Goed in problemen oplossen op het moment zelf

    - Kunnen goed met druk om - Willen het verschil maken - Maken gemakkelijk contact

    met anderen, spontaan - Brengen plezier en energie op

    training - Zijn bereid de regels wat om te

    buigen om resultaat te behalen (onderhandelaars)

    - Weten de tegenstander te verrassen

    - Zijn sterker in korte, competitieve opdrachten dan in langdradige, routineachtige opdrachten

    - Haken af bij te lange uitleg - Wachten soms te lang om te

    beslissen - Testen grenzen bij trainer - Zetten niet altijd puntjes op de

    i, minder precisie

    Rationalisten (NT) Idealisten (NF)

    Sterktes Valkuilen Sterktes Valkuilen

    - Houden niet van analyse en systemen

    - Zijn goed in wedstrijdstrategie - Kalm, controleren emoties - Verlengstuk van coach - Koelbloedig, lef, doelbewust - Komen beredeneerd en

    intelligent over, zijn constant op zoek naar informatie

    - Wil invloed hebben

    - Gruwen van sterke emoties: emoties horen niet thuis op het veld

    - Kunnen hard en (te) sterk overkomen naar medespelers toe, zeer rationeel

    - Zeer kritisch, gaan snel in discussie (met coach,)

    - Intutieve sporters, voelen aan wat moet gebeuren

    - Sterke empathie, voelen wat leeft in de groep

    - Weten de juiste dingen te zeggen

    - Zorgen ervoor dat anderen zich goed voelen, zijn motiverend

    - Willen zich hun leven lang blijven ontwikkelen

    - Grote moeite met spanning en conflicten, presteren niet goed als er een negatieve sfeer hangt in de groep

    - Stemmingswisselingen, afhankelijk van hun emoties: kunnen ene keer wereldwedstrijden spelen en andere keer in een enorm dal zitten

    - Dagdromers, verstrooid, snel concentratieverlies

  • Motiveren van jeugdspelers 21

    Coaching op maat van de 4 temperamenten 2.4

    Achteraan dit werk worden alle 16 profielen uitvoerig beschreven. Dit helpt een opleider om het

    individu beter te begrijpen en zijn coaching af te stemmen op maat van elk profiel.

    In onderstaande tabel wordt weergegeven hoe de vier temperamenten gecoacht willen worden. De

    coaching voor n temperament geldt dus voor de vier profielen die tot dat ene temperament

    behoren.

    Bewakers Vaklui

    - Afspraken nakomen - Haalbare doelstellingen stellen - Duidelijke structuur scheppen - Praktische info, stap voor stap geven - Aanmoedigen om te variren en te

    experimenteren

    - Geef hen vrijheid om te handelen - Persoonlijk, vanuit gelijkheidspositie - Korte termijn doelen met inspraak - Al doende leren - Uitdagende doelen stellen

    Rationalisten Idealisten

    - Geef logische verklaringen (waarom?) - Als expert behandelen - Verifieerbare doelen op lange termijn - Vraag naar hun inzichten - Geef het grote plaatje, het systeem

    - Zorg voor wederzijds begrip - Oprechte benadering (jezelf zijn) - Doelen met hen persoonlijk bespreken - Belang van persoonlijke relatie - Coachen op concentratie

    Figuur 5

  • Motiveren van jeugdspelers 22

    Motiveren van jeugdspelers 3

    Inleiding 3.1

    Een gans voetbalseizoen (2-3 trainingen en n wedstrijd per week) gemotiveerd en geconcentreerd

    blijven is voor een jeugdspeler een heuse opgave. De lat ligt hoog en de trainers verwachten veel.

    Spelers komen rechtstreeks en onrechtstreeks in contact met zowel interne druk van zichzelf: Ik wil,

    (moet?) vandaag een goede prestatie op de mat leggen., als externe druk van trainers, bestuur,

    supporters, ploegmaten, ouders,

    Doorheen het seizoen staan spelers voor verschillende fysieke en emotionele, sportieve en extra-

    sportieve uitdagingen. Omgaan met het trainingsregime, eventuele blessures, targets halen,

    oppikken van informatie, Spelers moeten dus een grote drijfveer hebben om dit alles te kunnen

    doorstaan.

    Op die drijfveer hebben trainers sowieso een invloed. Ze bouwen de trainingen op en structureren

    ze. Ze nemen beslissingen en geven feedback op de prestatie van de speler. Dit alles heeft een

    invloed op het doen, denken en voelen van de atleet. Het kan de leereffecten, prestaties, volharding

    en inzet zowel negatief als positief benvloeden. Vanuit dit verhaal rijst de vraag hoe we de motivatie

    bij jonge voetballers kunnen vergroten.

    Verschillende soorten motivatie: Motivatie of moetivatie? 3.2

    Er zijn verschillende vormen van motivatie. De twee grootste vormen zijn extrinsieke en intrinsieke

    motivatie. Elke speler beschikt over beide vormen, doch n van de twee is dominant. De ene vorm

    voelt natuurlijker aan dan de andere, net zoals een speler zich dominanter voelt met het rechter of

    linkerbeen.

    Intrinsieke motivatie 3.2.1

    Wanneer spelers zich inzetten vanwege het plezier en de innerlijke voldoening in het spelletje, zijn ze

    intrinsiek gemotiveerd. Intrinsieke motivatie komt vanuit de speler zelf. Interne behoeften van de

    speler zelf worden tevreden gesteld wanneer hij deelneemt aan het voetbalspelletje. Deze motivatie

    is heel duurzaam op lange termijn. Men ervaart een inherente neiging om nieuwigheden en

    uitdagingen op te zoeken, de eigen vaardigheden te verbeteren, zichzelf te ontplooien en de

    omgeving te onderzoeken. Intrinsieke motivatie zit in iedereen, maar ze wordt niet altijd evenveel

    getoond. Ze kan beloond worden door een bevrediging die de speler ervaart door het uitvoeren van

    een taak tijdens wedstrijden of trainingen, bijvoorbeeld het gevoel iets bereikt te hebben, een gevoel

    van zelfwaarde,

  • Motiveren van jeugdspelers 23

    Extrinsieke motivatie 3.2.2

    In topsport zijn er natuurlijk ups en downs. Soms

    is het plezier er eventjes niet meer. Spelers

    kunnen extrinsiek gemotiveerd zijn wanneer ze

    voor een doel gaan dat buiten de activiteit zelf

    gelegen is. Ze halen hun motivatie uit hun

    omgeving. De meest frequente vorm hiervan is

    een compliment. Extrinsieke motivatie hangt

    soms vaak af van het resultaat. Wanneer er

    gewonnen wordt, hangt er een positieve sfeer

    en worden er veel complimenten uitgedeeld.

    Extrinsieke motivatie is dus veel minder

    constant dan de intrinsieke en is afhankelijk van

    externe factoren. De motivatie kan beloond

    worden door trainers, bestuur, teamgenoten,

    We onderscheiden verschillende types van

    extrinsieke motivatie.

    3.2.2.1 Externe regulatie

    Als eerste is er de externe regulatie. Het is de

    minst autonome vorm van extrinsieke motivatie.

    Het gaat hierover om straf te ontlopen, of om

    zich in de kijker te spelen bij de trainer, bestuur,

    teamgenoten,

    3.2.2.2 Gentrojecteerde regulatie

    Een atleet kan ook druk vanuit zichzelf naar buiten brengen. Hij eist van zichzelf dat hij een perfecte

    beweging uitvoert. Dergelijke angst-, schuld- en schaamtegevoelens zijn de kenmerken van

    gentrojecteerde regulatie, bijvoorbeeld wanneer een keeper vorige week een gigantische blunder bij

    een vangbal beging, staat hij in het volgende wedstrijdmoment te trillen op zijn benen bij elke

    vangbal. Hij wil absoluut een identieke fout vermijden. Hij heeft angst voor een nieuwe blunder.

    3.2.2.3 Gedentificeerde regulatie

    Een derde vorm van extrinsieke motivatie is wanneer een atleet zich bijvoorbeeld na de gewone

    trainingstijd nog zal bijtrainen op eigen initiatief in de fitnessruimte. Ook al beleeft hij er niet zoveel

    plezier aan, maar hij ziet wel in welke voordelen het zou kunnen opbrengen voor hem in de

    wedstrijd. Hij zal zich kunnen identificeren met de persoonlijke relevantie van zijn werkprestaties.

    Deze drijfveren vallen onder den noemer gedentificeerde regulatie.

    Figuur 6

  • Motiveren van jeugdspelers 24

    Situering in het schema van Deci en Ryan 3.2.3

    Intrinsieke motivatie en gedentificeerde regulatie zijn autonome vormen, want atleten liggen zelf

    aan de basis van hun gedrag. Ze kunnen zichzelf verantwoorden voor hun eigen trainingsproces (=

    willen, goesting)

    Externe regulatie en gentrojecteerde regulatie zijn eerder controlerende vormen van motivatie.

    Externe of interne druk ligt hier aan de basis van de sportprestatie (= moeten, moetivatie).

    Trainers kunnen zowel inspelen op de intrinsieke motivatie als op de externe motivatie om het

    leerproces te verhogen. Hieronder volgt een volledig overzicht van alle motivatie vormen.

    Toegepast voorbeeld 3.2.4

    Hieronder worden de verschillende vormen van motivatie (en de corresponderende drijfveren)

    toegepast op twee voorbeelden: Waarom zou een speler bijtrainen? Waarom zou een coach zijn

    training voorbereiden?

    Soort motivatie Drijfveer Speler die bijtraint Coach die zijn training voorbereidt

    Intrinsieke motivatie Plezier, passie, interesse

    Omdat ik plezier bleef aan trainen

    Omdat coachen mijn roeping is, ik doe het enorm graag

    Gedentificeerde regulatie

    Persoonlijk relevant, zinvol

    Omdat ik mijn comeback wil voorbereiden

    Omdat ik het belangrijk vind een goed opgebouwde training te geven

    Gentrojecteerde regulatie

    Schaamte, schuld, zelfwaarde

    Omdat ik moet bewijzen dat ik in de ploeg kan staan

    Omdat ik me pas succesvol voel als mijn spelers excellent presteren

    Externe regulatie Straf, beloning, verwachting

    Omdat de coach dit van mij eist en ik anders kritiek krijg

    Omdat ik ervoor betaald word

    Lage beleving van autonomie, competentie en verbondenheid

    Hoge beleving van autonomie, competentie en verbondenheid

    Am

    oti

    vati

    e

    Extrinsieke motivatie Intrinsieke motivatie

    Externe regulatie Gntrojecteerde regulatie

    Gedentificeerde regulatie

    Externe beloningen, straffen en

    verwachtingen

    Interne beloningen, straffen en

    verwachtingen

    De activiteit is persoonlijk nuttig of

    belangrijk

    De activiteit is op zich interessant

    Gecontroleerde motivatie Autonome motivatie

    Moeten Moeten Willen Willen

    Opvallende interesse voor extrinsieke beloning of straf

    Ego-betrokkenheid, focus op

    goedkeuring van zich zelf of anderen

    Bewust waarderen van activiteiten,

    zelfbevestiging van doelen

    Interesse, genoegen, inherente bevrediging

    Extern Enigszins extern Enigszins extern intern

  • Motiveren van jeugdspelers 25

    Kwaliteit van motivatie 3.3

    Kwaliteit van de autonome vormen 3.3.1

    Autonome voetballers, gemotiveerd door gedentificeerde regulatie of door intrinsieke motivatie,

    worden gerelateerd aan positieve uitkomsten op 3 niveaus: op het cognitieve, gedragsmatige en

    affectieve vlak.

    Wanneer sporters de training leuk vinden of wanneer ze het nut van een oefening inzien, kunnen ze

    zich beter concentreren (cognitief). Deze spelers hebben ook een groter doorzettingsvermogen en

    sterkere leereffecten (gedragsmatig). Ze hebben minder faalangst en ervaren minder zelfkritiek. Deze

    groep is ook minder vatbaar voor burn-out en drop-out (affectief).

    Kwaliteit van de gecontroleerde vormen 3.3.2

    Voetballers die zich eerder optrekken aan gecontroleerde vormen van motivatie, komen eerder in

    contact met mindere wenselijke uitkomsten. Ze ervaren negatieve gedachten, zwakkere

    (beoordeelde?) prestaties en eventuele vormen van depressie. Gezonde druk is positief voor een

    sportprestatie, maar hier bezwijken de sporters onder de druk.

    De rol van de coach 3.4

    Het ABC - klimaat 3.4.1

    Trainers kunnen spelers optimaal

    motiveren wanneer ze de drie

    psychologische basisbehoeften

    (Autonomie, verBondenheid en

    Competentie) toepassen in hun werking.

    Deze drie basisbehoeften worden ook

    wel eens het ABC van een motiverend

    klimaat genoemd.

    Spelers kunnen het Autonomiegevoel

    ervaren als ze het gevoel hebben dat ze

    zlf initiator zijn van hun eigen gedrag

    en wanneer ze psychologische vrijheid

    ervaren. Trainers moeten de

    persoonlijke interesses en waarden van

    spelers erkennen en initiatief, keuze en

    zelfregulatie aanmoedigen.

    VerBondenheid wordt gecreerd door

    bij de groep te horen, onderlinge

    vriendschappen, geen twisten, een

    goede relatie speler coach,

    Spelers willen succes ervaren. De doeltreffenheid van hun prestaties voelen, het competentiegevoel.

    Figuur 7

  • Motiveren van jeugdspelers 26

    Volgend schema geeft duidelijkheid over de invloed van het ABC klimaat op het individu.

    Tips voor de trainer 3.4.2

    3.4.2.1 Op vlak van autonomie

    Het individu moet in contact kunnen komen met het aanbod van keuzes in een bepaald kader van

    grenzen en regels. Voor het seizoen kan er eventueel bijeen gekomen worden en de groep kan

    enkele regels en afspraken naar voor brengen. Zo gaan zij zich ook veel meer aan deze regels

    houden, want ze hebben ze zelf opgesteld.

    De spelers zijn ook nieuwsgierig naar een zinvolle uitleg bij bepaalde oefeneningen, de trainer moet

    zich altijd onrechtstreeks verantwoorden. Er wordt een open cummunicatie klimaat gecreerd,

    waar er geen schuldwijzende uitspraken plaatsvinden als Ik ben teleurgesteld in jou vandaag; je liet

    je ploeg in de steek.

    De trainer biedt mogelijkheden aan zijn spelers die zelf initiatief kunnen nemen. Voorbeeld: In een

    klassieke pass- en trapvorm mogen de spelers zelf in een gevorderd stadium keuze mogelijkheden

    bepalen. Het bevordert eveneens de creativiteit en coachen van medespelers (n coachbaar zijn).

    3.4.2.2 Op vlak van verbondenheid

    Intrinsiek gemotiveerde spelers krijgen graag het gevoel dat ze met elk probleem bij de trainer

    terecht kunnen, ook extra-sportief. Ze willen emotionele steun voelen. Een eenvoudige vraag als

    Hoe was het op school? doet al veel goeds.

    3.4.2.3 Op vlak van competentie

    Spelers moeten in een goed gestructureerde context kunnen trainen. Ze hebben nood aan een

    kapstok en een logsich, inhoudelijk, sportief verhaal doorheen de training. Men wil weten wat de te

    halen targets zijn, en hoe ze deze kunnen bereiken.

    Een trainer kiest best voor trainingsvormen waarbij de vaardigheden en capaciteiten van de spelers

    zo optimaal mogelijk uitgedaagd worden. Door een competitie-element toe te voegen aan de vorm,

    worden de spelers sowieso reeds geprikkeld.

    Figuur 8

  • Motiveren van jeugdspelers 27

    De groep prefereert informatieve positieve feedback (vb. Je hebt deze oefening goed uitgevoerd)

    boven controlerende positieve feedback (Je hebt deze oefening uitgevoerd zoals ik het van jou

    verwachtte). Informatieve positieve feedback draagt bij tot een gevoel van competentie.

    Spelers willen begrijpen hoe bepaalde inspanningen een positieve invloed zullen hebben tot de

    beheersing van de vaardigheden. Iedere intrinsiek gemotiveerde speler wil immers beter worden. Ze

    zijn nieuwsgierig naar hun evolutie, werkpunten en actiepunten. Belangrijk is ook dat spelers het

    gevoel moeten krijgen dat fouten maken deel uitmaakt van het leerproces. Uit fouten moet men

    leren en er moet een trail and error klimaat gestimuleerd worden.

    En op n gesprekken zijn een ideaal middel doorheen evaluaties en feedback naar het individu

    toe.

    Besluit 3.4.1

    Rol van de coach in tabelvorm kort en krachtig samengevat:

    Autonomieondersteunend Betrokken Structurerend

    Controlerend Kil en verwaarlozend Chaotisch

    Onderstaande figuur vat nog eens samen hoe een trainer het ABC klimaat kan stimuleren:

    Figuur 9

  • Motiveren van jeugdspelers 28

    Doelorintatie 3.5

    Een ander aspect van motivatie is de doelorintatie van spelers. Iedere speler heeft zijn eigen doelen

    of dromen. Men ziet zichzelf later al schitteren in een welbepaalde 1ste ploeg. Maar de wijze waarop

    men die doelstelling wil halen, kan verschillen. Er worden twee orintaties onderscheiden.

    Taakorintatie 3.5.1

    Een speler die voor zichzelf taakdoelen opstelt zal het maximale uit iedere taak halen en is bereid

    zich daar volledig voor in te zetten. Spelers met een hoge taakorintatie zijn meestal intrinsiek

    gemotiveerd. Het individu ervaart succes als de som van hard te werken en samen te werken met

    medespelers, ouders, trainers, Ondanks een verloren wedstrijd kan de motivatie hooggehouden

    worden (intrinsieke motivatie is constant). Wanneer ze zich maximaal hebben ingezet, kunnen ze zich

    niets verwijten. De wijze waarop een resultaat wordt gehaald in een wedstrijd is dus belangrijker dan

    het resultaat zelf. De trainingstijd wordt gezien als een middel om zich maximaal te kunnen

    ontwikkelen.

    Taakorintatie en taakdoelen zijn dus gericht op de individuele verbetering en dat van het team als

    uiteindelijk resultaat.

    Competitie ego orintatie 3.5.2

    Een speler die voor zichzelf resultaatdoelen opstelt legt de nadruk op het streven naar superioriteit

    over zijn tegenstanders en medespelers. Hij wil laten zien dat hij beter is dan de rest en wordt

    hierdoor gemotiveerd. Spelers met een hoge competitie ego orintatie zijn meestal extrinsiek

    gemotiveerd. Succes wordt gezien als een uitkomst van talent, dat een gave is. Talent heb je of je

    hebt het niet. Terwijl trainingsmomenten in die context gezien worden als minder belangrijk, zijn

    wedstrijden uitgelezen kansen om zijn talent te laten tonen en zich te onderscheiden van de rest.

    Competitie ego orintatie en resultaatdoelen zijn dus meer gericht op beter willen zijn dan de

    anderen en minder op de individuele ontwikkeling en dat van het team.

  • Motiveren van jeugdspelers 29

    Vergelijking taak- en competitie-ego-orintatie 3.5.3

    Taakorintatie Competitie ego - orintatie

    Succes wordt verkregen door hard te werken

    Succes wordt verkregen door het hebben van de juiste vaardigheden

    Vaardigheden kunnen worden verbeterd Vaardigheden staan vast Gemotiveerd zijn om te trainen

    Gemotiveerd zijn om te laten zien wat ze beter kunnen dan anderen

    Willen samenwerken Willen sociaal vergelijken, zich onderscheiden Motivatie neemt niet per definitie af bij nederlagen

    Motivatie neemt af bij nederlagen

    Uitblijven van succes bedreigt niet het gevoel van eigenwaarde

    Uitblijven van succes bedreigt het gevoel van eigenwaarde

    Positieve verwachtingen ten aanzien van de toekomst

    Verwachtingen afhankelijk van vergelijkingen

    Stellen van haalbare, moeilijke doelen Stellen minder hoge, bereikbare doelen Voorkeur voor het stellen van langetermijndoelen (prestatieontwikkeling)

    Voorkeur voor het stellen van kortetermijndoelen (makkelijker te vergelijken)

    Gericht op presteren Gericht op winnen / beter willen zijn Het eigen presteren is niet afhankelijk van de tegenstander

    Presteren het beste tegen gelijkwaardige tegenstanders

    Invloed van doelorintatie op het ABC - klimaat 3.5.4

    Taakdoelen Resultaatdoelen

    Leggen de nadruk op het beheersen van de taakeisen. Vb. Ik ben competent als ik een goed controle uitvoer.

    Leggen de nadruk op winnen of niet verliezen. Vb. Ik ben competent, geslaagd als ik de tegenstander versla.

    Een speler zal zich veel sneller competent voelen. Hij voelt dat hij zelf initiator is en verantwoordelijk voor zijn eigen presatie. Hoog autonomiegevoel.

    Een speler voelt zich niet zo snel competent. Bovendien is het dan ook nog niet volledig zijn verdienste. Weinig autonomie gevoel.

    Taakklimaat Resultaatklimaat

    Nadruk leggen op leren (trainen) en instructies geven (= beschermend klimaat).

    Nadruk leggen op resultaatsdoelen en winst. Meer druk en stress. (= voorspeller van effectieve drop out).

    Streef en vermijdorentatie 3.5.5

    Onder de competitie ego en de taakorintatie kan er nog een verdere opsplitsing gemaakt

    worden. Sommigen zijn streefgericht, anderen zullen vermijdgericht zijn.

    Bij streeforintatie ligt de nadruk op het behalen van de positieve uitkomst en ambitie. Er wordt

    gespeeld om te winnen. Dergelijke spelers gaan heel veel van zichzelf eisen. Bij strebers worden de

    ontwikkeling en het optimaal presteren veel minder beperkt door angstige gedachten over de

    toekomst.

  • Motiveren van jeugdspelers 30

    Bij vermijdorentatie ligt de nadruk op het vermijden van een negatieve uitkomst, het vermijden van

    een verliesresultaat. Er wordt gespeeld om niet te verliezen. Om de continuteit van de ontwikkelen

    te garanderen is het echter belangrijk om niet voornamelijk bezig te zijn met het beperken van

    fouten. Uit die fouten moet men net leren om beter te worden. Bij angsthazen worden de

    ontwikkeling en het optimaal presteren beperkt door de gedachten en faalangst.

    Wanneer we strebers en angsthazen combineren met competitie ego of taakorintatie bekomen

    we 4 profielen die hieronder gesitueerd en beschreven worden.

    Gericht op streven Competiteorintatie

    Competitie egogerichte streber

    Taakgerichte streber

    Taakorintatie

    Competitie

    egogerichte angsthaas

    Taakgerichte

    angsthaas

    Gericht op vermijden

    - Een taakgerichte streber is gericht op leren en persoonlijke groei. Hij wil het allerhoogste

    bereiken door zichzelf continu te verbeteren.

    - Een competitie egogerichte streber wil zijn ego bevestigen of versterken door anderen te

    verslaan. Hij wil elke wedstrijd aantonen dat hij beter is dan anderen.

    - Een taakgerichte angsthaas wil zijn terugval op de taak verbergen uit angst om te falen. Hij

    wil er alles aan doen om niet slechter te worden.

    - Een competitie egogerichte angsthaas wil gezichtverlies voorkomen door zijn falen toe te

    schrijven aan externe factoren.

  • Feedback 31

    Feedback 4

    Verschillende mindsets 4.1

    Niet alleen talent en vaardigheden zijn factoren voor succes. Ook onze denkstijl, onze mindset is

    bepalend voor succes. De twee vormen van mindset worden hieronder besproken.

    Fixed mindset 4.1.1

    Fixed mindset wordt ook wel de gesloten of statistische mindset genoemd. Zon persoon gaat ervan

    uit dat intelligentie vast staat. Succes ervaringen zijn voor hem heel belangrijk. Hij valt graag terug op

    zijn intelligentie, persoonlijkheid of karakter. Uitdagingen worden vermeden, want dan heb je meer

    kans op fouten maken of om nederlagen te leiden. Er is grote angst om te falen of dom over te

    komen.

    Deze personen negeren negatieve feedback, ze voelen dit aan als een bedreiging. Doordat ze

    negatieve feedback negeren kunnen ze ook niet leren. Zon fixed mindset resulteert in slechte

    leermethoden. Je ontwikkelt jezelf niet meer. De eigen prestaties worden beperkt. Er valt meer uit

    het individu te halen dan datgene dat er reeds uitkomt.

    Sporters met een statistische mindset zullen na een mindere prestatie net minder inspanning leveren

    om een doel te behalen. Waarom zou je inspanning leveren als je het talent, de capaciteiten er niet

    voor hebt?. Spelers leren niet van hun fouten, ze proberen echter wel hun eergevoel te herstellen.

    Ze gaan kijken naar teamgenoten die nog slechter presteerden. Ze zoeken oorzaken los van zichzelf

    (excuses?) voor de slechte prestatie.

    Growth mindset 4.1.2

    Growth mindset wordt ook wel de open of groei mindset genoemd. Hier gaat het over personen die

    willen leren door ervaringen op te doen. Men gaat ervan uit dat talent en capaciteiten veranderd

    kunnen worden door er voor te werken. Intelligentie is ontwikkelen.

    Uitdagingen zijn voor deze personen net een middel op de route naar succes. Men geeft niet op bij

    een tegenslag. Iemand met een groei mindset ziet kritiek als een stimul om verder te leren, en laat

    zich inspireren door het succes van anderen.

    Wat is er nou leuker dan jezelf verbeteren? Klaas Jan Huntelaar

    Ik verdeel de wereld niet in zwak of sterk of in successen en fiascos, ik verdeel de wereld in mensen die leren en mensen die niet leren - Benjamin Barber

  • Feedback 32

    Figuur 10

  • Feedback 33

    Kan men van mindset veranderen? 4.1.3

    Mindsets zijn te veranderen. Het besef dat ze er zijn, kan al een aanleiding zijn om bewust te gaan

    veranderen van mindset. Wanneer men merkt dat je kansen om te leren laat liggen, ontmoedigd

    geraakt bij teveel inspanning,, kan men veranderen van een statistische naar een dynamische

    mindset. De zelfspraak speelt hierin dan een heel belangrijke rol.

    Wanneer je verandert van mindset zijn je oude gedachten niet opeens weg. De nieuwe overtuigingen

    nemen plaats naast de oude. Wanneer de ene groep sterker is dan de andere, bieden ze dan die

    bepaalde manier van denken.

    Je mindset kan ook verschillend zijn per vaardigheid. Je kan bijvoorbeeld overtuigd zijn dat

    intelligentie vast staat, maar sportprestaties ontwikkelbaar zijn.

    Verband met motivatie en doelorintatie 4.1.4

    Wanneer we de onderlinge verbanden leggen met de inhoud uit hoofdstuk 3, onderscheiden we dat

    een speler met intrinsieke motivatie een growth mindset heeft en zich gaat orinteren op

    taakdoelen. Ook voor het corresponderende geldt dit.

    Intrinsiek motivatie Taakorintatie Growth mindset

    Extrensieke motivatie Competitie ego orintatie Fixed mindset

    Soorten feedback 4.2

    Is positief coachen altijd positief voor het kind? 4.2.1

    Positieve coaching zorgt voor meer plezier, meer motivatie en betere prestaties van de

    jeugdvoetballer. Maar de valkuil hier is dat er t positief gecoacht wordt. Spelers krijgen een

    beschermend en afhankelijk gevoel, te weinig drive en geen optimale stimul voor de persoonlijke

    ontwikkeling. Ze zullen in hun gemakzuchtige comfortzone vallen.

    Spelers kunnen echter ook leren van negatieve feedback. Het moet zorgen voor een prikkel voor de

    ontwikkeling van de zelfevaluatie en de weerbaarheid van de speler.

    Komen tot veranderingsgerichte feedback 4.2.2

    Er moet gestreefd worden tot dat soort feedback dat ook effectief resultaat op brengt. Spelers

    moeten luisteren, informatie oppikken en geprikkeld worden door de feedback.

  • Feedback 34

    4.2.2.1 Twee vormen van positieve feedback

    Er worden twee vormen van feedback onderscheiden om een positief item over te brengen naar een

    speler:

    Intelligence feedback:

    - Wow, dat was een goed resultaat voor die toets. Je moet echt wel slim zijn in dat vak.

    - Maxim, je was bijna altijd aanspeelbaar afgelopen wedstrijd, je liep je heel goed vrij.

    Proficiat!

    Het zorgt voor een fixed mindset (vaste motivatie). Het individu krijgt geen verdere stimul tot leren.

    Het bewieroken van talent heeft dus een negatief effect.

    Process feedback:

    - Wow, dat was een goed resultaat voor die toets. Je moet er echt wel hard voor gewerkt

    hebben.

    - Maxim, je lette waarschijnlijk op de keuze voet diep afgelopen wedstrijd. Wanneer je de

    bal niet kreeg in de voet, ging je de bal diep vragen. Goed gewerkt!

    Het zorgt voor een growth mindset (groei motivatie). Het individu wordt gestimuleerd tot verder

    leren, verdere ontwikkeling. Het bewieroken van de inzet en inspanning heeft een positief effect op

    een verder leerverloop.

    4.2.2.2 Provocatief coachen

    Wanneer er een speler niks van bakt op training, zich futloos en zich volledig ongemotiveerd

    gedraagt, kan een trainer gerust provocatief coachen. Op die manier gaat hij de desbetreffende

    speler cynisch uitdagen. Wat een schitterende bal, Bart, je bent super scherp aan het trainen! De

    jeugdvoetbalspeler zal het cynisme voelen in de reactie en bewust zijn dat de groep dit ook hoorde.

    De speler krijgt een klap en wordt meteen uitgedaagd om zijn gedrag op korte termijn te veranderen.

    Wanneer speler zich meteen herpakt, is het ontzettend belangrijk dat de coach de speler terug

    opnieuw maakt door een vorm van positieve feedback (bij voorkeur process feedback). Provocatief

    coachen wordt ook wel het kraken en maken principe genoemd.

    De opleider moet echter wel goed bewust zijn hoe zijn band is met het individu en proberen in te

    schatten hoe de speler zal reageren. Bij een totaal ongemotiveerde indruk op training kunnen er vaak

    ook andere factoren meespelen: problemen op school, geen optimale thuissituatie, Daarom kan

    een kort gesprekje na de training de cynische uitspraak kaderen, of kan er gepolst worden of er

    effectief iets anders scheelde

    Sowieso moet een opleider op de hoogte zijn bij permanente problemen zoals thuissituatie,

    gescheiden ouders, en hoe het kind met zon zaken omgaat of in welke mate hij er onder lijdt. Het

    5minuten gesprek in het begin van het seizoen is hiervoor een fantastisch hulpmiddel.

  • Feedback 35

    4.2.2.3 Feedback gekoppeld aan targets

    Feedback moet ATLIJD gekoppeld worden aan een inhoudelijke doelstelling / target. Een target

    waarop spelers moeten opletten in het wedstrijdmoment op zaterdag of zondag kan gebaseerd zijn

    op persoonlijke actiepunten, zaken waar de speler in kwestie zich moet in bijschaven, maar ook op

    een thema waarop de voorbije week getraind werd.

    Voorbeelden:

    Een rechterflankverdediger moet meer de oplossing zoeken in steun, bal terugspelen naar

    zijn keeper. (getraind thema)

    Bart moet zijn teamgenoten veel meer coachen op het veld. (persoonlijk actiepunt)

    Doelstellingen (targets) moeten duidelijk geformuleerd worden. Ze kunnen net na de laatste training

    meegegeven worden via een mondeling gesprek of via de digitale weg. Wanneer een speler meer de

    1vs1 situatie moet durven aangaan kan er perfect een succesfilmpje van Cristiano Ronaldo

    doorgestuurd worden. Dit zal de motivatie nog extra aanwakkeren bij de speler. Targets kunnen we

    volgens het SMART principe formuleren:

    Specifiek: De doelstelling moet goed afgebakend zijn, eventueel door middel van de wat, waar,

    wanneer, wie en hoe vragen. Het verhaal moet goed opgebouwd zijn.

    Bart moet zijn teamgenoten meer coachen wanneer hij op de 4 speelt, op die positie heeft hij het

    spel voor zich en zodoende overzicht. Wanneer hij inspeelt op de 10 kan Bart coachen of deze al dan

    niet kan doordraaien. Wanneer de 10 geen ruimte heeft coacht Bart KAATS, wanneer er zich geen

    directe tegenstrever in de rug van de 10 bevindt coacht Bart, DRAAI DOOR.

    Meetbaar: Hoe kunnen we achterhalen of de doelstelling al dan niet behaald werd?

    Een afgevaardigde kan turven wanneer Bart coacht in de wedstrijd. Zelfs de ouders kunnen dit doen,

    zo worden zij ook gentegreerd in het leerproces van hun zoon/dochter.

    Acceptabel: Het doel moet aanvaardbaar zijn voor de jeugdspeler zelf en/of voor de groep. Het heeft

    geen zin dat een speler een doel moet bereiken, dat hij zelf niet ziet zitten.

    Realistisch: Valt het doel te bereiken op het niveau van het individu? Is het niet te moeilijk, of te

    gemakkelijk? Doelstellingen moeten op maat geformuleerd worden.

    Tijdsgebonden: De doelstelling moet gedefinieerd zijn volgens tijd. Ze moet altijd gevalueerd

    worden. Wanneer er geen tijdslimiet op een doel geplakt wordt is het heel moeilijk om te bepalen of

    het doel al dan niet bereikt is. Na de deadline moet het doel steeds gevalueerd worden! Wanneer

    een target niet gevalueerd wordt stimuleert dit niet aan tot verder leren voor de jeugdspeler. Op

    basis van de evaluaties kan zo het persoonlijk ontwikkelingsplan aangepast worden.

  • Feedback 36

    Rol van de ouders 4.3

    Doe je best. Zie dat je wint. Het zijn citaten die veelvuldig te horen zijn langs de voetbalvelden

    van ouders naar hun kind toe.

    Ouders willen automatisch dat hun kind presteert, dat hun kind uitblinkt op de voetbalvelden.

    Misschien wel omdat de papa de ultieme voetbaldroom nooit zelf heeft kunnen vervullen. Misschien

    wel om te kunnen opscheppen naar vrienden of collegas over hoe goed zoonlief wel niet voetbalt bij

    de A selectie.

    Ze gaan hun meningen of feedback uiten voor, tijdens en na de wedstrijd. Een jeugdspeler kent

    echter al voldoende invloeden (coach die aanwijzingen geeft, teamspelers die hem coachen,

    supporters, scheidsrechter, tegenstander,) tijdens de wedstrijd. Een tierende vader of moeder kan

    dan ook wel eens een negatief effect uitoefenen op het kind.

    Maar ouders staan er vaak niet bij stil wat voor een invloed hun gedrag op het kind kan hebben.

    Wanneer ze hun kind gaan belonen (Het waren 3 schitterende doelpunten die je maakte! Je hebt je

    50 wel verdiend.) of gaan straffen (Als je volgende keer weer zo slecht speelt, kom ik niet meer

    kijken) werken ze in op de extrinsieke mo(e?)tivatie van spelers. Het gegeven kunnen we vergelijken

    met volgende stelling: Als we aan een groep mensen vragen wie er remt net voor een flitspaal,

    steekt iedereen zijn hand op. Ze doen het om straf te ontlopen. Maar wanneer we aan diezelfde

    groep vragen wie honderd meter verder opnieuw flink gas geeft, gaan wederom de meeste handen

    in de lucht. Straffen en belonen blijken dus niet duurzaam en is op lange termijn heel schadelijk.

    Doordat ouders veel verwachten van hun kind, het gaan straffen en belonen, zaken opofferen voor

    hun sport/(hobby?), voor en na de wedstrijd hun ongenoegen uiten, tijdens de wedstrijd staan te

    brullen, ervaren jonge voetballers veel druk. Het bedoelde effect van de ouders werkt dus helaas

    veelal neffast. Het kan zelfs leiden tot drop out.

  • Hoe leren jeugdvoetballers het best? 37

    Hoe leren jeugdvoetballers het best? 5

    Neurologische verklaring 5.1

    De hersenen van een sporter gaan gegevens en informatie opslaan. Vervolgens worden er

    verbindingen gemaakt tussen die gegevens. Wanneer men een beweging wil uitvoeren, vallen de

    hersenen terug op die paadjes en roepen ze deze terug op. Hoe meer die verbindingen gebruikt

    worden, hoe groter en breder ze worden. Het zorgt voor sterke associaties. Er ontstaat werkelijk een

    wegennet van kennis in het hoofd.

    In de praktijk laten trainers jeugdspelers bewegingen herhalen, tot dat deze bewegingen goed

    geprint zijn op onze motorische harde schijf, tot dat die verbindingen en paadjes sterk genoeg zijn.

    Een sporter moet een beweging ongeveer 30 000 keer uitvoeren vooraleer het een automatisme

    wordt en hij deze beweging probleemloos kan oproepen.

    Differentieel leren 5.2

    Traditioneel leren 5.2.1

    Er wordt heel vaak gedacht dat er n allesomvattende, perfecte manier van bewegen bestaat.

    Trainers gaan streven naar de perfecte traptechniek of de perfecte loopstijl. Echter, hoe een sporter

    beweegt, wordt bepaald door het lichaam en de persoonlijkheid. Een combinatie die voor iedereen

    uniek is. Voetballers moeten dus hun eigen beweging ondervinden.

    Er zijn natuurlijk wel wat hoofdlijnen. Bij beginnende spelers is de learning curve nog heel groot. Men

    dient de basis aan te leren, van niets tot iets is al een grote stap genoeg. Maar bij een speler die de

    basis reeds goed beheerst, daalt de stijging van de learning curve. Om zon speler verder te laten

    ontwikkelen moet men inzetten op details en op de individuele ontwikkeling. Spelers beter maken is

    moeilijk, sterke spelers beter maken is het moeilijkst.

    Differentieel trainen 5.2.2

    Iedere speler heeft reeds een eigen manier gevonden om optimaal te presteren en zn handelingen

    uit te voeren. Trainers moeten variren, om spelers hun eigen bewegingen en inzichten te laten

    ontwikkelen en ontdekken. Men kan aanpassen aan de externe factoren of andere situaties. Een

    traptechniek kunnen jeugdspelers uitvoeren in wedstrijdsituaties uit een draai, na een bal in de voet

    over de grond, halfhoge bal of lange bal; na een individuele actie, in een rebound, Hier kunnen

    trainers nog extremer in gaan. Op trainingsniveau kan een trap bijvoorbeeld uitgeoefend worden na

    een trampolinesprong, turnoefening, .

    De spelers worden verrast en zo worden hun hersenen geprikkeld, zodat ze niet altijd terug moeten

    vallen op dezelfde vaste paadjes, verbindingen, De hersenen worden gedwongen zich aan te passen

    aan nieuwe omstandigheden, ze worden zo gedwongen om te leren. Zo ontstaan niet enkel de vaste

    hoofverbindingen, maar er ontstaat een gans netwerk van verschillende paden rond verschillende

    patronen en associaties, een veel gedetailleerder netwerk.

  • Hoe leren jeugdvoetballers het best? 38

    Differentieel leren in de praktijk 5.2.3

    Ajax zet reeds sterk in op het differentieel leren. Zo gaat men spelers vaardigheden bijbrengen met

    het gebruik van verschillende balmaten. Iedere baltoets voelt anders aan. De jeugdspeler dient zich

    telkens aan te passen aan de bal.

    Men zal ook trainen op verschillende ondergronden. Men traint zowel op de straatstenen, op

    gewoon gras, kunstgras en in de zaal, Naar analogie waar een jonge Braziliaanse voetballer zichzelf

    ontwikkelt door te voetballen op straat, gras, zand, aarde, Zo leert men een goed aanvoelen voor

    verschillen.

    Door te gaan differentiren op balmaat of ondergrond wordt men ook veel alerter. Het brengt bij tot

    de concentratie. Oneffenheden zorgen ervoor dat een bal wat meer afstand nodig heeft voor hij

    speelklaar is na een controle. Jeugdspelers krijgen de bal niet altijd in de ruimte waar men het zelf

    wil. Controle, lichaamsbalans, motoriek,... spelen allemaal een rol. Een kleine bal zorgt dan weer dat

    het raakvlak veel kleiner is, de handelingen moeten vervolgens veel preciezer zijn. Wanneer men

    vaardigheden onder de knie heeft met een kleine bal, is het later gemakkelijker om deze aan te leren

    met een grote bal. Onbewust zit die beweging dan eigenlijk deels al in het hoofd geprent.

    Maar ook het variren en differentiren in ruimtes, speel - en doelgroottes is nog een gegeven dat te

    weinig uitgevoerd wordt. Naargelang het trainingsthema kan het heel leerrijk zijn om hier in te

    variren. Weliswaar moet men proberen zoveel mogelijk omstandigheden te creren om het

    trainingsthema uit te lokken.

    Waarnemen van ruimtes 5.3

    Stilstaan is achteruit gaan. Een leuze die iedereen bekend is. Spelers moeten blijven leren, zich

    openstellen voor nieuwe zaken. De hoofdoelstelling voor iedere trainer is -hopelijk- de

    leeromstandigheden van zijn spelers zo optimaal hoog houden. In die zin moet men innoverend

    durven te zijn.

    Hoe leren jeugdspelers het best? Door vaste patronen ontzettend veel te herhalen? Of moeten

    trainers net patronen doorbreken en jeugdspelers opleiden om zo snel mogelijk problemen te zien

    (waarnemen), oplossingen zoeken (beslissen) en deze snel te laten uitvoeren (handelen)? Kan men

    niet creatiever (en ook effectiever?) werken dan een bepaald spelprobleem (passpatroon)

    ontzettend veel te herhalen. Positiespelen i.p.v. pass-en trapvormen. Het is tenslotte net de speler

    zlf die op het veld beslist. Jeugdspelers mogen nog een pass-en trapvorm ontzettend veel herhalen,

    maar wat als in een wedstrijdsituatie er een tegenstander in de passlijn staat? Blokkeert de speler

    dan? Want op training had men niets anders gezien. Zal de speler in staat zijn om creatief zlf een

    oplossing te zoeken?

  • Besluit 39

    Besluit 6

    Jeugdtrainers moeten hun spelers beter leren kennen. Vaak denken ze dat ze hun groep voldoende

    kennen, maar dit werk leert hoe een trainer zijn spelers op nog een totaal andere manier kan leren

    kennen. Het belang van de ActionType benadering werd hierin onderstreept. Een trainer zal zo voor

    ieder individu zich kunnen aanpassen naar gelang de beschrijving. Doch kunnen trainers niet 100%

    berusten op een half blaadje papier