Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

218
Mensenrechten in Nederland Jaarlijkse rapportage van het College voor de Rechten van de Mens

description

2 juli 2014Mensenrechten in NederlandJaarlijkse rapportage van het College van de Rechten voor de Menshttp://www.mensenrechten.nl/berichten/mensenrechten-nederland-niet-altijd-vanzelfsprekend

Transcript of Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Page 1: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Mensenrechtenin NederlandJaarlijkse rapportage van het

College voor de Rechten van de Mens

Page 2: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013
Page 3: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Mensenrechten vragen daadkracht van overheid en samenleving. Wegwensen van discriminatie is niet genoeg. Mensenrechten krijgen pas hun volle betekenis als iedereen in de dagelijkse praktijk daarbij betrokken wordt. De overheid moet daarin het voortouw nemen en het gesprek faciliteren. Dan kan ieder van ons ook eigen verantwoordelijkheid nemen.

1

Page 4: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

2

Page 5: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Voorwoord 5

Inleiding 7

Samenvatting en aanbevelingen 11

Rassendiscriminatie in Nederland 21

Nationale implementatie en infrastructuur 41

Non-discriminatie 55

Rechtspleging en rechtsmiddelen 67

Waarborgen rond vrijheidsbeneming 79

Migratie en mensenrechten 89

Privacy 105

Huwelijk en privé- en gezinsleven 121

Lichamelijke en geestelijke integriteit 131

Mensenhandel 139

Bedrijven en mensenrechten 149

Arbeid en sociale zekerheid 161

Gezondheid en zorg 173

Onderwijs en mensenrechteneducatie 185

Levensstandaard 195

Caribisch Nederland 203

Bijlagen 211

Inhoud

3

Page 6: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

4

Page 7: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Jaarlijks rapporteren over de staat van de mensenrechten in Nederland is een wettelijke taak van het College voor de Rechten van de Mens. Een ver­plichting die het College met verve vervult. Het is een uitgelezen kans om mensen rechtelijke aandachtspunten in wetgeving, beleid en praktijk in de schijn werpers te zetten. Positief en negatief. De noodzaak daarvan is ook dit jaar weer ten volle duidelijk.

De mensenrechtelijke invalshoek is niet vanzelfsprekend. Niet in het vreemdelingenbeleid, niet bij de Groningse aardbevingen, niet bij de herziening van het zorgstelsel en niet in de publieke discussie. Opnieuw vraagt het College daarom aandacht voor mensenrechtenonderwijs. Op school, in beroep en bedrijf, in regering en parlement. Zonder goed beeld van dit universele fundamentele normenkader, krijgen discussies de verkeerde wending, wordt plicht niet van keuze onderscheiden en zijn fouten snel gemaakt. Met soms onherstelbare gevolgen voor het leven van een mens of van veel mensen.

Daarom vraagt het College ook in deze tweede Rapportage Mensenrechten in Nederland aandacht voor die allereerste stap: leren.

Laurien KosterVoorzitter

Voorwoord

5

Page 8: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

6

Page 9: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

In 2013 zijn goede stappen gezet om de mensenrechteninfrastructuur in Nederland te verbeteren. Het kabinet lanceerde op 10 december een Nationaal Actieplan Mensenrechten en op 10 april 2014 vond het eerste algemeen overleg mensenrechten plaats in de Tweede Kamer. Natuurlijk is het actieplan voor verbetering vatbaar. Maar samen met het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie kent de overheid mensen-rechten nu een duidelijke plaats toe op verschillende beleidsterreinen. En dat is een belangrijke stap.

participatie: iedereen heeft het recht mee te doen in de samenleving en (mee) te beslissen over zaken die hem aangaan. Maar meedoen is niet vanzelfsprekend. Niet voor mensen met een beperking en ook niet voor kinderen die in armoede opgroeien en het lidmaat­schap van de sportvereniging niet kunnen betalen. Een vierde aspect is bestaanszekerheid: het vervullen van minimale basisbehoeften, zoals eten, drinken en een dak boven het hoofd. Dit is de kern van economi­sche en sociale rechten. Steeds meer mensen in Nederland hebben problemen om rond te komen en voor een grote groep is dat al jaren zo.

‘Menselijke waardigheid is de onderliggende waarde van alle mensenrechten.’ Zo begon de jaarlijkse rappor­tage mensenrechten 2012. En dit uitgangspunt geldt onverminderd. Vrijheid, gelijkheid, participatie en bestaanszekerheid zijn belangrijke (voor)waarden bij de invulling van menselijke waardigheid. Leven in vrijheid behoort tot de kern van menselijke waardigheid. Vrijheid betekent met rust worden gelaten, zowel gees­telijk als lichamelijk. Een tweede fundamentele waarde is gelijkheid in waardigheid. Waardigheid krijgt vorm in relaties met anderen; mensen komen pas tot een vrije en volledige ontplooiing van hun persoonlijkheid in hun betrekkingen met anderen. Een derde aspect is

Inleiding

››

7

Page 10: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Het eerste hoofdstuk gaat over rassendiscriminatie; hiervoor is in 2013 veel aandacht geweest in het maat­schappelijke en publieke debat. Het College schetst vervolgens per onderwerp de ontwikkelingen in 2013 (en begin 2014), gevolgd door aanbevelingen. Het College heeft een aantal aanbevelingen herhaald, omdat er niets of onvoldoende mee is gebeurd.

Op veel thema’s waarover het College in 2013 aan­bevelingen heeft gedaan heeft de Nederlandse regering actie ondernomen.

Zo heeft het kabinet op het gebied van discriminatie het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie uitgebracht. Hierin is veel aandacht voor de mechanismen die ten grond­slag liggen aan discriminatie: stereotypen en vooroorde­len. Ook is er aandacht voor meer bewustwording. Op het gebied van vreemdelingenbewaring en grens­detentie zijn er recente ontwikkelingen; positief voor kinderen in grensdetentie – zij worden niet langer opgesloten – maar ook voor volwassenen moet een humaner beleid gelden. Op het gebied van rechtsbij­stand heeft de regering gevolg gegeven aan de aan­beveling om te zorgen voor volledig recht op

rechtsbijstand bij politieverhoor; hiervoor is een wets­wijziging in voor bereiding. Voor het wetsvoorstel Zorg en dwang is voorzien in het ’nee, tenzij’ principe. Nederland wil het Verdrag van Istanbul bekrachtigen, dat geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld bestrijdt. De aanbevelingen van het College waar de Nederlandse regering nog geen actie heeft ondernomen gelden onder meer voor de kwetsbare groep vreemdelingen: nog steeds kunnen biometrische gegevens voor opspo­ringsdoeleinden worden gebruikt, kunnen zieke vreem­delingen niet altijd hun mensenrechten realiseren en geldt vreemdelingenbewaring en grensdetentie niet als ultimum remedium. De slachtoffers van mensenhandel en dan met name minderjarige slachtoffers verdienen ook in 2014 meer aandacht.

Terugblik op ontwikkelingen sinds de Jaarlijkse Rapportage 2012

Leeswijzer

››

8

Page 11: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Het College heeft diverse bronnen benut, zoals aanbeve­lingen van internationale en nationale toezichthoudende instanties, verslagen van debatten in het parlement, adviezen van adviescolleges, uitspraken van Europese en nationale rechters, rapportages van non­gouverne­mentele organisaties, discussies in de wetenschappelijke literatuur en berichtgeving in de media.

De samenvatting bevat de aanbevelingen aan de rege­ring, steeds voorafgegaan door een korte weergave van de ontwikkelingen en omstandigheden die aanleiding zijn voor deze aanbeveling. Hoofdstuk 1 bevat een beschouwing over rassendiscriminatie in Nederland en de discussie daarover. Vervolgens komen de volgende thematische hoofdstukken aan de orde:

Om gebruik te maken van de expertise en kennis van professionals en publiek heeft het College in december 2013 stakeholders geconsulteerd. Bijlage twee geeft een overzicht van de stakeholders die een bijdrage hebben geleverd.

■■ Nationale implementatie en infrastructuur■■ Non­discriminatie■■ Rechtspleging en rechtsmiddelen■■ Waarborgen rond vrijheidsbeneming■■ Migratie en mensenrechten■■ Privacy■■ Huwelijk en privé­ en gezinsleven■■ Lichamelijke en geestelijke integriteit■■ Mensenhandel■■ Bedrijven en mensenrechten■■ Arbeid en sociale zekerheid■■ Gezondheid en zorg■■ Onderwijs en mensenrechteneducatie■■ Levensstandaard■■ Caribisch Nederland

Terugblik op ontwikkelingen sinds de Jaarlijkse Rapportage 2012 Bronnen

Opbouw

Leeswijzer

9

Page 12: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

10

Page 13: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

››

Kamer. Bij het opstellen van het actieplan zijn de praktijk­kennis en inzichten van het maatschappelijk middenveld echter niet optimaal benut. Daarnaast is nog niet duidelijk hoe het parlement waarborgt dat het actieplan op alle relevante beleidsterreinen een rol speelt. En ook niet hoe het parlement structureel aandacht houdt voor de aanbevelingen van internationale toezichthouders.

1. Zorg bij de evaluatie van de totstandkoming en bij de uitvoering van het Nationaal Actieplan Mensenrechten voor een effectieve dialoog met het maatschappelijk middenveld. En benoem proces­stappen om te verzekeren dat de rechten van de mens een rol spelen op alle beleidsterreinen.

Gemeenten krijgen steeds meer taken die raken aan de rechten van de mens. Kennis over de toepassing van mensenrechten is op lokaal niveau echter slechts in beperkte mate aanwezig. Ondanks de decentralisatie blijft de centrale overheid verantwoordelijk voor de ver­zekering van de naleving van mensenrechten. In het Nationaal Actieplan Mensenrechten staat echter niet hoe de centrale overheid toezicht houdt op de naleving van mensenrechten door gemeenten.

2. Bewaak de naleving van mensenrechten door gemeenten. Maak gemeenten bewust van de gevolgen van mensenrechten voor de verschillende onderdelen van gemeentelijk beleid.

Rassendiscriminatie in NederlandIn 2013 en begin 2014 liepen discussies over rassen­discriminatie hoog op, vooral over Zwarte Piet maar ook over een aantal incidenten op tv. Het begon eind 2013, toen er rapporten verschenen die constateerden dat rassendiscriminatie in Nederland bestaat. Veel mensen, inclusief politici en bewindslieden, reageerden geïrriteerd, beledigd en ontkennend. Anderen wezen erop dat het wel degelijk een weergave was van de werkelijkheid.

Er zijn verschillende verklaringen voor deze ontkennende houding: autochtone Nederlanders hebben een positief beeld van zichzelf en van Nederland, zien eerder zichzelf als slachtoffer dan allochtonen en menen meer rechten te hebben op wat ‘Nederlands’ is. Daarnaast heerst er een groter taboe op ‘zwart racisme’ dan op ‘cultureel racisme’ en discrimineren mensen vaak onbewust, op basis van stereotyperingen en ongelijke machts ­ver houdingen.

De heftige discussies hebben bijgedragen aan het besef dat rassendiscriminatie bestaat in Nederland. En dat de overheid een belangrijke verantwoordelijkheid heeft in het voorkomen en bestrijden daarvan.

Nationale implementatie en infrastructuurOp 10 december 2013 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het eerste Nationaal Actieplan Mensenrechten aangeboden aan de Tweede

Samenvatting en aanbevelingen

11

Page 14: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Non-discriminatieIn verschillende beleidsdocumenten wijst het kabinet vooral op de bestaande mogelijkheden te klagen over vermeende discriminatie. Ook al zijn goede klacht­procedures onmisbaar, de overheid is ook verantwoor­delijk voor handhaving van de wet en het voorkomen en bestrijden van discriminatie. Het gaat niet alleen om de weerbaarheid van mensen die met discriminatie te maken hebben, maar ook om het aanpakken van structurele oorzaken van discriminatie. Het SER­advies over discriminatie op de arbeidsmarkt en het daarop­volgende actieplan van het kabinet bieden daarvoor concrete handvatten. Het College zal de ontwikkelingen op dit terrein nauwgezet blijven volgen.

Genderidentiteit en genderexpressie zijn niet als aparte gronden opgenomen in de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). Opname van deze gronden ver­groot de rechtsbescherming van transgender mensen.

3. Ga over tot spoedige actie om genderidentiteit en genderexpressie als gronden op te nemen in de AWGB.

De positie van vrouwen op de arbeidsmarkt blijft ongelijk aan die van mannen. Dit is vooral zichtbaar in ongelijke beloning van mannen en vrouwen en de onder vertegen­woordiging van vrouwen in hogere posities.

4. Tref concrete maatregelen om gelijke beloning van mannen en vrouwen te verzekeren door: a. Een rapportageverplichting in te voeren voor

bedrijven over beloning;

b. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) te verzoeken om (steekproefsgewijs) de medewerking van bedrijven aan transparantie van beloningssystemen en bestaande belo­ningsverschillen te onderzoeken.

Rechtspleging en rechtsmiddelenEr kleeft een aantal bezwaren aan de zogeheten ZSM­werkwijze, die de doorlooptijden van relatief eenvou­dige strafzaken aanzienlijk verkort. De officier van justitie die een strafbeschikking oplegt, vervult bij het opleggen van de straf de rol die in beginsel aan de onafhankelijke en onpartijdige rechter toekomt. Dat kan op gespannen voet komen te staan met het recht op een eerlijk proces. Het recht op een eerlijk proces kan in het geding komen als de betrokkene niet vol­doende is geïnformeerd over de gevolgen van het afstand doen van het recht in verzet te gaan tegen de opgelegde straf. Het recht op een effectieve verdedi­ging kan in het geding komen, omdat veel verdachten geen gebruikmaken van hun recht op rechtsbijstand. Bij minderjarige verdachten is dit extra knellend. Het dossier is vaak summier, waardoor de verdachte niet over alle informatie beschikt die de officier van justitie wel heeft. Dit staat op gespannen voet met het recht op een eerlijk proces.

5. Evalueer tijdig of de rolwisseling van de officier van justitie tijdens de ZSM­werkwijze in overeen­stemming is met het recht op toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter.

6. Verzeker dat de officier van justitie verdachten onmiddellijk en volledig informeert over de ››

12

Page 15: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

gevolgen van de aanvaarding van een strafbeschik­king en over de mogelijkheden verzet aan te tekenen.

7. Verzeker het recht op een effectieve verdediging in de ZSM­procedure: a. Informeer de verdachte volledig over het recht

op rechtsbijstand.b. Zorg dat faciliteiten beschikbaar zijn op alle

ZSM­locaties zodat de aangehouden ver­dachte vertrouwelijk met een advocaat kan spreken.

c. Verzeker dat de verdachte en diens advocaat daarbij toegang hebben tot alle relevante informatie uit het dossier.

d. Geef specifieke aandacht aan de belangen van minderjarige verdachten en volwassenen met een verstandelijke beperking.

Waarborgen rond vrijheidsbenemingHet conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging beoogt directe uitvoering van een veroordeling door de strafrechter in bepaalde situaties. Dat betekent dat ver­dachten die nog niet onherroepelijk zijn veroordeeld, en van wie de schuld dus nog niet definitief vaststaat, in de gevangenis komen. De motivering voor het wets­voorstel is niet overtuigend en het risico dat mensen onterecht hun vrijheid wordt ontnomen, is niet aanvaardbaar.

8. Zie af van indiening van het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging.

In Nederland zitten veel mensen in voorlopige hechtenis. Vaak blijkt na verloop van tijd dat de

vrijheidsbeneming onterecht of te lang is. Dit staat op gespannen voet met het recht dat men in beginsel zijn berechting in vrijheid mag afwachten, tenzij er specifieke redenen zijn iemand in hechtenis te nemen. Er zijn daarvoor wettelijke waarborgen, het knelpunt in de praktijk ligt bij de rechters, die niet optimaal gebruik­maken van de bestaande mogelijkheden voor vrijheids­beperking in plaats van vrijheidsbeneming.

9. Voorzie in alternatieve maatregelen voor voor­lopige hechtenis in de wet, zodat deze expliciet onderdeel uitmaken van het afwegingskader rondom voorlopige hechtenis.

Migratie en mensenrechtenEr zijn verschillende protesten geweest door en namens vreemdelingen die in bewaring zitten omdat zij Nederland moeten verlaten. Men protesteerde vooral tegen het strenge regime. Ook was veel te doen over grensdetentie van asielzoekers, vooral van kinderen. Een wetsvoorstel beoogt te garanderen dat vreemde­lingenbewaring slechts in uiterste gevallen wordt toege­past. Maar bij binnenkomst worden alle vreemdelingen eerst twee weken aan een strikt regime onderworpen, terwijl een minder strikt regime wel bestaat. Dankzij kritische rapporten en debatten in het parlement volgen in 2014 nieuwe maatregelen, zodat asielzoekende kinderen niet meer in grensdetentie worden geplaatst.

10. Veranker het ultimum remedium beginsel voor vreemdelingenbewaring en grensdetentie in de wet.

11. Ontwikkel reële alternatieven voor vreemdelingen detentie. ››

13

Page 16: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

12. Zorg ervoor dat in het regime van grensdetentie geen verslechtering optreedt ten opzichte van het regime zoals het nu geldt op basis van het huidige Reglement regime grenslogies.

13. Onderwerp vreemdelingen bij binnenkomst niet standaard aan het meest strikte regime, maar aan het minder vrijheidsbeperkende verblijfsregime.

Het Europees Comité voor Sociale Rechten vroeg Nederland in oktober 2013 onmiddellijke maatregelen te treffen om de leefomstandigheden te verbeteren van een groep mensen zonder geldige verblijfspapieren. Nederland heeft hier geen gehoor aan gegeven.

14. Zorg voor de meest basale voorzieningen voor vreemdelingen zonder verblijfspapieren die in nood verkeren, conform de aanbevelingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten.

Er zijn vreemdelingen die Nederland moeten maar niet kunnen verlaten. Bijvoorbeeld omdat het land van herkomst niet meewerkt. Zij hebben geen toegang tot basale voorzieningen, zoals onderdak en voedsel. Zij hebben onder bepaalde omstandigheden recht op een buitenschuldvergunning, waarmee zij wel toegang tot basale voorzieningen hebben. De beoordeling van de aanvragen hiervoor laat te wensen over.

15. Verleen een buitenschuldvergunning als het land van herkomst na een jaar nog geen reispapieren heeft afgegeven en dit niet verwijtbaar is aan de vreemdeling.

Het is voorgekomen dat vreemdelingen Nederland moeten verlaten, terwijl er twijfels zijn of zij in het land van herkomst toegang hebben tot de medische zorg die zij nodig hebben. Onder omstandigheden kan dit in strijd zijn met het verbod mensen bloot te stellen aan onmenselijke behandeling. Er is gerede twijfel of het Bureau Medische Advisering altijd meeweegt of de zorg daadwerkelijk beschikbaar is voor de betrokkene en of er een sociaal en medisch vangnet is. Dit zijn criteria die het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in zijn jurisprudentie heeft ontwikkeld.

16. Stuur een zieke vreemdeling niet terug als in het individuele geval niet duidelijk is of hij feitelijk toe­gang heeft tot medische zorg en of er een sociaal en medisch vangnet aanwezig is. Zorg voor een adequaat systeem om te volgen of de betrokkene daadwerkelijk toegang heeft tot de noodzakelijke medische zorg.

Nederland heeft geen procedure om vast te stellen of iemand staatloos is. Iemand die niet erkend staatloos is, heeft problemen bij toegang tot diverse rechten en voorzieningen.

17. Ontwikkel een met waarborgen omklede procedure ter vaststelling van staatloosheid.

PrivacyEr was in 2013 veel aandacht voor het verzamelen en analyseren van gegevens door de Amerikaanse en Nederlandse veiligheidsdiensten. Anno 2013 is veel meer mogelijk dan toen de wetgeving werd opgesteld die ››

14

Page 17: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

de bevoegdheden van diensten regelt en het toezicht daarop. Daarom moet het systeem aangepast worden van instemming vooraf en controle achteraf.

18. Voorzie bij een inbreuk op het telecommunicatie­geheim in alle gevallen in voorafgaande rechterlijke toetsing.

19. Versterk het onafhankelijk toezicht op de inlichtin­gen­ en veiligheidsdiensten door de CTIVD, door de oordelen van deze commissie juridisch bindend te maken en bij grootschalige dataonderschepping te voorzien in voorafgaande of versnelde recht matigheidscontrole.

Nederlandse diensten vertrouwen erop dat buitenlandse diensten met wie zij samenwerken bij het verzamelen van gegevens mensenrechten respecteren. Door de recente ontwikkelingen zijn er twijfels of dat wel terecht is.

20. Wissel alleen gegevens uit met staten waar het mensenrechtelijk toezicht op de veiligheids­diensten adequaat functioneert.

Voorziene wetswijzigingen geven de burgemeester meer bevoegdheden tot het inzetten van mobiel cameratoezicht. Flexibele camera’s maken een grotere inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers mogelijk dan vaste camera’s. In het wetsvoorstel is hierin echter geen verschil gemaakt.

21. Leg in de Gemeentewet vast dat de burgemeester mobiel cameratoezicht, met camera’s die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke

levenssfeer dan vaste camera’s, slechts mag autoriseren als daartoe een duidelijke noodzaak is, zoals een concrete dreiging van een ernstige verstoring van de openbare orde.

De decentralisatie heeft onder meer tot gevolg dat gemeenten meer gegevens van meer burgers gaan verwerken en uitwisselen. Er zal meer uitwisseling van gegevens zijn tussen gemeentelijke instellingen, maar ook tussen de gemeente en andere instanties, zoals zorgverzekeraars. De huidige wetsvoorstellen bieden onvoldoende garanties tegen potentiële inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van burgers.

22. Kom tot een overkoepelende en onderbouwde visie op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van het totale terrein dat de conceptvoorstellen Jeugdwet, Wmo 2015, Participatiewet en Langdurige Intensieve Zorg bestrijken. Transparantie over de verwerking van persoonsgegevens moet hierbij een centraal uitgangspunt vormen.a. Zorg dat de wetsvoorstellen voldoende specifi­

ceren over welke gegevens instanties mogen beschikken voor welke taak en welke gegevens ze daarbij aan elkaar moeten verstrekken.

b. Garandeer dat de wetten die de toekomstige taken en bevoegdheden van de gemeenten regelen waarborgen bevatten om te verzekeren dat de toestemming tot verwerking van per­soonsgegevens ondubbelzinnig en vrijwillig is, in overeenstemming met de Wet bescherming persoonsgegevens.

››

15

Page 18: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

De Vreemdelingenwet maakt mogelijk dat van alle vreemdelingen tien vingerafdrukken en een pasfoto in een centrale databank tien jaar worden bewaard en kunnen worden gebruikt bij de opsporing van misdrij­ven. De centrale opslag van de gegevens of gebruik van deze gegevens voor andere doeleinden dan voor­koming van identiteitsfraude is niet gerechtvaardigd.

23. Wijzig de Vreemdelingenwet, zodat biometrische gegevens van vreemdelingen alleen voor bestrij­ding van identiteitsfraude kunnen worden gebruikt.

Aan de volgende aanbeveling uit 2012 is nog geen gevolg gegeven. Hiervoor heeft het kabinet geen redenen gegeven. Het College herhaalt dan ook zijn aanbeveling.

24. Onderzoek naast de redenen voor het grote aantal tapverzoeken ook de intensiteit van de rechterlijke toetsing voor het verlenen van de desbetreffende machtiging.

Huwelijk en privé- en gezinslevenAls transgenders hun geslacht of voornaam willen laten wijzigen bij de burgerlijke stand, is een verklaring ver­eist van een deskundige over de duurzaamheid van de wens van de transgender. Het is nog onduidelijk welke deskundige die verklaring mag afgeven en op welke gronden weigering mogelijk is. Dit kan op gespannen voet staan met het recht op zelfbeschikking.

25. Zorg voor een transparante regeling van de deskun­digenverklaring over de wens van transgenders tot geslachtswijziging. Neem daarbij het zelfbeschik­kingsrecht van de transgender als uitgangspunt.

Er zijn transgender kinderen die al vanaf 12 jaar duur­zame transgender gevoelens hebben en daarnaar leven. De minimumleeftijd voor geslachtswijziging is 16 jaar. Transgender kinderen kunnen te maken krijgen met uit­sluiting, discriminatie of geweld. Naast maatregelen die dergelijk gedrag voorkomen en bestrijden, moet worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om te voor­komen dat het geboortegeslacht wordt onthuld.

26. Onderzoek welke maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat het geboortegeslacht van trans­gender kinderen wordt onthuld.

De gaswinning in Groningen veroorzaakt voortdurend schade en veel bewoners maken zich zorgen. Zij vrezen verdere schade aan hun eigendom en bezit en vrezen ook voor persoonlijk letsel door vallend puin of instorting van een woning. Ernstige bedreigingen van de veiligheid of het leefmilieu in de woonomgeving vallen binnen de reikwijdte van het recht op bescherming van het privé­ en gezinsleven. Tot nu toe wordt bij de besluitvorming over gaswinning en afhandeling van schade onvoldoende aandacht besteed aan de verplichtingen die de overheid heeft op grond van de rechten van de mens.

27. Neem de rechten van de mens, in het bijzonder het recht op bescherming van het privé­ en gezinsleven, in acht bij de besluitvorming omtrent gaswinning en de afwikkeling van reeds ontstane schade.

Lichamelijke en geestelijke integriteitVerschillende rapporten over mishandeling in de privésfeer en geweld tegen vrouwen kregen in 2013 de aandacht. Er zijn stappen gezet om het verdrag ››

16

Page 19: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

over het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul) te ratificeren. Vooralsnog alleen voor het Europees deel van het koninkrijk, terwijl de problemen in Caribisch Nederland ook groot zijn.

28. Ratificeer het Verdrag van Istanbul zo spoedig mogelijk voor Europees en Caribisch Nederland en neem concrete maatregelen ter implementatie. a. Begin, vooruitlopend op ratificatie en imple­

mentatie van het Verdrag, onmiddellijk met de aanpak van de problematiek van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen in Caribisch Nederland.

b. Waarborg dat gemeenten zich bewust zijn van hun verplichtingen op basis van dit verdrag, en andere relevante verdragen waaronder ten minste het VN Kinderrechtenverdrag en het VN Vrouwenverdrag en dat zij deze naleven.

c. Bewaak de implementatie van deze verdrags­verplichtingen door gemeenten.

MensenhandelEr zijn weliswaar diverse maatregelen getroffen om men­senhandel te voorkomen, maar het is onvoldoende duide­lijk hoe succesvol deze zijn. Slachtoffers van binnenlandse mensenhandel hebben passende opvang en specialisti­sche zorg nodig, maar die is nog onvoldoende beschik­baar. Vooral voor meisjes schiet de opvang en zorg tekort. Jeugdzorg heeft onvoldoende kennis om slacht­offers van binnenlandse mensenhandel te herkennen.

29. Onderzoek de effectiviteit van de preventieve maatregelen tegen mensenhandel.

30. Garandeer passende bescherming en gespecialiseerde hulpverlening voor (minderjarige) slacht offers van mensenhandel.

Slachtoffers van mensenhandel krijgen in weinig geval­len schadevergoeding, terwijl dit een belangrijk onder­deel is van het recht op een effectief rechtsmiddel.

31. Bevorder de deskundigheid van hulpverleners over het recht van slachtoffers op een effectief rechts­middel, waaronder het recht op compensatie.

Er is nog steeds onvoldoende inzicht in de omvang van mensenhandel buiten de seksindustrie. Het gaat om arbeidsuitbuiting en andere vormen van uitbuiting, zoals gedwongen bedelarij en het onder dwang plegen van fraude, waarbij ontvangen toeslagen aan de mensenhandelaar worden afgestaan.

32. Identificeer situaties met een risico op mensen­handel en tref op de situatie toegespitste maatregelen.

33. Investeer in bewustwording van uitbuiting in andere sectoren dan de seksindustrie.

Bedrijven en mensenrechtenOok in Nederland kunnen bedrijven een inbreuk maken op mensenrechten. Zij zijn zich daarvan nog onvoldoende bewust. Het toezicht op de naleving van wetten en regels laat te wensen over.

34. Maak bedrijven bewust van de VN Richtlijnen over bedrijven en mensenrechten (UN Guiding Principles on Business and Human Rights), ››

17

Page 20: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

ook voor activiteiten binnen Nederland. Vertaal de VN Richtlijnen in het Nederlands.

35. Verzeker dat de inspectiediensten zijn toegerust om klachten over inbreuken op mensenrechten door bedrijven te onderzoeken en zo nodig maat­regelen te treffen.

Bij de beoordeling van aanvragen voor overheidssteun bestaan verschillende kaders over maatschappelijk ver­antwoord ondernemen naast elkaar. Dit is onduidelijk voor bedrijven die in het buitenland opereren.

36. Maak de voorwaarden voor maatschappelijk ver­antwoord ondernemen inzichtelijker en meer een eenheid. Zodat voor bedrijven duidelijk is hoe en wanneer toetsing plaatsvindt.

Arbeid en sociale zekerheidIn april 2014 is een advies van de Sociaal­Economische Raad (SER) verschenen over discriminatie op de arbeidsmarkt, gevolgd door een actieplan van het kabi­net. Dit biedt concrete hand vatten voor het bestrijden en voorkomen van discriminatie op de arbeidsmarkt. Het College zal de ontwikkelingen hierover nauwgezet blijven volgen.

De wetsvoorstellen Participatiewet en Quotumwet hebben als doel de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking te bevorderen. Echter, niet alle mensen met een beperking vallen binnen de reikwijdte van deze wetsvoorstellen, waardoor degenen die buiten de doelgroep vallen mogelijk in de toekomst meer moeite zullen krijgen bij het vinden van een baan.

37. Monitor de bedoelde en onbedoelde effecten van de Participatiewet en de Quotumwet na inwerkingtreding.

Op huishoudelijk personeel dat voor minder dan vier dagen bij dezelfde particulier in dienst is, is slechts een deel van het sociaal recht en arbeidsrecht van toepas­sing. Daarmee verkeren zij in een ongunstiger positie dan andere werknemers. Een verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO Verdrag 189) beschermt de rechten van huishoudelijk personeel.

38. Ga over tot spoedige ratificatie van ILO Verdrag 189 en neem alle noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om dit verdrag uit te voeren, zodat huis­houdelijk werkers dezelfde toegang hebben tot sociale zekerheid als andere werknemers.

Gemeenten mogen bijstandsgerechtigden verplichten een tegenprestatie te leveren. Zij hebben daarbij beleidsvrijheid. Normale burgerplichten en gemeen­schapsdiensten zijn geen dwangarbeid of verplicht werk. Vanwege de duur en omvang van de tegen­prestatie, het inzetten van de tegenprestatie voor weg­bezuinigde reguliere werkzaamheden, of de inzet ten goede laten komen aan private partijen, zijn er twijfels of de manier waarop de tegenprestatie wordt uitge­voerd wel binnen de grenzen van mensenrechten blijft. Ook het recht op eerlijke en billijke arbeidsomstandig­heden en het recht op gelijk loon kan in het geding komen. En de weigering een tegenprestatie te ver­richten kan ernstige gevolgen hebben voor de mogelijk­heden in het levensonderhoud te voorzien. ››

18

Page 21: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

39. Ten aanzien van de tegenprestatie voor de bijstand:a. Verzeker dat gemeenten niet in strijd handelen

met het verbod van dwangarbeid, verplichte arbeid en het recht op billijke arbeids­voorwaarden.

b. Schep duidelijkheid over de toegestane aard en omvang van de tegenprestatie.

c. Garandeer dat de maatregelen die gemeenten opleggen bij weigering niet in strijd komen met het recht op sociale zekerheid en het recht op een behoorlijke levensstandaard.

Gezondheid en zorgDe impact van medische gegevens uitwisselen is groot, zeker bij uitwisseling met anderen dan de behandelaar. Het gaat namelijk per definitie om gevoelige informa­tie. Bij de ontwikkeling van een nieuw informatiestelsel voor de zorg zijn diverse knelpunten gesignaleerd. Niet altijd is gegarandeerd dat de personen die toe­gang hebben tot medische gegevens daartoe ook daad­werkelijk zijn gerechtigd. De twijfels over de adequate bescherming van het medisch beroepsgeheim en de persoonsgegevens van de patiënt zijn nog niet voldoende weggenomen.

40. Garandeer dat patiënten vrijwillig en ondubbel­zinnig toestemming kunnen geven om hun medi­sche gegevens te verwerken en uit te wisselen.

41. Garandeer dat in zorginstellingen medewerkers alleen toegang tot medische gegevens hebben als zij een behandelrelatie met de patiënt hebben.

Onderwijs en mensenrechteneducatieMbo­studenten met een beperking, bijvoorbeeld een autistische stoornis, ondervonden problemen bij toegang tot een opleiding en het vinden van een stageplaats. Oorzaken zijn vooral vooroordelen en onbekendheid met wettelijke verplichtingen.

42. Bied gerichte voorlichting aan het mbo over de rechten en plichten die voortvloeien uit het recht op gelijke behandeling van leerlingen met een beperking en passend onderwijs. Onderzoek of zich vergelijkbare problemen voordoen bij andere onderwijsinstellingen.

Op scholen is onvoldoende aandacht voor mensen­rechten. Mensenrechteneducatie is nog niet opgeno­men in de kerndoelen van het onderwijs, zodat structurele aandacht voor het onderwerp niet is gegarandeerd. Docenten hebben nog onvoldoende kennis over mensenrechteneducatie in zijn algemeen­heid en van thema’s die daaraan nauw verbonden zijn, zoals de emancipatie van LHBT’s (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders).

43. Ruim uitdrukkelijk plaats in voor mensenrechten­educatie in de kerndoelen van het onderwijs.

44. Tref concrete maatregelen ter bevordering van de deskundigheid van docenten op het terrein van mensenrechten.

45. Besteed aandacht aan de rechten van LHBT­jongeren.

››

19

Page 22: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

LevensstandaardBezuinigingen en de economische crisis beïnvloeden de koopkracht. Er zijn groepen mensen die moeilijk in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Mensen die langdurig in armoede leven, hebben problemen met onder meer huisvesting, gezondheid en participatie. Het armoede­ en schuldenbeleid is niet gestoeld op mensenrechten, terwijl dat een goede basis zou zijn. Ook het Nationaal Actieplan Mensenrechten besteedt geen aandacht aan het recht op een behoorlijke levensstandaard.

46. Gebruik de rechten van de mens als kader voor het armoede­ en schuldenbeleid, met oog voor de relatie tussen armoede en gezondheid, huisvesting en participatie, in gevallen waarin verbetering van de koopkracht alleen onvoldoende is.

Het Europees Comité voor Sociale Rechten heeft Nederland aanbevolen onmiddellijke maatregelen te treffen ter verbetering van de situatie van daklozen en vreemdelingen zonder geldige verblijfspapieren. Deze aanbevelingen zijn niet nageleefd.

47. Zorg voor de meest basale voorzieningen voor daklozen en vreemdelingen zonder verblijfs­papieren die in nood verkeren, conform de aan­bevelingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten.

Caribisch NederlandHet is niet altijd duidelijk welke overwegingen een rol spelen bij het besluit om wet­ en regelgeving die voor het Europese deel van het koninkrijk geldt, wel of niet toe te passen in Caribisch Nederland. Dit is onwenselijk. Als de regels niet gelijk zijn, is niet altijd duidelijk of is voldaan aan het gelijkheidsbeginsel. De aankomende evaluatie van de staatkundige structuur is bij uitstek het moment om dit te onderzoeken.

48. Maak inzichtelijk of en op welke wijze bij de afwe­ging voor het invoeren, aanpassen of handhaven van wet­ en regelgeving in Caribisch Nederland toetsing aan het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 Grondwet heeft plaatsgevonden.

Op het terrein van strafrecht en penitentiair recht zijn diverse knelpunten die eerder zijn gesignaleerd opnieuw benoemd. Gezien de ernst en omvang van het probleem herhaalt het College de desbetreffende aanbevelingen.

49. Ten aanzien van strafrecht en penitentiair recht:a. Investeer in alternatieven voor de

vrijheidsstraf.b. Verhoog de inzet voor forensische zorg.c. Voer TBS­regelgeving en de mogelijkheid een

PIJ­maatregel op te leggen in.d. Garandeer in heel Caribisch Nederland het

recht op toegang tot een advocaat voor verdachten en gedetineerden.

e. Garandeer het recht op respect voor familie­leven van verdachten en gedetineerden. ■

20

Page 23: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Rassen­discriminatie in Nederland

21

Page 24: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

koloniale verleden van Nederland en een negatieve stereotypering van zwarte mensen.

Is racisme wijd verbreid in Nederland? Komt rassen­discriminatie veel voor? Of valt het juist allemaal reuze mee? En wat bedoelen we eigenlijk met discriminatie? Welke mechanismen liggen aan rassendiscriminatie ten grondslag? Deze vragen kunnen niet worden beantwoord zonder nader in te gaan op de aard van het – nog steeds voortdurende – debat over racisme en rassendiscriminatie in Nederland en de verschijnings­vormen daarvan.

Dit hoofdstuk wijdt daaraan een beschouwing. En zoekt vervolgens naar hoe het verder moet, tegen de achtergrond van de verplichtingen van Nederland op grond van de Nederlandse wet en mensen­rechtenverdragen om discriminatie tegen te gaan. ■

2013 gaat wellicht de geschiedenis in als het jaar waarin in Nederland meer dan ooit over rassendiscriminatie is gesproken. De discussies in de media lieten zien dat er veel verschil van inzicht is over wat discriminatie op grond van ras en racisme nu precies is. Dat was vooral te zien na een aantal incidenten. Waar sommigen dachten leuk uit de hoek te komen met een grap over iemands afkomst of huidskleur vonden anderen dat helemaal niet meer kunnen in 2013. Veel mensen vonden het niet alleen een slechte grap of een belediging, maar ronduit een racistische uitlating. De grappenmakers reageerden beduusd, omdat zij als niet­racist nu eenmaal geen racistische grappen maken, of diep beledigd, vanwege de beschuldiging racistisch te zijn. Niet nieuw, maar breder dan ooit, werd de discussie over Zwarte Piet gevoerd. Voor de één traditioneel de onschuldige en grappige kinder­vriend, voor de ander een pijnlijke verwijzing naar het

Inleiding

22

Page 25: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Als ik er anders had uitgezien, had ik de boete niet gekregen’

Haseeb Butt (24), student rechten en politicologie, is opgegroeid in de Haagse Schilderswijk. Zijn ouders komen uit Pakistan. ‘De Schilderswijk is levendig en multicultureel, het is niet zo negatief als de media naar voren brengen’, zegt hij. ‘Het klopt wel dat er grote spanningen zijn tussen de bewoners en de politie. De criminaliteit is gedaald, maar het veiligheidsgevoel ook’, vertelt hij. Haseeb is zelf ook wel eens gediscrimineerd door de politie. Een paar jaar geleden zat hij op een trap van een portiek, toen een agent hem vroeg zich te legitimeren. Haseeb snapte niet waarom en vroeg dit aan de agent. ‘De agent keek geïrriteerd en zei dat het gewoon voor zijn aantekeningen was. Ik wilde niet in de problemen komen, dus gaf ik mijn legitimatie. Een paar maanden later ontving ik een boete voor rond­hangen. Ik was het er niet mee eens, maar bij het politiebureau namen ze me niet serieus. Ze zeiden dat het geen zin had om bezwaar te maken’, vertelt Haseeb. Hij begon een rechtszaak. Het Gerechtshof oordeelde dat de boete onterecht was.‘Ik wist gewoon dat als ik er anders uit had gezien, ik de boete niet had gekregen’, zegt Haseeb. Hij voelt zich vaak de verdachte, hoewel hij er alles aan doet om niet zo over te komen. ‘Als ik door de supermarkt loop, word ik vaker aangesproken door de beveiliging, terwijl ik net als ieder ander simpelweg mijn boodschappen doe. Als ik de politie zie voel ik me niet veilig, ik heb eerder het gevoel dat ik moet uitkijken.’ Dat hij beoor­deeld wordt op zijn uiterlijk is voor hem normaal geworden: ‘Natuurlijk vind ik het jammer, maar je kunt er niet zoveel aan veranderen’, zegt hij.

23

Page 26: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Rapporten dat er in Nederland rassendiscriminatie is, maken de stemmen los

Het debat over rassendiscriminatie in Nederland werd in 2013 in gang gezet door een aantal gebeurtenissen, waaronder de publicatie van het rapport over Nederland door de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) in oktober 2013. Op verschillende gebieden, zoals arbeidsmarkt, onderwijs, politie, horeca­deurbeleid en het politieke klimaat, signaleert ECRI discriminatie op grond van ras. ECRI formuleert een reeks aanbevelingen voor de Nederlandse regering, onder meer dat een nationale strategie nodig is tegen

discriminatie wegens ras. Rond diezelfde tijd conclu­deerde Amnesty International in een rapport over proactief politieoptreden dat ‘etnisch profileren door de Nederlandse politie het niveau van opzichzelfstaande incidenten overstijgt’. In deze periode laaide ook het debat op over Zwarte Piet als racistisch stereotype. Daarnaast deden zich voor het oog van de natie nog enkele incidenten voor die als racistisch bestempeld kunnen worden.

Verloop van het debat

Defensieve reacties

Bij de reacties en dynamiek in deze periode viel aller­eerst op dat de reacties veelal defensief, ontkennend en soms zelfgenoegzaam waren. Verschillende politici zeiden de bevindingen van ECRI niet te herkennen, de conclusies niet zo serieus te nemen en merkten en passant op dat de Raad van Europa zich beter met dringender zaken kon bezighouden. De Nationale ombudsman reageerde als een van de weinigen ferm: “Het politieke tij in Nederland is racistisch. Dan heb ik

het niet over één partij maar over de stemming in Den Haag. Die is tegen buitenlanders.” Volgens de ombudsman is de racistische houding in Nederland gemeengoed geworden en zijn politieke partijen vaak wars van kritiek daarop. “De politiek voelt zich ongenaakbaar. De indruk ontstaat dat de sfeer in Den Haag er een is van anything goes. Kritiek wordt niet aanvaard.”

››

24

Page 27: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Ook de teneur van de reacties op het rapport van Amnesty International over etnisch profileren was ont­kennend. Korpschef Bouman van de nationale politie schrijft in zijn weblog dat hij het ‘fundamenteel oneens [is] met de suggestie dat de politie structureel en in toenemende mate etnisch profileert’. Hij wijst op de noodzaak van een balans tussen intuïtie en feiten­kennis, die scherp naar voren komt als een bepaalde etnische groep oververtegenwoordigd is bij een bepaald delict. Hij gaat echter niet in op de getuigenissen van enkele (voormalig) agenten van niet­Nederlandse afkomst. Zij vertelden hoe zij, buiten werktijd en niet

in uniform, zonder enige aanleiding regelmatig door collega’s van de weg zijn gehaald om hen te identifi­ceren en daarbij op een hele “brutale, onvriendelijke manier” werden benaderd. In antwoord op Kamervragen antwoordde de minister van Veiligheid en Justitie dat het rapport van Amnesty Intenational erop wijst dat etnisch profileren door de politie voor­komt, maar dat het geen ‘stelselmatig discriminerende profilering’ aantoont. Hij wacht de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek door de Universiteit Leiden over dit onderwerp af.

Felle discussie over Zwarte Piet

De discussie over Zwarte Piet als racistisch fenomeen was dit jaar feller en uitvoeriger dan in voorgaande jaren. In de media kwamen voor­ en tegenstanders van afschaffing aan het woord en ze konden over en weer rekenen op scheldkanonnades of historische betogen die het eigen gelijk moesten bewijzen. Een groep autochtone Nederlanders organiseerde een hand­tekeningenactie en een demonstratie in Den Haag voor het behoud van Zwarte Piet.

Als gevolg van de zwarte pietencontroverse raakte de discussie over racisme in Nederland gepolariseerd. In discussies op tv en in (sociale) media ontstond steeds meer een wij–zij­sfeer. Veel mensen die de traditie van het Nederlandse sinterklaasfeest koesteren,

zagen niets verkeerd in Zwarte Piet en beschouwden gekleurde Nederlanders als mensen die zeuren over discriminatie die er niet is. De mensen die erop wezen dat Zwarte Piet een racistisch stereotype is (al dan niet met een koloniale achtergrond) waar zwarte mensen last van kunnen hebben, vonden witte Nederlanders die daaraan niets willen veranderen racistisch en harteloos.

››

25

Page 28: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Aandacht in buitenlandse media

Incidenten

In deze fase trok het debat de aandacht van buiten­landse media en wetenschappers die hun licht erover lieten schijnen. De in Nederland wonende Amerikaanse historicus James Kennedy merkte in zijn kranten­column in Trouw op dat de Nederlandse zwarte pieten­figuur (black pete) in de VS ondenkbaar is. Dit geldt overigens ook voor de ongevoelige reacties over mensen die zich door de zwarte pietenfiguur gekwetst voelen, zo rapporteerde de Nederlandse socioloog Duyvendak vanuit de VS.1 De afwijzing en ridiculisering van gekwetste gevoelens wekte in het buitenland grote verbazing. De rapen waren gaar toen de voorzitter van de VN­Werkgroep, die zich bezighoudt met de positie

Over Humberto Tan en GordonOntkenning en gebrek aan inleving in de gevoelens van anderen waren ook te zien in de reacties op twee inci­denten in december 2013. Naast de opmerking van een tv­presentator over Humberto Tan, die als “niet alleen donker maar ook nog dom” werd neergezet, was er de opmerking van zanger Gordon over een man van Chinese afkomst in een talentenshow: “Afhaalchinees, wat ga je zingen, nummer 39 met rijst?”. Afkeurende reacties werden gepareerd met de uitleg dat het

van mensen van Afrikaanse origine, zich op onhandige wijze via de Nederlandse media in het zwartepieten­debat mengde, met de opmerking dat de Kerstman toch wel genoeg was. Velen in Nederland voelden zich gekwetst: Sinterklaas is een leuk en onschuldig kinder­feest in de Nederlandse culturele traditie, en Zwarte Piet is onderdeel daarvan.

Het kabinet reageerde afstandelijk en hield zich afzijdig. Premier Rutte hield het bij de opmerking “Zwarte Piet is nu eenmaal zwart” en minister Bussemaker liet weten dat het niet aan de politiek, maar aan de samenleving is om tot een vergelijk te komen over Zwarte Piet.

grappen waren en daarom niet racistisch, want niet zo bedoeld. In de dynamiek van de lopende racismediscus­sie kregen deze incidenten echter een zwaardere lading. Kwam hier niet onvervalst racisme van blanke Nederlanders aan het licht dat steeds maar werd ont­kend en gebagatelliseerd? Of, aan de andere kant: werd hier niet zichtbaar dat sommige mensen overal discri­minatie zien die er helemaal niet is? Verschillende men­sen van Chinese afkomst dienden een klacht in bij het Meldpunt Discriminatie Regio Amsterdam; volgens ››

26

Page 29: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

het meldpunt een unicum. Gordons collega­jurylid van Amerikaanse afkomst sprak hem aan op de belediging, maar de tv­zender zag geen reden gevolgen te verbin­den aan Gordons gedrag. Buitenlandse media, met name Amerikaanse, waren hoogst verbaasd en veront­waardigd over de gang van zaken op de Nederlandse tv.

Over ‘een donker gekleurde (neger)’ Een incident rond de jaarwisseling leek een kentering in de discussie teweeg te brengen. Een sollicitant bij een elektronicabedrijf ontving per ongeluk een interne mail tot afwijzing, met als voornaamste reden dat hij ‘een donker gekleurde (neger)’ is. Die mail werd op Facebook openbaar gemaakt. In dit geval was ontken­ning geen optie, omdat het zwart op wit stond. De ver­ontwaardiging was groot, onder allochtonen en autochtonen. Minister Asscher nam publiekelijk stelling tegen deze uiting van rassendiscriminatie. De afzender van het bericht dook onder na bedreiging. Na aangifte heeft het Openbaar Ministerie (OM) eind februari 2014 besloten tot vervolging wegens discriminatie op grond van ras. Overigens vervolgt het OM ook degene die de afzender van de mail heeft bedreigd.

Over ‘minder Marokkanen’Ook was er afkeuring naar aanleiding van de reacties op de uitlatingen van PVV­leider Wilders op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart 2014. Wilders bracht zijn gehoor tot het scanderen van “min­der Marokkanen” in Nederland en zegde toe dit “te gaan regelen”. Dat zijn oproep en uitlatingen discrimi­nerend zijn jegens een bepaalde bevolkingsgroep en dat hiermee een grens is overschreden, werd breed gedeeld

in samenleving en politiek. Verschillende Kamerleden en bewindspersonen, onder wie D66­ voorman Pechtold en premier Rutte, hebben zich zeer kritisch uit­gelaten over Wilders’ opmerkingen. Het kabinet heeft bij monde van vicepremier Asscher in een formele ver­klaring zijn uitdrukkelijke afkeuring uitgesproken. Verschillende PVV­Kamerleden, leden van Provinciale Staten en Europarlementariërs, stapten uit de partij. Ook binnen de twee lokale PVV­afdelingen was veel ophef. Deze discussie is nog lang niet gesloten, het OM zal moeten besluiten of het Wilders gaat vervolgen na de grote hoeveelheid aangiftes tegen zijn uitspraken. Wilders zelf liet weten, evenals een groot deel van zijn aanhang, geen probleem te zien in zijn uitlatingen.

Over wegpesten in DuindorpNog weer later, in april 2014, ontstond veel ophef toen bleek dat inwoners van de Haagse wijk Duindorp syste­matisch bewoners van buitenlandse komaf wegpesten. Nieuwkomers werden bedreigd, hun ruiten werden inge­gooid en er werden racistische leuzen op muren gekalkt. Ook werden varkenskoppen opgehangen om moslims te beledigen. Kamerlid Marcouch (PvdA) stelde er vragen over in de Tweede Kamer. Hij had zelf de wijk bezocht, waar hij mensen sprak die ook tegen hem openlijk racis­tisch waren. “Er viel mee te praten, maar ze kwamen niet verder dan dat dit land van ons is en dat allochto­nen hier niet thuishoren”, zei Marcouch tegen de NOS. “Als ze komen, dan vragen ze erom”, werd hem verteld. De Haagse burgemeester en de minister van Veiligheid en Justitie spraken van racisme waar hard tegen opgetre­den gaat worden. De woningbouwvereniging liet weten de pesterijen ontoelaatbaar te vinden. ■

27

Page 30: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Ontkenning van rassendiscriminatie

In 2013 vormden ongeloof, verontwaardiging en vooral ontkenning de rode draad in de reacties op de sugges­tie dat er sprake was van rassendiscriminatie. Het mogelijk discriminerende karakter van gedrag van over­heidsfunctionarissen zoals politieagenten werd ont­kend, grappen over etnische groepen werden niet als racistisch herkend, dat Zwarte Piet voldoet aan een racistisch stereotype werd ontkend, evenals – in het algemeen – de mogelijkheid dat in Nederland structu­rele vormen van discriminatie bestaan. Dat roept een belangrijke vraag op: wat is de oorzaak van die defensieve, ontkennende reacties?

Begin 2014 publiceerde een aantal Nederlandse sociaal­wetenschappers een bundel over racisme in Nederland, onder de titel Dutch racism.2 Zij komen tot de conclusie dat Nederlands racisme een categorie apart is, een ‘complex, paradoxaal en omstreden fenomeen’.3 Zij zien het taboe op het benoemen van racisme en de ontkenning van rassendiscriminatie als een typisch Nederlands verschijnsel. Bij de presentatie van het boek illustreerde een van de auteurs, Philomena Essed, dit door erop te wijzen dat zelfs wetenschappers het in Nederland liever niet over racisme hebben maar over ‘intolerantie’.

De auteurs van het boek zijn het erover eens dat ontkenning en vermijding vaste patronen zijn in het Nederlandse debat over racisme. Zij bieden er ver­schillende verklaringen voor. Sommigen menen dat ontkenning van racisme samenhangt met het taboe op racialisering van zwarte mensen, anderen menen dat de ontkenning samenhangt met het feit dat discrimina­tie op ‘raciale kenmerken’ in Nederland wordt geassoci­eerd met Joden en de Holocaust.

Duiding van het debat

››

Racisme is het geheel van ideeën dat mensen op grond van uiterlijke kenmerken of op grond van hun afkomst benoemt als een soort, in maatschappelijke betekenis van dat woord. Aan deze ‘soort’ worden negatieve kenmerken toe-geschreven. Het begrip ‘ras’ in biologische zin is op zichzelf geen maatschappelijke categorie. Ras in maatschappelijke zin bestaat alleen als racistische categorie. Ras in die zin functioneert als categorie om verschillen tussen mensen te interpreteren, zin te geven en te gebruiken om een hiërarchische ordening tussen groepen aan te brengen of te bevestigen.

28

Page 31: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Iedereen heeft recht op dezelfde mensenrechten. Maar in de praktijk staat discriminatie juist de werkelijke toegang tot mensenrechten in de weg. De overheid in het bijzonder moet zich inspannen om discriminatie aan te pakken.

29

Page 32: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Positief zelfbeeld en taboe op rassendiscriminatie

Blank slachtofferschap

Bovengenoemde theorieën kunnen helpen het Nederlandse racismedebat te begrijpen. Het verwijt dat rassendiscriminatie bestaat, lijkt weerstand op te roepen doordat het ver afstaat van het positieve zelfbeeld dat de (autochtone) meerderheid van Nederland heeft: een tolerant gidsland met tolerante inwoners dat andere landen aanspreekt op discriminatie en schendingen van de mensenrechten. De in het debat gebruikte termen ‘rassendiscriminatie’ en ‘racisme’ passen niet bij dit positieve zelfbeeld en worden daardoor als heftig en weinig neutraal ervaren.

Daarnaast speelt het grote maatschappelijk taboe op rassendiscriminatie een rol: het verwerpelijke karakter daarvan is een zo algemeen aanvaarde

Buitenlands sociaalwetenschappelijk onderzoek naar maatschappelijke ontwikkelingen in de postkoloniale periode wijst erop dat ‘ontkenning van racisme’ door witte mensen vaak samengaat met een andere reto­rische figuur: het claimen van ‘blanke onschuld en slachtofferschap’. Dit verwijst naar de goede wil en bedoelingen van witte mensen die zichzelf, en niet gekleurde mensen, als slachtoffer zien van racisme.

vanzelfsprekendheid, dat niet alleen personen die zelf worden aangesproken op mogelijk racisme vrijwel auto­matisch in de ontkenning schieten, maar dat het brede (autochtone) publiek dit ook doet. De combinatie van niet­neutrale termen en het taboe op rassendiscrimina­tie zorgt ervoor dat mensen zich gekrenkt en beledigd voelen, met als gevolg dat ze zich aangetast voelen in hun goede naam en integriteit. Dat is geen goed uit­gangspunt voor een inhoudelijke discussie of open dia­loog over het voorkomen van discriminatie. Noch zet het deze mensen ertoe aan bij zichzelf te rade gaan of ze mogelijk toch discrimineren, ook al is dat niet hun bedoeling.

Dat gevoel van slachtofferschap is volgens de literatuur een reactie op het verlies van voorheen aan witte mensen toekomende privileges, zoals een bevoorrechte positie in de toegang tot onderwijs en de arbeidsmarkt. Het claimen van ‘blank slachtofferschap’4 kan er vervolgens toe leiden dat de verantwoordelijkheid voor discriminatie van zwarte mensen bij hen wordt gelegd, een fenomeen dat wordt aangeduid als ‘blaming the victim’. ››

30

Page 33: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Nativisme

Een bijzondere vorm van slachtofferschap is het nati­visme, het gedachtegoed dat de oorspronkelijke bewo­ners (natives) sterkere want oudere rechten hebben dan nieuwkomers. Dat is onder meer te zien als mensen vinden dat migranten worden bevoordeeld bij de toewij­zing van huizen. Of dat migranten banen hebben terwijl autochtone Nederlanders werkloos zijn. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de eerdergenoemde woorden van bewoners van het Haagse Duindorp, dat “dit land van ons is en dat allochtonen hier niet thuishoren in Den Haag”.

De socioloog Duyvendak ziet dit nativisme ook als het over Zwarte Piet gaat. De klachten van autochtone Nederlanders bij een antidiscriminatiebureau vanwege het voorstel om Zwarte Piet af te schaffen, illustreren dat voor hen de stem en emotie van de autochtone Nederlanders over hun traditie zwaarder tellen dan die van andere Nederlanders. Hij wijst in De Groene Amsterdammer op de paradox dat mensen van Surinaamse afkomst enerzijds en tegen hun zin onder­deel zijn van een nationale (Sinterklaas) traditie, maar anderzijds er niet over mee mogen praten. ■

Onder de auteurs van het boek Dutch Racism is consen­sus dat ontkenning in combinatie met ‘blank slacht­offerschap’ een typisch Nederlandse reactie is. Zij beschrijven dat autochtone Nederlanders zichzelf als slachtoffers zien van hun tolerantie, nu migranten zich ‘ondankbaar’ tonen en eisen beginnen te stellen in plaats van zich aan te passen. Dit zou verklaren waarom autochtone Nederlanders niet geneigd zijn zichzelf als racisten of daders van discriminatie te zien. Ook de idee dat Nederlanders van buitenlandse afkomst zelf ook niet zo tolerant zijn en zich schuldig maken aan zaken als criminaliteit, vrouwenonderdrukking en geweld tegen homo’s, kan bijdragen aan de idee van de ‘onschuldige autochtonen’ als het over racisme gaat.

Of het nu typisch Nederlands is of niet, in ieder geval speelt naast ontkenning het verschijnsel van blank slachtofferschap in de Nederlandse discussie een rol, zoals blijkt uit een aantal reacties in het zwarte pieten­debat. De directeur van de publieke omroep wijst het verzoek om de intocht van Sinterklaas zonder zwarte pieten te doen af met “het is hun probleem”. Autochtone Nederlanders dienden een klacht over discriminatie in bij een antidiscriminatiebureau. Zij voelen zich slachtoffer en miskend. Het Nederlandse Sinterklaasfeest, inclusief Zwarte Piet, behoort immers tot de Nederlandse culturele traditie. ‘Zij’ kunnen dat niet zomaar afpakken, dat is ‘van ons’.

31

Page 34: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Groter taboe op zwart racisme?

Cultureel racisme

Het debat over racisme naar aanleiding van Zwarte Piet werd heftiger toen het zich toespitste op discriminatie van personen met een donkere huidskleur, ook wel ‘zwart racisme’ genoemd. Deze verheviging lijkt samen te hangen met het grote maatschappelijke taboe dat

Voor rassendiscriminatie op grond van fysieke kenmer­ken was de laatste decennia relatief weinig aandacht in Nederland. Dit hangt samen met de grote aandacht voor de positie van Nederlanders van Turkse en Marokkaanse afkomst. Discriminatie jegens hen betreft eerder hun religie en etnische of nationale afkomst dan hun huidskleur. Verwijten en onbegrip betreffen het niet­delen van westerse normen en waarden, onbe­kendheid met het beginsel van de scheiding van kerk

rust op stereotypering en discriminatie op grond van uiterlijke kenmerken als huidskleur, kroeshaar en volle lippen. Dit roept associaties op met kolonialisme, het (slavernij)verleden van Nederland en met de apartheid van het voormalig apartheidsregime in Zuid­Afrika.

en staat en religieuze uitingen als het dragen van een hoofddoek. Discriminatie van deze groep heeft kortom veel te maken met cultuur en minder met het uiterlijk. Dit wordt daarom wel aangeduid als ‘cultureel racisme’. Hierbij worden zogenaamde ‘culturele verschillen’ als absoluut opgevat en wordt er, ondanks de suggestie van de gelijkheid van culturen, een rangorde aangebracht.

Gedaantes van racisme en rassendiscriminatie

››

32

Page 35: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Taboe op ‘zwart racisme’ lijkt groter

Het taboe op discrimineren naar huidskleur en andere uiterlijke kenmerken lijkt groter dan het taboe op het discrimineren naar etnische of nationale afkomst of religie. In het debat over integratie van inwoners van Turkse en Marokkaanse afkomst in de Nederlandse samenleving was het juist de norm om problemen van of met die groepen expliciet te benoemen in termen van etnische afkomst en religie. Dit debat wordt open­lijker gevoerd en het categoriseren van hele bevolkings­groepen als probleemveroorzakers gebeurt soms zonder enige terughoudendheid.

De gemene deler van beide soorten discriminatie lijkt afkomst. Dit komt ook tot uitdrukking in de wettelijke omschrijving van de discriminatiegrond ‘ras’, die naast uiterlijke kenmerken zoals huidskleur, ook etnische en nationale afstamming omvat. Dat mogelijk een groter taboe rust op ‘zwart racisme’, betekent niet dat andere vormen van racisme niet voorkomen of minder erg zijn (‘blank racisme’ bijvoorbeeld). ■

33

Page 36: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Onbedoelde discriminatie is ook discriminatie…

Uit een onderzoek bij de Haagse Hogeschool dat het College in 2009 uitbracht, bleek dat er verschillende opvattingen bestaan over wat discriminatie is. Veel van de leraren en studenten van niet­Nederlandse afkomst voelden zich gediscrimineerd. Hun definitie van discrimi­natie doelde op het effect: zij ervoeren dat zij (soms) werden genegeerd en buitengesloten en minder gunstig werden behandeld dan anderen. Daarbij gingen ze niet uit van opzet bij de leraren en studenten van Nederlandse afkomst. Deze laatste groep voelde zich ten onrechte beschuldigd: zij hadden immers niet opzettelijk gediscrimineerd, dus was er niet gediscrimineerd.

In Dutch Racism wijzen de auteurs erop dat in Nederland vooral een enge definitie van discriminatie in zwang lijkt te zijn: een uitlating is dan alleen racistisch

als deze ‘de uitdrukking is van een duidelijke intentie om schade te berokkenen en ideologische opvattingen reflecteert’. Het College ziet deze opvatting ook bij werk­gevers van wie wordt gesteld dat zij hebben gediscrimi­neerd. Op zittingen bij het College blijkt dat zij zich helemaal niet herkennen in het beeld van ‘schuldige’ of ‘dader’, omdat ze niet de intentie hebben om te discri­mineren. Om vast te stellen of er discriminatie is in de zin van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) zijn bedoelingen echter irrelevant. Dit is ook de kern van de definitie in internationale verdragen. Het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie bepaalt in artikel 1 dat het gaat om onderscheid dat de gelijke uitoefening van rechten teniet doet of aantast.

Over racisme en rassendiscriminatie

… evenals handelen naar stereotypering

Openlijke discriminatie komt voor, maar niet heel frequent. Discriminatie is vaak verhuld, en mede daar­door moeilijk te bewijzen. Onderzoek laat zien dat meer subtiele discriminatie vaak voortvloeit uit

stereotypen waarvan men zich meestal niet bewust is. Deze stereotypen doen zich voor in de vorm van onbe­wuste associaties van groepen met kenmerken, zoals ‘Roma’ met ‘dieven’, ‘Marokkanen’ met ‘overlast’ of ››

34

Page 37: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Nederlanders’ met ‘bot’. Niet alle stereotiepe denk­beelden zijn schadelijk. Dat is pas het geval als mensen handelen naar negatieve stereotypen over groepen en individuen op grond daarvan bijvoorbeeld benadelen of uitsluiten. Dan is er sprake van discriminatie, ook al is het onbewust en onopzettelijk.

Zoals het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) in zijn Jaarrapportage Integratie 2013 vaststelt over de rol van discriminatie op de arbeidsmarkt: ‘(ongunstige) beel­den over migrantengroepen zijn van invloed op de beslissing over een individuele werkzoekende. (...) Selectiebeslissingen zijn niet etnisch neutraal;

vooroordelen spelen een rol.’ Vertaald naar het stereo­type van Zwarte Piet als olijk en dom knechtje van een witte baas: dit racistische stereotype kan – meestal onbewust – leiden tot discriminerend gedrag jegens mensen met een donkere huidskleur.

Iedereen kan racistische denkbeelden hebben zonder zich daarvan bewust te zijn. Discriminerend handelen of gedrag kan het gevolg zijn van die denkbeelden. Dat maakt iemand niet tot racist, maar wel tot iemand die discrimineert. Natuurlijk worden negatieve racistische stereotypen ook bewust gehanteerd. Dan is er sprake van opzettelijke, bedoelde discriminatie.

Rassendiscriminatie bestaat wel, maar niet altijd overal

Rassendiscriminatie is ernstig, complex en lastig te bewijzen. Dat blijkt onder meer uit de praktijk van het College, bij de behandeling van individuele verzoeken om een oordeel op grond van de gelijkebehandelings­wetgeving. Daarom is voorzichtigheid geboden met cijfers over de frequentie van het voorkomen van discri­minatie. Dat discriminatie er (altijd) is, zoals sommi­gen veronderstellen, is niet houdbaar. Tegelijkertijd kun je er omgekeerd ook niet van uitgaan ‘dat wij niet dis­crimineren’, zoals anderen veronderstellen. Racistische stereotypen spelen altijd wel ergens een rol, maar dat leidt niet altijd tot discriminatie. Men kan ze immers wel hebben, maar er niet naar handelen. Bovendien, niet elk onderscheid of elke benadeling van iemand van

niet­Nederlandse afkomst is altijd rassendiscriminatie. Net zomin als elke benadeling van vrouwen altijd en alleen voortkomt uit sekse­onderscheid, of elke vorm van achterstelling van moslims altijd en alleen uit religieuze discriminatie. Mensen zijn nu eenmaal meer dan alleen hun ras, sekse of religie, en worden ook op meer aspecten van hun identiteit aangesproken.

Zoals eerder gezegd komt de meeste discriminatie niet voort uit racistische of discriminerende bedoelingen, maar uit onbewuste associaties. Doordat deze stereo­typering onbewust is, leidt dit gemakkelijk tot ontken­ning, zelfs van het hebben van stereotiepe denkbeelden. Het is een belangrijke stap om te onderkennen dat ››

35

Page 38: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

veel discriminatie onbewust, onbedoeld en onvoorzien is en ook daardoor moeilijk vast te stellen, maar wel degelijk voorkomt. Wie zich bewust is van de werking van racistische stereotyperingen, kan er iets aan doen. Ontkenning houdt rassendiscriminatie in stand.

Het is tijd dat iedereen uitdrukkelijk onderkent dat dis­criminatie op grond van ras in Nederland op veel ter­reinen en in verschillende gedaanten bestaat. Dat geldt op het hoogste niveau voor overheid en politiek, maar ook binnen arbeidsverhoudingen, en voor buurten en wijkbewoners en sinterklaasvierders. Daarbij moeten gevoelens van achterstelling niet worden genegeerd. ■

36

Page 39: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Van onderkenning van rassendiscriminatie naar verantwoordelijkheid voor mensenrechten

En nu?

Zoals de Amerikaanse rechter Sonia Sotomayor zei: “Het enkel wensen dat rassendiscriminatie weggaat “wishing away”), werkt niet.” Rassendiscriminatie is een hardnekkig en universeel probleem, waarover staten al decennialang op internationaal niveau afspraken maken. Sinds 1972 is het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie in Nederland van kracht. In elk mensenrechtenverdrag is bevestigd dat iedereen het recht heeft op gelijk genot van alle mensenrechten die in dat verdrag zijn gegarandeerd en dat discriminatie wegens ras is ver­boden. Dat klinkt als een open deur: uiteraard heeft iedereen recht op alle mensenrechten. Maar in de praktijk staat juist discriminatie de werkelijke toegang tot mensenrechten in de weg. Zo mag de douane bij het controleren van mensen op de luchthaven niet alleen mensen met een donkere huidskleur of een niet­westers uiterlijk eruit pikken om hen op het lichaam te fouilleren. Dat is discriminerend op zich, maar ook een aantasting van de lichamelijke integri­teit. Vanwege je achternaam geen uitnodiging krijgen voor een sollicitatiegesprek is een inbreuk op het recht op arbeid. Of als kinderen vanwege hun afkomst op school worden gepest en daardoor uitvallen, is hun recht op onderwijs in het geding.

Het garanderen van alle mensenrechten aan iedereen, zonder discriminatie, noodzaakt dus tot geëigende maatregelen. Het recht op onderwijs verplicht tot maatregelen op school. Bij projecten tegen pesten op school is specifieke aandacht nodig voor kinderen die vanwege hun donkere uiterlijk worden gepest, zodat ook zij zich veilig voelen op school. Zo draagt het mensenrechtenkader bij aan het beoordelen van een probleem en het kiezen van de juiste oplossing. Maatregelen die de discriminatie bestrijden, verwezen­lijken ook het recht op onderwijs.

Mensenrechtenverdragen verplichten tot een aantal categorieën van maatregelen, waaronder:■■ het opstellen van adequate wetgeving en het hand haven daarvan;

■■ een pakket (beleids)maatregelen die bijdragen aan naleving van mensenrechten in de praktijk;

■■ het vergroten van bewustwording van wat discriminatie is en de gevolgen daarvan;

■■ het aanpakken van de structurele oorzaken van discriminatie.

Hierna volgt ter illustratie een aantal voorbeelden.

››

37

Page 40: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Reeds bestaande wettelijke maatregelenIn Nederland is een breed scala aan wettelijke maat­regelen van kracht om discriminatie tegen te gaan. De gelijkebehandelingswetgeving verbiedt discriminerend handelen bij arbeid, in het onderwijs en bij het aanbie­den van goederen en diensten. Er is in Nederland een goed wettelijk kader, met diverse laagdrempelige moge­lijkheden om klachten over discriminatie in te dienen. Dat kan bij de gemeentelijke discriminatiemeldpunten, bij het College met een verzoek om een oordeel en bij de politie voor discriminatievormen die in het Wetboek van Strafrecht strafbaar zijn gesteld.

Regering moet rechten van álle mensen garanderen…Het is een belangrijke taak van de overheid om op ver­schillende manieren duidelijk te maken dat rassendis­criminatie niet acceptabel is. Dat begint met de toon van het politieke debat. Uiteraard hebben politici veel ruimte om hun politieke opvattingen te uiten en stel­ling te nemen en zelfs om in een fel debat de grenzen van het toelaatbare op te zoeken. Maar bij eenzijdige politieke beeldvorming ten aanzien van bepaalde groe­pen burgers heeft de regering de verantwoordelijkheid het debat te voorzien van een tegengeluid. Een te lijde­lijke houding van bewindspersonen ten aanzien van discriminatie in de politiek normaliseert en legitimeert discriminatie en racisme in de samenleving. Dat staat op gespannen voet met de plicht van de regering de rechten van alle inwoners te garanderen. Zo zouden bewindspersonen zelf termen als een ‘Marokkanen­’ of ‘Antillianenprobleem’ moeten vermijden. Met het gebruik van dergelijke termen vindt een generalisatie

plaats die maatschappelijke achterstelling van alle per­sonen met deze afkomst in de hand werkt. Bovendien betreft het hier Nederlandse burgers.

… ook bij debatten met een racistische componentDe overheid heeft ook een verantwoordelijkheid voor het maatschappelijk debat over de verschillende kwes­ties met een racistische component. Een verbod op Zwarte Piet van staatswege is niet de uitweg uit het conflict. Het faciliteren van een respectvolle nationale dialoog, met als doel over en weer begrip te kweken voor de manier waarop verschillende groepen in de samenleving deze traditie zien en proberen tegemoet te komen aan de zorgen van iedereen, kan dat wel zijn en behoort daarmee tot de verantwoordelijkheid van de overheid. Daarbij is relevant dat zowel beleidsbepalers als het brede publiek zich realiseren dat de manier waarop iemand – allochtoon of autochtoon – uitingen, gedragingen of beslissingen ervaart als vorm van maat­schappelijke achterstelling, mede voortkomt uit onge­lijke machtsverhoudingen.

Rechten niet alleen voor jezelf opeisenDe opstellers van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens voorzagen dat rechten van de een met rechten van de ander konden botsen. Lid 2 van artikel 29 luidt: ‘In de uitoefening van zijn rechten en vrijheden zal een ieder slechts onderworpen zijn aan die beperkingen, welke bij de wet zijn vastgesteld en wel uitsluitend ter verzekering van de onmisbare erkenning en eerbie­diging van de rechten en vrijheden van anderen en ››

38

Page 41: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van de moraliteit, de openbare orde en het algemeen welzijn in een democratische gemeenschap.’ Al in de allereer­ste mensenrechtenverklaring die op het Nederlandse grondgebied werd geproclameerd, kwam diezelfde gedachte tot uitdrukking. De Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger uit 1795 bevatte in artikel 5 een uitleg over de manier waarop mensen hun vrij­heidsrechten zouden moeten uitoefenen: ‘de vrijheid is de macht die ieder mens toekomt om alles te mogen doen dat anderen niet in hun rechten stoort, de natuur­lijke beperking van die macht ligt in de stelling: doe niet aan eenen anderen, het geen gy niet wilt dat U geschiede’.

Vergroot bewustwording en bevorder deskundigheidBij de terugblik op het debat en de duiding daarvan is geconstateerd dat ontkenning van rassendiscriminatie deel van het probleem is. Bewustwording is daarom noodzakelijk, zowel van het grote publiek als van men­sen die beroepshalve met discriminatie te maken kun­nen krijgen. Het gaat daarbij om begrip van wanneer iets discriminatie is. Het is nodig mensen ervan te doordringen dat ze ook onbedoeld kunnen discrimine­ren. Het is vooral belangrijk dat mensen doorkrijgen dat onbewuste negatieve stereotypering bij bijna ieder­een een rol speelt en dat de werking van stereotypering wordt tegengegaan. Het College heeft hier ook een taak.5

Pak de oorzaken van discriminatie aanKlachtmechanismes zijn onmisbaar, ook als het om het voorkomen van discriminatie in de toekomst gaat. Ze zijn echter niet voldoende om de structurele oorzaken van discriminatie aan te pakken. Geconstateerd is dat (bewuste en onbewuste) stereotiepe denkbeelden een belangrijk aandeel hebben in het veroorzaken van discriminerend handelen. Aan die – vaak hardnekkige – stereotypen zelf kan op de korte termijn niet veel worden gedaan, maar aan hun gevolgen wel. Het is daarom zaak dat de overheid maatregelen neemt om de sectoren waar de negatieve gevolgen zich voordoen daarvan te doordringen en maatregelen te laten imple­menteren om die gevolgen te voorkomen. Het inrichten van procedures voor werving en selectie vraagt bijvoor­beeld initiatief van werkgevers. Maar ook van de over­heid, die toeziet op uitbanning van discriminatie in de praktijk. Daarnaast draagt deskundigheidsbevordering van beroepsgroepen bij aan het bewust worden van de rol en werking van stereotiepe denkbeelden en de gevolgen die deze kunnen hebben in de praktijk.

Voorlichting en bewustwording kan de weerstand bij de autochtone bevolking om nieuwkomers ook de hen toekomende rechten en vrijheden niet te ontzeggen, slechts ten dele bestrijden. Daarnaast gaat het om het doorbreken van ongelijke machtsverhoudingen. De minder sterke sociale en economische machtspositie van mensen van niet­Nederlandse afkomst is een belangrijke factor die mede ten grondslag ligt aan discriminatie. Versterking van die positie kan dan ook bijdragen aan de strijd tegen discriminatie. ■

39

Page 42: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

2013 was een jaar waarin stevig over rassendiscriminatie is gediscussieerd. Vooral over Zwarte Piet liepen de gemoede­ren hoog op. Maar het debat heeft ook het nodige opgele­verd. De verhalen van hen die gekrenkt zijn door de figuur van Zwarte Piet zijn gehoord, zij hebben kunnen uitleggen wat het betekent jaarlijks met een karikatuur van zichzelf te worden geconfronteerd. Het leidde daarnaast tot uitge­breide beschouwingen over de sinterklaastraditie als geheel, de rol van Zwarte Piet daarin en de betekenis van deze culturele traditie voor Nederland. In het verlengde daarvan werd van andere gebeurtenissen het uitgesproken discriminerend karakter besproken.

De voorzichtige conclusie is dat Nederland een stapje dichter bij de erkenning is van het feit dat ook hier rassen ­discriminatie bestaat. De overheid heeft een aantal keren laten zien dat zij accepteert dat zij een verantwoordelijkheid heeft die veel verder strekt dan het opstellen van wetgeving en het inrichten van goede meldings­ en klachtprocedures.

Duidelijk is ook dat het onderkennen van rassendiscri­minatie slechts een eerste stap is. Het is zaak dat de

overheid doorgaat met het actief bestrijden van discri­minatie en alle mensenrechten zonder onderscheid verzekert, in het besef dat verschillen in economische of sociale positie mede bepalen of en zo ja hoe mensen bepaalde uitlatingen en gedragingen ervaren als discriminatie. Binnen de context van de bestaande situatie kan de aanpassing van een ‘onbedoeld’ of ‘onschuldig’ gebeuren (zoals een Sinterklaasintocht met zwarte pieten) een rol van betekenis spelen. Door de bestaande machtsverhoudingen blijven verschillen in sociale en economische posities in stand. Het door­breken van die situatie vereist een aanpak waarin alle mensenrechten – burgerrechten, politieke rechten en economische, sociale en culturele rechten – aan bod komen. Participatie en dialoog zijn randvoorwaarden voor een samenleving waarin allen hun mensenrechten ook in de praktijk hebben. De overheid moet de dialoog faciliteren en het voortouw nemen. Maar ook iedereen in Nederland heeft een eigen aandeel. Luister naar elkaar en heb begrip voor elkaars standpunten. Het enkel wensen van een discriminatievrije samenleving is niet genoeg, het vraagt een gezamenlijk inzet. ■

Tot slot

Referenties 1 Jan Willem Duyvendak in De Groene Amsterdammer, 7 november 2013. 2 Philomena Essed & Isabel Hoving (eds.), Dutch Racism.

Amsterdam, Rodopi, februari 2014. Auteurs zijn onder meer Evelien Gans, Halleh Gorashi, Gloria Wekker en Pooyan Tamini Arab.

3 Philomena Essed & Isabel Hoving, ‘Innocence, Smug Ignorance, Resentment: An Introduction’. Dutch Racism, Amsterdam, Rodopi 2014.

4 Zie Dutch Racism, 2014. 5 College voor de Rechten van de Mens, Selecteren zonder vooroordelen, 2014. www.mensenrechten.nl/selecteren

40

Page 43: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Nationale implementatie en infrastructuur

41

Page 44: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Eerste Nationaal Actieplan Mensenrechten is een feit

Het overzicht van de infrastructuur van mensenrech­tenbescherming en de aanzet tot dialoog die de minis­ter met het actieplan beoogt te bieden, zijn te waarderen. Toch zijn er de nodige kanttekeningen bij dit actieplan te plaatsen. Want om daadwerkelijk als instrument te fungeren moet het actieplan aange­scherpt en nader ingevuld worden. Dit vereist uitge­sproken ambitie om de mensenrechten in Nederland te verbeteren en het verder concretiseren van de stap­pen die de regering zal zetten en het betrekken van andere partijen. In een heldere beleidscyclus over het actieplan, zou ook de opvolging van internationale aan­bevelingen een duidelijke plek verdienen. Het maat­schappelijk middenveld komt een constructieve rol van betekenis toe bij de opstelling en implementatie van het actieplan. Voorts zal de regering de Tweede Kamer structureel zo moeten informeren dat de dialoog over de staat van de mensenrechten per beleidsgebied een vaste vorm krijgt.

Op de Dag van de rechten van de mens, 10 december 2013, heeft minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) het eerste Nationaal Actieplan Mensenrechten aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit was een belangrijke aanbeveling aan het kabinet in de eerste Jaarlijkse Rapportage Mensenrechten in Nederland van het College, die in juli 2013 gepubliceerd is. In de kabinetsreactie verwel­komt het kabinet de rapportage van het College als een waardevol toetsingsinstrument voor het beleid en een spiegel voor wat betreft de bescherming van mensen­rechten in Nederland.

In het voorwoord van het actieplan zegt minister Plasterk terecht:

‘De Nederlandse hoge standaard van mensenrechten­bescherming betekent niet dat de praktijk van mensen­rechtenbescherming geen aandacht meer behoeft. Zij moet steeds opnieuw worden waargemaakt. In zekere zin is, Lucebert indachtig, alles van waarde weerloos; mensenrechtenbescherming vergt daarom voortdurend onderhoud en waar mogelijk of noodzakelijk, verbetering.’

Nationaal Actieplan Mensenrechten

››

42

Page 45: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Eerste Nationaal Actieplan Mensenrechten is een feit

Rol voor het maatschappelijk middenveld

Dialoog over de implementatie van het actieplan

organisaties zouden krijgen. Bijvoorbeeld om mee te denken over actiepunten en gewenste resultaten en om mee te discussiëren over betere naleving van mensen­rechten. Die ruimte bleek beperkt. Terwijl maatschap­pelijke organisaties over veel praktijkkennis beschikken, inzicht kunnen bieden in knelpunten rond mensenrech­ten en bovendien oplossingen kunnen aandragen.

te spreken op de bescherming van mensenrechten. Daarnaast geeft gelijktijdige agendering inzicht in de relatie tussen nationaal beleid en internationale mensenrechtenverplichtingen.

Een nieuwe kans voor overleg en dialoog dient zich eind 2014 aan, in aanloop naar de aangekondigde voortgangsrapportage over het actieplan. Verwacht mag worden dat daarin de voorziene evaluatie van het totstandkomingsproces en de resultaten aan de orde komen. Nadere invulling en uitvoering van het actie­plan zullen ongetwijfeld ook op de agenda staan van het Interdepartementaal Overleg (IDO) tussen ambte­naren van verschillende departementen.

Het maatschappelijk middenveld is kritisch over de consultatie voorafgaand aan het opstellen van het actieplan. In een eerste bijeenkomst met non­gouver­nementele organisaties (ngo’s) en het College, gevolgd door een mogelijkheid voor ngo’s schriftelijke inbreng te leveren, was niet helder wat voor actieplan het kabinet voor ogen had. En ook niet welke ruimte

De ambitie om mensenrechtenbescherming deel te laten uitmaken van al het beleid is gebaat bij regulier overleg. Van belang is een constructieve dialoog met maatschappelijke organisaties, adviesorganen en toe­zichthouders over verbeteringen van mensenrechten in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen.

Op 10 april 2014 vond in de Tweede Kamer het eerste Algemeen Overleg Mensenrechten plaats. Hier zijn het actieplan, de rapportage van het College en de kabinets­reactie besproken. Idealiter betrekt het parlement in dit type overleg ook de (kabinetsreactie op) aanbevelingen van regionale en internationale toezichthouders. Deze bieden het parlement een handvat om het kabinet aan

››

43

Page 46: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Internationale aanbevelingen

Rol van het parlement

Vaak onderneemt de overheid pas actie als er een juridisch bindende uitspraak ligt. Bijvoorbeeld van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) of een van de hoogste nationale rechters. Vaak gaan aan zo’n uitspraak al signalen vooraf met een minder dwingend karakter. Bijvoorbeeld in de vorm van adviezen van de Raad van State, Nationale ombudsman of VN­verdragscomités. Werkelijk onderzoeken of de Nederlandse praktijk op bepaalde punten toch niet helemaal mensenrechten­ bestendig is, hoort regel te zijn en past bij ‘the rule of law’­houding die Nederland voorstaat.

Met deze accenten kan het actieplan uitgroeien tot het door de regering beoogde referentiepunt voor natio­nale, Europese en internationale beleidsontwikkeling en toezichthouders op het terrein van grondrechten en mensenrechten in Nederland. Internationaal kan het actieplan een brondocument zijn voor de rapportages van de regering aan instanties die toezicht houden op de naleving van mensenrechten. Zichtbare afstemming van nationaal beleid en (internationale) verplichtingen kan de effectiviteit en samenhang van de diverse rapportagecycli bevorderen. Als nationale toezicht­houder heeft het College hierbij een kritische taak.

Bij voortdurende aandacht voor mensenrechten past ook een constructieve houding in reactie op kritiek en aanbevelingen vanuit een (internationale) rechterlijke of toezichthoudende instantie. In werkelijkheid is de opstelling bij kritiek echter nog te vaak terughoudend. Zo werden twee (vergelijkbare) verzoeken in oktober 2013 van het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) niet opgevolgd. Het verzoek was om daklozen en vreemdelingen zonder geldige verblijfsdocumenten in nood onmiddellijk te voorzien in de minimum­behoeften als onderdak, kleding en voedsel.

Mensenrechten kunnen ook in de knel komen door de optelsom van maatregelen die elk op zich beschouwd niet per se ongerechtvaardigd zijn. Daarom zou het goed zijn als er een overlegstructuur komt in het parle­ment waarin eventuele optelsommen van beleidsmaat­regelen zorgvuldig geanalyseerd en besproken kunnen worden. Dit verdiept en verstevigt niet alleen de contro­lerende taak van het parlement, het sluit ook goed aan op de versteviging van de interdepartementale struc­tuur en de bespreking van mensenrechtenkwesties in het IDO.

››

44

Page 47: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zorg bij de evaluatie van de totstandkoming en bij de uitvoering van het Nationaal Actieplan Mensenrechten voor een effectieve dialoog met het maatschappelijk middenveld. En benoem processtappen om te verzekeren dat de rechten van de mens een rol spelen op alle beleidsterreinen.

Aanbeveling

Op 11 juni 2013 heeft Nederland de eerste CED-rapportage ingeleverd over de implementatie van het Internationaal Verdrag over de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning. Op 18 maart 2014 heeft het CED-Comité deze rapportage besproken.

Op 1 juli 2013 heeft Nederland de negentiende CERD-rapportage aangeboden aan het Comité over de uitbanning van rassendiscriminatie.

In november 2013 heeft Nederland de vierde Kinderrechtenrapportage over NL ingeleverd. Een eerdere, informele versie van het gedeelte van de rapportage, dat betrekking heeft op Nederland, werd de Tweede Kamer op 4 juli 2012 toegezonden.

Op 9 augustus 2013 heeft de regering de reactie op de aanbevelingen van het Europees Comité ter Preventie van Foltering (CPT) aangeboden aan de Eerste Kamer, naar aanleiding van het vijfde reguliere bezoek aan Nederland.

Op 18 november 2013 heeft Nederland de kabinets-reactie op de aanbevelingen van het Europees Comité tegen Rassendiscriminatie en Intolerantie openbaar gemaakt. In december 2013 heeft Nederland de kabinets-reactie op de tweede opinie van het adviescomité aan de Kamer verzonden, over de implementatie van het Kaderverdrag over de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa (Framework Convention for the Protection of National Minorities, FCNM).

Internationale rapportages en regeringsreacties in 2013

››

45

Page 48: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

In 2013 is één uitspraak gedaan tegen Nederland door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in de zaak Murray over levenslange gevangenisstraf op Curaçao en de detentie-omstandigheden. Het hof vond geen schending van artikel 3 EVRM (EHRM 10 december 2013, nr. 10511/10, Murray t. Nederland).

De zaak van de Stichting Mothers of Srebrenica kreeg veel aandacht in Nederland. In die zaak werd de immuniteit van de Verenigde Naties behandeld.

De zaak werd niet-ontvankelijk verklaard (EHRM 11 juni 2013, nr. 65542/12, Stichting Mothers of Srebrenica t. Nederland).

Daarnaast heeft het hof in zaken tegen Nederland vele ontvankelijkheidsbeslissingen genomen. Deze zaken betroffen in het bijzonder vreemde-lingenrechtelijke aangelegenheden.

Het actieplan kent belang toe aan mensenrechten­educatie in beroepsopleidingen van politie, Koninklijke Marechaussee en professionals die met persoons­gegevens van burgers te maken hebben. Deskundigheidsbevordering is echter bij veel meer beroepsgroepen relevant, ook als zij geen repressieve taken verrichten. Van leden van de rechterlijke macht tot ondernemers en hulpverleners. Ook ambtenaren die beleid vormgeven of uitvoeren, op het niveau van

Nog onvoldoende bewustwording bij beroepsgroepen

de centrale en de lokale overheid, dienen zich bewust te zijn van de betekenis van mensenrechten. Mensenrechten zijn namelijk relevant op veel beleids­terreinen. Bij terreinen als politie en justitie is er aan­dacht voor mensenrechten, maar dat geldt in veel mindere mate voor sociaal beleid. Training van beroepsgroepen kan bijdragen aan een betere naleving van mensenrechten in Nederland, zoals op verschil­lende plaatsen in deze rapportage aan de orde komt. ■

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

46

Page 49: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Nog onvoldoende bewustwording bij beroepsgroepen

Deskundigheidsbevordering is bij veel beroepsgroepen relevant. Van leden van de rechterlijke macht tot ondernemers en hulpverleners. Ook ambtenaren dienen zich bewust te zijn van mensenrechten. Mensenrechten zijn namelijk relevant op veel beleidsterreinen.

47

Page 50: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Door de decentralisatie van de jeugdzorg, langdurige zorg (Wet maatschappelijke ondersteuning, Wmo) en werkondersteuning via de Participatiewet, krijgen gemeenten meer taken waarbij de rechten van de mens een rol spelen. Het kabinet erkent dat de verschillende bestuurslagen elk afzonderlijk en in medeverantwoor­delijkheid zorg moeten dragen voor de bescherming en bevordering van mensenrechten. Bovendien consta­teert het kabinet dat de kennis over de toepassing van mensenrechten op lokaal niveau in beperkte mate aan­wezig is. Deze constatering wordt helaas niet gevolgd door concrete actiepunten om dit te verbeteren. Wat betekent het Kinderrechtenverdrag voor opvoedhulp aan gezinnen? Waar moeten gemeenten rekening mee houden bij het toetsen van een aanvraag om onder­steuning van mensen met een beperking?

Mensenrechten in gemeenten nog onvoldoende gewaarborgd

Nu nog onvoldoende kennis bij gemeenten

Dit punt verdient verdieping en verduidelijking in het Nationaal Actieplan Mensenrechten. Er zijn goede initi­atieven van maatschappelijke organisaties, maar hier ligt bij uitstek een taak voor de rijksoverheid om te ver­zekeren dat de gemeenten hun toegenomen verant­woordelijkheid voor mensenrechten ook daadwerkelijk (kunnen) nemen.

››

48

Page 51: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

De grotere verantwoordelijkheid van gemeenten voor mensenrechten vergt aandacht van de centrale over­heid voor toezicht op de naleving. Dit ontbreekt in het actieplan. De centrale overheid blijft verantwoordelijk en zal internationale toezichthouders moeten kunnen informeren over de naleving van mensenrechten op lokaal niveau. ■

Toezicht

De decentralisatie is niet per se nadelig voor de bescherming van mensenrechten. Lokale overheden staan namelijk dichter bij de burger. Dat kan zorgen voor maatwerk en betere toegang tot voorzieningen.

Risico’s vloeien vooral voort uit de bezuinigingen die aan gemeenten worden opgelegd. Gemeenten maken zich zorgen over de toereikendheid van de middelen. Een voorbeeld: een juridisch advies aan de gemeente Den Haag betrof een forse bezuiniging op de voorzie­ning ‘hulp bij het huishouden’ in reactie op de structu­rele bezuiniging van 40% door de Rijksoverheid op het landelijk macrobudget daarvoor. Een gevolg daarvan is dat een substantieel aantal hulpbehoevenden niet langer zelfstandig kan wonen. De conclusie van een

Kansen en risico’s decentralisatie

mensenrechtelijke analyse was dat dit niet in overeen­stemming is met het recht op wonen en het recht op sociale bescherming zoals gegarandeerd in verschil­lende verdragen.

De centrale overheid moet de gemeenten voldoende mogelijkheden bieden om aan de verplichting tot pro­gressieve verwezenlijking van economische, sociale en culturele rechten te kunnen voldoen. Ook in tijden van economische krapte zijn overheden juridisch verplicht om alle passende (financiële) middelen in te zetten om steeds nader tot een algehele verwezenlijking van deze rechten te komen. Er moet ook aandacht zijn voor het gevaar dat een stapeling van maatregelen extra nadelig uitpakt voor mensen in een kwetsbare situatie.

49

Page 52: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

In 2013 kwam duidelijk naar voren dat de overheid meer terugtreedt en daarmee meer overlaat aan de burger. In de troonrede gaf de Koning aan dat de klassieke verzorgingsstaat plaatsmaakt voor de participatie­samenleving: “In deze tijd willen mensen hun eigen keuzes maken, hun eigen leven inrichten en voor elkaar kunnen zorgen. Het past in die ontwikkeling zorg en sociale voorzieningen dicht bij mensen en in samen­hang te organiseren.” Uitgaan van de mogelijkheden van mensen en het bevorderen van participatie is in beginsel een goede zaak. Het geeft weer dat de over­heid mensen ziet als autonoom en volwaardig.

Toch zijn er ook signalen in de media dat burgers hier­over kritisch en ongerust zijn. Mensen in een kwets­bare situatie bevinden zich vaker in een isolement. Extra inspanning is nodig om hen te betrekken bij het meedenken, meepraten en meebeslissen over zaken als maatschappelijke ondersteuning. Mensen die hulp nodig hebben, kunnen niet van buren verwachten dat ze elk moment klaarstaan om te helpen met eten, per­soonlijke verzorging of het huishouden. Bij het streven naar zelfredzaamheid gaat de overheid er al te

Veranderende verhouding tussen burger en overheid

makkelijk aan voorbij dat dit de hulpbehoevenden in een geheel andere positie plaatst ten opzichte van mensen uit hun eigen omgeving waarop zij een beroep moeten doen. Veel mensen willen best op eigen kracht hun leven inrichten en een beroep doen op familie of buren, maar niet iedereen heeft een geschikt netwerk.

Het is dus noodzakelijk dat het lokale en centrale bestuur voeling houdt met burgers die niet mondig, proactief en makkelijk bereikbaar zijn en geen geschikt netwerk hebben. Een werkelijk inclusieve samenleving vereist aandacht voor iedereen, ook voor mensen die deze aandacht niet gemakkelijk zelf vragen. Gemeenten die naast het bevorderen van zelfredzaamheid oog hebben en houden voor mensen in een kwetsbare situatie doen recht aan het naleven van fundamentele waarden. ■

››

50

Page 53: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bewaak de naleving van mensenrechten door gemeenten. Maak gemeenten bewust van de gevolgen van mensenrechten voor de verschillende onderdelen van gemeentelijk beleid.

Aanbeveling

51

Page 54: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Ik voel me in mijn menswaardigheid aangetast’Marianne van de Burght (57) zit door haar beperking in een rolstoel. Ze woont zelfstandig, maar kan het huishouden niet meer alleen runnen. Haar twee volwassen zonen helpen haar met schoonmaken, koken en andere klusjes. Ze heeft geen thuiszorg of thuishulp, omdat ze liever geen vreemden in huis heeft. Ze heeft een persoonsgebonden budget (pgb), maar vindt dat de gemeente hier onrealistische eisen aan stelt. ‘Ik mag per week iemand 10 minuten inhuren voor de afwas’, vertelt ze. ‘In plaats van dat je zelf­redzaam wordt, beperken alle regels je in je vrijheid.’ Met de decentrali­satie wordt alles nog erger, vreest ze. Ze is bang door de bezuinigingen haar gehandicaptenbus kwijt te raken, en durft daarom niet meer om reparaties te vragen.Marianne voelt zich niet begrepen door de gemeente: ‘Ik vraag me af of mensen bij de gemeente wel verstand hebben van mensen met een beperking. Er moesten drie mensen van de gemeente langskomen om het remmetje van mijn rolstoel te repareren. Dat duurde drie weken, voortaan doet mijn zoon het. Er gaat te veel geld naar onzinnige dingen in plaats van naar mensen met een handicap die het echt nodig hebben.’ Inmiddels heeft ze geaccepteerd dat haar huis niet meer zo schoon is als vroeger. ‘Ik heb veel over voor mijn privacy.’ Haar grootste angst is om als ze ouder is niet meer goed voor haar eigen hygiëne te kunnen zorgen. ‘Ik zou het erg vinden als ik mijn haren niet meer kan wassen. Dat tast het mens­zijn en een menswaardig leven aan.’

52

Page 55: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Mensen met een beperking

Voortgang ratificatie Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

Belangrijke stappen gezetIn 2013 zijn de wetsvoorstellen Goedkeurings- en uit-voeringswet bij het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap ter advisering aan de Raad van State voorgelegd. De verwachte ratificatie van het verdrag in 2015 zal een nieuwe impuls geven aan de positie van mensen met een beperking in Nederland. Kernwaarden uit het verdrag zijn hetbevorderen van inclusie en participatie van mensen met een beperking, het tegengaan van uitsluiting, het bevorderen van respect voor de inherente waardigheid van ieder mens, het bevorderen van individuele auto-nomie en het creëren van volwaardig burgerschap. Het verdrag ziet op alle terreinen van het leven. De problemen die mensen met een beperking onder-vinden zijn niet nieuw en ook de rechten in het ver-drag niet: ook nu al hebben mensen met een beperking alle mensenrechten. Waar het verdrag en de inspanningen van belangenorganisaties aan bij-dragen is dat het brede publiek, parlement en beleid-smakers een beter inzicht krijgen in de problemen die mensen met een beperking ondervinden in het dage-lijks leven. Omdat het verdrag de mensenrechtelijke verplichtingen gedetailleerder uitwerkt, biedt het een goed handvat voor een inclusieve samenleving.

Ondertussen gebeurt er al veelEr is steeds meer aandacht voor de barrières die mensen met een beperking tegenkomen, vooral in arbeid en onderwijs. In 2013 was onder meer aan-dacht voor de problemen die mbo-studenten met autisme ondervonden en voor de behandeling van mensen in zorginstellingen (hoofdstuk Onderwijs en mensenrechteneducatie en hoofdstuk Gezondheid en zorg). Ook zijn de afgelopen tijd al maatregelen getroffen. Openbare gebouwen worden aangepast om ze beter toegankelijk te maken voor mensen die niet (goed) kunnen lopen. En er is wetgeving in de maak om de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking te vergroten.

Maar veel moet nog beterNog lang niet alle stembureaus zijn goed toegankelijk voor mensen met een rolstoel. En stemmen met potlood is vaak onmogelijk voor mensen die bijvoor-beeld de ziekte van Parkinson hebben. Daarom is het dringend tijd dat de Kieswet aangepast wordt, zodat ook mensen met een lichamelijke beperking kunnen stemmen. Het verdrag vereist onmiddellijke ver-wezenlijking van dit politieke recht. Alle stemlokalen moeten toegankelijk zijn, niet ‘zoveel mogelijk’ zoals nu. Daarnaast eist het verdrag dat ook mensen ››

5353

Page 56: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

met een verstandelijke beperking kunnen stemmen. Momenteel voelen sommigen zich belemmerd in het stemmen, bijvoorbeeld omdat zij niet kunnen lezen of het kiesbiljet onoverzichtelijk vinden. De Kieswet staat niet toe dat zij hulp krijgen in het stemhokje. Daarom is onderzoek nodig om vast te stellen hoe ook zij hun stem kunnen uitbrengen. Een ander punt is dat het verdrag niet meteen van toepassing zal zijn in Caribisch Nederland. Dit is onwenselijk en niet in overeenstemming met de differentiatiebepaling in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.

Individueel klachtrechtNederland heeft het aanvullend protocol waarin het individueel klachtrecht is geregeld nog niet getekend en dus ook de ratificatie niet in gang gezet. Terwijl dit van belang is voor de rechtsbescherming van personen met een beperking. Het protocol voorziet in de moge-lijkheid een klacht voor te leggen aan het Comité voor de rechten van personen met een handicap. De uit-spraken van het comité kunnen de juiste uitvoering van het verdrag in Nederland bevorderen. ■

5454

Page 57: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Non­discriminatie

55

Page 58: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zwarte Piet-discussie intensiever dan ooit

Zorgpunten in internationale rapporten

afwijzing ontving ‘omdat hij een donker gekleurde (neger)’ was. Begin 2014 is de discussie nog steeds meer dan levendig, met een (voorlopige) piek naar aan­leiding van een speech van Geert Wilders op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen. Hij zette met uit­spraken over “minder Marokkanen” en “dat gaan we regelen” een zeer negatieve toon.

Piet aankijken en deed een oproep een open, inclusieve, dialoog te voeren. De werkgroep brengt in 2014 een bezoek aan Nederland.

Gezien de toon en de heftigheid van de discussie en de impact van rassendiscriminatie op mensen en hun rechten heeft dit thema een prominente plaats in het eerste hoofdstuk van deze jaarlijkse rapportage. Dit hoofdstuk over non­discriminatie gaat vooral in op andere discriminatiegronden, zoals religie, leeftijd of etnische afkomst. ■

Het thema discriminatie, met name op grond van ras, stond volop in de aandacht in 2013. De Zwarte Piet­discussie was bijvoorbeeld intensiever dan ooit tevoren. Ook deed een rapport van Amnesty International over etnisch profileren door de politie veel stof opwaaien en zorgde een verkeerde adressering in een e­mail ervoor dat iedereen mee kon lezen dat een sollicitant een

Ook internationale toezichthoudende instanties besteedden aandacht aan rassendiscriminatie in Nederland. In oktober 2013 publiceerde de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) van de Raad van Europa een rapport over Nederland. Dit rapport is deels positief, maar bevat ook een aanzienlijk aantal zorgpunten en aanbevelingen. Op 18 november 2013 verscheen de reactie van het kabinet op dit rapport. De VN­werkgroep die zich met de problemen van mensen van Afrikaanse afkomst bezighoudt, vroeg bij de Nederlandse regering aandacht voor de manier waarop verschillende bevolkingsgroepen tegen Zwarte

Veel aandacht voor rassendiscriminatie

56

Page 59: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zwarte Piet-discussie intensiever dan ooit

Zorgpunten in internationale rapporten

leeftijdsdiscriminatie. Het gaat hier om ervaringen waarbij mensen het gevoel hebben dat ze zijn gediscri­mineerd. Het zijn dus niet per se gevallen waarin ook sprake is van discriminatie volgens de definitie van de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Toch is de bood­schap helder: veel mensen voelen zich achtergesteld of uitgesloten op basis van een persoonskenmerk. Ook de zaken die het College behandelt laten dit zien. ■

Ongeveer een kwart van de Nederlandse inwoners heeft een vorm van discriminatie ervaren in de afgelo­pen twaalf maanden. Dat blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) dat begin 2014 verscheen. Dit geldt voor verschillende discriminatie­gronden: leeftijd, religie, geslacht, etnische herkomst, ras, handicap en seksuele gerichtheid. Met name migranten kampen met discriminatie op grond van afkomst en veel 45­plussers ervaren

Groot aantal mensen voelt zich gediscrimineerd

57

Page 60: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

bij aan de bestrijding van discriminatie. De overheid is echter hoofdverantwoordelijk voor het handhaven van de wet en moet erop toezien dat werkgevers en andere partijen niet discrimineren. De nagestreefde emancipa­tie van groepen die gediscrimineerd worden, kan een positief effect hebben op hun positie en weerbaarheid. Maar pas als beleid ook is gericht op het veranderen van de denkbeelden en maatschappelijke structuren die discriminatie veroorzaken en in stand houden, bestrijdt de overheid de oorzaken. Het gaat hier onder meer om het bewustmaken van het bestaan van stereotiepe denkbeelden en het bestrijden van de negatieve gevol­gen daarvan. Het SER­advies over discriminatie op de arbeidsmarkt en het daaropvolgende actieplan van het kabinet bieden daarvoor concrete handvatten. ■

Discriminatie komt veel vaker voor dan de meeste mensen zich realiseren. Veel discriminatie is onbewust en onopzettelijk, maar daarmee niet minder nadelig voor hen die het treft. Onbewuste en onopzettelijke discriminatie komt vaak voort uit stereotiepe denkbeel­den. De betekenis hiervan komt uitgebreid aan de orde in het beschouwende hoofdstuk van deze rapportage.

Het kabinet bevestigt in de jaarlijkse voortgangsbrief discriminatie het belang van het tegengaan van discri­minatie en het bevorderen van gelijke kansen. In de brief legt het kabinet bij degenen die met discriminatie worden geconfronteerd een grote verantwoordelijkheid om stappen te nemen. De verbeterde mogelijkheden om klachten te melden en te registreren dragen zeker

Grote verantwoordelijkheid overheid bij bestrijding discriminatie

58

Page 61: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). Opname van genderidentiteit en ­expressie als specifieke grond maakt naar alle betrokkenen, waaronder werkgevers, duidelijk dat deze groep bescherming vindt in de wetgeving. Het Nationaal Actieplan Mensenrechten kondigt aan dat het kabinet zich buigt over opname van deze gronden in de AWGB. ■

Genderidentiteit en genderexpressie zijn in de huidige wet niet expliciet opgenomen als gronden waarop onderscheid is verboden. Het College toetst zaken van transgender personen aan de grond geslacht. Volgens deze taakopvatting is een wetswijziging dus niet per se nodig. Maar voor de vergroting van de rechtsbescher­ming van transgender mensen is het zinvol om de grond genderidentiteit en ­expressie op te nemen in de

Opname genderidentiteit en genderexpressie in de AWGB

Ga over tot spoedige actie om genderidentiteit en genderexpressie als gronden op te nemen in de AWGB.

Aanbeveling

59

Page 62: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Arbeidsparticipatie van vrouwen

Aandacht voor zwangerschapsdiscriminatie blijft nodig

steeds zijn grote aantallen vrouwen niet economisch zelfstandig. Het aantal vrouwen in hoge posities groeit slechts langzaam en vrouwen zijn nog steeds overver­tegenwoordigd in bepaalde sectoren van de arbeids­markt met lage lonen. Bovendien verdienen vrouwen nog steeds minder dan mannen voor gelijk werk. Bij emancipatie en de bestrijding van discriminatie is specifieke aandacht nodig voor verschillende groepen vrouwen. Denk aan oudere vrouwen, vrouwen van niet­westerse afkomst, vrouwen met een beperking en vrouwen met een lage opleiding.

oude niveau’ leiden tot niet­aannemen, niet­verlengen van contracten of tot ontslag. In maart 2014 behan­delde het College vier zaken van vrouwen van wie de contracten niet werden verlengd wegens hun zwanger­schap. Aandacht voor zwangerschapsdiscriminatie blijft nodig. Op verzoek van het kabinet komt zwanger­schapsdiscriminatie aan de orde in het SER­advies over discriminatie op de arbeidsmarkt.

De eerste Hoofdlijnenbrief Emancipatie van de minis­ter van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) deed veel stof opwaaien. De minister benadrukt het belang van arbeidsparticipatie, economische zelfstan­digheid van vrouwen en een goede balans tussen privé en werk. Belangrijke graadmeters voor de emancipatie van vrouwen. Discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt staat deze emancipatie echter in de weg en verdient daarom meer aandacht. De arbeidspartici­patie van vrouwen stijgt weliswaar, vooral onder jonge vrouwen, maar blijft achter bij die van mannen. Nog

In 2013 en begin 2014 was er opnieuw aandacht voor discriminatie van vrouwen op het werk vanwege zwangerschap, zwangerschapsverlof of moederschap. Naast het gebrek aan kennis over rechten en plichten van zwangere werknemers spelen ook stereotiepe beelden een belangrijke rol bij deze vorm van ongelijke behandeling door werkgevers. Gedachten als ‘vrouwen met pasgeboren kinderen presteren niet meer op hun

Discriminatie op grond van geslacht

››

60

Page 63: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Je voelt je aan de kant gezet’Roos (31) kreeg in 2012 een jaarcontract als gezondheidszorgpsycholoog bij een GGZ­instelling. Toen raakte ze zwanger. ‘Na een positieve beoor­deling werd mij verzekerd dat het wel goed zou komen met de verlenging van mijn contract.’ Het liep anders. Roos kreeg te horen dat de financiële gevolgen van haar afwezigheid ‘niet handig’ waren. ‘Ik was boos, dat ze dit echt kunnen doen. Als zwangere vrouw ben je al zo kwetsbaar.’ Gelukkig was Roos goed voorbereid en wist ze dat zwanger­schap geen geldige reden was. In de hoop te mogen blijven confronteer­de ze de directeur hiermee. ‘Hij reageerde verbaasd, hij wist niet dat dit verboden was.’ Blijven kon ze niet. ‘Daarna ontkende het management dat er sprake was van discriminatie: ‘het heeft niet met je zwangerschap te maken, maar met bedrijfseconomische redenen’, zeiden ze. Ik voelde me respectloos behandeld.’ Roos diende een klacht in bij het College voor de Rechten van de Mens.Het oordeel van het College wees zwangerschapsdiscriminatie uit. ‘Ik kreeg een bos bloemen en een brief, met de tekst: ‘onze excuses dat de leidinggevende heeft medegedeeld dat je zwangerschap heeft mee­gespeeld’. Dit voelde als een trap na’, vertelt Roos. ‘Ze hebben er dus niks van geleerd, behalve dat ze het voortaan niet meer als reden moeten noemen.’ Ze kreeg vaak reacties zoals: ‘Vervelend voor je, maar je doet er niks aan he?’ ‘Het verbaasde me hoe weinig mensen weten van zwangerschaps­discriminatie. Ik raad andere vrouwen aan om gesprekken zwart op wit te krijgen en een klacht in te dienen. Het heeft mij geholpen het een plek te geven, maar ik krijg er niet mijn baan mee terug.’

Arbeidsparticipatie van vrouwen

Aandacht voor zwangerschapsdiscriminatie blijft nodig

61

Page 64: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Maatregelen tegen ongelijke beloning m/v

Ondervertegenwoordiging vrouwen in hogere posities

bij de beloning. Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten wel zien dat jonge vrouwen tussen 25 en 30 jaar inmiddels gemiddeld meer verdienen dan hun mannelijke leeftijds genoten; volgens het CBS komt dit omdat jonge vrouwen een hoger opleidingsniveau hebben.

Een belangrijke voorwaarde voor de aanpak van onge­lijke beloning is dat de overheid maatregelen neemt tegen werkgevers die zich hieraan schuldig maken. Op verzoek van de minister van OCW gaat het College nader onderzoek uitvoeren naar ongelijke beloning in de financiële sector en bij hogescholen.

gestegen naar 20,2%. Het kabinet wil in 2014 streef­cijfers invoeren waardoor in 2017 bij de Rijksoverheid en op departementaal niveau 30% vrouwen zijn aan­gesteld in de Algemene Bestuursdienst. De inspannin­gen van het kabinet hebben inmiddels geleid tot enige verbetering. De doorstroming van vrouwen blijft echter moeizaam verlopen. ■

Een deel van het verschil in beloning tussen vrouwen en mannen is te verklaren door objectieve factoren. Denk aan individuele kenmerken (leeftijd, opleiding, ervaring), werkgerelateerde kenmerken (beroep, soort contract, arbeidsvoorwaarden) of bedrijfsgerelateerde kenmerken (sector, omvang van het bedrijf). Tussen vrouwen en mannen blijft een onverklaarbaar loon­verschil van 8% bestaan, ondanks 35 jaar wettelijk recht op gelijke beloning. Het beloningsverschil is structureel en neemt met minder dan 1% per jaar af. Het onver­klaarbare loonverschil verraadt structurele discrimina­tie. Onderzoek van het College in achttien algemene ziekenhuizen toonde aan dat sprake is van het systematisch bevoordelen van mannelijke werknemers

Hardnekkige genderstereotypen staan de promotie van vrouwen in de weg. Het aandeel vrouwen in topfunc­ties van de honderd grootste bedrijven in Nederland is slechts 10%. Bij de Rijksoverheid is dit 26%. Maatregelen zoals het Charter van de Stichting Talent naar de Top hebben (beperkt) effect: het aantal vrouwen bij de aangesloten bedrijven is in 2012

››

62

Page 65: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Maatregelen tegen ongelijke beloning m/v

Ondervertegenwoordiging vrouwen in hogere posities Tref concrete maatregelen om gelijke beloning van mannen en vrouwen te verzekeren door:

a. een rapportageverplichting in te voeren voor bedrijven over beloning;

b. de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid te verzoeken om (steekproefsgewijs) de medewerking van bedrijven aan transparantie van beloningssystemen en bestaande belonings verschillen te onderzoeken.

Aanbeveling

63

Page 66: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijschrift

Discriminatie komt veel vaker voor dan de meeste mensen zich realiseren. Veel discrimi natie is onbewust en onopzettelijk, maar daarmee niet minder nadelig voor hen die het treft. Discriminatie komt vaak voort uit stereotiepe denkbeelden.

64

Page 67: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

10% is leeftijdsgebonden

Overheid volgt oordelen College niet op

over leeftijdsdiscriminatie dat het College behandelt bevestigt dit beeld. Al vroeg is een kandidaat volgens werkgevers ‘te oud’ voor de baan. De gemiddelde leef­tijd van mensen die een zaak over leeftijdsdiscriminatie aanspanden bij het College was in 2013 49 jaar.

Stereotiepe beelden van werkgevers over ouderen spelen een rol. Leeftijd zegt echter niets over de flexibiliteit, het enthousiasme of overwicht van de persoon in kwestie. Doordat werkgevers de wet niet kennen, blijft leeftijdsdiscriminatie bestaan. Handhaving van de wet is een taak van de overheid, die bekendheid van deze specifieke discriminatiegrond zou moeten bevorderen. Verder moet de overheid stereotiepe denkbeelden over leeftijd bestrijden en de bewustwording ervan bevorderen. En tot slot de praktijk en procedures van werving en selectie zo inrichten dat de kans op vooroordelen kleiner wordt. ■

Ongeveer 10% van de discriminatie­ervaringen is leef­tijdsgebonden. Alle leeftijdsgroepen ervaren leeftijds­discriminatie, maar jongeren (15­24 jaar) en met name ook mensen tussen 45 en 64 jaar die werk zoeken, hebben hier het meeste last van. Het grote aantal zaken

Ook de Rijksoverheid maakt nog regelmatig ongerecht­vaardigd onderscheid naar leeftijd, zo blijkt uit de klachten van een aantal oudere werknemers bij het ministerie van Defensie. Het College heeft de werk­nemers in het gelijk gesteld. Het is zorgelijk dat de overheid deze oordelen niet opvolgt. De overheid moet immers het goede voorbeeld geven en laten zien dat het de gelijkebehandelingswetgeving en de oordelen van het College serieus neemt. Het niet­naleven van de oordelen kan nadelig zijn voor de geloofwaardigheid van het overheidsbeleid ter bestrijding van discrimina­tie. Bovendien geeft het particuliere werkgevers een makkelijk excuus om de oordelen ook te negeren.

Leeftijdsdiscriminatie op het werk

65

Page 68: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

66

Page 69: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Rechtspleging en rechtsmiddelen

67

Page 70: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

grondrechten van de Europese Unie (Handvest). De reikwijdte van het recht verschilt per verdrag. Artikel 6 EVRM is bijvoorbeeld niet van toepassing op het vreemdelingenrecht en (delen van) het belasting­recht. Artikel 47 Handvest sluit geen rechtsgebieden uit, maar er moet wel een link zijn met het EU­recht. Zo niet, dan kan een burger er geen beroep op doen.

Alleen als het recht op een eerlijk proces in de Grondwet een ruimer bereik krijgt dan in artikel 6 EVRM, leidt dit tot aanvullende rechtsbescherming. Met opneming in de Grondwet geeft de regering bovendien het signaal af dat zij dit recht belangrijk genoeg acht om op te nemen in de bescheiden grondrechtencatalogus. ■

De Nederlandse Grondwet bevat geen aparte bepaling die voorziet in het recht op een eerlijk proces. Daar kan verandering in komen, minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) heeft in 2013 aangekon­digd met een voorstel te komen om het recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter toe te voegen aan de Grondwet. Hij volgt hier­mee de aanbevelingen uit het Rapport Staatscommissie Grondwet en de motie Lokin­Sassen, die de Eerste Kamer in 2012 aannam.

Het recht op een eerlijk proces is verankerd in mensen­rechtenverdragen. Zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en het Handvest van de

Grondwettelijke borging van het recht op een eerlijk proces

68

Page 71: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Na kritiek vanuit de Tweede Kamer en de advocatuur heeft de staatssecretaris in februari 2014 aangekondigd de plannen aan te passen, maar wel vast te houden aan zijn bezuinigingsdoelstelling van 85 miljoen euro. Als de nieuwe plannen minder opbrengen dan ver­wacht, moeten andere bezuinigingsmaatregelen dit compenseren.

Ook de aangepaste plannen om het stelsel van gesubsi­dieerde rechtsbijstand te veranderen zijn nog steeds op een aantal punten risicovol voor wat betreft het recht op toegang tot rechtsbijstand en toegang tot de rechter.

In 2013 zette minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) de eerder ingezette bezuinigingen op de rechtsbijstand voort. Het Besluit aanpassingen eigen bijdrage recht­zoekenden en vergoeding rechtsbijstandverleners trad in werking. Ook kondigde staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) een vernieuwing van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand aan. Een van de uit­gangspunten is dat de toegang tot gefinancierde rechts­hulp verandert van ‘ja, mits’ in ‘nee, tenzij’. De regering wil namelijk zoveel mogelijk zaken afdoen zonder door de overheid betaalde bijstand van een advocaat. En zo het probleemoplossend vermogen van burgers, bedrij­ven en instellingen in de maatschappij stimuleren.

Bezuinigingen gesubsidieerde rechtsbijstand

››

69

Page 72: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Juridisch Loket

recht op toegang tot de rechter in gevaar komen. Aangezien bezuinigingen ook het Juridisch Loket treffen, is de vraag legitiem of het zijn poortwachtersrol onpartijdig, onafhankelijk en op voldoende deskundige wijze kan vervullen. In de vorm van pilots laat de staatssecretaris onderzoeken hoe deze procedure het beste ingericht kan worden. De kwaliteit en onafhanke­lijkheid van het advies van het Juridisch Loket dient te allen tijde te zijn gewaarborgd.

Een rechtzoekende kan alleen een gesubsidieerde advocaat toegewezen krijgen als het Juridisch Loket een verwijzing afgeeft. Daarbij stelt de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie nadrukkelijk dat een beperkte instroom naar de gesubsidieerde rechtsbijstand het doel is. Bijvoorbeeld in zaken waarin iemand zichzelf mag vertegenwoordigen, moet het Juridisch Loket dat in principe ook verlangen. Als geen rekening wordt gehouden met individuele omstandigheden, kan het

Uitsluiting rechtsgebieden

Door rechtsgebieden uit te sluiten, beperkt de staats­secretaris consumenten en (ver)huurders in hun fundamentele recht op toegang tot de rechter. Een huisbaas kan bijvoorbeeld een uitspraak van de huurcommissie negeren, waarna het voor een huurder zonder rechtsbijstand moeilijk wordt om zijn juridisch gelijk bij de rechter over het voetlicht te brengen. Het is nog onduidelijk of en in hoeverre de hardheidsclausule die de staatssecretaris heeft aangekondigd soelaas zal bieden, dus hier is de grootste waakzaamheid geboden.

De staatssecretaris wil enkele rechtsgebieden, zoals het huurrecht en consumentenrecht, in beginsel uitsluiten van gesubsidieerde rechtsbijstand. Daar is alternatieve geschillenbeslechting mogelijk, zoals een gang naar de huurcommissie. Procederen voor de rechter, waarbij toevoeging van een advocaat nodig kan zijn, is dan niet de meest aangewezen route. Gesubsidieerde rechts­bijstand blijft wel mogelijk als het noodzakelijk is om de fundamentele rechten van de rechtzoekende te borgen.

››

70

Page 73: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Recht op rechtsbijstand

Hoewel het mogelijk is de reikwijdte van het recht op gesubsidieerde rechtsbijstand te beperken, mag dat alleen met een legitiem doel. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de EU hebben bepaald dat bezuinigingen op zichzelf geen legitiem doel zijn. De uitsluiting van rechtsgebieden, de poortwachtersrol van het Juridisch Loket en de verhoging van het minimaal financieel belang lijken hoofdzakelijk bezuinigingsdoelen te dienen. Terwijl de overheid – ook in financieel krappe tijden – verplicht is om toegang tot de rechter te garanderen. ■

Geen rechtsbijstand voor rechtszaken onder 1000 euro

levensonderhoud van zichzelf en het gezin. De kans is klein dat betrokkene zelf een advocaat kan betalen om de rechtmatigheid van de korting vast te stellen.

Als de staatssecretaris het noodzakelijk acht de drempel te verhogen, dan zou dit beperkt moeten blijven tot zaken die in hoger beroep dienen. Op die manier is toegang tot een rechter in ieder geval in eerste aanleg beter beschermd.

Een andere drempel in het voorstel van de staats­secretaris is de verhoging van het vereiste minimaal financieel belang. In een rechtszaak over minder dan 1000 euro kan iemand in principe niet meer procederen met een gesubsidieerde advocaat. Deze drempel treft burgers die het niet breed hebben het hardst. Iemand die een tijdelijke korting krijgt op een uitkering, ont­vangt bijvoorbeeld geen rechtsbijstand om de korting aan te vechten. Deze persoon kan grote problemen krijgen met het aflossen van schulden of met het

71

Page 74: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

regels en jurisprudentie. De minister en de staats­secretaris hebben begin 2014 conceptregelgeving voor advies naar betrokken organisaties gestuurd. ■

In de Jaarlijkse Rapportage 2012 beval het College aan om het recht op rechtsbijstand bij politieverhoor uit te breiden, om de bestaande Nederlandse regels en prak­tijk in overeenstemming te brengen met internationale

Rechtsbijstand bij politieverhoor

72

Page 75: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zo snel, slim, selectief, simpel, samen en samen­levingsgericht mogelijk. Daar staat de afkorting ‘ZSM’ voor in de ZSM­werkwijze die in 2011 als pilot is gestart en die sinds 2013 landelijk is uitgerold. In de ZSM­werkwijze beslist de officier van justitie zo snel mogelijk na aanhouding van een verdachte over het verdere verloop van de procedure en waar mogelijk over een straf, zonder tussenkomst van een rechter. Het Openbaar Ministerie, politie, reclassering, slachtoffer­hulp en de Raad voor de Kinderbescherming werken samen om veelvoorkomende misdaad aan te pakken.

Snelle afdoening strafzaken zonder tussenkomst van de rechter (ZSM)

Deze ketenpartners zijn vertegenwoordigd op één locatie, waar zij zeven dagen per week zestien uur per dag zaken snel beoordelen. Moet de officier de ver­dachte dagvaarden of kan hij een zaak zelf afdoen?

Het doel van de werkwijze is tijdbesparing en een efficiëntere procedure. De ZSM­werkwijze verkort de lange doorlooptijden van relatief simpele strafzaken aanzienlijk. Dit is wenselijk voor de verdachte, de maat­schappij en een eventueel slachtoffer. Er kleeft echter een aantal bezwaren aan de werkwijze.

Toegang tot een onafhankelijke rechter

strafbeschikking aan een onafhankelijke rechter kan voorleggen die wel aan de waarborgen van artikel 6 EVRM voldoet. Betrokkene heeft dat recht, maar kan daar afstand van doen. Hier bestaat het risico dat dit niet bewust gebeurt. Vrijwillig voldoen aan de straf­beschikking, bijvoorbeeld door meteen de boete te betalen, kan namelijk worden aangemerkt als afstand doen van het recht op verzet. Het is zeer de vraag of er dan sprake is van een geheel vrijwillige en welover­wogen beslissing tot afstand van het recht in

De officier van justitie die een strafbeschikking oplegt, moet onder tijdsdruk een belangrijke rolwisseling onder­gaan: zit hij het ene moment nog als leider van het opsporingsonderzoek met de politie en overige partijen aan de ZSM­tafel, het volgende moment moet hij een straf opleggen. Hij vervult dan een rol die in beginsel aan de onafhankelijke en onpartijdige rechter toekomt.

Aan de vereisten van het recht op een eerlijk proces is alleen voldaan als betrokkene de zaak na deze ››

73

Page 76: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

verzet te gaan, omdat de betrokkene lang niet altijd op alle gevolgen van het accepteren van de strafbeschik­king zal zijn gewezen. En even pinnen op het politie­bureau om een boete direct te betalen, lijkt op het eerste gezicht niet op een strafrechtelijke veroordeling.

Het is dan ook cruciaal om de verdachte duidelijk en volledig te informeren over de gevolgen van een strafbeschikking. Alleen dan voldoet dit aspect van de ZSM­werkwijze aan het recht op een eerlijk proces.

Rechtsbijstand

Het gebrek aan rechtsbijstand in de ZSM­werkwijze is zorgelijk, omdat het een effectieve verdediging in de weg kan staan. Hoewel alle betrokken partijen aange­ven dat rechtsbijstand wenselijk is, is daar in de afgelopen drie jaar amper sprake van geweest.

Inmiddels hebben het Openbaar Ministerie, de politie en de advocatuur samen besloten om pilots te starten die voorzien in rechtsbijstand aan de verdachte in de ZSM. In die pilots krijgt iedere aangehouden verdachte de mogelijkheid om te overleggen met een advocaat via een videoverbinding. Dat vergt een investering van alle betrokken partijen, namelijk technische infrastruc­tuur waarmee is gewaarborgd dat advocaat en cliënt vertrouwelijk met elkaar kunnen spreken. De advocaat zal een passende vergoeding moeten krijgen voor het werk. Als dit niet op korte termijn tot reële rechts­bijstand leidt, zal de ZSM­werkwijze gestaakt moeten worden.

Een advocaat kan de procedure en de uitkomsten daar­van uitleggen aan een verdachte. Dit is nog belangrijker als de verdachte minderjarig is of verstandelijk beperkt. Dit stelt de verdachte in staat om een geïnformeerde beslissing te nemen over zijn verdediging en over zijn mogelijkheid om verzet in te stellen. Rechtsbijstand is ook om die reden een belangrijk onderdeel van het recht op een eerlijk proces.

In strafzaken die volgens de ZSM­werkwijze worden afgehandeld, maken verdachten echter bijna geen gebruik van hun recht op rechtsbijstand. Dit in tegen­stelling tot ‘reguliere’ strafzaken, waarin een substanti­eel deel van de verdachten dat wel doet. Dat verschil is maar ten dele te verklaren door het soort zaken dat met de ZSM­werkwijze wordt afgedaan. Een snelle afhande­ling is niet alleen de wens van de autoriteiten, maar ook van de verdachte. Een advocaat inschakelen levert vaak vertraging op, waardoor een verdachte geneigd kan zijn ervan af te zien.

››

74

Page 77: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Zonder advocaat zou ik de zaak verliezen’Esmeralda (42) is een hoogopgeleide alleenstaande moeder van twee kinderen. Tot voor kort werkte ze parttime als bijstandscoach bij de gemeente Den Haag, die haar bij de reorganisatie ontsloeg. ‘Ik maakte bezwaar tegen mijn ontslag, maar na de ongegrondverklaring hiervan ben ik niet in beroep gegaan. De gemeente had mij namelijk bepaalde toezeggingen gedaan, en ik wilde mijn energie gebruiken om een andere functie binnen de gemeente te vinden.’ Ook speelde het mee dat Esmeralda al twee rechtszaken achter de rug had, en dat de kosten om te procederen erg zijn gestegen. Esmeralda valt net boven de minimumgrens voor rechtsbijstand en moet daarom een eigen bijdrage betalen. Door de bezuinigingen in de rechts­bijstand, ingevoerd in oktober 2013, stegen de advocaatkosten voor haar van 185 naar 420 euro. Nu loopt er een nieuwe rechtszaak, omdat Esmeralda’s ex­partner minder kinderalimentatie wil betalen. ‘Ik schrok enorm van de kosten, maar ik had geen keuze. Zonder advocaat kan ik me niet goed verweren, hierdoor zou ik de zaak kunnen verliezen’, vertelt ze. Met minder kinderalimentatie kan ze de zorg voor haar kinderen niet betalen. Haar ex­partner heeft een hoge functie bij een multinational: ‘Voor hem is het inschakelen van een advocaat een lachertje.’De financiële zorgen van de rechtszaak zorgen voor veel stress. ‘Naast financiële heeft het ook psychische gevolgen; je leeft met veel angst. Ik weet ook niet wat de uitspraak van de rechter zal zijn’, zegt Esmeralda. Door alle omstandigheden heeft ze een burn­out gekregen en zit ze tijdelijk thuis. Ze hoopt dat deze reeks aan rechtszaken snel voorbij is, net als de donkere periode in haar leven, zodat ze weer kan gaan werken.

75

Page 78: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Summier dossier

Kinderen

politieambtenaar. In een regulier dossier wordt zo’n verklaring op ambtseed of ­belofte op papier gezet. Aan zo’n schriftelijke verklaring kan volgens de wet meer waarde worden gehecht als bewijsmiddel. Daarnaast hebben de verdachte of diens advocaat alle informatie nodig om de verdediging goed voor te bereiden. Maar als die informatie simpelweg niet gere­gistreerd is, kan de verdachte daardoor op een achter­stand staan ten opzichte van een officier van justitie die informatie wel gezien of gehoord heeft. Dat staat op gespannen voet met het beginsel van ‘equality of arms’ en daarmee met het recht op een eerlijk proces.

niet voor niets ook nog eens apart vastgelegd in het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. Minderjarigen maken nu niet in alle gevallen gebruik van hun recht op rechtsbijstand. Het is van belang dat een goede balans ontstaat tussen de nagestreefde vlotte afhandeling van de zaken en het recht op een effectieve verdediging. De plannen om minderjarigen via een videoverbinding een consult met een advocaat te bieden, kunnen hieraan bijdragen. De belangen van het kind moeten leidend zijn in het hele proces. ■

Voor een effectieve verdediging is het noodzakelijk dat de betrokkene zijn dossier tot zijn beschikking heeft. Vanwege de snelle afhandeling van de zaak maakt de politie in ZSM­zaken echter vaak geen uitgebreid dossier op. Politie en het Openbaar Ministerie werken voornamelijk met mondelinge en digitale bronnen. Dat scheelt veel tijd en werk, want dan hoeven bijvoorbeeld camerabeelden of persoonlijke waarnemingen van een politieambtenaar niet uitgewerkt te worden op papier.

Een summier dossier heeft een aantal nadelen. Een officier van justitie kan een beslissing nemen op basis van een mondelinge verklaring van een

Ook zaken van minderjarige verdachten kunnen in de ZSM terechtkomen. Zolang het betekent dat dergelijke zaken sneller kunnen worden afgedaan en een oplos­sing op maat kan worden gevonden, is dit positief. Maar juist bij kinderen moeten procedurele waarbor­gen voorkomen dat de procedure voor hen nadelige gevolgen heeft die zij niet volledig overzien. Een raads­man die een minderjarige uitlegt wat zijn rechten zijn, wat de procedure inhoudt en wat de gevolgen van bepaalde beslissingen zijn, is essentieel. Dit recht is

76

Page 79: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Summier dossier

Kinderen

Evalueer tijdig of de rolwisseling van de officier van justitie tijdens de ZSM-werkwijze in overeenstemming is met het recht op toegang tot een onafhankelijke en onpartijdige rechter.

Verzeker dat de officier van justitie verdachten onmiddellijk en volledig informeert over de gevolgen van de aanvaarding van een strafbeschikking en over de mogelijk-heden verzet aan te tekenen.

Verzeker het recht op een effectieve verdediging in de ZSM-procedure: a. Informeer de verdachte volledig over het recht op rechtsbijstand.b. Zorg dat faciliteiten beschikbaar zijn op alle ZSM-locaties zodat de aangehouden

verdachte vertrouwelijk met een advocaat kan spreken. c. Verzeker dat de verdachte en diens advocaat daarbij toegang hebben tot alle

relevante informatie uit het dossier.

Aanbeveling

77

Page 80: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijschrift

De ZSM-werkwijze verkort de lange door loop tijden van relatief simpele strafzaken aanzienlijk. Dit is wenselijk voor de ver dachte, de maatschappij en een eventueel slachtoffer. Maar er kleeft ook een aantal bezwaren aan. Het is van belang dat er een goede balans ontstaat tussen vlotte afhandeling en het recht op een effectieve verdediging.

78

Page 81: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Waarborgen rond vrijheidsbeneming

79

Page 82: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Rapport CPT: niet alle detentiecentra voldoen aan normen

Kabinet terughoudend

mensenrechtennormen voldeden. In zijn Jaarlijkse Rapportage over 2012 heeft het College voor de Rechten van de Mens de regering opgeroepen ervoor te zorgen dat de detentieomstandigheden alsnog aan de normen voldoen.

In het Nationaal Actieplan Mensenrechten bevestigt het kabinet dat het CPT een gezaghebbende toezicht­houder is. Het kabinet is wel van mening dat Nederlandse regelgeving doorgaans evenveel of soms zelfs meer bescherming biedt dan internationale normen. Een van de belangrijkste functies van het CPT is risico’s signaleren en aanbevelingen formuleren, om schendingen van mensenrechten te voorkomen. Juist vanwege deze preventieve functie is het van belang de aanbevelingen van deze toezichthouder alsnog uit te voeren en zo de situatie te blijven verbeteren. ■

In 2012 publiceerde het Comité ter Preventie van Foltering (CPT) van de Raad van Europa het rapport over zijn monitoringsbezoek aan Nederland. Daaruit bleek dat het CPT enkele detentiefaciliteiten had bezocht die niet aan de internationale

In 2013 reageerde het kabinet officieel op het rapport van het CPT. Het kabinet kondigde onder andere aan een nieuw beleidskader op te stellen voor isolatie en de luchtruimte in de Penitentiaire Inrichting Arnhem­Zuid aan te passen. Op andere punten was er terughoudend­heid. De nieuwbouwcellen in Apeldoorn, waar volgens het CPT amper daglicht binnenkomt, voldoen volgens de regering aan de eisen. Een andere aanbeveling was om zoveel mogelijk te voorkomen dat gedetineerden voor het onderzoek aan hun lichaam al hun kleding tegelijk uit moeten doen. Dit kan volgens het CPT name­lijk de menselijke waardigheid aantasten. Het kabinet reageerde slechts met uitleg over die praktijk en gaf aan dat dit noodzakelijk is voor de veiligheid. Uit de reactie blijkt geen intentie om de aanbeveling op te volgen.

Detentieomstandigheden

80

Page 83: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Rapport CPT: niet alle detentiecentra voldoen aan normen

Kabinet terughoudend

Onschuldig tot onherroepelijke veroordeling

presenteerden zij een conceptwetsvoorstel dat de dade­lijke uitvoering van straffen mogelijk maakt. Met het wetsvoorstel kan een gevangenisstraf van twee jaar of meer direct na een veroordeling door de rechter worden uitgevoerd. Bij delicten met een slachtoffer ligt de grens bij één jaar. Dus ook als een rechter in hoger beroep zich nog moet uitspreken over de schuld van de ver­dachte, kan de verdachte al in de gevangenis terechtkomen.

Een fundamenteel element van het recht op een eerlijk proces is dat iemands schuld pas definitief vaststaat bij een onherroepelijke veroordeling. Zolang een verdachte nog in hoger beroep kan gaan, moet hij als onschuldig worden beschouwd. In het Wetboek van Strafrecht staat dan ook dat een opgelegde straf in principe pas begint op het moment dat een uitspraak onherroepelijk is.

Daar willen de minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verandering in brengen. In september 2013

Dadelijke tenuitvoerlegging van opgelegde straf

Conceptwetsvoorstel lost probleem niet op, maar levert wel risico’s op

twee, respectievelijk één jaar. Het gaat dus maar om een heel klein aantal zaken.

Een ander punt is dat het wetsvoorstel niet de oorzaak van het probleem bestrijdt. De Memorie van Toelichting noemt als een van de argumenten voor het wetsvoor­stel dat het lang duurt voordat de uitspraak in

Doel van het voorstel is voorkomen dat minder daders hun straf na veroordeling ontlopen, wat uiteraard op zichzelf nastrevenswaardig is. Het effect is echter beperkt. In de meeste zaken (85%) waarin een gevange­nisstraf van twee, respectievelijk één jaar mogelijk is, zit de verdachte in voorlopige hechtenis. In 90% van de gevallen is de opgelegde gevangenisstraf korter dan

››

81

Page 84: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zie af van indiening van het conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging.

Aanbeveling

hoger beroep er is. Dit is inderdaad onwenselijk voor zowel de verdachte als eventuele slachtoffers en de samenleving. Onmiddellijke uitvoering van een vonnis in eerste aanleg lost het probleem echter niet op. Bovendien kleeft er het ernstige risico aan dat mensen

onterecht in de gevangenis kunnen komen. De rechter kan een verdachte in hoger beroep namelijk alsnog vrijspreken of een lagere straf opleggen. Eventuele financiële compensatie maakt die vrijheidsbeneming niet ongedaan. ■

82

Page 85: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Nederland betaalt miljoenen aan ex-verdachten

Rechter moet terughoudend omgaan met vrijheidsbeperking

op 11,1 miljoen euro. Het Wetboek van Strafvordering kent het recht op schadevergoeding toe aan mensen die in voorlopige hechtenis hebben gezeten en die van de rechter uiteindelijk geen straf of een lagere straf opgelegd krijgen.

Die gronden zijn limitatief in de wet opgesomd: vluchtgevaar, recidivegevaar, het belang van het onder­zoek of een ernstig feit waarvoor een gevangenisstraf van minstens twaalf jaar kan worden opgelegd en dat bovendien de rechtsorde ernstig heeft geschokt.

Met die kop presenteerden de media begin juni 2013 de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over schadevergoeding aan ex­verdachten. Uit de cijfers blijkt dat in 2012 4.783 verzoeken tot schadevergoeding na voorlopige hechtenis zijn toegekend. Dat is drie keer zoveel als in 2002. Het totale vergoede bedrag komt uit

Het recht op vrijheid van persoon heeft als uitgangs­punt dat mensen in vrijheid hun proces mogen afwachten; vrijheidsbeneming is de uitzondering, niet de regel. De overheid moet dan ook zeer terughoudend omgaan met vrijheidsbeneming en altijd nagaan of een minder vergaande maatregel passender is.

Een rechter mag niet zomaar een bevel tot voorlopige hechtenis geven. Ten eerste moet er sprake zijn van een misdrijf waarvoor het Wetboek van Strafvordering voorlopige hechtenis toestaat. Ten tweede moeten er ‘ernstige bezwaren’ zijn, oftewel sterke aanwijzingen dat de verdachte het misdrijf heeft begaan. Ten slotte moet er een grond bestaan voor vrijheidsbeneming.

Voorlopige hechtenis

››

83

Page 86: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Vaak toepassing van voorlopige hechtenis

Wettelijke drietrapstoets blijkt geen hoge drempel

verschillende mogelijke oorzaken daarvoor, zoals de toetsing van bovenstaande voorwaarden door rechters en het beperkte gebruik van alternatieven voor voor­lopige hechtenis.

een ernstig delict betreft. Bij de derde eis (grond voor vrijheidsbeneming) komt het voor dat rechters eerst beslissen of iemand in voorlopige hechtenis zou moeten of niet, en daar vervolgens een grond bij zoeken. Dat blijkt uit interviews met rechters door wetenschappers. Rechters nemen bijvoorbeeld snel recidivegevaar aan als het om een ernstig feit gaat.

De wet bevat dus belangrijke waarborgen om vrijheids­beneming van iemand die nog niet is veroordeeld te voorkomen. Toch vormt in Nederland de groep perso­nen die in voorlopige hechtenis zitten een relatief groot deel van de gevangenispopulatie. Onderzoek wijst op

Maar ook de wettelijke drietrapstoets voor voorlopige hechtenis blijkt in de praktijk niet zo’n hoge drempel te vormen. Aan de eerste eis (een misdrijf waarvoor voor­lopige hechtenis is toegestaan) is snel voldaan door de uitbreiding van de strafmaxima en de lijst van apart benoemde misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. Ook de tweede eis (ernstige bezwaren) wordt gemakkelijk positief beantwoord, vooral als het

Rechterlijke toetsing kan strikter

beveiliging, maar ook vergelding en parate executie. Er is ook kritiek op de motivering van beslissingen van rech­ters. Dat de toetsing en motivering gebrekkig kunnen zijn, komt onder andere door de beperkte tijd die

Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat rechters met deze ruime interpretatie van de gronden verschillende doelen nastreven. Die zijn niet altijd dezelfde als de wet­telijke doelen van voorlopige hechtenis: preventie en ››

84

Page 87: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Vaak toepassing van voorlopige hechtenis

Wettelijke drietrapstoets blijkt geen hoge drempel

Rechterlijke toetsing kan strikter

Alternatieven voor voorlopige hechtenis

Nederlandse rechters gebruiken weinig alternatieven

geplaatst. Een borgsom kan een extra voorwaarde zijn; die krijgt de verdachte terugbetaald als hij zich aan de voorwaarden heeft gehouden. Daarmee is niet langer sprake van vrijheidsbeneming, maar van vrijheidsbeperking.

uitgaat. En in 2013 sprak het VN­Comité tegen Foltering zijn zorg uit dat voorlopige hechtenis in Nederland niet een uiterste middel is. Het adviseerde Nederland te verzekeren dat rechters beslissingen over voorlopige hechtenis naar behoren onderbouwen en het gebruik van alternatieve maatregelen te bevorderen.

De rechter kan alternatieve maatregelen overwegen en de voorlopige hechtenis schorsen onder voorwaarden. Zo’n voorwaarde kan zijn dat een verdachte zich aan een locatieverbod houdt, zich op vastgestelde tijden meldt bij de reclassering of in nachtdetentie wordt

Nederlandse rechters maken weinig gebruik van deze alternatieven, vergeleken met hun Europese collega’s. De Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) adviseerde in 2011 al dat Nederland alternatieven voor voorlopige hechtenis wettelijk moet vastleggen, omdat hiervan ‘een ordenende, richtinggevende en stimulerende werking’

een rechter heeft. Gevolg is dat de rechter niet altijd vol­doende ieder dossier goed voorbereidt en vooral afgaat op het Openbaar Ministerie en op eerdere beslissingen van andere rechters in dezelfde zaak. Om de risico’s te managen, beslist de rechter dan eerder tot voorlopige hechtenis dan vrijlating tot het begin van het proces.

››

85

Page 88: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijschrift

Het recht op vrijheid van persoon heeft als uitgangspunt dat mensen in vrijheid hun proces mogen afwachten. Vrijheidsbeneming is de uitzondering, niet de regel. Toch vormt in Nederland de groep die in voorlopige hechtenis zit een relatief groot deel van de gevangenispopulatie.

86

Page 89: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Voorlopige hechtenis te makkelijk opgelegd

Veel kinderen in voorlopige hechtenis

verdachte van stalking een gebiedsverbod opgelegd krijgen. Een jongere kan bij nachtdetentie zijn opleiding blijven volgen. Hiermee beperkt de rechter mogelijke nadelige gevolgen van detentie voor de verdachte en kan hij toch de wettelijke doelen van voorlopige hechte­nis nastreven, zoals recidive voorkomen. Door al te gemakkelijk voorlopige hechtenis op te leggen, doen rechters het beginsel dat iemand onschuldig is totdat zijn schuld is vastgesteld tekort.

2009 zijn zorgen geuit over de toenemende toepassing van voorlopige hechtenis bij minderjarigen. Op basis van de internationale kinderrechten moet de grootst mogelijke terughoudendheid worden betracht bij het gebruik van vrijheidsbeneming van minderjarigen. ■

Vrijheidsbeperkende maatregelen leveren doorgaans minder nadeel op dan maatregelen die vrijheid bene­men. Juist omdat iemand verdacht is en (nog) niet schuldig, moet de rechter er alles aan doen om een oplossing te kiezen die het minste schade aanricht. Bovendien kun je met alternatieven voor voorlopige hechtenis meer rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van het misdrijf waarvan hij wordt verdacht. Zo kan een

Het percentage volwassen gedetineerden in voorlopige hechtenis is nog niets vergeleken met de minderjarigen: op 1 januari 2013 zat 75% van de minderjarigen in justitiële jeugdinrichtingen in Nederland in voorlopige hechtenis. Het Kinderrechtencomité van de VN heeft in

Voorzie in alternatieve maatregelen voor voorlopige hechtenis in de wet, zodat deze expliciet onderdeel uitmaken van het afwegingskader rondom voorlopige hechtenis.

Aanbeveling

87

Page 90: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

88

Page 91: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Migratie en mensenrechten

89

Page 92: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zelfmoord Dolmatov

Honger- en dorststakingen

overheid zorgvuldig had gehandeld. Dit resulteerde op 28 maart 2013 in een kritisch rapport. De kritiek betreft onder andere het feit dat Dolmatov onterecht in vreem­delingenbewaring is gesteld en dat de medische zorg tekort is geschoten.

Zelden heeft één gebeurtenis de discussie over vreemdelingen en migratie zo beïnvloed als de zelf­moord van de Russische dissident Dolmatov in detentiecentrum Rotterdam op 17 januari 2013. De Inspectie Veiligheid en Justitie onderzocht of de

De discussie over het regime in vreemdelingendetentie laaide verder op toen in het Justitieel Centrum Schiphol (JCS) en de detentiecentra Rotterdam en Zeist vreem­delingen in hongerstaking en/of dorststaking gingen, onder andere om te protesteren tegen hun detentie­omstandigheden. Vreemdelingen in detentie zitten daar niet vanwege een strafrechtelijk vergrijp, maar louter omdat zij niet in Nederland mogen blijven en zich wellicht aan hun uitzetting kunnen onttrekken. Toch zitten zij vele uren opgesloten in hun cel, hebben ze overdag niets te doen en mogen ze geen gebruik­maken van telefoon of internet.

Felle discussie over vreemdelingenbewaring

››

90

Page 93: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zelfmoord Dolmatov

Honger- en dorststakingen

Toezegging humaner asielbeleid

Cijfers

De discussie in het parlement spitste zich vooral toe op het regime van vreemdelingenbewaring en het feit dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie niet of nauwelijks reageert als adviesorganen kritisch zijn over zijn beleid en de naleving van mensenrechten. Adviesorganen drongen er opnieuw op aan het regime binnen vreemdelingendetentie anders vorm te geven

In 2013 zijn 3670 vreemdelingen gevangengezet, een daling van 32% ten opzichte van 2012. Daarnaast zijn 780 vreemdelingen in grensdetentie geplaatst nadat ze

dan bij strafrechtelijke detentie. En om vreemdelingen­bewaring slechts als uiterste middel toe te passen. De staatssecretaris heeft in het debat een humaner asielbeleid toegezegd met meer oog voor de menselijke maat. Ook zegde hij een reactie toe op de adviezen van verschillende organisaties. Op 13 september 2013 deed hij dit in een brief aan de Tweede Kamer.

asiel hadden aangevraagd, een stijging van 25% ten opzichte van 2012. ■

91

Page 94: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Wetsvoorstel met ultimum remedium beginsel

naast elkaar bestaan, met een verschil in de mate van vrijheidsbeperking. Het wetsvoorstel ziet erop dat vreemdelingenbewaring alleen als uiterste middel wordt toegepast. Het ultimum remedium beginsel ligt dus in de wet verankerd.

Resultaat van de discussie is dat in december 2013 een wetsvoorstel ter internetconsultatie is aangeboden. Het wetsvoorstel introduceert een apart administratief­rechtelijk regime voor grensdetentie en vreemdelingen­bewaring. Een lichter en een zwaarder regime zullen

Discussie leidt tot wetsvoorstel

››

92

Page 95: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Wetsvoorstel met ultimum remedium beginsel

Er blijven knelpunten

Bij grensdetentie treedt zelfs een verslechtering op ten opzichte van het huidige regime op basis van het Reglement regime grenslogies. Er gaan strengere veilig­heidsmaatregelen gelden, zoals onderzoek aan het lichaam bij binnenkomst in de inrichting. Ook het ulti­mum remedium beginsel geldt niet voor grensdetentie. ■

Wettelijke verankering van het ultimum remedium beginsel en een bestuursrechtelijk kader en regime zijn stappen in de goede richting. Een aantal aspecten van het wetsvoorstel staat echter op gespannen voet met de rechten van de mens. Bij binnenkomst in de inrich­ting krijgen vreemdelingen minimaal twee weken te maken met het meest strikte regime in plaats van het minder zware regime. Zij worden dus niet zo min mogelijk in hun vrijheid beperkt, terwijl dat het uit­gangspunt is van het recht op persoonlijke vrijheid.

Veranker het ultimum remedium beginsel voor vreemdelingenbewaring en grensdetentie in de wet.

Ontwikkel reële alternatieven voor detentie.

Zorg ervoor dat in het regime van grensdetentie geen verslechtering optreedt ten opzichte van het regime zoals het nu geldt op basis van het huidige Reglement regime grenslogies.

Onderwerp vreemdelingen bij binnenkomst niet standaard aan het meest strikte regime, maar aan het minder vrijheidsbeperkende verblijfsregime.

Aanbeveling

93

Page 96: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Medische zorg niet altijd tijdig verstrekt

Ombudsman constateerde al drempels in zorg

de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) conclude­ren in hun onderzoek dat het borgen van de continuï­teit van medische zorg binnen de vreemdelingenketen een probleem is. En dat Dolmatov en Renata daardoor niet of niet tijdig de zorg hebben gekregen die zij nodig hadden.

de balie in het bijzijn van andere bewoners. De taal­problemen en het gebrek aan privacy belemmeren asielzoekers in het uiten van hun medische klachten.

Dit levert spanning op met het recht op gezondheid. Staten zijn namelijk verplicht bij ziekte geneeskundige bijstand en verzorging te bieden, te garanderen dat dit voor iedereen toegankelijk is, toegespitst op de per­soon en van voldoende kwaliteit.

Het overlijden van Dolmatov en de uitzetting van de zesjarige Renata die acute leukemie bleek te hebben, leidden tot veel aandacht voor medische zorg bij vreemdelingenbewaring in de media en de Tweede Kamer. De ouders van Renata stelden dat ze hadden aangedrongen op medische hulp, maar niet serieus zijn genomen in hun klachten. De Inspectie van V&J en

Al eerder signaleerde het onderzoek van de Nationale ombudsman dat de toegang tot medische zorg te veel drempels kent voor vreemdelingen in asielzoekers­centra, vreemdelingendetentie of in de illegaliteit. Wie in een asielzoekerscentrum naar de huisarts wil, moet eerst langs een praktijkassistent. Die bepaalt aan de balie of de klachten aanleiding geven tot een bezoek aan de huisarts. De praktijkassistent maakt nauwelijks gebruik van een tolkentelefoon, zodat een asielzoeker in het Nederlands, Engels of in gebaren duidelijk moet maken wat de klachten zijn. Bovendien gebeurt dit aan

Medische zorg in vreemdelingenbewaring kent te veel drempels

››

94

Page 97: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Medische zorg niet altijd tijdig verstrekt

Ombudsman constateerde al drempels in zorg Noodzaak tot informeren

Het voortdurend monitoren van de kwaliteit en toegan­kelijkheid van de medische zorg is van het grootste belang, zeker gezien de gezondheidsproblemen van asielzoekers en hun kwetsbare en afhankelijke positie. De eerste aanzetten voor verbetering van de medische zorg moeten worden gevolgd door structurele verbete­ringsmaatregelen. ■

De staatssecretaris nam de bevindingen serieus en heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid ingeschakeld. Deze publiceerde op 24 april 2014 een rapport over de veiligheid van vreemdelingen die onder verantwoorde­lijkheid van de rijksoverheid verblijven in opvang­ of detentielocaties, met specifieke aandacht voor de informatieoverdracht binnen en tussen ketenpartners. De Onderzoeksraad concludeert dat vreemdelingen met psychische en psychiatrische problemen niet altijd de benodigde zorg krijgen. En concludeert dat de infor­matie juister en beter beschikbaar moet zijn.

95

Page 98: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Situatie in de vluchtkerk

Verlening buitenschuldvergunning

rechtmatig in Nederland verblijft, heeft op basis van de Koppelingswet geen recht op sociale voorzieningen, zoals huisvesting, toegang tot de arbeidsmarkt en (financiële) steun van de overheid.

voorzieningen. Omdat er signalen waren dat het vrijwel onmogelijk is een buitenschuldvergunning te krijgen, heeft de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) dit onderzocht. Zij concludeerde dat het welis­waar niet nodig is het buitenschuldbeleid te verruimen, maar dat de toepassing ervan niet eenduidig is door te ruim geformuleerde toewijzingscriteria. Deze criteria bieden ruimte voor ondoorzichtige beoordelingen van buitenschuldaanvragen.

Een groep vreemdelingen in de vluchtkerk en ­flat vroeg aandacht voor de erbarmelijke omstandigheden waar­onder zij leefden. Zij kunnen, naar eigen zeggen, niet terugkeren naar hun land van herkomst. Wie niet

Sommige vreemdelingen verblijven hier strikt gezien onrechtmatig, maar kunnen Nederland niet verlaten. Bijvoorbeeld omdat het land van herkomst de beno­digde reispapieren niet verstrekt. Als een vreemdeling kan aantonen dat hij zich voldoende heeft ingespannen om zijn terugkeer te realiseren, kan hij een buiten­schuldvergunning krijgen. Dit is een verblijfsvergun­ning als je buiten je schuld Nederland niet kunt verlaten. Hiermee kom je wél in aanmerking voor

Vreemdelingen zonder verblijfsstatus

››

96

Page 99: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

In Nederland staan 2.000 personen als staatloos geregistreerd en 80.000 personen met nationaliteit ‘onbekend’. Een nationaliteit is van groot belang omdat het een voorwaarde is voor toegang tot bepaalde rechten, voor-zieningen en bescherming door de staat.

97

Page 100: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Levensomstandigheden van mensen zonder geldige verblijfspapieren

Menswaardig bestaan

Comité voor Sociale Rechten (ECSR) Nederland op 25 oktober 2013 heeft gevraagd onmiddellijk maat­regelen te treffen voor de levensomstandigheden van een groep vreemdelingen zonder geldige verblijfs­status. Deze uitspraak is een duidelijk signaal dat de omstandigheden waaronder deze groep vreemdelingen leeft op gespannen voet staan met de economische en sociale rechten die in het Europees Sociaal Handvest zijn gegarandeerd.

EVRM). De ACVZ wijst specifiek op vreemdelingen zonder verblijfsstatus die kwetsbaar zijn en vreemde­lingen die in aanmerking komen voor een buiten­schuldvergunning. De ACVZ adviseert de buitenschuldvergunning na maximaal een jaar te verlenen, zodat vreemdelingen niet onnodig lang in onzekerheid verkeren. De regering heeft deze aan­beveling echter niet overgenomen. ■

Het is niet mogelijk een algemene uitspraak te doen over de vraag of de omstandigheden waaronder vreem­delingen zonder verblijfsstatus leven in strijd zijn met mensenrechten. Dit hangt namelijk af van individuele omstandigheden. Er zijn wel aanwijzingen in uitspra­ken van gezaghebbende instanties die erop duiden dat de levensomstandigheden van vreemdelingen zonder verblijfsstatus mogelijk kunnen leiden tot schending van mensenrechten. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het hoofdstuk over levensstandaard, waarin het Europees

De ACVZ signaleert in haar rapport ‘Recht op een menswaardig bestaan’ het risico dat de levensomstan­digheden van vreemdelingen zonder verblijfstitel strijdig zijn met mensenrechten. Namelijk het recht niet te worden onderworpen aan onmenselijke behan­deling en het recht op bescherming van het privéleven, dat het recht op bescherming van de geestelijke en lichamelijke integriteit omvat (artikel 3, resp. art. 8

››

98

Page 101: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zorg voor de meest basale voorzieningen voor vreemdelingen zonder verblijfs-papieren die in nood verkeren, conform de aanbevelingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten.

Verleen een buitenschuldvergunning als het land van herkomst na een jaar nog geen reispapieren heeft afgegeven en dit niet verwijtbaar is aan de vreemdeling.

Aanbeveling

99

Page 102: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Discussie over rechtmatigheid van uitzetting

Een zorgpunt in 2013 was het terugsturen van vreem­delingen die medische zorg nodig hebben die in het land van herkomst niet beschikbaar is. Dit is in strijd met het verbod mensen bloot te stellen aan onmense­lijke behandeling. Bij een aantal uitzettingen van vreemdelingen ontstonden achteraf twijfels of de beloofde zorg in het land van herkomst wel echt was geleverd of voorhanden was. Daardoor kwam de recht­matigheid van deze uitzettingen ter discussie te staan.

In de media was aandacht voor een uitgezette man die met één oog blind is en met het andere beperkt ziet. Er is onenigheid over de vraag of de oogdruppels die nodig zijn om volledige blindheid te voorkomen in zijn land van herkomst beschikbaar zijn. Artsen van het Bureau Medische Advisering (BMA) van de IND oordeelden van wel, terwijl instanties betrokken bij de opvang van de man het ontkenden.

Vrees voor ontbreken medische zorg bij uitzettingen

››

100

Page 103: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Kamervragen over BMA-artsen

Het gaat echter om meer dan alleen het ‘beschikbaar’ zijn van medische zorg, zoals de staatssecretaris poneert. Bij de beoordeling van de vraag of uitzettingen in strijd zijn met artikel 3 EVRM (verbod van onmense­lijke behandeling) beoordeelt het EHRM onder meer de volgende factoren: het stadium waarin de ziekte is gevorderd, de mogelijkheid van een medische behan­deling en de aanwezigheid van familieleden als sociaal en medisch vangnet in het land van herkomst. In elk individuele geval moet de zorg en een sociaal en medisch vangnet dus daadwerkelijk beschikbaar zijn, en niet in zijn algemeenheid. ■

Als de nodige medische zorg niet beschikbaar is in het land van herkomst, kan een vreemdeling een verblijfsvergunning krijgen op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet (Vw). Het BMA beoordeelt gezond­heidssituaties van vreemdelingen bij terugkeer. Een bij­eenkomst van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) over de rol van de BMA­artsen leidde tot Kamervragen over hun onafhankelijkheid. De staatssecretaris ontkent dat de BMA­artsen niet onaf­hankelijk zijn. Daarnaast berichtte hij de Tweede Kamer dat BMA­artsen of IND­medewerkers alleen beoordelen of de medische zorg in zijn algemeenheid ‘beschikbaar’ is, niet of die feitelijk toegankelijk is voor de betrokkene.

Stuur een zieke vreemdeling niet terug als in het individuele geval niet duidelijk is of hij feitelijk toegang heeft tot medische zorg en of er een sociaal en medisch vangnet aanwezig is. Zorg voor een adequaat systeem om te volgen of de betrokkene daad-werkelijk toegang heeft tot de noodzakelijke medische zorg.

Aanbeveling

101

Page 104: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Verdragen en richtlijnen

Nations High Commissioner for Refugees) vier richt­lijnen opgesteld die een aantal aspecten van staatloos­heid nader uitleggen.

Een nationaliteit hebben is een voorwaarde voor toe­gang tot bepaalde rechten, voorzieningen en bescher­ming door een staat. Zo kunnen staatlozen in veel Europese landen na hun 18e niet naar school, legaal werken, een huis kopen, trouwen, reizen en kunnen zij geen pensioen opbouwen.

In 2014 bestaat het Verdrag betreffende de status van staatlozen (1954) zestig jaar. Het verdrag beschermt kwetsbare mensen die geen beroep kunnen doen op bescherming door een staat, omdat zij geen nationali­teit hebben. Dat kan verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld het uiteenvallen van staten. Daarnaast is er het Verdrag tot beperking der staatloosheid (1961). Beide verdragen verplichten staten om staatlozen een aantal rechten te garanderen en hun naturalisatie te vergemakkelijken. In 2012 en 2013 heeft de UNHCR (Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen/United

Staatloosheid

››

102

Page 105: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Problemen voor mensen zonder nationaliteit

betreffende staatloosheid kan pas na vaststelling van de status van staatloosheid. In Nederland bestaat daarvoor geen procedure. De UNHCR, het College voor de Rechten van de Mens en de ACVZ pleiten dan ook voor het ontwikkelen van een procedure tot vast­stelling van staatloosheid, die losstaat van de vraag of die persoon al dan niet in aanmerking komt voor verblijf in Nederland. ■

Het hebben van een nationaliteit is van groot belang, omdat het een voorwaarde is voor toegang tot bepaalde rechten, voorzieningen en bescherming door een staat.

Artikel 15 UVRM (Universele Verklaring van de Rechten van de Mens) bevat het recht op een nationaliteit. Er staat echter niet in welke staat een nationaliteit moet toekennen aan iemand die staatloos is, en onder welke omstandigheden dit moet gebeuren. Toegang tot de fundamentele rechten uit de verdragen

Ontwikkel een met waarborgen omklede procedure ter vaststelling van staatloosheid.

Aanbeveling

Cijfers

In Nederland staan 2.000 personen als staatloos in de Gemeentelijke Basisadministratie geregistreerd. Meer dan 80.000 personen staan geregistreerd met ‘nationaliteit onbekend’, waaronder naar verwachting ook veel staatlozen.

103

Page 106: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Verloren gevoel dat je nergens in de wereld hoort’

Maria (34) is universitair docent en komt oorspronkelijk uit de voormalige Sovjet­Unie. Als kind woonde zij met haar familie in een Russische enclave in Letland. Nadat de Sovjet­Unie uit elkaar viel en Letland onaf­hankelijk werd, vluchtte de familie naar Europa. In 1994 vroegen zij asiel aan in Nederland; het duurde 11 jaar voordat ze een verblijfsvergunning kregen. Doordat de oude paspoorten uit de Sovjet­Unie hun geldigheid verloren, werd haar familie staatloos. In 2002 heeft de Nederlandse overheid de staatloosheid van de familie erkend; het heeft nog zeven jaar geduurd voordat ze de Nederlandse nationaliteit verkregen. Over de manier waarop de Nederlandse autoriteiten met staatloosheid omgaan, is Maria verontwaardigd. ‘Bij de gemeente en de IND werd gezegd dat staatloosheid niet bestaat. Op mijn identiteitskaart stond als nationaliteit steeds ‘Sovjet­Unie’, ‘Rusland’ of ‘onbekend’ vermeld. Wij hebben jarenlang op erkenning van staatloosheid moeten aandringen. Met verklaringen van het Russische consulaat en de Letse ambassade is het uiteindelijk gelukt om aan te tonen dat wij het staatsburgerschap van Letland noch van Rusland bezaten’, vertelt zij. ‘Het is een verloren gevoel dat je nergens in de wereld hoort.’ Ondanks de jarenlange onzekerheid gaf de situatie haar kracht: ‘Mede hierdoor ben ik rechten gaan studeren’, vertelt Maria. Het Nederlandse paspoort kwam voor haar gevoel te laat: ‘Het beteken­de niks meer, het is maar een boekje.’ Of ze nu het gevoel heeft ergens bij te horen? ‘Nee, ik voel mij geen Nederlander, maar ook geen Rus. In alle talen die ik spreek, heb ik een accent. Mijn thuis is altijd geweest waar mijn familie is, en dat is nu hier.’

104

Page 107: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Privacy

105

Page 108: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Op het terrein van het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer speelden verschillende kwesties. Het meest in het oog springend waren de onthullingen door Edward Snowden over de praktijken van de Amerikaanse National Security Agency (NSA) en de daarop volgende mededelingen van minister Plasterk over de betrokkenheid van onze Nationale Signals Intelligence Organisatie (NSO). Ook drones en camera-toezicht waren veelvuldig in de media. Verder kreeg de op handen zijnde decentralisatie van taken in het sociale domein naar gemeenten aandacht. Dit kan immers gevolgen hebben voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van burgers.

Onthullingen Edward Snowden

Nederlandse krijgsmacht in het buitenland. Volgens de ministers zijn de gegevens rechtmatig gedeeld met de Verenigde Staten in het kader van internationale samen­werking. Metadata zijn de technische kenmerken van de communicatie of het internetgebruik en dus niet de inhoud van bijvoorbeeld een e­mail. Het gaat om gege­vens zoals telefoonnummers, tijdstippen van telefoon­gesprekken, het verzend­ en ontvangstadres van e­mails en overzichten van websites die vanaf een bepaalde computer zijn bezocht.

In juni 2013 schokte voormalig NSA­medewerker Edward Snowden de wereld met zijn onthulling dat de NSA op grote schaal internet­ en telefonieverkeer van niet­Amerikaanse burgers aftapt. Op 5 februari 2014 stuurden de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie een brief aan de Tweede Kamer. Niet de Amerikaanse inlichtingendiensten, maar de NSO heeft circa 1,8 miljoen records metadata telefoonverkeer verzameld. Dit is gedaan in het kader van terrorismebestrijding en militaire operaties door de

Privacy en bescherming van de nationale veiligheid

››

106

Page 109: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Afluisteren en onderscheppen telecommunicatie

Wettelijke basis

ongericht metadata te verzamelen. Voor dit ongericht verzamelen is geen toestemming vereist. Ook niet voor het analyseren van de metadata, wel voor het doorzoe­ken daarvan en het selecteren van bepaalde gegevens. Van belang is wie deze toestemming kan verlenen.

Er verschenen in 2013 twee relevante rapporten over dit onderwerp. Naar aanleiding van de NSA­affaire heeft de Tweede Kamer de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen­ en veiligheidsdiensten (CTIVD) verzocht de gegevensverwerking van de diensten op het gebied van telecommunicatie te onderzoeken. Vervolgens publiceerde de commissie Evaluatie Wet op de inlich­tingen­ en veiligheidsdiensten 2002, de Commissie­Dessens, haar evaluatierapport.

voor het – nu nog niet toegestane – ongericht onder­scheppen van telecommunicatie die via kabelnetwerken plaatsvindt (vooral omdat veel internetverkeer loopt via glasvezelnetwerken). De CTIVD constateert in haar rapport dat de diensten bestaande bijzondere bevoegd­heden om communicatiegegevens te verzamelen vandaag de dag (kunnen) inzetten op een manier waarmee in 2002 geen rekening was gehouden.

De Nederlandse NSO onderschept de signalen van radio­ en satellietcommunicatie ten behoeve van de Algemene Inlichtingen­ en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen­ en Veiligheidsdienst (MIVD). De NSO verzamelde metadata van deze communicatie op basis van de Wet op de inlichtingen en veiligheids­diensten 2002 (Wiv 2002). Deze wet geeft de diensten een aantal bijzondere bevoegdheden om in het belang van de nationale veiligheid telecommunicatie te onder­scheppen, op te slaan en te onderzoeken. Op basis van de Wiv 2002 mogen veiligheidsdiensten gericht tele­communicatie afluisteren en onderscheppen; het ‘aftappen’ van telefoon of internet. Hiervoor is vooraf toestemming van de minister nodig. Daarnaast hebben de diensten op basis van deze wet de bevoegdheid

Een van de voorwaarden voor de rechtmatigheid van een inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer is dat deze bij wet moet zijn voorzien. Een belangrijke constatering van beide commissies is dat in 2002 niet werd voorzien wat anno 2013 mogelijk is op het gebied van telecommunicatie en het verzamelen van gegevens. De Commissie­Dessens beveelt aan om een wettelijke basis te creëren ››

107

Page 110: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zo is nu, naast grootschalige analyse van verzamelde metadata, bijvoorbeeld ook het gebruik en bewaren van verzamelingen van informatie die mensen via webfora uitwisselen mogelijk. En van deze mogelijkheden wordt gebruik gemaakt. Door de digitalisering en intensive­ring van het communicatieverkeer zijn veel meer gege­vens beschikbaar dan bij de totstandkoming van de wet

kon worden voorzien. Daarom is de potentiële inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die de diensten kunnen maken ook groter dan voorzien. Het huidige wettelijke kader biedt niet in alle gevallen een goede wettelijke basis voor en voldoende waarborgen tegen elke inbreuk die nu mogelijk is. Aanvullende wettelijke waarborgen zijn dan ook nodig.

Toezicht is noodzakelijk

Interne toetsing vooraf en achteraf voor inzet bijzondere bevoegdheden diensten

proportioneel is. Daarbij spelen de in het wettelijk systeem ingebouwde waarborgen tegen onrechtmatig gebruik van zo’n methode een centrale rol. Er moet een adequaat systeem van rechtmatigheidscontrole en onafhankelijk toezicht zijn.

metadata nu zelfs geen toestemming vereist, terwijl die analyse wel degelijk informatie kan opleveren die te herleiden is tot specifieke personen.

De Commissie­Dessens bepleit voor gevallen van ongerichte – en dus grootschalige – communicatie­onderschepping altijd voorafgaande toestemming door de verantwoordelijke minister. Deze toestemming

Bij het creëren van een wettelijke basis voor de bevoegdheid van de diensten om een bepaalde onder­zoeksmethode toe te passen, moet niet leidend zijn of die methode technisch mogelijk is. De wetgever moet steeds nagaan of de uit die methode voortvloeiende inbreuk op de persoonlijke levenssfeer noodzakelijk en

Als onderdeel van die rechtmatigheidscontrole is vooraf toetsing van de inzet van de bijzondere bevoegdheden van de inlichtingen­ en veiligheids­diensten van belang. Denk aan de bevoegdheden voor communicatieonderschepping, gegevensanalyse en doorzoeking. De CTIVD constateert dat nu niet altijd op het juiste niveau toestemming wordt gevraagd voor activiteiten. Bovendien is voor het analyseren van ››

108

Page 111: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Onafhankelijk toezicht op inlichtingendienst

Het kabinet heeft hier afwijzend op gereageerd. Het College wijst erop dat de Commissie­Dessens ver­sterking van het CTIVD­toezicht noodzakelijk acht als controle­compensatie voor een uitbreiding van de bevoegdheden voor dataonderschepping voor de veilig­heidsdiensten. Loskoppeling hiervan acht het College mensenrechtelijk onacceptabel. Ook bij gelijkblijvende bevoegdheden voor dataonderschepping sluiten de voorstellen voor versterking van het CTIVD­toezicht veel beter aan bij de eisen die voortvloeien uit de EHRM­jurisprudentie dan het huidige toezicht.

Naast interne departementale checks and balances is onafhankelijk toezicht op de inlichtingendiensten door de rechter of een andere onafhankelijk oordelende instantie van het grootste belang. De Commissie­Dessens heeft aanbevelingen geformuleerd voor de versterking van de toezichthoudende positie van de CTIVD. In het bijzonder waar het gaat om het toezicht op grootschalige operaties die data onderscheppen. Als de inzet van een onderzoeksbevoegdheid op indrin­gende wijze ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van iemand, moet volgens de Commissie­Dessens steeds onmiddellijk een juridisch bindend oordeel van de CTIVD volgen. Ook moet de inzet gestaakt worden in geval van een negatief oordeel van de CTIVD en de inmiddels verzamelde gegevens worden vernietigd.

moet gekoppeld aan een versnelde rechtmatigheids­controle door de onafhankelijke CTIVD. Het College voor de Rechten van de Mens heeft in deze gevallen, op basis van een analyse van relevante jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, vooraf rechterlijke toestemming als meest wenselijk aangemerkt in zijn advies over het conceptwetsvoorstel tot aanpassing van artikel 13 Grondwet. Als zou worden

vastgehouden aan een systeem van ministeriële toe­stemming, dan acht het College het van wezenlijk belang dat de minister bij de voorbereiding van zijn beslissing wordt ondersteund door een ambtelijk appa­raat dat geheel onafhankelijk en gescheiden opereert van de aanvrager van de toestemming. Hierdoor is ten minste sprake van een vorm van interne checks and balances binnen de departementale organisatie.

››

109

Page 112: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Samenwerken met andere landen

de Kamer de regering dat Nederlandse diensten alleen (meta)data mogen uitwisselen met buitenlandse diensten als ze hiervoor vooraf toestemming hebben gekregen van de betreffende minister. Bij bovenbedoelde nadere concretisering van de afwegingen voor samen­werking zou in ieder geval aandacht moeten zijn voor de aanwezigheid van adequaat parlementair én onafhanke­lijk toezicht op het functioneren van de betreffende buitenlandse diensten. ■

De CTIVD wijst erop dat Nederlandse diensten er bij samenwerking met buitenlandse diensten op ver­trouwen dat deze bij het verzamelen van gegevens mensenrechten respecteren. Gezien de onthullingen is wenselijk na te gaan of dit vertrouwen nog steeds terecht is. De CTIVD beveelt aan de samenwerkings­relaties te beoordelen op transparantie en de afwegin­gen die ten grondslag liggen aan de samenwerking nader te concretiseren. Op 14 april 2014 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen. Hierin verzoekt

Voorzie bij een inbreuk op het telecommunicatiegeheim in alle gevallen in vooraf-gaande rechterlijke toetsing.

Versterk het onafhankelijk toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten door de CTIVD, door de oordelen van deze Commissie juridisch bindend te maken en bij grootschalige dataonderschepping te voorzien in voorafgaande of versnelde rechtmatigheidscontrole.

Wissel alleen gegevens uit met staten waar het mensenrechtelijk toezicht op de veiligheidsdiensten adequaat functioneert.

Aanbevelingen

110

Page 113: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Ik voel me altijd in de gaten gehouden’ Jan (61) woont in een veilige, nette buurt. Hij werkte vroeger als ICT­consultant en is nu werkloos. In januari 2013 plaatste de gemeente onaangekondigd twee camera’s in zijn wijk, waarvan één op zijn huis gericht staat. Hij ontdekte dat de gemeente en een particulier beveili­gingsbedrijf de camerabeelden bekijken. Wat er precies met de beelden gebeurt weet hij niet.Volgens Jan beseffen de meeste buurtbewoners niet eens dat ze gefilmd worden, sommigen zijn er onverschillig over. Jan denkt hier anders over: ‘Ik vind het verschrikkelijk, elke keer als ik de deur uitga voel ik me beke­ken. De camera’s werken namelijk op bewegingsdetectie.’ Daarom deed hij uitvoerig onderzoek en stuurde brieven naar gemeente, burgemeester en politieke partijen. De enige respons die hij kreeg van de gemeente was een verwijzing naar het recht om eigendommen te bewaken. Na diverse pogingen om aandacht voor het probleem te vragen, heeft hij het opgegeven. ‘Ik weet niet meer wat ik moet doen, ik geef me gewonnen’, verzucht Jan. Hij vindt het overheidsbeleid krom: ‘Ze maken een privacywet, maar stellen zichzelf vervolgens vrij van alle verplichtin­gen. Ik moet mezelf tegen een opdringerige overheid kunnen beschermen, maar dat kan niet.’ Om de camera’s te mijden loopt hij altijd een straatje om, of rijdt hij via een andere weg. Of dit veel zin heeft vraagt hij zich af, ‘ze zien toch wel wanneer ik weer thuis ben’. Verhuizen lost niks op volgens Jan: ‘Binnenkort vliegen ze met drones over je huis, dan maakt het niet uit waar je woont.’ Jan is een gefingeerde naam, omdat de persoon in kwestie vanuit privacyoverwegingen zo min mogelijk digitale sporen wil achterlaten.

111

Page 114: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Toezicht met drones

Burgers voelen zich bespied

Gemeentewet. De burgemeester krijgt de bevoegdheid flexibel cameratoezicht in te zetten voor handhaving van de openbare orde. Met goedkeuring van de gemeenteraad kan hij een bepaald gebied aanwijzen voor de inzet van flexibele camera’s. Zonder goedkeuring van de gemeente­raad kan de burgemeester besluiten waar en wanneer hij de camera’s inzet en plaatst.

kritisch gereageerd op het wetsvoorstel. Het kan er gemakkelijk toe leiden dat er steeds meer camera’s komen en dat de hele binnenstad aan cameratoezicht is blootgesteld, zoals ook de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) en de Nederlandse Orde van Advocaten naar voren hebben gebracht. Ook schuilt in dit wetsvoorstel het gevaar dat burgers zich steeds bespied voelen door camera’s.

Met camera’s uitgeruste drones waren het afgelopen jaar veel in het nieuws. De (lokale) overheid oefent met deze drones flexibel cameratoezicht uit. De Gemeentewet staat echter alleen cameratoezicht toe met camera’s die zijn vastgeklonken aan een gevel of paal. Voor de plaat­sing van iedere afzonderlijke camera is een specifiek plaatsingsbesluit vereist. De Tweede Kamer heeft ingestemd met een voorstel tot wijziging van de

Cameratoezicht betekent een inbreuk op de persoon­lijke levenssfeer van burgers. Het wetsvoorstel vergroot deze inbreuk. Het gaat immers om de inzet van flexi­bele camera’s die in een heel gebied kunnen worden ingezet en verplaatst. Dit betekent dat burgers binnen dat hele gebied rekening moeten houden met camera­toezicht. Adviesorganen als het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) en de Raad van State hebben

Flexibel cameratoezicht

››

112

Page 115: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijschrift

Cameratoezicht betekent een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers. Het type camera bepaalt in belangrijke mate hoe groot de impact is op de privacy.

113

Page 116: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Inbreuk op privacy veel groter bij drone

weken ergens anders hangt. Dit vergroot het risico dat het gehanteerde middel (de drone) niet meer pro­portioneel is in relatie tot het doel: handhaving van de openbare orde. ■

Het type in te zetten camera is niet in het wetsvoorstel gedefinieerd, terwijl dit in belangrijke mate bepaalt hoe groot de impact is op de privacy. Zo is de inbreuk veel groter bij inzet van een drone die rondvliegt boven een gebied dan bij een camera op een paal die na een paar

Leg in de Gemeentewet vast dat de burgemeester mobiel cameratoezicht, met camera’s die een grotere inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer dan vaste camera’s, slechts mag autoriseren als daartoe een duidelijke noodzaak is, zoals een concrete dreiging van een ernstige verstoring van de openbare orde.

Aanbeveling

114

Page 117: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Uitwisselen persoonsgegevens gevaar voor privacy

overheid zelf overzichtelijk wie welke gegevens verzamelt en gebruikt en met welk doel dat gebeurt.

De voorgestelde gegevensverwerking en ­uitwisseling vormen een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Deze inbreuk is alleen gerechtvaardigd als een zorgvul­dige afweging heeft plaatsgevonden van de noodzake­lijkheid en proportionaliteit van de inbreuk in relatie tot het beoogde doel. Ook moet voorzien zijn in afdoende waarborgen om ongerechtvaardigde privacyaantasting te kunnen voorkomen. Zowel deze afweging als die waarborgen ontbreken tot dusverre in de betreffende (concept)wetsvoorstellen.

Deze uitwisseling van gegevens levert serieuze gevaren op voor de bescherming van de persoonlijke levens­sfeer. Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) wijst op de bijzonder gevoelige aard van de gege­vens: het gaat onder andere om medische en straf­rechtelijke persoonsgegevens. Er is een risico dat deze gegevens bovenmatig zullen worden gedeeld. Het is de bedoeling dat gegevens uit het ene domein ook beschikbaar zijn voor het andere domein. Een ander risico is het gebruik van gegevens voor een ander doel dan waarvoor ze oorspronkelijk zijn verzameld en een onvoldoende gegarandeerde (rechts)bescherming. Volgens het Cbp dreigt ‘volstrekte intransparantie’. Hierdoor is het noch voor burgers noch voor de

gezondheid, jeugdzorg en inkomen. Uitwisseling van gegevens zal niet alleen plaatsvinden tussen de ver­schillende gemeentelijke instellingen, maar ook tussen gemeenten en zorgverzekeraars. Niet alleen gegevens van de hulpvrager worden uitgewisseld, maar ook gegevens van mensen uit diens omgeving.

In het conceptvoorstel Jeugdwet, het conceptvoorstel Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en het con­ceptvoorstel Participatiewet is de decentralisatie van taken in het sociale domein voorgesteld. Een van de gevolgen van deze voorstellen is dat gemeenten meer gegevens van meer burgers gaan verwerken. Daarbij gaat het onder meer om gegevens omtrent

Privacy en de decentralisatie van taken naar gemeenten in het sociale domein

››

115

Page 118: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Vrije toestemming voor uitwisselen van gegevens

dit wetsvoorstel concludeert het Cbp daarom dat het zeer de vraag is in hoeverre deze toestemming vrijwillig gegeven zal worden. Het Cbp oordeelt dat, gelet op de afhankelijke positie van de aanvrager, niet is voldaan aan de vereisten van ondubbelzinnige en vrije toe­stemming in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens.

Als waarborg voor de bescherming van de privacy eist het conceptwetsvoorstel Langdurige intensieve zorg in een aantal gevallen dat een betrokkene ondubbel­zinnige toestemming geeft voor de verwerking van zijn persoonsgegevens. Weigering van toestemming kan negatieve gevolgen hebben voor het verkrijgen van de hulp die de aanvrager nodig heeft. In zijn advies over

Kom tot een overkoepelende en onderbouwde visie op de verwerking van persoons-gegevens in het kader van het totale terrein dat de conceptvoorstellen Jeugdwet, Wmo 2015, Participatiewet en Langdurige intensieve zorg bestrijken. Transparantie over de verwerking van persoonsgegevens moet hierbij een centraal uitgangspunt vormen.

a. Zorg dat in de wetsvoorstellen voldoende wordt gespecificeerd over welke gege-vens instanties mogen beschikken voor welke taak en welke gegevens ze daarbij aan elkaar moeten verstrekken.

b. Garandeer dat de wetten die de toekomstige taken en bevoegdheden van de gemeenten regelen waarborgen bevatten om te verzekeren dat de toestemming tot verwerking van persoonsgegevens ondubbelzinnig en vrijwillig is, in overeen-stemming met de Wet bescherming persoonsgegevens.

Aanbeveling

››

116

Page 119: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Niet meer zonder toestemming bewoner een woning betreden

Positief is dat de bevoegdheid om zonder toestemming van de bewoner een woning te betreden waar een maatwerkvoorziening is geleverd, uit het wetsvoorstel Maatschappelijke ondersteuning 2015 is geschrapt. Dit is gebeurd naar aanleiding van kritiek van de Raad van de Rechtspraak. ■

117

Page 120: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Het Europese Hof van Justitie oordeelde op 17 oktober 2013 in een prejudiciële beslissing dat het afnemen van vingerafdrukken voor een paspoort gerechtvaardigd is ter bestrijding van fraude. Er is echter in de ogen van het Hof geen rechtvaardiging voor centrale opslag van de gegevens of gebruik van deze gegevens voor andere doeleinden dan voorkoming van identiteitsfraude. Vingerafdrukken voor een paspoort mogen sinds april 2011 niet meer worden bewaard in een centrale data­base. Op dat punt voldoet de Nederlandse wet aan deze uitspraak. De net ingevoerde regeling in de Vreemdelingenwet voldoet echter niet aan het strikte doelbindingscriterium dat het Europese Hof van Justitie hanteert. Immers, op basis van deze wet bewaart de overheid vingerafdrukken van vreemde­lingen centraal en kan zij deze ook gebruiken voor opsporingsdoeleinden. ■

Het College herhaalt dan ook zijn aanbeveling in aangepaste vorm:

In de Jaarlijkse Rapportage 2012 deed het College de volgende aanbeveling: ‘Trek de voorstellen tot opslag van biometrische gegevens van vreemdelingen voor opsporingsdoeleinden in.’

De regering heeft deze aanbeveling helaas niet opge­volgd. Op 1 maart 2014 is de Wet tot wijziging van de vreemdelingenwet in werking getreden. Deze wet regelt dat van alle vreemdelingen tien vingerafdrukken en een pasfoto tien jaar in een centrale databank worden bewaard. Deze gegevens kunnen vervolgens ook worden gebruikt voor de opsporing van misdrijven. Deze maatregelen vloeien volgens het kabinet voort uit Europese regelgeving en zijn noodzakelijk om identi­teitsfraude tegen te gaan.

Vingerafdrukken

Wijzig de Vreemdelingenwet, zodat biometrische gegevens van vreemdelingen alleen voor bestrijding van identiteitsfraude kunnen worden gebruikt.

Aanbeveling

118

Page 121: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

relatief kleiner maakt. Daarnaast benadrukt het kabinet dat Nederland in vergelijking met andere landen veel minder gebruikmaakt van andere bijzondere opsporings ­middelen, zoals undercoveragenten en het opnemen van vertrouwelijke informatie door middel van microfoons.

Er is tot op heden geen gevolg gegeven aan de aan­beveling van het College wat betreft onderzoek naar de intensiteit van de rechterlijke toetsing. Hiervoor heeft het kabinet geen redenen gegeven. ■

Het College herhaalt dan ook zijn aanbeveling uit 2012:

In 2012 deed het College in zijn rapportage de vol­gende aanbeveling: ‘Onderzoek de redenen voor het grote aantal tapverzoeken en de intensiteit van de rechterlijke toetsing voor het verlenen van de des­betreffende machtiging.’

In reactie op de Jaarlijkse Rapportage 2012 geeft het kabinet als belangrijke reden voor het grote aantal tapverzoeken dat in Nederland alleen een tapverzoek mogelijk is op nummer en dus niet op naam. Vaak maken de betreffende personen gebruik van verschillende telefoons, wat het aantal telefoontaps

Aftappen telefoon

Onderzoek naast de redenen voor het grote aantal tapverzoeken ook de intensiteit van de rechterlijke toetsing voor het verlenen van de desbetreffende machtiging.

Aanbeveling

119

Page 122: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

120

Page 123: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Huwelijk en privé­ en gezinsleven

121

Page 124: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

krijgen waarop stond dat zij man en vrouw waren. Alle gemeenten in Nederland gebruiken nu een uniform formulier.

Op 11 juni 2013 stemde de Tweede Kamer in met een wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene Wet Gelijke Behandeling. Trouwambtenaren die vanwege hun overtuiging geen paren van gelijk geslacht in de echt willen verbinden, zijn niet langer benoembaar als ambte­naar van de burgerlijke stand. In juni 2014 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel aangenomen. ■

Op 1 april 2014 trad een wijziging van het Burgerlijk Wetboek in werking waardoor de vrouwelijke partner (‘meemoeder’) van de moeder in een lesbisch paar het kind eenvoudig bij het gemeentehuis kan erkennen. Lesbische paren hoeven dit dus niet meer te regelen via een langdurige, kostbare en emotioneel belastende adoptieprocedure.

Tijdens de parlementaire behandeling van het wets­voorstel is besloten meer juridische en maatschappe­lijke aspecten van hedendaagse gezinssamenstellingen te onderzoeken. De Staatscommissie herijkingouder­schap zal zich buigen over vragen rond meerouder­schap, meeroudergezag en draagmoederschap, met bijzondere aandacht voor het belang van het kind. De commissie, onder voorzitterschap van Aleid Wolfsen, brengt voor 1 mei 2016 rapport uit.

Sinds 1 oktober 2013 kunnen paren van gelijk geslacht bij de gemeente een internationale meertalige huwelijksakte opvragen. Die is bijvoorbeeld nodig bij verhuizing naar het buitenland. Dit is een vooruitgang in de bescherming van de status van hun huwelijk. Deze mogelijkheid is ingevoerd nadat twee getrouwde mannen hadden geklaagd bij de Nationale ombuds­man, omdat zij alleen een huwelijksakte konden

Betere bescherming huwelijks- en gezinsleven van paren van gelijk geslacht

122

Page 125: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Toch zijn er nog steeds knelpunten. Wanneer iemand de wijziging van zijn geslacht en voornaam bij de burgerlijke stand wil registreren, dan is een verklaring van een deskundige vereist, waarin staat dat de wens van deze transgender duurzaam is. Welke deskundige die verklaring mag afgeven en wat precies redenen voor weigering kunnen zijn, is nog onduidelijk. Hieruit schuilt een risico van willekeur, wat op gespannen voet kan staan met het recht op zelfbeschikking van de betrokken transgender.

Op 1 juli 2014 treedt een wetswijziging in werking die een stap vooruit is in de bescherming van het privé­leven en de lichamelijke integriteit van transgenders. Het gaat om een wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Wet gemeentelijke basisadministratie persoons­gegevens. Hierdoor is het niet meer verplicht dat iemand gesteriliseerd (onvruchtbaarheidseis) en lichamelijk aangepast is aan het gewenste geslacht, wanneer diegene de geslachtsvermelding in de geboorteakte wil aanpassen.

Vooruitgang maar ook knelpunten in rechten van transgenders

Zorg voor een transparante regeling van de deskundigenverklaring over de wens van transgenders tot geslachtswijziging. Neem daarbij het zelfbeschikkingsrecht van de transgender als uitgangspunt.

Aanbeveling

››

123

Page 126: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Onderzoek welke maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat het geboortegeslacht van transgender kinderen wordt onthuld.

Aanbeveling

Voor transgendermannen en ­vrouwen die hun geslacht in de geboorteakte willen aanpassen, heeft het vervallen van de onvruchtbaarheidseis gevolgen voor het ouder­schap. Volgens de wet kunnen namelijk alleen vaders en moeders de geboorte van een kind registreren. Daarom lijkt het noodzakelijk verder te onderzoeken welke gevolgen de wet op het ouderschap heeft op transgendermannen en transgendervrouwen. De Staatscommissie herijking ouderschap is niet expliciet gevraagd dit te onderzoeken, terwijl het wel binnen haar mandaat valt. ■

Een tweede knelpunt is dat de nieuwe wet de mini­mumleeftijd voor het wijzigen van geslacht op 16 jaar stelt. In de praktijk blijken veel transgenderkinderen echter al vanaf 12 jaar duurzame transgendergevoelens te hebben en daarnaar te leven. Wanneer hun geboorte­geslacht tegen hun wens openbaar wordt, bijvoorbeeld op school, kan dit tot problemen leiden. Veel van deze kinderen hebben te maken met uit sluiting, discrimina­tie of geweld. Naast maatregelen die dergelijk gedrag voorkomen en bestrijden, zou moeten worden onder­zocht welke mogelijkheden er zijn om te voorkomen dat het geboortegeslacht wordt onthuld.

124

Page 127: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Belangenorganisaties van de ongeveer tachtigduizend mensen met een intersekse­conditie informeren het College over de problemen waarmee deze mensen te maken hebben. Zoals onbegrip in de omgeving. Maar ook een grote nadruk op de medische aspecten en te weinig aandacht voor de sociale gevolgen van hun conditie. Tot nu toe was hiervoor in het emancipatie­beleid nauwelijks aandacht. Positief is de aankondiging door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dat zij een verkenning laat uitvoeren naar de maat­schappelijke knelpunten voor mensen met intersekse­ conditie. Hierin behoren de rechten van de mens een prominente plaats te krijgen. ■

Bij pasgeboren baby’s die zowel vrouwelijke als manne­lijke geslachtskenmerken hebben of geen duidelijk geslacht, komen regelmatig onomkeerbare medische ingrepen voor, zonder dat hiervoor een medische noodzaak is. De speciale VN­rapporteur inzake foltering en andere wrede, onmenselijke of vernede­rende behandeling of bestraffing, vroeg in zijn rapport speciale aandacht voor de ingrijpende lichamelijke en geestelijke gevolgen van ingrepen in het genitale gebied. Hij riep staten op dergelijke ingrepen niet toe te staan als de betrokkene daarvoor geen toestemming heeft gegeven. Vooral bij pasgeborenen zou men bij­zonder terughoudend moeten handelen, vanwege de onomkeerbaarheid van de ingreep en de problemen die daardoor op latere leeftijd kunnen ontstaan.

Groeiende aandacht voor rechten van mensen met intersekse-conditie

125

Page 128: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

In de strijd tegen gedwongen huwelijken is een aantal wettelijke maatregelen getroffen. Het wetsvoorstel ‘Wet tegengaan huwelijksdwang’ is het sluitstuk van het Plan van aanpak preventie huwelijksdwang 2012­2014. Dit wetsvoorstel wil achterlating van (met name) vrouwen in het land van herkomst bestrijden. Het wets­voorstel bemoeilijkt daarnaast huwelijken tussen neef en nicht, door hiervoor een beëdigde verklaring te eisen dat zij het huwelijk vrij aangaan. Als er sprake is van huwelijksdwang kan het Openbaar Ministerie een huwelijk stuiten met een machtiging van de rechtbank. Verder zijn de mogelijkheden uitgebreid om een onder dwang gesloten huwelijk nietig te verklaren. Ook is de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken beperkt als sprake is van polygame huwelijken, dwanghuwelijken en huwelijken met een te nauw bloedverwantschap tussen de echtgenoten. Het wets­voorstel is op 12 november 2012 aangeboden aan de Tweede Kamer.

De aard en omvang van huwelijksdwang, ook onder neven en nichten, is onbekend. Toch eist het wetsvoor­stel bij huwelijken tussen neven en nichten een verkla­ring onder ede dat zij vrijwillig trouwen. Zoals ook de Raad van State opmerkt, is het de vraag in hoeverre dit vereiste gelegitimeerd is, hoe effectief deze maatregel is en of deze maatregel wel proportioneel is.

Huwelijksdwang

››

126

Page 129: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Voor de strafrechtelijke aanpak om dwanghuwelijken tegen te gaan trad op 1 juli 2013 een wetswijziging in werking. Deze verruimt de mogelijkheden voor straf­rechtelijke aanpak van huwelijksdwang, polygamie en vrouwelijke genitale verminking. Met deze wet is de maximumstraf bij (huwelijks)dwang verhoogd van negen maanden naar twee jaar. Verder kan men speci­ale opsporingsbevoegdheden inzetten en voorlopige hechtenis toepassen. Voor huwelijksdwang gepleegd tegen kinderen jonger dan achttien jaar is de verja­ringstermijn verlengd.

Het Verdrag over geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (het Verdrag van Istanbul) verplicht tot straf­baarstelling van huwelijksdwang (artikel 37). Nederland is van plan dit verdrag te ratificeren. Huwelijksdwang is in strijd met het recht te huwen met de partner van eigen keuze. Bovendien zorgt het voor risico op andere

mensenrechtenschendingen. Meisjes en vrouwen die zich verzetten tegen een huwelijk lopen namelijk het risico slachtoffer te worden van mishandeling of opsluiting. In extreme gevallen worden zij zelfs om het leven gebracht of aangezet tot zelfdoding.

Positief is dat de overheid, naast de wettelijke maat­regelen, een voorlichtingscampagne opzet gericht op jongeren, met als doel bewustwording, empowerment en het bespreekbaar maken van huwelijksdwang en de achtergronden ervan. De campagne benoemt het idee dat een cultuurverandering nodig is.

Strafbaarstelling van huwelijksdwang alleen is niet voldoende. Er is aandacht nodig voor de rechten van slachtoffers. Ook is het nodig professionals te trainen die met slachtoffers werken. ■

127

Page 130: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijschrift

Ernstige bedreigingen van de veilig-heid of het leefmilieu in de woon-omgeving vallen onder het recht op bescherming van het privé- en gezinsleven. Daarom is het van belang dat de overheid mensenrechten meeneemt bij de besluitvorming over toekomstige gaswinning.

128

Page 131: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

veiligheid en over hoe ze richting moeten geven aan leven, wonen en werken is voor hen belastend. Ze zijn daarnaast gefrustreerd over hun gebrek aan invloed op de besluitvorming en de afhandeling van schade.

Ernstige bedreigingen van de veiligheid of het leef­milieu in de woonomgeving vallen volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens onder

De gaswinning in de provincie Groningen leidde de afgelopen jaren tot een groot aantal, soms krachtige aardbevingen. Dit veroorzaakt voortdurend schade aan woningen maar ook aan de veiligheid van water­keringen. Veel bewoners maken zich zorgen over het risico op verdere schade aan hun eigendom en bezit. Ook vrezen zij voor persoonlijk letsel door vallend puin of instorting van een woning. De onzekerheid over hun

Aandacht voor mensenrechten nodig bij aardbevingen Groningen

››

129

Page 132: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Neem de rechten van de mens, in het bijzonder het recht op bescherming van het privé- en gezinsleven, in acht bij de besluitvorming omtrent gaswinning en de afwikkeling van reeds ontstane schade.

Aanbeveling

het recht op bescherming van het privé­ en gezinsleven (artikel 8 EVRM). Uit dit recht leidt het hof af dat staten verplicht zijn maatregelen te treffen om burgers en hun woningen te beschermen tegen bedreigingen uit om ge­vingsfactoren, waaronder aardbevingen. Om te beoor­delen of artikel 8 is geschonden, kijkt het hof onder meer naar de intensiteit en duur van de schade, en ook naar de fysieke en mentale effecten op de gezondheid en kwaliteit van leven van burgers. Op verzoek van de minister van Economische Zaken is de Onderzoeksraad Voor Veiligheid een onderzoek gestart naar hoe de veiligheid van de inwoners van Groningen de afgelopen jaren is meegewogen bij de besluit vorming over de gaswinning.

De impact van de schade die inmiddels is ontstaan, is groot en de dreiging van nieuwe aardbevingen is constant. Daarom is het nodig dat de overheid de mensenrechten meeneemt bij de besluitvorming over toekomstige gaswinning en bij de afhandeling van reeds ontstane schade. De inwoners van het gaswin­ningsgebied hebben het recht zich veilig te voelen in hun eigen huis en woonomgeving. De overheid moet ervoor zorgen dat zij beschermd zijn tegen gevaren en bedreigingen van hun fysieke en mentale gezondheid. Bij de rechten van de mens hoort bovendien een procedurele verplichting om de bewoners te betrekken bij de besluitvorming rond de afhandeling van de ontstane schade. Zowel bij de financiële genoeg­doening als bij het feitelijk herstel van de schade. ■

130

Page 133: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Lichamelijke en geestelijke integriteit

131

Page 134: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Dit verdrag gaat over het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen. Het kabinet verwacht het wetsvoorstel in de loop van 2014 aan te bieden voor goedkeuring. Het verdrag bevat een breed scala aan verplichtingen, onder andere voor het verzamelen van gegevens, het bieden van bijstand aan slachtoffers en het voeren van een beleid dat ervan uitgaat dat vrouwen vaker slachtoffer zijn van huiselijk geweld dan mannen.

In 2013 verscheen een aantal rapporten over huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen. Het Landelijk Programma Huiselijk Geweld en de Politietaak constateerde een toename van incidenten van huiselijk geweld door de economische crisis, die tot spanningen en onzekerheid leidt. Vrij nieuw is de aandacht voor mishandeling van ouders. Daarom is het positief dat de overheid voortgang maakt in het wetgevingstraject voor ratificatie van het Verdrag van Istanbul.

Huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen

Nieuwe meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling

In de strijd tegen huiselijk geweld en kindermishande­ling is de wet Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling ingevoerd. Deze wet geldt voor organisaties en zelfstandigen in de gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke onder­steuning, jeugdzorg en justitie. Per 1 juli 2013 zijn zij verplicht een meldcode te gebruiken voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze meldcode moet

een aantal stappen bevatten, waaronder het in kaart brengen van de signalen, het raadplegen van een collega en eventueel een deskundige, zoals het Advies­ en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) of het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG). Het doel van de meldcode is dat professionals sneller handelen bij vermoedens van kindermishandeling en geweld in de huiselijke sfeer.

››

132

Page 135: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Jeugdzorg en gemeenten

Een andere relevante ontwikkeling is dat op 1 januari 2015 de Jeugdwet in werking treedt. Hiermee heeft de Eerste Kamer op 18 februari 2014 ingestemd. Een van de gevolgen van deze wet is dat gemeenten verant­woordelijk worden voor jeugdzorg. Zij krijgen daarmee een rol bij het bieden van ondersteuning bij opvoeding van kinderen. Dit kan van belang zijn om kinder­mishandeling te voorkomen.

Ook nu al hebben gemeenten de verantwoordelijkheid te zorgen voor het snel signaleren en optreden als er vermoedens zijn van kindermishandeling. Deskundigen en belangenorganisaties zijn bezorgd over de ver­wachte gevolgen van de nieuwe wet en het tempo waarmee deze wordt ingevoerd. Ze twijfelen of gemeenten wel de capaciteit hebben om voldoende hulp en ondersteuning te bieden. Hierdoor is het onze­ker of de specialistische zorg voor kinderen in risico­volle situaties wel goed is gewaarborgd. Daarnaast organiseren gemeenten nog niet de zorg voor kinderen en jongeren met psychische stoornissen en verstande­lijke beperkingen.

Deze kwetsbare kinderen kunnen niet zonder deskundige hulp. Het is dus zorgelijk dat de aanpak hiervan nog niet helder is. Ook is onduidelijk hoe de centrale overheid bewaakt of de maatregelen die gemeenten treffen in overeenstemming zijn met het Kinderrechtenverdrag. In de volgende rapportage aan het Kinderrechtencomité zal Nederland hierover informatie moeten kunnen geven. De Kinderombudsman heeft een groot onderzoek aangekondigd naar de aanpak van preventie en hulp voor mishandelde kinderen.

In het VN Kinderrechtenverdrag staan diverse bepalingen over geweld tegen kinderen. Het Kinderrechtencomité heeft in een algemene aanbeveling uitgelegd welke rechten uit het Kinderrechtenverdrag voortkomen en aan welke verplichtingen staten moeten voldoen. Ook uit het Verdrag van Istanbul volgen vergaande verplichtingen als het gaat om kindermishandeling in de privé sfeer en kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. Het is van belang dat gemeenten zich bewust zijn van deze verplichtingen en concrete handvatten hebben om ze te kunnen naleven.

››

133

Page 136: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijschrift

Nu al hebben gemeenten de verant-woorde lijkheid te zorgen voor het snel signaleren en optreden bij vermoedens van kinder mishandeling. Zodra de Jeugdwet in 2015 in werking treedt zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdzorg.

134

Page 137: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Het EU­Grondrechtenagentschap publiceerde in maart 2014 de resultaten van een groot onderzoek naar geweld tegen vrouwen in alle lidstaten van de EU, dus ook Nederland. De gepresenteerde cijfers geven inzicht in de omvang van verschillende vormen van geweld tegen vrouwen in de privésfeer en openbare sfeer. Er zijn gegevens over onder meer seksueel geweld, stalking en geestelijke en lichamelijke mishandeling.

Het is positief dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft laten onderzoeken of het Nederlands beleid er voldoende rekening mee houdt dat het geweld vooral vrouwen treft en ook voortkomt uit stereotiepe opvattingen over vrouwen en mannen. Dat is een zinvolle stap, omdat deze tegemoetkomt

aan internationale aanbevelingen aan de Nederlandse overheid over het belang van dergelijk gendersensitief beleid. Het kan de aanloop zijn naar de uitvoering van een kernverplichting uit het Verdrag van Istanbul, dat staten opdraagt een genderperspectief toe te passen bij de uitvoering van het verdrag.

Door de decentralisatie van overheidstaken in het soci­ale domein krijgen gemeenten meer taken bij de aan­pak van geweld tegen vrouwen. De centrale overheid houdt de eindverantwoordelijkheid voor de naleving van mensenrechten in Nederland. Het is dan ook belangrijk dat de regering zorgt dat gemeenten op de hoogte zijn van alle verplichtingen uit het Verdrag van Istanbul en dat zij voldoende zijn toegerust om deze na te leven.

Onderzoek naar geweld tegen vrouwen, gendersensitief beleid en decentralisatie

››

135

Page 138: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Caribisch Nederland

Om het Verdrag van Istanbul ook in Caribisch Nederland in te voeren, zijn ingrijpende maatregelen nodig. Daarom heeft het kabinet de goedkeuring van de uitvoeringswetgeving voor Caribisch Nederland los­gekoppeld van de goedkeuring van het Verdrag voor Europees Nederland. Tijdens het werkbezoek van het College voor de Rechten van de Mens aan Caribisch Nederland in november 2013 bleek dat armoede in Caribisch Nederland nauw samenhangt met

problemen zoals huiselijk geweld, zedendelicten en seksueel misbruik. Dat vraagt om een brede, integrale aanpak. Juist daarvoor biedt het verdrag een alomvat­tend kader. Ratificatie van het verdrag voor Europees en Caribisch Nederland heeft dan ook de voorkeur. Uitstellen van de goedkeuring van het verdrag voor Caribisch Nederland mag in ieder geval niet leiden tot uitstel van aanpak van dit urgente probleem. ■

Geweld tegen ouders

Mishandeling van ouders door hun kinderen komt vaker voor dan gedacht. Dit blijkt uit een verkennend onderzoek door Movisie en TNO, dat in februari 2014 is gepubliceerd. Deze problemen komen niet snel aan het licht, omdat ouders zich schamen en schuldig voelen. Er zijn geen bevolkingsonderzoeken naar hoe vaak oudermishandeling voorkomt, maar er zijn wel cijfers die een indicatie geven. In ongeveer 10% van alle incidenten van huiselijk geweld die bekend zijn bij de politie (ruim 9.500 in 2012) is de ouder het slachtoffer. De steunpunten voor huiselijk geweld ontvangen

jaarlijks minimaal tweeduizend meldingen van ouder­mishandeling. Dit zijn vaak meldingen van ernstige gevallen en waarschijnlijk slechts het topje van de ijs­berg. De daders zijn vooral inwonende jongens vanaf veertien jaar. De slachtoffers zijn vooral alleenstaande blanke vrouwen uit alle bevolkingslagen. Het begint vaak met extreme agressie in de leeftijd van twaalf tot veertien jaar. Daarom zijn preventieve maatregelen voor juist die leeftijdsgroep van belang. Voor meer bewustwording van het probleem zijn publieks­campagnes nodig.

136

Page 139: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Ratificeer het Verdrag van Istanbul zo spoedig mogelijk voor Europees en Caribisch Nederland en neem concrete maatregelen ter implementatie.

a. Begin, vooruitlopend op ratificatie en implementatie van het verdrag, onmiddel-lijk met de aanpak van de problematiek van huiselijk geweld en geweld tegen vrouwen in Caribisch Nederland.

b. Waarborg dat gemeenten zich bewust zijn van hun verplichtingen op basis van dit verdrag en andere relevante verdragen, waaronder ten minste het VN Kinderrechtenverdrag en het VN Vrouwenverdrag, en dat zij deze naleven.

c. Bewaak de implementatie van deze verdragsverplichtingen door gemeenten.

Aanbeveling

137

Page 140: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

ingezet. Aanvullende trainingen zouden het vertrouwen van politiemensen in eigen optreden en de omgeving kunnen vergroten.

Verder is er bij de politie onvoldoende aandacht voor reflectie op geweldgebruik en leert men daardoor te weinig van geweldsituaties. Het nabespreken van geweldsincidenten kan dat verhelpen. Daarnaast kunnen kortere en transparantere procedures na het gebruik van geweld en onderlinge aandacht voor professionaliteit bijdragen aan deze cultuurverande­ring. Tot slot beveelt de ombudsman de minister van Veiligheid en Justitie aan om verdere instructies te geven voor de inzet van politiehonden en het gebruik van handboeien. De minister van Veiligheid en Justitie heeft toegezegd de aanbevelingen van de Nationale ombudsman op te volgen. ■

Over het algemeen is de Nederlandse politie matig met het gebruik van geweld. Toch ontvangt de Nationale ombudsman jaarlijks ongeveer honderd klachten over het gebruik van geweld en handboeien door de politie. Deze klachten leiden jaarlijks tot ongeveer vijftien rap­porten, waarbij de klacht in circa 40% van de gevallen gegrond is. Met name het gebruik van handboeien, de inzet van politiehonden, fysiek geweld bij aanhoudin­gen en schietincidenten zijn aandachtspunten.

Deze klachten waren aanleiding voor onderzoek door de ombudsman, in nauw overleg met de politie. In zijn rapport ‘Verantwoord politiegeweld’ concludeert hij dat politiemensen als ze geweld moeten gebruiken een gebrek aan vertrouwen ervaren in eigen optreden en in hun omgeving. Oorzaken zijn dat ze onvoldoende vaar­digheden leren en dat ze niet altijd voldoende bekend zijn met hun collega’s en de locatie waarop ze worden

Geweldgebruik door politie

138

Page 141: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Mensenhandel

139

Page 142: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Group of Experts on Action against Trafficking in Human Beings (GRETA) bezocht Nederland van 3 tot 7 juni 2013. Deze groep van onafhankelijke deskundi­gen onderzoekt de naleving van het Raad van Europa

In de Jaarlijkse Rapportage 2012 drong het College aan op meer aandacht voor preventie van mensenhandel. Het kabinet wees in haar reactie op preventieve maat­regelen die meisjes en jonge vrouwen weerbaarder moeten maken tegen binnenlandse mensenhandel. Zoals de film ‘de mooiste chick van het web’, aan­gepaste onderwijsdoelen en de ‘We Can­young campagne’.

GRETA bezocht Nederland

Preventieve maatregelen

De Nationaal rapporteur mensenhandel en seksuele uitbuiting geeft echter aan dat nog weinig bekend is over de effecten van deze preventieve maatregelen. Het VN Comité tegen foltering heeft Nederland in 2013 aanbevolen om onderzoek te doen naar de impact om de effectiviteit te vergroten. ■

Onderzoek de effectiviteit van de preventieve maatregelen tegen mensenhandel.

Aanbeveling

Verdrag ter bestrijding van mensenhandel (2005). Naar verwachting verschijnt het rapport van dit bezoek in de eerste helft van 2014. ■

140

Page 143: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Het slachtoffer moet centraal staan in het beleid tegen mensenhandel. Daarvoor is het nodig dat alle betrokken overheidsinstanties en hulpverleningsorganisaties goed samenwerken. De Nationaal Rapporteur pleit daarom voor een nationaal verwijzingsmechanisme: een alom­vattend document met daarin de afspraken tussen verschillende betrokken overheidsinstanties en hulpver­leningsorganisaties. Zodat voor alle slachtoffers in alle fases duidelijk is wie verantwoordelijk is en wie welke

Nationaal verwijzingsmechanisme in de maak

stappen moet zetten. Dit draagt bovendien bij aan het vroegtijdig identificeren, beschermen en helpen van slachtoffers.

Inmiddels zijn de eerste stappen gezet. Een inter­departementale werkgroep werkt voorstellen voor een nationaal verwijzingsmechanisme uit. De werkgroep werkt samen met de Nationaal Rapporteur, uitvoerings­instanties en non­gouvernementele organisaties. ■

141

Page 144: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

De grootste groep mogelijke slachtoffers heeft de Nederlandse nationaliteit, waarvan ongeveer 30% minderjarig. CoMensha vermoedt echter dat een groot aantal minderjarige slachtoffers van de zogenaamde ‘loverboytechnieken’ – beter gezegd: binnenlandse mensenhandel – nog niet in beeld is. Een van de actie­punten van de ‘rijksbrede aanpak loverboys’ is dat jeugdzorgorganisaties mogelijke slachtoffers melden bij CoMensha. Op initiatief van organisaties die bij Jeugdzorg Nederland zijn aangesloten is een commissie

Slachtoffers van binnenlandse mensenhandel hebben passende opvang en specialistische zorg nodig. Intensieve jeugd­ en opvoedhulp, zoals jeugdzorgplus biedt, zou hiervoor een geschikt middel zijn. Jeugdzorgplus heeft echter geen speciale opvang voor uitsluitend meisjes die slachtoffer zijn van binnenlandse mensenhandel, terwijl generieke instellingen waar ook jongens worden opgevangen veel nadelen hebben.

Slachtoffers van binnenlandse mensenhandel

ingesteld die een actieplan uitwerkt. Een van de prioriteiten is eenduidige registratie van slachtoffers. De Nationaal Rapporteur merkt in haar rapport op dat binnen jeugdzorg onvoldoende kennis lijkt te zijn om slachtoffers te herkennen. Gevolg is dat slachtoffers van loverboys niet altijd als slachtoffer van mensenhandel worden gezien en daarom niet de bescherming krijgen waar ze recht op hebben. Zij beveelt daarom aan hulp­verleners daarin te trainen.

Ze behandelen de complexe problematiek niet altijd effectief en veel meisjes voelen zich niet veilig als er jongens zijn. En ze zijn ook niet altijd veilig. De meisjes zijn niet weerbaar tegen (seksueel) grensoverschrijdend gedrag en lopen een verhoogd risico opnieuw slacht­offer te worden van seksueel misbruik. Ze worden soms ook binnen de instelling misbruikt door leeftijdsgenoten of opnieuw geronseld. In generieke instellingen

Onvoldoende kennis om binnenlandse mensenhandel te herkennen

Generieke opvang niet geschikt voor alle slachtoffers

››

142

Page 145: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

durven de meisjes vaak niet te vertellen wat ze hebben mee gemaakt uit angst voor stigmatisering.

Voor meisjes die slachtoffer zijn is dus een opvang zonder jongens en met een specifieke behandeling vereist. Het bieden van geschikte en veilige opvang is namelijk een cruciaal onderdeel van de verplichtingen

die uit Europese wet­ en regelgeving voortvloeit. De Nationaal Rapporteur heeft dan ook aanbevolen de bescherming van minderjarige slachtoffers hiermee in overeenstemming te brengen. Daarom zijn drie instellingen een pilot gestart met opvang speciaal voor slachtoffers van loverboys. Ze werken samen om kennis te delen. ■

Garandeer passende bescherming en gespecialiseerde hulpverlening voor (minderjarige) slachtoffers van mensenhandel.

Aanbeveling

143

Page 146: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

De aandacht voor de positie van slachtoffers in het strafproces is de afgelopen jaren toegenomen, ook op het gebied van schadevergoedingen. Toch wijst onder­zoek uit dat bij de aanpak van mensenhandel de focus in de praktijk ligt op de strafrechtelijke vervolging van de dader. Slechts één op de drie slachtoffers van wie de zaak strafrechtelijk wordt vervolgd, dient een schade­claim in. De rechter verklaart de helft van die claims geheel of gedeeltelijk niet­ontvankelijk.

Schadevergoeding is een belangrijk aspect van het recht op een effectief rechtsmiddel voor slachtoffers van mensenhandel. Het Verdrag ter bestrijding van

Compensatie voor slachtoffers van mensenhandel

mensenhandel van de Raad van Europa verplicht dit. Schadevergoeding is niet alleen een erkenning van het leed, het kan ook bijdragen aan het opbouwen van een nieuw bestaan. Hier moeten de hulpverlenende instanties zich beter bewust van worden. Naast finan­ciële compensatie gaat het ook om maatregelen of programma’s gericht op sociale ondersteuning en sociale integratie van slachtoffers. Het verdrag sugge­reert dit te financieren uit de inbeslagname van de vermogens bestanddelen van de mensenhandelaren. De Nationaal Rapporteur constateert dat dit, ook internationaal gezien, nog nauwelijks gebeurt. ■

Bevorder de deskundigheid van hulpverleners over het recht van slachtoffers op een effectief rechtsmiddel, waaronder het recht op compensatie.

Aanbeveling

144

Page 147: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Het slachtoffer moet centraal staan in het beleid tegen mensenhandel. Daarvoor is het nodig dat alle betrokken overheidsinstanties goed samenwerken.

145

Page 148: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

In 2013 was veel discussie over het wetsvoorstel regule­ring prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche (prostitutiewet). Het wetsvoorstel is in 2013 besproken in de Eerste Kamer. Het doel van de wet is om de oorzaken van misstanden in de prostitutiebranche aan te pakken. Er komt een verplicht en uniform vergunnin­genstelsel voor seksbedrijven om toezicht en hand­having te vergemakkelijken.

Maar er bestaat discussie over de invoering van een registratieplicht voor prostituees en een vergewisplicht voor klanten. Enerzijds biedt registratie de mogelijkheid slachtoffers van mensenhandel te signaleren en voor te lichten. En het kan ook beter inzicht ingeven in de sector. Anderzijds zijn veel prostituees zelf geen voor­stander van registratie. Omdat het niet zou bijdragen aan de bestrijding van mensenhandel en omdat het een inbreuk op hun privacy is. De vrees bestaat dat ver­plichte registratie eerder leidt tot een toename van het

Prostitutiewet

aantal prostituees dat illegaal werkt, waardoor de kans op uitbuiting groter wordt. Privacy is ook een punt van zorg voor het VN Comité inzake de uitbanning van discriminatie van vrouwen, dat in 2010 benadrukte dat de overheid goed moest nagaan wat de gevolgen van registratie zouden zijn, samen met de betrokken organisaties.

De Eerste Kamer heeft een motie aangenomen waarin wordt voorgesteld de registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht voor klanten te schrappen. De minister heeft op 5 maart 2014 een wijziging van het wetsvoorstel (novelle) naar de Tweede Kamer gestuurd, zonder registratieplicht. De novelle bevat een wettelijk vastgestelde minimumleeftijd voor prostituees van 21 jaar. De minister heeft ook een quickscan naar de Tweede Kamer gestuurd over de strafrechtelijke verantwoordelijkheden van klanten van prostituees bij mensenhandel en minderjarigheid. ■

146

Page 149: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Een verhoogd risico op mensenhandel bestaat onder meer in de land­ en tuinbouwsector, de horeca, de binnenvaart en in huishoudelijk werk. Het risico is groot bij (slecht zichtbare) arbeidsintensieve productieprocessen waarbij laagbetaalde arbeids­krachten eenvoudig werk verrichten. Hoge concurrentie in de sector doet daarbij geen goed: als de marges klein zijn en de arbeidskosten een groot deel van de totale kosten uitmaken, dan ligt uitbuiting op de loer. In haar rapportages vraagt de Nationaal Rapporteur hiervoor aandacht.

Arbeidsuitbuiting

Toch is er nog steeds onvoldoende inzicht in de omvang van mensenhandel buiten de seksindustrie in Nederland. Het gaat niet alleen om arbeidsuitbuiting, maar ook om andere vormen van uitbuiting, zoals gedwongen bedelen en frauderen, waarbij het geld aan de mensenhandelaar wordt afgestaan. Maar ondanks het gebrek aan precieze cijfers is duidelijk dat mensen­handel ook buiten de seksindustrie in Nederland anno 2013 een reëel probleem is. De Nationaal Rapporteur bepleit meer aandacht van de ministers van Veiligheid en Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de bestrijding ervan. ■

Identificeer situaties met een risico op mensenhandel en tref op de situatie toegespitste maatregelen.

Investeer in bewustwording van uitbuiting in andere sectoren dan de seksindustrie.

Aanbeveling

147

Page 150: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Mijn collega’s die om hun salaris vroegen, moesten terug naar Spanje’

Emilio Jose Rincon Ferrera (32) werkte van mei tot december 2013 aan de A4, een project in opdracht van Rijkswaterstaat. Hij kon in Spanje geen werk vinden. Emilio vertelt hoe hij en zijn Spaanse collega’s uit­gebuit werden. ‘We zouden 1200 euro per maand krijgen en een gedeelte contant. Na twee maanden gewerkt te hebben, hadden we nog geen salaris ontvangen. Een paar collega’s kwam in opstand en werd terug­gestuurd naar Spanje. Ik hield mijn mond, we voelden ons geïntimideerd.’ Ondanks de beloftes van de baas moesten de werknemers steeds wachten op hun geld: overuren werden niet uitbetaald, net zo min als het ziekte­verlof dat Emilio moest opnemen na een ongeluk op de werkplaats. ‘De arbeidsomstandigheden waren een catastrofe’, zegt hij hierover. ‘Het was zwaar werk, we maakten lange dagen, hadden weinig pauze en de wc was altijd kapot.’ Zijn werkgever had ook de accommodatie geregeld: ‘We zaten met zeven man in een bungalow, je had totaal geen privacy.’ Op een gegeven moment ontdekte Emilio dat hij een illegaal contract had. ‘Nadat ik hiermee naar FNV Bouw was gegaan, hadden ze geen werk meer voor me.’ Emilio heeft inmiddels de hoofdaannemers op de hoogte gesteld. Hij moet nog steeds 10.000 euro krijgen.

148

Page 151: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bedrijven en mensenrechten

149

Page 152: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

De laatste jaren is er toenemende aandacht voor de impact van bedrijven op mensenrechten. Het blijkt nodig om de verantwoordelijkheid van bedrijven te omschrijven, naast die van de overheid.

VN Richtlijnen

verantwoordelijk voor zijn om slachtoffers van mensen­rechtenschendingen door bedrijven een effectief rechts­middel te bieden. De VN Richtlijnen zijn opgenomen in de OESO richtlijnen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) voor multinationale ondernemingen. Ze zijn juridisch niet bindend, maar worden internationaal breed gedragen en gezien als de standaard waar het gaat om mensenrechten en bedrijven.

Een mijlpaal was de unanieme aanvaarding in 2011 van de UN Guiding principles on business and human rights (VN Richtlijnen) door de VN Mensenrechtenraad. De VN Richtlijnen bevestigen ten eerste dat staten ver­plicht zijn mensen te beschermen tegen bedrijven die een inbreuk plegen op mensenrechten. Ten tweede erkennen de VN Richtlijnen dat bedrijven de verant­woordelijkheid hebben om mensenrechten te respecte­ren. En ten derde dat staten en bedrijven er samen

Nationaal actieplan

Op 20 december 2013 heeft de regering het Nationaal actieplan bedrijfsleven en mensenrechten aan de Tweede Kamer aangeboden, een nationale uitwerking van de VN Richtlijnen. Zij geeft hiermee gehoor aan een verzoek van de Europese Commissie van oktober 2011 aan de lidstaten van de Europese Unie en aan een verzoek van de Tweede Kamer. Het is positief dat

Nederland zich met dit actieplan hieraan committeert. Het is echter niet duidelijk wanneer het actieplan start, hoe lang het duurt, en wanneer er rapportages ver­schijnen over de verschillende actiepunten. Ook is niet duidelijk wanneer de verschillende actiepunten afgerond zijn en wanneer de bijgewerkte versie van het actieplan te verwachten is. ■

150

Page 153: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Nationaal actieplan

Mensenrechten van werknemers in Nederland

Discriminatie door werkgevers

De aandacht gaat meestal uit naar mensenrechten­schendingen in het buitenland, maar ook in Nederland maken bedrijven inbreuken op mensenrechten. Bijvoorbeeld als bedrijven discrimineren. Uit (eigen)

onderzoek en oordelen blijkt dat werkgevers veelvuldig discrimineren op grond van geslacht, leeftijd, ras, en handicap of chronische ziekte.

Slechte arbeidsomstandigheden

Ook zijn er voorbeelden die laten zien dat arbeids­omstandigheden een inbreuk op mensen rechten kunnen opleveren. Een brief van de Inspectie SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), in handen van de CNV Dienstenbond, spreekt van een te hoge werkdruk, ongewenste omgangsvormen en te weinig aandacht voor gezondheidsschade bij medewerkers in de super­marktbranche. Er waren misstanden bij de aanleg van snel wegen, waar buitenlandse werknemers onvol­doende loon ontvingen en te veel uren werkten. Bij de champignon­, aardbei­ en aspergeteelt zijn Oost­Europese werknemers ingezet die minder dan het minimumloon ontvangen. Sommige werkgevers houden zich niet aan de wettelijke arbeidstijden,

waardoor werknemers veel te lange werkdagen maken. En een aantal houdt zich niet aan de Arbeidsomstandighedenwet, wat de veiligheid en gezondheid van werknemers in gevaar brengt. Een ander probleem is de onderbetaling van werk­nemers via schijnconstructies: werkgevers huren werknemers via malafide buitenlandse uitzendbureaus in voor een lager tarief dan Nederlanders betaald krijgen. Dit is ongelijke beloning op grond van nationaliteit.

››

151

Page 154: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Maatregelen overheid

Het actieplan besteedt expliciet aandacht aan de Nederlandse land­ en tuinbouwsector. Er zijn inmiddels afspraken gemaakt over de aanpak van misstanden in deze sector op het gebied van arbeids­voorwaarden en ­omstandigheden. De minister van SZW neemt ook andere maatregelen, met name om discriminatie door werkgevers tegen te gaan. De preventie van inbreuken op mensenrechten door bedrijven verdient nadere aandacht. Veel bedrijven zijn

nog onbekend met hun verantwoordelijkheden en de relevantie van mensenrechten.

Er zijn signalen over de noodzaak de capaciteiten van opsporings­ en inspectiediensten (zoals de Inspectie SZW en de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten) uit te breiden, zodat zij beter in staat zijn toezicht te houden op inbreuken op mensen­rechten in Nederland. ■

AanbevelingMaak bedrijven bewust van de VN Richtlijnen over bedrijven en mensenrechten (UN Guiding principles on business and human rights), ook voor activiteiten binnen Nederland. Vertaal de VN Richtlijnen in het Nederlands.

Verzeker dat de inspectiediensten zijn toegerust om klachten over inbreuken op mensen rechten door bedrijven te onderzoeken en zo nodig maatregelen te treffen.

152

Page 155: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Maatregelen overheid

Bescherming arbeidsmigranten

Restricties vrije verkeer vervallen per 2014

Arbeidsmigranten uit Midden­ en Oost­Europa kunnen in Nederland in een kwetsbare positie verkeren. Zij kunnen slachtoffer zijn van mensenhandel of zich bevinden in situaties van misstanden die in mensen­handel overgaan. Staten zijn verplicht om

mensenhandel te voorkomen en bestrijden. Dat staat in mensenrechtenverdragen en in specifieke verdragen over mensenhandel. Dit is extra belangrijk nu de restric­ties voor het vrije verkeer van werknemers uit Roemenië en Bulgarije per 1 januari 2014 zijn vervallen. ››

153

Page 156: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Huisvesting voor arbeidsmigranten gekoppeld aan werkzaamheden

De invoering van de Nationale Verklaring inzake (tijde­lijke) huisvesting EU­arbeidsmigranten lijkt stroef te verlopen: het creëren van huisvesting voor arbeids­migranten verschilt sterk per regio. En nog te vaak ver­liezen arbeidsmigranten bij de beëindiging van hun werkzaamheden ook hun woonruimte. Daarom zou de

regering ontkoppeling van wonen en werken moeten stimuleren. Als arbeidsmigranten namelijk weten dat ze hun woonruimte gegarandeerd behouden, verlaagt dit de drempel om ontslag te nemen bij een malafide werkgever of uitzendbureau. ■

Goede voornemens, nu nog in praktijk brengen

Het Actieplan bestrijden van schijnconstructies omvat een breed pakket aan wettelijke en beleidsmaatregelen die kunnen bijdragen aan het verwezenlijken van mensenrechten van arbeidsmigranten uit Midden­ en Oost­Europa. Het is nog niet duidelijk wanneer en hoe het kabinet bepaalt of de aangekondigde maatregelen daadwerkelijk effectief zijn. Een succes behaalde de minister van SZW in december 2013 met afspraken op

EU­niveau over de samenwerking tussen lidstaten om onderbetaling van gedetacheerden tegen te gaan, en over de ketenaansprakelijkheid voor uitbetaling van het cao­loon in de bouwsector. Uit de informatie over de misstanden waaronder arbeidsmigranten in opdracht van het Rijk werken aan de A2 en de A4 blijkt echter dat de er nog veel te doen is om de goede voornemens ook in de praktijk te brengen.

154

Page 157: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Huisvesting voor arbeidsmigranten gekoppeld aan werkzaamheden

Goede voornemens, nu nog in praktijk brengen

Productie voor de Nederlandse markt kan gepaard gaan met inbreuken op mensenrechten. Nederlandse bedrijven die elders een productie keten hebben zijn ook dáár verantwoordelijk voor het respecteren van mensenrechten. Dit heet ketenverantwoordelijkheid.

155

Page 158: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Nederlandse bedrijven hebben ketenverantwoordelijkheid

Een ernstig ongeluk bij een kledingfabriek in Bangladesh in april 2013 kostte het leven van meer dan 1100 mensen. De fabriek bleek onveilig door constructiegebreken. De fabriek maakte kleding voor bedrijven die ook in Nederland opereren. Een ander voorbeeld is de produc­tie van kolen in Colombia voor de Nederlandse markt.

Dit leidt tot zoveel luchtvervuiling dat hele dorpen vanwege gezondheidsklachten door de Colombiaanse regering zijn ontruimd zonder zicht op alternatieve huisvesting.

Ketenverantwoordelijkheid

Deze en andere voorbeelden lieten zien dat de productie voor de Nederlandse markt gepaard kan gaan met inbreuken op de mensenrechten. Nederlandse

bedrijven die elders een productieketen hebben zijn ook dáár verantwoordelijk voor het respecteren van mensenrechten. Dit heet ketenverantwoordelijkheid.

Aandacht voor moderne slavernij

Het College organiseerde in november 2013 een symposium over ‘Mensenrechten en bedrijven – de strijd tegen moderne slavernij’. In 2013 was het 150 jaar geleden dat Nederland de slavernij afschafte. Er was aandacht voor moderne vormen van slavernij en uit­buiting. Het symposium vond plaats in aanloop naar

2 december, de dag waarop de Verenigde Naties jaar­lijks aandacht vragen voor de 21 miljoen mensen die wereldwijd gevangen zitten in een vorm van heden­daagse slavernij of uitbuiting. De rol van bedrijven om dit te bestrijden stond centraal. Dat bedrijven verant­woordelijkheid nemen is namelijk van groot belang. ■

156

Page 159: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Ketenverantwoordelijkheid

Aandacht voor moderne slavernij

Overheid stelt onduidelijke voorwaarden aan bedrijven

Als internationaal opererende bedrijven overheidssteun aanvragen, stelt de overheid voorwaarden rondom maatschappelijk verantwoord ondernemen. Uitgangspunt zijn de OESO­richtlijnen, waarin de VN Richtlijnen zijn opgenomen. De overheid heeft dus een

krachtig middel in handen tegen mensenrechten­schendingen door Nederlandse bedrijven in het buiten­land. Omdat ze echter verschillende toetsingskaders hanteert, roept dit onduidelijkheid op voor bedrijven. ■

AanbevelingMaak de voorwaarden voor maatschappelijk verantwoord ondernemen inzichtelijker en meer een eenheid. Zodat voor bedrijven duidelijk is hoe en wanneer toetsing plaatsvindt.

157

Page 160: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Overheid past sociale voorwaarden nog niet altijd toe

Als de overheid een contract aangaat, moet ze ervoor zorgen dat de leverancier mensenrechten respecteert. Daarom past de overheid bij aanbestedingen sociale voorwaarden toe. Stakeholders signaleren echter tekort­komingen in het duurzaam inkoopbeleid. En dat niet alle sociale voorwaarden aan de VN Richtlijnen vol­doen, of niet altijd worden toegepast. Deze punten moet de overheid meenemen bij de evaluatie in 2014,

evenals de toepassing van de sociale voorwaarden door gemeenten, provincies en waterschappen. Plus de toepassing van alle aspecten van het beginsel van due diligence, zoals neergelegd in de VN Richtlijnen. In deze context gaat het om de risico’s op inbreuken op mensenrechten in kaart brengen, ze bestrijden, de effecten hiervan monitoren en de communicatie. ■

158

Page 161: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Slachtoffers lopen tegen hindernissen aan

Als slachtoffers van mensenrechtenschendingen door bedrijven verhaal willen halen, worden ze vaak gecon­fronteerd met hindernissen. Dat komt vooral door de ongelijkheid van partijen in financiële middelen en toegang tot relevante bedrijfsinformatie. De regering besteedt daaraan te weinig aandacht, terwijl de VN Richtlijnen dat wel vragen. ■

159

Page 162: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

160

Page 163: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Arbeid en sociale zekerheid

161

Page 164: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Toegang tot arbeid

De arbeidsparticipatie van 55­plussers, jongeren, mensen met een beperking, mensen die behoren tot etnische of religieuze minderheidsgroepen, vrouwen (in sommige functies en sectoren) en transgenders blijft nog steeds achter. Factoren als opleiding, taalbeheersing, werk­ervaring, kosten en administratieve lasten verklaren slechts een deel van deze achterstand. Discriminatie en

vooroordelen onder werkgevers en uitzendbureaus spelen onmiskenbaar een grote rol hierin. Ook in de door het College behandelde verzoeken om een oordeel in een arbeidsconflict komt discriminatie het meeste voor. En dan met name bij het werving­ en selectieproces.

Stereotiepe beeldvorming belangrijke reden voor afwijzing

De afwijzing van een man omdat hij ‘ten eerste een donker gekleurde (neger)’ is, kreeg veel aandacht in de media. Dergelijke openlijke discriminatie komt nog steeds voor, maar is eerder uitzondering dan regel. Bedekte, subtiele, onbewuste en onbedoelde discrimi­natie door werkgevers vindt veel vaker plaats. Een recent SCP­onderzoek (Sociaal Cultureel Planbureau) laat zien dat mensen zelf vaak moeilijk de vinger kunnen leggen op discriminatie als reden voor hun afwijzing, terwijl ze er wel een sterk vermoeden van

hebben. Stereotiepe beelden over groepen mensen zijn vaak oorzaak van ongelijke behandeling en respectloze bejegening bij het vinden van werk. Onredelijke taal­eisen zijn daarvan een voorbeeld. Uit het SCP Jaarrapport Integratie 2013 blijkt dat negatieve beeld­vorming ertoe leidt dat mbo­ en hbo­studenten van niet­westerse afkomst anderhalf jaar na hun afstuderen nog veel vaker werkloos zijn dan hun autochtone medestudenten. Ondanks gelijke kwalificaties.

››

162

Page 165: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Stereotiepe beeldvorming belangrijke reden voor afwijzing

Maatregelen ter bestrijding van werkloosheid

De overheid heeft in 2013 een reeks maatregelen genomen en aangekondigd om de toegang tot de arbeidsmarkt voor bepaalde groepen te verbeteren. Het gaat om plannen voor een campagne om de bewustwording van discriminatie te vergroten tot concrete maatregelen om de werkloosheid onder jongeren en ouderen te bestrijden. Zo kunnen

werkgevers vacatures exclusief aan jongeren tot 27 jaar aanbieden. In het Sociaal Akkoord zijn afspraken gemaakt over een quotum voor mensen met een beperking.

Voorkomen en bestrijden van discriminatie van mensen van niet-westerse afkomst

De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) adviseert de Nederlandse autoriteiten hun specifieke beleid gericht op verbetering van de positie van bepaalde kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te hervatten. De kabinetsreactie (november 2013) op bovengenoemde aanbeveling van ECRI is teleur­stellend. Het kabinet beschrijft de maatregelen voor arbeidsparticipatie, in de verwachting dat ook jongeren van niet­westerse afkomst daarvan zullen profiteren. Dit gebeurt echter zonder gefundeerde onderbouwing. Op zijn minst zou het kabinet moeten onderzoeken of deze veronderstelling juist is, en zo niet, het beleid moeten bijsturen.

Een verbetering is het Actieplan arbeidsdiscriminatie dat in mei 2014 verscheen, als reactie op het SER­advies ‘Discriminatie werkt niet’. Het actieplan bevat concrete maatregelen gericht op het bestrijden van discriminatie. Hiermee laat het kabinet zien dat het voorkomen en bestrijden van discriminatie op de arbeidsmarkt niet alleen de verantwoordelijkheid is van werkgevers en werknemers, maar ook van de overheid. Het Actieplan arbeidsdiscriminatie besteedt specifieke aandacht aan de bestrijding van discriminatie van mensen van niet­westerse afkomst. Zo gaat het kabinet zich actief inzetten voor het stimuleren van culturele diversiteit op de werkvloer. Een bestuurlijk overleg zal onderzoeken hoe de vier grote gemeenten nauwer kunnen samen­werken om de hoge werkloosheid onder jongeren met een migrantenachtergrond te verminderen. ››

163

Page 166: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Rol Inspectie SZW bij handhaving wetgeving

Voor de handhaving van de antidiscriminatiewetgeving is belangrijk dat het Actieplan arbeidsdiscriminatie een grote rol toekent aan de Inspectie SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Voorbeeld hiervan is dat de inspectie informatie van het College over discriminatie op de

arbeidsmarkt gaat analyseren en zo nodig een nalevings­onderzoek op grond van de Arbeidsomstandighedenwet start. Daarnaast zal het kabinet contracten beëindigen met bedrijven die onherroepelijk strafrechtelijk zijn ver­oordeeld voor discriminatie.

Bewustwording noodzakelijk

Naast maatregelen gericht op het bestrijden van discri­minatie, zijn maatregelen om discriminatie te voorkomen noodzakelijk voor een structurele uitbanning ervan. Het SER­advies gaat hier uitgebreid op in. Onderzoek naar de werking van stereotyperingen en vooroordelen laat zien dat vergroting van de bewustwording van wat discriminatie inhoudt en wat de verschijningsvormen, oorzaken en gevolgen ervan zijn, vereist is voor een

effectieve bestrijding van discriminatie op de arbeids­markt. Alleen dan kunnen werkgevers en hun partners, zoals uitzendbureaus, hun organisatie en procedures zo inrichten dat het risico op discriminatie en stereotype­ring zo klein mogelijk is. De overheid behoort meer dan alleen voorwaarden en faciliteiten hiervoor te scheppen. Zij moet ook bescherming bieden tegen schendingen van onder meer werkgevers.

Mensen met een beperking

Op 20 februari 2014 heeft de Tweede Kamer het wets­voorstel voor de Participatiewet goedgekeurd. Na goed­keuring door de Eerste Kamer treedt de wet naar verwachting op 1 januari 2015 in werking. Gemeenten

worden verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet die beoogt werkgevers te stimuleren mensen met een beperking in dienst te nemen. Het wetsvoorstel Quotumwet, dat eind april 2014 aan de Raad van ››

164

Page 167: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Rol Inspectie SZW bij handhaving wetgeving

Bewustwording noodzakelijk

Mensen met een beperking

Aanbeveling

State is gestuurd, hangt nauw samen met de Participatiewet. In het Sociaal Akkoord van april 2013 zijn werkgevers en werknemers met het kabinet over­eengekomen om tot 2026 in totaal 100.000 extra banen in de markt sector in te richten voor mensen met een arbeids beperking. Bij de overheid komen 25.000 extra banen. De minister van SZW heeft in december 2013 een Plan van aanpak monitor en evaluatie Participatiewet aan de Tweede Kamer gestuurd met stappen voor het monitoren van de naleving van de afspraken. Als de afgesproken extra banen er niet komen, treedt de in het wetsontwerp vastgelegde quotumplicht in werking.

De wetsvoorstellen beogen arbeidsparticipatie van mensen met een beperking te vergroten. Dit doel is in overeenstemming met het VN Verdrag inzake de rech­ten van personen met een handicap, waarvan ratificatie in 2015 is voorzien. Het wetsvoorstel Participatiewet omschrijft als doelgroep mensen die via het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) en de sociale werkvoorziening werk verrichten of een uit­kering ontvangen. Andere mensen met een beperking behoren niet tot de doelgroep en lopen hierdoor het

risico minder gemakkelijk aan het werk te komen. Het is daarom nodig tussentijds de effecten van de Participatiewet en de Quotumwet te meten en zo nodig passende maatregelen te nemen. Dit zou mooi passen in het Plan van aanpak monitor en evaluatie Participatiewet. Een centrale vraag hierin is wat de posi­tieve en negatieve neveneffecten van het beleid zijn.

Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel Quotumwet kunnen mensen met een beperking naar de gemeente of het UWV gaan voor voorzieningen die nodig zijn voor de uitoefening van hun functie. Meer aandacht is nodig om te zorgen dat zij daarvoor ook bij de werk­gever terecht kunnen. Op grond van de Wgbh/cz is deze verplicht voor een doeltreffende aanpassing te zorgen, tenzij dat onevenredig belastend is. ■

Monitor de bedoelde en onbedoelde effecten van de Participatiewet en de Quotumwet na inwerkingtreding.

165

Page 168: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijschrift

De arbeidsparticipatie van 55-plussers, jongeren, mensen met een beperking, mensen die behoren tot etnische of religieuze minderheidsgroepen, vrouwen en transgenders blijft nog steeds achter. Discriminatie en vooroordelen onder werkgevers en uitzendbureaus spelen onmiskenbaar een grote rol hierin.

166

Page 169: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Ratificatie van ILO Verdrag 189

De positie van huishoudelijk personeel verdient ver­betering. Daarom heeft het kabinet op 17 mei 2013 de Commissie dienstverlening aan huis ingesteld. Onder leiding van Ella Kalsbeek onderzocht de commissie de gevolgen van ratificatie van het verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie (Decent Work for Domestic Workers, ILO Verdrag 189) en de bestaande Regeling dienstverlening aan huis. ILO Verdrag 189 garandeert de bescherming van rechten van

huishoudelijk personeel. Het verdrag kent huishoude­lijk werkers onder meer dezelfde rechten op sociale zekerheid toe als andere werknemers. De commissie publiceerde haar rapport op 28 maart 2014. Zij conclu­deert dat verbetering van de positie van huishoudelijk werkers in de particuliere sector dringend nodig is. Steeds meer mensen zullen een beroep doen op private dienstverlening aan huis vanwege een zich terugtrekkende overheid.

Huishoudelijk werkers en hun werkgevers kennen rechten en plichten niet

Volgens de nu geldende regels is op huishoudelijk personeel dat voor minder dan vier dagen bij dezelfde particulier in dienst is slechts een deel van het sociaal en arbeidsrecht van toepassing. De meeste huishoude­lijk werkers zijn weliswaar fulltime actief, maar bij een reeks aan particulieren. Ze zijn dan alleen verzekerd als zij zelf verzekeringen afsluiten voor ziekte, werkloos­heid en arbeidsongeschiktheid. De werkgever draagt niet bij aan de premies, waardoor de kosten voor de huishoudelijk werkers hoog zijn. De meeste

huishoudelijk werkers zijn daarom niet verzekerd voor arbeidsongeschiktheid. Bij ziekte of ongevallen hebben ze geen inkomen. Veel huishoudelijk personeel en hun particuliere werkgevers zijn niet op de hoogte van hun rechten en plichten, zoals minimumloon, vakantiegeld en vakantiedagen, doorbetaling bij ziekte, en opzeg­termijn. Nakoming van deze verplichtingen laat dan ook zeer te wensen over. Veel huishoudelijk werkers zijn afhankelijk van de inkomsten en dus kwetsbaar voor de gevolgen van arbeidsongeschiktheid.

››

167

Page 170: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Arbeidspositie en sociale zekerheid álle huishoudelijk werkers gelijktrekken

De commissie onder leiding van Kalsbeek onderschrijft dat de bestaande Regeling dienstverlening aan huis onverenigbaar is met het ILO Verdrag 189. De rechten van dienstverleners aan huis op het gebied van sociale zekerheid mogen immers niet minder gunstig zijn dan die van andere werknemers. De commissie adviseert daarom de regeling in ieder geval buiten werking te stellen voor dienstverlening die mede wordt gefinan­cierd uit publiek geld (bijvoorbeeld via een persoons­gebonden budget). Voor alle andere gevallen vergt gelijkberechtiging van dienstverleners aan huis dat werknemers en huishoudens via overheidssubsidies zullen moeten worden verleid om zich te houden aan alle plichten van een arbeidsovereenkomst. Systemen om dit te realiseren (bijvoorbeeld dienstencheques of fiscale aftrekmogelijkheden) moeten volgens de commissie eerst op kleine schaal worden getest op hun effecten, mede vanwege de hoge kosten voor de overheid.

Het College acht het van belang om de arbeidspositie van álle groepen van dienstverleners aan huis in over­eenstemming te brengen met de eisen die voortvloeien uit het ILO Verdrag 189. Daartoe moet de huidige regeling buiten werking worden gesteld voor de geval­len waarin de dienstverlening wordt gefinancierd met publiek geld. Daarnaast moet voor de overige gevallen voortvarend worden gezocht naar een adequate en haalbare financiële systematiek. ■

AanbevelingGa over tot spoedige ratificatie van ILO Verdrag 189 en neem alle noodzakelijke maatregelen die nodig zijn om dit verdrag uit te voeren, zodat huishoudelijk werkers op gelijke voet met andere werknemers toegang hebben tot sociale zekerheid.

168

Page 171: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Werk als tegenprestatie voor de bijstand

Medio 2013 vroegen 35 van de 408 gemeenten een tegenprestatie voor de bijstandsuitkering, zo blijkt uit een inventarisatie van de Inspectie SZW. Sinds 1 januari 2012 mogen gemeenten aan bijstandsgerechtigden de verplichting opleggen om naar vermogen een tegenpres­tatie te verrichten. In het regeerakkoord is afgesproken de tegenprestatie verplicht te stellen voor alle bijstands­gerechtigden. Het betreffende wetsvoorstel kreeg veel kritiek van onder meer de Raad van State en gemeenten.

Een herzien wetsvoorstel is in februari 2014 door de Tweede Kamer aangenomen. De verplichting tot het invoeren van een tegenprestatie blijft gehandhaafd, maar gemeenten krijgen meer beleidsvrijheid om de tegenprestatie in te vullen. De gevolgen die de weigering een tegenprestatie te verrichten kan hebben, roept de vraag op of uitvoering van de wet in overeenstemming is met het recht gevrijwaard te zijn van dwangarbeid en verplicht werk en het recht op sociale zekerheid.

Omvang en duur van de tegenprestatie

Tussen gemeenten die al een tegenprestatie vereisen, bestaan grote verschillen. Sommige gemeenten ver­plichten een tegenprestatie van 4 uur per week gedu­rende maximaal een halfjaar, andere van 32 uur per week gedurende een jaar. De vraag is of een tegen­prestatie van zo’n grote omvang en duur niet in strijd is met het recht gevrijwaard te zijn van dwangarbeid.

Verschillende mensenrechtenverdragen en verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) bevatten het verbod op dwangarbeid en verplichte arbeid. Normale burgerlijke verplichtingen en kleine gemeenschaps­diensten zijn geen dwangarbeid of verplichte arbeid. Volgens de regering is de tegenprestatie zo’n burgerlijke

verplichting. Uit een notitie van de minister blijkt dat hij daarbij denkt aan een paar uur per dag of per week. De rechtbank oordeelde over een werkstageovereen­komst van 32 uur per week gedurende een jaar dat de grens van een tegenprestatie was overschreden. Zonder overigens in te gaan op de claim dat de prestatie in strijd was met het verbod van dwangarbeid. Het opleggen van disproportionele en excessieve verplichting of een ver­plichting die geen perspectief biedt tot het vinden van betaalde arbeid, kan echter een vorm van verplichte arbeid in de zin van artikel 4 lid 2 EVRM opleveren. Dat kan (naar analogie) worden afgeleid uit jurispruden­tie van de Centrale Raad van Beroep over verplichte re­integratie trajecten op straffe van uitkeringskorting. ››

169

Page 172: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Aard van het werk en beloning

Opgelegde werkzaamheden variëren van vrijwilligers­werk, zoals helpen bij de zwemvierdaagse, tot het verrichten van werkzaamheden bij gemeenten of maat­schappelijke organisaties, zoals werk in de groen­voorziening en schoonmaken van de openbare ruimte. In de inventarisatie van de Inspectie SZW noemden gemeenten deze variatie zelfs het voornaamste voor­deel van de tegenprestatie. Het verrichten van de tegenprestatie mag echter niet leiden tot verdringing van vrijwilligers of werkenden. Gemeenten vinden het daarom soms lastig de tegenprestatie in te vullen en combineren het met het re­integratie­ en participatie­beleid. De eis rekening te houden met de leeftijd, opleiding en werkervaring van de bijstandsgerechtigde vraagt steeds een individuele afweging, zo oordeelde ook de rechter in een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep.

Signalen die bij een FNV meldpunt binnenkwamen laten zien dat gemeenten niet altijd voldoende naar individuele omstandigheden kijken. Sommige gemeen­ten stelden werk in een sociale werkplaats verplicht voor mensen die niet tot de doelgroep van deze werk­plekken behoren of legden een werkervaringsplaats bij een private onderneming op, zoals een postbedrijf. Het ILO­Verdrag inzake dwangarbeid bepaalt dat de ‘normale burgerplichten en gemeenschapsdiensten’ niet ten goede mogen komen aan private partijen en dat regulier werk regulier beloond moet worden. Dit is

weliswaar het uitgangspunt van de regering, maar de wet maakt niet duidelijk wanneer werkzaamheden regulier zijn en wanneer niet. Wegbezuinigde functies bij gemeenten, scholen en welzijnsinstellingen waren tot voor kort regulier werk. Het is dan ook maar zeer de vraag of dit anno 2014 niet meer het geval is. Die vraag geldt evenzeer voor werk op sociale werkplaatsen; bij verplicht werk voor private werkgevers is het eigenlijk geen vraag meer.

Als de tegenprestatie betekent dat mensen regulier werk moeten doen in ruil voor hun uitkering terwijl anderen voor hetzelfde werk het gewone loon krijgen, komt ook het recht op eerlijke en billijke arbeids­omstandigheden in het geding. De regering moet naleving van het recht op gelijk loon garanderen en vanzelfsprekend zelf het goede voorbeeld geven. ■

170

Page 173: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Aard van het werk en beloning Vrijwillig karakter van de tegenprestatie

Het weigeren van de tegenprestatie kan leiden tot tijdelijke korting of het stopzetten van de bijstands­uitkering. Het College en andere organisaties ontvangen signalen over de impact van dreiging met het stopzet­ten of korten van de uitkering. Voor mensen die voor hun levensonderhoud op de bijstandsuitkering zijn aangewezen, is weigeren geen reële optie. De bijstands­uitkering is een vangnet. Korting of intrekking van de bijstandsuitkering kan betekenen dat uitkeringsgerech­tigden (tijdelijk) niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Dit knelt met het recht op een behoorlijke levensstandaard. ■

AanbevelingTen aanzien van de tegenprestatie voor de bijstand:

a. Verzeker dat gemeenten niet in strijd handelen met het verbod van dwangarbeid, verplichte arbeid en het recht op billijke arbeidsvoorwaarden.

b. Schep duidelijkheid over de toegestane aard en omvang van de tegenprestatie.

c. Garandeer dat de maatregelen die gemeenten opleggen bij weigering niet in strijd komen met het recht op sociale zekerheid en het recht op een behoorlijke levensstandaard.

171

Page 174: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

172

Page 175: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Gezondheid en zorg

173

Page 176: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Ouderenzorg

Binnenkort gelden drie zorgwetten

In 2013 zijn vorderingen gemaakt in de stelsel­wijzigingen in de gezondheidszorg, die onder meer grote gevolgen gaan hebben voor ouderenzorg. In de toekomst is zorg in drie verschillende wetten geregeld, namelijk in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Op 21 november 2013 heeft het College een advies uitgebracht over de consultatieversie van het wets­voorstel voor de Wet langdurige zorg. Op 7 maart 2014 is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer.

Zorg moet beschikbaar, toegankelijk en van goede kwaliteit zijn…

De belangrijkste aandachtspunten voor de Wet lang­durige zorg zijn beschikbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit van zorg. Dit zijn drie kernelementen van het recht op gezondheid. Sommige juridische aanspraken onder de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

(AWBZ) komen echter niet terug in de Wet langdurige zorg, maar worden teruggebracht naar het niveau van een voorziening onder de Wmo. Dat is een achter­uitgang in het niveau van bescherming.

››

174

Page 177: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

… ook voor kwetsbare mensen

De Memorie van Toelichting erkent dat ‘de meest kwetsbaren’ bijzondere aandacht verdienen. Maar de groep die straks aanspraak kan maken op de Wet lang­durige zorg is veel kleiner dan de groep die nu aan­spraak maakt op de AWBZ. Meer mensen zijn in de

toekomst aangewezen op de Wmo, die minder bescher­ming biedt. Veel mensen die (net) niet in aanmerking komen voor de Wet langdurige zorg zijn wel degelijk kwetsbaar. De regering moet ook hen voldoende bescherming garanderen.

Hoofdstuk 8 belangrijk voor mensenrechten

een menswaardig bestaan. Het hoofdstuk behandelt namelijk verschillende onderwerpen die over mensen­rechten gaan. Zoals de zeggenschap over de inrichting van het leven, persoonlijke verzorging, eten en drinken en de daginvulling. Het zou op zijn plaats zijn geweest als de Memorie van Toelichting expliciet mensenrech­ten als zodanig had benoemd. ■

Hoofdstuk 8 van het wetsvoorstel langdurige zorg betreft de ‘zeggenschap van de verzekerde over zijn leven’. Hierin laat de regering zien dat ze oog heeft voor de precaire ver houding tussen de afhankelijkheid van de bewoners van instellingen, en de mate waarin zij in staat zijn zeggenschap te hebben over de invul­ling van hun leven. Juist voor de intensieve verpleeg­huiszorg is dit hoofdstuk van bijzondere betekenis voor

175

Page 178: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zorg en dwang

Tweede Kamer neemt wetsvoorstel Zorg en dwang aan

geestelijke gezondheidszorg heeft afgerond, omdat beide wetten nauw samenhangen. Het belangrijkste uitgangspunt van het wetsvoorstel Zorg en dwang is: ‘Nee, tenzij’, oftewel: in beginsel wordt geen dwang toegepast. Dit strookt met het beginsel van autonomie. Dwang vindt alleen plaats als er geen alternatieven zijn en na zorgvuldige besluitvorming.

In de Jaarlijkse Rapportage 2012 besteedde het College uitgebreid aandacht aan het thema ‘Zorg en dwang’ en de voorgestelde wetswijziging. Op 19 september 2013 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Zorg en dwang aangenomen. De Eerste Kamer wacht met de behandeling van dit voorstel totdat de Tweede Kamer de behandeling van het wetsvoorstel Verplichte

Toezicht

en dwang en over de mogelijkheid om klachten in te dienen bij een klachtencommissie. Deze kan klachten behandelen en bindende oordelen geven over de beslissing tot opname van onvrijwillige zorg in het zorgplan en de beslissing tot het verlenen van onvrijwillige zorg.

Het wetsvoorstel bevat verschillende voorschriften voor procedures die bijdragen aan een effectief toezicht. Het wetsvoorstel voorziet in toezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De instelling moet ook zelf toezicht uitoefenen en dat is ten minste even relevant. Instellingen informeren de bewoners schriftelijk over hun rechten op grond van de Wet zorg

››

176

Page 179: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Zorg en dwang

Cliëntenvertrouwenspersoon

wenspersoon. Mocht de zorg afbreuk doen aan de rech­ten van de cliënt, dan kan de vertrouwenspersoon dit melden bij de inspectie. Hij of zij vormt zo een cruciale voorwaarde voor rechtsbescherming van cliënten.

De onafhankelijkheid en deskundigheid van de cliënten­vertrouwenspersoon moet zo goed mogelijk geborgd zijn. Niet alleen in de wet, maar vooral ook in de praktijk. In de psychiatrie zijn goede ervaringen opgedaan met het model van de Stichting PVP (patiëntenvertrouwens­persoon). In dit model zijn de vertrouwenspersonen niet in dienst van de instelling waar ze werken, maar van een aparte stichting. Dit zorgt ervoor dat de vertrouwens­persoon onafhankelijk, deskundig en vaardig is. ■

De praktijk laat zien dat een klachtencommissie een belangrijke functie heeft, maar dat het voor mensen met een psychogeriatrische aandoening of een verstan­delijke beperking niet eenvoudig is om er toegang toe te krijgen. Het is dan ook belangrijk om in de wet vast te leggen dat iedereen toegang heeft tot een (onafhan­kelijke en deskundige) cliëntenvertrouwenspersoon. Die kan advies en bijstand verlenen als het gaat om onvrijwillige zorg of verblijf, gesprekken aangaan met zorgverleners en meedenken over oplossingen.

Als dit niet leidt tot een oplossing, kan de cliënt of zijn vertegenwoordiger alsnog een klacht indienen bij de klachtencommissie, eventueel samen met de vertrou­

177

Page 180: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Misstanden in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking

Mensen met een ernstige verstandelijke beperking zijn vaak op verblijf in een zorginstelling aangewezen. Zij zijn extra kwetsbaar, omdat zij afhankelijk zijn van anderen en meestal niet goed voor hun eigen rechten kunnen opkomen. Omdat er signalen waren over mis­standen in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, heeft de Stichting Klokkenluiders VGZ (Volksgezondheidszorg) begin 2013 een meldpunt geopend. In het eerste halfjaar kwamen meer dan

honderd meldingen over onder meer nodeloos veel dwang, geen goede zorg, onzorgvuldige behandeling van klachten, intimidatie naar aanleiding van klachten, mishandeling, seksueel misbruik en schending van de privacy. In het najaar van 2013 heeft de stichting een eerste inventarisatie van misstanden opgesteld, getiteld ‘Achter de façade’. De voorlopige conclusie is dat de misstanden structureel van aard zijn. In 2014 brengt de stichting een definitief rapport uit.

Getroffen maatregelen zijn onvoldoende

De gemelde inbreuken op privacy, lichamelijke integri­teit en rechtsbescherming zijn zeer zorgelijk. Van goede zorg is dan geen sprake. De voorlopige inventa­risatie is op 29 oktober 2013 aan de Tweede Kamer aangeboden. De minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) hebben Kamervragen hierover beantwoord in de eerste­termijnbehandeling van de begroting van VWS 2014. Zij verwijzen vooral naar de maatregelen die worden

getroffen om klachten over de zorg zo laagdrempelig mogelijk te kunnen indienen. Dit is onvoldoende, de ernstige aard en omvang van de misstanden vraagt initiatief van de overheid, bijvoorbeeld een eigen onder­zoek. De regering zal daarom naar aanleiding van het definitieve rapport moeten bezien welke concrete maat­regelen nodig zijn om de mensenrechten van mensen met een verstandelijke beperking in de zorg beter te garanderen. ■

178

Page 181: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Getroffen maatregelen zijn onvoldoende

Mensen met een ernstige verstandelijke beperking zijn vaak op verblijf in een zorginstelling aangewezen. Zij zijn extra kwetsbaar, omdat zij afhankelijk zijn van anderen en meestal niet goed voor hun eigen rechten op kunnen komen.

179

Page 182: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Privacy in de zorgBijzonder belang van privacy in de zorg

‘bijzondere persoonsgegevens’. Net als bijvoorbeeld gegevens over ras of godsdienst. Voor dergelijke gegevens gelden meer waarborgen. Het uitgangspunt is het recht zelf te bepalen op welke manier en in welke mate iemand deze gegevens deelt met anderen.

Het verwerken en delen van gegevens over gezondheid en zorg behoeft bijzondere aandacht, omdat het per definitie om gevoelige informatie gaat. De impact van gegevens delen, zeker naar anderen dan de behande­laar, is namelijk groot. De Wet bescherming persoons­gegevens schaart medische gegevens daarom onder

Naar een duurzaam informatiestelsel in de zorg

De minister van VWS streeft naar een duurzaam stelsel van informatievoorziening voor de hele zorgsector. Het gaat om gegevens die het individuele belang van een cliënt, instelling of bedrijf overstijgen. Zoals ver­gelijkingen van behandelingen en sectorale overzich­ten. Dit kan leiden tot meer en betere informatie voor patiënten. Een van de doelen van het informatiestelsel

is fraudebestrijding. Het risico is echter dat gegevens te herleiden zijn tot individuen. Een aantal Kamerleden vindt het niet duidelijk wat voor informatie de minister precies wil verzamelen en uitwisselen. Zij vragen zich af of privacygevoelige informatie van burgers en het medisch beroepsgeheim wel voldoende beschermd is.

››

180

Page 183: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Naar een duurzaam informatiestelsel in de zorg

Landelijk Schakelpunt vereenvoudigt berichtenverkeer…

Nu de Eerste Kamer het voorstel voor een Elektronisch Patiëntendossier (EPD) heeft afgewezen, is de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie (VZVZ) verder gegaan met de opzet van het Landelijk Schakelpunt (LSP). Het doel is het berichtenverkeer tussen zorgaanbieders vereenvoudigen. Het LSP regis­treert waar patiëntgegevens beschikbaar zijn, welke gegevens zijn opgevraagd en door wie. Het LSP is een

netwerk, geen bestand met medische gegevens. Die blijven bij de huisarts of apotheek. Momenteel zijn huisartsen, (klinische) apotheken en ziekenhuizen aangesloten bij het LSP. Op termijn kunnen ook andere zorgverleners gebruikmaken van het LSP. Voor uit­wisseling van gegevens via het LSP dient de patiënt uitdrukkelijk toestemming te verlenen.

››

181

Page 184: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

… maar huisartsen hebben twijfels

Onder andere de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen twijfelt over de adequate bescherming van het medische beroepsgeheim en van patiëntgegevens. Volgens deze beroepsgroep maakt het LSP het niet mogelijk om medische gegevens, met toestemming van de patiënt, gericht beschikbaar te stellen aan

zorgverleners die bij een behandeling betrokken zijn. De VZVZ bestrijdt dit. In de loop van 2014 doet de rechter uitspraak in een rechtszaak die de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen over het LSP tegen VZVZ heeft aangespannen

Toegang tot digitale medische dossiers in de zorginstellingen

Uit het onderzoek ‘Toegang tot digitale patiënten­dossiers binnen zorginstellingen’ van het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) blijkt dat ook in de praktijk de privacybescherming in de zorg te wensen overlaat. Een knelpunt is dat niet altijd is gegarandeerd dat medewerkers alleen toegang krijgen tot de gege­vens van patiënten waarmee zij een behandelrelatie

hebben of als zij toegang nodig hebben voor de beheersmatige afwikkeling van de behandeling. Het Cbp heeft met de zorginstellingen afgesproken dat zij verbeteringen doorvoeren, zodat een hoog beschermingsniveau van toegang tot patiëntgegevens is gewaarborgd. Indien deze verbeteringen niet toe­reikend zijn, zal het Cbp handhavend gaan optreden.

››

182

Page 185: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Garandeer dat patiënten vrijwillig en ondubbelzinnig toestemming kunnen geven om hun medische gegevens te verwerken en uit te wisselen.

Garandeer dat in zorginstellingen medewerkers alleen toegang tot medische gegevens hebben als zij een behandelrelatie met de patiënt hebben.

Aanbeveling

Conclusie: privacy in zorg verdient blijvende aandacht

Betaalbare gezondheidszorg is een belangrijk recht en het delen van patiëntgegevens kan hieraan bijdragen. Helaas betalen we hiervoor een hoge prijs, namelijk (dreigende) inbreuken op het recht op privacybescher­ming. Die prijs is te hoog. Patiënten moeten kunnen vertrouwen op een hoge bescherming van

privacygevoelige informatie in medische dossiers. Daarom moet er blijvend aandacht zijn voor de ontwik­kelingen rond toegang tot informatie, opslag en uitwis­seling van medische gegevens, om zo de uitholling van privacybescherming en het medisch beroepsgeheim te voorkomen. ■

183

Page 186: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

184

Page 187: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Onderwijs en mensenrechten­educatie

185

Page 188: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Invoering passend onderwijs

de richting van ‘inclusief onderwijs’, zoals omschreven in het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Idee daarvan is dat het onderwijs is inge­richt en ingesteld op álle leerlingen, waardoor minder leerlingen met een beperking naar aparte scholen hoe­ven. Maar er zijn nog een paar knelpunten.

Per 1 augustus 2014 moeten scholen voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte een passende plek op de eigen of een andere school vinden. Doel van het ‘passend onderwijs’ is dat meer leerlingen met een beperking naar het reguliere onderwijs gaan en dat minder leerlingen thuis zitten. Dit kan een stap zijn in

Wat kan een school verwachten?

een leerling met een beperking gedegen te onder­zoeken of ze die leerling kunnen plaatsen. Een school mag alleen weigeren als ze kan aantonen dat de onder­steuning echt te veel gevraagd is. Afspraken binnen een samenwerkingsverband mogen een rol spelen bij deze beoordeling, maar mogen niet leiden tot ‘automatische’ doorverwijzing van leerlingen naar een andere school.

Zo signaleerde de Evaluatie­ en adviescommissie Passend Onderwijs (ECPO) dat er eind 2013 nog onduidelijkheid is over het precieze aantal leerlingen met een beperking. Hierdoor weten (samenwerkings­verbanden van) scholen niet welke aantallen ze kunnen verwachten. Dit terwijl de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) – die wet blijft bestaan naast de Wet passend onderwijs – de scholen verplicht na aanmelding van

››

186

Page 189: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Meer voorlichting en kaders nodig

voor scholen. Ook is de WGBH/CZ opgenomen in het toetsingskader van de Geschillencommissie passend onderwijs. De vraag of passend onderwijs daadwerkelijk leidt tot meer inclusief onderwijs, kan pas over een aantal jaar worden beantwoord. Aandacht en voorlichting zal ook de komende periode nodig blijven.

Uit de oordelen van het College en uit de signalen die het ontvangt, blijkt dat nog niet alle scholen weten wat deze wet van hen verlangt. Daarom heeft het College in 2012 de regering aanbevolen om scholen en samenwer­kingsverbanden gericht voor te lichten over de WGBH/CZ. In 2013 is op verschillende manieren aandacht gevraagd voor de WGBH/CZ en de verhouding met passend onderwijs, bijvoorbeeld in het Referentiekader

Thuiszitters

Uit de jaarlijkse brief van de staatssecretaris en de minister over schoolverzuim blijkt dat er ca. 4000 leer­lingen thuiszitten. Dat zijn leerplichtige kinderen die bij een school zijn ingeschreven, maar langer dan vier weken verzuimen zonder vrijstelling. In mei 2013 publi­ceerde de Kinderombudsman een rapport over ‘thuis­zitters’, omdat hij signalen ontving van kinderen die graag naar school willen maar dat vanwege specifieke onderwijsbehoeften op medisch, sociaal, intellectueel of emotioneel gebied niet haalbaar is. Bovendien blij­ken scholen en leraren het lastig vinden om oplossin­gen te bieden aan deze kinderen. Onbekendheid met wat er mogelijk is aan maatwerk speelt daarbij een rol, net als de leerplichtwet die geen ruimte laat voor inventieve oplossingen. Bijvoorbeeld om kinderen

slechts een paar uur per dag naar school te laten gaan. Ook de druk op scholen om goede prestaties te halen speelt een rol.

In reactie op dit rapport heeft de staatssecretaris de verwachting uitgesproken dat na de invoering van passend onderwijs minder kinderen thuis komen te zitten. Daarnaast gaat de Onderwijsinspectie – naast de onderwijsprestaties – ook de oplossingen om ver­zuim tegen te gaan meenemen bij de beoordeling van scholen. De Kinderombudsman wijst er in zijn reactie op dat in alle discussies over de invoering van passend onderwijs nog onvoldoende aandacht is voor een aan­pak die gericht is op het kind. ■

187

Page 190: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Studeren met een beperking

onderwijs (bijvoorbeeld een aangepaste opdracht of stage), materiële ondersteuning (bijvoorbeeld gebruik van een dyslexieprogramma dat teksten voorleest) en aanpassingen van het examen (bijvoorbeeld meer tijd). Uit het onderzoek blijkt ook dat een groot deel van de studenten geen gebruik maakt van deze voorzieningen. De oorzaak is niet onderzocht. Ook blijken de verschil­len tussen studenten met of zonder beperking toege­nomen als het gaat om hoogte van de cijfers, studiebelasting en uitval.

Uit onderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) blijkt dat in 2012 drie op de tien studenten in het hoger onderwijs een beperking hadden. Twee van die drie ondervinden bij het studeren geen belemmeringen vanwege de beperking, één wel. Vooral ADHD en dyslexie zijn belemmeringen bij het studeren. Afgelopen jaren is hier meer aandacht en ondersteuning voor gekomen. Studenten zijn ook tevredener over de geboden onder­steuning. Het gaat hier om aanpassingen van het

Problemen bij toegankelijkheid mbo

Ook in het mbo ondervinden studenten met een beper­king problemen. Bij het ‘Meldpunt auti­weigerscholen’ kwamen in de zomer van 2013 ruim honderd klachten over het weigeren van studenten met autisme door mbo­instellingen. Ook uit oordelen van het College blijkt dat studenten met een beperking problemen ondervinden bij de toegang tot het mbo en het vinden van stageplaatsen. Dit komt vooral door onbekendheid met de wettelijke verplichtingen en door vooroordelen over studenten met een beperking. Scholen zien hier­door eerder problemen dan oplossingen.

Deze oorzaken zijn ook al genoemd in een onderzoek uit 2007 naar de toegankelijkheid van het beroeps­onderwijs van de toenmalige Commissie Gelijke Behandeling. Er lijkt in de tussenliggende jaren onvol­doende veranderd. Uit onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs bij vier instellingen blijken de toelatings­procedures weliswaar zorgvuldig, maar de communica­tie over niet toelaten kan beter. De minister van OCW heeft hierop tegen de Tweede Kamer gezegd dat de inspectie bij het mbo meer aandacht aan de communi­catie zal besteden. Een meerjarige monitor moet de situatie in het mbo na de invoering van passend onder­wijs gaan volgen. ››

188

Page 191: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

AanbevelingBied gerichte voorlichting aan het mbo over de rechten en plichten die voortvloeien uit het recht op gelijke behandeling van leerlingen met een beperking en passend onderwijs. Onderzoek of zich vergelijkbare problemen voordoen bij andere onderwijsinstellingen.

Pilot dyscalculie met formulekaart gestart

Het College voor Examens startte in 2013 met een pilot dyscalculie: een proef met het gebruik van een door datzelfde college ontwikkelde ‘formulekaart’. Leerlingen met een rekenstoornis (dyscalculie) mogen deze kaart gebruiken bij het onderwijs en het eindexamen wiskunde en economie. De pilot is een reactie op Kamervragen en op verschillende oordelen van het College voor de Rechten van de Mens. Het College oordeelde dat het in strijd is met de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte om geen formulekaart

toe te staan tijdens het eindexamen terwijl dit tijdens schoolonderzoeken wel mag. Het College voor Examens verbood het gebruik van formulekaarten tijdens het eindexamen omdat het deze leerlingen zou bevoordelen. Scholen en leerlingen kwamen zo in de knel tussen de verschillende regels. Het College voor Examens ontwikkelde vervolgens een eigen formule­kaart, die leerlingen met een rekenstoornis niet bevoordeelt. Als deze bevalt, kunnen alle scholen deze gebruiken. ■

189

Page 192: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Seksuele diversiteit

de Tweede Kamer heeft de minister van OCW de Onderwijsinspectie in maart 2014 gevraagd te onder­zoeken of scholen zich aan de verplichting houden. De resultaten worden in 2016 verwacht.

Het onderwerp emancipatie van LHBT­jongeren kan beter in het onderwijs geïntegreerd worden als het gekoppeld wordt aan mensenrechten. Deskundigheidsbevordering van docenten ten aanzien van de rechten van de mens is daarvoor noodzakelijk. ■

Sinds 2012 moeten scholen in het basis­ en voortgezet onderwijs aandacht besteden aan seksualiteit en seksuele diversiteit. Uit onderzoek blijkt echter dat 59% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs in 2013 géén voorlichting kreeg over seksuele diversiteit. Volgens het COC heeft driekwart van de LHBT­jongeren (lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders) last van pestgedrag vanwege hun seksuele identiteit. Maar 5% van de middelbare scholieren vindt dat je op school tegenover iedereen uit de kast kunt komen. Op aandringen van

190

Page 193: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

De WGBH/CZ verplicht scholen na aanmelding van een leerling met een beperking gedegen te onderzoeken of ze die leerling kunnen plaatsen. Een school mag alleen weigeren als ze kan aantonen dat de ondersteuning echt teveel gevraagd is.

191

Page 194: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Richtingvrije scholen

OCW heeft dit advies overgenomen en wil nog deze kabinetsperiode een wetsvoorstel indienen om ‘richtingvrij onderwijs’ mogelijk te maken. Dit is een positieve stap binnen het recht op onderwijs, zoals opgenomen in mensenrechtenverdragen en uitgelegd door het VN­Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Onderwijs dient beschikbaar, toegankelijk, aanvaardbaar en flexibel (‘available, accessible, acceptable, adaptable’) te zijn. De mogelijk­heid nieuwe scholen op te richten geeft invulling aan de aanvaardbaarheid en flexibiliteit omdat hierdoor meer variatie in het scholenaanbod komt. ■

In 2013 is een besluit genomen over de mogelijkheid van ‘richtingvrij onderwijs’. Artikel 23 van de Grondwet garandeert bekostiging van bijzonder onderwijs uit de openbare kas, net als bij openbaar onderwijs. Bijzonder onderwijs wordt nu uitgelegd als ‘onderwijs op gods­dienstige of levensbeschouwelijke grondslag’. Om te voldoen aan ontwikkelingen in de maatschappij, adviseert de Onderwijsraad het mogelijk te maken dat ouders een school oprichten zonder godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag. Volgens de Onderwijsraad is aanpassing van artikel 23 van de Grondwet hiervoor niet nodig. De staatssecretaris van

192

Page 195: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Mensenrechteneducatie

De staatssecretaris verwijst naar de Grondwet, univer­sele mensenrechten en kinderrechten en het belang dat alle jongeren goed begrip en besef hebben van deze fundamentele waarden. Dit kan leiden tot het uitvoeren van de eerdere aanbeveling van het College over mensenrechteneducatie in al het onderwijs. Concrete initiatieven zijn er tot nu toe nog niet. De staats­secretaris van OCW wil met het oog op de vrijheid van onderwijs niet voorschrijven hoe scholen dit moeten doen. Opname in de kerndoelen is wél belangrijk. De Onderwijsinspectie toetst kernvakken als rekenen en taal stringenter dan sociale competenties en aandacht voor maatschappelijk thema’s. ■

Het eerste Nationaal Actieplan Mensenrechten kondigt aan dat het ministerie van OCW het voorstel om mensenrechten, waaronder kinderrechten, expliciet te benoemen in de kerndoelen van het funderend onder­wijs beziet. De staatssecretaris van OCW verduidelijkt dit in een brief aan de Tweede Kamer.

In 2014 onderzoekt de staatssecretaris samen met het onderwijsveld het aanscherpen van de kerndoelen over burgerschap en het explicieter maken van mensen­rechten. Daarnaast onderschrijft de staatssecretaris de observatie in het advies van de Onderwijsraad over burgerschap (2012) dat het burgerschapsonderwijs hapert en meer ondersteuning nodig heeft. ››

193

Page 196: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Aanbeveling

Ruim uitdrukkelijk plaats in voor mensenrechteneducatie in de kerndoelen van het onderwijs.

Tref concrete maatregelen ter bevordering van de deskundigheid van docenten op het terrein van mensenrechten.

Besteed aandacht aan de rechten van LHBT-jongeren.

Kernvakken gaan nog altijd voor

In gesprekken met het College noemen scholen zelf verschillende oorzaken voor de geringe aandacht voor mensenrechten binnen het primair en voortgezet onderwijs. Zij hebben hun handen vol aan het onderwij­zen van rekenen en taal en moeten al een keuze maken uit de vele verzoeken om aan maatschappelijk thema’s aandacht te besteden. Ook is hen niet altijd duidelijk wat mensenrechteneducatie precies inhoudt en welke toegevoegde waarde het heeft. Diverse stakeholders in

het onderwijsveld met wie het College in 2013 sprak, noemden de sterke concentratie op vakken als rekenen en taal een terugkerend punt van zorg. Maar met te eenzijdige aandacht voor deze vakken komt de bredere functie van het onderwijs in de knel. In zijn advies ‘Een smalle kijk op onderwijskwaliteit. De stand van educa­tief Nederland 2013’ vraagt de Onderwijsraad meer waardering voor het bredere vakkenaanbod, waaronder ook sociale competenties en burgerschapsvorming. ■

194

Page 197: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Levensstandaard

195

Page 198: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Armoede in Nederland

sprake is van langdurige armoede. Illustratief zijn ook andere bronnen: het aantal daklozen is toegenomen en meer mensen doen een beroep op de voedselbank.

Ongeveer een derde van alle armen zijn kinderen en jongeren tot achttien jaar. In het Kinderrechtenverdrag staat dat kinderen recht hebben op een levensstan­daard die toereikend is voor hun lichamelijke, geeste­lijke, intellectuele, morele en maatschappelijke ontwikkeling. In dat licht onderzoekt de Kinderombudsman de situatie in zijn rapport ‘Kinderen in armoede’. Hij vroeg kinderen zelf hoe hun situatie is. Dit rapport geeft dan ook een beeld van de gevolgen van het opgroeien in armoede vanuit het perspectief van kinderen. Zij maken zich zorgen over hun situatie, en hebben daardoor lichamelijke en geestelijke klach­ten. Kinderen in armoede kunnen vaak maar beperkt deelnemen aan sociale activiteiten, ook welke goed voor de gezondheid zijn, zoals sporten. ■

In december 2013 brachten het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) hun jaarlijkse rapport uit over armoede in Nederland. Hierin staat uitgelegd dat armoede in westerse landen in relatie staat tot het algemene wel­vaartsniveau van de samenleving. Het rapport gebruikt twee definities van armoede. In de eerste plaats vanuit de lage­inkomensgrens die een vast koopkrachtbedrag vertegenwoordigt. De tweede definitie gaat uit van een budget: iemand is arm als hij of zij geruime tijd niet de middelen heeft om te verwerven wat minimaal nood­zakelijk is in de samenleving waarin deze persoon leeft. Deze tweede benadering kijkt niet alleen of mensen in staat zijn te voorzien in hun basisbehoeften, zoals voedsel en wonen, maar ook of mensen in de samen­leving kunnen participeren. Veel mensen die moeite hebben de rekeningen op tijd te betalen, werklozen en armen voelen zich namelijk buitengesloten van de samenleving.

De verwachting is dat de armoede in 2013 verder is toegenomen. Volgens de schattingen moesten 717.000 huishoudens in 2013 rondkomen van een inkomen onder de lage­inkomensgrens. Hierbij gaat het om 1,4 miljoen personen. De armoede is het meest toegenomen onder eenoudergezinnen, met name die met minderjarige kinderen, alleenstaanden tot 65 jaar en ouderen. In huishoudens van mensen van niet­ westerse afkomst komt veel armoede voor, waarbij vaak

196

Page 199: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Armoedebestrijding en mensenrechten

Bij het armoedebeleid in Nederland spelen mensenrechten nauwelijks een expliciete rol. In het Nationaal Actieplan Mensenrechten komen wel enkele economische en sociale rechten aan bod, maar niet het recht op een behoorlijke levensstandaard. Terwijl dat een belangrijke toegevoegde waarde zou hebben. Het armoede­ en schuldenbeleid zou erbij gebaat zijn als de bestrijding van armoede meer in het teken zou staan van de beschadigende gevolgen van armoede. Er is namelijk een samenhang tussen armoede en gezondheid: de levensverwachting van mensen met

een lager inkomen is tot bijna acht jaar lager dan die van mensen met een hoger inkomen. Armen wonen daarnaast vaker in huizen die in slechtere staat zijn.

De beleidsbrief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat vooral over de koop­kracht en heeft daarmee hoofdzakelijk een economi­sche insteek. De aandacht voor niet­materiële aspecten, zoals ontplooiing, ontwikkeling en partici­patie richt zich vooral op de situatie van kinderen in armoede. ■

197

Page 200: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

De verantwoordelijkheid van de overheid

als met elkaar in samenhang, moeten binnen de grenzen blijven die mensenrechten stellen. De overheid moet in elk geval zorgen dat maatregelen niet zorgen voor discriminatie of sociale uitsluiting en dat de meest kwetsbare groepen worden ontzien.

Het betekent dat de overheid oog moet hebben voor de mogelijke excessieve negatieve gevolgen van maat­regelen voor bepaalde groepen mensen. Ook het gelijk­heidsbeginsel van artikel 1 Grondwet brengt mee dat mensen niet alleen voor de wet gelijk moeten zijn, maar ook recht hebben op gelijke bescherming in de praktijk. Dit betekent dat gelijke gevallen gelijk moeten worden behandeld. En dat als mensen in een ongelijke positie zitten, zij ook ongelijk moeten worden behan­deld om tegemoet te komen aan dat verschil. Bijvoorbeeld: een maatregel die van iedereen een bij­drage vraagt voor kosten van medicijnen is op zichzelf neutraal, maar levert in de praktijk vooral problemen op voor mensen die chronisch ziek zijn. ■

De overheid legt veel nadruk op de rol van werk, zelf­redzaamheid en ondersteuning vanuit het eigen net­werk van mensen. Dit gaat voorbij aan de specifieke omstandigheden waarin mensen kunnen verkeren. De economische en sociale mensenrechten vragen dat de overheid initiatief neemt om het recht op een behoorlijke levensstandaard, sociale zekerheid, gezond­heid en huisvesting te garanderen. In tijden van bezuinigingen, maar ook in tijden van economisch herstel. Economische groei betekent namelijk niet per se dat de mensen die in armoede leven daarvan als eerste profiteren.

De rechten van de mens bieden een relevant kader bij het formuleren van beleid. Vanzelfsprekend hebben staten een beleidsvrijheid bij het maken van econo­misch en sociaal beleid. Maar zoals het VN­Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten duidelijk uitlegt, is die beleidsvrijheid niet onbegrensd. De verschillende beleidsmaatregelen, zowel op zichzelf

AanbevelingGebruik de rechten van de mens als kader voor het armoede- en schuldenbeleid, met oog voor de relatie tussen armoede en gezondheid, huisvesting en participatie, in gevallen waarin verbetering van de koopkracht alleen onvoldoende is.

198

Page 201: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bij de armoedebestrijding in Nederland spelen mensenrechten nauwelijks een expliciet rol. Terwijl dat een belangrijke toegevoegde waarde zou hebben. De rechten van de mens bieden een relevant kader bij het formuleren van beleid.

199

Page 202: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Internationale procedures maken relevantie mensenrechtenkader duidelijk

Het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) behandelde in 2013 twee zaken tegen Nederland op verzoek van twee non­gouvernementele organisaties. In de ene zaak gaat het om de eisen die gemeenten aan daklozen stellen om in aanmerking te komen voor opvang. In de andere over de regelingen waardoor

ongedocumenteerde migranten geen toegang hebben tot een aantal basale voorzieningen. Op 25 oktober 2013 vroeg het ECSR de Nederlandse overheid in beide zaken maatregelen te treffen om ernstige onherstelbare schade te voorkomen. Het ECSR nodigde de overheid uit om gecoördineerd beleid te voeren op

››

200

Page 203: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

AanbevelingZorg voor de meest basale voorzieningen voor daklozen en vreemdelingen zonder verblijfspapieren die in nood verkeren, conform de aanbevelingen van het Europees Comité voor Sociale Rechten.

nationaal en lokaal niveau, gericht op het verzekeren van de minimumbehoeften van mensen die zich in onmiddellijke nood bevinden. Behoeften zoals onder­dak, kleding en voedsel. Het verzoek om onmiddellijke maatregelen kreeg in verschillende gemeenten aan­dacht. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) nam een motie aan waarin de gemeenten bevestigen dat de ECSR­uitspraak van groot belang is. Zij roepen de rijksoverheid op deze uitspraak te betrek­ken bij het overleg met gemeenten en VNG, om zo goed mogelijk te voorkomen dat kwetsbare uitgeproce­deerde vreemdelingen op straat belanden.

Deze klachten tonen de schrijnende situatie waarin sommige groepen verkeren. Het ECSR hanteert pittige termen: voorkom onherstelbare schade aan de integri­teit van mensen die zich in onmiddellijk gevaar van nood bevinden. ■

201

Page 204: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

202

Page 205: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Caribisch Nederland

203

Page 206: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Levensstandaard

De armoede in de Caribische gebiedsdelen is nauw ver­bonden met andere problemen, zoals het gemiddeld lage opleidingsniveau, het bestedingspatroon, geringe werkgelegenheid, problematische huisvesting, drugs­ en alcoholverslaving en psychiatrische klachten. Voeding is duur, vooral groente en fruit. Overgewicht en daarvan afgeleide gezondheidskwesties komen veel voor en nemen ook fors toe. Omdat mensen hard moeten werken om het hoofd boven water te houden is er weinig positieve aandacht voor hun kinderen. Huiselijk geweld is een veel voorkomend probleem.

Armoede is voor veel inwoners van Caribisch Nederland (Bonaire, St. Eustatius en Saba) ook in 2013 dagelijkse realiteit. Dit concludeert de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) na haar werkbezoek aan de eilanden. Ook diverse instanties vragen uitdrukkelijk aandacht voor de problematische situatie van veel bewoners van Caribisch Nederland. Een cijferoverzicht van onderwerpen die direct van invloed zijn op het leven van de inwoners van Bonaire laat zien dat de prijzen van eerste levensbehoeften 65% hoger liggen dan in Nederland, bij een 60% lager gemiddeld inkomen. Het Belevingsonderzoek 2013 bevestigt dat koopkracht en het besteedbaar inkomen de bewoners veel zorgen baart.

Armoede grootste probleem

Ook tijdens het werkbezoek van het College voor de Rechten van de Mens aan Caribisch Nederland gaven hulpverleners aan dat armoede het grootste probleem is op de drie eilanden. Gesprekspartners schatten dat 60% van de bevolking onder de armoedegrens leeft. Terwijl volgens het Nibud een alleenstaande vrouw minimaal 1472 dollar per maand nodig heeft om nét niet arm te leven, ontvangt zij bij een dienstverband van 40 uur per week 802,48 dollar minimumloon per maand.

Armoede treft ouderen met alleen inkomsten uit de algemene ouderdomsverzekering, alleenstaande moeders die geen of weinig bijdragen ontvangen van de vader(s) van hun kinderen, arbeidsgehandicapten, immigranten die korter dan 5 jaar in Caribisch Nederland verblijven en verslaafden. De centrale over­heid heeft in 2013 verschillende initiatieven genomen, zoals de invoering van een vrijstelling van ABB (Algemene bestedingsbelasting) op eerste ››

204

Page 207: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Armoede grootste probleem

levensbehoeften (voedingsmiddelen) en het beschik­baar stellen van extra geld voor armoedebestrijding. Belangrijk is dat de centrale overheid voortdurend onderzoekt of deze maatregelen effect hebben op de levensstandaard van de inwoners van Caribisch Nederland en – indien nodig – aanvullende maat­regelen treft. ■

205

Page 208: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijschrift

Armoede is voor veel inwoners van Caribisch Nederland een dagelijkse realiteit. Volgens schattingen leeft 60% van de bevolking onder de armoedegrens. De prijzen van eerste levensbehoefte liggen 65% hoger dan in Europees Nederland bij een 60% gemiddels lager inkomen.

206

Page 209: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Gelijkheidsbeginsel op Caribisch Nederland

Het blijkt ook in 2013 voor veel mensen onduidelijk waarom Nederlandse regelgeving wel of niet van toe­passing is op de eilanden. Bij de transitie in 2010 is besloten de Nederlands­Antilliaanse wetgeving die op de drie eilanden van kracht was zoveel mogelijk te handhaven. Tot de evaluatie in 2015 zou er ‘legislatieve terughoudendheid’ zijn. Specifieke maatregelen op basis van de omstandigheden op de eilanden zijn mogelijk op basis van de zogeheten ‘differentiatie­bepaling’. Tijdens het werkbezoek van het College gaven lokale contacten uit zowel de overheid als het maatschappelijk middenveld aan dat zij hier een zekere mate van willekeur ervaren.

In 2013 is begonnen aan de voorbereiding van de eva­luatie van de staatkundige structuur van de eilanden. Gedeputeerden van de openbare lichamen en een afvaardiging van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn

overeengekomen dat de evaluatie mensenrechten in de brede zin van het woord meeneemt in haar werkzaam­heden. Ook de toepassing van het gelijkheidsbeginsel zou hierin een expliciete rol moeten spelen. ■

AanbevelingMaak inzichtelijk of en op welke wijze bij de afweging voor het invoeren, aanpassen of handhaven van wet- en regelgeving in Caribisch Nederland toetsing aan het gelijkheidsbeginsel van artikel 1 Grondwet heeft plaatsgevonden.

207

Page 210: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Strafrechtelijke onderwerpen

Het aantal gedetineerden per 100.000 inwoners (de ‘detentieratio’) in Caribisch Nederland is zeer hoog in vergelijking met het Europese deel van Nederland en met andere landen. De Rijksvertegenwoordiger consta­teert dat op Bonaire, St. Eustatius en Saba de nadruk ligt op repressie in plaats van preventie. Tijdens het werkbezoek viel het verschil op tussen de investeringen

in nieuwe gevangenissen en politiebureaus en de lage prioriteit die preventie krijgt. TBS­regelgeving ontbreekt en forensische zorg is slechts beperkt mogelijk. In Caribisch Nederland geldt nog steeds de Krankzinnigenwet die in het Europese gedeelte gold tot de invoering van de Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Bopz, 1994). ››

208

Page 211: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Strafrechtelijke onderwerpen

AanbevelingTen aanzien van strafrecht en penitentiair recht:

a. Investeer in alternatieven voor de vrijheidsstraf.

b. Verhoog de inzet voor forensische zorg.

c. Voer TBS-regelgeving en de mogelijkheid een PIJ-maatregel op te leggen in.

d. Garandeer in heel Caribisch Nederland het recht op toegang tot een advocaat voor verdachten en gedetineerden.

e. Garandeer het recht op respect voor familie leven van verdachten en gedetineerden.

In Caribisch Nederland ontbreekt afzonderlijk jeugd­strafrecht en de mogelijkheid tot het opleggen van een PIJ­maatregel (Plaatsing In Jeugdinrichting). Er is geen jeugdinrichting, wel een jongvolwassenen afdeling binnen de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN) Bonaire. Het is waarschijnlijk dat het ontbreken van deze regelgeving in Caribisch Nederland bijdraagt aan de hoge detentieratio. In ieder geval stelt het de lokale instanties voor problemen. Het is nauwelijks mogelijk alternatieve straffen voor vrijheidsbeneming op te leggen. Een hoog percentage van de

delinquenten heeft een psychische stoornis of een ver­standelijke beperking. Veel van hen hebben intensieve zorg of behandeling nodig, terwijl de mogelijkheden daarvoor in Caribisch Nederland ontbreken.

De zorgpunten die het College in zijn vorige Jaarlijkse Rapportage noemde over de rechten van verdachten en gedetineerden uit Saba en Sint Eustatius, met name het recht op toegang tot een advocaat (art. 6 EVRM) en het recht op respect voor familieleven (art. 8 EVRM) bestaan nog steeds. ■

209

Page 212: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

‘Het is hier geen Afrika, maar het komt wel in de buurt’

Siegfrido Marchena (51) woont in de wijk Tera Cora op Bonaire. Als er werk is, doet hij karweitjes in de bouw voor 600 Amerikaanse dollar (435 euro) per maand. Hij krijgt tweewekelijks 60 dollar ‘onderstand’ (uitkering), maar hier kan hij niet van leven. Daarom woont hij bij zijn moeder. Van haar pensioen kunnen ze net de huur betalen. Genoeg geld voor dagelijkse boodschappen is er niet, vandaag heeft hij nog niks gegeten. Anders dan de meeste Bonairianen praat Siegfrido openhartig over de armoede waarin hij leeft: ‘Het is moeilijk, echt moeilijk’, verzucht hij. De criminaliteit in zijn buurt is hoog: ‘Jongeren dealen drugs. Ze willen meer verdienen. Niet alleen om een scooter te kopen, maar ook om voor hun ouders en grootouders te zorgen.’ Siegfrido kon zijn zes kinderen niet onderhouden, daarom wonen ze nu bij hun groot­ouders. Hij maakt zich zorgen om hun toekomst: ‘Ik zeg ze altijd dat ze hun best moeten doen op school, zodat ze later genoeg verdienen.’ ‘Vroeger hadden we ook weinig, maar sinds de invoering van de dollar in 2010 is het leven op Bonaire veel duurder, en zijn er allemaal Nederlandse regels. We hebben wel de lasten maar niet de lusten.’ Goed is dat men gratis naar de tandarts en dokter kan, en kinderen naar school kunnen. ‘Maar sommige kinderen hebben geen eten, geen zeep en geen tand pasta. Water is ook erg duur op het eiland, daarom spoelen we de wc niet vaak.’ Door de zichtbare verschillen tussen rijk en arm heerst er spanning onder de bevolking.

210

Page 213: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijlagen

211

Page 214: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

ABB Algemene bestedingsbelasting

ACVZ Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken

AIVD Algemene Inlichtingen­ en Veiligheidsdienst

AMvB algemene maatregel van bestuur

AMK Advies­ en Meldpunt Kindermishandeling

AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AWGB Algemene Wet Gelijke Behandeling

BES Bonaire, St. Eustatius en Saba (Caribisch Nederland)

BMA Bureau Medische Advisering

Bopz Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen

BZK Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CAT Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende behandeling of bestraffing

Cbp College bescherming persoonsgegevens

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek

CED Convention for the Protection of All Persons from Enforced Disappearance

CERD Committee on the Elimination of Racial Discrimination

CPT Comité ter Preventie van Foltering / Committee for the Prevention of Torture

CRPD Internationaal Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap

CRvB Centrale Raad van Beroep

CTIVD Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen­ en veiligheidsdiensten

ECPO Evaluatie­ en adviescommissie Passend Onderwijs

ECRI Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie

Bijlage 1

Afkortingen

212

Page 215: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

ECSR Europees Comité inzake Sociale Rechten

EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EPD Elektronisch Patiëntendossier

EU Europese Unie

EVRM Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

FCNM Kaderverdrag over de bescherming van nationale minderheden / Framework Convention for the Protection of National Minorities

GRETA Group of Experts on Action against Trafficking in Human Beings

Gw Grondwet

HR Hoge Raad

IDO Interdepartementaal Overleg

IGZ Inspectie voor de Gezondheidszorg

ILO Internationale Arbeidsorganisatie / International Labour Organisation

IND Immigratie­ en Naturalisatiedienst

IVBPR Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten

IVESCR Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten

IVRK Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind

JCS Justitieel Centrum Schiphol

JICN Justitiële Inrichting Caribisch Nederland

LHBT Lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders

LSP Landelijk Schakelpunt

MIVD Militaire Inlichtingen­ en Veiligheidsdienst

NFI Nederlands Forensisch Instituut

Ngo non­gouvernementele organisatie

NSA National Security Agency

NSO Nationale Sigint Organisatie

NVvR Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak

OCW Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

213

Page 216: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

OM Openbaar Ministerie

OVSE Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa

PIJ Plaatsing In Jeugdinrichting

PVP patiëntenvertrouwenspersoon

RSJ Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

RvE Raad van Europa

SCP Sociaal Cultureel Planbureau

SER Sociaal­Economische Raad

SHG Steunpunt Huiselijk Geweld

SZW Sociale Zaken en Werkgelegenheid

UNHCR Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen / United Nations High Commissioner for Refugees

UPR Universal Periodic Review

UVRM Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)

UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VGZ Volksgezondheidszorg

VN Verenigde Naties

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten

V&J Veiligheid en Justitie

VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport

VZVZ Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie

Wbp Wet bescherming persoonsgegevens

Wiv Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten

Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

WGBH/CZ Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte

WODC Wetenschappelijk Onderzoek­ en Documentatiecentrum

ZSM Zo snel, slim, selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk

zzp zorgzwaartepakketten

214

Page 217: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Bijlage 2

Stakeholders internetconsultatie d.d. december 2013

De volgende organisaties hebben een reactie ingediend n.a.v. de internetconsultatie:

■■ Advokatenkantoor Lesquillier■■ Afrikaans Europese Vrouwenbeweging ‘Sophiedela’■■ Amnesty International Nederland■■ ANBO■■ Atria■■ Burgerrechtenvereniging Vrijbit■■ COC Nederland■■ Denktank Dewanand ■■ Expertisecentrum handicap + studie■■ Free Press Unlimited■■ Humanistisch Verbond■■ Ieder(in) ■■ Initiatiefgroep Eigen Regie■■ Johannes Wier Stichting voor Mensenrechten en Gezondheidszorg

■■ Justitia et Pax■■ Landelijk Platform Slavernijverleden■■ Multi Management Service■■ Nationaal Rapporteur Mensenhandel

■■ Nationale Ombudsman■■ Per Saldo■■ Pharos■■ Prof. mr.drs. M.P. de Jong, Hoogleraar Jeugdrecht en Kinderrechten, Universiteit van Leiden

■■ ROC Friese Poort■■ Sociaal en Cultureel Planbureau■■ Stichting ATD Vierde Wereld Nederland■■ Stichting Fairwork■■ Stichting Privacy First ■■ Stichting Transgender Netwerk Nederland■■ Studie­ en Informatiecentrum Mensenrechten (Universiteit Utrecht)

■■ Tiedragon■■ Tiye International■■ Verenigd Links■■ VluchtelingenWerk Nederland■■ Vreerwerk■■ Vrouwen Tegen Uitzetting

Het College heeft aanvullend vier reacties van particulieren ontvangen.

215

Page 218: Mensenrechten in Nederland, rapport 2013

Colofon

Dit is een uitgave van het College voor de Rechten van de Mens College voor de Rechten van de MensKleinesingel 1­3Postbus 160013500 DA Utrecht030 888 38 [email protected] Voor vragen kunt u een mail sturen of bellen.

Fotografie omslag: Peter Hilz / HHpagina 155: Wolf / Laif / HHpagina 179: Frank Muller / HH

Publicatiedatum: juli 2014

216