Memorandum Sociale Verkiezingen 2016...50werknemers tewerkstellen (artikel 49 Wet van 4 augustus...

49
Memorandum Sociale Verkiezingen 2016

Transcript of Memorandum Sociale Verkiezingen 2016...50werknemers tewerkstellen (artikel 49 Wet van 4 augustus...

Memorandum

Sociale Verkiezingen 2016

2

Inhoudstafel

1 Waarom Sociale Verkiezingen? .................................................................................5

2 Digitale communicatie ................................................................................................6

3 Wanneer Sociale Verkiezingen? ................................................................................7

4 Waar Sociale Verkiezingen?.......................................................................................8

4.1 Principes................................................................................................................................ 8

4.2 Het begrip onderneming........................................................................................................ 9

4.3 Het begrip werknemer......................................................................................................... 12

4.4 Het begrip gewoonlijke gemiddelde tewerkstelling ............................................................. 14

4.5 Bijzonder geval: nieuwe ondernemingen............................................................................ 16

4.6 De ondernemingen die vrijgesteld zijn van de verplichting Sociale Verkiezingen te

organiseren ....................................................................................................................... 16

4.6.1 Toepassingsgevallen............................................................................................... 16

4.6.2 Procedure................................................................................................................ 17

5 Verkiezingsprocedure...............................................................................................18

5.1 Vóór dag X: de voorafgaande handelingen.................................................................... 19

5.1.1 X – 60: informatie .................................................................................................... 19

5.1.2 Van dag X – 60 tot X – 35: raadpleging .................................................................. 21

5.1.3 Dag X – 35: schriftelijke mededeling....................................................................... 22

5.1.4 Van dag X – 35 tot dag X – 28: mogelijkheid tot beroep......................................... 23

5.2 Dag X: voorbereiding van de verkiezingshandelingen ................................................. 24

5.2.1 Datum en uurregeling van de verkiezingen ............................................................ 25

5.2.2 Adres en benaming van de technische bedrijfseenheden...................................... 25

5.2.3 Het aantal mandaten per orgaan en per categorie ................................................. 25

5.2.4 De voorlopige kiezerslijsten .................................................................................... 28

3

5.2.5 Lijst van de leden van het leidinggevend personeel ............................................... 29

5.2.6 Lijst van kaderleden ................................................................................................ 29

5.2.7 Data die voortkomen uit de verkiezingsprocedure.................................................. 29

5.2.8 Personen of diensten belast met het overhandigen/versturen van de

oproepingsbrieven voor de verkiezingen ................................................................. 29

5.3 Tussen dag X en dag Y ..................................................................................................... 30

5.3.1 Bezwaren tegen de gegevens vermeld in het bericht ......................................... 30

5.3.2 Definitieve sluiting van de lijsten ......................................................................... 31

5.3.3 Voorstelling van de kandidaten ........................................................................... 31

5.3.4 Van X + 35 tot X + 80: Klachten en beroepen tegen de kandidatenlijsten.......... 37

5.3.5 Stembureaus....................................................................................................... 39

5.3.6 Verbetering naam................................................................................................ 40

5.3.7 Definitieve afsluiting van de kandidatenlijsten .................................................... 40

5.3.8 Het opmaken van de stembiljetten...................................................................... 41

5.3.9 Aanpassing van de kiezerslijsten........................................................................ 41

5.3.10 Oproeping voor de verkiezingen ......................................................................... 41

5.3.11 Schorsing van de procedure ............................................................................... 42

5.4 Op dag Y: stemverrichtingen ........................................................................................... 42

5.4.1 Het stemmen........................................................................................................... 43

5.4.2 Afsluiting van de stemming ..................................................................................... 43

5.4.3 De stemopneming ................................................................................................... 44

5.4.4 Verdeling van de mandaten en aanwijzing van de gekozenen............................... 44

5.4.5 Afsluiten van het proces-verbaal............................................................................. 45

5.4.6 Statistische steekkaart ............................................................................................ 45

5.4.7 Aanplakking van de uitslag ..................................................................................... 45

4

5.4.8 Na dag Y: beroepen tegen de verkiezingen ........................................................... 50

5.4.9 Eerste bijeenroeping van de nieuwe OR of CPBW ................................................ 50

6 De schepping van nieuwe functies en verlies van de leidinggevende functie als werknemersafgevaardigde ......................................................................................52

BIJLAGE I: Overzicht procedure Sociale Verkiezingen 48

BIJLAGE II: Overzicht beroepsmogelijkheden Sociale Verkiezingen 49

5

1 Waarom Sociale Verkiezingen?

In principe worden er om de vier jaar Sociale Verkiezingen georganiseerd met het oog op

de oprichting van een Ondernemingsraad en van een Comité voor Preventie en

Bescherming op het Werk.

De Ondernemingsraad (“OR”) is voornamelijk een orgaan dat geïnformeerd en

geconsulteerd wordt op sociaal en economisch vlak. Haar bevoegdheden worden

hoofdzakelijk geregeld door de Wet van 20 september 1948 houdende de organisatie van

het bedrijfsleven, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972 houdende

ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve

arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden en door het Koninklijk Besluit

van 27 november 1973 houdende reglementering van de economische en financiële

inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden.

Het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (“CPBW”) is een

(consultatie)orgaan dat voornamelijk instaat voor het vrijwaren van de veiligheid van

de werknemers tijdens de uitvoering van hun werk. Haar bevoegdheden zijn in

hoofdzaak omschreven door de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de

werknemers bij de uitvoering van hun werk, door de Codex Welzijn1 en door de Wet van

20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs2.

De verkiezingen voor deze twee organen worden tijdens dezelfde periode georganiseerd.

De verkiezingsprocedures zijn identiek en lopen samen.

De bepalingen met betrekking tot de oprichting en het functioneren van deze organen zijn

van openbare orde3.

De procedure in het kader van de Sociale Verkiezingen van 2016 wordt voortaan geregeld

in één wet, de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen4, zoals

aangepast door de Wet van 2 juni 20155. Net zoals bij de vorige Sociale Verkiezingen

(2012) is de procedure van de Sociale Verkiezingen vastgelegd bij wet (terwijl het voordien

gebruikelijk was om dit bij koninklijk besluit vast te leggen). Anders dan bij de vorige

Sociale Verkiezingen staan alle bepalingen in één zelfde wet; deze wet beoogt

voornamelijk de organisatie van de verkiezingen te regelen en te vereenvoudigen. Ten

opzichte van de vorige Sociale Verkiezingen is evenwel geen sprake van substantiële

wijzigingen.

1

Onder invloed van Europese ontwikkelingen werd besloten om de Besluiten van de Regent van 1 februari 1946 en 27

september 1947 houdende het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (A.R.A.B), die van oudsher de

Belgische reglementering inzake gezondheid en veiligheid van de werknemers bundelde, geleidelijk aan te vervangen door de invoering van de Codex over het welzijn op het werk (“Codex Welzijn”). De Wet van 4 augustus 1996

betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (“Welzijnswet”) schept een kader waarin de

uitvoeringsbesluiten genomen worden. Deze uitvoeringsbesluiten worden thans voor het merendeel gebundeld in de Codex Welzijn.

2BS 20 januari 2003.

3Geen enkel akkoord, zelfs niet bekrachtigd door een collectieve arbeidsovereenkomst, kan een werkgever rechtsgeldig ontslaan van zijn verplichting tot het organiseren van Sociale Verkiezingen (zie Arbrb. Turnhout, 22 februari 1995, A.R.

nr. 19.410; Arbrb. Gent, 16 maart 1995, A.R. nr. 117568/95).4

Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, BS 7 december 2007 (“Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen”).

5Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, van de wet

van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en van de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, BS 22 juni 2015 (“Wet van 2 juni 2015”).

6

2 Digitale communicatie

Een groot deel van de wijzigingen die de Wet van 2 juni 2015 tot stand heeft gebracht, is

gericht op de verdere informatisering van de verkiezingsprocedure. Het is met het oog op

uniformiteit en vereenvoudiging van de procedure van de Sociale Verkiezingen, dat

verschillende digitale middelen ter beschikking staan voor ondernemingen.

Vooreerst zijn een aantal modelformulieren, die door ondernemingen gebruikt kunnen

worden voor de Sociale Verkiezingen, beschikbaar op de website van de Federale

Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg (“FOD WASO”). Nieuw voor

de Sociale Verkiezingen 2016 is het ter beschikking stellen van bijkomende

modelformulieren voor de ondernemingen, alsook modelformulieren waarvan het gebruik

uitsluitend aan de representatieve werknemersorganisaties toekomt. De modellen die

werden bijgevoegd bij de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen

hebben een verplichtend karakter6.

Daarnaast is eveneens voorzien in een e-Box, wat een beveiligde elektronische

brievenbus is waarmee de instellingen van de Sociale Zekerheid documenten, meldingen

en taken doorsturen naar ondernemingen. Deze e-Box heeft als voordeel dat de

verzendingen gebeuren via een beveiligd kanaal, deze rechtstreeks naar de

contactpersoon van de Sociale Verkiezingen in de onderneming worden verstuurd en alle

verzendingen gedurende de ganse verkiezingsperiode worden bewaard. Tijdens de

Sociale Verkiezingen zal informatie omtrent de inlogcodes (dossiernummer en paswoord)

voor de webapplicatie, informatieve brochures en documenten en meldingen alsook

herinneringen betreffende de verschillende fases van de verkiezingsprocedure via deze e-

Box worden verstuurd.

Tenslotte wordt net, zoals tijdens de vorige Sociale Verkiezingen, door de FOD WASO een

webapplicatie ter beschikking gesteld voor de ondernemingen. Deze laat de

ondernemingen toe om de wettelijk verplichte documenten en statistieken digitaal te

versturen naar de FOD WASO en/of naar de representatieve werknemersorganisaties.

Een nieuwigheid die de Wet van 2 juni 2015 tot stand heeft gebracht, is dat het voor de

representatieve werknemersorganisaties mogelijk zal zijn om de kandidatenlijsten (met

uitzondering van kandidatenlijsten voor kaderleden) via de webapplicatie in te dienen.

6

Naast de modelformulieren die als bijlage gaan bij de wet, worden er ook modellen voorzien die geen verplichtend

karakter hebben en eveneens aangeboden worden op de website van de FOD WASO, als hulpmiddel voor de ondernemingen.

7

3 Wanneer Sociale Verkiezingen?

De Sociale Verkiezingen vinden, in principe, om de vier jaar plaats. De volgende Sociale

Verkiezingen zullen plaatsvinden tussen 9 en 22 mei 20167.

Opgemerkt dient te worden dat de arbeidsgerechten de werkgevers die hun wettelijke

verplichtingen niet naleven om binnen de bij wet bepaalde periode verkiezingen te

organiseren, kunnen veroordelen tot de organisatie van deze verkiezingen, ook al is de

daartoe voorziene periode verstreken8.

7

Art. 5 van de Wet van 2 juni 2015. 8

Cass. 30 juni 1986, R.W. 1986-87, 645; Cass. 9 oktober 1989, J.T.T. 1989, 452.

8

4 Waar Sociale Verkiezingen?

4.1 Principes

Het ondernemingshoofd moet het initiatief nemen om een OR en een CPBW op te

richten. Het ondernemingshoofd bepaalt in eerste instantie zelf of zijn onderneming alle

door de wet gestelde voorwaarden voor de oprichting van deze organen vervult.

Volgens de wet moet er een OR worden ingesteld in alle ondernemingen die gewoonlijk

een gemiddelde van ten minste 50 werknemers tewerkstellen (artikel 14 van de Wet van

20 september 1948).

Het cijfer van 50 is evenwel niet meer dan een streefcijfer en in afwijking van artikel 14 van

de Wet van 20 september 1948 behoudt de Wet van 4 december 20079 de drempel van

100 werknemers voor de aanstelling van de OR of de vernieuwing van zijn leden, zoals dit

reeds het geval was tijdens de Sociale Verkiezingen van 2012.

Er moeten dus enkel Sociale Verkiezingen worden georganiseerd voor de oprichting van

een OR in de ondernemingen die gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 100

werknemers tewerkstellen10.

Niettemin moet er ook een OR opgericht worden in alle ondernemingen waar er bij de

vorige verkiezingen een OR werd opgericht of had moeten opgericht worden en op

voorwaarde dat de onderneming steeds ten minste 50 werknemers tewerkstelt11.

Evenwel moet er in de ondernemingen, die minder dan 100 werknemers tewerkstellen en

waar op basis van voormelde regel een OR moet opgericht worden, niet worden

overgegaan tot de verkiezing van de leden. Hun mandaat wordt uitgeoefend door de

personeelsafgevaardigden verkozen in het CPBW. Dit betekent evenwel niet dat er

maar één orgaan bestaat en dat het CPBW de functies van de OR uitoefent. De twee

organen moeten afzonderlijk blijven functioneren conform de bepalingen die op hen

toepasselijk zijn12.

Samengevat:

(i) Een OR moet worden opgericht in de ondernemingen die gewoonlijk een

gemiddelde van ten minste 100 werknemers tewerkstellen;

(ii) Een OR moet worden opgericht in de ondernemingen waar een OR werd of had

moeten worden opgericht tijdens de Sociale Verkiezingen van 2012, voor zover zij

nog gewoonlijk een gemiddelde van ten minste 50 werknemers tewerkstellen. Het

mandaat van de personeelsafgevaardigden wordt evenwel uitgeoefend door

personeelsafgevaardigden in het comité.

Gelijktijdig met de oprichting van een OR, voorziet de Wet dat er een CPBW moet

verkozen worden in de ondernemingen die gewoonlijk een gemiddelde van ten minste

50 werknemers tewerkstellen (artikel 49 Wet van 4 augustus 1996).

9

Art. 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen, gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015. 10

Art. 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen, gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015.11

Art. 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen, gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015; Zie

ook advies nr. 732 van de N.A.R.; J. PIRON en P. DENIS, “Les Conseils d'Entreprises et les Comités de Sécurité et

d'Hygiène”, F.E.B. 1983; Cass., 4 januari 1980, J.T.T. 1981, 51.12

Art. 86 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen.

9

4.2 Het begrip onderneming

De verplichting om een OR en een CPBW op te richten rust op de ondernemingen die het

gemiddelde aantal werknemers voorgeschreven door de wet gewoonlijk tewerkstellen,

ongeacht of deze ondernemingen een industriële of commerciële finaliteit hebben of niet13.

Het begrip onderneming wordt in de Wet van 20 september 1948 en in de Wet van 4

augustus 1996 gedefinieerd als “de technische bedrijfseenheid (TBE), bepaald op grond

van de economische en de sociale criteria". In geval van twijfel zo stelt de wet, primeren

de sociale criteria.

De toepassing van de definitie van de TBE kan dus verschillen al naargelang de

omstandigheden voor de OR of het CPBW, in functie van het nagestreefd objectief door de

wet14. Het is inderdaad noodzakelijk rekening te houden met de concrete realiteit van de

onderneming zodat gedetermineerd kan worden of de TBE anders afgelijnd kan worden

voor de OR of voor het CPBW15. Het begrip TBE voor de OR en het CPBW is immers niet

noodzakelijk hetzelfde16. Het komt toe aan de vakorganisatie, als eisende partij, om het

bewijs te leveren waarom de TBE anders moet worden afgebakend voor de OR dan voor

de CPBW17.

Voor de Sociale Verkiezingen dient men dus rekening te houden met de onderneming als

TBE en niet met de onderneming als juridische entiteit18.

Concreet betekent dit dat een onderneming als juridische entiteit kan samengesteld zijn

uit verschillende TBE's19 en dat het dus mogelijk is dat er verschillende OR’s en CPBW's

worden opgericht binnen één juridische entiteit.

De autonomie van de TBE moet op twee vlakken onderzocht worden: de economische

autonomie en de sociale autonomie. In geval van twijfel over de economische criteria,

heeft de wetgever uitdrukkelijk bepaald dat de sociale criteria primeren20. Dit betekent

echter niet dat wanneer er geen twijfel bestaat over de economische samenhang, de

Arbeidsrechtbank de sociale criteria niet zou moeten onderzoeken21. De rechtspraak heeft

13

Artikel 6, § 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen.14

Arbrb. Turnhout (1e

k.) 29 juni 2012, A.R. 12/598/A; Arbrb. Turnhout (1e

k.) 6 februari 2012, A.R. 12/82/A; Arbrb.

Turnhout (1e

k.) 8 februari 2012, A.R. 12/128/A. 15

Arbrb. Turnhout (1e k.) 6 februari 2012, A.R. nr. 12/82/A. Zie ook m.b.t. de vorige Sociale Verkiezingen: Arbrb. Veurne

(1ste

k.) 13 maart 2008, A.R. nr. 08/52; Arbrb. Gent (9de

k.) 1 februari 2008, A.R. nr. 08/72; Arbrb. Brussel (25ste

k.) 29

januari 2008, A.R. nr. 565/08.16

Arbrb. Luik (12e

k.) 6 februari 2012, A.R. 404079. Tijdens de Sociale Verkiezingen van 2000 was dit onderscheid niet

steeds even duidelijk. De reden die ten grondslag ligt aan dit onderscheid is het standpunt van de vakbonden dat

efficiënt sociaal overleg zo nauw mogelijk moet aansluiten bij de realiteit binnen de onderneming. Het beleid over het welzijn en de veiligheid voor werknemers wordt vaak gedecentraliseerd tot op het niveau van een vestiging van een

onderneming. Overleg over o.a. arbeidsvoorwaarden daarentegen, kan eerder op centraal niveau georganiseerd

worden. 17

Arbrb. Nijvel (1e

k.) 10 februari 2012, A.R 12/25/A en 12/34/A.18

De notie technische bedrijfseenheid primeert. Zie Arbrb. Hasselt (1e

k.) 3 februari 2012, A.R. nr. 2120156.19

Arbrb. Kortrijk (2e

k.) 7 maart 2012, A.R. 12/55/A. 20

Art. 14 van de de Wet van 20 september 1948 (voor de ondernemingsraad). Zie ook Arbrb. Hasselt (1e

k.) 3 februari

2012, A.R. 2120156; Arbrb. Gent (6de

k.) 15 maart 2008, A.R. nr. 08/71; Arbrb. Luik(10de

k.) 12 februari 2008, A.R. nr.

372.508. 21

Arbrb. Nijvel (1e

k.) 10 februari 2012, A.R. 12/25/A en 12/34/A.

10

zelfs bevestigd dat het volstaat dat er sociale autonomie is om te kunnen spreken van een

TBE, ook bij afwezigheid van elke economische autonomie22.

De economische autonomie veronderstelt dat de directie van de exploitatiezetel of van

de afdeling redelijk onafhankelijk opereert t.o.v. de hele onderneming als juridische entiteit.

Die relatieve onafhankelijkheid wordt versterkt door andere feiten, zoals het feit dat de

productie- en distributieactiviteiten van de onderneming verschillende technische

karakteristieken vertonen.

Volgens de rechtspraak kan de exploitatiezetel als economisch autonoom worden

beschouwd van zodra de exploitatiezetel een zekere onafhankelijkheid vertoont ten

opzichte van de juridische entiteit.

Dit betekent:

één boekhouding;

één administratie;

eigen briefpapier;

afzonderlijk informaticasysteem;

eigen aankoopbeleid.

De sociale autonomie volgt uit de volgende sociale criteria die het toelaten een

onderscheid te maken tussen de juridische entiteit en de TBE:

de professionele, geografische of culturele milieus;

geografische spreiding23;

de gebruikte taal24;

een verschillende bedrijfspolitiek, rekrutering, promotie, vooruitgang,

beloningspolitiek25;

onderscheiden overlegorganen;

verschillende CAO's;

verschillende arbeidsreglementen.

Volgens de rechtspraak hoeft de Arbeidsrechtbank zich niet te beperken tot de

economische en sociale gegevens die op dag X-35 bestaan26. De rechtbank mag dus

22

Cass. 17 november 1979, R.W. 1979-80, 2600; Arbrb. Turnhout (1e

k.) 6 februari 2012, A.R. 12/82/A; Arbrb. Turnhout (1

ek.) 8 februari 2012, A.R. 12/128/A; Arbrb. Brussel (33

ek.) 10 februari 2012, A.R. 12/775/A; Arbrb. Namen (1

ek.) 10

februari 2012, A.R. 12/253/A. Zie ook T. Claeys, "Chronique de jurisprudence les élections sociales 1995", J.T.T. 1996,

452 citerend Arbrb. Charleroi, 14 maart 1995, A.R. nr. 8326/HR; Cass., 22 oktober 1979, Pas. 1980, I, 242. 23

Er zal sneller besloten worden tot sociale samenhang wanneer de personeelsleden werkzaam zijn in hetzelfde gebouw.

Zie Arbrb. Brussel (22e k.) 1 februari 2012, A.R. 12/496/A. Toch is de geografische spreiding niet steeds even relevant

en zal rekening gehouden worden met de bedrijfsactiviteit of de activiteiten van de onderneming. Zie Abrb. Nijvel (1e k.) 10 februari 2012, A.R. 12/25/A en 12/34/A. Zo ook leiden grote afstanden niet altijd tot de conclusie dat er geen sociale

samenhang zou zijn. Zie Arbrb. Kortkrijk (2e k.) 14 maart 2012, A.R. 12/867/A. 24

De Arbeidsrechtbank van Brussel heeft het taalgebruik gerelativeerd als criterium: Arbrb. Brussel (25ste k.) 22 februari 2008, A.R. nr. 1085/08. Daarentegen heeft de Arbeidsrechtbank van Gent wel de pertinentie van de gebruikte taal

aanvaard: Arbrb. Gent (1ste k.) 11 februari 2008, A.R. nr. 08/165/A. De Arbeidsrechtbank van Brussel heeft in lijn met

haar rechtspraak van 2008, ook voor de verkiezingseditie van 2012 het taalgebruik afgewezen als criterium. Zie Arbrb. Brussel (33

ek.) 10 februari 2012, A.R. 12/775/A.

25Bijvoorbeeld een gemeenschappelijk personeels- en HR- beleid. Zie Arbrb. Kortrijk, (afd. Roeselaere, 8

ek.) 28 maart

2012, A.R. 12/135/A. 26

Cass. 24 februari 1992, R.W. 1992-93, 560.

11

rekening houden met toekomstige evoluties, maar enkel als de verwezenlijking ervan

zeker is27.

Om te vermijden dat het vereiste aantal werknemers niet zou bereikt worden door een (al

dan niet artificiële) opdeling van de onderneming in meerdere TBE’s, heeft de Wet

uitdrukkelijk bepaald dat de onderneming er eveneens toe verplicht is een OR op te richten

wanneer ze als juridische entiteit ten minste 50/100 werknemers tewerkstelt

(afhankelijk of het gaat om de oprichting van een OR of een CPBW) en welke ook het

aantal werknemers is dat tewerkgesteld wordt in ieder van haar zetels (artikel 14, § 2 a van

de Wet van 20 september 1948 en artikel 50, § 1 van de Wet van 4 augustus 1996).

Tenslotte bepaalt artikel 8 van de Wet van 4 december 2007 dat indien een onderneming

als juridische entiteit verscheidene TBE's omvat en één van deze niet aan de norm

voldoet van 50 werknemers voor het CPBW en/of 100 werknemers voor de OR, deze

TBE (i) ofwel moet toegevoegd worden bij andere TBE's van dezelfde juridische entiteit

die evenmin het vereiste aantal werknemers bereiken ofwel moet gevoegd worden (ii) bij

een TBE van dezelfde juridische entiteit die het vereiste aantal werknemers heeft bereikt.

Daarnaast is het ook mogelijk dat verschillende juridische entiteiten samen één TBE

vormen die dan moet overgaan tot de oprichting van een OR, cq. CPBW. Ook hier wordt

naar de economische en sociale criteria gekeken met een voorrang voor de sociale

criteria. Aldus wordt verhinderd dat een onderneming Sociale Verkiezingen ontwijkt door

zich op te splitsen in diverse juridische entiteiten. De wetgever is nog verder gegaan en

heeft ter zake een wettelijk vermoeden ingesteld.

Verschillende juridische entiteiten worden namelijk vermoed, tot het tegendeel wordt

bewezen, één TBE te vormen, indien het bewijs kan worden geleverd:

(i) op economisch vlak dat ofwel deze juridische entiteiten deel uitmaken van

eenzelfde economische groep of beheerd worden door eenzelfde persoon of door

personen die onderling een economische band hebben28, ofwel deze juridische

entiteiten eenzelfde activiteit hebben of activiteiten die op elkaar afgestemd zijn29;

(ii) op sociaal vlak dat er elementen bestaan30 die wijzen op een sociale samenhang

tussen deze juridische entiteiten, zoals met name een gemeenschap van mensen

verzameld in dezelfde gebouwen of in nabije gebouwen, een gemeenschappelijk

personeelsbeheer, een gemeenschappelijk personeelsbeleid, een

arbeidsreglement of collectieve arbeidsovereenkomsten die gemeenschappelijk

zijn of die gelijkaardige bepalingen bevatten31 (artikel 14, § 2 b van de Wet van 20

september 1948 en artikel 50, § 3 van de Wet van 4 augustus 1996).

Deze voorwaarden moeten cumulatief, m.a.w. gelijktijdig, vervuld zijn32.

27

Arbrb. Brussel (22ek.) 13 februari 2012, A.R. 12/740/A en 12/746/A.

28Arbrb. Turnhout (3

dek.) 12 februari 2008, A.R. nr. 08/225/A.

29Arbrb. Antwerpen (1

stek.) 8 februari 2008, A.R. nr. 08/632/A; Arbrb. Antwerpen (1ste k.) 28 juni 2004, A.R. nr. 364.079.

Het volstaat bijgevolg dat één van de wettelijke voorwaarden vervuld zijn. Zie Arbrb. Brussel (22e

k.) 1 februari 2012,

A.R. 12/491/A. De voorwaarde inzake het economisch luik van het wettelijk vermoeden wordt door de rechtspraak snel

vervuld geacht. Zie Arbrb. Brussel (22e

k.) 1 februari 2012, A.R. 12/375/A. 30

Arbrb. Hasselt (1e k.) 4 februari 2008, A.R. nr. 2080150.

31De wettelijke lijst van sociale criteria is niet limitatief. Zie Arbrb. Namen (1

ek.) 10 februari 2012, A.R. 12/253/A.

32Arbrb. Kortrijk (afd. Roeselare, 8

ek.) 28 maart 2012, A.R. 12/135/A; Arbrb. Antwerpen (1

ek.) 10 februari 2012, A.R.

12/559/A; Arbrb. Dendermonde (afd. Aalst, 2ek.) 13 februari 2012, A.R. 12/159/A.

12

Sinds de Sociale Verkiezingen van 2004 kan dit vermoeden enkel door de

werknemers of de organisaties die hen vertegenwoordigen, worden ingeroepen33.

Wanneer het bewijs wordt geleverd van één van de voorwaarden bedoeld in (i)34 en het

bewijs van bepaalde elementen bedoeld in (ii), zullen de betrokken juridische entiteiten

beschouwd worden als één enkele TBE, behalve indien de werkgever(s) het bewijs

lever(t)(en) dat het personeelsbeheer en -beleid geen sociale criteria aan het licht brengen,

kenmerkend voor het bestaan van een TBE, zoals hierboven gedefinieerd werd. De

rechtbank moet hierbij nagaan of de ingeroepen criteria vervuld zijn tussen alle juridische

entiteiten die men wil samenvoegen35.

De bewijslast i.v.m. de afbakening van de technische bedrijfseenheid rust – in

overeenstemming met het gemeenrechtelijk principe – op de eisende partij. Het is dus de

vakorganisatie of de werknemer die de bewijslast draagt, hoewel de arbeidsgerechten de

nadruk hebben gelegd op de rol van beide procespartijen in dit verband, onverminderd de

bevestiging van het principe36.

4.3 Het begrip werknemer

Zowel de Wet van 4 augustus 1996 als de Wet van 20 september 1948 bepalen dat men

onder werknemers dient te verstaan:

de personen die tewerkgesteld zijn krachtens een arbeidsovereenkomst of

leerovereenkomst;

de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst of een

leerovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon en die

met deze werknemers zijn gelijkgesteld, bv. personen die voor een

beroepsopleiding in de onderneming geplaatst zijn door de

gemeenschapsinstellingen en onderzoekers aangeworven door het “Nationaal

Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek” of door de geassocieerde Fondsen. De

Wet van 4 december 2007 bevestigt deze gelijkstelling en breidt ze uit tot het

Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen37.

Bepaalde werknemers worden echter uitgesloten voor de berekening van de

tewerkstellingsdrempels38 en dit terwijl deze werknemers, althans wat betreft de eerste

twee categorieën wel degelijk verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst en

33

De wetgever heeft dit verschil in behandeling tussen de werkgever enerzijds en werknemer anderzijds, gerechtvaardigd

door het feit dat de werkgever, die zijn onderneming goed kent, toegang heeft tot alle elementen waarmee hij het vermoeden kan weerleggen. De werknemers en de vakbonden daarentegen kunnen het beheer van de onderneming

enkel extern benaderen. Door alleen de werknemers en de vakbonden een beroep op dit vermoeden te laten doen,

worden tot op zekere hoogte op voet van gelijkheid gesteld. De wetgever had dit voorkeursregime laten inschrijven in de Wet van 3 mei 2003, BS 16 mei 2003. Deze wet is intussen opgeheven maar het principe werd recentelijk nog

bevestigd door de rechtspraak.Arbrb. Charleroi (5de

k.) 14 maart 2008, A.R. nr. 08/279/A. Bevestigd door verschillende

uitspraken in 2012: Arbrb. Brussel (22e

k.) 1 februari 2012, A.R. 12/491/A; Arbrb. Charleroi (5e

k) 2 maart 2012, A.R. 12/215/A; Arbrb. Namen (1

ek.) 10 februari 2012, A.R. 12/253/A; Arbrb. Brussel (22

ek.) 14 februari 2012, A.R. 12/692/A.

34Arbrb. Antwerpen (1

stek.) 8 februari 2008, A.R. nr. 08/632/A; Arbrb Dendermonde (afd. Sint-Niklaas, 2de k.) 6 maart

2008, A.R. nr. 08/112/A; Arbrb. Hasselt (1ste

k.) 4 februari 2008, A.R. nr. 2080150.35

Arbrb. Antwerpen (1e

k.) 10 februari 2012, A.R. 12/559/A.36

Arbrb. Turnhout (1e

k.) 8 februari 2012, A.R. 12/128/A. 37

Art. 4, 8° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 38

Artikel 6 § 4 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, gewijzigd door art. 3 van de Wet

van 2 juni 2015. In tegenstelling tot de gelijkgestelde werknemers, die gelijkgesteld worden voor alle bepalingen

betreffende de verkiezingsprocedure, worden de uitgesloten werknemers enkel gelijkgesteld voor wat betreft de berekening van het aantal tewerkgestelde werknemers om te bepalen of een OR en/of CPBW moet worden opgericht.

13

ingeschreven zijn in het personeelsregister. Het gaat meer bepaald om de volgende

categorieën van werknemers:

de werknemers die verbonden zijn door een vervangingsovereenkomst gesloten

overeenkomstig de bepalingen van artikel 11ter van de Wet van 3 juli 1978

betreffende de arbeidsovereenkomsten39;

de uitzendkrachten die een vaste werknemer vervangen van wie de

arbeidsovereenkomst tijdelijk geschorst is40.

Het begrip werknemer is bijgevolg ruim en omvat elke persoon die verbonden is met de

onderneming krachtens een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst. Worden als

dusdanig beschouwd: de arbeiders, de bedienden met inbegrip van de kaderleden en het

leidinggevend personeel (alleen het leidinggevend personeel verbonden door een

arbeidsovereenkomst wordt als werknemer beschouwd voor de berekening van de

drempel tot oprichting van een OR of een CPBW), de handelsvertegenwoordigers, de

huisarbeiders, de studenten en de leerlingen.

Er bestaat uitvoerige rechtspraak met betrekking tot de bepaling van de werknemers die in

aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van de gewoonlijke gemiddelde

tewerkstelling. Inmiddels blijken de grootste problemen van de baan te zijn, daar het aantal

gerechtelijke betwistingen over de tewerkstellingsdrempels en over de vraag welk

personeel in aanmerking moet worden genomen, tijdens de voorbije Sociale Verkiezingen

van 2012 (net zoals tijdens de Sociale Verkiezingen van 2008), opvallend beperkt bleef.

Zo moeten de studenten41, de gesubsidieerde contractuelen die in dienst zijn van een

VZW42, de deeltijdse werknemers43, de uitzendkrachten44, tenminste wanneer zij geen

vaste werknemer vervangen wiens arbeidsovereenkomst geschorst is45, de werknemers

die afwezig zijn wegens ziekte of ongeval en de werknemers die hun opzeggingstermijn

aan het presenteren zijn, in aanmerking worden genomen. Er dient onderstreept te worden

dat het aan de eisende partij is om te bewijzen dat de vereiste aantallen bereikt zijn46.

39

Een dergelijke overeenkomst kan gesloten worden om de vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst

is geschorst (wegens vakantie, ziekte, zwangerschapsverlof enz.) te verzekeren. De vervangen werknemer telt ondanks de schorsing van de arbeidsovereenkomst wel mee voor de berekening van het gemiddeld aantal tewerkgestelde

werknemers; Arbrb. Gent (6de k.) 18 maart 2008, A.R. nr. 08/71.40

Deze uitzondering is er op gericht om een dubbeltelling bij de gebruikende onderneming te vermijden. Zie: Arbrb. Gent 5 februari 2013, T.G.R., 365; In verband met deze uitzondering zie ook: Arbrb Nijvel, 11 februari 2000, A.R. nr.

168/N/2000; Arbrb Nijvel, 25 februari 2000, A.R. nr. 268/N/2000, Ch. dr. soc, 2001, p. 520; Arbrb Brussel (25ste k.), 11

februari 2008 A.R. nr. 992/08; Arbrb Nijvel 11 februari 2000, A.R. nr. 168/N/2000. De bewijslast dat de uitzendkracht een vaste werknemer vervangt wiens arbeidsovereenkomst tijdelijk geschorst is, rust op de werkgever. Zie Arbrb. Gent

5 februari 2013, T.G.R., 365. 41

Arbrb. Brussel 17 februari 1995, A.R. nr. 78409/95, die de studenten in aanmerking neemt, zelfs wanneer zij een vaste werknemer vervangen.

42Arbrb. Doornik 4 april 1995, A.R. nr. 54242.

43Arbrb. Gent 13 februari 1995, A.R. nr. 117598/95.

44Dit volgt uit art. 25 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking

stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, BS 20 augustus 1987 (“Uitzendarbeidswet”). Zo bepaalt dit artikel

dat wanneer een wetsbepaling steunt op het aantal werknemers dat door een onderneming wordt tewerkgesteld, de uitzendkrachten ook in aanmerking worden genomen voor de berekening van de personeelsterkte bij de gebruiker. In

zijn arrest van 15 april 2013 heeft het Hof van Cassatie echter besloten dat dit niet geldt voor de onderlinge verdeling

van mandaten per werknemerscategorie. (Cass. 15 april 2013, A.R. S.12.0071.N/4). 45

Arbrb. Brugge 1 februari 1995, A.R. nr. 42783; Arbrb . Brussel (25ste

k.) 12 maart 2008, A.R. nr. 992/08; Arbrb. Bergen

(4de

k.) 3 maart 2008, A.R. nr. 08/276/A. De gebruiker dient alsook tijdens het vierde kwartaal een bijlage bij het

algemeen personeelsregister (of Dimona) bij te houden waarin de uitzendkrachten moeten worden opgenomen.46

Arbrb. Brugge 7 februari 1995, A.R. nr. 42783; Arbrb. Nijvel 14 februari 1995, A.R. nr. 118/N/95.

14

4.4 Het begrip gewoonlijke gemiddelde tewerkstelling

De wet stelt dat er een OR en een CPBW moet opgericht worden van zodra de

onderneming gewoonlijk gemiddeld ten minste 100 of 50 werknemers tewerkstelt,

naargelang het de oprichting van een OR of een CPBW betreft.

In de Wet van 4 december 2007, gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015 wordt bepaald

hoe de personeelssterkte moet berekend worden (artikel 7). Deze berekeningswijze

verschilt naargelang het om voltijdse of deeltijdse werknemers gaat.

Het gemiddeld aantal voltijds tewerkgestelde werknemers (of zij die ten minste 3/4 van

de voltijdse prestaties leveren) wordt berekend door het aantal kalenderdagen van iedere

periode die aanvangt op datum van indiensttreding en eindigt op datum van

uitdiensttreding zoals voor elke werknemer meegedeeld in het DIMONA-systeem (zoals

ingevoerd door het KB van 5 november 2002) of in het algemeen personeelsregister,

gedurende de periode van vier trimesters die het trimester voorafgaan waarin de

aanplakking geschiedt van het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt, te

delen door 365. Voor de Sociale Verkiezingen van 2016 betreft het de vier trimesters voor

dag X, zijnde tussen 9 en 22 februari 2016, dus gaat het om de vier trimesters van 2015.

Voorbeeld: 56 werknemers zijn in het DIMONA-systeem aangegeven gedurende

365 dagen; 20 werknemers zijn aangegeven gedurende 230 dagen;

Gemiddelde tewerkstelling: 365 x 56 = 20.440 kalenderdagen + 230 x 20 = 4.600 kalenderdagen;

20.440 + 4.600 = 68.6 werknemers

365

Voor de uitzendkrachten is de referentieperiode die in aanmerking moet genomen

worden voor de Sociale Verkiezingen van 2016, gelijk aan het vierde trimester van 2015.

Het aantal kalenderdagen dat zij zijn ingeschreven in de bijlage bij het personeelsregister

moet bijgevolg gedeeld worden door 92. Wanneer het werkelijk uurrooster van een

uitzendkracht niet 3/4 bereikt van het uurrooster dat het zijne zou zijn geweest indien hij

voltijds tewerkgesteld was, wordt het totaal aantal kalenderdagen waarop hij in de bijlage

bij het personeelsregister was ingeschreven of in een DIMONA verklaring vervat was,

gedeeld door 2.

Voorbeeld: 32 uitzendkrachten zijn ingeschreven tijdens het laatste trimester van

2011; 13 uitzendkrachten die 20 uur per .week werken, zijn

ingeschreven gedurende 40 dagen tijdens het laatste trimester van

2011;

Gemiddelde tewerkstelling: 32 x 31 = 992 kalenderdagen + 13 x 40 = 520 kalenderdagen;

992 = 10.7 werknemers; 520 = 260;

92 2

260 = 2.8 werknemers.

92

Wanneer voor de deeltijdse werknemers het werkelijk uurrooster niet de 3/4 bereikt van

het uurrooster dat het zijne zou zijn geweest indien hij voltijds tewerkgesteld was, wordt

het aantal kalenderdagen waarop hij in het DIMONA-systeem aangegeven werd, of, indien

hij niet onderworpen is aan het DIMONA-systeem, het totaal aantal kalenderdagen dat hij

in het personeelsregister ingeschreven werd gedurende een periode van 4 trimesters die

15

het trimester voorafgaan waarin de aanplakking geschiedt van het bericht dat de datum

van de verkiezingen aankondigt, gedeeld door 2.

Voorbeeld: 16 werknemers die 20 uur per week werken, zijn aangegeven of

ingeschreven gedurende 365 dagen;

35 werknemers die 25 uur per week werken, zijn aangegeven of

ingeschreven gedurende 28 dagen;

Gemiddelde tewerkstelling: 365 x 16 = 5840 kalenderdagen + 35 x 28 = 980 kalenderdagen;

5840 + 980 = 3410;

2

3410 = 9.3 werknemers.

365

Onder werkelijk uurrooster dient te worden verstaan de arbeidsduur die door de voltijdse

werknemer in de onderneming gewoonlijk wordt gepresteerd en niet de in de

arbeidsovereenkomst voorziene uurregeling47.

De hierboven beschreven berekeningsmethoden gelden voor de berekening van de

gemiddelde tewerkstelling van werknemers. Zij laten niet toe om het gewoonlijk

karakter van de tewerkstelling, zoals vereist door de wet, te bepalen48.

De gemiddelde tewerkstelling gedurende het jaar voorafgaand aan de Sociale

Verkiezingen is niet noodzakelijk representatief voor de gewoonlijke tewerkstelling

binnen de onderneming49. De rechtbanken kunnen dus de toepassing van de

mathematische criteria naast zich neerleggen indien deze in hoofdzaak niet zullen

beantwoorden aan de personeelsbezetting van de onderneming tijdens de volgende

sociale legislatuur50.

Diegene (werkgever of vakorganisatie) die wenst aan te tonen dat de tewerkstelling

(mathematisch berekend over de referentieperiode) niet gewoonlijk is, moet daarvan het

bewijs van leveren. Het behoort met andere woorden aan de eisende partij toe om aan te

tonen dat de rekenkundige plafonds bereikt zijn51, maar het is evenwel aan de andere

partij, die het rekenkundig resultaat naast zich neer wil leggen, om te bewijzen dat er

bijzondere omstandigheden zijn die het rechtvaardigen dat men het rekenkundig resultaat

naast zich neerlegt.

Indien er een overgang van onderneming heeft plaatsgevonden in de vier trimesters die

het trimester voorafgaan waarin de aanplakking geschiedt van het bericht dat de datum

van de verkiezingen aankondigt (zijnde tijdens 2015), moet voor de berekening van de

gewoonlijke gemiddelde tewerkstelling rekening gehouden worden met de periode na de

47

J. PIRON en P. DENIS, op cit., 340; X., “Les organes de concertation dans l'entreprise”, op cit., VI, 2/6; zie ook Arbrb. Gent, 13 februari 1995, A.R. nr. 117598/95.

48Cass., 11 januari 1982, J.T.T. 1982, 390.

49Arbrb. Dendermonde afd. Aalst (2

dek.) 1 februari 2008, A.R. nr. 08/191/A.

50Zie T. CLAEYS, "Chronique de jurisprudence élections sociales 1995", J.T.T. 1995, 449 die citeert : Arbrb. Charleroi, 14

maart 1995, A.R. nr. 8312; Arbrb. Brugge, 7 februari 1995, A.R. nr. 42783; Arbrb. Luik, 10 februari 1995, A.R. nr.

245190; Arbrb. Brussel, 8 februari 1995, A.R. nr. 78306/95; Arbrb. Brussel, 17 februari 1995, A.R. nr. 78409/95.51

Er werd uitdrukkelijk geoordeeld dat de eisende partij moet bewijzen dat de uitzendkrachten in werkelijkheid geen vaste

werknemers vervangen waarvan de arbeidsovereenkomst is geschorst, en dat ze bijgevolg moeten meegerekend

worden (Arbrb. Brugge, 7 februari 1995, A.R. nr. 42783); Arbrb. Brussel (25ste k.) 12 maart 2008, A.R. nr. 992/08; Arbrb. Bergen (4de k.) 3 maart 2008, A.R. nr. 08/276/A.

16

overgang van onderneming52. De berekening gebeurt op basis van de periode die

gesitueerd is na de overgang en door het totaal aantal kalenderdagen waarop elke

werknemer werd ingeschreven of verklaard in het personeelsregister, te delen door het

aantal kalenderdagen dat diezelfde periode telt.

Dezelfde regel is voortaan van toepassing op een overdracht onder gerechtelijk gezag.

Wanneer er zich een overdracht onder gerechtelijk gezag voordoet binnen de

referteperiode, dient er enkel rekening te worden gehouden met de gemiddelde

personeelsbezetting vanaf de overgang van (een deel van) de onderneming. Bij een

overdracht onder gerechtelijk gezag zal de referteperiode zich bijgevolg uitstrekken van de

overdrachtsdatum tot 31 december 201553.

4.5 Bijzonder geval: nieuwe ondernemingen

De ondernemingen die worden opgericht na 31 december 2015 nemen geen deel aan de

Sociale Verkiezingen 2016. Deze ondernemingen moeten slechts Sociale Verkiezingen

organiseren in 2020 en dit dan nog slechts voor zover zij nog steeds de gewoonlijke

gemiddelde tewerkstelling hebben, vereist voor de oprichting van een OR en een CPBW.

De ondernemingen die werden opgericht tijdens 2015 moeten nagaan of zij de grens van

50 of 100 werknemers hebben bereikt gedurende de periode dat de onderneming

activiteiten heeft uitgevoerd in 2015. De berekening van dat gemiddelde gebeurt volgens

de hierboven uiteengezette berekeningsregels, waarbij rekening wordt gehouden met 365

kalenderdagen voor het jaar 2015.

4.6 De ondernemingen die vrijgesteld zijn van de verplichting Sociale Verkiezingen te

organiseren

Men kan vrijgesteld worden van de verplichting tot instelling of vernieuwing van een OR of

een CPBW in de hypothesen en volgens de procedure en de voorwaarden voorzien in

artikel 21, § 9 van de Wet van 20 september 1948 en artikel 55 van de Wet van 4 augustus

1996.

4.6.1 Toepassingsgevallen

(i) De onderneming heeft besloten al haar activiteiten voorgoed stop te

zetten

De wet laat toe de instelling of de vernieuwing van de OR of het CPBW op

te schorten, wanneer de onderneming, hoewel zij het vereiste aantal

werknemers voor de instelling van een OR of een CPBW tewerkstelt, reeds

de datum heeft bepaald waarop zij haar activiteiten zal stoppen.

(ii) De onderneming is gedeeltelijk gesloten ten gevolge van de

stopzetting van één of meer activiteiten

Ook hier kan de verkiezingsprocedure worden opgeschort wanneer bij het

begin van de verkiezingsprocedure het aantal werknemers onder de 100

(indien er nog geen OR werd opgericht) of 50 (indien het gaat om

hernieuwing van de OR of indien er nog geen CPBW werd opgericht) daalt

(al naargelang het gaat over de OR of het CPBW).

52

Bepaling ingevoegd door de Wet van 15 maart 1999 met betrekking tot de Sociale Verkiezingen; zie art. 7 van de Wet

van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen.53

Art. 7 van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen, ingevoegd door art. 4 van de Wet van 2 juni 2015.

17

4.6.2 Procedure

De procedure van de Sociale Verkiezingen kan maar worden opgeschort mits de

voorafgaandelijke toestemming van de inspecteur-districtshoofd van de

Inspectie der sociale wetten binnen wiens ambtsgebied de onderneming

gevestigd is.

De inspecteur-districtshoofd vraagt de instemming van de OR; zo deze nog niet

is opgericht, vraagt hij de instemming van de werkgever en de syndicale

afvaardiging van het personeel van de onderneming.

Het uitstel mag in geen geval 1 jaar overschrijden. De bestaande OR/CPBW - zo

er één is - blijft gedurende die periode fungeren.

18

5 Verkiezingsprocedure

De verkiezingsprocedure bestaat uit een opeenvolging van verrichtingen. Wanneer deze

samenvallen met een zondag of met een gewone inactiviteitsdag in de onderneming, dan

moeten de verrichtingen ten laatste aan de vooravond van die zondag of die gewone

inactiviteitsdag worden uitgevoerd54.

De chronologie moet op strikte wijze worden nageleefd. Het niet-naleven van de

voorgeschreven periodes en data kan de annulatie van de verkiezingen tot gevolg hebben.

De volgende Sociale Verkiezingen vinden plaats tussen 9 en 22 mei 2016. De dag van de

verkiezingen is dag Y.

De datum van de aanplakking van het bericht dat de verkiezingen aankondigt, bepaalt

het geheel van stappen van deze verkiezingsprocedure. De dag van aanplakking is dag X.

Alle termijnen zijn uitgedrukt onder de vorm "X - …", "X + …", "Y - …" of "Y + …". Bij al

deze termijnen gaat het om kalenderdagen (zon- en feestdagen inbegrepen) en niet om

werkdagen. De eerste dag van een termijn is de dag die volgt op de dag waarop het feit

dat de termijn doet lopen zich voordeed.

De datum van de verkiezingen moet vallen op de negentigste dag na de aanplakking van

het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt55. Dus, Y = X + 90.

Indien het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt, een datum vermeldt die

niet op negentigste dag na de datum van de aanplakking valt, blijft dit bericht geldig maar

de datum van de verkiezingen zal moeten worden aangepast teneinde de negentigste dag

te vallen56.

Dit impliceert dat indien de onderneming beslist dat de verkiezingen (Y) op vrijdag 13 mei

2016 plaats zullen vinden, het bericht dat de datum van de verkiezingen vermeldt, 90

dagen voordien moet worden aangeplakt, zijnde 13 februari 2016 (X).

Bovendien, aangezien 13 februari 2016 op een zaterdag valt en in de veronderstelling dat

de onderneming werkt in een 5-dagen regime, zal het bericht van aanplakking op vrijdag

12 februari 2016 moeten gebeuren en zulks overeenkomstig artikel 13 § 2 van de Wet van

4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

De verkiezingsprocedure kan worden onderverdeeld in vier etappes die zich tussen de

volgende data57 zullen afspelen:

Dag van de verkiezingen, dag Y Tussen 9 en 22 mei 2016

Bericht waarop de verkiezingen worden aangekondigd, dag X Tussen 9 en 22 februari 2016

Voorafgaande informatie op X – 60 Tussen 10 en 24 december 2015

Bescherming van alle beschikbare kandidaten vanaf X – 30 Tussen 10 en 23 januari 2016

54

Art. 13 § 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen.55

Artikelen 14 en 15 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.56

Art.15 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.57

De occulte periode loopt zo van 10-23 januari 2016 (X-30) tot 15-28 maart 2016 (X+35, dit is de uiterste datum voor

indiening van kandidatenlijsten bij de werkgever). In bepaalde gevallen kunnen de kandidatenlijsten nog worden gewijzigd na X+35. Op X+77 worden de kandidatenlijsten definitief afgesloten, dus op 26 april – 9 mei 2016.

19

5.1 Vóór dag X: de voorafgaande handelingen

5.1.1 X – 60: informatie

Ten laatste op X – 60 moet de werkgever bepaalde informatie schriftelijk

verschaffen (artikel 10 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale

Verkiezingen). In het bijzonder:

(i) indien het gaat om verkiezingen die voor de eerste maal worden

georganiseerd, moet de werkgever de vakbondsafvaardiging informeren

over de aard, de gebieden en de graad van zelfstandigheid of

afhankelijkheid van de bedrijfszetel ten opzichte van de juridische

entiteit of de juridische entiteiten ten opzichte van de TBE.

Indien er al een OR of een CPBW bestaat, moet deze informatie aan deze

organen worden gegeven. De informatie betreft bijgevolg enkel

tussengekomen structuurwijzigingen in de onderneming en de nieuwe

criteria van autonomie en onafhankelijkheid van de zetel ten opzichte van

de juridische entiteit of de juridische entiteiten ten opzichte van de TBE.

(ii) de werkgever moet de OR, het CPBW of, bij gebreke daaraan de

vakbondsafvaardiging, informeren over het aantal personeelsleden per

categorie (arbeiders, bedienden met inbegrip van kaderleden en het

leidinggevend personeel, jeugdige werknemers, d.w.z. degenen die op de

dag van de verkiezingen jonger zijn dan 25 jaar), die worden tewerkgesteld

in de onderneming op dag X - 60. Merk op dat er onder de huidige stand

van de wetgeving / regelgeving nog geen sprake is van een volledige

eenmaking van de statuten arbeiders en bedienden. De opdeling blijft voor

de Sociale Verkiezingen van 2016 dan ook ongewijzigd.

(iii) de werkgever informeert de OR, het CPBW of, bij gebreke daaraan de

vakbondsafvaardiging, over de functies van het leidinggevend

personeel, door hun benaming en inhoud te verduidelijken alsmede bij

wijze van aanduiding, de lijst van personen die deze functies uitoefenen.

Het leidinggevend personeel wordt in artikel 4, 4° van de Wet van 4

december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen als volgt gedefinieerd:

personen belast met het dagelijks beheer van de onderneming58

die gemachtigd zijn om de werkgever te vertegenwoordigen en te

verbinden. Deze personen moeten niet noodzakelijk met de

onderneming59 zijn verbonden door een arbeidsovereenkomst60.

Zij mogen lid zijn van de raad van bestuur61. Zij moeten niet

58

In de zin van het handelsrecht. Zie Arbrb. Luik (6e

k.) 6 februari 2012, A.R. 404/075. Het Hof van Cassatie oordeelde dat

het dagelijks beheer zich beperkt tot het effectieve beheer van de onderneming, d.w.z het uitoefenen van de

beslissingsbevoegdheid die inherent is aan de hoedanigheid van werkgever en zij impliceert de volledige of gedeeltelijke uitoefening van de beslissingsbevoegdheid van de werkgever (Cass. 17 oktober 1983, Pas., I, 1071);

Arbrb. Brussel (25ste

k.) 4 februari 2008, A.R. nr. 414/08. 59

De Arbeidsrechtbanken hebben in 2012 gepreciseerd dat het begrip onderneming in de wettelijke definitie verwijst naar het begrip technische bedrijfseenheid. Zie Arbrb. Antwerpen (1

ek.) 3 februari 2012, A.R. 12/361/A; Arbrb. Brussel (33

e

k.) 6 februari 2012, A.R. 12/607/A. 60

Arbrb. Brussel, 8 februari 1995, A.R. nr. 78.235.61

Cass. 17 oktober 1983, J.T.T. 1984, 83.

20

noodzakelijk deel uitmaken van het personeel van de TBE waarvoor

een OR of CPBW moet worden ingesteld62.

evenals de personeelsleden onmiddellijk ondergeschikt aan die

personen wanneer zij eveneens opdrachten van dagelijks bestuur

vervullen. De term onmiddellijk impliceert de afwezigheid van elke

tussenpersoon tussen het personeelslid en de personen van de

eerste groep63. Anderzijds moet dit personeelslid bepaalde

opdrachten uitoefenen die betrekking hebben op het dagelijks

beheer64.

Het organigram65 en het loonniveau66 worden in de praktijk vaak

gehanteerd door de rechtbanken teneinde over te gaan tot

kwalificatie. Toch zijn deze niet op zich bepalend om het karakter van

leidinggevende te verlenen67.

Deze definitie geldt evenzeer voor de OR als voor het CPBW. De

aanduiding van de functies van het leidinggevend personeel mag bijgevolg

niet verschillen naargelang het ene dan wel het andere orgaan betreft68. De

rechtspraak heeft eveneens benadrukt dat de definitie beperkend moet

worden toegepast, gelet op de uitsluiting van deze categorie om zich

kandidaat te stellen als personeelsafgevaardigde en het ontnemen van

stemrecht69.

(iv) Enkel voor de verkiezingen van de OR en in ondernemingen die minstens

100 werknemers tewerkstellen waarvan 30 bedienden (met inbegrip van

kaderleden en het leidinggevend personeel), is de werkgever tevens

gehouden om aan de OR bij ontstentenis van vakbondsafvaardiging ten

laatste op dag X - 60 geschreven inlichtingen te verschaffen betreffende de

functies van de kaderleden. Bij wijze van aanduiding moet tevens een

lijst van de personen die deze functies uitoefenen worden overgemaakt.

Enkel de bedienden die als kaderleden zijn aangegeven in de aangifte

overgemaakt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid mogen in deze lijst

worden opgenomen70.

62

Cass. 28 september 1987, J.T.T. 1987, 449.63

Arbrb. Brussel (25ste

k.) 11 februari 2008, A.R. nr. 972/08. 64

Er werd geoordeeld dat de 49 magazijngeranten die een TBE vormden, en waren verdeeld over het ganse grondgebied,

geen leidinggevende functies uitoefenden en dit niettegenstaande het feit dat ze een zeker gezag en controle uitoefenden over de werknemers. De rechtbank nam in overweging de omstandigheden dat ze enkel voorstellen inzake

het personeelsbeheer mochten doen aan de gedelegeerd bestuurder; ze beschikten over geen enkele autonomie

betreffende de verkoopspolitiek, prijspolitiek en publiciteitspolitiek. De eenvormigheid van de winkels over het ganse land toonde eveneens aan dat deze politiek in tegendeel gecentraliseerd was (Arbrb. Brussel, 8 februari 1995, A.R. nr.

78.235/95). De Arbeidsrechtbank van Bergen nam een gelijkaardige beslissing betreffende managers van service

stations (Arbrb. Bergen, 3 februari 1995, A.R. nr. 80.268; zie tevens Arbrb. Leuven, 27 januari 1995, A.R. nr. 33/95).65

Arbrb. Antwerpen (1ek.) 3 februari 2012, A.R. 12/361A.

66Arbrb. Brussel (33

ek.) 2 februari 2012, A.R. 12/391/A en 12/329/A.

67Arbrb. Antwerpen (1

ek.) 3 februari 2012, A.R. 12/361/A.

68Arbrb. Charleroi, 22 maart 1991, A.R. nr. 37.074/R; daarenboven mogen de personen die een leidinggevende functie

betrekken tegelijkertijd een kaderfunctie en een leidinggevende functie uitoefenen (Arbrb. Gent, 30 januari 1995, A.R.,

nr. 117.539/95).69

Arbrb. Gent (2e

k.) 6 februari 2012, A.R. 12/67; Arbrb. Gent (1ek.) 6 februari 2012, A.R. 12/68/A en 12/79/A.

70Art. 10, 4° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. Er bestaat geen aparte RSZ aangifte

als kaderlid. Zie m.b.t. de voorwaarde van de aangifte als bediende om als kaderlid aangemerkt te kunnen worden: Arbrb. Brussel (33

ek.) 3 februari 2012, A.R. 12/426/A.

21

De kaderleden worden gedefinieerd in artikel 14 van de Wet van 20

september 1948 als zijnde de bedienden die, met uitsluiting van die welke

deel uitmaken van het leidinggevend personeel, in de onderneming een

hogere functie uitoefenen71, die in het algemeen wordt voorbehouden aan

de houder van een diploma van een bepaald niveau of aan diegene die

een evenwaardige beroepservaring heeft. De bepaling van de

kaderleden dient te gebeuren rekening houdend met de aard van de

onderneming en de functies uitgeoefend door de werknemers72.

(v) De werkgever licht de OR en het CPBW in van de datum van dag X en

van dag Y. Bij ontstentenis van een OR en een CPBW, moet deze

informatie aan de vakbondsafvaardiging worden gegeven.

Voor alle voorgaande gevallen wordt voorzien dat bij ontstentenis van een OR,

CPBW of vakbondsafvaardiging deze gegevens worden bijgehouden in een

document dat aangeplakt of elektronisch beschikbaar gesteld moet worden aan

alle werknemers. Deze aanplakking kan vervangen worden door het ter

beschikking stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers

hiertoe toegang hebben tijdens hun normale werkuren73.

Een afschrift van datzelfde document wordt geüpload op de webapplicatie die

precies daartoe is voorzien op de website van de FOD WASO. Een afschrift van

deze informatie moet tevens worden verstuurd aan de zetel van de op nationaal

vlak opgerichte interprofessionele organisaties vertegenwoordigd in de Nationale

Arbeidsraad, te weten het ABVV, ACV en ACLVB.

5.1.2 Van dag X – 60 tot X – 35: raadpleging

Van dag X – 60 tot dag X – 35 moet de werkgever betreffende een aantal materies

bepaalde organen raadplegen74.

(i) Aantal technische bedrijfseenheden

Binnen de 25 dagen die volgen op dag X – 60 moet de werkgever de OR

en het CPBW of bij ontstentenis daaraan de vakbondsafvaardiging,

raadplegen betreffende het aantal technische bedrijfseenheden of

juridische entiteiten waarvoor de verkiezingen moeten worden

georganiseerd. Deze raadpleging moet er desgevallend ook toe leiden

mee te delen welke de indeling is van de juridische entiteit in

technische bedrijfseenheden met hun beschrijving en grenzen of

samenvoeging van verschillende juridische entiteiten in een

technische bedrijfseenheid.

71

Volgens de Arbeidsrechtbank van Antwerpen vereisen kaderfuncties een persoonlijke inbreng en een intellectuele

creativiteit in het te verrichten werk (Arbrb. Antwerpen 15 maart 1991, J.T.T. 1992, 197); Belangrijk hierbij is het

hiërarchische niveau, een zekere autonomie in hun werk alsook een zeker gezag over het personeel: zie Arbrb. Charleroi (5de k.) 15 februari 2008, A.R. nr. 08/391/A en Arbrb. Leuven (1ste k.) 1 februari 2008, A.R. nr. 73/08.

72Arbrb. Charleroi, 14 maart 1995, A.R. nr. 8.326. Gelet op het feit dat een kaderlid een “hogere functie” bekleedt, moet

deze functie beoordeeld worden in concreto, in het licht van de aard van de functie en de sociale realiteit van de onderneming. Zie Arbrb. Gent (2

ek.) 6 februari 2012, A.R. 12/67.

73Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015, tot wijziging van art. 37 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale

Verkiezingen. 74

Art. 11 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

22

(ii) Functies van het leidinggevend personeel

De werkgever moet de OR en het CPBW, of bij ontstentenis daaraan de

vakbondsafvaardiging, raadplegen betreffende de leidinggevende

functies, alsmede bij wijze van aanduiding een lijst van de personen die

deze functies uitoefenen.

(iii) Kaderfuncties

Enkel voor ondernemingen die op dag X – 60 ten minste 100 werknemers

en niet minder dan 30 bedienden tewerkstellen (uitsluitend voor de

verkiezing van de OR), moet de werkgever ook de OR of bij ontstentenis

daaraan de vakbondsafvaardiging raadplegen inzake de kaderfuncties

alsmede bij wijze van aanduiding de lijst van de personen die deze functies

uitoefenen.

Bijgevolg bestaat er geen raadplegingsverplichting tussen X – 60 en X – 35

voor ondernemingen die geen enkele OR, CPBW of vakbondsafvaardiging

hebben.

5.1.3 Dag X – 35: schriftelijke mededeling

Uiterlijk op dag X – 35 informeert de werkgever schriftelijk75:

(i) de OR en het CPBW, of bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging,

van zijn beslissingen betreffende de functies van het leidinggevend

personeel alsmede bij wijze van aanduiding de lijst van personen die deze

functies uitoefenen.

(ii) de OR en het CPBW of bij ontstentenis ervan, de vakbondsafvaardiging,

moeten worden ingelicht over zijn beslissing betreffende het aantal

technische bedrijfseenheden of juridische entiteiten waarvoor de organen

moeten worden opgericht, inclusief hun beschrijving. Hij moet tevens zijn

beslissing meedelen betreffende de indeling van de juridische entiteit in

technische bedrijfseenheden met hun beschrijving en grenzen of de

samenvoeging van meerdere juridische entiteiten in één enkele technisch

bedrijfseenheid met hun beschrijving en grenzen; de bepaling van deze

TBE is definitief, welke ook de wijzigingen zouden zijn in de structuur van

de onderneming na X – 35 (behalve een wijziging door de

Arbeidsrechtbank ten gevolge van een procedure);

(iii) enkel in ondernemingen waar op dag X – 60 tenminste 100 werknemers en

niet minder dan 30 bedienden zijn tewerkgesteld, zijnde uitsluitend voor de

ondernemingen die een OR moeten installeren, moet de werkgever de OR

of bij ontstentenis ervan de vakbondsafvaardiging, schriftelijk informeren

over zijn beslissing betreffende de functies van de kaderleden. Bij wijze van

aanduiding moet de werkgever tevens de lijst overmaken met de personen

die deze functies uitoefenen; in deze lijst mogen enkel die bedienden

worden opgenomen die als zodanig zijn aangegeven in de aangifte

overgemaakt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Voor alle voorgaande gevallen wordt voorzien dat bij ontstentenis van een OR,

CPBW of vakbondsafvaardiging deze gegevens worden bijgehouden in een

75

Art. 12 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

23

document dat aangeplakt of elektronisch beschikbaar gesteld moet worden aan

alle werknemers. Deze aanplakking kan vervangen worden door het ter

beschikking stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers

hiertoe toegang hebben tijdens hun normale werkuren76.

Een afschrift van datzelfde document wordt geüpload op de webapplicatie die

precies daartoe is voorzien op de website van de FOD WASO. Een afschrift van

deze informatie moet tevens worden verstuurd aan de zetel van de op nationaal

vlak opgerichte interprofessionele organisaties vertegenwoordigd in de Nationale

Arbeidsraad, te weten het ABVV, ACV en ACLVB, alsook aan de zetel van de

organisaties die de kaderleden vertegenwoordigt (indien van toepassing).

5.1.4 Van dag X – 35 tot dag X – 28: mogelijkheid tot beroep

Uiterlijk op de zevende dag die volgt op de dag X – 35, zijnde ten laatste op dag X

– 28, kunnen de betrokken werknemers, alsook de betrokken representatieve

werknemersorganisaties, een beroep instellen tegen de beslissing meegedeeld

door de werkgever betreffende77:

het aantal technische bedrijfseenheden of juridische entiteiten;

de indeling van de juridische entiteit in technische bedrijfseenheden of de

samenvoeging van meerdere juridische entiteiten in technische

bedrijfseenheden;

de functies van het leidinggevend personeel; en

de functies van de kaderleden78.

Het beroep moet worden ingesteld tegen de beslissing die door de werkgever is

genomen79. Indien de werkgever zijn beslissing vóór dag X – 35 wijzigt, wordt de

procedure die werd ingesteld tegen de eerste beslissing, zonder voorwerp.

Daarentegen beïnvloeden de wijzigingen van de beslissing van de werkgever die

zijn ingesteld na dag X – 35, de beroepsprocedure niet80.

Het beroep kan tevens worden ingesteld wanneer de werkgever heeft nagelaten

een beslissing te nemen81. Het beroep kan worden ingesteld door de werknemers

van de onderneming, door de representatieve werknemersorganisaties en,

wanneer het gaat om een verkiezingsprocedure voor de OR, door de

representatieve organisatie voor de kaderleden.

De Arbeidsrechtbank waarbij het beroep is ingesteld moet een uitspraak doen

binnen de 23 dagen na de ontvangst van het beroep. De beslissing moet bijgevolg

ten laatste op dag X – 5 worden genomen (deze datum situeert zich tussen 4 en

76

Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015, tot wijziging van art. 37 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

77Art. 12bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

78Het beroep kan enkel betrekking hebben op de functies en hun definiëring. De lijst van personen die wordt meegedeeld, is enkel indicatief (Arbrb. Brussel 3 februari 1995, A.R. nr. 77.442/95; Arbrb. Leuven 3 februari 1995, A.R. nr. 39/95).

79Enkel de beslissing genomen op X - 35 kan het voorwerp uitmaken van een beroep. De mededeling op X-60 is niet

vatbaar voor beroep. Een dergelijk beroep zal onontvankelijk verklaard worden (Arbrb. Leuven 3 februari 1995, A.R. nr. 39/95; Arbrb. Luik 5 maart 1991, A.R. nr. 199.606; Arbrb. Luik 6 februari 1995, A.R. nr. 244.559/95).

80Arbrb. Brussel 27 januari 1995, A.R. nr. 77.817/95; Cass. 7 maart 1988, R.W. 1988-89, 50.

81Art. 12bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende Sociale Verkiezingen; Arbrb. Brussel 10 maart 1995, A.R.nr. 81.630/95.

24

17 februari 2016). De beslissing moet het aantal en de plaats van de inplanting van

de verschillende TBE's aangeven. In zijn beslissing is de rechter niet gebonden

door hetgeen partijen verzoeken. Hij mag bijgevolg een beslissing nemen die

tegengesteld is aan die van de werkgever of de vakbondsorganisaties82.

De rechter is in zijn beslissing evenmin gebonden door hetgeen gedurende

voorgaande verkiezingen is beslist, zelfs niet wanneer de TBE's werden bepaald

door de Arbeidsrechtbank83. De Arbeidsrechtbank van Brussel heeft telkens

gepreciseerd dat zijn beslissing moet bijdragen tot de stabiliteit en de coherentie

van het sociaal klimaat binnen een onderneming door zijn zienswijze niet te

moeten wijzigen zonder geldig motief84.

Het vonnis dat door de rechtbank wordt geveld, is niet vatbaar voor hoger beroep

of verzet, en dit om het verder verloop van de procedure niet te vertragen.

5.2 Dag X: voorbereiding van de verkiezingshandelingen

Dag X geeft het begin aan van de voorbereidende verkiezingshandelingen.

Op dag X moeten de werknemers door de OR, het CPBW en bij ontstentenis daaraan

door de werkgever, worden ingelicht over:

de datum en de uurregeling van de verkiezingen;

het adres en de benaming van de TBE of eenheden waarvoor OR of CPBW

moeten worden opgericht;

het aantal mandaten per orgaan en per categorie;

de voorlopige kiezerslijsten (deze lijsten hernemen de werknemers die voldoen

aan de kiesvoorwaarden op dag Y) of de plaatsen waar die geraadpleegd kunnen

worden. Aan elke werknemer op de lijst van eenzelfde categorie wordt een

nummer toegekend. In artikel 14 van de Wet betreffende de Sociale Verkiezingen85

staat nu dat de voorlopige kiezerslijsten per categorie de werknemers

tewerkgesteld in de onderneming die op de dag van de verkiezingen zullen

voldoen aan de kiesvoorwaarden moeten hernemen;

de lijst van de leden van het leidinggevend personeel met vermelding van de

benaming en de inhoud van de functies;

de lijst van de kaderleden in de ondernemingen die ten minste 100 werknemers

tewerkstellen;

de data die voortvloeien uit de verkiezingsprocedure;

de persoon of de dienst belast door de werkgever met het versturen van de

oproepingsbrieven voor de verkiezingen.

Deze informatie moet het voorwerp uitmaken van een bericht van aanplakking in de

verschillende secties en afdelingen van de onderneming. De aanplakking van het bericht

dat de datum van de verkiezingen aankondigt, kan vervangen worden door het ter

82

Arbh. Brussel 14 januari 1988, J.T.T. 1988, 27.83

Cass. 14 november 1983, J.T.T. 1985, 103.84

Arbrb. Brussel 14 februari 1995, A.R. nr. 78.482/95.85

Art. 14 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, gewijzigd door art. 9 van de Wet van 2 juni 2015.

25

beschikking stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers hiertoe

toegang hebben tijdens hun normale werkuren.

Dit bericht moet gedateerd worden en mag niet vroeger liggen dan de werkelijke datum

van aanplakking; deze datum zal immers gelden voor de toepassing van de bepalingen

van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

Dit bericht moet overeenstemmen met het model dat als bijlage gaat bij de Wet van 4

december 2007. Bij ontstentenis van een OR of een CPBW wordt een afschrift van dit

bericht overgemaakt aan de vakbondsafvaardiging. Een afschrift van datzelfde document

wordt geüpload op de webapplicatie die precies daartoe is voorzien op de website van de

FOD WASO, of wordt onmiddellijk naar de zetel van de representatieve

werknemersorganisaties respectievelijk representatieve organisatie van kaderleden

verzonden; in dit laatste geval enkel wanneer de ingezette procedure gericht is op de

oprichting van een OR. De lijsten van het leidinggevend personeel en van de werknemers

die een kaderfunctie uitoefenen worden bij deze verzendingen gevoegd. De kiezerslijsten

worden enkel bijgevoegd bij ontstentenis van een OR, een CPBW of een

vakbondsafvaardiging.

De werknemers kunnen bij hun vertegenwoordigers de documenten raadplegen met de

verschillende berichten die de werkgever hen moet bezorgen en tijdens de

verkiezingsprocedure in de onderneming moet aanplakken86.

5.2.1 Datum en uurregeling van de verkiezingen

De OR, de CPWB of bij afwezigheid daarvan de werkgever licht de werknemers in

aangaande de datum en de uurregeling van de verkiezingen. De verkiezingen

moeten worden gehouden op de 90ste dag na de aanplakking van het bericht,

zijnde op dag Y (= op X + 90).

De concrete datum en uurregeling van de verkiezing worden bepaald in akkoord

met de OR en het CPBW. Bij ontstentenis van deze organen stelt de werkgever

de datum en de uurregeling vast. In geval van afwezigheid van akkoord binnen de

OR of het CPBW worden de data en de uurregeling vastgelegd door de inspecteur

van het bevoegde district.

De datum van de verkiezingen wordt aangeplakt binnen de TBE waar de

verkiezingen plaatsvinden.

5.2.2 Adres en benaming van de technische bedrijfseenheden

Dit bericht met de datum van de verkiezingen wordt aangeplakt in alle TBE's waar

de verkiezingen plaatsvinden.

5.2.3 Het aantal mandaten per orgaan en per categorie

Het bericht bepaalt het aantal mandaten per orgaan en per categorie. De bepaling

van het aantal mandaten en hun verdeling per categorie hangt af van het aantal

werknemers dat is tewerkgesteld in de onderneming op dag X.

86

Art. 14 van de Wet van 4 december 2007, zoals gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015.

26

(i) Aantal mandaten per orgaan

De personeelsafvaardiging in de OR en in het CPBW is samengesteld uit:

Aantal gewone leden Aantal werknemers in de onderneming

4 Minder dan 101

6 101 tot 500

8 501 tot 1000

10 1001 tot 2000

12 2001 tot 3000

14 3001 tot 4000

16 4001 tot 5000

18 5001 tot 6000

20 6001 tot 8000

22 Meer dan 8000

Het in overweging te nemen aantal wordt bepaald op de datum van

aanplakking van het bericht waarbij de datum van de verkiezingen wordt

aangekondigd. De samenstelling van de personeelsafvaardiging wordt

m.a.w. bepaald door het aantal werknemers op dag X en onafhankelijk van

schommelingen in het aantal werknemers die zich tussen dag X en dag Y

kunnen voordoen87.

Alle werknemers, met inbegrip van het leidinggevend personeel en het

personeel dat zich bevindt in een periode van opzeg88, en verbonden met

de onderneming door een arbeidsovereenkomst of een leercontract, wordt

meegeteld voor de berekening van het aantal werknemers dat wordt in acht

genomen voor de vaststelling van het aantal mandaten. Elke werknemer

telt voor een eenheid89.

De tijdelijke werknemers die niet gebonden zijn door een

arbeidsovereenkomst met de onderneming (ter beschikking van gebruikers

gestelde werknemers en uitzendkrachten) worden niet in rekening

genomen en dit ook niet wanneer ze een vaste werknemer vervangen,

waarvan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst tijdelijk geschorst is90.

Desalniettemin moet met de gelijkgestelde werknemers (de werknemers

die voor een beroepsopleiding in de onderneming geplaatst zijn door de

gemeenschapsinstellingen belast met de beroepsopleiding en de 87

Art. 28 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.88

Arbrb. Gent 18 april 1991, A.R. nr. 95.319/91.89

Arbrb. Verviers 13 mei 1991, A.R. nr. V/520/91. Deze berekening verschilt van deze die wordt gehanteerd om dag X -

60 te bepalen indien de drempel voor de instelling van een OR of een CPBW werd bereikt.90

Arbrb. Brussel 30 april 1991, R.D.S. 1991, 301; Arbrb. Namen 31 maart 1995, A.R. nr. 85.328 die oordeelde dat "indien,

overeenkomstig artikel 25 van de Wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter

beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, worden de tijdelijke werknemers onder bepaalde

voorwaarden in aanmerking genomen om de personeelssterkte te berekenen op basis waarvan wordt bepaald of er al dan niet een ondernemingsraad of een comité voor preventie en bescherming op het werk moet worden ingesteld, de

tijdelijke werknemers die zich niet ten opzichte van de gebruikende onderneming bevinden, mogen niet in rekening worden genomen voor het bepalen van het aantal mandaten voor de personeelsafvaardiging". Het Hof van Cassatie heeft deze zienswijze onlangs bevestigd. Zie Cass. 15 april 2013, J.T.T. 2013, 435.

27

onderzoekers aangeworven door het Nationaal Fonds voor

Wetenschappelijk Onderzoek alsmede de Fondsen hiermee geassocieerd

die beschouwd worden als werknemers van de instelling waar ze hun

onderzoeksmandaat uitoefenen) alsook met de werknemers uitgesloten

voor het bepalen van het aantal tewerkgestelde werknemers maar die toch

verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst (zijnde uitzendkrachten die

een werknemer vervangen gedurende de schorsing van de

arbeidsovereenkomst) rekening gehouden worden om het aantal mandaten

te bepalen.

Er zijn evenveel plaatsvervangende als effectieve afgevaardigden.

Indien er in de onderneming ten minste 15 kaderleden aanwezig zijn, moet

er van deze categorie een afzonderlijke vertegenwoordiging zijn binnen de

OR. Het aantal mandaten binnen de OR wordt desgevallend verhoogd. Er

wordt één mandaat toegevoegd indien de onderneming minder dan 100

kaderleden tewerkstelt. Er is een verhoging met twee eenheden indien de

onderneming 100 of meer kaderleden tewerkstelt. Voor de berekening van

het aantal kaderleden moeten de leden van het leidinggevend personeel

verbonden door een arbeidsovereenkomst bij het aantal kaderleden

gevoegd worden. Deze vermeerdering telt niet voor het CPBW aangezien

de kaderleden geen aparte categorie vormt voor de verkiezing van het

CPWB.

(ii) Aantal mandaten per categorie

Het aantal mandaten moet worden verdeeld over de verschillende

categorieën van personeel die op dag X zijn tewerkgesteld. Er moet niet

enkel rekening worden gehouden met de arbeiders en de bedienden

maar tevens met de kaderleden voor wat betreft de OR en in zover de

onderneming op dag X minstens 15 kaderleden in dienst heeft en met de

jeugdige werknemers91 wanneer de onderneming minstens 25 jeugdige

werknemers tewerkstelt op dag X. De werknemers moeten beschouwd

worden als arbeiders of bedienden naargelang de aangifte overgemaakt

aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Indien de onderneming minder dan 25 jeugdige werknemers telt, wordt het

aantal mandaten, dat wordt toegekend aan de personeelsafvaardiging,

verdeeld in verhouding tot de bezetting van de categorie arbeiders, van

de categorie bedienden en in voorkomend geval van de categorie

kaderleden. De verdeling wordt berekend op de wijze vastgesteld in artikel

24, §2 en 3 van de Wet van 4 december 2007. Indien de onderneming ten

minste 25 jeugdige werknemers tewerkstelt, maken deze werknemers het

voorwerp uit van een afzonderlijke vertegenwoordiging waarvan het aantal

vertegenwoordigers varieert naar gelang het aantal jeugdige werknemers

tewerkgesteld in de onderneming en de omvang van de onderneming.

Deze vertegenwoordiging wordt eerst gedetermineerd waarna de

overblijvende mandaten evenredig verdeeld worden tussen arbeiders en

bedienden of tussen arbeiders, bedienden en kaderleden.

91

Onder jeugdige werknemers wordt verstaan de werknemers (arbeiders, bedienden of kaderleden) die op de dag van de verkiezingen (dag Y) de leeftijd van vijfentwintig jaar niet hebben bereikt.

28

Na een eerste verdeling gaat het overblijvende mandaat naar de categorie

die het grootste decimaal bekomen heeft92.

5.2.4 De voorlopige kiezerslijsten

De kiezerslijsten worden opgesteld per TBE waar een orgaan moet worden

geïnstalleerd. Ze worden opgesteld door de OR of het CPBW of bij ontstentenis

van deze organen door de werkgever. Hij communiceert de voorlopige

kiezerslijsten of de plaatsen waar ze geraadpleegd kunnen worden. Het is niet

vereist om de kieslijsten aan te plakken.

Zij nemen alle werknemers op die gebonden zijn door een

arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst en alle gelijkgestelde

werknemers93 op dag X (behalve deze die op de lijst staan van het

leidinggevend personeel) en die voldoen aan de verkiezingsvoorwaarden op de

dag van de verkiezing.

De hoedanigheid van kiezer wordt vastgesteld door de inschrijving op de

kiezerslijsten94. Dit impliceert dat alle kiezers op de kiezerslijsten moeten staan95.

De kiesvoorwaarden die moeten vervuld zijn op de datum van de

verkiezingen (dag Y) zoals bepaald door artikel 16 van de Wet van 4 december

2007 betreffende de Sociale Verkiezingen worden als volgt vastgesteld:

verbonden zijn door een arbeids- of een leerovereenkomst;

geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel;

sedert ten minste 3 maanden tewerkgesteld zijn in een juridische entiteit

of een technische bedrijfseenheid gevormd door meerdere juridische

entiteiten96.

De kiezers worden op afzonderlijke kieslijsten ingeschreven naargelang zij

kunnen worden beschouwd als arbeider, bediende, kaderlid of jeugdige

werknemer. Het feit of een werknemer behoort tot de categorie van arbeiders of

bedienden wordt bepaald in functie van de verklaringen aan de Rijksdienst voor

Sociale Zekerheid97. Deze hoedanigheid wordt bepaald naargelang de gekende

elementen op de datum van de aanplakking van de kennisgeving98.

92

De Arbeidsrechtbank te Brussel oordeelde dat ze de beslissing van de ondernemingsraad aangaande de toekenning van

een overblijvend mandaat aan de arbeiders niet in vraag kon stellen en dat de renen die warden aangegeven door de

OR, m.n. “waar de kaderleden ook bedienden zijn, zijn er in de OR alleszins meer mandaten voor personeelsleden met een bediendenovereenkomst dan voor de arbeiders.”, redelijk waren. Zie Arbrb. Brussel (33

ek.) 9 maart 2012, A.R.

12/2969/A. 93

Met de werknemers verbonden door een vervangingsovereenkomst en deze die een werknemer vervangen die in loopbaanonderbreking is moet ook rekening gehouden worden vermits deze enkel worden uitgesloten voor de

berekening van het aantal tewerkgestelde werknemers. De uitzendkrachten, niet verbonden door een

arbeidsovereenkomst met de gebruiker, moeten niet in rekening worden gebracht. 94

Art. 19 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.95

Arbrb. Antwerpen (1ste k.) 14 juli 2008, A.R. nr. 08/3531/A.

96De oorzaken van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst hebben geen invloed op de voorwaarden van anciënniteit (Arbrb. Antwerpen 20 maart 1995, A.R. nr. 257.35; Arbrb. Brussel 5 mei 1995, A.R. nr. 85.750/95). Voor de toepassing van deze kiesvoorwaarde wordt bij overgang krachtens overeenkomst van een onderneming of bij verdeling ervan, rekening gehouden met de anciënniteit verworven vóór de overgang.

97Cf. supra voetnoot 104.

98Cass. 8 januari 2001, geciteerd in Ch. dr. soc., 2001, 615.

29

De kiezerslijsten worden in alfabetische volgorde opgemaakt en vermelden de

naam, voornamen, geboortedatum, datum van indiensttreding en plaats van

tewerkstelling binnen de onderneming99.

5.2.5 Lijst van de leden van het leidinggevend personeel

De werkgever moet tevens een bericht aanplakken van de leden van het

leidinggevend personeel met de benaming en de inhoud van hun functies.

In het geval de werkgever deze lijsten niet aanplakt, moet hij aangeven waar de

lijst kan worden geraadpleegd. De lijsten met de namen van het leidinggevend

personeel en de kiezerslijsten moeten overeenstemmen.

5.2.6 Lijst van kaderleden

In ondernemingen die minstens 100 werknemers tewerkstellen, moet de

nominatieve lijst van de kaderleden zoals bepaald op dag X – 35, worden

meegedeeld. De kaderleden moeten noodzakelijkerwijze als zodanig voorkomen in

de verklaring aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

De kaderleden die op de kiezerslijsten van de jeugdige werknemers staan, worden

niet opgenomen in deze lijst.

5.2.7 Data die voortkomen uit de verkiezingsprocedure

De werkgever moet tevens de verschillende data die voortvloeien uit de

verkiezingsprocedure, aanplakken.

Er moet worden benadrukt dat indien deze data samenvallen met een zondag of

een gewone inactiviteitsdag in de onderneming, de verrichting ten laatste aan de

vooravond van die zondag of die gewone inactiviteitsdag moet zijn uitgevoerd100.

5.2.8 Personen of diensten belast met het overhandigen/versturen van de

oproepingsbrieven voor de verkiezingen

De oproepingen moeten ten laatste op dag X + 80 in de onderneming aan de

kiezers worden overhandigd. De kiezer die op de dagen waarop de

oproepingsbrief wordt overhandigd niet in de onderneming aanwezig is, wordt

opgeroepen per aangetekende brief of door eender welk middel voor zover de

werkgever een bewijs kan leveren van verzending van deze oproepingsbrief en

van ontvangst door de bestemmeling. De naam van de persoon of van de

verantwoordelijke dienst moet worden overgemaakt op dag X.

99

Art.10 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.100

Art. 1, §2 van de Wet van 4 december 2004 betreffende de Sociale Verkiezingen.

30

5.3 Tussen dag X en dag Y

5.3.1 Bezwaren tegen de gegevens vermeld in het bericht

Het indienen van het beroep verloopt in drie fases:

het bezwaar;

een beslissing van het betreffende orgaan inzake het bezwaar;

een beroep bij de Arbeidsrechtbank tegen de beslissing van het

betreffende orgaan.

(i) Tussen X en X + 7: de bezwaren

Binnen de 7 dagen na de aanplakking van het bericht waarbij de datum van

de verkiezingen (van X tot X + 7) wordt aangekondigd, kunnen de

werknemers evenals hun representatieve organisaties, bij de OR of het

CPBW, of bij ontstentenis daarvan bij de werkgever101 een bezwaar

indienen tegen102:

de kiezerslijsten: niet inschrijving van kiezers, de inschrijving van

kiezers die niet mochten worden ingeschreven, onjuistheden

betreffende de verplichte vermeldingen;

de vaststelling van het aantal mandaten per orgaan en per categorie;

de lijst van het leidinggevend personeel indien op deze lijsten een

persoon voorkomt die op X – 35 geen leidinggevend functie vervult;

de lijst van de kaderleden indien één van de opgenomen personen

op X - 35 geen functie vervult zoals opgegeven.

(ii) Tussen X + 7 en X + 14: beslissing van het betreffende orgaan

De OR of het CPBW of bij ontstentenis ervan, de werkgever, spreken zich

binnen 7 dagen na het verstrijken van de termijn voor het indienen

van het bezwaar uit. Op de dag van zijn beslissing laat de OR of het

CPBW of bij ontstentenis ervan, de werkgever, ingeval van wijziging, een

bericht van rechtzetting aanplakken103.

Bij ontstentenis van een OR of een CPBW wordt dit bericht van rechtzetting

eveneens medegedeeld aan de betrokken representatieve

werknemersorganisaties.

(iii) Tussen X + 14 en X + 21: beroep tegen de beslissingen van het

betreffende orgaan

Binnen de 7 dagen die volgen op het verstrijken van de termijn binnen

dewelke de OR of het CPBW of bij ontstentenis daarvan, de werkgever,

zich diende uit te spreken over de klachten, kunnen de betrokken

werknemers en de representatieve werknemersorganisaties een beroep

101

Een klacht ingediend bij de personeelsdirecteur en niet bij de afgevaardigde bestuurder is niet geldig en leidt tot de

onontvankelijkheid van het beroep voor de Arbeidsrechtbank (Arbrb. Brussel 13 maart 1995, A.R. nr. 82.836/95).102

Art. 30 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.103

Art. 31 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

31

instellen tegen deze beslissing of bij afwezigheid van een beslissing, bij de

Arbeidsrechtbank104.

De Arbeidsrechtbank moet uitspraak doen binnen de 7 dagen die volgen op

de ontvangst van het beroep.

In voorkomend geval maakt de beslissing van de Arbeidsrechtbank het

voorwerp uit van een rechtzetting van de aanplakking.

5.3.2 Definitieve sluiting van de lijsten

De definitieve sluiting van de kiezerslijsten105, van de lijst van het leidinggevend

personeel, van de lijst van de kaderleden en de definitieve vaststelling van het

aantal mandaten per orgaan en per categorie, gebeurt:

bij het verstrijken van de termijn voor het indienen van een bezwaar indien

geen enkel bezwaar werd ingediend (zijnde op X + 7);

bij het verstrijken van de termijn om beroep in te stellen tegen de

beslissing of bij afwezigheid van de beslissing van de OR of het CPBW of

de werkgever, indien een klacht werd ingediend maar geen beroep werd

ingesteld tegen de beslissing of bij afwezigheid van een beslissing (zijnde

op X + 14);

op het ogenblik waarop de Arbeidsrechtbank zijn beslissing neemt in het

geval van beroep tegen de beslissing van de OR of CPBW of de

werkgever (zijnde op X + 28).

5.3.3 Voorstelling van de kandidaten

(i) Toekenning van nummers

De representatieve interprofessionele werknemersorganisaties (A.B.V.V.,

A.C.V. en A.C.L.V.B.) en in voorkomend geval de representatieve

organisaties van de kaderleden (zijnde de N.C.K. in het geval een

personeelsafvaardiging voor de OR moet worden verkozen) vragen aan de

Minister van Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg om een

volgnummer voor de kandidatenlijsten die zij voordragen, te bekomen.

De volgnummers worden bij lottrekking bepaald door de Minister. Een

eerste loting legt de volgnummers vast die worden toegekend aan de

organisaties die kandidaten voor de verkiezingen van de

personeelsafgevaardigden voor de OR’s de CPBW's moeten voordragen.

Bij een tweede loting worden de nummers vastgesteld die worden

toegekend aan de organisaties die slechts kandidaten voor de verkiezing

van de personeelsafvaardiging van één van deze organen mogen

voordragen (in de praktijk is enkel de N.C.K. in deze situatie).

Aan de lijsten van de kandidaten arbeiders, kandidaten bedienden,

kandidaten kaderleden en kandidaten jeugdige werknemers die door

104

Art. 31bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, ingevoegd door artikel 11 van de Wet van 2 juni 2015; een beroep bij de Arbeidsrechtbank is niet mogelijk als de kiezerslijst niet het voorwerp is geweest van

een klacht bij de OR of het CPBW (Cass. 19 december 1983, J.T.T. 1984, 81; Arbrb. Brussel 5 mei 1995, A.R. nr.

85.750/95; Arbrb. Brussel 13 maart 1995, A.R. nr. 81.836/95).105

Art. 32 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

32

dezelfde organisatie worden voorgedragen, wordt hetzelfde nummer

toegekend106.

De organisaties die aan de Minister geen nummer hebben gevraagd of

geen nummer hebben verkregen, verkrijgen een niet door de Minister

toegekend nummer door aanvraag hiertoe in te dienen bij de werkgever op

het ogenblik van de voorstelling van hun lijst.

Ook de kaderleden die individueel een lijst indienen moeten bij de indiening

van hun lijst, de toekenning van een niet door de Minister toegekend

nummer aan de werkgever aanvragen. Dit volgnummer wordt bepaald door

lottrekking indien meerdere nummeraanvragen bij de werkgever werden

ingediend na de dag X + 35 en voor de dag X + 40.

(ii) Samenstelling van de kandidatenlijsten en voordracht van de lijsten

Tot uiterlijk X + 35, kunnen de interprofessionele werknemersorganisaties

of hun volmachthebbers bij de werkgever hun kandidatenlijsten indienen.

Deze volmachthebbers kunnen ook gemandateerd worden om de latere

kiesverrichtingen uit te voeren107. Deze organisaties mogen slechts een

volmacht geven voor één kandidatenlijst per categorie van werknemers

waaraan één of meer mandaten werden toegekend108.

Voor de voordracht van kaderleden door groepen van kaderleden gelden

volgende bijkomende voorwaarden:

in een onderneming met 15 tot 49 kaderleden: minimum 5

ondertekenaars die de lijst ondersteunen;

in een onderneming met 50 tot 99 kaderleden: minimum 10

ondertekenaars die de lijst ondersteunen;

in een onderneming met 100 kaderleden en meer: minimum 10%

ondertekenaars die de lijst ondersteunen.

Een kaderlid mag slechts één lijst ondersteunen.

Met elke lijst ingediend na deze termijn moet geen rekening gehouden

worden109. De papieren kandidatenlijsten moeten conform het model

worden opgesteld overeenkomstig de bijlage bij de Wet van 4 december

2007 betreffende de Sociale Verkiezingen110.

Vanaf de Sociale Verkiezingen van 2016 kan de indiening van

kandidatenlijsten gebeuren door verzending of overhandiging van papieren

lijsten111, maar voortaan ook via een upload op de webapplicatie die

precies daartoe is voorzien op de website van de FOD WASO.

106

Art. 34 en 35 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.107

Art. 33, §2 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.108

Art. 20ter Wet 20 september 1948.109

Arbrb. Brussel (25ste

k.) 23 april 2008, A.R. nr. 5451/08. 110

Art. 33, § 2 van de Wet van 4 december 2007, gewijzigd door art. 13 van de Wet van 2 juni 2015. 111

In dat geval wordt de datum van voordracht bepaald door de datum van verzending per post van de kandidatenlijsten of

de datum van de onmiddellijke overhandiging van de lijsten aan de werkgever (art. 33 § 2 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, gewijzigd door art. 13 van de Wet van 2 juni 2015).

33

De huislijsten van kandidaat-kaderleden voor de verkiezing van de leden

van de OR, moeten steeds via papieren weg worden ingediend, zij kunnen

niet worden geüpload op de webapplicatie. In dat geval zullen de

verlengingstermijnen en de toepassingsmodaliteiten worden

bekendgemaakt door middel van een bericht op de website van de FOD

WASO112.

Wanneer de representatieve werknemersorganisatie of de representatieve

organisatie van kaderleden een bepaalde wijze van voordracht in een

bepaalde onderneming heeft gekozen, is zij ertoe gehouden deze wijze

aan te houden voor alle verdere handelingen die betrekking hebben op de

voordracht van kandidaten, met inbegrip van de aanpassing van de lijst of

de vervanging van één of meer voorgedragen kandidaten113.

Een vermoeden werd eveneens ingevoerd: elke kandidatenlijst die wordt

geüpload op de webapplicatie van de FOD WASO wordt vermoed te zijn

geüpload door de betrokken representatieve organisatie van werknemers

of kaderleden114.

Indien, omwille van technische redenen, de webapplicatie niet toelaat om

kandidatenlijsten of aanpassingen eraan of vervangingen up te loaden

binnen de wettelijk bepaalde termijn, zal een bijkomende termijn ten belope

van de duurtijd van de niet-toegankelijkheid van de webapplicatie worden

toegekend teneinde de upload mogelijk te maken (bekendmaking via de

website van de FOD WASO).

De kandidatenlijsten mogen niet meer kandidaten omvatten dan er

mandaten van effectief en plaatsvervangende leden zijn toe te kennen115.

Sinds de wet van 2003 mag, om een abnormaal aantal kandidaatstellingen

te voorkomen, het aantal kandidaatstellingen ingediend door een inter-

professionele organisatie of hun volmachthebbers niet meer bedragen dan

tweemaal het aantal in te vullen mandaten, ongeacht het aantal betrokken

centrales.

Als verscheidene mandaten worden voorzien voor de verschillende

categorieën van het personeel (arbeiders, bedienden, kaderleden, jeugdige

werknemers), moeten onderscheiden kandidatenlijsten worden

neergelegd voor de verschillende categorieën.

Er mag geen zelfde kandidaat op meer dan één kandidatenlijst worden

voorgedragen116. De kandidaten moeten behoren tot de categorie waarvoor

112

Art. 33, § 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 13 van

de Wet van 5 juni 2015.113

Art. 33, § 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 13 van

de Wet van 5 juni 2015.114

Art. 33, § 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 13 van de Wet van 5 juni 2015.

115Art. 33, § 2, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door artikel 13 van

de Wet van 5 juni 2015.116

Arbrb. Charleroi (5de

k.) 13 juni 2008, A.R. nr. 5824/08.

34

zij ter verkiezing worden voorgedragen117 en moeten behoren tot de TBE

waar hun kandidatuur wordt voorgedragen118.

Wel mag men zich kandidaat stellen voor zowel de OR als voor het CPBW.

Om verkiesbaar te zijn, moet de kandidaat voorgedragen worden door de

organisaties die de bevoegdheid kregen hiertoe over te gaan en lid zijn van

deze organisatie119. Daarenboven moet de werknemer aan de volgende

verkiesbaarheidsvoorwaarden voldoen:

verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst of een leercontract120,

of een gelijkgestelde werknemer zijn;

tenminste 18 jaar oud zijn;

de leeftijd van 65 niet hebben bereikt;

geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel noch de

hoedanigheid hebben van preventieadviseur van de interne dienst

voor preventie en bescherming op het werk121, noch de

hoedanigheid hebben van vertrouwenspersoon in de zin van de Wet

van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij

de uitvoering van hun werk122;

deel uitmaken van de TBE waarin hun kandidatuur voorgedragen

wordt123;

117

Arbrb. Brussel (25ste

k.) 13 juni 2008, A.R. nr. 5439/08; Arbrb. Charleroi (5de

k.) 25 april 2008, A.R. nr. 08/1504/A. 118

Art. 33 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen; Arbrb. Brussel, 24 april 1995, A.R. nr.

84.991/95.119

GwH 12 maart 2008, nr. 48/2008, rolnr. 4415; Arbrb. Brussel (22ste

k.) 30 april 2008, A.R. nr. 5823/08; Arbrb. Brugge 7

mei 2008, A.R. nr. 08/862/A; Arbrb. Mechelen (2de

k.) 28 april 2008, A.R. nr. 08/534/A.120

Het kan voorkomen dat een kandidaat reeds zijn vooropzeg kreeg, of zelfs reeds het bedrijf verlaten heeft. De datum van ontslag is dan doorslaggevend. De Wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de

personeelsafgevaardigden bepaalt dat de bescherming die de kandidaten genieten (betreffende hun ontslag) loopt

vanaf de 30ste dag vóór de dag X. Als de kandidaat ontslagen wordt na deze 30ste dag blijft zijn kandidatuur geldig (als hij voldoet aan de andere verkiesbaarheidsvoorwaarden). De dag X - 30 is dus een essentieel en houdt in dat

desgevallend de werknemers beschermd worden zonder dat de werkgever op de hoogte is van hun

kandidatuur. Deze situatie kan aanleiding geven tot rechtsmisbruik door de representatieve organisaties. Toch is de rechtspraak zeer weinig geneigd rechtsmisbruik aan te nemen als grond voor een ongeldige kandidatuur. Zo

bijvoorbeeld heeft de Arbeidsrechtbank van Brussel beslist dat het feit dat men zich kandidaat stelt na ontlag wegens

zware fout op zich, niet volstaat om het onrechtmatig karakter van deze kandidatuur aan te tonen (Arbrb. Brussel, 21 april 1995, A.R.nr. 84.366/95).

121De preventieadviseur die deel uitmaakt van het personeel van de onderneming waar hij zijn/haar functie uitoefent, mag

geen werkgeversvertegenwoordiger, noch werknemersvertegenwoordiger zijn (art. 16 b), par. 2 van de Wet van 20 september 1948 en art. 57 van de Welzijnswet). Zij kunnen dus geen kandidaat zijn op de verkiezingslijsten.

122Art. 12 en 19 van de Wet van 20 september 1948, zoals gewijzigd door art. 28 en 29 van de Wet van 2 juni 2015; art. 57

van de Welzijnswet, zoals gewijzigd door art. 31 van de Wet van 2 juni 2015. De reglementering is voortaan in lijn met wat er reeds bestond op het niveau van het CPBW. Het doel van deze wijziging is dan ook het waarborgen van de

onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon binnen de onderneming (zie wetsontwerp tot wijziging van de Wet van 4

december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, van de Wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en van de Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun

werk, Parl.St. Kamer 2014-15, nr. 54K1048001); Er werd eveneens voorzien in een overgangsbepaling voor de

vertrouwenspersoon die als werknemers- of werkgeversvertegenwoordiger aangeduid werden vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wet (22 juni 2015) – zie art. 30 en 32 van de Wet van 2 juni 2015. Deze kunnen hun functie als

vertrouwenspersoon blijven uitoefenen tot de sociale verkiezingsperiode van 2016, zelfs indien ze vallen onder de

toepassing van de onverenigbaarheden die de Wet van 2 juni 2015 invoert. 123

Arbrb. Gent, mei 1995 A.R. 119.105/95.

35

een zekere anciënniteit bewijzen en aldus minstens zes maand

ononderbroken124 tewerkgesteld zijn in de juridische entiteit waartoe

de onderneming behoort of in de technische bedrijfseenheid

gevormd door verschillende juridische entiteiten, ofwel tewerkgesteld

zijn krachtens een arbeids- of een leerovereenkomst of krachtens

gelijkaardige voorwaarden in de juridische entiteit waartoe de

onderneming behoort of in de technische bedrijfseenheid, gevormd

door verschillende juridische entiteiten in het jaar 2015, gedurende in

totaal minstens 9 maanden tijdens meerdere periodes125.

Het voorkomen op de kiezerslijsten is geen voorwaarde voor de

kandidatuurstelling126.

De verkiesbaarheidsvoorwaarden moeten vervuld zijn op de datum van de

verkiezingen (dag Y).

De kandidatenlijsten worden ten laatste op X + 40 ter kennis gebracht van

de werknemers, door aanplakking van een bericht op dezelfde plaats als

het bericht dat de datum van de verkiezingen aankondigt. Het is expliciet

voorzien voor de verkiezingen van 2016 (zoals reeds voor de verkiezingen

van 2012) dat de aanplakking van de kiezerslijsten vervangen mag worden

door een elektronische mededeling indien dit ook gebeurd is voor de

aanplakkingen van dag X en voor zover de werknemers hiertoe toegang

hebben tijdens de werkuren.

Dit bericht vermeldt:

de namen van de kandidaten-arbeiders;

de namen van de kandidaten-bedienden;

de namen van de kandidaten-jeugdige werknemers;

de namen van de kandidaten-kaderleden.

De werkgever moet de lijsten aanplakken zoals ze hem meegedeeld werd

door de organisaties of hun volmachthebbers, zelfs indien de lijst niet

geldig is omdat ze bijvoorbeeld meer kandidaten bevat dan toegelaten127.

Ten einde de opeenstapeling van aangeplakte documenten te vermijden is

de termijn van aanplakking beperkt tot 15 dagen volgend op de

aanplakking van de uitslag van de stemming; enkel het bericht met de

aankondiging van de verkiezingsuitslagen blijft aangeplakt tot de

vierentachtigste dag na de aanplakking ervan128.

124

De rechtbank van Gent heeft beslist dat een korte onderbreking van drie dagen tussen twee overeenkomsten voor een

bepaalde tijd niet van die aard is de anciënniteit van de werknemer te verbreken (Arbrb. Gent 25 april 1995, A.R.nr.119106/95). De oorzaken van schorsing van uitvoering van de overeenkomst hebben geen invloed op de

anciënniteitvoorwaarden (Arbrb. Nijvel 19 april 1995, A.R. nr.8030W/95).; Arbrb Bergen (9de

k.) 21 april 2008, A.R. nr.

08/894/A; Arbrb. Kortrijk 7 mei 2008, A.R. nr. 08/614/A.125

Arbrb. Turnhout (1ste

k.) 9 april 2008, A.R. nr. 08/586/A en 14 april 2008, A.R. nr. 08/642/A.126

Arbrb. Gent (6de

k.) 15 april 2008, A.R. nr. 08/809/A. en daaropvolgend Cass. 5 januari 2009, S.08/0101.N. 127

Cass. 12 maart 1984, Soc.Kron., 1994, 391; Arbrb. Gent 28 mei 1991, A.R.nr. 95806/91.128

Art. 45 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

36

(iii) Beëindiging van de verkiezingsprocedure in geval van afwezigheid

van lijsten.

De verkiezingsprocedure wordt stopgezet wanneer geen enkele

kandidatenlijst is ingediend op de dag X + 40, voor geen enkele

werknemerscategorie of alle geldig ingediende kandidaturen ingetrokken

werden overeenkomstig artikel 37 van de Wet van 4 december 2007, of

nog alle lijsten nietig werden verklaard door de Arbeidsrechtbank in het

kader van het beroep geregeld door artikel 39 van de Wet van 4 december

2007129.

Dit is ook het geval wanneer geen enkele kandidatenlijst is neergelegd voor

één of meerdere personeelscategorieën maar één of meerdere lijsten

neergelegd zijn voor ten minste een andere personeelscategorie, of

wanneer één enkele representatieve werknemersorganisatie of één enkele

organisatie van kaderleden of wanneer enkel één groep van kaderleden

een aantal kandidaten voordraagt dat gelijk is aan of lager is dan het aantal

toe te kennen gewone mandaten. Enkel in het laatste geval zijn de

kandidaten van rechtswege verkozen. De van rechtswege verkozen

kandidaat geniet als effectief verkozene van de ontslagbescherming, zelfs

indien hij de enige verkozene is en derhalve het orgaan niet zal kunnen

functioneren130.

De verkiezingsprocedure wordt eveneens stopgezet wanneer het

kiesbureau vaststelt dat alle voorgedragen kandidaten hun kandidatuur

hebben ingetrokken en deze kandidaten niet werden vervangen door

nieuwe kandidaten131.

Artikel 78 van de Wet betreffende de Sociale Verkiezingen132 voorziet de te

respecteren formaliteiten in geval van gehele of gedeeltelijke stopzetting

van de kiesprocedure:

In het geval de procedure stopgezet wordt voor één of meerdere

categorieën van werknemers wanneer er geen enkele kandidaat

voor de(ze) categorie(ën) van werknemers is, stelt het stembureau,

samengesteld uit de werknemerscategorie met het grootste aantal

kiesgerechtigden, de stopzetting van de procedure vast de dag voor

de verzending of overhandiging van de oproepingen. Deze

vaststelling wordt schriftelijk opgesteld in een proces-verbaal van

(gedeeltelijke) stopzetting.

Indien er een eind aan de procedure wordt gemaakt omdat één

enkele representatieve werknemersorganisatie of één enkele

representatieve organisatie van kaderleden of één groep van

kaderleden voor één of meerdere werknemerscategorieën een

kandidatenlijst heeft neergelegd waarvan het aantal inferieur of gelijk

is aan het aantal in te vullen mandaten, dan komt een stembureau

129

Art. 78 § 1 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, gewijzigd door de Wet van 2 juni 2015.

130Art. 78 § 3 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

132Art. 78 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

37

bijeen de dag voor de verzending of overhandiging van de

oproepingen voor de categorie(ën) getroffen door een gedeeltelijke

stopzetting. Dit stembureau stelt een proces-verbaal van stopzetting

op volgens het model. De kandida(a)t(en) worden van rechtswege

verkozen.

Deze mededeling aan de FOD WASO en de werknemersorganisaties

gebeurt langs elektronische weg op de webapplicatie die precies daartoe

werd voorzien op de website van de FOD WASO133. De werkgever/de

directeur van het bureau heeft inderdaad de mogelijkheid om een kopie

van de beslissing/het proces-verbaal up te loaden via de webapplicatie van

de FOD WASO. In laatstgenoemd geval hoeft hij geen kopie meer te

voorzien voor de werknemersorganisaties.

5.3.4 Van X + 35 tot X + 80: Klachten en beroepen tegen de kandidatenlijsten

(i) Klachten

De termijn om klacht in te dienen of beroep aan te tekenen tegen de

kandidatenlijsten zijn vaste termijnen.

Ten laatste op X + 47 kunnen de werknemers die op de kiezerslijsten

voorkomen, alsmede de representatieve werknemersorganisaties en de

representatieve organisaties van kaderleden die zelf een lijst hebben

voorgedragen, bij de werkgever klacht indienen tegen de

kandidatenlijsten134.

Indien de werknemers hun kandidatuur wensen in te trekken, moeten ze dit

ter kennis brengen van hun werkgever binnen dezelfde termijn135.

De werkgever brengt de klacht of de intrekking van de kandidatuur over

zowel aan de organisatie die de betwiste kandidatuur heeft voorgesteld als

naar haar machthebber, voor zover deze een adres heeft

gecommuniceerd, of aan de kaderleden die een lijst hebben voorgesteld.

De werkgever brengt de klacht over de dag na ontvangst ervan en ten

laatste op dag X + 48. De voorlegging gebeurt naar keuze van de

werkgever hetzij per post, hetzij via een upload op de webapplicatie die

precies daartoe is voorzien op de website van de FOD WASO136.

In geval van klacht hebben de representatieve organisaties tot X + 54 de

tijd om de lijst met voorgedragen kandidaten te wijzigen, indien zij dit

nodig achten. Deze wijziging dient te worden medegedeeld op een

document overeenkomstig het model als bijlage bij de Wet van 4 december

2007 betreffende de Sociale Verkiezingen137. Er is echter één beperking.

133

Art. 78 en art. 68 lid 2 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 134

Art. 37, 1° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.135

Art. 37, 2° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. Gelet op het openbare orde karakter van de materie, is een terugtrekking van de kandidatuur na dag X+47 niet geldig (Cass. 22 juni 1992, J.T.T 1992, 126.

Zie ook Arbrb. Luik (8e

k.) 23 april 2012, A.R. 405876 en 405817). In 2000 heeft het Hof van Cassatie echter geoordeeld

dat het openbare orde karakter geen dading uitsluit waarbij een werknemer zijn kandidatuur terugtrekt (Cass. 15 mei 2000, J.T.T. 2000, 371).

136Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 37, 3° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale

Verkiezingen. 137

Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 37, 3° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale

Verkiezingen.

38

De kandidaten die het voorwerp zijn van een klacht omdat ze niet voldoen

aan één van de verkiesbaarheidsvoorwaarden mogen niet vervangen

worden wanneer ze geen deel uitmaakten van de onderneming op dag X –

30138.

Ten laatste op X + 56 moet de werkgever opnieuw de kandidatenlijsten

laten aanplakken op dezelfde plaatsen als het bericht dat de datum van de

verkiezingen aankondigt. De werkgever is steeds verplicht deze lijsten te

laten aanplakken, ter bevestiging, ook als er geen enkele wijziging werd

aangebracht en zelfs indien geen enkele klacht werd ingediend139. De

aanplakking kan niettemin vervangen worden door het ter beschikking

stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers hiertoe

toegang hebben tijdens hun normale werkuren140.

(ii) Beroep bij de Arbeidsrechtbank

In geval van voorafgaande klacht

Binnen de vijf dagen die volgen op het verstrijken van de termijn

voorzien voor de aanplakking van de kandidatenlijsten, m.a.w.

tussen X + 56 en X + 61141, kunnen de betrokken werknemers, de

betrokken representatieve werknemersorganisaties en de betrokken

representatieve organisaties van kaderleden bij de

Arbeidsrechtbank een beroep instellen tegen de voordracht van

kandidaten die tot een klacht aanleiding heeft gegeven. De

ontvankelijkheid van het beroep is dus afhankelijk van een

voorafgaande klacht op niveau van de onderneming142.

De werkgever kan eenzelfde beroep instellen tegen de voordracht

van kandidaten, wanneer de kandidaturen of de kandidatenlijsten

niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van de Wet van 20

september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, van de

Welzijnswet van 4 augustus 1996 en de Wet van 4 december 2007

betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door de Wet

van 2 juni 2015143.

De Arbeidsrechtbank doet uitspraak binnen de 14 dagen die volgen

op de dag van ontvangst van het beroep, zijnde ten vroegste op X +

61 en ten laatste op X + 75.

Tegen deze beslissing staat geen beroep noch verzet open144.

138

Art. 37, 1° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.139

Art. 37, 5°-7° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door art. 14 van de Wet van 2 juni 2015.

140Art. 14 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 37 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale

Verkiezingen. 141

Arbrb. Brussel (25ste k.) 21 april 2008, A.R. nr. 5342/08.142

Art. 39 van de Wet Van 4 december 2007, zoals gewijzigd door art. 16 van de Wet van 2 juni 2015; Arbrb. Mechelen 23

maart 1987, R.W. 1987-88, 478; Arbrb. Antwerpen 7april 1987, A.R. nr. 162.664.143

Art. 16 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 39 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale

Verkiezingen.144

Art. 16 § 3 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 39 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

39

Bij gebreke aan een voorafgaande klacht

Indien er geen klacht werd ingediend, kan enkel de werkgever een

beroep instellen bij de Arbeidsrechtbank.

Hij moet dit beroep instellen binnen de 5 dagen na het vervallen van

de termijn om klachten in te dienen, zijnde tussen X + 47 en X + 52.

De werkgever kan dus niet op eigen initiatief veranderingen

aanbrengen aan de kandidatenlijsten.

De rechtbank doet uitspraak binnen de 14 dagen die volgen op de

dag van ontvangst van het beroep, hetzij tussen X + 52 en X + 66.

Tegen haar beslissing staat geen beroep noch verzet open.

5.3.5 Stembureaus

Er moeten kiescolleges worden samengesteld (drie voor het comité – arbeiders,

bedienden en jeugdige werknemers, en vier voor de OR – arbeiders, bedienden,

kaderleden en jeugdige werknemers).

Voor de samenstelling van de kiescolleges, moet rekening gehouden worden met

het aantal werknemers dat voor elke categorie (behalve de categorie van

kaderleden) op de kiezerslijsten is ingeschreven na het afsluiten ervan.

Slechts wanneer een categorie 25 werknemers bevat wordt van deze categorie

een afzonderlijk kiescollege samengesteld.

Voor wat betreft de kaderleden, moet rekening gehouden worden met de

nominatieve lijst van kaderleden doorgegeven op de dag X.

Op deze lijst moeten ten minste 15 kaderleden voorkomen opdat een afzonderlijk

kiescollege zou worden opgestart.

De bepalingen betreffende de kiescolleges moeten strikt geïnterpreteerd worden,

zo bv. kan de werknemer niet met alle afgevaardigden overeenkomen om 2

verschillende kiescolleges op te richten wanneer de onderneming 54 arbeiders en

12 bedienden telt.145.

Er moet minstens 1 stembureau worden opgericht per kiescollege. De raad of het

comité of, bij ontstentenis ervan, de werkgever, stelt de stembureaus samen per

kiescollege.

In akkoord met de vakbondsafvaardiging wijst hij op de dag X + 40, onder het

personeel van de onderneming, de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter

aan van elk bureau dat wordt opgericht.

Deze voorzitters mogen niet op een kandidatenlijst voorkomen, maar kunnen wel

deel uitmaken van een andere categorie dan de categorie voor de welke het

bureau dat door de (substituut) voorzitter werd opgericht.

Indien op de dag X + 40 geen akkoord bereikt is, stelt de werkgever de sociaal

inspecteur-districtshoofd van de Inspectie der sociale wetten van het rechtsgebied

daarvan in kennis. Deze mag hetzij het voorzitterschap van een hoofdbureau

bekleden en de voorzitters en plaatsvervangende voorzitters van de andere

145

Arbrb. Mechelen 6 juni 1983, A.R. nr. 28057.

40

bureaus aanwijzen, hetzij de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van het

hoofdbureau en van de andere bureaus aanstellen, in geval hij verhinderd is het

voorzitterschap van het hoofdbureau op zich te nemen.

Alle leden van de bureaus moeten worden aangeduid uiterlijk op de dag X + 54.

De voorzitter van elk stembureau wijst zijn secretaris aan alsook een

plaatsvervangende secretaris. De OR of het CPBW, of bij gebrek daaraan de

voorzitter, wijst 4 bijzitters aan.

Op de dag X + 60 laat de raad of het comité, of indien er nog geen is, de

werkgever, een bericht aanplakken waarop de samenstelling van de stembureaus

en de indeling van de kiezers per bureau zijn aangegeven146.

Het bericht wordt aangeplakt op dezelfde plaatsen als het bericht dat de datum van

de verkiezingen aankondigt.

De organisaties die kandidaten hebben voorgedragen ontvangen een afschrift van

dit bericht.

De betrokken representatieve organisaties van werknemers en kaderleden mogen,

indien zij dit wensen, getuigen aanwijzen die ermee belast worden in elk

stembureau het verloop der verrichtingen te volgen. Deze getuigen moeten

werknemers van de onderneming zijn147. De aanwijzing gebeurt ten laatste op de

dag X + 70.

5.3.6 Verbetering naam

Uiterlijk op X + 47 betekenen de kandidaten aan de werkgever de verbeteringen

aan hun naam of hun voornaam zoals die voorkomt op de aangeplakte, voorlopige

kandidatenlijsten.

5.3.7 Definitieve afsluiting van de kandidatenlijsten

Normaal gezien worden de kandidatenlijsten afgesloten ten laatste op de dag X +

75, m.a.w. op de laatste dag dat de Arbeidsrechtbank een beslissing had kunnen

nemen betreffende de kandidaturen.

Toch bestaat de mogelijkheid voor de representatieve werknemersorganisaties, de

representatieve organisaties van kaderleden of de kaderleden om in de limitatief

opgesomde gevallen van artikel 38 van de Wet van 4 december 2007 betreffende

de Sociale Verkiezingen de lijst nog in extremis te wijzigen.

De enige gevallen waarin dit is toegelaten zijn:

het overlijden van een kandidaat;

het ontslag gegeven door een kandidaat uit zijn betrekking in de

onderneming;

het ontslag gegeven door een kandidaat uit de representatieve

organisatie die hem heeft voorgedragen;

de intrekking door de kandidaat van zijn kandidatuur;

146

Art. 43 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.147

Art. 44 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

41

de wijziging van categorie van een kandidaat.

De wijzigingen kunnen doorgevoerd worden ten laatste tot de dag X + 77, en

moeten door de werkgever worden aangeplakt van zodra de vervanging hem

betekend is. De vervanging dient te worden meegedeeld op een document

overeenkomstig het model als bijlage bij de Wet van 4 december 2007 betreffende

de Sociale Verkiezingen148. De aanplakking kan vervangen worden door het ter

beschikking stellen van een elektronisch document, voor zover alle werknemers

hiertoe toegang hebben tijdens hun normale werkuren149.

Na deze dag (X + 77) mogen de kandidatenlijsten niet meer worden gewijzigd.

Geen enkel beroep is meer mogelijk tegen deze lijsten. Alleen de nietigverklaring

van de verkiezingen kan nog gevraagd worden indien men een onwettelijke

kandidatuur vaststelt.

5.3.8 Het opmaken van de stembiljetten

Van zodra de kandidatenlijsten definitief zijn (m.a.w. vanaf de dag X + 77), moet de

werkgever overgaan tot het opmaken en het drukken van de stembiljetten. Deze

stembiljetten moeten overeenstemmen met het model als bijlage bij de Wet van 4

december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen150.

De lijsten moeten overeenkomstig de bij de loting bepaalde volgorde worden

gerangschikt. De namen van de kandidaten worden ingeschreven in volgorde van

hun voordracht151.

5.3.9 Aanpassing van de kiezerslijsten

Ten laatste aan de vooravond van het versturen of het overhandigen van de

oproepingsbrieven voor de verkiezing (m.a.w. de dag X + 77) schrapt de OR, het

comité of, bij ontstentenis daarvan, de vakbondsafvaardiging bij een beslissing

genomen met éénparigheid van stemmen, de werknemers die geen deel meer

uitmaken van de onderneming op het ogenblik waarop de beslissing wordt

genomen, van de kiezerslijsten152. Deze beslissingen zijn niet vatbaar voor

beroep.

De eventuele schrappingen hebben geen gevolgen voor de samenstelling van de

kiescolleges- en bureaus.

5.3.10 Oproeping voor de verkiezingen

De oproepingsbrief voor de verkiezingen wordt ten laatste op de dag X + 80 aan

de kiezers overhandigd. Een bericht dat aangeplakt wordt op de dag van deze

overhandiging duidt aan dat deze heeft plaatsgehad.

De werkgever informeert de werknemers van de datum en de plaats van de

overhandiging door middel van een aangeplakt bericht.

148

Art. 15 van de Wet van 2 juni 2015 tot wijziging van art. 38 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de SocialeVerkiezingen.

149Art. 36, 3° van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

150Art. 17 van de Wet van 2 juni 2015.

151Wanneer stembiljetten onregelmatigheden bevatten, komt het toe aan het soeverein oordeel van de rechter om te

bepalen of deze onregelmatigheden van die aard waren dat ze de verkiezingen hebben beïnvloed. Zie Arbrb. Nijvel

(afd. Waver, 2e

k.) A.R. 12/1100/A. 152

Art. 46 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

42

De kiezer die gedurende de dag waarop de oproepingsbrief moet worden

overhandigd niet in de onderneming aanwezig is, wordt opgeroepen bij een

dezelfde dag ter post aangetekende brief of door eender welk middel voor

zover de werkgever een bewijs kan leveren van verzending van deze

oproepingsbrief en van ontvangst door de bestemmeling153.

In geval per brief wordt gestemd is het voortaan toegestaan om de

oproepingsbrieven en de stembiljetten tegen ontvangstbewijs te overhandigen aan

de werknemers aanwezig in de onderneming ten laatste tien dagen voor de datum

van de verkiezingen. De werkgever blijft gehouden om de werknemers die moeten

kunnen stemmen per brief en die niet aanwezig waren op de dagen van de

overhandiging van de oproepingsbrieven op te roepen door middel van

aangetekende brief.

In voorkomend geval kan de aangetekende verzending zowel de oproeping en de

stembiljetten voor de verkiezing van de raad als van het comité bevatten, alsook

de stembiljetten voor arbeiders en bedienden in geval van een gemeenschappelijk

kiescollege154.

De oproepingsbrief moet de volgende vermelding bevatten:

"Om de afvaardiging die zal worden verkozen een werkelijk

vertegenwoordigend karakter te geven hebben alle werknemers tot plicht

aan de stemming deel te nemen".

De oproeping moet ook ten minste melding maken van de datum en de plaats van

de verkiezingen, alsook van het stembureau waarbij de werknemer zich moet

aanmelden155.

5.3.11 Schorsing van de procedure

De kiesprocedure kan geschorst worden op aanvraag van een representatieve

organisatie die kandidaten kan voorstellen indien:

gedurende X en Y de meerderheid van de arbeiders- of

bediendencategorie in kwestie in een staking betrokken is;

tussen X en Y 25% van de werknemers van de arbeiders- of

bediendencategorie in kwestie tijdelijk werkloos is156.

De werkgever en de representatieve werknemersorganisatie die kandidaten

kunnen voordragen, kunnen niettemin beslissen om de verkiezingsprocedure

verder te zetten. Bij gebreke aan akkoord, stellen zij de datum vast tot wanneer de

procedure zal geschorst worden. Indien zij dit niet doen, begint de schorsing te

lopen op het moment waarop de voorgaande schorsingsvoorwaarden zijn vervuld

en neemt de schorsing een einde de dag waarop de schorsingsvoorwaarden niet

langer zijn vervuld157.

5.4 Op dag Y: stemverrichtingen 153

Art. 47 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.154

Art. 47 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.155

Art. 47 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.156

Art. 13 § 1 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals gewijzigd door art. 8 van de

Wet van 2 juni 2015. 157

Art. 13 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

43

5.4.1 Het stemmen

Het stembureau draagt de verantwoordelijkheid voor de kiesverrichtingen. De

werkgever moet het stembureau alle faciliteiten verlenen die voor het vervullen van

de taak vereist zijn158.

De werkgever moet het voor elk bureau bestemd lokaal zo inrichten, dat het

geheim van de stemming wordt bewaard159 .

De voorzitter handhaaft de orde en zorgt ervoor dat de kiesverrichtingen

regelmatig verlopen160. Hij vergewist er zich van dat de stembiljetten op een

bepaalde manier gevouwen zijn en overhandigt persoonlijk de stembiljetten aan de

werknemers161.

Het stembureau moet volledig zijn om tot de stemverrichtingen te kunnen

overgaan.

De openingsuren van de stembureaus moeten derwijze worden vastgesteld dat

alle werknemers tijdens de werkuren aan de stemming kunnen deelnemen.

De kiesverrichtingen hebben plaats op een werkdag en moeten op dezelfde dag

beëindigd zijn. Nochtans, wanneer het niet mogelijk is de kiesverrichtingen tot één

dag te herleiden, mogen zij gedurende verscheidene, zelfs niet achtereenvolgende

werkdagen worden voortgezet, na akkoord van de OR of van het CPBW, of, bij

ontstentenis daarvan, de vakbondsafvaardiging162.

De kiezer mag niet meer stemmen uitbrengen dan er effectieve mandaten te

verdelen zijn163.

Het is ook mogelijk om een systeem van elektronisch stemmen te gebruiken.

Het informaticasysteem dat desgevallend zou worden gebruikt, moet aan de in

artikel 71 en 72 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale

Verkiezingen bepaalde voorwaarden beantwoorden. Deze artikels hebben de

verplichting opgeheven om magnetische kaarten te gebruiken, de andere

voorwaarden blijven behouden.

5.4.2 Afsluiting van de stemming

Wanneer de stemming beëindigd is en na eventueel de stemmen per brief

ontvangen en gecontroleerd te hebben, sluit het bureau het proces-verbaal van

de verkiezingen. Het aantal kiezers die aan de stemming hebben deelgenomen

alsmede het aantal teruggenomen en ongebruikte stembiljetten wordt erin

opgetekend.

De getuigen hebben het recht hun opmerkingen in het proces-verbaal te doen

opnemen.

Het proces-verbaal moet overeenstemmen met het model in bijlage bij de Wet van

4 december 2007164.

158

Art. 48 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.159

Art. 51 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.160

Art. 53 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.161

Art. 54 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.162

Art. 49 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.163

Art. 56 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

44

5.4.3 De stemopneming

Na het sluiten van de stemming, gaat het stembureau over tot de stemopneming.

De stemopneming moet voor elke categorie van kandidaten afzonderlijk

gebeuren. De voorzitter moet allereerst de omslagen die de stemming per brief

bevatten er uit halen. Hij opent deze omslagen en haalt de stembiljetten er uit

zonder deze te openen. Daarna ledigt hij de stembussen.

De voorzitter opent de stembus, telt de stembiljetten en verdeelt ze in vier

categorieën:

stembiljetten met geldige stemmen;

verdachte stembiljetten (de procedure betreffende deze stembiljetten is

gepreciseerd geweest en in geval van twijfel omtrent de geldigheid van

het stembiljet moet de voorzitter het stembiljet paraferen165;

ongeldige stembiljetten;

blanco stembiljetten.

Vervolgens worden het aantal ongeldige stembiljetten, het aantal biljetten met een

stem bovenaan de lijst en een stem voor één of meer kandidaten van dezelfde lijst

alsook het aantal door elke kandidaat behaalde naamstemmen opgetekend in het

proces-verbaal.

Het proces-verbaal wordt dan, samen met de per categorie gerangschikte biljetten,

in gesloten omslagen door de voorzitter overhandigd aan de voorzitter van het

bureau verantwoordelijk voor de verdeling van de mandaten en de aanwijzing van

de gekozenen, indien dit bureau niet bestaat overhandigt de voorzitter alles

onmiddellijk aan de werkgever.

5.4.4 Verdeling van de mandaten en aanwijzing van de gekozenen

Zodra de verrichtingen van stemopneming zijn afgesloten gaat het hoofdbureau

over tot de verdeling van de mandaten en de aanwijzing van de gekozenen.

De verdeling van de mandaten en de aanwijzing van de gekozenen gebeurt

afzonderlijk voor elke categorie van de te kiezen kandidaten.

Om tot de verdeling van de mandaten te kunnen overgaan, moet men het aantal

stemmen bepalen dat voor elke lijst werd uitgebracht, de mandaten verdelen onder

de verschillende lijsten en de gekozenen van elke lijst aanduiden. Artikels 65 en 66

van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen bevatten

gedetailleerde berekeningsregels voor de manier waarop mandaten verdeeld

moeten worden.

De plaatsvervangende kandidaten worden op dezelfde manier aangewezen als de

gewone kandidaten166.

De namen van de plaatsvervangers en de niet verkozen kandidaten zullen in

dezelfde ronde gecommuniceerd worden. Het bureau zal allereerst de gewone

gekozenen aanwijzen. Eenmaal deze eerste ronde afgelopen is zullen de namen 164

Art. 68 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 165

Art. 62 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.166

Art. 67 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.

45

van de gewone gekozenen doorstreept worden van elke lijst. Vervolgens gaat het

bureau over tot een tweede individuele toewijzing van de lijststemmen die aan de

orde van de voordracht ten goede komt; deze toewijzing geschiedt op dezelfde

wijze als voor de gewone kandidaten.

Alle plaatsvervangers evenals hun volgorde en de voorlopige volgorde van de

resterende niet verkozen kandidaten worden bepaald in functie van het aantal

bekomen naamstemmen vermeerderd met de hen toegewezen lijststemmen bij

deze tweede individuele toewijzing167.

5.4.5 Afsluiten van het proces-verbaal

Alle cijfers en verrichtingen die gediend hebben om over te gaan tot de verdeling

van de mandaten en tot de aanwijzing van de gekozenen, moeten vermeld worden

in het proces-verbaal onder de rubrieken ad hoc, alsook de namen van de gekozen

gewone en plaatsvervangende kandidaten.

Het proces-verbaal moet ondertekend worden door al de leden van het bureau168.

5.4.6 Statistische steekkaart

De voorzitter moet een statistische steekkaart invullen die voorafgaandelijk werd

overhandigd. Deze steekkaart wordt aangevuld door de werkgever voor de

vermeldingen die tot zijn bevoegdheid behoren.

Ook deze steekkaart moet ondertekend worden door al de leden van het bureau.

5.4.7 Aanplakking van de uitslag

Uiterlijk twee dagen na de sluiting van de kiesverrichtingen (dag Y + 2) wordt door

de werkgever op dezelfde plaatsen als het bericht dat de datum van de

verkiezingen aankondigt, een bericht aangeplakt met de uitslag van de stemming

en de samenstelling van de OR en het CPBW. Dit bericht bevat de precieze namen

van alle afgevaardigden van het personeel en alle afgevaardigden van de

werkgever, zowel als de plaatsvervangers.

De berichten moeten aangeplakt blijven tot de 84ste dag na het resultaat van de

stemming (Y + 86).

5.4.8 Na dag Y: beroepen tegen de verkiezingen

Binnen de 13 dagen na de aanplakking van de uitslag van de stemming (Y + 15)

kunnen de werkgever, de werknemers of de betrokken representatieve

werknemers- en kaderledenorganisaties beroep instellen met een verzoek tot

gehele of gedeeltelijke nietigverklaring van de verkiezingen of van de beslissingen

van de procedure stop te zetten of een verzoek tot verbetering van de

verkiezingsuitslag169 .

Na een eventuele nietigverklaring moet de nieuwe kiesprocedure beginnen binnen

de drie maanden die volgen op de definitieve uitspraak van nietigverklaring.

167

Art. 67 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.168

Art. 68, 1°, van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen.169

Art. 78bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen, zoals ingevoegd door art. 23 van de Wet van 2 juni 2015.

46

5.4.9 Eerste bijeenroeping van de nieuwe OR of CPBW170

Als er geen beroep tot nietigverklaring van de verkiezingen, tot verbetering van de

verkiezingsresultaten of tot nietigverklaring van de aanduiding van een

werkgeversafgevaardigde werd ingesteld171, dan wordt de eerste vergadering van

de OR of het CPBW gehouden uiterlijk binnen dertig dagen na het verstrijken van

de beroepstermijn172.

Indien wel beroep werd ingesteld, dan komt de eerste vergadering van de OR of

het CPBW samen binnen de dertig dagen na de definitieve gerechtelijke beslissing

tot geldigverklaring van de verkiezingen. Ondertussen blijft de oude OR of het

oude CPBW zijn taken uitvoeren, tot de nieuwe OR of het nieuwe CPBW definitief

is geworden.

Opgemerkt dient te worden dat deze bepaling slechts van aanvullend recht is, daar

het is toegestaan om een kortere termijn te voorzien in het huishoudelijk

reglement173.

170

Art. 81 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 171

Art. 78bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen. 172

De Arbeidsrechtbank doet uitspraak uiterlijk binnen de 67 dagen na de aanplakking ingeval van een verzoek tot gehele

of gedeeltelijke nietigverklaring van de verkiezingen of van een beslissing tot stopzetting van de procedure, of een

verzoek tot verbetering van de verkiezingsuitslag.173

Art. 81 van de Wet van 4 december 2007.

47

6 De schepping van nieuwe functies en het verlies van de leidinggevende

functie als werkgeversafgevaardigde

Artikel 80 van de Wet van 4 december 2007 betreffende de Sociale Verkiezingen174 lost

voortaan het probleem op dat ontstaat wanneer een lid van de werkgeversafvaardiging zijn

leidinggevende functie verliest. De werkgever kan in voorkomend geval de persoon

aanwijzen die dezelfde functie uitoefent.

Dit artikel lost ook het probleem op van de schepping van nieuwe functies tussen het

moment waarop de lijst met de leidinggevende functies een definitieve status verwerft en

het moment van aanplakking van het resultaat van de stemming. De lijst zal aangepast

mogen worden na de datum van aanplakking van de resultaten van de verkiezingen.

Daarvoor moet de werkgever een geschreven voorstel van aanpassing richten tot de OR

of het CPBW samen met de namen van de personen die deze leidinggevende functies

uitoefenen. De OR of het CPBW geeft eventuele opmerkingen binnen de maand aan de

werkgever te kennen.

Daarna geeft de werkgever schriftelijk zijn beslissing te kennen aan de OR of het CPBW

en zorgt hij voor een aanplakking in de lokalen van de onderneming waar ook het

arbeidsreglement wordt bewaard.

Hoger beroep staat open bij de Arbeidsrechtbank binnen de zeven dagen na de

aanplakking, conform artikel 12bis van de Wet van 4 december 2007 betreffende de

Sociale Verkiezingen175.

* * *

174

Gewijzigd door art. 24 van de Wet van 2 juni 2015. 175

Ingevoegd door art. 7 van de Wet van 2 juni 2015.

BIJLAGE I Procedure Sociale Verkiezingen (150 dagen) – belangrijke data

48

X – 60

Schriftelijke aankondigingen door werkgever i.v.m.: - bepaling van de TBE- aantal

personeelsleden per categorie

- functies van het leidinggevend personeel

- functies van kaderleden (indien van toepassing)

- bepaling van dag X en van dag Y

X – 35

Schriftelijke mededelingen van de beslissingen van de werkgever i.v.m.:- aantal TBE’s- functies van het

leidinggevend personeel- functies van kaderleden

(indien van toepassing)

X

Aankondiging datum sociale verkiezingen

Aanplakking door OR, CPBW, of bij ontstentenis, door de werkgever van:- datum en uurregeling van de verkiezingen- adres en benaming van de betreffende TBE’s- aantal mandaten per orgaan en per categorie- voorlopige kiezerslijsten* - lijst van de leden van het leidinggevend

personeel*- lijst van de kaderleden* (indien van

toepassing)- data die uit de verkiezingsprocedure

voortvloeien- persoon of dienst belast met het versturen of

ronddelen van oproepingsbrieven- beslissing aangaande elektronisch stemmen

(facultatief)

(*) of de plaatsen waar deze geconsulteerd kunnen worden

X – 30

Begin van de occulte periode

Consultatie OR, CPBW, of bij ontstentenis, vakbondsafvaardiging i.v.m.:- aantal TBE’s- functies van het leidinggevend

personeel- functies van de kaderleden (indien

van toepassing)

X + 35

Indienen van de kandidatenlijsten door

de representatieve werknemers- en

kaderorganisaties

X + 56

Aanplakking door de werkgever van

de eventueel gewijzigde

kandidatenlijsten

X + 60

Aanplakking door OR, CPBW,of bij ontstentenis, door de werkgever van:- samenstelling van de

stembureaus- indeling van de kiezers per

bureau

Y + 25

Einde bewaringsperiode

van documenten die gediend hebben voor

de verkiezingen (ingeval van beroep

in kennisstelling bevoegde rechtbank van de documenten)

Y + 1

Afsluiting van de kiesverrichtingen

Y + 2

Aanplakking van de uitslagen en

samenstelling van de organen

Aan te plakken tot Y+86!

X + 80

Uiterste datum overhandiging

oproepingsbrieven en aanplakking bericht dat

aanduidt dat overhandiging van de brieven heeft

plaatsgehad

X + 40

Aanplakking door de werkgever van de kandidatenlijsten X + 77

Afsluiten van de kandidatenlijsten en opmaken van de stembiljetten

Y

Dag verkiezingen en stemopneming

49

BIJLAGE II Beroepsmogelijkheden Sociale Verkiezingen

Onderwerp beroep Verzoeker IntroductiedatumDatum beslissing

ArbeidsrechtbankBeroep

Beroep tegen beslissingen van de werkgever

bekendgemaakt op dag X–35 (of bij gebreke

hieraan)

betrokken werknemers

betrokken werknemers- en

kaderorganisaties

Tussen X-35 en X-28 Binnen de 23 dagen na ontvangst

van het beroep, d.i. tussen X-28

en X-5

Geen beroep noch bezwaar

mogelijk

Beroep tegen beslissingen (of bij afwezigheid van

beslissing) na het aantekenen van bezwaren

m.b.t.:

voorlopige kiezerslijsten

de vaststelling van het aantal mandaten

per orgaan en per categorie

de lijst van het leidinggevend personeel

de lijst van de kaderleden

betrokken werknemers

betrokken werknemers- en

kaderorganisaties

Tussen X+14 en X+21 Binnen de 7 dagen na ontvangst

van het beroep, d.i. tussen X+21

en X+28

Geen beroep noch bezwaar

mogelijk

Beroep tegen kandidatenlijsten

in afwezigheid van voorafgaande klacht

werkgever Tussen X+47 en X+52

(verkorte termijn!)

Binnen 14 dagen na ontvangst

van het beroep, d.i. tussen X+52

en X+66

Geen beroep noch bezwaar

mogelijk

Beroep tegen kandidatenlijsten

in geval van voorafgaande klacht

werkgever

betrokken werknemers

betrokken werknemers- en

kaderorganisaties

Tussen X+56 en X+61 Binnen 14 dagen na ontvangst

van het beroep, d.i. tussen X+61

en X+75

Geen beroep noch bezwaar

mogelijk

Beroep betreffende

gehele of gedeeltelijke vernietiging van

verkiezingen

betwisting inzake beslissing de

procedure stop te zetten

verzoek tot verbetering van de

resultaten van de verkiezingen

hypothese waarbij de

werkgeversvertegenwoordigers geen

leidinggevende functie zouden hebben

werkgever

betrokken werknemers

betrokken werknemers- en

kaderorganisaties

Ten laatste Y+15 Ten laatste Y+69 Beroep dient ingesteld binnen

de 15 dagen na de betekening

van het vonnis van de

Arbeidsrechtbank.

Het Arbeidshof beslist binnen de

75 dagen na uitspraak van de

Arbeidsrechtbank (hetzij ten

laatste Y+144)