Meetnet Amfibieën Mededelingen

12
1 Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002 Meetnet Amfibieën Mededelingen Bestemd voor waarnemers en andere medewerkers van het Meetnet Amfibieën Aan deze Mededelingen werkten mee: Luciën Calle Ton van Eck Axel Groenveld (redactie) Ingo Janssen Bart van Opzeeland Gerard Smit Paul Veenvliet Willem van der Waal Alex Wieland Pieter de Wijer Annie Zuiderwijk Piet Zumkehr Correspondentieadres: RAVON-Werkgroep Monitoring Universiteit van Amsterdam Postbus 94766 1090 GT Amsterdam Tel. 020 - 525 7332 Fax. 020 - 525 5402 E-mail algemeen [email protected] Website: www.ravonwm.org E-mail medewerkers: [email protected] [email protected] [email protected] [email protected] Vreemd en exotisch Het is weer zover. Het seizoen is voorbij. Als doekje voor het bloeden deze Mededelingen om de herfst door te komen. Hij staat weer boordevol met allerlei vreemde schepselen (zoals opgeblazen kikkers, vijfpotige salamanders, padden met grote neusgaten en hermafrodiete kikkers) en exotische wezens (een Amerikaanse brulboei en een Latijnse woekerplant). Veel van de verhalen zijn afkomstig van oplettende en actieve waarnemers. Er zijn ook dingen die we zelf zijn tegengekomen tijdens het beschrijven van de telgebieden. Een karwijtje waar we al ver mee gevorderd, maar nog lang niet mee klaar zijn. Het komende seizoen zullen we dus nog veel het land in gaan om de waarnemers en hun telgebieden te bezoeken. Mocht je hiervoor iets willen afspreken, neem dan eventjes contact met ons op. Het veldwerk voor de monitoring is inmiddels afgerond, maar we hebben helaas nog niet alle telformulieren retour gekregen. En hoewel 2002 een goed amfibieënjaar lijkt te zijn geweest weten we dat natuurlijk pas zeker als we alle gegevens verwerkt hebben. Bij deze dus het verzoek om zo snel mogelijk de ingevulde formulieren naar ons toe te sturen. Dan kunnen wij er mee aan de slag om jullie komend voorjaar weer de resultaten te laten zien. GROENE KIKKER BEZIG MET OPMARS? Het lijkt een trend te worden: mensen die ons bellen met de klacht dat ze "last hebben van het gekwaak van al die kikkers in hun wijk, die hen het slapen onmogelijk maakt". Steeds vaker worden we hier mee lastig gevallen. En of dat nu komt door het steeds mondiger worden van de gemiddelde Nederlander, of dat er echt sprake is van een toename van kikkers......? Uit de gegevens van de amfibieën-monitoring van 1997 t/m 2001 blijkt dat de groene kikker (want daar gaat het in vrijwel alle gevallen om) in de afgelopen vijf jaar als enige soort een significante toename kent. Ook anekdotische informatie lijkt erop te duiden dat de groene kikker op verschillende plekken toeneemt, zowel in verspreiding als in aantallen. In sommige gevallen is dit vrij logisch te verklaren, zo is het opduiken van groene kikkers op de waddeneilanden puur te wijten aan uitzetpogingen in tuinvijvers. Ook natuurontwikkelingsprojecten, zoals het creëren van natuurvriendelijke oevers, kan plaatselijk voor een opleving in de kikkerpopulatie zorgen. Evenals de aanleg van poelen en andere wateren. Maar er lijkt meer aan de hand. Suggesties zijn er zat. De relatief warmere zomers van de afgelopen jaren zouden een belangrijke stimulerende factor kunnen zijn voor deze warmteminnende soort. Maar misschien is het uitbannen van zeer giftige bestrijdingsmiddelen als DDT en meer recent Atrazine (zie elders in deze Mededelingen), wel veel belangrijker. Wij houden ons aanbevolen voor suggesties of ideeën over de opmars van de groene kikker. En voor de mensen met slapeloze nachten: oordopjes werken uitstekend....!

Transcript of Meetnet Amfibieën Mededelingen

Page 1: Meetnet Amfibieën Mededelingen

1

Meetnet Amfibieën

Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

Meetnet AmfibieënMededelingen

Bestemd voorwaarnemers enandere medewerkersvan het MeetnetAmfibieën

Aan deze Mededelingen werkten mee:Luciën CalleTon van EckAxel Groenveld (redactie)Ingo JanssenBart van OpzeelandGerard SmitPaul VeenvlietWillem van der WaalAlex WielandPieter de WijerAnnie ZuiderwijkPiet Zumkehr

Correspondentieadres:RAVON-Werkgroep MonitoringUniversiteit van AmsterdamPostbus 947661090 GT Amsterdam

Tel. 020 - 525 7332Fax. 020 - 525 5402E-mail [email protected]: www.ravonwm.org

E-mail medewerkers:[email protected]@[email protected]@science.uva.nl

Vreemd en exotischHet is weer zover. Het seizoen is voorbij. Als doekje voorhet bloeden deze Mededelingen om de herfst door tekomen. Hij staat weer boordevol met allerlei vreemdeschepselen (zoals opgeblazen kikkers, vijfpotigesalamanders, padden met grote neusgaten enhermafrodiete kikkers) en exotische wezens (eenAmerikaanse brulboei en een Latijnse woekerplant). Veelvan de verhalen zijn afkomstig van oplettende en actievewaarnemers. Er zijn ook dingen die we zelf zijntegengekomen tijdens het beschrijven van de telgebieden.Een karwijtje waar we al ver mee gevorderd, maar noglang niet mee klaar zijn. Het komende seizoen zullen wedus nog veel het land in gaan om de waarnemers en huntelgebieden te bezoeken. Mocht je hiervoor iets willenafspreken, neem dan eventjes contact met ons op.Het veldwerk voor de monitoring is inmiddels afgerond,maar we hebben helaas nog niet alle telformulieren retourgekregen. En hoewel 2002 een goed amfibieënjaar lijkt tezijn geweest weten we dat natuurlijk pas zeker als we allegegevens verwerkt hebben. Bij deze dus het verzoek omzo snel mogelijk de ingevulde formulieren naar ons toe testuren. Dan kunnen wij er mee aan de slag om julliekomend voorjaar weer de resultaten te laten zien.

GROENE KIKKER BEZIG MET OPMARS?Het lijkt een trend te worden: mensen die ons bellen met de klacht datze "last hebben van het gekwaak van al die kikkers in hun wijk, diehen het slapen onmogelijk maakt". Steeds vaker worden we hier meelastig gevallen. En of dat nu komt door het steeds mondiger wordenvan de gemiddelde Nederlander, of dat er echt sprake is van eentoename van kikkers......?Uit de gegevens van de amfibieën-monitoring van 1997 t/m 2001blijkt dat de groene kikker (want daar gaat het in vrijwel alle gevallenom) in de afgelopen vijf jaar als enige soort een significante toenamekent. Ook anekdotische informatie lijkt erop te duiden dat de groenekikker op verschillende plekken toeneemt, zowel in verspreiding als inaantallen. In sommige gevallen is dit vrij logisch te verklaren, zo is hetopduiken van groene kikkers op de waddeneilanden puur te wijten aanuitzetpogingen in tuinvijvers. Ook natuurontwikkelingsprojecten,zoals het creëren van natuurvriendelijke oevers, kan plaatselijk vooreen opleving in de kikkerpopulatie zorgen. Evenals de aanleg vanpoelen en andere wateren.Maar er lijkt meer aan de hand. Suggesties zijn er zat. De relatiefwarmere zomers van de afgelopen jaren zouden een belangrijkestimulerende factor kunnen zijn voor deze warmteminnende soort.Maar misschien is het uitbannen van zeer giftige bestrijdingsmiddelenals DDT en meer recent Atrazine (zie elders in deze Mededelingen),wel veel belangrijker.Wij houden ons aanbevolen voor suggesties of ideeën over de opmarsvan de groene kikker. En voor de mensen met slapeloze nachten:oordopjes werken uitstekend....!

Page 2: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

2

De nieuwbouwwijk in deNieuw Othene Polder bijTerneuzen. Plassen alsdeze hebben enkele jareneen goed voortplantings-biotoop voor derugstreeppad gevormd,maar zijn nu aan hetverdwijnen.Foto: Axel Groenveld

BEHEERSPERIKELEN ROND DE RUGSTREEPPAD BIJ OTHENE

Luciën Calle

In de Nieuw Othene polder, aan de buitenrand vanTerneuzen, huist sinds jaar en dag een flinkepopulatie rugstreeppadden, die ik nu al een aantaljaar volg voor het Meetnet Amfibieën. De laatstejaren is er om deze dieren flink wat te doengeweest.

hoofdrolspelersVoordat we de geschiedenis van deze padden inZeeuws-Vlaanderen gaan beschrijven, willen weeerst enkele van de hoofdrolspelers in dit verhaalaan u voorstellen. In de eerste plaats is er degemeente Terneuzen. Een ambitieuze gemeente,vooral wat haar wens om te groeien betreft: meermensen, meer werkgelegenheid, meer woonwijken.Kritische luis in de pels vormtNatuurbeschermingsvereniging De Steltkluut, eenlokale particuliere natuurvereniging. Tot slot is erStichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ), diezich bezighoudt met aanleg en beheer van kleinelandschapselementen.

zeldzaamHoewel de rugstreeppad in Zeeland een algemeenbeest is, die bijvoorbeeld in de brakke inlagentalrijk voorkomt, is de soort in Zeeuws-Vlaanderen(Z.Vl.) minder algemeen. Circa tien jaar geledenverdween de pad uit West Z.Vl. In Oost Z.Vl. zijner van oudsher grofweg drie populaties. Een kleinepopulatie langs de grenskanten in hetdekzandgebied, een kleine populatie in hetlaagveengebied De Putting en een grotere in deNieuw Othenepolder bij Terneuzen. De meestekleinere populaties buiten deze drie, zijn tebeschouwen als uitzwerf pogingen vanuit de grote

drie. Voor het overleven van onze vriend in Z.Vl. ishet behoud van de populatie bij Terneuzen vanvitaal belang. Uitgerekend op deze plaats had degemeente een nieuwe woonwijk voorzien.

nieuwbouwTegen de nieuwbouw had De Steltkluutaanvankelijk bezwaar. Toen bleek dat het nietlanger tegen te houden was, werd ingezet opoverleg om er voor de padden zoveel mogelijk uitte kunnen slepen. Vanuit de gemeente waren erimmers geluiden hoorbaar dat men met de paddenrekening wilde houden. De nieuwe wijk werd metveel waterpartijen aangelegd. Ook de SLZ schoofvanaf dat moment aan de onderhandelingstafel.Voor de rugstreeppad werd zelfs een speciaal,weliswaar tijdelijk, voortplantingsbiotoopgerealiseerd. De eerste jaren waren zeer succesvol.Er werd de nodige aandacht besteed aanvoorlichting naar de bewoners toe. Eeninformatiebord werd geplaatst en huis-aan-huiswerd een speciaal ontworpen kleurenfolderverspreid. Met de nieuwbouw groeide de populatie.En ook de samenwerking met de gemeente verliepvoorspoedig. Met het verder gereedkomen van dewijk begon het tij langzaam te keren.

2002 rampjaarUit tellingen bleek de voortplanting steeds verder afte nemen. Als belangrijkste oorzaak werd hetdrukker worden in de wijk, de sterke toename vande stekelbaars en het dichtgroeien van de poelengezien. 2002 bleek een echt rampjaar. Voor heteerst werd een daling in het aantal volwassen dierengeconstateerd. Tegelijkertijd speelden nog andere,

voor de paddennegatieve zaken. In deeerste plaats kwamhetvoortplantingsbiotoopte vervallen. Nu wasdeze plek ook alminder geschiktgeworden door hethoog opschietendgeboomte.

Page 3: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

3

compensatieEen compenserend voortplantingsbiotoop werd in2002 door de SLZ aangelegd aan de rand van dewijk. Deze werd het eerste jaar echter nog niet doorde padden gekoloniseerd. Daarnaast bleek een vande overige waterplassen tussen de huizen zo dichtmet waterplanten begroeid dat een maaibeurt nietkon uitblijven. Daarvoor werd de poel leeggetrokken, gemaaid en de waterplanten afgevoerd.Om de waterpartijen snel weer vol met water tekrijgen werd water ingelaten vanaf hetuitwateringskanaal van de Otheense kreek. Zowisten vissen als voorntjes, brasems en karpers depoelen te bereiken. En omdat alle waterpartijen inde wijk met elkaar verbonden zijn, zit de vis nuoveral. Door deze blunder is de voortplanting vande padden in de wijk onmogelijk geworden. Ook ophet samenwerkingsvlak met de gemeente is hetrecentelijk wat minder gezellig geworden. Terwijlde ambtenaren steeds van goede wil zijn geweest,weigerde het College haar financiële deel (slechts25% van de totale kosten) van het nieuwe, tercompensatie van de verloren gegane,voortplantingsbiotoop te betalen. Vervolgens

kregen we te horen dat ook deze tijdelijke biotoopalweer spoedig zou moeten verdwijnen.

Hoe nu verder?In de nabije toekomst wordt in het kader van hetProgramma Natuurherstel Westerschelde eennaburig landbouwgebied omgezet in natuur: deMargarethapolder. Hier liggen duidelijke kansen.En er zijn een aantal nieuwe aspecten: Ten eerste,de nieuwe Flora en Fauna wet legt strenge regelsten aanzien van bescherming en compensatie op.Dat maakt de onderhandelingspositie van denatuurbeschermers sterker. Ten tweede wordt erdirect na de komende gemeentelijke herindeling eennieuw gemeentebestuur gekozen. Onzeker is wat denieuwe politiek zal willen doen. Zeker is dat er juistomdat men door gaat met bouwen, er op de kortetermijn weer nieuwe kansen komen. Gezien de hierbeschreven ervaringen zal het er wel anders aan toemoeten gaan. De centrale vraag zal ook nu weerzijn, blijven we "on speaking terms" en blijven wesamenwerken? Of zetten we de hakken in het zand,middels het in uiterste geval afdwingen via derechter van goede compenserende maatregelen?

GEDROCHTIGE KIKKERS

Via Ton van Eck bereikten ons tweewaarnemingen van gedrochtige larven vande groene kikker. Op twee verschillendelocaties in oostelijk Noord-Brabant werdhem een kikkervis aangereikt met dezelfdevreemde verschijnselen. Beide kikkervissenwaren redelijk volgroeid, zaten tegen demetamorfose aan en oogden levendig. Op deledematen en de romp bevonden zich echtergigantische gezwellen van met helder vochtgevulde blazen (zie foto). Hoewel desymptomen van beide dieren hetzelfdewaren, werden ze in totaal verschillendewateren gevonden: de ene tijdens eenwaterbeestjes-excursie van een schoolklasin een langzaam stromend water in Deurne,de andere in een tuinvijver in Asten. Opbeide locaties werden ook gezonde larvengevonden.Vermoedelijk is hier sprake van een virus-infectie, die het lymphe-systeem vankikkervisjes aantast. Dit virus staat bekendonder de naam ‘Tadpole edema virus".Nader onderzoek moet dit nog bevestigen.Hoe groot het besmettingsrisico van ditvirus is, is nog niet bekend, maar deoverlevingskans van de larven zelf is nul.

Eén van de twee kikkervisjes die hoogstwaarschijnlijk slachtoffer isgeworden van een virusinfectie. Groene kikker, Asten.Foto: Pieter de Wijer

Page 4: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

4

DE GROTE WATERNAVEL

Tijdens een veldbezoek aan een boomkikker-telgebied in het Zeeuwsvlaamse Retranchement,maakten we voor het eerst kennis met de grotewaternavel (Hydrocotyle ranunculoides). Hoewelhet plantje in eerste instantie oogt als een fraai enonschuldig oeverplantje heeft hij inmiddels eenberuchte reputatie.

dekens vormen probleemDe grote waternavel werd in het verleden verkochtals vijverplant. Hoewel afkomstig uit Zuid-Amerika, lijkt hij zich in Nederland ook goed thuiste voelen, vooral in wat voedselrijkere wateren.Sterker nog, op veel plaatsen groeit hij tegen deklippen op en is met recht een plaagorganisme tenoemen. De plant vormt namelijk drijftillen doorvanuit de oeverlijn het wateroppervlak tekoloniseren met dikke groeistengels. Waarna hijeen soort deken over het water vormt. Gevolg is dathet oppervlak van het water volledig afgesloten kanworden, waardoor in het water zuurstofloosheidoptreedt, met alle gevolgen voor waterorganismenvan dien. In Engeland heeft zelfs de scheepvaartlast van de plant en vormt hij een probleem voor deafwatering van het oppervlaktewater. Het is nogniet duidelijk wat het effect is van deze plant op hetvoorkomen van amfibieën. Het lijkt ons dat ondereen dikke deken van grote waternavel nauwelijksleven mogelijk is voor amfibieën en hun larven.Bovendien wordt het doen van waarnemingen inzo’n geval vrijwel zeker onmogelijk.

hoe ziet hij er uitDe grote waternavel is te herkennen aan de 4-10

centimeter grote bladeren, die min of meer rondlijken en waarbij de bladsteel in het midden isgeplaatst als bij een paraplu. Het blad is vijflobbigen aan één kant diep ingesneden tot aan debladsteel. In de nazomer steken de bladeren zo'n10-30 cm boven water uit, waarbij de groeistengelstot meer dan 0,5 centimeter dik kunnen worden enover de grond en het wateroppervlak kruipen. Op deknopen van de groeistengels zit bij elk blad eenbosje met wortels. Jonge exemplaren kunneneventueel worden verward met onze inheemsewaternavel. Deze is echter veel kleiner, heeft eenblad dat echt rond en niet ingesneden is en groeit ophet land of in drasse bodem en nooit in het water.

De grote waternavel is in de Flora- en Faunawetaangewezen als soort waarvoor een plant- enuitzaaiverbod geldt, alsmede een bezits-, handels-en vervoersverbod. Daarmee is hij de enige plantmet deze status in Nederland!

harkDe enige manier om van deze plant af te komen isom hem handmatig of machinaal te verwijderen.Dit gaat relatief eenvoudig, bijvoorbeeld met eenhark, omdat het een drijvende plant is die niet in debodem wortelt maar als het ware aan de oever enaan andere oever- en waterplanten ‘hangt’. Hetverwijderen van de planten moet echter secuurgebeuren, omdat de stengels makkelijk breken. Deop deze manier ontstane stekjes drijven op hetwateroppervlak en kunnen zich eenvoudig ergensanders vestigen. Het is dus zaak om na hetverwijderen van de grote massa, deze locaties

De grotewaternavel breidt

zich uit viagroeistengels.

Binnen korte tijdkan hij zo het hele

wateroppervlakbedekken.

Foto: AxelGroenveld

Page 5: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

5

regelmatig te controleren, waarbij nieuwegroeistengels direct verwijderd moeten worden. Opdeze manier is de schade binnen de perken tehouden. Mocht je de grote waternavel in jetelgebied tegenkomen, meld dit dan in ieder gevalaan de beheerder of aan het waterschap.

Waarschijnlijk zullen we nooit helemaal van degrote waternavel af komen. Maar er is hoop. Alsrechtgeaarde Zuid-Amerikaan is hij niet echtwinterhard. Dus nu maar hopen op een ouderwetseelfstedenwinter.

VROEDMEESTERS IN ARTIS

Axel Groenveld

Vanwege het 370 jarige lustrum van de Universiteitvan Amsterdam werd op maandag 2 september eenavond-picnick georganiseerd in de dierentuin Artis.Een gezellige aangelegenheid, die vooralinteressant werd na het invallen van de duisternis.

klokkenspel op de savanneToen ik na het invallen van de duisternis bij hetuitvliegen van de kwakken stond te kijken. Hoordeik in de verte een voor mij vertrouwd geluid. Opmijn gehoor afgaand belande ik op de "Afrikaanse

savanne". Een nieuw aangelegd terrein van vierhectare dat sinds twee jaar is ingericht, maar pas ditjaar officieel in gebruik is genomen.Hangende over de railing kwam mij een koor vanvrolijk klinkende belletjes tegemoet. Zo op heteerste gehoor geproduceerd door minimaal 25vroedmeesterpadjes. Ik had de fluittoontjes van depadjes natuurlijk wel eens eerder gehoord in Zuid-Limburg en het buitenland, maar zo’n groot koorals hier had ik nog niet meegemaakt. Hetvriendelijk klinkende klokkenspel bleef maaraanhouden. Na een kwartier ben ik via deroofvogelgallerij, waar de Afrikaanse grijze oehoe,met zijn trombone-spel tegen het monotone ‘ge-oehoe’ van zijn Europese neefje zat in te blazen,naar de feesttent vertrokken. Hier klonken degeluiden aanzienlijk minder liefelijk.

geschiedenisVia Willem van der Waal, frequent bezoeker vanArtis, heb ik kunnen achterhalen dat er in 1991‘enkele potjes’ met larven zijn leeggekieperd in deverschillende vijvers van Artis. Het loslaten is zoongeveer in de stijl van de roodwangschildpaddengegaan: "Wil je het dier niet meer in huis, laat hetdan maar in Artis los". Niet echt de bedoeling dus.Alleen de vijver in de tuin van de directeur bleek tevoldoen. Hier werden vanaf 1996 regelmatig enkeleroepende padjes gehoord. Van daaruit is de rest van

de tuin gekoloniseerd. Dit jaar zijn ook voor heteerst mannetjes met eisnoeren gezien.De aanleg van de savanne en de wolvenvallei heeftde verspreiding pas goed op gang gebracht. Vooralde savanne, met zijn waterpartijen en rotsformatiesvoldoet nog steeds uitstekend. De dieren wetenblijkbaar aan de aandacht van de kroonkraanvogels,stokstaartjes en hoornraven te ontsnappen.

geklungelAmsterdam is niet de enige stad met een uitgezettepopulatie vroedmeesterpadden, ook Utrecht,Almere, Den Haag en zelfs Maastricht, kentbloeiende, maar onnatuurlijke populaties. Hetuitzetten van deze beschermde beestjes intuinvijvers is overigens verboden en ook niet echteen aanrader. De buren vinden het ‘liefelijkegeklungel’ vaak aanzienlijk irritanter dan devijverbezitter zelf.

Mannetjevroedmeesterpad

met eisnoeren.Foto: Gerard Smit

Page 6: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

6

BESTRIJDINGSMIDDELEN EN HERMAFRODIETE KIKKERS

Uit recent onderzoek van de Universiteit vanCalifornië blijkt dat het effect vanbestrijdingsmiddelen een enorme invloed kanhebben op de ontwikkeling van kikkers. Opzichzelf geen verrassend resultaat. Zij het dat hetgaat om een veel gebruikt middel dat al in zeer lageconcentraties desastreuze effecten heeft, terwijl dedieren zelf er uiterlijk gezond uit zien.Het bewuste middel is Atrazine, eenonkruidbestrijder die al veertig jaarlang algemeen gebruikt wordt in demaisteelt.

klauwkikkerIn een laboratoriumstudie ontdekteonderzoeker Tyrone Hayes, dat al bijeen dosis die dertig keer lager ligt dande voor drinkwater toegestanedoses, mannelijke dierengeslachtsveranderingendoormaken. Wanneerlarven van deklauwkikker (de lab-rat onder deamfibieën) bij deze lage doses werden opgekweekt,bleken de dieren na de metamorfose zowelmannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen tebezitten. Daarnaast was de testosteron concentratiein het bloed van mannetjes tien keer lager,waardoor bijvoorbeeld de kwaakblaas niet goedontwikkeld was. Vervolgonderzoek naar de effectenin het veld bij de luipaardkikker (een soort die sterk

lijkt op onze groene kikker), gavenovereenkomstige resultaten. Ondanks dat eruiterlijk niets aan deze kikkers te zien is, is dehormoonhuishouding blijkbaar zodanig in de wargeschopt dat zij niet meer in staat zijn zich voort teplanten.

Nederlandse situatieHoewel Atrazine in Nederland sindsjanuari 2000 in Nederland eenverboden middel is, is het hier in delaatste decennia op grote schaaltoegepast. Wat het effect daarvan isgeweest op natuurlijke populaties isniet duidelijk en zal ook wel nooitbewezen kunnen worden. Maaraangezien Atrazine wereldwijd

waarschijnlijk de meestgebruikteonkruidverdelger is, ishet niet ondenkbaar dathet een belangrijke

factor kan zijn geweest in dewereldwijde achteruitgang van amfibie-populaties.

Ref: Hayes, T.B. et al, 2002. Hermaphroditic,demasculinized frogs after exposure to theherbicide Atrazine at low ecological relevant doses.Proceedings of the national academy of sciences,99 (8): 5476-5480.

RAVON WERKGROEP MONITORING E-MAIL NIEUWSGROEP

Sinds enige jaren kent RAVON WerkgroepMonitoring zijn eigen nieuwsgroep. Dit houdt indat iedereen die daarbij is aangesloten een mailtjemet daarin een vraag, opmerking of waarnemingvia de nieuwsgroep naar alle andere leden kansturen. Dat mailtje moet dan natuurlijk welbetrekking hebben om onze inheemse reptielen enamfibieën. Het enige wat je nodig hebt is eencomputer en een internet-aansluiting. Aanmelden isgeheel vrijblijvend en kosteloos en je kunt je elkmoment zelf weer uitschrijven als je het zat bent.Inmiddels hebben zich al 77 mensen aangemeld bij

deze ‘yahoogroup’. Om je aan te melden moet jeeen blanco mailtje sturen naar:[email protected] krijg je vanzelf uitgebreide instructies over hoehet één en ander in zijn werk gaat.

[email protected]

emaillijst van RAVON Werkgroep Monitoring

Voor informatie surf je naar:

www.yahoogroups.com/group/ravonwm/info.html

NIEUWE TELEFOONNUMMERS

Omdat we de laatste tijd vanwege storingengeregeld niet te bereiken waren heeft WerkgroepMonitoring nieuwe telefoonnummers gekregen.Voorheen waren we allemaal op hetzelfde nummer

te bereiken, 020 - 525 6624, nu hebben we tweeverschillende nummers. Hier komen ze:- Annie Zuiderwijk en Gerard Smit: 020 - 525 6624- Axel Groenveld en Ingo Janssen: 020 - 525 7332

Page 7: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

7

GEBRUL IN DE ACHTERTUIN

Deze zomer werden de bewoners van een straat inAmsterdam-west opgeschrikt door het geloei vaneen ‘idioot grote kikker’. Het beest zat te brullenvanuit een vijver in een achtertuintje. Na te zijngevangen door medewerkers van dedierenambulance kwam het dier terecht bijstadsecoloog Martin Melchers. Het bleek eenbrulkikker, Rana catesbeiana, te zijn; de tweede diein Amsterdam opduikt. Van nature komt debrulkikker voor in het oostelijk deel van Noord-Amerika en staat daar bekend als ‘bullfrog’ ofwel‘stierkikker’, dit vanwege het gebrul dat doetdenken aan het loeien van een stier, ook quavolume!

De brulkikker van Amsterdam. Aan de grotetrommelvliezen en het ontbreken van dekwaakblazen is te zien dat het geen inheemse‘grote’ groene kikker is. Foto: Annie Zuiderwijk.

eetlustTot ongeveer vijf geleden waren de kikkervissenvan deze soort verkrijgbaar bij tuincentra, gelukkigis de invoer nu aan banden gelegd. Gelukkig wantdeze ‘idioot grote kikker’ heeft een navenanteeetlust: als opportunist pakt hij alles wat in zijn nietgeringe bek past en niet als oneetbaar wordtaangemerkt. Zo is bekend dat brulkikkers andere(inheemse) kikkers, vogels, muizen en slangen eten.Daarnaast eet hij natuurlijk ook het ‘gewonekikkervoer’ en is zodoende behalve een belager ookeen concurrent van de inheemse amfibieën.

‘Grote’ groene kikkersHoewel er ieder jaar wel meldingen binnenkomenvan brulkikkers gaat het hierbij vrijwel altijd om deinheemse meerkikker, Rana ridibunda, die ookindrukwekkende afmetingen kan bereiken. Eenflink deel van die vermeende brulkikker meldingenheeft betrekking op zeer grote kikkervissen, ookhier gaat vaak om de eveneens grote larven van demeerkikker. Zo kregen we onlangs enkele foto’svan vermeende brulkikker-kikkervissen uitHellevoetsluis. Het bleek echter te gaan omkikkervissen van de inheemse groene kikker.

geen vaste voetBetrouwbare meldingen van brulkikkers zijntegenwoordig gelukkig zeer spaarzaam en het lijkter dan ook op dat deze vraatzuchtige exoot geenvaste voet krijgt in ons kikkerlandje. De enigemelding van voortplanting is alweer jaren oud, eentuinvijver in Breda was plaats van dit ‘misdrijf’.Het lijkt er dus op dat de Amsterdamse brulkikkeréén der laatste Mohikanen is.

Vlaamse situatieUit België komen echter hele andere geluiden; uitde Provincie Antwerpen zijn inmiddels drie, zichvoortplantende populaties bekend. Een van dezepopulaties ligt bij Arendonk, vlakbij de grens metNoord-Brabant. Hoewel onze collega’s van Hyla(de Vlaamse zusterorganizatie van RAVON) erbovenop zitten en deze populaties nauwgezetvolgen, lijkt de brulkikker zich hier definitiefgevestigd te hebben. Boosdoener is waarschijnlijkde beruchte en inmiddels gestaakte Molmarkt waarbrulkikkers en masse werden verkocht. Op deplekken waar de brulkikker voorkomt zijn vrijwelgeen inheemse groene kikkers meer te vinden; of zezijn gepakt door de brulkikkers of door de hieruitgezette exotische vissen als zonnebaars enmeerval. Opvallend is dat deze laatste twee juist dekikkervissen van de brulkikker lijken te versmaden.

andere exootToch wordt de brulkikker niet gezien als hetgrootste gevaar voor de Belgische herpetofauna. DeEgyptische groene kikker, Rana bedriagae, lijkt eenveel groter gevaar te vormen. Ook deze exoot wordtin toenemende mate in de Belgische wateren gezienen kan met de inheemse groene kikkers paren zodatpopulaties van de inheemse groene kikkers‘vervuild’ raken.Alle reden dus om iedere melding van brulkikkersen van andere exoten serieus te nemen, omproblemen zoals in België te voorkomen.

Page 8: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

8

STATUS RUGSTREEPPAD ZORGT VOOR PROBLEMEN

Annie ZuiderwijkJan Wolkers noemde hem ooit:"de Alfa Romeoonder de padden". Jammer dat het diertje al eennaam had. We hebben het over de rugstreeppad,Bufo calamita, de pad met het dunne gele streepjeover de rug. Wie een rugstreeppad een sprintje vanvijftig meter of meer over zand in de volle zon heeftzien maken snapt de vergelijking van Jan Wolkers.Rugstreeppadden kunnen met hun korte pootjesgeweldig rennen en goed graven; ze houden vankaal zand en leggen eieren in ondiep, meestalonbegroeid water. Ze gedijen onder - vooramfibieën - extreme omstandigheden. Om die redenworden rugstreeppadden pioniers genoemd enalgemeen worden ze beschouwd als opportunisten.In ons land is de rugstreeppad onder andere pionierin met zand opgespoten terreinen.

eldoradoIn Nederland zijn de Waddeneilanden een eldoradovoor de rugstreeppad. In de overige kustduinennemen ze toe, sinds het beleid gericht is opverstuiving en vernatting. In de omgeving vanAmsterdam komen rugstreeppadden overal voorwaar grootschalig grondverzet plaatsvindt enterreinen met zand worden opgespoten. Ze warenbegin jaren zeventig explosief aanwezig op dezandvlakte waar de Bijlmermeer gebouwd gingworden; we vinden ze in het westelijk havengebied,op wisselende locaties, ze arriveren daar op nieuwopgespoten terrein en vertrekken als vegetatie deoverhand heeft genomen.

bedreigdIn Nederland is de rugstreeppad niet bedreigd, maarin andere delen van Europa wel. Vooral inEngeland, waar de soort al tientallen jaren de meestbedreigde amfibiesoort is. Eén en ander heeftervoor gezorgd dat de rugstreeppad en zijn habitatvolgens de Europese Natuurbeschermings-richtlijnen thans bescherming geniet. En deinstandhouding van de Nederlandse populatie wordtinternationaal belangrijk gevonden. SindsNederland ernst maakt met de toepassing van deHabitatrichtlijn regent het processen tegenvoorgenomen bouwprojecten op terreinen waarrugstreeppadden voorkomen. Enkele recentegevallen spelen zich af op Terschelling en inAmsterdam.

Rugstreeppadden beschermenHoe doe je dat eigenlijk? Op een excursiebeginjaren negentig aan de westkust van Engeland,werd ons trots een prachtige poel getoond die voorrugstreeppadden was aangelegd. Er zat van alles in:kamsalamanders, kleine watersalamanders, bruinekikkers, gewone padden maar geen rugstreep-padden. Ooit had de rugstreeppad er gezeten maarde vijver was veel ‘te mooi’ geworden;rugstreeppadden hadden elders emplooi gezocht.

Het is ondoenlijk om voor rugstreeppadden eenvoortplantingsplaats te maken en ze daar ook tehouden. Rugstreeppadden zijn zwervers, ze komenen gaan, ze zoeken steeds de voor hun beste plek:ondiep water en schaars begroeid zand! ze latenzich kortom niet in hokjes duwen.

TerschellingZolang we weten komt de rugstreeppad opTerschelling voor, in grote aantallen op vrijwel hetgehele eiland. Hij is er de meest voorkomendeamfibiesoort. Elk bouwplan op Terschelling -immers de pad zit hier overal- krijgt nu te makenmet de verplichting om het leefgebied dat verlorengaat te compenseren. Een onmogelijke opgave wantde rugstreeppad zit al bijna overal! Piet Zumkehrlegt in Terschelling Magazine (1-2/2001) uit, dathet star opvolgen van de compensatieplicht aversievan de eilanders oproept tegen de rugstreeppad entegen de natuurbescherming in het algemeen. Datkan toch niet debedoelingzijn.

PatstellingIn Amsterdam ontstaat een bizarre situatie. Tegennieuwbouwplannen wordt geageerd omdat er ooit,zo’n zeven jaar geleden, rugstreeppaddenkwaakten. De wet volgend, is de bouw stilgelegdtot er een bevredigende situatie voor de rugstreep-pad is bereikt. Maar hoe ziet de oplossing voor derugstreeppad eruit? Je zou zeggen: ga het terreinklaar maken en zand storten, want dan zullen derugstreeppadden spoedig verschijnen... maar dat isnu juist verboden.Intussen zijn de voor’s en anti’s in een strijdgewikkeld die zich in de media en voor de rechterafspelen. De eisende partij die tegen de bouw is enzich beroept op de beschermingsnoodzaak voorrugstreeppadden, weet niet waar hij/zij over praat,kent de pad niet. De partij die de leefgewoontes vanhet dier kent ageert tegen de onuitvoerbare eis. Erwordt met modder gegooid. Er wordt beweerd datrugstreeppadden worden uitgezet om met de bouwsamenhangende acties (bijvoorbeeld onteigening)onmogelijk te maken. Hierbij wordt dan weer overhet hoofd gezien dat rugstreeppadden zich niet latenuitzetten. Kortom een onsmakelijke situatie waarniemand iets mee opschiet, ook de rugstreeppadniet.Welke wijze man of vrouw geeft aan hoe we uitdeze patstelling komen?

de Alfa Romeo onder de padden

Page 9: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

9

KAMSALAMANDER MET VIJF POTEN

Alex Wieland

Circa vijf jaar geleden is in een weiland bij Hulsteen woonwijk aangelegd. In het weiland lagen eendrietal voorplantingswateren van kamsalamanders.Deze wateren zijn met het bouwrijp maken van hetterrein gedempt. Momenteel zitten er nog steedskamsalamanders in de drinkputten, grenzend aan dewoonwijk. Ook in visvrije tuinvijvers in dewoonwijk zijn nog kamsalamanders te vinden.

vijver leeghalenOp één adres hebben de bewoners een grote vijvergegraven met een wateroppervlakte van circatwintig vierkante meter. In april 2002 besloten debewoners de vijver te verkleinen. Hiervoor werd devijver drooggelegd. Al snel kwamen ze er achterdat er salamanders in de vijver zaten. Met schepneten amfibieënfuiken werden de salamandersgevangen en overgebracht naar een drinkputgelegen op 150 meter van de vijver. In totaalwerden er 45 kleine watersalamanders gevangen(variërend in grootte van 4 tot 7 cm), waarvan demeeste nog kieuwen hadden. Het ging duswaarschijnlijk om jongen van vorig jaar, die in devijver overwinterd hebben. Ook werden negenkamsalamanders gevangen, waarvan vijf jongedieren (variërend in grootte van 6,5 tot 9 cm).

Eén van deze jonge kamsalamanders was in hetbezit van een vijfde pootje. Dit pootje was slechtseen halve centimeter groot en bevond zich directachter de kop, voor de rechtervoorpoot. Het dierkon het pootje onafhankelijk van de andere potenbewegen.

bruistabletDe eigenaar van de tuinvijver heeft omalgenoverlast te lijf te gaan in 2001 een aantalspeciaal hiervoor ontwikkelde bruistabletten in hetwater gegooid. Mogelijk heeft het voorkomen vanhet grote aantallen juveniele exemplaren en hetafwijkende exemplaar hier iets mee te maken?

DE ‘PADDENVLIEG’Ingo Janssen

Tijdens het beschrijven van het telgebied van RobGeraeds, op de Meinweg in Midden-Limburg,vonden we een pad die was geïnfecteerd door depaddenvlieg, (Lucilia bufonivora). De bewuste padviel op doordat hij op deze zeer warme dag overdag

actief was en in een poel verbleef. Toen de padeenmaal vlakbij de oever was hebben we hemgepakt en goed bekeken: De snuitpunt van het dierzag er wat opgezwollen uit, waarbij vooral opvieldat de neusgaten vergroot waren. In de neusholtes

Het lijkje vaneen gewone padop de Meinweg.Uit het neusgatkruipt zojuisteen netverpoptepaddenvlieg,Luciliabufonivora.Foto: Bart vanOpzeeland

Bij dezejuvenielekamsalamanderuit Hulst isachter de kop iseen extra, sterkgereduceerdepoot zichtbaar.Foto: AlexWieland

Page 10: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

10

konden we de maden zien zitten. Even verderop aande oever van de poel lag een kadaver van een pad,waarvan de neusgaten ook waren uitgevreten. Hethele kadaver zat vol met vliegen. Rob wist ons tevertellen dat geïnfecteerde padden hier geenzeldzaamheid zijn.

infectieEr is nogal wat onduidelijkheid over de mannierwaarop de pad geïnfecteerd raakt. Of de eitjes vande paddenvlieg nu op de neus of de flanken wordenafgezet of via de maag het dier infecteren. Feit blijftdat eenmaal geïnfecteerde padden altijd het loodjeleggen.Behalve de gewone pad worden ook wel eensandere soorten geïnfecteerd. zo zijn er berichtenvan geïnfecteerde rugstreeppadden,

vroedmeesterpadden, groene kikkers envuursalamanders. De made voedt zich vooral metzenuwweefsel en de ongelukkige gastheer sterft duseen horrordood.

impactDe impact van Lucilia bufonivora op een populatiekan aanzienlijk zijn. Zo vond Henk Strijboschtijdens een studie aan de amfibieën van deOverasseltse en Hatertse vennen in 1973, dat zo’nacht procent van de padden in zijnonderzoeksgebied geïnfecteerd was. Daarbij lekende vliegen een voorkeur te hebben voor de groterepadden. Opvallend was verder dat geïnfecteerdepadden door het hele onderzoeksgebied werdenwaargenomen: in loofbos, naaldbos, venoevers,heide, weilanden en in tuinen.

AMFIBIEËN IN VLEERMUISBUNKERS

Luciën Calle

Stichting Landschapsbeheer Zeeland is de laatstejaren nogal actief geweest met de inrichting vanbunkers voor overwinterende vleermuizen. Somswerden daarbij nieuwe ‘bunkertjes’ gebouwd, incombinatie met het uitgraven van een nieuwedrinkpoel. Zo’n bunker wordt dan gemaakt vangratis verkregen oude betonnen duikerelementen,die anders toch maar naar de stort zouden gaan. Zewordt gesitueerd aan de rand van de poel, met debodem iets onder het winter-waterpeil. Hierdoor ishet er altijd goed vochtig, wat weergunstig is voor onze gevlederdevrienden. Het geheelwordt afgedektmet de grond dieuit de gegravenpoel komt, zodathet er ookvorstvrij is. Werkmet werk makendus.

natOmdat we graagwillen weten wat het resultaat is van alleinspanningen, worden de bunkers iedere winter opvleermuizen gecontroleerd. Je moet dan echt wellaarzen aan want er staat meestal een laag water van15-30 cm. Met de vleermuizen valt het in dienieuwe bunkertjes meestal wat tegen. Maaropvallend is wel de aanwezigheid van salamandersin het water. Afgelopen winter controleerde ik drievan dergelijke bunkertjes. In alle drie zatenvolwassen salamanders, soms in grotehoeveelheden. In Heille zaten naast vijfkamsalamanders ook een tiental kleinewatersalamanders. In Westdorpe en Biervliet, zatenrespectievelijk acht en twee kleinewatersalamanders in de bunkertjes. Daarbij moetworden aangetekend dat er niet intensief naar de

amfibieën is gezocht, omdat het immers omvleermuizen ging. De salamanders vertoondenactief (vlucht)gedrag.

voorkeur voor bunkerDe salamanders kunnen door een nauwe spleetonder de toegangsdeur naar binnen. Het water in debunkers staat via die spleet in direct contact met hetwater in de poel. Uiteraard wijken de

leefomstandighedenbinnen sterk af van

die van buiten in depoel. Zo is het erwarmer en

permanent donker.Vooral op Heille ishet aantal

salamanders perhoeveelheid water naar

schatting beduidend hogerdan in de poel zelf. We

concluderen twee dingen: 1,volwassen salamanders overwinteren

ook in water en 2, ze verkiezen daarbijkennelijk eerder de omstandigheden in

de bunkers dan die in de poelen.

droogOok in de permanent droge bunkers treffen wesoms overwinterende amfibieën aan. In een nieuwingerichte bunker uit de tweede wereldoorlog inRetranchement, zaten twee kleinewatersalamanders en een gewone pad halfingegraven in het zand op de bodem. Deze bunkerligt diep vergraven in het talud van een vestingwalen is enkel toegankelijk door een steiletoegangstrap. In dit soort gevallen is het wel zaakdat de beesten er ook weer uit kunnen,bijvoorbeeld. door het bevestigen van een planklangs de rand van de trap.

Page 11: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

11

KIKKERVISJES: DETERMINATIE VALT NIET MEE!PAD VERSUS RUGSTREEPPAD

Regelmatig krijgen we in het zomerseizoenhulpkreten van de waarnemers, die moeite hebbenmet de determinatie van amfibieën-larven. Nu geeftde handleiding en het boekje ‘Waarnemen enHerkennen’ hier wel enige houvast voor, maardesondanks blijven veel waarnemers met vragenzitten. Daarom willen we hier de komendeMededelingen wat aandacht aan besteden. Webeginnen deze aflevering met het moeilijke gevalvan de padden.

Zwarte donderkopjesZowel de kikkervisjes van de gewone pad als dievan de rugstreeppad zijn kleine pikzwarte larfjesmet een stompe, vrij korte staart. Ze zijn dan ook ophet eerste gezicht nauwelijks van elkaar teonderscheiden. De meeste determinatiewerkensturen dan al snel aan op het bestuderen van hetmondveld: de liptandjes en de mondrandpapillen.Wie dit ooit eens geprobeerd heeft, weet uit eigen

ervaring dat dit geen lolletje is. Niet in de laatsteplaats voor het kikkervisje zelf. Het is een enormgepriegel met zo’n klein beestje. En door hetveelvuldige hanteren van het diertje door ruwevingers is de gevoelige huid al heel snel beschadigden gaat het larfje een wisse dood tegemoet.Bovendien is er redelijk wat variatie in liptandjesstructuur, zodat er ook overlap is bij deze tweesoorten en zijn de mondrandpapillen vaak moeilijkte zien.Toch is er ook zonder dit gepriegel en zonder loepjewel iets aan de bek te zien. Als je een kikkervisje ineen potje of in een klein plasje water op jehandpalm goed bekijkt, kan je bij de grotere larfjesvan de rugstreeppad een wit kinnetje zien, net onderhet mondveld. Bij de gewone pad ontbreekt dit.Daarnaast heeft een rugstreeppaddenlarf een smalbekje: de breedte van de bek is een stuk kleiner dande afstand tussen de ogen. Bij de gewone pad is debek even breed als de afstand tussen de ogen.

Larfjes van de gewone pad (Links) en de rugstreeppad (rechts). Met uitzondering van het witte kinnetje en hetsmalle bekje van de rugstreeppad, zijn er nauwelijks verschillen zichtbaar.

seizoenSubtiele en minieme verschillen dus, tussen delarfjes van deze soorten. De leefwijze is echtertotaal verschillend. Worden de eitjes van de gewonepad al in de koude maand maart afgezet. Derugstreeppad wacht zeker tot half april voordat deeerste eitjes worden gelegd. Natuurlijk houden nietalle padden zich aan deze regel en kunnen sterkwisselende weersomstandigheden in het voorjaarhet schema van de dieren in de war gooien. In demeeste gevallen mag je echter aannemen datsnoeren en donderkopjes die voor half april wordengevonden toebehoren aan de gewone pad, terwijleieren die na half april worden gevonden zeerwaarschijnlijk van de rugstreeppad zijn. Deontwikkeling van de rugstreeppaddenlarfjes gaatechter veel sneller dan van de gewone pad, met alsgevolg dat zo rond eind mei, begin juni alle larfjeseven groot zijn. Bij de allergrootste larven van derugstreeppad is dan soms al een rugstreepje te zien.Zodra de voorpootjes verschijnen is het verschilduidelijk, het rugstreepje spreekt boekdelen.

De gewone pad is de enige inheemse soort waarvande dikkopjes zwermgedrag vertonen. Dus wanneerje door relatief diep water een school van enkele

honderden tot duizenden zwarte kikkervisjes zietzwemmen, dan kan je er donder op zeggen dat hetjonkies van de gewone pad zijn.

biotoopHoewel het biotoop en de verspreiding van eensoort nooit als doorslaggevend argument magworden gebruikt, helpt het natuurlijk wel. Larfjesdie in een diep visrijk water in het bos wordengevonden, zullen maar heel zelden van derugstreeppad zijn. En van larfjes die in een ondiepplasje water in de duinen van Schiermonnikoogworden gevonden, is de kans wel heel erg groot dathet rugstreeppadjes zijn. Maar toch, soms komen dedieren ook wel eens voor waar je ze niet verwacht.

conclusieEr is altijd wel uit te komen welke larf tot welkesoort behoort. Desnoods kweek je enkele larfjes ineen bakje thuis op (wel weer loslaten!). Maar hetmeest eenvoudige is toch op tijd je inventarisaties tedoen. De gewone pad is de hele maand maart in hetwater te vinden en vanaf eind april is tot ver in dezomer op zwoele avonden het ratelende geluid vande rugstreeppad te horen. En, je kan altijd nog eindjuni juvenieltjes gaan zoeken.

Page 12: Meetnet Amfibieën Mededelingen

Meetnet Amfibieën Mededelingen Nr. 11, oktober 2002

12

PADDEN, KIKKERS, SALAMANDERS EN FAUNA(DASSEN)BUIZENGerard Smit

Een van de projecten die ik naast mijnwerkzaamheden voor de Werkgroep Monitoringuitvoer is onderzoek naar het gebruik vanfaunapassages onder en over rijkswegen. Dit soortonderzoek wordt in opdracht van Rijkswaterstaatuitgevoerd. Rijkswaterstaat realiseert overal in hetland faunapassages met het doel dieren demogelijkheid te bieden rijkswegen op een veiligemanier te passeren.

alle soorten en matenFaunapassages zijn er in alle soorten en maten.Bekend zijn natuurlijk het ecoduct, dassenbuizenen amfibieëntunnels. Minder bekend zijnloopstroken onder duikers en bruggen, wallen methoutstobben bij viaducten en meer exotischklinkende oplossingen als boombruggen.

Veel passages die onder rijkswegen zijn aangelegdliggen er in eerste instantie voor zoogdieren.Inmiddels heeft Rijkswaterstaat van meer dan 100passages onder rijkswegen laten onderzoeken of zedaadwerkelijk door zoogdieren worden gebruikt.Dit onderzoek is meestal in het najaar uitgevoerdomdat de kans op het registeren vanzoogdierpassages dan het grootst is. Al snel isgebleken dat in het najaar naast zoogdieren ookpadden, kikkers en salamanders regelmatigfaunapassages gebruiken. In RAVON 7 (jg. 3,2000, nr.1) staat bijvoorbeeld een artikel over hetgebruik van loopstroken onder duikers en bruggen.Maar niet alleen loopstroken worden gebruikt, ookstobbenwallen en dassenbuizen worden regelmatigdoor amfibieën gebruikt.

Recent is een grootschalig onderzoek uitgevoerdaan 45 dassenbuizen waarbij zowel in het voorjaarals in het najaar is gekeken. Hoewel veeldassenbuizen in het najaar regelmatig dooramfibieën worden gebruikt, blijken de dieren in hetvoorjaar de buizen niet of nauwelijks te bezoeken.Bekend is dat amfibieën vrij hoge eisen stellen aanamfibieëntunnels die in het voorjaar de trekmogelijk moeten maken tussen winterverblijf en

voortplantingsplek. Dat amfibieën de buizen onderrijkswegen doorlopen is in dit opzicht opvallend.De buizen zijn namelijk relatief smal en vaaktientallen meters lang en voldoen daarmee niet aande eisen voor voorjaarsmigratie.

dispersieHet gebruik van de faunapassages in het najaar isvan een geheel andere orde van grootte als devoorjaarsmigratie. In het voorjaar trekken paddenvaak met tientallen tot honderden per week naarhun poel of sloot. Bij de faunapassages worden inhet najaar vaak niet meer dan een tiental dieren perweek geregistreerd. Wij gaan er vanuit dat dezenajaartrek vooral te maken heeft met dispersie.Zwervende dieren dus. Dispersie is belangrijk vooruitwisseling van individuen tussen verschillendepopulaties. De meeste rijkswegen in ons landvormen absolute barrières voor amfibieën.Gelukkig stellen de in het najaar zwervendeamfibieën blijkbaar andere eisen aan passages. Zohebben ze met de faunapassages die in eersteinstantie voor zoogdieren zijn aangelegd, maar ookmet fiets- en voetgangerstunnels, tal vanmogelijkheden de grote wegen te passeren. Helaasechter ontbreken veel van deze voorzieningen bijlokale en provinciale wegen. Dit betekent dat hetmerendeel van deze wegen absolute barrièresblijven voor amfibieën.

Het Meetnet Amfibieën is een project van RAVON Werkgroep MonitoringIn samenwerking met – met subsidie van

Centraal Bureau voor de Statistiek, Expertise Centrum-LNV, Universiteit van Amsterdam

Sporenonder-zoek levertvaakverrassenderesultaten op.Op dezebladzijde vindje de sporenvan eenkikker, eenpad en tweesalamanders.