MEELUISTEREN MET HET VERHOOR VAN ......trekken door de IM-P en de aanpak van het verhoor met een...

102
MEELUISTEREN MET HET VERHOOR VAN PSYCHOPATE VERDACHTEN: VAN DETECTIE DOOR DE IM-P NAAR AANPAK VAN HET VERHOOR Masterproef neergelegd tot het behalen van de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen door (01600029) (Goormans Isabo) Academiejaar 2019-2020 Aantal woorden: 13 999 Promotor : Commissaris : Prof. Dr. Jelle Janssens Anneleen Rummens

Transcript of MEELUISTEREN MET HET VERHOOR VAN ......trekken door de IM-P en de aanpak van het verhoor met een...

  • MEELUISTEREN MET HET VERHOOR VAN PSYCHOPATE VERDACHTEN: VAN DETECTIE

    DOOR DE IM-P NAAR AANPAK VAN HET VERHOOR

    Masterproef neergelegd tot het behalen van

    de graad van Master in de Criminologische Wetenschappen

    door (01600029) (Goormans Isabo)

    Academiejaar 2019-2020

    Aantal woorden: 13 999 Promotor : Commissaris : Prof. Dr. Jelle Janssens Anneleen Rummens

  • I

    PRÉAMBULE: DE INVLOED VAN COVID-19 OP DEZE MASTERPROEF

    Deze preambule werd in overleg tussen de student en de promotor opgesteld en door beiden

    goedgekeurd.

    Globaal gezien hadden de coronamaatregelen een minimale invloed op deze masterproef. De

    noodzakelijke dossiers werden voor de uitbraak van het virus uit de griffie gehaald en het

    initiële onderzoeksplan opteerde voor een online bevraging.

    Zonder coronamaatregelen had de onderzoeker hoogstwaarschijnlijk een extra, vierde dossier

    uit de griffie gehaald, teneinde de resultaten nogmaals af te toetsen, de masterproef een grotere

    validiteit toe te kennen en aldus het saturatiepunt verder te verstevigen.

  • II

    WOORD VOORAF

    Met veel enthousiasme stel ik u mijn masterproef “Meeluisteren met het verhoor van

    psychopate verdachten: van detectie door de IM-P naar aanpak van het verhoor” voor. Deze

    masterproef kwam tot stand met het oog op het behalen van mijn diploma als ‘Master in de

    Criminologische Wetenschappen’.

    Vooraleer ik u meeneem voor een blik binnenin de verhoorkamer, wil ik graag een aantal

    mensen bedanken. Vooreerst gaat mijn oprechte dank uit naar mijn promotor, Prof. Dr. Jelle

    Janssens, voor de uitstekende begeleiding en georganiseerde intervisies. Bedankt voor de kans

    en vrijheid om dit onderwerp te kunnen onderzoeken, alsmede voor de fijne muziek- en drum-

    gerelateerde intermezzo’s.

    Daarnaast richt ik graag een immens dankwoord aan Carlo Carton, wiens hulp onontbeerlijk

    was voor de verwezenlijking van deze masterproef. Bedankt voor alle steun en om steeds in de

    weer te zijn wanneer ik vragen had.

    Vervolgens bedank ik graag alle verhoorders die hebben deelgenomen aan de online bevraging.

    Voorts richt ik graag een dankwoord aan mijn commissaris, Anneleen Rummens, om deze

    masterproef te lezen.

    Tot slot is dit woord vooraf de perfecte gelegenheid om mijn ouders en vriend te bedanken voor

    de onvoorwaardelijke steun doorheen mijn opleiding.

  • III

    INHOUDSTAFEL

    Préambule: De invloed van Covid-19 op deze masterproef .................................................. I

    Woord vooraf ........................................................................................................................... II

    Abstract ..................................................................................................................................... 1

    Keywords ................................................................................................................................... 1

    Inleiding ............................................................................................................................ 2

    Theoretisch kader ............................................................................................................. 4

    2.1 Detectie van psychopate trekken ................................................................................. 4

    Persoonlijkheidspsychologie en de PCL-R .............................................................. 4

    Persoonlijkheidspsychologie en de IM-P ................................................................. 5

    2.1.2.1 Doelstelling en werking ................................................................................... 5

    2.1.2.2 Inhoud en interpretatie items ............................................................................ 6

    2.1.2.3 Wetenschappelijke verankering ........................................................................ 8

    2.2 De aanpak van het verhoor volgens de theoretische taxonomie en interactief

    procesmodel van verhoor ........................................................................................................ 8

    Meso- en microniveaus ............................................................................................ 8

    2.2.1.1 Rapport en het opbouwen van een relatie ......................................................... 9

    2.2.1.2 Contextmanipulatie ......................................................................................... 11

    2.2.1.3 Provoceren van emoties .................................................................................. 12

    2.2.1.4 Presenteren van bewijs ................................................................................... 14

    2.2.1.5 Confrontatie en competitie ............................................................................. 16

    2.2.1.6 Collaboreren ................................................................................................... 17

    2.2.1.7 Bijkomende aandachtspunten ......................................................................... 18

    2.2.1.8 Wetenschappelijke verankering van de mesodomeinen ................................. 18

    Integratie ................................................................................................................ 19

    Deze studie ....................................................................................................................... 20

    Methodologie ................................................................................................................... 23

    4.1 Niet-participerende observaties ................................................................................. 23

  • IV

    4.2 Elektronische bevraging ............................................................................................ 25

    Resultaten ........................................................................................................................ 27

    5.1 Kennismaking met de verdachten .............................................................................. 27

    5.2 Detectie van psychopate trekken door de IM-P ......................................................... 27

    IM-P versus het gedrag van de verdachten ............................................................ 27

    5.2.1.1 Dominantie ..................................................................................................... 27

    5.2.1.2 Grandiositeit ................................................................................................... 29

    5.2.1.3 Negeren van grenzen ...................................................................................... 31

    5.2.1.4 Andere ............................................................................................................ 32

    5.2.1.5 Algemene interpretatie ................................................................................... 33

    IM-P versus het psychiatrisch deskundigenonderzoek .......................................... 36

    5.2.2.1 Verhoorde één ................................................................................................. 36

    5.2.2.2 Verhoorde twee ............................................................................................... 37

    5.2.2.3 Verhoorde drie ................................................................................................ 37

    Validatie door verhoorders..................................................................................... 38

    5.3 Aanpak van het verhoor ............................................................................................. 39

    Verhoorde één ........................................................................................................ 39

    Verhoorde twee ...................................................................................................... 43

    Verhoorde drie ....................................................................................................... 45

    Validatie door verhoorders..................................................................................... 47

    Integratie ................................................................................................................ 48

    Discussie ........................................................................................................................... 50

    Persbericht ....................................................................................................................... 54

    Bibliografie ...................................................................................................................... 55

    Bijlagen ......................................................................................................................... VIII

    9.1 Stappenplan Verhage en Boels (2015) ................................................................... VIII

    9.2 Zoekstrategie literatuurstudie IM-P ........................................................................... IX

    Onderzoeksprotocol ............................................................................................... IX

    Zoekstrategie .......................................................................................................... IX

  • V

    Shortlist .................................................................................................................. IX

    9.3 Zoekstrategie literatuurstudie: aanpak van het verhoor ............................................. XI

    Onderzoeksprotocol ............................................................................................... XI

    Zoekstrategie .......................................................................................................... XI

    Shortlist ................................................................................................................. XII

    9.4 Datamanagementplan ............................................................................................. XIV

    9.5 Observatiechecklist: detectie IM-P ......................................................................... XXI

    9.6 Observatiechecklist: aanpak verhoor .................................................................. XXVII

    9.7 Elektronische bevraging .................................................................................. XXXVII

  • VI

    “Verhoren van dergelijke individuen is toneel spelen.”

    Respondent twee

  • 1

    ABSTRACT

    The interrogation of a psychopathic suspect demands a different approach than the interrogation

    of a non-psychopathic suspect. In order to tackle this type of interrogation, psychopathic traits

    need to be detected, whereupon the interrogation techniques can be adjusted. Despite the

    missing point of view in the literature, the Interpersonal Measure of Psychopathy (IM-P) could

    be used in order to correctly identify psychopathic traits in an interrogation setting, whereas the

    taxonomy and theoretical interactive process model of interrogation could serve as a guidance

    to correctly adjust interrogation techniques. To overcome these gaps in the literature, the current

    study conducted non-participant observations on the interrogation videos of three male

    psychopathic murder suspects, combined with a small, online survey with interrogators. Key

    findings illuminate the potential of the IM-P as an adequate detection tool with regard to

    psychopathic suspects scoring high on factor one of the PCL-R, whereas the IM-P seems to

    draw wrong conclusions when dealing with psychopathic suspects scoring high on factor two.

    The interrogation itself should start with the building of ‘rapport and relationship’, by letting

    the suspect talk, followed by the ‘presentation of evidence’, which can be facilitated by several

    subtly used techniques from ‘confrontation and competition’. Consequently, this study suggests

    the IM-P should not be applied as a standard to detect psychopathic traits in an interrogation

    setting, while the taxonomy and process model – despite some small adjustments – can serve

    as adequate frameworks to shape the interrogation.

    KEYWORDS

    Interrogation

    Psychopathic suspect

    Interpersonal Measure of Psychopathy (IM-P)

    Taxonomy of interrogation

    Theoretical interactive process model of interrogation

  • 2

    INLEIDING 1

    “Je vais vous donner deux filles“ (‘Ik zal jullie twee meisjes geven’), vertelt Marc Dutroux −

    een volgens het psychiatrisch deskundigenonderzoek “perfecte psychopaat” (gjdv, 2004) −

    tegen de speurders. Om tot deze bekendmaking te komen, speelden de verhoorders in op

    Dutroux’ ijdelheid en egocentrisme (ht, 2004). Bovenstaande is een voorbeeld hoe verhoorders

    correct de verhoorstrategie aanpasten in functie van een psychopate verdachte, waardoor

    bruikbare informatie verkregen werd, die leidde tot de bevrijding van twee slachtoffers

    (Goormans, 2019).

    Psychopaten zijn verantwoordelijk voor een enorme impact op de strafrechtsketen (Kiehl &

    Hoffman, 2011), vermits zij betrokken zijn in allerhande misdrijven, hun criminele carrière

    langer duurt dan die van niet-psychopaten, zij een hoge recidivegraad bezitten (Radulović,

    2012; Hare, 1998) en de gevangenispopulatie – zowel bij mannen, als vrouwen – gemiddeld uit

    20% psychopaten bestaat (Hare, 1998; Hare, 1999; Goormans, 2019). DeLisi (2016) stelt dat

    psychopathie de spiegel is van antisociaal en crimineel gedrag.

    Aangezien politie tot het echelon ‘opsporing’ behoort (Vander Beken, 2015) en als eerste

    niveau in de strafrechtsketen in aanraking komt met verscheidene aspecten van een dossier, kan

    beargumenteerd worden dat zij – meer dan andere strafrechtsactoren – in contact komt met

    psychopaten (Braeckman & Bockstaele, 2013). Met inachtneming van dit eerste contact en het

    gegeven dat rechercheurs tot 80% van een gerechtelijk dossier besteden aan verhoor (De Fruyt,

    Bockstaele & De Greef, 2006), kan besloten worden dat het verhoren van psychopate

    verdachten een belangrijke taak van politiewerk uitmaakt (Goormans, 2019).

    Desondanks bovenstaande relevantie, stelt het verhoren van psychopaten rechercheurs voor

    unieke uitdagingen, aangezien traditionele verhoortechnieken niet volstaan en contraproductief

    kunnen werken (Reid & Lee, 2018; O'Toole, Logan, & Smith, 2012; Nyholm & Häkkänen-

    Nyholm, 2012; Perri & Lichtenwald, 2008; McConnell, 2017). Het ondervragen van deze

    doelgroep vergt een verschillende werkwijze, waardoor noodzakelijk is dat rechercheurs over

    voldoende handvaten beschikken om dit soort verhoren aan te pakken (Quayle, 2008;

    Goormans, 2019).

    1 Bovenstaande inleiding is gebaseerd op/overgenomen uit mijn bachelorproef ‘Een scoping review naar het

    verhoren van psychopaten’ (Goormans, 2019).

  • 3

    Zoals uit de probleemstelling in het derde hoofdstuk blijkt, dient enerzijds een adequate detectie

    van psychopate trekken plaats te vinden, om anderzijds een gepaste verhoorstrategie te kiezen.

    Tot op heden kent de wetenschappelijke kennis hiaten binnen dit onderzoeksdomein, waardoor

    de noodzakelijke wetenschappelijk verankerde aanknopingspunten afwezig zijn. Deze

    masterproef tracht de detectie van psychopate trekken in een verhoorsetting beter te faciliteren

    op basis van de Interpersonal Measure of Psychopathy (IM-P), alsmede meer inzicht te

    genereren in de aanpak van het verhoor van een psychopate verdachte volgens de theoretische

    taxonomie en interactief procesmodel van verhoor (vanaf hier benoemd als ‘taxonomie en

    procesmodel’). Om tot deze resultaten te komen, wordt gebruik gemaakt van niet-

    participerende observaties en een elektronische bevraging.

  • 4

    THEORETISCH KADER

    Onderstaande literatuurstudie voorziet een state of the art inzake de detectie van psychopate

    trekken door de IM-P en de aanpak van het verhoor met een psychopate verdachte. Om de

    noodzakelijke literatuur op een transparante wijze te zoeken en de zoekstrategie expliciet weer

    te geven (Munn et al., 2018), werd het stappenplan van Verhage en Boels (2015) gevolgd inzake

    het uitvoeren van een scoping review, zoals getoond in bijlage één. Hierbij werd gefocust op

    het in kaart brengen van onderzoeksbevindingen, het onderscheiden van de breedte van het

    domein, het vaststellen van lacunes (Arksey & O’Malley, 2005) en het voorzien van een

    allesomvattend overzicht (Levac, Colquhoun, & O'Brien, 2010). Om aan de eis van twee

    onafhankelijke onderzoekers tegemoet te komen (Verhage & Boels, 2015), werd het

    samenstellen van de long- en shortlist tweemaal uitgevoerd. De gedetailleerde toelichting van

    deze methodologie is terug te vinden in bijlage twee en drie (Goormans, 2019).

    2.1 DETECTIE VAN PSYCHOPATE TREKKEN

    Persoonlijkheidspsychologie en de PCL-R

    Persoonlijkheidsstoornissen worden, volgens de ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental

    Disorders, fifth edition’ (DSM–5), opgedeeld in drie clusters. De antisociale

    persoonlijkheidsstoornis (ASPS), vervat in cluster B, wordt door sectie drie van de DSM-5

    gezien als basis van psychopathie. Hierdoor kan psychopathie geoperationaliseerd worden door

    de kenmerken van ASPS, aangevuld met de ‘psychopathy specifier’ (APA, 2013). Wygant et

    al. (2016) stellen dat deze operationalisering verwant is met de Psychopathy Checklist-Revised

    (PCL-R), het instrument om psychopathie te diagnosticeren (Hare, 2016). De PCL-R beschrijft

    twintig psychopate trekken of items (zie figuur één), die volgens een ordinale schaal van nul

    tot twee gescoord worden, op basis van een semigestructureerd interview en collaterale

    informatie. Een totale score van 30/40 wijst op de aanwezigheid van psychopathie (Hare, 2016).

  • 5

    Primaire psychopaten plegen antisociaal gedrag vanuit de sterke aanwezigheid van kenmerken

    uit de persoonsgebonden PCL-R-factor één, zoals gebrek aan empathie, gevoelloze

    manipulatie, en pathologische leugens. De sterke aanwezigheid van de gedragsmatige PCL-R-

    factor twee maakt dat secundaire psychopaten antisociaal gedrag stellen, voornamelijk vanuit

    impulsiviteit en agressiviteit (Levenson, Kiehl, & Fitzpatrick, 1995).

    Persoonlijkheidspsychologie en de IM-P

    2.1.2.1 Doelstelling en werking 2

    De IM-P, ontwikkeld door Kosson, Steuerwald, Forth, & Kirkhart (1997), tracht psychopate

    trekken te detecteren aan de hand van 21 non-verbale kenmerken die geobserveerd kunnen

    worden tijdens interviewsituaties. In de oorspronkelijke vorm wordt het instrument naast de

    PCL-R gehanteerd, teneinde interpersoonlijke gedragingen en interacties op een

    gestandaardiseerde wijze te kwantificeren tijdens een PCL-R-interview (Kosson, Gacono, &

    Bodholdt, 2000; Hampton, Vitacco & Kosson, 2018; Nyholm & Häkkänen-Nyholm, 2012;

    Kosson et al., 1997; Vassileva, Kosson, Abramowitz, & Conrod, 2005; Vitacco & Kosson,

    2010; Zolondek, Lilienfeld, Patrick, & Fowler, 2006; Klipfel & Kosson, 2018; Goormans,

    2019; Braeckman & Bockstaele, 2013).

    2 Deze uiteenzetting is deels gebaseerd op/overgenomen uit mijn bachelorproef ‘Een scoping review naar het

    verhoren van psychopaten’ (Goormans, 2019).

  • 6

    De IM-P steunt louter op direct waarneembare kenmerken tijdens interacties, onafhankelijk van

    collaterale informatie, gegevens uit het dossier of wat de betrokkene inhoudelijk antwoordt op

    vragen (Kosson et al., 1997; Hampton et al., 2018; Klipfel & Kosson, 2018; Vitacco & Kosson,

    2010; Zolondek et al., 2006). Bovendien kan de IM-P toegepast worden met basiskennis van

    psychopathie en zonder formele training (Nyholm & Häkkänen-Nyholm, 2012; Braeckman &

    Bockstaele, 2013; Zolondek et al., 2006; Goormans, 2019).

    De 21 items worden gecodeerd op een likertschaal, gaande van 1 (helemaal niet), naar 2 (in

    beperkte mate), naar 3 (in meerdere mate), tot 4 (volledig) (Kosson et al., 1997; Vassileva et

    al., 2005; Zolondek et al., 2006). Met andere woorden kent de IM-P een minimumscore van 21

    en een maximumscore van 84 punten die de frequentie en intensiteit van de interpersoonlijke

    psychopate trekken weergeeft (Braeckman & Bockstaele, 2013; Hampton et al., 2018; Vitacco

    & Kosson, 2010).

    2.1.2.2 Inhoud en interpretatie items

    Volgens Vitacco & Kosson (2010) laden zeventien items uit het werk van Kosson et al. (1997)

    in drie factoren (zie figuur twee). Vier items kunnen hierbij niet ondergebracht worden, maar

    dienen nog steeds meegenomen te worden bij het toepassen van de IM-P (Vitacco & Kosson,

    2010).

  • 7

    Indien de psychopate verdachte ‘dominante’ kenmerken vertoont, probeert hij het verhoor te

    controleren. ‘Grandiositeit’ betreft het beschouwen van de eigen persoon als superieur,

    bijzonder en volmaakt, gecombineerd met de nodige dosis theatraliteit. Bij het ‘overtreden van

    grenzen’ worden de professionele en/of persoonlijke grenzen van het verhoor niet

    gerespecteerd. Het gegeven dat de psychopate verdachte hoog kan scoren op slechts één of twee

    factoren, maar nog steeds sterke psychopate trekken vertoont (Vitacco & Kosson, 2010), wijst

    op de heterogeniteit van psychopate interpersoonlijke profielen (Hampton et al., 2018).

    Vermits de IM-P zich profileert als gestandaardiseerde methode (cf. supra), is een glasheldere

    interpretatie van de items onontbeerlijk. Wanneer de literatuur hierop gescreend wordt, worden

    slechts twee items beschreven met mogelijke voorbeelden. Indien de verdachte de ‘verhoorder

    betrekt in verhalen’, kan de verhoorder als actor in een hypothetische situatie gevoegd worden.

    ‘Ongewone kalmte’ kan zich uiten door het wandelen in de verhoorkamer, spullen uit de

    verhoorkamer opnemen of verplaatsen, achteruit leunen in de stoel of de voeten omhoog

    brengen (Kosson et al., 2000).

  • 8

    ‘Ethische superioriteit’, of morele superioriteit, kan volgens de algemene literatuur gelinkt

    worden aan het “better-than-average-effect”, waarbij een persoon zichzelf als beter beschouwt

    tegenover anderen (Alicke & Govorun, 2005, p.85). ‘Uitgesproken narcisme’ kan volgens Wink

    (1991) opgesplitst worden in grandioos narcisme – gekenmerkt door zelfzekerheid, focus op

    macht, manipulatie, theatraliteit, agressiviteit en nood aan bewondering – en kwetsbaar

    narcisme – gerelateerd aan zelfzekere dominantie, gecombineerd met een overgevoeligheid

    voor kritiek, defensieve eigenschappen en angst (Wink, 1991). Primaire psychopaten worden

    gerelateerd aan grandioos narcisme, terwijl kwetsbaar narcisme samenhangt met secundaire

    psychopathie (Schoenleber, Sadeh, & Verona, 2011).

    2.1.2.3 Wetenschappelijke verankering

    De IM-P wordt gekenmerkt door een hoge interne consistentie, validiteit en

    interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Kosson et al., 1997; 2000). Vooreerst, volgens Kosson et

    al. (1997; 2000), Vitacco & Kosson (2010) en Hampton et al. (2018) is de IM-P sterk

    gecorreleerd met factor één van de PCL-R inzake persoonlijkheid, bestaande uit

    interpersoonlijke en affectieve kenmerken. De correlatie is daarenboven minder sterk bij de

    gedragsmatige tweede factor, wat aantoont dat de IM-P nauw vervlochten is met de essentie

    van het psychopathisch construct. Zolondek et al. (2006) stellen dat de IM-P sterker

    gecorreleerd is met de interpersoonlijke PCL-R-kenmerken, dan met de affectieve. Vassileva

    et al. (2005) en Swogger & Kosson (2007) vullen hierbij aan dat primaire psychopaten,

    gekenmerkt door lage angst en verminderd negatief affect, hoge scores behalen op de IM-P en

    factor één van de PCL-R. Dit type psychopaten is meer geneigd tot het plegen van gewelddadige

    delicten. Secundaire psychopaten kennen een lagere IM-P-score (Vassileva et al., 2005;

    Swogger & Kosson, 2007). Ten tweede wordt het bovenvermelde ‘driefactorenmodel’

    meermaals empirisch bevestigd door Vitacco & Kosson (2010) en Hampton et al. (2018).

    2.2 DE AANPAK VAN HET VERHOOR 3 VOLGENS DE THEORETISCHE TAXONOMIE EN

    INTERACTIEF PROCESMODEL VAN VERHOOR

    Meso- en microniveaus

    Kelly, Miller, Redlich, & Kleinman (2013) trachten – aan de hand van een taxonomie en

    procesmodel – overzicht te scheppen in alle mogelijke verhoormethodes. Deze taxonomie van

    3 Deze uiteenzetting is deels gebaseerd op/overgenomen uit mijn bachelorproef ‘Een scoping review naar het

    verhoren van psychopaten’ (Goormans, 2019).

  • 9

    verhoormethodes bestaat – op mesoniveau – uit zes domeinen die de interactie tussen

    verhoorder en verhoorde weergeven. Alle verhoortechnieken kunnen – op microniveau –

    ondergebracht worden in één of meerdere van de zes mesodomeinen. Met andere woorden

    worden de zes domeinen gezien als universele, theoretische categorieën die aanwezig zijn in

    elke verhoorsituatie. De zes domeinen kunnen, op basis van hun onderlinge wisselwerking en

    beïnvloeding, omgezet worden in het procesmodel van verhoor (zie figuur drie). Kelly et al.

    (2013) benadrukken dat niet even sterk op elk domein dient ingezet te worden, waardoor het

    model vertrekt vanuit een dimensionele kijk (Kelly et al., 2013).

    2.2.1.1 Rapport en het opbouwen van een relatie

    ‘Rapport en het opbouwen van een relatie’ verwijst naar de connectie tussen verhoorde en

    verhoorder die op basis van wisselwerking tot stand komt door de respectvolle interactie tussen

    beide. Het opbouwen van ‘rapport’ situeert zich centraal in het model, aangezien dit domein

    dient als fundament van elk verhoor, maar tevens de grootste bedreiging voor het slagen van

    het verhoor uitmaakt. De aanwezigheid van een relatie dient als noodzakelijke voorwaarde,

    alvorens ingezet kan worden op technieken uit andere domeinen (Kelly et al., 2013). De

    bijpassende verhoortechnieken worden in figuur vier voorgesteld.

  • 10

    Het inzetten op een relatie bij het verhoor van psychopate verdachten wordt ten stelligste

    afgeraden, vermits dit door de psychopaat gepercipieerd wordt als zwak en bijgevolg

    contraproductief werkt (Reid & Lee, 2018; McConnell, 2017; Braeckman, 2011; Quayle, 2008;

    Goormans, 2019). Indien toch geopteerd wordt om in te zetten op een relatie, kan dit louter door

    in te spelen op narcistische trekken en te benadrukken hoe superieur de psychopate verdachte

    is (McConnell, 2017).

    Ondanks het feit dat het opbouwen van een relatie wordt afgeraden, brengt de literatuur een

    aantal technieken naar voren die binnen dit mesoniveau passen. Zo wordt microtechniek vier

    ‘heb geduld’ benadrukt, in het bijzonder wanneer – door de zwakke gedragscontrole en

    impulsiviteit van psychopate verdachten – agressieve opwellingen ontstaan (McConnell, 2017).

    De verhoorder dient hier geduldig en kalm op te reageren (Bockstaele, 2016a), zodat deze

    impulsiviteit kan omgezet worden naar het uiten van relevante informatie (O’Toole et al., 2012).

    Dit geduld komt tevens tot uiting doordat de verhoorder ten alle tijden provocerende

    gedragingen of opmerkingen moet laten voorbijgaan (Nyholm & Häkkänen-Nyholm, 2012;

    Ackley, Mack, Beyer, & Erdberg, 2010; Bockstaele, 2016a; Bockstaele, 2016b; Goormans,

    2019).

    Microtechniek vijf ‘laat de verhoorde toe om de rol van leraar aan te nemen’ kan bij psychopate

    verdachten vormgegeven worden door hen als expert in het dossier te benoemen en te peilen

    naar hun visie op de zaak, waardoor narcistische trekken gestreeld worden (Quayle, 2008;

    Uzieblo & Smets, 2016; Bockstaele, 2016b; Ackley et al., 2010). Op deze manier spreekt de

  • 11

    psychopate verdachte hypothetisch over het dossier, wat kan leiden tot extra bewijs of een

    bekentenis, vaak in derde persoon (Holmes, 2002; Braeckman & Bockstaele, 2013; Bockstaele,

    2016a; Bockstaele, 2016b; Braeckman, 2011; Goormans, 2019).

    Met andere woorden, ondanks het feit dat gesteld wordt dat het opbouwen van een relatie

    ongunstig is, onderscheidt de literatuur toch een aantal technieken die hier impliciet op inspelen.

    Het inspelen op narcistische trekken en superioriteit kan als bijkomende techniek gezien worden

    binnen dit mesoniveau.

    2.2.1.2 Contextmanipulatie

    ‘Contextmanipulatie’ slaat op het modificeren van de fysieke setting en tijdstip van het verhoor,

    bijvoorbeeld door ’s nachts in een warme kamer te verhoren. Het inspelen op contextuele

    factoren draagt voornamelijk bij tot het bouwen van een relatie en bijgevolg tot het slagen van

    het verhoor (Kelly et al., 2013). De mogelijke verhoortechnieken zijn terug te vinden in figuur

    vijf.

    De literatuur onderscheidt geen van bovenstaande technieken bij het verhoor van psychopate

    verdachten, maar brengt wel enkele andere aandachtspunten naar voren. Vooreerst wordt

    gesteld dat het verhoor bij voorkeur uitgevoerd wordt door één verhoorder, aangezien de

    mogelijkheid bestaat dat de psychopate verdachte meerdere verhoorders tegen elkaar uitspeelt

    (Ackley et al., 2010; Bockstaele, 2016a; Braeckman & Bockstaele, 2013). Indien toch

    geopteerd wordt meerdere verhoorders in het lokaal te plaatsen, moeten deze goed op elkaar

    ingespeeld zijn (Bockstaele, 2016a; Goormans, 2019).

  • 12

    Ten tweede, wanneer gekozen wordt één verhoorder in het lokaal te plaatsen, wordt aangeraden

    dat collega’s volgen in de regiekamer en dat het verhoor opgenomen wordt met audiovisuele

    middelen (Ackley et al., 2010; Bockstaele, 2016a; Braeckman, 2011; Braeckman & Bockstaele,

    2013; Bockstaele, 2016b), waardoor deze kunnen herbekeken en geanalyseerd worden op

    (non)-verbaal gedrag (Woodworth et al., 2012) en later voorgelegd worden ter vergelijking met

    het gedrag in de rechtbank (Perri, 2011; McConnell, 2017; Bockstaele, 2016a; Braeckman,

    2011; Braeckman & Bockstaele, 2013; Perri & Lichtenwald, 2008; Goormans, 2019).

    Ten derde wordt geopteerd om de context en interactie met de verhoorde van afdoende prikkels

    te voorzien, zodat de psychopate verdachte uitgedaagd wordt (O’Toole et al., 2012; Bockstaele,

    2016a; Bockstaele, 2016b). Indien aan deze voorwaarde voldaan wordt, levert het verhoor

    mogelijks nieuwe elementen op (Braeckman & Bockstaele, 2013; Braeckman, 2011), aangezien

    de verdachte minder kan vooruitblikken op volgende stappen in het verhoor en hierdoor meer

    geneigd is over het eventuele misdrijf te praten (O'Toole et al., 2012). Deze prikkels kunnen

    vormgegeven worden door meerdere verhoorders – met een andere aanpak en op verschillende

    tijdstippen – in te zetten, af te wisselen in onderwerpen, gebruik te maken van foto’s, de

    verdachte zelf laten schrijven of te verzoeken dat de verdachte zijn inzichten deelt (O’Toole et

    al., 2012; Braeckman & Bockstaele, 2013; Braeckman, 2011; Uzieblo & Smets, 2016;

    Bockstaele, 2016a; Bockstaele, 2016b; Goormans, 2019).

    2.2.1.3 Provoceren van emoties

    Bij het ‘provoceren van emoties’ tracht de verhoorder in te spelen op emoties, zoals angst, spijt,

    hoop en trots. De enkele pijlen die vertrekken vanuit het domein ‘emoties’ in figuur drie

    illustreren het mediërend aspect van het inspelen op emoties, waardoor de tussenstap kan

    gemaakt worden naar ‘confronteren’ en ‘collaboreren’ (Kelly et al., 2013). Figuur zes verwijst

    naar mogelijke verhoortechnieken.

  • 13

    Aangezien psychopate verdachten steeds kiezen voor de meest voordelige gedragsoptie

    (Schafer & Navarro, 2016), kan ingezet worden op het ‘inspelen op eigenbelang’. Bijgevolg zal

    een psychopate verdachte louter bekennen om zichzelf te beschermen of om persoonlijk

    voordeel te bekomen (Schafer & Navarro, 2016; Bockstaele, 2016a; Braeckman, 2011;

    Braeckman & Bockstaele, 2013; Bockstaele, 2016b; Goormans, 2019), bijvoorbeeld in de

    hoedanigheid van een lagere straf (Ackley et al., 2010).

    Het ‘inspelen op geweten’ – waaronder schuld en ernst van de feiten – wordt bij psychopate

    verdachten afgeraden (Nyholm & Häkkänen-Nyholm, 2012; O’Toole et al., 2012; Bockstaele,

    2016a; Bockstaele, 2016b). Het bespelen van emoties, zoals wroeging, berouw, spijt, empathie,

    etc. wordt evenzeer zonder effect beschouwd, aangezien psychopate verdachten minder capabel

    zijn om deze emoties te ervaren (Quayle, 2008; Woodworth et al., 2012; McConnell, 2017;

    Ackley et al., 2010; Bockstaele, 2016a; Bockstaele, 2016b). Bijgevolg is het noodzakelijk de

    verdachte op een ‘emotieneutrale wijze’ te verhoren en te focussen op feiten en bewijs (Perri,

    2011; Perri & Lichtenwald, 2008; Bockstaele, 2016a; Bockstaele, 2016b. Goormans, 2019).

    Contrasterend aan bovenstaande, zou net moeten gepeild worden naar emoties door dit

    specifiek te bevragen (Uzieblo & Smets, 2016; O’Toole et al., 2012; Bockstaele, 2016a;

    Bockstaele, 2016b), waardoor frustratie kan ontstaan, vermits de vraag niet kan beantwoord

    worden (O'Toole et al., 2012). Wanneer psychopate verdachten toch emoties beschrijven,

    kunnen deze gemanipuleerd zijn, of dienen om de verhoorder en zijn strategie te testen (Perri,

    2011; Perri & Lichtenwald, 2008; Goormans, 2019).

  • 14

    De psychopate verdachte poogt het verhoor over te nemen door zich superieur te gedragen. Om

    de illusie te creëren dat deze overname en controle geslaagd is – terwijl de verhoorder in

    werkelijkheid controleert (Ackley et al., 2010) –, kan het ‘flatteren van de verhoorde’ als

    vruchtbare strategie dienen. Door de psychopate verdachte te complimenteren, vergroot zijn

    narcistisch gevoel, waardoor hij aanhoudend zal vertellen over zichzelf (Quayle, 2008;

    McConnell, 2017). Deze complimenten kunnen handelen over intelligentie, de vindingrijkheid

    van het misdrijf, de capaciteit om te vluchten van de politie en de sluwheid waarmee gehandeld

    werd (O'Toole et al., 2012; Bockstaele, 2016a; Reid & Lee, 2018; Bockstaele, 2016b; Van de

    Perre, 2009; Goormans, 2019).

    Het ‘aanmoedigen om verantwoordelijkheid op te nemen’ – bijvoorbeeld door te wijzen op de

    consequenties van daden – wordt onverschillig onthaald door psychopate verdachten, waardoor

    deze techniek niet het gewenste effect bekomt (Uzieblo & Smets, 2016; O'Toole et al., 2012;

    Braeckman & Bockstaele, 2013; Braeckman, 2011; Goormans, 2019).

    Kortom, ondanks het gegeven dat de literatuur fundamenteel afraadt om in te spelen op emoties

    bij psychopate verdachten, lijken technieken zoals het ‘inspelen op eigenbelang’ en ‘flatteren’

    wel werkbaar. Deze twee technieken handelen voornamelijk over de provocatie van eigen,

    narcistische emoties, wat mogelijks verklaart waarom deze wel effect kunnen bekomen.

    2.2.1.4 Presenteren van bewijs

    Indien de verhoorder inzet op het ‘presenteren van bewijs’, wordt de verhoorde geconfronteerd

    met bewijs en informatie over het misdrijf die de verhoorder weet of meent te weten. Het

    ‘presenteren van bewijs’ dient, zoals ‘provoceren van emoties’ als mediator naar ‘confronteren’

    en ‘collaboreren’ (Kelly et al., 2013). De mogelijke verhoortechnieken worden voorgesteld in

    figuur zeven.

  • 15

    Verhoortechnieken één en vijf spelen een prominente rol bij het verhoor van een psychopate

    verdachte, aangezien het voorleggen van sterk bewijs noodzakelijk is (Uzieblo & Smets, 2016;

    Perri, 2011) en – naast een emotieneutrale aanpak – gefocust moet worden op feiten en bewijs

    (Perri, 2011; Perri & Lichtenwald, 2008; Bockstaele, 2016a; Bockstaele, 2016b; Goormans,

    2019). Indien de contradictorische redenering van Bockstaele (2016a, 2016b) gevolgd wordt –

    waar gesteld wordt dat een confrontatie met bewijsmateriaal louter teweegbrengt dat de

    psychopate verdachte op de hoogte is van het bewijs (Goormans, 2019) –, lijken technieken één

    en vijf net ongunstig bij het verhoor van psychopate verdachten.

    Het verhoor van een psychopate verdachte dient te focussen op het bekomen van relevante en

    waarheidsgetrouwe informatie (Nyholm & Häkkänen-Nyholm, 2012), die toelaat de verhoorde

    met ‘contradicties te identificeren’ (Ackley et al., 2010; Perri & Lichtenwald, 2008; Goormans,

    2019). Deze identificatie dient op een subtiele en zachte wijze te gebeuren (Ackley et al., 2010),

    vermits het te direct identificeren van tegenstrijdigheden kan gecamoufleerd worden door

    nieuwe leugens (Perri & Lichtenwald, 2008; Bockstaele, 2016a; Perri, 2011; McConnell, 2017;

    Bockstaele, 2016b), waardoor minder bruikbare informatie bekomen wordt (O'Toole et al.,

    2012; Uzieblo & Smets, 2016; Goormans, 2019).

    Om tot een opstapeling van contradicties te komen, wordt aangeraden om eenvoudige, open

    vragen te stellen, die lange antwoorden toelaten (Ackley et al., 2010; Bockstaele, 2016a;

    Bockstaele, 2016b), over het misdrijf, of andere onderwerpen (Reid & Lee, 2018). Op deze

    manier wordt het narcisme gestreeld en wordt de indruk gewekt dat de psychopate verdachte

    het verhoor onder controle heeft (Nyholm & Häkkänen-Nyholm, 2012). In realiteit behoudt de

    verhoorder controle (Quayle, 2008), door te reageren op het antwoord, de vraag te herhalen en

  • 16

    het gesprek opnieuw naar de essentie te leiden (Schafer & Navarro, 2016; Ackley et al., 2010).

    Indien de verdachte in de illusie van controle verkeert, nemen inconsistenties en leugens toe,

    met duping delight tot gevolg (Perri, 2011; O’Toole et al., 2012; Bockstaele, 2016a), een term

    die verwijst naar het ervaren genot tijdens het vertellen van leugens en de daarbij horende

    succesvolle misleiding (Ekman, 1981, p.275). Door bovenstaande combinatie gaat de

    psychopate verdachte mogelijk in de fout, met een uiting van relevante informatie tot gevolg

    (O’Toole et al., 2012; Uzieblo & Smets, 2016; Goormans, 2019).

    Zoals reeds gesteld bij ‘contextmanipulatie’, dient het verhoor van een psychopate verdachte

    voldoende prikkels en uitdaging te bevatten. Deze prikkels kunnen voorzien worden door het

    gebruik van foto’s (O’Toole et al., 2012; Bockstaele, 2016a; Bockstaele, 2016b; Braeckman &

    Bockstaele, 2013; Braeckman, 2011; Uzieblo & Smets, 2016; Goormans, 2019) en slaan

    bijgevolg op verhoortechniek zeven en acht.

    Tegengesteld aan alle tot hiertoe behandelde domeinen, kent de literatuur een uitgebreide

    opsomming van technieken die binnen het ‘presenteren van bewijs’ vallen, waardoor kan

    gesteld worden dat dit domein als focus dient bij het verhoren van psychopate verdachten. Om

    tegemoet te komen aan het gevaar dat de verdachte louter op de hoogte is van het bewijs – zoals

    benoemd door Bockstaele (2016a; 2016b) – kan deze presentatie beperkt worden tot de

    fundamentele en noodzakelijke bewijsstukken.

    2.2.1.5 Confrontatie en competitie

    ‘Confrontatie en competitie’ verwijst naar het benadrukken van de autoriteit en controle van de

    verhoorder, alsmede het ‘straffen’ van de verhoorde bij een oncoöperatieve houding. Dit

    domein stelt een eindpunt voor in het model, aangezien ‘confrontatie’ onder meer kan gecreëerd

    worden door in te spelen op angstige emoties en door de verhoorde te confronteren met bewijs,

    maar dit in omgekeerde volgorde niet mogelijk wordt geacht (Kelly et al., 2013). Figuur acht

    toont de mogelijke verhoortechnieken binnen dit domein.

  • 17

    De literatuur toont één techniek die beperkt als ‘confrontatie en competitie’ kan dienen,

    waardoor dit domein van ondergeschikt belang lijkt. Teneinde de psychopate verdachte te

    ‘beledigen’, kan ontgoocheling en teleurstelling getoond worden, door bijvoorbeeld te stellen

    dat slechts weinig slachtoffers gemaakt werden of doorzichtige leugens tijdens het verhoor

    gebruikt worden (Van de Perre, 2009; McConnell, 2017; Goormans, 2019). Deze ‘belediging’

    wordt aldus niet gezien als het kleineren of ongepast denigreren van de verdachte.

    Het gebruik van klassieke verhoortechnieken – zoals ‘good cop/bad cop’ – wordt bij psychopate

    verdachten afgeraden, aangezien deze niet het beoogde effect teweegbrengen (Reid & Lee,

    2018; Quayle, 2008; McConnell, 2017; Perri & Lichtenwald, 2008; Bockstaele, 2016a;

    Bockstaele, 2016b; Braeckman & Bockstaele, 2013; Braeckman, 2011; Goormans, 2019).

    2.2.1.6 Collaboreren

    Eveneens als eindpunt in het model uit figuur drie en als tegenpool van ‘confrontatie en

    competitie’ staat ‘collaboratie’. Dit domein tracht in te spelen op het beloningssysteem van de

    verhoorde – bijvoorbeeld wanneer nuttige informatie gegeven wordt – en beschouwt verhoorder

    en verhoorde als gelijkwaardig. Bijgevolg wordt bij dit domein ingezet op positievere emoties

  • 18

    en minder autoritaire confrontaties van bewijs (Kelly et al., 2013). De voorhanden

    verhoortechnieken zijn terug te vinden in figuur negen.

    De enige ‘collaboratietechniek’ die de literatuur onderscheidt, handelt over techniek vier inzake

    het creëren van de illusie dat de psychopate verdachte het verhoor onder controle heeft,

    bijvoorbeeld door de verdachte te flatteren en het narcisme te strelen (Ackley et al., 2010;

    Nyholm & Häkkänen-Nyholm; Quayle, 2008; Goormans, 2019). Gezien slechts een techniek

    uit de literatuur onderscheiden wordt, lijkt dit domein van ondergeschikt belang.

    2.2.1.7 Bijkomende aandachtspunten

    De literatuur benadrukt nog enkele aandachtspunten, die niet in de taxonomie en procesmodel

    passen. Vooreerst wordt aangeraden om de psychopate verdachte vrij te laten vertellen en open

    vragen te stellen (Reid & Lee, 2018), idealiter gecombineerd met een kritische houding,

    voorzien van follow-upvragen (Napier, 2017). Bovendien wordt het belang van een goede

    dossierkennis benadrukt (Nyholm & Häkkänen-Nyholm, 2012; Quayle, 2008; Bockstaele,

    2016a; Braeckman & Bockstaele, 2013; Braeckman, 2011; Bockstaele, 2016b). Tot slot dient

    bij voorbaat een interviewplan te worden opgesteld, waarin geanticipeerd wordt op mogelijke

    antwoorden en gedragingen van de verdachte (Quayle, 2008; Nyholm & Häkkänen-Nyholm,

    2012; Bockstaele, 2016a; Bockstaele, 2016b; Braeckman, 2011; Goormans, 2019).

    2.2.1.8 Wetenschappelijke verankering van de mesodomeinen

    De validiteit van de taxonomie en procesmodel wordt als voornaamste sterkte aanzien (Kelly

    et al., 2013; Kelly, Redlich, & Miller, 2014) en de empirische verankering wordt duidelijk door

  • 19

    voorgaand onderzoek. Zo wordt het inspelen op ‘rapport’ het vaakst gehanteerd (Kelly et al.,

    2014; Redlich, Kelly, & Miller, 2014) en komt het de medewerking van de verhoorde ten goede.

    Het ‘rapport’ kan negatief beïnvloed worden door een focus op ‘bewijs’ en ‘confrontatie en

    competitie’ (Kelly, Miller, & Redlich, 2016). Deze twee laatste domeinen, inclusief het inspelen

    op negatieve emoties, worden meer gehanteerd wanneer de verhoorde betrokkenheid bij het

    misdrijf ontkent (Kelly et al., 2014).

    Integratie

    Wanneer bovenstaande literatuurstudie wordt toegepast op de taxonomie en het procesmodel,

    wordt onderstaande samenvattende en eigengemaakte integratie bekomen, die de aanpak

    voorstelt van het verhoor van een psychopate verdachte. De groene elementen worden door de

    literatuur als noodzakelijk beschouwd. De oranje onderdelen spelen op elkaar in en kunnen

    samen gunstig functioneren, onder de voorwaarde dat deze betrekking hebben op het narcisme,

    de superioriteit en eigenbelang van de verhoorde. Indien het rapport is gefundeerd, kunnen de

    presentatie van bewijs en confrontatie intreden.

  • 20

    DEZE STUDIE

    Bovenstaande integratie wijst op de bijzondere aanpak van het verhoor van een psychopate

    verdachte. Dit type verhoor wordt beschouwd als een van de moeilijkste verhoorsituaties (Perri,

    2011; McConnell, 2017; Goormans, 2019) en gaat gepaard met unieke uitdagingen (Reid &

    Lee, 2018; O'Toole et al., 2012; Nyholm & Häkkänen-Nyholm, 2012, Goormans, 2019). Zo

    moeten psychopate trekken adequaat gedetecteerd worden, om daarna de verhoorstrategie aan

    te passen (Perri & Lichtenwald, 2008; Goormans, 2019). Indien deze trekken niet afdoende

    gedetecteerd worden, heeft het verhoor een minimale kans op slagen (McConnell, 2017).

    Kortom, het is noodzakelijk dat rechercheurs over voldoende aanknopingspunten beschikken

    (Quayle, 2008), inzake (1) de detectie van psychopate trekken en (2) de aanpak van het verhoor

    (Goormans, 2019). Zoals uit bovenstaande literatuurstudie blijkt, kan de detectie van

    psychopate trekken gefaciliteerd worden door de IM-P. Dit instrument bezit de mogelijkheid

    om gehanteerd te worden in verhoorsituaties (Goormans, 2019), maar deze invalshoek

    ontbreekt in het tot op heden gevoerde empirisch onderzoek. Bovendien voorziet de literatuur

    nagenoeg geen interpretatie van de 21 items en is geen handleiding voorhanden.

    De aanpak van het verhoor van een psychopate verdachte kent tot op heden geen grote

    academische belangstelling. Het thema wordt voornamelijk onderzocht aan de hand van

    literatuuronderzoek, waardoor empirisch onderzoek slechts in beperkte mate aanwezig is.

    Hierbij ontbreekt de inbreng van verhoorders, waardoor de noodzakelijke kruisbestuiving – die

    leidt tot een betere aanpak van het verhoor (Uzieblo & Smets,2016) – tussen de academische

    wereld en praktijk minimaal is (Goormans, 2019). De taxonomie en procesmodel van verhoor

    worden tot op heden niet betrokken in onderzoek bij het verhoor van psychopate verdachten,

    waardoor een eenduidige en wetenschappelijk verankerde houvast afwezig is.

    Met andere woorden, wetenschappelijk onderzoek inzake het verhoren van verdachten met

    psychopate trekken – een van de moeilijkste verhoorsituaties, gepaard gaande met unieke

    uitdagingen – kent methodologische en inhoudelijke lacunes. Deze hiaten zijn aanwezig, zowel

    binnen de detectie van psychopate trekken door politie, als binnen de aanpak van het verhoor.

    Bijgevolg zijn de noodzakelijke wetenschappelijke aanknopingspunten voor rechercheurs

    slechts in beperkte mate voorhanden. 4

    4 Bovenstaande uiteenzetting is deels gebaseerd op/overgenomen uit mijn bachelorproef ‘Een scoping review

    naar het verhoren van psychopaten’ (Goormans, 2019).

  • 21

    De doelstelling van deze masterproef wordt opgesplitst in twee delen. Als eerste wordt getracht

    de detectie van psychopate trekken bij een verdachte in een verhoorsetting door rechercheurs

    beter te faciliteren aan de hand van de IM-P. Dit doel wordt bereikt door (1) na te gaan hoe de

    21 kenmerken van de IM-P tot uiting komen in de audiovisuele opnames en literatuur, om te

    voorzien in een algemene interpretatie van de items en (2) de IM-P-scores van de verdachten

    uit de audiovisuele opnames te vergelijken met de psychiatrische deskundigenonderzoeken.

    Ten tweede wordt gestreefd meer inzicht te genereren in de aanpak van het verhoor van een

    verdachte met psychopate trekken, door de integratie van de literatuur, taxonomie en

    procesmodel af te toetsen met de aanpak van de verhoorders uit de audiovisuele opnames. Deze

    doelstellingen worden omgezet naar onderstaande hoofd- en deelonderzoeksvragen.

    De term ‘rechercheur’ verwijst naar de leden van de Federale Gerechtelijke Politie en de lokale

    rechercheteams (Snels, 2009). Rechercheurs dienen onder meer ‘verdachten’, in deze

    masterproef gedefinieerd als personen die vermoedelijk bij een misdrijf betrokken zijn (Stevens

    & Verhoeven, 2011), te verhoren tijdens een politieverhoor. Het ‘politieverhoor’ wordt

    gedefinieerd als het ondervragen van de verdachte door een rechercheur, om relevante

    informatie met betrekking tot het misdrijf te bekomen (Hartwig, Luke, & Skerker, 2016).

    Wanneer gesproken wordt over ‘psychopate trekken’, wordt verwezen naar het dimensionele

    aspect van de psychopate persoonlijkheid, waarmee bedoeld wordt dat een verdachte

    psychopate trekken kan bezitten, maar de cut-off-score van 30 op de PCL-R niet haalt (Wygant

    et al., 2016) en niet past in het prototypisch profiel van ‘de psychopaat’ (Uzieblo & Smets,

  • 22

    2016). De termen ‘psychopate verdachte’, ‘verdachte met psychopate trekken’, of ‘psychopaat’

    verwijzen steeds naar bovenstaande dimensionele interpretatie. Deze studie benadrukt dat

    iemand met psychopate trekken niet meteen als verdachte/dader kan aanzien worden en dat

    dergelijke trekken met de nodige niet-vooringenomenheid dienen benaderd te worden (Uzieblo

    & Smets, 2016).

    Wanneer deze studie spreekt over de ‘detectie van psychopate trekken’, wordt uitsluitend

    verwezen naar het vermoeden van psychopate trekken door rechercheurs, om op basis hiervan

    een gepaste verhoorstrategie te hanteren. Met andere woorden dient de ‘detectie van psychopate

    trekken’ niet tot het stellen van een diagnose van psychopathie.

  • 23

    METHODOLOGIE

    4.1 NIET-PARTICIPERENDE OBSERVATIES

    Deze masterproef hanteert niet-participerende observaties, teneinde het gedrag van de

    verhoorder en verhoorde met psychopate trekken in audiovisuele opnames te beschrijven.

    Dataverzameling aan de hand van observaties wordt geprofileerd als één van de meest

    fundamentele en excellente methodes in kwalitatief onderzoek (Morgan, Pullon, Macdonald,

    McKinlay, & Gray, 2017; Smit & Onwuegbuzie, 2018; Murphy & Dingwall, 2007), vermits dit

    toelaat om de werkelijkheid direct te beschrijven (Mulhall, 2003; Kothari, 2004; Morgan et al.,

    2017) en niet steunt op waar respondenten zich al dan niet bewust van zijn, of aangeven te doen

    (Morgan et al., 2017; Kothari, 2004; Caldwell & Atwal, 2005; Mulhall, 2003). De ecologische

    validiteit is bijgevolg hoog (Holmes, 2013). Deze niet-participerende observaties steunen op

    unobtrusive measures, namelijk het op indirecte wijze verzamelen van data, dat onafhankelijk

    van het onderzoek gecreëerd werd. De validiteit van unobtrusive measures is hoog, vermits de

    participanten ten tijde van het verhoor geen notie hebben van de toekomstige aanwezigheid van

    de onderzoeker, waardoor participanten hun gedrag niet aanpassen aan deze aanwezigheid

    (Lune & Berg, 2017; Connelly, 2017) en beïnvloeding of manipulatie geëlimineerd worden

    (Flick, 2009; Zaitch, Mortelmans, & Decorte, 2016).

    Na wederkerig contact met een Federale Gerechtelijke Politie (FGP), werd een selectie van

    dossiers voorzien, waarin verdachten met psychopate trekken verhoord worden. Deze lijst werd

    voorgelegd aan de Procureur-Generaal bij het Hof van Beroep, die toestemming verleende tot

    inzage in de dossiers. Om de steekproef van dossiers zo homogeen mogelijk samen te stellen,

    maakte de onderzoeker gebruik van een ‘doelgerichte steekproef’, waarbij de steekproef op een

    selectieve wijze werd samengesteld, om te verzekeren dat een groep met specifieke

    eigenschappen vervat zat in het onderzoek (Etikan, Musa, & Alkassim, 2016; Bernard, 2006;

    Robinson, 2014). De finale selectie van drie dossiers bestond uit mannelijke moordverdachten

    die uiteindelijk schuldig bevonden werden. Via deze doelgerichte, homogene steekproef werd

    gewerkt naar het saturatiepunt, het moment waarbij de onderzoeker geen nieuwe inzichten of

    informatie onderscheidde (Saunders et al., 2018; Guest, Bunce, & Johnson, 2006). In totaal

    werd 40 uur aan verhoor geobserveerd, waarvan 18,5 uur van verdachte één, 10,5 uur van

    verdachte twee en 11 uur van verdachte drie. In het datamanagementplan uit bijlage vier wordt

    gedetailleerd toegelicht hoe met deze data werden omgegaan.

  • 24

    Gezien de onderzoeker uitsluitend video’s van verhoren bekeek uit reeds afgehandelde dossiers

    – zonder te participeren in de setting – werd hier de rol van ‘volledige observator’ aangenomen,

    zoals als eerste benoemd door Gold (1958) (Zaitch et al., 2016; Kothari, 2004; Flick, 2009). De

    video’s betroffen de natuurlijke setting van de verhoorkamer, waardoor de observaties

    ongecontroleerd van aard waren (Flick, 2009; Kothari, 2004). Gezien de onderzoeker tijdens

    het verhoor niet bekend was, kan dit als een beperkte vorm van covert, heimelijk onderzoek

    gezien worden (Kawulich, 2012; Kothari, 2004; Flick, 2009). Ondanks het feit dat heimelijke

    observaties – waarbij de participant geen weet heeft dat hij gefilmd wordt en geen

    geïnformeerde toestemming kan verschaffen (Flick, 2009) – als problematisch worden

    beschouwd, was dit probleem niet van toepassing in deze studie. De geïnformeerde

    toestemming kwam namelijk – naast de informele toestemming de FGP – vanuit de Procureur

    Generaal bij het Hof van Beroep en de participanten waren zich – ten tijde van het verhoor –

    bewust van de opname.

    Om de niet-participerende observaties te faciliteren, werd gebruik gemaakt van

    semigestructureerde observatieschema’s (Blandford, 2013) (zie bijlage vijf en zes), met een

    gestructureerd onderdeel in de hoedanigheid van gestandaardiseerde checklists en een

    ongestructureerd, niet-systematisch deel (Flick, 2009; Kothari, 2004). De checklists bevatten

    verwachte gedragingen van de verhoorde en verhoorder, waardoor de onderzoeker gefocust

    observeerde (Kawulich, 2012) en dit onderdeel theorietoetsend van aard was. Hierbij werden

    veldnota’s aangevuld, die tijdens het pauzeren van de video’s onmiddellijk neergeschreven

    werden, waardoor tegemoet werd gekomen aan de bedreiging dat veldnota’s geconstrueerd

    worden vanuit het geheugen (Emerson, Fretz, & Shaw, 2011; Zaitch et al., 2016). Het

    ongestructureerde, ‘open’ gedeelte steunde op de gefundeerde theoriebenadering – waarbij

    inzichten opborrelden vanuit de dataverzameling, door een ononderbroken iteratief proces

    tussen dataverzameling en –analyse (Van Lanen, 2010; Glaser en Strauss, 1967) – en is

    bijgevolg theorieontwikkelend van aard.

    De data uit de semigestructureerde observatieschema’s werden tijdens de dataverzameling

    simultaan gecodeerd en geanalyseerd, volgens een a priori, of deductieve methode – op basis

    van vooraf opgestelde checklists en codebomen (Stemler, 2000; Stuckey, 2015; Blair, 2015) –

    en een emergente, of inductieve methode, waarbij – volgens open, axiaal en selectief coderen

    – de data georganiseerd werden (Corbin & Strauss, 2014). Tijdens de dataverwerking werden

    alle data volledig geanonimiseerd, zodat geen persoonskenmerken, noch delictkenmerken

    kunnen gelinkt worden aan een bepaald dossier.

  • 25

    Zoals uit de resultaten blijkt, worden PCL-R-scores van de verhoorden vergeleken met de

    bekomen IM-P-scores uit deze studie. Teneinde beïnvloeding van de reële PCL-R-scores te

    vermijden tijdens het observeren, werden de deskundigenonderzoeken louter geraadpleegd na

    alle observaties.

    4.2 ELEKTRONISCHE BEVRAGING

    Teneinde de validiteit van de resultaten uit de observaties te verhogen (Fusch, Fusch, & Ness,

    2018), werd gebruik gemaakt van ‘within-method triangulation’, door een andere kwalitatieve

    methode te hanteren (Denzin, 1978). Deze methodologische triangulatie (Denzin, 1978) – aan

    de hand van een kwalitatieve, elektronische bevraging bij verhoorders op Thesistools – diende

    als finale stap ter bereiking van het saturatiepunt (Fusch & Ness, 2015). Het saturatiepunt was

    reeds vermoedelijk aanwezig na de niet-participerende observaties, maar werd bevestigd door

    de resultaten uit de bevraging.

    De voornaamste resultaten uit de observaties werden afgetoetst bij verhoorders, om op deze

    manier nieuwe perspectieven op de data toe te laten (Fusch et al., 2018) en gelijkenissen of

    verschillen vast te stellen. Deze terugkoppeling gebeurde aan de hand van een elektronische

    bevraging, voorafgegaan door een informed consent (zie bijlage zeven). Ondanks dat gestreefd

    werd naar een zo heterogeen mogelijke samenstelling van de respondenten, teneinde de

    resultaten af te toetsen vanuit verschillende invalshoeken (Etikan et al., 2016), vulden louter

    vier verhoorders de vragenlijst in. Hierdoor werd de beoogde diversiteit niet gerealiseerd en –

    net zoals bij de niet-participerende observaties – een doelgerichte steekproef met homogene

    eigenschappen gebruikt. De online bevraging gebeurde volledig anoniem, aangezien louter naar

    de doelgroep van de respondent werd gepeild, alsmede geheel vrijblijvend naar een emailadres

    ter terugkoppeling van de resultaten.

    De analyse van de resultaten gebeurde aan de hand van kleurcodes en focuste voornamelijk op

    het aantonen van verschillen en/of gelijkenissen met de data uit de observaties. Teneinde de

    validiteit van deze studie te verhogen, werden de resultaten van de bevraging louter na de

    volledige rapportage van de observaties geanalyseerd.

    Gezien het elektronisch karakter van deze bevraging, dienden respondenten zich niet te

    verplaatsen en werd alles ingevuld op een voor de respondent gepast tijdstip (McCoyd &

    Kerson, 2006), wat bijdraagt aan de responsgraad (Steenhout, 2016) en waardoor respondenten

  • 26

    meer doordachte antwoorden geven (Steenhout, 2016). Deze manier van bevragen betekende

    evenzeer tijdswinst voor de onderzoeker, vermits de antwoorden reeds zijn uitgetypt (McCoyd

    & Kerson, 2006; McPeake, Bateson, & O’Neill, 2014).

  • 27

    RESULTATEN

    5.1 KENNISMAKING MET DE VERDACHTEN

    Verhoorde één (V1) wordt tijdens de audiovisuele opnames verdacht van de moord op zijn

    partner, maar ontkent tot op vandaag – net zoals tijdens alle verhoren – elke betrokkenheid bij

    haar dood. Hij wordt veroordeeld tot 30 jaar gevangenisstraf.

    Verhoorde twee (V2) wordt op het moment van de audiovisuele opnames verdacht van de

    dubbele moord op een aanverwant en kennis, beide op een koelbloedige wijze gepleegd. Op het

    moment van het verhoor heeft hij de moord op zijn kennis reeds bekend, maar de vaststellingen

    wijzen tevens in zijn richting met betrekking tot de gedode aanverwant. Vandaag zit hij een

    levenslange gevangenisstraf uit.

    Verhoorde drie (V3) wordt op het moment van de audiovisuele opnames verdacht van de

    roofmoord op een bejaarde, vriendschappelijke kennis. Hij wordt veroordeeld tot 28 jaar

    gevangenisstraf, maar ontkent tot op vandaag dat hij de intentie had om te doden.

    5.2 DETECTIE VAN PSYCHOPATE TREKKEN DOOR DE IM-P

    IM-P versus het gedrag van de verdachten

    5.2.1.1 Dominantie

    V1 onderbreekt de verhoorders ontelbaar veel, op verbale en non-verbale wijze. Hij neemt het

    woord door midden in de zin van de verhoorder (1) tussen te komen – vaak over andere, banale

    of niet relevante zaken –, (2) de zin van de verhoorder aan te vullen of (3) op een kwade manier

    te stellen: “Ik wil praten!”. V1 poogt daarnaast te kunnen praten door de naam van de

    verhoorder een vijftal keer te herhalen, totdat de verhoorder stopt met praten. V2 tracht – in

    mindere mate dan V1 – verbaal te onderbreken, bijvoorbeeld door – op een tamelijk geërgerde

    manier – te stellen dat de verhoorders maar moeten wachten.

    V1 combineert bovenstaande verbale manieren met non-verbale tekenen, zoals het maken van

    een stopteken naar het gezicht van de verhoorder, of te vingerwijzen. Indien de verhoorders

    inzetten op ‘bewijs’ en ‘confrontatie’, onderbreekt V1 op een meer intense en kwade wijze,

    door bovenstaande kenmerken te combineren met schreeuwen en een agressieve houding.

  • 28

    Ondanks het feit dat V1 de verhoorders continu onderbreekt, is hijzelf intolerant tegenover

    onderbreking. Hij uit dit onder meer door – wanneer de verhoorders proberen tussenkomen

    om hem naar de essentie van de vraag te leiden – te blijven praten en te gebaren alsof hij niets

    hoort, door te schreeuwen: “Laat mij uitpraten!”, of te stellen: “Als ik wil praten, praat ik!”.

    V2 stelt gelijkaardig gedrag, door te gebaren dat de verhoorders maar even moeten wachten.

    De neiging tot oppervlakkigheid komt op twee manieren tot uiting. Enerzijds antwoordt V1

    niet grondig en met veel tijdsprongen op de vraag, maar net heel gedetailleerd en diepgaand

    rond de vraag, over zaken die niet belangrijk zijn. V3 geeft tevens vage toelichtingen, zoals op

    de vraag “Hoe heb je dat betaald en waar is dat?” – “Met geld en aan de achterkant”. V2

    wordt oppervlakkiger, naarmate de verhoorders meer bewijs presenteren. Anderzijds stralen

    V1, V2 en V3 oppervlakkige en kille emoties uit, door bijvoorbeeld op ongeloofwaardige wijze

    te wenen en geen tekenen van verdriet te uiten, ondanks dat aangegeven wordt verdriet te

    ervaren.

    Louter V1 tracht stiltes op te vullen, op een verbale en non-verbale wijze. De verbale manieren

    manifesteren zich door terug te komen op een vraag, een nieuw onderwerp aan te kaarten of te

    peilen naar zaken uit het dossier, zoals waar de auto van een getuige zich bevindt. De non-

    verbale wijze uit zich door te frutselen met zaken uit de verhoorkamer of te zuchten uit

    ongenoegen.

    Het volhardend karakter van V1 wordt zichtbaar doordat hij – op een zelfzekere en koppige

    wijze – bij zijn verhaal blijft, ondanks objectief bewijs anders aantoont. Zo geeft hij aan niet

    akkoord te zijn dat zijn DNA op de plaats van wurging werd aangetroffen. Bovendien biedt hij

    aan elke mogelijke tegenspraak van de verhoorder een antwoord of excuus, door weleens aan

    te geven dat – bij inconsistenties – het de schuld van de verhoorders is, daar zij hem niet goed

    begrijpen. V2 en V3 lijken tevens een vooraf geconstrueerd verhaal te verdedigen dat hun

    onschuld bewijst, ondanks dat andere elementen uit het onderzoek het tegendeel aantonen.

    Wanneer V1 aanvoelt dat hij zich niet langer rond het bewijs kan praten, wijzigt hij zijn versie

    op impulsieve wijze, die hij vanaf dan opnieuw volhardend verdedigt. V3 reageert op allerhande

    bewijs door volhardend te stellen: “Ik zwijg daarover”. Louter wanneer de verhoorders inzetten

    op het blijven ‘presenteren van bewijs’, verminderen de volhardende trekken bij alle verdachten

    en passen zij hun versie aan. Zo herinnert V1 zich plots nieuwe zaken die de inconsistenties

    verklaren en spreken alle verhoorden in meer onzekere termen, zoals “denk ik” of “misschien”.

  • 29

    5.2.1.2 Grandiositeit

    Aangezien V1 enerzijds op nerveuze wijze beweegt met zijn been, of frutselt met zaken uit de

    verhoorkamer, kan gesteld worden dat hij geen volledige en ongewone kalmte uitstraalt. Deze

    nervositeit neemt af naarmate de verhoren vorderen, maar neemt toe wanneer de verhoorders

    meer inzetten op het ‘presenteren van bewijs’. Anderzijds heeft V1 een zeer onverschillige

    uitstraling, leunt hij sterk achteruit op zijn stoel en ziet hij de verhoorders – die hij aanspreekt

    bij hun voornaam – als kennis. V2 vertoont een sterke ongewone kalmte die – vergeleken met

    V1 – prominenter aanwezig is. V2 lijkt zich erg rustig te voelen tijdens het verhoor en valt – na

    enkele uren nachtelijke verhoren – in slaap tijdens het laatste verhoor. Daarnaast straalt hij –

    net zoals V3 – een emotieloze kalmte en kille houding uit die hij – al dan niet met gegrinnik of

    gelach – illustreert door: “Leefde ze nog toen ik ze in de fik heb gestoken?” en “Ik zie [het lijk

    van zijn aanverwant] als een stuk vlees”. Bovendien neemt hij – net zoals V3, die tevens zeer

    monotoon spreekt – een statische en niet-zenuwachtige houding aan.

    Louter V1 wordt gekenmerkt door een ethisch superioriteitsgevoel, zoals gedefinieerd in

    2.1.2.2. Hij doet dit door zich vooreerst als meerderwaardig te profileren tegenover zijn gedode

    partner. Zo ziet hij zichzelf als meerderwaardig, omdat zij “slechts een prostituee en

    drugsverslaafd was” en hij zich daardoor “niet vies wou maken aan haar”. Ondanks hij

    aangeeft dat alle onaangename gebeurtenissen uit zijn leven haar schuld zijn, hemelt hij zichzelf

    op als diegene die haar steevast bijstond en de klok rond verzorgde. Ten tweede toont V1 zijn

    ongenoegen voor het werk van de politie, onder meer door – insinuerend dat de verhoorders

    onbekwaam zijn – te verzoeken of hij een eigen geschreven verklaring kan bijvoegen.

    Het uitgesproken narcisme van V1 sluit vermoedelijk aan bij ‘grandioos narcisme’ – zoals

    toegelicht in 2.1.2.2 – en manifesteert zich op een verbale en non-verbale wijze. Op verbaal

    gebied, kent hij een uitgesproken nood aan bewondering, door op te scheppen over zijn

    intelligentie en vaardigheden. Zo stelt hij onder meer – op momenten dat dit niet ter zake doet

    – dat: “Ik heb hoge studies gedaan, ik ben vliegtuigingenieur”, “1000 vrouwen lopen achter

    mij en ik kan zo een meisje van 23 krijgen” en “Als jullie het niet kunnen, kom ik er wel achter

    wie haar vermoord heeft”.

    V2 verwacht tevens een zekere bewondering, door op te scheppen over zijn kennis van wapens

    en messen. Hij zet daarnaast graag zijn crimineel verleden uiteen en verwacht hierbij een zekere

    bewondering van de verhoorders, omdat hij zolang onder de radar kon blijven. Zo stelt hij –

    wanneer de verhoorders zijn delictsgeschiedenis willen opsommen: “Ik moet wel sorry zeggen,

  • 30

    want jullie zullen er nog heel lang mee bezig zijn. Maak een mooi lijstje van wat ik allemaal

    gedaan heb, ik ben benieuwd!”.

    Bovenstaande nood aan bewondering komt tevens tot uiting door het beeld dat V1 schetst van

    zichzelf, zijnde de ‘ideale echtgenoot’, die zich liet slaan door zijn vrouw, maar zelf nooit

    terugsloeg. V3 sluit hierbij aan, door zichzelf te portretteren als de persoon die zichzelf afbreekt

    om mensen te helpen en altijd goed is voor anderen, in die mate dat hij zeker is dat het

    slachtoffer – indien hij nog zou leven – hem alles zou vergeven. Kortom, V1 en V3 profileren

    zich sociaal wenselijk. Op basis van de geobserveerde video’s kan niet met zekerheid gesteld

    worden in welke mate het narcisme van V2 en V3 kadert binnen grandioos of kwetsbaar

    narcisme.

    De non-verbale narcistische trekken van V1 betreffen voornamelijk zijn zelfzekere houding –

    met borst vooruit en kin omhoog –, het meermaals te zuchten, blazen en met de ogen draaien

    wanneer de verhoorders iets zeggen dat hem niet zint.

    V1 antwoordt graag op de vragen met de nodige dosis sensatie en drama, waardoor de verhoren

    voorzien zijn van voldoende theatraliteit. Zo beeldt hij bijvoorbeeld meerdere malen uit hoe

    zijn vrouw drugs nam en hoe zij zichzelf zou gestoken hebben. Daarnaast vertelt hij een aantal

    verhalen in dialoogvorm, door soms te praten tegen een denkbeeldige persoon. V1 maakt tevens

    enorm groteske hand- en hoofdbewegingen, klopt een aantal keer op tafel en geeft zijn

    antwoorden kracht bij door sterke gezichtsuitdrukkingen.

    De meest frappante uiting van theatraliteit handelt – bij V1 en V2 – over het plots overgaan tot

    intense weenbuien, die na enkele seconden abrupt stoppen. Zo stelt V1 – enkele seconden na

    het wenen – op een bijzonder kille manier: “Dat is alles wat ik wou zeggen, dank u wel”.

    Tijdens het wenen wordt bij V1 en V2 een slachtofferrol aangenomen, die de ernst van het

    verlies van hun slachtoffers benadrukt. Na verloop van een aantal uur verhoor wordt duidelijk

    dat deze slachtofferrol bij V1 vaak wordt aangenomen wanneer fundamentele contradicties

    aangereikt worden. V3 gaat niet over tot wenen en neemt louter een slachtofferrol aan,

    gekenmerkt door een minderwaardigheidsgevoel. Hij benadrukt hierbij meermaals dat niemand

    meer van hem kan houden en dat “Ik beschouw mezelf als een waardeloos persoon”.

    De uitgesproken stoere karakteristieken van V1 en V2 betreffen vooreerst het indruk maken

    op de verhoorders, door bijvoorbeeld kennis en vakjargon te etaleren, bij V1 over DNA en bij

    V2 inzake wapens en messen. Daarnaast benadrukken V1 en V2 graag hun heldhaftige

  • 31

    eigenschappen. Zo illustreert V1 meermaals hoe hij vrouwen beschermt tegen andere mannen

    en steeds de voordeur opent wanneer niemand durft. Hij geeft dit vrouwvriendelijke beeld

    kracht bij door tijdens het verhoor meermaals te benadrukken dat hij geen seksuele details wil

    geven uit respect voor de vrouwelijke verhoorder. V2 licht graag toe hoe hij meer durft dan zijn

    delictspartner en hoe een bepaald pistool te klein is voor zijn kunnen. Tot slot wijst de zelfzekere

    houding van V1 – die de verhoorders op eigen initiatief een handdruk geeft en stelt dat hij

    “1000 vrouwen kan krijgen” – op stoere kenmerken.

    5.2.1.3 Negeren van grenzen

    V1 en V2 negeren een aantal professionele grenzen. Vooreerst stelt V1 meermaals dat hij het

    onderzoek beter zou voeren, insinuerend dat de verhoorders incapabel zijn. V2 uit tevens zijn

    ongenoegen tegenover het werk van de politie, door: “Neem een foto van mijn kop, ga het

    uitzoeken wanneer ik de taxi heb genomen. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn?” en “Volgens

    mij moeten jullie bewijzen dat ik het heb gedaan, ik moet niets bewijzen”. Daarnaast uit V1

    graag frustratie, bijvoorbeeld door te tonen dat de koffie slecht is en dat hij wacht op zijn sigaret.

    Bovendien repliceren V1 en V2 op een tamelijk arrogante manier, bijvoorbeeld door heel

    gefrustreerd en kortaf te stellen: “Wat moet ik hier dan? Op tafel dansen?”, “Het is jullie

    onderzoek, niet het mijne” en “Ga duiken in het slootje, dan zien we wel verder”.

    Daartegenover gedraagt V1 zich zeer familiaal met de verhoorders, door hen aan te spreken bij

    de voornaamste vragen of hun lunch lekker was. V1 en V2 proberen soms grappig uit de hoek

    te komen, bijvoorbeeld wanneer V2 nieuwe kleren ontvangt: “Is dat voorbedachten rade,

    schoenen die drie maten te groot zijn? Zodat ik niet kan weglopen?”. V2 lijkt de verhoorders

    tot slot uit te dagen, door te stellen: “Als je wilt dat ik beken, moet je dreigen met foto’s in de

    krant. Dan beken ik meteen”.

    Het negeren van persoonlijke grenzen manifesteert zich op verscheidene manieren. Ten eerste

    uit V1 een aantal bedreigingen, zoals dat hij zal ontploffen wanneer de verhoorders hem

    aanraken. Ten tweede wijst hij de verhoorder op een agressieve en autoritaire wijze op het

    gegeven dat hij “niet moet lachen” wanneer V1 aangeeft onschuldig te zijn. Ten derde gaat V1

    een aantal keer over tot zeer persoonlijke vragen, zoals “Welke schoenmaat hebt u?” en “Heeft

    u kinderen?”. Tot slot tracht hij het werk van een verhoorder te complimenteren, door te stellen

    dat zij “iemand anders het verhoor zou moeten laten typen”, insinuerend dat iemand onderaan

    de ladder dit werk zou moeten overnemen.

  • 32

    Deze persoonlijke grenzen worden tevens overschreden door denigrerende, dan wel flatterende

    persoonlijke commentaar van V1 en V2. Zo stelt V2 – op een arrogante en superieure wijze

    –: “Ben je een beetje traag van begrip?” en benadrukt V1 hoezeer de verhoorders op zijn

    zenuwen werken. V1 flatteert daarentegen, door te stellen dat de vrouwelijke verhoorster een

    enorm mooie vrouw is en de mannelijke verhoorder een mooi uurwerk en leuke armband heeft.

    V2 tracht de verhoorders te testen door te bevragen welk bewijs reeds gevonden is,

    bijvoorbeeld: “Ik weet niet wat jullie nog gevonden hebben in mijn appartement?” en “Leefde

    ze nog toen ik ze in de fik heb gestoken?”. Hij tracht de interesse van de verhoorder daarnaast

    te prikkelen, door te vragen of hij “nog steeds wil weten welk mes het is”, terwijl V1 peilt naar:

    “Waarom vraag je mij niet waarom ik naar huis ben gegaan?”. V1 poogt de verhoorders –

    wanneer beide verhoorders terzelfdertijd een vraag stellen – tegen elkaar uit te spelen, door te

    stellen: “Naar wie van de twee moet ik nu luisteren?” en – wanneer de ene verhoorder

    confronterend te werk gaat – gericht tot de andere verhoorder: “U begrijpt mij toch?”.

    De verdachten betrekken de verhoorder niet in verhalen. V1 en V3 gaan meermaals op zoek

    naar bondgenootschap, door onder meer te benadrukken dat ze willen meewerken om de zaak

    samen op te lossen. V1 zet hierbij graag zijn eerlijkheid in de verf en stelt meermaals: “U vraagt

    en ik geef antwoord, makkelijk”. Intens oogcontact wordt voornamelijk bij V1 en V2 duidelijk

    door het langdurig en naar voren leunend in de ogen kijken van de verhoorders.

    5.2.1.4 Andere

    V1 en V2 stellen verzoeken aan de verhoorders met betrekking tot eten, drinken, sigaretten en

    pauze. Bij V1 veranderen deze verzoeken langzamerhand in eisen, vermits hij erop staat dit

    onmiddellijk toegekend te krijgen. Voornamelijk wanneer tegenstrijdigheden in zijn verhaal

    opstapelen en bewijs meer in zijn richting wijst, verzoekt V1 meer frequent om pauze.

    Het item ‘frustratie bij het ontwijken van een meningsverschil of discussie’ komt bij V1 en

    V2 tot uiting wanneer de verhoorders meer bewijzen presenteren. V1 reageert hier – in

    meerdere mate – gefrustreerd en kwaad op, door bijvoorbeeld kortaf te stellen dat zij het nog

    steeds niet snappen en hij geen vragen meer wil beantwoorden. V2 tracht meningsverschillen –

    in de hoedanigheid van contradicties – op een hypothetische manier te weerleggen,

    bijvoorbeeld: “Waarom zou ik twee dingen opbiechten en eentje niet. Wat schiet ik daar nu mee

    op?”. Hij poogt tevens deze discussie te ontwijken, door aan te geven dat de verhoorders hem

    in de war brengen.

  • 33

    Naarmate de verhoren vorderen en de verhoorders meer inzetten op het presenteren van bewijs,

    reageert V1 op een kwade manier, voornamelijk door te schreeuwen en een disproportionele

    woede te uiten. Deze kwade trekken uiten zich evenzeer wanneer de verhoorder een

    schouderklopje tracht te geven, waar V1 extreem roepend stelt: “Raak mij niet aan!”. V1 zet

    deze woede kracht bij door sterke non-verbale signalen, zoals naar voor leunen, wijzen met de

    vinger, meer intens oogcontact, en meer groteske handbewegingen. V2 gedraagt zich niet

    kwaad, maar wel gefrustreerd, bijvoorbeeld – wanneer een andere inspecteur de kamer

    binnenkomt –: “Wat nu weer?” en “Ben je nu met het onderzoek bezig of niet?”. Deze frustratie

    lijkt toe te nemen, naargelang de verhoorders meer bewijs presenteren.

    De impulsieve antwoorden worden voornamelijk zichtbaar wanneer V1 – telkenmale wanneer

    de verhoorders een nieuw element in het dossier aanreiken dat zijn verhaal weerlegt – zijn

    antwoorden aanpast aan de nieuwe informatie. Deze antwoorden worden onmiddellijk na het

    uiten van de tegenstrijdigheden geformuleerd en hangen niet samen met zijn vorige

    antwoorden, waardoor deze geformuleerd lijken zonder nadenken. V2 lijkt eenmaal impulsief

    te reageren, door: “Ik ben er klaar mee. Kies een optie die voor mij het beste uitkomt en ik zet

    mijn handtekening wel. Teken het, klaar”.

    5.2.1.5 Algemene interpretatie

    Onderstaande tabel voorziet een algemene interpretatie van de IM-P-items, op basis van kennis

    uit de literatuur en audiovisuele opnames.

  • 34

  • 35

  • 36

    IM-P versus het psychiatrisch deskundigenonderzoek

    Vermits geen eenduidige richtlijnen voorhanden zijn om de IM-P-scores te interpreteren,

    worden eigen richtlijnen gehanteerd op basis van de scoringsrichtlijnen, zoals toegelicht in

    2.1.2.1. Deze masterproef maakt gebruik van volgende indeling: een score van 21-41 wijst op

    ‘geen tot weinig psychopate trekken’, een score van 42-62 slaat op ‘ietwat tot meerdere

    psychopate trekken’ en een score van 63-84 betreft ‘meerdere tot perfecte psychopate trekken’.

    5.2.2.1 Verhoorde één

    Uit de verscheidene IM-P-scores, zoals weergegeven in figuur twaalf, blijkt dat V1 een

    gemiddelde score van 65,33 haalt, waarmee hij ondergebracht wordt in de categorie ‘meerdere

    tot perfecte psychopate trekken’. Zoals blijkt uit de cijfers, komen de psychopate trekken

    minder tot uiting tijdens het eerste verhoor, wat verklaard zou kunnen worden door het gegeven

    dat dit verhoor voornamelijk als ‘kennismaking’ dient. Vanaf verhoor twee wordt V1 steeds

    gecategoriseerd onder ‘meerdere tot perfecte psychopate trekken’.

    Het psychiatrisch deskundigenonderzoek beschrijft V1 als ‘kernpsychopaat’, met prototypische

    psychopate trekken. Hij krijgt een score van 33,8 op de PCL-R toegekend, waarmee hij de cut

    off-score van 30/40 duidelijk overschrijdt. Zijn score op factor één is aanzienlijk groter dan zijn

    score op factor twee. De deskundige omschrijft V1 als de prototypische oplichter die zichzelf

    in een zo gunstig mogelijk daglicht tracht te stellen en geen schaamte, noch schuld of angst

    kent. Hij wordt tevens beschreven als een pathologische leugenaar met oppervlakkige charme,

    die zichzelf als centrum van het universum ziet en een fundamenteel gebrek aan empathie kent.

    Aldus, de conclusies vanuit de PCL-R- en IM-P-scores stemmen overeen en komen beide tot

    de constatatie dat V1 sterke tot perfecte psychopate trekken bezit. Met andere woorden, de IM-

    P betekent bij V1 een meerwaarde in het detecteren van psychopate trekken op basis van zijn

    interpersoonlijk gedrag.

  • 37

    5.2.2.2 Verhoorde twee

    De gemiddelde IM-P-scores lijken V2 te categoriseren als iemand met geen tot weinig

    psychopate trekken. Met uitzondering van het tweede deel van het verhoor – waar de

    verhoorders meer overgaan tot ‘presenteren van bewijs’ –, kent hij lage IM-P-scores.

    Het psychiatrisch deskundigenonderzoek beschrijft V2 als iemand die geen last heeft van angst

    of schaamte, een parasitair leven leidt, al dan niet gebruikmakend van goed doordachte plannen

    van bedrog. Hij wordt tevens gekenmerkt door een emotionele oppervlakkigheid, diepgaand

    gebrek aan empathie en egocentrisme. Daarnaast neemt hij weinig tot geen

    verantwoordelijkheid en kent hij een behoefte aan opwindende stimulatie. Ondanks het feit dat

    het deskundigenonderzoek geen PCL-R uitvoerde, wijst bovenstaande beschrijving op de

    aanwezigheid van enkele fundamentele psychopate trekken, zoals beschreven door de PCL-R.

    De meerderheid van de beschreven trekken uit het deskundigenonderzoek kunnen

    ondergebracht worden in factor twee van de PCL-R, terwijl een minderheid slaat op factor één.

    Ondanks het feit dat de IM-P-scores niet kunnen vergeleken worden met PCL-R-scores, kan

    voorzichtig gesteld worden dat de IM-P in deze verhoren tot een onderschatting van de

    psychopate trekken zou komen. Volgens de IM-P-scores zou V2 namelijk ‘geen tot weinig

    psychopate trekken’ bezitten, waar het deskundigenonderzoek duidelijk aangeeft dat enkele

    fundamentele psychopate trekken aanwezig zijn. Gezien het feit PCL-R-scores niet voorhanden

    zijn, is deze conclusie gebaseerd op vermoeden.

    5.2.2.3 Verhoorde drie

    De IM-P-scores uit figuur veertien tonen duidelijk dat V3 weinig psychopate IM-P-trekken stelt

    en wordt daarom gezien als iemand met ‘weinig tot geen psychopate trekken’. Deze scores

    blijven zeer constant doorheen alle observaties, ook indien de verhoorders meer inzetten op het

    ‘presenteren van bewijs’.

  • 38

    Het psychiatrisch deskundigenonderzoek beschouwt V3 als psychopaat, gekenmerkt door een

    score van 30,8/40 op de PCL-R. Zijn score op factor twee is hoger dan zijn score op factor één.

    Hij wordt gekenmerkt als een charmante en vlotte prater, die sociaal wenselijke antwoorden

    geeft en op regelmatige basis manipuleert, misleidt en betrokken is in oneerlijke praktijken. V3

    heeft meerdere intieme relaties op hetzelfde moment – wat wijst op promiscuïteit – en bezit een

    extreme drang tot liegen. Zijn emoties functioneren oppervlakkig en worden gekenmerkt door

    een fundamenteel gebrek aan empathie en schuldgevoel. Hij wordt niet in staat geacht om zijn

    verantwoordelijkheid op te nemen en reageert snel met agressie en geweld.

    Wanneer de IM-P- en PCL-R-scores samengelegd worden, blijkt duidelijk dat de IM-P in dit

    dossier tot een onderschatting van de psychopate trekken komt. Daar de PCL-R V3 beschrijft

    als psychopaat die de cut off-score van 30/40 haalt, stelt de IM-P dat hij ‘geen tot weinig

    psychopate trekken’ bezit. Kortom, het gebruik van de IM-P betekent bij V3 geen meerwaarde

    om psychopate trekken te detecteren op basis van interpersoonlijk gedrag. Aangezien deze

    discrepantie tussen beide scores samenloopt met die van V2 – waar geen PCL-R-score

    voorhanden is – wordt de vermoedelijke conclusie bij V2 meer kracht toegekend, met name dat

    de IM-P tot een onderschatting van de psychopate trekken komt.

    Validatie door verhoorders

    Verscheidene respondenten onderschrijven het potentieel van de IM-P om psychopate trekken

    op een gestructureerde en wetenschappelijk onderbouwde wijze te detecteren in een

    verhoorsetting. Ondanks het gegeven dat het als verhoorder niet steeds mogelijk is om – tijdens

    het verhoor – naar deze kenmerken te speuren, kunnen deze items verhoorders alerter maken

    bij het herkennen van bepaalde psychopate trekken. Teneinde de psychopate trekken adequaat

    te detecteren, wordt aangeraden om via videoverhoor te werken en gedragsanalisten en/of

    deskundigen in te schakelen.

  • 39

    5.3 AANPAK VAN HET VERHOOR

    Verhoorde één

    Verhoor één betreft voornamelijk een eerste ‘kennismaking’ met V1, die toegelaten wordt zijn

    eigen verhaal te doen en algemene vragen over het leven met zijn partner en hun situatie te

    beantwoorden. In die zin situeert het eerste verhoor zich voornamelijk in de categorie ‘rapport

    en relatie’, gecombineerd met één techniek uit ‘collaboreren’, aangevuld met een minimale

    ‘presentatie van bewijs’ en ‘bijkomende aandachtspunten’. De ‘contextmanipulatie’ situeert

    zich op het vlak van meerdere verhoorders en videoverhoor.

    Teneinde een relatie op te bouwen, gedragen de verhoorders zich zeer geduldig (4),

    bijvoorbeeld door V1 te laten onderbreken en steeds te laten uitspreken, ondanks zijn

    uitgesproken narcistische, superieure en stoere toelichting. Ze gedragen zich tevens vriendelijk,

    met het nodige respect (2) door na het wenen te vragen hoe het gaat, te stellen: “Sorry dat ik je

    onderbroken heb, maar…” en door zich te introduceren met een handdruk. Het identificeren

    van basisbehoeften (3) komt tot uiting door hem te voorzien van eten, drinken en tijd om te

  • 40

    roken. Tijdens deze vraag naar drinken, raakt de verhoorder V1 zacht op de schouder aan, wat

    – naast de eerder vernoemde handdruk – wijst op techniek acht (8). Daarnaast laten ze V1 de

    rol van leraar aannemen (5), doordat hij kan toelichten wat hij gelooft dat met zijn partner

    gebeurd is. De bezorgdheid van de verhoorders (12) komt verder tot uiting doordat ze begrijpen

    dat V1 het moeilijk heeft. Vervolgens worden een aantal gemeenschappelijkheden (1) en

    gelijkenissen (11) vooropgesteld, bijvoorbeeld door te bevestigen dat het aannemelijk is dat V1

    een nummer niet uit het hoofd kent, omdat “Ik ken ook geen nummers meer tegenwoordig” en

    door hun gemeenschappelijke pijnpunten tegenover de pers te benoemen. Het actief luisteren

    (14) zit tot slot vervat in het volledige verhoor. Het gegeven dat V1 vrij kan vertellen – wat een

    bijkomend aandachtspunt uitmaakt – lijkt hem te flatteren en zo impliciet bij te dragen aan

    ‘rapport en relatie’.

    Het ‘opbouwen van een relatie’ wordt aangevuld door de ‘collaboratietechniek’ ‘inspelen op

    de zin voor samenwerking’ (3), door te stellen dat ze samen op zoek zijn naar de waarheid. De

    ‘presentatie van bewijs’ uit zich expliciet wanneer een SMS wordt voorgelegd en impliciet

    door V1 zijn verhaal te laten herhalen, vermoedelijk met het oog op contradicties (4). Dit wordt

    opgebouwd door eenvoudige, open vragen te stellen, zoals “Kan je daar over vertellen?”. Deze

    open vragen worden goed opgevuld door een kritische houding met follow-upvragen – wat

    betrekking heeft op de ‘bijkomende aandachtspunten’