MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine...

194
MEDEDELINGEN VAN HET CYRIEL BUYSSE GENOOTSCHAP IX GENT 1993

Transcript of MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine...

Page 1: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

MEDEDELINGEN

VAN HET

CYRIEL BUYSSE GENOOTSCHAP

IX

GENT 1993

Page 2: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed
Page 3: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

CYRIEL BUYSSE GENOOTSCHAP

MEDEDELINGEN IX

Page 4: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Op de titelpagina : Molenvignet van F. Masereel

De Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap worden gratis toegestuurd aan deleden . Het lidgeld bedraagt :

actief lid : 300 BFsteunend lid : minimum 500 BF

De negende aflevering van de Mededelingen kan ook aan niet-leden worden toegestuurdtegen betaling van 450 BF .De derde t.e.m. achtste afl. zijn nog beschikbaar tegen : elk 450 BF.

Bedragen te storten op rekening 290-0019692-22 van het Cyriel Buysse Genootschap v.z.w.,Bromeliastraat 28, 9040 St.-Amandsberg-Gent .Voor Nederland : gireren op nr . 000-1588915-55 van hetzelfde Genootschap .

Correspondentie en bestellingen te zenden aan het secretariaat van de redactie,A.M. Musschoot, R.U.G., Blandijnberg 2, B-9000 Gent .

ISSN 0772-1455

Page 5: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

MEDEDELINGENVAN HET

CYRIEL BUYSSE

GENOOTSCHAP

IX

Page 6: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed
Page 7: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

INLEIDING

Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met eenkleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen.We hopen dit alvast goed te maken door een gevarieerd en vooriedereen aantrekkelijk nummer aan te bieden . Wij kunnen inmiddelsook terugblikken op een geslaagd colloquium - het vierde al - dat op8 december 1993 plaats kon vinden in het prachtige kader van deKoninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent .De tekst van de lezing die onze gastheer aldaar, Proff em. dr. A. vanElslander, hield over De literaire voorouders van Cyriel Buysse kanu in deze Mededelingen terugvinden. De boeiende confrontatie vanBuysse en Richard Minne, verzorgd door wetenschappelijk medewerkerYves T'Sjoen zal volgend jaar - eigenlijk dit jaar dus nog - in een uit-gebreidere versie in de Mededelingen verschijnen (afl. X). Het korte,maar zeer intense voorleesprogramma „Met Cyriel Buysse rond destoof' waarmee Julien Dauwels (de Gentse Bellenvan) en Yvette Verbau-wen (medewerkster BR TNRadio 2 Oost- Vlaanderen) het colloquiumbesloten, werd door ons en door het vrij talrijke publiek zeer ge-waardeerd.

Voor ons jubileumnummer (X, 1994 kunnen we opnieuw de publi-katie van een oorspronkelijke Buysse-tekst in het vooruitzicht stellen(een ongepubliceerde jeugdnovelle). Voor dit nummer houden we hettraditiegetrouw nog even bij twee studies. Piet Couttenier, hoofd vanhet Centrum voor Gezellestudie aan de UFSIA (Antwerpen) en docentaan de K. U.Leuven, analyseert 'n Leeuw van Vlaanderen en toontvooral aan de hand van een nauwkeurige studie van het perspectief aandat niet alleen de inhoud van Buysses roman schokkend was voor detijdgenoten maar dat ook zijn vertelwijze inging tegen de gang vanzaken en de verwachtingen van het publiek. Yvan de Maesschalck vanzijn kant, leraar M. O. en aan de lezers van de Buysse-Mededelingenreeds bekend door zijn opstellen over het noodlot bij Buysse (VI) en overHet Bolleken (VII) neemt ons deze keer mee op een lange en verhelde-rende speurtocht naar de zogenaamde Buysse-traditie of de Vlaamse ver-tellerstraditie, zodat in dit nummer literaire voorouders en ditonawerking mooi verenigd zijn . Yvan de Maesschalck gaat uit van het

5

Page 8: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

literairhistorische cliché dat Buysses werk versmalt tot het weliswaarmeest bekende maar toch zeer kleine naturalistische gedeelte ervan .Het is niet alleen de vraag of deze naturalistische traditie inderdaadprobleemloos met de Buysse-traditie geïdentificeerd mag worden : hetgaat bij vertellers als Walschap, Boon, Van Aken, Walter van denBroeck en Claus telkens om een affiniteit die voor elk van hen indivi-dueel genuanceerd dient te worden. Kan men het bestaan van een„Buysse-traditie" al legitimeren, dan moet voorts in ieder geval wordengezocht naar andere elementen dan het naturalistische aandeel in onzeliteratuur, met name naar formele en vooral naar „andere" inhoudelij-ke parallellen o f raakvlakken, zoals het „hyperbolische" personageen/of de dromerige underdog-figuur.

Naast de twee studies hebben we ook plaats ingeruimd voor de brie-ven die de gezusters Loveling wisselden met hun neefPaul Fredericq.Het tweede gedeelte van deze uitvoerige correspondentie, die interes-sante informatie biedt over deze zo uitzonderlijk begaafde Fredericq-Loveling-Buysse familie, wordt in deel X opgenomen (zonder vertra-ging dan .

In de afsluitende kroniek gaat de aandacht deze keer niet alleen naaractuele Buysse produkties maar ook naar een stukje voorgeschiedenis .

DE REDACTIE

6

Page 9: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

DE OPBOUW VAN INDIVIDUALITEITEEN TEXTUELE BENADERING VAN C . BUYSSES

'N LEEUW VAN VLAANDEREN

door

Piet Couttenier(K.U. Leuven)

In de Buysse-literatuur wordt de roman 'n Leeuw van Vlaanderen(Amsterdam, 1900) vooral benaderd vanuit het perspectief van wateraan voorafgaat (de ophefmakende literaire doorbraak van de eerstevolwaardige naturalist in de Nederlandse literatuur in het Zuiden)of van wat zich „buiten" de roman bevindt, m .n. de sociaal-politieke realiteit. In het eerste geval wordt (in de lijn van de rich-tinggevende studie van P.H.S. van Vreckem) de roman naast anderegeplaatst - van Sursum corda (1896) tot Daarna (1903) - waarin denaturalistische werkwijze wordt aangepast : het thema van dedestructieve werking van het noodlot in een milieu van sociale out-casts op het Vlaamse platteland wordt uitgebreid tot de hogere bur-gerij en de adel, zowel in de stad als het platteland, waarmee Buyssein de nabijheid komt van de naturalistische roman in Nederlandwaarin hypergevoelige en opstandige personages in botsing komenmet de normen van hun milieu . Hij „voert bevlogen helden ten to-nele die met 'hoge' romantische idealen en verwachtingen te pletterlopen tegen de banaliteit van het bekrompen burgerlijke bestaan of'het volk', 'hun volk' willen verheffen" 1 . Daarbij wijkt ook denaturalistische onbewogenheid voor een meer subjectieve en (me-lo)dramatische verhaaltrant . Men spreekt over een mengvorm ; natu-ralisme getemperd door een flinke dosis idealisme 2 .

(1) Zie : A.M. Musschoot, „Buysse en Couperus", in : De Gids 150, 9/10 (november1987), 790-799, inz. p. 796 .(2) Zie : R. Vervliet, „Cyriel Buysse", in : Van Arm Vlaanderen tot De voorstad

groeit. De opbloei van de Vlaamse literatuur van Teirlinck-Stijns tot L.P. Boon(1888-1946) (Red. M. Rutten & J. Weisgerber) . Antwerpen, 1988, 98-110, inz. p. 106 .

7

Page 10: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Een tweede benadering concentreert zich op het realistisch endocumentair gehalte van de roman . Overigens is dit de invalshoekdie overheerst bij de voorstelling van het werk in monografischeoverzichten. Het heet dat in 'n Leeuw van Vlaanderen „een beeld(wordt) opgehangen van de sociaal-politieke constellatie in Vlaan-deren aan het eind van de 19e eeuw" 3 . De historische waardewordt nog verhoogd door de link die naar alle waarschijnlijkheidmag worden gelegd tussen romanpersonages en reële politieke figu-ren die ervoor model stonden (Kappuijns - E. Anseele en Robert laCroix - H. Planquaert of L . du Castillon) 4 . Op basis van dit alleswerd/wordt de roman „zelfs belangrijker om zijn historisch-documentaire waarde dan om zijn intrinsieke-literaire kwaliteiten"geacht 5 . Wat Van Vreckem nog een „een zeer tweeslachtigwerk" noemde (een „weinig harmonisch geheel" van naturalisme,romantiek en realisme) blijkt daarmee toch weer fors opgewaar-deerd .

Dit is nog eens gebleken in enkele recente studies waarin de romaneen bevoorrecht statuut kreeg toebedeeld, nl . als rechtstreekse bronvoor de recuperatie van Buysses politiek-sociaal ideeëngoed 6 . Hier-bij worden de handelingen, uitspraken en het gedachten- en ge-voelsleven van de personages, vnl. de protagonisten als 'spreekbuis'van de auteur, vrij rechtstreeks in verband gebracht met de opvattin-gen, de ideeën en de ideologie van de auteur die op zijn beurt putuit het ideeëngoed van zijn tijd (i .c . het saint-simonisme of het 'vita-listisch' individualisme) . Ongetwijfeld wordt bij die filosofische encultuurhistorische benaderingen veel nieuwe inzichten en interes-sant materiaal toegevoegd . Maar het is evenzeer zo dat daarbij grote

(3) Cyriel Buysse 1859-1932. Album samengesteld ter gelegenheid van de vijftigste ver-jaardag van zijn overlijden, door A.M. Musschoot, J. Dheedene en C . Ghysels. Gent,1982, p. 51 .

(4) P.H.S . van Vreckem, De invloed van het Franse naturalisme in het werk van CyrielBuysse. Brussel, 1968, p. 204 en 365 .(5) R . Vervliet, „Cyriel Buysse tussen historiciteit en actualiteit . Terugblik op een

halve eeuw receptie in Vlaanderen", in : Ons Erfdeel 25, 4 (september-oktober 1982),538-548, cit . p. 543 .

(6) Zie : R. Debbaut, „De konsekratie van de burger bij C . Buysse, 1894-1903" enC. de Borchgrave, „Cyriel Buysse en het saint-simonisme . Een ideeënhistorische studievan een aantal vroege werken", in : Mededelingen van Cyriel Buysse Genootschap 2 (1986),55-106 en 7 (1991), 37-85 .

8

Page 11: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

nadruk wordt gelegd op de „inhoud" (aan ideeën) van een roman .We mogen echter niet vergeten dat (ook) de romans van Buysseliteraire werken zijn, en hoe banaal deze uitspraak ook moge klin-ken, het is vooral de manier waarop en niet zozeer het wat van deboodschap dat daarbij de volle aandacht verdient. Het is de specifie-ke taal(be)handeling die dit wat mee produceert en niet omgekeerd .Zelfs de meest documentaire roman van Buysse vormt hierop geenuitzondering.

Het is niet toevallig dat de studie van het Nederlands literair natu-ralisme zich in Nederland de laatste decennia op dit hoe heeft toe-gespitst, d.w.z. op de indirecte manier waarop ideeën en opvattingen(bijv. bepaalde wetenschappelijke theorieën, een mensbeeld etc .) zijngepresenteerd. Zo wees Ton Anbeek er reeds in 1978 op dat deevolutie van de idealistische naar de naturalistische roman in Neder-land vooral een kwestie is van een ontwikkeling in de vertelwijze :de communicatie van de (impliciete) auteur met de (impliciete) lezervia een bemiddelende 'auctoriële' verteller-gids ontwikkelt er zichnaar een verhullende vorm waarbij de verteller „achter de coulissenverdwijnt" en zijn rol ruilt voor die van een neutrale, anonieme ver-telinstantie', een subtiele techniek van ogenschijnlijke afzijdig-heid waarachter een niet minder overtuigende retoriek schuilgaat .Verder werd de vernieuwing in het proza in Nederland in de jaren1879-1887 vanuit receptie-historisch standpunt bestudeerd en eentypologie van de nieuwe, naturalistische roman uitgewerkt op basisvan categorieën als de vertelwijze, de karakterisering, de intrige(handeling en romanslot), enkele motieven, de stijl etc . g. Alhoe-wel in de studie van R . Debbaut over het naturalisme in de Neder-landse letteren ' de thematiek en de pessimistische levensvisie op-

(7) T . Anbeek, De schrijver achter de coulissen . Amsterdam, 1978.(8) T . Anbeek en J.J . Kloek, „Van idealisme tot naturalisme", in : De negentiende eeuw

5 (1981), 3-30, Id ., Literatuur in verandering. Voorbeelden van de vernieuwing in het pro-za tussen 1879 en 1887. 's-Gravenhage, 198 1, en T . Anbeek, De naturalistische roman inNederland. Amsterdam, 1982 .Voor mogelijke parallelle ontwikkelingen in de evolutie van de roman in Vlaanderen

(met speciale aandacht voor het vertelperspectief), zie de studie van Hilde Desmet,„Arm Vlaanderen . Hybride roman uit de periode rond de eeuwwisseling", in : Verslagenen Med. van de Kon . Vl. Academie v. Taal- en Letterkunde, 1984, 2, 234-272 en enkelesuggesties omtrent R . Stijns' Hard labeur in onze bijdrage Hoe objectief is het Vlaamsenaturalisme?, in : Streven 53, 7 (april 1986), 646-654 .

(9) R. Debbaut, Het naturalisme in de Nederlandse letteren . Leuven/Amersfoort, 1989 .

9

Page 12: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

nieuw als zwaartepunt worden voorgesteld en ook recent stemmenzijn opgegaan om bij de afbakening van het fenomeen in Nederlandtoch weer meer rekening te houden met de kennis van wetenschap-pelijke medische theorieën (als ondersteuning van dit mensbeeld) inde prozapraktijk van de naturalistische auteurs 10 , toch lijkt hetons aangewezen om wat Buysse betreft, voor de genoemde formeleaspecten meer aandacht te vragen . Dit geldt ook (en zelfs) voor dieromans waarin uitgerekend het thematisch-documentaire karakterde bovenhand lijkt te halen, bijvoorbeeld in een politiek-allego-rische roman als 'n Leeuw van Vlaanderen .Het valt nl. te betwijfelen of de visie en ideologie van de auteur

in die tekst zomaar voor het grijpen ligt en of de boodschap ervanniet evenzeer samenhangt met de manier van schrijven . Het verhaallaat op het eerste gezicht niets aan onduidelijkheid over ; het gaat on-tegensprekelijk om een „ontwikkelingsgang" 11 van een uitzon-derlijke enkeling die zich in een periode van sociale omwentelingopwerpt als tolk van de onderdrukte plattelandsbevolking in Vlaan-deren, wel meer als dromer dan als strateeg of man van de daadde verteller rapporteert dat „zijn" volk hem de „tamme Leeuw vanVlaanderen" noemt -, die zijn compromisloos sociaal-utopischideaal als een „noodlot" en in geweten volgt, daardoor in conflictraakt met zijn bourgeois-milieu van afkomst én met de politiekepartij (i.c . de christen-democraten) waarin hij oorspronkelijk zijnhoop had gesteld om tot collectieve actie te komen en dan uiteinde-lijk zijn grootse plannen reduceert tot persoonlijke liefde (bezegeldin het huwelijk) en beperkte filantropie . Toch kan men in de kom-mentaren belangrijke verschillen vaststellen . Vooral de verhoudingtussen de politieke standpunten van de auteur en die van „zijn" per-sonages wordt verschillend geïnterpreteerd . Zo besluit P.H.S. vanVreckem uit het feit dat Buysse de toespraken van het hoofdperso-nage Robert, in tegenstelling tot die van Kappuijns, slechts in de in-directe rede weergeeft dat hij van zijn „idealistisch gezwam" afstandneemt. „Nergens in feite waagt hij het, hem direct aan het woord

(10) M.G. Kemperink, „Medische theorieën in de Nederlandse naturalistischeroman", in : De negentiende eeuw 17 (1993), 115-171 .(11) De omschrijving is te lezen in een bespreking van Albert Westerlinck, „Cyriel

Buysse herlezen (II)", in : Dietsche Warande en Belfort 120, 5 (juni 1975), p. 363 .

10

Page 13: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

te laten komen. Voor Van Vreckem is dit voldoende om hieruit afte leiden dat „de auteur niet echt in zijn personage gelooft" en dathij (Buysse) bijgevolg ook zijn politieke standpunten slechts ten deleaanhangt : „Hieruit blijkt duidelijk dat hij misschien wel met zijnverstand, maar niet met zijn hart noch zijn verbeelding aan de kantvan de democrazia cristiana stond" 12. Dezelfde problematiek wordtdoor R. Debbaut in zijn reeds geciteerde studie volledig anders inge-schat. We kunnen er niet alleen uit besluiten dat hij het hoofdperso-nage als de protagonist beschouwt (hij „(geniet) duidelijk de steunvan de verteller"), maar ook dat in zijn optiek het personage Robertals „spreekbuis" fungeert en „wel mag beschouwd worden als de pro-jektie van Buysses eigenste socio-politieke ideologie in die periode" 13 .

Het is er ons niet om te doen hiermee in discussie te treden, maarwel ons af te vragen hoe eenzelfde zogezegd doorzichtige tekst totzulke diverse interpretaties kan leiden. We denken dat dit vooral temaken heeft met de verteltechniek en het lijkt ons aangewezen omhier eerst en vooral (en systematisch) de mechanismen van het ver-haal in de oppervlaktestructuur te analyseren vóór elke lectuur ennarratief semiotische analyse ondernomen wordt die op de onderlig-gende betekenisstructuren is gericht en die tot een valabele interpre-tatie van de roman zou kunnen leiden . We maken hiervoor gebruikvan de inzichten uit de narratologie en trachten er achter te komendoor wie en hoe in dit verhaal wordt verteld 14 .

De gemelde verwarring heeft o .i. te maken met het verschillendof verkeerd inschatten door de lezer van het statuut en de werk-

(12) P.H .S . van Vreckem, a.w., p . 207 .(13) R. Debbaut, „De konsekratie van de burger", cis . p . 78 en 85 .(14) De narratologie in strikte zin is die discipline in de literatuurwetenschap die de

elementen en de mechanismen van het verhaal (récit) analyseert en dit in relatie tot devertelde geschiedenis (histoire) en de tekst (narration) . Het verhaal is samengesteld uittaaluitingen (discurs, discours), zodat Gerard Genette handelt over het Discours du récit(G. Genette, Figures III. Paris, 1972) . (Voor een overzicht : C. Angeles en J. Herman,„Narratologie", in : Méthodes du texte. Introduction aux études littéraires (red . M . Del-croix en F. Hallyn). Paris -Gembloux, 1987, 168-201). Indien ook de bestudering van denarratieve grammatica in de optiek betrokken wordt, geeft men aan narratologie eenruimere betekenis . (Zie : S . Rimmon-Kenan, Narrative Fiction ; Contemporary Poetics.London-New York, 1983) . De discipline herziet vooral de inzichten omtrent het vertel-perspectief. (Zie : A.M. Musschoot, „Nieuwe theorieën met betrekking tot het vertel-perspectief", in : Jaarboek De Fontein 32 (1980-81), 2, 197-215) .

1 1

Page 14: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

wijze van de verteller die in tegenstelling tot het traditionele, ,,idea-listische" 19de-eeuwse verhaal in verminderde graad waarneembaaris 15 . Het verhaal 'n Leeuw van Vlaanderen wordt qua niveau ver-teld door een extra-diëgetische (of primaire) verteller en qua vertel-vorm door een verteller die niet in het verhaal betrokken is (eenzgn. hetero-diëgetische, de verteller is een ander dan de acteurs in degeschiedenis ; ook wel externe verteller genoemd) . De typische ver-teltechniek in de roman bestaat er nu in dat het oriënteringscentrumvan de lezer nu eens bij een acteur, in feite dé acteur (i .c . het 'hoofd-personage' Robert) ligt, dan weer bij de verteller ligt . Op die manierhebben we te maken met een combinatie van twee verteltypes (auc-toneelien actorieel) 16. Als geboeide lezer van de roman heeft meninderdaad de indruk dat het hele gebeuren vanuit het perspectief vanhet hoofdpersonage wordt verteld . Bij een aandachtiger lectuur vandiverse passages blijkt dat het gebeuren door de verteller wordt gedi-rigeerd. Een parallelle verkenning van de diverse aspecten van deverteltypes kan dit aantonen .

Op het vlak van de perceptie (of subject van focalisatie) is het dui-delijk dat de verteller zo veel mogelijk de lezer richt naar de optiekvan Robert (die daardoor alleen al het statuut van hoofdpersonagekrijgt toebedeeld) . We zien als lezer niet alleen veel taferelen 'zoalsRobert die ziet', maar de talrijke werkwoordcombinaties met de bij-vorm (zag hij, voelde hij, wist hij, etc .) verhogen bij de lezer de in-druk dat men inderdaad slechts waarneemt wat het hoofdpersonageop die plaats en op dit moment kan waarnemen . Enkele cruciale

(15) In termen van de verhaaltheorie in de lijn van Stanzel (ook Anbeeks geciteerdestudie uit 1978 werkt met deze modellen) zou men hebben gezegd dat de verteller ,,ver-dwijnt" en vervangen wordt door een vertelinstantie die in een „objectief" en transpa-rant verhaal de lezer onmiddellijk bij de gebeurtenissen en personages laat aanwezig zijn,met een minimale vorm van „tussenkomst" . Het is een van de basisinzichten van denarratologie dat bij elk verhaal een verteller wordt verondersteld die de geschiedenis pre-senteert en over acteurs rapporteert . Zijn waarneembaarheid verschilt alleen gradueel,in de termen van Rimmon-Kenan, tussen overt en covert.(16) Naar de terminologie van Jaap Lintvelt, Essai de typologie narrative : le point de

vue. Paris, 1981 en een voorstelling van zijn standpunt (in de lijn van Genette) en typo-logie in J . Lintvelt, „Discursieve verteltypen", in : Methoden in de literatuurwetenschap(red . Ch . Grivel) . Muiderberg, 1978, 138-148 . De vertelvorm wordt bepaald door de ver-houding verteller/acteur qua identiteit . De verteltypes verschillen naargelang het oriënte-ringscentrum van de lezer bepaald wordt door de verteller als organisator (aucorieel),door een of meerdere acteurs (actorieel) of als door een camera (neutraal).

12

Page 15: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

passages (scènes vooral met zgn . tijdsverlenging en verhoogde aan-dacht bij de lezer) worden door die intentie gedragen, zoals de eersteverkiezingsmeeting met de redevoering van Kappuijns (hoofdstukII) en het relaas van de verkiezingsdag (XI) . Alhoewel in II de be-schrijving van het lokaal waar de fameuze meeting zal plaatshebben,aanvangt vóór Robert de zaal betreedt (909) 17, heeft de lezer tochvan meetaf aan het gevoel dat voor het relaas van de gebeurtenissenRobert als focalisator fungeert . De verteller registreert, zo lijkt hettoch, wat Robert op die dag en op dat moment onderscheidde, zag,hoorde, voelde, herkende, wat hem trof of wat hij met stijgendeemotie in zich kon opnemen . Door die verteller wordt Robert zelfsletterlijk op een uitstekende plaats geposteerd (op een bank tegeneen muur) van waaruit hij alles „uitmuntend (kan) horen en zien"(910). De registratie van de scène wordt enkel onderbroken doorrapportering in directe rede van de monoloog (de toespraak) en dia-logen die Robert met zijn vroegere vriend Chattel voert. Dit is geenbreuk, integendeel. Hierdoor krijgt de lezer nog sterker de indrukdat het allemaal om hem (Robert) draait . En toch heeft men als lezerook de ervaring dat naast of achter Robert (en Chattel) nog eenander perceptiecentrum aanwezig is dat bijvoorbeeld kan zien hoe„aller ogen" (ook die van Robert ?) (910) op de spreker zijn gericht,„de als 't ware uit de grond gerezen onbekende" . Volgt een nauw-keurige beschrijving van zijn uiterlijk (wat ook Robert kan zien),maar vervolledigd met de volgende bedenking

Men voelde dadelijk in hem de hardnekkige apostel van het vast-staand denkbeeld, de onverschrokken strijder, rotsvast in zijn sterkezelfbewustheid en zijn zelfvertrouwen, bekwaam zijn mening en ge-loof met de uiterste wilskracht te verdedigen .

Het „men voelde" veronderstelt eigenlijk al een ruimer perspectief(al is het nog altijd denkbaar hierin een bedenking vanuit de percep-tie van Robert te zien), maar toch bekruipt de lezer het gevoel datdit het bevattingsvermogen van Robert moet te buiten gaan . Ookal bevestigt de verteller geregeld dat zijn (hoofd)personage over uit-

(17) De pagina's verwijzen naar de uitgave van C . Buysse, Verzameld werk 1 . Brussel,1974 .

13

Page 16: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

zonderlijke intuïtieve gaven beschikt, toch is het merkwaardig datRobert dit zomaar meteen kan „zien", vooral omdat onmiddellijkna die bedenking de passage in dialoogvorm volgt waarin de vertel-ler Chattel aan de in politicis nog volslagen nieuweling Robert laCroix laat uitleggen wie de spreker is en tot welke politieke groepe-ring hij behoort . Op dit punt is het al mogelijk dat een lezer hetspoor van een zekere naïeve lezersrol verlaat en afstand neemt . Met-een blijkt Robert, (neer)kijkend op „zij allen die daar stonden", instaat de latente gevoelens van de toehoorders te doorgronden

En toch, zij allen die daar stonden, sidderend onder de woorden vande spreker, uitten geen weerklank, geen applaus, geen kreet . Maarzij voelden en begrepen . Zij begrepen, duister en verward nog, en zijleden onder hun begrijpen . (, . .) 't Was of ze, voor de eerste maal vanhun leven, hun innerlijk wezen voelden ontwaken ; of ze voor 'teerst, bij de gloed van een groot angstwekkend licht, in smartvolleverbijstering, hun eeuwenlange slaafsheid aanschouwden . (911)

Het lijkt wel alsof de verteller zelf die mogelijke afstand wil opvan-gen, want onmiddellijk hierop haast hij zich a.h.w. om zijn acteur-registratiepool in herinnering te brengen en te bevestigen

En roerloos naast Chattel op de houten bank tegen de muur geleund,nam Robert met stijgende emotie en belangstelling het schouwspelin zich op .

Hiermee lijkt de focalisator (Robert) „hersteld" we kunnen ver-moeden dat voor die lezers niets aan de hand is, dat „alles" inder-daad vanuit de optiek van Robert geschreven is, zelfs dat Buysse„personeel" vertelt of dat Robert a .h.w. „zelf zijn verhaal vertelt"

, maar voor een andere lezer kan een dergelijk herstel van defocalisatie-instelling zelfs een omgekeerde werking hebben . In dit ge-val is men op de organisator van deze scéne georiënteerd die meevanuit zijn optiek het „schouwspel" observeert . In dit geval heeftmen meer oog voor de ambivalentie van het vertelperspectief (zelfsin die passage die als geen ander in die roman naar het actoriële ver-teltype is gericht) en leest men ook hoe de verteller-focalisator opde achtergrond staat en kijkt, hoort en ruikt (909) . Het is dieverteller-focalisator die ook verschillen laat binnensluipen en het

14

Page 17: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

onderscheid maakt tussen de anonieme, „deinende" massa (die ene„chaotische beweging" van „ruwe toehoorders', de „tronies", etc .)en wie zich daarvan losmaakt, zoals in volgende passage

De halzen waren naar hem uitgerekt, de halfopen monden ademdende klank in van zijn stem, de starre ogen stonden als het ware op zijnaangezicht gespijkerd, terwijl een uitdrukking van diepe, vrome, bij-na bang-eerbiedige aandacht over de ruwe, rimpelig-bruingebrandetronies zweefde . Somtijds, bij een scherp treffend beeld van de spre-ker, deed een deining, met een dof geraas van eenstemmig-voelen-en-begrijpen, wild de hoofden en de schouders heen en weer slaan, alsbomentoppen door een windbui in elkaar gezweept ; soms steeg éénenkele stem uit het halfduister op, dof slakend in een korte kreet,het uitbarstend gevoel van een te sterke, individuele emotie . (911)

Uiteraard wordt vooral Robert uit die „betoverde" massa afgezon-derd, als uitzonderlijk en begenadigd individu . De verteller doet datniet alleen door de lezer voortdurend en op subtiele wijze de indrukte geven dat dit alles door hem wordt geobserveerd, maar ook doorvoor hem een vocabularium en een stijlregister (idiolect) te reserve-ren (in de volgende passage gecursiveerd), waarmee de massa zeldenof nooit wordt geassocieerd :

En, wat Robert meer en meer trof en impressioneerde, was telkensweer die de strakke, haast benauwde collectieve kalmte van dat audi-torium. (912)

De smerige danszaal in de herberg wordt via Robert niet alleen toteen auditorium getransfigureerd, maar in dezelfde lijn wordt ook dedaaropvolgende beschouwing aan het toch wel uitzonderlijk obser-vatievermogen van de onervaren Robert toegeschreven

't Was of de visie van geluk, hun door de spreker voorgetoverd, huneerder angst dan vreugde inboezemde . Was het ideaal dan te groot,te hoog voor hen ? Voelden zij de verwezenlijking onmogelijk, onbe-reikbaar ? Of was er nog iets anders, iets nog onuitgesprokens, waarzij vruchteloos op bleven wachten, waar zij vurig naar hunkerdenen snakten, roerloos hijgend van emotie ? 't Was of er ondanks al hetdiep aangrijpende en ware van 's sprekers woorden, toch nog een

1 5

Page 18: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

16

soort wantrouwig misverstand tussen hem en zijn toehoorders bleefbestaan; 't was of er nog een afgrond tussen hen bleef gapen, of ernog iets ontbrak, dat hier niet scheen te kunnen uitgesprokenworden. Scherp voelde Robert die leemte van heimelijk misverstanden onvoldaanheid, die drukkend scheen te zweven over de ellendige,op elkaar geperste kudde, in de benauwde atmosfeer van de akeligezaal . (912)

Dergelijke passages hebben voor een aandachtige lezer een bijzondereffect. Naarmate men leest wordt men meer en meer in het ongewis-se gelaten omtrent het centrum van waaruit de perceptie gefilterdwordt. Wie ziet die samengetroepte plattelandslieden als een ,,ellen-dige, op elkaar geperste kudde"? Wie bemerkt de onvoldaanheid, deangst, het heimelijk misverstand dat de boeren zelf met hun ,,ruw-primitief begripsvermogen" (913) ontgaat ? De verteller leidt de aan-dacht van de lezer hiervoor in de richting van de acteur en focalisa-tor Robert, maar men voelt dat dit slechts een scherm is waarachterde werkelijke observator verborgen zit . Op het einde van de scéneverglijdt de focalisatie overigens opnieuw van acteur naar verteller .Eerst ziet Robert nog de toehoorders de zaal verlaten, maar vanafhet gecursiveerde zinsdeel neemt de verteller de perceptie-rol overen focaliseert extern het 'object' Robert van binnenin voor de weer-gave van zijn gedachten en gevoelens ; het is hem dan ook op het ein-de mogelijk op te merken wat Robert vergeet (en waarover dieuiteraard vanuit zijn beperkte perceptie nooit zou kunnen rapporte-ren). Dit maakt de verteller voor de lezer opvallend waarneembaar

Steeds onbeweeglijk op de bank tegen de muur geleund, het hartbenauwd van triestige emotie, zag Robert hun sombere, ononder-broken stroom naar buiten vloeien . Zij liepen op elkaar gepakt alshopen slachtvee, het lichaam scheef vooroverhellend, als aangetrok-ken tot die grond waarop zij al hun krachten moesten uitputten, al-vorens er voorgoed in te verdwijnen . Zij waren arm, zij waren vuilen lelijk, zij leken op de beesten waarmee zij leefden en waarnaar zijroken; zij waren de paria's van 't leven, de mens-dieren van de aarde .En in Robert kwam het gevoel van walging en van schaamte, een af-keer van het mens-zijn, wijl hij dacht door welke diepe onrechtvaar-digheid de ene mens de andere zó ellendig onder de verdrukkinghoudt. Het was de grote misdaad van de stand waartoe hij zelf be-hoorde, het riep om wraak, om bloedige weerwraak en sombere

Page 19: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

vernieling! . . . Hij kon het treurig tafereel niet langer bijwonen ; hijvoelde plotseling zijn eigen aandeel schuld in die aanstotelijke mis-daad van heel zijn maatschappelijke stand. Hij stapte van de bank endrong met de menigte mee naar buiten, vergetend dat Chattel naasthem stond, gekweld door wroeging en door medelijden, tot in deziel vernederd door dat akelig schouwspel van de vernedering vanzijn eigen volk en ras . (914)

Diezelfde dubbelzinnigheid blijkt ook uit de beschrijving van deverkiezingsdag (XI) . De verteller plaatst Robert, van wie de lezerreeds weet dat hij met zijn „intuïtief gevoel der dingen" haast ogen-blikkelijk de meest rake associaties (in naam van de verteller) maakt,hier in de comfortabele positie van geamuseerde toeschouwer (,,inheerlijk, rustvolte gemoedsstemming" (999) - overigens zeer merk-waardig op een voor hem zo cruciale dag -), die als „een nieuws-gierig observateur" (1000) het „eigenaardig en interessantschouwspel" van de verkiezingsactiviteiten gadeslaat . De vertellergaat nauwlettend te werk en merkt slechts op wat in de perceptievan de f ocalisator Robert waarneembaar is . Hij laat hem daarvoora.h.w. eerst buiten postvatten op de stoep van het stemlokaal, laathem dan binnengaan, de trap op, de zaal binnen en van moment totmoment observeren wat hij ziet, hoort etc ., „ruim gelegenheid ommeer dan één eigenaardig tafereeltje bij te wonen" (1003), zoals deverteller nog zelf lijkt te moeten bevestigen . Wat hem bijvoorbeeldopvalt is dat in zijn eigen geboortedorp waar hij uit pudeur geencampagne heeft gevoerd, de bevolking nog volledig onder de ,,knel-lende angst" en wat de verteller elders noemt „de bedreigingen vanpastoor en kasteelheer" (995) leeft . Hij ziet de boeren, met spijt enstijgende verontwaardiging overigens, met tegenzin hun stemrechtvervullen, „loom, langzaam, in kudden en in groepen, als vee datnaar het slachthuis wordt gedreven" (999). De lezer kan even gea-museerd (?) meekijken naar de haast karikaturale taferelen (o.a . vande „lamentabele kudde zieken en verminkten waaronder enkelenhaast zieltogend [sic] naar de stembus werd gebracht") . Hoe nauw-lettend alles ook gebeurt, toch zijn er een aantal zaken die het per-ceptievermogen van Robert (waarschijnlijk) te buiten gaan. Zovoegt de verteller informatie toe over de intimidatie van de klericalekiezer die gebaseerd is op duidelijke voorkennis en die verwijst naareen verleden waarin Robert nog volop tot de ,,leisure class" moet

17

Page 20: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

hebben behoord ; hij deelt bij de aanvang van de scéne ook mee watin de voorbijgaande dagen is gebeurd, hoogstwaarschijnlijk zakendie aan Roberts aandacht zijn ontsnapt tijdens zijn campagne inandere dorpen van de regio, en waarin de verteller de lezer uitlegthoe „de klerikale chefs de boerenkudde, die zij nog onder bedwanghadden, (hadden) leren stemmen" (998) . Opvallend is hierbij dat dieverteller daarbij de typische beeldentaal gebruikt die hij elders voorde rapportering van het discurs van Robert reserveert - is het nietRobert die de boerenbevolking met „kudden" en „vee" associeert?

. Op zulke momenten kan bij een lezer de intussen aangenomenoriëntering op de acteur-pool toch nog in de war raken en hij kanzich bijvoorbeeld afvragen hoe Robert, die tot dan toe als een ,,niets-doener, niet veel meer dan een luiaard" (999) bekend stond, hierplots zoveel documentaire belangstelling aan de dag kan leggen . Weweten wel dat de bedreven verteller alles heeft voorzien en vroegerin het verhaal een korte scéne heeft ingelast waarin zijn vriend Chat-tel getuige is geweest bij de ware „transfiguratie" van Robert, hetmoment waarop het grote ideaal in hem „is neergedaald, gelijk eengoddelijke ingeving" (931), maar toch is het mogelijk dat een lezerzich verder nog vragen stelt . Zo kan men verrast zijn bij het agressie-ve taalgebruik dat de verteller voor Robert reserveert in de weergavevan zijn (van Robert bedoelen we) inschatting van het uiterlijk vande onderpastoor van het dorp als van iemand met een „opgeblazenkop van een tiran die te veel wijn drinkt" (1000) . Als aandachtiglezer weet men toch even niet „wie" dit zo ziet, vooral als men ver-der lezend zal vaststellen dat Robert in feite een zachtaardige dwe-per is en zeker niet consequent zal handelen ten opzichte van die enandere tirans . Het ambivalente perspectief (of gemengd gebruik vande focalisatie) is o .i . hier niet zonder effect . Het laat een mogelijkelezer toe afstand te nemen van dit personage, er een oordeel over tevormen en de ruimte te meten tussen woord en daad zodat die zelfin eer en geweten kan uitmaken hoe er met al die (wan)toestandente handelen valt . Zo weet Buysse zijn lezer tot nadenken te stem-men .Ook als we de andere aspecten van de vertelwijze van naderbij be-

kijken, blijkt dat de oriëntering op de acteur (alleen) niet vol te hou-den is en dat we evenzeer met een auctorieel verteltype te makenhebben. Wat betreft het object van focalisatie (in de terminologie

18

Page 21: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

van Linteelt de diepte van het perspectief) zien we dat de verteller dui-delijk over psychologische alwetendheid beschikt . Hij kent dediepste innerlijke geheimen van Robert - hij „had in zich die na-tuurlijke sterkte" (1028), „met zijn diep, fijngevoelig hart" (902),etc . -, maar met hetzelfde gemak weet hij ook anderen te doorgron-den. Zo weet hij de reactie van Desgenêts op Roberts triomfantelij-ke maar persoonlijke verkiezingsoverwinning te ontmaskeren enzijn ware gevoelens die hij voor Robert weet te bedwingen aan delezer mee te delen (1012) . De waarneembaarheid van diezelfde ver-teller blijkt ook bij de definiëring van de karakters ; zo stelt hij bijde aankomst van Robert te Brussel ten gronde een aantal figurenvoor die Robert nog nooit heeft gezien . Ook aan de zijde van deboerenbevolking kent de verteller geen geheimen : zo weet hij watze in de verlammende onmacht tegenover hun slavernij (913) nogamper aan gevoelens vermoeden fijnzinnig te analyseren en te dui-den. Op het temporele vlak stellen we vast dat we te maken hebbenmet een verteller die, ondanks de indruk die de lezer soms kan heb-ben dat de handeling gelijktijdig verloopt met wat de acteur ziet enbeleeft (cfr . supra), duidelijk „achteraf" vertelt en daardoor in staatis terug te kijken (bijvoorbeeld retrospectie bij de voorstelling vanRobert waarbij zijn verleden als hulpmiddel dient om zijn karakterte analyseren) én bij machte is te anticiperen . Opnieuw wordenpogingen gedaan om alles wat in de toekomst ligt, zoals het besefvan de „grote beweging" (naar een nieuwe tijd) die op gang wordtgebracht, op rekening te schuiven van het voorgevoel en de intuïtie-ve gave van de uitzonderlijke hoofdacteur, maar verder is het tochde (daardoor waarneembare) verteller die vooruitblikt . Afgezien vande symbolische vooruitwijzingen op het gebied van de isotopie vanhet vuur (de fakkels op de verkiezingsavond cfr. de uiteindelijkebrand in de slotscène) - dit is geen kwestie van de vertelwijzedoet de verteller bijvoorbeeld een uitspraak over de verschrikkelijkeafloop van de catastrofale propagandatocht te Bavel vóór de expedi-tie wordt verteld (VIII) en tijdens de fameuze meeting van Kap-puijns registreert de verteller „alwetend" een uitspraak die Chattel„jaren daarna" aan Robert zou doen (931) en die hij niet hadkunnen noteren indien hij het perspectief van de acteur Robert zouhebben gedeeld. Het zijn details, maar ze reveleren het auctorieelvertellen .

19

Page 22: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Ook op het spatiale vlak zijn dergelijke aanwijzingen te vinden .De verteller oriënteert de lezer ook wat de ruimte betreft op de be-langrijkste acteur . We verwijzen naar wat hier reeds over de be-schrijving van de verkiezingsdag is gezegd . Ook hier zijn detailsindicatief : zo komen we pas de definitieve verkiezingsuitslagen teweten wanneer Robert die vanop het balkon (met zijn kijker) tezien krijgt (1001). Elders wordt die indruk weer verstoord. Bij de in-troscéne beweegt de verteller zich duidelijk van buiten naar de bin-nenruimte waar Robert zich bevindt (al kan dit ook als „neutraal"vertellen worden gezien) en er is ook minstens één scéne waar eenalomtegenwoordige verteller opduikt, nl . waar hij op het einde vande vergadering van de christen-democraten te Brussel Desgenêts inhet steegje volgt terwijl Robert in de vergaderzaal achtergebleven is .Tenslotte treffen we ook op het verbale vlak dezelfde ambivalentie

aan. Enerzijds tracht de verteller niet alleen zoveel mogelijk vanuithet perspectief van de acteur de gebeurtenissen te laten volgen, op-merken en zien, hij tracht ook zo getrouw mogelijk weer te gevenwat hij denkt, wat hij verwoordt en hoe hij dat doet : rapporteringvan zijn gesprekken (in directe vorm, persoonstekst) of (indirect,vertellerstekst) met résumé van zijn gedachten en gevoelens . Somsgaan beide soorten tekst in elkaar over in een (korte) stroom van vrijgeassocieerde vragen en uitroepen (erlebte Rede, 904, 906, 930) . Hetspreekt vanzelf dat het daarbij telkens om de gedachten van Robertgaat en dat hij daarmee eens te meer in het centrum wordt geplaatst .Toch is het niet zo dat de verteller het hierbij laat en in de vertel-lerstekst introduceert hij taaluitingen die voor de lezer duidelijk her-kenbaar als van de verteller afkomstig zijn (zgn . auctorieel discurn) .Hij onthoudt zich wel van rechtstreekse interventies of explicietkommentaar waarmee een rechtstreekse communicatie met de lezerzou onderhouden worden, zoals dat het geval is in een traditioneleroman. Wel zijn er plaatsen waar de verteller verklarende aanvullin-gen bezorgt ; zo worden dialectwoorden in voetnoot verklaard enwordt ook ergens in de tekst de „Louisiana" toegelicht (947). En erzijn ook sporen van abstract discurn waarin de verteller de gebeurte-nissen en personages confronteert met bedenkingen van levensbe-schouwelijke aard of passages waarin hij toch aan de lezer eenmoreel oordeel voorhoudt. Zo weet hij te melden dat „evenals aanvele superieure geesten" de politiek aan Robert slechts afkeer had

20

Page 23: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

ingeboezemd (905) en in de lange introductie van hoofdstuk XIIIordent hij op weinig subtiele wijze Robert in binnen de klasse vanmensen die zich weten te distantiëren van oppervlakkigheid (1018) .Die passages staan haaks op de tekst van de roman als geheel die dui-delijk tracht te vermijden een eenduidige visie aan de lezer op teringen .Basis hiervan vormt de vertelwijze van de roman die aan de lezer

geen vast oriënteringspunt bezorgt . Dit switchen van perceptie kanmen moeilijk verklaren als een tekortkoming van de tekst, integen-deel. De ongewisse situatie bezorgt niet alleen de tekst een zekereambivalentie, maar verhoogt ook de mogelijkheid van een actievelezersrol. Hiermee is wellicht al iets gezegd over de basis van de ver-schillende interpretaties die aan de tekst kunnen gegeven worden(cfr. supra), maar het bevat misschien ook een indicatie om iets tebegrijpen van de verontwaardiging en afkeuring die Buysse inVlaanderen te beurt is gevallen . Niet alleen de schokkende ,,in-houd" van zijn teksten riep weerstanden op . Ook de vertelwijzeging in tegen de gang van zaken en de verwachtingen van zijnpubliek. Aan de impliciete lezer van de Buysse-tekst is een zekerebewegingsvrijheid toegestaan . Zijn teksten bouwen aan individuali-teit doordat ze, zoals dat in 'n Leeuw van Vlaanderen het geval is,de ontwikkelingsgang van een individu centraal stellen die zijn wegzoekt in een hachelijke wereld waar te kiezen valt tussen verschillen-de mogelijkheden. Maar ook als tekst activeren ze een lezer die nietuitsluitend wordt gedirigeerd door een bevoogdende instantie . Deafstand die bestaat tussen de perceptiepolen van verteller en acteurlaat een zekere ruimte toe voor een vrij oordeel. Ook aan het ,,gewe-ten" (overigens een sleutelwoord in de tekst) van de lezer wordt eenappel gedaan.

2 1

Page 24: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed
Page 25: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

KANTTEKENINGEN BIJ DE BUYSSE-TRADITIE

door

Yvan De Maesschalck

1. Een literair-historische gemeenplaats ?

Het behoort zonder twijfel tot de taak van de criticus en de litera-tuurhistoricus om in de massale hoeveelheid literaire teksten opzoek te gaan naar tendensen, raakvlakken, tradities . Het zoekennaar „lijnen" en tradities dringt zich des te meer op naarmate hetjongere teksten betreft en de afstand tussen die teksten en de onder-zoeker dus geringer is te noemen . Het onderkennen van lijnen entradities - van welke aard ook - is niet alleen een poging om eenveronderstelde continuïteit aan te tonen maar beantwoordt even-zeer aan de algemeen-menselijke behoefte aan ordening en herken-ning. De recensent van actuele teksten kan niet oordelen als hij geenverbanden legt, ook al bedient hij zich daarbij vaak ten hoogste vaneen intuïtief „model" van de literaire werkelijkheid .

In dit opstel neem ik me voor één zo'n „lijn" van naderbij te bekij-ken, met name die welke gemeenzaam als de „Buysse-traditie" wordtaangeduid. Het is immers opvallend hoe dikwijls auteurs als GerardWalschap, Louis Paul Boon, Piet van Aken, Hugo Claus en Waltervan den Broeck worden voorgesteld als de literaire erfgenamen vanCyriel Buysse . Uiteraard wordt hiermee niet gesuggereerd dat voor-noemde schrijvers zonder Buysse niet tot schrijven zouden zijn geko-men, maar wél dat bij al die auteurs voldoende gemeenschappelijkepunten zijn aan te treffen om van een „traditie" te spreken .Zo wijst Jean Weisgerber er in zijn bespreking van Houtekiet op

dat Walschap aansluit bij de „traditie van Conscience, Sleeckx enBuysse" op basis van hun gemeenschappelijke aandacht voor „hetverhalende element van de roman", „de intrige" en de ,,avontu-ren" 1 . In zijn bepaald synthetische karakteristiek van de „latere"

(1) J . Weisgerber, Aspecten van de Vlaamse roman 1927-1960, Athenaeum Paperback,Amsterdam, 1973, p . 78 .

23

Page 26: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Buysse stelt Raymond Vervliet onomwonden dat „Buysse de grond-legger (is) geworden van de verhaalprincipes van de moderne, ,,beha-viouristische", neonaturalistische roman waarvan de lijn kan wor-den doorgetrokken over Gerard Walschap, Piet van Aken tot HugoClaus" 2 . Op zijn minst even expliciet is Jos Borré in de ,,Inlei-ding" tot het eerste deel van Walschaps Verzameld Werk . In zijnslotcommentaar bij wat hij het „naturalisme" van Walschaps vroegewerk noemt, zegt Borré : „Het plaatst hem in deze sterke Vlaamsetraditie tussen Cyriel Buysse enerzijds en Louis Paul Boon en Pietvan Aken anderzijds. Tot op zekere hoogte zijn ook hedendaagseauteurs als Hugo Claus en Walter van den Broeck schatplichtig aanwerk van Walschap uit deze periode" 3 . Hoe die traditie concreetin de literaire teksten gestalte krijgt blijft hier onuitgesproken .Dat Buysse het aangrijpingspunt vormt van een traditie die boven-

dien kenschetsend is voor de Zuidnederlandse letteren is overigensook aan te treffen in een van de lezingen die Monika van Paemelheeft gehouden aan de Rijksuniversiteit van Groningen (oktober-november 1991) . Van Paemel : „Ik heb de traditie van Vestdijk ende traditie van Buysse wel eens grofweg het verschil tussen Noorden Zuid genoemd. De psychologische en historische roman, en denaturalistische en getuigende biografische roman . Ik viel terug opBuysse, maar eigenlijk had het Boon moeten zijn, het persoonlijkein de algemene cultuur-politieke context en het engagement inhou-delijk of vernieuwend" 4 .Ten slotte een stem uit het Noorden . Jeroen Brouwers, die zich

zo vaak onverzoenlijk heeft uitgelaten over het meer dan bedenkelij-ke niveau van menig Vlaams auteur, laat niet na het belang vanBuysse voor de Zuidnederlandse literatuur te onderstrepen . In Klad-boek 2 citeert hij onder meer een aantal uitspraken van Vlaamseschrijvers die zich, zijns inziens, openlijk in de Buysse-traditie in-schrijven (zoals Walschap en Boon) ; hij is bovendien van mening datVan den Broeck en Paul Koeck tot de „achterneven van Cyriel

(2) Zie Van „Arm Vlaanderen" tot „De voorstad groeit"/1888 . 1946, onder redactievan Prof. Dr . Rutten en Prof. Dr. J . Weisgerber, Standaard Uitgeverij, 1988, p . 109 .

(3) Jos Borré, Inleiding tot het Verzameld Werk van Gerard Walschap, deel 1, Man-teau Antwerpen/Amsterdam, 1988, p.19 .

(4) Monika van Paemel, „Het voordeel van het verschil", in De Brakke Hond, negen-de jaargang, nr . 33, 1992, p . 91 .

24

Page 27: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Buysse" behoren 5 . Ook in zijn correspondentieboeken Kroniekvan een karakter, waarin hij meer dan eens Buysse als referentiepuntneemt voor „Vlaamse" literaire kwaliteit, schrijft Brouwers : „Erloopt een duidelijke lijn van Van den Broeck terug naar CyrielBuysse" 6.De hiervoor aangehaalde commentaren laten zien dat de Buysse-

traditie als een evidentie geldt en dus terecht een literair-historische„gemeenplaats" kan worden genoemd . Argumenten ten grondeworden niet of nauwelijks aangereikt . Zelfs niet als er ruimte voorbeschikbaar is, zoals in de overigens heel verdienstelijke Walschap-studie van Jos Borré . Het vroege werk van Walschap wordt er al-thans niet langer gesitueerd in een lijn die bij Buysse een aanvangzou nemen' .Even fundamenteel lijkt mij de bedenking dat het uitgangspunt,

met name Cyriel Buysse, al evenzeer als een literair cliché wordtgehanteerd . Wie het over de Buysse-traditie heeft lijkt Buysse zelfte versmallen tot zijn naturalistische gedaante, zoals blijkt uit decitaten van Vervliet en Borré . Op die manier wordt steeds weervoedsel gegeven aan de beperkende voorstelling van Buysse als een-zijdig naturalistisch auteur terwijl een aanzienlijk deel van zijn pro-duktie beslist niet onder die noemer is te vangen . Uiteraard is deintuïtieve associatie van Buysses naam met zijn succesroman Hetrecht van de sterkste (1893) daar niet vreemd aan 8 .Bovendien wordt bij de koppeling van allerlei auteurs aan Buysse

geen onderscheid gemaakt tussen genres of tekstsoorten . Zo wordenWalter van den Broeck en Hugo Claus over het algemeen aan detraditie toegevoegd op basis van hun toneelwerk, terwijl Walschap,Boon en Van Aken alleen (of toch hoofdzakelijk) proza hebben ge-schreven. Allicht is een gedeeltelijke verklaring te vinden in het feitdat Buysse zowel proza als toneel van allure heeft voortgebracht .

(5) Jeroen Brouwers, „De beroemde onbekende Cyriel Buysse", in De Bierkaai . Klad-boek 2, Synopsis, 1980, p . 74-5 .

(6) Jeroen Brouwers, Kroniek van een karakter, deel 2, De oude Faust, Houtekiet,1987, p . 314.

(7) Jos Borré, Gerard Walschap. Rebel & Missionaris, Dedalus, Antwerpen, 1990, voor-al p. 49-55 .

(8) Zie het inleidende opstel van Luc van Doorslaer, „Cyriel Buysse en de automo-biel", in : Cyriel Buysse, Reizen van toen . Met de automobiel door Frankrijk, Manteau,Antwerpen/Amsterdam, 1992, p . 9 .

25

Page 28: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Maar wie de hiervoor genoemde auteurs in één adem noemt, moeter zich van bewust zijn dat hij, hoe dan ook, ongelijksoortigeelementen met elkaar in verband brengt . Ten minste, als de ,,tradi-tie" zich tot het naturalisme alleen zou beperken .

2. Een naturalistische traditie?

De eerste vraag die zich opdringt, zou als volgt kunnen luiden : isde Buysse-traditie inderdaad synoniem met een naturalistische tradi-tie die zo kenmerkend mag heten voor de „Vlaamse" letteren ? Hetantwoord op die vraag is niet bepaald eenvoudig, alleen al omdat determ „naturalisme" zelf vaak oningevuld blijft of omdat er somsheel willekeurig mee wordt omgesprongen . Als het naturalisme kangezien worden als een literaire opvatting waarin „determinerendeomstandigheden" „een essentieel" en de „objectiviteit" „een uiter-mate belangrijk punt" mogen heten 9 , dan lijken die ,,kenmer-ken" alvast maar ten dele van toepassing te zijn op de hier be-sproken auteurs .Niet alleen heeft Buysse zich nauwelijks bekommerd om literaire

klassificatie (zie o .m. de ironische aantekening van 15 september1913 in zijn dagboek zomerleven (1915), V.1V , deel 6, p. 132-3),een behoorlijk deel van zijn eigenste proza onttrekt zich, zoals ge-zegd, aan de aanduiding „naturalisme" . Bovendien wordt graag„vergeten" dat Buysses werk een aantal niet te miskennen ,,romanti-sche" trekjes vertoont . Ik herinner terloops aan de idealisering vande natuur (bij Buysse heel vaak : onverstoorbaar, idyllisch en heelVlaams), de idealisering van het kleinschalige, intimistische platte-landsverleden (door A .M. Musschoot ook wel het ubi-sunt-motiefgenoemd) en de geheime door de onmiddellijke omgeving niet ge-doogde liefdesontmoetingen van jonge paartjes (bijvoorbeeld in Hetleven van Rozeke van Dalen en in Tantes, waarin een heuse romanti-sche „schaking" wordt overwogen) .

(9) Zie o .m. Ton Antieek, Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1885 en1985, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam, 1990, p. 50 en p . 52 . Een genuanceerderbehandeling is die van Romain Debbaut, Het naturalisme in de Nederlandse letteren,Acco Leuven/Amersfoort, 1989, vooral p . 39-44, p. 66, p . 107-111, p . 178-181 .

26

Page 29: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Terwijl Buysse zijn laatste boeken schrijft, geeft Gerard Walschapvorm aan zijn eerste romans en met name aan een trilogie die op heteerste gezicht naturalistisch aandoet. In De familie Roothooft (Adelai-de (1929), Eric (1931), Carla (1933)) wordt de negatieve kracht vande erfelijkheid inderdaad als een doem beschreven . Maar zelfs in dievroege romans wordt „het vergif dat op hun bloed is geënt" (Verza-meld Werk, d.1, p. 551) krachteloos gemaakt door de bewuste lijdza-me heiligheid van Clara, die, als zo vaak in Walschaps werk, als eenidealiste (zie p. 516) wordt getekend. Deze Clara weet haar paranoï-de echtgenoot Leo (beslist even ziekelijk achterdochtig als Adelaide)te overleven en een kortstondig huwelijksgeluk te beleven met Hen-ri. In Gesprekken met Walschap waarschuwt de auteur er overigenszelf met klem voor deze romans niet op te vatten als naturalistischwerk : „er is dus geen spraak van enige theorie of thesis zoals bij denaturalisten" . 10 In het werk van Walschap, klinkt integendeelvan bij de aanvang een optimistische boodschap door die door ,,zen-delingen" van allerlei slag wordt uitgedragen . Met heel veel instem-ming kan ik hier Jos Borré citeren : „De boodschap die dezezendelingen uitdragen is inderdaad die van materiële lotsverbeteringvoor iedereen, binnen kleine overzichtelijke gemeenschappen, metop lange termijn de realisering van een (voor Walschap niet eensutopisch) aards paradijs" 11 . Wie een verwantschap tussen Buysseen Walschap wil aantonen, zal die blijkbaar niet zonder meer in derichting van het naturalisme kunnen zoeken .Wat voor Walschap geldt, gaat uiteraard niet op voor Boon . Vroe-

ge romans als De voorstad groeit (1942) en Vergeten straat (1946) ge-ven onbetwistbaar gestalte aan een bodemloos pessimisme zodatBoons literatuuropvatting met recht en reden te situeren valt „in hetverlengde van het negentiende-eeuws realisme en naturalisme" 12 .

Ook zijn grote romans De Kapellekensbaan (1953) en zomer te Ter-Muren (1956) zitten te paard op het ontredderende besef dat elkevooruitgang via een cyclische beweging steeds weer ongedaan wordt

(10) Albert Westerlinck, Gesprekken met Walschap, eerste deel, Heideland-Orbis,1969,p. 66.

(11) Jos Borré, Gerard Walschap. Rebel & Missionaris, p. 253 .(12) Paul de Wispelaere, „Boon als gefrustreerde Pygmalion", in De broek van Sartre,

Hadewijch, 1987, p . 15 .

27

Page 30: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

gemaakt en de vergeefse dromen en illusies van de romanpersonages .Terecht schrijft De Wispelaere : „De maatstaf wordt dus geleverddoor de kosmische en biologische tijd en, conform de naturalistischevisie, ziet Boon daarin ook de mens evolueren als een willoos orga-nisme, de mens 'die niet beseft wat hij doet, maar blindelings leeften blindelings gehoorzaamt aan wetten' 13 . Toch heeft Boon vanmeet af aan zijn werk bevolkt met zachtzinnige dromers die steedsweer bakzeil halen maar onverbeterlijk blijven dromen van een on-aangetaste wereld, een utopia, een reservaat. Die getuigen van eenaanstekelijk humanitarisme, tegen beter weten in. Bovendien scheptde meewarige humor waarvan de verteller-commentator blijk geefteen zekere distantie ten opzichte van het romanonderwerp . Preciesdie „nuancerende filter van de humor" grijpt De Wispelaere aan,om ondanks alles, te stellen dat „Boon geen echte naturalist is" 14 .

Een vergelijkbaar voorbehoud lijkt me gewettigd ten aanzien vanPiet van Akens werk. Hoewel het zeker raakpunten vertoont metdat van de „vroege" Buysse, is de sterk vitalistische inslag ervaneveneens onmiskenbaar . Centraal in Van Akens werk staat de tegen-stelling tussen (jeugdige) onschuld en bedrog (of de varianten : cor-ruptie, opportunisme) zoals in Klinkaars (1954), Dood getij (1979) enDe blinde spiegel (1981) . In zijn vroege romans beeldt Van Akenvooral de strijd uit tussen menselijk verstand en menselijke drift .Dat conflict wordt bij hem uitgesplitst in twee elkaar beconcurre-rende mannenfiguren . De inzet is telkens een rechtgeaarde vrouw,symbool van schoonheid en zinnelijkheid . Iets dergelijks wordt be-schreven in Het hart en de klok (1944), De duivel vaart in ons (1946),Het begeren (1952) en in het latere verhaal „Tobias" (in het portret-tenboek De Goddemaers, Manseau, 1983, p . 47-64) . In dat verhaalwordt een constellatie getekend die heel erg herinnert aan die uitHet begeren . Balsen beleeft een heropstanding als Balt, Tonne alsMonne en Jep als Jef, terwijl de vrouwenfiguur haar naam en haar„bedwongen onrust" (p. 51) heeft bewaard. Net als in zijn vroeger

(13) Paul de Wispelaere, „De structuur van De Kapellekensbaan - Zomer te Ter-Muren", eerst verschenen in Komma, I (1966), herdrukt in Tekst en context, Maldegem,1992, p. 46 .

(14) Paul de Wispelaere, „Boon als gefrustreerde Pygmalion",in De broek van Sartre,p . 34 .

28

Page 31: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

werk wordt ook hier een mythisch element aan het verhaal toege-voegd : terwijl de stamvader Tobias overlijdt, wordt in de schuur eenkind geboren uit een vreemde vrouw. Hiermee wordt gesuggereerddat een nieuwe versie van de oude Tobias tot leven is gewekt . Netals in sommige romans van Buysse, net als in Boons werk en deeerste roman van Van den Broeck wordt het leven gezien als een on-vermijdelijke terugkeer naar het (steeds weer bestreden) uitgangs-punt .

Ook de vraag of een auteur als Hugo Claus in de hier besproken„naturalistische" traditie kan ondergebracht worden is op zijnminst niet probleemloos . Daarmee is niet gezegd dat Claus' eersteroman De Metsiers (1950) geen affiniteit zou vertonen met ,,natura-listisch" werk van Buysse . Die verwantschap is o .m. door MauriceRoelants aangestipt 15 terwijl uitgerekend L .P. Boon Claus' romanals een moderne variant van Het recht van de sterkste karakteri-seert 16 . Overigens valt evenmin te ontkennen dat een stuk alsVrijdag (1969) erg aan Driekoningenavond (1899) van Buysse doetdenken. Er zijn dus allerlei aanknopingspunten . Maar een zo geva-rieerde produktie als die van Claus bedient zich zo virtuoos van zo-veel „modellen" dat ze globaal genomen boven elke traditie uit lijktte stijgen en allicht een categorie sui generis mag genoemd worden .Ten slotte een kanttekening bij het proza van Walter van den

Broeck. Met zijn eerste, in eigen beheer uitgegeven roman, De troon-opvolger (1967), sluit Van den Broeck ongetwijfeld aan bij de natura-listische stroming. Het boek verhaalt hoe een broedende ik-figuurzijn vader vermoordt met de hulp van zijn broer Alex, gaandewegde rol van de dode vader overneemt maar moet gedogen dat in zijneigen zoon dezelfde moorddadige plannen rijpen ten aanzien vanhemzelf.De roman beschrijft een cyclisch determinisme dat herinnert aan

't Bolleken en Tantes van Buysse . Net als in die boeken beeldt dezeroman de onstuitbare „retour éternel des choses" uit, die midden in

(15) Maurice Roelants, „Een meester van negentien jaar", in Over Hugo Claus. Viabestaande modellen . Beschouwingen over het werk van Hugo Claus samengesteld doorHans Dutting, Hadewijch, de Prom, 1984, p. 10 .(16) Louis Paul Boon, Geniaal. . . maar met te korte beentjes, De Arbeiderspers, 1969,

p. 128 .

29

Page 32: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

het boek als volgt wordt verwoord : „Uit de dood wordt de eerstestoot gegeven en de ontstane beweging mondt uit in een nieuwedood. Ja, het begint vorm te krijgen : mijn pre-pereboomperiodewas de dood, mijn torenperiode het hoogtepunt. Langzaam maarzeker zal ik nu opnieuw onder de pereboom belanden . Zo beschrijfthet leven een cirkel, zonder einde zonder begin" (Manteau-uitgavevan 1983, p . 81) . Bovendien is dit verhaal een allegorie van de al-macht (belichaamd door de vaderfiguur) die tegelijk ook extremeonmacht is : de suggestie is onmiskenbaar dat wie zich bevrijdt (of :denkt te bevrijden) van een drukkend gezag boven hem, zelf het ge-zagsvacuum opvult maar van onder uit op zijn beurt door nieuwekrachten wordt uitgehold .Ook in zijn latere romans is het soms groteske wensdroomkarak-

ter dat zijn eerste boek typeert aanwezig gebleven maar het vreemdedeterminisme ervan is er beslist afwezig . De dag dat Saigon Lesterkwam (1974) en Aantekeningen van een Stambewaarder (1977) zijnsterk autobiografische boeken die de eigen familiale (voor-) geschie-denis behandelen. Dat laatste boek vormt, volgens Jeroen Brouwers,samen met Brief aan Boudewijn (1980) „een romandiptiek . . . vanminstens dezelfde hartstochtelijkheid, eerlijkheid en ontzagwek-kendheid als de romandiptiek De Kapellekensbaan en Zomer te Ter-Muren van Boon" 17 .Bovenstaand overzicht wettigt, geloof ik, de „tussentijdse" con-

clusie dat er wellicht voldoende gronden zijn om een (beperkt) aan-tal romans en verhalen van de betrokken auteurs binnen eennaturalistische lijn te situeren maar ook dat er allicht evenveelgronden voorhanden zijn om de eventuele verwantschap tussenBuysse en zijn „volgelingen" nader te onderzoeken . Een ,,ver-ruiming" van de criteria die het bestaan van de Buysse-traditieaantonen lijkt me dus wenselijk . In wat volgt ga ik dan ook verderop zoek naar zowel formele als inhoudelijke parallellen, die naasthet naturalistische aandeel in de Vlaamse literatuur, de Buysse-traditie kunnen legitimeren . Ik zal daarbij hoofdzakelijk aandachtbesteden aan het proza .

(17) Jeroen Brouwers, Het vliegenboek. Kladboek 3, De Arbeiderspers, 1991, p . 113 .

30

Page 33: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

3 . Vormaspecten

Hoe sterk Buysse als verteller ook moge heten, over de formelekant van het schrijven heeft hij zich zelden zorgen gemaakt . Datbetekent niet dat hij onbedachtzaam zou hebben geschreven . Hij iszich onbetwistbaar bewust geweest van wat hij zelf zijn „artistiekgeweten" noemt 18 . Overigens is hij zeker een meester in het ont-werpen van intriges waarin de ironie van de gebeurtenissen onwilli-ge personages met hun eigen stijfhoofdigheid, dwaasheid e .d. con-fronteert (zoals in Het Ezelken, Tantes, Plus-Que-Parfait) . Toch ismeer dan één roman of verhaal onvoldoende evenwichtig uitge-bouwd of is de afloop ervan veeleer terleurstellend te noemen . Ver-haalcompositie is niet bepaald Buysses sterkste zijde te noemen .Het is dan ook opmerkelijk dat alle hier besproken 'achterneven'

van Buysse precies aan dat aspect van de vormgeving (romanstruc-tuur, romancompositie) veel aandacht hebben besteed. VooralBoon, Claus en Van den Broeck hebben uiterst complexe verhalengecomponeerd, waarbij de structuur zelf mee de inhoud van de ro-man bepaalt . Alleen Piet van Aken beperkt zich over het algemeentot rechtlijnige, chronologisch opgebouwde verhalen . Toch is hetaardig op te merken dat een roman als De duivel vaart in ons (1946)zich van een „wisselend" ik-perspectief bedient, waardoor het boekin formeel opzicht te plaatsen valt in een lijn waar ook Hugo Claus'De Metsiers (1950) en Boons Menuet (1955) in thuis horen . Meteenis hiermee aangegeven dat deze schrijvers heel bewust omspringenmet het vertelperspectief, dat niet langer gekenmerkt wordt doorobjectiviteit en neutraliteit, zoals dat min of meer wel het geval isvoor het naturalisme pur sang . De objectiviteit van de vertellerwordt vervangen door een inwendige stem die het personage vanbinnenuil aan de lezer openbaart . Van die „verinnerlijking" zijnmet name Van Akens Het begeren (1952) en Claus' De verwondering(1962) sprekende voorbeelden .Toch is hiermee de Buysse-traditie in formeel opzicht niet zonder

meer in vraag gesteld. Alle hier behandelde auteurs, met enig voor-

(18) Geciteerd naar Ant . van Elslander, Cyriel Buysse. Uit zijn Leven en zijn Werk, DeNederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1960, I, p . 70 .

3 1

Page 34: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

behoud voor Van Aken 19 , hebben zich ingespannen om een niet-verliteratuurde taal te schrijven . Vooral in de dialogische gedeeltenvalt bij Buysse, Walschap, Boon, Claus en Van den Broeck een stre-ven op om de gesproken taal zo authentiek mogelijk te laten klin-ken. Heel vroeg in zijn ontwikkeling als schrijver is Buysse ertoeovergegaan zijn personages een levensechte taal te laten spreken . Datgeldt voor de burgerij net zo goed als voor de aristocratie, al heefthij vooral de boerenstand en de gewone dorpsbewoner sprekendweergegeven met een feilloos oor voor hun meest typische ,,dis-cours". Zowel naar inhoud als naar tonaliteit lijkt de gesproken taalbij Buysse een perfecte weergave van de historische modellen waar-van hij is uitgegaan .Op hun manier hebben Walschap en Boon hun oor te luisteren

gelegd bij het gewone volk. Allebei opteren ze voor een literaireschrijftaal die rechtstreeks afgeleid is van de hun vertrouwdevolkstaal. Het „orale" karakter overheerst in hun beider werk, zo-wel in het verhalende als in het dialogische deel ervan . Walschapsmeedt een volkse spreekstijl om tot een idioom dat alle verfraaiing(het zgn. „taalschoor") als vervalsend schuwt . Het sterkst valt datop in de novellen Volk (1930), De dood in het dorp (1930) en De we-reld van Soo Moereman (1941) . In Vaarwel dan (1940), zijn beheersten waardig weerwoord aan het adres van zijn klerikale tegenstan-ders, getuigt hij : „Ik weet niet meer van waar het mij aanwaaide,maar na een paar volzinnen geschreven te hebben zat ik verheerlijktte glimlachen . De taal van mijn streek omgonsde mij, een onbe-schrijfelijk genot in wat ik schreef doorstroomde mij" 20 . Maarook in zijn romans blijft hij trouw aan een bewust niet-literaireschrijftaal, al zal hij vanaf Denise (1942) iets meer kiezen voor eenafstandelijker, algemener Nederlands 21 .

Allicht is de ambitie van Boon nog groter geweest. Van meet afaan heeft hij geprobeerd om de stem van machteloze, onmondigemaar met allerlei kleine dromen behepte volksmensen te laten kim-

(19) Zie echter ook J . Weisgerber, Aspecten van de Vlaamse roman 19271960, p. 201 .(20) Gerard Walschap, Vaarwel dan, in Verzameld Werk, deel 2, Manteau, Antwerpen,

Amsterdam, 1989, p. 909 .(21) Zie ook de Inleiding tot deel 3 van het Verzameld Werk van Walschap, waar

Michel Dupuis nader op dit verschijnsel ingaat (p . 6-7) .

32

Page 35: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

ken in zijn literair werk . In zijn romans streeft hij een nauwgezette„transcriptie" na van de volkse spreektoon en syntaxis . Boonschrijft van binnenuil : zinnen die gekenmerkt worden door de aan-doenlijke wijdlopigheid en onderbroken tirades eigen aan eenspreektaal die nog niet door een schoolmeester is aangeroerd . Hetliteraire idioom in Boons boeken steekt vol klein-menselijke eigen-wijsheid waar de weemoed en de meewarigheid van de verteller zo'neigen klank aan geven . Voor „de schrijver van ondineke van ter-muren" geldt dat „hij belgisch (spreekt), zodat zijn pathos eenkoortsig ijlen lijkt" (De Kapellekensbaan,1985, 20ste druk, p. 36-7) .In een brief gedateerd 28/1/1945 omschrijft Willem Elsschot Boonsstijl als volgt : „gij verstaat de kunst die (d .w.z.,,een sterke persoon-lijkheid") te uiten in uw ongepolijst, onaesthetisch maar onaange-leerd en kernachtig dialekt" 22 .

Ook Walter van den Broeck en Hugo Claus hebben de taal vande arbeider, de machteloze, de underdog opgenomen in hun werk,zij het dan vooral in hun toneelstukken en in duidelijk meer gesti-leerde vorm dan Buysse het doet in Het gezin Van Paemel. Dat Clausop een virtuoze manier alle mogelijke taalregisters beheerst is al va-ker opgemerkt . Daarvan is ook zijn roman Het verlangen (1978) eenopmerkelijk voorbeeld . Zowel de habitués van café de Eenhoorn alsde volkse ik-verteller (die soms met Jaak samenvalt en soms metMichel, zijn reisgezel) hanteren een spreektaal die bij wijlen aanWalschaps proza herinnert, zeker in de Eenhoorn-hoofdstukken .De door Jaak vanuit Amerika aan Dina gestuurde brief (hoofdstukXVII) lijkt evenwel gesteld in een taal die verwant is met die van dehardop denkende, doordrammerige personages uit Boons werk .Ook in Het verdriet van België (1983) bedient Claus zich van eensoms erg oraal aandoend literair Vlaams, een taal die, zoals CarelPeeters noteert, „een heel bijzonder, kleurrijk mengsel (is) van Ne-derlands en Vlaams" .

(22) Als een onweder bij zomerdag . De briefwisseling tussen L .P . Boon en Willem Els-schot . Bezorgd door Jos Muyres en Vic van de Reijt, Querido, Amsterdam, 1989, p. 43 .

33

Page 36: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

4 . Het mensbeeld

Als al deze auteurs, los van (naast ?) wat ze in formeel opzicht(maar) met elkaar gemeen hebben, aan een traditie gestalte geven,dan lijkt het geboden na te gaan of er, globaal genomen, geen ge-meenschappelijke visie op mens en maatschappij aan hun werk tengrondslag ligt. In wat hierna volgt tracht ik aan te tonen dat de per-sonages in het werk van Buysse c .s. aan een bepaald welomschreven„mensbeeld" beantwoorden . Voor de eenvoud van het betoog be-handel ik het personage eerst als individuele verschijning en daarnain zijn verhouding tot wat ik gemakshalve de maatschappij noem,waarbinnen het individu geacht wordt te functioneren . Het is daar-bij nadrukkelijk de bedoeling het door het naturalisme geboden„denkkader" te doorbreken .

4. 1 . de individuele pool

Welke soort personages bevolkt de romans en verhalen die totde Buysse-traditie kunnen worden gerekend ? Hoewel het niet mo-gelijk is één allesomsluitende formule te bedenken waarmee allefiguren kunnen getypeerd worden, lijken de meeste gekenmerktdoor een of andere intense vorm van bevlogenheid . Zij gedragenzich over het algemeen bewust anders dan in hun omgeving de ge-woonte is en beleven hun eigenaard op een hoogst individualistischeen vaak compromisloze manier. Die gedrevenheid manifesteertzich, globaal genomen, op twee sterk uiteenlopende manieren .In het spoor van Buysses „Reus Balduk" is niet alleen in zijn eigen

werk een reeks gelijkgezinde personages te ontdekken (als daar zijnJan Foncke, Smul, Donder de Beul, Peetje Raes, . . .), ook in het werkvan de overige schrijvers lopen heel wat afspiegelingen of verwantenvan Reus Balduk rond . Zij geven elkaar rendez-vous in een psycho-logisch landschap dat zich kenmerkt door een primaire, eerder drift-matige gedrevenheid . Opvallend is dat deze personages voor alleshun moreel statuut/gezag vestigen op basis van een fysiek impone-rend gedrag. De psychologie van deze figuren spreekt via de taal vanhet lichaam . Vandaar het tweegevecht of boudweg de aanranding alsmiddel om een onverbiddelijke dominantie te initiëren .

34

Page 37: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Behalve de al genoemde personages uit het werk van Buysse beant-woorden Walschaps Houtekiet (in Houtekiet) en Van Akens BaltenReusens (in Het begeren) aan bovenstaande typering. In welke matehet vitalisme van Houtekiet wortelt in zijn seksuele drift en zijn ge-bondenheid aan de grond is overbekend . Maar hetzelfde geldt voorBalten Reusens, die zich uiteindelijk voor de socialistische actie in-zet om Maria, de vrouw van zijn broer Tonne, te imponeren . Zijninzet is bepaald te beschouwen als een menselijke variant van balts-gedrag. Een citaat ter illustratie. Na de hardhandige confrontatiemet de Ossekop (een reminiscentie aan Timmermans ?) denkt Balten

overigens ook de ik-verteller - het volgende : „Ik had op de Osse-kop losgehamerd en, dwars door hem heen, had ik mij een weg naarMaria gebaand . Zij was een heks en zij moest het gevoeld hebbenterwijl ik aan het karwei bezig was" (Manteau-herdruk van 1985,p. 81). Balten Reusens, zijn naam alleen al roept Reus Balduk op-nieuw tot leven. Maar de niet te stelpen hardnekkigheid van Baltenherinnert ook aan het oervitalisme van Steenklamp, de mythischevader-figuur uit Piet van Akens vroege roman Het hart en de klok(1944) . In dat boek getuigt Roza, de vrouwelijke ik-verteller van de-ze Houtekiet-achtige verschijning : „Er was in hem iets van de oer-mens die de heimelijke krachten van het noodlot kent en die zichzwijgend hardt" (Heideland-uitgave van 1961, p. 43) . Er valt dusduidelijk een lijn te trekken via het personage Balten Reusens vanPiet van Aken, over Walschap heen tot bij Buysse 23 •

Het werk van Gerard Walschap wemelt overigens van ueber-menschlich aandoende, sterk uitvergrote, heel monomane figurendie het vertikken aan de eisen van de onmiddellijke omgeving toete geven. Marc, de consul, die zich van alle kleinburgerlijke conven-ties weet te bevrijden en zijn instincten uitvoerig beleeft (De consul),Mie Za er ag (Trouwen), Soo Moereman, Jef Verhoeven (in ,,Droe-vig leven van Rozeke" in de bundel De dood in het dorp), Thijs Glo-rieus (Een mens van goede wil, Jacob Houtekiet (Nieuw Dees)behoren tot deze groep .Figuren die te groot lijken voor het gewone leven zijn eerder

schaars in het werk van Boon . Toch zijn ze onmiskenbaar aanwezig,

(23) Zie ook J . Weisgerber, Aspecten van de Vlaamse roman 1927.1960, p . 85 .

35

Page 38: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

niet alleen als een afspiegeling van historische gestalten (zoals in Hetgeuzenboek, Pieter Daens, De Zwarte Hand) maar vooral als de beli-chaming van een leiderschap dat onsterfelijke, ja zelfs mythische al-lures aangemeten krijgt . De meest opmerkelijke figuur in datverband is zeker „Jan de lichte" (in De bende van jan de Lichte) . Netals Balten Reusens en Houtekiet vestigt Jan de Lichte zijn gezag opbasis van een fysiek meesterschap . Hij toont dat hij behendiger methet mes kan omspringen dan Tincke, lange Gabriël en Simon Ysen-baert, bepaald zelf geen kleine jongens . Maar van meet af aan schrijftBoon hem ook een sociale visie toe . De bende (en bende suggereertordeloosheid) die hij op het oog heeft lijkt gegrondvest op een socia-liserend gedachtengoed. Heeft hij het niet over een „algemenekas", over„gelijke brokken", over sociale rechtvaardigheid? Zijnbende ziet hij van meet af aan als een (ondergrondse) partij waarvande leden gebonden zijn door solidariteit . Daarom is zijn vraag op destichtingsbijeenkomst meer dan symbolisch : „wie wil er van de par-tij zijn ?" (druk van 1974, p . 45). Zowel in fysiek als intellectueel op-zicht imponerend, groeit hij in de loop van het verhaal uit tot eenheroïsche legende . Zijn morele en ridderlijke onkreukbaarheid doenzijn oorspronkelijke reputatie als gauwdief volledig teniet . De lezervoelt dat een dergelijke figuur onsterfelijk is, ook al wordt Jan tothet rad veroordeeld . De kreet van de bendeleden (,,Voor geen chan-terik peu !") heeft precies de bedoeling de onwezenlijke grootheidvan Jan de Lichte heilig te verklaren .Ook in het werk van Van den Broeck ten slotte zijn gelijkaardige

„hyperbolische" figuren aan te treffen, ondanks het sterk autobiogra-fische karakter van zijn geschriften . In De dag dat Saigon Lesten kwamtekent hij zijn broer „Lesten Saigon" (Jules van den Broeck) alsde zelfzekere, doeltreffende, met succes reagerende versie van zich-zelf. Als de man die te groot voor Olen alleen in de States kan ade-men. Aan deze broer schrijft Walter : „Tot mijn grote verwonderingmerkte ik dat jij deed wat ik droomde" (Manteau-uitgave van 1982,p.116) . Deze Jules lijkt in alles de waardige erfgenaam van de gelijk-namige grootvader die Van den Boeck zo uitvoerig tot leven brengtin Aantekeningen van een Stambewaarder. De bovenmenselijke afme-tingen van Jules van den Broeck blijken alleen al uit het internationa-le karakter van het landschap waarbinnen de auteur hem situeert .Ook voor deze stamvader zijn de Kempen bepaald te klein geweest .

36

Page 39: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

De voornoemde personages uit de Buysse-traditie bekennen zichtot een vitalistisch levensprogramma, dat uiteraard op verschillendemanieren wordt beleefd en verdedigd . Toch moet aan die reeks eentweede worden toegevoegd die in menig opzicht kan gelden als hetcomplement en het tegendeel van de eerste groep . In tegenstellingtot die eerste groep die figuren bevat waarvan het optreden door eeneigen, niet-overgeleverde ethiek wordt bepaald, is er ongetwijfeldeen even talrijke „bevolking" underdogs en broze maar hardnekki-ge dromers aan te wijzen . Figuren die een mild verzet belijden tegeneen orde die zichzelf niet in vraag stelt . Figuren die in sociaal ofmaterieel opzicht tot de machtelozen behoren maar hun machte-loosheid, hun kwetsbaarheid trachten te idealiseren en sublimeren .Wie het werk van Cyriel Buysse al te eenzijdig versmalt tot het

naturalisme, schenkt onvoldoende aandacht aan de talrijke persona-ges die een bepaald ideaal trachten te realiseren . Soms een hoog-gestemd persoonlijk ideaal, zoals blijkt uit het optreden van Gaëtan(Wroeging (1895)) of dat van Rend (Mea Culpa (1896)) ; soms eenmaatschappelijk ideaal, zoals dat van Robert in 'n Leeuw van Vlaan-deren (1900) . Daarnaast vormt de hoge roep van de kunst eveneenseen belangrijk motief in Buysses werk, zoals in het vroege verhaal„Brood of dood" (1895) of de romans Sursum Corda ! ( 1894) en VanHoog en Laag (1913) .De meest gedreven idealist is evenwel Pierken uit zoals het was. . .

(1921), de roman waarin Buysse het verst is gegaan in de uitbeeldingvan de sociale wanverhouding tussen arbeiders en patronaat 24 . InPierken tekent Buysse met sympathie een socialistische militant diehet hele verhaal door vervuld blijft van wat de verteller op een be-paald ogenblik „die kwellende en onbereikbare hersenschimmen"noemt (p.175) . Dat het nastreven van een beetje meer gerechtigheideen zware tol eist, wordt gesymboliseerd door de zelfmoord vanPierkens medestander, Feelken .In Buysses boek wordt het sociale paradijs allerminst waarge-

maakt maar Pierken zelf geeft zijn verzet niet op, ook al verliest hijzijn werk en marginaliseert hij zichzelf. Maar het verlangen naar eenbetere, harmonische wereld is niet alleen tekenend voor Pierken

(24) Verwijzingen naar Zoals het was. ., zijn terug te vinden in het Verzameld Werk vanCyriel Buysse, deel 3, Manteau, 1975, p . 143-361 .

37

Page 40: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

het geldt op een andere maar niet minder hardnekkige manier ookvoor Triphon, de zoon van patroon De Beule . Al kiest de zoon nietopenlijk de zijde van de syndicalen, zijn verbond met de weggezon-den Siedonie is op te vatten als een daadwerkelijke en symbolischepoging om de sociale bakens te verzetten . Die onmiskenbare ver-schuiving van meneer Triphon in de richting van de onderdruktenwordt in de roman op een subtiele manier door allerlei details on-derstreept . Maar de formele erkenning van Triphons overstap naareen hem in wezen vijandige klasse doet zich voor op één van demeest dramatische momenten van het verhaal . Tijdens het doorPierken gevraagde onderhoud met meneer De Beule over arbeids-duurverkorting en loonsverhoging, richt De Beule zich eensklapswoedend tot zijn zoon : „Uit mijn uegen, nieweird ! voagebond ! gil-de plotseling, in een soort waanzinnigheidsvlaag meneer De Beuletot zijn zoon, alsof die medeplichtig was" (p . 317) . Een veelzeggendetekst. In de ogen van De Beule heeft Triphon zich gedeklasseerd enis hij een klasseloze geworden (een vagebond), net als de door hemontslagen Siedonie .In nog sterkere mate geldt het onblusbare en onvervulbare verlan-

gen naar een mooiere wereld voor de personages van Louis PaulBoon. Dat geldt voor „oscarke", voor „Johan Janssens" (Boonsmeest herkenbare afsplitsing), voor „tippetotje", voor „ondine" . Ikbeperk me tot één citaat uit De Kapellekensbaan : „ze droomde vast-geklemd te hangen aan de manen van een wildgeworden paard,wiens poten de modder van de kapellekensbaan opsmeten tot tegende hemel . .. en dat de spelende kinderen door de hoeven tot moeswerden geklopt, wat gaf het ?" (p. 56). Ondineke droomt van eenteugelloos burgerlijk leven . Boontje droomt van de volmaakteartistieke schepping zoals „valeer" droomt van zijn perpetuummobile .Niet alleen in De Kapellekensbaan maar ook in vroeger en later

werk is de al dan niet heimelijk gekoesterde droom van menig per-sonage een sleutelbegrip 25 . Het betreft meestal dromen van ge-blutste, moreel en fysiek gehavende dromers . Fundamenteel gaat het

(25) Over het aandeel van de „droom" in Boons werk schrijft o .m. Annie van denOever, Gelijk een kuip mortel die van een stelling valt . Over Louis Paul Boon en deKapellekensbaan, Uitgeverij Houtekiet, 1992 (2de druk), p . 39-48 .

38

Page 41: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

om drie soorten dromen . Het gaat bijvoorbeeld om een mentaleterugkeer naar een verleden vol kleine momentjes geluk, vergetel-heid. De gelukkige herinnering is een droom, zelfs voor nog jongekinderen die nauwelijks een verleden ter beschikking hebben, zoalsMarian in De voorstad groeit (1942) of Gaston en Roza in Vergetenstraat (1946) . In tweede instantie gaat het om voorstellingen van eenrechtvaardige, veredelde, kleinschalige samenleving zoals die ge-droomd wordt door de zachtzinnige anarchist Koelie in Vergetenstraat, of de kleine profeten van het socialisme (Jean en Albrik inDe voorstad groeit, Alfred in Vergeten straat) .De artistieke droom ten slotte is de hoogst denkbare vorm van

paradijselijk denken. Hij ligt ten grondslag aan De Kapellekensbaan,dat een poging is om de ultieme, het hele Leven insluitende romante schrijven. Maar ook in het overige werk van Boon doemen voort-durend gestalten op die in de kunst een strategie herkennen om degore alledaagsheid te overwinnen . Allerlei kunstenaars wandelendoor Boons oeuvre heen, vooral schrijvers en schilders, waarbij penen kwast in feite varianten zijn van dezelfde levenshouding . Wieschrijft, schildert en omgekeerd : die gedachte is ook letterlijk terugte vinden in het verhaal Uitleenbibliotheek (1950), waar Boon ze inhet hoofd legt van de schilder Morris, die ook in zijn eerste romanDe voorstad groeit als een rusteloze experimentator wordt voor-gesteld. Schilderen doen ook Bernard en Abel Gholaerts terwijl zelfsGuido, de zoon van fabrikant Mark in De voorstad groeit, alleen inhet schrijven een kans ziet om te overleven en zelfs dat lukt uitein-delijk niet .Menige bladzijde van Boons werk zindert van heimwee naar een

toekomst die er niet kan zijn, van een weemoedig besef dat het bijnaonbetamelijk en toch onvermijdelijk is te dromen van een schonerewereld. Elke droom spat uiteindelijk ook uiteen maar wordt vervan-gen door een andere op zijn beurt uiteen spattende droom . Boonschrijft over het verlangen naar het onverlangbare, over illusielozeen vergeefse verwachtingen . De ontkenning en de bevestiging vande droom leven in zijn werk broederlijk naast elkaar en houden el-kaar, paradoxaal genoeg, in leven . De Wispelaere vangt de grond-toon van Boons werk in de volgende formulering : „Het besef vande gelijktijdigheid der tegendelen stoelt op een levensfilosofie die be-kend staat als de romantische ironie . . . . Het is mijn overtuiging dat

39

Page 42: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

de levensbeschouwing van Louis Paul Boon geheel onder deze noe-mer kan worden gebracht, en dat zijn gehele oeuvre er de expressievan is" 26,

In de romans en verhalen van taalschap gaat het, geloof ik, nietzozeer om maatschappelijke marginaler als wel om burgerlijke figu-ren die op basis van een diepe ethische bewogenheid een eenzamestrijd leveren voor het behoud van hun authenticiteit maar daardoortot een zekere vorm van marginaliteit worden gedoemd . Heel watfiguren in Walschaps werk geven blijk van een principieel verzet te-gen maatschappelijke vooroordelen, ideologische twijfel, klerikaalen wereldlijk machtsmisbruik . taaldo (in Waldo,1928), Clara (in Defamilie Roothooft, 1939), Sibylle (in Sibylle, 1938), Denise (in Denise,1942), zuster Virgilia (in zuster Virgilia, 1951), Cel en Martine (inDe Francaise, 1957) streven een ideaal na dat, hoe verschillend tel-kens weer, toch altijd te maken heeft met een heel eigenzinnige zelf-verwezenlijking. Opvallend daarbij is dat deze figuren met een groteen vaak naïeve hardnekkigheid doorgaan en niet bereid zijn te schip-peren, zelfs als het „moreel programma" dat ze nastreven hunkrachten te boven gaat (zoals in De Francaise) .Het werk van Hugo Claus, dat zich als een virtuoze literaire her-

kneding van bijbelse, klassieke en zgn . natuur-mythen aandient, ver-toont op het eerste gezicht weinig binding met de hierbovenbeschreven problematiek . Toch gaat het, zoals Paul Claes overtui-gend heeft aangetoond 27 , in heel wat werk van Claus om perso-nages die een hellevaart ondernemen op zoek naar zichzelf .Psychisch en sociaal wankelmoedige figuren trachten zichzelf tetransformeren, te vervolledigen maar slagen daar hoogst zelden in .Dat is in elk geval zo voor Philip de Vogel in De hondsdagen (1952),voor de ontwrichte leraar De Rijckel in De verwondering (1962),voor Michel en Jaak in Het verlangen (1978) . Het zoeken naar de ei-gen identiteit voltrekt zich keer op keer in een spanningsveld waar-in de juiste verhouding tot de vader, de moeder, de geliefde moet

(26) Paul de Wispelaere, „Context en tekst van De bende van Jan de Lichte", in Debroek van Sartre, p. 99-100 . Zie ook Bert Vanheste, „Want uw vijand wie is dat". Mijnkleine oorlog : Louis Paul Boon als ongelovige dromer, Querido, 1989, p . 141 .

(27) Paul Claes, Claus-readings Manteau, Antwerpen, 1984, p. 33-47 („Claus in de on-derwereld") .

40

Page 43: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

worden bepaald . En dat lukt hoogst zelden . Het einde van de zoek-tocht is vaak een terugkeer naar het uitgangspunt of een overgaveaan de marginaliteit.Of de personages van Van den Broeck zonder meer aansluiting

kunnen vinden bij de bovenstaande idealisten-in-de-rand is ongetwij-feld een netelige vraag . Jan Debruycker in Groenten uit Balen (1972)lijkt zeker een pragmatisch idealisme aan te kleven, al geeft hij even-eens blijk van idealistisch irrealisme wanneer hij de groten der aardeaanschrijft . Een aantal figuren in het werk van Van den Broeckzijn inderdaad dromers : wensdromers en dagdromers. Zo'n wens-dromer is de ik-figuur uit zijn debuut De troonopvolger ook al : hijstelt zich voor hoe hij zijn vader zal ombrengen en doet het nogook. Maar vooral in zijn latere romans (Brief aan Boudewijn, 1980 ;Het beleg van Laken, 1985, enz.) bouwt hij de verlangde ontmoetingtussen het personage Walter van den Broeck en koning Boudewijnuit tot een bewogen en eindeloos uitgesponnen dagdroom 28 . Hetdagdroomkarakter wordt daarbij telkens in evenwicht gehoudendoor uitvoerige verwijzingen naar de sociale geschiedenis : de inter-ferentie tussen de subjectieve kroniek en het objectieve feitenrelaasschept een gevoel van gelijktijdigheid dat aan de kleine persoonlijkefeitjes de grootheid verleent die het aan de grote historische feitena.h.w. ontneemt. De dromers bij Van den Broeck lijken zich eenweg te graven in de brij van de geschiedenis, tegen de loop van defeiten in of aan de rand ervan .

Samengevat lijkt het mensbeeld waaraan in de Buysse-traditiegestalte wordt gegeven gekenmerkt door een opmerkelijke tweepo-ligheid. Het laat zich aanzien dat deze schrijvers naar gestalten heb-ben gezocht die de behoefte belichamen aan primaire lichamelijk-heid enerzijds en de drang naar sublimering anderzijds . Deze zo ka-rakteristieke tweespalt komt bovendien op exemplarische wijze totuiting in de vroege romans van Piet van Aken . In Het hart en de klok(1944), De duivel vaart in ons (1946) en Het begeren (1952) beeldt hijtelkens opnieuw de tweestrijd uit tussen mannelijke, driftmatigefiguren als Rudde, de Joker, Balten en vergeestelijkte, kwetsbare

(28) Jos Borré, Walter van den Broeck, Manteau, Antwerpen, 1985, p . 109.

4 1

Page 44: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

figuren als Lieven, Claude en Jep . Het gaat daarbij opvallend om deuitbeelding van een mannelijk mensbeeld dat zich weliswaar maarkan profileren op basis van een vrouwelijk wezen, dat eigenlijk kiestvoor de zachte, ingetogen mannelijkheid . Soms haalt de „geest" hetzoals in Het hart en de klok maar de dreiging van de man als„lichaam" blijft steeds nabij zoals overduidelijk uit de andere tweeromans blijkt .De hiervoor vastgestelde dualiteit van het individu behoort trou-

wens wezenlijk tot de verschijningsvorm van het Buyssiaanse mens-beeld in de reeks romans die met Sursum Corda! (1894) aanvangt enmet Daarna (1903) eindigt. Tot die merkwaardige conclusie althanskomt De Borchgrave in zijn recente, grondig gedocumenteerdestudie 29 . Wat dus wezenlijk is voor het mensbeeld in de vroegeBuysse, blijkt dat ook te zijn voor de auteurs die na hem de fakkelhebben overgenomen .

4.2. de maatschappelijke pool

In het werk van Cyriel Buysse wordt de „maatschappij" als eenaanvaarde en dus vaststaande hiërarchische structuur beschreven .Hoewel Buysse op diverse plaatsen allerlei vormen van onrecht enongerechtigheid signaleert, is er van een sociale tendens in de striktezin van het woord nauwelijks sprake . Terecht schrijft A . van Elslan-der dat er „in het uitgebreide oeuvre van Buysse geen sociale ten-dens, (maar) wel een sterke sociale bekommernis (is) aan tewijzen" 30 . Buysse stelt de maatschappelijke orde ten hoogste im-pliciet in vraag . Hij houdt geen pleidooi voor een radicale omwente-ling. Zelfs in zoals het was. . . (1921) loopt het experiment van destaking slechts uit op een hoogst minimale verbetering voor dewerknemers. Fundamenteel is er niets veranderd .

Buysse gelooft niet in de veranderbaarheid van de maatschappij alszulks niet gepaard gaat met een wezenlijke ommekeer van het indi-

(29) Christian de Borchgrave, „Cyriel Buysse en het saint-simonisme . Een ideeënhisto-rische studie van een aantal vroege werken", in Mededelingen van het Cyriel BuysseGenootschap VII, 1991, p. 72 e .v .(30) Ant . van Elslander, Cyriel Buysse. Uit zijn Leven en zijn Werk, I, p . 73 .

42

Page 45: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

vide. Vandaar dat hij het onvoldoende acht een bepaalde „leer" (bij-voorbeeld het socialisme) te prediken als finale oplossing . Als daargeen geestelijke verheffing of verdieping van het individu aan beant-woordt, lijkt elk politiek of syndicaal programma hem wezenloos .Van meet af aan beeldt Buysse de mens uit als een wezen dat voorde oplossing van zijn problemen een diepe gewetensstrijd moet voe-ren. De „bevrijding" van de mens ziet hij dan ook niet in de richtingvan een collectieve, maatschappelijke ommekeer maar als de inner-lijke ontvoogding van het individu . Ook dit aspect van Buyssesmensbeeld wordt sterk beklemtoond in de al eerder geciteerde stu-die van C . de Borchgrave : „Wij zijn in deze studie tot de bevindinggekomen dat Buysse op sociaal gebied veruit de voorkeur geeft aanindividuele actie, en dat hij meer in het algemeen de zelfstandigheidvan het menselijk wezen in een helder daglicht stelt . Hij gelooft wer-kelijk in het individu zelf, veel meer dan in de externe factoren diehet individu (kunnen) determineren" 31 .

De beklemtoning van de mens als individualistisch wezen en vanzijn onmacht in sociale of maatschappelijke zin, ligt, geloof ik, ookten grondslag aan het mensbeeld dat in het werk van de andereschrijvers opduikt . Dat is beslist zo voor het werk van Boon . Zowelin zijn vroege romans als in De Kapellekensbaan tekent hij socialistenen anarchisten van het eerste uur die niet bij machte zijn hun ideaaluit te dragen of maatschappelijk te realiseren . Dat lukt Jean enAlbrik niet in De voorstad groeit en Alfred evenmin in Vergetenstraat. De basis voor maatschappelijke voorspoed berust niet op eensociale leer maar op wat Hermine, in het spoor van Koelie, „het ge-luk van de enkeling" noemt 32 . En dat geluk is alsnog onbereikbaaromdat, zoals Koelie droef vaststelt, „de mens nog niet veel meer isdan een karikatuur van de mens, de voorloper van -de mens die ko-men moet" (Vergeten straat, p . 692) . Zolang de ethiek van het indivi-du niet op peil gebracht is, heeft het socialisme als „geluksleer vooriedereen" geen kans. Boons personages worden dan ook geken-merkt door een sterke dosis eenzelvigheid : zij blijken onbereikbaarvoor elkaar, slagen er niet in hun dromen aan elkaar kenbaar te

(31) Christian de Borchgrave, „Cyriel Buysse en het saint-simonisme", p. 77 .(32) Ik verwijs telkens naar de verzameluitgave van L .P . Boon, Het vroege werk, Uitge-

verij De Arbeiderspers, Amsterdam, 1978 (Vergeten straat, p . 695) .

43

Page 46: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

maken, communiceren veeleer met hun eigen dromen dan metelkaar. Er schuilt een aanzienlijke tragiek in hun gemeenschappelij-ke streven naar meer geluk, meer hemel op aarde en de daarmee ge-paard gaande onmacht dat streven in één concept, één recept tevatten .Ook in de romans van taalschap is het welslagen van de groep,

de lokale samenleving (vaak gaat het over een dorpsgemeenschap)ondergeschikt aan de reussite van de enkeling . Ook hier gaat geenleerstelsel of ideologie aan het functioneren van de gemeenschapvooraf. Thijs Glorieus, die na de dood van Let en zijn huwelijk metRoza, het dorp voorspoed brengt, wordt op een bepaald ogenblikgevraagd naar zijn inspiratie, naar het „systeem" dat hij navolgt .„Maar hij kan het geen naam geven, hij heeft geen systeem, hij is demens van goede wil, een zuiver instinct" (Een mens van goede wilin Verzameld Werk, deel 2, p. 308). Maar ook in ander werk schepttaalschap personages voor wie de maatschappelijke wetten en plich-ten door de personages worden verfoeid of genegeerd .Dat geldt overigens ook voor de figuren bij Van Aken en Hugo

Claus. Net als Jan en Jacob Houtekiet stellen personages als Steen-klamp (Het hart en de klok, De duivel vaart in ons en Balten Reusens(Het begeren zelf de wet. Zij functioneren maatschappelijk in de ma-te dat het groepsbelang samenvalt met hun individuele verlangens ofbestrevingen. Zo beslist Balten zich in te zetten voor de belangenvan de „broeders" (kleistekers) en zich bij hun protestactie aan tesluiten op basis van wat het hem aan voordeel oplevert in verhou-ding tot Marie . In de al eerder vermelde roman van Claus, Het ver-langen, lijken rust en geluk voor Jaak maar mogelijk als hij zich, nazijn Amerikaans avontuur, aan de dominantie van de groep (gesym-boliseerd door het café de Eenhoorn) onttrekt 33 . Personages diezich om opportunistische redenen aan een bepaalde ,,groepsideolo-gie" conformeren, zoals Louis Seynaeves ouders en zijn vroegerevriend Vlieghe in Het verdriet van België, worden steevast op hetmisprijzen van de verteller vergast .

44

(33) Zie ook Paul Claes, Claus-reading p . 46 .

Page 47: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Tussen individu en maatschappij heerst een onverzoenbare tegen-stelling en precies die onverzoenbaarheid beheerst het spannings-veld waarbinnen de personages van de hier besproken auteurs optre-den. De maatschappij wordt hier opgevat als een „gegeven", vaakgeïmpliceerde orde waarvan de sociale verhoudingen nu eenmaalvastliggen . Het betreft een overgeleverde, op tradities gebaseerdesamenleving. De auteurs die tot de Buysse-lijn kunnen wordengerekend beschrijven de kloof tussen een of andere individualisti-sche ethiek en het cynisme van een samenleving die alleen zichzelfbestendigt. De klemtoon komt daarbij overduidelijk te liggen op dewaarde van het individuele personage .

Toch zijn er bij de diverse auteurs ook teksten aan te wijzen waar-in een tijdelijke harmonie tussen individu en samenleving wordtgerealiseerd. Zo heeft Cyriel Buysse in een beperkt aantal romansen verhalen een van het gangbare dorpsleven afgescheiden gemeen-schap getekend in het milieu van de zijstraat . De Zijstraat wordt be-volkt met sterke, buiten wet en orde levende figuren, vrijbuiters dieeen eigen organisatie vormen, een heuse „vierde" wereld . Buysse be-schrijft de zijstraat als een gesloten wereld die zich, wars van elkburgerlijk fatsoen, op basis van eigengereide normen in stand trachtte houden. Dit aan de „gewone" maatschappij vijandige milieu ver-schijnt, zoals bekend, in Het recht van de sterkste (1893) . Het duiktechter opnieuw op in Schoppenhoer (1898) als de wijkplaats waar Do-mien en Jan Foncke hun dierlijke aanleg ten volle kunnen botvie-ren. De Zijstraat verschijnt bovendien nogmaals als de verblijfplaatsvan een „bedelaarsbende" onder leiding van het „kinnesidderende"Peetje Raes in de schets „Het hofje" (in de bundel In de natuur(1905)). Het laatste verhaal beschrijft hoe de landloperskliek dooreen liefdadigheidsactie van meneer en mevrouw Christiaens-DeMaertelaere haar bestaansreden wordt ontnomen. Ook de latere (?)verhalen, „Donder de Beul" (V 1V., deel 5, p.1129) en „De dood vanDonder de Beul" (opgenomen in Kerels (1927), V.W., deel 5, p. 954)roepen de Zijstraat heel scherp weer tot leven . De afstandelijkheidwaarmee Buysse dit milieu benadert in zijn romans, heeft in zijn(latere) verhalen plaats gemaakt voor een gevoel van medeleven,waar de ik-verteller overigens ongegeneerd voor uitkomt .

Al is het motief voor de afzondering uiteraard van een heel andereaard, ook in „De 'republiek' Oelegem" (in de bundel Uit de bron,

45

Page 48: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

1922) beschrijft Buysse Oelegem als „een verafgezonderd en verlo-ren gehucht" waarvan de bewoners „onder zichzelf een soort plaat-selijk bestuur (hadden) opgericht" (Verzameld Werk, deel 5, p. 535) .Ook hier heersen onwettigheid, solidariteit en houden de bewonerszich in leven door te stropen . Oelegem wordt voorgesteld als eenvan de wereld afgegrendeld oord dat in menig opzicht aan de zo be-faamde „Zijstraat" herinnert .Er is niet bepaald veel verbeelding voor nodig om in de respectie-

ve oeuvres van Walschap en Boon min of meer verwante eigenzinni-ge samenlevingen aan te treffen . In de laatste hoofdstukken van Eenmens van goede wil groeit Thijs Glorieus onmiskenbaar uit tot eensoort voorloper van Jan Houtekiet . Hij is verantwoordelijk voorhet voorspoedige regime van het dorp, dat hij omvormt tot „een be-tere wereld" ( Verzameld Werk, deel 2, p . 311). Die betere wereldgeeft Walschap definitief gestalte in zijn beruchtste boek, Houtekiet(1939). Die roman verhaalt hoe een „natuurlijke oermens" een„plek eelt op de malse bloeiende aarde" ( Verzameld Werk, deel 2,p. 603) omzet tot wat Anne Marie Musschoot noemt „een nieuwegemeenschap op anarchistische grondslag" 34 . Het is bekend hoeWalschap door de idee van een heidens utopia blijvend werd aan-gestoken : veel later schrijft hij met Nieuw Deps (1961) een uitvoerigvervolg op zijn meest vitalistische roman . Net als in het Zijstraat-milieu van Buysse lijkt de maatschappelijke coherentie waarvanDeps en Nieuw Deps blijk geven gebaseerd op de bijna angstwek-kende slagkracht van de mannelijke leidersfiguur . Of, om het popu-lairder uit te drukken, op een niet te miskennen „recht van desterkste" .Musschoots verwijzing naar het anarchisme roept ongetwijfeld

Boons kroniek van de Zwarte Hand voor de geest (De zwarte Handof het anarchisme van de negentiende eeuw in het industriestadje Aalst(1976)) maar vooral de utopische bestrevingen waaraan Jan de Lich-te en Koelie gestalte geven in Boons oeuvre . Hoewel Jan de Lichtezich, zoals gezegd, niet alleen beroept op zijn imponerende fysiekekracht, is het toch zijn prestige dat een gemeenschap weet te bezie-len, naast en tegen de gangbare achttiende-eeuwse ordening in .

(34) Anne Marie Musschoot, Inleiding tot Verzameld Werk van Walschap, deel 2,Manteau, Antwerpen/Amsterdam, 1989, p . 16.

46

Page 49: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Ongetwijfeld heeft Boon zijn utopische droom het meest uit-gesproken uitgebeeld in Vergeten straat (1946) . Binnen de enge ruim-te van deze afgesneden straat tracht Koelie een volkomen op zichstaande mini-samenleving in leven te houden . Maar de gebreken dienu eenmaal menselijk zijn hollen zijn droom uit . Op het einde vanhet verhaal „moet hij in zijn onmacht erkennen dat hij niets in han-den heeft genomen en gekoesterd, dat hij niets gebouwd heeft ; maardat alles, buiten hem om, uit zichzelf gegroeid is" (p. 760) . Wanneerde „vergeten straat" weer wordt verbonden met de buitenwerelddoet de als vijandig afgezworen maatschappij weer haar intrede . Alsde „paster", de „facteur" en de „politie" (als de symbolen van hétsysteem) hun intrede doen, houdt de vrijheidsdroom finaal op .Hoewel hiermee het laatste woord gevallen lijkt over de utopische

gemeenschappen heeft met name Piet van Aken in de oervaderSteenklamp een figuur geschapen die net als Houtekiet vorm geeftaan een gesloten, legendarische ontginning (zie Het hart en de klok,Heideland-uitgave van 1968, p. 24-5) . Deze roman is trouwens hetrelaas van hoe de afstammelinge Roza op zoek gaat naar de mythi-sche grondslagen van het Steenhof, dat het hart zal vormen van eengesloten, door steenbakkers beheerste wereld . Ook in zijn volgenderoman, De duivel vaart in ons (1946) keert Steenklamp terug als deoerkracht die de kleistreek tot ontplooiing brengt . Overigens lijkthet mij verdedigbaar om het door Van Aken in kaart gebrachteRupelgebied te beschouwen als een „enclave" die aan eigen regelsbeantwoordt en weinig opheeft met de officieel geldende normeninzake maatschappelijke ordening . Dat laatste wordt, geloof ik, on-der meer aangetoond door Van Akens herhaalde beschrijving vande initiatierituelen die alleen in de kleistreek gelden . Ik denk daarbijin eerste instantie aan het sublieme Klinkaagt (1954), maar ook aanzijn comeback-roman, Dood getij (1979), een roman die trouwenskan beschouwd worden als een verdere uitwerking van andereinitiatie-verhalen, namelijk Grut en De mooie zomer van 40 (1966) .Wat moet men aan met auteurs als Hugo Claus en Walter van den

Broeck in dit verband? Claus heeft zich geen ,,utopia" gecreëerd zo-als de anderen dat wel hebben gedaan. Behalve in De Metsiers (1950),waarin hij een door vreemde spanningen beheerste, afgegrendeldewereld beschrijft, heeft hij zich telkens opnieuw aan nieuwe uitda-gingen overgegeven . En dat kan beslist ook worden gezegd van Wal-

47

Page 50: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

ter van den Broeck . Toch heeft deze auteur ten minste één romangeschreven waarin het heimwee naar het verloren „paradijs", de ver-loren „oer-kreativiteit" zijn schrijverschap heeft gemotiveerd . Metname in Brief aan Boudewijn (1980) heeft Van den Broeck zijn be-zorgdheid om de eigen leefgewoontes en de daarmee gepaard gaandeauthenticiteit beschreven . Zijn tocht door de straten van Olenwordt onderbouwd door een niet mis te verstaan verlangen naar wathij op de laatste bladzijde „een authentiek cité-wij" (p. 237) noemt .Hij beschrijft de Olense cité als een geografische ruimte met eeneigen, onvervangbare mentaliteit . De cité als helaas door een nieuwe„gelijkheid" vernielde, op zich functionerende wijkplaats . Als hetware vaderland van de figuren die in zijn roman worden getekend .Of zoals de ik(wij)-verteller getuigt : „Verder reikt ons vermogenniet om een ruimte mentaal te overkoepelen" (p. 233) .

5 . Traditie-bewustheid bij de auteurs zelf

Bij dit alles kan uiteraard de vraag gesteld worden in welke matede hier behandelde schrijvers zich zelf bewust plaatsen in de (een?)traditie die bij Buysse aanvangt . Hoewel het antwoord op die vraagniets wezenlijks afdoet of toevoegt aan de hiervoor beschrevenparallellen en raakvlakken, lijkt het me aardig ook hun stem te latenklinken .Dat Cyriel Buysse aan de Vlaamse letteren een opmerkelijk nieuw

elan heeft gegeven is in elk geval Gerard Walschap niet ontgaan . Hetvolstaat om er diens Voorpostgevechten (1943) op na te lezen . In ditmet de nodige gloed geschreven beschouwend document zet Wal-schap in extenso zijn literaire opvattingen uiteen . Op meer dan eenplaats refereert hij uitvoerig aan Cyriel Buysse, „een romanschrijvervan groot formaat . .. die in Vlaanderen een beroemde onbekende isgebleven". Niet weinig lof zwaait hij het werk van Buysse toe wan-neer hij het „literair de beste romankunst van modern Vlaanderen"noemt 35,

(35) Gerard Walschap, Voorpostgevechten, in Verzameld Werk, deel 3, Manteau, Ant-werpen, 1990, p . 269 (eerste citaat), p. 304-5 (tweede citaat). Verder ook op p. 283 .

48

Page 51: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Hetzelfde kan, geloof ik, niet van Louis Paul Boon worden be-weerd. Hoewel Boon het werk van Buysse uiteraard kent, gebiedtde eerlijkheid toe te geven dat hij niet altijd met veel lof over zijnvoorganger heeft „gesproken" 36. Toch zijn er sporen van zijnBuysse-lectuur aan te treffen in zijn „stukjes" . Zo karakteriseert hijin Verscheurd jeugdportret (De Arbeiderspers, 1975) zijn grootvaderLowie als een figuur die in een roman van Cyriel Buysse niet zoumisstaan (p . 14) .De zo indrukwekkende verschijning van Boon waaraan een

figuur als Willem Elsschot niet vreemd is 3' - heeft gemaakt dathijzelf is uitgegroeid tot het referentiepunt van een andere, formeelvernieuwde traditie in de Zuidnederlandse letteren . De al eerder ge-citeerde Monika van Paemel is daar, geloof ik, het beste voorbeeldvan. Haar roman De vermaledijde vaders (1985) opent met een knip-oog naar de „begintekst" van Boons De Kapellekensbaan en o.m .daardoor plaatst ze zich bewust in de Boon-traditie . Dat Monikavan Paemel haar streekgenoot Buysse daarbij heeft ingeruild voorBoon 38 , blijkt op een symbolische manier uit het (ironische?)Buysse-portret midden in het relaas van de oorlogsgruwelen teVinkt : „Nevele. Van nu af kan ze met gesloten ogen haar weg vin-den. Is wel nodig ook . Zicht beperkt tot tien meter . Smalle wegen,diepe sloten. Geboortehuis van Cyriel Buysse . Onze Zola! Ver-kocht aan een kippenfokker. Bronzen plaket naast de deur . Cyrielen zijn automobiel . Op zijn sterfbed geadeld . Papieren baron . Koosals devies : „In d'hope van vrede" . Een café. Verblekende naam vande zusters Loveling boven een garage . De Tantes. Nevelre nachte-

(36) Zie o .m. het commentaar van A .M. Musschoot naar aanleiding van het stukje„Opruimen" in Boontjes 1961(Houtekiet, 1989, p . 340) in Mededelingen van het CyrielBuysse Genootschap VI, 1990, p . 126-7. Vgl. met wat Boon zelf „zegt' in het Louis PaulBoonboek, samengesteld door Herwig Leus & Julien Weverbergh, Manteau, Antwer-pen/Amsterdam, 1981, p. 10 en „schrijft" in Louis Paul Boon, Geniaal.. . maar met tekorte beentjes. Essays en polemieken . Verzameld en van een nawoord voorzien doorHerwig Leus. Met aantekeningen van Boontje, De Arbeiderspers, 1969, p . 26, p . 28, p . 40 .

(37) Zoals voldoende blijkt uit de briefwisseling tussen Elsschot en Boon (Als een on-weder bij zomerda& Querido, Amsterdam, 1989) en uit het „boontje" van vrijdag1/6/1962 (Boontjes 1962, Houtekiet,1992, p.169-71), later in gewijzigde vorm ook opge-nomen in Verscheurd jeugdportret (p. 174-5) .(38) Ik verwijs nogmaals naar het Van Paemel-citaat dat in de „aanhef" van de tekst

is opgenomen (zie voetnoot 4 hierboven, p . 24) .

49

Page 52: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

galen. Vlaamse Bront's. Je doet maar" (De vermaledijde vaders,Meulenhoff, vierde druk, p . 258) .Ook Walter van den Broeck wordt bij voorkeur in verband ge-

bracht met Boon, en niet met Buysse, zelf heeft Van den Broeckherhaaldelijk protest aangetekend tegen die koppeling . In een diep-gaand interview met Hugo Bousset wijst hij op een fundamenteelonderscheid . „En het grote verschil met Boon is, dat hij fundamen-teel pessimistisch was . Ik niet. Mogelijk ben ook ik een teder anar-chist, maar een ontgoocheld maatschappijcriticus ben ik beslistniet" 39 .Overigens geeft Van den Broeck wel degelijk blijk van zijn grote

waardering voor Buysse en diens literaire pioniersrol in Aantekenin-gen van een Stambewaarder (1977) . Hij schrijft er Buysse niet alleen„een korrigerende realistische kijk" (p . 22) toe maar wijdt boven-dien een ontroerende bladzijde aan Buysses emigrantenroman Tweewerelden (1931) . Hij schrijft : „Buysse paart een scherpzinnige psy-chologische tekening en een levendige milieuschildering aan een rea-lisme, dat de oorzakelijke samenhang van het maatschappelijkkompleks geduldig ontmaskert . Door Vlaanderen tegen Amerikauit te spelen komt de lezer aan de weet hoe de wereld in elkaarsteekt" (p . 100-101) . Wat Van den Broeck hier betoogt over Buyssesroman gaat in wezen ook op voor zijn eigen boek. Ook hij bedientzich van een bepaalde vorm van comparatisme om te laten aanvoe-len hoe de wereld in elkaar steekt .Uit het (essayistisch) werk van Van Aken en Hugo Claus zijn mij

geen expliciete verwijzingen naar of beschouwingen over Buyssebekend .

6. Een conclusie en een toemaatje

Conclusies zijn over het algemeen voorlopig en onvolledig . Datgeldt ook voor wat nu volgt. Een ervan zou kunnen luiden dat deBuysse-traditie beslist een minder enkelvoudig geheel vormt danover het algemeen wordt aangenomen . Naast een „naturalistische"

(39) Hugo Bousset, „Helder schrijven van een ik", in Schrijven aan een opus, Manteau,1982, p . 100 .

50

Page 53: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

lijn blijkt ook een zekere idealiserende tendens de hiervoor bespro-ken auteurs met elkaar te verbinden . De klemtoon ligt daarbij opeen mensbeeld dat door een onverbiddelijk individualisme wordt ge-kenmerkt. Dat „individualisme" heeft niet zelden vitalistische trek-ken maar wordt even vaak belichaamd door „kwetsbare" figurendie tegen een af andere vorm van marginaliteit in het geweer komen .Een en ander leidt onvermijdelijk tot een regelrechte confrontatiemet de maatschappelijke orde . Slechts in één geval gaan individu enmaatschappij vrij harmonisch samen, met name wanneer het maat-schappelijk gebeuren samenvalt met anti-maatschappelijke groeps-vorming onder de leiding van een hyperbolische mannelijke figuur .Daarenboven vormt ook het „literaire" taalgebruik ongetwijfeld

een belangrijk aanknopingspunt, al zorgt de formele verscheiden-heid van de hier besproken auteurs ervoor dat ze niet altijd evenmakkelijk als de literaire erfgenamen van Buysse te herkennen zijn .Dat geldt met name zeker voor het werk van Hugo Claus, waarvanhet allusieve karakter altijd weer tot nieuwe benaderingen uitnodigt .

Hoe dan ook, de Buysse-traditie is een aantoonbare realiteit, waar-van niet kan worden ontkend dat zij voor een aanzienlijk deel hetaanschijn van de Zuidnederlandse letteren heeft helpen bepalen . Datblijkt ten overvloede ook uit het werk van „jonge" Vlaamse schrij-vers. Guido van Heulendonks debuutroman, Hoogtevrees (Bruna &Zoon, 1985) lijkt mij in dit verband het opmerkelijkste voorbeeld .Op dat boek wens ik dan ook nog even in te gaan . Bij wijze van toe-maatje .Het boek van Van Heulendonk is zonder twijfel op te vatten als

een literaire poging om een streep te trekken onder het naturalismein de trant van Het recht van de sterkste 40 . Het hoofdpersonage,de werkloze, onfortuinlijke Eduard Bottelaar, neemt zich voor vol-gens het klassieke naturalistische recept een roman te schrijven . Hijzoekt zijn werkgenoot Tranne als model te gebruiken om een por-tret te realiseren dat aan Buysses Reus Balduk herinnert . Maar dewerkelijkheid plooit zich allerminst naar zijn literaire intenties. Eenbezoek aan Trannes vrouw in de Kerkstraat naar het voorbeeld

(40) Filip Rogiers, „Een wereld tussen schijn en werkelijkheid", in Guido van Heulen-donk. Zelfportret & documentatie, Houtekiet, 1990, p . 8 .

5 1

Page 54: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

van Buysses Zijstraat (p . 28) lijkt hem aanvankelijk het nodigemateriaal (verkrachting, sociale ellende) aan te reiken . Tot Trannesstuderende dochter Marion op de proppen komt en Bottelaar tot hetinzicht moet komen dat een negentiende-eeuwse literaire theorievoor deze eeuw niet meer opgaat . „Zou Buysse ooit universiteitsstu-denten hebben ontmoet tijdens zijn verkenningstochten door deNevelse sloppen? De twintigste eeuw lijkt mij plots oneindig veelgecompliceerder dan de negentiende" (p. 97) . In een brief aan Made-leine, die boven hem een flat betrekt op de Kapelberg, bekent hij„Mijn Braeckveldt-creatie was een karikatuur geworden, verminktdoor wat ik altijd zo rabiaat in anderen had aangeklaagd : het voor-oordeel" (p. 108) .Toch is deze roman meer dan alleen maar een afrekening met wat

voor het Buyssiaanse naturalisme wordt gehouden. Hoewel Buyssesnaam of die van zijn geesteskind Reus Balduk herhaaldelijk valt(p. 16, p . 28, p. 97, p . 101), is de roman ook een poging om zich teintegreren in een bredere literaire bedding . Alleen al de voornaamis een aanwijzing in die richting : „Eduard" herinnert aan persona-ges van Buysse, maar ook aan Multatuli en aan Van Oudshoorn (bij-voorbeeld als hoofdpersonage van de roman Louteringen, 1916) .Daarenboven zijn er talrijke verwijzingen naar het proza van o.a.Multatuli (de openingszin alleen al), L.P. Boon en W. Elsschot. Het„lokale" miserabilisme van de „Kapellekensbaan" heeft hier plaatsgeruimd voor de internationale miserie van de „Kapelberg" . Het isniet toevallig dat zich daar de uit Opper-Volta afkomstige Asare, ge-trouwd met de sociologe Madeleine, komt vestigen . In het spoorvan de beeldenstormer Multatuli neemt Bottelaar het op voor de un-derdog : „En ik heb het heel mijn leven erg voor de underdog ge-had." (p. 46). Wat de personages van Elsschot niet lukt (namelijkuitbreken uit het keurslijf van een burgerlijk bestaan), lukt hem wel(er is zijn opgebroken huwelijk, hij heeft een avontuurtje met decaféhoudster Margot en walgt bepaald van de zelfgenoegzaamheidvan zijn vroegere, nu gesettelde studiegenoten) . Maar de prijs die hijervoor betaalt is hoog. Zijn drang om in overleg met Madeleine eensociologisch verantwoord beeld van het Kerkstraatmilieu te teke-nen, wordt door de werkelijkheid zelf overhoop gehaald . Hij komtterecht aan de zelfkant van een maatschappij die hem met lege han-den aan zijn lot overlaat. Een verhaaleinde dat bepaald door Buyssezelf had kunnen bedacht zijn .

52

Page 55: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

DE LITERAIRE VOOROUDERS VAN CYRIEL BUYSSE

door

A. van Elslander

Buysses literair debuut

Vooraleer te spreken over de literaire „voorouders" van CyrielBuysse zoals aangekondigd, wil ik het eerst even hebben over Buys-ses literair debuut .Volgens een vroegere, inmiddels achterhaalde versie zou dit bij

zijn terugkeer van zijn eerste reis naar Amerika moeten wordengesitueerd . Zo ook nog in het bekende, trouwens voortreffelijkeessay van Achilles Mussche 1 .

Zoon van een industrieel, zelf opgeleid tot nijveraar, op vijf en twintig-jarigen ouderdom voor zaken naar Amerika gezonden : dat is het beginvan Buysse's litteraire loopbaan - en het klinkt zoo nuchter, zoo zake-lijk, zoo Amerikaansch als 't maar kan . Tot op dat oogenblik heeft hijnog geen regel op papier gebracht, denkt misschien niet aan literatuurgeen spoor van jeugdzonden, van ongeduld, van ijdelheid . Maar ginderver, aan den overkant van den Oceaan, gebeurt iets ongelooflijke : diengezonden, stoeren kerel brandt het heimwee aan het hart . De bandenvan 't bloed, die Buysse zoo onverbrekelijk-sterk zijn heele leven langzullen vastleggen aan de Leie-streek, daarginder zijn ze vastgeknooptgeworden. Zoo wordt aan hem de aloude wijsheid gerealiseerd, dat eenmensch ver moet gaan om zich zelven te vinden . Dat heimwee drijfthem terug en op de boot van Amerika naar Europa krabbelt hij zijneerste novelle : en het is, dadelijk reeds, een evocatie van de menschenuit zijn land. Het klinkt en het ontwikkelt zich onhandig nog, maar deaandrift tot een dergelijke schriftuur vind ik ongemeen ontroerend enzelfs grootsch, zoo hemelever af van de gewone eng-artistieke bedoelin-gen. Buysse is tot de schepping van zijn werk gekomen niet langs denweg van de literatuur en wel het allerminst door den wellust van het

(1) Achilles Mussche, Cyriel Buysse. Een studie. Metportret en bandversiering door FransMasereel, Gent, Van Rysselberghe & Rombaut, 1929, p . 53-55 .

53

Page 56: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

54

woord, maar langs het pad van het leven zelf . Wat hem den eerstenstoot gegeven heeft, het was de hartepijn om de scheiding en deeenzaamheid, het was vooral het zielsverlangen om daar middenin dewateren van den oceaan zijn stukje van Vlaanderen als het ware te be-zweren. Kunst van bannelingen en uitwijkelingen doet mij altijd weerdenken aan de oorspronkelijke magische werkingen der kunst . Heim-wee doet Buysse grijpen naar het woord, en dat heimwee, dunkt me,geeft den eersten grondtoon aan van wat volgt .

We weten thans beter : Cyriel Buysse werd in de herfst van 1886inderdaad door zijn vader naar Amerika gestuurd . Hij was toen netzevenentwintig - en niet vijfentwintig - geworden. Wat hier ech-ter ook van zij, Buysses literair debuur valt in ieder geval zeker vóórzijn vertrek naar Amerika. Van 5 september tot 10 oktober 1885verschijnt zijn novelle „Het Erfdeel van Onkel Baptiste" als feuille-ton in het liberale Gentse weekblad Het Volksbelang en enkelemaanden later wordt de schets „Broeder en Zuster" in het tijdschriftNederlandsch Museum opgenomen, aldaar weldra gevolgd door„Guustje en Zieneken", onderaan gedagtekend „Nevele, februari1887" - Buysse is dan net terug uit Amerika - en nog hetzelfdejaar te Gent bij Ad . Hoste als afzonderlijke publikatie (over)ge-drukt. En dan is daar nog het meer clandestiene debuut met degeautografeerde Verslagen van de Gemeenteraad van Nevele(januari-juni 1885) .We hebben bovendien het vermoeden dat de literaire activiteit

van Buysse al van veel vroeger dagtekent . Er is het getuigenis vanzijn negen jaar jongere zuster Alice, aangehaald door Louis Frede-ricq in zijn Notes sur la Famille Fredericq-Beaucarne (1940) . Volgenshaar zou tante Virginie (Loveling), toen ze nog klein waren, onderde kinderen Buysse een soort literaire wedstrijd georganiseerdhebben, die vanzelfsprekend door Cyriel werd gewonnen. Ik citeerverder letterlijk :

Il était d'ailleurs encouragé dans ses essais par Maman, qui ne partageaitpas la répugnance qu'éprouvait son man i á avoir un fils écrivain . . .'Cyrille sera f abricant de chicorée et non un inutile f aiseur de livres !'avait décidé mon père . Comme vette volonté était ferme et violente,Cyrille devait krire en cachette . Je me souviens qu'étant jeune fille, j'aiplus d'une fois fait le guet aprés le souper, quand Cyrille partait au fonddu jardin lire son manuscrit á Maman á la lueur d'une lampe d'&urie,pendant que mon père sommeillait dans son fauteuil ! (p. 49) .

Page 57: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Een treffend toneeltje : Cyriel, die na het avondmaal, terwijl zijnvader in een zetel zit te sluimeren, diep in de tuin trekt en er bij hetlicht van een stallantaarn uit zijn manuscript aan zijn literair geïnte-resseerde moeder voorleest, terwijl zijn jongere zuster Alice op deuitkijk staat. Een moeilijk dateerbaar tafereeltje echter, aangezienwe niet weten hoe oud de jonge Alice toen was .Wel blijkt uit een brief van Paul Fredericq aan zijn vader van

10 december 1880, dat de toen eenentwintigjarige Buysse al eenverwoed Zola-lezer was . Ten slotte is daar de datering die voorkomtaan het slot van een vroege roman van Buysse, waarvan enkel deslotbladzijden bewaard zijn. P.H.S. van Vreckem heeft in zijnbekende studie De invloed van het Franse naturalisme in het werkvan Cyriel Buysse (1968) dit manuscript, thans nog in het bezit vanAntoine Janssens te Nevele, gekend en besproken . Hij leest alsdatum „januari 1886" . Wie deze datering aandachtig bekijkt, komtechter tot de conclusie dat evengoed „januari 1881" kan gelezenworden. Buysse schreef nl . eerst 1880 en corrigeerde daarna tot1881, wat eveneens als 1886 zou kunnen gelezen worden 2 .

Dat Buysse al vrij vroeg literaire ambities zou hebben gehad, komtook niet zo verwonderlijk voor als we bedenken dat hij geborenwordt in een familie met een literaire traditie . Die neemt al eenaanvang met zijn overgrootvader langs moederszijde, EmmanuelComparé, de vader van Marie Comparé, de moeder van Buyssestantes Rosalie en Virginie Loveling en van zijn eigen moeder,Pauline Loveling, in 1858 gehuwd met Louis Buysse, die zijn oudstezoon zag als zijn opvolger in de fabriek die hij had opgericht en toteen betrekkelijk bloeiende onderneming had weten te brengen. Deliteraire voorouders zullen we dan ook niet aan vaderskant maar aanmoederszijde moeten zoeken .Dat betekent vanzelfsprekend niet dat wat we de Buysse-tak zou-

den willen noemen van minder allooi zou zijn en dat die geen aanlegof belangstelling zou hebben gehad voor de culturele sector . Zoweten we bijvoorbeeld dat Louis Buysse, die wordt voorgesteld alsiemand met een moeilijk karakter, autoritair en nuchter aangelegd,

(2) Zie thans ook A.M. Musschoot, „De Nevelse handschriften van Cyriel Buysse",in Literatuur. Tijdschrift over Nederlandse Letterkunde, 8ste jg ., nr . 6 (november--december 1991), pp. 354-355 .

55

Page 58: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

een zekere muzikale begaafdheid heeft gehad, wat o .m. tot uitingkwam in het bespelen van een instrument, nl. de klarinet. Met hetoog daarop ging hij in zijn jeugd zelfs tweemaal per week van Neve-le te voet naar Gent om er lessen te volgen aan het conservatorium .Eenzelfde aanleg treffen we ook aan bij zijn zoon Arthur, die piano-lessen aan datzelfde conservatorium heeft gevolgd en die cellospeelde .Vader Buysse was echter in de eerste plaats een zakenman, die het

van schoenmaker tot een welgesteld industrieel had weten te bren-gen en zijn cichoreifabriek had uitgebreid tot een olieslagerij en totde fabrikatie van stijfsel : hij wordt in de geboorteaks van zijn zoonCyriel „amaldonk-fabricant" genoemd . Zijn twee jaar jongere broerAugust, pas in 1920 te Gent overleden, bracht het in dat opzicht nogheel wat verder, nl. tot een echte textielbaron, de oprichter van watlater de „Société anonyme Filature et Tissage Baertsoen & Buysse"zou worden genoemd, evenals van de „Tissage de Waarschoot", metdaarnaast nog tal van andere administratieve functies . Door zijngrotere sociale opgang en zijn tweede huwelijk met een Waalse, wasde familie van August Buysse ook meer verfranst . Hij had ooknauwere attaches met de liberale partij dan zijn broer Louis, die zichna de schoolstrijd te Nevele als liberaal schepen had teruggetrokken .

Emmanuel Comparé

Bovenaan de summiere stamboom van de familie Fredericq-Loveling staat de naam van Emmanuel Comparé . Hij heeft in deliteraire overzichten en biografische lexica weinig sporen nagelaten .In het Biografisch Woordenboek der Noord- en ZuidnederlandscheLetterkunde van Frederiks en Van den Branden vernemen we dat hijeen Vlaams dichter was, geboren te Nevele, waar hij gedurende vijf-tig jaren een linnenhandel dreef en waar hij in 1836 overleed . Zijndochter werd de moeder van de dichteressen Rosalie en VirginieLoveling - op zichzelf al een verdienste . In het Biografisch Woorden-boek lezen we verder dat hij de auteur was van liederen en gelegen-heidsstukjes, „waarvan eenige het licht zagen in verschillendebladeren", een bewering die we zo maar niet voor onze rekeningzouden durven nemen.

56

Page 59: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

In feite zijn onze gegevens over de literaire activiteit van Emma-nuel Comparé in hoofdzaak afkomstig van een door hem in zijnhoedanigheid van secretaris geschreven Register Dienende voor tgeselschap van Eendracht geerigeert binnen de Commune van Neveleden derden paeschdag 1791, vereniging waarvan de werkzaamhedenophouden einde juni 1827 met het ontslag van president LouisMinne. Vermoedelijk is de „Eendracht" van het gezelschap teloor-gegaan in de politieke tegenstellingen die zouden leiden tot derevolutie van 1830 .Het register, dat thans in de Gentse Universiteitsbibliotheek

wordt bewaard, bevat de namen van de leden van het gezelschap,blijkbaar geen rederijkerskamer of toneelvereniging - als activiteitis enkel sprake van het bolspel - volgens de grondregels of Consti-tutie van 1792 opgericht „om de seden en honorabele gedrag in desamenleving te bevoordeelen" en „om soe vele mogelyk alle dedeugdsaemste menschen te verzaemelen" .Het register bevat ook Resoluties en Processen Verbaal, de

teksten van de toespraken uitgesproken door de secretaris (Emma-nuel Comparé) en de presidenten, verder lofdichten, veelal inalexandrijnen, en liederen, dat alles meestal van de hand vanEmmanuel Comparé, die ook wel de auteur zal zijn van de biogra-fieën van de overleden confreers, zo bijvoorbeeld die van zijn (eigen)schoonzoon Jacques Fredericq, de eerste echtgenoot van zijn eigenedochter Marie Comparé .Zet Emmanuel Comparé de literaire traditie van de familie in, hij

heeft haar ook de voor haar zo typische liberale kleur meegegeven .Paul Fredericq weet in zijn Gedenkschriften 3 over hem te vertel-len dat hij in zijn jeugd - hij was te Nevele geboren in 1750tijdens de Brabantse Omwenteling, een „vijg" was geweest, „dat iseen voorstander van keizer Jozef II en van zijn vrijzinnige hervor-mingen" en in zijn oude dag, in 't jaar Dertig, een orangist, dat is,ik citeer Paul Fredericq „een warm aanhanger van den Koning derNederlanden, wiens regeering zooveel zegen over België had ge-bracht en met zooveel ondank werd betaald". Paul Fredericgs vaderCesar, zoon uit het eerste huwelijk van Marie Comparé, had hemverteld „dat hij als kind met zijnen grootvader dikwijls in den

(3) UBG, Hs. 3706.

57

Page 60: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

omtrek van Nevele wandelen ging en dat hij hem meer dan eensheeft hooren redetwisten met pastoors en onderpastoors, die hij in't open veld ontmoette . Compareetje, zooals men hem noemde, ver-weet hun ernstig, dat zij de bevolking ophitsten tegen eene eerlijkeen degelijke regeering . „'t Is Gods wille, Mijnheer Comparé !" ver-klaarde er eens een . - „Neen, neen !" antwoordde grootvader, „'tIs Gods wille niet, Mijnheer de Pastoor . Haat en tweedracht zaaien,dat kan God's wille niet zijn . Gods wille is vrede en broederliefdeonder de menschen" en Paul Fredericq commentarieerde : „Diewoorden had mijn vader goed onthouden en nooit vergeten" .Zie dan verder hoe de anticlericaal Fredericq in de figuur van

Marie Comparé de schoolstrijd van zijn eigen tijd a .h.w. prefigu-reert : deze laatste „deelde ook in de vrijzinnige levensopvatting vanhaar vader, die de opvoeding zijner eenige dochter zorgvuldig geleidhad in die richting terwijl hare moeder, de veel minder ontwikkeldeRosa van Wontergem, kwezelde en geld gaf aan de geestelijkheidvoor het lezen van zielmissen . In den Hollandschen tijd gingen Papaen zijne broeders en zusters natuurlijk naar de „Geuzenschool" ; zooheette de Roomsch-katholieke geestelijkheid de verbeterde enoverigens zeer vrome gemeentescholen, die koning Willem I in onsarm verachterd België ten getalle van meer dan 2000 opgericht had,eene weldaad zonder weerga, die hare vruchten heeft gedragen inhet geslacht van 1830 . Maar de priesters, op bevel hunner bisschop-pen, predikten geweldige sermoenen tegen die onberispelijkescholen en zij verboden op doodzonde in den biechtstoel aan deouders er hunne kinderen naartoe te zenden .Toen de Belgische Omwenteling van 1830 zegevierde en de

Hollandsche regeering in duigen viel, werd te Nevele op de Plaatsde vrijheidsboom geplant . Dat gebeurde alsdan van dorp tot dorpmet allerlei woest vreugdebetoon . Te Nevele werd op den pasgeplanten lindeboom de lijst aangeplakt der ouders, die hunne kin-deren naar de Geuzenschool gezonden hadden ondanks het verbodder Kerk; de opgewonden patriotten verkondigden in hunnen roes,dat die ouders allen aan den vrijheidsboom zouden opgehangenworden. Grootmoeder Fredericq's naam stond er ook op ; maar vanophangen kwam natuurlijk niets" (p . 185-197) .

58

Page 61: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Marie Comparé

Paul Fredericq heeft het verder in zijn Gedenkschriften over zijngrootmoeder Marie Comparé en haar kinderen zowel uit haar eerstehuwelijk met Jacques Fredericq (1778-1824) als uit haar tweede metHerman Antoon Loveling (1806-1846) . Paul Fredericq, die blijkbaarover een scherp geheugen beschikte, weet allerlei pittoreske detailsmee te delen over de familie te Nevele, waar hij vóór zijn vertreknaar de Ecole des Humanités te Luik, dikwijls op bezoek kwam . Ikmoet mij echter beperken en haal hier over Marie Comparé lieverde soberder karakteristiek van Virginie Loveling aan in haarBiografie 4 .

Mijne moeder was eene zeer ontwikkelde vrouw, die de Fransche philo-sofen grondig kende, gaarne Voltaire en Rousseau - en ook Catsciteerde uit welke schrijvers zij veel van buiten wist ; die de regeeringvan Frederik den Groote en van Napoleon I bijzonder had bestudeerd,al de maarschalken en generaals van dezen laatste, benevens al zijneveldslagen, overwinningen en nederlagen te noemen wist en een afgrij-zen van het Keizerrijk en het bloedvergieten had . Zij was eene grootebewonderaarster van de natuur en leerde ons vooral de bescherming derdieren en den eerbied voor de veldvruchten ; nooit mochten wij op onzewandelingen met haar een wortel of raap uittrekken, nooit in dengrooten tuin een bloem afplukken. Van zeer klein reeds mochten wijalleen in dien tuin spelen waar het rijp ooft in ons bereik hing en ikherinner mij niet dat ik er ooit heimelijk heb afgetrokken of heb zienaftrekken. Zoo groot was haar liefderijk gezag over ons . „Nooit metoude lieden of lichaamsgebreken spotten", hield zij ons bestendigvoor . . .

Ze weet over haar moeder ook te vertellen dat zij „een paar schets-jas" schreef, „waarvan er een : „De eene helft der menschen weetniet, hoe de andere leeft" in het Fransch werd vertaald en opgeno-men in „Causeries populairen" van de Barones de Crombrugghe" .In de Causeries populairen, recueil de Causeries faites aux soiréespopulairen de SaintJosse-ten-Noode, publié sous la direction de

(4) Zie onze uitgave De „Biografie" van Virginie Loveling Centrale Bibliotheek vande Rijksuniversiteit te Gent, Mededeling nr . 4 (1963), p . 11 .

59

Page 62: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Mme la baronne de Crombrugghe (Bruxelles-Paris 1867) treffen weinderdaad na de tiende causerie als eerste ,,lecture" een tekst van drieen een halve bladzijden aan ondertekend Mme L. „La moitié deshommes ignore comment vit l'autre moitié" met daarbij de noot„Récit traduit du flamand et lu aux soirées populairen de St .Josse-ten-Noode Hiver 1865-1866" .In de nalatenschap van Virginie Loveling werden nog onlangs

twee afschriften van een tekst teruggevonden van Marie Comparé,getiteld : „Eenige Menschen bewandelen den weg der Roosen, en deandere den genen der Doornen ." Op één van deze twee afschriftenschreef Virginie Loveling in de rand van de zesde pagina : Opstel vanMama Loveling gedrukt in een Gentsch dagblad als feuilleton en in't Fransch vertaald door Mevrouw de Crombrugghe, opgenomen in„Causeries populairen", waarop ze onmiddellijk, in een iets kleinerehand, liet volgen : „Nu twijfel ik of het geen ander stukje is datvertaald werd, getiteld : „De eene Helft der menschen weet niet hoede andere leeft ." Ja zoo is 't . V.L."Na lectuur van de twee ongeveer gelijkluidende versies van „Eeni-

ge Menschen bewandelen den weg der Roosen, en de andere dengenen der Doornen" van haar moeder, moet Virginie Loveling totde conclusie zijn gekomen, dat deze niet konden geïdentificeerdworden met het „récit traduit du flamand et lu aux soirées populai-ren de St .Josse-ten-Noode Hiver 1865-1866 : „La moitié des hommesignore comment vit l'autre moitié", maar dat het hier om twee ver-schillende verhalen ging, blijkbaar alle twee van Marie Comparé .

Herman Antoon Loveling

De figuur van Herman Antoon Loveling komt in de Biografieiets minder uit de verf .

Mijn vader had nagenoeg al de bijzonderste talen van Europa grondiggeleerd en was een groot liefhebber van boeken . Hij kocht schier alleswat er verscheen . Zijne bibliotheek, uit de meest uiteenloopende wer-ken samengesteld, besloeg de muren eener gansche kamer, zonder al deboeken te rekenen, die in huis rond lagen . Hij leerde Rosalie en mij alledagen Hoogduitsch lezen, van toen ik nauwelijks mijn letters kende .(p . 11)

60

Page 63: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Herman Loveling was geboren te Papenburg aan de Ems in 1806 enwas dus 15 jaar jonger dan zijn echtgenote die, na het overlijden op6 januari 1824 van Jacques Fredericq, op 9 juni 1825 het leven hadgeschonken aan een zoon, Charles Comparé, Charles Loveling ge-worden toen hij bij het tweede huwelijk van de weduwe Fredericq-Comparé op 6 juni 1831, was gewettigd geworden . Herman AntoonLoveling was geen eigenlijke Duitser, maar wel geboren uit Neder-landse ouders, die zich kort voor zijn geboorte te Papenburg haddengevestigd. De naam schijnt oorspronkelijk ,,Leveling" te zijngeweest, met de varianten „Leuveling" en „Leverink" . HermanAntoon Loveling kwam in 1828 naar Vosselare, vlak bij Nevele,na een lange tocht, vermoedelijk hoofdzakelijk per schip, vanGroningen, langs Amsterdam, Leiden, Den Haag, Delft, Rotterdamen Antwerpen . De Gentse Universiteitsbibliotheek bewaart vanhem een soort notitieboekje met teksten, ook gedichten, in hetDuits, het Nederlands en het Frans, en met schetsen en plannen : hijschijnt landmeter te zijn geweest . Hij bekwam de Belgische nationa-liteit in 1842, werd verkozen tot raadslid en werd het jaar daaropschepen van Nevele . Op 21 juli 1846 pleegde hij zelfmoord, een om-standigheid die pas sedert een zevental jaren bekend werd .Het overlijden van Herman Antoon Loveling op 21 juli, de Belgi-

sche nationale feestdag, wordt in de Gentse dagbladen van toende Messager de Gand, de Gazette van Gent en de Gentsche Mercurius

meegedeeld : „décédé subitement", „schielyk overleden" heet hetaldaar, maar zonder verdere commentaar . In het Register van de uit-gaande briefwisseling 1846-1852 van Nevele, thans in het GentseRijksarchief, is de gebeurtenis vermeld als „événement extraordi-naire". Daar vernemen we dat het lichaam van Herman Antoonrond negen uur 's morgens van die 21ste juli 1846 werd aangetroffen„suspendu á un arbre, au bout de son jardin". De geneesheer VanPeteghem en de „officier de santé" de heer Vr, van Nevele, stelden,in aanwezigheid van de burgemeester, de doodsoorzaak vast. In eenlatere brief wordt als enige aanwijsbare reden (,,cause") van dezewanhoopsdaad van schepen Loveling aangehaald „qu'il s'adonnait ála boisson á tel point que depuis plusieurs mois il paraissait avoir1'esprit d&angé" . Inderdaad een „buitengewone gebeurtenis", in deeerste plaats voor de toen reeds 55-jarige Marie Comparé - ze was15 jaar ouder dan haar tweede echtgenoot en voor de drie minder-

6 1

Page 64: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

jarige dochters uit haar tweede huwelijk, die dan respectievelijkveertien (Pauline), twaalf (Rosalie) en tien jaar (Virginie) oud zijn .De tragische gebeurtenis verklaart wellicht ook waarom Marie

Comparé, na een driejarig verblijf te Gent bij haar oudere zoon,dokter Cesar Fredericq, in 1849 in Nevele een nieuwe woning gaatbetrekken, schuin tegenover de vroegere gelegen . De zelfmoord vanhun vader kan ook een bijkomende verklaring bieden voor de op-vallende plaats die de doodsgedachte zowel in het oeuvre van Rosa-lie als in dat van haar zuster Virginie inneemt .

Cesar Fredericq

Keren we echter terug naar de kinderen uit het eerste huwelijkvan Marie Comparé en meer bepaald naar Cesar en Sophie .

Cesar Fredericq (1817-1887) ging pas na zijn meerderjarigheid ge-neeskunde studeren aan de Gentse Universiteit, vermoedelijk naarhet voorbeeld van zijn twee jaar oudere broer Louis-Auguste(1815-1853), die zich te Kortrijk als geneesheer had gevestigd, waarhij een geneeskundig periodiek L'informateur uitgaf. Diens zoonAlbert (1847-1911) was advokaat te Gent en heeft een niet onbelang-rijke rol gespeeld bij de vernederlandsing van het gerecht .

Cesar Fredericq was tijdens zijn studietijd te Gent in contact geko-men met de progressistische groep rond Francois Huet (1819-1869),een geboren Fransman, op zeer jeugdige leeftijd in 1835 benoemdtot hoogleraar in de wijsbegeerte en in 1850 om politieke redenenvan de Gentse universiteit verwijderd. Deze groep stichtte in juni1848 het dagblad De Broedermin, door Virginie Loveling in haarBiografie gekarakteriseerd als „liberaal-democratisch, eenigszinsrepublikeinsch-mystiek getint". Cesar Fredericq heeft aan het bladmeegewerkt en later ook aan zijn voortzetting, De Stad Gent,vooral in de periode van de verkiezingen . In 1848 had hij kennisgemaakt met Francois Huets jongere zuster Mathilde en hij huw-de haar het jaar daarop . Hij werd de vader van Paul (1850),Leon (1851), Héléne (1852), Lia (1854), Véronique (1855) en Simon(1857) .In zijn Gedenkschriften heeft Paul Fredericq ontroerende bladzij-

den aan zijn ouders gewijd .

62

Page 65: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

„Mijn moeder was geboren te Parijs in 1827 en overleed te Gentin 1865, nauwelijks 38 jaar oud, zes onmondige kinderen achterla-tend. Maman was diep Roomsch-katholiek", aldus Paul Fredericq,„zonder eenige bekrompenheid wel is waar, maar met een onwrik-bare overtuiging, dat hare kerk de alleen zaligmakende onder al dekerken was. Zij had in hare jeugd kloosternon willen worden en hadeene grote neiging tot de mystiek behouden" . Haar lievelingsboe-ken waren de Imitatio en L'introduction à la vie dévote van SaintFrancois de Sales . Met haar huwelijk „begon", nog steeds volgensPaul Fredericq in zijn Gedenkschriften, „voor de jonge Francaise van22 jaar een leven van dagelijksche opoffering en plichtsbetrachting,die maar eindigde met haren laatsten snik, toen zij niet meer kon,in het oud karaktervol hoog huis der Slijpstraat" .Van Cesar Fredericq getuigt hij verder : „In de arme volkswijk van

H. Kerst waar meestal fabriekswerkers en kleine burgers woonden,was mijn vader dag en nacht op de been voor een uiterst karigloon". Dat was dan inzonderheid het geval toen besmettelijke ziek-ten als typhus en cholera vooral het armste deel van de stadsbevol-king troffen .Naast zijn sporadische journalistieke bedrijvigheid publiceerde hij

ook een Inleiding tot de Kruidkunde in de uitgaven van het Willems-fonds, in 1856, omgewerkt in 1882 en 1885 . Zijn Handboek van ge-zondheidsleer voor alle standen werd in 1865 bekroond en twee jaarlater uitgegeven . Het werd nog driemaal herdrukt en verscheen ookin een Franse versie : Hygiène Populaire . Hij was ook gedurendejaren liberaal gemeenteraadslid .

Cesar Fredericq schreef in de jaren vijftig ook enkele gedichtenwaarvan zijn zoon Paul er een zevental heeft gepubliceerd . Een hier-van, „Een voorbijvliegende vogel", onderaan gedagtekend „OpLandegem kouter 1854", werd herdrukt in de bloemlezing LiteraireBenevelingen . Anderhalve eeuw literatuur in Nevele, uit 1981 .

Sophie Fredericq

Belangrijker in literair opzicht is echter zijn zuster Sophie (Nevele27 maart 1819 - Gent 25 mei 1895), die huwde met Aimé Mac Leoden de moeder werd van Prof. Julius Mac Leod .

63

Page 66: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

In haar pas na haar overlijden door G. Schmook gepubliceerde„Herinneringen aan Frans Rens" vertelt Virginie Loveling hoe zeals tienjarig meisje met haar halfzuster Sophie in 1847 te Gent eenbezoek bracht aan de toen veertigjarige Rens . Sophie had een Neder-landse bewerking vervaardigd van de bekende ballade van G .A .Burger, „Lenore", en hoopte dat Rens het stuk in zijn NederduitschLetterkundig Jaarboekje zou opnemen. Dat is echter niet gebeurd .„Gewetensvol las hij het stuk aandachtig, traag tot aan het einde",aldus Virginie Loveling, „en reikte het dan weer over aan de hoop-vol wachtende, met de eenvoudige raad . 'Juffrouw, schrijf gij pro-za !' ." Die raad heeft ze dan ook opgevolgd. In de Jaarboekjes van1852 en 1853 verschenen de schetsjas „Het Houtrapertje" (onderaanaug . 1851) en „Eene vreemde vrouw" (Navela 1854) .Uitvoeriger en geslaagder is het niet onaantrekkelijke „Aldegon-

deken" dat in het Nederduitsch Tijdschrift van E. Hiel in 1867 ver-scheen. Na haar overlijden werden door haar schoondochter nogenkele schetsen uitgegeven onder de titel Heen en Weder (1902) . Zezijn geïnspireerd door haar verblijf in Oostende, in de eerste jarenvan haar huwelijk. Een van deze schetsen, „De Landauer van KoSanders" werd in de genoemde bloemlezing Literaire Benevelingenopgenomen. Typisch is, ook in de andere schetsen, haar belangstel-ling voor het Oostendse dialect .Later kwam ze naar Gent wonen, waar haar echtgenoot was

komen rentenieren en „om naar hartelust in de Bibliotheek derHoogeschool zijn weetgierigheid te kunnen botvieren", zoals PaulFredericq schrijft in zijn Gedenkschriften.Ze schreef ook een vlot en aantrekkelijk boekje, De Menschen en

de Dieren, dat in een wedstrijd werd bekroond en dat in de uitgavenvan het Willemsf onds is opgenomen .

De gezusters Loveling 5

De drie dochters uit het tweede huwelijk van Marie Comparéwaren ongetwijfeld ook literair begaafd . Dat de oudste, Pauline

(5) Zie Oostvlaamse Literaire Monografieën 57 (1992), pp. 133-193 .

64

Page 67: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1832-1909), gehuwd met Louis Buysse en de moeder van Cyriel(1859-1932), Arthur (1864-1926) en Alice (1868-1963), ook literairbedrijvig zou zijn geweest, is blijkbaar minder waarschijnlijk . In hetNederduitsch Letterkundigjaarboekje XXI (1854) komt weliswaar eengedicht voor, getiteld „Eens meisjes lentelied", dat met „Pauline" isondertekend, maar dat hiermee Pauline Loveling zou zijn bedoeld,kan voorlopig door geen enkel ander feit bevestigd worden . Met de„Gezusters Loveling" worden in ieder geval Buysses tantes Rosalieen Virginie bedoeld en zij hebben hun vaste plaats in onze Zuid-nederlandse letterkunde . Aanvankelijk loopt hun activiteit als dich-teressen en schrijfsters van novellen volkomen parallel, maar na hetoverlijden van Rosalie in 1875 zal Virginie, die haar zuster bijna eenhalve eeuw zou overleven, nog een belangrijk zelfstandig oeuvre totstand brengen, onder meer een aantal romans die, hoewel thansdoor het ruimer lezerspubliek vrijwel vergeten, toch merkwaardigeliteraire documenten zijn gebleven door hun psychologische en in-tellectuele inslag en ook door een zekere vrijmoedigheid waarmeeproblemen als godsdienst en politiek, huwelijk, opvoeding enerfelijkheid aan de orde worden gesteld . Een van deze romans,Levensleer namelijk, is zelfs in samenwerking met haar neef CyrielBuysse tot stand gekomen . Hij verscheen aanvankelijk onder hetpseudoniem Louis Bonheyden in het tijdschrift Groot Nederland,waarvan Buysse redacteur was, en in 1912, ter gelegenheid van deVirginie Loveling-herdenking, onder hun eigen naam . Een herdrukvan Levensleer werd ten slotte in 1975 in deel 3 van het VerzameldWerk van Cyriel Buysse opgenomen .

65

Page 68: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed
Page 69: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

CORRESPONDENTIE VAN DE GEZUSTERS LOVELINGBRIEVEN VAN EN AAN PAUL FREDERICQ I

Inleiding

De brieven die van 14 september 1868 af tussen Rosalie (Nevele19 maart 1834 - 4 mei 1875) (1) en Virginie Loveling (Nevele 17 mei1836 - Gent 1 december 1923) met hun neef Paul Fredericq (Gent12 augustus 1850 - 31 maart 1920) (2) werden gewisseld, berusten inde Gentse Universiteitsbibliotheek . Een inventaris van de zeer om-vangrijke en vrijwel volledige briefwisseling Paul Fredericq kwampas na 1970 tot stand, toen diens documentatie, vijftig jaar na zijnoverlijden, algemeen toegankelijk werd . Onder de impuls van Prof .A. Deprez, bewerkten Carine D'Hont en Rita Seys respectievelijkin 1977 en 1979 voor hun licentieverhandeling een inventaris van debriefwisseling van en aan P . Fredericq (3) .In maart 1978 publiceerde de heer Jozef van de Casteele in het tijd-

schrift „Het Land van Nevele" onder de titel „Nevelre brieven vande gezusters Loveling" enkele brieven of uittreksels ervan „die opNevele en familiale toestanden betrekking hebben" (4) .

(1) Zie over Rosalie Loveling de bijdrage in de Mededelingen van het Cyriel Buysse Ge-nootschap II (Gent, 1986), p. 7-29, waarvan de tekst enigszins teruggaat op een lezing ge-houden voor de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gentop 19 december 1984. Het was toen 150 jaar geleden dat de schrijfster geboren was .(2) Zie over Paul Fredericq de bijdrage in De Vlaamse Gids, 75ste jg ., (maart-april

1991), p . 52-56, n .a .v. de het jaar te voren verschenen studie van Dr . E.C. Coppens alsuitgave van het Liberaal Archief (Reeks Verhandelingen nr . 5).(3) Carine D'Hont, Paul Fredericq (1850-1920 . Biografie en inventaris van de briefwis-

seling tot 1883 (Gent, 1977) en Rita Seys, Paul Fredericq (1850-1920 . Biografie van 1914tot 1920 (Gent, 1979), beide onuitgegeven. Fragmenten uit deze biografische overzichtenin Wetenschappelijke Tijdingen, 41e jg. (1982) .(4) Driemaandelijks berichtenblad van de Heemkundige Kring Het Land van Nevele,

jg . IX, afl. 1(maart 1978), p. 19-31 .

uitgegeven oor

A. van Elslander en A.M. Musschoot

67

Page 70: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Het is de bedoeling in deze Mededelingen van het Buysse Genoot-schap de correspondentie van de gezusters Loveling met Paul Frede-ricq in haar geheel te brengen en over twee bijdragen te spreiden,de eerste gaande van 14 september 1868 tot het overlijden van MarieComparé in december 1879 .Kort daarop zou Virginie Loveling zich te Gent vestigen en aldus

haar „Nevelse periode" afsluiten . De brieven die de gezusters aanPaul Fredericq stuurden zijn vermoedelijk alle tot ons gekomen om-dat deze laatste zijn vrijwel volledige correspondentie bewaarde, ter-wijl de brieven van Fredericq uit de nalatenschap Lovelingafkomstig zijn en zoals bekend heeft Virginie enkel de brieven be-waard waarin haar werk ter sprake kwam „en/of die (ze) relevantof interessant genoeg achtte om in een literaire nalatenschap te wor-den opgenomen" (5). Deze laatste omstandigheid heeft de bewer-king van de Aantekeningen, in hoofdzaak het werk van A .M .Musschoot, niet gemakkelijk gemaakt .

A. van Elslander

(5) Cyriel Buysse, „Brieven aan familieleden I . Virginie Loveling." In : Mededelingenvan het Cyriel Buysse Genootschap I (Gent, 1985), p . 60 .

68

Page 71: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

GEBRUIKTE AFKORTINGEN

Biographic Nationale Biographic nationale publiée par l'Académieroyale des sciences, des lettres et des beaux-artsde Belgique, Bruxelles, 1866-1973

EVB

Encyclopedie van de Vlaamse Beweging,Tielt, I, 1973 ; II, 1975

NBW Nationaal Biografisch Woordenboek uitgege-ven door de Koninklijke Vlaamse Acade-miën, Brussel, 1964 e.v .

69

Page 72: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. III/77

Lieve Paul .

1

Maandag 14 September 1868 .

Het zal ons allen heel veel genoegen doen Jufvrouw Huet, Papaenz. (1) te Nevele te zien, nochtans indien het hun gelegen komt,zouden wij liefst hebben dat zij den woensdag kwamen, aangezientante Virginie morgen Dinsdag naar Gent moet gaan . Zij heeft ereen rendez-vous met eene vriendin van Brussel (2), die er opzettelijkkomt om haar te zien.Indien wij uwen brief eenen dag vroeger ontvangen hadden, zou

Virginie tijd gehad hebben naar Brussel te schrijven om den dag derbijeenkomst te veranderen maar nu is het te laat . Gelief dus aan uwetante te zeggen dat wij haar verwachten en verlangen haar te zien,en vraag af of zij overmorgen komen wil, wel te verstaan indien diedag ook aan uw Papa gelegen komt . Virginie zal u morgen goeden-dag komen zeggen .Albert (3) heeft ons ook geschreven dat hij voornemens is ons met

Van Oye (4) te komen bezoeken ; hij vraagt ons wat dag hij voordat bezoek best verkiezen zou . Wij hebben hem nog niet geant-woord, wij zijn daar een weinig mede verlegen, want wij weten niethoe hij dat meent .Ik voor mij denk dat hij voornemens is enkel op eenen namiddag

te komen daar hij in gezelschap van eenen vreemden heer is, en ikvind dat hij beter zou doen om zelf den dag en de uur van zijn be-zoek te melden. Voor ons is het gelijk wat dag . Indien hij met Mr.Van Oye enkel op eenen namiddag komt kan hij ons niet veel genee-ren. Indien gij hem zaagt, gelief hem te zeggen dat hij ons eenwoordje schrijve opdat wij niet van huis zouden zijn als zij komen .Onze beste groetenissen aan uwe tante en aan u allen .

70

Rosalie

Page 73: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

[In de marge toegevoegd :] Mama zal haar eten gereed maken tegenwoensdag 16 dezer .

(1) „Papa" of de vader van Paul Fredericq is Cesar Fredericq (Nevele14 .5.1817 - Gent . 3.1 .1887) . Hij huwde in 1849 met Bathilde-Olive (gezegdMathilde) Huet (Parijs 27.1.1827 - Gent 9.2.1865), een zuster van de beken-de filosoof Francois Huet . Cesar Fredericq was geneesheer in Gent ; zieover hem L. Fredericq, Notes sur la famille Fredericq-Beaucarne (1940),p. 71-72 en 80-85 .Met „Jufvrouw Huet", „uwe tante", wordt vermoedelijk Adéle bedoeld,

één van de drie zussen van Pauls moeder ; zie L . Fredericq, Notes, p . 71 .Zij was onderwijzeres en directrice van een meisjesschool te Sens .

(2) Wellicht Fanny Maere (1839-1902), geïdentificeerd door J . van deCasteele in „Twee identificaties in Virginie Lovelings Herinneringen", inConfrontaties met Virginie Loveling. Monografieën van de HeemkundigeKring Het Land van Nevele II, ed. J . Luyssaert, 1974, p. 45-48 .

(3) Albert Fredericq (Menen 7.5.1846 - Gent 14.3.1911), zoon van Louis-Auguste Fredericq (1815-1853), d.i. de oudste zoon (in feite de tweedeoudste, maar de oudste, Eugene Auguste, 0 1814, overleed 14 maandenoud), van Marie Comparée (over haar zie hierna brief 7, aant. 1) uit haareerste huwelijk, met Jacques Fredericq . Albert Fredericq werd advocaat teGent en speelde een belangrijke rol in de Vlaamse Beweging . Hij was zeerbevriend met zijn neef Paul ; zie over hem L. Fredericq, Notes, p. 31-35 ;en G. Baert in NBW VI (1974), kol . 292-296 .

(4) Eugeen van Oye (Torhout 3.6.1840 - Gistel 4.6.1926), leerling vanGuido Gezelle. Hij studeerde geneeskunde eerst te Leuven en daarna teGent, waar hij dokter werd in 1870 ; zie over hem J .J.M. Westenbroek inNBW IV (1970), kol . 634-639 .

2

UBG hs. 3426 A (9)

Luik den 9 Januari 1870 .

Beminde grootmoeder en Tanten,

M. De Laveleye (1) heeft mij gisteren een Engelsch Tijdschriftvoor letterkunde (The Athenaeum) (2) getoond, waar er over denbundel der Tanten gesproken wordt . Dat Tijdschrift, schijnt het,kondigt alle jaren, tegen nieuwjaar, een overzicht der Europeesche

71

Page 74: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

boeken af, die gedurende het afgeloopen jaar verschenen zijn . Iederland en iedere letterkunde heeft zijn artikel. Onder den titel Belgiumspreekt men er over de fransche en vlaamsche werken, die in Belgiein 1870 uitkwamen. Ziehier wat men van de Tante's gedichten (3)zegt

,,In contrast with this poet (Hiel) (4), in whom the imaginationis the predominant quality, stands [sic] the poets of pure sentiment,Rosalie and Virginie Loveling, the two poet sisters ; they are the au-thors of an enchanting collection of poems, full of freshness, purityand grace . In their poetry we see once more that lovely smiling mu-se whose appartition becomes more rare every day. They havedrunk inspiration from the Greeks, - from Anacreon and the poetsof the Anthology. Each poem in this little volume is a gem that hasbeen carved with loving care, and the artist did not cease from herlabours until she had made her work as perfect as possible ."Opvolgentlijk spreekt the Athenaeum van Conscience's Bavo en

Lieveken, van Beers' Gevoel en Leven, Hiel's Liefde in het leven, deTante's gedichten, de bundels van Dautzenberg en van Moyson (5) .Dan wordt er een woord van de vlaamsche beweging gezegd ; hetWillems Fonds en Met Tijd en Vlijt (6) worden als zeer werkzamevlaamschgezinde maatschappijen aangegeven .

Dit artikel is zeer merkwaardig. Indien er in het Volksbelang ofelders eene vertaling van verschijnt, zal ik er U een nummer vanzenden. -Ik heb M. Delaveleye in uwen naam bedankt voor Leopardi (7) .

Hij heeft mij gezegd, dat hij zijne volledige werken misschien nietgansch in het korte zal krijgen, omdat de boekhandel met Italie zeerslecht ingericht is .Ik ben weder aan het studeeren, en omhels U teederlijk .

Paul

(1) Emile de Laveleye (Brugge 5.4.1822 - Doyon bij Luik 3.1 .1892), eco-noom en socioloog, studeerde filosofie te Leuven, promoveerde tot doctorin de rechten te Gent (1844) en werd hoogleraar in de economie te Luik(1864-'92) . Hij genoot Europese faam door zijn politieke, sociale en econo-mische publikaties . In Gent behoorde hij tot de kring van de democrati-sche liberalen die het dagblad De Broedermin uitgaven (1848-'59) ; zie overhem M. D'hoker in EVB I, p . 834 ; M . Dumoulin en Chr . Coppens in

72

Page 75: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

NBWIX (1981), kol . 451-463 ; en de recente publikaties van H . van Velthoven(E.d.L . en de Vlaamse Kwestie, M. Bots (Zettres adressées à Ed.L.) en Ph. Praet(E.d.L . Bibliografie) in de reeks van het Liberaal Archief Gent, alle 1992 .E. de Laveleye had een zeer grote invloed op de jonge Paul Fredericq,

die tijdens zijn studiejaren aan de Normaalschool te Luik (1867-1871) dage-lijks bij de familie langs kwam en er als een eigen kind werd behandeld ;zie E.C. Coppens, Paul Fredericq, Gent, Liberaal Archief, 1990, p. 48-54 .(2) De bijdragen over de literatuur in België zullen vanaf 1871 door P .

Fredericq, in samenwerking met E . de Laveleye, worden verzorgd . Een uit-gebreide studie van de rubriek zal door Marysa Demoor worden gepubli-ceerd in de volgende aflevering van onze Mededelingen (X, 1994) . Deanonieme bijdrage waaruit P. Fredericq citeert is afkomstig uit Athenaeum,nr . 2305, 31 december 1870, p. 872 . Met dank aan Marysa Demoor voorde identificatie van het citaat .(3) De eerste druk van de Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling ver-

scheen bij J .B. Wolters te Groningen in 1870 .(4) Over E. Hiel zie brief 8, aant . 6 .(5) Van J.M. Dautzenberg (Heerlen 1808 - Elsene 1869), medeoprichter

en bezieler van De Toekomst (zie hierover brief 12, aant . 5), verscheen in1869, kort na zijn overlijden, de bundel Verspreide en nagelaten gedichten ;zie over hem L . Valcke in NBW VI (1974), kol . 203-215 .Van Emiel Moyson (Gent 1838 - Luik 1868) verscheen in 1869 postuum

de verzamelbundel Liedjes en andere verzen ; zie over hem C . Weyns inNBW VI (1974), kol. 692-703 .Consciences Bavo en Lieveken dateert al uit 1865 ; Gevoel en Leven van

Jan van Beers verscheen in 1869, De liefde in het leven van E. Hiel in 1870 .(6) „Met Tijd en Vlijt", Leuvens literair-cultureel studentengenootschap

(1836-1945) ; zie hierover M . D'hoker in EVB II, p. 958 .(7) Giacomo Leopardi (1798-1837), Italiaans dichter en prozaschrijver,

vooral bekend om zijn Canti (1835) .

UBG hs.111/77

Lieve Paul .

Wij willen wel voor Mr de Laveleye (1) uit het Zweedsch boekjeden rdsumd maken dien hij noodig heeft, echter daar zulks nog al

3

Nevele, 2 October 1870 .

73

Page 76: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

veel tijd vergt, zullen wij hem dien niet zoo aanstonds ter hand kun-nen stellen. Voor eene dergelijke vertaling is een woordenboek on-ontbeerlijk ; wij hebben er geen, misschien zou Mr de Laveleye erons een kunnen bezorgen .Over eenige jaren heeft Mr Tenninger ons een zweedsch-duitsch

zakwoordenboekje geleend, ik denk dat Mme Hauff (2) dat nog heb-ben moet en het ons wel voor eenige weken zou willen weder geven .Indien gij aan Aug . Buysse (3) vroegs u dat te bezorgen, het waremisschien nog het eenvoudigste . Zoodra wij een woordenboek heb-ben, zullen wij aan de vertaling beginnen .

Uwe tanteRosa ie .

(1) Over de vertaling uit het Zweeds zie hierna, brief 7, aant . 2 .(2) Familielid van Emma Henriette Marie Thérése Hauff (1835-1865) ?

Deze laatste was de eerste vrouw van Augustin Buysse (Nevele 12.1 .1832- Gent . 8.3 .1920), de jongere broer van Cyriel Buysses vader, Louis Buysse ;zie onze editie van Cyriel Buysses brieven aan Auguste en Albert Buysse,in Mededelingen van Het Cyriel Buysse Genootschap II (1986), p. 33-34 .

(3) Auguste of Augustin Buysse ; zie hierboven, aant . 2 .

4

UBG hs. III/77

Nevele 30 October 1870 .

Lieve Paul .

Ik dank u hartelijk voor de lijst der italiaansche boeken en voorden brief van Van den Bergh ; het zou ons groot genoegen doen diente mogen bewaren, maar daar ik denk dat Mr Kurth (1) er aan houdten hem terug verlangt, zal ik hem zorgvuldig ter zijde leggen opdatgij hem bij uw eerste bezoek zoudt kunnen mede nemen . Indien uwvriend hem echter aanstonds terug verlangt, zullen wij u dien zon-der uitstel opsturen .Den brief van Mr de Laveleye (2) aan u, hebben wij nog niet kun-

nen terug vinden ; hij moet ergens mislegd zijn, vernietigd is hij niet .Wij zullen er wel eens de hand op leggen .

74

Page 77: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Wij hebben eenige dagen geleden zelf eenen brief van Mr de Lave-leye ontvangen ; de vertalingen worden vlijtig voort gezet, maar heelras gaat het niet, daar het iets is dat nauwkeurig moet verricht wor-den. 'T is spijtig dat wij geen beter woordenboek hebben .Mathilde en Louisa (3) hebben te Gent met veel lof van uwe voor-

dracht hooren spreken ; die lof heeft des te meer waarde daar hij vanpersonen kwam die niet wisten dat zij u kenden .Het heeft ons allen veel genoegen gedaan te vernemen dat gij aan

uw memorie voor den laureaat-prijskamp (4) bezig zift . Dat de uit-slag goed zal zijn, daar twijfel ik geenszins aan .In [sic] ben eenige dagen geleden naar Gent geweest en daar, heb

ik uwe gansche familie in goede gezondheid en welgemoed aange-troffen. Hier gaat het ook goed .

Ik hoef u niet te zeggen, lieve Paul, dat uwe brieven ons zeer aan-genaam zijn, dat spreekt van zelfs .Vele hartelijke groeten van ons allen .

Uwe tante,Rosa ie .

(1) Godefroid Kurth (Aarlen 1 - Asse 4.1 .1916), historicus en fi-loloog. Hij was bevriend met Paul Fredericq, met wie hij studeerde aan deNormaalschool te Luik ; zie over hem E .C. Coppens, Paul Fredericq, Gent,Liberaal Archief, 1990, p . 68-73 .

(2) Zie brief 3 . De zoekgeraakte brief wordt teruggestuurd op 12 .1.1871(zie brief 6) .

(3) Mathilde (°1849) en Louisa (°1850), dochters van Marie Fredericq(Nevele 1823 - Gent 1900), het zesde kind van Marie Comparée uit haareerste huwelijk met Jacques Fredericq . Marie Fredericq (,,Tante Mietje")was gehuwd met F . van der Vennet en woonde in Nevele, in de Kern-melkstraat . Deze rechtstreekse nichtjes van Paul Fredericq hadden zowatdezelfde leeftijd als hij en zijn jongere broer Leon (over hem zie hiernabrief 6, aant . 5). In zijn memoires haalt Paul herinneringen op aan hun„eerste kalverliefde" voor de dochters van „Tante Mietje" ; zie L . Frede-ricq, Notes, p. 44 . In de oorspronkelijke tekst van Paul Fredericq, waaropde Notes teruggaan, luidt het : „Wij speelden [in de boomgaard] in vollevrijheid met twee nichtjes, die juist dezelfde jaren hadden als Léon en iken onze hartsvriendinnen waren in onze eerste kalverliefde" ; zie Paul Fre-dericq, Gedenkschriften, UBG Hs. 3706, p. 32 ; ook in J . van de Casteele,„Nevelse jeugdherinneringen van Paul Fredericq", in Driemaandelijks be-

75

Wij hebben eenige dagen geleden zelf eenen brief van Mr de Lave­leye ontvangen; de vertalingen worden vlijtig voort gezet, maar heel ras gaat het niet, daar het iets is dat nauwkeurig moet verricht wor­den. 'T is spijtig dat wij geen beter woordenboek hebben.

Mathilde en Louisa (3) hebben te Gent met veellof van uwe voor­dracht hooren spreken; die lof heeft des te me er waarde daar hij van personen kwam die niet wisten dat zij u kenden.

Het he eft ons allen veel genoegen gedaan te vernemen dat gij aan uw memorie voor den laureaat-prijskamp (4) bezig zijt. Dat de uit­slag goed zal zijn, daar twijfel ik geenszins aan.

In [sic] ben eenige dagen geleden naar Gent geweest en daar, heb ik uwe gansche familie in goede gezondheid en welgemoed aange­troffen. Hier gaat het ook goed.

Ik hoef u niet te zeggen, lieve Paul, dat uwe brieven ons zeer aan­genaam zijn, dat spreekt van zelfs.

Vele hartelijke groeten van ons allen. Uwe tante,

Rosalie.

(1) Godefroid Kurth (Aarlen 11.5.1847 - Asse 4.1.1916), historicus en fi­loloog. Hij was bevriend met Paul Fredericq, met wie hij studeerde aan de Normaalschool te Luik; zie over hem E.C. Coppens, Paul Fredericq, Gent, Liberaal Archief, 1990, p. 68-73.

(2) Zie brief 3. De zoekgeraakte brief wordt teruggestuurd op 12.1.1871 (zie brief 6).

(3) Mathilde (°1849) en Louisa (°1850), dochters van Marie Fredericq (Nevele 1823 - Gent 1900), het zesde kind van Marie Comparee uit haar eerste huwelijk met Jacques Fredericq. Marie Fredericq ("Tante Mietje") was gehuwd met F. van der Vennet en woonde in Nevele, in de Kern­melkstraat. Deze rechtstreekse nichtjes van Paul Fredericq hadden zowat dezelfde leeftijd als hij en zijn jongere broer Leon (over hem zie hierna brief 6, aant. 5). In zijn me moires haalt Paul herinneringen op aan hun "eerste kalverliefde" voor de dochters van "Tante Mietje"; zie L. Frede­ricq, Notes, p. 44. In de oorspronkelijke tekst van Paul Fredericq, waarop de Notes teruggaan, luidt het: "Wij speelden [in de boomgaard] in volle vrijheid met twee nichtjes, die juist dezelfde jaren hadden als Leon en ik en onze hartsvriendinnen waren in onze eerste kalverliefde"; zie Paul Fre­dericq, Gedenkschri/ten, UBG Hs. 3706, p. 32; ook in J. van de Casteele, "Nevelse jeugdherinneringen van Paul Fredericq", in Driemaandelijks be-

75

Page 78: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

richtenblad van de heemkundige kring Het Land van Nevele, jg . 10, afl . 2(juni 1979), p . 63-91 ; i .h .b . p. 75, p . 86 .(4) In zijn studietijd aan de Normaalschool te Luik (1867-1871) nam Paul

Fredericq deel aan het examen van laureaat in de geschiedenis (een proeftussen een kandidatuur en een speciaal doctoraat) . Het thema dat hij hier-voor wilde aansnijden was de Bourgondische tijd (ook het onderwerp vanzijn latere proefschrift) ; hij werd echter tot het examen niet toegelaten ; zieE.C. Coppens, Paul Fredericq, p . 44 .

De beste manier van te tonnen dat een brief ons aangenaam was,is dien aanstonds te beantwoorden . De uwe was ons zeer welkom endaarom schrijf ik u zonder uitstel. Wij danken u ons de regelen over-geschreven te hebben waarin van ons bundeltje gesproken wordt ;ik wist niet dat er een zulkdanig tijdschrift bestond, noch dat onzevlaamsche letterkunde eenigszins in Engeland gekend was (1) .Als gij bij ons waart hebben wij zoo weinig met elkaar kunnen

spreken dat het bijna is alsof wij u niet gezien hadden ; ik zou gaarnewat meer over uwe laatste conferentie (2) vernomen hebben ; wat deanderen er ons van gezeid hebben is zeer vleiend voor u, het schijntdat gij grooten bijval gevonden hebt .Wij hebben hier allen Cyrille (3) veranderd en verbeterd gevon-

den. Het doet hem goed in de stad te zijn en zich in eenen anderenkring verplaatst te zien ; hoe grooter hij wordt hoe meer hij dat zalgevoelen .

Ik heb in de Gazette van Gent gelezen dat Snellaert erg ziek is (4) .Mij dunkt dat er sints eenigen tijd zoo veel flaminganten sterven .Mama doet u hare hartelijke groetenissen en wenscht u een geluk-

kig jaar .Zooeven ontvangen wij het Jaarboekje (5) ; ik heb er nog niets in

gelezen maar er enkel een oogslag op geworpen ; het schijnt mij datverscheide stukjes „Cosyn" onderteekend zijn en dat er eenige

76

5

UBG hs. III/77

Nevele 11 Januari 1871 .

Lieve Paul .

Page 79: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

den titel „aan Cosyn" dragen ; nu wij zullen dat alles op ons gemaklezen.Wij zullen tevreden zijn de gedichten van Leopardi (6) te hebben ;

ik wenschte sints lang die eens te kunnen doorbladeren, ik meendedat die dichter veel vroeger geleefd had . Ik heb met verwonderinggezien dat hij eerst in den loop dezer eeuw gestorven is .Men heeft mij gezegd dat er gisteren in de „Société Litt&aire" (7)

een zeldzaam banket ging plaats hebben, eene ratteneting. Hoe wijtoch in alles de franschen nadoen ! Het verwondert mij dat de bewo-ners onzer groote steden op nieuwjaardag hunne gelukwenschen perluchtbal niet uitgezonden hebben om te doen gelijk in Parijs . Metons gaat het goed, met u ook, hopen wij ; indien gij tijd hebt ons teschrijven, schrijf ons dikwils, uwe brieven doen ons altijd het groot-ste genoegen .In de nécrologie van het Jaarboekje staat er een uittreksel uit uw

artikel over Meses (8) .Vaarwel, lieve Paul, en tot wederziens, onze beste groetenissen .

Uwe TanteRosa ie .

(1) De door P . Fredericq overgeschreven regels over de Gedichten van degezusters Loveling (1870), afkomstig uit de anonieme bijdrage in Athene-um, nr. 2305, 31 december 1870, p . 872; zie ook hiervóór, brief 2 .(2) Over welke van de vele door P . Fredericq gehouden lezingen het hier

gaat, kon niet worden uitgemaakt .(3) Cyriel Buysse, dan 11 jaar oud, had de dorpsschool van Nevele verla-

ten en was leerling geworden aan de Stedelijke hoofdschool voor jongelin-gen in de Onderstraat te Gent. Hij woonde in bij dokter Cesar Fredericq,halfbroer van zijn moeder en vader van Paul Fredericq (vgl . brief 1,aant.1) ; zie ook A, van Elslander, „Rosalie Loveling . Enkele aanvullendegegevens", in Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap II (1986), p .7-29 ; i .h.b . p. 7-9 .

(4) F.A . Snellaert was gedurende de hele maand januari dodelijk ziek ; zieAda Deprez, Kroniek van dr. F.A. Snellaert 1809-1872, Brugge, Orion-Desclée de Brouwer, 1972, p. 164 .

(5) Het Nederduitsch Letterkundigjaarboekje (red . F . Rens) van 1870 bevateen gedicht van A .J. Cosijn, „Het volksmeisje", p . 105-106, onderaan ge-dateerd „Gent, Herfstmaand 1869" . In dezelfde aflevering ook een gedicht

77

Page 80: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

van Rosalie Loveling, „Het maantje" (Nevele, 1869), p . 43-44 en een ge-dicht van Virginie Loveling, „Een levenslot" (Nevele,1869), p . 49-50 ; zieAda Deprez en Mario Baeck, Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje1834-1875, Gent, Cultureel Documentatiecentrum 't Pand, Rijksuniversi-teit, 1983 .

(6) Zie brief 2, aant . 7 .(7) „La Société littéraire" bestond in Gent sedert 1835 ; in 1879 zou het

samensmelten met het in 1842 gestichte „Kunstgenootschap" tot de nogsteeds bestaande „Cercle Royal et Littéraire" ; zie Koninklijke Kunst- enLetterkundige Kring. Cercle Royal Artistique et Littéraire 1879- 1989, Gent,1989 .(8) P . Fredericq, „Gustaaf Meses", in Het Volksbelang 2.7.1870. G. Meses

(Turnhout 17 .4.1844 - 20 .6.1870) studeerde rechten in Leuven en in Luik.Hij was een van de initiatiefnemers van de oprichting van de „VlaamscheEendracht" (taalminnend studentengenootschap aan de Luikse hoge-school) en werkte mee aan het tot stand brengen van Vlaamse volksvoor-drachten voor de Vlaamse arbeiders in Luik ; zie Carine D'hont, PaulFredericq, d. I, p . 155, p. 163 .

78

6

UBG hs. III/77

Nevele 12 februari 1871 .

Lieve Paul .

Ik heb den brief van Mr. de Laveleye (1) gevonden en voeg hembij dit briefje .Albert (2) heeft ons zijn portret gezonden en ons geschreven dat

gij hem in Leuven bezocht hebt .Wij danken u van ganscher harte voor de „Flandres" (3) en laten

u hiermede een exemplaar der „Roeping" (4) geworden, waarin eenpaar gedichtjes van ons voorkomen die gij misschien nog niet gezienhebt .Uw papa is hier zondag laatst voor eenige uren geweest met Léon

(5) . Grand-manvan had eene soort van worte op hare kaak, die ermaar gemeen uitzag en die uw papa afgesneden heeft . De kleinewonde is zoo goed als genezen .

Page 81: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Tracht u van de pokken te houden, men hoort er ten allen kantvan zelfs bij degenen die gevaccineerd zijn .Indien gij tijd hebt schrijf ons somtijds, dat doet ons immer veel

genoegen .Hartelijke groeten van ons allen .

Uwe tanteRosa ie .

Is de studenten almanak nog niet verschenen, wij zijn benieuwdom uw stukje te lezen (6) ?

(1) Waarvan sprake in brief 4 .(2) zie brief 1, aant. 3 .(3) La Flandre Libérale (1874 e.v .), liberaal strijd- en informatieblad, dat

het anticlericalisme als eerste programmapunt voorop stelde (vandaar debenaming „geuzenblad"), maar op cultureel gebied een zeer hoogstaandpeil bereikte . De gezusters Loveling werkten eraan mee (over de bijdragenvan Virginie zie hierna, brief 45 en brief 47) ; zie E. Voordeckers, Bijdragetot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium (1667-1914), Leuven-Parijs, 1964, p. 183-187.

(4) Het Nederlandse tijdschrift Onze Roeping Orgaan voor de Nederland-se vrouw, onder redactie van Betsy Perk, uitgave van Joh . Ykema.

(5) Leon Fredericq (Gent 24.8.1851 - Luik 2.9 .1935), tweede zoon vanCesar Fredericq en Mathilde Huet, jongere broer van Paul en in hun jeugd-jaren onafscheidelijke vrienden. Hij studeerde af in de natuurwetenschap-pen (1871) en in de geneeskunde (1875) te Gent, waar hij ook nog eenspeciaal doctoraat in de fysiologische wetenschappen behaalde (1878) . In1879 kreeg hij de leerstoel van Theodore Schwann aan de Luikse universi-teit. Hij publiceerde uitvoerig op het gebied van de vergelijkende fysiolo-gie, de fysiologie van de gewervelde dieren, biochemie, dierkunde,plantkunde en aardrijkskunde; zie L . Fredericq, Notes, p.104-120 ; M. Flor-kin, Biographie Nationale XXXVII, suppl . 9 (1971), kol . 301-310 .(6) Niet teruggevonden in de Studentenalmanak van 't zal wel gaan voor

1871 ; ging het om een anonieme bijdrage of is het artikel niet in de alma-nak verschenen ?

79

Page 82: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

7

Nevele 10 mei 1871 .

Grandmaman (1) is vandaag nog al goed, zij slaapt bijna geheel denmorgend, gisterenavond heeft zij laudanum ingenomen, zij had intwee nachten geen oog geloken . Lieve Paul, gij kunt niet denken watwij uitgestaan hebben, wij hebben haar beweend als verloren, zooslecht was zij ; nu zal het altemaal al gauw vergeten zijn als zij wedergenezen is. Sedert veertien dagen hebben wij geen voet buiten huisgezet, een boek of gazet kunnen wij ook niet in de hand nemen . Uwbrief heeft Mama en ons veel genoegen gedaan, schrijf ons nog som-tijds als gij kunt zonder uwe studien nadeel te doen .Het artikel van de Revue de Belgique (2), door u gezonden, heb-

ben wij dankbaar ontvangen ; van Gent heeft men ons noch boeknoch artikel te lezen gegeven en er zelfs niet van gesproken .Ik begrijp dat het u moet genoegen gedaan hebben een exemplaar

van het boekje dat gij beoordeeld hebt te ontvangen, het is ook nietmeer dan billijk van wege den auteur en ik kan het mij maar nietvergeven dat wij tot hiertoe verzuimd hadden den Heer Kurt [h] (3)een boekje van ons aantebieden. Zijn vleiend oordeel over onze ge-dichten heeft ons zeer veel genoegen gedaan . Wij zenden U terzelf-der tijd als dit briefje een exemplaar voor hem op, wilt gij zoo goedzijn het hem ter hand te stellen ?Lieve Paul, ik hoop dat gij ons eens met gelegenheid die beoordee-

ling van u over de novellen van Bergmann (4) zult laten lezen, wijzullen u die weder zenden of geven .Adieu veel groetenissen van Grand-manvan en van ons beide

Uwe tanteVirginie .

80

Page 83: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

[In de marge toegevoegd :] Het boekje voor den Heer Kurt[h] isposte restante gezonden op uw adres, tante Rosalie zegt mij dat gijdat verkiest voor boeken en gazetten .

Ziehier het liedjeu in kwestie :

Dans le jardin de mon père,Savet-vows ce qu'1 y a ?

- Ii y a un arbre, Mesdames,Un p'tit arbre d'amour it y a .

Et dessus cet arbre, Mesdames,Savez-vous ce qu'i y a ?

- Ii y a un nid, Mesdames,Un p'tit nid d'amour il y a .

Et dedans ce nid, Mesdames,Savez-vous ce qu'i y a ?

- Ii y a un oeuf, Mesdames,Un p'tit oeuf d'amour ii y a.

Et dedans cet oeuf, Mesdames,Savet-vows ce qu'i y a ?

Ii y a un coeur, Mesdames,Un p'tit coeur 'amour it y a .

Et essus li est écritVotre serviteur je suis .

(1) Marie Comparée (Nevele 20.3.1791 - 14.12.1879) was een zeer ont-wikkelde vrouw en werd de stammoeder van twee gezinnen waartoe talvan geleerden en schrijvers behoorden. Zij huwde twee keer (eerst met Ja-cques Fredericq, daarna met Herman-Anton Loveling) en had tien kinde-ren : Eugene Auguste Fredericq (Nevele 8.2.1814 ; overleden 14 maandenoud), Louis Auguste Fredericq (1815-1853), Cesar Fredericq (1817-1887),Sophia Fredericq (1819-1895), Joseph Alexander Fredericq (1821-1866),Marie Fredericq (1823-1900), Charles Loveling (1825-1911), PaulineLoveling (1832-1909 ; de moeder van Cyriel Buysse), Rosalie Loveling

81

Page 84: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1834-1875) en Virginie Loveling (1836-1923) ; zie over haar L . Fredericq,Notes, p . 25-30.

(2) Wellicht een verwijzing naar een bijdrage van de gezusters Loveling,„De l'enseignement populaire dans les trois pays scandinaves", verschenenin vier afleveringen van het maandblad Revue de Belgique : III, 2 (15 februari1871), p. 143-149 ; III, 3 (15 maart 1871), p. 213-224 ; III, 5 (15 mei 1871),p. 68-81 en III, 7 (15 juli 1871), p . 213-223 . In feite gaat het om een vertalingop verzoek van E . de Laveleye : deze laatste had namelijk voor de Revuedes Deux Mondes een opstel geschreven over „L'enseignement populaire",welk opstel in het Zweeds werd vertaald door H . Hamilton, die er een ei-gen bijdrage, in het Zweeds, had aan toegevoegd over het basisonderwijsin de Scandinavische landen . Van deze laatste tekst bezorgden R . en V.Loveling op verzoek van E. de Laveleye (zie brief 3), een samenvattendevertaling (,,une traduction abrégée") . Zie ook A. van Elslander, De ,,Bio-grafie" van Virginie Loveling, Gent, Centrale Bibliotheek van de Rijks-universiteit Gent, Mededelingen nr . 4, 1963, p. 22 .

(3) Brief gedateerd Luik 1 .6 .1870, bewaard in de documentatie LovelingUBG (Hs . 3426) ; zie over Kurth brief 4, aant . 1 .

(4) Anton Bergmann, pseud. Tony (Lier 29.6.1835 - 21 .1 .1874), auteurvan Ernest Staas. Advocaat, dat een paar weken na zijn dood verscheen . In1870 publiceerde hij Twee Rijnlandsche novellen . Het was vermoedelijkook vanaf 1870 dat Bergmann en Fredericq bevriend werden ; in dat jaarkwam Bergmann in Luik een door Fredericq zeer gewaardeerde voor-dracht houden in het kader van de Nederlandstalige volksvoordrachten ;zie E.C. Coppens, P. Fredericq, p. 47 ; en vgl. ook brief 5, aant. 8 (over G .Meses). Over Tony Bergmann zie verder G . Schmook, „Tony Bergmannop de draaischijf van zijn generatie", in : Verslagen en Mededelingen van deKon. Academie voor Ned. Taal- en Letterkunde, 1978, afl . 2, p.104-185 . PaulFredericq publiceerde een „Levensbeeld van Tony" in De Gentsche Studen-tenalmanak van 1880 .

Lieve Paul .

Nevele 29 october 1871 .

Grandmama dacht uwen brief zelf te beantwoorden, maar daarhet schrijven haar zoo buitengewoon vermoeit, gelast zij mij dit te

82

8

UBG hs. III/77

Page 85: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

doen. Zij zal zeer tevreden zijn u te zien, want zij heeft altijd veelgenegenheid voor u gehad. Zij begon ongerust te worden omdat zijwist dat gij sints lang naar Mechelen vertrokken waart (1) en geenemaren van u ontving .Uw brief heeft haar gerust-gesteld en haar alle voldoening gege-

ven. Wat de middeneeuwsche geschiedenis betreft, Grandmama ge-looft dat de Kronijk van Despar[s] (2) alles bevat wat mendienaangaande kan leeren en zou u die ter leening willen opsturen .Wij hebben haar gezegd dat zulks overbodig zou zijn en gij u weluit den slag zult trekken bij de maneblusschers . Het moet nog al aar-dig doen als men zijne eerste les geeft, en vooral bij groote jongens .Albert (3) heeft zeker ook wel den herteklop gehad als hij voor deeerste maa pleitte ?Gij weet dat Potter (4) tot ridder van de Eikenkroon benoemd is?

Ik ben hem gaan geluk wenschen, maar hij was reeds uit . Zijnevrouw zegde mij dat ik een beetje vroeger had moeten gaan om hemte vinden, dat het reeds half acht was en hij 's morgenfis altijd voorzeven uur uitging. Gij ziet que tout est relatif ; ik antwoordde haardat ik verlegen was om zoo vroeg in iemands huis te gaan, maar datscheen haar niet vroeg, zij waren allen reeds te been .Gij moet mij verschoonen dat mijn brief op twee verschillige hal-

ve blaren geschreven is, ik geloofde dat het é en blad was en werdhet maar gewaar dat er twee in een zaten als ik reeds het papier volgeschreven had.Wij hebben uwe duitsche boeken naar Gent gezonden, ik hoop

dat zip u in goeden staat zullen geworden . Het was te gevaarlijk zeaan den Luipaard (5) te geven .Grandmama denkt dat het voor u veel beter is in Mechelen dan

wel in Berlin te zijn . Gij denkt er misschien anders over en in uweplaats zou ik ook liever naar Duitschland vertrokken zijn . Het iszonderling, men weet zoo wel wat men verkiest, maar men weetniet wat voor ons het beste is . Voor u was het een en het ander goed .Het is zeer gelukkig voor een jonge mensch de zekerheid te hebbendat hij niemand tot last is.

Het schijnt dat Hiel (6) zaterdag avond in de Société Littéraire (7)eene Conférentffe komt geven of liever eene voorlezing komt hou-den. Ik zal er misschien naar toe gaan .Veel hartelijke groeten van ons allen .

Uwe tante Rosalie

83

Page 86: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1) In augustus 1871 behaalde Paul Fredericq aan de Luikse normaal-school het diploma van „professeur aggrégé" . Hij diende een aanvraag inom een studiebeurs te krijgen voor een studiereis in Duitsland (o.m . Ber-lijn, zoals even verder blijkt), maar deze werd hem geweigerd . Hij vonddan in september 1871 nog een betrekking aan het gemeentelijk college teMechelen als leraar geschiedenis en aardrijkskunde, waar hij slechts éénjaar bleef ; zie E .C. Coppens, P. Fredericq, p . 57 ; vgl. ook brief 11, aant . 4 .

(2) Nicolaas Despars (Brugge 1522-1597), auteur van de Chronicke van . . .Vlaenderen, uitgegeven door J, de Jonghe in 3 dln ., 1840-1842 .(3) Albert Fredericq, neef van Paul, advocaat te Gent ; zie brief 1, aant . 3 .(4) Het is niet duidelijk over welke (De) Potter het hier gaat .(5) De Luipaard : een bijnaam voor een lid van de grote Fredericq-

Loveling familie . Uit de memoires van Simon Fredericq (de jongere broervan Paul) weten we dat de tantes Rosalie en Virginie aan iedereen een bij-naam gaven (Cyriel Buysse bijv . werd Triphon genoemd) ; vgl. A. vanElslander, De „Biografie" van Virginie Loveling, p . 31 ; „Luipaard" komtook voor in brief 10 (met een „klein Luipaardje") en brief 45 .

(6) Emanuel Hiel (Sint-Gillis-Dendermonde 31.5.1834 - Schaarbeek27.8.1899), dichter en flamingant, legendarische figuur in het Vlaamse lite-raire leven in Brussel . Hij liet een omvangrijk oeuvre na, waaronder canta-ten, oratoria en liederen . De oratoria Lucifer (1866) en De Schelde (1867)werden door Peter Benoit op muziek gezet . Recente gegevens in de herden-kingsbrochure door dr . Emiel Willekens, Emanuel Hiel. Dichter en flamin-gant tussen Dender en Zenne 1834.1899, Willemsfonds, Brussel, 1984 ; zieook de geïllustreerde tentoonstellingscatalogus (13 tot 23 oktober 1984)Emanuel Hiel 1834.1899, Dendermonde, 1984 .

(7) Zie brief 5, aant . 7 .

Lieve Paul .

Nevele 22 juli 1873 .

Grand'mama wil volstrekt dat ik u zonder uitstel antwoord en datdoe ik ; dit alleen bewijst u hoe uw brief ons welkom was .

Het is zoo als Nica (1) zegt, de heer Van der Post heeft binnen on-ze kennis eene nieuwe uitgave van ons boekje gemaakt (2) . Zoo

84

9

UBG hs. III/77

Page 87: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

haast wij dit in de „Eendracht" gelezen hadden schreven wij hemom inlichtingen hierover . Zijn antwoord luidde dat eene nieuwe uit-gave geene tweede uitgave is en wij er niets tegen hebben kunnen dathij zich met het verspreiden onzer gedichten gelast, dat het in anderewoorden dezelfde uitgave is waaraan hij een anderen omslag gedaanheeft ; dat hij zich in alles met ter Horst (3) verstaan heeft enz . ditzijn al loutere voorwendsels die wij niet moesten aannemen, en wijvroegen aan Albert wat daarmede te doen was . Deze schreef ons dathij gelooft dat wij het recht hebben van Van der Post schadevergoe-ding te eischep, maar dat wij zouden gedwongen zijn eenen advo-kaat in Utrecht met de zaak te gelasten en onze heeren uitgeversvoor hunne rechtbank niet voor de onze konden dagen . Dit alleszou aanleiding tot groote kosten kunnen geven en schrikt ons eenbeetje af, misschien hebben zij wel hierop gerekend . Volgens denraad van Albert hebben wij ons tot onzen ouden uitgever gewenden hem gevraagd de zaak met Van der Post in het vriendelijk te ver-effenen. Ge begrijpt dat de vriendelijkheid van Van der Post zoumoeten bestaan in ons eenig geld als schadevergoeding aan te bieden .Gisteren schreef ter Horst ons dat aangezien wij verwaarloosd

hadden van kopijrecht te spreken, wij er niets in te zien hebben dathij of van der Post eene nieuwe uitgave onzer gedichtjes maken. Hijzendt ons ook het advies van eenen advokaat, deze zegt dat hij erhelder om lachen zou indien wij het bestonden onze uitgevers ge-rechtelijk te vervolgen .Wat moeten wij nu doen ? Indien gij Herenrans (4) of iemand an-

ders ziet, die kennis van zulke zaken hebben, zult gij ons verplich-ten daar eens naar te vragen .Door Tante Mathilde (5) hebben wij maren van u gehad ; het doet

ons genoegen dat gij het voortdurend goed stelt en het in Arlon ge-woon zift . Mama stelt het ook goed ; zij zit geheel den morgend, datis van half zeven tot twaalf uur voor hare gloeiende stoof, uit vreesdat de soup zou overloopen of aanbranden indien zij daar niet ware .Lia (b) en Nica zijn in Nevele, zij hebben dezen morgend in de bran-dende zon eene groote mand genevers voor het vaderlijk huis ge-trokken. Wanneer gij dezen winter confituur daarvan eet hoeft gijhunner met dankbaarheid te gedenken ; ik weet niet hoe ze nietdood gevallen zijn .

85

Page 88: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Wij hebben met Onkel Aimé (7), tante Sophie (8) en Véroniqueen Simon (9) een uitstapje naar den Kranepoel gedaan en hebben onsalle zeer goed gedragen en goed geamuseerd .De Toekomsten (10) hebben wij ontvangen ; ik zend u de laatst-

verschenene .Veel hartelijke groeten van Mama en Virginie . Wij drukken u har-

telijk de hand en danken u nogmaals voor uwen vriendelijken brief .

Uwe tante,Rosa le .

(1) Véronique, gezegd Nica (Gent 7 .10.1855 - 5 .4.1915), jongste zus vanPaul Fredericq en ook diens lievelingszus ; zie over haar L . Fredericq,Notes, p. 129-131 .(2) Over de heer Van der Post en de hier vermelde nieuwe uitgave van

de Gedichten van de gezusters Loveling is verder niets bekend . Op 16 nov .1874 (hierna, brief 18) zal Virginie Loveling meedelen dat het om een„titeluitgave [ging] om de laatst overgebleven exemplaren te verkoopes, engeen bedrog" .(3) Eduard Benjamin ter Horst (1828-1896) was de zwager van Jan Be-

rends Wolters (1808-1860) uitgever en boekhandelaar te Groningen . Hijwerd in 1860, bij het overlijden van zijn zuster Wesselina, als erfgenaameigenaar van de boekhandel en uitgeverij Wolters . Onder zijn leiding groei-de de firma uit tot één van de grootste uitgevershuizen van Nederland, meteen fonds dat vooral uit schoolboeken bestond ; zie F . Smit, Boekjaar. Wol-ters & Noordhoff 1836. 1986. Honderdvijftigjaar uitgeven voor het onderwijs,Groningen, Wolters-Noordhoff,1986, p . 15. De eerste uitgave van de Ge-dichten van Rosalie en Virginie Loveling was in 1870 bij Wolters versche-nen door de tussenkomst van de Groningse onderwijzer en bloemlezen L .Leopold, die eerder vijf gedichten van elk van de gezusters had opgenomenin zijn bloemlezing Uit zuid-Nederland (1868). Bij de samenstelling vanlaatstgenoemde anthologie had Leopold kunnen rekenen op de efficiëntehulp van Frans de Cort; zie hierover verder R.F. Lissens, „Gezelle tussenFr . de Gort en L. Leopold, een doxologische studie", in Gezelliana, jg . 2(1971), p. 37-79 en A, van Elslander, „Rosalie Loveling : enkele aanvullendegegevens", in Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap II (1986), p .12-15 .

(4) J .F .J. Herenrans (Antwerpen 28 .1 .1825 - Gent 13 .3.1884), leraar Ne-derlands, eerst te Mechelen, dan aan het Gentse atheneum (sedert 1845) ;docent (1854) en buitengewoon hoogleraar (1864) aan de Gentse Rijks-

86

Page 89: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

universiteit. Zie over hem de notitie van P . Fredericq in het Liber Memorie-lis van de R.U.G ., I,1913, p. 158-164 . Hij was gehuwd met Constance deHoon, zuster van de echtgenote van K .L. Ledeganck. Herenrans wasvriend des huizen bij de Fredericgs . Voor Paul was hij niet alleen leraar,hij introduceerde hem ook in de Vlaamse en Groot-Nederlandse kringenen werd ten slotte een persoonlijke vriend en raadgever. Via Paul Fredericqtrad hij op als raadgever van de gezusters Loveling in verband met het uit-geven van hun werken ; zie E .C. Coppens, Paul Fredericq, p . 35, p. 38 . Hijzal ook de lijkrede uitspreken op de begrafenis van Rosalie Loveling ; detekst hiervan is afgedrukt als Voorrede in de editie van de Nieuwe Novellenvan de gezusters (1876) .

(5) Mathilde Albrecht, echtgenote van Charles Loveling (Nevele 9 .7.1825- Gent 14.12.1911), zevende zoon van Marie Comparée en dus halfbroervan Pauls vader Cesar Fredericq ; zie over hem L. Fredericq, Notes, p .46-47 .(6) Lia Fredericq (Gent 2 .1 .1854 - Parijs 23.7.1896), jongere zus van Paul

Fredericq. Ze huwde met de Franse ingenieur Emile Delgobe en ging naarParijs wonen ; zie over haar L . Fredericq, Notes, p . 128 .

(7) Aimé Mac Leod (Oostende 1804 - Gent 1893), echtgenoot van SophieFredericq (over haar zie hierna, noot 8) ; zie over hem L . Fredericq, Notes,p. 37-39 .

(8) Sophie Fredericq (Nevele 27 .3 .1819 - Gent 25.5.1895), jongste zus vanCesar (vader van Paul) Fredericq en dus halfzuster van Rosalie en VirginieLoveling . Zij publiceerde onder het pseudoniem „Mevrouw Sophia" enke-le novellen, o .m. in het Nederduitsch Letterkundig Jaarboekje van FransRens. Zij huwde met Aimé Mac Leod ; hun zoon Jules Mac Leod werdlater bekend als bioloog en hoogleraar en speelde een belangrijke rol in deVlaamse Beweging . Over Sophie Fredericq zie L. Fredericq, Notes, p .35-37.

(9) Simon Fredericq (Gent 27.9 .1857 - 5 .12.1934), jongste broer van Paul .Hij zou in 1892 huwen met Louise Beaucarne ; zie over hen L . Fredericq,Notes, p . 132-160 .

(10) In De Toekomst, jg . XVII (1873) en jg . XVIII (1874) verschenen ver-schillende bijdragen van de gezusters Loveling ; zie hierna, brief 12, aant . 5 .

87

Page 90: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

10

Nevele 3 Augusti 1873 .

Albert heeft Heremans van de zaak Van der Post (1) gesproken enzal hem ongetwijfeld de stukken van het proces, dat is te zeggen debrieven van de uitgevers, medegedeeld hebben . Er bestaat geeneschriftelijke overeenkomst tusschen ter Horst en ons, en ik geloofdat het eene dwaasheid zou zijn van iets te ondernemen dat ons eeni-ge onkosten zou kunnen veroorzaken .Wij zijn U en Mr. Heremans zeer dankbaar voor al de moeite die

gij u voor die zaak hebt gegeven . Wij zullen ons trachten een exem-plaar der nieuwe uitgave te verschaffen om te zien of het werkelijkdezelfde druk is van Wolters of niet . Van der Post beweert het enhet is wel mogelijk dat hij gelijk heeft .

Ik heb uit den brief van Heremans gezien dat hijzelf zich heeft la-ten om den tuin leiden door van Dieren (2), les plus fins y sopt pris,zegt men, als men het met hollandsche en zelfs met belgische uitge-vers te doen heeft .Hartelijke groeten van Grand'mama ; zij hoopt u in den vakatie-

tijd te Nevele te zien . Ik heb gehoord dat Onkel Karel en tante Ma-thilde (3) zich te Arlon goed geamuseerd hebben . Onkel Karel heeftU zeker verteld dat hij de plaats van gref fier bij het tribunaal vaneersten aanleg vraagt ? Ik ben verwonderd dat de benoeming zoolang uitblijft .De Luipaard (4) heeft ons zondag laatst een bezoek gebracht en

ons een klein Luipaardje voorgesteld. Hij heeft ons veel van zijnenbijval op de kongressen verteld .Virginie is naar Gent . Vandaag zal zij waarschijnlijk met Léon,

Helene (5) en wie er nog bij komt, een uitstapje naar Zottegemdoen. Zij heeft daar in haren kindertijd, even als gij, eenige aangena-me dagen overgebracht, en de illusien op dat stadje zijn zoo grootdat zij er aan hield daar eens als wederkeerende grijzaard terug tekeeren. Dat moet gij ook eens doen .

88

Page 91: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Morgen en acht dagen is het de prijsdeeling bij de dames van Bier-vliet. Het is spijtig dat de jonge heeren er niet toegelaten zijn, ik zouu aanraden dat bij te wonen, maar la consigne est rigoureuse, il seraitinutile de vouloir la forcer, zegt de circulaire .En nu, vaarwel en tot weerziens

Uwe tanteRosalie

(1) De zogezegde nieuwe uitgave van de Gedichten ; zie hiervóór, brief9, aant . 2 .

(2) Jan Petrus van Dieren (Grave, Noord Brabant, 15.5.1818 - Antwer-pen 20.1 .1881), drukker-uitgever . Hij vestigde zich in 1840 te Antwerpenen verkreeg grote bekendheid als uitgever van Conscience sedert 1850 ; zieover hem L. Simons, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen, d. I, Denegentiende eeuw, Tielt-Weesp, Lannoo, 1984, p. 42-44, p . 46 .(3) zie hiervóór, brief 9, aant . 5 . In L. Fredericq, Notes, p. 46, wordt

Charles Loveling inderdaad „greffier de Justice de Paix á Gand" genoemd .(4) zie hiervóór, brief 8, aant. 5 .(5) Broer en zus van Paul Fredericq ; over Leon zie brief 6, aant . 5 ; Hélé-

ne Fredericq (Gent 17.8 .1852 -15.4.1914) was de oudste dochter van CesarFredericq ; ze was pas 14 toen hun moeder stierf en ze nam de zorgen vande huishouding op zich ; zie over haar L . Fredericq, Notes, p. 122-128 .

11

UBG hs. 3426 D (26)

Arlon 21 Juli 1874 .

Beminde grootmoeder en Tanten,

Het is reeds zoolang dat ik U schrijven moest, dat ik nu bijna nietmeer durf. Als ik over een paar dagen de aflevering van 't Neder-landsch Museum gekregen heb, waar Tante Rosalie's lieve novellevan den ouden Napoleonist in staat (1), was het mij gelijk een nieuwverwijt, dat mij uit Nevele tegengewaaid kwam . Maar met mij gaathet gelijk met velen

89

Page 92: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Ik schrijf aan U wel zelden,maar denk aan U zooveel .Als men zoo verre van Gent en van Nevele en van al de vrienden

is, zit men dikwijls in eenen zetel te drooment maar een blad postpa-pier nemen en eenen brief schrijven, dat is gansch iets anders .[in de marge : Met veel genoegen heb ik het stukje van Tante Virgi-nie over Andersen's (2) vertellingen gelezen . Zult gij bij uwe novel-len uwe kleine verspreide prozastukskens niet drukken ? Ik heb erin de Toekomst reeds gelezen, die mij als taf ereelkens zeer goed ge-lukt schenen .]Gij weet zeker, dat ik, onder ons gezegd, nog al kansen heb om

dit jaar professor van geschiedenis te Gent of te Antwerpen be-noemd te worden . Fuerison en De Laveleye (3) hebben voor mij aanden algemeenen inspecteur Dumont geschreven, die hun om zoo tezeggen zijne eigene plaats verschuldigd is en die hun daardoor moei-elijk iets weigeren kan, vooral dat het geene schandelijke daad is, diemen van hem vraagt. Ik denk dus, dat de alg . inspecteur mij aan denminister zal voorstellen. Waren de zwarten niet aan 't roer, de zaakzou zeker zijn van nu af aan . Maar de minister mag kiezen wiep hijwil, zelfs buiten de voorgestelde kandidaten ; en doet hij het, danben ik weeral door de mande, gelijk toen Kervyn (4) minister was.Dat zal allemaal te zien zijn op 't tribunaal, maar eest une affairede conséquence ; in [in de marge : Ik heb vruchteloos aan Helena (5)gevraagd om een omstandig relaas te ontvangen van de groote Ne-velscha bedevaart ; Dat was zeker iets !]dien ik te Gent kon benoemd worden, zou ik de gelukkigste menschder wereld zijn .Ik stel het hier overigens zeer goed ; en moet ik hier nog eenige

jaren langer blijven staan voor zaad, ik zal er niet van vermageren .Ik ben hier meer en meer met plezier . Als men eenige goede vrien-den heeft, kan men overal leven .De brieven van Gent zeggen mij telkens dat grandmaman het zoo

goed stelt als ooit en dat Tante Rosalie aan 't beteren is . Ik wenschU eene goede gezondheid en veel geduld gedurende de stikkende hit-te, die wij sedert eenige weken te verduren hebben . Hier is het nietmenschelijk.Wanneer begint men ernstig het drukken van de Tanten's Novel-

len (6) ? Ik hoor daar niets meer van .

90

Page 93: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

[In de marge : Ik heb geen nieuws meer van Albert (7) en van zijnevrouw. Uit Gent zwijgt men over hem . Hoe stelt hij het ?]Ik heb eenen brief van Mad. Bergmann (8) ontvangen, die altijd

naar de Tanten informeert. Zij is gedurende eenige weken inDuitschland geweest : te Rolandseck aan den Rijn, niet verre vanBonn en het Siebengebirge. Daar had zij vroeger met Tony hare hu-welijksreis gedaan. Zij wilde het nogmaals zien . Zij is altijd zeerdroevig te oordelen naar hare brieven, en ik ken haar genoeg omovertuigd te zijn dat er hier geene spraak is van un pauvre esquifbat-til par la tempête, zoo als Tante Joséphine zichzelve noemde .Ik omhels U teederlijk en met zeven haasten . Ik ben volop in de

composities, die ons schandelijk veel werk geven .

Uw Paul

ik omhels Lia en de andere gevatters (9), die te Nevele zouden kun-nen zijn. [In de marge : Heeft Tante Sofie (10) suiker gehad in denNovellen-prijskamp van 't Willems-Fonds ? Dat verwondert mij .]

(1) Bedoeld is „Meester Huyghe", verschenen in Nederlandsch Museum,1e jg. (1874), nr . 1, p. 345-361 en gebundeld in Novellen van Rosalie en Vir-ginie Loveling, Gent, Ad . Hoste, 1874 .

(2) Zie brief 11, aant . 5 .(3) J .J . Fuerison (Gent 1819-1902), repetitor, buitengewoon en gewoon

hoogleraar (vanaf 1860) Franse letterkunde en nationale geschiedenis aande Gentse Universiteit, waarvan hij van 1870 tot 1873 ook rector was ; zieover hem E . Discailles, in Liber Memorialis I, 1913, p. 142-144 ; vgl. ookbrief 31, aant . 1. Over De Laveleye zie brief 2, aant . 1 .

(4) J. Kervyn de Lettenhove (1817-1891), baron, historicus en volksverte-genwoordiger, auteur van een zesdelige Histoire de Flandre (1847-'60) . Hijwas sedert 1861 katholiek volksvertegenwoordiger voor het arrondisse-ment Eeklo en werd van juli 1870 tot december 1871 minister van binnen-landse zaken in het katholieke kabinet-J. d'Anethan. Zie over hem R . deSchryver in EVB I, p . 784 . Toen P. Fredericq afstudeerde (1871) vroeg hijeen studiebeurs aan voor een studiereis naar Duitsland, die hem doorKervyn de Lettenhove, toenmalig minister van binnenlandse zaken, gewei-gerd werd ; zie E .C. Coppens, P. Fredericq, p . 55 en vgl. brief 8, aant . 1 .

(5) Over Pauls zus Héléne, zie brief 10, aant . 5 .(6) Over de Novellen zie hierna, brief 12, aant . 2 .(7) Zie brief 1, aant . 3 .

9 1

Page 94: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(8) Over Anton Bergmann zie brief 7, aant . 4 ; over zijn weduwe brief12, aant . 7.

(9) Over Pauls zus Lia zie brief 9, aant . 6 . Duits „Gevatter" : vriend,kameraad, buurman .(10) Over 'Tante Sofie' zie brief 9, aant . 8 .

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

Nevele 25 juli 1874 .

Wij hebben door den heer Heremans vernomen dat er kans wasvoor u naar Antwerpen te komen ; nu zegt men ons dat gij wel teGent zoudt kunnen benoemd worden, hetgeen misschien nog voor-deeliger voor u ware (1) . Laat ons hopen dat de eene of andere dezertwee kansen zal meevallen .Men is volop aan het drukken onzer novellen (2), noodra zij ver-

schenen zijn, zult gij er een exemplaar van ontvangen . Het boekjezal op fraai papier gedrukt zijn en het formaat nagenoeg dat van denovellen van Dehoon (3) . Kent gij dien bundel ? Het zal wel tot aande 250 bladzijden komen, denkt Mr Heremans. Deze heer is vrien-delijk genoeg zich met geheel den gang van het drukken te gelasten ;wij kunnen hem niet genoeg dankbaar daarvoor zijn . Hij is hiereenen zondag namiddag met Madame geweest ; wij hebben ons allengoed te samen vermaakt . Hij zal ook een voorwoord in ons boekjeschrijven. Ik geloof dat gij al, of bijna al onze novellen kent . Wijhebben er elk vijf, de twee er bij gerekend die in het Museum (4)verschenen zijn. Er is er eene bij die tante Virginie nu maar onlangsgeschreven heeft, deze zal nieuw voor u zijn .

Wat onze andere opsteltjes en artikeltjes betreft, waarvan gij er ee-nige in de „Toekomst" (5) gezien hebt, ik geloof niet dat zij nevensde novellen op hunne plaats zouden zijn, doch het ware niet onmo-gelijk die ook eens in een bundeltje te verzamelen . Wij hebben ernog veel van die soort in porie-feuille, genoeg, denk ik, om een boekuit te maken. Nu dit is voor later .

92

12

Page 95: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Tante Sophie (6) heeft niet meegedaan in den prijskamp van 'tWillemsfonds. Haar stukje was niet gereed. En gij, Paul, hoe stelt gijhet met de litteratuur ? Schrijft gij veel ? Dunkt u niet dat prozaschrijven toch veel plezieriger is dan verzen maken ?Van Madame Bergmann (7) hebben wij sinds lang geene

rechtstreeksche maren meer . Mme Herenrans heeft ons gezeid datzij in 't kort met haar dochtertje naar Gent schikt te komen .Lia heeft uwe engelsche kaart ontvangen . Men had haar gezegd,

dat de brief van onkel Edouard (8) te Arlon was . Hartelijke groetevan haar .

'T is spijtig (9) dat gij de bedevaart niet hebt kunnen zien . 20.000huivallige, gekretiniseerde pelgrims zijn hier naar het kapellekenvoorbij getrokken onder het prevelen van gebeden of het zingen vanantikeu.Gij weet dat ik eenigen tijd ziek in Gent geweest ben . Het gaat

niet beter met mij, en Léon heeft mij aangeraden er toekomendeweek op nieuw eenige dagen te gaan doorbrengen, opdat Mr.Boddaert van mijnen toestand zou kunnen oordeelen (10) . Ik hebzeer veel pijn en ongemakken en zie niet hoe ik ze kan kwijt gera-ken. Ik hoop dat ik er aan gewoon zal worden, en wat het gevaarbetreft, daar bekreun ik mij weinig om : eest l'affaire de la blan-c isseuse .Mijne gemoedstemming is niet veranderd, ik amuseer mij gaarne,

en lach gaarne, al voel ik dat ik in vele dingen kattevleesch (11) ben .Wij zijn vóór veertien dagen met de drie jugen per rijtuig naar denKranepoel (12) geweest . De andere zijn er rond gegaan, ik ben blij-ven zitten. Het was iets nieuws daar gansch alleen te zijn . Het waterwas helder en het weder goed . Ik dacht onwillekeurig aan TonyBergmann en aan ons uitstapje van vóór twee jaar (13) . Hoe weinigwas het dan te voorzien dat de vrolijkste van heel de bende, de eerstezou geweest zijn om het af te leggen, gelijk de hollanders schrijven .

Van Albert (14) weet ik niet veel . Hij is mij eens met zijne vrouwkomen bezoeken als ik in Gent was . Ik geloof dat hij nog al veelwerk begint te krijgen .Grand'maman en tante Virginie doen u veel komplimenten . Lia

(15) stelt het ook goed. Onkel Louis heeft zich twee hollandscheschapen gekocht ; hij zal die waarschijnelijk binnen een paar dagenmet tante Pauline en Lia naar Terneuzen gaan halen .

93

Page 96: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

De donder is dezer dagen in onzen hof gevallen en heeft eenenboom verbrijzeld .Grand'mama was voornemens u zelf te schrijven, maar zij is te

moede .Vaarwel

Uwe tanteRosa ie .

(1) In het schooljaar 1871-72 was Paul Fredericq leraar geschiedenis enaardrijkskunde aan het gemeentelijk college te Mechelen, waarna hij over-stapte, in dezelfde functie, naar het atheneum in Aarlen (oktober 1872), tothij werd overgeplaatst naar Gent (augustus 1875) . Inmiddels was Fredericqechter al betrokken bij de Gentse gemeentepolitiek : vanaf april 1874 werdhij secretaris van schepen A . Wagener in de „Société pour le progrés desétudes philologiques et historiques" . In datzelfde jaar 1874 spande Wage-ner zich reeds in voor een aanstelling van Paul Fredericq aan het Gentseatheneum, nadat een poging van De Geyter en Van Beers voor het athe-neum van Antwerpen mislukt was ; zie E.G. Doppens, Paul Fredericq,p. 55, p. 58, p . 60 .(2) De Novellen van Rosalie en Virginie Loveling verschenen in 1874 bij

de Algemeens Boekhandel van Ad. Hoste, uitgever, Veldstraat 43 te Gent,met „een woordje van inleiding" van prof. J .F.H. Heremans . Blijkensbrief 17, waarin Paul Fredericq bericht dat hij de „witte novellen" heeftontvangen, moet het boek begin november opgestuurd (en dus al versche-nen) zijn. Het was op dat moment nog niet in de handel (vgl . brief 18) .

(3) Joos Frans de Hoon (Gent 13.9.1787 - Evergem 22.4.1867), genees-heer, vrederechter en schrijver ; zijn literaire bijdragen verschenen in hetBelgisch Museum en in de Nederduitsche Jaarboekjes ; ze werden gebundelddoor zijn schoonzoon J .F .J . Heremans onder de titel Novellen en gedichtenvan Dr. J.F. de Hoon, Gent, 1869 ; zie J.G. Frederiks en F .J. van den Bran-den, Biografisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde .Tweede, omgewerkte druk, Amsterdam, L.J. Veen, z .j . [1891], p. 369-370 .(4) De Novellen bevatten : „Jan-Oom en Belle-Trezeken", „De baan der

Kunst", „Serafine", „Broeder en Zuster" en „Meester Huyghe" van Rosa-lie Loveling en „Drie �leine schetsen", „Sidon", „In de Hope van Vrede",„De Verdwaalden" en „Emiliaantje" van Virginie Loveling . In Neder-landsch Museum waren al „Meester Huyghe" (jg . I,1874, nr . 1, p. 345-361)en „De verdwaalden" (jg . I, 1874, nr . 1, p . 71-85) verschenen .

(5) In De Toekomst verschenen in jg. XVII (1873) „De zucht naar hetschone" (proza) van Virginie (p . 16) en „De landverhuizers" (proza) van

94

Page 97: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Rosalie (p. 73) ; in jg. XVII (1874) „Beloften en bedreigingen" (over onder-wijsproblematiek) van Rosalie (p . 1-5), „Eenige bemerkingen op sommigestrofen van Ledegancks gedicht 'De hut in 't woud'" (p . 117-121) en „Dekeus eener kostschool" (p.183-184) van Virginie, het essay „Onbehendigetroostwoorden" van Rosalie (p . 216-222), en „Iets over Andersens vertel-lingen" van Virginie (p . 313-321). Voor verdere bibliografische gegevenszie Ada Deprez, Dominick van Dyck en Bart van Schelstraete, De Toe-komst 18571898, Gent, Cultureel Documentatiecentrum Rijksuniversiteit,1992, 3 dln. (Bibliografie van de Vlaamse Tijdschriften in de negentiendeeeuw, II, 28a-c) .

(6) Sophie Fredericq, zie brief 9, aant . 8 .(7) Elisabeth van Acker (1838-1934) ; mevrouw Bergmann correspon-

deerde uitvoerig met Virginie Loveling . Na het overlijden van Tony Berg-mann (21 .1.1874) verbleef hun dochtertje Lisette een poosje te Nevele ; zieG. Schmook, aart . (brief 7, aant . 4) ; over het dochtertje van Tony zie ookR. Foncke, „Tony's telg look voor eeuwig haar ogen", in Nieuw VlaamsTijdschrift, 12de jg . (1958-1959), I, p . 322-327 .

(8) Over Lia zie brief 9, aant. 6 ; „onkel Edouard te Arlon" : een allusieop Edouard Huet (1819-1891), broer van de filosoof Francois Huet en vanPauls moeder Mathilde Huet . Voor Paul en Leon Fredericq was hij een„suikeroom" ; hij overlaadde ze met geschenken en met vriendschap ennam hen mee op reis alsof het zijn eigen kinderen waren ; zie over hemL. Fredericq, Notes, p . 69-71 .

(9) De passage vanaf „'t Is spijtig" tot „de hollanders schrijven" is gepu-bliceerd door J . van de Casteele, „Nevelse brieven van de gezusters Love-ling", in Driemaandelijks berichtenblad van de heemkundige kring Het Landvan Nevele, jg. 9, afl. 1 (maart 1978), p . 19-31 ; cit . p. 20-21 . Bij de eerstealinea deze noot : „Twintig duizend pelgrims, dat lijkt toch overdreven .Wij menen dat er een 0 teveel is. Het Kapelleken : bedoeld wordt hier dekapel in de Oostbroek gelegen" (p . 30) .

(10) Eerste vermelding van Rosalies ziekte . Pauls broer Leon zou in 1875als geneesheer afstuderen (vgl . brief 6, aant . 5) .

(11) De uitroep „Kattevlees" betekende bij het „blindekalle" spelen datwie vastgegrepen werd moest worden losgelaten omdat ze nog te kleinwas ; cf. A. van Elslander, De „Biografie" van Virginie Loveling, p . 13 enp. 32, aant . bij regel 75-98 .

(12) J. van de Casteele, „Nevelse brieven", in Het Land van Nevele IX,1 p. 30, tekent hierbij aan : „De Kranepoel te Aalter-Bellem, een gelief-koosd rekreatieoord voor de familie Fredericq, Loveling, Buysse . Er werdook in de poel gezwommen" .

95

Page 98: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(13) Het uitstapje naar de Kranepoel werd kennelijk in de zomer van1872 gedaan samen met het echtpaar Bergmann . Rosalie Loveling schreefeen gedicht „Ter Nagedachtenis van Anton Bergmann" dat is opgenomenin Gedichten van Rosalie en Virginie Loveling, 1 877, tweede, vermeerderdedruk, p . 30-31 .(14) Albert Fredericq; zie over hem brief 1, aant . 3 .(15) Lia Fredericq ; zie over haar brief 9, aant . 6 . Uit deze passage mogen

we wel afleiden dat ze logeerde bij Louis Buysse en Pauline Fredericq, deouders van Cyriel Buysse .

UBG hs.111/77

96

13

[Briefkaart, poststempel Nevele 31.8 .1874] .

Le ho promesso una carta, eccolla .La notie é stata piuttosto buona ; non mi sento piu stanca del solito.Che bel pranzo ! Ne serberó lungo tempo un ricardo grato . Che

eccellente vivande, the belle frutta, the vini squisiti ! E soprattuttothe convitati lieti ! Peccato the tutto ció the é bello e buono vaniscecosi presto !Presento le mie salutazioni amichevoli al signor Oddoardo, ed

auguro it buon viaggio ad Elena (1) .

R.L .

[Ik heb u een kaart beloofd, hier is ze .De nacht is nogal goed geweest ; ik voel me niet meer moe dan ge-woonlij .Wat een heerlijk middagmaal. Ik zal er lange tijd een aangename

herinnering aan bewaren. Welke uitstekende gerechten, welk mooifruit, welke heerlijke wijnen . En vooral, welke vrolijke gasten ! Jam-mer dat alles wat mooi en goed is zo snel verdwijnt .Ik bied mijn vriendschappelijke groeten aan de heer Oddoardo

aan, en wens een goede reis aan E ena .

R.L .]

Page 99: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1) Met „Oddoardo" wordt mogelijke verwezen naar oom EdouardHuet (vgl. brief 12, aant . 8) ; ,,Elena" is wellicht een „Italiaanse" verwijzingnaar Pauls zus Héléne (vgl . brief 10, aant . 5) .

14

UBG hs. III/77

[Briefkaart, poststempel Nevele 1.9 .1874] .

Caro Nipote, it Giovedi in otto m'aggrade . mi pare anche esserd'uopo andare mentre the i giorni sono ancora abbastanza lunghiper godere it viaggio. Conciosiacosaché ella s'é incaricato di scrivere,mi rimetto affatto a lei per ció the spetta l'avvertimento alla Signo-ra. La zia a avuto una pessima notie, addesso ha la febbre addessoe non fa altro the lagnarsi. Felice the sia stata meglio la domenicavarcata altrimenti non avrebbe potuso andare al convito .Ho preso sul seria ció the ha detto intorno all' accettazione di

qualche mio lavoro [nella] revista, mi sono giá messa all' opera . houna grande bramosia di mostrargliela per assicurarmi sé posso averefiduzia in me stessa ed it mio modo di tradurre o no. Penso thedovró andare in cittá al mercoledi innanzi dunque it 9 Settembre epernottarvi per essere in pronto per tempo, addio .

[Virginie Loveling]

[Lieve neef, donderdag over acht dagen is goed voor mij . Het lijktme ook nodig om te vertrekken terwijl de dagen nog lang genoegzijn om te genieten van de reis . Aangezien zij het op zich genomenheeft te schrijven, vertrouw ik geheel op u wat het bericht aan deSignora betreft . Tante heeft een zeer slechte nacht gehad, nu heeftze koorts en ze doet niets anders dan zich beklagen . Gelukkig wasze de afgelopen zondag beter, anders had ik niet naar het diner kun-nen komen.Wat ge gezegd hebt in verband met de ontvangst van enige van

mijn werkjes in het tijdschrift heb ik ernstig genomen, ik heb mijal aan het werk gezet . Ik zou ze u heel graag laten zien om er zekervan te zijn of ik vertrouwen kan hebben in mijzelf en in mijn ma-

97

Page 100: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

nier van vertalen . Ik denk dat ik vóór woensdag naar de stad zalmoeten gaan (dus 9 september) en er te overnachten om op tijd tezijn, tot ziens.]

UBG hs.111/77

15

1874 Nevele 16 September .

Lieve Paul,

Ik zal morgen, donderdag met den trein aankomen, die ten 8.22in Gent is .Hier zend ik u een briefje van Onkel Louis (1) en verzoek u er

eens op na te denken of het beter en goedkooper ware langs Antwer-pen te gaan.Wees zoo goed mijn manteltje dat Lia weggehangen heeft aan de

statie te brengen want ik zal den tijd niet hebben tot aan uw huiste gaan, hadde ik het niet ik zou in schande komen, ik verzoek Liahet U toch te willen helpen onthouden .Ik zal mijn coupon enkel tot aan Gent nemen .

Zie ik U niet aan de statie dan zal ik denken dat gij verkiest met ee-nen lateren trein te gaan en zal naar uw huis komen .Zeg aan Papa dat Tante Rosalie heel veel gebeterd was, als ik te

huis kwam maar nu sedert gisteren weder wat is verslecht . Zij heeftgeenen appetijt, slechte droomen en zweet heel veel .

Ik wilde te huis blijven maar zij zelve dringt er op aan dat ik gaanzou .

Vergeet toch het mantelkeu niet.

Als ik het briefje van Onkel herlees zie ik dat het moeilijk langsAntwerpen kan zijn, doe dus als had ik niet gesproken .

98

tot morgenVirginie .

Page 101: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1) Louis Buysse, echtgenoot van Pauline Loveling . Pauls zus Lia logeer-de bij hen (vgl . brief 12). Hier is verder sprake van een bezoek dat VirginieLoveling samen met Paul Fredericq brengt aan de weduwe Bergmann teLier ; Louis Buysse heeft twee mogelijke reisroutes uitgestippeld : ofwel vanLandegem naar Gent, dan over Mechelen en Kontich naar Lier ; ofwel vanGent via Antwerpen naar Lier ; in Antwerpen diende dan wel van ,,Paysde Waes" naar „de statie van den staet" te worden gegaan . Het briefje vanLouis Fredericq is bewaard bij de correspondentie .

UBG hs.111/77

16

Nevele 16 October 1874 .

Lieve Paul,

Hartelijken dank voor de lijsters : zij zijn ons dezen morgen toege-komen, zijn aanstonds gepluimd geworden en zullen goed smaken,hoop ik .Tante Rosalie is, en somme, gebeterd, maar heeft nog erge poozen

en slechte nachten, voor het oogenblik ligt zij weder te bed ; maarals gij dezen brief ontvangt, is het wel mogelijk dat zij weder goedza zijn .Mama stelt het nog immer goed, zij doet U hare complimenten,

even als Tante .Léon (1) is hier gisteren geweest . Hij heeft ons zijn lauwertakje ge-

toond. Deze week verlaat hij het hospitaal, omdat het schijnt dat zij-ne twee fonctiën, degene van éléve interne en die van préparateur,niet te zamen kunnen gaan, ten minste als de professoren moeilijk-heden maken. Léon schijnt er niet ontevreden over .De novellen zijn afgedrukt (2) hoelang het nu nog zal duren aleer

zij verschijnen weet ik niet . Nu moeten wij nog de proeven voor hetkiezen van den omslag krijgen. Ik denk dat het goed zal zijn denHeer Herenrans daarover te laten beslissen daar hij er beter kennisvan heeft dan wij . Het boek maakt 301 bladzijden uit. Onnodig Ute zeggen dat Gij er een exemplaar van voor geschenk zult krijgen,noodra wij de boeken ontvangen hebben, zenden wij het U op .

99

Page 102: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Lia is voor het oogenblik in Gent . Léon zal haar uwe boodschapwegens het beantwoorden van haren brief doen .Vaarwel en nogmaals dank voor het toegezondene .

Uwe TanteVirginie .

Madame Bergmann (3) heeft ons eenen heel vriendschappelijkerbrief geschreven van zoodra zij weder te huis was . Ik heb haar geant-woord dat Gij iets op het album hebt geschreven en wij het haar meteen boekje der novellen zullen opsturen.De tentoonstelling van schilderijen wordt deze week gesloten, ik

heb ze niet terug gezien . Hoe jammer toch dat Gij den Heer Geets(4) niet gezien hebt ; maar ook waarom heeft hij U van zijne komstniet verwittigd ?

(1) Leon Fredericq (zie over hem brief 6, aart . 5) was een briljant stu-dent ; zijn diploma van doctor in de geneeskunde behaalde hij in 1875 metde grootste onderscheiding en de gelukwensen van de jury ; L. Fredericq,Notes, p. 106 .

(2) Zie brief 12, aart . 2 .(3) Zie brief 12, aart . 7 .(4) Willem Geets (Mechelen 20.1.1839 - 19 .1 .1919), geschiedenisschilder

en etser, tevens acteur en auteur van toneelstukken . Hij werd in 1869 direc-teur van de Academie in zijn geboortestad ; zie over hem Winkler Prins En-cyclopedie van Vlaanderen III,1973, p . 84 . Paul Fredericq ontmoette Geetstijdens het schooljaar 1871-72, toen hij leraar was te Mechelen ; zie E .C .Coppens, Paul Fredericq, p . 58 . Geets illustreerde de eerste uitgave vanErnest Staas van Anton Bergmann (Gent, 1874 ;1875 2) met „sterkwaterpla-ten" en schilderde het bekende portret van Virginie Loveling toen hij in1914 uit Mechelen naar Gent was gevlucht .

100

Page 103: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs . 3426 D(8)

17

Beminde grootmoeder en Tanten,

Arlon den 6 nov . 1874 .

Eergisteren heb ik uwe witte Novellen ontvangen . Lia had mijreeds geschreven, dat het een witte omslag met rood streepje zouzijn. Aangenamere verrassing dan diegene, die mij de bundel Novel-len veroorzaakt heeft, heb ik niet veel gehad, sedert dat ik onder deWalen, verre van Vlaanderen en van de lucht waarin de vruchtender verbeelding groeien, als in ballingschap leef.Ik heb het boek in eenen adem uitgelezen en ben overtuigd, dat

ieder lezer, die eenigen letterkundigen smaak heeft, Herenrans'Voorbericht volmondig zal bijstemmen. In Holland zullen zondertwijfel de Novellen een groot succes hebben, en in België ook, maarin den engen kring der schrijvende flaminganten . Want het lezendpubliek van Conscience en Pieter Geiregat (1) zal de Novellen nietlezen .Voor mij spant Emiliaantje de kroon, bijna ex aequo met Meester

Huyghe. Maar het stuk dat het meest roert en doet nadenken, is Tan-te Rosalie's Broeder en zuster, waar zooveel bitterheid en killige le-vensbeschouwing in ligt . Dat is ook een meesterstuk, en Sidon is vande zelfde tragieke familie . jan-Oom, Serafine en In de Hope van Vredezijn uitmuntend en hebben mij veel over de boerenzede[n] en ge-woonten geleerd, vooral de twee eerste . In de Baan der Kunst hebik heel duidelijk Tante Flore, Prudens, Albert en Maria herkend (2) .Onkel Sylvester doet aan Papa's vroegere redevoeringen over Al-bert's opvoeding denken .De Verdwaalden zijn zeer lief, maar wat vague en bleek, eenigzins

onvast van teekening, dunkt me . De drie Geschenken hebben mijook goed aangestaan, maar Het geschenk van den Rijke is te wreedvan caricature . Maar het doet hartelijk lachen. Ziedaar mijne eersteindrukken . Ik schrijf ze hier neder, hopende dat gij ze niet kwalijkzult nemen .

10 1

Page 104: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Ik zal uwen bundel bespreken in 't Londensch Athenaeum (3) . Hijzal, met Tony's Ernest Staas, de eereplaats onder de prozawerkenvan 1874 innemen, en hij verdient het. Ik ben nieuwsgierig te wetenwat men er in Holland van schrijven zal . Rekent op een beoordee-ling van Dr Jan ten Brink in den Ned. Spectator (4) .Ik hoop dat Tante Rosalie het goed stelt . Hoe het mij verheugd

heeft, als ik vernomen heb, dat zij de tentoonstelling van schilderij-en toch eindelijk heeft kunnen bezoeken, kan ik U niet zeggen . Ikwist, dat zij er hare boontjes op te veeeken had gelegd . Van Grand-mama's gezondheid schrijft Lia, dat zij opperbest is .Ik omhels U teederlijk .

Uw Paul

Zeg aan Lia, als 't U belieft, dat ik aan Helena geschreven heb endat zij bedankt is voor het spoedig opzenden van den Parijschenbrief. (5)Ik vergat U te zeggen, dat de omslag, de letter en de gansche

physionomie van den bundel mij zeer goed gelukt schijnen . Dat is,volgens mij, nog al belangrijk, voor een letterkundig werk .

(1) Pieter Geiregat (Gent 28 .2.1828 -19 .2 .1902), als schrijver een autodi-dact, redacteur en hoofdredacteur van De Gazette van Gent. Zijn romansen verhalen, in het bijzonder zijn in de eigentijdse maatschappij gesitueerdezedenschetsen, zijn opgezet in de volksverheffende trant van Conscience ;zie Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde, Amster-dam/Brussel, Elsevier, 1986, p. 148 .

(2) Pauls neef Albert Fredericq (zie over hem brief 1, aant . 3) was de zoonvan Louis-Auguste Fredericq (broer van Cesar Fredericq) en van Flore MacLeod (,,tante Flore" dus). Na de dood van zijn vader in 1853 werd CesarFredericq zijn voogd; zie L. Fredericq, Notes, p . 31 . Met Maria kan de zusvan Albert Fredericq bedoeld zijn (eveneens vermeld in Notes, p . 31 en p .35) . Prudens konden we niet identificeren .

(3) In de Athenaeum, nr. 2461, 26 december 1874, p . 856 zijn in het over-zicht van de literatuur in België door E. de Laveleye en P. Fredericq de vol-gende regels over de Novellen te vinden : ,,The 'Novellen' by Rosalie andVirginie Loveling are also remarkable works . The two sisters were, untillately, only known by their poems, full of freshness and simplicity whichremind one of the shorter pieces of Uhland and Longfellow . Their volume

102

Page 105: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

of stories, which are pictures of peasant life in Flanders, is distinguishedby the same literary qualities, and has achieved a great success, especiallyin Holland, where the public seems to have thoroughly recognized the de-licacy and good taste which are developed with charming simplicity" .Met dank aan Marysa de Moor, die ons deze referentie bezorgde .(4) Jan ten Brink (1834-1901), Nederlands leraar en later hoogleraar, pro-

zaschrijver en criticus, auteur van Geschiedenis der Nederlandsche letterkun-de (1897) . Hij schreef verscheidene waarderende besprekingen van dewerken van Rosalie en Virginie Loveling . Zijn brieven aan de gezusterszijn bewaard in de collectie Loveling van de UBG (Hs . 3426) . In zijn eerstebrief (in deel IV, nr. 12), gedateerd Den Haag, 15 november 1874, danktTen Brink de gezusters voor toezending van de Novellen en deelt hij meedat hij reeds een kleine aankondiging heeft geschreven voor De Nederland-sche Spectator. Het stuk is verschenen op 14 november 1874 en is onderte-kend Flanor II . Virginie Loveling was er kennelijk zeer mee ingenomen :ze stuurde het op naar haar neef Paul (zie hierna, brief[kaart] 19) .

(5) Pauls jongere zus Lia zou met een Fransman trouwen en naar Parijsgaan wonen ; vgl. brief 9, aant . 6 ; over zijn zus Helene zie brief 10, aant . 5 .

18

UBG hs. III/77

Lieve Paul,

Nevele 16 Nov. 1874 .

Hartelijken dank voor Uwen brief . Uw gunstig oordeel over de No-vellen heeft ons het grootste genoegen gedaan, te meer daar Gij deeerste zift die er ons over geschreven hebt . Gij zift ook de eerste ge-weest om het boek te ontvangen : het was nog in den handel niet ende overigen hebben wij maar eenige dagen later gegeven of verzonden .Tot hiertoe hebben wij reden over den uitslag tevreden te zijn . Wij

hebben er reeds hier en daar over gehoord of brieven gekregen : Beets(1) heeft er ons ook dadelijk over bedankt en beloofd er nog eens overte schrijven .Zoodra ter Horst (Firma Wolters van Groningen) (2) een geschenk-

exemplaar ontvangen had, heeft hij ons eenen niet uitgekomenboek over de Letterkunde wedergezonden en ons geschreven om ons

103

Page 106: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

voor te stellen eene tweede vermeerderde uitgave onzer Gedichtente zijnent te laten verschijnen . Ook de Heer Leopold (3) schreef onsdaarover om het ons ten hoogste aan te raden . Wij hadden er ookniets tegen en hebben op aanrading van Mr Herenrans geantwoorddat wij zijn voorstel aannamen en hij zijne voorwaarden stellen zou .Van onzen kant hebben wij hem bericht dat wij er maar in toestem-men als het boek in grooter formaat en letter en sierlijker van uiter-lijk zou zijn dan de eerste uitgave .Wij verwachten zijn antwoord en aanbod en denken wel dat het

aannemelijk zijn zal .De nieuwe uitgave van Van der Post (4) was maar naar het schijnt

eene titeluitgave om de laatstovergebleven exemplaren te verkno-pen, en geen bedrog .Gij zult met spijt vernemen dat Tante Rosalie zeer ziek is en te

bed ligt, zij was zoo veel gebeterd dat zij zelfs hare gewone bezighe-den hernomen had, nu is het op nieuw al verslecht, vandaag schijntzij echter wat minder afgemat dan de voorgaande dagen .

Indien Gij iets over de Novellen te lezen krijgt, wees zoo goed hetons mede te deelen : dat is thans, dat wij niet uitgaan en weinig men-schen zien, ons grootste, en ik kan zeggen ons eenigste genoegen .Lieve Paul, indien ik U dit alles en altijd over onze aangelegenhe-

den schrijf, is het omdat ik denk dat Gij er belang in stelt en geens-zins uit onverschilligheid jegens Uwe bezigheden : het verheugt onszeer te vernemen dat Uw werk over de Burgondiërs (5) vordert enaan den goeden uitslag twijfelen wij niet .Gij weet, of hebt misschien vergeten, dat Uw vriend Kurth (6) in

den tijd eene beoordeeling over onze Gedichten geschreven heeft,die ons welkom was. Wat denkt Gij, zouden wij hem een exemplaarvan de Novellen zenden ? Wij hebben er weinig, bijna geene in hetland verzonden ; maar indien Gij het raadt, zullen wij het doen .Indien Gij het geraadzaam vindt en geenen tijd hebt eenen brief

te schrijven, wees dan zoo goed van zijn adres op eene briefkaart tezenden zonder meer erover, opdat de postmeester niet weten zouwaarvan er kwestie is .Mama is heel gezond en groet U even als wij heel vriendelijk .Ander nieuws weet ik niet. Schrijf ons ook soms, als Gij kunt, het

doet ons heel veel genoegen iets van U te vernemen .Uwe tante Virginie .

104

Page 107: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1) Nicolaas Beets (1814-1903), Nederlands schrijver, verwierf bekend-heid met zijn Camera obscura, gepubliceerd onder het pseudoniem Hilde-brand. In haar Biografie schrijft Virginie Loveling dat zij Nicolaas Beetsleerde kennen „te Lier, ten huize van Antoon Bergmann - op het heerlijkbuiten Nazareth - waar ik zeer bevriend was" (zie A . van Elslander, De„Biografie" van Virginie Loveling p. 20 en p. 36, noot 378) . In de Loveling-collectie van de UBG (Hs. 3426) bevinden zich drie brieven van Beets ; debrief waarin hij de gezusters bedankt voor de Novellen is gedateerd Utrecht4 november 1874 . (in deel IV, nr. 11) .

(2) Zie brief 9, aant . 3 . De tweede, vermeerderde uitgave van de Gedich-ten van Rosalie en Virginie Loveling verscheen inderdaad bij Wolters Gro-ningen in 1877 ; de derde druk werd echter verzorgd door Ad . Hoste teGent (uitgever van de Novellen), in 1889 .

(3) L. Leopold (1838-1916), onderwijzer en bloemlezen, die in zijn antho-logie Uit zuid-Nederland (1868) aan het werk van de gezusters Loveling eenprominente plaats had gegeven en had bemiddeld bij de publikatie van deGedichten ; zie verder brief 9, aant . 3 ; over L . Leopold zie het levensberichtdoor J.A. Leopold, in Handelingen van de Maatschappij der NederlandscheLetterkunde te Leiden [ . .], 1917.1918, Leiden, 1918, p. 99-113 .

(4) Zie brief 9 .(5) Paul Fredericq werkte te Aarlen aan zijn proefschrift : Essai sur le tule

politique et social des ducs de Bourgogne ; de openbare verdediging had plaatsop 19 juni 1875 .

(6) Godefroid Kurth ; zie over hem brief 4, aant.1 ; het „vleiend oordeel"over de Gedichten kwam ook al ter sprake in brief 7 .

19

UBG hs. III/77

[Briefkaart, poststempel Nevele 18.11.1874]

I do not know if you are subscribed to the Spectator, at any rateI send you one nummer containing a critic or rather a praise by Mrt.B. (1) Pray keep it until you find an opportunity of restoring it tous .

[Virginie L.]

1 05

Page 108: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1) De verwachte bespreking van de Novellen door Jan ten Brink was eenaankondiging (vgl . brief 17, aant . 4), verschenen in De Nederlandsche Specta-tor van 14 november 1874 .

20

UBG hs. 3426 D (14)

Arlon den 26 nov . 1874 .

Beminde grootmoeder en Tanten,

Ik heb geenen tijd om te schrijven, zooveel ik zou willen, maarik kan niet nalaten U een uittreksel mede te deelen uit eenen briefvan Hoste (1), dien ik daar zooeven ontvang en waar er kwestie inis van uwe Novellen.Ik geef het woord aan Hoste .„Het werkje van de Juff . Loveling trekt zeer goed, en in Holland

vooral wordt het zeer gunstig onthaald . Ik heb het aan een 50talboekhandelaren in commissie gezonden. Daarbij ontvang ik dage-lijks bestellingen . De uitslag is tot nu toe zeer bevredigend .„Er zijn ook gunstige recensies in Hollandsche dagbladen versche-

nen. Ik zal ze trachten te bekomen, om ze aan de Juff . te zenden .„zoo als gij zegt, zullen de lezers van Conscience daar niet veel

smaak in vinden, maar voor hen is het niet geschikt ! Het zijn deGebildete, die mij dit moeten knopen . Voor hen was er niet veel, omniet te zeggen niets, in ons land . Met eenige uitgaven gelijk Tony (2),de Loveling's, Het Ned. Museum (3), zullen wij, hoop ik, aan dat pu-bliek voldoening geven, en er bijna een publiek mede scheppen . Alsde mode daar eens zal zijn, dan zijn wij gered ."Ik schrijf het letterlijk uit ; het zal U wellicht interesseeren .Ik heb slechts den tijd om U te omhelzen .

106

Uw Paul

ik hoop dat Tante Rosalie het goed stelt .Zeg aan Lia (4) dat het mij veel pijn gedaan heeft te vernemen, datzij te Gent de zaken zoo ver gedreven heeft .

't moet toch wat

Page 109: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

gelijken ! zoo als Tante Pauline zegt .Ik verneem daar Helena's succes door eene briefkaart van

Nicaton.

(1) Adolf Hoste (1846-1915), nam de boekhandel van zijn vader HendrikHoste te Gent over en voegde door zijn huwelijk met de weduwe Annooteen belangrijke drukkerij aan de zaak toe ; uitgever van de Novellen (vgl .brief 12, aant. 2) ; zie over hem L . Simons, Geschiedenis van de uitgeverijin Vlaanderen, d. I, De negentiende eeuw, Tielt-Weesp, Lannoo,1984, p . 66.(2) Pseudoniem van Anton Bergmann, auteur van Ernest Staas (1874) ; zie

over hem brief 7, aant . 4 .(3) Nederlandsch Museum, tijdschrift voor letteren, wetenschap en kunst

werd gesticht door J .F .J . Herenrans (zie over hem brief 9, aant . 4) en uitge-geven bij Ad. Hoste te Gent . Het (liberale) blad publiceerde tal van bijdra-gen die een grote betekenis hadden voor de ontwikkeling van de VlaamseBeweging. Zie verder Ada Deprez en Lut Troch, Nederlandsch Museum1874.1894, Gent, Cultureel Documentatiecentrum 't Pand, Rijksuniversi-teit, 1986 (Bibliografie van de Vlaamse Literatuur in de negentiende eeuw,II, 11) .

(4) Pauls jongere zus, die kennelijk bij haar Tantes in Nevele verbleef(vgl . ook het post scriptum van brief 17). Welke zaken „zo ver gedreven"werden in Gent is uit de brieven verder niet op te maken ; evenmin is dui-delijk wat het succes was van Helena waarover Nicaton (= zus Nica ofVeronique ; zie brief 9, aant . 1) berichtte .

UBG hs.111/77

Nevele 15 Dc. 1874 .

Lieve Paul,

21

Mme Bergmann (1), naar ik verneem, heeft U ook uitgenoodigdin de Kerstdagen eens naar Lier te gaan, mag ik U vragen wat Gijdaarover denkt ? Dat Gij lust hebt, valt buiten twijfel, maar zijn diedagen voor U beschikbaar ? Ik moet bekennen, dat ik er zeer opgesteld zou zijn nog eens die lieve vrienden terug te zien, ik hoopdat Gij mij wel een woord daarover schrijven zult, en of ik nog eensmede mag?

107

Page 110: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Wij zijn U zeer dankbaar geweest voor het uittreksel van den briefvan Mr. Hoste, dit heeft ons veel genoegen gedaan, ook van MmeHerenrans kregen wij dezen morgend eenen brief waarin zij schrijft„De verkoop der Novellen gaat zeer goed ; er worden er bijzonderveel uit Holland gevraagd, met één woord, het boekje vindt zeerveel liefhebbers ."Lieve Paul, hebt gij geen verkeerd nummer van de „zweep" (2)

gezonden ? of was het niet omdat er eene beoordeeling in stond ?Tante Rosalie (3) stelt het altijd gelijk : soms wat beter, dan wat

slechter, maar kan toch ondertusschen van goede oogenblikken ge-bruik maken om de moedertaal te beoefenen .Sedert heel lang ben ik naar Gent niet meer geweest . Léon komt

nog al regelmatig, waarover Rosalie hem zeer dankbaar is .Gisteren ben ik met Onkel Louis, Tante Pauline en Mathilde van

Tante Ursulas (4), naar Thielt geweest. Het is echter eenigszins alshet reisje van Pieter Spa uitgevallen . Onkel Louis heeft thans eengoed paard, maar was gedwongen eene vreemde koets te huren dieop het oogenblik van het vertrek 's morgendl om zeven uur nietbleek in den besten toestand te zijn, er was dags te voren een zinne-loze mede vervoerd die eene ruit uitgeslagen had . Men liep om denglazemaker, na lang wachten kwam de maar dat hij zich onledighield met het orgel te blazen . Er moest ook een smid gehaald wor-den voor den ressort en met eene soort van spijt zagen wij dengreffier in een lichten tilburij, (ter zelf der bestemming : de uitvaartvan de oude Mme Lava) (5) voorbijvliegen .De réparatiën werden opgegeven en wij vertrokken om acht uur,

tegen Poesel lag iets zwarts op de kasseide, dat ons den weg versper-de : het gebroken rijtuig van den greffier, die de kwade broek aanhad, en grommelend in ons rijtuig klom . De morgenwind blies ui-terst koud door de gebroken ruit en wij zaten met vervrozen voe-ten, onkel Louis, met drie paletots aan, te beven van koude nevensden voerman, die purper zag . Daarenboven vlogen de portierenbeurtelings open .Te Ruisselede moest het paard rusten, wij hadden verlangend naar

dat punt uitgezien om ons te warmen, maar helaas, helaas : in de her-berg stonden twee, onbeleefde, leelijke kwezels aan de waschkuip,die geen woord spraken en de stoof uit lieten gaan, die reeds bijnaniet brandde als wij inkwamen. De greffier vertelde daar aan Buysse

108

Page 111: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

eene wat grove historie van eenen pastoor die met zijn „pontificaalkleed aan en zijne heilige vaten op tafel" eenen ouden boer berecht-te, hetgeen ongetwijfeld den toorn der kwezels deed ontvlammen .Eindelijk waren wij te Thielt, Onkel en Tante verlieten ons, wij

trokken naar het pensionnaat : Mme Melanie, „cette femme auteur,orateur et astronone", zooals men haar in het gesticht met bewon-dering noemt, gaf hare les, eene les sur l'éloquence et les mystéresdu style als wij later vernamen, „lesons précieuses et rares !" wijwachtten een drie kwaart, toen kwam Léonie (6) binnen, zoo blijvan ons te zien, dat zij al hare boeken weggeworpen had in dengang.[Toegevoegd in de marge : Men zei ons in het pensionnaat „que

Léonie est parfaite sous le rapport de l'application et du caractére,mais que sa piété laisse á désirer : son livre de priéres et son chapeletsopt toujours perdus.]Wij gingen uit met haar : Thielt is heel klein, seffens waren wij

buiten de stad, er lag verbazend veel modder, waarin ik met mijnebeste nieuwe bottienen zitten bleef . Wij waren uitgehongerd .In ons hótel waar wij uitgespannen hadden, was de meid alleen te

huis, wij werden eerst door de keuken dan door eenen donkerengang, als eene soort van tunnel, naar eene verre achterkamer ge-bracht waar geen vuur brandde. Er lag een wit ammelaken, er ston-den ook vier tallooren en er lagen vier stalen vorken, (Tante enOnkel waren aan het familiediner) men verwachtte dus nog iemand,hetgeen weldra bleek onze eigene koetsier te zijn, die nevens onsplaats nam . Wij voelden dat men ons als „van beneen staak" klas-seerde en benamen ons heel vriendelijk tegen onzen dischgenoot,die eenigszins verlegen scheen . Wij kregen een beafsteak, dat nog algoed was en verlieten de tafel met spijt, daar wij maar half onzegoest hadden .Leonie, die zoo lief en blijde was dat het genoegen deed om zien,

leidde ons naar een kapelleken twintig minuten van daar, - in West-vlaanderen zijn er overal te zien - aan welks buitenzijde wij een pe-troolvat bemerkten, dat des zondags als er toeloop is, met watergevuld en omgekeerd wordt, zoodat het water van Lourdes langsbinnen spruit en kan opgevangen worden, hier waren „les cordes",niet eenmaa verborgen .

109

Page 112: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Om drie ure kwamen Onkel en Tante naar het h&el . Lknie werdbinnen geleid : wij moesten voor valavond uit Westvl . zijn om nietin contraventje genomen te worden, daar men in die provintie nietzonder lantaarnen mag rijden en wij dien luxe vermisten .In Ruisselede wilden wij uit het rijtuig niet, zelfs niet opzien naar

eene van de gehaatte kwezels, die uit haar huis kwam en naar dekerk ging .„Godlof", sprak Onkel Louis tot den koetsier als wij tusschen

Lootenhulle en Poesel waren, „dat wij zonder ongelukken zoo verzijn", - maar krak ! ging het, en het rijtuig stortte op zijde ; er lageen wiel af. Wij haastten ons eruit en stonden met de voeten in denmodder te bibberen . Men liep om den smid die niet ver af woonde,hij kwam met eenen lantaarn, het wiel werd onderzocht . Maar wel-dra kregen wij de overtuiging dat die man aan zijn proefstuk was enniet wist hoe de wielen aan een rijtuig vast zijn. Na drie kwaart vanverlegenheid werd het paard uitgespannen, het rijtuig in den brandgelaten en wij vertrokken te voet heel verwonderd hoe het mogelijkwas van op zulke koude voeten te kunnen gaan en ons gelukkig prij-zend, dat het ongeval niet op Aaltre-veld, waar geene huizen staan,was gebeurd, en blij dat het niet regende, maar het uitgespannenpaard voor ons tot groote verbazing van de zeldzame voorbijgan-gers, en tevreden thans, niet van uit geweest maar van weder te huiste zijn .

Virginie

(1) Elisabeth Bergmann-Van Acker ; zie over haar brief 12, aant . 7 ; ookin september werd een bezoek gebracht in Lier, zeer waarschijnlijk aanWed. Bergmann (zie brief 15) .(2) De zweep, weekblad (1869-1958) opgericht door Julius Hoste sr ., lei-

dinggevend orgaan van de vrijzinnige Vlaamse Beweging, sedert 1873 ookhet blad van de Brusselse flaminganten ; zie Rudy Bradt, in Vader Hoste,Gent, Liberaal Archief, 1989, p. 91-111 .(3) Deze passage, tot en met het einde van de brief, werd gepubliceerd

door J . van de Casteele, „Nevelse brieven", in Het Land van Nevele IX,1, p . 21-23 .(4) Dus met Louis (vader van Cyriel) Buysse en diens echtgenote, de ou-

dere zus van Rosalie en Virginie Loveling. „Mathilde van Tante Ursula"en haar zussen Leonie (zie hierna, aant . 6) en Adé1e zijn de dochters van

1 10

Page 113: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Joseph Fredericq (gezegd Alexander of Nonkel Sander) en Ursula Ca-ckaert ; zie L. Fredericq, Notes, p. 43 .

(5) De „oude mevrouw Lava" is vermoedelijk wel de schoonmoeder vanJulius Mac Leod, zoon van Sophie Fredericq en Aimé Mac Leod (zie brief9, aant . 8). Hij was gehuwd met Fanny Lava, een jeugdvriendin van NicaFredericq (zie L . Fredericq, Notes, p . 42) ; over J. Mac Leod zie L . Valckein NBW VIII (1979), kol. 456-464 . De „greffier" is wellicht oom Charles .(6) Léonie Fredericq (1859-1887) zou later, dank zij de tussenkomst van

Albert Fredericq, worden aangesteld als onderwijzeres in de gemeente-school van Aalter toen de schoolstrijd daar in volle hevigheid woedde . Zijwerd het slachtoffer van heftige aanvallen van de geestelijkheid, die de„school zonder God" wilde liquideren ; zie L. Fredericq, Notes, p. 43 ; enJ. van de Casteele, „Nevelse brieven", p . 30 (noot 12).

Lieve Paul,

22

UBG hs. III/77

Nevele 24 D& 1874 .

Ik schrijf in aller haast . Mme Bergmann verwacht ons zaterdag, iklaat het aan U over haar te laten weten dat wij maar maandag komenkunnen, maar raad U het dadelijk te doen .Ik zal maandag, 28 déc . hier 's morgenfis van Nevele vertrekken

met den trein die rond acht uur in Gent is, ik hoop U in de statiete vinden om met den trein, dien wij de voorgaande keeren geno-men hebben, voort te gaan . Ik zal mijnen coupon, tweede klas, totaan Lier nemen .Tot weldra .Vele groeten van Gr . Mama en Tante Rosalie, deze laatste is heel

veel beter .

Virginie .

1 1 1

Page 114: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

Verschoon mij, niet eerder geantwoord te hebben . Het heeft onsverheugd te vernemen, dat uw boek (1) af is . Ik wensch u van hartegeluk .Hier gaat het zeer slecht . Tante Rosalie is sedert het begin van

Maart heel en gansch ziek. Léon komt nog al dikwijls, uw Papa isook eens geweest. Het is heel erg .De verkoop der Novellen gaat goed . Hoste zegt dat er stellig een

tweede uitgave komen zal .Mama is heel gezond.Verschoon mij, lieve Paul, dat ik niet langer schrijf.Leopold van Groningen (2) geeft een boek met allerlei dialekten

uit, ik heb hem beloofd u iets, ergens eene kleinigheid in het Ar-lonsch te vragen, gij zoudt mij verplichten het te willen doen .Ik ben zeer haastig .

Virginie .

(1) Paul Fredericgs proefschrift Essai sur le role politique et social des ducsde Bourgogne ; zie brief 18, aant . 5 .

(2) Zie brief 18, aant . 3 .

24

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

23

Nevele 21 Maart 1875 .

Nevele 4 Mei 1875 .

Rosalie is heden om half twee ure gestorven zij heeft verschrikke-lijk geleden .

1 12

Page 115: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Ik moet veel brieven schrijven en heb zeer weinig tijd . Ik en demeid waren alleen bij haar . en waren zoo overstelpt van medelijdenen droefheid bij het zicht van al dat lijden dat het eerste gevoel eengevoel van verzachting was, thans eerst voel ik al het schrikkelijkevan dit verlies, dat niets mij zal kunnen vergoeden .Zij zal waarschijnlijk te Gent begraven worden, dit is ten minste

haar wensch en ik hoop wel dat hij zal uitgevoerd worden .Uwe kaart heeft haar en ons veel genoegen gedaan . Ik ben zeeraastig .Ik heb Mama dit treurig nieuws maar medegedeeld als het dag was .Beklaag mij maar, lieve Paul, uw medelijden zal niet verkeerd ge-

plaatst zijn .

Virginie .

nadere inlichtingen zoo gauw mogelijk .

25

UBG hs. 3426 D (34)

Arlon den 5 mei 1875 .

Beminde grootmoeder, Beminde Tante Virginie,

Ik vind geenen troost voor het ongeluk, dat ons allen treft . Als ie-mand vóór zijnen tijd sterft en in de wereld zoo nuttig en zoo noo-dig was als Tante Rosalie, is er wel geen troost .Maar nu is ten minste haar verschrikkelijk lijden geeindigd .Hoe meer de dood rondom mij vrienden en beminden wegneemt,

gevoel ik meer en meer dat de dood het laatste woord van ons levenniet is. Anders ware het al te onrechtvaardig.Beminde grootmoeder en Tante, ik beklaag U diep . Tante Virgi-

nie, ik zou willen te Nevele zijn om U mijne genegenheid te latenblijken .Ik omhels u teederlijk .

Uwe Paul

1 1 3

Page 116: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

[In de marge toegevoegd :] Ik ben gelukkig te weten dat Tante Rosa-lie nog aan mij heeft kunnen denken ter gelegenheid van mijn me-morie . -- Laat mij den dag der begraving weten ; kan ik niet komen,ik zal ten minste van geest tegenwoordig zijn.

Beminde Tante Virginie,

Het is mij onmogelijk geweest in tijds te Gent te zijn voor de be-graving. Ik had moeten eenige uren vroeger door Nica verwittigdzijn ; dan had ik te Brussel kunnen slapen en 's anderendaags te Gentkunnen zijn.

Het heeft mij gespeten dat ik Tante Rosalie tot aan haar graf nietheb kunnen vergezellen. Dat geluk heb ik ten minste voor Berg-mann (1) gehad.Ik heb alles herlezen wat ik van Tante Rosalie gedrukt heb, hare

verzen en hare novellen. Hoe menig woord trof mij, dat nu op haaren op ons als toegepast scheen. Vooral die verzen : (2)

Mei avond was terug gekomenMet al den jongen lentegroei .

Zij dacht toen niet, als zij dat schreef, dat het juist op dat tijdstipvan 't jaar, dat zij zo meesterlijk beschreef, zou zijn dat zij ons zouontroofd worden.Zij laat bij ons allen een aandenken, dat dubbel roerend is door

de minzaamheid, die zij ons gedurende hare schrikkelijke ziekte be-toond heeft. Nooit is zij zoo liefderijk geweest dan in de twee laatstejaren. Als men haar bezocht, was het niet met dat pijnlijk gevoel datmen eenen lastigen zieke met eene visite wat verstrooiing brengenwil. Het was een geluk haar te mogen zien, en het was zoo grievendte weten dat zij zoo schrikkelijk leed en te vreezen dat zij niet gene-zen zou. Ik had er het voorgevoel van dat ik haar niet meer zou zienals ik haar gekust heb, op de bovenkamer, den laatste keer dat ik teNevele geweest ben . Hoe opgeruimd en minzaam was ze dan nog !

1 14

26

UBG hs. 3426 D (44)

Arlon den 8 mei 1875 .

Page 117: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Ik weet niet hoe ik U en Grand manvan, die haar nog meer be-mind hebt dan ik, zou troosten ; want ik vind geenen troost voormijzelven over den dood van haar die ons zoo gaarne zag en met ba-re pen nog zooveel had kunnen voortbrengen . Maar niet meer danTony is zij gansch gestorven : hare verzen en hare novellen zullennog lang leven .Maar dat kan U noch mij noch niemand haren dood vergelden .Ik heb de vaste overtuiging dat het graf 't laatste woord niet is en

hoop Tony en haar, die ik zoo lief had, wel terug te zien .Beminde grootmoeder en Tante Virginie, ik omhels U teederlijk .

(1) Paul Fredericgs vriend Anton Bergmann (Tony) overleed op 21 janu-ari 1874 ; zie brief 7, aant . 4 ; brief 12, aant . 7 .(2) Beginverzen van het gedicht „De verhuizing" ; zie Gedichten van Ro-

salie en Virginie Loveling, eerste druk, p. 56 ; in de tweede, vermeerderdedruk, p. 76 ; derde druk, p. 64 .

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

27

Uw Paul

Nevele 11 Mei 1875 .

Gisteren avond laat ben ik van Gent teruggekomen ; onder eeneontelbare massa brieven, die ik later lezen zal, heb ik den uwen ont-dekt en geopend. Het doet mij goed te zien, dat gij in den rouw vanons allen deelt . Hoe gaarn had ik u gezien ! Ook van zoodra dag enuur der begraving bepaald waren, was mijn inzicht u een télégramte zenden . Léon vond mijne gedachte goed en Buysse werd ermedegelast toen onkel Karel (1) bijkwam, die het afried zeggend, dat hetu onmogelijk was en diergelijke meer ; ik dierf er niet te sterk opaandringen in de vrees uw exaam er schadelijk door te zijn ; maareeuwig zal het mij spijten hierin de ingeving van mijn hart niet tehebben mogen volgen. Ik, die de intiemste gedachten van Rosalie

1 1 5

Page 118: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

, Lt,

tAiA

L 'v

,,

,o~

,~.iadlo~.e

Kt Q)Li

t- k

..

O~L114

CtW1 Y

/YLVI. 4t Yl M

.~fi{~/I

P .H PM

p

,

~,L~q

Vy,y,~

R,H

j~,a

Q,%

o}~

rn,

°mn1

tU/N

a.n ?

""' °~

a,^`.

4(U tJ

~-UL Ntaw~

.,~~

t~i

Mwlt

nu

Th~

~~t^"

1, 1„m'ww,c~^~.

d ~:~ iv+na

';24,(o4t

n v~

kwvw

/W\ A

Ov1

0

A^

RA4 ,

wj(4

%,

,/V a wi + 4Nr3 a /LA

L~

4 '1

LM

A

1 AM

1/)L\

LQM

,.

~4La

ij4

ANt aaM

M

~MOV

1nIYhM~

r l

Mn~^~

2r

n1 pN,

0 b

ot

XrAA

&k M

1 ~R

lln

, 24

t1

ao~

l~h,

VLNu

_u~'

4LNL) O%AJ,LZ CYLLJL

w

LAL44 wt,w ow~

t4 i

t%

kL)VL:W3CA

avw ot

iw

L k.

Qa J

w

(thI4P

a

a vH

.

w ~w

J w~

a

l~

's-I

~IMW

1M,

LdM

+L JL

tt 65:r

v

,

Juk a

W 11MMM

MJ out

enn. ~

w N~wl

XI

aan

,&A9

t4)

M

')\W1 w,a

Nv1

'L4

'.ó

e w ' 'At t

tNvK

d o

vk

N A

M'tA

LL% 4qe%

r•

'

rLr

4v1L

%t

1i4LLL

ku4 L

Li t M

Qp,W an~

. r 'ro~t

i ~,

,

ulI,,,,

~a.~t

iou hv

,,,,,

. Ati

Page 119: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

~i(è.

,

'bb

yy~

sy

Mr

,~

vrV

Ho dh~

h~

V

WDb

Wa

>N~

~

wne

At,~l

wnbM,

,

wa

,N

!M, 4Wl wè

~ rvv wa •w1

NV

rWW

Jir

'l

vynb

aw

uvaw

N

naou

nv

~^Net ~

•n

btti ~vr~

va

bw

:~ywwwru,~,

wa

,'

••A4

-,`mw

7

4L1

¼k

*r

UIAa'ln0 ~ ~

1N1pb

,r

7\

T

•Wt\

,b

0 J

pDL

tVOM1V pD1~l1

o~~Vïy

uM b

~,o1.U

YI/wV+'w~-r

O

W 1/h1~ r^o NV WA

'

wOp•

rrryvi vv)

rr7

W)

vr

'c

rILt40

w

y7Yrl?dW

S~rwv4fl

t, n4

't4w

``^°Nw,

rajij

`^^0Nwa

yw,3

'

rwvw

rv1~~~b

1ey1Nwa

bvt

Vvart~

-rYryy

' *~^

lW)

rn, tiv

,ryq

. 'r

04%7

:ytA(

4t4

ij

(tiVèIWS

qM~

wW

J'1"

'V)1w

wrwaa

wa`N,W

4uva

,

bwva

Yrw)1p'

r

a

,,rob

vr

wt

o

:wo

CvUSN

h

aèMN

'WI

y

`wrol4'

b

S

W'ti wvr

w1

il0t4

7

wra- wi

aI,

rv

wva•'

,wa~ rv

cw

Y"^4

wab

wb

b

yro'r(

1-r

`vr1

N

r

7

V

ea

cn

Iinw

y

-i)'

77rAvr

ir%rJ

o

-b'~ b~

/war,

N`

1

v''

,wF

vo•

~

^

k

Page 120: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

kende, wist hoe zij u genegen was en het had mij goed gedaan harebegravenis door u te weten bijwonen .

Uwe deelneming ontroert mij zeer, het is hier zoo treurig sints zijons heeft verlaten. Nica zal u geschreven hebben hoe schrikkelijkzij heeft geleden, zij wist het goed, dat zij stierf : het is de agonie,die begint, zei zij 's morgenfis, en dan later : ik zie u niet meer ! Zijhield mijne hand vast, de vensters stonden wijd open, ik zat alleenaan haar bed met de meid, het was een warme meinacht, wij hoor-den de nachtegaal en de kikvorschen in de verte : nu wil ik niet meerroeren, zei zij, en daar het woord agonie altijd terugkwam op harelippen, vroeg de meid wat dat zeggen wilde „sterven, Mietje" zei zij .Hare pijnen waren onuitstaanbaar, gij zelve weet wat zij u over

haren aanstaanden dood zei . In eens hield zij op van spreken haarhart stond stil en zij ademde niet meer, een halve minuut te voorhad zij gezegd „geen vreemde menschen bij mij . was het eene allusieaan eene belofte die ik haar had gedaan geene vreemde handen aanhaar te laten komen ?Ik heb haar zelve afgelegd met behulp van de meid, ik ben geluk-

kig moed en gezondheid genoeg gehad te hebben zulks te doen . Ookheb ik met Onkel Charles en Leon de loodkoets in een rijtuig ge-volgd, en ware het niet onbetamelijk geweest tot aan het graf warei meegegaan .De blijken van achting en genegenheid stroomen ons van alle kan-

ten van Belgie en Holland toe . Het is verwonderlijk hoe gevoelig iker aan ben .Op de lijst die Rosalie gemaakt heeft van de personen aan wiep

ik eenen rouwbrief zenden moest komt ook Potvin (2) voor, kuntgij mij zijn adres bezorgen ? Ik houd er aan haren laatsten wil tothet uiterste te volbrengen . Kent gij het adres van Cornette ? (3) zijnbrief is ons teruggekomen .Een paar uren na de begraving zijn wij naar St Amandsberg ge-

gaan, het graf was nog open en wij hebben in ons bijzijn den kuildoen vullen. Ik ben zoo blij dat zij ligt waar zij ons allen nog als hetware toebehoort en waar wij haar kunnen gaan bezoeken .

Lieve Paul, den twintigsten dezer is haar lijkdienst of beter gezegdde laatste vereeniging van familie en vrienden te harer gedachtenis .Al de nichten en neven komen, zult gij er ontbreken ? Hetgeen iku vraag moet natuurlijk met hetgeen menschelijk mogelijk is over-

1 18

Page 121: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

eenstemmen, ook zal ik aan uwe liefde niet twijfelen indien gij ver-hinderd zift, maar uiterst gaarn zou ik er u zien .Ik bemerk met spijt eene groote vlek op mijnen brief, maar kan

hem niet herschrijven .In Februari heeft Rosalie hare laatste novelle geschreven, ik kan

er misschien niet goed van oordeelen omdat ik partijdig ben ; maarzij schijnt mij zeer roerend .tot wederzien, hoe eerder hoe beter

Virginie .

Vele groetenissen van Gr Mama.

(1) Leon Fredericq, broer van Paul (zie over hem brief 6, aant . 5) ; LouisBuysse, echtgenoot van Pauline Loveling en vader van Cyriel ; Charles Lo-veling, halfbroer van Pauls vader Cesar Fredericq (vgl . brief 7, aant.1 ; enbrief 9, aant . 5) . Het „examen" van Paul hield verband met zijn speciaaldoctoraat (zie brief 18, aant . 5 en brief 31, aant.1), waarvoor drie proevendienden te worden afgelegd .

(2) Charles Potvin (1818-1902), schrijver en criticus, auteur van Cinquan-te ans de liberté, d . IV . Histoire des lettres en Belgique (1882), waarin ook hetwerk van Tony en van de gezusters Loveling ter sprake komt . Onmiddel-lijk na de dood van Rosalie stelde Potvin aan Paul Fredericq voor enkelegedichten van haar te vertalen voor de Revue de Belgique, waarvan hij me-deoprichter was en waarin hij de literaire rubriek verzorgde (vgl. brief 28) ;zie over hem G . Vanwelkenhuyzen in Biographie Nationale XXXIV (1968),kol. 664-670 ; zie ook M. Deneckere en L. Simons in EVB I, p . 1263 .

(3) Arthur Cornette senior (Brugge 27.3. 1852 - Antwerpen 9.3 .1907),leraar en politicus, actief in Vlaams-vrijzinnige kringen ; in 1874 werd hijsurveillant aan het atheneum te Aarlen ; van februari tot juli 1875 redacteurbij de Antwerpse krant De Koophandel ; zie W. Prevenier in EVB I, p. 338 ;zie ook J. Verschaeren in NBW XII (1987), kol . 153-160 .

1 19

Page 122: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. 3426 D (51)

Beminde grootmoeder en Tante,

(1) zie over hem brief 27, aant. 2 .

120

28

Arlon den 16 mei 75.

Ik zend U den brief van Mr Potvin (1), dien ik daar zoeeven ont-vang. (de 2e en 3e bladzijde hebben betrekking tot een punt der ge-schiedenis der XVe eeuw, waar Mr Potvin mij zeer behulpzaam ingeweest is .Het zou mij zeer moeielijk vallen nu de gevraagde stukjes van

Tante Rosalie te vertalen. Later zou ik het gaarne doen . Ik denk dathet voor de Revue de Belgique is dat Mr Potvin die stukjes zou willenvertalen. Ziehier de stukjes waaronder ik zou kiezen : De verzoeningen De gouden bruiloft (misschien beide al te moeielijk om vertaaldte worden.) De doodstraf, Vader en Moeder. - De tweede vrouw, Hetoudste kind. - Het huisjen in de duinen . - maar nu ontbreekt mijde tijd volstrekt. Tante Virginie zou er misschien een paar kunnenvan vertalen. Ik zou ze aan Mr Potvin dan voortzenden .In allen gevalle schrijf ik hem heden nog om hem te bedanken en

hem te zeggen dat ik hem de gevraagde vertalingen zal zenden, zoo-haast ik kan.Ik zal donderdag komen met zeven haasten .Ik omhels U teederlijk.

Uw Paul

Ch. Potvin, rue Frochot 10, Paris.Zend mij zijnen brief terug, als 't U belieft .Het spijt mij zeer dat ik nu onmogelijk den tijd kan vinden om degevraagde vertalingen te kunnen maken ; want dat is, volgens mij,een lang werk : men zou het ijzer moeten smeden terwijl het warmis. Misschien zou Potvin er later niet meer naar omzien .

Page 123: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

29

Nevele 17 mei 1875 .

Ik zend u den brief van Mr Potvin terug, ik kan heel goed begrij-pen dat het u thans aan tijd ontbreekt, ik wil wel eens trachten ietsvan die verzen te vertalen, maar zullen zij niet veel verliezen, eerstin proza vertaald en dan op rijm gesteld ?Wij verwachten u donderdag ; het is ongelooflijk hoe menigvuldig

de blijken van sijmpathie zijn, die wij krijgen .Gij kunt u geen gedacht maken van de treurnis van ons huis .Wil ik zelf aan Potvin schrijven ? hij heeft ons hier een paar regels

op rijm gezonden .

Virginie .

30

UBG hs.111/77

[Briefkaart, poststempel Nevele 30 .5.1875]

Hartelijken dank voor de goede tijding, zij heeft ons uitermateverheugd.

Ik schrijf u naar Arlon denkend, dat gij er reeds terug zift .Gelukwenschen van allen .

[V.L .]

1 2 1

Page 124: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. 3426 D (61)

Beminde grootmoeder en Tante,

Arlon 31 mei 75 .

Ik heb U gisteren geenen telegram gezonden, omdat de aankomstvan eene blauwe enveloppe altijd iets verschrikkende heeft en dat gijmijne briefkaart bijna zoo rap zult ontvangen hebben als eenen te-legram .Mijn examen is zeer wel afgeloopen. De faculteit was zeer te ere-

den en de derde proef is maar eene solemneels parade . Ik hoop, datTante Virginie zal willen komen om ze bij te wonen, den zaturdag19 juni, om 11 uur, in de Rotonde der Hoogeschool (1) . Ik zal mij-nen zwaluwenstaart, mijnen witten cravatte en mijne gele hand-schoenen moeten aantrekken, en, volgens de wet, zal ik binnen-geleid worden tusschen den Rector der Hoogeschool en den Dekender Faculteit (Soupiart & Wouters)Ik heb geenen tijd om U meer te schrijven . Ik heb nog veel te wer-

ken, maar nu is de vrees en de ongerustheid voorbij .Bij mijne terugkomst vond ik hier eenige afdruksels van Here-

mans' Redevoering (2) liggen, waarvoor ik Tante Rosalie bedank .Ik vond hier ook de laatste aflevering der Patria Belgica die een ar-

tikel van M. Stecher behelst, getiteld : Littérature flamande contem-poraine (3) . Ik schrijf er de volgende woorden van uitNa de opsomming van groots en kleine romanschrijvers sedert

1830, zegt hij„Mais une oeuvre qui semble plus modeste, a tout r&emment

montré une veine nouvelle dans l'art des récits honnêtes & paisibles .Les Novellen sopt l'oeuvre exquise des deux saeurs Loveling de Neve-le (Rosalie et Virginie). Elles se sopt presque de la même maniére in-spirées de la lecture de Klaus Groth (4), de Cremer (5), d'Auerbach(6) & de Hildebrand (Beets) (7) . Du moins, en reproduisent-elles,avec une égale délicatesse, les sentiments profonds, la pité sensée,la morale affectueuse, et la juste observation des petits détails carac-téristiques de la vie populaire ." t . III p. 547 .

122

31

Page 125: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Van de verzen zegt hij : „ce ton pénétrant, familier, cordial qui serencontre dans quelques compositions des soeurs Loveling" . p. 550 .Van Bergmann zegt hij

„Tony Bergmann. de Liérre (1835-1874) s'il avait pu vivre, auraitréagi avec succés contre cette tendance . (In den voorgaanden volzinsprak hij van „l'idylle trop placide & trop timide.") Il suffit, pours'en convaincre, de lire ses débuts du Studenten almanak et ses con-tes humoristiques qui font fait comparer, en Hollande, aux con-teurs de la nouvelle &ole . Les Nouvelles rhénanes et son Ernest Staasont une désinvolture des plus originales ." 546Indien Tante Virginie het gansche artikel wil lezen, kan Leon het

haar bezorgen. Hij is ook geabonneerd op de Patria Belgica . Hetstaat in de 34e aflevering .Terwijl ik dezen brief schrijf, brengt de meid mij uwe briefkaart

en een briefje van Madame Bergmann, die er nog op aandringt datgij haar zoo gauw mogelijk zoudt gaan bezoeken en meent haar temoeten verontschuldigen omdat zij te midden der gansche familiete Nevele gebleven is .Ik omhels u beiden teederlijk .

Uw Paul .

Van den vijfjaarlijkschen prijs (8) heb ik te Gent niets vernomen .

(1) Paul Fredericq zal op 19 juni 1875 inderdaad een openbare les geven,als eindproef voor het behalen van het speciaal doctoraat in de geschied-kundige wetenschappen . De titel van zijn (eerder voorgelegde) verhande-ling luidde : Essai sur le r6le politique des ducs de Bourgogne dans lesPays-Bas ; zie H. van Werveke, „Paul Fredericq", in Liber Memorialis1913 .1960 van de R.U.G ., deel I, Gent, 1960, p . 29-37. Rector van de Gent-se universiteit was op dat moment F .J.D. Soupart van de faculteit Genees-kunde ; decaan van de Letterenfaculteit was J . Fuerison, hoogleraar in deGeschiedenis van de Franse letterkunde . P .J . Wouters, hoogleraar in deGeschiedenis der middeleeuwen was secretaris van de Faculteit ; gegevensuit de Gentsche Studentenalmanak . . . 't Zal welgaan, 18e jg. (1874), p . 25-26 .

(2) J .F .J . Herenrans (zie over hem brief 9, aant. 4) sprak bij de begrafenisvan Rosalie (7 .5.1875) op het kerkhof te Sint-Amandsberg (Gent) een graf-rede uit in naam van de maatschappij „De Taal is gansch het volk" . Detekst is gepubliceerd in De Eendracht, XXIX, nr. 23 (16 .5.1875), p . 89 ; ook

123

Page 126: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

opgenomen als inleiding bij de Nieuwe Novellen (vgl . brief 42, aant.1). Paulverschrijft zich als hij Tante Rosalie bedankt .

(3) Jean Stecher (Gent 1820 - Luik 1909), studeerde aan de Gentse univer-siteit waar hij repetitor werd van 1842 tot 1850 en tot de kring van Fran-cois Huet behoorde ; in 1850 werd hij benoemd aan de universiteit Luik,waar hij tot zijn emeritaat (1890) de geschiedenis van de Griekse, Latijnse,Franse, Nederlandse en algemene literatuur doceerde. Hij verzorgde deoverzichten „Histoire de la littérature flamande" en „Litt&ature flamandecontemporaine" in Patria Belgica. Encyclopédie nationale ou exposé methodi-que de toutes les connaissances relatives á la Belgique ancienne et moderne,physique, sociale, et intellectuelle, éd. E. van Bemmel, IIIe Partie, Bruxelles,1875, p . 497-532 en p. 533-554 (zoals hier blijkt is het werk in afleveringenverschenen) ; dezelfde teksten zijn terug te vinden in zijn bekende Histoirede la littérature néerlandaise en Belgique, Bruxelles, z .j . [1886] ; de hier geci-teerde passage over de gezusters Loveling op p. 323 en p. 331 ; de alineaover Bergmann op p. 321 . De notitie over Stecher in het Liber Memorialisvan de Gentse Universiteit, I,1913, p.127, is van de hand van P . Fredericq ;zie over hem ook A . Van Elslander, De „Biografie" van Virginie Loveling,p. 34-35 ; en W. Gobbers in Biographie Nationale XXXIV, fasc . 2 (1968),kol. 726-734 .

(4) Claus Groth (1819-1899), (Plat)-Duits dichter en prozaschrijver . Degezusters Loveling hadden werk van hem vertaald en de dichter bracht henin 1861 een bezoek te Nevele s zie A. van Elslander, De „Biografie" van Vir-ginie Loveling p. 20, p . 21 en p. 37 (noot 380) ; zie ook L. Simons, Vlaamseen Nederduitse literatuur in de 19de eeuw, 2 dln., Gent, Kon . Ac . Ned. Taal-en Letterkunde, 1982 en 1985, passim .(5) Jacobus Jan Cremer (1827-1880), Nederlands prozaschrijver, auteur

van sociaal getinte, in dialect geschreven dorpsvertellingen Betuwsche novel-len (1852-55) en Overbetuwsche novellen (1856-1877) .(6) Berthold Auerbach (1812-1882), Duits schrijver, populair vertegen-

woordiger van zgn . dorpsverhalen, o .m . Scharzwálder Dorfgeschichten(1843-1854) .

(7) zie over hem brief 18, aant . 1 .(8) Begin juni 1875 zal bekend worden dat de Vijfjaarlijkse staatsprijs

werd toegekend aan Ernest Staas van Tony ; zie ook hierna, brief 33, waarblijkt dat de Novellen van de gezusters Loveling als een ernstige kanshebberwerden beschouwd .

124

Page 127: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. III/77

Lieve Paul,

32

Nevele 1 Juni 1875 .

Van den zelfden avond hadden wij reeds uwe kaart met de goedetijding. Ik was zeker van den uitslag (1), want gij waart goed ferréá glace, dat wist ik, en echter kon ik niet laten er dien dag met vreesaan te denken. Het was dus een groot genoegen voor ons te wetendat alles zoo wel afgeloopen was . Ik heb het dadelijk naar Buyssezenden zeggen, zij waren ook heel blij .

Zeker zal ik den 19 komen, dat zal heel interessant zijn en alsdanzal ik ook gelegenheid hebben u mondelijk geluk te wenschen .Ik ook heb nog een uitnoodiging van Mme Bergmann ontvangen,

waarover ik haar zeer dankbaar ben ; maar ik kan er nu nog niet aandenken voor dagen van huis te gaan, later zou ik wel eens naar Lierwillen gaan, waar wij zulke aangename uren hebben toegebracht . Ikzal nog eenige weken wachten, wellicht tot in de vacantie, dan, in-dien gij mijne obsessie niet vreest, zouden wij te zamen kunnengaan?Mama stelt het wel, het is een groot geluk, dat zij zoo redelijk is

en zich zoo goed troosten kan, ik kan het niet, en weet niet wat hetworden zal, maar het verslecht met eiken dag . Die verandering isook te groot en te pijnlijk, ik kan het leven niet gewoon worden .Indien gij nog afdrukken der redevoering mocht verlangen, schrijf

het, er zijn er nog te uwer beschikking .Ik zal aan Léon het artikel van den Heer Stécher (2) vragen, ik ben

u zeer verplicht het gedeeltelijk uitgeschreven te hebben .In Gent, waar ik met Mme Bergmann geweest ben, heb ik Mr. en

Mme Herenrans gezien, eerstgenoemde is met ons naar St . Amands-berg geweest . Hij was over van genegenheid .Zaterdag komen zij ons eens bezoeken. Honoré (3) is te huis, met

open armen ontvangen van vrouw en kinderen, even als weleer deverloren zoon in zijn vaders huis .

125

Page 128: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Hij doet boetveerdigheid, en is met zijne vrouw openlijk terbiecht en communie geweest, er was maar te kort van barvoets enblootshoofd te zijn gelijk Henri Plantagenet . Ik heb hem gezien engesproken, het schijnt mij dat hij tot inkeer is gekomen, nochtansis er niet veel betrouwen te hebben in iemand die in staat was zooiets te doen, en het is pijnlijk om zien van zoo basselijk onder deoogen zijner bekenden te verschijnen en als een schooljongen vergif-fenis te hooren vragen, zooals hij aan Pauline deed.

(1) Van het examen, vermeld in brief 31 ; zie aant . 1 aldaar .(2) zie brief 31, aant . 3 .(3) Wij hebben niet kunnen achterhalen wie deze Honoré is .

1 26

33

UBG hs. 3426 D (63)

Vaarwel, tot den 19 Juni .Virginie

Arlon 5 juni 75 .

Beminde Tante Virginie,

Ik ontvang daar eenen brief van Mad . Bergmann die mij meldt datErnest Staas bekroond is door de jury van den vijfjaarlijkschen prijs .(1)Dit nieuws heeft mij zeer aangedaan en ik deel het U aanstonds

mede.Volgens mij was het even rechtvaardig U of Tony te bekronen en

ik begrijp dat de jury toch heeft moeten kiezen .Ik omhels grand'maman en U teederlijk .

Met zeven haasten .Uw Paul .

(1) Zie brief 7, aant . 4 .

Page 129: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs III/77

Lieve Paul,

34

Nevele 17 Juni 1875 .

In naam van Grand'mama zoowel als in eigen naam bedank ik uvoor het schoon boek dat gij ons hebt geschonken (1), ik zou hetzaterdag kunnen mondelinge doen maar wil het zoo lang niet uit-stellen. Het boek ziet er zeer deftig uit, ik heb nog den tijd niet ge-had er iets uit te lezen, daar het nog maar een half uur in huis is .Ik zie dat het aan Tony is opgedragen, Mme Bergmann had mij

geschreven, dat ik u bedanken moest voor de hulde welke gij aanTony brengt en ik verstond niet goed wat dit beduidde .Ik ben zeer benieuwd u zaterdag in het openbaar te hooren, ik

schik 's morgenfis vroeg aan te komen, Lia (2) is niet wel en ligt often minste lag gisteren in haar bed, ik hoop toch dat zij zal genezenzijn tegen dien tijd .Ik dank u voor uwe mededeeling aangaande den prijs (3), Mme

Herenrans was hier dien zelfden dag en had het mij ook gezegd . Ikheb dadelijk aan Mme Bergmann geschreven, zij schijnt verlegen inhaar antwoord dat dit onze vriendschap zou kunnen storen, omdatik tegenover Tony stond in de laatste stemming ; maar zij moet nietverlegen zijn, daartoe heb ik haar veel te lief en het doet mij waarlijkgenoegen voor haar, dit is de beste troost dien zij krijgen kon en ikben overtuigd dat zij, ware het omgekeerd geweest, mij ook van har-ten zou gelukgewenscht hebben .Ik heb gisteren aan uwen vader eenen rouwbrief met versjes ter

herinnering aan Rosalie gezonden, van Smit Kleine (4) uit den Haag,gij moet hem dezelfde vragen . Het heeft Mama en mij dankbaar ont-roerd, dat hij er ons eenige exemplaren van heeft gezonden, zulkeblijken van waardering zouden ons troosten indien troost mogelijkware .Ik schrijf u naar Gent omdat ik vermoed, dat gij er zift .Gelief aan Héléne te zeggen dat alles goed is toegekomen en ik

haar bedank alsook dat ik zal medebrengen

127

Page 130: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

12 lepels en 12 vorken. 12 koffielepeltjes . den zilveren soeplepel .12 groote en 12 kleine messen en 2 dessous de carafe .Is het alles ? zoo niet moet zij maar schrijven .Nogmaals, lieve Paul, onzen dank en onze gelukwensching, het

zal mij zeer aangenaam en nuttig zijn het tijdvak der Burgondiërseens goed te studeeren,

Virginie .

Vele complimenten van Mama en mij aan u allen .

(1) Het hier reeds herhaaldelijk ter sprake gekomen proefschrift van PaulFredericq, Essai sur le róle politique et social des ducs de Bourgogne, versche-nen bij Ad. Hoste te Gent (vgl. brief 40, aant . 3) . Het boek verscheen metdeze opdracht, voorin op een volledige pagina gedrukt : „A la mémoired'Anton Bergmann que la mort a si cruellement enlevé á la littérature néer-landaise et á l'histoire nationale . L'auteur dédie son premier livre á Tonycomme un faible témoignage de son amitié et de ses regrets .Arlon, mars 1875."(2) Pauls jongere zus, die in Nevele logeerde ; zie brief 9, aant . 6 ; brief

12, aant . 15 .(3) De „vijfjaarlijksche prijs van Nederlandsche letterkunde, tijdvak

1870-1874" ; zie brief 31 .(4) Frits Smit-Kleine (Haarlem 1845 - Doorn 1931), Nederlands schrijver

en redacteur van verschillende tijdschriften, o .m. De Banier (1875-1880) enlater ook (samen met zijn vriend M . Emants), Den Gulden Winckel (1902) .

(5) Over Pauls zus Héléne zie brief 10, aant . 5 .

Lieve Paul,

35

UBG hs. III/77

Nevele 28 Oogst 1875 .

Het is mij om het even of wij den maandag of den dinsdag gaan .Ik zal meer op mijn gemak zijn indien ik 's morgens van hier ver-trek, dan als ik in Gent zou slapen, diensvolgens zal ik uwe vriende-

128

Page 131: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

lijke uitnoodiging niet aannemen .Ik zal dinsdag morgen met den gewonen trein in de statie zijn .Ik was verwonderd eenen brief van u te zien, ik had u zelf ver-

wacht vandaag .Gij spreekt niet over het congres (1), is het mislukt of heb[t] gij

er u niet geamuseerd ?Indien de woensdag u beter past in geval gij niet zeker zift van te

huis te kunnen zijn van Brussel, zoo hebt gij het maar te schrijven,ontvang ik geen maren zoo kom ik dinsdag .Het schijnt goed nieuws te zijn dat voor u op handen is .Complimenten van Gr . Maman.

Virginie.

Aan u de zorg aan Mme Bergman[n] te schrijven (2) .

(1) „De Nederlandsche taal- en letterkundige congressen" werden sedert1849 georganiseerd met de bedoeling de toenadering tussen Nederland enVlaanderen te bevorderen . Het veertiende congres, dat in 1875 werd ge-houden te Maastricht, was geen succes ; van een vruchtbare discussie waser nauwelijks sprake ; zie Karel de Clerck, „Nederland-Vlaanderen", inEVB II, p. 1046 ; over de bredere betekenis van de congressen zie HansVanacker, De „Nederlandsche Taal- en Letterkundige congressen"en de verne-derlandsing van het onderwijs, Gent, Cultureel Documentatiecentrum 'tPand, Rijksuniversiteit, 1982 .(2) Over het aangekondigde bezoek in Lier ; Mevr. Bergmann had Virgi-

nie Loveling en Paul Fredericq al uitgenodigd kort na de begrafenis vanRosalie ; zie brief 31 en brief 32 .

Beminde grootmoeder en Tante,

De vreugde die dinsdag in de gansche stad zoo uitbundig en luid-druchtig [sic] was, is nu wat bedaard, maar zij schijnt mij grooter

36

UBG hs. 3426 D (24)

Gent den 25 nov . 75 .

129

Page 132: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

nog en dieper en inniger geworden. Want meer en meer gevoelt mende prachtige gevolgen der overwinning (1) . De kiezingen van Ant-werpen zullen liberaal zijn in 1876, en dan moet men de Kamersontbinden en zijn de Tjeefkens weggevaagd .

Zondag zal het hier prachtig zijn . Uit het gansche land komen deliberalen naar Gent en de zaal van den Casino zal stampvol zijn . Alde hoofdmannen der partij zullen het woord nemen. Frére en Bara(2) zullen er waarschijnlijk spreken . Tante Virginie moet absoluutkomen. Ik heb ook aan Geets (3) geschreven, maar heb nog geenantwoord. Nooit zal eene tweede gelegenheid als deze terugkomenvan zooveel politieke mannen te hoortin spreken vóór een publiekvan verscheidene duizendti menschen.

Gisteren avond was het zitting van de Taal is gansch het volk (4) .Wij waren slechts gezessen, omdat veel leden zich bezig houden methet inrichten der Manifestatie van zondag . Waren aanwezig : Here-mans (5), Vuylsteke (6), de protestantsche dominé Blom (7), Min-naert (8), Prayon (9) en ik. Herenrans heeft het stuk van Tante Rosa-lie Po en Paoletto (10) gelezen en er was maar eene kreet van bewon-dering als het stuk ten einde was . Het is zoo schoon en zoodramatisch als Cremer's (11) meesterstukken . Ik zelve stond er vanversteld. Ik vind het nog meesterlijker dan Meester Huyghe. In allengevalle schijnt het mij veel breeder opgevat en met eene nog diepereen fijnere kunst geschreven .Beminde grootmoeder, ik ben zeer gelukkig te weten dat gij het

zoo goed stelt . Ik heb nu zeer veel werk, maar zoohaast ik tienenzondag uitkan, zal ik eens naar Nevelti komen om met U wat tespreken. Nu dat ik niet meer in Arlon (12) gevangen zit, zal ik Uvan tijd tot tijd toch kunnen bezoeken . Ik omhels U beiden tee-derlijk .

Uw Paul

(1) Op 23 november 1875 vond te Gent een tussentijdse verkiezingplaats, waarbij de liberale burgemeester Charles de Kerchove een glansrijkeoverwinning behaalde ; vgl. Daniël Vanacker, „Virginie Loveling en deschoolstrijd", in Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap III (1987),p. 91-136 ; i .h .b . p. 101 .

(2) Hubert J.W. Frére-Orban (1812-1896), Luiks advocaat en staatsman .Frére (Orban is de naam van zijn echtgenote) was van 1847 tot '94 liberaal

130

Page 133: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Luik ; zie over hem M.D'hoker in EVB I, p. 540 .Jules M.L. Bara (1835-1900), Doorniks advocaat en staatsman . Bara was

van 1862 tot '94 liberaal volksvertegenwoordiger voor het arrondissementDoornik ; zie over hem M. D'hoker in EVB I, p. 133-134 .

(3) De schilder Willem Geets, vriend van Paul Fredericq ; zie over hembrief 16, aant . 4 .

(4) „Maetschappy van Vlaemsche Letteroefening : De Tael is Gansch hetvolk", opgericht te Gent in 1836, aanvankelijk een politiek-neutrale vere-niging met als doel de verbreiding van de taal- en letterkunde en de verdedi-ging van de moedertaal. Initiatiefnemers waren o .m. F.A. Snellaert en F .Rens. Na 1860 nam de literaire fractie onder impuls van J . Vuylsteke (zieover hem hierna, aant . 6) het beleid in handen en verliepen de activiteitenin de schaduw van het Willemsfonds ; zie Ada Deprez in EVB II, p .918-919 .

(5) J.F .J. Herenrans ; zie over hem brief 9, aant . 4 .(6) Julius P. Vuylsteke (1836-1903), advocaat (1859-1875) en boekhande-

laar te Gent ; van 1869 tot 1875 eveneens liberaal gemeenteraadslid . Hij wasde bezieler van het Vlaams-vrijzinnige, Groot-Nederlands georiënteerdestudentengenootschap „'t Zal wel gaan" ; zie over hem L. Valcke in EVBII, p. 1993-1995 ; J. Verscharen, Julius Vuylsteke (1836.1903) Klauwaard &geus, Kortrijk, J, van Ghemmert, 1984 .(7) Dominee Blom, predikant te Gent . Paul Fredericq zou zich in 1876

tot ds. Blom richten met een aanvraag om tot de protestantse kerk overte gaan ; volgens E.C. Coppens, P. Fredericq, p . 10, gebeurde dit deels uitgeloofsovertuiging, deels uit politiek opportunisme . Het modern pro-testantisme werd door E. de Laveleye gezien als gepast middel om de cleri-cale overheersing op politiek gebied te doorbreken . Eerder waren ook albekende liberalen als H . Frére Orban, A . Wagener en Francois Laurens tothet protestantisme overgegaan .

(8) Gillis D. Minnaert (1836-1919), Gents onderwijzer, later leraar aan denormaalschool, directeur van de oefenschool en pedagogisch opziener vanhet stedelijk onderwijs . Hij was actief in het liberale kamp van de Vlaamsebeweging ; zie over hem W. Prevenier in EVB II, p. 966 .

(9) Alfons M.N. Prayon-Van Zuylen (1848-1916), advocaat te Gent en teElsene, lid van de Vlaamse Academie sedert 1887 . Prayon (Van Zuylen isde naam van zijn echtgenote) was een onafhankelijk vrijzinnig flaminganten voorstander van samenwerking tussen de Vlamingen ; van 1889 tot 1899werd hij hoofdredacteur van het Brussels vrijzinnige weekblad De Flamin-gant ; zie over hem R . de Schryver in EVB II, p. 1265-1266 .

(10) ,,P6 en Paoletto" is de allerlaatste door Rosalie Loveling geschrevennovelle . Ze werd door Virginie in het handschrift gedateerd als „voltooid

131

Page 134: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

maart 1875" en door haar uitgegeven in de Nieuwe novellen (1876), samenmet twee andere verhalen van Rosalie en drie stukken van haarzelf ; zie A .van Elslander, De „Biografie" van Virginie Loveling, p . 23 en p. 41-42 .(11) Zie over hem brief 31, aant . 5 .(12) Paul Fredericq werd met ingang van het schooljaar 1875-'76 overge-

plaatst naar het atheneum te Gent ; E.C. Coppens, Paul Fredericq, p . 60 .

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

Nevele, 26 Nov. 1875 .

Ik dank u voor uwe uitnoodiging (1) en schik te komen,Grand'mama is er niet tegen en raadt het mij zelfs aan . Tante Pauli-ne en haar huisgezin is insgelijks te Onkel Karels (2) gevraagd enstelt zich ook voor den triomf der liberalen te gaan bijwonen, wijzullen 's morgenfis met den trein toekomen . Ik zou wel willen, datGeets (3) en zijne dame er waren, met genoegen zou ik die vriende-lijke menschen wederzien .Mama is heel tevreden over den uitslag . Zij dankt u voor uwen

brief en zal u verwachten zoodra het u gelegen komt . Mij heeft hetbijzonder goed gedaan te vernemen, dat gij Pó en Paoletto zoogunstig beoordeelt, het stuk heeft mij ook getroffen alswanneer ikhet voor de eerste maal heb gelezen, en het schijnt mij telkens schoo-ner als ik de proeven corrigeer ; maar daar ik haar dat heb zienschrijven als zij zooveel leed en er voor mij al die herinneringen ha-rer laatste dagen aan verbonden zijn, kon het wel wezen dat ik erpartijdig voor ben. ik dank u zeer mij den goeden indruk, dien hetgemaakt heeft, medegedeeld te hebben .

Ik ben overtuigd, dat gij hare opstelletjes, die nu nog onuitgegevenzijn, gaarne lezen zult, er is een bij „Kinderverdriet" (4) genaamd,dat in zijnen genre zeker iets bijzonders is, ten minste naar mijn oor-deel. Hoe jammer toch, dat het de laatsten zijn, en zij er thans geengenoegen in hebben kan !Mij dunkt dat Hoste (5) toch wat veel geroskamd heeft nu ik zijne

rekening op mijn gemak kan naarzien, hij neemt zelf 68 boeken

132

37

Page 135: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

vooraf, stelt degene die hij 3 frank verkocht heeft aan 240 en doetons de onze betalen .Ik zou wel eens goed willen weten hoeveel uw Papa van zijn boek

(6) wel hebben zal, en hoeveel Hoste ervan voor zijn deel hebbenmoet, en zou bijna geneigd zijn het nieuw boek zelf voor eigen reke-ning uit te geven .Ik moet het nog beter onderzoeken ; maar ik geloof, dat Hoste

duizend of elf honderd franken zal hebben van de Novellen en wij230 ! dat verschil is toch wat groot .Doch hierover zullen wij mondeling spreken .Nogmaals dank voor uwen brief .

Uwe TanteVirginie .

(1) Namelijk om de meeting der liberalen in het Gentse Casino, volgendop de verkiezingsoverwinning (cf . brief 36) te komen bijwonen.(2) Charles Loveling, halfbroer van de gezusters Loveling; hij was griffier

bij het Vredegerecht te Gent ; zie L . Fredericq, Notes, p . 6 ; en vgl . brief 9,aant . 5 .(3) Willem Geets ; zie over hem brief 16, aant . 4 ; ook vermeld in brief 36 .(4) „Kinderverdriet" van Rosalie Loveling werd gepubliceerd in Tijdspie-

gel 1881 en opgenomen in de bundel Polydoor en Theodoor en andere novel-len en schetsen van de gezusters Loveling, verschenen bij Ad . Hoste te Gentin 1883 .(5) Ad. Hoste, uitgever van de Novellen ; zie over hem brief 20, aant . 1 .(6) Pauls vader Cesar Fredericq (zie over hem brief 1, aant .1) schreef een

aantal werken over plantkunde en gezondheidsleer ; zie L. Fredericq, Notes,p. 82. Van zijn Hygiène populaire (Verviers, Pont Saint Laurens, 1e uitg.z.j .) verscheen in 1875 bij Ad . Hoste een derde, gecorrigeerde en vermeer-derde uitgave .

133

Page 136: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs.111/77

Beminde grootmoeder en Tante,

Gent, vrijdag .[3.12.1875]

Heremans brengt mij daar den hollandschen brief voor Tante Vir-ginie. Waarom zendt hij hem zelve niet ? - Hij vraagt om de reke-ning zelve eens te mogen onderzoeken en hoopt dat gij ze hem zultzenden, zoohaast gij ze onderzocht hebt. Dan zal hij U schrijven .Hij denkt ook dat de uitgave zelve doen meer profijt oplevert,

maar dat brengt risico en veel beslommeringen mede . Hij stelt zichvoor uit te rekenen hoeveel gij van Hoste zoudt kunnen eischep omhem de 700 ex. te verkoopes . Dat vindt hij nog 't beste, en ik ook,op voorwaarde dat de verkoopprijs niet te laag zij .Heremans zegt dat gij U vergist als gij denkt dat Hoste zelve het

12/13e exemplaar voor zich heeft als ook 20%. Het is de verkoopen-de boekhandelaar die dat heeft en op al de exemplaren die buiten zij-nen winkel in België en in Holland verkocht zijn, heeft hij 20%moeten afstaan, plus het 12/13e exempl. Dat vermindert eenigzinszijne winst zooals Gij ze uitgerekend hadt .Met zeven haasten .Ik omhels U beiden teederlijk .

UwPaul

Goed nieuws uit Parijs van Leon . Hij loopt de hospitalen en leer-gangen en museums af en is zeer te vre en .

134

38

Page 137: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

39

Nevele 5 December 1875 .

Ik heb volgens uw verzoek de rekening van Hoste aan den Hr.Heremans gezonden (1) .

Ik dank u zeer voor de inlichtingen, die gij mij geeft . Ik heb altijdden Hr. Vuy[l]steke (2) als een toonbeeld van treffelijkheid hooresnoemen, en als hij zegt, dat er op de rekening iets te zeggen valt,moet het wel waar zijn, te meer daar hij ook uitgever zijnde, om zoote zeggen tegen zijn eigen belang spreekt, als hij den interest van an-deren tegen Hoste verdedigt .Gij moet echter niet verlegen zijn, dat ik er aan iemand van zal

spreken, ik begrijp heel goed, dat hij daar niet gaars zou tusschen-komen. Om niets ter wereld zou ik ook willen, dat Mr. Heremans,die zoo gedienstig jegens ons is, zou kunnen denken, dat ik ondank-baar ben, ook heb ik hem geschreven, dat ik over 't algemeen zeertevreden ben over de uitgave, omdat het boekje uiterlijk Rosalie enmij voldeed, en de geldkwestie maar eene nevenzaak is .Ik zou willen weten in hoever ik mij over die rekening bedrogen

heb, tracht ze eens in handen te krijgen, en onderzoek ze eens . Eerstdacht ik om den uitgever te ontschuldigen, dat hij het had moetenriskeeren of het boekje verkoopes zou of niet, thans zie ik in, datdie redeneering volkomen valsch was. Het was zijne zaak te onder-zoeken welke waarborgen die uitgave opleverde, hij heeft ze niet on-dernomen om ons dienst te doen ; maar uit speculatie, en dit waszijn volle recht . Daarom van het oogenblik, dat hij den compte á de-mi voorstelde moest hij er de voorwaarden van volbrengen, en ditschijnt hij niet gedaan te hebben.De 41 exemplaren, die wij van hem ontvangen hebben, rekent hij

aan 1,30, hetgeen ik vermoed de prijs te zijn dat ieder inkost ; maarhij doet ons dit niet aan de gemeenzaamheid betalen, hij trekt de vol-le som in zijn profijt af, zoodat, daar wij recht op een half exemplaarvan ieder boek hebben, het juist is als had hij de 41 in zijnen winkel

13 5

Page 138: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

aan 2,60 verkocht . Ik ben niet heel fijn in het cijferen, maar indienik mij niet vergis, heeft hij weeral op ieder boek 65 centimen bovenzijn deel, of indien het waar is wat ik geloofde, dat de schrijver altijdeen zeker tal presentexemplaren krijgt 53,30 te veel .Ik schrijf u dit in vertrouwen en volgens mijn inzien, maar ik ben

bereid mij naar het oordeel van bevoegde mannen zooals Vuylstekeen Heremans te schikken . Het kan wel zijn, dat ik mis ben .Ik denk dat het best zal zijn de nieuwe uitgave te verkoopes mits

eenes goeden prijs. Maar dan zou het boekje moeten aan de uitge-vers aangeboden worden aleer de omslag gedrukt is, daar de naamvanen uitgever er za moeten op staan .

Hierin zend ik u 20 centimen om, als het u geen te groot last ver-oorzaakt met gelegenheid, eenes Almanak van 't Willemsfonds tekoopes voor Grand'Mama, zij heeft niet veel te lezen voor het oo-genblik en ik heb gezien in de aankondiging, dat er een artikel vanu over de Pacificatie van Gent in staat (3) .

Vaarwel, het gaat hier nog goed, het is schrikkelijk koud ; maar ditzult gij van zelf wel gevoelen .Ik heb een portret van Lisette (4) gekregen, onmogelijk iets schoo-

ners te zien als photographic en gelijkenis, ik ben er mede in-genomen .Vele groetenissen van Mama en mij aan heel de familie .

Uwe TanteVirginie .

Ik heb altijd de Toekomst van De Gort voor niet gekregen, nu deredactie veranderd (5) is, zou ik niet gaars een abonnement nemen,en vrees ze voort te ontvangen . Ik weet niet hoe ik ze opzeggenmoet.

(1) In haar brief van 26 november (brief 37) had Virginie Loveling zicherover beklaagd dat Hoste met zijn uitgave van de Novellen kennelijk nogalgrove winst maakte, waarop Paul moet hebben geadviseerd de rekeningvan Hoste te laten bekijken door Heremans (zie over hem brief 9, aast . 4) .

(2) zie over hem brief 36, aast . 6 .(3) Het artikel „De Pacificatie van Gent" van Paul Fredericq verscheen

in De volks-almanak van het Willems-Fonds jg. XXIV (1876), p. 58-67 ; zieAda Deprez en Hans Vanacker, Vlaemsche Volks-almanak 1845-1848 [e .a.],

136

Page 139: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Gent, Cultureel Documentatiecentrum Rijksuniversiteit, 1990 (Bibliogra-fie van de Vlaamse Tijdschriften in de negentiende eeuw II, 26) .

(4) Het dochtertje van Anton Bergmann ; zie brief 12, aant . 7 .(5) Frans de Cort (1834-1878), liberaal Vlaams volksdichter, met wie V .

Loveling een regelmatige correspondentie onderhield (in het bezit vanUBG en AMVC), was redacteur van De Toekomst van april 1864 tot eind1875 ; vanaf jaargang XX (1876) werd de redactie waargenomen door Al-bert Sleeckx . Over De Toekomst zie brief 12, aant . 5 .

40

UBG hs. 3426 D (75)

Zondag 12 dec. 75

Beminde grootmoeder en Tante,

Ik heb dezen morgen Heremans gesproken . Hij heeft mij gezegd,zonder dat ik er hem het minste had op gebracht, dat het misschiengoed zou zijn zich tot Vuylsteke te wenden, om zijne voorwaardente kennen (1) . „Ik heb daar in 't geheel niets tegen", zegde hij metnadruk. Vroeger reeds had hij daar een erwt tusschen laten loopenin dien zelfden zin, maar die erwt was een zoo klein erwtje, dat ikhet U niet had durven schrijven omdat iets in eenen brief altijd be-langrijker wordt dan het is in een gesprek, waar ter loops zooveelzaken in aangeroerd worden .Ik geloof dat dit, aangezien Heremans het zelve voorstelt, het

beste middel zou zijn om klaar in de zaak te zien . Te weten watVuylsteke zou geven en welke voorwaarden hij billijk zou vinden,kan in allen gevalle niet schaden, dunkt mij . Gij zoudt kunnenschrijven aan Heremans dat ik U dit aangeraden heb en daarvoor zij-nen raad vragen . Nu hij het mij zelve voorgesteld heeft, kan hij datonmogelijk kwalijk nemen . Zeg hem natuurlijk dat ik U zijn gevoe-len reeds geschreven heb, anders zou ik mij tegenover hem en Hostein een valsche positie bevinden .Vuylsteke had mij heel confidentieel gevraagd om eens Hoste's re-

kening te mogen zien. Ik was van zin die door list uit Heremans'handen voor een paar dagen te krijgen ; maar nu hij mij van V .gesproken heeft, durf ik het niet meer doen. Hij zou kunnen ver-

137

Page 140: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

moeden dat ik voor V, tegen Hoste ben, en tot-hiertoe heb ik nietslaten blijken om met meer zekerheid te werk te gaan .Vuylsteke stel ik ver boven Hoste en had ik geweten, toen ik mijn

boek uitgaf, dat V . Rogghé's zaken had overgenomen (2), geen oo-genblik zou ik geaarzeld hebben hem met de uitgave van mijn boekte gelasten . (3) Wat hij mij door zijne wijze van den compte à demite verstaan gezegd heeft, versterkte mij nog, zoo als gij wel zultdenken .Nog iets. Herenrans zegde : „Hoste en Vuylsteke staan tegenover

uwe Tante als eenvoudige handelaars en het heeft niets kwetsendezich tot beiden te gelijk te wenden om te zien wie van beiden devoordeeligste voorwaarden voorstelt ."Hebt gij een afschrift genomen van Hoste's rekening ? Zoo ja,

zend het mij ten einde ik het aan Vuylsteke toon .Vuylsteke heeft bij mij geinformeerd hoe de zaak met Hoste

stond. Ik geloof dat hij schrikkelijk blij zou zijn het tweede bundel-tje uit te geven .Met zeven haasten . Ik moet met Papa naar Mad. Trensaert gaan

dineeren. Ik omhels U beiden teederlijk

Paul F .

[in de marge toegevoegd :] Ik zal u trachten een middel in te schaffenom Tante Virginie op de Toekomst te desabonneeren .

(1) Virginie Loveling heeft kennelijk geïnformeerd of ze met de bundelNieuwe novellen niet beter bij een andere uitgever dan Hoste zou aanklop-pen ; de Nieuwe novellen zullen uiteindelijk echter toch bij Hoste, de uitge-ver van de Novellen, verschijnen (1876). De onenigheid met Hoste,waarvan sprake in brief 39, werd dus bijgelegd ; zie ook hierna, brief 41 ;over Vuylsteke zie brief 36, aant . 6 .(2) Willem Rogghé (1824-1896) eerst letterzetter en later hoofdredacteur

van de Gazette van Gent, auteur van autobiografische Gedenkbladen ;(1898 ; vooraf in Het Nederlandsch Museum) ; in 1856 opende hij een boek-handel op de Kalandenberg in Gent, waaraan hij zich vanaf 1865 helemaalzou wijden . Zijn zaak groeide uit tot een trefpunt voor „al wat naam hadin het liberale Gent" ; ze werd in 1875 overgenomen door J . Vuylsteke . ZieL. Simons, Geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen, I, De negentiendeeeuw, p. 68-70.

138

Page 141: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(3) Paul Fredericgs Essai sur le róle politique et social des ducs de Bourgognedans les Pays-Bas is in 1875 bij Ad. Hoste verschenen .

41

UBG hs.111/77

Nevele 17 December 1875 .

Lieve Paul,

Te huis komend vond ik eenen brief waarbij Hoste het voorstelvan 70 centimen, dus 525 franken aanneemt. Ik ben heel blij er opdie voorwaarde van af te zijn . Nu valt nog te bepalen wanneer hijbovengemelde som zal betalen, wilt gij dat met Mr. Heremansvaststellen ? Hoe eerder hij betaalt hoe liever ik het heb, maar schikhet hem in alle geval te laten aan de voorwaarden die hij stelt . Datschijnt mij veel, te meer daar ik thans niets riskeer .Maar hij zegt : de verkoopprijs zal zijn minstens 3,25 fr. Is het niet

noodig met hem te bepalen, dat die prijs niet honger zijn mag ? Ikheb het in den brief, dien ik zoo even aan Mr. Heremans schreefook gevraagd en hem verzocht er met u over te spreken .Vindt gij het goed, dat ik zelf daarvoor naar Gent kom zoo zal ik

het doen. Anders verzoek ik u in mijnen naam te handelen .Gelief dezen brief aan uwen Papa mede te deelen of hem ten

minste te zeggen wat er van is. Ik denk, dat het goed ware een ge-schreven akkoord te maken .Hoste heeft ook eenigszins zijne rekening gewijzigd .

Ik schrijf ze u hier af :

1 39

Page 142: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

140

Dat maakt dus een verschil[t] van roskam ik weet niet goed vanhoeveel want ik heb geen afschrift van de rekening .

Het bijzonderste is, dat het nu zal beter zijn en ik geene verderemoeilijkheden hebben zal. Ik ben zeer haastig .Het zal ook goed zijn van het recht van eigendom te verzekeren .Met Mama gaat het heel goed .Indien gij wilt dat ik die stukjes lees moet ik ze hebben ; maar dit

laat ik aan u over indien gij het onnoodig vindt .Ik heb dit met groote haast geschreven . Vaarwel. En als het u gee-

ne te groote moeite is, zal ik u dankbaar zijn mij den uitslag uweronderhandelen mede te deelen,

Uwe TanteVirginie .

Kostenfr . 1048,24

Ontvangen 806 ex .Opgezonden 41

76511 voor presentex. aan dagbladen .

754voor 13den

58696 exemp. a 3 / 2,40 1670,4041 á

1,30 53,30Brutto opbrengst 1723,70Kosten 1048,24

675,461/2 winst . 337,73

af te trekken voor 41 ex . 53,30fr . 284,43

Page 143: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. III/77

Lieve Paul,

42

Nevele 18 December 1875 .

Ik denk, dat het goed zal zijn het tijdstip van betaling aan te ne-men, dat Hoste stellen zal om hem te tonnen, dat wij, tot hiertoeinschikkelijk geweest zijnde, niet in eens gruwzaam worden, temeer dat de verkoopprijs nog al hoog is, en het reeds veel is als hijeen deel der som vroeger dan 77 wil betalen .Wat nu een voorwoord of iets dergelijks van den Heer Herenrans

(1) aangaat, ik had eene halve hoop dat hij het wellicht zou doen,wanneer ik hem voorstelde het datum van overlijden bij den naamvan Rosalie te stellen ; maar ik zou het hem niet hebben durven vra-gen in de vrees, dat hem hem vervelen zou altijd á contributiongesteld te worden en hij reeds zoo oneindig veel last met onze boe-ken heeft. Kunt gij het echter teweeg brengen zoo zal ik heel blijdezijn.Het spijt mij, dat gij niet hebt kunnen komen, ik hoop, dat het

niet voor lang uitgesteld zal zijn .Denkelijk zal ik vandaag het bulletijn krijgen van het pakje, dat

gij mij hebt opgestuurd. Ik dank u er over .Al wat gij aangaande de overeenkomst met Hoste schrijft, schijnt

mij heel goed .Indien er middel is de Toekomst op te zeggen (2), doe het dan,

voor zooveel gij er niet tegen opziet .Met Grand'mama gaat het goed .

Uwe TanteVirginie .

Ik begin te zien, dat onze boeken een last voor de familie en devrienden zijn, gij moet mij ook verschoonen er zoo mede geobse-deerd te worden .

141

Page 144: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Wat zou het geweest zijn had ik met geheel de éditie gezeten, gijzoudt geenen oogenblik rust meer gehad hebben ! Ik ben heel blij,dat ik van dien teerling boeken af ben .Bedank Lia (3) hartelijk voor het opsturen dier twee gazetten, ik

zal ze goed bewaren en haar terug geven met gelegenheid .

(1) De Nieuwe novellen van Rosalie en Virginie Loveling verschenen bijAd. Hoste, Gent, 1876, met als „Voorrede" de rede die dr . J .F .J. Herenranshield bij de begrafenis van Rosalie Loveling (gedateerd Gent, 28 december1875) .

(2) zie brief 39, aant . 5 .(3) zie over haar brief 9, aant . 6 .

142

43

UBG hs. III/77

[Briefkaart poststempel Landegem/Gent 20 .12 .1875]

I got an invitation from uncle C . (1) to go to the theatre . I shallbe in town to morrow Tuesday in the afternoon and stay at auntS.'s (2) untill about half past three o'clock . Could you not induceMr. Ho (3) to prepare and frame the deed of sale and agree withhim for the appointment of an hour in order that we may subscribeit next Wednesday ? I think also that it would be quite well if youcould get hold of it beforehand and examine it together with yourfather ; then I should have time to consider of the matter and note taken by surprise .I did not yet get the parcel !

20 december 1875 .

(1) Met ,,uncle C" is wel „oncle Charles" of Charles Loveling bedoeld ;zie over hem brief 9, aant . 5 ; brief 27, aant . 1 .(2) Tante Sophie, jongste zus van Pauls vader ; zie over haar brief 9, aant .

8 .(3) De uitgever van de Novellen en van de Nieuwe novellen, Ad. Hoste ;

zie over hem brief 20, aant . 1 ; en zie verder brief 40 en brief 41 . Hier isdus sprake van een duidelijk contract met de uitgever .

Page 145: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. 3426 D (27d)

Chére Grand Maman, Chére Tante,

44

Je vows souhaite une bonne et heureuse année et tout ce qui peutcontribuer á votre bonheur. Tout le monde se joint á moi pour vowsexprimer tons les vaeux que nous formons pour vows .Nous avons lu l'histoire de Spellekens (1) et nous en avons ri

jusqu'aux larmes ; ma tante Sophie nous a également donna lesépreuves de „Juffrouw Léocadie" (2) que nous avons trouvé tras in-téressant . Quel dometage que ma tante Rosalie ne soit plus lá pourjouir de son succés ! Nous attendons les autres nouvelles avec impa-tience .Nous allons ce soir féter la nouvelle année chez l'oncle Charles .

Nous comptons bien nous y amuser car Mathilde, Louisa et César(3) y seront aussi .J'accompagnerai Paul fundi á Nevele et si vows avez des commissi-

ons á me donner, je suis tout á votre disposition .Je vows embrasse de tout coeur .

Votre petite fille et Nice,Héléne .

Chére Grand'Maman, Chére Tante,

Gand, le 31 Décembre 1875 .

Je me joins á Paul et á Héléne pour vows souhaiter une bonneannée et une par acte santé .Les deux nouvelles de tante Rosalie que nous avons lues nous ont

fait grand plaisir. Quelle délicieuse photographic du véritableSpel[l]ekens, et aussi quel véridique portrait d'un de ces enfants in-traitables comme Spel[l]ekens .Néanmoins, je préfére Juffrouw Léocadie; les personnages y sons

sympathiques jusqu'à la fin, particuliérement Juffrouw Léocadie .Comment tante Rosalie pouvait-effe écrire aussi sérieusement,

avec autant d'entrain et de gaité étant si malade . Ces nouvelles m'ont

143

Page 146: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

frappes, moi qui ai connu tante Rosalie vers cette époque, et quisais tout ce qu'elle a enduré .J'attends avec impatience Pó en Paoletto (4) et vos nouvelles aussi,

chére tante Virginie, qui me sons encore entiérement inconnues : cesera une agréable nouvelle année pour nous tons !Je vows embrasse comme je vows aime

Une bonne année á Mietjen .

Lia.Gand, 31 D&embre 1875.

Chére manvan. Je n'ai guére que le plan de vows ecobrasser, mais jeviendrai vows voir dans courant du mois et je vows engage de nou-veau á tenir la porie van de poort fermée je rappelle á Virginie qu'elledoft faire le dépot de son livre

Beminde Grootmoeder en Tante,

Ik wensch U beiden een gelukkig nieuwjaar en zal het mondelingekomen doen maandag toekomende met Helena .Wij wachten met ongeduld naar de Nieuwe Novellen. De novelle

van het Ned. Museum (5) heeft algemeen veel bijval gevonden, en Póen Paoletto zal zekerlijk opschudding verwekken in de letterkundigewereld. In de familie heeft Spellekens een reuzachtig succes .Herenvans heeft mij zijn voorwoord getoond, dat hij U opgezon-

den heeft ; maar de proeven, die hij mij nogmaals en uitdrukkelijken zeer vriendelijk aangeboden en beloofd heeft, daar is noch pluimnoch steert van uitgekomen, op bevel van „Constance bid voorons" (6) denk ik .Tot maandag. Ik omhels U allen teederlijk .

144

votre filsCésar

Uw

Gent den 31 dec . 75

Paul

(1) Met de geschiedenis van Spellekens, die hier door Pauls zussen Héléneen Lia wordt geroemd, wordt „Mijnheer Daman en zijne erfgenamen" be-doeld, verschenen in Nederlandsch Museum II (1875), 2, p . 286-322 (geda-

Page 147: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

teerd december 1874) en opgenomen als eerste van de drie bijdragen vanRosalie Loveling in de Nieuwe novellen (1876), p. 1-51 .(2) „Juffrouw Leocadie Stevens" is het tweede verhaal van Rosalie Love-

ling in de bundel Nieuwe novellen, p . 52-108 (gedateerd januari 1875) .(3) Oudejaarsavond wordt gevierd bij oom Charles Loveling, die in Gent

woonde (zie over hem brief 9, aant . 5 ; brief 37, aant . 2) ; Mathilde enLouisa, dochters van Marie Fredericq (zie brief 4, aant. 3) ; César is hunbroer (L . Fredericq, Notes, p . 45) .

(4) Zie brief 36, aant . 10 .(5) „Mijnheer Daman en zijne erfgenamen" ; zie aant . 1 hierboven .(6) Constance de Hoon, echtgenote van J .F .J. Heremans. Zij is ook na

haar huwelijk met de vrijzinnige Heremans katholiek gebleven . Haar zwa-ger K.L.Ledeganck (vgl . brief 9, aant. 4) schreef voor haar een gedicht „Ineen gebedenboek", gedateerd 1841 (in K.L.Ledeganck, Volledige dichtwer-ken in chronologische orde verzameld, ed. De Seyn-Verhougstraete, 3e druk,1904, p. 150) .

Lieve Paul,

45

UBG hs. III/77

Nevele 9 Februari 1876 .

Gisteren heeft Tante Pauline mij de Revue de Belgique ter handgesteld, waarin ik uw artikel met groot genoegen heb gelezen (1) .Ik twijfel of ik u dezelfde moet terugzenden of wachten tot eenegunstige gelegenheid zich voordoet ze u terug te geven .Verschoon mij u lastig te vallen, maar ik houd er aan u te zeggen

hoe ik met de Flandre libérale (2) vaar : Ik had hen op een briefje ver-zocht mij een nummer te zenden, reeds voor de tweede maal, dochdat hebben zij niet gedaan . Heden ontvang ik twee nummers vanDinsdag en Woensdag. Ik wist eerst niet wat dit te beduiden had ;maar nu schijnt het mij klaar, dat ze meenep, dat ik een abonnementgenomen heb, en zij vinden het geraadzaam dit te doen beginnen na-dat mijn artikel er in verschenen is . Dit bewijst weinig menschen-kennis : moest de Luipaard (3) of Cozijntje mij eene bijdrage zenden,en ik ware uitgever van een tijdschrift, ik zou ten minste hun abon-

145

Page 148: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

nement doen beginnen met het nummer waarin hun affairekenstaat .Dat ik de broek aanheb ziet gij, en ik schrijf u om het u te tonnen,

het spijt mij, dat zij het niet weten . Ik wil u geenszins met eenenvoor u onaangenamen opzeg gelasten, maar zou willen weten of gijhet ook goed vindt, dat ik de gazet, in geval ze blijft komen vanmorgen af terugzend met „refusé" erop ? Krijg ik geen antwoordvan u dan aanzie ik het als bevestigend .Ik ben ook zeer ontevreden, dat ze spelfouten en met hunne druk-

fouten den zin van sommige phrasen gebroken hebben . - Ook ellea promis de ne plus recommencer met de Flandre, elle ne recommence-ra plus, dat is zeker.

Gij moet mij vergeven, dat ik dat al aan u schrijf, ik hoop dat hetu vermaken zal, het is heel amusant iemand met eene broek aan tezien voor iets, dat in den grond van klein belang is, als men er zelvegeene aan heeft, bijzonderlijk .Ik schikte aan uwen vader een woord over de valling van Grand'

Maman te schrijven, nu doe ik het aan u opdat gij het hem mededee-len zoudt :Zij hoest veel, meest 's nachts en heeft geenen appetijd, ook eet

zij heel weinig, drinken doet ze niet, hetgeen mij doet vermoeden,dat ze geene koortsen heeft. Zij zegt, dat ze zich vandaag beter voelt,maar zij schijnt mij nog al bevangen aan haren adem . Ik denk echterniet, dat er oorzaak is zich te verontrusten ; op dit oogenblik leestze de gazet .Bij mijne tehuiskomst vond ik onder ander eenen brief van Hase-

broek (4) van Amsterdam, die eene korte, zeer vleiende beoordee-ling over elke der Novellen bevat . In Pó en Paoletto vindt hijShakespeariaansche trekken, zegt hij . De Vijftig Franken stelt hijboven alles, van de mijne (5) .Ik hoop, dat ge mij maren van Lia zult willen geven, in geval gij

het noodig vindt mij te schrijven over dat ongelukkig proces met deFlandre.

Krijg ik geenen brief dan zal ik denken, dat Lia beter is, en ik maarbrutaal het nummer weer te zenden heb, ik zie niet waarom ik be-leefd zou moeten zijn tegen zulke botterikken .Ik hoor luiden te Vosselaere, het schijnt dat de pastoor dood is,

hij was al lang heel slecht (6) .

146

Page 149: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Ik denk, dat er anders niets aan Gr . Mama te doen is dan haarwarm te houden?

Virginie .Ik bemerk tot mijn spijt, dat ik op twee vellen geschreven heb, dat

is huivallig .

(1) Paul Fredericq verzorgde in de Revue de Belgique jaaroverzichtenvoor de rubriek „Chronique de la littérature flamande" (1875 en 1876) en„Chronique de la littérature néerlandaise en Belgique" (1877 en 1878) . Inhet nummer van 15 januari 1876 (8e année, tome XXII), p.107-115, behan-delde hij de volgende onderwerpen (inhoudsopgave vooraan) : „Littératuredramatique : Philippine van Vlaanderen, par D. Delcroix, Tijen, par B .Block ; Vriend Kobus et Het Wieltje, par E. van Goethem . - Le Willems-Fonds et son Annuaire (Jaarboek). - Les Codes flamands . - Publicationshistoriques . - Les poésies de zuster Hadewich [sic] . - Gedichten (3e reeks),par Vict. Van Weghe ; De Fortuna, par Jan Adriaensen ; Onze Strijd, par V .Dela Montagne et Verspreide en nagelatene gedichten de Dautzenberg. - J.-B. J. Hofman van Kortrijk, par Joz. van Hoorde et Geuzen- en antigeuzenlie-deren der X Vle eeuw, par Max. Rooses . - Le Nederlandsch Museum et lesautres revues flamandes ."Bij zijn voorstelling van de jongste aflevering van het Nederlandsch

Museum vestigt Fredericq de aandacht op een postuum gepubliceerdenovelle van Rosalie Loveling, nl . „Mijnheer Daman en zijne erfgenamen"(jg. II,1875, 2), die hij als volgt karakteriseert : „C'est l'histoire d'un vieuxrichard, choyé par ses nombreux héritiers qui, á l'ouverture du testament,se trouvent tous exclus de la succession . Le sujet n'est pas neuf, mais il esttraité de main de maitre, avec cet admirable esprit d'observation et ce bongout dans le choix des détails qui caractérisent les écrits de Rosalie Lovelinget de sa speur Virginie" (p . 115) ; vgl. ook brief 44, aant . 1 .

(2) In La Flandre Libérale van 7.2. 1876 verscheen een bijdrage van Virgi-nie Loveling, getiteld „Le bon Dieu détróné" ; geïdentificeerd door DaniëlVanacker, „Virginie Loveling en de schoolstrijd", in Mededelingen van hetCyriel Buysse Genootschap III (1987), p. 99 (noot 18) .

(3) Niet geïdentificeerd ; ook vermeld in brief 8 en brief 10 ; met„Cozijntje" kan Cyriel Buysse bedoeld zijn.(4) Johannes Petrus Hasebroek (Leiden 6.11.1812 - Amsterdam

29.3. 1896), Nederlands dichter, prozaschrijver en criticus, was gedurendeenkele jaren ook medewerker aan Potgieters De Gids. Hij had een grotebewondering voor het werk van de gezusters Loveling, met wie hij zich

147

Page 150: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

geestelijk verwant voelde . Zijn brieven aan hen zijn bewaard in de docu-mentatie Loveling van de UBG (Hs . 3426). De brief waarvan hier sprake,is gedateerd Amsterdam 5 februari 1876 . Hasebroek schreef ook een ge-dicht „Bij den dood van Rosalie Loveling" (1875), dat hetzelfde jaar op het14de Taal- en Letterkundig Congres te Maastricht werd voorgelezen ; zieA. van Elslander, De „Biografie" van Rosalie Loveling p . 20, r. 379, en nootp. 37 .(5) De Nieuwe novellen bevatten van de hand van Virginie Loveling, be-

halve „De vijftig Franken" (p. 268-306) nog „Octavie en Estelle"(p. 147-222) en „De kwellende Gedachte" (p . 223-267) .

(6) zie hierna, brief 46, aant . 3 .

Lieve Paul,

Nevele 10 Februari 1876.

Ik heb daar zooeven uwen brief ontvangen (half vier namiddag)ik ben u zeer dankbaar voor uwe moeite en ten uwen dienste indienik ook iets voor u zou kunnen doen. Dezen morgen heb ik de Flan-dre teruggezonden, zooals ik u geschreven had . De manier waaropik het gedaan heb is niet zeer beleefd ; maar het is nu te laat . Indienhet bij A. Gallier (1) ter sprake kwam, gelief hem in mijnen naamte zeggen, dat wij hier onder een te groot moreel bedwang staan omregelmatig de Flandre te durven ontvangen, wij krijgen ze van On-kel Charles later en met zekere voorzorgen, echter verwacht ik dendeken alle dagen .Ik moet u overigens bekennen, dat ik niets nooder heb dan een

tijdschrift of dagblad voor niet, dat beneemt de vrijheid als men erdan in schrijven moet, en doet men het niet zoo zit men met eenenbestendigen remords . Ik zit aldus ook al weder met de Toekomst,nadat ik paardewerk gedaan heb om er van af te zijn .Het kan wel zijn, dat ik dus iets aan het Volksbelang zou geven,

maar dan moet ik één nummer krijgen, anders heb ik er geen genoe-gen van. Als ik iets zou maken zou ik het aan u zenden, maar ikben nog niet hersteld van mijne déconfiture (2) .

148

46

UBG hs. III/77

Page 151: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Mama is beter en houd[t] zich warm, maar eet bijna niet, zij is zeerflauw, zegt ze, en durft niet veel gebruiken omdat uw vader het nietgoed vindt zonder smaak te eten, mij dunkt, dat ze sedert beter is .Ik zou schrijven indien het verslechtte .

Het spijt mij zeer dat Lia en Véronique niet wel zijn, en zit te den-ken of ik niets voor haar kan doen .Onze meid is gisteren naar den pastoor van Vosselaere (3) gaan

zien : er was niemand der familie bij - gij weet dat een doodepastoor ten toon ligt met zijne kleederen aan en de deur open - heelde kamer woelde vol kleine jongens, het is révoltant om hooren hoeonbetamelijk het daar toeging . Zij gaven hem kleine kaakslagen entrokken aan zijnen neus, een Spellekens, die maar eenen muizentui-mel hoog was en onder de linker arm een brood hield, gaf hem metde rechterhand zooveel kruiskees dat er een blauwe vlek op zijnvoorhoofd kwam .„riste Dauw ge ligt er" riepen ze .Vandaag hebben wij gehoord, dat men hem zijne schoenen uitge-

trokken en zijn kruiskeu uit de handen genomen heeft . Kunt gij ueen gedacht maken van zulke gediertachtigheid : staan beven van ont-zag voor eenen levenden pastoor en hem insulteeren na zijne dood !Ik heb vergeten u het geld voor Thys (4) ter hand te stellen, gelief

het te verschieten, zoodra ik u zie, geef ik het weder .Ik ben bezig met het artikel van den H . Laveleye (5) te lezen, mor-

gen, denk ik, zal ik u de revue weerzender .Veel complimenten van Grand'Mama . Als gij Tante Mathilde of

Lisa (6) ziet, gelief haar te zeggen, dat de vulgaire haar zeer bedankenvoor de geschenken en zeer blijde waren ; maar dit moet gij alleendoen bij gelegenheid .

Vaarwel.Uwe tante

Virginie .

(1) Albert Gallier (°Gent 11 .2 .1847), doctor in de rechten, was hoogle-raar en rector (1879-1885) aan de Gentse universiteit ; zie Liber memorialis,I, 1913, p. 398 .Het fragment „Indien. . . alle dagen" werd gepubliceerd door J . van de

Casteele, „Nevelse brieven", in Het Land van Nevele IX,1, p . 24. Daar ooknog twee verdere fragmenten uit dezelfde brief : „Mama is beter. . . ver-slechtte" en „Onze meid . . . na zijne dood" (p. 24-25) .

149

Page 152: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(2) Over De Toekomst zie brief 12, aant . 5 . Toen Frans de Gort in de re-dactie vervangen werd, wenste Virginie Loveling haar abonnement op hetblad op te zeggen (vgl . brief 39, aant . 5), waarbij Paul Fredericq behulp-zaam was (brief 40 ; brief 41) ; over het wedervaren met La Flandre Libéralezie brief 45 .(3) Eerw . heer J .B. Dauw, pastoor van Vosselare sedert 1862, overleden

op 8 februari 1876 ; zie J . van de Gasteele, „Nevelse brieven", in Het Landvan Nevele IX, 1, p . 31 .(4) Niet geïdentificeerd.(5) H. de Laveleye, „L'avenir religieux des peuples civilisés", in Revue de

Belgique, 8e jg., vol. 22, jan. 1876, p. 5-30 ; vgl. Ph. Praet, E. de Laveleye.Bibliografie, Gent, Liberaal Archief, 1992, p . 39 (B 103) .(6) Mathilde Albrecht, echtgenote van Charles Loveling (vgl . brief 9,

aant . 5 ; brief 44, aant . 3) . Zij hadden vier kinderen, van wie Elisa (°Gent23 .4.1858) de oudste was ; L. Fredericq, Notes, p. 46 .

Lieve Paul,

150

47

UBG hs . III/71

Nevele 22 februari 1876 .

Ik zend u hier een artikel voor de Flandre (1), wilt gij u ermedegelasten ? Op die wijze zal ik wellicht een nummer krijgen waar hetinstaat, als gij het vraagt . Ik had mij voorgenomen hun niets meerte geven ; maar als ik zulke dingen in den Bien public (2) lees, moetik er wel op antwoorden, ik kan het niet laten .Grand'Mama is heel genezen . Ik ben zeer haastig .

Vaarwel .Virginie .

(1) Een titelloos stuk over de bedelpraktijk van de paus, verschenen inLa Flandre Libérale 24.2.1876 ; geïdentificeerd door Daniël Vanacker,„Virginie Loveling en de schoolstrijd", in Mededelingen van het Cyriel Buys-se Genootschap III (1987), p. 99 (noot 18) .(2) Conservatief katholiek strijd- en informatieblad, uitgegeven te Gent

van 1853 tot 1940 ; zie E. Voordeckers, Bijdrage tot de geschiedenis van deGentse pers (1667-1914), Leuven-Paris, 1964, p . 91-95 .

Page 153: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. III/77

Lieve Paul,

48

10 April 1876 Nevele .

Zooeven ontvang ik eene zeer dringende en minzame uitnoodi-ging van Mme Bergmann (1), het staat ons vrij den dag te kiezen.Ik heb er op nagedacht en mij dunkt dat den zaterdag gaan zeer

zonderling ware, dat lijkt aan eene belegering als men daags te voorgaat. Den Zondag schijnt u te pontificaal, ik heb dus gedacht dat wijbest den Maandag vertrekken zouden . Ik zal uw antwoord entoestemming afwachten aleer naar Lier te schrijven .Indien wij den Maandag gaan heeft het nog dit voordeel aan, dat

wij, daar gij den Vrijdag terug zijn moet, niet te lang zullen kunnenlidven .Hoe vindt gij mijn voorstel ? Indien gij van een andere meening

zift laat het mij weten, en stel maar den dag vast dien gij verkiest,het zal mij altijd wel zijn .In alle geval verwacht ik een dadelijk antwoord met aanduiding

van dag, trein, klas, enz . Dan schijf ik seffens naar Lier, hetgeen gijvan uwe zijde ook best zoudt doen .

Virginie .Lisette heeft eenen heelen hoop projekten van genoegens onder

ander Scherpenheuvel. Maar wij mogen toch van zooveel goedheidniet abuseeren en niet al te lang hun tot last zijn .Ik verwacht bericht van u.

(1) Weduwe van Anton Bergmann, met wie Virginie ook na de dood vande schrijver vriendschappelijke betrekkingen onderhield (zie brief 7, aant .4; brief 12, aant . 7). Lisette is haar dochter .

1 5 1

Page 154: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. III/77

Lieve Paul,

Hierbij zend ik u nog een artikeltje voor de Flandre (1), ik hoop,dat gij wel zoo goed zult zijn er u mede te gelasten en zij mij, evenals de laatste maal een exemplaar of vier zullen willen toesturen .Met groot genoegen hebben wij de gazet van St . Petersbourg,

waarin uw artikel (2) besproken wordt, gelezen, en behouden ze teuwer beschikking .Complimenten van Grand'Mama .

Virginie .

(1) „Voltaire au paradis", verschenen in La Flandre Libérale 23 .5.1876 ;geïdentificeerd door Daniël Vanacker, „Virginie Loveling en deschoolstrijd", in Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap III (1987),p. 99 (noot 18) .

(2) Het is niet duidelijk over welk artikel het hier gaat .

Lieve Paul,

Hiermede zend ik u een nummer der Gazette van Gent (1), waarinuwe voordracht over de Pacificatie besproken wordt met lof . Wel-licht hebt gij het reeds gelezen, zoo niet zal het, hoop ik, u welkomzijn .Heden morgen ontving ik van Onkel Karel, die zoo goed is ze ons

te zenden, de Flandre Libérale van gisteren (2), ik doe ze open en ziedat mijn artikel er in staat, onmiddel[l]ijk sic stel ik mij in eene

152

49

50

UBG hs . III/77

Nevele 21 Mei 1876 .

Nevele 24 Mei 1876.

Page 155: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

groote gramschap op de mannen der Flandre, want noch gisterennoch vandaag hebben zij mij iets gezonden en het toeval alleen heeftmij doen zien dat ze mijn artikel opgenomen hebben . Zij hebben erhet recht niet toe en zouden het beter weder geven als ze niet eenszooveel beleefdheid hebben mij een nummer te zenden . Het is voor-waar verwonderlijk hoe ze de personen behandelen die hun in hun-ne onderneming willen behulpzaam zijn . Ik doe al mijne moeite enhang er mijnen tijd en mijne gedachten aan, ik val u lastig met u naarhet bureel te verzoeken te gaan, en ontmoet anders niets van hun-nentwege dan onbeleefdheid .Gij moet mij verschoonen, dat ik u dit schrijf, maar ik moet toch

eens mijn beklag doen, ik had zoo gaarne Mlle Warburg (3), die inHamburg verblijft en Mme Bergmann, onder anderen, een nummeropgestuurd, nu is het zelfs te laat al had ik ze .Uw vader heeft mij en Tante Rosalie nog beschuldigd, dat wij ons

met geene sociale of politieke kwestien bezig hielden, thans moet hijovertuigd zijn, dat zulks mij door de mannen der liberale partij zel-ve onmogelijk gemaakt wordt .

Ik ben boos op mij zelve hun dit laatste artikel gegeven te hebben,hunne voorgaande handelwijze had mij er moeten van afhouden,maar ik wilde geene rancune hebben, en had zelf reeds een ander ar-tikel in het hoofd, dat ik mij thans wel zal wachten op te schrijven .Nooit heb ik bij de vulgairste flaminganten zulke onbeschoftheid

ontmoet.Met Grand'mama gaat het allerbest . De oogst staat buitenmate

slecht en als het niet haast regent zal er geen korenoogst zijn (4) .Ik heb vergeten te vragen wat ik eigenlijk moest doen om het ei-

gendom van ons boek te behouden en of ik dat van hier kan uitzen-den, ik geloof, dat daar nog tijd toe is .Ik dank u zeer voor uwe vriendelijkheid mijn artikel zoo gauw

naar het bureel gedragen te hebben, en groet u allen zeer minzaam .

Virginie .

Het is toch heel goed te verstaan, dat gij in deze broek voor nietszift, want ik heb niet eenmaal getwijfeld, dat gij mijne boodschap al-lerbest hebt gedaan en ben u zeer dankbaar erover .Ik had van dezen morgen lust die mannen auszuprugeln als ik

maar gekunnen had !

153

Page 156: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1) In 1876 werd het 300-jarig jubileum van de Pacificatie van Gent ge-vierd. Aan Paul Fredericq werd door de Gentse gemeenteraad de taak vansecretaris van de feestcommissie, onder het voorzitterschap van schepen A .Wagener, toevertrouwd ; zie A.C. Coppens, P. Fredericq, p. 58 . Fredericqwas ook de auteur van het Album van den historischer stoet der Pacificatievan Gent. Album du Cortège historique de la Pacification de Gand, Gent,1876 . Het artikel waarin „met lof" over Fredericgs voordracht werdgesproken, verscheen in de Gazette van Gent van maandag 22 en dinsdag23 mei 1876 . In feite gaat het om een uitgebreid verslag over de vergade-ring, ten stadhuize, van de „commissie van Kunstgeschiedenis" die dehistorische stoet voorbereidde ; P. Fredericq nam er uitvoerig het woordals secretaris van de commissie .

(2) Zie hiervóór, brief 49, aart . 1 .(3) Mlle Warburg kon niet worden geïdentificeerd .(4) Deze zin, „De oogst . ., korenoogst zijn", is reeds gepubliceerd door

J, van de Casteele, „Nevelse brieven", in Het land van Nevele IX,1, p . 25 .

UBG hs.111/77

Nevele 24 Juni 1876.

Lieve Paul,

Heden morgen heb ik uw schoon geschenk ontvangen, het is ietsbijzonders en zal het sieraad onzer kamer uitmaken . Ik dank u zeererover en zal het nooit aanschouwen zonder mij te herinneren, datik het aan uwe vriendelijkheid verschuldigd ben . Nogmaals dank.Hier is geen nieuws, met Mama gaat het zeer goed, zij is gisteren

eens in den hof geweest .Wij spreken nog immer van de nederlaag der liberalen (1), die een-

ieder zoo onverwacht getroffen heeft ; in Gent en elders, is deoproer met de flamme de Belgale gestild, naar ik verneem ; maar deuitslag blijft toch dezelfde. Het is drukkelijk !Verleden Zondag hadden wij hier den Heer Herenrans met zijne

dame, Pauline en Cyrille (2) waren ook gekomen, wij zijn eens totaan de Meire linde geweest, het was heel vermakelijk. Ik heb ge-hoord, dat gij nog immer met het inrichten de[r] feesten (3) bezig

154

51

Page 157: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

zift, dat is zeker de oorzaak waarom wij u zoo zelden zien en zooweinig van u vernemen .Het boek van Motley (4) moet u gisteren ter hand gesteld zijn, la-

ter zal ik het wel eens terugkrijgen om het voort te lezen, er is geenehaast bij . Het werk van Vuylsteke over de architectuur (5) is mijdeze week bezorgd geworden . Ik lees het met veel belangstelling, hetis methodiker en meer uitgebreid dan de twee andere boeken, eenHoogduitsch en een Fransch, die ik over hetzelfde onderwerp bezit .Ook de platen, die er in voorkomen, helpen veel mede om het goedte leeren begrijpen .Mme Bergmann (6) is dan niet gekomen . Zij is met haren neef en

Lisette rechtstreeks van Ostende naar Brussel getrokken, vanwaarhij naar Parijs is gereisd . Van de inschrijvingslijst op Tony (7) komt,naar mij dunkt, noch pluim noch staart uit . Het zal zeker bij hetprojekt blijven .Toekomenden Dinsdag of Woensdag schik ik naar Gent eens te

komen en zal u zien, denk ik . Ik blijf echter maar tot 's avonds, dedagen zijn thans lang genoeg en ik ben nog met den klaren te huis .Zoo, lieve Paul, indien ik u niet zag, - want ik raad u, niet om

mijnentwille uwe bezigheden te laten of te huis te blijven, daar ikniet weet om wat uur ik in het Gewat (8) of bij u zal kunnen komen,

hoop ik wel, dat gij eens zelf tijd zult vinden tot aan Nevele tekomen en dank u nogmaals over het toegezondene .

Uwe tanteVirginie .

(1) Bij de algemene verkiezingen van 13 juni 1876 leden de liberalen eennederlaag, wat na hun overwinning in de tussentijdse verkiezing in Gent(1875) een zware ontgoocheling was . De liberale meerderheden waren ge-concentreerd in de steden ; in de landelijke gemeenten was de overwinningvoor de katholieken; vgl. Daniël Vanacker, „Virginie Loveling en deschoolstrijd", in Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap III (1987),p. 101 .

(2) Cyriel Buysse, met zijn moeder Pauline Loveling .(3) Het 300-jarig jubileum van de Pacificatie van Gent ; zie brief 47, aant.1 .(4) John Lothrop Motley (Dorchester, Mass . 1814 - Dorchester, U.K .

1877), Amerikaans historicus en diplomaat, auteur van The Rise of theDutch Republic (1856) .

155

Page 158: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(5) J. Vuylsteke, Overzicht der algemeens kunstgeschiedenis. Bouwkunst,beeldhouwkunst, schilderkunst en toonkunst . . . Naar de derde uitgave van hetDuitsche werk . . . vertaald en omgewerkt. Gent, W. Rogghé, 1875 . OverVuylsteke zie brief 36, aant . 6 .

(6) Vgl. brief 48, aant. 1 .(7) Mogelijke een verwijzing naar de voorbereiding van het borstbeeld

van de hand van de Antwerpse beeldhouwer Joris, dat werd onthuld op11 september 1898 . De oprichting van het gedenkteken te Lier stuitte opheel wat moeilijkheden in de gemeenteraad, door de tegenwerking van deklerikalen ; E. Baert, Anton Bergmann. Een bijdrage tot de studie van zijn

leven en zijn werk, ongepubliceerde licentieverhandeling Gent, R .U.G .,1968, p. 88 .

(8) Gewad nr . 4, het adres van de familie Cesar Fredericq te Gent .

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

156

52

Nevels 17 Oct . 1876 .

Zoo even ontvang ik bericht van Groningen . De uitgever neemthet voorstel van twee honderd vijftig gulden aan . Hij zal het boekuitgeven in 8 afleveringen, zegt hij, aan 25 centen ieder, omdat ditnu gebruik is (1) . Dit is mij om het even .Ik schrijf u dit omdat ik weet, dat het u genoegen zal doen .Gelief het voorts te zeggen aan al wie er belang in stelt en vergeet

Mr. Herenrans vooral niet .

alles goed .Virginie .

(1) De firma Wolters, Groningen zal in 1877 een tweede druk brengenvan de Gedichten van de gezusters Loveling . De publikatie in boekvormwerd voorafgegaan door de publikatie van vier deeltjes : in deel 1 de pagi-na's 1-48 (aflevering 1) ; in deel 2 de pagina's 49-112 (aflevering 2-3) ; in deel3 de pagina's 113-176 (aflevering 4-5) ; in deel 4 de pagina's 177-260 (afleve-ring 6-8) .

Page 159: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs . III/77

Zijn hier.Vertrekken morgen middag ten langste .Houden er aan u te zien .Kom slapen .Alles goed .

Geen dérangement .Iets bijzonders .

53

[briefkaart, poststempel Nevele/Gent 24 oktober 1877]

54

UBG hs . III/77

Lieve Paul,

[Virginie L.]

Nevele 17 Déc . 1877 .

Toen ik verleden donderdag in Gent was, vroeg Mr Herenrans mijuit naam van Hipp. Gallier (1) of men Walters boek (2) als feuilletonvoor de Flandre mocht doen vertalen . Mr H. was van gedacht hetniet toe te laten uit vrees voor eene slechte overzetting en drong erop nieuw op aan, dat ik het zelf beproeven zou . Ik maakte hem eeni-ge opmerkingen nopens de moeilijkheid voor het vertalen van eenliterarisch werk, dat toch gansch iets anders is als een ernstig opstelof artikel. Ten slotte werd bepaald, dat ik een paar kapittels vertalenzou (Dat heb ik gedaan) . Dan zochten wij wie er wel bevoegd zouwezen er over te oordeelen . Sedert heb ik aan M . De Laveleye ge-dacht en of gij hem, dat eens zoudt willen vragen ; daar wij nog inhet geval zijn geweest hem met vertalingen uit het zweedsch (3)dienst te kunnen doen, twijfel ik niet of hij zou dat wel eens willenlezen, te meer daar het maar eenige bladzijden als proefstuk geldt .Het ware onzinnig heel het boek te vertalen zonder te weten of mijnarbeid bruikbaar is of niet, en als gij zoo goed wilder zijn het hem

157

Page 160: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

op te sturen, zou hij ook vrijer zijn zijn oordeel erover onbewim-peld uit te spreken .Indien ik M . Herenrans zag, zou ik hem dat eens voor oogen leg-

gen. Overigens, indien mijne vertaling goed of perfectibel genoegware opgenomen te worden, zou ik niet geneigd zijn zonder eenigevergelding mijn boek in de Flandre te laten opnemen, ik zou het veelliever aan de Revue de Belgique geven .Onlangs heeft men mij uit Holland voor de eenvoudige opname

van een stukje uit de gedichten in eene bloemlezing (4) tegen meerdan eenen halven frank den regel betaald, juist 10 centimen perwoord. Ik vond dat iets bijzonders .

Doch het is hier eigenlijk geeee geldkwestie, indien ik het wist ofhet goed is of niet, zou ik er genoegen in vinden of het ganschopgeven .

Denk er eens op na of het praktisch is, en geneer u niet er u nietmede te moeien, indien het u niet bevalt .A propos van vertalingen, eenigen tijd geleden, heeft een profes-

seur agrégé, surveillant á l'Athénée de Bruxelles ook de toelating ge-vraagd de Novellen, te beginnen met Meester Huyghe, te vertalen .Geweigerd. Ik heb zijn naam vergeten ; de brief ligt daar nog.In de Danziger Zeitung staat thans Leocadie Stevens als feuilleton

(5) .Grand'mama stelt het heel goed. Ik heb nog het Volksbelang niet

gezien, ik zal het morgen hebben, denk ik, om te weten of men vane conferentie (6) spreekt .Geen bijzonder nieuws .Ik verwacht een spoedig antwoord en nogmaals gezegd handel

gansch naar uw goeddunken zonder vrees voor ondank .

Virginie .

(1) Hippolyte Gallier was samen met zijn broer Albert (zie over hembrief 43, aant.1) stichter van het dagblad La Flandre Libérale (1874-) . Hip-polyte was ook hoofdredacteur ; zie E . Voordeckers, Bijdrage tot de geschie-denis van de Gentse pers. Repertorium (1667.1914), Leuven-Paris, 1964, p .184, p. 185 .(2) In onze Vlaamsche gewesten. Politieke schetsen door W.G.E. Walter

(pseudoniem van Virginie Loveling), verschenen bij Ad. Hoste te Gent in

158

Page 161: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

1877 . In de roman wordt een somber beeld opgehangen van het optredenvan de clerus op het platteland . De tweede druk werd wel onder de eigennaam van de schrijfster uitgegeven bij J . Vuylsteke, Gent, 1882 . VirginieLoveling was aanvankelijk zeer bang dat haar identiteit bekend zou wor-den en stuurde zelf een misleidende notitie over „Walter" aan de redactievan het Biographisch Woordenboek ; zie hierna, brieven 57 en 58 .(3) Over die vertalingen uit het Zweeds voor de Revue de Belgique zie

brief 6, aant . 2 ; over E . de Laveleye zie brief 3, aant . 1 .(4) Wellicht de bloemlezing van J.P. de Keyser ; zie hierna, brief 63, aant .

1 .(5) „Meester Huyghe" van Rosalie Loveling, verschenen in de Novellen

(1814) .(6) „Juffrouw Leocadie Stevens" van Rosalie Loveling, verschenen in de

Nieuwe novellen (1876), werd evenals haar verhaal Broeder en zuster (in :Novellen) in het Duits vertaald door Lina Schneider ; zie M. Basse, Het aan-deel der vrouw in de Nederlandsche letterkunde, deel II, Gent, 1921, p.106 .

(7) In Het Volksbelang kon geen bericht over een „conferentie" in decem-ber 1877 worden teruggevonden.

55

UBG hs. III/77

Lieve Paul,

Ziehier het affafreken (1) . Ik dank u voor uwe bemiddeling. Vreesniet mij de déceptie aan te jagen, ik kan er tegen . Beter kan ik hetniet, wijzigingen wil ik er aan toebrengen, als mij de feilen aange-duid worden. Is het onbruikbaar, ook goed. Ik heb volle betrouwenin het oordeel van M. De Laveleye en zal zijne uitspraak afwachten,vindt hij het slecht, dan kan het niet goed worden met veranderen,Vindt hij het half en half misschien ware het evenmin te verbeteren .In alle geval de waarheid begeer ik te weten . Mij dunkt dat het aanMr Herenrans zou moeten gezegd worden, omdat het met hem isdat ik het gearrangeerd heb er iets van te vertalen .Ik ben u zeer dankbaar .Mama stelt het goed . De complimenten van Guustje aan Nonkel

César .Virginie .

159

Page 162: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Nevele 19 Déc. 1877 .Het ware toch niet wel mij te laten voortdoen om dan later te zeg-

gen, dat het niets beteekent, Mr De L. zal dat toch begrijpen, hoop ik .Ook mag hij aan niemand zeggen, dat het van mij is .toch aan niemand.

(1) Een fragment van In onze Vlaamsche gewesten, door Virginie Lovelingzelf in het Frans vertaald voor een mogelijke publikatie in La Flandre Libé-rale ; de vertaling zal worden beoordeeld door De Laveleye, zoals door deschrijfster-vertaalster zelf werd voorgesteld in brief 54, maar wordt afgewe-zen (brief 56) .

UBG hs.111/77

Lieve Paul,

160

56

Nevele 26 Dec. 1877 .

Ik dank u voor het afdruksel, gisteren avond heb ik het gelezenen met zeer veel genoegen : het speet mij, dat het uit was . Grand'mama zal het niet kunnen, omdat de druk te klein is .De brief van Mr. De Laveleye (1) heeft mij geenszins gedésappoin-

teerd ; ik wist het bijna zeker, maar ben toch zeer blij het eens be-proefd te hebben om Mr. Heremans en mij zelve te overtuigen . Ikgeloof niet, dat er voorbeelden zijn van schrijvers, die hun romanof novelle in twee verschillige talen schrijven kunnen, men kanmaar zijne moedertaal grondig genoeg om er met goed gevolg eenkunststuk in voort te brengen, anders is het daarin gesteld als metartikelen. Ik geloof, dat het zeer moeilijk zal zijn iemand te vinden,die het op eene bevredigende wijze doet .Van het banket aan Heremans stond in de Gazette van Gent (2),

dat het wel afgeloopen is, er ruim honderd gasten, en veel heildron-ken geweest zijn . Naar ik uit dezelfde gazet heb meenep op te ma-ken, moet het nieuw stuk van van Goethem (3) een ongeavoueerdefiasco zijn geweest. Ten minste aldus leg ik den lof uit, die er aantoebediend wordt .

Page 163: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Juffrouw Baart (4) is aan het Rotterdaams Tooneel geëngageerd,zij mogen ze heel wel hebben .Vele groetenissen van grand'mama en van mij .

Virginie .Uit Holland biedt men mij voor eene novelle in een nieuw tijd-

schrift eenen hoogen prijs . Op de twee eerste brieven heb ik afwij-zend geantwoord, telkens is het aanbod honger of de voorwaardenbeter. Aleer ik het een derde maal afwijs, ga ik er eens op nadenken .Misschien zou ik wel doen daar mijne drie novellen (250 bladz .) uitte geven ? Kent gij een uitgever Bohn of Bohm ? (5) Mij dunkt datik daar nog van heb hooren spreken .

(1) De brief van E. de Laveleye, met de afwijzende beoordeling van Virgi-nie Lovelings proefvertaling uit In onze Vlaamsche gewesten werd niet te-ruggevonden.(2) Op zondag 23 december 1877, op de dag van de algemene vergadering

van het Willemsfonds, werd aan Prof . J .F .J. Heremans een banket aange-boden ter gelegenheid van zijn benoeming tot ridder in de Leopoldsorde .Heremans was toen voorzitter van het Algemeen Bestuur van het Willems-fonds. Inschrijvingen voor het banket werden verwacht bij E . van Goet-hem, Koornmarkt 16 Gent (bericht in Het Volksbelang zaterdag 8 decem-ber 1877) .(3) Emiel van Goethem, Vlaams toneelschrijver, auteur o .m. van Armoe-

de en weelde (opgevoerd in Gent in 1872) en het blijspel Victors nichtje (sa-men met J, van Hoorde) . Zijn historisch drama De Pacificatie van Gent,met muziek van Peter Benoit, werd ook jaren na de opvoering door de le-den van het Nederlands Toneel (première 3 september 1876) nog herhaal-delijk opgevoerd in de Minardschouwburg ; zie J . van Schoor, Een huisvoor Vlaanderen. Honderdjaar Nederlands beroepstoneel te Gent, Gent, 1971(overdruk uit Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost- Vlaanderen 1971),p. 53, p . 60, p . 64-65 . Vgl. ook brief 45, aant. 1 .(4) Elize Baart, Nederlandse declamatrice en toneelspeelster, leerlinge

van de bekende (,,Dolle") Mina Kruseman en ook auteur van enkele novel-len. Zij kwam recent weer in de actualiteit door de studie van Jeroen Brou-wers, Twee verwoeste levens. De levensloop en de dubbelzelfmoord van ElizeBaart (1854.1879) en Bastiaan Korteweg (1849.1879), Amsterdam, Bas Lub-berhuizen, 1993 (De Nieuwe Engelbewaarder, jg . 1, nr. 4, november 1993) .Zij trad op in Gent in het Lakenmetershuis voor de leden van de Gentseafdeling van het Willemsfonds, met als programma de voordracht van een

1 6 1

Page 164: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

eigen novelle, „Mathilde van Molenbeek" en „brokken uit" de WilhelmMeister van Goethe, in het Nederlands vertaald en voor het toneel bewerktnaar de Franse opera Mignon (bericht in Het Volksbelang, zaterdag 15 de-cember 1877) .(5) Bedoeld is Erven F . Bohn te Haarlem, bij wie in 1879 de bundel Drie

novellen van Virginie Loveling zal verschijnen (vgl . brief 67, aant . 8) .

Beminde Tante,

Daarzooeven ontvang ik de laatste aflevering van het BiographischWoordenboek der NN en Z. Ned. letterkunde (supplement) door Dr.W.J.A. Huberts, W .A. Elberts en F . Joz. P. Vanden Branden, ledenvan de maatschappij der Ned . letterkunde (Deventer, A .J. van denSigtenhorst) en lees er, tot mijne groote verbazing en vroolijkheid,het volgend artikel, op bl . 753 :„Walter (Willebrordus Gerulfus Edmundus) geboren te Brugge 13

„Januari 1851, werd eerst opgeleid in het college van Sinte Barbara,„daarna leerling in het Kleine Seminarie te Roeselare . In 1871 zeide„hij der theologische studiën vaarwel en vestigde zich als handelaar„te Gent, waar hij mede-eigenaar is eener fabriek van chemische„meststoffen. Hij schreef : In onze vlaamsche gewesten . Politieke schet-sen, Gent, 1877."Is die farce van U o van Herenrans ?Ik omhels Grandmama en U teederlijk .

162

57

UBG hs . 3426 E (28)

Gent den 26 Dec . 77 .

UwPaul

Den uitgever Bohn ken ik niet noch Bóhm, maar wel Bom, Theod .Bom .

Page 165: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs. III/77

58

[Briefkaart, poststempel, Landegem/Gent 27 december 1877]

Dank voor uwe mededeeling .AntwoordVan mij. Doch ik had mij met de hoop niet gevleid, dat het tot

stand zou gekomen zijn .Indien ik mij niet vergis is het stuk hier door uwe bemiddeling

toegezonden. Ik had Tte So . 1e (1) gelast u mede te deelen wat er wasop gesteld. Zij zal het vergeten hebben .

Het is iets bijzonders ! Zelfs groote triepen voor zijne studiege-nooten van het K .S. (2) zulke défecties worden nooit bekend enzorgvuldig verborgen . Was dat niet goed uitgedacht ?

(1) Sophie Fredericq ; zie over haar brief 9, aant . 8 .(2) Klein Seminarie te Roeselare ; verwijzing naar de verzonnen biografi-

sche notitie over „Walter" (zie brief 57) .

59

UBG hs. III/77

[Virginie L.]

[Briefkaart, poststempel Landegem/Gent 15 jan . 1878]

Zondag acht dagen geleden heeft 0 . Aimé (1) het 's middags naarhet Gewat 4 gedragen, en mij verzekerd, dat hij het eigenhandig metde aanbeveling, dat het voor u was, aan Lia of Héléne ik weet hetniet meer afgegeven heeft .Ik zou mij niet veroorloofd hebben het zelfs eenen enkelen dag

te houden, gij hadt mij immers gezegd, dat gij het noodig hadt .Dank voor Eendracht en Volksbelang .

V.L .

163

Page 166: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Sehr Komisch !

(1) O[ncle] Aimé of Aimé Mac Leod, echtgenoot van Sophie Fredericq ;zie hiervóór, brief 58, aant . 1 ; brief 9, aant . 8 .

60

UBG hs. III/77

[Briefkaart, poststempel Nevele 13 maart 1878aankomst Gent 14 maart 1878]

UBG hs.111/77

Lieve Paul (1),

164

Ik meen mij nu te herinneren het in eene Illustration Européenneof zoo iets, althans een lijvig gebonden jaargang van revue, bij 0 .Aimé gelezen te hebben, dat moet een paar jaar geleden zijn . Moei-lijk na te sporen . Het obsédeert mij ; mijn indruk is : naïef, eentonig,poëtiek en onbehendig .Ik zal naar Venetie (1) schrijven, ten minste ik hoop, dat ik het

zal doen .Alles goed, iets bijzonders met Bohn (2) .Ik zend u de Gazette V. Gent met de appréciatie van G . of V.H .

[V.L .]

(1) Waar meur. Bergmann verblijft ; vgl . hierna, brief 61 .(2) Uitgever van Virginie Lovelings bundel Drie novellen ; vgl. hierna,

brief 67, aant . 8 .

61

Nevele 14 mei 1878 .

Zondag avond vond ik hier uwen brief, toen ik van Brugge terug-kwam, alwaar Tante Pauline, Alice (2) en ik, misleid door de aan-

Page 167: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

kondigingen van den Bien public (3), de processie van het HeiligBloed waren gaan [zien] . Er had niets dat op eene processie trokplaats, maar eene huivallige bedevaart van meest allen buiten-vulgairelaars, welke luid biddend, blootshoofd en met pastoors enpaternosters door de schoonste straten der stad trokken ; dan mis inde open lucht op den Burg en zegeningen en kaarsjesviering in deCapelle van 't Heilige Bloed, iets dergelijks ware onmogelijk in Gent .Het was zeer caracteristiek en wij beklaagden onzen uitgang niet,maar indien de liberalen kans hebben in zulk eene stad te zegepra-len, begrijp ik niets meer van den gang der wereld . De bedevaart wasgecomplikeerd door f oore- en barakvertooningen en de meesten derdeelnemers keerden 's avonds, mannen en vrouwen, met eenenzichtbaren zender in den zak naar huis .Ik verlang zeer uw opstel te lezen, en schik er veel uit te leeren

over dat tijdvak . Het verwondert mij, dat Mme Bergmann over mijnstilzwijgen klaagt, aangezien ik haar tijdens haar verblijf te Venetieeenen nog al langen en (onder ons gezeid) zeer minzamen brief hebgeschreven en nog zelve het antwoord te gemoet zie . Zeer gaarn zouik eens met u naar Nazareth gaan, bijzonderlijk als wij er maar éé-nen nacht slapen, dan zal ik ook goed oorlof daartoe verkrijgen ; alsgij wilt dus, ik laat het aan u over .

Uw bezoek zal ons zeer verheugen, het is al zoo lang, dat ik u nietmeer heb gezien. Indien er onder uwe huisgenooten zich mochtenbevinden, welke lust hebben eenige dagen naar buiten te komenoverbrengen, zullen zij ons zeer welkom zijn . De lente is zoo uit-zonderlijk schoon en alles staat zoo buitengewoon, dat men thanswaarlijk te lande geniet . Wij hebben twee kamers ter beschikking .Grand'maman stelt het zeer goed en groet u allen. Gelief aan

uwen vader te zeggen dat de topinambours (4) uitstaan, zeer malschen schoon .Het porceleinschilderen (5) gaat goed voort, hoewel het deze

laatste dagen om reden van andere huivalliger bezigheden wat stilheeft gelegen. Ik vind er bijzonder vermaak in ; indien het niet is,dat ik met niets dan zeer beleefde menschen heb te doen, welke uitvriendelijkheid meer enthousiasme tonnen dan zij waarlijk gevoe-len, moet ik denken, dat het geen verloren werk is, zoozeer wordik aangemoedigd van allen, die het zien .

165

Page 168: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Ik moet volstrekt aan Geets (6) en zijne dame schrijven . Ik denker al sedert eenige weken aan en het blijft immer verschoven .Geen nachtegaal hier, en elders zeer weinig .Adieu, groet allen die wenschen van mij gegroet te wezen

Virginie .De pantoffels zijn allerbest, ik heb ze vergeten te vermelden en te

betalen, Grand'Mama had er illusiën op en is niet teleurgesteld .Het buitengoed van den Griffier Blomme is verhuurd aan twee

zeer rijke Juffrouwen met twee knechten en twee meiden, groote't jeefessen (7) naar ik hoor. Het zal nu nog wat gaan verslechtenhier .

(1) Deze brief is, met weglating van enkele alinea's, gepubliceerd doorJ. van de Casteele, „Nevelse brieven", in Het Land van Nevele IX, 1, p.25-26 (daar gedateerd 4 mei 1878) .

(2) Alice, de jongere zus van Cyriel Buysse, met hun moeder Pauline Lo-veling. Alice werd geboren te Nevele op 8 juli 1868 en overleed te Gent,waar ze jarenlang liberaal gemeenteraadslid was, op 25 januari 1963 . Zehuwde op 22 februari 1892 met de brouwer Edmond de Keyser, waarnaze naar Zaffelare ging wonen .

(3) Le Bien Public was het orgaan van de Gentse „ultramontanen" of con-servatieve katholieken ; vgl. brief 47, aant . 2 .(4) Aardperen .(5) Virginie Loveling beschilderde een volledig porseleinen servies, dat

momenteel nog als familiestuk bewaard wordt ten huize van Mevr . MaddyBuysse, schoondochter van Cyriel Buysse .(6) Schilder en schrijver Willem Geets ; zie over hem brief 16, aant. 4 .(7) Vrouwelijk m .v. van „Tseef" ; in het Gents een spotnaam voor een

katholiek, „bijzonder gebruikt op politiek gebied" ; L. Lievevrouw-Coopman, Gents Woordenboek, d.3, Gent, 1974, p . 1482 .

1 66

Page 169: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

UBG hs . III/77

62

[Briefkaart, poststempel Nevele 3 juni 1878Aankomst Gent 4 juni 1878]

Hartelijk bedankt voor het toegezondene .Geschreven naar K. (1) letterlijke copie . Opmerking gemaakt dat

het gansch anders uitgedrukt is dan het als eigen vinding zou gewor-den zijn : Zeer goed, zelfs iets bijzonders met het oog op de perso-naa des .Moet ik nu antwoord verwachten van Nanninga-Uiterdijk of

Jonkheer Pompe, of onderblijft zoo iets ?Gisteren naar Brussel geweest met Tte P. en 0 e. L. (2) iets heel

bijzonders van genoegen !

(1) Het is niet duidelijk wie hier met K . en de verder vermelde Nanninga-Uiterdijk en Jonkheer Pompe bedoeld wordt .(2) Tante Pauline en Oncle Louis, de ouders van Cyriel Buysse .

63

UBG hs. III/77

[Briefkaart, poststempel Nevele/Gent 6 augustus 1878]

A great many thanks . Very amusing. I entertained myself excee-dingly during the reading and will lay the journal aside as a keepsakeof our little trip to the sea . It was a pleasing little journey but toofar off, we were too much hurried on by fagging up our way to thePanne . You, who acted the waiter with such a capital success, musthave felt very weary .A few months ago I have got the two books of Mr. De Keyser (1),

I thank you nevertheless for your communication. The funeralspeech on R. is also to be read therein .

V. L .

167

Page 170: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

This morning I received a missive of M .B. from L. (2) enjoiningus to pay her a visit in a most kind and pressing way . On Sundaylast we went to Ostend, to morrow we intend to go to Courtrai .

[V.L .]

(1) J .P. de Keyser, Nederland's letterkunde in de negentiende eeuw. Bloem-lezing ten gebruike bij de beoefening onzer Letterkunde. Poëzie.'s-Gravenhalte, Thieme, 1877. Het boek bevat drie gedichten van Rosalie(,,De genezing", „De gouden bruiloft" en „Moeders krankheid") en tweevan Virginie Loveling (,,Het liedje mijner kindsheid" en „Het buitenmeis-je") . Het tweede boek waarvan sprake, is het deel Proza (zelfde jaar) ; hetbevat een fragment uit „De baan der kunst" van Rosalie en „Het geschenkdes harten" van Virginie Loveling ; verder ook nog de rede van Herenrans„Bij het graf van Rosalie Loveling" .(2) Mevrouw A . Bergmann uit Lier.

Lieve Paul,

168

64

UBG hs . III/77

Nevele 11 Oogst 1878 .

Ik heb wel veel lust om naar Kampen (1) te gaan, doch ben onbe-hendig genoeg geweest om eenige dagen geleden aan Mama te zeg-gen, dat het reisje wegens de al te groote onkosten ingeslegen was ;hierdoor eene groote broek, als ik het gisteren, na ontvangst vanuwen brief, weder in quaestie stelde . Ik weet niet of ik het zal ver-krijgen te mogen gaan, in alle geval zou ik zeer gaarn au courant ge-houden worden en dat bij tijds . Denkelijk zal het wel meer kostendan honderd vijftig frank .Wat Lier betreft, mij dunkt, dat het goed ware den eersten zondag

van (1 September) September te gaan, wat dunkt u ? (2) Indien gijeene tegenregelatie hebt, zoo schrijf het mij . Ik zeg u mijne meeningomdat gij het aan mij schijnt over te laten de reis te schikken .Zeer gaarn zou ik ook een spoedig bescheid weten .Geen nieuws, alles goed .

Virginie

Page 171: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1) Gemeente in de provincie Overijssel (NL) .(2) Voor een bezoek aan Mevr . Wed. A. Bergmann .

UBG hs. III/77

Lieve Paul,

65

Nevele 12 Februari 1879 .

Vrijdag zal ik u de vijf volumen uit de Bibliotheek terugzenden .Ik heb er eenige goede modellen uit kunnen nemen . Indien de HeerVander Haeghen (1) weet, dat ik de boeken heb gehad, gelief hemvan mijne zijde hartelijk te danken . U dank ik nog veel meer voora uwe moeite .In de twee ongebonden werken staan geene modellen, die navolg-

baar zijn, en ik heb ze ook niet gelezen ; dit laatste is geen verwijt,ik deel u dit maar mede, opdat gij niet denken zoudt, dat de omslaghier bezoedeld is . Mr. Vander Haeghen moet overigens wel weten,dat zij waren zooals zij terugkomen. Ik verzeker u stellig, dat ergeen enkel vlekje hier aan is gekomen .Van Bastiaan (2) had ik ook eene huwelijksaankondiging gekre-

gen, datum postmerk . Ik heb dadelijk een kaartje teruggezonden .Dat moet dezelfde niet zijn waarmede juffer Elisa voor ongeveer

twee jaar was verloofd . Het was dan met eene hooggeplaatste perso-naadje in de magistratuur of een beroemd advocaat, ik herinner mijzeer goed zelfs zijnen naam in den tijd gelezen te hebben ; maar ikheb hem vergeten. Thans schijnt het tamelijk vulgair, als ik het goedvoorheb .Ook den Assomoir (3) van Léon zal ik met dankbetuiging bij het

pak voegen. Het is een hatelijk genre van litteratuur ; maar wat ta-lent in dat boek ! zulks was ik verre van te vermoeden .Mama stelt het zeer goed, zij is heel gezond, maar soms heesch

zonder verkoudheid .Thans heb ik geene porseleinmodellen meer (4) en het ware

zeer onbescheiden te onderhooren of er wellicht nog te krijgenwaren . . .

169

Page 172: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

De benoeming van Geets (5) heeft mij zeer verheugd, ik ben nietonder het getal dergenen, voor wiep de eereteekens geene onder-scheiding schijnen. Ik heb hem dadelijk geschreven .Adieu, lieve Paul, vele minzaamheden aan heel het huisgezin .

Uwe TanteVirginie .

(1) Ferdinand van der Haeghen (Gent 1830-1913), hoofdbibliothecarisvan de Gentse Universiteit ; zie over hem A . Roersch, Biographie NationaleXXIX, suppl .t .I (1957), kol . 635-641 .(2) Bastiaan kon niet worden geïdentificeerd, evenmin als juffrouw Elisa .(3) L'assommoir van Pauls broer Léon is de bekende naturalistische

roman van E. Zola. Het boek is een onderdeel van de twintigdelige cyclusLes Rougon Macquart en veroorzaakte bij zijn verschijnen in 1877 een grootschandaal.

(4) Vgl . brief 61, aant . 5 .(5) Willem Geets ; zie over hem brief 16, aant . 4.

170

66

UBG hs. III/77

[Briefkaart, poststempel Arnhem 6 aug . 1879Aankomst Gent 7 aug. 1879]

Arnhem Woensdag .

Schoone tentoonstelling „Parijs in 't Klein" [ . . .] (1) de Arnhei-mers. Krioelt van volk. Rhijn nog al breed. Weg naar Velp (2) merk-waardig in zijn slag langs weerskanten niets dan buitengoederen . Te-rug langs Rosendal en de begraafplaatsen : sparrebosschen, keiweg,wat heuvelachtig. Geen koffiekraam noodig, geen speur van ver-moeienis, geene broeken, het ideaal, geen tegenslagen . Van avondnaar Rotterdam en morgen avond direct naar Nevele . Groet enhanddruk aan u allen . Iets bijzonders [ .]Toekomend jaar naar Londen (3)

[V.L.]

Page 173: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(1) Onleesbaar door poststempel.(2) Gemeente bij Arnhem in de Nederlandse provincie Gelderland . Ro-

zendaal ligt even verder noordwaarts.(3) De laatste zin is toegevoegd in potlood .

UBG hs.111/77

Nevele 15 Oct . 1879 .

Lieve Paul (1),

67

Uwe benoeming en degene van Leon (2) hebben ons het grootstegenoegen gedaan. Uw télégram is hier iets vóór twee uren toe-gekomen .

Het is, een groot geluk voor u beiden, te meer daar Luik eene stadis, die u als woonplaats wel bevalt en gij er overigens vele bekendenhebt. Le revers de la médaille is, dat gij, voor de voldoening der hier-blijvenden, wat verre moet ; doch dat is bij de groote zaak niet inaanmerking te nemen. Wie weet, hoelang de liberalen het nog zullenuithouden, het is dus maar best geborgen zu sein, zooals de Duit-schen zeggen .Van Geets (3) heb ik nog niets vernomen, tenzij onrechtstreeks

door u, ik had u moeten eene kaart als antwoord zenden, doch hebhet verwaarloosd. Wij hebben ook een nummer van l'Ath . belge (4)ontvangen en tot groote vreugd van Gr. Mama eenen nieuwen alma-nak, mij dunkt van uwe hand (5) . Wees bedank[t] erover. De boekenuit de bibliotheek heb ik maandag aan uw adres teruggezonden .Wij verwachten Simon (6) morgen : hij schijnt mij veel beter, het

zal nu uithouden, hoop ik .Wees zoo goed Lia (7) te danken voor haren brief, hij heeft mij

het grootste genoegen gedaan .Mijn boek (8) zal, denk ik, deze week afgedrukt zijn : het beslaat

rond de honderd negentig paginas, hetgeen in het formaat der ande-re Novelle zoowat tweehonderd zestig zou uitmaken, papier en let-ter zijn schoon . Ik ben gewoon u het eerste exemplaar te zenden enzal deze traditie voor het nieuw werk behouden . Het zal toch nog

17 1

Page 174: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

een paar weken duren, aleer het verschijnt .Ik hoop u vóór uw vertrek te zien, alle dagen zijn goed uitgezon-

derd toekomende Maandag, als wanneer ik naar Meigein-kermis benuitgenoodigd (9) .Te Poesele (10) waren er vóór de opening der vrije school zeven-

tien kinderen in de oude school, énorme getal voor zulk eene kleinegemeente, ik weet niet, of er thans meer of minder zijn .Te Meigeur geen één, de onderwijzer was nochtans zeer bemind .De schoolmeester of ondermeester van Astene, is de zoon van den

veldwachter van Meigein . Op heel Astene krijgt hij geen logementen zelfs hoegenaamd geen eten. Hij moet naar Deynze of naar Mei-gem door den donkeren en over de vaart, ik geloof, dat hij geeneleerlingen heeft, maar acte de présence moet doen .De pastoor van Vosselaere heeft nu al twee zondagen direkt op

mijnheer D'Ousselgem uitgevaren, onbetaalbaar colerig en comiek,heeft men mij verzekerd ; ik vroeg nader bescheid aan Mme de Juge,(11) zij vreesde, dat het in de Flandre mocht overgedrukt wordenen wenschte dat niet, zei ze, hoe spijtig ! hetgeen zij ervan verteldewas te onbepaald om het u te schrijven, maar het moet zeer kluchtigzijn geweest. Het is maar jammer, dat hij zal verplaatst worden ener een intrigant in de plaats zal komen, die Mr. D'Ousselgem, thanszeer kwaad, wel zal weten op zijnen kant te krijgen .

Ik weet niet, hoeveel leerlingen hier thans zijn en geloof rond deveertig.Te zeveren (12) heeft de pastoor zes en twintig franken kunnen

samenkrijger om eene nieuwe school te bouwen . Geweigerd heb-bend den catechismus in de gemeente school te geven is hij op voor-stel van den burgemeester met algemeens stemmen door den raadhonderd franken van de gemeente afgetrokken ; de jaarwedde vanden ouden onderwijzer is integendeel met twee honderd frankenverhoogd geworden .Te Vijnckt (13) heeft de schoolmeester bij het uitgaan der kerk,

waar de pastoor op de wet of de oude scholen of hem zelven, ik weethet niet goed, had uitgevallen, een tegensermoen gehouden met alhet volk rond hem, dat riep : „Vivan onzen schoolmeester !" OncleLouis (14) zal het u allemaal vertellen ; het ware goed daarovernauwkeurig bescheid te weten om het in de gazet te stellen ; dochhet moet heel exact zijn, anders is het gevaarlijk en beneemt het ver-

172

Page 175: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

trouwen in het nieuws, dat de partij vermeldt (15) .nogmaals veel geluk !

Adieu Virginie .Gran 'mama is zeer we [ .]

(1) De eerste twee alinea's van deze brief, evenals de tweede helft ervan(vanaf „Ik hoop u vóór uw vertrek" tot het einde), zijn gepubliceerd doorJ. van de Casteele, „Nevelre brieven", in Het Land van Nevele IX, 1, p .26-27 .

(2) Op 14 oktober 1879 werd Paul Fredericq benoemd tot buitengewoonhoogleraar aan de universiteit te Luik, tevens titularis van de leerstoel Ne-derlandse literatuurgeschiedenis ; over de voorbereiding van en de verwik-kelingen rond deze benoeming, zie E .C. Coppens, Paul Fredericq, p . 61-68 .Pauls broer Léon volgde, eveneens in 1879, Théodore Schwann op alshoogleraar in de fysiologie ; vgl. brief 6, aant . 5 .

(3) Vgl. brief 65 .(4) Mogelijk een verwijzing naar The Athenaeum ; Paul Fredericq schreef

hiervoor overzichten van de ,,Continental Literature Belgium", van 1871tot 1892 in samenwerking met E . de Laveleye, van 1892 tot 1904 alleen ;vgl. brief 2, aant. 2 ; brief 5, aant . 1 ; brief 17, aant . 3 .

(5) De Volks-almanak Willems-Fonds XXVIII (1880) bevat op p . 56-67 eenbijdrage van Paul Fredericq : „De feesten van 1880" (n .a.v . de 50-jarige her-denking van het ontstaan van België ; met een relaas over de evolutie vande Vlaamse Beweging) ; zie A. Deprez en H. Vanacker, Vlaemsche volks-almanak 1845.1848 (e .a .), Gent, Cultureel Documentatiecentrum Rijksuni-versiteit, 1990 (Bibliografie van de Vlaamse Tijdschriften in de Negentien-de eeuw, II, 26) .(6) Wellicht Simon Fredericq, jongste broer van Paul ; zie over hem brief

9, aant. 9 .(7) Lia Fredericq, jongere zus van Paul ; zie over haar brief 9, aant . 6 .(8) Drie novellen, uitgegeven bij Erven F . Bohn te Haarlem in 1879 (Bi-

bliotheek van Nederlandsche schrijfsters onder redactie van Catharina F .van Rees, 1e serie, 3e deel) .

(9) Volgens J . van de Casteele is dat bij de familie Van Wontergem . Ziezijn bijdrage „De Virginie Loveling-hulde in 1912. Nevele wou niet achter-blijven", in Confrontaties met Virginie Loveling . Monografieën van deHeemkundige Kring Het Land van Nevele II (1974), p. 41 noot 5 .

Meigeur was tot 1977 een zelfstandige gemeente, maar maakt sedert defusies van de gemeenten deel uit van Deinze (O.Vl .) .

(10) Poesele was tot 1977 een zelfstandige gemeente, maar maakt nu deeluit van Groot Nevele (O .Vl .)

173

Page 176: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

(11) Door J. van de Casteele geïdentificeerd als Adela Fobe, gehuwd metA. Schatteman ; zie „Adéle Fobe, de Nevelse vriendin van Virginie Love-ling", in Berichtenblad van de Heemkundige Kring Het Land van NeveleIV (1973), p . 35-52 .

(12) zeveren was tot 1977 een zelfstandige gemeente, maar maakt nu deeluit van Deinze (O.Vl .) .(13) Vinkt, tot 1977 een zelfstandige gemeente, maakt nu deel uit van

Deinze (O.V1 .).(14) Louis, vader van Cyriel Buysse ; zie over hem brief 12, brief 15 .(15) Het voorgaande is een kort beeld van de door de schoolstrijd aange-

richte totale verwarring in het Nevelse. Virginie Loveling liet zich door de-ze schoolstrijd inspireren tot haar roman Sophie (1885) ; ook bij haar neefCyriel Buysse liet het politieke gebeuren sporen na, zo o . m. in de novelle„Meester Gevers" (1909) ; zie ook „Cyriel Buysse : een onbekende marte-laar (Eene herinnering uit den schoolstrijd van 1879", in Mededelingen vanhet Cyriel Buysse Genootschap III (1987), p. 45-48 ; tekst afgedrukt aldaar p .49-64 . Over „Virginie Loveling en de schoolstrijd" schreef Daniël Vana-cker uitvoerig in Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap III (1987),p. 91-136.

Lieve Tante Virginie,

Gisteren middag was ik op 't punt naar 't Gewat (1) te gaan omU te zien, als ik drie bezoeken achtereen heb ontvangen . Ik benmaar omstreeks 1 uur vrij geweest . 'Savonds hoopte ik U te sprekenaan de statie : maar Simon en Nica (2) hebben mij verwittigd, dat Gijmet den trein niet vertrekken zoudt .Ik wil U nochtans zonder uitstel mijnen eersten indruk over uwe

drie nieuwe novellen mededeelen (3) .Als ik zaterdag avond rond 101/2 uur van Brussel terug kwam,

vond ik het boek, dat Gij mij zoo vriendelijk en zoo rap gezondenhebt, en ik las er in tot den drieën van den morgen, zoo boeiend isde eerste novelle . Ik beschouw ze als de beste van den bundel en mis-schien als uwe beste . Het is eene gansche theorie over de keus eener

174

68UBG hs. 3426 D (95)

Gent den 3 November 1879 .

Page 177: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

vrouw, over het huwelijksleven, enz . De Kruidkunde en mouth zijnphotographieën, die ik subliem vind, evenals meer andere details,die in hetzelfde geval zijn. Het bezoek van Justine bij hare Tante ende triepbrouille ter oorzake van het cantientje zijn nog meesterlijkerdan de rest, dunkt me .

In eenen anderen trant is Mijne goede faam ook eerste klas . Het iseen vlaamsch bekrompen kwezelken, peinte par elle-même. De bede-vaart naar Lourdes is onovertrefbaar .Kromme Cies vind ik iets bijzonders, maar ik stel hem achter de

twee andere stukken. De inkomst der Riflemen met hetgeen er opvolgt is nochtans zoo schoon als iets zijn kan .Ziedaar mijne eerste vluchtige indrukken . Ik heb de drie novellen

slechts eens gelezen en in gansch andere omstandigheden . DenVreemden invloed heb ik te bed te midden van den nacht verslon-den ; Mijne goede faam op mijn gemak 's morgens in mijnenleunstoel genoten als een fijn brokje, en Kromme Cies integendeeltwee driemaal moeten onderbreken omdat ik steeds door fácheuxgestoord werd. Dat zal waarschijnlijk op den eersten indruk gewo-gen hebben .Doch in het eerste stuk is er meer diepte, karakterstudie, ontle-

ding van kiessche, ingewikkelde, verwarde gemoedstoestanden danin de twee andere, zelfs dan in Kromme Cies, dunkt me .zoohaast ik naar Nevele kom om Grandmama en U vaarwel te

zeggen -- en dat zal misschien woensdag zijn - spreken wij daarbreedvoeriger over. Alleen kan ik U zeggen, dat deze novellen vol-gens mij, ten minste op de hoogte der vroegere staan en ik ben over-tuigd, dat zij in Holland en hier hetzelfde, misschien meer succeszullen hebben .Ik omhels Grandmama en U teederlijk .

UwPaul

Met zeven haasten.

(1) Gewad 4, adres van de familie Cesar Fredericq in Gent .(2) Pauls jongere broer en zus ; vgl. brief 9, aant . 9 ; brief 9, aant . 1 .(3) Drie novellen van Virginie Loveling, verschenen te Haarlem bij de Er-

ven F. Bohn; vgl. brief 67, aant . 8 . De bundel bevat : „Vreemde invloed"(dec. 1875), „Mijn goede faam" (febr . 1876) en „Kromme Cies" (nov. 1876) .

175

Page 178: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed
Page 179: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

KRONIEK

CYRIEL BUYSSE oktober 1992 - september 1993

In de Buysse-actualiteit van het afgelopen jaar zat weer voor elkwat wils. Het in onze vorige Kroniek aangekondigde programma„Met Cyriel Buysse tussen pot en pint", verzorgd door de Gentsehelleman Julien Pauwels samen met Yvette Verbauwen (,,de warmestem van radio 2") is een succes geworden . De voorstellingencombinatie van voordracht en dramatisering - brachten veel be-langstellenden naar de gemeentezaal in Hansbeke (vrijdag 9 okto-ber), naar de parochiezaal in Landegem (vrijdag 16 oktober) en naarde gemeenteschool in Nevele (vrijdag 23 oktober 1992) . Aan de persdeelde J. Pauwels mee dat hij een aantal dorpsfiguren wilde typeren,„maar helemaal niet academisch" (bericht in Het Laatste Nieuws8 .10.'92) . Van de weeromstuit werd hij een jaar later uitgenodigdom zijn „toneelstuk in café-stijl" in verkorte versie te presenterenop het Buysse-colloquium dat in 1993 - en het is geen ironie -plaatsvindt in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- enLetterkunde te Gent (8 december) .

Er zijn dit jaar heel wat publikaties te vermelden . Eerst gaan wenog even terug naar het verleden . Van Luc Vandaele, die in decem-ber 1991 een uitgebreid opstel publiceerde in Kruispunt over „CyrielBuysse, een miskend kunstenaar" (zie onze Kroniek in MededelingenVIII, p. 214) is in februari 1992 ook een kortere bijdrage verschenenover „Cyriel Buysse, meester-verteller" in het „TweemaandelijksKultureel Tijdschrift" Horizon (7de jg ., nr. 76). Dit algemeen infor-matief stuk, gevolgd door een kroniek van de belangrijkste data enfeiten in Buysses schrijversbiografie, was ons bij het samenstellenvan onze vorige Kroniek nog niet onder ogen gekomen (met dankaan de tipgever, P. Motte) .Aan een andere tipgever, Sylvia van Peteghem (met evenveel

dank) hebben we de zeer substantiële mededeling te danken datCyriel Buysse een aantal verhalen heeft afgestaan aan het maandbladDierenbescherming „Orgaan van de Nederlandsche Vereeniging tot

177

Page 180: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

bescherming van dieren", een voortzetting van Androcles . Buyssewordt er vanaf de eerste jaargang, januari 1920, genoemd onder demedewerkers en zal dat ook blijven tot zijn dood . In de derde jaar-gang (1922, p . 16) werd „De duifjes" afgedrukt, een verhaal datwerd gebundeld in Typen (1925) en is opgenomen in Verzameld werkdeel 5 (p. 762-764) ; en de zesde jaargang (1925, p . 6-7) bevat „Hetreigertje. Een droom", dat dus ten onrechte in het Verzameld werkwerd opgenomen in de rubriek „onuitgegeven proza" in deel 7 (p .

952 ; het is daar afgedrukt naar het handschrift) . Het septembernum-mer van de dertiende jaargang (1932) brengt het volgende korte in-memoriam-artikel, ondertekend S.G . ( - redactrice Suze Groshans)

Ook hem hebben vooral de Hagenaars persoonlijk gekend, al was zijnvaste woonplaats België . Als schrijver van tallooze frissche vaak humoris-tische romans en novellen had hij een wijde reputatie verkregen - dat hijdiep gevoelig dierenvriend was ook, weet een meer beperkte kring .

Maar deze zal nimmer vergeten, hoe Buysse van die liefde van het diergetuigd heeft, vooral ook in zijn kleinere geschriften - hoe hem het lotvan een voor vivisectie misbruikt hondje tot in de ziel ontroerde, hoe hijde liefde van een eenvoudig mensch tot zijn duifjes wist waar te nemen ente beschrijven (wel te onderscheiden van de vaak tot ergerlijk misbruik ver-wordende duivensport) .

Naar het nummer waarin het verhaal over een voor vivisectiemisbruikt hondje verscheen, wordt nu nog gezocht .

Nog iets uit de oude doos. Toevallig konden we de hand leggenop een bijdrage in Der Belfried, „Monatschrift fur Gegenwart undGeschichte der Belgischen Lande" (jg . 3, 1918, p . 140-141), waarinonder de titel „Zwei flamische Bauernromane" door R .S. (mis-schien Rudolf Schroder ?) aandacht werd gevraagd voor Buysse enStreuvels, met de volgende vergelijking :

Grosse, einep ganzen Roman tragende epische Motive setzen ein gewis-ses Alter voraus, das schon eine Fulle entwirrend uberschauen kann . Es istdaher nicht weiter verwunderlich, dass die eigentliche Erz~hlerkunst einesnoch so jungen Volkes, wie die Flamen sind, gering ist. Cyriel Buysse, vondem ich hier, auf beschranktem Raum, leider nich all das Gute sagen kann,was zur gerechten Wurdigung seines schonen Buches ,,Rose van Valen"[sic] notwendig ware, gibt nur eine Spanne Biographie, Stijn Streuvels in

178

Page 181: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

seinera Roman „Der Flachsacker" [Noot : Beide Bucher erschienen in der„Bibliothek der Romane". Insel-Verlag, Leipzig.] sogar nur eine Schilde-rung der Flachssaat- und -ernte und eine Konstellation : Gegensatz zwi-schen altera Bauern, der nicht alt werden, und jungem Bauern, deremporwachsen will. Bezeichnend fur das eben Gesagte, dass bei Buysse zuAnfang nicht einmal der Held festzustehen scheint, dass bei Streuvels diezwei Elemente willkurlich vereinigt sind, die Psychologie sehr (manchmalzu) breit auseinandergelegt wird, und das Ende nur gerade erraten werdenkann. Aber die Schilderungsgabe entschadigt fur alles . Diese Schilderungs-gabe ist nicht einfach die Fahigkeit, Gesehenes richtig abzuschreiben, son-dern die Lebensmóglichkeiten der geschilderten Welt intuitie zu erfassen .Eben dies wird - wenigstens fur den deutschen Leser - einstweilen dasBedeutsame bleiben : das Erfuhlen des Elementaren, Naturgewachsenenund die Fulle h~chst lebendiger und intimster Zuge, auf deren Schilderungman sick eerlassen kann, weit sie durchaus tendenzlos (im weitesten Sinnedes Wortes) ist und von jener simultanen Allumfassendheit, die nur dieechten Kunstler haben.

Streuvels gekt mehr auf das Elementare, Demonische in Menschen, Ver-háltnissen und Natur, er ist, wenigstens im „Flachsacker", nicht frei vonRhetorik und einero gewissen Rausch des Schreibens, der die Umrisse derFiguren nicht selten wie dampfumwolkt erscheinen lassi . Aber die Intensi-tát der einzelnen Gesichte kommt aus den Tiefen der Seele, und wenigehaben das Lasten schlechten Wetters, die Freude der Feldarbeit, das Strah-lende pratter Jugendlichkeit, das langsame Arbeiten von Bauerngedanken,die Abhángigkeit des Bauern von Wetter und Boden so tief erfasst wie hierStreuvels. Dies Elementare freilich gekt Buysse ab, aber sein Buch ist, weiein Kleefeld voller Bluten, dichtgedrangt volt von den reizendsten Zugenaller Art, den uberraschendsten Tiefblicken in báuerliche Seelen, den an-mutigsten Schilderungen und kostlichsten Einzelheiten . Ganz realistisch,keine Idylle, wahr und klar, ruhig und ausgef eili, vielseitig und sicher,kurz : - die oben beruhrten Voraussetzungen zugegeben - ein Meister-werk, das der Beachtung aller Literaturfreunde dringend empfohlen sei .

Warm aanbevolen dus . Der Belfried is een tijdschrift dat bij deInsel-Verlag verscheen en waarvan Anton Kippenberg tot 1918 dehoofdredacteur was (zie hierover verder het hierna genoemde arti-kel van S.A.J. van Faassen) .

In verband met de verhouding Buysse-Streuvels kunnen we erook nog aan herinneren dat Buysse de tweedelige roman Minnehan-del van Streuvels met nogal wat sceptische bedenkingen had bespro-ken in de rubriek „Kritische bijdragen" in Groot Nederland (1904

179

Page 182: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

II ; zie Verzameld werk deel 7, p. 166-179). Marc Somers, weten-schappelijk medewerker van het A .M.V.C. te Antwerpen, vond inStreuvels' oudste plakboek met knipsels een bespreking van dezelfderoman in De Goedendag (1904), waarin recensent Aran Burf s (dat ishet pseudoniem van Frank Baur) het nadrukkelijk oneens blijkt tezijn met Buysses visie en ook niet nalaat beide naast en tegenoverelkaar te stellen. Hij besluit : „al staat elke geletterde Vlaming inrechtzinnige bewondering voor het groote ware, epische talent vaneenen Cyriel Buysse, zoo drukt toch gansch het Groote Nederland,onzen zoetgevooisden Vlaamschen schilder, de palm op het hoofd" .De vergelijking Buysse-Streuvels is overigens een onuitputtelijkebron voor commentaar, waaruit ook ondergetekende even heeft ge-put voor een bijdrage „Buysse en Streuvels" in de nieuwe, postmo-dern genoemde literatuurgeschiedenis, Nederlandse literatuur, eengeschiedenis, red. M.A. Schenkeveld-Van der Dussen (Groningen,Martinus Nijhoff, 1993, p. 592-596) . De verschillen in de receptievan de twee Vlaamse naturalisten worden er toegeschreven aanvooral extra-literaire omstandigheden .

Ook in 1993 was Buysse dus aanwezig in verschillende publika-ties. Zo kon de opmerkzame lezer hem al terugvinden in het om-streden maar prestigieuze literaire luik van Antwerpen Culturelehoofdstad van Europa 1993 . Het eerste deel, eigenlijk het program-maboek van het project Vertoog en literatuur, kreeg de titel meeOver het interessante. Het bevat als inleiding bij het Cahier 1 . Lijn,grens, horizon, een fragment (een afscheidscéne) uit Cyriel Buysseslaatste roman, Twee werelden (1931), gevolgd door een Engelse verta-ling van de tekst door Ortwin de Graef (p. 78-79 en p . 80-81) . Enhet zal er wel iets mee te maken hebben gehad : in het radio 1 mid-dagprogramma „Het vrije westen" werd op 9 februari 1993„schaamteloos en snotterend" geciteerd uit dezelfde roman Tweewerelden .

Boeiende lectuur leverden de Brieven van Willem Elsschot op, inde fraai verzorgde editie van Vic van de Reijt met medewerking vanLidewijde Paris (Amsterdam, Em. Querido's Uitgeverij B.V.,1993) .Het is bekend dat Buysse als redacteur van Groot Nederland bemid-delde voor de (voor)publikatie van Elsschots debuutroman Villa desRoses in dit tijdschrift (jan. febr . maart 1913), nadat hij door Ary De-len was „ontdekt" . In de correspondentie zijn hiervan niet zoveel

180

Page 183: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

sporen te vinden, op deze lakonieke korte mededeling van Buyssena (briefkaart van 24.11 .1913) : „Het boek in dank ontvangen . Ikwensch u veel succes toe en twijfel niet dat dit het geval zal zijn"(W. Elsschot, Brieven, p . 39), zie hierover ook de bijdrage van MarcSomers, „Cyriel Buysses brieven aan Ary Delen", in MededelingenIII, 1987, waar de briefkaart van Buysse aan Elsschot geciteerdwordt p . 90 .

In deze brieveneditie van Elsschot deden we wel de merkwaardigeontdekking dat Elsschot op 10 maart 1933 zowel aan Menno TerBraak als aan Jan Greshoff schreef dat hij Buysse als schrijver nietkende : „Ik heb zoo goed als niets gelezen . Geen enkel boek, geenregel van Streuvels, Buysse, Timmermans enz. enz. Alleen De Wittevan Claes, zoo bij toeval" (aan Ter Braak, p.106) en : ,je moet we-ten dat ik bijna nooit lees . Ik heb geen enkelen regel van Streuvels,Buysse of Timmermans gelezen, evenmin van Querido, Boudierenz." (aan Greshoff, p . 107). Maar vijf jaar later is daar, onder in-vloed van Jan Greshoff, duidelijk verandering in gekomen : „Jan, ikheb 'TANTES' gelezen, omdat jij er over gesproken hebt . Het is eenprachtig boek vind ik . Allemaal echte menschen, echter dan echt .Het is tevens een pleidooi . Een boek dat met zelf beheersching ge-schreven is" (aan Greshoff, 3 .8.1938, p. 315). Het was niet de eersteen ook niet de laatste keer dat een Vlaams schrijver door een Vla-ming werd „ontdekt" door toedoen van een Nederlander .We kunnen ook nog twee recente artikels vermelden waarin

Buysse centraal staat . Van de hand van Piet Couttenier is een studieover „De openingsscène in drie romans van Cyriel Buysse", opge-nomen in Veertien listen voor de literatuur. Huldeboek aangebodenaan Proff dr. Clem Neutjens, red. Luc Herman, Geert Lernout enPaul Pelckmans (Kapellen, Uitg. Pelckmans,1993), p. 109-122 . Uit-gangspunt is de opvallende structurele gelijkenis van de beginscènesin Sursum corda i (1894), Het leven van R ozeke van Dalen (1906) enSchoppenboer (1898) : het gaat telkens om zogenaamde ontwakings-scènes waarin het centrale personage wordt voorgesteld in een„tonende", scenische weergave, waarna een vertellende terugblikvolgt en/of een verschuiving van de externe focalisatie naar de inter-ne herinnering. Couttenier is naar aanleiding van deze recurrentieop zoek gegaan naar een aantal sociologische interpretatiewijzen,waarvan de voor- en nadelen bij toepassing in de tekstanalyse wor-

18 1

Page 184: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

den onderzocht . Zijn conclusie is, wat Buysse betreft, dat deze inzijn romans een spanningsveld opbouwt voor een zoektocht naarindividuele zingeving, waarin een centraal personage exemplarischwordt voorgesteld in een strijd tegen onbegrip, vijandigheid en over-macht. Hij/zij moet daar voortdurend tegen „in beweging" komen,zoniet dreigt bewustzijns- of ik-verlies .Hilde Sabbe droeg een hoofdstukje bij over „Cyriel Buysse en

Van Nu en Straks. Een korte samenwerking en pijnlijke misverstan-den" aan de bundel Brussel en het fin de siècle. 100 jaar Van Nu enStraks, red. Frank de Grits (Antwerpen-Baarn, Houtekiet/BRTN/VAR, 1993), p. 57-63, waarin ze herinnert aan de bekende „velemisverstanden" tussen Cyriel Buysse en de andere Van-Nu-en-Straksers. Eerst was er het onbegrip omdat Buysse, als zoon van eenindustrieel, niet zijn steentje bij kon dragen om het financieel tekortna de eerste reeks van Van Nu en Straks bij te passen . Even laterkwam ook de verwijdering toen Buysse zijn aanval op de Flamin-ganten had gepubliceerd (jan . 1897), waarop o.m. Vermeylen ver-ontwaardigd reageerde. Het hoofdstuk verdient in de toekomst nogverder uitgediept en aangevuld te worden .

Eerder dit jaar kwam Buysse ook nog even ter sprake in de bijdra-ge van S.A.J. van Faassen over „J . Greshoff, Anton Kippenberg ende Insel-Verlag" aan het eerste Jaarboek van het Nederlandse Letter-kundig Museum (Den Haag, 1992), p. 39-54 . Uit dit rijkelijk gestof-feerde uitgeversverhaal blijkt dat Eugeen Diederichs, een van devoornaamste uitgevers van de Deutscher Werkbund, in 1915 zo snelmogelijk een Vlaamse bibliotheek wou beginnen „die uns den Cha-rakter der Vlamen, Landschaft und Geschichte nahebringt" (uit eenbrief aan J . Greshoff, jan . 1915 ; geciteerd p. 44) . Een jaar tevorenwas hem door Pol de Mont al aangeraden boeken van Cyriel Buysse,Virginie Loveling en Reimond Stijns te vertalen .Ook in Greshoffs contacten met Anton Kippenberg, de directeur

van de beroemde Insel-Verlag in Leipzig, wordt over vertalingenvan o.m. Buysse onderhandeld. „Kippenbergs streven naar de verta-ling van Vlaamse literatuur in zijn fonds moet worden gezien in hetverlengde van zijn nationalistisch-politieke opvattingen," merktVan Faassen op (p. 45). Als de Duitse uitgever in 1915 als militairnaar België wordt overgeplaatst kan hij dan ook meteen zijn gang

182

Page 185: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

gaan. Vanaf 1916 worden systematisch vertalingen van Vlaamse au-teurs (o.m . door R.A. Schroder) in het Insel-fonds opgenomen . In1918 wordt ook een bundel Fldmisches Novellenbuch uitgegeven, metteksten van Cyriel Buysse, V. de Meyere, St . Streuvels, H . Teirlinck,F.V. Toussaint van Boelaere, F . Timmermans, Aug . Vermeyen enK. van de Woestijnti, gekozen en vertaald door F .M. Hubner. VanFaassen wijst er vervolgens op dat het werk van Buysse een goedvoorbeeld is „van de propagandistische waarde die in Duitsland aanvertalingen uit het Vlaams werd toegekend" (p. 47). Rozeke vanDalen verscheen in 1918 in een vertaling van G . Gartner bij de Insel-Verlag en diezelfde Gartner zorgde in de oorlogsjaren nog voor eenvijftal andere Buysse-vertalingen bij G. Muller (Munchen) en bij Ph .Reclam (Leipzig) . Meer hierover is overigens nog te vinden in de bij-dragen van S.A.J. van Faassen over Buysse en de Nederlandse uitge-ver C.A.J. van Dishoeck in onze Mededelingen (deel 2 van het artikelin V, 1989) en in de studies van L. van Doorslaer, o .m. in OnsErfdeel (1988/5) en in onze Mededelingen V (1989) en VIII (1992) .

Het toneelaanbod van het afgelopen jaar was niet zeer gevarieerd,maar bracht wel twee produkties waar we extra-aandacht willenvoor vragen. Eerst vermelden we echter nog dat de amateurtoneel-vereniging „Leren vereert" op 19, 22, 26 en 28 maart 1992, telkensom 20.00 u (behalve op 28, om 19 u) in zaal Harmonie aan de Marktte Oudenaarde een voorstelling bracht van Het gezin van Paemel(bericht in het Tweemaandelijks vormings- en informatieblad vanhet Koninklijk Nationaal Toneelverbond van België, 63ste jg ., nr . 1,jan.-febr . ; nr . 2, maart-april 1992) . In het Vlaams Theaterjaarboek91/92, red. T. Brouwers en J. van Schoor (Antwerpen, 1992) kon-den we ook lezen dat door Arca-Gent in het voorbije toneelseizoeneen wederopvoering werd verzorgd van De raadsheren van Nevelti(3 voorstellingen) en van Typen (12 voorstellingen) ; en dat op deBRTN de volgende Buysse-films te bekijken waren : Tantes, uit-zending 17 november 1991 (een herhaling van 28 oktober 1984)en Lente, uitzending 24 november 1991 (een herhaling van 16 januari1983) . Verder werd nog de succesvolle reeks over Van Nu en Straks,verzorgd door de instructieve omroep van de BRTN-televisie naareen scenario van Romain Debbaut, opnieuw uitgezonden in juni1992 op het tweede net . De (her)uitzending over Buysse op 15 juni .

183

Page 186: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Repe

titi

efot

o Ta

ntes

in debewerkingva

nBo

udew

ijn

Van

erPla

etse,

Zwev

egem

,fe

brua

ri19

93(f

oto

Hol,

Kort

rjk)

Page 187: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

En dan de hoogtepunten van het Buysse toneel-seizoen . Bijzonderinteressant was de kennismaking met „Het Zwevegems Theater",dat in het Gemeentelijk Theatercentrum aan de Otegemstraat 20 inZwevegem (bij Kortrijk) speelt. Dit semi-professionele gezelschapbracht een toneelbewerking van Tantes door Boudewijn VanderPlaetse (zoon van de ooit zeer bekende voordrachtkunstenaar), diehet stuk ook zelf regisseerde. Speeldata : 5, 6, 7, 9, 10, 12, 13, 14, 16,17 en 18 februari 1993, telkens te 19.30u . Het was voor uw verslag-geefster in alle opzichten een revelatie . De toneelversie van VanderPlaetse bracht, net als de vroegere televisiebewerking, een omzettingin een ander medium die een relatief getrouwe weergave van de ro-man blijkt te kunnen zijn die er tegelijk iets aan toevoegt . Dit laatstewas niet alleen het gevolg van een in dergelijke omzettingen gebrui-kelijke concentratie op de dramatische hoogtepunten (bij VanderPlaetse worden de melodramatische pieken bovendien weggesne-den) maar ook en vooral te danken aan de bijzonder subtiele, tech-nisch zeer hoogstaande regie . De gebreken van de zaal - de scéneis breed maar zeer ondiep - werden op vernuftige wijze creatief om-zeild door de taferelen achtereenvolgens aan elk van beide kantenvan de scène te laten spelen . Tevens werd gebruik gemaakt vandoorzichtige doeken, waardoor een merkwaardig dieptegevoel werdgecreëerd. Indrukwekkend was echter vooral de bijzonder effectvol-le klank- en lichtregie. Een produktie die hopelijk snel en veel zalworden hernomen, en die wellicht tot professionele gezelschappendoor kan dringen; een amateurgezelschap met beperkte technischemiddelen zou althans veel mogelijkheden onbenut moeten laten .Aanvragen voor opvoering en brochures bij B . Vander Plaetse, Een-drachtstraat 41, 9000 Gent (Tel . 09/225 15 29) .

Een tweede hoogtepunt, op het niveau van het amateurtoneel dan,was de herneming, in mei en juni, van de openluchtuitvoering vanHet gezin Van Paemel, geregisseerd door Jaak van der Helst, dezekeer niet in Belsele (zoals in 1989), maar in Klein-Sinaai, in samen-werking met het gemeentebestuur van Stekene en met een nieuweploeg medewerkers. Speeldagen : 20, 21, 22, 23, 28, 29, 30, 31 mei en4, 5 en 6 juni 1993, telkens te 20u30 .Jaak van der Helst, die eerder al bekendheid heeft verworven met

zijn regie van massaspelen in open lucht (o.m . de Reynaertspelen in

185

Page 188: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

Sint-Niklaas in 1985 en 1992) bracht Het gezin Van Paemel naar deprachtige 17de-eeuwse hoeve „den lesten stuyver" in Klein-Sinaai enzorgde voor sfeervol toneel in een levensecht decor. Hijzelf regis-seerde niet alleen maar bracht bovendien een zeer overtuigende, aan-grijpende vertolking van boer Van Paemel waarin de ijzersterke(melo)dramatiek niet uit de weg werd gegaan . Hij werd ondersteunddoor een enthousiaste groep betere amateurs die voor een homoge-ne, fraai-verzorgde uitvoering zorgden van een „lichtjes bewerkte",dit is ingekorte tekst . Een pikant detail : de rol van moeder Van Pae-mel werd gespeeld door de moeder van . .. Tom Lanoye .

We ronden af met een kleine anekdote, gevolgd door een vraag .Het huis waar de Engelse romantische dichter John Keats verbleefin de Londense voorstad Hampstead, wordt voor het publiek toe-gankelijk gehouden mede dank zij ,,The Friends of Keats House",een genootschap dat tal van grotere en kleinere activiteiten organi-seert en ook een ,,Newsletter" uitgeeft .

In de berichten van juli 1993 konden we lezen dat de pruimeboomin de tuin van het Keatshuis jammer genoeg dood is gegaan . ,,TheFriends" hebben nu besloten een nieuwe boom te schenken, die ge-plant zal worden op dezelfde plaats als de boom waaronder Keatszijn „Ode to the Nightingale" schreef. Is het denkbaar, is de vraag,dat iets dergelijks zou gebeuren rond Buysse, of zelfs rond enigander Nederlandstalig auteur?

Het is niet onaardig in het licht van deze vraag het volgende stukjete herlezen dat te vinden was in De Standaard van 14 juni 1993 :„Rik Claessens, Mereldreef 62, 3 140 Keerbergen, betaalt regelmatigboete in de bibliotheek omdat hij het Verzameld Werk van CyrielBuysse te laat terugbrengt . Wie bezorgt hem de zevendelige reeks,in 1970 uitgegeven bij Manseau? Zelfs tweedehands is de serie moei-lijk te vinden ."Moeten we dan toch naar iets zoeken dat de pruimeboom van

Keats kan vervangen?Tot slot nog de gebruikelijke prospectie . Op zaterdag 26 en zon-

dag 27 februari 1994, telkens om 20.00 u, zal Het gezin Van Paemelworden opgevoerd door Toneelgroep „Seinpre avanti" in het ont-moetingscentrum „Meulengat" te Sluiskil, Zeeuws-Vlaanderen . De

186

Page 189: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

regie is in handen van Marc Alliët . Kaarten á f 7,50 (= BF 150) tebestellen bij L . Wille-Van Geetsum, Bosjesweg 58, Sluiskil. Tel .00-31-1157-1634 . Volgend jaar volgt ook de tiende aflevering vanonze Mededelingen.

A.M.M.

187

Page 190: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed
Page 191: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

189

INHOUD

Inleiding 5

De opbouw van individualiteit . Een textuele benadering vanC. Buysses 'n Leeuw van Vlaanderen

door Piet Couttenier 7

Kanttekeningen bij de Buysse-traditiedoor Yvan De Maesschalck 23

De literaire voorouders van Cyriel Buyssedoor Antonin van Elslander 53

Correspondentie van de gezusters Loveling.Brieven van en aan Paul Fredericq I

uitgegeven door A. van Elslander en A .M. Musschoot 67

Kroniek door Anne Marie Musschoot 177

Page 192: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed
Page 193: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed

De Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap IX werden indecember 1993 gedrukt in een oplage van 500 exemplaren door de

drukkerij Sanderus n.v., Remparden 36, 9700 Oudenaarde .

1 9 1

Page 194: MEDEDELINGEN...INLEIDING Deze negende aflevering van de Mededelingen verschijnt met een kleine vertraging waarvoor wij ons bij onze lezers verontschuldigen. We hopen dit alvast goed