Master Thesis_Martijn Kruijf

90
HG HG 3 : L M S XS : L M S XS Een biograe van de Amsterdamse Herengracht Een biograe van de Amsterdamse Herengracht uit de derde stadsuitleg. uit de derde stadsuitleg.

Transcript of Master Thesis_Martijn Kruijf

1. HGHG3 : L M S XS: L M S XS Een biograe van de Amsterdamse HerengrachtEen biograe van de Amsterdamse Herengracht uit de derde stadsuitleg.uit de derde stadsuitleg. 2. HGHG3 : L M S XS: L M S XS Een biograe van de Amsterdamse HerengrachtEen biograe van de Amsterdamse Herengracht uit de derde stadsuitleg.uit de derde stadsuitleg. Afstudeerrapportage Martijn Kruijf Studentnummer: 0527159 Datum eindcolloquium: 12-11-2010 Afstudeercommissie: Prof. dr. B.J.F. Colenbrander Prof. Dipl.-Ing. C. Rapp Prof. dr. ir. P.J.V. van Wesemael Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Bouwkunde Omslag: Cornelis Springer, aquarel, 1844. Stadsarchief Gemeente Amsterdam Bijlage bij dit werk: HG180. Een grachtengordelroman. Martijn KruijfMartijn Kruijf 3. Er staat een huis aan de gracht in oud Amsterdam, Waar ik als jochie van acht bij grootmoeder kwam. Nu zit een vreemde meneer in t kamertje voor. En ook die heerlijke zolder werd tot kantoor. 4 Voorwoord 4. Met deze woorden bezong Wim Sonneveld in 1960 onze hoofdstad. Aan de Amsterdamse Grachten zou de geschiedenis ingaan als misschien wel een van de bekendste en mooiste liedjes over de stad aan de Amstel en het IJ. Als Amsterdamse bouwkundestudent in Eindhoven geeft dit liedje mij nog altijd een gevoel van heimwee naar de plek waar ik mijn eerste achttien levensjaren heb doorgebracht. Ondanks mijn interesse voor haar cultuur, historie en rijke architectuur had ik mij tijdens mijn studiecarrire aan de Technische Universiteit Eindhoven nog nooit inhoudelijk met de stad beziggehouden. Iets meer dan een jaar geleden kwam hier verandering in. Als masterstudent maakte ik kennis reeds met het analysewerk van de Amsterdam ateliers dwarsdoorsnede en langsdoorsnede en was hier erg van onder de indruk. Sterker nog, dat had mij een fantastisch afstudeerproject geleken. Ik was dan ook blij verheugd te zien dat in september 2009 het derde afstudeeratelier in de Amsterdam cyclus, De Rede van Amsterdam, van start zou gaan en ik heb er geen moment aan getwijfeld om me hiervoor in te schrijven. Zo geschiedde. Inmiddels is het november 2010 en ben ik samen met mijn negen ateliergenoten een jaar en twee maanden verder. Terugkijkend op die periode heeft het afstudeerproject, voor mij persoonlijk, in het teken gestaan van verwachtingspatronen bijstellen. Tijdens mijn begincolloquium in november 2009 was ik er ten volste van overtuigd dat ik zou afstuderen op een door onderzoek gefundeerd (ongetwijfeld) schitterend ontwerp voor een nieuw te bouwen grachtenpand. Het tegendeel bleek echter waar: het proces ging van n ontwerp, naar een half ontwerp, naar uiteindelijk geen ontwerp. Een lastige constatering als je jezelf als ontwerper beschouwt en met die instelling aan het belangrijkste project van je studie bent begonnen. Sterker nog, het was bij vlagen een worsteling. Door het vakkundig stuurwerk van mijn professoren, maar vooral door de confrontatie met mijn eigen onderzoeksresultaten ben ik tot het inzicht gekomen dat het from scratch ontwerpen van een nieuw grachtenpand een ongefundeerde, maar bovenal irrelevante exercitie zou zijn. Ik durf het al lange tijd hardop, vol enthousiasme en veel overtuiging te zeggen: ik studeer theoretisch af! Ik heb dit hele project echter niet kunnen doorlopen zonder de hulp steun van een aantal mensen en ik grijp deze gelegenheid graag aan heb hiervoor te bedanken. Ten eerste gaat mijn dank uit naar mijn afstudeercommissie bestaande uit Bernard Colenbrander, Christian Rapp en Pieter van Wesemael, die mij geduldig hebben aangehoord, waar nodig hebben bijgestuurd en niet geheel onbelangrijk, hebben genthousiasmeerd en gemotiveerd. Hiernaast wil ik ook een tweetal andere docenten bedanken die mij gaandeweg van bijzondere hulp zijn geweest, te weten Hsn Yegenoglu voor zijn input in de onderzoeksfase van dit project en Renato Kindt, docent handtekenen aan onze faculteit, voor zijn hulp bij het maken van alle handschetsen. Tevens dank aan Neil Gremmen van CB Richard Ellis die mij ten behoeve van dit onderzoek heeft voorzien van velerlei relevante documenten en mij toegang heeft verschaft tot Herengracht 180 en 182. Een wellicht wat vreemde, maar wat mij betreft zeer relevante dankbetuiging gaat uit naar mijn artsen in het Maxim Medisch Centrum in Eindhoven, die mij in januari hebben genezen van mijn slaap-apneu en zo een einde hebben gemaakt aan een al jaren voortslepend chronisch slaaptekort. Tot slot gaat mijn dank uit naar Dolly Rabbie: mijn grootste fan, mijn motivator, mijn sponsor, mijn steun en toeverlaat, maar bovenal mijn moeder. M.K. 5 5. 6 Inhoudsopgave 6. Inleiding Aanleidingen Onderzoeksthema Doelstelling en relevantie Onderzoeksvragen Onderzoeksopzet en methodiek L: de Herengracht als onderdeel van de stadsuitleggen in de zestiende en zeventiende eeuw Amsterdam in de zestiende eeuw 1585 - De eerste uitleg 1613 - De derde uitleg 1663 - De vierde uitleg De Herengracht binnen de context van de grachtengordel M: de Herengracht van Leliegracht tot Hartenstraat Bouwen aan de Herengracht Kavels en gevels Functionele en infrastructurele transformatie Van speculatiefase naar historisering S: de Herengracht en de kleine bocht De kleine bocht: regel en uitzondering Twaalf huisnummers aan de Herengracht: 160-182 Thematische analyses De ontwikkeling van de kleine bocht XS: Herengracht 180 Een Lodewijk XIV gevel en interieur Het huis van de familie Dreesmann Het kantoorpand De kleinste korrel van de gracht Conclusies HG3 : L M S XS HG3 als locus beschouwd Literatuur 1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3. 3.1 3.2 3.3 3.4 4. 4.1 4.2 4.3 4.4 5. 5.1 5.2 5.3 5.4 6. 6.1 6.2 8 9 10 11 11 11 14 15 15 17 20 21 24 25 26 28 30 32 33 36 58 66 74 75 79 79 80 82 83 84 88 7 7. 8 Inleiding HOOFDSTUK 1: 8. Dit is de eindrapportage van het afstudeerproject van Martijn Kruijf, studentnummer 0527159, student aan de masteropleiding Architecture, Building and Planning aan de Technische Universiteit Eindhoven, getiteld HG3 : L M S XS. Een biograe van de Amsterdamse Herengracht uit de derde stadsuitleg. In dit eerste hoofdstuk zullen ter inleiding van deze rapportage de volgende zaken besproken worden: De aanleidingen voor het onderzoek; De doelstellingen en relevantie ervan; De gestelde onderzoeksvragen; Een uitleg van de gebruikte methodiek. In de hoofdstukken twee tot en met vijf worden de concrete onderzoeksresultaten gepresenteerd volgens een categorisatie die in dit hoofdstuk nader zal worden toegelicht. Hoofdstuk zes tot slot, bevat de conclusies van het uitgevoerde onderzoek en maakt een terugkoppeling naar de in deze inleiding besproken onderwerpen. 1.1 Aanleidingen De Rede van Amsterdam In september 2009 startte het afstudeeratelier De Rede van Amsterdam. Het atelier vormde het derde afstudeerproject in het zogenaamde Amsterdam drieluik en heeft de ontwikkeling, opbouw en het gebruik van de stad onderzocht aan de hand van haar belangrijkste waterstructuren: de Amstel, het IJ, de prestedelijke slotenstructuren, de grachten en het stelsel van polders, kanalen en vaarten. In afbeelding 1.1 staan de onderzoeksgebieden van de drie afstudeerateliers naast elkaar. Het onderzoek De Rede van Amsterdam is uitgevoerd aan de hand van een vijftal specieke themas: historie, morfologie1 , typologie2 , watergebruik en programma. Een belangrijke aanleiding voor het in deze rapportage besproken onderzoek is de ontwikkeling van een tijdlijn geweest. Er bleek tijdens de gezamenlijke analysefase behoefte te zijn aan een middel dat de morfologische ontwikkeling nader kon verklaren aan de hand van concrete gebeurtenissen en historische achtergronden, om zo trends en oorzaakgevolg relaties te kunnen signaleren. De ontworpen tijdlijn toont de morfologische transformatie van de stad en wordt gekoppeld aan historische gebeurtenissen en politieke, sociaal-culturele, economische en technische achtergronden. In afbeelding 1.2 is een fragment van de tijdlijn van de Amsterdamse morfologische ontwikkeling te zien. In deze rapportage wordt niet verder ingegaan op de uitkomsten van het gezamenlijk vooronderzoek. Voor meer informatie kan de publicatie De Rede van Amsterdam op de bijgesloten DVD geraadpleegd worden. Werelderfgoedstatus grachtengordel Toen in november 2009 werd gestart met dit onderzoek, stond de Amsterdamse grachtengordel op het punt genomineerd te worden voor de UNESCO werelderfgoedstatus3 . In navolging van de steden Brugge, Carcassonne en Veneti, die destijds de betreffende status al in hun bezit hadden, vond men in Amsterdam dat haar belangrijkste historisch erfgoed, de zeventiende-eeuwse grachtengordel, ook een plek zou moeten krijgen op de erelijst van de UNESCO. Gemeente Amsterdam schreef hier destijds op haar website over: De Amsterdamse grachtengordel is uniek in de wereld als stedenbouwkundig en architectonisch kunstwerk en als de fysieke uitdrukking van de grote economische, politieke en culturele bloei van Amsterdam in de Gouden Eeuw. De stad was destijds het warenhuis van de wereld en het brandpunt van wetenschappelijke en wijsgerige ontwikkelingen. Het heldere, ijzersterke stedenbouwkundige concept van de grachtengordel biedt tot op de dag van vandaag ruimte 1.1. De drie onderzoeksgebieden van de Amsterdam ateliers. Links: atelier dwarsdoorsnede. Midden: atelier langsdoorsnede. Rechts: atelier De Rede van Amsterdam. 9 9. voor nieuwe ontwikkelingen.4 Op 1 augustus 2010 kwam uiteindelijk het verlossende woord en werd de Amsterdamse grachtengordel als negende Nederlandse werelderfgoed op de lijst van de UNESCO geplaatst.5 Afbeelding 1.3 toont het artikel dat op 1 augustus 2010 werd gepubliceerd op de website van Het Parool. Tijdens het vooronderzoek dat door de studenten van De Rede van Amsterdam is uitgevoerd, is door middel van kaarten, literatuurstudies en de genoemde tijdlijn de grote dynamiek en exibiliteit van de stad inzichtelijk gemaakt. Amsterdam heeft haar economisch en cultureel succes mede te danken aan haar vermogen om zich steeds weer aan te passen aan de groei van inwonertal, havenactiviteiten, productie en handel en aan een continu veranderend en door de stad verplaatsend programma. Het is dan ook onjuist om te denken dat de huidige verschijningsvorm van de binnenstad authentiek is. Sterker nog, niets is meer cht authentiek maar het resultaat van deze continue transformatie. Dit geldt overigens niet alleen voor Amsterdam, maar voor iedere vergelijkbare Europese handelsstad. In Amsterdam is niet zo zeer het individuele monument, maar des te meer de optelsom ervan relevant: een bont en schilderachtig geheel dat de fysieke uitdrukking van deze transformatie en exibiliteit vormt. Het doembeeld van enkele sceptici is dat de UNESCO benoeming de Amsterdamse grachtengordel tot een openluchtmuseum zal maken zoals volgens hen bijvoorbeeld is te zien in Brugge, Carcassonne en Veneti. De nominatie en de uiteindelijke benoeming van de Amsterdamse grachtengordel tot werelderfgoed heeft tot dusver dan ook een interessant debat opgeleverd. Een debat dat misschien wel de belangrijkste aanleiding voor dit onderzoek heeft gevormd: de wens om de genoemde dynamiek van dit deel van de stad nader te onderzoeken. 1.2 Onderzoeksthema Het thema van dit onderzoek is de historische ontwikkeling van de Amsterdamse Herengracht en is ontstaan aan de hand van de in de vorige paragraaf besproken aanleidingen. Hierbij heeft de werelderfgoed kwestie het onderzoeksgebied grofweg bepaald en het werk van afstudeeratelier De Rede van Amsterdam de gebruikte onderzoeksmethodiek. Het onderzoeksgebied zou in principe de gehele grachtengordel kunnen behelzen, maar is gezien haar omvang en de beperkt beschikbare studietijd ingekaderd tot n van haar drie grachten, namelijk de Herengracht. Verdere inkadering vindt plaats door de keuze voor een deel van die gracht uit een specieke tijdsperiode, 1800 1850 1900 1800 1850 1900 1780 ENG-NL OORLOG IV 1784 1784 VREDE VAN PARIJS Engeland krijgt de hegemonie over de wereldzeen en monopoly op bijna alle handelsroutes. Einde van de republiek als handelsnatie. MMACHINE mes Watt, maakt in eerste rendabele ne. In de meeste anden zet dit de revolutie in. In de beurt dit niet omdat uctie economie meer auwelijks producten dem verhandelt. 1777 FELIX MERITIS Felix Meritis was een elitair genootschap voor kunstenaars en wetenschappers en staat symbool voor de culturele en wetenschappelijke gouden eeuw:de verlichting. 1795 FRANSE OVERHEERSING 1813 1789 FRANSE REVO- LUTIE De bestorming van de Bastille in Parijs geldt als het startpunt van de Franse Revolutie die een eind moet maken aan het absolutisme. 1798 FUNCTIE FORTIFI- CATIE VERVALT In het jaar 1798, onder het bewind van Napoleon, komt de functie van de Amster- damse forticatie te vervallen.De verdediging van de stad wordt voortaan overgenomen door de Hollandse waterlinie. 1795 F L U W E L E N REVOLUTIE De burgemeesters van Amsterdam dragen de macht geweldloos over aan de Fransen. Het volk viert de komst van de Fransen. 1798 FAILLISSEMENT VOC De handel is door de Franse overheersing dusdanig gekrompen dat de VOC in 1798 failliet wordt verklaard. 1795 S T A G N A T I E HANDEL Na de uwelen revolutie stagneert de activiteit door de Franse overheersing in de Amsterdamse haven sterk, met verregaande gevolgen voor de economie van de stad. 1803 STOOMBOOT James Fulton vind in 1803 de stoomboot uit. Al snel hierna verschenen de eerste stoomboten in het reguliere scheepvaartverkeer. 1803 HAVEN DICHT- GESLIBT Uit een onderzoek van ingenieur Jan Blanken blijkt in 1803 dat de haven van Amsterdam en het open IJ volledig zijn dichtgeslibt en dat er moet worden ingegre- pen. 1881 STELLING VAN AMSTERDAM Als gevolg van de Vestingwet wordt in 1881 de Stelling van Amsterdam opgeleverd als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Stelling van Amsterdam bestaat uit enorme inunda- tiegebieden en tientallen forten. 1806 CONTINENTAAL STELSEL Napoleon stelt een handeslboycot in tegen Engeland. Deze boycot wordt wederzijds waardoor de Hollandse handel instort. 1813 KONING WILLEM I In 1813 ontstaat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, met aan het hoofd koning Willem de eerste. 1816 STADSWALLEN GESLECHT Nadat de militaire functie van de stadswallen in 1798 kwam te vervallen, zijn in 1816 de grooste delen van de militaire werken ontmanteld. De stadswal doet echter nog wel dienst als tolgrens. 1814 NIEUWEHOLLANDSE WATERLINIE De oude Hollandse waterlinie was sterk vervallen en toe aan modernisering. CRT Krayen- hoff maakte het ontwerp voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie, die onder andere de verdediging van Amster- dam verzorgde. 1817 DIVERSE CHOLERA EPIDEMIN DIVERSE CHOLERA EPIDEMIN 1867 1824 NHM De Nederlandse Handels Maatschappij wordt opgericht als de handel met Oost-Indi weer opleeft. Engeland heeft een groot deel van de Hollandse kolonien weer teruggegeven. 1830 AANLEG HAVEN- DIJKEN Met de aanleg van nieuwe havendijken op de plaats van de oorspronkelijke rede ontstaan het huidige Ooster- en Westerdok. Het doel van de aanleg van de dokken was om de diepgang van de haven te vergroten, helaas zonder resultaat. 1838 ARTIS In de plantagebuurt, onderdeel van de vierde uitleg, waarvan delen tot in de negentiende eeuw onbebouwd bleven, wordt Natura Artis Magistra opgericht, het begin van het bekende Amsterdamse dier- en wetenschaps park. 1839 EERSTE SPOOR- WEG NEDERLAND De eerste spoorwegverbin- ding van Nederland wordt aangelegd tussen Amster- dam en Haarlem. Speciaal voor deze spoorweg werd in Amsterdam het WIllemspoort station aangelegd. 1824 NOORDHOLLANDS KANAAL Op 4 december 1824 wordt het Noordhollandsch Kanaal in gebruik genomen en biedt een alternatief voor de dichtgeslibte vaarroutes over de Zuiderzee. 1852 HAARLEMMER- MEER Tussen 1848 en 1852 is het omvangrijke Haarlemmer- meer ingepolderd. 1860 TITAN De introductie van de kraan Titan markeert de transitie van hand naar machine arbeid. Dit leidde onder andere tot een forse schaalvergroting van de havens. 1865 AANLEG NOORDZEEKANAAL 1876 1850 START AANLEG RIOLERING Het stijgend bewustzijn van hygine leidt er toe dat er in meerdere Hollandse steden, waaronder Amsterdam, wordt gestart met de aanleg van een rioleringssysteem. 1854 O P R I C H T I N G KNSM In 1854 wordt de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij, ofwel de KNSM, opgericht. 1808 PALEIS NAPOLEON In 1808 wordt het stadhuis op de Dam aan koning Lodewijk Napoleon aangeboden als koninklijk paleis. 1872 S C H E L L I N G - WOUDERDAM Met de aanleg van de Schellingwouderdam en de Oranjesluizen eindigt een lange periode van de invloed van de zee op het Amster- damse havenfront. 1875 S I N G E L Z O N E HERBESTEMD Na het wegvallen van de functie van de geslechtte stadswal als economische grens zijn alle resten van de verdedigingswerken verdwenen. Deze hebben plaats gemaakt voor tal van nieuwe activiteiten en bouwwerken in de singelgrachtzone. 1880 - HANDELS- KADE In 1880 wordt de Handel- skade, naar een ontwerp van Van Niftrik voltooid en biedt plaats aan de steeds groter wordende schepen. 1880 - HOUT- HAVENS In 1880 worden de Houthavens gegraven, de eerste uitbreiding westwaards. 1875 PLAN KALFF In 1875 komt Kalff met een alternatief voor het plan Niftrik, waarbij nu de eigendomsstructuren blijven gehandhaafd. Het grootste deel van plan Kalff is uitgevoerd. 1866 - PLAN VAN NIFTRIK Van Niftrik presenteert in 1866 zijn plan voor de uitbreiding van Amsterdam: de huidge 19e eeuwse gordel. Slechts enkele delen van het plan Niftrik worden uitgevoerd. 1889 - CENTRAAL STATION In 1889 wordt het Centraal Station voltooid, een van de belangrijkste pijlers van plan Kalf. Het gebouw wordt ontworpen door P. Cuijpers. 1889 - PETROLEUM- HAVENS In 1889 worden de Petroleum- havens gegraven, ver buiten de bebouwde kom. 1867 OPSLAGVERBOD PETROLEUM Petroleum mag voortaan niet binnen de stadsgrenzen worden opgeslagen. Dit verbod is de eerste aanleiding voor de westwaardse groei van de haven in de 21e eeuw. 1864 PALEIS VOOR DE VOLKSVLIJT Op het Frederiksplein verrijst het Paleis van de Volksvlijt. De arts Sarphati neemt het initiatief voor de bouw van het gebouw, een vermaaks- centrum. In 1929 werd het gebouw door een brand verwoest. 1865 RIJKSMUSEUM In 1865 wordt het gebouw van het Rijksmuseum voltooid. Het gebouw is een ontwerp van architect P. Cuijpers. 1898 EERSTE AUTO In 1898 verschijnt de eerste auto in het Nederlandse straatbeeld. 1894 NSM WERF In 1894 vestigd zich de NSM, Nederlandse Scheepsbouw Maatschappij, aan de zuidoevers van het IJ. 1900 - JAVA & KNSM EILAND In navolging van de Handel- skade worden in 1900 het Java en KNSM eiland opgeleverd, alwaar de KNSM zich vestigd. 1900 - DE PIJP In 1900 is de wijk De Pijp voltooid. De Pijp is onderdeel van het uitbreidingsplan van Kalff. 1901 WONINGWET Als gevolg van de Vestingwet wordt in 1881 de Stelling van Amsterdam opgeleverd als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De Stelling van Amsterdam bestaat uit enorme inunda- tiegebieden en tientallen forten. 1902 GARDEN CITIES OF TOMORROW Howard publiceert in 1902 zijn werk Garden Cities of Tomorrow. Deze publicatie markeert de opkomst van de tuinsteden. Een concept dat later in de twinitigste eeuw weidverbreid zal raken. 1917 PLAN ZUID BERLAGE In 1917 keurt de Amsterdamse gemeenteraad het stedebou- wkundig plan goed voor een nieuw stadsdeel ten zuiden van de stad, ontworpen door Berlage. De wijk, ontworpen in de Amsterdamse School stijl, zou tussen 1917 en 1932 gebouwd worden. 1914 WO I 1918 1903 BEURS VAN BERLAGE In 1903 wordt het Beursge- bouw aan het Damrak opgeleverd naar een ontwerp van Berlage. Het gebouw verving het oude beursge- bouw nabij het Centraal Station. Tegenwoordig is de beurs een Palazzo Publico. 1908 LLOYD In 1908 werd de Koninklijke Hollandsche Lloyd opgericht, een van de belangrijkste rederijen in de Amsterdamse geschiedenis. 1909 BUIKSLOTER- WEGVEER In 1909 wordt de buiksloter- wegveer in gebruik genomen. De veer is vanaf 1912 gratis. 1910 VULCANUS In 1910 wordt het eerste zeegaande diesel motorschip op de NSM werf te water gelaten. 1913 RONDVAART In 1913 vind de eerste commercile rondvaart op de Amsterdamse grachten plaats. 1915 BIJENKORF In 1915 wordt het gebouw van de Bijenkorf op de Dam opgeleverd. Het gebouw markeert een maatschap- pelijke omslag in consump- tiegedrag en welvaart. 1914 SHELL In 1914 vestigt zich het Koninklijke Shell Laborato- rium aan de Noordoevers van het IJ. 1916 NSM WERF In 1916 verhuist de NSM werf in navolging van Shell naar de Noordoevers van het IJ, naar het huidige NDSM terrein. 1919 SCHIPHOL Albert Plesman richt i de Koninklijke Luch Maatschappij Nederland en Koloni De maatschappij op vanaf een grasveldje Haarlemmermeer: Sc In 1920 voert de KLM eerste lijndienst uit Schiphol. 1919 KLM & FOK In 1919 vestigen Fokker zich op S zullen samen luchthaven zelf d decennia een drijfveer voor de van de stad worde 1920 NDM Naast de wordt in opgerich Droogdo 1818 ZUIDERZEEWET In 1818 wordt op initiatief van minister Cornelis Lely de Zuiderzeewet aangenomen. De wet zal verregaande gevolgen hebben voor het Nederlandse landschap en haar economie. 20e EEUW URBANISATIE VS. SUBURBANISATIE Het begin van de twintigste eeuw kenmerkt zich door een sterke urbanisatie van arbeiders die in de industrie komen werken en een sterke suburbanisatie van de gegoede burgerij die de vieze en stinkende stad ontvluchten. Een kwart van Nederland woont in de stad. 1778 3546 zeeschepen. 1782 3604 zeeschepen. 1808 390 zeeschepen. 1866 - WET OP STEDELIJKE AC-CIJNS WORDT AFGESCHAFT In 1866 wordt de wet op de stedelijke accijns afgeschaft, waardoor de stadswallen nu ook haar economische functie verliezen. 18641800 1880 1918 1795 221.000 inwoners. 1850 224.035 inwoners. 1880 317.011 inwoners. 1910 597.689 inwoners. 1899 510.900 inwoners. 1815 140.000 inwoners. 1830 202.400 inwoners. 1850 Oppervlakte 790 hectare. 1.2. Fragment van de tijdlijn van de Amsterdamse morfologische ontwikkeling. 1.3. Artikel over werelderfgoedstatus. Bron: www.parool.nl, 1-08-2010 HOOFDSTUK 1 Inleiding 10 10. 1.3 Doelstelling en relevantie De doelstelling van dit onderzoek is het in kaart brengen van de historische ontwikkeling van de bebouwing aan de Amsterdamse Herengracht uit de derde stadsuitleg, van planvorming tot huidige gedaante. Deze onderzoeksrapportage kan gezien worden als een biograe van de bebouwing aan de Herengracht uit de derde stadsuitleg; met andere woorden als haar levensverhaal. De relevantie van het onderzoek bestaat uit meerdere aspecten. Zo vormen de resultaten van het onderzoek een literaire aanvulling op de rijke geschiedschrijving over de historie van Amsterdam in het algemeen en de Herengracht uit de derde uitleg in het bijzonder. Bovendien wordt het literaire werk ondersteund met nog niet eerder gepubliceerd grasch analysewerk van het ontstaan van de Herengracht en de ontwikkeling van een geselecteerd aantal objecten. Het benaderen van de geschiedenis van architectuur en stedenbouw vanuit een grasch- analytisch oogpunt is relatief onbeproefd, maar heeft bij Van der Hoeve en Louwe met hun bewerking van de grachtengordel als de ideaalsteden van Stevin en Speckle in 1985 al bewezen tot nieuwe en frisse inzichten in de geschiedenis van architectuur en stedenbouw te kunnen leiden.7 Jaap Evert Abrahamse schreef hierover in zijn artikel Stad op papier. Visies op de zeventiende-eeuwse stadsontwikkeling van Amsterdam in 2003 dat het ontwerpend onderzoek betreft, en dat de analyse van de stad (en dus ook haar ontstaansgeschiedenis) worden gekoppeld aan de ontwerpdiscipline binnen de architectuur.8 Tot slot bieden het onderzoek en het werkstuk HG180, waar later nader op ingegaan zal worden, een nieuwe invalshoek binnen het debat over monumentenzorg in Amsterdam en de UNESCO werelderfgoedstatus. Een debat dat gevoerd zal blijven worden zolang de stad zich zal blijven ontwikkelen. 1.4 Onderzoeksvragen Het onderzoek valt uiteen in n hoofdvraag en vier deelvragen, die hieronder staan opgesomd: Hoofdvraag Hoe heeft de bebouwing aan de Amsterdamse Herengracht als onderdeel van de derde stadsuitleg uit 1613 zich van ontstaan tot op heden ontwikkeld en welke tijdsperiodes en trends kunnen er binnen die ontwikkeling worden vastgesteld? Deelvragen Hoe hebben de parcelleringsstructuur, gevelarchitectuur en plattegronden van de bebouwing aan de Herengracht uit de derde stadsuitleg zich tot op heden ontwikkeld? Hoe heeft de occupatie van de bebouwing aan de Herengracht uit de derde stadsuitleg tot op heden zich ontwikkeld in termen van functies en bewoners? Hoe heeft de nancile waarde van de bebouwing aan de Herengracht uit de derde stadsuitleg zich tot op heden ontwikkeld? Welke verbanden kunnen er tussen de specieke themas onderling getrokken worden en tussen de themas en de historische context van de ontwikkeling van de stad Amsterdam? 1.5 Onderzoeksopzet en methodiek Het onderzoek is uitgevoerd op vier verschillende schaalniveaus volgens het topdown principe, waarbij de Herengracht uit de derde uitleg en haar bebouwing zijn geanalyseerd vanaf de context van de grachtengordel op de grootste schaal tot aan de analyse van een enkel object op de kleinste schaal. Deze schaalsprongen zijn om twee redenen gentroduceerd: de eerste heeft te maken met de broodnodige inkadering van het onderzoeksgebied. Het zou simpelweg onmogelijk zijn om in de gestelde tijd het voorgestelde onderzoek uit te voeren voor de gehele Herengracht. Er is daarom gekozen om bij wijze van steekproef een representatief stuk van de gracht te onderzoeken. Ten tweede is gedurende het proces ook gebleken dat juist de combinatie van verschillende schaalniveaus een veel completer beeld geeft op de in de onderzoeksvragen gestelde namelijk de derde stadsuitleg6 . Er is ten eerste voor dit onderzoeksgebied gekozen omdat de Herengracht uit de derde uitleg het basisprincipe heeft gevormd voor de later gegraven Prinsen- en Keizersgracht uit deze periode en ten tweede omdat het, wat betreft stedenbouwkundige opzet, architectuur en bewoningsgeschiedenis de meest interessante locatie is van de grachten dit zal later in deze rapportage nader gemotiveerd worden. Er is tot slot speciek voor de derde stadsuitleg gekozen omdat de vierde stadsuitleg, waarin de grachtengordel werd gecompleteerd tot de structuur zoals die nu is, vooral een geperfectioneerde versie van de derde uitleg was. thematiek, dan wanneer slechts n enkel schaalniveau gebruikt zou worden. In het onderzoek komen een aantal themas voor waarvan hun relevantie slechts bij n specieke focus tot uitdrukking komt. De combinatie van algemeenheden gevonden op de grote schaal met zeer specieke details gevonden op de kleine schaal verschaffen met elkaar een compleet en samenhangend verhaal en vormen zo de biograe van de Herengracht uit de derde uitleg. De schaalniveaus zijn gecategoriseerd volgens het principe dat de titel van deze rapportage al doet vermoeden: L, M, S, XS en markeren tevens de hoofdstukindeling. Hierbij kan worden aangetekend dat het vooronderzoek van het afstudeeratelier De Rede van Amsterdam wat betreft haar historisch morfologische analyse van de stad tot de schaal XL gerekend zou kunnen worden. L: De schaal van de gracht In hoofdstuk twee wordt de ontstaansgeschiedenis van de Herengracht binnen de context van de diverse Amsterdamse stadsuitleggen van de zestiende en zeventiende eeuw beschreven. In dit deel zal de derde stadsuitleg uiteraard centraal staan, maar zullen tevens de twee andere voor de Herengracht relevante uitleggen (de eerste en de vierde) besproken worden. Aan de hand van een historische studie zal worden onderzocht wat de aanleidingen waren voor- en wie de actoren waren bij de aanleg van de Herengracht als onderdeel van de derde uitleg. Verder zal de morfologische gedaante van dit deel van de grachtengordel binnen het weefsel van de gehele binnenstad verklaard worden aan de hand van een sequentie van enkele analysetekeningen. M: De schaal van het blok Het derde hoofdstuk van deze rapportage zal inzoomen op de schaal van een enkel blok aan de gracht, te weten Park C9 , dat zich bevindt tussen de Leliegracht en de Hartenstraat. De belangrijkste themas binnen dit hoofdstuk zijn de eigendomsstructuur en de gevelarchitectuur van dit deel van de Herengracht en de algemene historische ontwikkeling van de binnenstad Amsterdam op het gebied van infrastructuur en functies. Het hoofdstuk zal starten met een uitleg over de verkavelingstructuur van het genoemde blok en de wijze waarop de individuele kavels door de stad werden geveild. Vervolgens zullen de transformatie van deze eigendomsstructuur en de transformatie van de gevelwand, voor zover deze achterhaald kunnen worden, over de tijd heen in kaart worden gebracht. Bovendien zullen de belangrijke veranderingen op het gebied 11 11. van de stedelijke infrastructuur en het gebruik van de bebouwing aan de gracht besproken worden. In het slot van dit hoofdstuk wordt de eerste hypothese gesteld ten aanzien van de tijdsperiodes waarin het stuk gracht zich heeft ontwikkeld, als representatie van de hele Herengracht uit de derde uitleg. S: De schaal van het ensemble In hoofdstuk vier zal de Herengracht uit de derde uitleg onderzocht worden aan de hand van een ensemble van huizen dat zich binnen Park C bevindt. Het ensemble bestaat uit twaalf huisnummers (160 tot en met 182) verdeeld over (afhankelijk van het jaartal) elf of twaalf panden, en is gelegen rondom de zogeheten kleine bocht van de Herengracht. Deze bocht is niet zo beroemd als de Gouden Bocht uit de vierde stadsuitleg, maar daarom niet minder interessant. Ze bestaat uit een diverse verzameling gebouwen die op alle onderzochte themas zowel regel als uitzondering vormen. Centraal in dit hoofdstuk staan de ontwikkeling van de individuele huisnummers volgens vier belangrijke themas en hun onderlinge samenhang. De themas zijn eigendom, occupatie, nancile waarde en morfologie en zullen in het betreffende hoofdstuk nader worden toegelicht. Voor het gelijktijdig inzichtelijk maken van deze themas en het kunnen trekken van onderlinge relaties met andere huisnummers is er gewerkt met het concept van de eerder genoemde tijdlijn, waarin de in de literatuur gevonden informatie op een grasch aantrekkelijke en overzichtelijke wijze kunnen worden geordend. Ten slotte wordt de in hoofdstuk drie gestelde hypothese aangescherpt en aangevuld. XS: De schaal van het object De kleinste schaal binnen dit onderzoek wordt gevormd door een enkel object, dat de kleinste korrel binnen het weefsel van de gracht vormt: een huis. Hiervoor is Herengracht 180 gekozen. De ontwikkeling van het huis is in het vorige hoofdstuk al besproken, maar zal in hoofdstuk vijf, waar mogelijk, in meer detail worden uitgewerkt. Verder staan de themas van het gebruik van het pand en de transformatie van de plattegrond, de doorsnede en de gevel centraal. De details uit dit hoofdstuk vormen de laatste aanvulling op de biograe van de Herengracht uit de derde uitleg, waarna in hoofdstuk zes de conclusies van dit onderzoek worden beschreven. Achter in dit boekwerk zijn alle bijlagen horende bij dit onderzoek verzameld. In de rapportage zal in de betreffende hoofdstukken worden verwezen naar dit deel onder vermelding van een nummer dat correspondeert met de bijbehorende bijlage. Het kleine boekwerk, getiteld HG180. Een grachtengordelroman, bevat het vervolg op het uitgevoerde onderzoek en kan gezien worden als de ontwerpcomponent van het afstudeerproject. Deze component is niet conventioneel in de zin dat er een concreet ontwerp voor een gebouw is geproduceerd, maar bestaat uit een theoretisch en literair werk dat aansluit op de resultaten en conclusies van dit onderzoek. NOTEN: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Morfologie is de leer van vorm, structuur en opbouw van een stad of een gebouw. Typologie is het maken van onderscheid in verschillende soorten typen van bebouwing. De nominatie van de Amsterdamse grachtengordel als werelderfgoed werd ofcieel in februari 2010 bij de UNESCO ingediend. http://www.amsterdam.nl/werelderfgoed/, 04-10-2010. http://www.unesco.nl/, 04-10-2010. De Amsterdamse grachtengordel, bestaande uit de Herengracht, Keizersgracht en Prinsengracht is in twee fases aangelegd tijdens twee van de vier grote stadsuitleggen uit de zestiende en zeventiende eeuw, namelijk de derde en de vierde stadsuitleg (zeventiende eeuw). Tijdens de eerste stadsuitleg (eind zestiende eeuw) is de toen nog naamloze Herengracht reeds voor een deel gegraven (als achtergracht van de verdedigingswerken) en was aan de oostzijde bebouwd. C. van der Hoeven en J. Louwe, Amsterdam als Stedelijk Bouwwerk. Een morfologische analyse, Nijmegen 1985, pp. 56-60. J.E.Abrahamse.Stadoppapier.Visiesopdezeventiende-eeuwsestadsontwikkeling van Amsterdam. Bulletin KNOB 4/5 (2003), pp. 156. De bouwgronden aan de grachten werden administratief opgedeeld en geveild per blok. Deze blokken werden destijds parken genoemd en werden alfabetisch genummerd: A, B, C, enz. HOOFDSTUK 1 Inleiding 12 12. 13 13. 14 L: de Herengracht als onderdeel van de stads- uitleggen in de zestiende en zeventiende eeuw HOOFDSTUK 2: 14. 2.1 Amsterdam in de zestiende eeuw In de eerste helft van zestiende eeuw was Amsterdam een typische middeleeuwse handelsstad van relatief kleine omvang: de stad was kleiner dan steden als Utrecht en s-Hertogenbosch in die periode10 . De stad groeide te midden van het veenland rond de Amstel en het IJ gestaag, totdat de havenactiviteiten, de handel en de bevolkingsgroei in de tweede helft van de zestiende eeuw begonnen toe te nemen. Ed Taverne schrijft in zijn proefschrift In t Land van Belofte: in de nieue stad uit 1978, in het hoofdstuk De mythe van het Amsterdamse grachtenplan11 dat het handelsklimaat in de stad aanzienlijk verbeterde door onder meer de vrije vaart op de Sont en Oostzee, na de Vrede van Spiers in 154412 en de aantrekkende handelsactiviteiten met landen als Spanje en Portugal. Naast het feit dat Amsterdam een stapelmarkt was geworden, zoals de vele pakhuizen, of spyckers in de stad bevestigen13 , ontplooide ze zich meer en meer als doorvoerhaven tussen Noord- en Zuid-Europa. Bovendien groeide in die periode de industrie- en nijverheidstakken14 en de scheepvaart ondersteunende industrien zeer sterk.15 Deze sterke economische groei betekende naast een steeds groter wordende vraag naar havens en pakhuizen een sterke demograsche groei en de hieraan gekoppelde vraag naar woonruimte. Er kunnen in de literatuur over de geschiedenis van de Amstelstad diverse getallen gevonden worden over de groei van het aantal inwoners en huizen in de stad, maar op enkele tellingen na blijven deze speculatief. Taverne leidt af uit de poortersboeken en belastingkohieren dat het inwonertal van de stad tussen 1546 en 1557 met maar liefst 250% groeide tot 27.000 inwoners.16 In weerwil van de economische en demograsche groei was de stad sinds de aanleg van een stenen omwalling in 1482 niet meer uitgebreid en groeide ze letterlijk uit haar voegen.17 Dit bleek ondermeer uit de wildgroei van lange linten aan krotjes, huizen en andere bebouwing langs de paden en sloten buiten de stadswallen. Deze bebouwing, ook wel de voorstad of de paden genoemd was illegaal, maar zou, zo zal later in dit hoofdstuk blijken, een hoofdrol spelen binnen de grote stadsuitleggen van Amsterdam. De twee belangrijkste redenen dat bebouwing buiten de ommuring verboden was, waren enerzijds van nancile aard en anderzijds van militaire aard. De stedelijke belastingen en accijnzen werden aan de stadspoorten geheven en konden vermeden worden door buiten de omwalling te timmeren. Hiernaast was het vanuit het oogpunt van de defensie van de stad noodzakelijk om vanaf de omwalling een vrij schootsveld te hebben van honderd roeden, of gaarden (ongeveer 368 meter) en dit veld werd door het buitentimmeren vertroebeld, zo schrijft Jaap Evert Abrahamse in zijn werk De grote uitleg van Amsterdam, uit 2010.18 Ondanks het feit dat er sprake was van groei waren er enkele factoren die een nieuwe stadsuitbreiding in de zestiende eeuw lange tijd hebben uitgesteld, zo schrijft Taverne. De grond buiten de middeleeuwse stadsomwalling was onderhevig aan een sterke grondspeculatie die de prijs ervan tot immense hoogtedreef.Hiernaaststegendehuurprijzenbinnendestadsomwallingdoor de woningschaarste met gelijke tred. De grond en woningen in Amsterdam waren in die tijd in het bezit van een selecte groep welvarende grondbezitters en huisjesmelkers die de top van de Amsterdamse maatschappij vormde en tevens sterk was vertegenwoordigd in het stadsbestuur. Deze groep had er alle belang bij om de stadsuitbreiding zo lang mogelijk uit te stellen en op die manier de prijzen kunstmatig hoog te kunnen houden.19 Na de Alteratie in 1578 nam het verhaal een nieuwe wending. Het katholieke stadsbestuur, dat al decennia lang de stadsuitbreiding tegenhield en hun eigen zakken vulde, werd afgezet en maakte plaats voor een meer progressief bestuur, onder andere bestaande uit de zogeheten Doleanten20 , dat op korte termijn werk wilde maken van een stadsuitbreiding. Dit voornemen werd alleen maar versterkt door de enorme toestroom van immigranten uit de 2.2 1585 - De eerste uitleg Op initiatief van stadhouder Willem van Oranje is er door Adriaen Anthonisz. een plan gemaakt voor de forticatie van de stad; een zaak die na de Alteratie van veel groter belang was dan voorheen en daarom een veel hogere prioriteit had dan de latere stedenbouwkundige inrichting van het gebied. De nieuwe forticaties werden dan ook eerst voltooid voordat de oude werden geslecht; dit gebeurde pas in 1601.24 Destadhadtotdantoenognooiteenuitbreidingvandergelijkeomvanggepland en was dus redelijk onervaren met alle nancile en juridische aspecten ervan. De stad was verplicht toestemming te vragen aan de Staten-Generaal voor het uitbreiden van haar jurisdictie en het mogen onteigenen van gronden, etc.25 Op 26 september 1579 en 21 maart 1586 werden de octrooien verkregen voor het Zuidelijke Nederlanden na de val van Gent in 1584 en de val van Antwerpen in 1585.21 Op 28 maart 1585 werd door de Vroedschap, ofwel de stadsregering22 , besloten tot de aanleg van wat tegenwoordig de eerste uitleg van de stad wordt genoemd.23 2.1. Amsterdam in 1560. 2.2. Amsterdam in 1591 na voltooiing van de eerste stadsuitleg. 15 15. onteigenen van gronden en het uitgeven van nieuwe erven.26 In afbeelding 2.1 is de morfologische structuur van de stad in 1560, met haar middeleeuwse omwalling weergegeven. In afbeelding 2.2 de stad zoals deze er in 1591 uit zag, nadat de eerste uitleg was voltooid. Het is in het vergelijk tussen beide kaarten duidelijk te zien dat de wens van de Doleanten was ingewilligd en dat de Lastage eindelijk binnen de forticatiewerken van de stad was getrokken. Verder is in deze afbeelding te zien dat het Singel, de oude Achterburgwal, tijdens de uitleg is verbreed en aan weerszijden met huizen is bebouwd. Taverne stelt aan de hand van het onderzoek van Wijnman (later volgt meer hierover) dat de oostelijke uitbreiding van de stad geen enkel ander doel diende dan om van het Singel een luxueuze woongracht te maken om de steeds groter wordende groep welgestelden te kunnen huisvesten. De aanleg van het Singel luidde dan ook de eerste migratie van de elite in de stad in.27 In haar werk De Historische ontwikkeling en het aanzien van de Herengracht legt Isabella van Eeghen uit dat de gronden aan deze kant van de uitleg door de stad werden onteigend door middel van rentebrieven ten koste van de stad. Na deze onteigening werden de straten gerooid, werden nieuwe kavels afgestoken en konden de oude eigenaren met de verkregen rentebrieven volgens het preferentierecht weer grond van de stad terugkopen. Dit preferentierecht hield in dat een grondeigenaar als eerste het recht had om de nieuw verkavelde grond ter plaatse van zijn oude eigendom terug te kopen.28 Tegenwoordig herinneren de straatnamen nog aan de rijke families die hier grond bezaten: bijvoorbeeld Benningenstraat (Cornelis Benningh) en de Spiegelstraat (Henrick Laurensz. Spiegel). Afbeelding 2.3 toont de projectie van de eerste uitleg op de kaart van Amsterdam uit 1560 en in afbeelding 2.4 dezelfde prent met hierop de bestaande slotenstructuur ingetekend. In afbeelding 2.5 vervolgens de voltooide eerste uitleg met hierop dezelfde slotenstructuur geprojecteerd. Het valt hier op dat de stad na alle benodigde onteigening de straat en kavelstructuur heeft verdraaid. Jansen stelt in zijn artikel De derde vergroting van Amsterdam uit 1960 dat de structuur van deze uitleg is ontstaan door zich ten eerste zo goed mogelijk aan de bestaande situatie van bodemgesteldheid, paden en sloten aan te passen, zoals men dat in die tijd gewoon was te doen. De kleine hoekverdraaiing van de nieuwe straten ten opzichte van de bestaande paden en sloten was vervolgens bedoeld om rechthoekige kavels af te kunnen steken, daar anders gevormde kavels minder praktisch zijn en dus minder geld op zouden brengen.29 Opdekaartvan1591(afbeelding2.2)isteziendatereennieuwegrachtachter de verdedigingswerken is aangelegd. Deze gracht wordt de Achtergracht, Achterburgwal of Vesten genoemd en met het ontstaan van deze gracht kan er ofcieel gesproken worden over het begin van de Herengracht: het zal namelijk deze gracht zijn die in de derde uitleg verlengd en verbreed zou gaan worden tot de meest prestigieuze woongracht van Amsterdam. De gronden tussen de Achtergracht en het Singel vormden een restgebied en waren bebouwd met koetshuizen, dwarshuizen, bedrijfsruimtes en lijnbanen.30 In afbeelding 2.6 wordt een geannoteerde uitgiftekaart31 van Park K tussen het Singel en de Achtergracht getoond. Hier is duidelijk het contrast te zien tussen de royale kavels aan het Singel en de kleine restkaveltjes aan de latere Herengracht. Ondanks dat de westgevel van de Herengracht anno nu niet voor de oostgevel onderdoet wat betreft rijke gevelarchitectuur, is het karakter van de oorspronkelijke restbebouwing nog terug te zien in de onregelmatige breedte van bebouwing, in de sterk varirende bouwhoogte en in de beperkte diepte van de huizen.32 De kaart bevindt zich in de kaartenboeken van het Stadsarchief van de Gemeente Amsterdam (SAA). 2.3. De situatie in 1560 voorzien van de projectie van de eerste uitleg. 2.4. Slotenstructuur van de voorstad ter plaatse van de eerste uitleg. 2.5. De oude slotenstructuur geprojecteerd op de nieuwe uitleg. HOOFDSTUK 2 L: de Herengracht als onderdeel van de stadsuitleggen in de zestiende en zeventiende eeuw 16 16. 2.3 1613 - De derde uitleg Taverne stelt dat omstreeks 1600 de stad van middeleeuws transformeert naar vroegkapitalistisch: zeer geleidelijk heeft zich uit de guur van de middeleeuwse koopman-ambachtsman het type ontwikkeld van de zeventiende-eeuwse koopman-regent met zijn hoge sociale en intellectuele status en ontwikkeling. In 37 jaar was de bevolking van de stad (voornamelijk door immigratie) verviervoudigd en de internationale handel en het gilde- en bedrijfsleven maakten van de stad een kosmopolitische samenleving, aldus Taverne.33 Afbeelding 2.7 toont een prent van Pieter Bast uit 1597 waar duidelijk op is te zien dat ondanks de eerste uitleg van de stad, de voorsteden niet waren verdwenen en het toneel waren van enkele duizenden huizen. Vanaf de zestiende eeuw werd dit illegale buitentimmeren oogluikend toegestaan of soms zelfs expliciet bij keuren34 gedoogd; een gang van zaken die verklaard kan worden door de belangenverstrengeling van de stadsbestuurders en hun grondbezit. Abrahamse geeft echter aan dat ondanks het feit dat deze bebouwing slecht zou zijn voor de belastinginning en de defensie van de stad hij in de geschiedschrijving tal van voorbeelden tegenkomt die de voorstadbebouwing als positief zien: het werd beschouwd als een teken van groei.35 Het octrooi van 1609 In 1609 was het Twaalfjarig Bestand met Spanje een feit en was de stad, in de cesuur van de Tachtig Jarige Oorlog, in een veilige positie om de stad voor een derde maal te vergroten en zo de forticatiewerken te verbeteren en nieuwe woonwijken te bouwen voor al haar nieuwe bewoners. Op 7 augustus 1609 verkreeg de stad het octrooi van de Staten-Generaal, ondertekend door Johan van Oldenbarnevelt, om de stad te vergroten.36 Het octrooi bepaalde dat de stad toestemming kreeg om haar grondgebied naar believen te vergroten en dat alle benodigde grond en bebouwing tegen taxatiewaarde mochten worden opgekocht. Grondeigenaren bleven hierbij net als tijdens de eerste uitleg het recht van preferentie houden. De bebouwing die zich in de nieuwe honderd gaarden van de forticatie bevond, mocht tegen een schadevergoeding worden gesloopt.37 Dit klinkt eenvoudig. De uitwerking ervan betekende echter een administratieve operatie waarin weinig ruimte was voor grote gebaren maar vooral werd gepuzzeld met stukjes grond en geschoven met woningen en kleine geldbedragen, aldus Abrahamse. De [derde] stadsvergroting heeft zich afgespeeld binnen een context van ongebreidelde bevolkingsgroei en daarmee samenhangende zorg over de openbare orde, beperkte nancile middelen en een politieke constellatie waarbinnen grondspeculatie door direct betrokkenen leidde tot grote tegenstellingen. Dit alles leidde tot een bestuurlijk infarct. De vorm van de derde uitleg is het resultaat van een noodgreep om hieraan te ontkomen.38 Ondanks dat het octrooi van de Staten-Generaal al in 1609 was verkregen kwam de aanleg van de forticatiewerken maar traag op gang en heeft het tot eind 1613 geduurd voordat deze in dusdanige staat van verdediging waren dat de eerste grachten aangelegd konden worden. Deze vertraging heeft tal van oorzaken gehad, en is een fascinerend, maar ook bijzonder uitgebreid verhaal dat in het kader van deze rapportage niet tot in detail zal worden uiteengezet; hiervoor kan onder andere De grote uitleg van Amsterdam van Abrahamse uit 2010 worden geraadpleegd. Het is echter wel de moeite waard om kort in te gaan op de commissie onder leiding van oud- burgemeester Cornelis Pietersz. Hooft. De Commissie Hooft In afbeelding 2.8 staat het plan voor de stadsuitbreiding (lees: de nieuwe forticatiewerken) afgebeeld zoals deze in 1610 is getekend door stadstimmerman Hendrick Jacobsz. Staets. Het betrof een cirkelvormige uitleg rondom de volledige stad, die volgens de Vroedschap buyten coste deze stadt zou moeten worden aangelegd.39 Het plan van Staets is er echter nooit gekomen40 en ook de ambitie om de uitleg buiten kosten van de stad aan te leggen liet men al snel varen. De belangrijkste aanleiding voor beide constateringen was de commissie Hooft. Deze kreeg van de Vroedschap in 1611 de opdracht om de problematiek van de nog altijd doorgroeiende voorsteden in kaart te brengen. Hooft cum suis hadden slecht nieuws voor de stadsregering: ondanks het feit dat de keur tegen het buitentimmeren massaal werd genegeerd, werd in het octrooi bepaald dat ook de illegale ophogingen en bebouwing tegen taxatie zouden moeten worden onteigend.41 De keur was volgens Hooft op die manier geheel vruchteloos ende spottelick en het octrooi zou dan ook het al weinige gezag van het stadsbestuur verder ondermijnen.42 De commissie was tot de conclusie gekomen dat als de bepalingen van het octrooi zouden worden uitgevoerd grote moeilijkheden te wachten waren en dat de stad op hoge kosten gejaagd zou worden, aldus Jansen in 1960. Een verzoek tot herziening van het octrooi is er nooit gekomen, mede door invloedrijke regeringspersonen die zich zelf aan buitentimmeren schuldig maakten en hier de nancile vruchten van plukten.43 De commissie Hooft kreeg in plaats daarvan de opdracht om een nieuw plan voor uitbreiding te maken dat tot meesten dienste ende 2.6. Geannoteerde uitgiftekaart van park K uit de eerste uitleg. Bron: SAA. 2.7. Amsterdam door Pieter Bast, 1597. Bron: Vier eeuwen Herengracht. 17 17. minste coste van deselve stadt sal comen te strecken.44 Hooft nam in deze fase de stelling dat door het preferentierecht er op geen enkele manier een goed functionerende stad ontworpen kon worden.45 Abrahamse zegt hierover: Niet alleen zou de structuur van de stad niet functioneren, ook een goede verdeling van de functies over het grondoppervlak van de stad zou onmogelijk zijn.46 Het zou nog tot 5 maart 1613 duren voordat de Vroedschap uiteindelijk besloot om de vergroting van de stad te verkleinen, omdat zij de grootheyt ende difculteyt van t werck niet aankon. Het is tevens in die vergadering geweest dat er voor het eerst werd gesproken over het grachtenplan en de rooiing van straten.47 In afbeelding 2.9 is de projectie van de latere uitbreiding op de kaart van Amsterdam uit 1591 te zien. Ondanks dat de vergroting was verkleind betekende het toch grofweg een verdubbeling van de oppervlakte van de stad en liep vanaf de toen al aangelegde westelijke eilanden (1611-1612) tot aan de huidige Leliegracht en Overtoom. De verkleining betekende een aanzienlijke besparing, maar kon toch niet voorkomen dat de stad in 1613 aan de rand van de nancile afgrond stond. Uit de rapiamus van de thesauriers48 bleek dat er tussen 1610 en 1613 liefst 750.000 gulden was uitgegeven aan de vergroting van de stad, zonder dat er ook maar Afbeelding 2.8. Plan voor stadsuitbreiding van Hendrick Jacobsz. Staets, 1610. Bron: Vier eeuwen Herengracht. 2.9. Projectie van de derde uitleg op de kaart van 1591. iets aan verkoopopbrengsten of melioratiegelden49 was ontvangen. Het was dus zaak om zo snel mogelijk te starten met het graven van de grachten en het bouwrijp maken van de kavels om deze tegen een zo hoog mogelijke prijs te kunnen verkopen.50 De administratieve puzzel Zoals al eerder is vermeld, was de uitvoering van het octrooi een administratief drama dat door de inspanningen van de commissie Hooft enigszins binnen de perken werd gehouden. In de komende reeks afbeeldingen is een inventarisatie van de administratieve puzzel op basis van een aantal duidelijk te onderscheiden zones te zien. In afbeelding 2.10 worden de forticatiewerken van de eerste uitleg op de in 2.9 getoonde kaart geprojecteerd. Deze gronden waren volledig in eigendom van de stad en konden na slechting van de oude vesting direct verkocht worden ten behoeve van de stadskas.51 In afbeelding 2.11 wordt vervolgens de honderd gaarden weergegeven: het gebied waar bebouwing bij keur verboden was omdat er om defensieredenen een vrij schootsveld moest bestaan. Volgens het octrooi mocht de bebouwing in dit gebied op kosten van de eigenaar gesloopt 2.10. De zone van forticatiewerken van de eerste uitleg. 2.11. De honderd gaarden van de eerste uitleg. HOOFDSTUK 2 L: de Herengracht als onderdeel van de stadsuitleggen in de zestiende en zeventiende eeuw 18 18. worden en kon deze niet op een schadevergoeding rekenen. De grond moest tegen taxatie onteigend worden, waarbij het recht op preferentie in acht moest worden genomen.52 Afbeelding 2.12 toont vervolgens het gebied bestemd voor de nieuwe forticatiewerken. Voor dit gebied gold dat het buitentimmeren, indien deze voor de keur van 29 juni 1613 tegen het buitentimmeren was gebouwd, werd gedoogd en dat bebouwing en grond tegen taxatie moesten worden onteigend. Grondeigenaren konden zich hier niet beroepen op het preferentierecht, omdat de grond benodigd was voor de aanleg van de vesting.53 In afbeelding 2.13 wordt de nieuwe honderd gaarden weergegeven die zich buiten de stadsgrens, maar binnen de jurisdictie van de stad vielen. Bebouwing (van voor 1613) werd hier gedoogd en de eigenaren moesten dan ook tegen taxatie onteigend worden. Ook voor deze zone was het preferentierecht niet van toepassing.54 Tenslotteafbeelding2.14:hetresterendetussengebiedvandevoorsteden. Het betrof hier gedoogde bebouwing (van voor 1613) die binnen de nieuwe stadsomwalling zou komen te vallen. Dit tussengebied was de meest uitdagende opgave, omdat de grond niet direct van stadswege noodzakelijk was en het heel veel geld zou gaan kosten om alle bebouwing en gronden te onteigenen. Bovendien hadden grondeigenaren het recht op preferentie.55 De verklaring van de uitvoering In de volgende reeks afbeeldingen is de uiteindelijke realisatie van de derde uitleg te zien en zullen dezelfde vijf administratieve zones als boven beschreven op deze kaart geprojecteerd worden. Op deze manier kan de structuur van de derde uitleg aan de hand van de in het octrooi van 1609 bepaalde juridische voorwaarden worden verklaard. Afbeelding 2.15 toont de voltooide derde uitleg van de stad zoals deze er in 1625 heeft uitgezien. Afbeeldingen 2.16 en 2.17 tonen dezelfde kaart met hierop de contouren van de stadsomwalling van de eerste uitleg geprojecteerd (afbeelding 2.16) en haar bijbehorende schootsveld, de honderd gaarden (afbeelding 2.17). Het wordt bij het zien van deze twee projecties onmiddellijk duidelijk dat de oude stadsomwalling en het schootsveld samen exact de vorm en grootte aannemen van de grachtengordel. Met de ontrafeling van de administratieve puzzel in het voorgaande kan de structuur van de grachtengordel nu eenvoudig 2.12. Projectie van de nieuwe forticatiewerken van de derde uitleg. 2.13. Projectie van de nieuwe honderd gaarden. 2.14. De resterende zone gevormd door de voorstad. verklaard worden. De oude verdedigingswerken en het oude schootsveld waar bebouwing bij keur was verboden, waren de enige gebieden die de stad al in eigendom had, of zonder juridische procedures en geldverslindende onteigeningen in zijn geheel in haar bezit kon krijgen. Deze twee zones bij elkaar konden dus als een tabula rasa opnieuw ingericht worden, ongeacht de geograsche omstandigheden en eigendomsverhoudingen. De enige uitzondering hierop was het Molenpad, dat nog haar oorspronkelijke naam en loop als onderdeel van de oude voorstad heeft behouden.56 Er is vrij weinig bekend over de motivatie van het plan van uitleg en de totstandkoming van de grachtengordel, maar meerdere historici hebben al geconcludeerd dat de grachtengordel bedoeld was als woongebied voor de welgestelden van de stad en dat de Herengracht speciek een luxueuze woongracht zou moeten worden. Taverne schrijft als een van deze historici hierover dat de kooplieden-regenten voor zichzelf, als kleine groep, een zo aantrekkelijk mogelijk woonkwartier hebben gerealiseerd.57 Dit wordt ondersteund door de maatvoering van de grachten, kades en kavels en de bouwvoorwaarden die aan de bouwgronden werden gesteld. Dit zal nader worden toegelicht in hoofdstuk 3. 19 19. In afbeelding 2.18 worden de paden- en slotenstructuur van de oude voorstad geprojecteerd op de Jordaan. De Jordaan was een licht getransformeerde versie van de oude voorstad die na de derde uitleg binnen de omwalling van de stad was komen te liggen. Er stonden op deze plaats enkele duizenden huisjes, krotjes, bedrijfjes en er bevond zich een signicant deel van de stadsbevolking.58 Het zou de regering vele duizenden guldens gaan kosten om deze gronden te onteigenen, waarbij bovendien de speculerende grondbezitters hun zakken zouden vullen ten koste van haar arme bewoners. Er is daarom besloten, zo stelt Jansen, om de gronden niet te onteigenen en de bewoners hun eigendom te laten houden in ruil voor melioratiebelasting. Jansen schrijft dat de verhoudingen tussen de stadsbewoners en het bestuur gespannen waren en dat deze de bewoners niet verder tegen de haren wilde instrijken door vergaande maatregelen van onteigening en massale verhuizingen. De stad stelde zich bovendien humaan en sociaal op en stelde zeer zachte melioratietarieven in voor de minder bedeelden.59 De Jordaan komt dus in grote lijnen overeen met de structuur van de sloten en paden van de oude voorstad, zoals dat ook in de oude stad is te zien. Het feit dat deze structuren niet op elkaar aansluiten heeft 2.15. De voltooide derde uitleg van Amsterdam in 1625. 2.16. De situatie in 1625 voorzien van een projectie van de omwalling uit de eerste uitleg. 2.17. Projectie van de oude honderd gaarden op de huidige gedaante van de derde uitleg. te maken met de fundamenteel anders ingerichte grachtengordel. Deze heeft van de Jordaan een op zichzelf staande enclave gemaakt. Het behouden van deze prestedelijke structuur in de nieuwe uitleg werd echter toch fel bekritiseerd door onder andere Hooft: Hoge kosten waren gecombineerd met een slecht resultaat.60 Afbeelding 2.19 laat tot slot de zone van de nieuwe forticatiewerken zien. In dit gebied woonden over het algemeen de allerarmsten van de stad die dikwijls de grond niet in eigendom hadden of, indien ze dit wel hadden,vandeverkoopopbrengstgeennieuwe(veelduurdere)grondinde Jordaan konden kopen. Om deze groep te helpen begon het stadsbestuur met het uitkeren van verhuissubsidies en sloopvergoedingen. Dit nieuws verspreidde zich als een lopend vuur waarop zelfs de bedeelden en illegale buitentimmeraars subsidies gingen aanvragen en tot ieders verbazing ook kregen.61 Er is veel gespeculeerd over de vraag of de vierde uitleg de tweede fase van de derde uitleg is geweest. Het is slechts aannemelijk te maken dat men bij de aanleg van de derde uitleg er van uit ging dat er een voortzetting van de forticatie zou komen. Dit blijkt onder meer uit het onverdedigbare stuk forticatiewerk ter hoogte van de huidige Herengracht: een ontwerp dat de ervaren stadhouder Maurits van Nassau alleen zou hebben kunnen ontwerpen indien hij wist dat dit een tijdelijke oplossing zou zijn.62 2.4 1663 - De vierde uitleg De stad was in een aantal decennia, vooral na de Vrede van Mnster in 1648, explosief gegroeid. De continu voortdurende expansie van de economie, de havenactiviteiten en het inwonertal, maakten het noodzakelijk om de stad nogmaals uit te breiden. Na een korte periode van oorlog in 1652-1654 (de Eerste Engelse Oorlog) werd in 1660 gestart met de aanleg van de nieuwe forticatiewerken, die in 1663 werden voltooid.63 In de jaren 1660-1662 werden er plannen gemaakt voor de inrichting van het nieuwe gebied. Er werd een commissie ingesteld met de opdracht om vijf ontwerpen van vijf verschillende auteurs te beoordelen voor het plan van de vierde uitleg. Een van deze auteurs was stadsarchitect Daniel Stalpaert: waarschijnlijk de meest invloedrijk ontwerper binnen de planvorming van de vierde uitleg.64 Afbeelding 2.20 toont de realisatie van de vierde uitleg van Amsterdam, HOOFDSTUK 2 L: de Herengracht als onderdeel van de stadsuitleggen in de zestiende en zeventiende eeuw 20 20. 2.18. Projectie van de oude paden- en slotenstructuur van de voorstad op de Jordaan. 2.19. De zone van forticatiewerken uit de derde uitleg. zoals deze er in 1673 bij lag. De vierde uitleg bouwde voort op het systeem van de drie hoofdgrachten (het trac werd zelfs verder verbreed door Stalpaert), radiaalstraten en grachten, maar was qua totstandkoming fundamenteel anders dan de derde uitleg. Anders gezegd: de stad had geleerd van haar fouten bij de derde uitleg en realiseerde zich dat een nieuwe stadsuitleg anders georganiseerd zou moeten worden. Zo moest de vergroting zichzelf terugverdienen door het verkopen van grond aan particulieren.65 In tegenstelling tot bij de derde uitleg kregen de thesauriers bij de vierde uitleg de opdracht om alle grond binnen de vergroting op te kopen of te onteigenen. Het systeem van melioratie (dat uiteindelijk veel minder geld opbracht dan werd geraamd) en het preferentierecht verdwenen. Dit leidde tot een geheel nieuw grondbeleid. De stad kocht alle grond in de uitleg op en kon op deze manier een tabula rasa plan maken en de gronden onder duidelijke bouw- en functievoorwaarden verkopen. Het octrooi voor dit nieuwe beleid werd in 1663 verkregen en oud- burgemeester C.P. Hooft kreeg uiteindelijk toch zijn zin.66 Het rampjaar 1672 luidde het einde van de onstuimige groei van de stad in en deze raakte af en aan in diepe recessies en verwikkeld in diverse oorlogen. Het werk aan de vierde uitleg kwam volledig tot stilstand. Naast de verminderde vraag naar bouwgrond kreeg de stad door de voortdurende groei van de nieuwe (nog steeds illegale, maar gedoogde) voorstad de lege gronden niet meer verkocht, wat in 1682 leidde tot het besluit tot de aanleg van de Plantages in het oostelijk deel van de uitleg.67 Zoals te zien is in afbeelding 2.21 was de vierde uitleg omstreeks 1800 nog steeds niet volgebouwd. 2.20. De vordering van de vierde stadsuitleg van Amsterdam in 1673. 2.5 De Herengracht binnen de context van de grachtengordel Abrahamse schrijft in zijn artikel Stad op papier in 2003 dat tot ver in de negentiende eeuw de grachtengordel als een geniaal ontworpen totaalkunstwerk werd beschouwd: een barokke compositie van grachten, radiaalstraten, zichtlijnen. Een gensceneerd geheel. Onderzoek gedurende de afgelopen eeuw heeft echter stukje bij beetje aangetoond dat deze veronderstelling onjuist is. Peteri schreef hier in 1913 al over dat de planvorm het gevolg [blijkt] te zijn van de natuurlijke gesteldheid van den bodem, van het utiliteitsbeginsel, van de eischen van het bedrijf, van de maatschappelijke toestanden en van de eischen van het verdedigingsstelsel.68 De in dit hoofdstuk gepresenteerde analyse van de morfologische opzet van de eerste, derde en vierde uitleg aan de hand van politiek, economie en maatschappij, onderstreept de visie van Peteri, die later ook door Jansen en Taverne zou worden bevestigd. Hoe graag velen de Amsterdamse grachtengordel als een romantisch en schilderachtig totaalplan hebben willen zien, is deze, samen met de Jordaan, het resultaat geweest van politieke onkunde, belangenverstrengeling, handel met voorkennis, winstbejag van enkele individuen en een administratieve puinhoop. Ook Abrahamse beaamt dit. Hij vergelijkt het stadsbestuur met een old boys network van elitaire koopmannen die alles wisten van geld verdienen, maar weinig kaas hadden gegeten van een stad besturen, laat staan een uitbreiding plannen.69 Het is bijzonder om in het licht van deze conclusies de historie van de Herengracht uit de derde uitleg te bezien. De gracht die vanaf het begin de meest elitaire en prestigieuze van heel de stad is geweest zou een ongeplande uitkomst van een haast onnavolgbaar proces zijn geweest? Deze veronderstelling lijkt onjuist te zijn als er wordt afgegaan op de in de vorige paragrafen besproken totstandkoming 21 21. 2.21. Amsterdam omstreeks 1800: de vierde uitleg is nog steeds niet volgebouwd. van de grachtengordel. Het tabula rasa concept van de grachtengordel maakt dit deel van de derde uitleg tot het enige maakbare onderdeel van de stad en zoals dit ook al eerder is vermeld was het doel hiervan om een luxe woonkwartier voor de welgestelden te ontwikkelen. Toch ligt de waarheid ergens in het midden. Van Eeghen haalt terecht in Vier Eeuwen Herengracht uit 1976 aan dat het op zijn minst frappant is dat de Herengracht de meest statige van de drie grachten is geworden. De gracht was het smalst van de drie en had een weinig fraaie gevelwand met korte kavels aan de oostzijde (daterend uit de eerste uitleg). Volgens Van Eeghen kan de status van de Herengracht alleen verklaard worden aan de hand van de grondpolitiek en economische belangen: Ik geloof dan ook dat men dit zuiver als een economische kwestie moet zien: de gracht, die naar dertig jaar [sinds de vorige uitleg] als eerste aan bod kwam, had de meeste aftrek gehad. Bovendien kon men aan de Herengracht meteen aan de slag met graaf- en bouwwerkzaamheden omdat alleen deze grond in volledig eigendom van de stad was.70 Concluderend kan er dus gesteld worden dat de grachtengordel en de Herengracht in het bijzonder de enige te plannen onderdelen van de derde uitleg zijn geweest (de forticatiewerken uiteraard niet meegerekend). Het drie grachtenplan is bewust gepland en ook de complementaire status van elitair woonkwartier is naar aangenomen mag worden een vooropgezet plan geweest. De daadwerkelijke uitvoering van deze plannen en de status van de Herengracht binnen het geheel is echter het ongeplande ad hoc resultaat van het politieke, nancile en administratieve drama dat de derde uitleg heet. NOTEN: 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. M. Glaudemans, Amsterdams Arcadia. De ontdekking van het achterland, Nijmegen 2000, pp. 62. E. Taverne, In t land van Belofte: in de nieue stad: Ideaal en werkelijkheid in de stadsuitleg van de Republiek 1580-1680, Maarssen 1978, pp. 112-175. R. van Gelder en R. Kistemaker, Amsterdam 1275-1795. De ontwikkeling van een handelsmetropool, Amsterdam 1983, pp. 27. Uit de belastingkohieren van 1546 blijkt dat er in Amsterdam reeds een groot aantal pakhuizen stond. Uit: Taverne 1978, p. 116. Verscheepte goederen werden in Amsterdam gestapeld, vervolgens bewerkt om hun waarde te vermeerderen en doorverhandeld. Tegenwoordig noemen we dit in de economie met een duur woord Value Adding Logistics, een typisch Nederlandse activiteit. Taverne 1978, p. 116-117. Taverne 1978, p. 117. Glaudemans 2000, p. 62. J.E. Abrahamse, De grote uitleg van Amsterdam. Stadsontwikkeling in de zeventiende eeuw, Bussum 2010, pp. 35-36. Taverne 1978, p. 115. De Doleanten waren voornamelijk protestantse handelaren en industrilen die veel grond bezaten buiten de stadsomwalling aan de Oostzijde van de stad (de Lastage) en waren fel gekant tegen de katholieke regentenoligarchie omdat zij belasting in eigen zak staken en weigerden dit deel van de stad binnen de stadsomwalling te trekken. Het stadsbestuur verweet op hun beurt de Doleanten illegaal buitentimmeren en brandonveilige bebouwing. Na de Alteratie kwam een deel van de Doleanten in het nieuwe stadsbestuur. Uit: Taverne 1978, p. 122-125. Abrahamse 2010, p. 34. Zie bijlage A voor een organigram van de politieke structuur van Amsterdam in de tijd van de Republiek. Taverne 1978, p. 130-134. Taverne 1978, p. 141. Abrahamse 2010, p. 41. Taverne 1978, p. 138. Tot dan toe was de Warmoesstraat de meest luxe woonstraat van Amsterdam zo stelt Van der Leeuw-Kistemaker. Bron: R.E. Van der Leeuw-Kistemaker, Wonen en werken in de Warmoesstraat van de 14e tot het midden van de zestiende eeuw, Werkschrift 7, Historisch Seminarium van de Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 1974, pp.8 I.H. Van Eeghen, De Historische ontwikkeling en het aanzien van de Herengracht, Amsterdam 1976, pp. 109-110. Onderdeel van Vier eeuwen Herengracht. Geveltekeningen van alle huizen aan de gracht, twee historische overzichten en de beschrijving van elk pand met zijn eigenaars en bewoners, onder redactie van S.G. Hart-Runeman, E.H.M. Vluggen-Bunders en W. Maase, Amsterdam 1976. Zie ook: Abrahamse 2010, p. 100-101. L. Jansen, De derde vergroting van Amsterdam, Jaarboek Amstelodamum 52 (1960), pp. 43-47. Zie: Van Eeghen 1976, 110-111 en Taverne 1978, p. 140. Een uitgiftekaart is een kaart die gebruikt werd tijdens een veiling om nieuwe bouwgronden te verkopen. Voorafgaand aan een veiling waren deze kaarten slechts voorzien van kavelnummers en afmetingen; dit zijn niet geannoteerde uitgiftekaarten. Na de veiling werden deze kaarten dikwijls voorzien van de namen van de kopers van de erven en de prijs die deze er voor hadden betaald; dit worden geannoteerde uitgiftekaarten genoemd. Bron: M. Hameleers en E. Schmitz, Amsterdamse uitgiftekaarten, 1586-1769. Basis van de stedelijke verkaveling, Jaarboek Amstelodamum 88 (1996), pp. 45 en 51-52. G. Roosegaarde Bisschop, Bouwhistorische ontwikkeling van de Herengracht, Amsterdam 1976, pp. 149-151 en 176. Onderdeel van Vier eeuwen Herengracht. Geveltekeningen van alle huizen aan de gracht, twee historische overzichten en de beschrijving van elk pand met zijn eigenaars en bewoners, onder redactie van S.G. Hart-Runeman, E.H.M. Vluggen-Bunders en W. Maase, Amsterdam 1976. Taverne 1978, p. 142-143. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. HOOFDSTUK 2 L: de Herengracht als onderdeel van de stadsuitleggen in de zestiende en zeventiende eeuw 22 22. Een keur is een stuk regelgeving dat op grond van besluitvorming werd uitgevaardigd. Bron: Abrahamse 2010, p. 18. Abrahamse 2003, p. 149 en Abrahamse 2010, p. 55 en 57. Abrahamse 2010, p. 41-42. Abrahamse 2010, p. 41-42. Abrahamse 2010, p. 215. Abrahamse 2010, p. 43. De stadstimmerman was volgens Abrahamse incompetent wat betreft het ontwerpen van forticatiewerken: het vestingplan was een perfecte cirkelboog waarbij de bastions op veel te korte afstand van elkaar geplaatst waren. Uiteindelijk is het forticatieplan aangepast door stadhouder Maurits van Nassau, waarbij de bastions op de juiste afstand van elkaar werden geplaatst en met elkaar werden verbonden door rechte courtines in plaats van gekromde. Uit: Abrahamse 2010, p. 49-50. Het bezit van grond buiten de stadsomwalling was uiteraard legaal. Met buitentimmeren wordt dan ook het ophogen van de drassige veengrond, het al dan niet verharden van paden, aanleggen van kades, bouwen van schuttingen en andere vormen van bebouwing bedoeld. Zie: Abrahamse 2010, p. 53-54 en Taverne 1978, p. 158. Jansen 1960, p. 55. Jansen 1960, p. 55. In feite was Hooft de bedenker van wat men vandaag de dag het bestemmingsplan noemt. Hij zou hiervoor tijdens de derde uitleg zijn zin echter niet krijgen. Abrahamse 2010, p. 54. Abrahamse 2010, p. 56-59. De rapiamus is het kasboek van de stad en werd bijgehouden door de thesauriers, de boekhouders en penningmeesters van de stad. Bron: Abrahamse 2010, p. 59. De melioratie was een belastingvorm waarbij een eigenaar die zijn land mocht behouden of een vergelijkbaar stuk land via het preferentierecht terugkocht, belasting moest betalen over de waardevermeerdering van zijn land door de ophoging van het land en de aanleg van straten en grachten. Zie o.a. Jansen 1960, p. 40 en Abrahamse 2010, p. 44 en 100. Abrahamse 2010, p. 59-61. Abrahamse 2010, p. 59-61. Abrahamse 2010, p. 43 en p. 71-72. Abrahamse 2010, p. 42. Abrahamse 2010, p. 54-55. Abrahamse 2010, p. 75-77 en Jansen 1960, p. 85. Jansen 1960, p. 65. Taverne 1978, p. 172. Abrahamse 2010, p. 71 en 75. Jansen, p. 50. Abrahamse, 2010, p. 119. Abrahamse 2010, p. 72-73. Abrahamse 2010, p. 57. Abrahamse 2010. P. 138-145. Abrahamse 2010 p. 148-150. Abrahamse 2010, p. 119. Abrahamse 2010, p. 159-160. Abrahamse 2010, p. 180 & p. 203-211. W.B. Peteri, Overheidsbemoeiingen met Stedebouw tot aan den Vrede van Munster, Delft 1913, pp. 214. Abrahamse 2010, p. 346 en Van Gelder en Kistemaker 1984, p. 64-68. Van Eeghen 1976, p. 118-119. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 23 23. 24 M: de Herengracht van Leliegracht tot Hartenstraat HOOFDSTUK 3: 24. 3.1 Bouwen aan de Herengracht De aanleg van de Herengracht en het verkopen van de eerste erven was zoals in het vorige hoofdstuk is gebleken een haastklus. De rand van de nancile afgrond noopte de stadsbestuurders om op korte termijn cash ow te genereren. In november 1613 werd in een Vroedschapvergadering gemeld dat de nieuwe forticatie in dusdanige staat van defensie verkeerde dat de oude wallen geslecht konden worden en dat de oude binnenvestgracht kon worden verbreed tot de huidige Herengracht.71 Hoewel de voorbereiding van de derde uitleg traag verliep, werkte de stad zeer snel aan de inrichting van het nieuwe woongebied. In een tijdbestek van slechts drie maanden werden alle bolwerken en stadswallen gesloopt, werd de gracht verbreed en verdiept, werd een stenen kade aangelegd en werden de kavels aan de westzijde van de Herengracht bouwrijp gemaakt. Op 22, 23, 27, 28 en 29 januari 1614 werden de erven aan de Herengracht, verdeeld over respectievelijk vijf parken (A tot en met E), geveild.72 De verkaveling Afbeelding 3.1 toont de niet-geannoteerde uitgiftekaart73 van de erven aan de westzijde van de Herengracht, verdeeld over de genoemde parken. Deze uitgiftekaart werd als dusdanig getoond op de veilingdagen en bood potentile kopers informatie over de locatie en dimensies van de te kopen kavels. Bij de veilingen in januari 1614 werden er in totaal 124 erven aan de gracht en aan de dwarsstraten en -grachten verkocht. De kaart toont de mathematische opzet van de nieuw te bebouwen kavels en de ingetekende dimensies ervan ondersteunen de veronderstelling dat deze gracht bedoeld was om de allerrijksten van de stad te huisvesten. De kavels (met uitzondering van de hoeken) meten 30 voet breed en 190 voet diep. Dit komt overeen met ongeveer 8,5 meter bij 53,8 meter74 en dit waren uitzonderlijk royale maten voor die tijd: het was tot die tijd gewoon om kavels met een breedte van 20 voet uit te geven. De kavels aan de dwarsstraten en -grachten hadden wel de standaard breedte van 20 voet en kregen een diepte van 60 voet.75 De bouwvoorwaarden Bij de verkoop van de kavels werden enkele condities aan de bebouwing en het gebruik gesteld: deze werden vastgelegd in een zogeheten servituut op het erf, ook wel de veilcondities genoemd. Zo was het bijvoorbeeld verboden om op de kavels kuiperijen, of andere het aambeeld gebruikende ambachten uit te oefenen. Ondanks dit verbod werden er toch enkele industrien als zeperijen, mouterijen en brouwerijen aan de Herengracht gebouwd, wat leidde tot een reeks nieuwe keuren een ad hoc politiek, vergelijkbaar met de keuren betreffende het verbod op het buitentimmeren.76 Naast deze functionele voorwaarden bestonden er ook enkele bouwkundige voorwaarden. Van de lengte van het kavel mocht de eerste 110 voet (31m) zo hoog bebouwd worden als gewenst. Het overgebleven deel mocht maximaal 10 voet (2,8m) hoog bebouwd worden. Dit geeft aan dat het vanaf het begin af aan de bedoeling is geweest om ruime en luxe tuinen achter de huizen te creren, een functie die puur voor de welgestelden was weggelegd.77 De koper van een kavel was bij de veiling in de gelegenheid om het naastgelegen erf tegen dezelfde prijs als het eerste aan te nemen en kon daarmee op een breedte van 60 voet vrij bouwen. Dit principe was niet nieuw aan het Singel waren na de eerste uitleg al meerdere dubbele woonhuizen gebouwd maar de afmetingen van het te verkrijgen eigendom des te meer. Het kopen van dubbele kavels vond gretig aftrek: van de 124 erven werden er 78 als paar verkocht.78 Tot slot was het verboden om een erf te smaldelen tot slopjes en steegjes. Deze regel kan op meerdere manieren uitgelegd worden, maar Abrahamse geeft op basis van de analyse van de servituten en het werk van andere historici de meest plausibele verklaring. Hij stelt namelijk dat de regel heel letterlijk heeft betekend dat er geen stegen mochten worden aangelegd op een erf om toegang te verschaffen tot slopjes op het achterterrein. Het smaldelen van een erf tot meerdere aaneengesloten bouwgronden an sich was echter wel toegestaan en dit strookt ook met de historie van de eigendomsverhoudingen zoals deze later in dit hoofdstuk 3.1. Niet-geannoteerde uitgiftekaart van de erven aan de Herengracht uit de derde uitleg. Uit: Kaartenboek C van de Thesaurieren Ordinaris. SAA. 25 25. toegelicht zal worden. Door het verbod op de aanleg van stegen werd (goedkoop) wonen in hoge dichtheden uitgesloten. Met deze maatregel werd de stedelijke onderklasse geweerd uit de grachtengordel.79 De veiling In hun artikel Amsterdamse uitgiftekaarten 1586-1769. Basis van de stedelijke verkaveling beschrijven Hameleers en Schmitz uitgebreid het proces dat voorafging aan de veiling (landmeten, kavels uitzetten en kaarten produceren) en de veiling zelf. De laatste gebeurde altijd in een herberg in de stad en werd bijgewoond door een afvaardiging van de burgemeesters, schepenen, thesaurien en de schout. Het veilen gebeurde eerst bij opbod en daarna bij afslag, een veilingprocedure die tegenwoordig nog steeds wordt gebruikt.80 De prijs die voor een kavel werd geboden was naast de oppervlakte ervan van een tweetal andere factoren afhankelijk. Ten eerste was de afstand tot de Dam (het centrum van de stad) belangrijk hoe dichterbij de Dam, des te hoger de geboden prijs en ten tweede de nabijheid van dwarsstraten of -grachten. De kavels in de dwarsstraten zelf waren relatief duur omdat deze bij uitstek geschikt waren voor winkel- of bedrijfsruimtes.81 Op 27 januari 1614 werden de erven in park C geveild: het blok tussen de Leliegracht en de Hartenstraat. Voor de erven in dit blok zijn in vergelijking tot de andere parken de hoogste prijzen betaald. Het meeste geld werd betaald voor de twee erven die samen de kleine bocht van de gracht vormen en qua oppervlakte het grootst waren van alle erven: stadserven 15 en 16. Voor de erven werd respectievelijk 6900,- en 6700,- gulden betaald door twee verschillende kopers. Later werd op deze locatie het Bartolotti-huis gebouwd. Het minst werd er betaald voor de erven in park A: rond de 2000,- gulden per erf.82 3.2 Kavels en gevels In afbeelding 3.2 is een bewerking van de in de vorige paragraaf getoonde uitgifte kaart te zien, waarbij er is ingezoomd op park C en de twee delen van dit park aan elkaar zijn gemonteerd. In totaal liggen er in dit park 31 erven aan de Herengracht, zes erven aan de Leliegracht en zes erven aan de Hartenstraat. In afbeelding 3.3 is de scan van de uitgifte kaart gedigitaliseerd en in de context van de gracht weergegeven. Deze kaart is gemaakt aan de hand van genoemde uitgifte kaart uit 1614, de GBKN van de Gemeente Amsterdam en de kadastrale kaarten verstrekt door het Kadaster in Amsterdam. In afbeelding 3.4 wordt vervolgens hetzelfde gebied HERENGRACHT LELIEGRACHT HERENGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT HERENGRACHT DRIEKONINGENSTRAAT SINGEL HERENGRACHTHERENGRACHT GASTHUISMOLENSTEEG HERENGRACHT HARTENSTRAAT WARMOESGRACHT KEIZERSGRACHT KEIZERSGRACHT LELIEGRACHT HERENGRACHT LELIEGRACHT SINGEL HERENGRACHT OUDE LELIESTRAAT PRINSENGRACHT KEIZERSGRACHT KEIZERSGRACHT KEIZERSGRACHT WESTERMARKT KEIZERSGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT HERENGRACHT RAADHUISSTRAAT DRIEKONINGENSTRAAT SINGEL HERENGRACHTHERENGRACHT GASTHUISMOLENSTEEG HERENGRACHT RAADHUISSTRAAT WESTERMARKT HARTENSTRAAT 3.2. Detail van de niet-geannoteerde uitgiftekaart van de erven aan park C aan de Herengracht uit de derde uitleg. Uit: Kaartenboek C van de Thesaurieren Ordinaris. SAA. 3.3. Parcelleringsstructuur van park C uit 1614 in haar context bezien. 3.4. Parcelleringsstructuur van park C anno 2010. HOOFDSTUK 3 M: de Herengracht van Leliegracht tot Hartenstraat 26 26. anno 2010 met de huidige verkavelingstructuur weergegeven. Het is in n oogopslag duidelijk dat er in vier eeuwen tijd een signicante transformatie heeft plaatsgevonden van de eigendomsgrenzen. Enkele transformaties zijn duidelijk, bijvoorbeeld de doorbraak van de Raadhuisstraat en de introductie van megablokken in de structuur. Deze onderwerpen zullen in de volgende paragraaf besproken worden. In deze paragraaf zullen de jnere transformaties van de structuur besproken worden aan de hand van de analysekaart (afbeelding 3.5), waarin de twee eerder getoonde verkavelingstructuren over elkaar heen worden getoond, en het literaire werk van Wijnman zoals gepubliceerd in Vier Eeuwen Herengracht.83 KEIZERSGRACHT KEIZERSGRACHT LELIEGRACHT HERENGRACHT LELIEGRACHT SINGEL HERENGRACHT OUDE LELIESTRAAT PRINSENGRACHT KEIZERSGRACHT KEIZERSGRACHT KEIZERSGRACHT WESTERMARKT KEIZERSGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT HERENGRACHT RAADHUISSTRAAT DRIEKONINGENSTRAAT SINGEL HERENGRACHTHERENGRACHT GASTHUISMOLENSTEEG HERENGRACHT RAADHUISSTRAAT WESTERMARKT HARTENSTRAAT Na de veiling Hameleers en Schmitz geven in hun artikel aan dat de perceelstructuur vandeuitgiftekaart,diezijhebbenvergelekenmetdekaartvanBalthasar Florisz. van Berckenrode (1625, 1647 en 1658), de burgerwijkkaarten uit de achttiende eeuw en de kadastrale minuutplans uit 1832, in 150 jaar drastisch is veranderd. Dit betekent volgens hen echter niet dat de kavelstructuur van de uitgiftekaart nooit heeft bestaan.84 Wijnman bevestigt dit in zijn literaire opus magnum van de Herengracht: van de meeste erven is bekend door wie deze zijn gekocht en wat er voor is betaald. De structuur van de uitgiftekaart heeft dus op zijn minst tot kort na de veilingdagen bestaan. 3.5. Parcelleringsstructuur van 1614 (rood) en 2010 (zwart) over elkaar heen gelegd. Er is bekend dat de grondspeculatie ook tijdens de nieuwe uitleg onverwoed doorging en dat de door de stad geveilde erven de eerste jaren van hand tot hand gingen, waarbij de prijs kunstmatig werd opgedreven, voordat er uiteindelijk huizen op werden gebouwd. Bij deze speculatiehandel is de eerste transformatie van de eigendomsstructuur ontstaan.85 Niet alleen werden de kavels in zijn geheel van eigenaar op eigenaar overgedragen, er werden ook dikwijls kavels gesplitst in twee nieuwe kavels, dubbele kavels in drie nieuwe kavels, of er werden delen van onbebouwde kavels aan eigenaren van belendende percelen verkocht. De eerste transformatie van de parcelleringsstructuur heeft van direct na de veiling op 27 januari 1614, tot aan begin jaren 20 van die eeuw geduurd. In afbeelding 3.6 is een detail van de analysekaart in afbeelding 3.5 weergegeven, waarop deze transformaties duidelijk te zien zijn. Het valt hierbij in het bijzonder op, dat de meeste veranderingen zich rond de hoeken bij de dwarsstraten hebben voorgedaan. Dit kan verklaard worden aan de hand van het feit dat de kavels aan de gracht weliswaar groot waren, maar voor wonen waren bestemd. De kavels in de dwarsstraten hebben over het algemeen winkels en bedrijfsruimtes gehuisvest,dusuiteconomischopzichtwarendezeervenvoorspeculanten en ondernemers veel interessanter. De eerste huizen Door de grondspeculatie heeft het tot ongeveer 1620 geduurd voordat alle kavels in park C met huizen werden bebouwd.86 Er is hoogstwaarschijnlijk geen preventief toezicht geweest ten aanzien van de esthetica van de te bouwen huizen, met uitzondering van de bebouwing rond de Westermarkt.87 Het is daarom op zijn minst apart te constateren dat de bebouwing aan de gracht weliswaar afwisseling laat zien, maar niet gefragmenteerd is. Het onderzoek van Wijnman biedt hier wederom uitkomst. Deze heeft namelijk gevonden dat de meeste kavels (van in ieder geval park C) uiteindelijk in handen kwamen van ondernemende timmerlieden en metselaars. Deze kochten de huizen niet met het doel hier zelf te gaan wonen, maar met het doel om er huizen op te bouwen en deze met winst te verkopen. Amsterdam was de enige stad in Holland die rentedragende hypotheken uitgaf, wat de genoemde ambachtslieden de mogelijkheid bood om zich tot kleine en grote aannemers te ontwikkelen, zonder hierbij de gildevoorschriften te overtreden.88 De huizen die werden gebouwd aan de gracht waren dus over het algemeen niet ontworpen, maar gebouwd vanuit de traditie en conventie van de ambachtslieden. Ze bouwden zoals men toen gewoon was te bouwen: huizen opgetrokken uit baksteen, voorzien van KEIZERSGRACHT RACHT LELIEGRACHT HERENGRACHT OUDE LELIESTRAAT KEIZERSGRACHT KEIZERSGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT LELIEGRACHT DRIEKONINGENSTRAAT HERENGRACHT HERENGRACHT 3.6. Detail van de parcelleringsstructuur van de hoek Herengracht-Leliegracht. 27 27. trapgevels, een standaard ornamentiek en de standaard plattegrond van een koopmanshuis. In de geveltekeningen van Caspar Philips uit 1767-1770 zijn nog enkele voorbeelden te vinden van dergelijke generieke Amsterdamse bebouwing.89 Taverne constateert dat de groep rijke kooplieden die in 1614 naar de Herengracht trok relatief klein was en dat het zeker twee decennia zou duren voordat de migratie van de elite voor de tweede maal in haar geschiedenis een vlucht nam.90 Modieuze gevels Zoals in het voorgaande is besproken was de gevelwand van de Herengracht (en naar aan te nemen valt ook die van de andere grachten) opgebouwd uit traditionele (Hollandse) woningbouw van de vroeg zeventiende eeuw. De explosieve groei van de Amsterdamse economie tot 1672 en dientengevolge de steeds rijker wordende elite ging gepaard met een verandering in smaak wat betreft esthetiek. Abrahamse schrijft dat er in de tweede helft van de zeventiende eeuw een sterke voorkeur ontstaat voor het classicisme. Vooral begrippen als uniformiteit, ordening en regelmaat spraken zowel de stadsbestuurders als de elite aan. Er bestond een stadsbeeld waar zowel bestuur als particulier zich graag naar voegden: vanaf 1650 werden onder meer alle stadsgebouwen in Hollands classicistische architectuur uitgevoerd, zoals het stadhuis op de Dam van Jacob van Campen.91 Uit de bestudering van het onderzoek van Wijnman wat betreft park C uit de derde uitleg is echter niet gebleken dat huizen in deze periode zijn verbouwd naar het classicistische stadsbeeld. Niet zo verwonderlijk, gezien de nog jonge leeftijd van de huizen aan dit stuk gracht.92 Uit het artikel van Roosegaarde Bisschop blijkt dat deze bouwstijl vooral werd toegepast bij het verfraaien van de onaanzienlijke gevelwand van de gracht uit de eerste uitleg.93 Later, tijdens de vierde uitleg die zich nadrukkelijk voltrok in deze tijdsperiode, werd er veel meer gebouwd volgens de classicistische bouwstijl. De vele werken van Vingboons, Van Campen en de streng classicistische werken van Dortsman getuigen hier van. In de achttiende eeuw stagneerde de Amsterdamse economie, maar woonden er des te meer rijke handelaren en bankiers in de stad. Blijdenstijn en Stenvert schrijven in hun boek Bouwstijlen in Nederland 1040-1940 dat de elite aan het verdeftigen was en er steeds meer vraag naar stijlvol vormgegeven onderkomens ontstond. Vooral door de bouw van Versailles in 1668 kreeg de Franse architectuur tegen het eind van de zeventiende eeuw een overheersende invloed op de Hollandse bouwstijl. In de achttiende eeuw ontstond er een ware hausse om huizen te verbouwen in de zogenaamde Lodewijkstijlen (Lodewijk XIV-, XV- en XVI-stijl, ook wel empirestijl genoemd), die werden vernoemd naar de regeringsperiodes van de Franse koningen.94 Wat betreft park C aan de Herengracht is er een overduidelijke trend te ontdekken in het veranderen van de gevelesthetiek. Een signicant aantal huizen werd of geheel gesloopt en herbouwd, dan wel drastisch verbouwd waarbij een geheel nieuwe gevel werd toegepast. Uit het onderzoek van Wijnman blijkt, dat de verbouwde huizen allemaal in de achttiende eeuw zijn getransformeerd, waarbij de meeste nieuwe gevels in de Lodewijk XIV- en XV-stijlen werden uitgevoerd.95 In Het Grachtenboek schrijft Koen Ottenheym hierover dat de panden werden gemoderniseerd en aangepast aan de nieuwe luxueuze levensstijl die een reeks van representatieve vertrekken eiste en een pronkvolle voorgevel.96 Rond de eeuwwisseling van de achttiende naar de negentiende eeuw zijn er sporadisch nog enkele panden in het gebied verbouwd, waarbij voornamelijk de empirestijl werd toegepast. Deze verbouwingen zijn over het algemeen minder ingrijpend, daar de transformaties veelal betrekking hadden op het interieur, de deuromlijsting, het type raam en de roedeverdeling ervan. Overigens is het gebruik van bepaalde typen ramen en de onderverdeling ervan door middel van roeden een thema dat zich over de gehele levensduur van de panden uitstrekt. De ramen van een huis waren onderdelen die relatief gemakkelijk vervangen konden worden en zijn daarom het meest gevoelig geweest voor esthetische waardering en modeverschijnselen. De ontwikkeling van het raam voltrekt zich van de forse kruiskozijnen in de zeventiende eeuw naar de verjning van de roedenverdeling in de achttiende eeuw, waarbij de ruitjes in de loop van de achttiende eeuw steeds groter worden dit is vooral gekomen door de technische mogelijkheid om steeds grotere ramen te kunnen produceren en de roedenverdeling van een vijfdeling naar een driedeling gaat; naar de Franse vensters onder invloed van de empirestijl in de negentiende eeuw.97 Afbeelding 3.7 toont de transformatie van het raam zoals deze door Theo Rouwhorst is gepubliceerd in het tijdschrift Binnenstad in 1996.98 In de loop van de tweede helft van de twintigste eeuw verandert de houding van stad en bewoner tegenover de monumentale binnenstad en valt een sterk historiserende trend te ontdekken. Er worden meerdere panden f geheel gesloopt en in originele staat teruggebouwd, f grondig verbouwd, waarbij vooral het zeventiende/achttiende-eeuwse met roeden verdeeld raam haar rentree maakt.99 Deze trend zet zich tot op de dag van vandaag voort en heeft mede geleid tot onder meer de status van beschermd stadsaanzicht van de binnenstad in 1998. Spies zegt hierover: waarmee het cieraet van de stad van de zeventiende- eeuwse grachtengordel, hopelijk een extra verzekerde toekomst krijgt.100 Kruisvenster 2e helft 17e eeuw Vijfdeling 1e helft 18e eeuw Vierdeling 2e helft 18e eeuw Driedeling eind 18e eeuw Empire (draaiend) eind 18e eeuw Schuifraam begin 19e eeuw Tweedeling midden 19e eeuw Tweedeling 2e helft19e eeuw T-venster na 1860 T-venster (draaiend) 20e eeuw 2e kwart 20e eeuw 3.7. De transformatie van het raam van het Amsterdamse woonhuis vanaf de zeventiende eeuw. Bron: Theo Rouwhorst. 3.3 Functionele en infrastructurele transformatie Na de golf aan verbouwingen in de achttiende eeuw breekt er een periode aan waarin geen noemenswaardige transformaties te ontdekken zijn in de eigendomsverhoudingen en gevelarchitectuur. Tegen het eind van de negentiende eeuw komt hier echter weer verandering in. De economie van de stad verandert fundamenteel en in het inwonertal van de stad begint HOOFDSTUK 3 M: de Herengracht van Leliegracht tot Hartenstraat 28 28. weer te stijgen.101 Volgens Van der Hoeven en Louwe verandert de stad van stapelmarkt en geldmarkt naar industriestad en transitohaven.102 Deze transformatie van de stad had ook invloed op de Herengracht: de kantoortypologie doet zijn intrede en de gracht krijgt te maken met de infrastructuur van een snel groeiende en industrialiserende stad. De gracht als kantoordomein Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw komt de kantoorfunctie aan de Herengracht op.103 Via een trage verschuiving die tot ver in de twintigste eeuw duurt, verandert de elitaire woongracht naar een elitaire werkgracht. De kantoren die zich aan de Herengracht vestigden kwamen vooral uit de bancaire sector, de juridische sector en uit de confectie wereld sectoren die tot op de dag van vanda