MASTER EN MASTER L&I MASTERLE - onderwijsbrabant.nl · Fontys Opleidingscentrum Speciale...
Transcript of MASTER EN MASTER L&I MASTERLE - onderwijsbrabant.nl · Fontys Opleidingscentrum Speciale...
10BETER!
ONDERZOEKSPRIJS MASTER IN EDUCATION 2017
Magazine uitgegeven door
Fontys Opleidingscentrum
Speciale Onderwijszorg en
Fontys Hogeschool Kind en
Educatie
Jij maakt
het verschil!
MASTERLE
MASTEREN
MASTERL&I
➜
De waarde van professionalisering in het onderwijs Paul Rosenmöller
Het bleek dat mijn onderzoek ook anderen inspireerde 2Annelies de Hoop
Masteropleiding L&I, LE, EN 3
Taalontwikkelingsstoornissen in de praktijk 4Angela van der Vliet
Flipping the Classroom in relatie tot de taxonomie van Bloom 6Danielle Quadakkers
Het effect van het zelf gaan studeren is groot 8Guido Schoonbrood
Werken op de leerplek en leren op de werkplek 10Niko Adema
Teams geven aan dat de zorgvraag groter wordt 11Joany Krijt
De roep om meer mannen in het onderwijs 12Ilja van Santen
Samenwerking jeugdhulpverlening en school 14Judith Slabbers
Van leerkrachtgestuurd naar leerlinggestuurd leren 16Julia Kok-Bartelds
Samenwerken met kinderen met ASS en hun ouders 18Linda van de Hoef
De waarde van professionalisering op masterniveau 20Anko van Hoepen
‘Ons onderwijs is zo goed als deleraar in de klas’ 21Michel Rog
Interventieprogramma met duidelijke inbreng van leerling en ouders 22Marlou Blaas
Hoe bereiden we onze leerlingen voor op een leven lang leren…? 24Mascha Maljers
Ambulante begeleiders toerusten op HandelingsGericht Arrangeren 26Stefan de Crom
Opleiden met passie 28Henderijn Heldens, Anouke Bakx, Anouk Middelkoop-van Erp
DE WAARDE VAN PROFESSIONALISERING IN HET ONDERWIJS
Professionele, goed opgeleide leraren zijn
cruciaal voor goed onderwijs. Het is niet
alleen belangrijk dat leraren goed worden
opgeleid, maar ook dat zij voldoende
professionaliseringskansen krijgen en zich
kunnen blijven ontwikkelen. Door het
lerarentekort is er de laatste jaren veel
aandacht voor de kwantiteit, waardoor er
soms concessies zijn gedaan aan de kwaliteit
van leraren. Daarnaast blijkt uit cijfers dat de
vo-scholen de komende jaren te maken
krijgen met een oplopend tekort aan
eerste-graads leraren in met name de exacte
vakken en talen. De VO-raad is van mening
dat masteropgeleide leraren een belangrijke
bijdrage leveren aan het verbeteren van de
kwaliteit van het onderwijs en erkent de
behoefte aan meer masteropgeleide leraren.
In het Sector- akkoord VO hebben OCW en
VO-raad als doel gesteld dat de komende
jaren het aantal masteropgeleide leraren
substantieel wordt vergroot. Afgesproken is
dat in 2020 50% van alle leraren een
afgeronde masteropleiding (hbo/wo) heeft.
In 2015 lag dit aandeel op 37%. Omdat
diversiteit binnen het personeelsbeleid
belangrijk is, spreekt de VO-raad over zowel
hbo- als wo-masteropgeleide leraren.
Daarnaast kan diversiteit in zowel vak-
masters als brede masteropleidingen – zoals
de masters educational needs, leadership in
education en leren & innoveren – de school
verrijken.
Door bijvoorbeeld onderzoek te doen naar
de eigen onderwijspraktijk of betere
ondersteuning te geven aan leerlingen met
leerproblemen, kunnen masteropgeleide
leraren meerwaarde hebben voor zowel de
ontwikkeling van het lerarenvak als voor de
ontwikkeling van het team en de school,
Een groot deel van de extra masteropgeleide
leraren zal via de (zij-)instroom van nieuwe
leraren moeten komen. Wij pleiten voor
goede en voldoende mogelijkheden voor
leraren om een masteropleiding te behalen.
Belangrijk hierbij is de flexibiliteit van de
lerarenopleiding, zodat deze bijvoorbeeld
modulair en via blended learning gevolgd
kan worden. Dit kan helpen om een
opleiding en een baan beter met elkaar te
combineren.
Ook is het belangrijk dat de professionele
ontwikkeling van leraren aansluit bij het
strategisch beleid en de onderwijsambities
van de school. Investeren in de lange termijn
is cruciaal. Versterking van het strategisch
HR-beleid van scholen en stimuleren dat
schoolbesturen hbo- en wo- master-
opgeleide leraren aantrekken en behouden,
zijn onderdeel van zo’n lange-termijnvisie.
Paul Rosenmöller
Voorzitter VO-raad
“In 2020 moet 50% van alle leraren in het voortgezet onderwijs een afgeronde masteropleiding hebben.”
10BETER!
10XBETER! 1
10XBETER! is een
uitgave van Fontys
Opleidingscentrum
Speciale Onderwijszorg
& Fontys Hogeschool
Kind en Educatie
© juni 2017
Samenstelllng:
Jan van Balkom en Peter Laros
Redactie en eindredactie:
Van Balkom Tekst & Communicatie
www.janvanbalkom.nl
Fotografie:
Jacomijn Dijkers, Oosterhout
www.jacomijndijkers.nl
Vormgeving:
VORMME, Marleen Smits
Drukwerk:
Zalsman B.V., Zwolle
www.zalsman.nl
Opleidingscentrum
Speciale Onderwijszorg
Postbus 90900
5000 GA Tilburg
fontys.nl/oso
Hogeschool
Kind en Educatie
Postbus 347
5600 AH Eindhoven
fontys.nl/fhke
INHOUDSOPGAVE
COLOFON
➜➜➜➜
10XBETER! 3
Het opzetten en doen van onderzoek bezorgde me destijds veel twijfel en onzekerheid. Het was een lange zoektocht naar de goede onderzoeksvraag en betrouwbare instrumenten om motivatie meetbaar te maken. Ik twijfelde aan de waarde van mijn onderzoek. Het winnen van de Onderzoeksprijs voelde dan ook als een enorme waardering. En ook een aanmoediging om door te gaan. Het eerste wat ik deed was me inschrijven voor een congres over motivatie bij kinderen!
INTERNATIONALE INSPIRATIE…In de maanden erna bleek dat mijn
onderzoek ook anderen inspireerde. Een
student van de Hogeschool in Gent heeft
onderzoek gedaan met het Foto-interview
bij kinderen met DCD en heeft haar
onderzoek gepresenteerd op een Europese
ergotherapiecongres in Ierland. Ik heb ter
illustratie voor het congres de inspiratiefilm
ondertiteld in het Engels. Het is te vinden
op Youtube. In juli kwam er tot mijn ver-
rassing een verzoek uit Bonn (Duitsland)
om het Foto-interview te mogen gebruiken
bij het communiceren met kinderen in de
vluchtelingenopvang. Degene die er nu
mee werkt is er zo enthousiast over dat
ze het breder wil gaan inzetten. Dit heeft
er toe geleid dat Mytylschool Tilburg een
Duitse versie gaat produceren en ik een
train-de-trainerscholing ga opzetten voor
Duitse collega’s.
MASTERCLASS ‘VAN MOETIVATIE NAAR MOTIVATIE’Het Foto-interview is geen wondermiddel;
elke dag leer ik weer van de leerlingen
waar ik gesprekken mee voer. Ik laat me
verbazen door hun gedachtegang en ben
steeds weer verrast over hun eigen wensen
en oplossingen. Leerkrachten en therapeu-
ten bevragen me vaak over de gespreks-
technieken en hoe het Foto-interview in de
klas gebruikt kan worden.
In de vorm van een masterclass geef ik nu
verdieping in oplossingsgerichte gespreks-
technieken en laat ik toepassingen zien
van het gebruik van de vraagkaarten bij
gesprekken in de klas.
VAN ‘MOET NAAR MOED’Ik krijg veel vragen over het motiveren van
leerlingen. Hoe gaan we om met leerlingen
die steeds aansporing nodig hebben, of
weiger- of vluchtgedrag vertonen?
De erkenning van mijn onderzoek heeft
me gesteund om steeds weer in gesprek te
gaan met leerlingen en hun leerkrachten.
Samen zoeken naar hun eigen drijfveren,
passend bij hun mogelijkheden. Dat geeft
ze inzicht en moed dat leren niet alleen als
moeten ervaren hoeft te worden. Ze leren
vanuit eigen wensen en talenten voort te
bouwen en successen mogelijk te maken…
hoe klein ook. Dan kan ‘moetivatie’
motivatie worden.
Anje Ros
Jacqueline van Swet
2 Onderzoeksprijs 2017
MASTEROPLEIDING LEREN EN INNOVEREN
In deze Fontysopleiding zijn de nieuw-
ste inzichten op het gebied van leren en
innoveren samengebracht in de context
van de werkomgeving van de leraar. De
opleiding verhoogt de professionaliteit van
de leraar zodat hij in staat is om onderwijs-
vernieuwingen te begeleiden en om deze te
onderscheiden van trends, mythes en hypes
op onderwijskundig terrein.
De opleiding M LI richt zich op vier belang-
rijke rollen:
1. excellente leraar;
2. ondernemende ontwikkelaar;
3. reflective practitioner;
4. begeleider en gesprekspartner
voor collega’s.
De studieactiviteiten zijn nauw met de
directe beroepspraktijk verweven. Daardoor
lopen werk en huiswerk in elkaar over.
De opleiding ‘Leren en Innoveren’ is voor
leraren uit alle onderwijssectoren, die meer
zicht willen krijgen op het verloop van
leerprocessen en zich willen verdiepen in
het ontwerpen van uitdagend onderwijs.
Leraren die de master ‘Leren en Innove-
ren’ volgen, willen zich ook bekwamen of
versterken in het initiëren, implementeren
en begeleiden van zowel complexe als
eenvoudige onderwijsvernieuwingen in de
school of in de onderwijsorganisatie.
Student over de M LI:“De wil om het onderwijs te blijven ver-beteren en aan te passen aan de behoeften van de leerkrachten en de leerlingen is door deze studie nog groter geworden.”
Meer weten? Mail naar [email protected]
MASTEROPLEIDING LEADERSHIP IN EDUCATION
De 2-jarige deeltijd-master M LE is voor ambiti-
euze schoolleiders en leidinggevenden, die zich
verder willen professionaliseren tot excellent
(school)leider. Uw eigen onderwijspraktijk en
persoonlijke leiderschapsontwikkeling staan voor
ons centraal. Het programma wordt uitgevoerd
onder begeleiding van inspirerende docenten. U
leert het systematisch vaststellen, onderzoeken
en duurzaam verbeteren van leerresultaten en
leerprocessen. Door intensieve koppeling van
theorie aan reflectie op uw dagelijkse werk voert
u verbeteringen door in uw eigen onderwijsprak-
tijk. U ontdekt nieuwe inzichten in drijfveren,
gedragingen en de effecten hiervan voor uzelf
en voor uw medewerkers. U leert denken en
werken vanuit organisatieperspectief. De modu-
les zijn opgebouwd vanuit een inhoudelijke kern
met korte opdrachten waarin de kennisbasis
wordt verkend en praktijkverbindingen worden
gelegd. In de leergroepen wordt gewerkt aan
een complexe eindopdracht. Kritische beroeps-
situaties staan daarbij centraal. Vanuit verschil-
lende perspectieven wilt u nadenken over én
sturing geven aan waar het om draait: hoge
onderwijskwaliteit en effectieve leerprocessen.
Uiteraard bent u bereid buiten uw eigen mentale
kaders te kijken. Maar ook diep naar binnen, in
uzelf, om uw persoonlijk leiderschap te onder-
zoeken. Uw belangrijkste eigenschappen zijn
zelfsturing, een ondernemende, onderzoekende
houding, doorzettingsvermogen, plezier beleven
aan samen leren én een lerende, open houding.
Student over de M LE:
“De opleiding heeft de deur naar groter denken verder opengezet. Mijn professionele blik op het brede schoolgebeuren is daarmee verbreed en verruimd.”
Meer weten? Mail naar: [email protected]
MASTEROPLEIDING EDUCATIONAL NEEDS
Misschien sta je al enkele jaren voor de klas.
Dan weet je op welke punten je nog beter
wilt worden. En ook wat je wilt worden in
je school. Wat kan jouw rol worden in de
ondersteuningsstructuur van de school?
IB’er, AB’er, RT’er . De docenten van OSO
bieden je een nieuwe kijk op je eigen
kracht. De masteropleiding Educational
Needs is praktijkgericht. Je zoekt naar
verbetermogelijkheden in je eigen on-
derwijscontext. (Passend) onderwijs kan
immers altijd beter.
Wij helpen je bij het verkennen van actuele
theorie en deze vertalen in passende onder-
wijsvaardigheden. We gaan de dagelijkse
onderwijsdilemma’s niet uit de weg; met
een oplossingsgerichte houding zoeken
we naar perspectief. De opleiding sluit aan
bij jouw interesses of zoektocht naar beter
onderwijs. Daarbij staan leren en participe-
ren altijd centraal. Met een blik op de 21e
eeuwse vaardigheden ondersteunen we je
bij het integreren van theorie, praktijk en
persoon.
Je ontwikkelt een houding die ook voor jou
het dagelijks onderwijs tot een uitdaging
zal maken. Jij weet immers als geen ander
dat de leraar daarbij het verschil maakt.
De studie is flexibel te combineren met
je werk- en privéleven. En dat je gebruik
maakt van de Lerarenbeurs is voor jou en
voor de school een vanzelfsprekendheid.
Student over de M EN:“De mogelijkheden om je eigen keuzes te maken is zo groot. Het is een soort ‘snoepwinkel’ waar je uit mag pakken wat je nodig hebt om je werk elke dag weer beter te doen.”
Meer weten? Mail naar: [email protected]
Winnaar Onderzoeksprijs 2016 Annelies de Hoop:
HET BLEEK DAT MIJN ONDERZOEK OOK ANDEREN INSPIREERDE
‘Elke dag leer ik weer van de leerlingen’
M LEM LI M EN
ALLE INFORMATIE OVER STUDEREN BIJ FONTYS VIA WWW.FONTYS.NL
➜➜➜➜
4 Onderzoeksprijs 2017
‘Experience is the teacher of all things’
(Julius Caesar).
Om meer bekendheid te geven aan een taalontwikkelingsstoornis (TOS) en om ouders en professionals meer inzicht te geven in deze stoornis, ontwikkelde ik samen met mijn collega’s Hennie Sheilds en Rob Landa ‘Ervaar TOS’. Dit is een ervaringscircuit voor ouders, leerkrachten en andere professionals waarbij middels tien prikkelende opdrachten wordt ervaren hoe het is om een TOS te hebben. Voor de opleiding M (S)EN onderzocht ik hoe ouders het circuit beleven en of voldoende tegemoet gekomen wordt aan hun begeleidingsbehoeften.
Enige tijd geleden werd ik aangesproken door
een moeder van een kind met een taalontwik-
kelingsstoornis. Zij had het circuit gevolgd en
vroeg zich als ouder af of de ‘emotionele rol-
lercoaster’ die zij door het circuit ervaarde, erbij
hoorde en herkenbaar was voor andere ouders.
Ik had zelf inmiddels gemerkt dat ouders het
circuit anders beleefden dan leerkrachten.
Leerkrachten hebben een zakelijke relatie met
het kind waardoor het circuit indruk maakt,
maar niet emotioneel beladen is. Ouders zag
ik daarentegen na het volgen van het circuit
vechten tegen hun tranen en met hangende
schouders de auto instappen. Bij het circuit
wordt er vanuit gegaan dat door de ervaring die
deelnemers opdoen, zij voor zichzelf handvat-
ten ten aanzien van de begeleiding van het kind
ontwikkelen. Door het confronterende effect
van het circuit en de emotionele reacties van
ouders, betwijfelde ik of het doel van het circuit
behaald werd.
Het leidde tot de volgende onderzoeksvraag:
Hoekanikmijnhandelenalsbegeleider
vanhetcircuit‘ErvaarTOS’optimaal
afstemmenopdebehoeftenvanouders
vaneenkindmeteentaalontwikkelings-
stoornis?’’
TOS: EEN ONZICHTBARE HANDICAPIn onze maatschappij is taal essentieel. Taal
is nodig om je persoonlijk te ontwikkelen
en een goede taalontwikkeling biedt meer
kansen in de samenleving. Wanneer je moeite
hebt met taal heeft dit consequenties voor
bijvoorbeeld je welbevinden, schoolloopbaan
en carrière (Schoon, Parsons, Rush and Law,
2010). Een goede taalontwikkeling is niet
vanzelfsprekend. Een taalontwikkelingsstoor-
nis (TOS) is een onzichtbare handicap waar
ongeveer 7% van alle vijfjarigen mee kampt
(Bishop, 2006).
EMOTIONEEL MAAR LEERZAAMOuders vulden voor en na hun deelname aan het
circuit een vragenlijst met stellingen in. Hieruit
blijkt dat ouders de stellingen na hun deelname
anders beoordelen dan voorafgaand aan hun
deelname. De grootste veranderingen zijn te zien
bij de stellingen ‘Ik weet genoeg van een TOS
om mijn kind te helpen’, ‘Ik weet tegen welke
belemmeringen mijn kind dagelijks aanloopt
door de TOS’, ‘Ik weet hoe ik mijn communicatie
kan aanpassen aan het taalniveau van mijn kind’
en ‘Ik houd in mijn handelen dagelijks rekening
met de TOS van mijn kind’. Na het volgen van
het circuit is een beduidend groter percentage
het (helemaal) eens met deze stellingen. Uit de
interviews komt naar voren dat drie van de vier
ouders tevreden zijn over de begeleiding. Eén
ouder ziet ruimte voor verbetering, met name
ten aanzien van meer persoonlijke begeleiding.
Alle ouders geven aan het waardevol te vinden
hun ervaring te delen met naasten én profes-
sionals. Tevens hebben zij behoefte aan een
vertaalslag naar de praktijk in de vorm van han-
delingsgerichte adviezen. Daarbij zou de begelei-
der van het circuit meer ondersteuning kunnen
bieden. Alle ouders ervaren dat het circuit impact
heeft en emoties losmaakt, maar dat het tevens
krachtig en leerzaam is: “de ervaring had ik niet willen missen, maar tegelijkertijd was het ook een heftige binnenkomer…”.
BIJDRAGE AAN KENNISONTWIKKELING EN PRAKTIJKONTWIKKELINGEén ouder geeft aan graag meer bekend-
heid voor TOS te willen, hetgeen één van de
redenen is geweest om mee te doen aan het
onderzoek. Het onderzoek lijkt bij te dragen
aan het vergroten van de bekendheid van TOS.
Bij ieder circuit heb ik uitleg gegeven over mijn
onderzoek, waarna ik geregeld werd aangespro-
ken door ouders en professionals met interesse in
de voortgang en resultaten. Ik heb de resultaten
van mijn onderzoek internationaal gedeeld in
een lezing op het congres van the International Association of Logopedics and Phoniatrics in
augustus 2016 in Dublin, Ierland. Dit heeft ertoe
geleid dat het circuit én de onderzoeksresultaten
internationale bekendheid hebben gekregen,
waardoor in de nabije toekomst Specific
10BETER!
BRONNENBishop, D. (2006). What causes specific language impairment in children? Current Directions in Psychological Science,
15, 217-221.
Schoon, I., Parsons, S., Rush, R., Law, J. (2010). Children’s Language Ability and Psychosocial Development: A 29-Year
Follow-up Study. Pediatrics, 126 (1), 73-80.
Vliet, A. van der. (2016). Ervaar TOS. Hoe beleven ouders het ervaringscircuit en welke begeleidingsbehoefte hebben zij?
Op te vragen via [email protected]
Angela van der VlietLanguage Impairment (SLI – internationale term voor TOS) wereldwijd kan worden ervaren en
er meer bekendheid komt voor deze onzichtbare handicap. In november 2017 hoop ik mijn
onderzoeksresultaten te kunnen delen op het congres van the American Speech-Language and Hearing Association in Los Angeles.
TERUGBLIK OP DE OPLEIDINGOp verzoek van mijn werkgever heb ik de M (S)EN gevolgd. Aanvankelijk heb ik erg gewor-
steld met de opleiding, omdat ik wel in het onderwijs werkzaam was, maar geen achtergrond
als leerkracht had. De gesprekken met mijn studiebegeleider Anouk Middelkoop–van Erp heb
ik als zeer waardevol ervaren. Met haar enthousiasme over onderzoek doen en haar passie
voor de leerling met spraak-/taalproblemen, was ze mijn grootste motivator en inspirator.
Tevens heb ik tijdens de master veel steun gehad van mijn critical friend en collega Bjorn
Simmering. Waar wij aanvankelijk de spot dreven met het begrip ‘critical friendship’, was onze
friendship wel hetgeen mij door de master heeft genavigeerd.
MIJN PROFESSIONELE ONTWIKKELINGTijdens de eerste bijeenkomst van de M (S)EN werd de vraag ‘Ben jij een professional?’ gesteld.
Na het volgen van de master en vooral het verrichten van het onderzoek, durf ik deze vraag
volmondig met ja te beantwoorden. Ik ben kritischer op mijn eigen handelen en probeer
aannames zoveel mogelijk te voorkomen. Zelfreflectie staat centraal in mijn werkzaamheden.
Door het verrichten van dit onderzoek ben ik me meer bewust geworden van de emoties
van ouders en het effect van mijn handelen hierop. Deze leerervaring is bruikbaar in mijn
werkzaamheden als logopedist op een Audiologisch Centrum. Daarnaast heeft de master mijn
interesse voor het onderzoeksveld gewekt. Inmiddels ben ik werkzaam als onderzoeksassistent
bij een landelijk onderzoek waarin de ontwikkeling van kinderen met TOS gedurende twintig
jaar wordt gevolgd. De Fontys slogan ‘Denk Groter’ is dus zeker op mij van toepassing!
10XBETER! 5
‘WE KUNNEN HET NU BETER UITLEGGEN AAN DE OUDERS’
“Door het onderzoek van Angela hebben we handvatten gekregen om de ouders meer tegemoet te komen. Ruim 2 jaar geleden zijn we gestart met het uitzetten van ‘Ervaar TOS’, een belevingscircuit waarbij de deelnemers door middel van 10 prikkelende opdrachten ervaren hoe het is om een taal-ontwikkelingsstoornis te hebben.Al heel snel ontdekten we dat de beleving van ouders anders is dan die van de profes-sionals. Ouders bleken tijdens het doorlopen van het circuit en tijdens de nabespreking veel emotioneler betrokken te zijn. Ook wel begrijpelijk, want zij worden geconfronteerd met de problemen waar hun kind dagelijks tegenaan loopt. Om tegemoet te komen aan de behoeften van de ouders merkten we dat we op een andere manier moesten gaan begeleiden tijdens het circuit.De collega’s die het belevingscircuit be-geleiden zijn nu beter voorbereid om dat te doen. Dankzij de ervaringen van ouders die Angela voor haar onderzoek verzameld heeft, kunnen we hen tijdens deze ‘train de trainer’ onderbouwd vertellen en instru-eren hoe ze dit moeten aanpakken. We merken dat ouders dit zeer op prijs stellen en hierdoor met een beter gevoel naar huis gaan en betere handvatten hebben voor de toekomst.”
Rob LandaTeamleider Auris Dienstverlening Bergen op Zoom
TAALONTWIKKELINGS- STOORNISSEN IN DE PRAKTIJK
Ouders inzicht geven in de taal-ontwikkelingsstoornis van hun kindAngela van der Vliet, logopedist
Master (Special) Educational [email protected]
Figuur 1: Ervaar TOS - Koninklijke Auris Groep
Rob Landa
➜➜➜➜
10XBETER! 7
BRONNENGraham, C. R. (2013). Emerging practice and research in blended learning. Handbook of distance education, 333-350.
Mazur, E. (2009). Farewell, lecture. Science, 323(5910), 50-51.
Quadakkers, D (2016). To Flip or not to Flip : Het toepassen van de principes van de taxonomie van Bloom, in relatie tot
Flipping the Classroom, door docenten van Fontys Hogeschool Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek.
Oliver, M., & Trigwell, K. (2005). Can ‘Blended Learning’ Be Redeemed? E-learning, 2(1), 17-26.
Strayer, J. F. (2012). How learning in an inverted Classroom influences cooperation, innovation and task orientation.
Learning Environments Research, 15(2), 171-193. doi:10.1007/s10984-012-9108-4
Bij Fontys Hogescholen zijn in 2014 in het
kader van Fontys Inline Education (FINE)
een viertal innovatieprojecten gestart
op het gebied van blended learning. Dit
begrip kent veel definities maar de meest
gebruikte is dat het een combinatie van
offline (contact) en online (afstands)
onderwijs (Graham, 2013) is, waarbij tech-
nologie wordt ingezet (Oliver & Trigwell,
2005).
Bij Fontys Bedrijfsmanagement Educatie en
Techniek (Fontys BEnT) werd een van de
vier innovatieprojecten uitgevoerd en was ik
betrokken bij workshops die Fontys Educatief
Centrum (FEC) aanbood aan docenten die met
Flipping the Classroom aan de slag wilden.
FLIPPING THE CLASSROOMBij Flipping the Classroom worden de lagere
kennisniveaus van Bloom voorafgaand aan
de les aangesproken terwijl in de les de verdie-
ping wordt gezocht, de student actief aan het
werk wordt gezet en de hogere kennisniveaus
van Bloom worden aangesproken (Mazur, 2009;
Strayer, 2012). Op deze wijze wordt het traditi-
onele patroon van kennisoverdracht in de klas
en huiswerk buiten de klas omgekeerd, oftewel
Flipping the Classroom.
Indien een docent met Flipping the Classroom
aan de slag wil en zijn les wil ‘flippen’, zal
hij deze dusdanig moeten herontwerpen dat
de lagere niveaus (onthouden, begrijpen en
toepassen) voorafgaand aan de les worden
aangesproken.
VOORTRAJECTDoel van de workshops was docenten een
theoretische én praktische basis te geven be-
treffende het concept Flipping the Classroom
in relatie tot de taxonomie van Bloom. Ik heb
acht enthousiaste docenten weten te strikken
voor mijn onderzoek waarbij ik inzicht wilde
krijgen in de wijze waarop docenten te werk
gaan bij het herontwerp van hun lessen, de
wijze waarop ze het concept in de onderwijs-
praktijk toepassen en in hoeverre ze tegemoet
komen aan de principes van de taxonomie van
Bloom. Daarnaast wilde ik graag iets te weten
komen over de ervaringen van de docenten
(en de studenten) bij het toepassen van het
concept. Dit heb ik onderzocht door middel
van drie deelonderzoeken:
• Kwalitatief onderzoek van de lesvoor-
bereidingen.
• Kwalitatief onderzoek door middel van
individuele interviews.
• Kwantitatief onderzoek (digitale vragenlijst)
onder betrokken studenten.
RESULTATENUit het eerste deelonderzoek kwam naar voren
dat dankzij de aangeboden workshops het niet
moeilijk was om de juiste flip te maken. Alle
docenten pasten het concept, in relatie tot de
taxonomie van Bloom op de juiste wijze toe.
Herontwerp van de les hield voor de docenten
in dat ze hun leerdoelen herschreven hadden
om zo tegemoet te komen aan de principes
van het concept. Herontwerp hield verder
in dat de docenten voorafgaand aan de les
bewust tijd hadden ingebouwd zodat student
de theorie zelf tot zich kon nemen. Om
student daarna in de les actief aan de slag
te laten gaan en de verdieping op te zoeken,
hadden docenten activerende werkvormen
ingezet, bijvoorbeeld door inzet van een rol-
lenspel of opdracht waarbij de student in de
les aan de slag moest om aan een product te
werken met behulp van 3D software.
Alle docenten gebruikten ICT tools om na te
gaan of de studenten ook daadwerkelijk alle
beoogde niveaus van Bloom bereikt hadden.
Docenten gaven aan dat het herontwerp en
de voorbereiding van de les veel meer tijd in
beslag nam dan bij een traditionele les. Ze
hebben er bovendien veel in eigen tijd aan
gewerkt.
Over het algemeen waren docenten tevreden
over de gemaakte huiswerkopdrachten al
gaven docenten wel aan dat ze moeite hadden
met het omgaan met studenten die het
huiswerk vooraf niet gemaakt hadden.
De verwachting dat, door toepassing van het concept, de verdieping kon worden gezocht
in de les is bij alle docenten uitgekomen. De docenten merkten daarnaast op dat hun
rol in de klas bij het toepassen van Flipping the Classroom aan verandering onderhevig
was. Alle docenten gaven aan dat ze nu een meer coachende rol hadden, waarbij ze als
begeleider van het leerproces van de student optraden.
Het merendeel van de studenten vond dat het concept bijdroeg aan het beter verwerken
van de leerstof. Verder werd het concept door de meerderheid herkend aan het gebruik
van filmpjes voor de les en het feit dat in de les weinig tot geen theorie meer werd over-
gedragen.
Uit de kwalitatieve analyse van de open antwoorden van de respondenten kwam
naar voren dat de respondenten positief zijn over het concept. Ze vinden Flipping the
Classroom een fijne manier van leren die voor herhaling vatbaar is. Het direct toepassen
van de opgedane kennis in de les en het kunnen terugkijken van lessen om, voor een
tentamen, nogmaals kennis op te frissen worden als positief ervaren.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGENFlipping the Classroom zorgt voor het opzoeken van verdieping in de les een actievere
houding van studenten en meer contact tussen docent en studenten. De docentrol
verandert van kennisoverdrager naar coach. Het concept goed toepassen kost, in
vergelijking met een traditionele les, in de voorbereiding wel veel meer tijd.
Studenten kenden beide concepten voorafgaand aan de les niet, maar herkenden ze over
het algemeen wel door het gebruik van filmpjes, andere indeling van de lestijd, actief
bezig zijn in de les en het opzoeken van verdieping (Strayer, 2009). Daardoor werden de
hoge kennisniveaus van Bloom aangesproken.
Voor Fontys Hogescholen kan een verbreding van de experimenten een boost geven aan
blended learning binnen opleidingen. Het geven van workshops, het bieden van onder-
steuning van docenten en facilitering in tijd, bij het herontwerp en het produceren van
materiaal is hierbij noodzakelijk.
PRAKTIJKWAARDE Bij het doorontwikkelen van de workshops, in het kader van de Medior Kwalifciatie
Onderwijs (MKO) trainingen Mediawijsheid, wordt nu nog sterker de nadruk gelegd op
het ‘niet zomaar inzetten van een ICT tool’ maar juist op het bewust inzetten van die
tools waarbij leerdoelen leidend zijn.
De waarde van het onderzoek voor mezelf is vooral gelegen in het feit dat ik veel geleerd
heb door zelf onderzoek te doen. Het doen van literatuuronderzoek, het leggen van
verbanden in een theoretisch kader, het formuleren van een hoofdvraag, het samenstel-
len van een interviewprotocol en een vragenlijst. Het uittikken van de interviews én het
analyseren zelf, bleek een hels karwei maar hebben me wel doen inzien dat onderzoek
doen leuk is als je maar op tijd de juiste focus vindt…
6 Onderzoeksprijs 2017
10BETER!
Danielle Quadakkers
FLIPPING THE CLASSROOM IN RELATIE TOT DE TAXONOMIE VAN BLOOM
To Flip or not to Flip
‘EEN BIJDRAGE AAN DE ONTWIKKELING VAN EEN VISIE RONDOM BLENDED LEARNING’
“Door de resultaten van het onderzoek van Daniëlle hebben wij het onderwijsaan-bod beter kunnen laten aansluiten op de wens en behoefte van de docenten. Zij wensen meer begeleiding bij het heront-werpen van het onderwijs. De docenten uit het onderzoek waren enthousiast over het Flipping-the-Classroomconcept als het gaat om de actievere houding van de student, de verdieping in de lesstof en het contact met de studenten. Het positieve effect wat wij als opleiding zien is dat de docenten een andere rol hebben aangenomen. Van ken-nisoverdrager naar persoon die studenten meer begeleidt in hun leerproces. We krijgen terug van studenten dat ze deze werkwijze als heel positief ervaren. Het onderzoek past binnen de ontwikkelingen van het instituut Bedrijfsmanagement, Educatie en Techniek (FHBEnT). Het online en offline onderwijs zorgt ervoor dat we als onderwijsinstelling in staat zijn om adequaat in te spelen op de vergaande digitalisering van de maatschappij en het onderwijs. Om deze flexibilisering te bereiken zullen we de docenten moeten facili-teren in tijd en middelen. Het onderzoek heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van een visie op de docent-professionalisering als het gaat om Blended Learning in het onderwijs bij Fontys Hogescholen.”
Paul Dirckx is werkzaam bij Fontys Educatief Centrum (beroeps)onderwijs & bedrijfsleven (FEC)
Danielle QuadakkersMaster Leren & [email protected]
Paul Dirckx
‘ONDERZOEK DOEN IS LEUK IS ALS JE MAAR OP TIJD DE JUISTE FOCUS VINDT’
➜➜➜➜
8 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 9
10BETER!
BRONNENDeci, E., Ryan, R. (2000). Self-Determination Theory and the Facilitation of Intrinsic Motivation, Social Development, and
Well-Being. American Psychologist, 55, 68-78.
Dweck, C. (2006). Mindset. New York: Random House.
Hattie, J. (2009). Visible learning: A synthesis of over 800 meta-analysis, relating to achievement, London, Routledge.
Schoonbrood, G. (2016). Een evaluatieonderzoek naar procesreflectie. Onderzoeksverslag MLE. Eindhoven: Fontys Hoge-
scholen.
Shute, V. (2008). Focus on Formative Feedback, Educational Testing Service, Princeton
Er is en wordt veel geschreven over de
kracht van kennis delen in het onderwijs.
Reeds langere tijd zien we dat scholen
steeds meer inzetten op samenwerkend
leren en zelfreflectie, zowel op leerkracht-
als leerlingniveau. De leerkrachten prik-
kelen de leerlingen hierin, zodat deze uit-
gerust worden met `skills` die zij vermoede-
lijk nodig gaan hebben in hun leven.
Goed reflecteren is nog niet zo eenvoudig.
Als leidinggevende van een basisschool deed ik
onderzoek naar dit verschijnsel. Uit interne ana-
lyses bleek namelijk dat leerkrachten behoefte
hadden om hun handelingsrepertoire op het
gebied van goed reflecteren sterker te maken.
Hoe kan ik daar als leidinggevende een bijdrage
aan leveren? Een mooi onderwerp voor een
praktijkgericht onderzoek.
SCHOOL OP WEG NAAR EEN PROFESSIONELE LEERGEMEENSCHAPVoor een compleet beeld moet worden gezegd
dat de school waar ik het onderzoek uitvoerde,
recent had gekozen voor de ontwikkeling naar
een professionele leergemeenschap. In de kern
betekent dit dat je je als team voortdurend
ontwikkelt en onderzoekt hoe je gezamenlijke
doelen kunt bereiken.
Dit vraagt durf; dus eigenaarschap zo laag
mogelijk in de organisatie en niet in de laatste
plaats, goed kunnen reflecteren. Als leiding-
gevende kijk je natuurlijk naar de ontwikkeling
van de organisatie en vind je het belangrijk dat
leerkrachten hun persoonlijke krachten en kwa-
liteiten goed kennen. Wat voor de leerlingen
geldt, geldt ook voor leerkrachten.
Er leek zich een mogelijke win-win-kans voor
te doen.
SAMEN IN GESPREK BLIJVENVoor mijn onderzoek ontwikkelde ik een kennis-
training `procesreflectie` voor het team. Ik was
nieuwsgierig naar de invloed van een dergelijke
training op de opvattingen en percepties van de
leerkrachten over het begrip procesreflectie. Uit
het literatuuronderzoek blijkt dat het in gesprek
blijven met de leerling over hun werk het mees-
te effect heeft op de leerresultaten. (Hattie,
2009) Zeker wanneer je wilt dat leerlingen zelf
leren nadenken en keuzes kunnen maken over
hun `leren`, dan is het handig dat leerkrachten
hen hierin effectief helpen. Maar wat ligt er aan
goede procesreflectie ten grondslag?
MEER EIGENAARSCHAP EN GROTE(RE) BETROKKENHEIDDe kennistraining richtte zich op voorwaarden
om goed met leerlingen te kunnen reflecteren
op hun werk. Onderzoekers noemen thema`s
die van groot belang en zelfs voorwaardelijk
zijn.
Als eerste moet het onderwijsaanbod cyclisch
georganiseerd worden. Ook is het ondersteu-
nen en bevorderen van autonomie van de
leerling een sleutelfactor bij het komen tot
meer zelfregulerend leren. (Deci & Ryan, 2000)
Het bewustmaken van onbewust gedrag is een
derde thema wat leerkrachten kunnen inzetten:
metacognitieve vaardigheden. Nadenken over
het nadenken. Als vierde wordt genoemd het
uitdagen en stimuleren van leerlingen vanuit
een positieve groeimindset. De overtuiging uit-
spreken dat zij tot grote prestaties in staat zijn
en dat er ook fouten gemaakt mogen worden;
immers dit hoort bij leren. Samenwerken is een
werkvorm die leerkrachten kunnen inzetten,
waardoor leerlingen met, van en aan elkaar
kunnen leren. Tot slot wordt een goed klas-
senmanagement en samenwerken met de juiste
differentiatie op verschillende niveaus gevraagd.
Bovenstaande thema`s kunnen aldus leiden tot
Guido Schoonbrood
‘HET EFFECT VAN HET ZELF GAAN STUDEREN IS GROOT’
Reflecteren kan je leren!
effectieve procesreflectie. En dat kan weer leiden tot meer eigenaarschap en betrokkenheid.
Het vergroot de kans op betere leerresultaten. En wat misschien nog het belangrijkst is, is
dat leerlingen worden uitgerust met vaardigheden die de huidige en toekomstige samenle-
ving van hen vraagt.
KENNIS DELEN EN KRITISCH DENKEN Voorafgaande aan de kennistraining is digitaal een stellingenlijst aangeboden. Deze richtte
zich op opvattingen over het begrip procesreflectie. Na de training volgde, gedurende 6
weken, de fase van oefening met de opgedane kennis. Hierna werd dezelfde stellingenlijst
nogmaals aangeboden en tot slot zijn er interviews afgenomen ter controle en nuancering
van de verzamelde data. De resultaten laten zien dat leerkrachten vooraf al een zekere
waarde toekennen aan de thema`s cyclisch werken, autonomie, metacognitieve vaardig-
heden, klassenmanagement en groeimindset. Door de kennistraining en zeker door het
praktisch kunnen oefenen met de opgedane kennis is deze waarde toegenomen. `Metacog-
nitieve vaardigheden` worden nu beter begrepen en kunnen gemakkelijk worden geplaatst.
Het begrip `groeimindset` was eerder relatief onbekend.
Het cyclisch werken werd voorheen als vanzelfsprekend beschouwd, dus hier was weinig
verschuiving te zien. Voor klassenmanagement en het samenwerken vindt men dat dit zeker
in relatie staat tot goed kunnen reflecteren, vanwege het interactieve karakter en dat hier-
mee het lesaanbod beter kan worden afgestemd op elke leerling.
Positief opmerkelijk is het feit dat men zich, als deelnemer aan het onderzoek, ook bewuster
is geworden van de algehele organisatieontwikkeling. Vooral het waarom van de ontwikke-
ling van de professionele leergemeenschap is duidelijker geworden en men ziet de meer-
waarde van kennis delen, kritisch denken en zelf-reflecteren, zowel voor de leerlingen als
voor zichzelf.
SIDE-EFFECT EN DE WIN-WINVanuit het perspectief als leidinggevende is dit laatste een prachtig side-effect van het
onderzoek. Bij een begrip als reflecteren hoort natuurlijk ook een kritische zelfreflectie. Het
hele onderzoeksproces heeft mijn bewustzijn van professionaliseren vergroot, maar ook ben
ik me er beter van bewust geraakt dat iedereen zijn eigen tempo en tijd nodig heeft om te
ontwikkelen. En mijn eigen drive is niet meteen die van de collega. Het effect van het zelf
gaan studeren is groot en zette evengoed meer in beweging dan gedacht. In het hele proces
zie ik een parallel met het leerproces van de leerlingen. De kracht van het delen van kennis,
het maken van fouten, het krijgen van inzichten, geïnspireerd raken door bevlogen docen-
ten, het vergroten van het bewustzijn en bovenal het reflecteren op je eigen kunnen. Voor
mij een absolute meerwaarde van het studeren, het leren. De tijd en energie die je er instopt
is zeker noemenswaardig, maar staat tegelijkertijd in schril contrast met de groeikansen voor
jezelf, je collega`s, maar vooral voor de leerlingen. Immers daar doen we het voor. Hoe mooi
is leren! Voor iedereen.
‘DOOR DIT ONDERZOEK GAAT DE SCHOOLONT-WIKKELING VERDER..’
Op integraal kindcentrum ‘Het Podium’ ligt het eigenaarschap van de schoolontwikkeling zo laag mogelijk in de organisatie. Guido legt in zijn onderzoek de focus op het verhogen van de resultaten begrijpend lezen bij de groepen 5 van onze school. Bij de uitgevoerde inter-venties stonden de thema’s metacognitief denken, cyclisch werken, klassenmanage-ment en autonomie centraal. Het professio-neel repertoire van de leerkrachten is daarbij uitgebreid. Het onderzoek brengt ons hiermee een stap verder op weg naar een profes-sionele leergemeenschap. Niet alleen maar ‘willen’, maar daadwerkelijk voor de gewenste verandering ‘kiezen’. De effecten van de interventies betekenden een vergrote kennis van leerprocessen, een versterkt bewustzijn van het eigen professioneel handelen en een vergrote betrokkenheid en veranderbereid-heid. Leerkrachten hebben bij de interventies ervaren dat zij voor een groot deel bepalend zijn voor de leerontwikkeling van de kinderen. De combinatie kennistraining ‘procesreflec-tie’ voor de leerkrachten en het inoefenen in de groep versterkte het effect. Ook in het schooljaar 2016-‘17 gaat de schoolontwik-keling verder. Nu met de focus op rekenen. Daarbij wordt ‘met en van elkaar geleerd’. Guido legde in zijn onderzoek de nadruk op zelfsturing en self-efficacy bij de leerkrachten. Zij halen niet alleen kennis, maar brengen ook kennis.
Eric Graafmans
Guido SchoonbroodMaster Leadership in Education [email protected]
Eric Graafmans
‘WAT LIGT ER AAN GOEDE PROCES- REFLECTIE TEN GRONDSLAG?’
➜➜➜➜
10 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 11
BELANG VAN BINDING MET DE SCHOOL EN MET DE LEERLINGEN
Joany Krijt (1971) is rector van het
Comeniuscollege waarvan de hoofdves-
tiging staat in Capelle aan den Ijssel. ‘Haar’
school telt 3000 leerlingen en die krijgen
onderwijs op zes locaties. Allemaal in de
regio Rotterdam. “We bieden op Comenius
een breed aanbod van onderwijs. Van basis/
kader tot 2-talig VWO.” Na een boeiende
carrière in de personeelsvakorganisatie (ze
was voorzitter van CNV Onderwijs) zit ze nu
zogezegd ‘aan de andere kant van de tafel’.
Aan het schoolplan voor de komende 5
jaar op Comenius wordt momenteel de
laatste hand gelegd. In dat plan krijgen de
zorgen die ze had als vakbondsbestuurder
betekenis. Want hoewel de leerbehoef-
ten - en daarmee de leerlingen centraal
staan - weet rector Krijt als geen ander
dat de docent het allemaal maar moet
waarmaken in de klas. “In onze professio-
nele leergemeenschap leggen we daarom
de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in
de organisatie. Het zijn juist de docenten die
mee moeten denken over welke zaken van
belang zijn in de klas.
RICHTEN – INRICHTEN – VERRICHTENHet Comeniuscollege onderscheidt in de
professionele leergemeenschap drie lagen.
Het is aan de directie om de kwaliteit en
de vorm van het onderwijs te richten. Het
schoolplan is in die zin letterlijk richtingge-
vend. Vervolgens heeft de school te maken
met 6 locaties. “Op die plekken gaan de
vestigingsdirecteuren met hun teamlei-
ders en de teamleiders met hun docenten
nadenken hoe die ‘inrichting-kaders’ het
best vertaald kunnen worden naar het
gewenste onderwijs.” En vervolgens komen
we dan bij de docenten die elke dag in
direct contact met de leerlingen staan.
“Zij verrichten daar de onderwijskundige
handelingen die er werkelijk toe doen. Zij
moeten – en zeker met de toenemende di-
versiteit – hun volle aandacht aan hun werk
kunnen schenken. En dat kan alleen als zij
als onderwijsprofessional erkend worden.
Erkenning van hun professionaliteit geeft
hen de intrinsieke motivatie om elke dag
weer te pieken.”
Joany heeft er enkele jaren voor uit
getrokken om deze ‘ideale’ leergemeen-
schap naar wens vorm te geven.
KANSENSCHOOLZe noemt haar school graag een kansen-
school. “Ons onderwijs is gericht op de
potenties van alle leerlingen. Daarom zitten
ze hier letterlijk niet in een hokje. Het zijn
heterogene groepen die aan de leerlingen
de mogelijkheden bieden om te laten zien
wat ze kunnen en wat ze willen. Dat zijn
drijfveren die hen vaak in staat stellen boven
zichzelf uit te stijgen.”
Leerkrachten die naast kennis van hun vak
ook kennis hebben van leermoeilijkheden
en van leermogelijkheden van de leerlingen
spelen hierbij een belangrijke rol. “Er wordt
op ‘het Comenius’ voortdurend gesproken
over professionalisering. Het kader daartoe
is geformuleerd in het schoolplan. Daarin
vinden we houvast om de scholing
planmatig op te zetten. Hoe beter we erin
slagen om de docenten te binden aan de
school hoe sterker zij een bijdrage willen
leveren aan het geheel.” Daarnaast biedt
het persoonlijke professionaliseringsbudget
aan elke individuele docent de mogelijkheid
om een stapje hoger te komen. “We stellen
ons hier voortdurend de vraag wat een
professionele leergemeenschap nodig heeft
om optimaal te functioneren.” legt mw Krijt
uit. “Vakmensen hebben we hier voldoende.
In tijden van Passend onderwijs is er vooral
vraag naar masters in educational needs,
naar innovatie en naar educational leader-
ship.” Joany Krijt is er dan ook trots op dat
er op het Comeniuscollege een pedagogisch
klimaat heerst waarbij ‘kansen krijgen’ net
zo belangrijk is als ‘kennis opdoen’.
BLIJVEND PROFESSIONALISEREN
We hebben als in een vergrootglas
kunnen kijken, kunnen doen. We hebben
verbanden kunnen leggen met wat we al
geleerd hebben. De theorie is opgerakeld
en gekoppeld aan het echte werk met
en voor kinderen bij wie de ontwikke-
ling ingewikkeld verloopt. Het was een
intensieve leerervaring vanwege ontwik-
kelende kinderen en vanwege mezelf.
Bovenstaande is een samenvatting van
enkele ervaringen van minor-zorg studenten
die we in de afgelopen vier jaar mochten
begeleiden. Van de toenmalige 30 studenten
die tien weken lang vier dagen per week
op onze speciale school voor basisonder-
wijs (SBO) met veel ingewikkelde kinderen
kwamen leren en werken.
Een veelvoud van zulke ervaringen kan
gegeven worden. Zie het als bewijs dat
werkend leren groei oplevert. Groei als
vakvrouw en vakman, groei als mens.
Terugkijkend op deze samenwerking zie ik
dat blijvend professionaliseren noodzaak is
om ook als school bij te blijven en liever nog,
om vóór te gaan lopen. Blijvend professiona-
liseren voor persoonlijke groei en groei voor
de school waar je werkt.
GROEI BINNEN DE EIGEN SCHOOLTe vaak wordt de kracht onderschat die de
leraren (en andere professionals) kunnen
mobiliseren bij het intern ontwikkelen.
Leraren die, samen werkend, hun eigen
pedagogische ‘gereedschappen’ laten zien
en daardoor de figuurlijke gereedschapskist
van een collega aanvullen. Met een nieuw
tangetje, een priem, een nippeltje, een
sleutel met een aparte maat. Zelf kijk ik met
grote voldoening terug op de mooie ontwik-
kelingen van leraren die samen werkend
vanuit authentieke kwaliteiten in het
omgaan met specifiek ingewikkeld gedrag,
elkaar aanvullen, beïnvloeden, laten groeien.
Op schoolniveau is dat gelukt in het zoeken
naar een soort bandbreedte in gedragsmo-
dus van de professionals, waardoor kinderen
groeiende congruentie ervaren in acties en
reacties van teamleden.
PAST DE (POST)HBO OOK ZO MOOI ALS DE HIERVOOR GENOEMDE IN-SERVICE GROEI PAST?Als je het van twee kanten goed doet wel:
breng behoeften in kaart, weet wat je kunt
bieden, weet wat je wilt vragen, vraag je
af wat de toekomst nodig heeft, formuleer
daar opleidingsvragen omheen en bouw
daarop je opleidingsaanbod.
Essentieel voor succes is de dialoog tussen
vragers en aanbieders. Dat is geen zaak van
de professionals (van de opleidingen en op
de scholen) alleen, maar in het samenspel
van alle betrokkenen en organisaties. Dat
is geen sinecure. Een hbo-masteropleiding
in samenwerking met scholen voor speciaal
(basis)onderwijs koppelt op een krachtige
wijze opleiden en ervaren. Ik zie dat het
werkt. Het heeft toekomst, potentie en zin!
Van harte wens ik de Fontys educatieve
opleidingen én de praktijk hierbij veel succes
in die veelbelovende samenwerking!
Joany Krijt
Niko Adema
Niko Adema, directeur SBO Noorderlicht te Tilburg:
‘WERKEN OP DE LEERPLEK EN LEREN OP DE WERKPLEK’
Joany Krijt, rector van het Comeniuscollege
‘TEAMS GEVEN AAN DAT DE ZORGVRAAG GROTER WORDT’
➜➜➜➜
12 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 13
10BETER! ‘ILJA HEEFT EERLIJK
GEKEKEN NAAR WAT HELPT’
De pabo van de Leidse Hogeschool werkt goed samen met de scholen die in hun werkgebied liggen. “Het streven naar een grotere gemêleerdheid op de opleiding is een belangrijk streven. Dat moet vervolgens ook leiden tot meer mannen in het onderwijs. We weten uit onderzoek en ervaring dat een gemengd team zorgt voor betere resultaten. Al met al is het nog een kwetsbaar proces. Veel mannen beginnen aan de opleiding, maar gaan uiteindelijk niet in het onderwijs werken. Het onderzoek van llja heeft ons een flinke stap verdergezet in het ontwikkelen van een community aan de opleiding. Daarbij heeft ze naast de (mannelijke) studenten ook de slb’ers, het management en het lectoraat betrokken. Ze functioneert als een soort teamcoach om alle aandacht te richten op het gezamenlijke doel. Haar enthousiasme heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Manne-lijke studenten voelen zich gehoord en meer eigenaar van hun opleiding. Dit straalt ook op het werkveld af. Tijdens open dagen komen er nu zelfs mannelijke leerkrachten van de samenwerkende scholen om aan potentiele studenten uit te leggen dat werken in het onderwijs een goede zaak is. Niet alleen Ilja is gegroeid door de opleiding, maar ook de hele faculteit is er beter van geworden.” Jan Jaap Hubeek, onderwijsmanager Pabo Leiden
BRONNENMasselink, R. & IJbema, J. (2011). Het waarderend werkboek, Appreciative Inquiry in de praktijk. Nieuwerkerk aan den
IJssel: Gelling Publishing.
Santen van, I. (2016). Leidse meesters, aanpakken om motivatie & studiesucces van mannelijke pabostudenten aan te
pakken. PGO in het kader van de opleiding master Educational Needs. Tilburg: Fontys OSO.
Belfi, B. E., Levels, M., & van der Velden, R. K. W. (2015). De jongens tegen de meisjes: een onderzoek naar verklaringen
voor verschillen in studiesucces van jongens. ROA Reports, (005).
De roep om meer mannen in het onderwijs
is een actueel vraagstuk waar in de media
veel over gezegd wordt. Wat mij betreft
gaat het om de roep om meer diversiteit
in lerarenteams in het basisonderwijs. Een
doel dat alleen bereikt kan worden met
meer diversiteit in de instroom op pabo’s.
Deze diversiteit is nodig om tegemoet te
kunnen komen aan verschillende behoef-
ten en leerstrategieën van jongens en
meisjes.
Het onderwerp ligt gevoelig. Met de wens
om meer meesters voor de klas te krijgen
mag het niet de bedoeling zijn om de
vrouwelijke leerkrachten te diskwalifice-
ren. Ook ligt de focus in de discussie vaak
op het negatieve imago van de opleiding,
het beroep en het lage salaris. Die nadruk
werkt het oplossen van het probleem al-
leen maar tegen. Op de pabo van Hoge-
school Leiden gaat de aandacht naar wat
wél werkt.
De instroom van mannelijke studenten is
gelukkig gegroeid. Sinds drie jaar is 25-30%
van de studenten op de pabo Leiden in het
eerste jaar een man. Helaas verlaat 60% van
de mannelijke studenten die in het studiejaar
2014-2015 is gestart de opleiding binnen
hetzelfde studiejaar. Slechts 4% van de man-
nelijke studenten heeft binnen dat jaar het
propedeusediploma behaald tegen 20% van
de vrouwen. Verontrustende uitstroomcijfers;
tijd voor een onderzoek.
‘ONDERZOEK DOEN VROEG MIJ OM INTUÏTIE EN OVERTUIGINGEN OM TE ZETTEN IN NIEUWSGIERIGHEID EN AFSTAND.’
OP ZOEK NAAR DE SUCCESFACTORENBij analyse van deze uitstroomcijfers blijkt dat
de meeste mannelijke studenten die wél zijn
doorgegaan naar het tweede jaar, de sportvari-
ant doen. Ze kunnen vanuit hun passie voor
sport, de basisscholen in beweging zetten om
een ’gezonde school’ te worden en te blijven.
Het uitvalpercentage van mannen in de sport-
klas was 40% (minder dan de eerder genoem-
de 60%). Maar wat zijn de succesfactoren?
OVER STUDIESUCCES EN BETROKKENHEID
De verschillen tussen jongens en meisjes wor-
den deels biologisch bepaald door verschillen
in de hersenontwikkeling en de hormoonhuis-
houding, maar ook door maatschappelijke
opvattingen die al dan niet bewust gehanteerd
worden. Welke verklaringen ook aangedragen
worden, de vraag is hoe docenten naar deze
verschillen kunnen handelen, zonder ze te
sterk te benadrukken. Zo kan identificatie met
rolmodellen helpen bij het vormen van een
zelfconcept. Binnen de pabo of stage kan een
(mannelijke) docent of mentor (leerkracht op
de stageschool) een belangrijk rolmodel zijn.
Omdat tijdens de adolescentie de identiteit
gevormd wordt, kan dat vooral in die fase
invloed hebben. Een andere verklaring voor
studiesucces is betrokkenheid. Hoe meer de
student in de sociale gemeenschap is opgeno-
men, hoe kleiner de kans dat hij uitvalt (Belfi,
Levels & van der Velden, 2015). Naarmate de
studenten beter contact hebben met studiege-
noten en docenten, integreren zij beter binnen
de academische en sociale systemen van
hun leeromgeving. Betrokkenheid zorgt voor
meer integratie en integratie zorgt voor meer
betrokkenheid.
VERGROTEN VAN KRACHTENTijdens mijn onderzoek gaf ik studenten een
volwaardige stem. De doelgroep bepaalt wat
werkt voor hun motivatie en studiesucces. De
methodiek die mij aansprak was appreciative
inquiry (AI), oftewel waarderend onderzoek.
AI focust op het vergroten van krachten, leren
van het verleden en het ontwikkelen van
successen (Masselink & Ijbema, 2011). Uit-
gangspunt bij deze participerende manier van
onderzoeken is dat onderzoek en verandering
samengaan. Alleen al het uitspreken van wat
goed gaat en hoe de toekomst op de opleiding
eruit kan zien, heeft een positief effect op deze
toekomst. De AI-methode bestaat uit vier stap-
pen (zie figuur 1): Discovery, Dream, Design
en Destiny. De manier van vragen zet aan tot
dromen, fantaseren en wat toekomstvisies voor
de betrokkene kan betekenen.
Ilja van Santen
‘DE ROEP OM MEER MANNEN IN HET ONDERWIJS’
‘Leidse Meesters’ aan het woord
De onderzoeksvraag:
Welke aanpakken op het gebied van twee kernthema’s ‘begeleiding tijdens studie
& stage’ en ‘betrokkenheid’ dragen bij aan de motivatie en het studiesucces van
mannelijke pabostudenten?
VAN DISCOVERYFASE TOT DESTINYFASETien mannelijke pabostudenten en dertien studieloopbaanbegeleiders hebben meege-
werkt aan mijn onderzoek. In de discoveryfase heb ik in waarderende interviews gevraagd
naar ervaren successen en kwaliteiten van de mannelijke pabostudenten. Deze positieve
ervaringen hebben in de dreamfase geleid naar de dialoog over hoe de toekomst eruit zou
kunnen zien. In de designfase zijn de studieloopbaanbegeleiders bevraagd over de moge-
lijke aanpakken om die gedroomde toekomst te kunnen verwezenlijken. In de destinyfase
zijn afspraken gemaakt voor implementatie van gezamenlijke voorstellen. Een aantal
concrete acties zijn hieruit voortgekomen:
ACTIE 1: BEGELEIDING TIJDENS STUDIE & STAGEAllereerst wordt ingezet op het bieden van autonomie- en structuurondersteuning, zowel
in studie-, als stagebegeleiding. Later in de opleiding kan sturing afnemen via gedeelde
sturing naar zelfsturing. In de communicatie werkt het voor mannelijke studenten als do-
centen direct zijn, humor gebruiken, duidelijk zijn in hun feedback en niet te veel praten.
In de stage krijgt elke mannelijke student ten minste één semester een mannelijke mentor.
De studieloopbaanbegeleiders motiveren en verbinden vanuit een gedeelde passie voor
sport en gezondheid.
ACTIE 2: BETROKKENHEIDOm de betrokkenheid te vergroten worden klassen zo divers mogelijk samengesteld waar-
door en balans ontstaat. Ze ondernemen veel groepsvormende activiteiten buiten school.
Op initiatief van deelnemende studenten is, tijdens het onderzoeksproces de community
‘Meer Leidse meesters’ opgericht, die activiteiten organiseert om de binding tussen stu-
denten te vergroten. Ook is er een ontmoetingsplek gerealiseerd met een tafeltennistafel.
Dit onderzoek belicht een klein deel van de beïnvloedende factoren om studiesucces te
vergroten, er zijn zeker meer factoren te onderzoeken. Een nadeel van waarderend onder-
zoek is dat de output lastig is te generaliseren in een andere setting dan deze onderzoeks-
situatie.
RECHT DOEN AAN SEKSEVERSCHILLENMijn drijfveer komt voort uit persoonlijke ervaringen als moeder van twee jongens,
die fantastische meesters (en juffen) hebben gehad. Ik begon aan de master omdat ik
onderzoek wilde doen en behoefte had aan verdieping rondom veranderingsprocessen
in het onderwijs. Onderzoek doen vroeg mij om intuïtie en overtuigingen om te zetten
in nieuwsgierigheid en afstand. Ik wil graag nog benadrukken dat ik me kritisch opstel
tegen datgene wat op een voorkeursbehandeling zou kunnen lijken voor de mannelijke
studenten. In het onderwijs is het wenselijk om aan te sluiten bij individuele behoeften,
maar het is lastig om het (pabo)onderwijs zo in te richten dat je recht doet aan seksever-
schillen zonder ze uit te vergroten. Ik heb er vertrouwen in dat de aanbevolen aanpakken
niet alleen werken voor mannelijke studenten, maar voor alle studenten!
Ilja van SantenMaster (Special) Educational [email protected]
Jan Jaap Hubeek
➜➜➜➜
14 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 15
10BETER! ‘JUDITH BRACHT VEEL
PARTIJEN MET ELKAAR IN CONTACT’
“Het onderzoek van Judith komt precies op tijd. De situatie op onze school vroeg om een heldere verbinding tussen school, jeugdhulp-verlening en gemeente. Met haar ervaring in de jeugdhulpverlening kende zij de juiste sta-keholders om op een laagdrempelige manier in te steken. Zij kent ook de (korte)lijntjes en dat maakt de samenwerking meteen effectief. Het sluit aan bij de transitie Jeugdzorg en de ontwikkelingen die momenteel plaatsvin-den in het kader van de wet op het passend onderwijs. Terecht zegt ze dat de school geen eiland is.
Snelle acties zijn geboden en dan is het goed om de weg te weten in het netwerk in en rond de school. Judith ging ook te rade bij de personen zelf; de jongeren. Deze werden betrokken en aan hen werd gevraagd wat zij nodig hadden om de problemen op te lossen. Haar aanpak is ook niet onopgemerkt gebleven binnen de gemeente Venlo. Op meerdere locaties komt er nu kansrijke samenwerking tussen school en andere disci-plines tot stand. Verder is de samenwerking met het lectoraat van Fontys OSO om onderzoekenderwijs de volgende stappen te zetten van groot belang. Daarmee ontstaat een mogelijkheid om het beeld van de problematiek onder jongeren op verantwoorde wijze te bekijken als een uitdaging.
Trui Schambergen, zorgcoördinator Blariacumcollege te Venlo
BRONNENMinisterie van Veiligheid en Justitie. (2015). Actie-leerprogramma Aanpak Jeugdgroepen. Den Haag: Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport. (2014). Rijksoverheid, samenhang transitie jeugdzorg en invoering passend
onderwijs. Opgeroepen op november 20, 2015, van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/jeugdhulp/document
Minkman, M., Ahaus, K., & Huijsman, R. (2010). Het Ontwikkelingsmodel voor Ketenzorg. Management en Organisatie, 26.
Nederlands Jeugd Instituut. (z.d). School en wijk verbonden. Opgeroepen op januari 17, 2016, van http://www.nij.nl
Slabbers, J. (2016). onderwijs en jeugdzorg met elkaar verbonden. Opgeroepen op maart 31, 2017, van HBO Kennisbank:
http://www.hbokennisbank.nl
Van Swet, J. (2014). Leerkracht in Samenwerken. Lectorale rede. Tilburg: Fontys Hogescholen.
In 2014 heb ik mijn baan in de jeugdzorg
opgezegd, me ingeschreven voor de op-
leiding master SEN en ben voor 2 dag-
delen in de week op een onderwijsinstel-
ling voor VMBO HAVO VWO gestart; mijn
leerwerkplek.
Omdat deze onderwijsinstelling midden in een
wijk ligt waar veel overlast is van een jeugdgroep,
is ze door de gemeente Venlo uitgenodigd om
deel te nemen aan het ALP-project. ALP staat
voor Aktie- en Leerprogramma Aanpak Jeugd-
groepen en beoogt een systeemgerichte aanpak
om onderwijs, buurt-, jeugd- wijkteams, justitie
etc. met elkaar te verbinden. Het uitgangspunt
van het project is: onderlinge verbindingen
maken door middel van kennis- en informatie-
overdracht en op zoek gaan naar een gezamen-
lijke visie en interventies. Namens de onderwijsin-
stelling kreeg ik de kans om te participeren in het
kernteam van het ALP-project. De bijeenkomsten
van de kerngroep bleken waardevol. Enerzijds
werd door de koppeling van informatie een pro-
bleem rondom een jeugdige helder en overzich-
telijk. Anderzijds merkten we dat we, enkel door
elkaar te leren kennen, sneller gebruik maken van
elkaars expertise buiten de bijeenkomsten om.
SCHOOL IS GEEN EILANDEen betere samenwerking tussen jeugdhulpverle-
ning en school kan een positieve bijdrage leveren
aan het nieuwe stelsel. Het Nederlands Jeugd In-
stituut bevestigt vanuit onderzoek dat het onder-
wijs een medeverantwoordelijkheid heeft voor de
maatschappelijke omgeving en als partner gezien
kan worden in de lokale ontwikkeling.
ALS JE DOET WAT JE DEED, KRIJG JE WAT JE HADTijdens het onderzoek bleek dat er met
een andere blik naar bestaande werkwijzen
gekeken dient te worden. Minkman (2010)
omschrijft dat de doorbreking van bestaande
werkwijzen en het aangaan van samenwer-
kingsverbanden kan leiden tot betere zorguit-
komsten. Het meest geïnspireerd werd ik door
het boek ‘Leerkracht in Samenwerking’ (2014)
van Jacqueline van Swet. Dr. Van Swet is lector
bij Fontys OSO. Zij maakt in haar onderzoek
duidelijk dat leerkrachten niet alleen belangrijk
zijn voor het leren, maar voor de totale ontwik-
keling van het kind. Leerkrachten kunnen hun
invloed optimaal benutten als zij zich realiseren
dat zij ’in the front line’ liggen en samenwer-
ken met anderen die op hun beurt en op hun
terrein eveneens een belangrijke positie heb-
ben in het netwerk rondom de leerling.
OP ZOEK NAAR EEN STRUCTURELE OPLOSSINGEn zo ontstaan de eerste ideeën voor een
locatie binnen het onderwijs, waar jongeren
en docenten voor welke vraag dan ook, advies
kunnen vragen aan de aanwezige professio-
nals: het Jongeren Service Punt.
Dit heeft geresulteerd in de volgende onder-
zoeksvraag:
Hoe kan een Jongeren Service Punt (JSP)
op onderwijsinstelling X een duurzame
bijdrage leveren aan het antwoord op
hulpvragen van jongeren in de wijk.
Om de vraag te beantwoorden is gekozen voor
een ontwerponderzoek. Het doel hiervan is het
ontwikkelen en ontwerpen van een nieuwe en
systematische werkwijze om de samenwerking
tussen professionals te verbeteren waardoor
(hulp)vragen van jongeren sneller en effectie-
ver beantwoord kunnen worden.
Om te komen tot een effectief en bruikbaar
ontwerp, maak ik de keuze voor een kwalita-
tief onderzoek waarmee ik door middel van
vragenlijsten en focusgroepen behoeften en
verwachtingen peil van zowel de jongeren als
de professionals.
TWEE ONDERZOEKSVRAGEN NADER TOEGELICHTA. Wat is de behoefte bij leerlingen aan
een JSP op locatie onderwijs
1. Van de ondervraagde leerlingen (73) in
de leeftijd tussen 14 en 16 jaar, vinden
53 leerlingen een locatie op het onder-
wijs geschikt, omdat o.a:
• het makkelijk bereikbaar is
• het een centrale plek is
• daar de meeste jongeren zijn
20 jongeren geven aan dat het een slechte
locatie is met als belangrijkste reden dat ze
bang zijn om gezien te worden.
B. Biedt de samenwerking ontwikkelings-
kansen aan jongeren?
2. De uitkomst van de vraag aan professio-
nals op het gebied van de samenwerking
laat zien dat in totaal 90,91% van de
respondenten (22) aangeeft dat samen-
werking een positief effect heeft op
Judith Slabbers
SAMENWERKING JEUGDHULP-VERLENING EN SCHOOL
(hulp)vragen / ontwikkelingskansen van jongeren. Een meerderheid hiervan (50%) is
van mening dat het veel invloed heeft.
HET ONTWERPAnalyses van dit onderzoek, maken duidelijk
dat bij de ontwikkeling van een locatie
onder andere de volgende punten in acht
dienen te worden genomen:
• locatie op onderwijsinstelling als vind-
plaats lijkt geschikt;
• creëren van werkplek voor professionals en
• aanwezige professionals:
- Jongerenwerker, voor het contact
leggen met de jongeren. Door hun
taak en functie in de wijk kennen veel
jongeren de jongerenwerker waardoor
er al een basis van vertrouwen is.
- Jongeren als professionals met de functie
van rolmodel.
Zowel de jongerenwerkers als de jongeren kunnen ondersteuning bieden op het gebied
van activiteiten gericht op jongeren. Uit de focusgroep van de jongeren blijkt dit drempel-
verlagend te werken.
‘TIJDENS DE OPLEIDING LEERDE IK MET EEN ANDERE BLIK NAAR BE-STAANDE WERKWIJZEN TE KIJKEN.’ZEVEN MAANDEN LATERTijdens het praktijkonderzoek ben ik, in samenwerking met een collega, met expertise jon-
gerenwerk, een Jongeren Service Punt (JSP) gestart op mijn leerwerkplek. In het kader van
het preventief jeugdbeleid ben ik door de gemeente Venlo gevraagd om mee te denken in
de (door)ontwikkeling van het bestaande informatie- en adviespunt voor jongeren. Inmid-
dels zijn er in Venlo 3 locaties geopend van het JSP binnen het voortgezet onderwijs. Er is
nog een weg te gaan, maar het begin is gemaakt.
Judith Slabbers werkte 21 jaar als ambulant gezinsbegeleidster in de jeugdzorg.
Ze werkte met gezinnen waar complexe opvoedingsvragen aan de orde van de dag
waren. Omdat de problemen zich vaak op verschillende leefgebieden afspeelden, waren er
meerdere organisaties bij de hulpverlening van 1 gezin betrokken. Vanuit alle partijen leek
er weinig sprake te zijn van échte samenwerking. Daarnaast werd het onderwijs voor haar
gevoel te weinig betrokken in het hulpverleningsproces van de jeugdige. Onder andere
het gemis aan deze samenwerking en de nieuwsgierigheid naar het onderwijs, heeft haar
doen besluiten om de master (special) educational needs te gaan volgen.
Judith Slabbers Master (Special) Educational [email protected]
Trui Schambergen
Figuur 1. Samenwerken (Slabbers, 2015)
➜➜➜➜
16 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 17
10BETER!
BRONNENLaurillard, D. (2013). Teaching as a design science: Building pedagogical patterns for learning and technology: Routledge.
Manlove, S., Lazonder, A. W., & Jong, T. D. (2006). Regulative support for collaborative scientific inquiry learning.
Journal of Computer Assisted Learning, 22(2), 87-98.
Zimmerman, B. J. (2008). Investigating self-regulation and motivation: Historical background, methodological develop-
ments, and future prospects. American Educational Research Journal, 45(1), 166-183.
Zohar, A., & David, A. B. (2008). Explicit teaching of meta-strategic knowledge in authentic classroom situations.
Metacognition and Learning, 3(1), 59-82.
Het onderzoeksartikel ‘Zelfregulerend leren bij onderzoekend leren’ is op te vragen door middel van een mail aan
Op Brede school De Wentelwiek is in één
jaar tijd een ingrijpende omslag gemaakt
van traditioneel onderwijs in de zaakvak-
ken naar onderzoekend leren. De methode
Topondernemers is ingevoerd en daarnaast
hebben alle leerlingen van groep 6 t/m 8 een
eigen onderzoek gedaan. Over dat onder-
zoek hebben ze een kort verslag geschreven
en ze hebben het onderzoek gepresenteerd
met een product. Dat kon bijvoorbeeld een
prezi of een muurkrant zijn maar ook een
kleiwerkstuk of een tekening.
Bij onderzoekend leren wordt van de leerlingen
verwacht dat zij zelf actief op zoek gaan naar
de antwoorden op een vraag of probleem.
Daarbij ontdekken ze kennis en vaardigheden die
daarvoor nodig zijn. Er vindt dus een verschuiving
plaats van leerkrachtgestuurd naar leerling-
gestuurd leren. Maar dat is juist lastiger in een
context die meer ruimte biedt voor individuele
activiteiten. Hoe kun je dan die zelfregulatie van
kinderen bij het onderzoekend leren stimuleren?
INSTRUCTIE IN ONDERZOEKSVAARDIG-HEDENUit literatuur blijkt onder andere dat het helpt
om de leerlingen te ondersteunen in het stellen
van meer specifieke deelvragen. Zo kunnen ze
namelijk makkelijker tot een plan van aanpak
komen om de hoofdvraag te beantwoorden.
Daarnaast is het van belang dat leerlingen leren
welke strategieën ze kunnen gebruiken door
expliciete instructie te geven in het gebruik van
die strategieën. Het lijkt tegenstrijdig om meer
instructie te geven, als je wilt bereiken dat leerlin-
gen meer zelfgestuurd werken. Maar in feite geef
je ze zo het juiste gereedschap om zelf aan de
slag te kunnen.
LEERLINGEN GAAN MEER GEMOTIVEERD EN DOELGERICHT AAN HET WERK TIJDENS HET UITVOEREN VAN HUN EIGEN ONDERZOEK.
LESSENSERIEDit heeft geleid tot het ontwerpen van een
lessenserie, waarin belangrijke vaardigheden of
strategieën bij de verschillende fasen van onder-
zoekend leren worden aangeleerd. Daarbij zijn de
fasen aangehouden uit het model voor onderzoe-
kend leren van het Education Development Cen-
ter (EDC-model): leervraag formuleren, onderzoek
ontwerpen, onderzoek uitvoeren, concluderen
& reflecteren en presenteren. Bij elke fase wordt
de leerlingen aangeleerd wat de fase inhoudt en
waarom, hoe en wanneer het gebruikt wordt.
Tijdens deze lessen wordt er uitleg gegeven maar
ook samen geoefend. Daarna passen de leerlin-
gen dit zelf toe bij hun eigen onderzoek onder
begeleiding van de leerkracht.
BEGELEIDINGBij onderzoekend leren is het moeilijk om te an-
ticiperen op de begeleidingsbehoefte van leerlin-
gen. Uit literatuur blijkt dat je leerlingen het beste
kunt ondersteunen met behulp van dynamische
scaffolds. Dat houdt in dat er hulp op maat wordt
gegeven zowel om de metacognitieve activiteiten,
de cognitieve activiteiten als de betrokkenheid te
bevorderen. Deze hulp wordt steeds meer afge-
bouwd als de verantwoordelijkheid overgedragen
wordt aan de leerling. Om deze begeleiding te
kunnen bieden, is er een informatieve bijeen-
komst gehouden voor de betrokken leerkrachten
over dynamische scaffolding.
MIJN ONDERZOEKSVRAAG LUIDDE: In hoeverre draagt het geven van expliciete
instructie in onderzoeksvaardigheden en het
aanbrengen van dynamische scaffolding bij
aan positieve ervaringen van leerlingen en
leerkrachten met betrekking tot het toepas-
sen van de processen van zelfregulerend
leren bij het onderzoekend leren in de groe-
pen 6 t/m 8 in het primair onderwijs?
MEER MOTIVATIE EN DOELGERICHTHEIDUit de resultaten van het onderzoek kan gecon-
cludeerd worden dat zowel de leerlingen als de
leerkrachten ervaren hebben dat leerlingen meer
gemotiveerd en doelgericht aan het werk gingen
tijdens het uitvoeren van hun eigen onderzoek.
De kinderen vinden het belangrijk dat ze zelf
hun leervraag mogen kiezen, dat ze bewust hun
aandacht bij het werk houden en dat het resul-
taat een omvangrijk, mooi en inhoudelijk goed
werkstuk is.
Volgens de leerkrachten is het voornaamste dat
de leerlingen ondersteund worden bij het opstel-
len van een passende leervraag. Dat bleek het
moeilijkst te zijn maar ook van groot belang om
richting te geven aan het onderzoek. Verder zijn
ze positief over de motivatie en het doelgericht
werken maar vinden ze dat leerlingen betere
resultaten zouden kunnen behalen.
Julia Kok-Bartelds
VAN LEERKRACHTGESTUURD NAAR LEERLINGGESTUURD LEREN
Lessen in onderzoekend leren
Bij andere aspecten van zelfregulerend leren zijn geen positievere ervaringen gevonden. Leerlin-
gen lijken bijvoorbeeld niet bewust te proberen om de beschikbare tijd zo effectief mogelijk te
benutten. Ook denken leerlingen en leerkrachten verschillend over het doorzettingsvermogen
van leerlingen op momenten dat het moeilijk wordt. Leerlingen vertellen dat ze het opnieuw
proberen als er iets niet lukt, terwijl de leerkrachten juist aangeven dat zij daar veel bij moeten
aanmoedigen.
OP DE GOEDE WEG
Het gebruik van de aangeleerde strategieën dient regelmatig herhaald en geëvalueerd te wor-
den. Daarnaast moeten de leerkrachten dynamische scaffolding blijven bieden gedurende het
onderzoeksproces.
Verder is het goed om leerlingen aan te moedigen om bewuster met de beschikbare tijd om te
gaan door aantekeningen te maken in een logboek of door ze te helpen met het maken van
tijdsplanningen. Ook is het verstandig om de zelfreflectie van leerlingen te stimuleren bijvoor-
beeld door meer aandacht te besteden aan feedback of door formatieve assessments in te
voeren. Ten slotte zou het samenwerken bewuster ingezet kunnen worden. Samenwerken kan
namelijk helpen bij het stellen van specifieke doelen. En door de discussies die kunnen ontstaan
over de gevonden resultaten wordt het reflecteren weer gestimuleerd.
Naast de resultaten van het onderzoek zelf, heeft het uitvoeren van een onderzoek mij per-
soonlijk ook veel gebracht. Ik heb een kritische, reflectieve houding ontwikkeld en veel kennis
opgedaan. Daarnaast ben ik vaardiger geworden in het leggen van verbanden en in het onder-
bouwen van redeneringen op basis van onderzoeken van anderen. Voor het steeds opnieuw
vormen en bijstellen van mijn eigen onderwijsvisie zal dit altijd van belang blijven.
Julia Kok-BarteldsMaster Leren & [email protected]
‘HET HELE TEAM IS ONDERZOEKEND GEWORDEN’
“In de visie van onze school hebben de termen Betrokkenheid en Vindingrijkheid veel betekenis. Het is begrijpelijk dat de studie van Julia naar de mogelijkheden van onderzoekend leren alles te maken heeft met Vindingrijkheid. In gesprekken met haar werd duidelijk dat ze toe was aan een verdieping van haar vak als leerkracht. En gelukkig maakt dan de Lera-renbeurs het makkelijk om die kans te nemen. Je kunt wel zeggen dat de opleiding Leren & Innoveren een soort co-productie is geworden. Met haar masteropleiding heeft ze onderzoek de school in gehaald, we hebben de gewoonte ontwikkeld om bij vernieuwingen en veran-deringen niet alleen te onderzoeken of deze passen bij onze visie, maar ook te kijken wat er vanuit onderzoek al bekend is. Zo werken alle expertisegroepen op onze school. Binnen de zaakvakken vinden we een onder-zoekende houding bij de leerlingen van groot belang. Onderzoekend leren biedt kansen om met onze leerstof zo goed mogelijk aan te sluiten bij het kind. De volgende stap voor ons wordt het onderzoeken of en hoe we deze werkwijze ook kunnen inzetten bij andere vakken. Het is vanzelfsprekend dat we Julia raadplegen in dat proces. Maar bij alles geldt dat we het samen doen. In dat opzicht zijn we een echte professionele leergemeenschap.”
Yvonne Betting: directeur van basisschool De Wentelwiek te Nuenen
Yvonne Betting
‘VOOR HET STEEDS OPNIEUW VORMEN EN BIJSTELLEN VAN MIJN EIGEN ONDERWIJSVISIE ZAL DEZE STUDIE ALTIJD VAN BELANG BLIJVEN’
➜➜➜➜
18 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 19
10BETER! ‘DE MASTERSTUDIE
LEVERDE LINDA EXTRA KENNIS EN COMPETENTIES’
“Het is belangrijk om leerkrachten de ruimte te bieden om opleidingen te volgen. Dankzij de Lerarenbeurs is dat tot nu toe heel goed mogelijk. Je merkt altijd dat de leerkracht er zelf enthousiast van wordt. Je haalt er ook vernieuwingen mee de school in. Linda heeft als specialisme gedrag onderzocht hoe je om kunt gaan met kinderen met autisme. Ze gaat samen met de collega’s op zoek naar oplossingen en mogelijkheden om kinderen te begeleiden in hun ontwikkeling. Dank zij de kennis die ze opdeed tijdens de studie is zij de juiste persoon om samen te zoeken naar een aanpak. Op die manier leren we op de ‘Graaf-Jan’ de specifieke onderwijs-behoeften begeleiden. We zijn er niet op uit om het stempel ‘autisme’ op te plakken. Voor heel veel kinderen geldt dat aandacht voor structuur werkt. Ieder kind heeft zijn eigen behoeften en Linda is degene die samen met de leerkracht, het kind en de ouders op zoek gaat hoe we tegemoet kunnen komen aan die behoeften. We zijn een Vreedzame School en dat gaat verder dan ‘gedrag’. Bij ons staat het kind centraal. Op de ‘Graaf-Jan’ is ieder kind welkom. We wegen daarbij wel goed af of we het kind die aandacht en begeleiding kunnen geven die het nodig heeft.
Eric van der Wal, directeur Graaf Jan van Montfoortschool
BRONNENStevens, L. (1997). Overdenken en doen. Een pedagogische bijdrage aan adaptief onderwijs. Den Haag: Procesmanage-
ment Primair Onderwijs.
Baat, M. de & Moerkens, M. (2013). Naar meer wenselijk gedrag op de basisschool. Wat werkt? Utrecht: Nederlands
Jeugdinstituut.
Cauffman, L. & Dijk, D. J. van (2014). Handboek oplossingsgericht werken in het onderwijs. Amsterdam: Boom Lemma.
Hoef, Linda van de., (2016) Zullen we samen verder gaan? PGO Master (Special) Educational Needs. Tilburg: Fontys OSO.
https://www.hbo-kennisbank.nl/record/oai:repository.samenmaken.nl:smpid:63635
Als RT‘er en individueel begeleider op de
reguliere basisschool ‘Graaf Jan’, ervaar ik
dat wij als volwassenen vaak de interventies
bedenken voor het kind.
Een leerkracht kan ideeën voor interventies
baseren op kennis en ervaringen.
De ouders daarentegen, kennen het kind al zijn
hele leven en hebben ook kennis en ervaringen
opgedaan. Het kan zijn dat leerkrachten en
ouders tegen dezelfde dingen aanlopen, maar
het kan ook zijn dat leerkrachten en ouders
een totaal ander beeld van het kind hebben.
Maar over wie gaat het nu eigenlijk? Juist …
om het kind! Wat heeft het kind zelf voor ken-
nis en ervaringen opgedaan? Wat gaat er goed
en hoe komt het dat dit goed gaat? Vraag het
eens aan het kind zelf! Als autismespecialist
ervaar ik dagelijks dat ook kinderen met een
autismespectrumstoornis (ASS), prima in staat
zijn om mee te denken met wat voor
hen werkt.
Hoeveel waardevolle kennis en ervaringen
hebben we bij elkaar, als we samen (ouders,
leerkracht en kind) verder gaan?
EEN OPLOSSINGSGERICHTE ZOEKTOCHTVanuit dit uitgangspunt wilde ik de volgende
vraag onderzoeken:
Op welke wijze kan ik ouders, leerkrach-
ten en het kind met ASS ondersteunen
en begeleiden in het samen zoeken en
inzetten van passende interventies vanuit
de oplossingsgerichte benadering, met als
doel de ontwikkeling van het kind thuis en
op school te bevorderen?
RELATIE, COMPETENTIE EN AUTONOMIEAllereerst heb ik veel gelezen over samenwer-
ken met ouders, ondersteuningsbehoeften van
ouders en leerkrachten, onderwijsbehoeften
van kinderen met ASS en oplossingsgericht
werken.
Ik heb mij verdiept in de basisbehoeften van
een kind: relatie, competentie en autonomie
(Stevens, 1997) en hoe wij tegemoet kun-
nen komen aan deze behoeften. Het is van
belang om in te zetten op een goede band,
het kind te zien als mede-eigenaar en hem
daadwerkelijk laten meedenken en meebeslis-
sen over zijn ontwikkeling. Door het inzetten
van kwaliteiten en het aanleren van deelvaar-
digheden vanuit succeservaringen, voelt het
kind zich competent. Deze oplossingsgerichte
manier van werken en gespreksvoering heb ik
ingezet in mijn onderzoek (Cauffman & Van
Dijk, 2014).
STAP VOOR STAPOm een duidelijk beeld te krijgen van wat er
bij deze kinderen al goed ging en wat nog
beter kon, heb ik ouders en leerkrachten een
lijst met belemmerende en stimulerende fac-
toren laten invullen en daarover een gesprek
gevoerd. Daarna volgde het gesprek met het
kind, waarbij de startvraag was wat het kind
al goed kon, gevolgd door de vraag wat het
kind nog zou willen leren op school en thuis.
Al pratende kwamen we op kleine haalbare
deelvaardigheden, het inzetten van dingen die
al lukten, successen en mogelijke interventies.
De uitkomsten van dit gesprek zijn vervol-
gens besproken met ouders en leerkrachten,
waarbij hun wensen gekoppeld werden aan de
leerdoelen van het kind. Er is een taakverdeling
gemaakt en gekeken wat het kind, de ouders
en de leerkrachten nodig hadden om de geko-
zen interventies uit te voeren.
EEN BREDE AANPAKWekelijks besprak ik met het kind de succes-
sen, leerde vaardigheden aan, hielp met het
maken van stappenplannen en bedachten we
samen hoe het nog beter kon.
Bij één kind hebben we zijn interesse voor
muziek ingezet tijdens het aankleden thuis
en tijdens het zelfstandig werken op school.
Beide interventies bleken goed te werken.
Het inzetten van muziek heeft geholpen om
deze routines in te slijpen. Maar wat nog veel
mooier is, is dat deze aanpak voldaan heeft
aan zijn behoeften aan relatie, competentie en
autonomie.
Bij een ander kind ontdekten wij dat hij veel
baat had bij visuele ondersteuning in de vorm
van pictogrammen per deelvaardigheid. We
hebben pictogrammen ingezet in de klas bij
het leren omgaan met uitgestelde aandacht,
maar ook thuis bij het aankleden. Wat was hij
trots dat beide vaardigheden hem steeds beter
zelfstandig lukten!
Linda van de Hoef
SAMENWERKEN MET KINDERENMET ASS EN HUN OUDERS
Iedere 6 weken was er een groot overleg met ouders en leerkrachten. Tijdens die gesprek-
ken bespraken we de successen en richtten we ons vooral op wat er voor gezorgd had dat
iets was gelukt. Daarnaast keken we wat nog beter kon en wat daarvoor nodig was.
Op deze manier zijn het kind en de ouders intensief betrokken geweest bij het kiezen,
passend maken en inzetten van interventies. Ik heb ervaren dat ouders iets voor leerkrach-
ten kunnen betekenen, maar leerkrachten ook voor ouders.
De brede aanpak (De Baat & Moerkens, 2013) waarbij de uitvoering van interventies
plaatsvindt op school en thuis en individueel, door een nauwe samenwerking tussen
ouders, kind en leerkrachten, werkt!
Tijdens mijn onderzoek besefte ik dat er op de Graaf Jan een unieke situatie is gecreëerd,
waarbij ik structureel ruimte binnen de remedial teaching heb om kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften te begeleiden door gesprekken te voeren, deelvaardigheden aan te
leren en te ondersteunen bij interventies.
DROMEN VERWEZENLIJKENOp 25 okt`16 stemde de kamer voor instemmingsrecht van ouders op het handelingsge-
deelte van het ontwikkelingsperspectief. Het gaat hierbij om het verwachte uitstroomni-
veau van het kind en welke ondersteuning het kind daarbij nodig heeft (Balans, febr`17).
Vanuit mijn overtuiging en op basis van mijn onderzoek ben ik ervan overtuigd dat dit ver-
der gaat dan alleen een handtekening van ouders. Ik droom van een SAMENleving waarin
we tegemoet komen aan elkaars behoeften aan relatie, competentie en autonomie!
Naast deze droom, ben ik bezig om een andere droom te verwezenlijken. Tijdens de
masteropleiding heb ik mij vooral gefocust op autisme. Tijdens de modules autisme ben
ik geïnspireerd door Ilonka van der Sommen. Ik voelde een steeds sterker wordende
wens om meer te kunnen betekenen voor kinderen met ASS. Daarnaast kreeg ik inzicht
en handvatten hoe ik tegemoet kan komen aan hun behoeften. Er ontwikkelde zich een
sterke drive om mijn ideaal te verwezenlijken wat voorzichtig vorm krijgt in de start van
mijn eigen praktijk als autismespecialist.
Linda van de Hoef,Master (Special) Educational [email protected]
Eric van der Wal
‘ZULLEN WE SAMEN VERDER GAAN?’
➜➜➜➜
20 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 21
Alle leerlingen verdienen goed onderwijs.
Om dit te kunnen bieden is het van belang
dat scholen de kwaliteit van hun onderwijs
blijven verbeteren. De circa 130.000 leraren
in het primair onderwijs spelen hier een
belangrijke rol in. Zij kunnen het verschil
maken en juist daarom is het van belang dat
ook zij zich, net als hun leerlingen, blijven
ontwikkelen. Professionalisering vraagt om
voortdurende investeringen om het beste
onderwijs te kunnen bieden aan ieder kind.
Hoger opgeleide leraren kunnen hier een
belangrijke bijdrage aan leveren.
De PO-Raad is dan ook groot voorstan-
der van meer hoger opgeleide leraren. Zij
brengen onderzoekende vaardigheden de
school in en kunnen wetenschappelijke
kennis en de dagelijkse onderwijspraktijk
met elkaar verbinden. Daarom zien we
hoger opgeleide leraren dan ook als een
welkome aanvulling binnen de leraren-
teams. In onze visie is er binnen een team
een goede mix van kennis, vaardigheden
en specialismen aanwezig. Waar de ene
leraar goed is in het lesgeven aan kinderen
met speciale behoeften, kan een ander
onderzoekende vaardigheden met zich
meebrengen en een bijdrage leveren aan
schoolontwikkeling. De PO-Raad streeft naar
diversiteit binnen de lerarenteams.
Zo ontstaan er betere loopbaanmogelijk-
heden en meer variatie in taakverdeling.
Het bieden van verschillende opleidings-
routes voor startende leraren en mogelijk-
heden voor huidige leraren om zich verder
te scholen, zijn in het kader van professiona-
lisering en diversiteit in het personeelsbeleid
van scholen onontbeerlijk.
AANTREKKELIJK BEROEPBovendien draagt dit bij aan een beter car-
rièreperspectief en de aantrekkelijkheid van
het beroep leraar. En dit is, zeker met het
oog op het lerarentekort, hard nodig. Het
lerarentekort is nu al merkbaar, maar vanaf
2020 zal dit ernstige vormen aannemen.
Hier ligt dan ook een van de grootste
uitdagingen voor het onderwijs de komende
jaren. Hoe maken én houden we het beroep
leraar aantrekkelijk? Dit kan bijvoorbeeld
door te zorgen voor een betere beloning,
maar ook het bieden van ontwikkelings- en
doorgroeimogelijkheden geven een positieve
impuls aan het beroep én de sector. Het
volgen van een masteropleiding, zoals die
worden beschreven in dit magazine, is niet
alleen goed voor het bevorderen van door-
groeimogelijkheden maar zorgt ook voor
het aanleren van kennis die ten gunste van
schoolontwikkeling ingezet kan worden.
Anko van Hoepen
Ons onderwijs is zo goed als de leraar in
de klas. Dat is vijf jaar op rij de eerste zin
geweest waarmee ik mijn inbreng bij de
begrotingsbehandelingen van OCW ben
begonnen. En om goede leraren te krijgen
hebben we goede lerarenopleidingen nodig.
Dat vergt een bereidheid van de overheid
te investeren in opleidingsmogelijkheden
voor leraren en deze ook ruimhartig te
faciliteren. Maar het vergt van leraren ook
de bereidheid zich te blijven ontwikkelen.
Als leermeesters van hun leerlingen het
goede voorbeeld geven. De bereidheid zelf
ook weer de schoolbanken in te gaan. En ik
denk dat dit ook hard nodig is.
Van alle denkbare interventies die de
overheid kan plegen, zien we dat vooral het
investeren in opleidingsniveau van leraren
en het bieden van voldoende tijd en ruimte
voor lesvoorbereiding en evaluatie het
meest behulpzaam zijn bij het verhogen
van de kwaliteit van het onderwijs. In dat
licht mogen wij ons achter de oren krabben
dat internationaal vergelijkende onderzoek
blootlegt dat het opleidingsniveau van de
Nederlandse leraar gemiddeld genomen
achterblijft bij dat van veel buitenlandse
collega’s. Met het Actieplan LeerKracht in
2008 zijn er structurele middelen vrijgeko-
men voor de lerarenbeurs. Een mogelijk-
heid voor leraren om zelf te kiezen voor
een bachelor- of masteropleiding om het
kennisniveau te verbreden of te verdiepen.
Een geweldige impuls om de kwaliteit van
het onderwijs te verbeteren en leraren te
faciliteren bij een leven lang leren.
VOORTDUREND KENNIS BIJSPIJKERENMaar tot mijn verbijstering is er bijna ieder
jaar sprake van onderuitputting van de
beschikbare opleidingsbudgetten. Er blijft
gewoon geld liggen! Juist in een tijd dat
het onderwijs wordt geconfronteerd met
vele uitdagingen, zoals passend onderwijs,
en nieuwe inzichten in leren en innoveren,
moet er ruim baan zijn voor leraren om
kennis bij te spijkeren. Onze kinderen
verdienen het dat leraren goed geëqui-
peerd voor de klas staan. Dat vraagt om
een overheid die zorgt voor middelen en
scholen de mogelijkheid geeft om tijdelijke
vervanging te regelen. Dat vraagt om een
stimulerende schoolleiding en leraren die
initiatief willen nemen.
En het vraagt om uitstekende lerarenop-
leidingen die een rijk en passend aanbod
bieden aan masteropleidingen. Deze extra
bagage zal uiteindelijk leiden tot nog betere
leraren, en dus nog beter onderwijs voor
onze kinderen.
Anko van Hoepen, vicevoorzitter PO-Raad:
‘KENNIS TEN GUNSTE VAN SCHOOL- ONTWIKKELING’
Michel Rog, onderwijsspecialist CDA-fractie Tweede Kamer:
‘ONS ONDERWIJS IS ZO GOED ALS DE LERAAR IN DE KLAS’
Michel Rog
‘DOOR HET BIEDEN VAN ONTWIKKELINGS- EN DOORGROEIMOGELIJKHEDEN HOUDEN WE HET
BEROEP LERAAR AANTREKKELIJK.’
INVESTEREN IN OPLEIDINGSNIVEAU VAN LERAREN IS HET MEEST BEHULPZAAM BIJ HET VERHOGEN VAN DE KWALITEIT VAN HET ONDERWIJS.
➜➜➜➜
22 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 23
10BETER!
BRONNENAmato, P. R. (2000). The consequences of divorce for adults and children. Journal of Marriage and the Family, 62,
1269-1287. doi:10.1111/j.1741-3737.2000.01269.x
Broek, A. van den, Valk, I. van der, Doorn, M. van, Spruijt, E., Dekovic, M. & Meeus, W. (2013). KIES voor het kind! Bevin-
dingen van het effectonderzoek naar Kinderen in Echtscheiding Situatie (KIES) in de basisschoolleeftijd.
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 369-379.
Blaas, M. (2016). Onder de LOEP. Een studie naar een vraaggestuurd interventieprogramma voor jongeren in
echtscheidingssituaties (PGO, Fontys Hogeschool). Te verkrijgen via [email protected].
Valk, I. van der, Muijselaar, M., Doorn, M. van, Broek, A. van den, Wijsbroek, S., Meeus, W., Dekovic, M. (2013).
Veel jongeren ervaren scheidingsleed. Jeugdkennis, 7, 1-6.
Als zorgcoördinator van een middelbare
school ben ik dagelijks betrokken bij de
begeleiding van leerlingen met een hulp-
vraag. De manier hoe wij als professionals
naar leerlingen kijken en de bereidheid
die er is om te investeren, is bepalend voor
obstakels die leerlingen ervaren. Daarbij is
wisselwerking tussen betrokkenen belang-
rijk in de ondersteuning van ondervonden
belemmeringen bij leerlingen.
Het aantal echtscheidingen in Nederland is al
jaren stabiel; één op de drie huwelijken strandt.
Echtscheidingen blijken een risicofactor voor het
ontwikkelen van emotionele en gedragsmatige
problemen onder jongeren (Van der Valk et al.,
2013).
Steun uit de omgeving, ook vanuit de school,
en toegang tot therapeutische interventies
binnen school worden gezien als beschermende
factoren voor leerlingen in of na echtscheidings-
situaties. LOEP, Lotgenoten Over Echtscheidings-
Perikelen, is een door mij ontwikkeld vraagge-
stuurd interventieprogramma voor leerlingen in
echtscheidingssituaties.
ERKENDE INTERVENTIESIn Nederland bestaan er vier erkende
interventieprogramma´s voor kinderen die te
maken hebben (gehad) met een echtschei-
ding. De vier erkende interventies zijn: Jes! Het
brugproject, Kinderen in Echtscheiding Situaties
(KIES), Dappere Dino’s en Ouderschap Blijft.
KIES is het enige interventieprogramma dat
inspeelt op de problemen van jongeren tussen
12 en 18 jaar. Het KIES-programma heeft naam
in het primair onderwijs, maar nog nauwelijks in
het voortgezet onderwijs. Hier zijn verschillende
redenen voor. Ten eerste zijn scholen in het
voortgezet onderwijs vaak groter, waardoor er
minder direct contact met en kennis van leerlin-
gen is. Daarnaast zijn jongeren terughoudend in
het zoeken van hulp bij echtscheidingen. Toch
blijkt dat jongeren contact waarderen en dat ze
het prettig vinden om ervaringen met lotgeno-
ten te bespreken.
De probleemstelling voor dit onderzoek luidt:
Waar hebben leerlingen in of na echtschei-
dingssituaties op school X behoefte aan,
op welke manier kan dit vertaald worden
naar het vraaggestuurde programma ‘LOEP’
en hoe draagt dit bij aan de preventie van
gedragsproblematiek en bevordering van
het emotioneel welbevinden van deze
leerlingen?
OP ZOEK NAAR EEN VERBETERDE AANPAKKenmerkend voor een ontwerponderzoek is
dat er een praktijkprobleem gesignaleerd wordt
en door middel van onderzoek een verbeterd
ontwerp ontwikkeld wordt dat het probleem
zou moeten oplossen. Om in te spelen op de
behoeften van leerlingen is het van belang
om leerlingen te betrekken bij dit onderzoek.
Om rekening te kunnen houden met moge-
lijke verschillen door leeftijd is gekozen om de
leerlingen van 13 en 14 jaar te betrekken in het
onderzoek. Om de eerdergenoemde wisselwer-
king mogelijk te maken, zijn naast leerlingen
ook hun ouders en hun mentoren betrokken bij
het onderzoek.
HET BELANG VAN EDUCATIEVE PROGRAMMA’SLeerlingen lopen tegen verschillende belem-
meringen aan. Uit de interviews blijkt dat deze
leerlingen het contact tussen ouders en het
contact met ouders belangrijk vinden. Indien dit
contact verstoord is of wordt, wordt dit als een
belemmering ervaren. Naast de behoefte aan
een beter contact tussen en met ouders onder-
vindt een deel van deze leerlingen moeilijkhe-
Marlou Blaas
‘INTERVENTIEPROGRAMMA MET DUIDELIJKE INBRENG VAN LEERLING EN OUDERS’
Jongeren in echtscheidingssituaties
den op het gebied van concentratie. De concentratieproblemen doen zich zowel in de klas
als thuis tijdens het maken van huiswerk voor. Voor de leerlingen in dit onderzoek geldt dat
de meisjes in toenemende mate internaliserend gedrag en de jongens in toenemende mate
externaliserend gedrag hebben vertoond sinds de echtscheiding. Ondanks de uiteenlopende
wensen van de deelnemers in deze groep lijkt de aanbeveling vanuit de literatuur wense-
lijk: het is belangrijk om educatieve programma’s voor deze kinderen te ontwikkelen en te
evalueren.
PROGRAMMA OP MAATGesteld kan worden dat ‘LOEP’ een passend interventieprogramma voor de betrokken
school is. Deze vorm van gepaste begeleiding heeft ertoe geleid dat de kinderen minder
gedragsproblemen ondervinden en dit heeft geresulteerd in een verhoogd welbevinden en
verbeterde prestaties bij de deelnemende kinderen. Hoewel uit de behoeftebepaling blijkt
dat er nauwelijks verschillen zijn tussen de wensen van deelnemers aan KIES en de betrok-
ken kinderen, maakt LOEP de stap om deel te nemen kleiner door kinderen te benaderen.
Daarnaast is de screening een mogelijkheid om te weten te komen waar de precieze be-
hoeften liggen, waardoor een programma op maat gerealiseerd kan worden.
BEHOEFTE AAN MEER ‘BAGAGE’ BIJ DOCENTENHoewel het programma lijkt te voldoen, is het wenselijk om te gaan kijken naar de vraag die
terugkomt van de mentoren. LOEP is een interventie voor leerlingen in echtscheidingssitu-
aties waar het emotioneel welbevinden verhoogd kan worden. Echter, de interventie biedt
ruimte voor zestien leerlingen uitgaande van twee LOEP-trainingen per jaar. Aangezien een
op de drie leerlingen te maken krijgt met echtscheidingen zou het wenselijk zijn mentoren
te voorzien van die bagage die nodig is om deze kinderen van ‘eerste hulp’ te voorzien.
Mentoren geven terug dat ze momenteel onvoldoende kennis en vaardigheden hebben om
hier mee om te kunnen gaan. Mogelijk zou een vervolgonderzoek zich nader kunnen richten
op welke kennis en vaardigheden van belang zijn voor mentoren en hoe de school hierin
zou kunnen voorzien.
EYEOPENERHet is voor mij een ‘eyeopener’ geweest om te zien hoe goed lotgenotencontact voor
jongeren werkt; gewoon het hart mogen luchten zonder dat er een pasklaar antwoord is.
Ik heb geleerd om zonder oordelen in een gesprek te staan en in te spelen op behoeften van
leerlingen zonder dat ik een oplossing had of er een oplossing was.
De stiltemomenten met leerlingen hebben ervoor gezorgd dat ook ik mijn kwetsbaarheid
heb moeten tonen. Het is fijn dat ook komend schooljaar de LOEP-training breder uitgezet
zal gaan worden in de school. Ik vind het mooi om te zien dat de opleiding het ons, profes-
sionals, mogelijk maakt ons verder te mogen ontwikkelen als mens!
‘DE SCHOOL IS VOOR VEEL LEERLINGEN EEN VEILIGE PLEK’
“Het onderzoek van Marlou is erg waardevol voor de leerlingen van onze school. Er zijn behoorlijk wat leerlingen die te maken hebben met echtscheidingssituaties. Dat betekent in het leven van de leerling vrijwel altijd veel emotie en verdriet. Vaak uit zich dat in ander gedrag. Het is belangrijk dat docenten dit gedrag weten te plaatsen. Voor de leerling zelf is het van grote betekenis dat hij of zij leert reflecteren op hetgeen er gebeurt. Dat zorgt voor rust. Dat de school deze mogelijk-heid biedt, maakt het voor de leerling ook een veilige plek. Thuis is het immers vaak niet prettig. De sessies die ze met de leerlingen doet, zijn er ook op gericht op het contact met de ouders te herstellen. Als in de dagelijkse gang van zaken voldoende rust en overzicht is gekomen dan brengt dat meestal ook wat meer emotioneel evenwicht. En dat komt dan het leren weer ten goede.Marlou is een natuurlijke zorgcoördinator. Het zit in haar aard. Ze is erg betrokken op de leerlingen en daarom zoeken ze haar ook graag op als het even niet lukt. Door de studie heeft ze meer tools in handen gekregen om dit op een professionele manier te doen.
Adrienne van Pelt, teamleider 2College Cobbenhagenlyceum te Tilburg
Marlou BlaasMaster (Special) Educational [email protected]
Adrienne van Pelt
➜➜➜➜
10XBETER! 2524 Onderzoeksprijs 2017
10BETER! ‘MASCHA BLIJFT EEN
ECHTE ‘MONTESSORIAAN’
“Een specifiek onderwijsconcept door ontwikkelen in de context van de omgeving kan een directeur niet alleen, daarvoor zijn kartrekkers nodig. Mascha heeft tijdens de opleiding, na een gedegen theoretische aanpak, een aanpak ontwikkeld die in de middenbouw praktisch wordt toegepast. Door te werken aan de leerhouding van de leerlingen beklijft het leren beter. Er ligt nu een meer gestructureerde aanpak. Mascha is iemand die ervan houdt om dingen uit te proberen; tijdens de opleiding heeft ze de middelen ontdekt om daar een bruikbaar ontwerp voor te maken. De werkwijze vloeit nu bij wijze van spreken van-zelfsprekend de rest van de school in. Haar affiniteit ligt op het gebied van ict. Ze werkt nu aan de ontwikkeling van een digitale portfolio. En die moet ook aansluiten bij het concept van Aquamarijn. ‘Montessori’ zit bij haar in elke vezel. Dat willen we ook niet anders; de helft van de ouders kiest immers voor onze onderwijskundige en opvoedkun-dige principes. Het is goed dat ook kinderen uit de wijk naar onze school komen. Onze populatie is een goede afspiegeling van de stad. ‘Omgaan met verschillen’ is ook hier een uitdaging. Het is daarom heel fijn dat er collega’s zijn die geschoold zijn in het omgaan met specifieke onderwijsbehoeften. Het is goed dat we hier allemaal bereid zijn om te leren.”
Vincent Bosma, directeur Montessorischool Aquamarijn in ’s Hertogenbosch
BRONNENMaljers, M. (2016). Zelfregulering en betrokkenheid in het basisonderwijs. PGO Master Leren & Innoveren.
Eindhoven: Fontys Hogescholen https://drive.google.com/file/d/0B1nRYAOvMEp7SGg4c1dJMDVBdjg/view?usp=sharing
Onderwijsraad. (2015). Meerjarenagenda 2015-2020, werkprogramma 2016. Den Haag.
Zimmerman, B. (2002). Becoming a Self-Regulated Learner: An Overview. Ohio
Het wordt steeds belangrijker dat we ons
hele leven blijven leren en steeds nieuwe
kennis en vaardigheden opdoen (Onder-
wijsraad, 2015). Mensen veranderen steeds
vaker van baan of functie als gevolg van
tijdelijke contracten, verdwijnende banen
en nieuwe mogelijkheden. Door de snelle
ontwikkelingen op het gebied van digita-
lisering en internationalisering wordt van
iedereen flexibiliteit en lerend vermogen
verwacht.
Het basisonderwijs is de ideale plek om te
starten met ‘leren te leren’. Leerlingen leren
om zelf actief op zoek naar informatie te gaan
en hun kennis op te bouwen vanuit hun eigen
beginsituatie. Daarbij wordt aandacht besteed
aan het leerproces, de leermotivatie en het
gebruik van leerstrategieën.
Uiteindelijk zijn ze in staat om hun eigen
leerproces te starten, te organiseren en vol te
houden. Dit zelfregulerend leren vertoont veel
overeenkomsten met de betrokkenheid bij het
leerproces (de inzet die een leerling toont om
de stof te begrijpen).
METACOGNITIEVE VAARDIGHEDENOm zelfregulerend te kunnen leren, heb je
metacognitieve vaardigheden (zoals plannen,
leerdoelen bepalen, organiseren en evalueren)
nodig.
De meeste kinderen leren eenvoudige me-
tacognitieve vaardigheden op een spontane
manier van hun ouders, vrienden en leerkrach-
ten. Veel kinderen hebben daarnaast metacog-
nitieve instructie van de leerkracht nodig om
deze vaardigheden verder te ontwikkelen. Veel
leerkrachten hebben nog niet genoeg kennis
en vaardigheden om deze metacognitieve
instructie goed te integreren in hun lessen.
MONTESSORI-ONDERWIJSIn het montessorionderwijs leren kinderen
door zelf te doen, zelf te ontdekken en zelf te
ervaren. Ze zijn medeverantwoordelijk voor het
werk en leerkrachten stimuleren hen om actief
bij te dragen aan hun eigen leerproces. De
betrokkenheid van leerlingen bij het leerproces
is hierdoor groot. Een leerkracht is begeleider
van het leerproces en coach van zijn leerlingen.
Door de leerling iets boven zijn niveau aan te
spreken, zoekt de leerkracht de zone van de
naaste ontwikkeling op, waardoor het kind in
ontwikkeling komt.
DRIE FASEN VAN ZELFREGULERINGIn het eerste jaar van de M LI heb ik een on-
derwijsontwerp gemaakt waarin het geven van
metacognitieve instructie geïntegreerd werd
in het Kosmisch thema ‘Nederland nu en in
de Middeleeuwen’. Leerlingen uit de midden-
bouw (groep 5/6) maken hierbij een presen-
tatie over een zelfgekozen onderwerp binnen
het Kosmisch thema en worden in meer of
mindere mate gestuurd door de leerkracht bij
het werken aan de presentatie. Werkbladen
passend bij de drie zelfregulatiefasen van
Zimmerman (2002) worden gebruikt om de
metacognitieve vaardigheden aan te bieden en
in te oefenen.
De drie fasen van zelfregulering die de
Amerikaanse onderzoeker Zimmerman
beschreef, bieden de leerkracht houvast bij het
geven van metacognitieve instructie. De drie
fasen geven tevens structuur aan elke opdracht
die de leerling moet doen.
Fase 1: Oriëntatie-/Planningsfase In deze fase is het activeren van de voorkennis en het stellen van doelen belangrijk. Leerlingen geven hierbij antwoord op de vragen “Wat moet ik doen?”, “Wat weet ik al?”, “Wat wil ik weten?” en “Hoe ga ik het doen?”.
Fase 2: Uitvoeringsfase In deze fase gaan de leerlingen aan de slag volgens het plan dat ze opgesteld hebben. Centraal staan de vragen “Gebruik ik mijn plan?”, “Wat doe ik eerst en wat doe ik daarna?”. Ze gaan op zoek naar nieuwe informatie om een antwoord op hun vragen te vinden. Als ze het antwoord op hun vragen gevonden hebben, presenteren ze dit aan de klas en/of aan de leerkracht. Het plan kan in deze fase ook bijgesteld worden als het nodig is.
Fase 3: Evaluatie-/ReflectiefaseIn deze fase wordt gecontroleerd of de gevonden antwoord juist zijn en hoe het hele proces verlopen is. Van de evaluatie- en reflec-tiefase kunnen ook twee aparte fasen gemaakt worden. De leerlingen geven bij de evaluatie antwoord op de vraag “Ben ik tevreden met mijn werk?” en bij de reflectie op de vraag “Wat zou ik de volgende keer anders doen?”. De leerkracht helpt de leerlingen bij het evalueren en het reflecteren op het proces.
Mascha Maljers
‘HOE BEREIDEN WE ONZE LEERLINGEN VOOR OP EEN LEVEN LANG LEREN…’Trainen van metacognitieve vaardig-
heden in het basisonderwijs
In het tweede jaar heb ik het onderwijsontwerp uitgevoerd in groep 5/6 op Montessori-
school de Aquamarijn, mijn werkplek. In dezelfde periode heb ik ook mijn praktijkonder-
zoek uitgevoerd. Om te weten te komen of de betrokkenheid van leerlingen samenhangt
met de mate van zelfregulering, heb ik de volgende onderzoeksvraag opgesteld:
In hoeverre worden de mate van zelfregulering en de cognitieve betrokkenheid
van leerlingen beïnvloed door het integreren van metacognitieve instructie in de
leeromgeving?
Voor de start van het Kosmische thema heb ik vragenlijsten afgenomen bij leerlingen en
leerkrachten. Hiermee werd de beginsituatie op het gebied van zelfregulering en betrok-
kenheid vastgesteld. Gedurende 7 weken werd in de middenbouw gewerkt aan het thema
‘Nederland nu en in de Middeleeuwen’. In de laatste 4 weken werd er door de leerlingen
gewerkt aan presentaties over een zelfgekozen onderwerp binnen het thema. Na afloop
van het thema heb ik de vragenlijsten weer afgenomen.
Uit het onderzoek (Maljers,2016) blijkt dat de zelfregulering van leerlingen toeneemt als
metacognitieve instructie geïntegreerd in het Kosmisch thema wordt aangeboden, maar
het effect wordt groter als de metacognitieve instructie ook verweven wordt in de rest van
de leeromgeving.
De drie fasen van Zimmerman kunnen namelijk worden toegepast op elke les en binnen
elk vakgebied. Van het oplossen van een rekenvraagstuk tot het schrijven van een verhaal;
van het voorbereiden van een presentatie tot het bouwen van een knikkerbaan; de drie
fasen van zelfregulering kunnen altijd doorlopen worden.
Dankzij de resultaten van het onderzoek heeft de integratie van metacognitieve instructie
een duidelijke plek gekregen in het Kosmisch onderwijs op onze school. Daarnaast is mijn
visie op leren en innoveren in de afgelopen twee jaar veel scherper geworden. Ik kijk met
een onderzoekende houding naar alle aspecten van het onderwijs en begeleid collega’s
in hun ontwikkeling. In mijn rol als bouwcoördinator zoek ik telkens naar de volgende
stap die we kunnen zetten op weg naar een lerende organisatie, een organisatie die nooit
stopt met leren.
Mascha Maljers Masteropleiding Leren en [email protected]
Vincent Bosma
➜➜➜➜
26 Onderzoeksprijs 2017 10XBETER! 27
10BETER! ‘DE AANBEVELINGEN UIT
DIT ONDERZOEK ZIJN ALS VANZELFSPREKEND OVERGENOMEN’
“Er is geen enkele andere factor die zo bepalend is voor het leren van leerlingen als de kwaliteiten van leerkrachten. De uitdaging voor elke medewerker van ons kennisexperti-secentrum is om leerkrachten kansrijk te laten kijken naar alle leerlingen en in het bijzonder naar leerlingen met gedrag dat anders is. Het onderzoek van Stefan de Crom draagt expliciet bij aan de onderzoekende houding van de collega’s. Bij het onderzoeken vormen de vier dimensies Data, Duiden, Doelen en Doen (4D) de kapstok waaraan alle activitei-ten worden opgehangen. Een kader dat KEC Onderwijs tot een lerende organisatie maakt.Anno schooljaar 2016-2017 worden onze Begeleiders Passend Onderwijs als niet meer weg te denken deskundigen gezien. Zowel binnen kennis-/expertisecentrum als daarbui-ten (in de samenwerkingsverbanden). Door het Handelingsgericht arrangeren eigen te willen maken en hierin steeds beter te (willen) worden zal dit bijdragen tot een professionele ondersteuning binnen het onderwijs waardoor steeds meer leerlingen in het regulier onderwijs kunnen acteren. Kennisdeling en uitwisseling van ervaringen is binnen Het Driespan aan de orde van de dag. De aanbevelingen vanuit dit onderzoek zijn dan ook als vanzelfsprekend overgenomen en worden in de dagelijkse praktijk uitgevoerd.”
Ivo van Riel, Regiodirecteur Het Driespan, Etten Leur
BRONNENAlgera, M. (2013). Handelingsgericht arrangeren: tweede evaluatie van een pilot in samenwerkingsverband Unita.
Rotterdam: CED-groep.
Crom, S.J.A. (2016). Handelingsgericht arrangeren in het samenwerkingsverband. PGO MLE. Eindhoven Fontys Hoge-
scholen.
Dijk, S. van & Rijnberg, S. (2015). Arrangeer samen. 8 aanraders. Dordrecht: Instondo.
Meijer, W. (2015). Begeleiding van leerkrachten. Een verwaarloosd aspect bij de invoering van Passend Onderwijs,
Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 54, 5-14.
Pameijer, N. & Beukering, T. van (2015). Handelingsgerichte diagnostiek in het onderwijs. Een praktijkmodel voor
diagnostiek en advisering. Den Haag: ACCO
De wet op het Passend onderwijs heeft tot
doel beter afgestemd onderwijs te bieden
voor álle leerlingen. Professionals die-
nen hun rolopvatting van ‘signaleren en
verwijzen’ naar ‘onderwijs passend maken’
te wijzigen. Hiertoe zijn samenwerkings-
verbanden opgericht die ieder een eigen
procedure hanteren voor het aanbieden
van Passend Onderwijs. In de regio gebrui-
ken de meeste samenwerkingsverbanden
het groeidocument als middel en de prin-
cipes van handelingsgericht arrangeren
(HGA) (Pameijer & Van Beukering, 2015) als
model. De vraag is hoe rust ik de ambulant
begeleiders binnen het expertisecentrum
toe op deze taak?
Volgens Meijer (2015) dient met de invoe-
ring van Passend Onderwijs een verandering
plaats te vinden op het niveau van attitude
en gedrag. Intern begeleiders en leerkrachten
in het regulier onderwijs krijgen daarmee de
mogelijkheid om de onderwijsleersituatie voor
leerlingen, die dit nodig hebben, te beïnvloe-
den. De ambulant begeleiders van het exper-
tisecentrum hebben in schooljaar 2014-2015
per samenwerkingsverband kennisgemaakt
met de verschillende (groei)documenten die
hiervoor beschikbaar zijn. Voor de nieuwe
wijze van werken, dienen alle betrokkenen af
te stappen van het medische denken en het
denken in problemen naar denken in mogelijk-
heden ofwel sociaal denken, en van indiceren
(op basis van criteria) naar handelingsgericht
arrangeren (HGA). Met andere woorden het
gezamenlijk bedenken en uitvoeren van een
aanpak die voor een leerling, de leerkracht(en)
en de ouders werkt. Een aanpak op school en
soms ook thuis.
OP ZOEK NAAR HET BEST PASSENDE HULPARRANGEMENTZonder samenwerking is HGA niet mogelijk.
Het proces is cyclisch van aard en vindt plaats
volgens een bepaalde systematiek, namelijk;
gegevens verzamelen en analyseren, doelen
opstellen, plannen uitvoeren en evalueren (zie
figuur 1.). Een en ander wordt beschreven in
het groeidocument en komt samen in het mul-
tidisciplinair overleg. Het arrangeren gebeurt
volgens Algera (2013) vraag- en oplossings-
gericht en is integraal van aard.
Succesfactoren voor het arrangeren zijn vol-
gens Van Dijk & Rijnberg (2015):
• er is niet één oplossing; er zijn er altijd
meer
• betrek ouders er vanaf het begin bij
• begin met de actie die het snelst een
succeservaring oplevert
• denk niet in aanbod maar in acties
• wacht niet te lang
VAN DENKEN IN PROBLEMEN NAAR DENKEN IN MOGELIJKHEDENGezien het feit dat het proces van HGA met
ingang van schooljaar 2015-2016 een feit is en
de ambulant begeleiders hierin geen ervaring
hebben opgedaan, is er sprake van urgentie
om hen vanuit hun positie in het samenwer-
kingsverband een training te bieden die hen
ondersteunt bij deze nieuwe werkelijkheid. De
focus van dit praktijkgerichte onderzoek lag
daarom op de onderzoeksvraag:
Wat is de invloed, van het aanbieden van
een korte training aan ambulant begelei-
ders, werkzaam binnen één samenwer-
kingsverband, op de opvattingen over het
handelingsgericht arrangeren?
Er is bewust gekozen om de interventie te
laten plaatsvinden binnen dit specifieke sa-
menwerkingsverband, omdat hier de meeste
ambulant begeleiders betrokken zijn bij het
arrangeren, het samenwerkingsverband het
arrangeren breed wil laten landen en omdat
inhoudelijk meegedacht kon worden over de
interventie.
INGREDIËNTEN VOOR EEN EFFECTIEVE TRAININGIn het literatuuronderzoek zijn thema’s als;
vóór Passend Onderwijs, handelingsgericht
werken, HGA (middels het groeidocument),
HGA: hoe doe je dat? en Wat betekent
HGA voor de ambulant begeleider? aan bod
gekomen. Daarnaast, meer praktisch, zijn de
volgende onderwerpen verkend; gespreksvoe-
ring binnen HGA, de implementatie van HGA
en hoe ziet een effectieve training eruit?
Stefan de Crom
‘AMBULANTE BEGELEIDERS TOERUSTEN OP HANDELINGS-GERICHT ARRANGEREN’
Van indiceren naar arrangeren
DE TRAINING IN DE PRAKTIJKDe training is aangeboden aan ambulant begeleiders door twee ervaren trainers van
een externe begeleidingsdienst. Om de training inhoud te geven zijn gesprekken met de
trainers gevoerd over onder andere de beginsituatie van ambulant begeleiders aangaande
HGA. Daarnaast is een plan van aanpak met doelen opgesteld. Het onderzoek dat volgde
was kwalitatief van aard en richtte zich op de opvattingen over HGA van ambulant bege-
leiders. Hiertoe is gebruik gemaakt van een reflectieverslag dat de deelnemers gedurende
de training konden bijhouden en is een semi-gestructureerd interview afgenomen.
TRAINING OMZETTEN IN GEDRAG EN HANDELENIn algemene zin kan geconcludeerd worden dat de training als positief is ervaren; am-
bulant begeleiders kunnen de uitgangspunten over het algemeen in voldoende mate
benoemen en zijn in staat om de uitgangspunten in de praktijk om te zetten in gedrag en
handelen. Daarnaast hebben de ambulant begeleiders een duidelijk beeld van de perspec-
tiefwisseling ten opzichte van de ‘oude situatie’ (van indiceren) en kunnen ze goed aange-
ven wat er nog nodig is op persoonlijk, organisatorisch en samenwerkingsverband niveau
om het proces HGA te optimaliseren. Daarnaast geeft het implicaties voor het vervolg en
voor eventuele toekomstige trainingen.
‘IK HEB MEZELF BETER LEREN KENNEN’Ik ben gedurende het zoeken naar concepten, lezen van literatuur, verwerken van onder-
zoeksresultaten en trekken van conclusies in een flow geraakt. Het heeft geleid tot een
product waar ik trots op ben. Tijdens dit proces heb ik mezelf verder leren kennen als een
zeer gedreven en doortastende professional, die graag dingen goed doet en uitgaat van
bewezen theorieën. Ik gun mijn collega’s eenzelfde gevoel. In het dagelijkse werk ervaren
zij waarschijnlijk al dat ik de onderzoekende houding tracht te stimuleren. Dit door vaak
door te vragen en hen te stimuleren om te vragen naar feedback en de praktijkcontext
met al haar vooronderstellingen kritisch te analyseren en hierop te reflecteren. Praktisch
gezien adviseer ik collega’s om hun gedrag en functioneren te laten evalueren door ouders
en leerkrachten. Daarnaast vraag ik frequent om onderbouwing en onderliggende concep-
ten. Hierbij is het model ‘Cyclus van ontwikkeling en leren door leerkrachten’ (figuur 2.),
voor mij een waardevol model en ‘kapstok’, waarbij reflectie en dialoog een must zijn.
Stefan de Crom werkt als leiding-
gevende bij Stichting Het Driespan.
Een instelling voor, onderwijs aan
kinderen met een ernstige gedrags-
stoornis en/of psychiatrische stoor-
nis in de regio West-Brabant.
Stefan de CromMaster Leadership in [email protected]
Ivo van Riel
bovenschoolse pool met deskundigen onderwijs en jeugdhulpAB-ers (SBO en SO), schoolpsychologen/orthopedagogen, (school) maatschappelijkwerk, jeugdartsen + jeugdverpleegkundigen, procesregisseurs CJG, hulpverleners
Figuur 1. Cyclus handelingsgericht werken en zorgroute
binnen de school
➜➜➜➜
‘MASTER-OPGELEIDEN IN DE SCHOOL STAAN VOORAAN BIJ INNOVATIE EN NEMEN HUN COLLEGA’S DAARIN MEE’
Onze maatschappij is in beweging. Dat
vraagt van de onderwijsprofessional dat hij
meebeweegt en eventueel ‘tegenbeweegt’
als dat nodig is. De MLI’er (master Leren en
Innoveren) is in staat om trends in de
maatschappij en het onderwijs te onder-
scheiden van hypes en mythes en hij kan de
juiste keuzes maken als het gaat om
onderwijsvernieuwing. De MLI’er initieert
onderwijsvernieuwing, geeft hier vorm aan
en begeleidt zijn of haar schoolteam hierbij.
Daarbij vormt steeds het leren en ontwik-
kelen van de leerling of student het
uitgangspunt: hoe maken we onderwijs
nog beter zodat de leerling/student
optimaal is voorbereid voor zijn of haar rol
in de maatschappij van de toekomst? De
MLI’er maakt het verschil in het onderwijs!
Dr. Anouke Bakx is lector Leren & Innoveren en
academic director aan de Masteropleiding Leren
en Innoveren.
‘LEERLINGEN, OUDERS EN COLLEGA’S WORDEN ‘MEEGENOMEN’ IN DE ONTWIKKELING VAN ONZE STUDENTEN’
Onze studenten in de M EN zie je groeien
tijdens de opleiding. Ze gaan op zoek naar
verandering en verbetering bij zichzelf in
hun onderwijspraktijk. Ze worden gevoed
door theorie, praktijkgericht onderzoek én
samenwerking met collega’s en medestu-
denten. Ze tonen lef door kritisch te
reflecteren en stil te staan bij datgene wat
de leerling vraagt van hen. Gedurende de
opleiding ervaren de studenten hoe zij zich
ontwikkelen door ‘nieuwe’ vragen te
stellen, te leren onderbouwen en dilemma’s
uit te spreken. Het werkveld geeft dit vaak
ook terug aan hen; leerlingen, ouders en
collega’s worden ‘meegenomen’ in de
ontwikkeling van onze studenten. Als
docent is het een boeiend proces om
professionals in het onderwijsveld hierbij te
mogen begeleiden. Dat voelt als een eer!
Anouk van Middelkoop-van Erp MEd is docent
aan de masteropleiding Educational Needs van
het Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg.
28 Onderzoeksprijs 2017
M LEM LI M EN
Anouke Bakx Anouk Middelkoop-van Erp
Henderijn Heldens
‘INZETTEN OP INTRINSIEKE MOTIVATIE VAN LERAREN EN SCHOOLLEIDERS’
Werken in het onderwijs is de laatste jaren
behoorlijk complex geworden. Dit heeft te
maken met de voortdurende veranderingen
in de maatschappij en de veranderende
eisen die aan goed onderwijs (terecht)
worden gesteld. Voor leraren en school-
leiders is het daarom belangrijk om zich
continu te blijven ontwikkelen. De
masteropleidingen van Fontys zijn specialist
in het leren omgaan met de hoge mate van
complexiteit waarmee je te maken krijgt als
je werkt aan schoolontwikkeling en
innovatie. Wij doen dit onder andere door
het versterken van het hogere orde denken
bij leraren en schoolleiders en dit te
combineren met het leren toepassen van
actuele kennis in de eigen schoolpraktijk.
We zetten daarbij in op de intrinsieke
motivatie van leraren en schoolleiders die
hoort bij een sterke professionele identiteit.
Uiteindelijk profiteert dan niet alleen de
student zelf van de opleiding, maar leert het
hele team mee. Onze opleidingen geven
echt een impuls aan schoolontwikkeling én
aan professionalisering op hoog niveau.
Dr. Henderijn Heldens is docent Master Leren en
Innoveren, docent Master Leadership in Education
aan de Fontys Hogeschool Kind en Educatie
Opleiden met passie
10XBETER! 29
10BETER!
Staand v.l.n.r.: Stefan de Crom, Ilja van Santen, Angela van der Vliet, Linda van de Hoef, Julia Kok, Daniëlle Quadakkers.
Zittend v.l.n.r. Guido Schoonbrood, Marlou Blaas, Judith Slabbers, Mascha Maljers.
➜➜➜➜