Massapsychologie Deel 4: Verweer tegen het verlammende pessimisme, en de verwarrende bevindingen...

14
Denkend mens, geschiedenis massapsychologie, Israël, BDS, en het wereldwijde antisemitisme Deel 4. Verweer tegen het verlammende pessimisme, en de verwarrende bevindingen met de opkomst van het Nationaalsocialisme . Dadelijk na het einde van de eerste wereldoorlog 1914- 1918 mengde zich William Mac Dougall , de meest bekende Engelse sociaalpsycholoog, met bijzonder krachtige stem in de internationale gedachtewisseling over de schrikbarende verandering van verstandige mensen, zodra zij zich in een ‘massa’ bevonden; in zijn in 1920 verschenen boek “The Group Mind” ( Hier te downloaden) plaatste hij zijn troostrijk Angelsaksische vertrouwen in gezond verstand bewust tegenover de van gedachten aan de wereldondergang vervulde stemming van zijn Romaanse collega’s. Ook hij vond dat de mensen in de “massa” – hij gebruikt in het Engels daarvoor de term ‘Crowd’, terwijl hij hem het woord ‘Group’ een bijzondere betekenis heeft - voor logische bewijsgronden ontoegankelijk worden, dat zij zich alleen maar laat beïnvloeden door de meest grove en primitieve gevoelens, die door wederzijdse besmetting tot blinde onbezonnen gewelddadigheid worden opgezweept; in de machtsroes van het massagevoel gedragen zij zich in

description

Denkend mens, geschiedenis van de massapsychologie, Israël, BDS, en het wereldwijde antisemitisme

Transcript of Massapsychologie Deel 4: Verweer tegen het verlammende pessimisme, en de verwarrende bevindingen...

Denkend mens, geschiedenis massapsychologie, Isral, BDS, en het wereldwijde antisemitisme

Deel 4. Verweer tegen het verlammende pessimisme, en de verwarrende bevindingen met de opkomst van het Nationaalsocialisme.

Dadelijk na het einde van de eerste wereldoorlog 1914-1918 mengde zich William Mac Dougall, de meest bekende Engelse sociaalpsycholoog, met bijzonder krachtige stem in de internationale gedachtewisseling over de schrikbarende verandering van verstandige mensen, zodra zij zich in een massa bevonden; in zijn in 1920 verschenen boek The Group Mind ( Hier te downloaden) plaatste hij zijn troostrijk Angelsaksische vertrouwen in gezond verstand bewust tegenover de van gedachten aan de wereldondergang vervulde stemming van zijn Romaanse collegas.Ook hij vond dat de mensen in de massa hij gebruikt in het Engels daarvoor de term Crowd, terwijl hij hem het woord Group een bijzondere betekenis heeft - voor logische bewijsgronden ontoegankelijk worden, dat zij zich alleen maar laat benvloeden door de meest grove en primitieve gevoelens, die door wederzijdse besmetting tot blinde onbezonnen gewelddadigheid worden opgezweept; in de machtsroes van het massagevoel gedragen zij zich in het ergste geval als wilden of als een troep wilde dieren.

Echter, zo leerde Mac Dougall, een bepaalde vooruitgang is mogelijk, die deze gevaarlijke eigenschap aan de massavorming, ontneemt, en haar tenminste inperkt. De vooruitgang bestaat in hoofdzaak in de organisatie van de massas en in de hechte bouw daarvan. Alleen groepen van blijvend karakter, die niet uit heterogene leden zijn samengesteld, die dus stabiel en homogeen zijn kan men structuur geven en organiseren. Daarin immers plegen zich bepaalde tradities en vormen bepaalde gebruiken en eisen van moraal; zij winnen aan kracht in de concurrentie met andere organisaties en bonden; de leden worden in bepaalde rangen ingedeeld, rechten en plichten worden onder hen verdeeld, soms komt het zelfs tot een echte ambtelijke hirarchie; kortom: men schept alle voorwaarden, nodig om te beschikken over mensen, die hun verantwoordelijkheid tegenover de gemeenschap kennen en die in staat zijn van hun ondervinding gebruik te maken, en die de meerderheid van de leden is te volgen.

In zulk hoger georganiseerde groep worden psychische nadelen van massale opeenhoping stelselmatig uitgeschakeld en de verstandelijke sterksten geven de doorslag, en dat met overleg en bedachtzaamheid. Uitbarstingen van blinde gewelddadigheid voorkomt men op deze wijze met tamelijk afdoend resultaat.

Gevaarlijker zijn en blijven de uit ongelijksoortige elementen samengebrachte (dus heterogene) massavormingen van vluchtige, onbestendig van aard. Echter, op elk terrein de menselijke samenleving ontstaan van die vaste, geleide organisaties, zij breiden zich uit, worden steeds doelmatiger ingericht. Zij laten steeds minder plaats voor het gevaar van uitbarstend massaal onverstand. Het zal er in de wereld dus beter gaan uit zien ten gevolge van de voortschrijdende organisatie van de massas. Dat is eenvoudig na verteld- de kern en de praktische toepassing van Mac Dougalls theorie.

Zij werd gretig aangegrepen door velen, voor wie zij een welkome uitweg uit het aan de schaduwzijde van de massapsychologie heersende pessimisme toescheen. Wat Mac Doucall hier uiteenzette, was zeer duidelijk, eigenlijk wist men dit allang; allang was men gewoon bv. de arbeidersvakverenigingen te waarderen als instellingen, die geweldpleging en uitspattingen bij stakingen voorkwamen, die bij broeierige onrust met goede uitslag een beroep op bezonnenheid van de georganiseerde arbeiders kon doen. De leidende figuren, die in deze bonden en in daarmee samenhangende partijen invloed kregen, beantwoorden in geen enkel opzicht aan het portret dat de massapsychologen van de oude school van de typische massaleider hadden geschetst. Dit waren geen schreeuwers en geen praatjesmakers. Nee, ver weg in de meeste gevallen waren het mannen en vrouwen van rustig overleg, met uitgebreide kennis van zaken, en onvermoeide werkkracht. Velen bleken en blijken bestuur talenten in grote stijl te zijn, hetzij in de vakverenigingen zelf of in de coperatieve bedrijven of in hogere stedelijk in functie zijnde ambtenaren of in functie van provinciale overheden.

De keur van leidende figuren, die hier dan toch verkregen wordt met behulp van het stelsel van meerderheidsbesluiten, heeft daardoor binnen deze kring zeer goed haar taak vervuld en in ieder geval niet de nadelen vertoond, die Sighele en Le Bon in meerderheidsbesluiten alom en permanent aanwezig dachten. Voor de doelmatigheid van dit keuzenstelsel spreekt o.a. ook de omstandigheid, dat malversaties en wanbeheer van grote geldelijke bedragen slechts in zeer zeldzame gevallen zijn voorgekomen, wel een bewijs dat deze massa in het algemeen de kunst verstond, betrouwbare karakters te onderscheiden en uit te kiezen. De Nederlandse socioloog W.A. Bonger wijst hierop aan de hand van nauwkeurig cijfermateriaal in zijn in 1934 verschenen boek problemen der democratie: een sociologische en psychologische studie. Hier te downloaden.

Men mag de prestatie, die met zulk een doelbewuste keuze van geschikten wordt geleverd, niet onderschatten; ze is niet vanzelfsprekend; de geschiedenis van de inflatie in de republiek van Weimar wemelt van voorbeelden waarin geestelijken, officieren, hoge ambtenaren zich in betrouwbaarheid der door hen uitgezochte personen, wie zij miljoenen in beheer gaven, lelijk vergisten. Men herinnert zich nog het Kapitn Walter Lohman Skandal Devaheimen affaire en de Osthilfe Affaire in Duitsland ten bewijze, hoe ontwaardingen, door zich buitengewoon uitnemend voor te doen, de beschikking wisten te krijgen over bedragen, die zij bij gemis aan eerlijke eigenschappen niet konden beheren. Maar bij de administratie de miljoenenkapitalen van christelijke en socialistische vakverenigingen en de daarmee verband houdende coperaties zijn zulke misgrepen bij het uitkiezen van geschikten zou men onder boekdrukkers, zadelmakers, laag bezoldigde handelspersoneel etc. soortgelijke lieden zulk indrukwekkende rij van persoonlijkheden hebben kunnen uitkiezen, die het hout zijn waaruit men wethouders en burgemeesters, ministers en minister-presidenten snijdt? Hun bekwaamheden kwamen aan het licht, doordat de besluiten van de meerderheid hunner vakverenigings- en partijbesturen hen uit de menigte naar voren brachten. En dat die keus zich niet bij voorkeur op woeste agitatoren vestigde, ziet men aan het vertrouwen dat de tot leidend staatsman opgeklommen arbeidsleiders opvallend dikwijls ook aan de zijde van aanhangers van andere partijen vertrouwen genoten.

De arbeidersvakverenigingen zijn niet het enige voorbeeld dat de optimistische leer van Mac Dougall over de kalmerende en remmende werking van een hecht gebouwde organisatie van hogere orde kan bevestigen. Wel doet dit voorbeeld bijzonder duidelijk ook de grenzen uitkomen, waarbinnen deze theorie moet worden beperkt. Het oproer van radicale elementen als ongeorganiseerde massa kan namelijk met alle daarbij behorende verschijnselen van blinde hartstocht een bres slaan in de stevige structuur van een vakbond of andere organisatie. Het hele bestaan van vakbonden is een ondergrondse strijd tegen dit gevaar.

Men mag zich de kijk op de realiteit niet door theoretische begrippen laten benemen. Waar hier van georganiseerde en ongeorganiseerde massas sprake is, worden niet twee onderling gescheiden groepen bedoeld; neen, in de praktijk gaat het om dezelfde mensen, die gelijktijdig de invloed ondergaan van hun vanouds vertrouwde vereniging en de nieuwe emotionele sfeer waarin woelige revolutionairen hun actie voeren. Het is een worsteling om de ziel van dezelfde mensen, die tussen de vaste beproefde bestuurders der gemeenschap de ambtenaren - in de kille taal van politieke strijd ook bonzen genaamd en de woordvoerders der radicale tendensen worden uitgevochten.

Het vraagstuk van de leider verschijnt hier in een nieuw licht en moet in dit verband kort worden uiteengezet:

De bestuurders, de blijvende leiders, gaan meestal reeds met het oog op de bestuurbaarheid van het door hen gevoerde schip van de organisatie en op eigen positie zodanig te werk, dat zo enigszins mogelijke stormen der blinde massahartstochten niet opsteken. Het tot ontwaking brengen van de massa in bond en partij, het aanwakkeren dus van een hartstochtelijke collectieve opwinding gaat uit van radicalen.verenigt zich de massa onder Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg tot het voeren van actie, dan lopen tot de massa behorende leden van vakbond en sociaaldemocratische partij weg van hun vast bestuurders, van ambtenaren van hun organisatie.

Met dit historisch voorbeeld uit de stormachtige beginperiode van de Republiek Weimar tracht de socioloog Theodor Geiger licht te doen vallen op de strijd om de leiding in zijn boek Die Masse und ihre Aktion: Ein Beitrag zur Soziologie der Revolutionen. 1926. Alleen op het moment van een naar daden hakende revolutionaire beweging zijn de radicale utopisten in voordeel- en dan inderdaad een sterk voordeel tegenover de permanente en beproefde leiders der proletarische organisaties. Geiger schildert deze radicale utopisten af als een bijzonder speling van het genus massaleider in de pessimistische betekenis: het door hem ontworpen portret draagt trekken, die ons nu langzamerhand wel bekend zijn:

Zij dragen die absolute, door generlei praktische overweging geremde uitdrukking in houding en gezicht, die hen in staat stelt de massa toe te spreken zoals haar stemming past Zo vinden wij massaleiders zo vaak. Die proletarische idealisten en wereldhervormers, die meestal niet tot het georganiseerde proletariaat behoren, of, mocht dit zo zijn, in hun organisatie de rol van buitenstaander spelen, typen die zo hun eigen gang gaan, intellectuelen, door alle schrijvers die zich met het massavraagstuk hebben beziggehouden, niet ten onrechte psychopaten genoemd. En juist hun psychopathische geestgesteldheid stelt hen in staat als massaleiders op te treden.

Overalgemeen bohemiens, staan zij tussen de klassen in; in economisch, maatschappelijk in cultureel opzicht horen zij nergens thuis Hun revolutionair bedrijf speelt zich, zolang de massa slaapt in cirkels, clubs en sekten af..

Wij behoeven slechts het verloop der grote omwentelingen aan ons laten voorbijtrekken om tot erkenning te komen hoe onvergelijkbaarheid groot de betekenis van de radicale dekten voor de actie der massas is. Dit heeft zijn grondslag zowel in het wezen der sekte als in de structuur van het radicalisme.

Het hier naar talrijke voorbeelden uit het leven getekende type van de radicaal-proletarische revolutionair, die meestal de outsider van het proletariaat is, past uitstekend in de portrettengalerij van Le Bon en Sighelle. Maar, met een belangrijke beperking; deze massaleider kan zich slechts tijdelijk, alleen voor de duur der revolutionaire gewelddaden, van het bevel verzekeren; en door hem geleide massa is slechts vluchtig, niet of slecht georganiseerd maaksel, weinig homogeen van samenstelling, en doortrokken van vreemde elementen.

De blijvende en standvastige scheppingen der georganiseerde massa, de vakbonden, voelen zich wellicht gedwongen, gedurende een zekere tijd toe te geven; maar als de toestand van rust en order weer terugkeert, doen zich de grote duurzame, homogeen samengestelde organisaties weer gelden, herkrijgen hun bezonnen, door hun prestaties beproefde leiders hun doorslaggevende betekenis.

Geiger verwijst niet uitdrukkelijk naar Mac Dougall, maar door zijn speciaal onderzoek naar het gedrag der proletarische massas in de toestand van revolutionaire actie steunt hij tot op zekere hoogte de optimistische theorie van de Engelsman over de genezende en voorbehoedende invloed van de vaste structuur der massa. Daarmee schaart hij zich onder de in die tijd betrekkelijk talrijke critici van de halve waarheden van Le Bon, terwijl Sigmund Freud in zijn Massapsychologie und ich-Analyse nog kort tevoren volledig op de theorie van Le Bon steunde. Het in 1926 verschenen boek van Theodor Geiger is kenmerkend voor de manier waarop Europese massapsychologen zich tegen het verlammende pessimisme te weer stelden in een tijdperk waarin Hitler en zijn beweging nog in eerste, nauwelijks opgemerkt begin stonden.

Alle onderzoekers die op het terrein van de massale verstandsverbijstering werken, bewijzen, dat zij tot zekere hoogte afhankelijk zijn van persoonlijke ondervindingen in hun tijd opgedaan. Toen plotseling aanzwellende toeloop bij de Hitlerbeweging in vergaderingen en op straat in Duitsland merkbaar werd, verstomden de theoretische uitspraken, die altijd geleerd hadden, dat men zijn hoop moest vestigen op het gezond verstand van de georganiseerde massa. Hier immers zag men een georganiseerde organisatie van strak structuur ontstaan, die openlijk en uitdrukkelijk alle logische overleg afzwoer en stelselmatig de wilde driften van de massa aanwakkerde.

De invloed, die van de groeiende Hitlerbeweging uitging, was in dit opzicht veel sterker dan die van de bewegingen, door Lenin en van Mussolini was opgezet. Want zij sloot niet zo onmiddellijk bij de oorlogsgebeurtenissen aan, de van fronten teruggekeerde soldaten speelden bij haar niet de gewichtige rol als in Rusland en Itali.Zij ontstond in vredestijd, nadat men de onmiddellijke gevolgen van oorlog en revolutie te boven was gekomen, zij groeide ogenschijnlijk als een vrucht van massapropaganda, die haar overeenstemming met de somberste theorien der massapsychologen, vooral met die van Le Bon, met een tot dusver nooit vernomen openhartigheid en koelbloedigheid toegaf. Ook hier vervalt men niet in onjuist generaliseren. Men kan niet beweren, dat de oude vakbonden in gebreke bleven, en zich met die kracht tot zelfbehoud, welk Ma Dougall hun toekende, staande te houden. Of om het nauwkeuriger uit te drukken: zij toonden zich niet zwakker dan de ambtenarencorpsen en staatsinstellingen.

Adolf Hitler heeft in zijn boek Mijn Gevecht zijn recept tegen de vakbonden aangegeven: Er waren slechts twee mogelijkheden: of de eigen partijgenoten te raden, uit vakverenigingen te treden, of in de tot nu bestaande te blijven, om daarin zo destructief mogelijk te werk te gaan. Ik heb in het algemeen deze laatste weg aanbevolen (bldz. 682). Dit heeft niets gebaat, hoewel dit recept reeds te voren door de communisten voorgeschreven en beproeft was, want nog de massas de leden nog ook maar een enkele leidersfiguur van betekenis liep naar Hitler over:, de vakbonden gaven geen noemenswaardige verzwakking te zien ten gevolge van de destructieve bewerking van binnenuit, die Hitler had aanbevolen. De patint bezweek aan een heel andere ziekte: aan de gewelddadige intimidatie die tegen hem werd gericht.

Onrechtmatige aanwending van geweld had men tot dusver alleen aan de kant van een hartstochtelijke opgewonden menigte gevreesd. Dat onrechtmatig geweld tegen de massa en de massale Bonden kan worden aangewend, zoals dit de Fascisten deden en de Sociaalnationalisten nadeden, ervoer men als iets nieuws. Deze ervaring is intussen niet zo nieuw, als meestal wordt vermoed. Toepassing van gewelddadige intimidatie, met doorbreking van de grondstellingen van het recht, dus met andere woorden: de Wild terreur heeft een, ver terug reikende voorgeschiedenis; dat een belangrijkhoofdstuk daarin vormt het terroriseren van de meerderheid, door geweld plegende bendes onder lijdelijk toezien, of openlijke ondersteuning van de regering.

Terloops wordt hier opgemerkt: de opvatting dat door Goerge Sorel in zijn Reflexions sur la violence (hier te downloaden. Engels) neergelegde gedachten, hoe dan ook als aansporing konden hebben gediend tot door het Italiaanse fascisme tegen de arbeidersorganisaties toegepaste geweld, vindt in feitelijke inhoud van dit boek geen grond.

Het is moeilijk te begrijpen, hoe zulk een opvatting, die men steeds weer tegenkomt, zo hardnekkig kon blijven leven. Sorel overschatte de mogelijkheden van een algemene staking als wapen van de arbeiders. Juist de fascistische en nationaalsocialistische praktijk heeft dit weerlegd.

In feite is een van de belangrijkste leemten in het bouwwerk van de massapsychologie tot dusver juist hierin gelegen, dat de uitwerking van dwang en intimidatie op oordeelsvorming en de meningsuitingen van de menigte nog niet scherp genoeg is geobserveerd. in ieder geval schenen de nieuwe ondervindingen met aanwezige en op komst zijnde dwangregeringen of dictaturen de eerste pessimistische theorien op onvermoede wijze te bevestigen. En men behandelde uitvoerig en zorgvuldig de onbetrouwbaarheid van het menselijk verstand, niet slechts in een opgewonden menigte, doch ook in collectiviteiten, welk in een toestand van rust verkeerden.

Zo nam Leopold von Wiese in het jaar 1929 (dus twee jaar voordat Hitler aan het bewind kwam) in het tweede deel van zijn Algemene Sociologie weer de school van de Romaanse massapsychologen tot uitgangspunt.

Wij moeten ons hier op het standpunt stellen, dat theorien van Le bon, Tarde, Sighele over gedragingen der massa voorlopig nog hypothesen zijn, die nog door exact onderzoek als betrouwbaar moeten worden gestaafd voorhanden is hier uitgezonderd in elk geval de misdadige massa nog slechts sprake van intelligente en aantrekkelijke veronderstellingen, die een grote mate van waarschijnlijkheid vertonen.(Wij zullen nog zien, dat juist ook de uitspraken over de criminele massa hoognodig op haar waarde moeten worden getoetst).

Een georganiseerde en vaste massa verdient volgens de opvatting van Von Wiese volstrekt niet de naam massa. Want aan dit woord verbindt de Duitse socioloog de voorstelling van een vluchtig, tot op zekere hoogte, een chaotisch brouwsel. Ter onderscheiding hiervan duidt hij naar verhouding duurzame, homogene scheppingen als groepen aan. Ook bij die georganiseerde groepen komt hij tot een zeer veel ongunstiger oordeel dan Mac Dougall op grond van diens, slechts weinige jaren daarvoor afgesloten waarnemingen had geveld.

Het leven der groepen meent het zonder zelfkritiek, zonder nederigheid en zonder ontzag voor anderen te kunnen stellen. Men leert die groepen slechts zelfhandhaving, agressie en bluf. Dat is niet alleen bij talloze politieke verenigingen, sportclubs, officiersverenigingen, studentenverenigingen het geval, maar ook mutatis mutandis bij de arbeidersorganisaties, wetenschappelijke verenigingen, literaire clubs etc. Onsympathiek is het differentiaal affect vooral bij gezelligheidsverenigingen, welk haar hoofddoel daarin schijnt te bestaan, bepaalde lui niet toe te laten dat toch is voor hen de hoofdzaak, die hun gevoel van eigenwaarde moet ondersteunen.

De uitdrukking Differentiaal affect in samenhang met Centraalaffect neemt Von Wiese over van Arnold Zweig: Caliban oder Politik und Leidenschaft, 1926. Versuch ber die menschlichen Gruppenleidenschaften dargetan am Antisemitismus, 1927. Waarin door middel van deze begrippen ( politiek en harstocht) voor al het verschijnsel, dat antisemitisme heet belicht wordt schrijft Arnold Zweig:

De leden van elke groep zijn vervuld van een ervaring, die langs twee wegen tot hun bewustzijn doordringt: als leden van deze groep staan zij, om het overdreven uit te drukken, in het middelpunt van het heelal Hun groep is de belangrijkste aangelegenheid, waaromheen de hele wereld van waarden en feiten in groter wordende cirkels zich groepeert, andere groepen op aarde, vooral de overeenkomstige zijn bij hen minderwaardig. Von Wiese voegt aan deze uitweidingen van Zweig toe; De zucht zich ondergeschikt te voelen, die zovele mensen beheerst, heeft vooral in de groep zijn onmiddellijk object gevonden. Dan klinkt in dit verband weer het leidmotief van de eerste massapsychologen over de verandering ten kwade van de mens in gemeenschap met zijnsgelijken:

Het sociologische denken staat pas in de kinderschoenen; het heeft nog geen houvast aan de praktijk. Pas weinigen hebben zich heden ten dage diep leren verwonderen over de zonderlinge, pijnlijke tegenstelling, die er bestaat tussen de verstandige en evenwichtige rijpe en de dwaaskinderlijke groep.

Dezelfde leidende gedachte vormt de kern van het betoog van de driehonderdvijftig psychiaters uit 1935, gericht tot de staatslieden in de wereld, waarin wij zijn uitgegaan: Want de mens denkt en voelt als enkeling anders dan als een deel van een collectiviteit.

Had dit te maken met: Angst voor de macht van, domheid?

Wordt vervolgd

Mvgr. Yaakov Siepman

Namens de medewerkers van de werkgroep Tolereer geen Intolerantie

Diverse boeken stellen wij u regelmatig gratis ter beschikking.Een vrijwillige bijdrage aan het Digibieb-project, klein of groot,is zeer welkom.Met uw bijdrage kunnen wij u blijvend up-to-date onderzoeken verstrekken, en uw Digibieb aanvullen.

Naam en bankrekeningnummer: J.P. Siepman Sneek ING 3607055 onder vermelding van: donatie-boeken.

Reacties of aanvullingen: [email protected]