Marktanalyse van de Private veiligheidszorg in...
Transcript of Marktanalyse van de Private veiligheidszorg in...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2007 – 2008
Marktanalyse van de Private veiligheidszorg in België
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de bedrijfseconomie
De Koker Jens
onder leiding van
Prof. Dr. P. Gemmel Prof. Dr. M. Cools
II
III
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2007 – 2008
Marktanalyse van de Private veiligheidszorg in België
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de bedrijfseconomie
De Koker Jens
onder leiding van
Prof. P. Gemmel Prof. M. Cools
IV
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of
gereproduceerd worden, mits bronvermelding.
De Koker Jens
V
Dankwoord
Bij aanvang van mijn Masterproef wens ik de
mensen te bedanken die mij met raad en daad
hebben bijgestaan tijdens het realiseren van
mijn scriptie. Een eindverhandeling schrijven
is geen gemakkelijke opdracht, en zonder hen
was dit dan ook niet gelukt.
In de eerste plaats gaat mijn dank uit
naar mijn promotor Prof. Dr. P.
Gemmel, en mijn co-promotor Prof.
Dr. M. Cools. Met hun expertise
hebben zij mij de ideale bijstand
gegeven.
Ik wens ook mijn moeder, familie en
vrienden te bedanken voor de steun
dat zij mij gegeven hebben doorheen
mijn studieloopbaan. Meer en meer
besef ik dat ook zij inspanningen
geleverd hebben.
Jens De Koker
VI
Inhoudstafel
Inleiding ..................................................................................................................................... 1
Maatschappelijke relevantie ................................................................................................... 1
Doelstelling ............................................................................................................................ 2
Andere Onderzoeken .............................................................................................................. 3
Hoofdstuk 1: Regulering ............................................................................................................ 5
1. Vanaf 1830 tot WO I .......................................................................................................... 5
2. Interbellum ......................................................................................................................... 6
3. Na WO II en de Commissie Wijninckx ............................................................................. 7
4. Wet van 10 april 1990 ........................................................................................................ 8
4.1 De proactieve overheidscontrole ................................................................................ 10
4.2 De controle op het gebruik van middelen en methodes van bewaking ...................... 14
4.3 De reactieve overheidscontrole .................................................................................. 16
5. Internationaal .................................................................................................................... 17
5.1 Services Directive ...................................................................................................... 17
6. Besluit ............................................................................................................................... 19
Hoofdstuk 2: Evolutie .............................................................................................................. 21
1. Inleiding ........................................................................................................................... 21
2. Bewakingsondernemingen ............................................................................................... 23
2.1 Aantal erkende bewakingsondernemingen ................................................................. 23
2.2 Omzetcijfer Bewakingsondernemingen ..................................................................... 25
2.3 Personeel Bewakingsondernemingen ......................................................................... 27
3. Beveiligingsondernemingen ............................................................................................. 29
3.1 Aantal erkende beveiligingsondernemingen .............................................................. 29
3.2 Omzet Beveiligingsondernemingen ........................................................................... 31
3.3 Personeel Beveiligingsondernemingen ...................................................................... 32
4. Besluit ............................................................................................................................... 33
Hoofdstuk 3: De Private Veiligheidssector Vandaag ............................................................... 35
1. Hoofdrolspelers bewaking en hun geschiedenis .............................................................. 35
1.1 Securitas ..................................................................................................................... 36
1.2 Group 4 Securicor ...................................................................................................... 37
1.3 Seris Security .............................................................................................................. 38
1.4 Cobelguard ................................................................................................................. 38
1.5 Marktstructuur ............................................................................................................ 39
2. Beveiligingsondernemingen ............................................................................................. 41
Besluit ....................................................................................................................................... 43
VII
Lijst met figuren Figuur 1: Aantal erkende bewakingsondernemingen ............................................................... 25
Figuur 2: Omzet bewakingsondernemingen ............................................................................ 26
Figuur 3: Gemiddelde omzet bewaking ................................................................................... 27
Figuur 4: Personeel bewaking .................................................................................................. 28
Figuur 5: Aantal erkende beveiligingsondernemingen ............................................................ 30
Figuur 6: Omzet beveiligingsondernemingen .......................................................................... 31
Figuur 7: Personeel beveiliging ................................................................................................ 32
Figuur 8: Personeel beveiliging ................................................................................................ 33
Figuur 9: Evolutie Securitas ..................................................................................................... 37
Figuur 10: Evolutie Group4-Securicor ..................................................................................... 37
Figuur 11: Evolutie Seris Security ........................................................................................... 38
Figuur 12: Marktaandeel Bewaking 2005 ................................................................................ 40
1
Inleiding
Maatschappelijke relevantie
Private veiligheidszorg kan maar degelijk worden verduidelijkt als het wordt vergeleken met
de reguliere veiligheidszorg. De reguliere veiligheidszorg, gebracht door politie en justitie,
heeft het bieden van bescherming en welzijn aan de inwoners van een Staat als kerntaak.
Preventie, ordehandhaving, opsporing, informatie-inwinning en adviesverlening staan hierbij
centraal. Doorheen de jaren is ook in de private sfeer plaats gekomen voor de invulling van
deze begrippen. Deze activiteiten worden vaak aangeduid met de begrippen private policing,
private security, private investigation, private justice, security management en security
consultancy.1
De private veiligheidszorg bestaat dus als markt en deze is in staat om binnen de rechtsstaat
hetzij complementair, hetzij als alternatief, te functioneren. “Een markt als de plaats waar
vraag en aanbod elkaar ontmoeten en beslissingen worden genomen die aanleiding geven tot
productie, consumptie en prijsvorming van goederen en diensten, heeft zich ontwikkeld in de
sfeer van de veiligheidszorg.”2
De private veiligheidszorg kan gedefinieerd worden als volgt: “ een geheel van activiteiten
bestaande uit preventie, ordehandhaving, opsporing, informatie-inwinning en adviesverlening
inzake criminaliteit, overlast en onveiligheidsgevoelens en die op een vrije markt
complementair en concurrentieel door private (rechts-)personen tegen betaling worden
aangeboden aan private en publieke (rechts-)personen”.3
De geprivatiseerde bewaking en beveiliging is geen nieuw verschijnsel. Reeds in 1830
bestond de “burgerwacht”, welke een groepering van mensen was dat als kerntaak het
handhaven van de orde en de bescherming van het grondgebied had. Hoofdzakelijk verleende
de burgerwacht haar diensten aan de burgerij en de opkomende politieke elites. In het
1 Cools M, ‘De onderstromen in de private veiligheidszorg’, Panopticon, 2002, Kluwer, Mechelen, Blz 135
2 Cools M, Criminologie. De wetenschap, de mens, in Vanderborgt J, Vanacker J en Maes E (eds),
‘Criminologie, De Wetenschap, De Mens’, Brussel, Politeia, 2000 Blz 204 3 Cools M, Criminologie. De wetenschap, de mens, Vanderborgt J, Vanacker J en Maes E (eds), ‘Criminologie,
De Wetenschap, De Mens’, Brussel, Politeia, 2000 blz 205
2
interbellum stierven de burgerwachten een stille dood en kwamen de private milities op.4
Vanaf de jaren ’70 heeft de private veiligheidszorg niet enkel een kwalitatieve, maar ook
kwantitatieve sprong gemaakt. Het aantal werknemers in de sector, maar ook het aantal
ondernemingen en het aantal multinationals steeg.5 Vooral de laatste decennia is de
beveiligingsindustrie explosief gegroeid. Hoogenboom en Morre duiden op het feit dat de
private veiligheidszorg een kenmerk van onze hedendaagse maatschappij aan het worden is.6
Met deze explosieve ontwikkeling van de beveiligingssector, zijn een aantal ontwikkelingen
gepaard gegaan welke een beleidsmatig probleem vormden. Hiervoor verwijs ik bijvoorbeeld
naar de problemen met politieke private milities in de jaren ’80. Om aan deze problemen te
voorkomen heeft de Belgische overheid een aantal studies7 laten uitvoeren, waarop zij dan de
reglementering van de markt van de particuliere beveiliging, bewaking en opsporing
baseerde.8
Doelstelling
Vanuit mijn voorlopleiding Criminologische Wetenschappen is mijn interesse in de private
veiligheidszorg gegroeid. Ik heb begin dit schooljaar voor de Master Bedrijfseconomie
gekozen om mijn kansen om tewerkgesteld te worden in deze sector te vergroten.
Met deze masterproef wens ik mijn beide opleidingen te combineren. Ik wil een economische
analyse maken, van een toch wel criminologisch getinte sector.
De private veiligheidszorg bevindt zich op een moeilijke plaats in onze maatschappij. Is er
naast de openbare veiligheidszorg plaats voor een private veiligheidszorg? De openbare
veiligheid zorgt volgens de Europese ethische politiecode voor het behoud van de openbare
rust en de naleving van de wet, zij beschermt en respecteert de fundamentele vrijheden en
rechten van het individu, zij zal criminaliteit trachten te voorkomen en te bestrijden en zal de
4 Van Beek B, De evolutie van de private bewaking en opsporing in België vanaf 1830, (Diss. Lic. Crim. Wet.),
2001-2002, Blz 9-15 5 Van Laethem W, Decorte T, Bas R, Private politiezorg en grondrechten, Universitaire Pers, Leuven, 1995, V
6 Hoogenboom AB, Morre L, ‘Honderden kleine theaters van bestraffing: de verspreiding van de politiefunctie’,
Delikt en Delinkwent, 1988, Nr 18, 5, Blz 438 7 Alan A, Vande Lanotte J (eds), Bewakingsmaatschappijen en privé-milities, rechtvergelijkende studie, 4 delen,
Gent, 1987 ; Ghislain P E, Analyse comparée de la réglementation et des pratiques administratives et policières
de plusieurs pays européens relatives à la sécuritée privée, 4 delen, Namur, 1987 ; Capelle J, Detectives onder
de loep, Brugge, Vanden Broele, 1990, 196 blz ; Boon K, De gespecialiseerde private opsporing, Brussel,
Politeia, 1993, 132 blz 8 Van Outrive L, Bas R, Decorte T, Private opsporing en bewaking : onderzoek naar methoden van provate
opsporing in bewakings en de grondrechten van de mens, Brussel, Federale Diensten voor wetenschappelijke,
technische en culturele aangelegenheden, 132 blz
3
bevolking bijstand en service verlenen.9 Het binnendringen van de winstlogica in deze
activiteiten, welke traditioneel worden gezien als een gemeenschappelijk goed, lijkt vatbaar
voor kritiek. De bedreiging van rechten en vrijheden en de mogelijkheid om praktijken uit te
voeren die een betwijfelbare legaliteit hebben zijn maar voorbeelden van kritieken die worden
gegeven. Bovendien kan het overdreven gebruik van de huidige technologische middelen
leiden tot een panoptische maatschappij met alomtegenwoordige controle.10
Deze kritieken
duiden op de noodzaak om de sector voldoende af te bakenen. Een wettelijk kader waarin de
private veiligheidssector wordt gereglementeerd is nodig om enerzijds de openbare
veiligheidszorg de overhand te laten houden en anderzijds de rechten en vrijheden van de
burgers te beschermen.
Het wettelijk kader werd in België voornamelijk weergegeven door de Wet Tobback11
. Hierin
werd onder andere voorzien in een vergunningstelsel. Om een overzicht te behouden over de
sector werden de vergunde ondernemingen verplicht jaarlijks een activiteitenverslag op te
stellen. Het doel van mijn masterproef is in een eerste deel een samenvatting te geven van het
controle- en sanctieapparaat ten aanzien van de private bewaking en beveiliging. In dit
systeem zal het vergunningenstelsel een centrale plaats innemen als zijnde een vorm van
proactieve controle. In de bespreking volgt ook een overzicht van de reactieve
controlemechanismen. In een tweede en derde deel wil ik nagaan hoe de sector geëvolueerd is
sinds deze belangrijke regulering. Zowel de evolutie als de markt vandaag zal dus besproken
worden. De centrale vraagstelling in deze verhandeling wordt dus: “Hoe ziet de regulering
eruit, en hoe is de sector geëvolueerd sinds deze regulering?”.
Andere Onderzoeken
Ik vermeld hier kort een aantal onderzoeken verwant aan mijn onderwerp, dat in de laatste
jaren uitgevoerd werden.
In 1999 werd door adviesbureau Frost & Sullivan een onderzoek verricht naar de stand van
zaken in de Europese markt van veiligheidssystemen. De sector werd onderzocht naar de
9 Biot F, ‘Is er naast de openbare veiligheid plaats voor een particuliere veiligheid?’, Top Security, jan/feb 2005,
36-40 10
Biot F, ‘Is er naast de openbare veiligheid plaats voor een particuliere veiligheid?’, Top Security, jan/feb 2005,
36-40 11
De Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij de wetten
van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli 2001) en 19
december 2003 (B.S. 3 juni 2004)
4
omzet en de evolutie. Ook werd een overzicht gegeven van de te verwachten
ontwikkelingen.12
In 2006 werd een onderzoek verricht naar de stand van zaken omtrent de publiek-private
samenwerking. Zoals de naam zelf zegt, gaat het hier om een onderzoek naar de
samenwerking tussen de private en publieke actoren. Een aantal projecten worden beschreven,
alsook het wettelijk kader van deze publiek-private samenwerking. In het laatste deel van dit
onderzoek werden de initiatieven geëvalueerd.13
In 1995 werd al eens de communicatie tussen
de private en de publieke diensten (de zogenaamde ‘grijze politie’) van naderbij bekeken.14
12
X, ‘De Europese markt van veiligheidssystemen in de handel en de industrie’, Top Security, mei/juni 1999,
Blz 38 13
Van Fraeghem T, ‘Stand van zaken publiek-private samenwerking in de veiligheidszorg; Casestudy bij een
bewakings- en beveiligingsonderneming’, Private Veiligheid, Nov 2006, Blz 34 14
Van Laethem W, Decorte T, Bas R, Private politiezorg en grondrechten, Universitaire Pers, Leuven, 1995,
357 blz
5
Hoofdstuk 1: Regulering
Om een idee te geven van hoe de regulering van vandaag tot stand gekomen is, begint dit
hoofdstuk bij 1830, bij de oprichting van de burgerwachten. De burgerwachten, welke
ontstonden in 1830, de wetgeving die tot stand kwam tijdens het interbellum, de Commissie
Wijninckx en uiteindelijk ook het belangrijkste wetgevend document, de Wet Tobback
oftewel de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid, zullen allen
besproken worden in dit hoofdstuk.
Er wordt in dit hoofdstuk ook kort iets gezegd over de situatie op internationaal niveau,
meerbepaald wordt de Services Directive behandeld.
1. Vanaf 1830 tot WO I
Een eerste initiatief dat leek op de opkomst van de private veiligheidszorg, zijn de
burgerwachten van 1830. Op 26 oktober 1830 werd bij decreet besloten tot de oprichting van
deze organisatie. Het was een groepering van burgers zonder enige beroepservaring
betreffende het krijgsleven. Deze groeperingen verleende diensten aan de burgerij en de
opkomende politieke elites, onder andere door het beschermen van bezittingen en mogelijke
volksopstanden te bedwingen. De voornaamste taak bestond erin de orde te handhaven en het
grondgebied te beschermen. Door haar sterke verbondenheid met de politieke elites werd de
burgerwacht beïnvloed door de politieke en de sociale gedachten van de klassen waartoe zij
behoorden. De wapens waarover zij beschikte, werden dan ook niet enkel gebruikt voor de
eigenlijke doelstellingen, maar ook voor de doelstellingen van de oversten dat zij dienden.15
Vanaf 1886 stond de burgerwacht haar taken af aan het leger, om tegen WO I een stille dood
te sterven.16
15
Van Beek B, De evolutie van de private bewaking en opsporing in België vanaf 1830, (Diss. Lic. Crim. Wet.),
2001-2002, Blz 9-15 16
Van Outrive L, Cartuyvels Y, Ponsaers P, Sire, ik ben ongerust : geschiedenis van de Belgische Politie 1794-
1991, Leuven, Kritak, Blz 112
6
2. Interbellum
In het kader van de maatschappelijke ontwikkelingen werd in alle democratische landen
gestreefd naar het voorkomen van de vorming van gewapende groepen, uitgerust met
uniformen, die tot gevechtsformaties konden uitgroeien dat in staat zouden zijn de macht te
veroveren of het normale raderwerk van een democratische rechtsstaat te kunnen verstoren.17
Vanaf 1933 namen de problemen in verband met de private milities echter toe.
Deze particuliere gepolitiseerde groeperingen, welke hun leden een militaire opleiding gaven,
en welke meestal voorzien werden van een uniform, werden stilaan een gevaar voor de
openbare orde. Voor 1933 hadden zich al incidenten voorgedaan met de ‘Union Civique
Belge’ en het ‘Legion Nationale’. De schermutselingen tussen de fascistische en de
socialistische milities namen echter na 1933 zienderogen toe, en leidde tot de wetten van 29
juli 1934 en 4 mei 1936 betreffende de private milities.18
De wet verbood vanaf dat moment elke organisatie van privé personen, waarvan het oogmerk
is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met deze actie in te laten of
in hun plaats op te treden. Uitzonderingen waren mogelijk voor niet-politieke organisaties en
commerciële privé-organisaties. Deze afwijkingen moesten echter eerst worden goedgekeurd
door de Ministerraad.19
Het dragen van gevaarlijke voorwerpen bij een betoging of bij een vergadering werd eveneens
verboden.20
Het was oorspronkelijk de bedoeling om ook een uniformverbod op te leggen,
maar dit kwam er pas met de aanpassing in 1936.21
Ondanks de geleverde inspanningen bereikte de wet echter nooit wat zij voor ogen had. Het
verbod tot oprichting van een privé-militie verhinderde de oprichting of deelname niet en het
bevel tot ontbinding belette niet dat de organisatie bleef bestaan.22
De wet van 29 juli 1934 kon dan wel haar effect gemist hebben, er moet echter opgemerkt
worden dat hier reeds de basis gelegd werd voor het huidige vergunningstelsel. Reeds in 1934
werden afwijkingen toegestaan op de wet op de private milities, na onderzoek door de
gerechtelijke overheden en na goedkeuring door de Ministerraad.
17
Capelle J, Het labyrint: private milities en politiewezen doorgelicht met het officiële rapport van de Commissie
Wijninckx, Brussel, SEVI, blz 26 18
Van Beek B, o.c., Blz 16 19
Capelle J, o.c., blz 26 20
Van Beek B, o.c., Blz 16 21
Capelle J, o.c., blz 34 22
Capelle J, o.c., Blz 27
7
3. Na WO II en de Commissie Wijninckx
In de jaren ’60 lijkt het startschot te zijn gegeven voor de groei van de beveiligingsbranche.
Een toename van het aantal ondernemingen en het aantal werknemers in de sector lijkt deze
periode te typeren. De jaren ’70 werden dan weer gekenmerkt door een stabiliseringsperiode
welke ongeveer een 10-tal jaar duurde. Samen met deze evolutie in de sector, kwam ook de
criminaliteit meer op de voorgrond, en het ontstaan van de ‘mass private property’. Deze 2
zaken kunnen als oorzaken gezien worden voor de enorme groei in de veiligheidssector dat de
jaren ’60 tot ’80 kenmerkte.
De jaren ’80 worden echter ook gekenmerkt door een aantal incidenten tussen extreem rechts
enerzijds en de private politie anderzijds. Bij deze incidenten waren de organisaties NSV,
VMO en Front de la Jeunesse (om er maar enkele te noemen) nooit ver weg. Ook de
politieke-syndicale informatieverzameling door de reguliere politie- en inlichtingendiensten
was een gevoelig onderwerp van die tijd. Deze 2 zaken deden de Commissie Wijninckx,
oftewel de parlementaire onderzoekscommissie betreffende de problemen in verband met de
ordehandhaving en private milities, ontstaan.23
In de jaren voor 1980 werd volgens velen onvoldoende opgetreden tegen communautaire
rellen, tegen verschillende acties en aanslagen van extreem-rechtse groepen of tegen andere
gewelddaden. Bovendien riep men van politionele zijde dat de bestaande wetten van ’34 en
’36 onvoldoende waren om efficiënt op te treden.
De commissie moest vragen beantwoorden zoals: “Hoe zit de vork nu precies in de steel?” en
“Waarom wordt er niet vervolgd?”. De commissie moest vooral nagaan of het niet vervolgen
een gevolg was van een ontbrekend of niet aangepast wetgevend instrumentarium of dat het
probleem eerder ergens anders te situeren was.
In de literatuur wordt beschreven dat deze Commissie het kantelmoment was voor de private
veiligheidszorg. Het is de verdienste van de Commissie Wijninckx om de private
veiligheidszorg aan een parlementair onderzoek te onderwerpen waardoor de sector het
professionalisme van vandaag heeft kunnen verwerven.24
23
Cools M, ‘De Commissie Wijninckx ‘revisited’’, Politie en veiligheid, ???, Blz 127-128 24
Cools M, o.c., blz 129
8
4. Wet van 10 april 1990
De rode draad doorheen de geschiedenis van de private veiligheidssector is deze van de
argwanende positie van de overheid ten opzichte van deze sector. Het afwijken van het
geweldsmonopolie voor de staat zou immers kunnen leiden tot private justitie, klassenjustitie
en schendingen van de grondrechten van de burger (zijnde de fundamentele rechten en
vrijheden).
In deze context werd in 1990 afstand genomen van de oorspronkelijke wet van 1934
betreffende de private milities. Men ging over tot de ontwikkeling van het wettelijk kader dat
tot op vandaag nog steeds bestaat. De volledige naam luidt: “de wet op de
bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten”.
Deze naam duidt al meteen op het feit dat de wet een onderscheid maakt naar verschillende
soorten ondernemingen. De bewakingsonderneming, welke een rechts- of natuurlijk persoon
is, die een activiteit uitoefent bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van
diensten van: toezicht op en bescherming van roerende of onroerende goederen, bescherming
van personen, toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden, beheer van
alarmcentrales, toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de
veiligheid op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen, verrichten van de vaststellingen die
uitsluitend betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare toestand van goederen die
zich bevinden op het openbaar domein, in opdracht van de bevoegde overheid of van de
houder van een overheidsconcessie en de begeleiding van groepen van personen met het oog
op de verkeersveiligheid.25
De wet van 10 juli 1990 beschrijft een interne bewakingsdienst als elke dienst die door een
natuurlijke persoon of een rechtspersoon ten eigen behoeve wordt georganiseerd in de vorm
van de hierboven vermelde 5e activiteit of, voor zover ze plaatsvindt op voor publiek
toegankelijke plaatsen, in de vorm van de 1e tot 4
e, 6
e of 7
e activiteit.
26 Een
beveiligingsonderneming is elke natuurlijke of rechtspersoon die een activiteit uitoefent
25
Art 1 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij de
wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 26
idem
9
bestaande in de blijvende of tijdelijke levering aan derden van diensten van conceptie,
installatie, onderhoud of herstelling aan alarmsystemen en alarmcentrales.27
Omwille van de snelle evoluties in de sector was men genoodzaakt om het controle- en
sanctiesysteem door middel van uitvoeringsbesluiten en wetswijzigingen te wijzigen.28
Artikels werden toegevoegd, geschrapt of vervangen. Zoals reeds uit de voetnoot bleek, zijn
de verandering doorgevoerd in 1997, 1999, 2001 en 2004. Deze veranderingen maken dat in
de wet zoals ze er vandaag uitziet, niet enkel meer het onderscheid wordt gemaakt tussen
bovenvermelde soorten ondernemingen. Vandaag de dag worden ook de ondernemingen voor
veiligheidsadvies (security consulting) en de opleidingsinstellingen gedefinieerd. De naam
van de wet luidt dan ook “wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid”.29
Terloops vermeld ik ook dat samen met de wet op de bewakingsondernemingen, de
beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, de wet tot de regeling van het
beroep de privé detective30
is tot stand gekomen. Een bespreking van deze wet zou mij echter
te ver leiden.
In wat volgt zal een overzicht gegeven worden van de middelen waarover de overheid
beschikt om onregelmatigheden in de sector vast te stellen en om erop te reageren. Om een
degelijk overzicht te behouden wordt een onderscheid gemaakt naar de proactieve
overheidscontrole, de controle ten aanzien van middelen en methodes die worden aangewend
tijdens de uitvoering van bewakingsactiviteiten en de reactieve overheidscontrole.31
In het
kader van deze scriptie is vooral de proactieve en de reactieve overheidscontrole van belang.
De controle ten aanzien van middelen en methodes worden ter volledigheid vluchtig
besproken.
27
idem 28
Hutsebaut F, Peperstraete T, ‘De controle op de private bewakingsondernemingen: een stand van zaken’,
Panopticon, 2005, 3, blz 45 29
Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij de wetten van
18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli 2001) en 19
december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 30
Wet van 19 juli 1991 betreffende de regeling van het beroep de privé detective 31
aan de hand van deze indeling wordt de stand van zaken zeer duidelijk uitgelegd in het werk: “Hutsebaut F,
Peperstraete T, ‘De controle op de private bewakingsondernemingen: een stand van zaken’, Panopticon, 2005, 3,
blz 45-62” De wet gebruikt deze indeling niet.
10
4.1 De proactieve overheidscontrole
Eén van de belangrijkste doelstellingen van de wet van 1990 was de kwaliteit van de
aangeboden diensten te verbeteren. Dit wou men ondermeer realiseren door een
overheidsorgaan op te richten dat zich bezig hield met de controle van de instroom van
individuen en ondernemingen op de bewakingsmarkt. Concreet gebeurde dit door de
bewakingsondernemingen te onderwerpen aan een vergunningstelsel, en de individuele
bewakingsagenten te verplichten een identificatiekaart te dragen. Zowel de vergunning als de
identificatiekaart worden afgeleverd door de Minister van Binnenlandse Zaken, indien
voldaan wordt aan de toelatingsvoorwaarden (cfr. supra).32
In de praktijk worden de controles
uitgevoerd door de Directie Private Veiligheid, welke ressorteert onder de Algemene Directie
Veiligheids- en Preventiebeleid van de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken.33
De proactieve controle ten aanzien van de bewakingsondernemingen
“Niemand mag de diensten van een bewakingsonderneming aanbieden […] of zich als
dusdanig bekend maken, indien hij daartoe vooraf geen vergunning heeft gekregen van de
Minister van Binnenlandse Zaken, na advies van de Veiligheid van de Staat en van de
procureur des Konings van de vestigingsplaats van de onderneming en, bij ontstentenis ervan,
van de Minister van Justitie.”34
Dit staat te lezen in het 2e artikel van de wet van 1990. Het
advies dat aan de Minister van Binnenlandse Zaken gegeven wordt, is echter niet bindend.
Waarom is dit advies dan noodzakelijk, als het toch geen bindende kracht heeft? De literatuur
stelt dat dit advies als functie het vaststellen van het gerechtelijk verleden van de vragende
partij heeft.35
In principe wil men hiermee dus voorkomen dat ondernemingen welke zich
ervoor al niet conform de wet gedroegen, opnieuw een vergunning krijgen.
Wil een onderneming een vergunning verkrijgen, zal deze moeten voldoen aan een aantal
wettelijk bepaalde voorwaarden inzake personele, organisatorische, technische en
32
Hutsebaut F, Peperstraete T, ‘De controle op de private bewakingsondernemingen: een stand van zaken’,
Panopticon, 2005, 3, blz 46 33
Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 47 34
Art 2 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij de
wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 35
Schoolmeesters P, Bewaking en beveiliging: Praktische gids bij de nieuwe wetgeving, Brugge, Die Keure,
1991, 21 en Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., 47
11
infrastructurele middelen.36
Vergunningen worden verleend voor een termijn van 5 jaar, en
kan voor gelijke termijnen worden verlengd.37
De onderneming mag bovendien geen andere activiteiten uitvoeren dan deze waarvoor zij een
vergunning heeft gekregen. Dit principe komt voor uit Art 2, §2 van de wet van 1990. De
wetgever tracht hiermee te voorkomen dat nieuwe, onervaren ondernemingen zich meteen
zouden toeleggen op risicovolle activiteiten.
Er dient ook worden aangestipt dat het volgens de wet verboden is voor derden om gebruik te
maken van de diensten van een bewakingsonderneming welke niet vergund is.38
Aan de vergunningsverplichting van de ondernemingen worden ook vereisten van de
bewakingsagenten gekoppeld. Deze zullen later besproken worden.
Er worden in de wet naast de algemene verplichtingen ook een aantal specifieke bepalingen
besproken. Zo moet de bewakingsonderneming verbonden zijn aan een erkende
verzekeringsonderneming betreffende haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid. Verder
worden een aantal technische minimumvereisten vastgelegd zoals bijvoorbeeld het feit dat de
exploitatiezetel voldoende communicatiemogelijkheden moet hebben met de politiediensten
of dat de onderneming moet beschikken over een afzonderlijk beveiligd lokaal waarin alle
klantendossiers worden bijgehouden. Het model van de werkkledij van de bewakingsagenten
moet ook vooraf goedgekeurd zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken. Dit uniform
mag geen aanleiding geven tot enige verwarring met de kledij van de agenten van de openbare
macht, wat ook het geval is voor de voertuigen dat deze gebruiken.39
De proactieve controle ten aanzien van het bewakingspersoneel
De controle op de bewakingsondernemingen blijft niet enkel bij het afleveren van een
vergunning voor de onderneming. De individuele medewerkers van deze sector worden ook
36
Art 4bis, §1 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd
bij de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 37
Idem 38
Art 4, §1er van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd
bij de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 39
Art 8, §1 en §4 Art 4, §1er van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei
1990), gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni
2001 (B.S. 19 juli 2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004)
12
aan een grondige screening onderworpen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen het
leidinggevend en het uitvoerend personeel. De verschillen tussen de vereisten van beide
groepen zijn echter miniem te noemen. Wat volgt zal dus voor beide groepen gelden, tenzij
het uitdrukkelijk wordt vermeld.
Een eerste voorwaarde betreft het gerechtelijk verleden van de medewerkers. Het 5e artikel
van de wet van 1990 geeft aan dat de personen dat de werkelijke leiding hebben over de
onderneming in het verleden niet mogen veroordeeld zijn, ook niet met uitstel, tot enige
correctionele of criminele straf, bestaande uit een geldboete, een werkstraf of een
gevangenisstraf.40
Ten aanzien van het uitvoerend personeel geldt dat deze niet mogen
veroordeeld zijn tot een gevangenisstraf van ten minste 6 maanden, wegens enig misdrijf.
Daarboven komt nog eens dat de personen dat in het verleden veroordeeld werden tot een
gevangenisstraf van ten minste 3 maanden wegens slagen en verwondingen, ook geweerd
worden. Het uitvoerend personeel mag tenslotte ook niet veroordeeld zijn geweest voor feiten
zoals oplichting, aanranding van de eerbaarheid of de vorming van een criminele
organisatie.41
Waar het leidinggevend personeel helemaal niet mag veroordeeld zijn, blijft
men bij het uitvoerend personeel toch iets soepeler, doch nog steeds zeer streng. Doorheen de
jaren werden de vereisten in verband met het strafrechtelijk verleden van de medewerkers
meermaals aangescherpt, wat erop wijst dat de wetgever doorheen de jaren toch een stijgend
belang hechtte aan de betrouwbaarheid van de personen dat professioneel actief zijn in deze
sector.42
Zowel het leidinggevend als het uitvoerend personeel moet voldoen aan een aantal vereisten
in verband met de beroepsdeontologie. De wet zegt dat er voldaan moet worden aan een
aantal “moraliteitsvoorwaarden” vooraleer men aan de slag kan in de sector. In de praktijk
krijgt dit de vorm van een veiligheidsonderzoek, wat uiteindelijk een doorgedreven screening
is van de persoon.43
Daarnaast worden in de wet een aantal voorwaarden gegeven inzake opleiding, vorming en
ervaring van het bewakingspersoneel. Het leidinggevend personeel moet beschikken over een
40
Art 5 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij de
wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) en Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 48 41
Art 5, 1° en Art 6, 1° van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990),
gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001
(B.S. 19 juli 2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 42
Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 48 43
Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 49
13
specifiek bekwaamheidsattest dat kan worden behaald bij een officieel erkende
opleidingsinstelling. De erkenning van deze opleidingsinstellingen wordt eveneens verleend
door de Minister van Binnenlandse Zaken en geldt voor een hernieuwbare termijn van 5 jaar.
Voor het uitvoerend personeel zijn de voorwaarden iets complexer. Zij moeten ten eerste een
algemeen bekwaamheidsattest behalen, plus eventueel een bijkomende specialisatiemodule
afhankelijk van de opdracht dat men zal uitvoeren. Bovendien moet het uitvoerend personeel
slagen in een eenmalig psychotechnisch en medisch onderzoek.44
Een belangrijke voorwaarde voor beide soorten medewerkers is dat er een onverenigbaarheid
van beroepen bestaat. Het leidinggevend en uitvoerend personeel mag niet tegelijkertijd het
beroep van privé detective uitvoeren, noch fabrikant of handelaar zijn van wapens of munitie.
Bovendien is er een sperperiode na het bekleden van bepaalde openbare ambten. Om een
functie binnen een bewakingsonderneming te bekleden mag men sinds 5 jaar geen lid geweest
zijn van een politiedienst, inlichtingendienst of enige andere instantie van openbare of
militaire ambten (over deze laatste bestaat een nader door de Koning bepaalde lijst).45
Het
doel van deze overgangsmaatregel bestaat erin een te sterke verwevenheid tussen de publieke
en private veiligheidsactoren tegen te gaan, en zo het ontstaan van de ‘grijze politie’ (of een te
sterke communicatie tussen beide) te vermijden.46
Indien het uitvoerend of leidinggevend personeelslid voldoet aan de vereiste voorwaarden,
verkrijgt deze van de federale overheidsdienst Binnenlandse Zaken een identificatiekaart.
Deze moet ten allen tijde gedragen worden tijdens het uitvoeren van de activiteit, en moet
kunnen voorgelegd worden indien de bevoegde personen daarom vragen.47
Besluit Proactieve overheidscontrole
De overheid wenst door middel van het vergunningstelsel en via toelatingsvoorwaarden de
kwaliteit van de sector op peil te houden. De bewakingsondernemingen worden voor een
periode van 5 jaar door het Ministerie van Binnenlandse Zaken vergund, voor een beperkt
44
Art 5, 5° en Art 6, 5° van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990),
gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001
(B.S. 19 juli 2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 45
Art 5, 4°, 6° en Art 6, 4° en 6° van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25
mei 1990), gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10
juni 2001 (B.S. 19 juli 2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 46
Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 51 47
Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 50
14
aantal activiteiten. Met de bepaling dat geen derde mag gebruik maken van een niet vergunde
onderneming wordt niet enkel de niet vergunde onderneming, maar ook de persoon die ervan
gebruik maakt, geïncrimineerd. Bovendien blijft het niet enkel bij de vergunning voor de
onderneming, maar ook voor de medewerkers gelden specifieke toelatingsvoorwaarden. Met
dit systeem tracht de overheid de groei van een sector welke dicht aanleunt tegen 1 van haar
eigen activiteiten, in de hand te houden en de kwaliteit ervan te verzekeren.
4.2 De controle op het gebruik van middelen en methodes van bewaking
De controle op het gebruik van middelen en methodes vormt een tweede vorm van
overheidsinterventie ten aanzien van de private veiligheidssector. Omwille van het feit dat een
aantal van deze ingezette middelen en gebruikte methodes een gevaar kunnen vormen voor de
openbare orde, creëerde de wetgever bij de totstandkoming van de wet van 1990 de
mogelijkheid om deze middelen en methodes aan bepaalde eisen te onderwerpen.48
Het dragen van wapens
Uit de wapenwet komt voort dat het ook voor bewakingsagenten verboden is wapens te
dragen. Op deze regel kunnen uitzonderingen gemaakt worden als de bewakingsagent over
een speciaal bekwaamheidsattest wapendracht beschikt en indien hij over een ervaring van ten
minste 6 maanden beschikt. Bovendien moet de onderneming een bijzondere toestemming
verkrijgen van de Minister van Binnenlandse Zaken, en moet er een aparte wapenkamer
ingericht zijn waarbij een verantwoordelijke permanent het gebruik van de wapens
registreert.49
Vervoer van waarden
In 1995 werd het land opgeschrikt door een aantal gewelddadige overvallen op
geldtransporten. Vanaf dan werd ook deze tak van de bewakingssector aan een strenger
overheidstoezicht onderworpen. Vandaag moeten de bewakingsagenten dat voor het vervoer
van waarden instaan beschikken over een bekwaamheidsattest waardentransport, wat
48
Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 51 49
Idem
15
verkregen wordt na een specifieke opleiding. De wet van 1990 stelt ook dat bij elk transport
de federale en lokale politie op de hoogte moet worden gebracht. Ook de procedure voor het
laden en lossen van waarden wordt via de wet geregeld.50
Activiteiten van sociale controle
In 1999, na een aantal ophefwekkende gebeurtenissen in de portierswereld, werd nog een
activiteit toegevoegd aan het overheidstoezicht. Het betrof hier het toezicht op en controle van
personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid op het voor publiek toegankelijke
plaatsen.51
Vanaf dan werden alle personen dat activiteiten van sociale controle uitoefenden,
gezien als bewakingsagenten. Deze aanvulling op de wet van 1990 werd dan ook de
portierswet genoemd. Er werd duidelijkheid geschept over wat toegangscontrole precies
inhield, en deze controle werd aan allerhande bepalingen onderworpen. Zo mag enkel gezocht
worden naar wapens en andere gevaarlijke voorwerpen die het goede verloop van het
evenement zouden kunnen verstoren. Deze opsporing mag niet systematisch gebeuren, mits
toelating en slechts oppervlakkig.52
Dit zijn slechts voorbeelden van de bepalingen dat in de
portierswet weergegeven worden. De geïnteresseerde lezer kan de wet van 1990 raadplegen,
artikel 8, §6bis.
Specifiek toezicht op andere activiteiten van bewaking
In 2003 werden nog 3 andere methodes van bewaking gereguleerd. Concreet werden de
mobiele bewaking, winkelinspectie en het gebruik van honden aan bijkomende vereisten
onderworpen.53
50
Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij de wetten van
18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli 2001) en 19
december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 51
Art 1 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij de
wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 52
Art 8, §6bis, van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd
bij de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 53
Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 53
16
4.3 De reactieve overheidscontrole
Hoewel de hierboven beschreven maatregelen tot doel hebben de bewakingsmarkt te
vrijwaren tegen minder betrouwbare ondernemingen en de toepassing van ongeoorloofde
bewakingsmethoden uit te sluiten, lijkt het noodzakelijk dit te ondersteunen met een reactief
controle- en sanctieapparaat. In de wet werden dan ook diverse maatregelen genomen om
inbreuken vast te stellen.
De eerste mogelijkheid ter controle zijn de activiteitenverslagen welke de
bewakingsondernemingen elk jaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken moeten toesturen.
Artikel 14 bepaalt dat de ondernemingen elk jaar een verslag moeten indienen bij het
Ministerie van Binnenlandse Zaken, waarvan de Minister zelf de inhoud bepaalt. De Minister
zal op zijn beurt hierover verslag uitbrengen bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers.54
Later in deze verhandeling zal aan de hand van deze verslagen een beeld geschetst worden
van de sector.
De ondernemingen worden ook doorgelicht door middel van het vergunningstelsel en bij de
aanvraag voor een nieuwe vergunning. Er kunnen ook controles worden uitgevoerd op
aangeven van de reguliere politiedienst of na klacht van een burger.
Indien bij een controle inbreuken worden vastgesteld, voorziet de wet in een aantal sancties.
De vergunning van de onderneming kan ingetrokken worden of voor een periode van 6
geschorst. Ten aanzien van de individuele bewakingsagent kan men eveneens tijdelijke of
definitieve sancties opleggen. De identificatiekaart van de agent kan ingetrokken worden of
de agent kan eveneens voor een periode van 6 maanden geschorst worden.
De onderneming kan ook een administratieve geldboete opgelegd worden, indien deze een
aantal exact bepaalde voorwaarden niet naleeft. Bijvoorbeeld indien de onderneming geen
volledige medewerking verleent aan een rechterlijke instantie.55
Boetes kunnen gaan van 2,5
tot 25000 euro.56
54
Art 14 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij
de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 55
Art 10 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij
de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004) 56
Art 18 van de Wet van 10 april 1990 tot regeling van de private veiligheid (B.S. 25 mei 1990), gewijzigd bij
de wetten van 18 juli 1997 (B.S. 28 augustus 1997), 9 juni 1999 (B.S. 29 juli 1999), 10 juni 2001 (B.S. 19 juli
2001) en 19 december 2003 (B.S. 3 juni 2004)
17
In de literatuur is de vraag gerezen of deze controle niet gereduceerd wordt tot een papieren
controle. Het is niet ondenkbaar dat een bewakingsonderneming zich laat verleiden tot het
uitvoeren van een activiteit waarvoor zij niet is vergund. Een eenzijdige administratieve
controle (onder de vorm van een activiteitenverslag) lijkt dan niet de meest aangewezen
manier om dergelijke inbreuk vast te stellen. Een voldoende aantal controles in het veld moet
er dan ook voor zorgen dat dergelijke inbreuken op tijd vastgesteld worden. Deze
inspanningen worden vooral geleverd door de medewerkers van de Dienst Private
Veiligheid.57
5. Internationaal
Tot hier werd een overzicht gegeven van de Belgische wetgeving met betrekking tot de
private veiligheid. Aangezien de Services Directive een belangrijke invloed heeft, of zou
gehad hebben, op deze sector, wordt deze ook kort besproken.
5.1 Services Directive
Bedrijven dat gevestigd zijn in de EU hebben de vrijheid om zich te gaan vestigen in een
ander land van de EU, of diensten aan te bieden in een ander land dat lid is van de EU. De
vrijheid van vestiging en de vrije verrichting van grensoverschrijdende diensten zijn 2
fundamentele vrijheden dat de Europese markt kenmerken. Hoewel deze 2 punten toepasbaar
moeten zijn voor de hele Europese markt, blijken de voordelen zich vooral te bevinden in de
goederenmarkten. Onderzoek naar de staat van de Europese interne dienstenmarkt heeft
aangetoond dat er hier nog wettelijke, administratieve en praktische obstakels te vinden zijn.
Als reactie op dit rapport werd in januari 2004 de Services Directive opgesteld en
aangenomen door het Europese Parlement in december 2006. Tegen eind 2009 zou de
Services Directive moeten aangenomen worden in al de EU lidstaten.58
Het doel van de Services Directive, ook wel de Bolkestein-richtlijn genoemd, is het
wegnemen van hinderpalen die de ontwikkeling van de dienstenactiviteiten en de voltooiing
van de interne markt in de weg staan. Men wil zowel de dienstverrichters als de afnemers de
57
Hutsebaut F, Peperstraete T, o.c., blz 57 58
X, (z.d.), ‘A single Market for services’, [WWW] European Commission Internal Market,
http://ec.europa.eu/internal_market/top_layer/index_19_en.htm [09/03/2008]
18
mogelijkheid geven om makkelijker gebruik te maken van de fundamentele vrijheden van
vrijheid van vestiging en de vrije verrichting van grensoverschrijdende diensten. Hen deze
mogelijkheid geven zou een positieve invloed moeten hebben op de kwaliteit van de diensten,
alsook op de prijzen ervan.59
Concreet zegt de Services Directive dat er geen nationaliteitscriteria meer mogen gehanteerd
worden voor wie een dienst wil aanbieden, en ze vereenvoudigt de toelatings-, erkennings- en
vergunningsprocedures voor buitenlandse bedrijven.
De bepaling met betrekking tot de nationaliteitscriteria vormt het beginsel van het
‘oorsprongsland’. Het houdt in dat dienstverrichters enkel en alleen aan de nationale
bepalingen van het land van oorsprong onderworpen zijn en niet aan de wetten van het land
waar de diensten geleverd worden. Anderzijds wil de richtlijn ook de hinderpalen waarvoor
geen dwingende reden van algemeen belang bestaat, en die een rem vormen op de vestiging
van een onderneming op het grondgebeid van een lidstaat, verbieden.60
Bijkomend voorzag de
richtlijn dat enkel de autoriteiten van het land van oorsprong ook in het land van bestemming
de activiteiten van de betrokken onderneming mochten controleren en sanctioneren.61
Oorspronkelijk viel de private veiligheidssector ook onder de richtlijn. Hierop kwam echter
onmiddellijk kritiek. Zeker met betrekking tot het principe van het oorsprongsland werden een
aantal niet onbelangrijke bedenkingen gemaakt.
In de meeste Europese landen beschouwen nationale overheden de dienstverlening met
betrekking tot private veiligheid als een activiteit met raakpunten aan de openbare orde en
publieke veiligheid. Een eerste punt van kritiek was dat de richtlijn hieraan geen aandacht
schonk. Er is ook veel verschil in wetgeving omtrent wat een private speler mag en niet mag.
Zo mogen bijvoorbeeld in sommige landen bewakingsagenten wapens dragen, maar in andere
dan weer niet. Het verschil in reglementering is dus een tweede punt van kritiek. In
bijvoorbeeld Cyprus of Tsjechië is de private veiligheidsector nauwelijks gereglementeerd.
Een onderneming zou zich dus in 1 van deze landen kunnen gaan vestigen, in heel Europa vrij
diensten aanbieden, en alzo aan toezicht en controle te ontsnappen.62
59
X, (z.d.), ‘Handboek voor de implementatie van de dienstenrichtlijn’, [WWW]
http://ec.europa.eu/internal_market/services/docs/services-dir/guides/handbook_nl.pdf [09/03/2008] 60
X, (z.d.), ‘Basisprincipes van de richtlijn Bolkestein’, [WWW] ACV, http://www.acv-
online.be/Actueel/Campagnes/Richtlijn_bolkestein/Basisprincipes/bolk_basis.asp?ComponentId=43550&Source
PageId=43640 [09/03/2008] 61
De Clerck H, ‘Diensten van private veiligheid: uit de greep van Bolkestein?’, Private Veiligheid/Securité
privée, april 2006, 28, blz 29-31 62
Idem
19
Toen de Services Directive opgesteld werd, had deze voor ogen de kwaliteit van diensten te
verbeteren. Het ook laten toepassen op de private veiligheidssector zou een behoorlijk verlies
aan kwaliteit kunnen inhouden. De betrokken ondernemingen vreesden niet enkel een
kwaliteitsverlies, maar ook een niet te houden concurrentie, welke weer een invloed zou
hebben op de prijzen.
De CoESS (Europese Confederatie van Veiligheidsdiensten) en de ESTA (Europese
vereniging van waardetransporteurs) hebben dan ook hevig weerwerk geboden tegen de
richtlijn.
In de uiteindelijke Services Directive worden de diensten voor bewaking van eigendommen
en panden, beveiliging van personen, surveillances of toezicht op gebouwen en het in
bewaring geven en houden, vervoeren en distribueren van geld en kostbaarheden uitgesloten
van het toepassingsgebied. De verkoop, levering, installatie en onderhoud van technische
beveiligingsvoorzieningen vallen er wel nog onder.63
6. Besluit
Door middel van het vergunningstelsel en de proactieve controle, oefent de overheid een
behoorlijk sterke controle uit over de private veiligheidssector. Enerzijds wil zij hiermee de
“avonturiers en amateurs” weghouden uit een sector dat zich toelegt op de veiligheid van de
burger, anderzijds wil zij de burger beschermen tegen machtsmisbruik of het gebruik van
methoden en middelen welke de fundamentele rechten van de burger kunnen schenden. De
overheid heeft een arsenaal van sanctiemogelijkheden uitgewerkt voor deze ondernemingen
die zich niet houden aan de vooropgestelde voorwaarden.
Het ziet ernaar uit dat de wetgever doorheen de jaren steeds verder afdrijft van haar
tegenhoudend standpunt ten opzichte van de privatisering van de politiefunctie. De
bijsturingen die plaats gevonden hebben sinds 1990 lijken het private initiatief te stimuleren.
Een voorbeeld hiervan is de creatie van een juridische basis die het uitvoeren van politietaken
door bewakingsondernemingen moet reguleren. In een artikel in Private Veiligheid van 2006
verklaarde toenmalig Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael dat het
activiteitenpakket van de private bewakingsmarkt doorheen de jaren inderdaad is uitgebreid.
Het uitgangspunt daarbij was echter altijd dat er geen afbreuk mocht gedaan worden aan de
63
X, (z.d.), ‘Handboek voor de implementatie van de dienstenrichtlijn’, [WWW]
http://ec.europa.eu/internal_market/services/docs/services-dir/guides/handbook_nl.pdf [09/03/2008]
20
kerntaken van de politie. Veiligheid is een recht en een taak dat de overheid op zich moet
nemen. De privé bewaking kan echter wel als ondersteunend en aanvullend gezien worden.64
Met deze veranderende trend wordt aan de private veiligheidssector de mogelijkheid gegeven
om een publiek-private samenwerking op te zetten. De beveiligingsmarkt van de KMO’s en
bedrijven lijken min of meer volledig gedekt te zijn. Het lijkt mij de dag van vandaag
ondenkbaar dat er nog veel bedrijven zijn zonder alarminstallatie, of die niet aangesloten zijn
bij een bewakings- of beveiligingsfirma. Net daarom ligt de toekomst van de veiligheidssector
mijn inziens in de publiek-private samenwerking. De steeds toenemende veiligheidseis zal
optimaal kunnen beantwoord worden, indien beide partijen uitvoeren waarin zij uitblinken en
waarvoor zij zijn opgeleid.
Op internationaal vlak vallen de beveiligingsdiensten onder de Services Directive, de
bewakingsactiviteiten niet. Dit is enigszins logisch te noemen, omdat de overheid ernaar
streeft de sector te reglementeren, terwijl deze richtlijn het mogelijk zou maken om aan die
regulering te ontsnappen.
64
X, ‘Interview met Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael’, Private veiligheid, april 2006 (28), Blz
13
21
Hoofdstuk 2: Evolutie
1. Inleiding
In dit tweede deel wordt de toch wel explosieve groei van de private veiligheidsbranche
aangetoond. Dit kan worden verklaard door de toegenomen criminaliteitsvormen gericht tegen
particuliere personen en eigendommen enerzijds (bijvoorbeeld winkeldiefstal,
bedrijfscriminaliteit, …) en anderzijds door een toegenomen algemeen onveiligheidsgevoel.
In de jaren ’80 werd dit onveiligheidsgevoel gedreven door de gewelddadige aanslagen van
onder andere de bende van Nijvel. Meer recent kunnen we de dreiging van terroristische
aanslagen als oorzaak aanduiden. Deze zaken brachten een meer dwingende vraag naar
preventieve bescherming met zich mee, bijvoorbeeld het toezicht op woningen, op goederen
in winkels, enzovoort.
Veiligheid wordt in de eerste plaats gezien als een taak van de overheid. Maar de
politiediensten kunnen zich evenwel niet bezig houden met zowel de traditionele (reactieve)
opdrachten van openbare ordehandhaving als de meer preventieve opdrachten. Dit zou ook
moeilijk te verklaren zijn, aangezien er geen misdrijf ontstaat, tot op het moment dat het
weldegelijk gebeurd is.
De overheid kon dus niet beantwoorden aan de steeds groeiende vraag naar preventieve
maatregelen, en daarom werd de toevlucht gezocht in de private sector. De private
veiligheidssector was geboren. Een private sector die in feite semi-politionele activiteiten zou
gaan uitvoeren.
Vanuit de bekommernis om grondrechten en vanuit het besef dat de opmars van de private
veiligheid toch niet kon gestopt worden, heeft de overheid geoordeeld dat het nodig was deze
sector strikt te reglementeren en te controleren. In dit kader zag de wet Tobback in 1990 het
licht. Een specifieke wettelijke reglementering stelde strikte eisen aan de sector, waaronder
ook het jaarlijks opmaken van een activiteitenverslag.
In dit deel zal aan de hand van de in die activiteitenverslagen beschikbare informatie een
beeld geschept worden van de evolutie van de private veiligheidssector. In deze
activiteitenverslagen wordt vanaf 1992 informatie gegeven omtrent het aantal
22
vergunningsaanvragen, de types activiteiten dat uitgevoerd worden, het personeelsaantal en
omzetcijfer, de incidenten, enzovoort.
Doorheen de verschillende jaren verschilt de aard van informatie dat gegeven wordt. Men
merkt namelijk dat in de periode 1992 tot 2000 veel meer informatie gegeven wordt dan
hierna. Dit komt enerzijds omdat vanaf 2001 de activiteitenverslagen opgenomen worden in
een groter activiteitenrapport. Waar tot en met 2000 aparte boekjes uitgegeven werden van
ongeveer een 150-tal bladzijden, wordt dit vanaf 2001 opgenomen in het globaal
activiteitenrapport van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, waarin private veiligheid
slechts een tiental bladzijden krijgt. Dit is dus een eerste belangrijke beperking op de
hoeveelheid informatie dat voor handen is.
Ten tweede kan worden opgemerkt dat in de periode 2001-2003 toch wel bijzonder weinig
informatie beschikbaar is. Uit een gesprek met Prof. Cools blijken hiervoor 2 redenen voor
handen. Enerzijds werd in die periode veel inzet gevraagd van alle medewerkers om de
politiehervorming tot een goed einde te brengen. Anderzijds werd de federale ambtenarij
grondig hervormd door de Copernicus hervorming. Deze 2 redenen zouden aanleiding
gegeven hebben tot een verminderde aandacht aan de activiteitenrapporten, waardoor
aanzienlijk minder informatie beschikbaar was.
Vanaf 2004 wordt weer meer informatie beschikbaar. Maar m.i. bereikt dit niet meer het
kwaliteitsniveau dat het voordien had. Ook in het laatste beschikbare rapport, dat van 2006, is
bijzonder weinig terug te vinden.
Een laatste beperking in mijn onderzoek zijn de cijfers van 1996. Deze cijfers ontbreken
omdat het rapport van dat jaar onvindbaar bleek te zijn. Het bleek niet meer voor handen te
zijn bij het documentatiecentrum van Binnenlandse Zaken, niet bij de Directie Private
Veiligheid, noch ergens anders waar het had moeten zijn… Vandaar dat ook in de cijfers van
de bewakingsondernemingen het cijfer van 1996 ontbreekt.
De evolutie zal weergegeven worden aan de hand van 3 punten, namelijk het totaal aantal
vergunningen dat bekomen werd, het omzetcijfer en het personeelsaantal. Zoals reeds
vermeld, zullen deze gegevens van een aantal jaren ontbreken wegens te beperkte of
onvindbare activiteitenrapporten.65
65
Dit deel is gebaseerd op een studie van de activiteitenverslagen beschikbaar bij het Ministerie van
Binnenlandse Zaken. Voor verwijzingen, zie bibliografie.
23
2. Bewakingsondernemingen
2.1 Aantal erkende bewakingsondernemingen
Onderstaande grafiek geeft een inzicht in het totaal aantal vergunde ondernemingen per jaar,
beginnend vanaf 1992.
Het aantal erkende bewakingsondernemingen neemt een start in 1992 aan 14. Opmerkelijk is
dat alle 14 ondernemingen vergund zijn voor het toezicht op en bescherming van roerende en
onroerende goederen. Dit wijst op het feit dat deze activiteit wel eens de hoofdactiviteit zou
kunnen uitmaken van de sector. Ongeveer de helft van alle ondernemingen is vergund voor
alle activiteiten.
Doorheen de jaren lijkt bevestigd te worden dat het toezicht op en bescherming van roerende
en onroerende goederen de hoofdactiviteit is. Het aantal ondernemingen dat hiervoor vergund
is, blijft elk jaar ongeveer gehandhaafd op 70% van het totaal.
Er lijkt zich wel een trend van specialisering voor te doen. Het aantal ondernemingen dat voor
alle activiteiten vergund werd, bedroeg in 1992 de helft van het totaal. In 1993 wordt dit
teruggebracht tot een derde van het totaal. In 1994 nog 1/4e, en deze evolutie wordt voortgezet
doorheen de jaren.
Het feit dat er minder vergunningen worden afgeleverd voor alle activiteiten wordt enerzijds
verklaard doordat de administratie strenger is gaan optreden. Het leek de overheid niet
wenselijk vergunningen toe te kennen voor activiteiten dat toch niet zouden uitgevoerd
worden. Daarom is zij begonnen met bewijzen te vragen of de nodige infrastructuur aanwezig
was om de gevraagde activiteit uit te voeren. Anderzijds hebben de ondernemingen er zelf
voor gekozen zich te gaan specialiseren, en dus meer gerichtere aanvragen in te dienen.
De trend lijkt vanaf 1993 gezet te zijn voor bedrijven om 1 tak te kiezen dat voor hen het
meest rendabel lijkt, en zich hierin te gaan specialiseren. Enkel de grotere ondernemingen
leggen zich nog toe op meerdere activiteiten tegelijk.
Van 1992 tot 1998 ondergaat de private veiligheidssector een stevige groei. Maar in 1998 lijkt
aan deze groei een einde gekomen te zijn. Waar er in 1992 nog maar 14 ondernemingen
erkend waren, blijkt dit in 1997 al rond de 100 te zijn. In de jaren ’98, ’99 en 2000 blijft dit
24
aantal hangen op 100 à 110. (In 1998 102, 1999 110 en in 2000 113 om meer precies te zijn)
Een eenduidige verklaring voor dit fenomeen is niet voor handen.
Vervolgens breekt een moeilijke periode aan op het gebied van gegevensverzameling. Zoals
reeds in de inleiding gezegd werd, had het Ministerie van Binnenlandse Zaken in de jaren
2001, 2002 en 2003 teveel manskracht nodig om de politiehervorming en de Copernicus
hervorming tot een goed einde te brengen. Dit leidde tot een verminderde aandacht voor de
private veiligheidssector. De enige informatie dat beschikbaar is, zijn het aantal bijkomend
vergunde ondernemingen. Er wordt echter geen informatie gegeven over de verlengingen
noch intrekkingen van vergunningen. Respectievelijk worden in 2001, 2002 en 2003 29, 37 en
24 bewakingsondernemingen bijkomend vergund.
In het activiteitenrapport van 2004 blijkt dat de sector de beperkte groei van 1998-2000 heeft
overwonnen, en wordt het aantal bewakingsondernemingen op 155 gebracht. Wanneer de
groei zich herpakt heeft, valt moeilijk te zeggen, aangezien we met een donkere periode zitten
van 3 jaar. We weten dus wel dat vanaf 2000 tot 2004 het aantal bewakingsondernemingen in
België is gestegen van 113 tot 155. Meer informatie omtrent de vergunningsaanvragen en
dergelijke ontbreekt ook.
De groei dat hersteld leek in 2004 blijkt zich eens te meer door te zetten in 2005, aangezien in
2005 179 vergunde ondernemingen geteld worden. Ook hier ontbreekt verdere informatie
omtrent vergunningsaanvragen. We kunnen dus niet met zekerheid stellen dat het toezicht op
en bescherming van roerende en onroerende goederen nog steeds de hoofdactiviteit uitmaakt.
Doordat in 2006 weer geen informatie beschikbaar is omtrent het totaal aantal vergunde
ondernemingen, blijft het cijfer van 2005 het laatste zekere getal. Er wordt wel informatie
gegeven over het aantal intrekkingen, verlengingen en 1e goedkeuringen, en reeds in het
rapport van 2005 is ook wat geschreven over 2006. Deze beide zaken maken het mogelijk een
schatting te geven van het aantal erkende ondernemingen in 2006. Het aantal erkende
bewakingsondernemingen in 2006 zou tussen de 210 en 215 liggen. Dit is slechts een
vermoedelijk cijfer dat niet bevestigd wordt in het activiteitenrapport. Daarom wordt dit cijfer
ook niet opgenomen in de onderstaande grafiek.
25
Erkende bewakingsondernemingen
0
20
40
60
80
100
120
140
160
180
200
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Jaar
Aan
tal
Reeks1
Figuur 1: Aantal erkende bewakingsondernemingen
2.2 Omzetcijfer Bewakingsondernemingen
De evolutie van het omzetcijfer van de bewakingssector volgt een gelijkaardige groeiende
tendens doorheen de jaren. Maar toch moet opgemerkt worden dat er een aantal verschillen
zijn.
In de periode tot ’95-’96 ziet men een gestage groei van het omzetcijfer. Het begint bij 245
miljoen euro, en gaat tot 320 en 330 miljoen euro in 1995 en 1996. Ook uit de omzetcijfers
blijkt dat het toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen de
hoofdactiviteit is van de sector. Deze activiteit is goed voor een 70% van de omzet doorheen
deze jaren.
Net zoals bij het aantal vergunde ondernemingen doet zich een stabilisatie voor. Opmerkelijk
is dat deze bij de evolutie in omzetcijfers begint in 1996 en duurt tot 1998, waar ze bij het
aantal ondernemingen begon in 1998. Waar het aantal erkende ondernemingen bleef hangen
26
op 100 à 110 in de jaren 1998-2000, is dit niet te merken in de omzetcijfers. Deze stijgen in
die jaren van 350 miljoen tot 450 miljoen euro.
Vervolgens krijgt men weer de zwarte periode, deze keer met helemaal geen informatie
omtrent omzetcijfers. Wanneer er weer informatie beschikbaar is, in de jaren 2004 en 2005,
blijkt de groei zich doorgezet te hebben en zit het omzetcijfer aan 500 en 550 miljoen euro.
Omzet bewaking
0
100000000
200000000
300000000
400000000
500000000
600000000
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Jaar
Om
zet
Reeks1
Figuur 2: Omzet bewakingsondernemingen
Het feit dat aantal ondernemingen toch redelijk is toegenomen, samen met de stijging in
omzet van het jaar 2005, zou kunnen wijzen op het feit dat er veel kleinere ondernemingen
zijn bijgekomen.
Het lijkt mij vervolgens nuttig om de evolutie van het gemiddelde omzetcijfer per
onderneming weer te geven. In onderstaande grafiek wordt dus de evolutie gegeven van het
omzetcijfer gedeeld door het aantal ondernemingen.
In 1992 lijkt dit bijzonder hoog te zijn. Er moet dan ook rekening gehouden worden met het
feit dat er in deze periode slechts 14 ondernemingen officieel erkend waren. Het omzetcijfer
per onderneming neemt vervolgens een duik om in 1994 op een relatief stabiel punt te blijven.
27
Gedurende de komende jaren zou het omzetcijfer blijven schommelen tussen de 3,5 en 4
miljoen euro per onderneming.
Met opnieuw een sterk toegenomen aantal erkende ondernemingen, wordt het gemiddelde
omzetcijfer per onderneming in 2004 en 2005 respectievelijk op 3,2 en 3 miljoen euro
gebracht.
Gemiddelde Omzet
0
2000000
4000000
6000000
8000000
10000000
12000000
14000000
16000000
18000000
20000000
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Jaar
Cij
fer
Gemiddelde
Omzet
Figuur 3: Gemiddelde omzet bewaking
2.3 Personeel Bewakingsondernemingen
De eerste 9 activiteitenverslagen geven een inzicht in het personeelsaantal dat tewerkgesteld
wordt in de private veiligheidssector. Zij maken daarbij allen het onderscheid tussen het totale
aantal en het aantal bewakingsagenten. Vanaf 2001 wordt dit onderscheid niet meer
gehanteerd, en bijgevolg zijn er voor de jaren 2004 en 2005 enkel getallen beschikbaar met
betrekking tot het aantal bewakingsagenten. Het verschil tussen het totale personeelsaantal en
het aantal bewakingsagenten, vormt het administratief en logistiek personeel.
Zoals te verwachten was, heeft ook het personeelsaantal een stijgend verloop. Toch is deze
evolutie niet eenduidig. Zo wordt in 1994 een lichte daling van het aantal bewakingsagenten
28
vastgesteld, terwijl het totale personeelsaantal stijgt. In ’94 worden dus in vergelijking tot
1993 relatief meer mensen tewerkgesteld in de administratieve en logistieke diensten van de
ondernemingen. In het jaar ’95 wordt weer een stijging vastgesteld, enkel om het jaar
daaropvolgend weer te dalen. Deze keer zowel voor het totale aantal, als voor het aantal
bewakingsagenten. In 1998 wordt een groeiend aantal personeelsleden weer vastgesteld, en
deze keer zal dit blijven duren tot 2005. In 1999 zowel als in 2005 worden sterke stijgingen in
het aantal bewakingsagenten genoteerd. Deze van 1999 kan verklaard worden door het
introduceren van de portierswet (cfr. Deel over de wetgeving) waardoor elke portier nu onder
de benaming “bewakingsagent” viel. De stijging in 2005 kan enerzijds verklaard worden door
het introduceren van 2 nieuwe activiteiten in de wet, zijnde het verrichten van vaststellingen
met betrekking tot de waarneembare toestand van goederen en de begeleiding van groepen
met het oog op de verkeersveiligheid. Anderzijds wordt het jaar 2005 gekenmerkt door een
sterke stijging van het aantal bewakingsagenten dat tewerkgesteld werd voor de “controle op
personen” (de bewakingsagenten dat dus vallen onder de portierswet).
Personeel bewaking
0
2000
4000
6000
8000
10000
12000
14000
16000
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Jaar
Aan
tal
Totaal
Waarvan bewakingsagent
Figuur 4: Personeel bewaking
29
3. Beveiligingsondernemingen
3.1 Aantal erkende beveiligingsondernemingen
Als een eerste zicht wordt geworpen op de grafiek omtrent het aantal
beveiligingsondernemingen, valt meteen op dat er hier danig meer zijn dan
bewakingsondernemingen. Waar het aantal bewakingsondernemingen in 2005 op net geen
180 komt te liggen, start het aantal beveiligingsondernemingen al op 289 in 1992. De oorzaak
vloeit voort uit het feit dat de beveiligingsactiviteiten niet steeds de hoofdactiviteit inhouden
van de ondernemingen. De erkende beveiligingsondernemingen zijn vaak ondernemingen met
andere hoofdactiviteiten, met het uitvoeren van beveiligingsactiviteiten als nevenactiviteit. De
meest voorkomende hoofdactiviteiten van deze ondernemingen zijn algemene
elektriciteitswerken, plaatsen van kabels, elektrische draad en buizen, plaatsen van elektrische
huishoudtoestellen, parlofonie, telefonie en videobewaking, brandkasten en brandbeveiliging,
e.d.m.
In het algemeen zijn er 3 “soorten” beveiligingsondernemingen vast te stellen:
1. De algemene elektriciteitsonderneming met een kleine omzet in de beveiliging
2. De kleine zelfstandige installateur met een omzet uitsluitend in de elektronische
beveiliging
3. De middelgrote onderneming met een grote omzet in de algemene beveiliging
Een gegeven dat meermaals terugkomt in de activiteitenverslagen is het feit dat er wel een
toename wordt geconstateerd in het aantal erkende ondernemingen, maar dat dit gepaard gaat
met een dalende specialiteit in de sector. Met andere woorden het totale aantal erkende
ondernemingen stijgt, maar het aantal ondernemingen dat kunnen overleven op uitsluitend
beveiligingsactiviteiten, daalt.
Als de grafiek bekeken wordt van het aantal erkende beveiligingsondernemingen, stelt men
een vrij sterke stijging vast tot 1997, en dat dit plots terugvalt in het jaar 1998. Dit is niet heel
speciaal te noemen, aangezien een vergunning verkregen wordt voor een periode van 5 jaar.
Het dalen in het aantal bewakingsondernemingen in 1998 kan dus verklaard worden uit het
30
feit dat de eerst uitgereikte vergunningen verlopen waren, en dat deze niet meer zijn verlengd.
Anderzijds is in dit jaar ook de procedure tot erkenning strenger geworden. Tot dan was het
mogelijk een voorwaardelijke erkenning te verkrijgen. Dit was het geval als een deel van het
personeel nog geen opleiding gevolgd had. Hiervan werd misbruik gemaakt en dit leidde dan
ook tot het afschaffen van deze maatregel. De verklaring voor de daling in 1998 is dus te
vinden in het verlopen en niet hernieuwen van de vergunning en de strengere procedure.
Ook voor de beveiligingsondernemingen is er bijzonder weinig informatie beschikbaar over
de jaren 2001 tot 2003. Uit de activiteitenrapporten is enkel af te leiden dat er 56, 61 en 52
beveiligingsondernemingen bijkomend erkend werden. Verdere informatie ontbreekt.
Er is geen duidelijke reden voor de daling in het aantal beveiligingsondernemingen in 2004.
Wegens de afwezigheid van informatie in de 3 voorgaande jaren valt hier ook weinig qua
evolutie over te vertellen. In 2005 blijkt deze terug het niveau van het jaar 2000 te behalen.
Aantal beveiligingsondernemingen
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Jaar
Aan
tal
Ondernemingen
Figuur 5: Aantal erkende beveiligingsondernemingen
31
3.2 Omzet Beveiligingsondernemingen
Bij de omzetcijfers van de beveiligingsondernemingen heb ik gekozen enkel het cijfer dat
behaald werd uit de beveiligingsactiviteiten weer te geven. De omzet behaald uit de andere
activiteiten zou een vertekend beeld geven.
In 1997 wordt een lichte daling vastgesteld in het omzetcijfer. Een verklaring hiervoor is
mogelijks dat een aantal beveiligingsactiviteiten als een andere activiteit werd in de
boekhouding opgenomen om zo heffingen te ontlopen.
In 2004 is er een merkwaardig hoog omzetcijfer behaald in de sector, zonder dat hiervoor een
duidelijke reden voor handen is. Het jaar daaropvolgend is de omzet weer gedaald tot haar
normaal punt. Het verschil tussen beide omzetcijfers valt m.i. niet eenduidig te verklaren door
een stijging in het aantal ondernemingen. Een andere verklaring moet mogelijk zijn, maar het
activiteitenrapport is, zoals elk jaar sinds 2001 het geval is, bijzonder zwijgzaam over de
beveiligingsondernemingen.
Omzet Beveilingsondernemingen
0
20000000
40000000
60000000
80000000
100000000
120000000
140000000
160000000
180000000
200000000
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Jaar
Cij
fer
omzet
Figuur 6: Omzet beveiligingsondernemingen
32
3.3 Personeel Beveiligingsondernemingen
In onderstaande grafiek wordt de evolutie van het beveiligingspersoneel uitgezet. Deze
gegevens hebben dus enkel betrekking op het personeel dat instaat voor de
beveiligingsactiviteiten. In de grafiek daaronder wordt de vergelijking gemaakt met het totale
personeelsaantal, voor de jaren waarover informatie beschikbaar was. Uit die grafiek merkt
men eenzelfde evolutie, zij het in mindere mate.
De evolutie van het beveiligingspersoneel volgt een gelijkaardige trend met de omzet behaald
uit beveiligingsactiviteiten, met dus ook een terugval in het jaar ’97. In ’98, ’99 en 2000
ondergaat het personeelsaantal een sterke stijging. Zoals het activiteitenrapport zelf zegt, is de
reden hiervan niet duidelijk.
In de jaren 2004 en 2005 wordt evenmin uitleg gegeven bij de sterke terugval van de
hoeveelheid beveiligingspersoneel. Het beveiligingspersoneel volgt hier eenzelfde trend als
het aantal ondernemingen, doch iets uitdrukkelijker.
Beveiligingspersoneel
0
500
1000
1500
2000
2500
3000
3500
4000
4500
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
Jaar
Aan
tal
Beveiligingspersoneel
Figuur 7: Personeel beveiliging
33
Personeel Beveiliging
0
2000
4000
6000
8000
10000
12000
14000
16000
18000
1992
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
Jaar
Aan
tal
Totaal personeel
Waarvan beveiligingspersoneel
Figuur 8: Personeel beveiliging
4. Besluit
Sinds 1992 stijgt het aantal bewakingsondernemingen enorm. Van 14 erkende ondernemingen
in ’92 tot net geen 180 in 2005. Het verloop van het aantal vergunde ondernemingen en dat
van de omzet van deze ondernemingen is gelijkaardig. Beide stijgen doorheen de jaren, met
een kleine stabilisatie in het jaar 1998. Het cijfer voor 1996 ontbreekt, maar het zou raar zijn
moest dit cijfer de toenmalige evolutie niet volgen. Als de activiteiten bekeken worden
waarvoor de ondernemingen vergund zijn, blijkt dat het toezicht en bescherming van roerende
en onroerende goederen de hoofdactiviteit vormt van deze sector. Ook valt een toenemende
specialisering op doorheen de jaren.
Het personeel van de bewakingsondernemingen wordt sterker beïnvloed door de
veranderingen in de wetgeving dan het aantal erkende ondernemingen. In 1999 wordt
bijvoorbeeld een sterke stijging van bewakingsagenten vast gesteld, maar dit is te verklaren
door het in werking treden van de portierswet. Ook in 2005 wordt een sterke stijging
vastgesteld, welke kan verklaard worden door het opnemen van 2 nieuwe activiteiten in de
bewakingswet.
34
Bij de beveiligingsondernemingen valt meteen op dat er qua aantal veel meer zijn, en dat deze
minder gespecialiseerd zijn. Deze ondernemingen houden zich meestal niet enkel bezig met
beveiligingsactiviteiten, maar tevens met andere algemene elektriciteitswerken. Het aantal
beveiligingsondernemingen stijgt net zoals de bewakingsondernemingen tot het jaar 1998. In
dat jaar daalt het aantal vergunde ondernemingen toch stevig. Enerzijds te verklaren door het
verlopen van de vergunning, anderzijds door de strengere erkenningsprocedure. Als men het
jaar 1998 bekijkt voor zowel bewakings- als beveiligingsondernemingen, blijkt dit toch een
moeilijke periode te zijn. De ene sector ondervindt een stabilisering, terwijl de andere een
daling te verwerken krijgt. Dit kan erop wijzen dat voor deze periode toch een verzadiging
van de markt ontstond.
De omzetcijfers van de beveiligingsondernemingen volgen een gelijkaardig verloop, maar de
daling in 1998 is lang niet zo sterk. De omzet in het jaar 2004 is merkwaardig hoog, zonder
dat hier een duidelijke reden voor is.
Eveneens onduidelijk is de sterke stijging van het beveiligingspersoneel in de jaren ’99-2000.
De oorzaak daarvoor kan niet liggen in een aanpassing van de wetgeving, aangezien er geen
grote aanpassingen gedaan werken in deze periode.
35
Hoofdstuk 3: De Private Veiligheidssector Vandaag
We hebben reeds gezien welke evolutie de private veiligheidssector heeft doorgemaakt onder
invloed van een toch wel strenge wetgeving. In dit laatste deel gaan we na tot wat deze
evolutie heeft geleid. Met andere woorden, hoe ziet de markt er vandaag uit? Wat zijn de
hoofdrolspelers, hoeveel marktaandeel hebben zij en niet onbelangrijk, wat voor soort markt
is de private veiligheidssector. Dit zijn de vragen die centraal zullen staan in dit laatste
hoofdstuk.
Voor de bewakingssector zal in een eerste deel een bespreking gegeven worden van de
belangrijkste spelers op deze markt. Per onderneming wordt een kort overzicht gegeven van
het pad dat zij tot vandaag hebben gevolgd.
In een tweede deel zal de structuur van de markt van vandaag besproken worden. Volgens
Shepherd kan deze structuur besproken worden aan de hand van 3 elementen66
. Het
marktaandeel van elke onderneming vormt daar het eerste van. De mate van dominantie van
de grootste onderneming, is de vraag dat hierbij centraal staat. Het tweede element is de mate
van concentratie, oftewel het gecombineerd marktaandeel van de leidende ondernemingen.
Dit geeft, indien het een oligopolie betreft, de mate hiervan aan. De toetredingsbarrières
vormen het laatste element in de bespreking van de marktstructuur.
Het laatste deel van dit hoofdstuk wordt gewijd aan de markt van de beveiligingssector.
1. Hoofdrolspelers bewaking en hun geschiedenis
In het deel over de marktaandelen zal blijken dat er 4 hoofdrolspelers zijn op de
bewakingsmarkt. Dit zijn Securitas, Group4-Securicor, Seris Security en Cobelguard. De
exacte marktaandelen van deze bedrijven zullen in het tweede deel van dit hoofdstuk
besproken worden.
In 1998 verscheen een artikel in Top Security over de evolutie van de markt tot dan, en de te
verwachten evolutie. Over het verleden werd vooral geschreven dat dankzij de strengere
66
Shepherd W.G., The economics of industrial organization: Fourth edition, Illinois, Wareland Press, 1999, blz
71
36
wetgeving het professionalisme in de sector is toegenomen. De markt was volgens dit artikel
“volwassen geworden”. Dit artikel voorspelde voor de toekomst nog een sterke groei voor de
sector, maar vooral een golf van fusies en overnames werd voorspeld.67
Dit deel heeft als doel
een overzicht te geven van de fusies en overnames, gedaan door de hoofdrolspelers in de
private veiligheidssector.
1.1 Securitas
In 1934 worden door Erik Philip Sörensen een aantal bewakingsondernemingen opgericht in
Zweden. Deze worden tegen 1972 allen samengebracht onder de naam Securitas. Rond 1981
beslist de stichter ermee op te houden, en zijn werk door te geven aan zijn 2 zonen. Uit deze
verdeling ontstaat Securitas AB enerzijds en anderzijds Group 4 Securitas (welke later zal
besproken worden). Hoewel oorspronkelijk Group 4 zich concentreerde op de buitenlandse
markt en Securitas op de Zweedse, gaan beide toch internationaal.68
In België wordt in 1985 onder Securitas AB op de nationale luchthaven van Zaventem
Belgavia Security Systems opgericht. Dit zal de bewaking en beveiliging van de luchthaven
op zicht nemen.
3 jaar later, in 1988 worden de activiteiten van Securitas AB in België onder de naam Securis
gebracht.
In 2000 breekt een periode van overnames aan voor het toenmalige Securis. Achtereenvolgens
worden Baron Security, Intersafe, Prosecco en een aantal jaren later ook Best Security Service
overgenomen.
In 2004 ondergaat Securis alweer een naamsverandering en wordt het Securitas NV. In 2007
neemt het bedrijf nog Faceo Security and Prevention over.69
67
X, ‘Top Security 10jaar’, Top Security, maart/april 1998 (nr 50), blz 6-15 68
X, (23/10/06) ‘History’ [WWW] Securitas: http://www.securitas.com/en/About-Securitas/History/ [28/04/08] 69
X, (z.d.) ‘Securitas NV: 22 jaar in de frontlinie voor veiligheid’, [WWW] Securitas:
http://www.securitas.be/apps/iwwcm/publishnl.nsf/Content/Securitas+Belgie
[26/04/08]
37
Figuur 9: Evolutie Securitas
Ondertussen telt Securitas AB 190 000 werknemers, en is het actief in 23 landen.
1.2 Group 4 Securicor
Zoals hierboven vermeld, ontstond Group 4 Securitas in 1981 uit de splitsing van het vroegere
Securitas opgericht door Erik Philip Sörensen. Group 4 Securitas wordt ook in datzelfde jaar
actief in België.
In België koopt het bedrijf in 1991 Intergarde Monitor Security, en in 2000 fusioneert het met
Falck, een tot dan toe behoorlijk onbekende onderneming. De naam wordt in 2003 veranderd
naar Group 4 – Falck.
In 2004 fusioneert de groep met Securicor, waaruit de naam Group 4 Securicor ontstaat.70
Figuur 10: Evolutie Group4-Securicor
70
X, (z.d.) ‘Belgische Groep – Historisch overzicht’ [WWW] Group 4 Securicor:
http://www.group4securicor.be/page.asp?id=29&lid=1 [26/04/08]
38
1.3 Seris Security
De evolutie tot Seris Security is er 1 van een aantal overnames, maar geen fusies. Het begint
in 1907 bij GMC, dat opgericht werd voor beveiligingsactiviteiten uit te voeren in de haven
van Antwerpen. In 1968 wordt dit GMIC. In 1985 wordt GMIC overgenomen, en verandert
de naam in Generale Bank-Mayne-Nickless.
In 1997 wordt dit overgenomen door de Rentokil-Initial groep. De naam wordt eerst Rentokil,
om in 2001 de naam Initial Security te krijgen.
In 2006 wordt door de Rentokil-Initial groep beslist de bewakingsactiviteiten op te geven.
Securifrance neemt de activiteiten over en de naam wordt in België Seris Security.
Figuur 11: Evolutie Seris Security
1.4 Cobelguard
Cobelguard is een vrij jonge onderneming dat op korte termijn een behoorlijke reputatie heeft
weten op te bouwen. Zij is in 1992 opgericht, en heeft tot dusver geen fusies of overnames
gedaan. Zij is ook enkel actief in België.
39
1.5 Marktstructuur
De economie vormt een geheel van individuele markten. Aangenomen wordt dat in elke
markt in meer of mindere mate een vorm van effectieve competitie moet te vinden zijn.
Effectieve competitie wil zeggen dat er een redelijk aantal concurrenten is en dat deze min of
meer vergelijkbaar zijn, zodat de competitie hard is en geen enkele speler een langdurige
controle krijgt over de markt. Een te grote controle van een bedrijf zou de efficiëntie van de
markt negatief beïnvloeden, innovatie beperken en de keuzevrijheid van de consument
limiteren.71
Anderzijds moet een onderneming een zekere mate van “marktmacht” hebben, om
niet ten onder te gaan aan “competitieve druk”.72
De mate dat een onderneming macht heeft over de markt wordt weergegeven door het
marktaandeel van dat bedrijf. Het marktaandeel kan in principe gaan van 0% tot 100%
waarbij een hoger marktaandeel een hogere marktmacht betekent. In de literatuur wordt een
grens van 25 à 30 % marktaandeel al aangeduid als een behoorlijke hoeveelheid marktmacht.
De gradatie van marktmacht bepaalt de marktvorm. Men kan in grote lijnen onderscheiden:
volkomen concurrentie, monopolie, monopolistische concurrentie en oligopolie. De volkomen
concurrentie veronderstelt een zeer groot aantal vragers en aanbieders van gelijke goederen en
diensten dat tegen eenzelfde prijs worden verhandeld. Bij een monopolie is er slechts 1
aanbieder. Aangezien er geen concurrentie is, heeft deze de mogelijkheid de prijs volledig
autonoom te bepalen. Zoals reeds gezegd, houdt deze marktvorm heel wat negatieve effecten
in zich. Bij de monopolistische concurrentie zijn er veel aanbieders, maar de differentiatie van
goederen of diensten zijn zodanig groot, dat iedere aanbieder een zekere “eigen markt” heeft.
Als laatste vorm heeft men het oligopolie, wat gekenmerkt wordt door slechts een klein aantal
aanbieders waardoor er onderlinge relaties ontstaat tussen de concurrerende ondernemingen.
Deze marktstructuur is overwegend in de Westerse samenleving.73
Naast marktaandeel is ook concentratie een belangrijke indicator van de marktstructuur.
Concentratie is het gecombineerd marktaandeel van de leidende bedrijven en geeft de graad
van het oligopolie aan. In het boek van Shepherd worden “tight oligopolies” en “loose
oligopolies” onderscheiden.74
Bij de dichte vorm van het oligopolie bezitten de 4 grootste
71
Shepherd W.G., The economics of industrial organization: Fourth edition, Illinois, Wareland Press, 1999, blz
1 72
Ibid, blz 71 73
De Clercq M, Economie toegelicht, Antwerpen, Garant, 2006, blz 379-400 74
Shepherd M.G., o.c., blz 51
40
ondernemingen meer dan 60% marktaandeel. Bij de andere vorm is dit minder dan 40%. Van
een monopolie is sprake wanneer 1 onderneming 100% marktaandeel bezit.
In 2005 was het marktaandeel in de bewakingswereld als volgt verdeeld75
:
Marktaandeel
Securitas
42%
Group4
Securicor
36%
Seris Security
14%
Cobelguard
6%
Andere
2%
Figuur 12: Marktaandeel Bewaking 2005
Deze cijfers geven duidelijk aan dat Securitas de grootste onderneming is, met Group 4
Securicor dicht op de hielen. Deze 2 bedrijven zijn dus de hoofdrolspelers in deze sector.
Nieuwere gegevens zijn op dit moment niet voor handen. Maar Cobelguard zou naar schatting
in 2007 wel een marktaandeel van 8% gerealiseerd hebben.76
Hoewel hoofdstuk 2 het inzicht gaf dat er zeer veel bedrijven zijn, geven deze cijfers aan dat
er slechts een beperkt aantal grote spelers zijn. Als men kijkt naar de mate van concentratie,
valt op dat 98% van het marktaandeel in handen is van de 4 eerder vermeldde ondernemingen.
Hoewel een marktstructuur nooit vaststaat, en competitie constant evolueert, kan men met
deze cijfers besluiten tot een marktstructuur van ‘tight oligopoly’.
In de bespreking van een marktstructuur dienen ook de toetredingsbarrières besproken te
worden. Toetredingsbarrières zijn al de moeilijkheden dat nieuwe ondernemingen kunnen
75
Persoonlijke mededeling door C. Bombeke, Branch Manager Securitas, 24 april 2008 76
Persoonlijke Communicatie met Tanghe G, HR Officer Selection & Recruitment Cobelguard, 2 mei 2008
41
ondervinden bij het willen betreden van een markt.77
Deze moeilijkheden kunnen van
wettelijke aard zijn of opgeworpen kunnen worden door de bestaande ondernemingen. Voor
de bespreking van toetredingsbarrières verwijs ik deels naar hoofdstuk 1, aangezien de
wetgeving volgens mij de belangrijkste toetredingsdrempel vormt in deze sector. Anderzijds
is het feit dat de bewakingsondernemingen exclusieve contracten afsluiten met hun klanten
ook een belangrijke toetredingsdrempel. Samenwerking wordt regelmatig voor enkele jaren
afgesloten. Dit laat dus niet veel ruimte voor nieuwe bedrijven. In deze context vermeld ik
nogmaals de opkomst van Cobelguard. Hoewel dit een jong bedrijf is, heeft het in de sector
toch al een sterke naam opgebouwd. Mede dankzij het verwerven van contracten met grote
namen zoals Kinepolis, MediaMarkt en Inno.78
2. Beveiligingsondernemingen
De markt van de beveiligingsondernemingen is niet zo gemakkelijk te omkaderen dan de
bewakingssector. Enerzijds zijn er in de beveiligingssector de kleine éénmanszaken,
anderzijds heeft men de grote multinationals dat ook beveiligingsactiviteiten uitvoeren. De
kleine ondernemers zijn die elektronicawinkels dat eveneens diensten aanbieden met
betrekking tot beveiliging. Dit kan bijvoorbeeld gaan om het installeren van een
alarmsysteem. Anderzijds heeft men de grote multinationals, dat zich gaan toeleggen op de
grote zaken zoals bijvoorbeeld een museum elektronisch beveiligen. Beide groepen zijn
spelers op dezelfde beveiligingsmarkt, maar kunnen niet met elkaar vergeleken worden. Een
kleine ondernemer kan nooit de technologische know-how of het kapitaal verwerven dat een
multinational nodig heeft. Daarom stel ik ook vast dat deze markt verdeeld is in een
monopolistische concurrentie, zijnde al de verschillende ondernemers welke eigenlijk een
eigen lokale markt hebben, en een soortgelijke markt als de bewakingssector voor de
multinationals. De beveiligingsmarkt valt dus uiteen in een dualiteit van markten, met
enerzijds de industriële beveiligingsmarkt, en anderzijds de meer lokale ondernemer.
Een feit is dat in de industriële beveiligingsmarkt dezelfde namen terugkomen dan in de
bewakingsmarkt, zijnde dan wel met andere afdelingen. Een grote speler op de
beveiligingsmarkt is Securitas met Securitas Alert Services. Ook Group4-Securicor Security
77
Sanchez R, Heene A, The new Strategic Management; Organization, Competition and Competence, New
York, John Wiley & Sons Inc., 2004, blz 135 78
X, ‘Quality in Security’, [WWW] Cobelguard: http://www.cobelguard.be [28/04/2008]
42
Systems heeft een belangrijk aandeel, zowel als Seris Security. Daarnaast hebben ook de
producenten van alarmsystemen zoals bijvoorbeeld Siemens en GE ook een belangrijk
aandeel in het installeren van (industriële) alarmsystemen.
Nelectra, één van de sectororganisaties van de beveiliging, is momenteel bezig met het in
kaart brengen van marktaandelen van de beveiligingsondernemingen. Binnen enkele maanden
zal dit af zijn, en dan zal dus meer geweten zijn over deze markt.
De beveiligingsmarkt blijft, in tegenstelling tot de bewakingsmarkt, niet beperkt tot het
aanbieden van diensten. Er zijn veel verschillende producenten van alarmsystemen, en ook
hiervoor bestaat dus een markt. In 2004 werd een onderzoek79
verricht naar de marktsituatie
van de aanbieders van beveiligingssystemen. Hieruit bleek dat General Electric en Honeywell
de marktleiders zijn, met Bosch, Siemens en Tyco op respectievelijk de 3e, 4
e en 5
e plaats.
80
De markt dat bestudeerd werd, ging wel over Europa, het Midden Oosten en Afrika. Maar aan
de hand van deze informatie wordt toch een beeld geschetst van de belangrijkste aanbieders
van alarmsystemen.
In ons land waren in 2005 minstens 239 922 alarminstallaties, geplaatst door 732 erkende
beveiligingsondernemingen waarvan slechts 44 zich uitsluitend bezig houden met
beveiligingsactiviteiten.81
79
Everett P, The EMEA Market for intruder alarms; 2006 edition, Wellingborough, Austin, Shanghai, IMS, 147
blz 80
Informatie verkregen van Coppens S, Country Sales Leader GE, 28 april 2008 81
Capelle J, ‘Alarmsystemen en alarmdiensten in cijfers’, Top Security, december 2007 (35), blz 24-26
43
Besluit
De centrale vraagstelling in mijn masterproef was één naar de regulering van de bewakings-
en beveiligingsondernemingen en welke evolutie deze sector onder die regulering had
meegemaakt.
In hoofdstuk 1 werd gezien dat de overheid voorzag dat de sector een sterke groei zou gaan
doormaken, en zij heeft dit in de mate van het mogelijke proberen in goede banen te leiden.
Ten eerste wordt de toegang van ondernemingen tot de markt afhankelijk gesteld van een
vergunningsverplichting. Dit is de proactieve overheidscontrole. Ten tweede reguleert de
overheid de werking van de ondernemingen door een controle in te lassen op het gebruik van
middelen en methodes dat gebruikt worden. Bovenstaande maatregelen worden ten derde
ondersteund door een reactief sanctieapparaat voor de ondernemingen dat zich in hun werking
niet aan de regels houden.
Deze regulering heeft doorheen de jaren ’92 tot 2005 geleid tot een situatie waarin vooral
multinationals de bovenhand halen. Dit zowel in de bewakings- als in de
beveiligingsindustrie. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat Cobelguard, een vrij jong
Belgisch bedrijf, toch aan een sterke opmars bezig is in de sector. En op korte termijn een
redelijk marktaandeel heeft kunnen verwerven.
Wat vooral opviel is het feit dat er veel meer beveiligingsondernemingen zijn, als
bewakingsondernemingen. Zoals gezien in hoofdstuk 2 is dit te verklaren door de graad van
specialisatie in de sector. Er zijn slecht 44 van de 732 beveiligingsondernemingen dat zich
uitsluitend bezig houden met beveiligingsactiviteiten. De andere ondernemingen halen hun
omzet bijvoorbeeld ook uit algemene elektriciteitswerken. Terwijl de ondernemingen in de
bewakingssector zich steeds meer zijn gaan specialiseren, is dit dus niet zo voor de
beveiligingssector.
Een bewakingsonderneming is volgens de wet elke rechtspersoon dat diensten aanbiedt in de
vorm van:
1. Toezicht op en bescherming van roerende en onroerende goederen
2. Bescherming van personen
3. Toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden
4. Beheer van alarmcentrales
44
5. Toezicht op en controle van personen met het oog op het verzekeren van de veiligheid
op al dan niet publiek toegankelijke plaatsen
6. Verrichten van vaststellingen die betrekking hebben op de onmiddellijk waarneembare
toestand van goederen
7. Begeleiding van groepen van personen met het oog op verkeersveiligheid
Een beveiligingonderneming is echter enkel die rechtspersoon dat een activiteit uitoefent
bestaande uit de levering van diensten van conceptie, installatie, onderhoud of herstelling van
alarmsystemen of alarmcentrales.
Hoewel de definitie van de beveiligingsonderneming op het eerste zicht beperkter lijkt dan die
van een bewakingsonderneming, omvat dit toch veel meer activiteiten. Onder beveiliging kan
zowel inbraakpreventie, als brandbeveiliging, videobewaking en toegangscontrole gezien
worden. Inbraakpreventie kan dan nog eens onderverdeeld worden onder beveiliging van de
zogenaamde “buitenperimeter”, beveiliging binnen, objectbeveiliging of antihold-up
mechanismen.
Deze onderverdelingen leiden ertoe dat binnen de beveiligingsmarkt een veelheid aan
deelmarkten bestaat, en dus moeilijk te omkaderen valt. Wat minder het geval is bij de
bewakingsmarkt, aangezien deze zich enkel beperkt tot de 7 voornoemde activiteiten. Daarom
werd in hoofdstuk 3 de beveiligingsmarkt opgedeeld in 2 delen. Enerzijds heeft men de lokale
installateur, welke in feite een eigen lokale markt heeft, een eigen prijs, service enzovoort. Dit
deel van de beveiligingsindustrie valt m.i. onder de monopolistische concurrentie. Anderzijds
heeft men de industriële beveiligingsondernemingen. In dit deel zijn er maar een beperkt
aantal grote spelers, en besluit ik dan ook tot oligopolie, net zoals in de bewakingsmarkt.
Ten slotte wens ik nog te vermelden dat de wijdverspreidheid van de aanbieders van
beveiligingsactiviteiten ook blijkt uit de sectororganisaties. Bij bewakingsactiviteiten is er
slechts 1 organisatie dat de bewakingsondernemingen vertegenwoordigt, en dit is de BVBO.
Bij de beveiligingsondernemingen zijn er zoveel dat het niet meer overzichtelijk wordt. Er
bestaat ALIA Security, Nelectra, Fedelec, ACA, enzovoort. En dit om er maar enkele te
noemen.
Het doel van mijn masterproef was enkel het beschrijven van de bewakings- en
beveiligingssector. Binnen de wet op de private veiligheid wordt echter ook het onderscheid
45
gemaakt naar opleidingsinstellingen en interne bewakingsdiensten. In dit besluit wens ik dan
ook nog kort mee te geven dat ook bij de opleidingsinstellingen ondernemingen zoals
Securitas en Group4-Securicor niet afwezig zijn. Deze ondernemingen lijken mij dan ook de
grootste spelers op de gehele markt van de private veiligheidszorg.
II
Bibliografie
Boeken
Button M, Private Policing, Cullompton, Willan publishing, 2002, 155 blz
Capelle J, Het labyrint; private politie en politiewezen doorgelicht met het officiële rapport
van de Commissie Wijninckx, Brussel, SEVI, 1982, 232 blz
Cools M, Haelterman H, Nieuwe sporen : het actieterrein van de particuliere recherche in
België en Nederland, Diegem, Kluwer, 1998, 236 blz
Cools M, Criminologie. De wetenschap, de mens, in: Vanderborght, J., Vanacker, J. en
Maes, E. (eds), Criminologie, De Wetenschap, De Mens, Brussel, Politeia, 2000, Blz 203-
216
Craig P,de Búrca G, EU law : text, cases, and materials, Oxford, New York : Oxford
University Press, 2008, 1148 blz
De Clercq M, Economie toegelicht, Antwerpen, Garant, 2006, 721 blz
Everett P, The EMEA Market for intruder alarms; 2006 edition, Wellingborough, Austin,
Shanghai, IMS, 147 blz
Hoogenboom A.B., Privatisering van toezicht en opsporing, Lelystad, Koninklijke
Vermande, 2000, 165 blz
Hill D.A., Rockley L.E., Security : its management and control, London, Business
books, 1981, 210 blz
Jones T, Newburn T, Private security and public policing, Oxford, Clarendon press, 1998,
288 blz
Muijen P.J.D.J, Handleiding politie en particuliere beveiliging : de betekenis van de Wet op
de weerkorpsen en de particuliere beveiligingsorganisaties voor de politiepraktijk en de
beveiligingsbranche, ’s-Gravenhage, VUGA, 1994, 97 blz
Matthys J, Private policing and security : a law and economics approach : case studies:
Belgium and England, (Diss. master in European criminology and criminal justice systems)
2004, 42 blz
Pease K.K.S., International organizations : perspectives on governance in the twenty-first
century, Upper Saddle River, Pearson/Prentice Hall, 2008, 345 blz
Sanchez R, Heene A, The new Strategic Management; Organization, Competition and
Competence, New York, John Wiley & Sons Inc., 2004, 326 blz
Shearing C.D., Stenning P.C., Private security and private justice : the challenge of the 80s,
Montreal, Institute for research on public policy, 1982, 63 blz
III
Sheperd W.G., The economics of industrial organization: Fourth edition, Illinois, Wareland
Press, 1999, 447 blz
Sherer F.M., Ross D., Industrial Market Structure and Economic Performance; Third Edition,
Boston, Houghton Mifflin Cooperation, 1990, 713 blz
Stead R, Curwen P, Lawler K, Industrial economics; theory applications and policy, London,
McGraw Hill Book Company, 1996, 222 blz
Van Beek B, De evolutie van de private bewaking en opsporing in België vanaf 1830, (Diss.
Lic. Crim. Wet.), 2001-2002, 96 blz
Van Laethem W, Bas R, Decorte T, Private politiezorg en grondrechten : de methoden van
private bewaking en opsporing en de grondrechten van de mens, Leuven, Universitaire
pers, 1995, 357 blz
Van Outrive L, Cartuyvels Y, Ponsaers P, Sire, ik ben ongerust : geschiedenis van de
Belgische Politie 1794-1991, Leuven, Kritak, 1991, 367 blz
Van Outrive, L.; Bas, R.; Decorte, T., Private opsporing en bewaking : onderzoek naar
methoden van private opsporing en bewaking en de grondrechten van de mens,
Brussel, Federale diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele
aangelegenheden, 1995, 233 blz
Wakefield A, Selling security : the private policing of public space, Cullompton, Willan
publishing, 2003, 252 blz
X, Bewakingsondernemingen, beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten -
Activiteitenverslag van het jaar 1992, Brussel, Politeia, 1993, 83 blz
X, Bewakingsondernemingen, beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten -
Activiteitenverslag van het jaar 1993, Brussel, Politeia,1994, 104 blz
X, Bewakingsondernemingen, beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten -
Activiteitenverslag van het jaar 1994, Brussel, Politeia, 1995, 112 blz
X, Bewakingsondernemingen, beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten -
Activiteitenverslag van het jaar 1995, Brussel, Politeia, 1996, 134 blz
X, Bewakingsondernemingen, beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten -
Activiteitenverslag van 1997 en 1998, Brussel, Politeia, 2000, 200 blz
X, Bewakingsondernemingen, beveiligingsondernemingen, interne bewakingsdiensten -
Activiteitenverslag van 1999 en 2000, Brussel, Politeia, 2000, 319 blz
X, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie - Activiteitenverslag 2001, Brussel, FOD
Binnenlandse Zaken, 2002, 72 blz
IV
X, Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid - Activiteitenverslag 2002, Brussel,
FOD Binnenlandse Zaken, 2003, 93 blz
X, Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid - Activiteitenverslag 2003, Brussel,
FOD Binnenlandse Zaken, 2004, 127 blz
X, Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid - Activiteitenrapport 2004, Brussel,
FOD Binnenlandse Zaken, 2005, 152 blz
X, Algemene Directie Veiligheids- en Preventiebeleid - Activiteitenrapport 2005, Brussel,
FOD Binnenlandse Zaken, 2006, 164 blz
X, Algemene Directie Veiligheid en Preventie - Activiteitenrapport 2006, Brussel, FOD
Binnenlandse Zaken, 2007, 142 blz
Tijdschriften
Beaufays G, ‘De plus- en minpunten van de wet van 10 april 1990’, Top Security, Maart/april
1998, 50, Blz 22-26
Biot F, ‘Is er naast de openbare veiligheid plaats voor een particuliere veiligheid?’, Top
Security, jan/feb 2005, 36-40
Capelle J, ‘Alarmsystemen en alarmdiensten in cijfers’, Top Security, december 2007 (35),
blz 24-26
Cools M, ‘De onderstromen in de private veiligheidszorg’, Panopticon, 2002, Kluwer,
Mechelen, Blz 135
Cools M, ‘De Commissie Wijninckx ‘revisited’’, in Christiaens J, Enhus E, Snacken S, Van
Calster P, Criminologie: Tussen kritiek en realisme deel I, Brussel, VUB University Press,
2007, Blz 127-128
De Clerck H, ‘Diensten van private veiligheid: uit de greep van Bolkestein?’, Private
Veiligheid/Securité privée, april 2006, 28, blz 29-31
Dewael P, ‘Opvallende tendensen in de Private Bewaking; Toespraak van de minister van
Binnenlandse Zaken’, Private Veiligheid, 2004, 20, blz 38 – 41
Eliaerts, C., ‘De Commissie Wijninckx: een herwaardering
van de controlefunctie van het parlement of een storm in een glas water?’
Panopticon, 1981, 525-532
Hutsebaut F, Peperstraete T, ‘De controle op de private bewakingsondernemingen: een stand
van zaken’, Panopticon, 2005, 3, blz 45-62
V
Morre L, Keppens F, ‘Ontwerp van de wet houdende verscheidene maatregelen ter verhoging
van de veiligheid van de burger’, Politie Officier, 1988, (5), Blz 12
Van Fraeghem T, ‘Stand van zaken publiek-private samenwerking in de veiligheidszorg;
Casestudy bij een bewakings- en beveiligingsonderneming’, Private Veiligheid, Nov 2006,
Blz 34
X, ‘De Europese markt van veiligheidssystemen in de handel en de industrie’, Top Security,
mei/juni 1999, Blz 38
X, ‘Interview met Minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael’, Private veiligheid, april
2006, Blz 13
X, ‘Top Security 10jaar’, Top Security, maart/april 1998, 50, blz 6-15
X, ‘Naar meer en betere private veiligheid binnen de Europese Unie’, Private Veiligheid,
januari/februari 2002, 69, blz 42
X, ‘Gezamelijke verklaring van de CoESS en UNI-Europa over de Europese harmonisatie van
de wetgevingen betreffende privé-beveiliging’, Top Security, maart/april 2002, 70, blz 14-18
Internet-Bronnen
X, (z.d.), ‘A single Market for services’, [WWW] European Commission Internal Market,
http://ec.europa.eu/internal_market/top_layer/index_19_en.htm [09/03/2008]
X, (z.d.), ‘Handboek voor de implementatie van de dienstenrichtlijn’, [WWW]
http://ec.europa.eu/internal_market/services/docs/services-dir/guides/handbook_nl.pdf
[09/03/2008]
X, (z.d.), ‘Basisprincipes van de richtlijn Bolkestein’, [WWW] ACV, http://www.acv-
online.be/Actueel/Campagnes/Richtlijn_bolkestein/Basisprincipes/bolk_basis.asp?ComponentId=43550&Source
PageId=43640 [09/03/2008]
X, (z.d.), ‘Regulation (EC) No 2320/2002 of the European Parliament and of the Council of
16 december 2002 establishing common rules in the field of civil aviation security’, [WWW]
EurLex, http://eur-
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2002:355:0001:0021:EN:PDF
[27/03/2008]
X (z.d), ‘Vordering (EG) nr 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart
2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten’,
[WWW] FOD Binnenlandse Zaken, http://www.crisis.ibz.be/uploads/EU-
verordening_ISPS.pdf [08/03/2008]
X, (z.d.), ‘ISPS’, [WWW] Haven Amsterdam Port Security,
http://www.portofamsterdam.nl/smartsite1789.dws [08/03/2008]
X (z.d.), ‘The international ship and port facility code’, [WWW] Haven Amsterdam Port
Security,
http://www.portofamsterdam.nl/PortSecurity/documents/Werknotitie%20ISPS%20Code.pdf
VI
X (14/12/2006), ‘Havenveiligheid’, [WWW] FOD Binnenlandse Zaken,
http://www.crisis.ibz.be/havenveiligheid/ [08/03/2008]
X, (23/10/06) ‘History’ [WWW] Securitas: http://www.securitas.com/en/About-
Securitas/History/ [28/04/08]
X, (z.d.) ‘Securitas NV: 22 jaar in de frontlinie voor veiligheid’, [WWW] Securitas:
http://www.securitas.be/apps/iwwcm/publishnl.nsf/Content/Securitas+Belgie
[26/04/08]
X, (z.d.) ‘Belgische Groep – Historisch overzicht’ [WWW] Group 4 Securicor:
http://www.group4securicor.be/page.asp?id=29&lid=1 [26/04/08]
X, ‘Quality in Security’, [WWW] Cobelguard: http://www.cobelguard.be [28/04/2008]