maart 2017 | editie 10 6868 - CNV Vakmensen...dat zijn pensioen niet stijgt, maar de prijzen wel. En...

4
Nieuwsbrief Pensioen Vak mensen maart 2017 | editie 10 Toeters en bellen! Pensioenrichtleeftijd verhoogd Voor ons ouderdomspensioen heeft die lage rente ook effect. Een negatief effect. Al proberen pensioenfondsbesturen uit alle macht dat te dempen. Pensioenfonds- bestuurders John Koudys en Aart van den Brink leggen het uit. Die uitleg is nodig, want hier gaat het toch wel om de hogere wiskunde van de pensioenbesturing. Dekking Dekkingsgraden van pensioenfondsen is onderhand een begrip dat steeds meer mensen wel een plekje kunnen geven: het totaal aan bezittingen en beleggin- gen van een pensioenfonds tegenover de waarde van de verplichtingen. Door overheid verplichte reserves en buffers bepalen mede of de dekking afdoende is. Dit systeem moet mogelijk maken dat er ook echt pensioenen kunnen worden uitgekeerd bij fonds X en Y. Het zijn deze dekkingsgraden die maandelijks opdui- ken in de nieuwsrubrieken en krantenko- lommen: moet er worden gekort of kan de teugel worden gevierd? Premiedekking Maar er is nóg een dekkingsgraad die pensioenfondsbestuurders dagelijks hoofdbrekens bezorgt: de premiedek- kingsgraad. Dit betreft het verschil tussen verkregen pensioenpremies (van werkgevers en werknemers) en de kost- prijs voor de inkoop van de afgesproken verplichting, de pensioenuitkering. De hoogte van de pensioenpremie wordt voor een deel bepaald door de cao-par- tijen afgesproken pensioenregeling. Deels hangt de premiehoogte af van de economische omstandigheden. Bij een lage rente moet er voor de inkoop van hetzelfde pensioen meer betaald worden dan bij een hoge rente. De premie kan afhankelijk van de rentestand flink vari- eren. Daar houden cao-partijen niet van. De pensioenwet biedt mogelijkheden om de premie voor een periode van minstens vijf jaar vast te pinnen. Zo’n afspraak tus- sen pensioenfonds en deelnemers biedt evenwicht. Aan zo’n afspraak kleven wel risico’s. Door de rente-ontwikkeling kan de afge- sproken premie voor vijf jaar lager zijn dan eigenlijk nodig is voor de jaarlijkse inkoop van het pensioenrecht. In feite wordt er dan te weinig betaald. Dat leidt tot een premiedekkingsgraad onder de 100 procent. Onbalans Dus dat evenwicht levert aan de andere kant van de ‘deur’, binnen bij de pensi- oenfondsen, soms allesbehalve even- wicht op. De boel is dan flink in onbalans en dat is een forse bedreiging voor een pensioenfonds. Aart van den Brink: “Als pensioenfonds- bestuurder ben je continu bezig de zaak in balans te houden. Links en rechts van de streep moet het gewoon kloppen. Inkomsten en uitgaven moeten matchen. Dat is best lastig als er zo’n afspraak ligt dat je vijf jaar lang niets verandert. Als pensioenfondsbestuurder is het je taak om die twee belangen tegen elkaar af te wegen. Het gaat er dan om dat je als fondsbestuurder een evenwichtige be- langenafweging maakt over de premie.” Onvoorzien ”Maar wat nu als de rente daalt, verder daalt, en tot overmaat van ramp ook nog lang laag blijft? Kortom, de situatie die we nu hebben… Die had echt niemand voorzien. Toen we de afspraken maakten waren de rentes een stuk hoger dan nu. Maar omdat we voor een stabiele premie kozen hebben veel werkgevers en vak- bonden met het sluiten van de cao-ak- koorden pensioenfondsen gevraagd een rekenperiode van 5 jaar aan te houden voor de berekening van de premiehoog- te. Dat gaf ruimte voor loonsverhoging voor de meeste werknemers. Minder ingehouden pensioenpremie levert im- mers ook een hoger netto maandbedrag op? Het leverde mooie cao-resultaten op, die de werkgevers en werknemer graag omarmden.” John Koudys vult aan: “Maar die lage pensioenpremies baseerden we met z’n allen op een rente die ons gespaarde geld alleen liet toenemen. En niet op een groei van nul. Of zelfs een afnemende waarde door een negatieve rente. Toch is dat de situatie van nu. Wat dat betekent? Er is dus te weinig premie betaald door werkgevers en werknemers. We hebben niet een premiedekking van 100 procent, maar slechts van 90, 80 of zelfs 70 procent! Een voorbeeld: voor een pensioen van 1.000 euro per maand is berekend dat je per jaar 2.500 euro aan premie nodig hebt. Die premie betalen werkgever en werknemer samen. Met de aangenomen rente op het ingelegde geld tijdens alle premiejaren (de gewerkte jaren dus) weet je als pensioenfonds die 1.000 euro veilig te stellen. Als het zover is krijgt de gepensioneerde keurig zijn geld. Ieder- een tevreden. Helaas, door de lage rente is er nu een deuk in die berekening. Dat bedrag van 1.000 euro krijgt een pensioenfonds alleen nog bij elkaar door geld uit het rendement van aandelen en obligatie te peuren. Dat geld was echter oorspron- kelijk bedoeld om de pensioen en opge- bouwde pensioenrechten van werkne- mers te indexeren. Zodat de koopkracht overeind blijft. De gepensioneerde merkt dat zijn pensioen niet stijgt, maar de prijzen wel. En voelt het dus direct in zijn of haar portemonnee.” 4 waarden “Als pensioenfondsbestuurder zit je dus voortdurend aan knoppen te draaien”, schetst Van den Brink het beeld van zijn werk als pensioenfondsbestuurder. “Grootste uitdaging daarbij is misschien niet eens zozeer om weer voldoende geld paraat te hebben. Maar vooral om bij al die handelingen niemand te kort te doen. Als pensioenfonds- bestuurder namens CNV vakmensen wil je namelijk rekening houden met vier waarden: continuïteit, so- lidariteit, effectiviteit en proportionaliteit. Er moet continuïteit in je beslissingen zitten. Dat levert namelijk een pensioen- premie op die langer op hetzelfde peil blijft. En dat is weer in het belang van de deelnemer en de werkgever. De besluiten moeten solidair zijn met alle groepen deelnemers in het pensi- oenfonds. Je wilt niet jongeren bena- delen tegenover oudere deelnemers, of andersom. Net zo min als je pensioen- verkrijgers wilt bevoordelen tegenover De geruststelling kwam al snel – heerlijk als je zoveel pensioen- deskundigen in je organisatie hebt. Het gaat niet om de pensioen- leeftijd, maar om de richtleeftijd die met een jaar omhoog gaat. Dit in sync met de gestegen levensverwachting. De pensioenrichtleeftijd wordt gebruikt voor de berekening van de jaarlijks maximaal toegestane fiscale pensioenopbouw. Voor mid- delloonregelingen gold een jaarlijkse maximale pensioenopbouw van 1,875 procent van de pensioengrondslag. Hierdoor is in 40 dienstjaren 75 procent van het middelloon als pensioen mogelijk. Met 68 als richtleeftijd blijft de maximale fiscale opbouw gelijk voor eind- en middelloonregelingen. Maar omdat de totale opbouw een jaar langer vergt daalt het jaarlijks percentage actuarieel tot 1,75 procent. Uitholling En daarmee wordt de arbeidsvoorwaarde pensioenopbouw uit- gehold. Compensatie is toegestaan, bijvoorbeeld door bonussen pensioengevend te maken. Voor aanpassing van de pensioenover- eenkomst met het uitvoerende fonds is instemming van vakbonden en ondernemingsraad vereist. Aan de cao-tafels kan weer een onderwerp aan de to do-lijstjes worden toegevoegd. Battle Deze eerste pensioennieuwsbrief van 2017 meldt veel meer we- tenswaardige zaken over pensioen. Het is en blijft een lastig thema. Een constante battle tussen alfa’s en bèta’s. Cijfers die botsen met logica en dito omgekeerd. Had ik nou tóch maar wiskunde in het pakket gehouden! Maar voor iedereen die zich wil verdiepen in zijn verdiensten later, en de inspanningen daarvoor nu, durven we het lezen toch weer aan te raden. Wouter de Jong Leren besturen Pensioenfonds besturen kun je leren. Het beheren is ook een leerproces, zo blijkt. Want sommige afgesloten pensioencontracten tussen fondsen, werk- gevers en vakbonden - we laten hier in het midden welke dat waren - bleken te vrijblijvend. Afspraken golden ‘op lange termijn‘ en effecten moesten ‘be- perkt blijven’. Maar ja, wat is lange termijn? En wat is ‘beperkt’ nou precies? Premiedekkingsgraad en algehele dekkingsgraad kwamen in de gevaren- zone. Toen de eerste bleef hangen op 70 procent (in plaats van de beoogde 100) moest het fonds geld aanboren voor herstel van het evenwicht. En dat uit potjes die daarvoor niet waren bedoeld. Als totaal bleef er daardoor min- der geld over. De dekkingsgraad van het fonds daalde jaarlijks met 1 procent zonder dat daar dalende aandelen of in waarde verminderende obligaties aan te pas kwamen. Nu zijn afspraken vergrendeld. ‘Beperkt effect’ bijvoorbeeld is afgegrendeld op 90 procent premiedekkingsgraad en het maximale effect op de dekkings- graad mag maar 0,5 procent per jaar zijn. Maar dat levert werkgevers en vakbonden wel een pittige keuze op bij de cao-onderhandelingen. Om daar- aan te voldoen moeten de pensioenpremies omhoog of de pensioenopbouw (lees toekomstige uitkering) omlaag. En wie betaalt dat? Beide partijen van de onderhandelingstafel evenveel? Nederlanders leven over het algemeen in een zegenrijk land. En, anno 2017, ook weer in een gezegende economische omstandigheid. De rente is laag. Wie het zich kan veroorloven hypothekeert zich helemaal suf om de onafwendbare ren- testijging vóór te blijven. Dat onze bult spaarcenten nu ook minder snel toeneemt nemen we graag even voor lief. Ons huis is nu immers weer onze grootste spaar- varken? “Links en rechts van de streep moet het gewoon kloppen.” Lees verder op de volgende pagina > nerveus nerveus Lage rente zegen of bedreiging voor premiedekkingsgraad? “Niet nerveus worden helpt erg” 68 68 68 Toeters en bellen! De pensioenrichtleeftijd is verhoogd naar 68 jaar. Als redactie van de nieuwsbrief veerden we even op: het zàl toch niet? Nóg later met pensioen…… (leest u even door alstublieft).

Transcript of maart 2017 | editie 10 6868 - CNV Vakmensen...dat zijn pensioen niet stijgt, maar de prijzen wel. En...

Page 1: maart 2017 | editie 10 6868 - CNV Vakmensen...dat zijn pensioen niet stijgt, maar de prijzen wel. En voelt het dus direct in zijn of haar portemonnee.” 4 waarden “Als pensioenfondsbestuurder

Nieuwsbrief Pensioen Vakmensen

maart 2017 | editie 10

Toeters en bellen!

Pensioenrichtleeftijd verhoogd

Voor ons ouderdomspensioen heeft die lage rente ook effect. Een negatief effect. Al proberen pensioenfondsbesturen uit alle macht dat te dempen. Pensioenfonds-bestuurders John Koudys en Aart van den Brink leggen het uit. Die uitleg is nodig, want hier gaat het toch wel om de hogere wiskunde van de pensioenbesturing.

DekkingDekkingsgraden van pensioenfondsen is onderhand een begrip dat steeds meer mensen wel een plekje kunnen geven: het totaal aan bezittingen en beleggin-gen van een pensioenfonds tegenover de waarde van de verplichtingen. Door overheid verplichte reserves en buffers bepalen mede of de dekking afdoende is.Dit systeem moet mogelijk maken dat er ook echt pensioenen kunnen worden uitgekeerd bij fonds X en Y. Het zijn deze dekkingsgraden die maandelijks opdui-ken in de nieuwsrubrieken en krantenko-lommen: moet er worden gekort of kan de teugel worden gevierd?

PremiedekkingMaar er is nóg een dekkingsgraad die pensioenfondsbestuurders dagelijks hoofdbrekens bezorgt: de premiedek-kingsgraad. Dit betreft het verschil tussen verkregen pensioenpremies (van werkgevers en werknemers) en de kost-prijs voor de inkoop van de afgesproken verplichting, de pensioenuitkering.De hoogte van de pensioenpremie wordt voor een deel bepaald door de cao-par-tijen afgesproken pensioenregeling. Deels hangt de premiehoogte af van de economische omstandigheden. Bij een lage rente moet er voor de inkoop van hetzelfde pensioen meer betaald worden dan bij een hoge rente. De premie kan afhankelijk van de rentestand flink vari-eren. Daar houden cao-partijen niet van.

De pensioenwet biedt mogelijkheden om de premie voor een periode van minstens vijf jaar vast te pinnen. Zo’n afspraak tus-sen pensioenfonds en deelnemers biedt evenwicht.

Aan zo’n afspraak kleven wel risico’s. Door de rente-ontwikkeling kan de afge-sproken premie voor vijf jaar lager zijn dan eigenlijk nodig is voor de jaarlijkse inkoop van het pensioenrecht. In feite wordt er dan te weinig betaald. Dat leidt tot een premiedekkingsgraad onder de 100 procent.

OnbalansDus dat evenwicht levert aan de andere kant van de ‘deur’, binnen bij de pensi-oenfondsen, soms allesbehalve even-wicht op. De boel is dan flink in onbalans en dat is een forse bedreiging voor een pensioenfonds.

Aart van den Brink: “Als pensioenfonds-bestuurder ben je continu bezig de zaak in balans te houden. Links en rechts van de streep moet het gewoon kloppen. Inkomsten en uitgaven moeten matchen. Dat is best lastig als er zo’n afspraak ligt dat je vijf jaar lang niets verandert. Als pensioenfondsbestuurder is het je taak om die twee belangen tegen elkaar af te wegen. Het gaat er dan om dat je als fondsbestuurder een evenwichtige be-langenafweging maakt over de premie.”

Onvoorzien”Maar wat nu als de rente daalt, verder

daalt, en tot overmaat van ramp ook nog lang laag blijft? Kortom, de situatie die we nu hebben… Die had echt niemand voorzien. Toen we de afspraken maakten waren de rentes een stuk hoger dan nu. Maar omdat we voor een stabiele premie kozen hebben veel werkgevers en vak-bonden met het sluiten van de cao-ak-koorden pensioenfondsen gevraagd een rekenperiode van 5 jaar aan te houden voor de berekening van de premiehoog-te. Dat gaf ruimte voor loonsverhoging voor de meeste werknemers. Minder ingehouden pensioenpremie levert im-mers ook een hoger netto maandbedrag op? Het leverde mooie cao-resultaten op, die de werkgevers en werknemer graag omarmden.”

John Koudys vult aan: “Maar die lage

pensioenpremies baseerden we met z’n allen op een rente die ons gespaarde

geld alleen liet toenemen. En niet

op een groei van nul. Of zelfs een afnemende waarde door een

negatieve rente. Toch is dat de situatie van nu. Wat dat betekent? Er is dus te weinig premie betaald door werkgevers en werknemers. We hebben niet een premiedekking van 100 procent, maar slechts van 90, 80 of zelfs 70 procent! Een voorbeeld: voor een pensioen van 1.000 euro per maand is berekend dat je per jaar 2.500 euro aan premie nodig hebt. Die premie betalen werkgever en werknemer samen. Met de aangenomen rente op het ingelegde geld tijdens alle premiejaren (de gewerkte jaren dus) weet je als pensioenfonds die 1.000 euro veilig te stellen. Als het zover is krijgt de

gepensioneerde keurig zijn geld. Ieder-een tevreden.

Helaas, door de lage rente is er nu een deuk in die berekening. Dat bedrag van 1.000 euro krijgt een pensioenfonds alleen nog bij elkaar door geld uit het rendement van aandelen en obligatie te peuren. Dat geld was echter oorspron-kelijk bedoeld om de pensioen en opge-bouwde pensioenrechten van werkne-mers te indexeren. Zodat de koopkracht overeind blijft. De gepensioneerde merkt dat zijn pensioen niet stijgt, maar de prijzen wel. En voelt het dus direct in zijn of haar portemonnee.”

4 waarden“Als pensioenfondsbestuurder zit je dus voortdurend aan knoppen te draaien”, schetst Van den Brink het beeld van zijn werk als pensioenfondsbestuurder. “Grootste uitdaging daarbij is misschien niet eens zozeer om weer voldoende geld

paraat te hebben. Maar vooral om bij al die handelingen niemand te kort te doen.Als pensioenfonds-bestuurder namens CNV vakmensen wil je namelijk rekening houden met vier waarden: continuïteit, so-lidariteit, effectiviteit en proportionaliteit. Er moet continuïteit in je beslissingen zitten. Dat levert namelijk een pensioen-premie op die langer op hetzelfde peil blijft. En dat is weer in het belang van de deelnemer en de werkgever.De besluiten moeten solidair zijn met alle groepen deelnemers in het pensi-oenfonds. Je wilt niet jongeren bena-delen tegenover oudere deelnemers, of andersom. Net zo min als je pensioen-verkrijgers wilt bevoordelen tegenover

De geruststelling kwam al snel – heerlijk als je zoveel pensioen-deskundigen in je organisatie hebt. Het gaat niet om de pensioen-leeftijd, maar om de richtleeftijd die met een jaar omhoog gaat.

Dit in sync met de gestegen levensverwachting. De pensioenrichtleeftijd wordt gebruikt voor de berekening van de jaarlijks maximaal toegestane fiscale pensioenopbouw. Voor mid-delloonregelingen gold een jaarlijkse maximale pensioenopbouw van 1,875 procent van de pensioengrondslag. Hierdoor is in 40 dienstjaren 75 procent van het middelloon als pensioen mogelijk.

Met 68 als richtleeftijd blijft de maximale fiscale opbouw gelijk voor eind- en middelloonregelingen. Maar omdat de totale opbouw een jaar langer vergt daalt het jaarlijks percentage actuarieel tot 1,75 procent.

UithollingEn daarmee wordt de arbeidsvoorwaarde pensioenopbouw uit-gehold. Compensatie is toegestaan, bijvoorbeeld door bonussen

pensioengevend te maken. Voor aanpassing van de pensioenover-eenkomst met het uitvoerende fonds is instemming van vakbonden en ondernemingsraad vereist. Aan de cao-tafels kan weer een onderwerp aan de to do-lijstjes worden toegevoegd.

BattleDeze eerste pensioennieuwsbrief van 2017 meldt veel meer we-tenswaardige zaken over pensioen. Het is en blijft een lastig thema. Een constante battle tussen alfa’s en bèta’s. Cijfers die botsen met logica en dito omgekeerd. Had ik nou tóch maar wiskunde in het pakket gehouden!Maar voor iedereen die zich wil verdiepen in zijn verdiensten later, en de inspanningen daarvoor nu, durven we het lezen toch weer aan te raden.

Wouter de Jong

Leren besturen

Pensioenfonds besturen kun je leren. Het beheren is ook een leerproces, zo blijkt. Want sommige afgesloten pensioencontracten tussen fondsen, werk-gevers en vakbonden - we laten hier in het midden welke dat waren - bleken te vrijblijvend. Afspraken golden ‘op lange termijn‘ en effecten moesten ‘be-perkt blijven’. Maar ja, wat is lange termijn? En wat is ‘beperkt’ nou precies? Premiedekkingsgraad en algehele dekkingsgraad kwamen in de gevaren- zone. Toen de eerste bleef hangen op 70 procent (in plaats van de beoogde 100) moest het fonds geld aanboren voor herstel van het evenwicht. En dat uit potjes die daarvoor niet waren bedoeld. Als totaal bleef er daardoor min-der geld over. De dekkingsgraad van het fonds daalde jaarlijks met 1 procent zonder dat daar dalende aandelen of in waarde verminderende obligaties aan te pas kwamen. Nu zijn afspraken vergrendeld. ‘Beperkt effect’ bijvoorbeeld is afgegrendeld op 90 procent premiedekkingsgraad en het maximale effect op de dekkings-graad mag maar 0,5 procent per jaar zijn. Maar dat levert werkgevers en vakbonden wel een pittige keuze op bij de cao-onderhandelingen. Om daar-aan te voldoen moeten de pensioenpremies omhoog of de pensioenopbouw (lees toekomstige uitkering) omlaag. En wie betaalt dat? Beide partijen van de onderhandelingstafel evenveel?

Nederlanders leven over het algemeen in een zegenrijk land. En, anno 2017, ook weer in een gezegende economische omstandigheid. De rente is laag. Wie het zich kan veroorloven hypothekeert zich helemaal suf om de onafwendbare ren-testijging vóór te blijven. Dat onze bult spaarcenten nu ook minder snel toeneemt nemen we graag even voor lief. Ons huis is nu immers weer onze grootste spaar-varken?

“Links en rechts van de streep moet het gewoon kloppen.”

Lees verder op de volgende pagina >

nerveusnerveusLage rente zegen of bedreiging voor premiedekkingsgraad?

“Niet nerveus worden helpt erg”

686868Toeters en bellen! De pensioenrichtleeftijd is verhoogd naar 68 jaar. Als redactie van de nieuwsbrief veerden we even op: het zàl toch niet? Nóg later met pensioen…… (leest u even door alstublieft).

Page 2: maart 2017 | editie 10 6868 - CNV Vakmensen...dat zijn pensioen niet stijgt, maar de prijzen wel. En voelt het dus direct in zijn of haar portemonnee.” 4 waarden “Als pensioenfondsbestuurder

Nieuwsbrief Pensioen Vakmensen

maart 2017 | editie 10

De gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gaan stijgt. Die stijging zal naar verwachting ook niet stoppen. Want de AOW-leeftijd - het staatspensioen - wordt tot aan 2021 in stappen verhoogd van 65 naar 67 jaar. Ondertussen staat de teller al op 65,5 jaar. Omdat na 2021 de gemiddelde levensverwachting ook een rol gaat spelen is de AOW-leeftijd na 2021 inmiddels verhoogd naar 67 jaar en 3 maanden. In sommige scenario’s is een leeftijd van 71 jaar al geschetst als ultieme staatspensioengerechtigde leeftijd.

Rust en kalmte redden altijdGeduld bewaren en blik op de horizon houden helpt volgens pensioenfonds-bestuurders Koudys en Van den Brink. “Rust en kalmte bewaren helpt altijd. Overhaaste beslissingen daarentegen niet. Dat geldt voor pensioenfondsbe-stuurders, maar ook voor werknemers. Bij een lage rentestand kun je beslis-sen om de premie fors te verhogen om toch bij het gekozen doel uit te komen. Maar wat doe je dan in een opvolgende periode, als de rente weer stijgt? De premie weer verlagen of zelfs opschorten? Dat laatste is al eens gedaan en leverde ongewenste schokbewegingen en schrikmomenten op. Beter is het om een beleid te voeren waar zaken in kleine stappen weer recht worden getrokken. Pech- en gelukgeneraties probeer je zo te dichter bij elkaar te brengen. De overschotten die je in goede tijden opbouwt, gebruik je voor de tekorten die er op andere momenten zijn.

Maar dat maakt het vertrouwen van de werknemer en de gepensioneerden echter onmisbaar. Die moet in die goede tijden goed vinden dat zijn geld apart wordt gezet voor slechtere tijden. Als beiden willen dat de spaarpot aan digge-len wordt geslagen om meteen leuke dingen van te kunnen doen, dan gaat het niet goed.”

werkenden die nog volop hun premies inleggen per maand.

Je wilt dat het effect van je beslissing als pensioenfondsbestuur zo groot mogelijk is en eerlijk. Je kunt wel de pensioen-premies met een half procent verhogen, maar heeft zo’n verhoging ook echt als resultaat dat anderen er beter uitkomen? Want het vermogen van je fonds neemt

daardoor nooit zoveel toe dat je over de drempelwaarden van 110 of 130 procent dekkingsgraad komt. Die hoge drempels bepalen of je de pensioenuitkering of -toezegging mag aanpassen aan de infla-tie (indexeren). Gevolg is dat alle wer-kenden extra betalen en er toch niemand profiteert qua uitkering.

De proportionaliteit in alle afwegingen van

een pensioenfondsbestuur moet ervoor zorgen dat ieder een eerlijk deel krijgt. Of eerlijk deel draagt van de lasten. Maar ook dat de hoogte van de premie bij-voorbeeld een realistisch deel is van het maandinkomen. Bij jongere, net begon-nen werknemers net zo goed als de bijna afzwaaiende werknemer.”

LoonstrookJohn Koudys: “Dat laatste, die propor-tionaliteit is best ingewikkeld aan het worden. Omdat met de huidige lage

rekenrente de premiedekkingsgraad eigenlijk veel te laag is, zou je de premie moeten verhogen. Maar die premie kán in heel veel cao’s en ondernemingen amper hoger. Want als je de pensioenpremies voor werknemers met 2 procent verhoogt in een cao, dan betekent dit voor de werkgever een loon-stijging met 2, 3 of zelfs 4 procent. Die moet immers ook het werkgeversdeel

afdragen. Bovendien, zo’n verhoging van de loonsom biedt minder speelruimte voor andere, minstens zo belangrijke af-spraken in de cao. Denk aan salarisver-hoging en aan ontwikkeling en scholing van werknemers.Bij veel fondsen blijft dus sprake van een te lage premiedekkingsgraad. Dit heeft jaarlijks een negatief effect op de dek-kingsgraad van het fonds. Het indexeren van pensioenen en opgebouwde pensi-oenrechten verdwijnt verder achter de horizon. Soms leidt dit zelfs tot korten op de pensioenen. Als de negatieve premiedekkingsgraad langer aanhoudt dan kan dit zowel deel-nemers als gepensioneerden schaden. De ene kant van een ‘goedkope’ pensi-oeninkoop, heeft schaduw van de andere kant, die van minder kans op indexatie en een grotere kans op korting. De gepensi-oneerden voelen dus het meeste nadeel. Evenwichtig besluiten nemen is in deze periode van lage rente voor pensioen-fondsbestuurders en sociale partners bijzonder uitdagend.”

John Koudys Aart van den Brink Wouter de Jong

Als het staatspensioen steeds later wordt uitgekeerd wordt het steeds interessan-ter om te weten of daaraan nog iets is te doen. Wat kan is een arrangement voor iedereen, langs politieke weg (zie elders in deze nieuwsbrief). Of afspraken maken voor groepen mensen (bedrijfstak) of individuen (persoonlijke vroegpensi-oenafspraken met het pensioenfonds of bank). Voor aangepaste afspraken met pensioenfonds en bedrijfstak ligt er een rol voor de vakbonden.

Fitter en leukerNaast dat er een financiële aanleiding is tot vertraging of vervroeging speelt natuurlijk vooral de individuele gezond-heid een belangrijke rol. Plat gezegd, pensioen wordt leuker als je er ook nog van kunt genieten.

AlarmerendPensioenfondsbestuurder Frans van de Veen van CNV Vakmensen deed onder-zoek naar de mogelijkheden en bekend-

heid van deeltijdpensioen onder leden van de bond. De uitkomst van dat onderzoek was veelzeggend. Licht alarmerend zelfs, als je voorrang wilt geven aan het kunnen stoppen met werken op een moment dat je nog fit bent, fysiek en financieel.

Onbekende mogelijkheidDeeltijdpensioen betekent niets anders dan minder uren in de week werken. Als een soort voorpost van het totale pensi-oen. Dit in combinatie met een gedeelte-lijke pensioenuitkering. Wat blijkt? Zeven op de tien werknemers zijn niet, of slecht op de hoogte van de mogelijkheden van deeltijdpensioen. Daarin valt nog veel te verbeteren. Vooral door de pensioenuitvoerders. Vakbonds- leden vinden dat ook de eigen vakbond een rol heeft in voorlichting over deeltijdpensi-oen. Want onbekend maakt onbemind.

Bij het pensioenfonds slagers zijn bij-voorbeeld geen gebruikers van deeltijd-pensioen. Bij het pensioenfonds voor het

Openbaar Vervoer (SPOV) wordt juist veel gebruik gemaakt van deeltijdpensioen.

Deeltijdpensioen is geen wettelijk recht, maar kan een keuzemogelijkheid zijn in het eigen pensioenreglement. De voorwaarden verschillen per pensioen-uitvoerder. Bijvoorbeeld de toegestane startleeftijd voor het vroegpensioen ver-schilt. Meestal is dat vijf jaar voorafgaand aan de AOW-leeftijd. Ook verschillen de afspraken per pensioenfonds over wel of geen AOW-overbrugging bij deeltijdpen-sioen.

Graag korter werkenVeel oudere werknemers hebben wel be-hoefte om minder te werken voorafgaand aan volledige pensionering, zo blijkt uit het onderzoek. 30 procent van de oudere CNV-leden wil zelfs langer dan twee jaar vóór het ‘AOW-moment’ meer dan 4 uur per week korter werken. Overigens heeft een zelfde groep ondervraagden juist geen behoefte om minder te werken. Die wens om langjarig kortere werkwe-ken te hebben vervul je niet simpel met het verpatsen van extra opgebouwde vakantiedagen. Zeker nu de ‘stuwme-ren’ met vakantiedagen - die sommige werknemers in hun loopbaan hebben gebouwd – langzaam maar zeker opdro-gen als gevolg van wetgeving.

Er wel klaar mee zijnNaast slijtage aan het lijf kan ook het gevoel ‘er wel klaar mee te zijn’, of naast het werk meer andere leuke dingen te willen doen, de aandrang tot vroegpensi-oen verhogen. Opmerkelijk hierbij is dat werknemers vooral denken aan eerder gedeeltelijk stoppen met het huidige werk. Een tandje minder zetten, door een

iets eenvoudiger taak uit te voeren, komt bijna bij niemand op als goed middel de pensioenleeftijd gerieflijk te bereiken. Demotie - want daar gaat het dan om - wordt door de ondervraagden niet als optie gezien.

De werknemer betaalt deeltijdpensioen uit zijn eigen opgebouwde pensioen. Deeltijdpensioen blijkt vooral een optie bij werknemers die fulltime werken. Mensen in ploegendienst hebben de blik veel minder gericht op deze mogelijk-heid. Die ook iets lastiger is in te vullen vanwege de noodzaak om de ploegen-dienst wel klokje rond gevuld te houden met mensen. Een hoger opleidingsniveau blijkt ook een rol te spelen.

Het merendeel van de werknemers die deelnamen aan het onderzoek van Frans van de Veen vindt dat ook de werkgever financieel moet bijdragen aan de moge-lijkheid om minder te werken. Voor me-nig werknemer ontspruit hier de gedach-te aan diverse seniorenregelingen.

‘Voorpensioen’Frans van de Veen verwacht dat het aan-tal deeltijdgepensioneerden de komen-de jaren zal toenemen. “Dit onderzoek maakt duidelijk dat een verschuiving in AOW-gerechtigde leeftijd, en het beper-ken van overige alternatieven, ertoe leidt dat werknemers meer en meer behoefte hebben aan goede afspraken met hun eigen pensioenfonds en werkgever over een gedeeltelijk ‘voorpensioen’. Er ligt dus een brok werk te doen voor zowel vakbond als pensioenfondsbestuurders.”

Voor vragen over het CNV-onderzoek en de scriptie kun je terecht bij Frans van de Veen, bestuurder bij CNV Vak-mensen.

Een samenvatting van het onderzoek is te zien achter deze link [naar pdf]

Frans van de VeenWouter de Jong

Vervolg van vorige pagina >

“Evenwichtige besluiten nemen is bijzonder uitdagend.”

Deeltijdpensioen blijkt verdeeld genoegen

Vanuit CNV Vakmensen deed CNV Vakmensen- en pensioenfonds- bestuurder Frans van de Veen aan de Erasmus Universiteit onderzoek naar de behoefte aan deeltijdpensioen. Dit in het kader van een pensioenopleiding.

Het onderzoek liep in het voorjaar 2016 onder CNV Vakmensen-leden van 60-65 jaar. Aan het onderzoek namen 711 werkende leden deel. 31 daarvan waren al deeltijdgepensioneerd. De respons was hoog met 27,8 procent. Van de Veen selecteerde leden die onder 16 cao’s vielen waarbij deeltijdpensioen een optie was. Het grootste deel van de deelnemers was werkzaam in de bedrijfstakken Metaaltechniek, Metalelektro, Bouw en Openbaar vervoer.

“Er ligt een brok werk te doen voor zowel vakbond als pensioenfondsbestuurders.”

Page 3: maart 2017 | editie 10 6868 - CNV Vakmensen...dat zijn pensioen niet stijgt, maar de prijzen wel. En voelt het dus direct in zijn of haar portemonnee.” 4 waarden “Als pensioenfondsbestuurder

Alle politieke beloftes op een rij? Klik hier

(of doe de snelle scan hieronder).

Nieuwsbrief Pensioen Vakmensen

maart 2017 | editie 10

Op gebied van zorg en huur verzwaarde dit kabinet de lasten van burgers be-hoorlijk. Bestrijding van de economische crisis en de verbetering van de balans tussen inkomsten en uitgaven van de overheid voerden de boventoon bij alles. Dit betekende tevens een behoorlijke inbreuk op koopkracht van gepensio-

neerden. Het stelde bovendien het aan-passingsvermogen van bijna-gepensi-oneerden behoor-lijk op de proef.

Scherpe randjes bijvijlen

Nu het economisch beter gaat wil-len veel politieke partijen de scher-pe randen van het kabinetsbeleid toch

weer aanpassen. Meest in het

oog springt de terug-keer naar de (AOW-)pensioen-leeftijd van

65 jaar. Veel partijen plei-

ten daarvoor. Dat doen ze via een flexibele uittredingsda-tum óf door de leeftijd te verlagen van 67 naar 65 jaar.

In het eerste geval betalen gepensio-neerden zelf de rekening van die eerdere pensionering. Zij krijgen een lagere uit-kering als ze eerder dan 67 met pensioen gaan. In het tweede geval betaalt de overheid voor de verlaging. Dit door de eigen uit-gaven aan AOW te verhogen. Het leidt tot stevige politieke discussie. Is dit betaalbaar? En, zo niet, wat moeten we er dan voor laten? Wellicht moet er dan worden gekozen om de AOW voor de komende jaren weer te bevriezen. Het blijven lastige dilemma’s.

KeuzeCNV Vakmensen was in 2011 al voor een flexibele uittreding tussen 65 en 67 jaar met een zogenoemde actuariële korting. In gewoon Nederlands: eerder stoppen levert een lagere uitkering op. Zodat mensen zelf de keuze kunnen maken om eerder te stoppen. Er zitten overigens wel haken en ogen aan dat plan. Omdat vooral mensen met lage inkomens en lage pensioenopbouw er gebruik van zouden willen maken. Zij hebben vaak zware beroepen, dus eerder stoppen met werken is aantrekkelijk of zelfs noodzakelijk. Maar het inkomen uit arbeid en dus de pensioenopbouw is zo

laag dat een lage AOW-uitkering en laag aanvullend pensioen echt onvoldoende is om van te leven. Vutloos prepensioenOverigens wordt dit probleem nog groter als de VPL vervalt in 2020. Dit was de overgangsregeling die vanaf tussen 2005 en 2020 mag worden gehanteerd als ver-vanging van vut en vroegpensioen bij de invoering van de nieuwe pensioenwet.Vanwege deze VPL kunnen de bouwsec-tor en metaalsector nu nog regelingen aanbieden met een fatsoenlijk pensioen op 62-jarige leeftijd. Dat stokt na 2020. Er moeten dan andere afspraken komen over duurzame inzetbaarheid, deeltijd-pensioen en andere constructies om werknemers op gezonde wijze naar hun pensioen toe te laten werken.

Koopkrachtige AOWEen tweede belangrijke trend in poli-tieke programma’s is dat een aantal partijen wil dat er koopkrachtreparatie komt via de AOW. Dat zou dan moeten gebeuren door structurele verhoging of door allerlei toeslagen. CNV Vakmensen heeft vanwege de langdurige bevriezing van aanvullende pensioenen ook gepleit voor tijdelijke koopkrachtreparatie via de AOW.

BelastinginkomstenBeleid ten aanzien van aanvullende pen-sioenen bestaat vooral uit verlaging van de fiscale grens voor pensioenopbouw van 100.000 euro per jaar naar 50, 60 of 70.000 euro. Deze maatregel wordt ge-voed door ervaringen van Rutte c.s. met de verlaging van deze grens naar 100.000 euro. Dit soort verlagingen verhóógt de grondslag voor loonbelasting. En daar-mee de belastingopbrengst voor de staat. De verlaging heeft ook te maken met opvattingen over de mate waarin de staat

mensen moet verplichten om zoveel mogelijk pensioen te sparen, dan wel om daarin vanaf een bepaalde grens meer vrijheid in toe te staan. Boven de nieuwe grens staan de meeste partijen nog wel netto pensioensparen toe. Dit is sparen op vrijwillige basis uit het nettoloon, waarbij in de opbouwfase een vrijstelling van vermogensrende-mentsheffing geldt en in de uitkerings-fase een vrijstelling van belasting en premie.Een eventuele werkgeversbijdrage voor netto pensioensparen wordt ook ver-strekt aan werknemers die er niet voor kiezen.

Voor CNV Vakmensen betekent dit dat met werkgevers wordt onderhandeld over de besteding van de vrijval van de pensioenpremie boven de nieuwe fiscale grens. En tevens met leden wordt be-sproken welke besteding dat vrijvallende geld moet krijgen.

Het betekent in ieder geval dat de zoge-naamde vervangingsratio voor mensen met een hoger inkomen in de toekomst fors kan dalen. Deze ratio is de verhou-ding tussen het inkomen voor pensio-nering en het inkomen na pensionering. Met de maatregel wordt fors genivelleerd in de aanvullende pensioenen en wordt een groter beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van werknemers voor hun eigen inkomen na pensioenleef-tijd. Dat vergt veel kennis en inzicht in financiële planning, iets wat niet van-zelfsprekend is voor veel werknemers, ongeacht hun inkomen.

KeuzevrijheidHiermee hangt de keuzevrijheid samen die sommige partijen bieden om een deel van het pensioen eerder op te nemen dan de voorziene pensioendatum. Dit past in het beeld om mensen meer eigen verant-

woordelijkheid te geven over de wijze waarop zij hun inkomen na hun pensi-onering regelen. Maar ook hier geldt: keuzevrijheid geeft keuzestress. En die leidt wellicht tot verkeerde, of onverantwoorde keuzes die deels weer bij de samenleving terecht komen als mensen het vervolgens zelf niet meer redden met hun inkomen.

DoorsneepremieDe discussie over de afschaffing van de doorsneepremie is nogal onduidelijk aanwezig in de verkiezingsprogramma’s. Wellicht is dit omdat het huidige kabinet hierover al een standpunt heeft ingeno-men. Maar onduidelijkheid is wie hier-voor de rekening moet betalen.Op dit moment betalen jongeren te veel voor hun pensioeninleg en ouderen te weinig. Bij afschaffing van de doorsnee-premie ontstaat er te weinig pensioenop-bouw voor werknemers rond de 45 jaar. Weinig politieke partijen geven helder-heid over hoe dit moet worden gecom-penseerd.

Zzp’ersTot slot komt er, gezien de standpunten, geen harde pensioenplicht voor zzp’ers. Het lijkt er op dat zzp’ers hun fiscale voordelen kwijt raken als ze niet een fatsoenlijke pensioenvoorziening treffen. Dat vindt CNV Vakmensen een goede zaak. Enerzijds om te voorkomen dat in de toekomst armoede onder gepensio-neerde zzp’ers wordt afgewenteld op de samenleving. Maar ook om te voorkomen dat echte werk-nemers te veel oneerlijke concurrentie op arbeids-voorwaarden blijven onder-vinden door zzp’ers.

De Sociaal Economische Raad (SER) probeert nog voor

de kabinetsformatie te bepalen welke pensioenvariant uit eerdere SER-advie-zen het best onderdeel kan worden van nieuw kabinetsbeleid.

Grote of kleine veranderingenVoor CNV Vakmensen is duidelijk dat grote veranderingen in het huidige pensioenstelsel niet tot betere resulta-ten leiden. Kleine stappen kunnen ook helpen. Het opkoopbeleid van de Euro-pese Centrale Bank, waardoor de rente kunstmatig laag is gehouden, moet zo snel mogelijk worden gestopt. Want als de rente laag blijft is de kans groot dat er in 2019 opnieuw moet worden gekort op aanvullende pensioenen, en dat is ramp-zalig voor het vertrouwen in een systeem dat nog steeds tot de beste van de wereld behoort.

Marcel Hulsegge Wouter de Jong

In de verkiezingsprogramma’s rond de Tweede Kamerverkiezingen is duidelijk te merken: pensioenen en koopkracht gaven en geven veel stof tot discussie. Het kabinet Rutte verhoogde versneld de AOW-leeftijd naar 67 jaar. Het waarderen van de verplichtingen van pensioen-fondsen moest voldoen aan scherpere richtlijnen. Veel pensioenfondsen bevroren in de afgelopen jaren noodgedwongen de uitkeringen en korten deze zelfs vanwege de lage rente.

VVD PVV CDA SP PvdA D66 GroenLinks 50PLUS ChristenUnie

• werkgever niet ver-plicht bij bedrijfstak-pensioen-fonds

• pensioenpremie vast percentage van salaris

• flexibele AOW-leef-tijd

• persoonlijke potjes• ‘aanvullend’ mag in

een keer opgenomen worden

• AOW op 65 jaar• pensioenen

in-dexeren

• pensioen verplicht voor alle werknemers

• persoonlijker pensioen, flexibeler uit te geven

• AOW op 65 jaar• AOW-uitkering

omhoog

• AOW verhogen met gemiddelde loonstijging

• AOW-leeftijd flexibel• geen kostendelers-

norm• collectieve pensi-

oenen• franchise verlagen

• individuele pensioenen

• geen vaste AOW-leeftijd

• hogere AOW- uitkering

• fiscaliseren AOW• individueel sparen,

collectief beleggen• geen mantelzorg-

boete

• AOW op 65 jaar• pensioenen

indexeren• koopkrachtverlies

herstellen

• pensioenaanspraken individualiseren

• pensioen breder inzetbaar maken

• gemakkelijker toetreden tot fonds mogelijk maken

Politieke drukte rondom pensioenen en koopkracht

Politieke partijen, wat doen ze met uw pensioen?

Pen

sioe

nen

Page 4: maart 2017 | editie 10 6868 - CNV Vakmensen...dat zijn pensioen niet stijgt, maar de prijzen wel. En voelt het dus direct in zijn of haar portemonnee.” 4 waarden “Als pensioenfondsbestuurder

Nieuwsbrief Pensioen Vakmensen

maart 2017 | editie 10

Colofon

Samenstelling en redactie: Wouter de Jong | Bijdragen: de pen-

sioenbestuurders | Fotoredactie: Bernadine de Mooij / Wouter

de Jong Vormgeving: Bernadine de Mooij | Maart 2017

Tiberdreef 4 / 3561 GG Utrecht | Postbus 2525 / 3500 GM Utrecht

T 030 75 11 007 | e-mail redactie [email protected] |

website www.cnvvakmensen.nl

Ieder actief persoon in pensioenland kent het UPO, het Uniform Pen-sioen Overzicht. Menig werknemer (en deelnemer in een pensioenre-geling) kent het ook. Of zou het moeten kennen. Want het kondigt aan welk pensioen er zal zijn na pensioendatum. Dit als aanvulling op een AOW. Of hoeveel nabestaandenpensioen er zal zijn in het nare geval van overlijden vóór pensioendatum. Het UPO maakt zelfs duidelijk of het mogelijk is eerder te stoppen met werken, met toch voldoende inkomen.

Geen ideeDe werkelijkheid is weerbarstiger. Menig werknemer heeft geen idee bij het UPO, en nog minder bij wat hij er precies aan heeft. Vaak om-dat het amper is te begrijpen wat er stáát in dat UPO. Aan dat laatste wordt volop gewerkt. Pensioenfondsen hebben af-gesproken dat ze een pensioenoverzicht presenteren dat voor leken leesbaar is. Dat kwam overigens niet zomaar. Ze werden er per wet toe verplicht.

Het CNV heeft zich als geen ander ingespannen om het thema pensi-oenen dichter bij mensen te krijgen, inclusief een leesbaarder uni-form pensioenoverzicht. Ondanks die inspanning wordt dat UPO vaak gewoon niet gelezen, zo blijkt uit onderzoek.

Van onbekend naar geliefdOm die werknemer nog meer betrokken te maken bij zijn/haar pensi-oen zou het UPO voor werknemer X of werknemer Y duidelijk moeten maken welke som geld er ‘groeit’. Dat zou ook in een apart overzicht mogen. Het defined benefit, de vooraf toegezegde pensioenuitkering, komt zo wel heel erg fraai in beeld.“Niet waar”, stelt René Lahoye. “Eerder het tegendeel. Want aan die afspraak vooraf hangt ook die ene voorwaarde: ‘afhankelijk van be-haalde resultaten’. En dat wringt. Want er is immers ook die andere voorwaarde. Nou ja, voorwaarde … het is meer een waarschuwing: ‘In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst’.”

En precies daar gaat het fout, maakt Lahoye duidelijk. “Juist om on-geveer uit te komen bij het ooit voorspelde resultaat is een pensioen-fonds continu bezig met het behalen van rendement. Soms valt dat tegen. Soms zit het mee. Dat is prachtig voor het totaal van het fonds. Maar dramatisch als je dat op individuele basis presenteert aan jouw deelnemers.

SchatrijkWant wat moet een werknemer nu denken als hij ziet dat zijn pen-sioenreserve - bij het fonds - in een jaar tijd groeit van 135.000 euro naar 168.000 euro? Ik kan je wel vertellen wat die man of vrouw denkt. Die denkt dat hij schatrijk is en op pensioendatum goudstuk-ken krijgt uitgereikt.

Of toch nietMaar niets is minder waar! De uiteindelijke pensioenuitkering is nog altijd een bedrag per maand of jaar dat zo dicht mogelijk in de buurt zal liggen van wat ooit is voorgeschoteld. Zéker niet meer dan dat. Dus, in plaats van een helder overzicht bied je de werknemer een troebele blik. Met je jaarlijkse vermelding van de persoonlijke pensi-

oenreservering bereik je precies wat je niet wilt: een pensioenover-zicht waarin niets is wat het lijkt. Werknemers die zich rijk rekenen. Of juist werknemers die zich een hoedje schrikken. En dat moet dan de mensen warmer laten lopen voor hun pensioen en het pensioen-fonds? Ik dacht het niet.”

VerwarringVolgens de pensioenbestuurder is een uitgespit reserveoverzicht ook verwarrend. “Zowel voor DB- als DC-regelingen. Bij die laatste is de inleg vooraf bepaald en wordt pas gescoord op pensioendatum: is de rente hoog dan bof je. Staat de rente laag dan heb je pech. Daar verandert jouw veranderende pensioenreservering in de pensioen-fondsboeken niets aan. “Maar voordat het zover is stijgt en daalt het gereserveerde geld ook met de rendementen van onderliggende beleggingen. Dus ook in zo’n pensioenafspraak zouden ineens forse bedragen op het jaaroverzicht verschijnen. Een inzicht waar de aspirant-gepensioneerde niets aan heeft: een rendement hoger dan 4 procent mag de pensioenverzeke-raar niet eens uitkeren volgens de wet! Het idee bij sommigen is dat een individueel rendementsoverzicht het vertrouwen van pensioenfondsdeelnemers doet groeien. Ik denk eerder dat het een beeld creëert van instituten die goochelen met an-dermans geld. Terwijl pensioenfondsen juist proberen het ingelegde vertrouwen optimaal te beheren.”

René LahoyeWouter de Jong

Slagerspensioenfondswint van DNB Het Slagerspensioenfonds kreeg enige tijd geleden van de Rotterdamse Recht-bank gelijk in de procedure tegen De Nederlandsche Bank (DNB). DNB had on-terecht verboden dat geld uit het bedrijfstakpensioenfonds mag worden gere-serveerd voor een vut/prepensioen of levensloopvoorziening. DNB ging bij de bestuursrechter in beroep tegen de uitspraak. Dat beroep is 16 februari verworpen.

Persoonlijke spaarpot helder in beeld in Uniform Pensioen Overzicht?

Het levert vooral troebele blik op“Het is heel erg verwarrend.” Pensioenfondsbestuurder René Lahoye heeft geen goed woord over voor de plannen om pensioenfondsen in het jaar-lijks pensioenoverzicht van werknemers te laten aangeven hoeveel het fonds apart heeft gezet voor de uiteindelijke persoonlijke pensioenuitkering. “De suggestie wordt gewekt dat dit werknemers - vooral jonge - meer bij het eigen pensioen betrekt. Ik durf te beweren dat juist het tegendeel waar is. En hoop van harte dat het CNV dit argument ook zo in de Pensioenfederatie op tafel houdt.”

“Pensioenfondsen proberen ingelegd vertrouwen optimaal te beheren”

De zaak draaide om de financiering van de zogenaamde VPL-re-geling. Deze regeling kent aan werknemers in de slagersbranche extra pensioenrechten toe omdat zij na 1950 geboren zijn en daar-om niet meer voor vut in aanmerking komen. Naast een bijdrage van werkgever en werknemer via de pensioenpremie werd/is een deel van deze regeling gefinancierd uit het vermogen van het pensioenfonds.

Dat was tegen het zere been van De Nederlandsche Bank. Die oor-deelde dat er geoormerkt geld was benut voor de financiering van de VPL-regeling en eiste terugstorten van dat geld in het fonds.

Omdat het pensioenfondsbestuur in het gelijk is gesteld hoeft voor deze VPL-regeling de pensioenpremie niet te worden ver-hoogd noch de rechten van de betreffende werknemers te worden gekort.

Frans van de Veen zit in het pensioenfondsbestuur van de slagers. Hij vond het best spannend om als pensioenfondsbestuur(der) de degens te kruisen met DNB. “Het is ook geen kwestie van zwart of wit. De bestuursrechter toetst marginaal. Maar uiteraard wil je als pensioenfondsbestuur niet in de krant komen met het verwijt dat je de belangen van deelnemers en gepensioneerden niet even-wichtig zou hebben afgewogen. Als pensioenfondsbestuur vinden wij dat in 2007 en in de jaren daarna steeds een afgewogen besluit is genomen over de financiering van de VPL-voorziening. DNB was het daarmee oneens. Maar is dus nu opnieuw opgedragen hier-mee akkoord te gaan.”

Wouter de Jong

“Het is geen kwestie van zwart of wit”