Lotteke, achttien jaar

1
NR 1 MAART 2014 23 LOTTEKE, ACHTTIEN JAAR ”Ik wilde geen hulp. Ik was veer- tien en wie wil er dan hulp? Maar ik begreep ook wel dat het zo niet kon doorgaan. Toen ik voor gesprekken naar de polikliniek moest, vond ik het al lang best dat ik een uur weg mocht van school. Ik was heel somber, deed mezelf pijn en wist niet wat ik moest doen om me beter te voelen. Ik kreeg gesprekken met een vreemd iemand. Dat was echt wennen. In het begin zei ik soms een hele tijd niets. Ik praatte nooit met iemand over mezelf en al helemaal niet met een vreemde. Maar het wende en al snel ging alles vertel- len wat ik meemaakte. Ik kreeg een intensievere vorm van behandeling want het ging niet beter. De behandelgroep heette ‘structuur’. Daar kreeg ik een persoonlijke bege- leider, maar al snel werd dat een stagi- aire. Ik was de eerste jongere die zij alleen mocht begeleiden. Ze deed dat uit een boekje; dat gaf me niet veel vertrouwen in haar. Toen kreeg ik een andere begeleidster en met haar klikte het niet goed. Ze was erg gelovig, maar ik geloofde andere dingen. Ik vond het naar dat ze altijd probeerde om haar geloof weer tevoorschijn te halen. Gelukkig kreeg ik een andere begeleidster; ik denk dat ik er in totaal wel zeven heb gehad. De laatste was heel fijn. Maar lastig genoeg moest ik altijd een week van te voren een afspraak maken terwijl ik dan vaak nog niet wist of ik een gesprek wilde. En ze had het erg druk, zodat ze soms afspraken moest afzeggen. Ik mocht haar wel altijd bellen, maar ik hou niet zo van bellen, dus dat deed ik niet. Ik denk dat het mij geholpen had als ik had mogen mailen met mijn begeleidster. Dan had ik meer contact gehad op momenten dat ik het nodig had. Tijd maken voor de jongere die je begeleidt, vind ik echt een heel belangrijke tip voor hulpverleners. Ik ben daarna nog naar een andere groep gegaan en die viel me erg tegen. Het bleken mensen die heel andere problemen hadden dan ik. Niemand zei iets in die groep. Ik voelde me daar meer een begeleider dan iemand die hulp kreeg. Al leerde ik daar wel dat ik best iets kon, ik kreeg steeds meer het gevoel mijn tijd te verdoen. Toen ben ik gestopt, nog voordat dat ik klaar was. Als mensen nu vragen waar de lit- tekens op mijn armen vandaan komen, zeg ik dat ik depressief ben geweest. Tijdens de behandeling hebben ze me een borderliner genoemd, maar daar herken ik mezelf niet in. Ik heb zeker stemmingswisselingen, maar ik kan bijvoorbeeld goed contact leggen met mensen en die contacten ook onderhouden. Ik lijk niet op een echte borderliner, die heb ik immers genoeg gezien. Ik werd ook boos als ik tijdens de behandeling werd aangesproken als borderliner. De psychiater had me de diagnose ADD gegeven naast een depressie en mogelijk borderline. Dan was ik toch niet opeens ‘die borderli- ner’? Ik weet achteraf van mijn moeder dat ze zich erg buitengesloten heeft gevoeld tijdens de behandeling. Ik heb daar zelf niet zo veel van gemerkt; ik was in die tijd niet zo bezig met mijn ouders. Ik vond het wel gek dat ze niet mochten meedenken over medicatie en andere belangrijke dingen, maar ja: dat was nu eenmaal zo.” ALS JE ‘T MIJ VRAAGT anneke eenhoorn

Transcript of Lotteke, achttien jaar

Page 1: Lotteke, achttien jaar

NR 1maaRt2014

23

lOTTeKe, aCHTTien Jaar

”Ik wilde geen hulp. Ik was veer-tien en wie wil er dan hulp? Maar ik begreep ook wel dat het zo niet kon doorgaan. Toen ik voor gesprekken naar de polikliniek moest, vond ik het al lang best dat ik een uur weg mocht van school. Ik was heel somber, deed mezelf pijn en wist niet wat ik moest doen om me beter te voelen. Ik kreeg gesprekken met een vreemd iemand. Dat was echt wennen. In het begin zei ik soms een hele tijd niets. Ik praatte nooit met iemand over mezelf en al helemaal niet met een vreemde. Maar het wende en al snel ging alles vertel-len wat ik meemaakte. Ik kreeg een intensievere vorm van behandeling want het ging niet beter. De behandelgroep heette ‘structuur’. Daar kreeg ik een persoonlijke bege-leider, maar al snel werd dat een stagi-aire. Ik was de eerste jongere die zij alleen mocht begeleiden. Ze deed dat uit een boekje; dat gaf me niet veel vertrouwen in haar. Toen kreeg ik een andere begeleidster en met haar klikte het niet goed. Ze was erg gelovig, maar ik geloofde andere dingen. Ik vond het naar dat ze altijd probeerde om haar geloof weer tevoorschijn te halen. Gelukkig kreeg ik een andere begeleidster; ik denk dat ik er in totaal wel zeven heb gehad. De laatste was heel fijn. Maar lastig genoeg moest ik altijd een week van te voren een afspraak maken terwijl ik dan vaak

nog niet wist of ik een gesprek wilde. En ze had het erg druk, zodat ze soms afspraken moest afzeggen. Ik mocht haar wel altijd bellen, maar ik hou niet zo van bellen, dus dat deed ik niet. Ik denk dat het mij geholpen had als ik had mogen mailen met mijn begeleidster. Dan had ik meer contact gehad op momenten dat ik het nodig had. Tijd maken voor de jongere die je begeleidt, vind ik echt een heel belangrijke tip voor hulpverleners. Ik ben daarna nog naar een andere groep gegaan en die viel me erg tegen. Het bleken mensen die heel andere problemen hadden dan ik. Niemand zei iets in die groep. Ik voelde me daar meer een begeleider dan iemand die hulp kreeg. Al leerde ik daar wel dat ik best iets kon, ik kreeg steeds meer het gevoel mijn tijd te verdoen. Toen ben ik gestopt, nog voordat dat ik klaar was. Als mensen nu vragen waar de lit-tekens op mijn armen vandaan komen, zeg ik dat ik depressief ben geweest. Tijdens de behandeling hebben ze me een borderliner genoemd, maar daar herken ik mezelf niet in. Ik heb zeker stemmingswisselingen, maar ik kan bijvoorbeeld goed contact leggen met mensen en die contacten ook onderhouden. Ik lijk niet op een echte borderliner, die heb ik immers genoeg gezien. Ik werd ook boos als ik tijdens de behandeling werd aangesproken

als borderliner. De psychiater had me de diagnose ADD gegeven naast een depressie en mogelijk borderline. Dan was ik toch niet opeens ‘die borderli-ner’? Ik weet achteraf van mijn moeder dat ze zich erg buitengesloten heeft gevoeld tijdens de behandeling. Ik heb daar zelf niet zo veel van gemerkt; ik was in die tijd niet zo bezig met mijn ouders. Ik vond het wel gek dat ze niet mochten meedenken over medicatie en andere belangrijke dingen, maar ja: dat was nu eenmaal zo.”

alS Je ‘T m

iJ Vra

ag

Tanneke eenhoorn