Literair Statement - Luuk Gruwez

5
THE TIMES THEY WERE A-CHANGIN Luuk Gruwez – VOOR DE VERANDERING 24/9/2013 Twee tijden van transitie Ik ben opgegroeid als een moeizaam ontbottend bloemenkind en een gefaalde soixantehuitard in een tijd waarvan velen op zijn minst vonden dat het er een van transitie was: the dawning of the age of Aquarius. Mijn haar was lang en het was alsof mijn hersens uit mijn kop groeiden, beweerde mijn vader. Een van de vele vragen die toen gesteld werden en die ook mij bezighield, was exact dezelfde als nu: kan literatuur of kunst in het algemeen bijdragen tot de transitie naar een betere tijd. Ik vond toen al, zij het veel minder dan thans, dat het antwoord dubbel is. Over toen, over dat inmiddels omstreden destijds, de jaren zestig en - vooruit - bij ons, trage Belgen, eigenlijk ook nog de eerste helft van de jaren zeventig, heb ik geschreven in mijn boek 'Een stenen moeder' uit 2004. Ik heb het secundair onderwijs genoten als intern bij de paters picpussen, in een school die het Damiaancollege heette en die, zodra ik er afgestudeerd was, smartelijk snel werd opgedoekt. Zonder dat er tussen beide feiten overigens enig verband bestond. Over die periode schrijf ik in mijn boek onder meer het volgende. 'De frisse wind die over het westen woei, begon ook wonderbaarlijk te ruisen in de hoofden van Gods personeel. (...) alles stond op zijn kop. Sommige paters zagen in Jezus van de ene op de andere dag een guerrillaleider. Ter updating van hun eucharistievieringen opteerden zij voor rebelse songs van Donovan of Dylan. Zij keken welwillend toe op ons al dan niet gespeelde libertinisme - Mao's rode boekje als een nieuwsoortig brevier onder de arm geklemd. Voor het laatst in de twintigste eeuw werd er geademd alsof er elke dag opnieuw gehyperventileerd werd. Heel Europa was, om met Campert te spreken, één groot matras. Wij lonkten naar Amsterdam. Maar eigenlijk wilden we per luchtballon naar Kathmandu. En van één ding waren wij zeker: the times they were a-changin'. 'Langzamerhand deed een tijdperk zijn intrede waarin werkelijk iedereen alle beuzelarijen van alleman aan de andere kant van de planeet te weten kon komen, terwijl het niet langer evident was op de hoogte te raken van het opgeknoopte kadaver in het huis van de buren. Ook leek het alsof alles het plotseling begeven had en nu hoogdringend aan herstel toe was. Er moest en er zou veranderd worden. De psychedelische ervaring (Timothy Leary: 'The only hope is Dope') deed een poging om het voorheen hoog in aanzien staande stuk in de kraag te vervangen. Terwijl sommige jongeren het met hun primaire en secundaire geslachtsorganen mondiaal uitjubelden, zette de brave burgerman de intimiteit, die in de loop van de geschiedenis, altijd al op een schommelende populariteit heeft geboogd, gedecideerd op haar plaats: ergens diep binnenshuis. Het laatste heftige generatieconflict van de twintigste eeuw was een strijd tussen binnen en buiten, een kwestie van meters, misschien wel van centimeters.

Transcript of Literair Statement - Luuk Gruwez

Page 1: Literair Statement - Luuk Gruwez

THE TIMES THEY WERE A-CHANGIN

Luuk Gruwez – VOOR DE VERANDERING 24/9/2013

Twee tijden van transitie

Ik ben opgegroeid als een moeizaam ontbottend bloemenkind en een gefaalde soixantehuitard in een tijd waarvan velen op zijn minst vonden dat het er een van transitie was: the dawning of the age of Aquarius. Mijn haar was lang en het was alsof mijn hersens uit mijn kop groeiden, beweerde mijn vader. Een van de vele vragen die toen gesteld werden en die ook mij bezighield, was exact dezelfde als nu: kan literatuur of kunst in het algemeen bijdragen tot de transitie naar een betere tijd. Ik vond toen al, zij het veel minder dan thans, dat het antwoord dubbel is.

Over toen, over dat inmiddels omstreden destijds, de jaren zestig en - vooruit - bij ons, trage Belgen, eigenlijk ook nog de eerste helft van de jaren zeventig, heb ik geschreven in mijn boek 'Een stenen moeder' uit 2004. Ik heb het secundair onderwijs genoten als intern bij de paters picpussen, in een school die het Damiaancollege heette en die, zodra ik er afgestudeerd was, smartelijk snel werd opgedoekt. Zonder dat er tussen beide feiten overigens enig verband bestond. Over die periode schrijf ik in mijn boek onder meer het volgende.

'De frisse wind die over het westen woei, begon ook wonderbaarlijk te ruisen in de hoofden van Gods personeel. (...) alles stond op zijn kop. Sommige paters zagen in Jezus van de ene op de andere dag een guerrillaleider. Ter updating van hun eucharistievieringen opteerden zij voor rebelse songs van Donovan of Dylan. Zij keken welwillend toe op ons al dan niet gespeelde libertinisme - Mao's rode boekje als een nieuwsoortig brevier onder de arm geklemd. Voor het laatst in de twintigste eeuw werd er geademd alsof er elke dag opnieuw gehyperventileerd werd. Heel Europa was, om met Campert te spreken, één groot matras. Wij lonkten naar Amsterdam. Maar eigenlijk wilden we per luchtballon naar Kathmandu. En van één ding waren wij zeker: the times they were a-changin'.

'Langzamerhand deed een tijdperk zijn intrede waarin werkelijk iedereen alle beuzelarijen van alleman aan de andere kant van de planeet te weten kon komen, terwijl het niet langer evident was op de hoogte te raken van het opgeknoopte kadaver in het huis van de buren. Ook leek het alsof alles het plotseling begeven had en nu hoogdringend aan herstel toe was. Er moest en er zou veranderd worden. De psychedelische ervaring (Timothy Leary: 'The only hope is Dope') deed een poging om het voorheen hoog in aanzien staande stuk in de kraag te vervangen. Terwijl sommige jongeren het met hun primaire en secundaire geslachtsorganen mondiaal uitjubelden, zette de brave burgerman de intimiteit, die in de loop van de geschiedenis, altijd al op een schommelende populariteit heeft geboogd, gedecideerd op haar plaats: ergens diep binnenshuis. Het laatste heftige generatieconflict van de twintigste eeuw was een strijd tussen binnen en buiten, een kwestie van meters, misschien wel van centimeters.

Page 2: Literair Statement - Luuk Gruwez

Ik zag dat, terwijl eerder al de hoelahoepende meisjes uit mijn straat waren opgehoepeld, ook één nobele oudemannensport er zeldzaam werd: het trottoirzitten met gekruiste armen boven op de rugleuning van een stoel, die als een klotenschild leek te dienen. Hiermee kwam er een eind aan de beschaving van vertellers die de wereld al eeuwen hadden weten te resumeren tot de volmaakste vierkante meter, namelijk die rondom hun zitplaats.' Tot daar het citaat.

Niet alleen een strijd tussen binnen en buiten heerste er, maar ook een tussen twee totaal tegengestelde methodes om de overgang naar een nieuw tijdperk te bewerkstelligen: uitgaand van enerzijds diegenen die de gedachte aanhingen dat verandering er pas kon komen door verinnerlijking, introspectie en meditatie ('Verander de wereld, begin bij jezelf.'), zeg maar de bloemenkinderen met hun romantische behoefte om de natuur in hun leven een zekere duurzaamheid te verschaffen, en anderzijds van de adepten van een directe sociale confrontatie op de barricades onder het motto 'Alles is politiek'. Maar beide groepen waren uit op verandering en hielden zich intensief bezig met de vraag hoe die kon worden waargemaakt. Door een bom te leggen onder de poort van een multinational of door zich bijvoorbeeld te engageren in een vorm van kunst of literatuur die als koevoet kon dienen om binnen te breken in de bastions van het verroeste establishment? Wat deed kunst, wat deed literatuur, wat deed poëzie met de wereld? Het is een vraag die hier en nu weer aan de orde is en die overigens om de haverklap opduikt. Is poëzie wel het meest geëigende middel om verandering op gang te brengen? Ik weet dat ik tijdens mijn adolescentie nog enigszins naïef zwoer bij de poëzie van de Beat Generation, bij Allen Ginsberg, Gregory Corso, Jack Kerouac, William Burroughs of - dichter bij huis - good old Simon Vinkenoog. Ik las 'The Doors of Perception' van Aldous Huxley, het boek dat net als het Tibetaanse Dodenboek nota bene over de grootste transitie van alle ging: die van leven naar dood of - in de optiek van de auteur - van het leven dat wij kennen via de deur van de dood naar een anderssoortig leven. Ik dweepte met Hermann Hesse en met Carlos Castaneda, die ik niet eens gelezen had.

Een ogenblik overwoog ik zelfs mijn licentiaatsverhandeling aan mijn favoriete Beat Poets te wijden. Zij geloofden kennelijk wel dat ze middels de literatuur een andere wereld konden realiseren, ook al zag Ginsberg 'the best minds of his generation destroyed by madness'. Wat zeg ik? Deze mannen, want het waren meestal mannen, geloofden dat er naar hartenlust gereïncarneerd kon worden als zij er al niet zeker van waren dat - om met de dichter Hans Lodeizen te spreken - 'deze wereld niet de echte is'.

Ik viel al makkelijk terug op de vermelding van de toentertijd erg populaire protestsong wanneer het erom ging de efficiëntie van de zachte sector te bewijzen. Later sloop toch weer twijfel in mijn overtuiging, vooral toen ik begon te beseffen dat met name sociaal of politiek geëngageerde poëzie kennelijk zelden kwaliteit oplevert. Bovendien ging ik mij hoe langer hoe meer vragen stellen over de dosis efficiëntie die een marginaal genre als de poëzie kon genereren. Deed je vanuit een politiek engagement niet beter een beroep op middelen die doortastender waren als je verandering wilde nastreven? Nam je inderdaad niet beter je toevlucht tot de barricade of een andere net zo directe en eclatantere vorm van subversiteit? Dat begon ik hoe langer hoe meer te geloven, al klonk in mijn achterhoofd eveneens de bedenking dat het ene het andere niet uitsloot.

Page 3: Literair Statement - Luuk Gruwez

Ook vandaag voelt men her en der blijkbaar de noodzaak om sociaal-educatieve poëzie nieuw leven in te blazen. Bij gebrek aan grote religieuze of ideologische lichtbakens, lijkt men in onze contreien een enkele keer geneigd een auteur als richtinggevende opiniemaker aan te kleden. Soms zelfs de stilste van alle auteurs: de dichter. Zo trof mij onlangs de uitnodiging tot het schrijven van 'opinion poetry' die door The Los Angeles Times werd gelanceerd onder de titel 'Rhyme and Reason' en waaraan meer dan vijftienhonderd inzenders gevolg gaven, vaak met verschillende gedichten. De opiniërende poëzie werd voor publicatie in de krant geselecteerd op basis van haar literaire waarde, haar nieuwswaarde en de helderheid van haar argumentatie. Ook een zeker humorgehalte kon geen kwaad. Het leverde verzen van wisselende kwaliteit op, soms dicht aanleunend tegen het light verse, maar soms ook ronduit geslaagd, zoals bijvoorbeeld een gedicht dat onder de titel 'The fat ladies sing' met enige ironie de lof zingt van de obesen die zoveel ruimte innemen in het Amerikaanse straatbeeld. (Ik vermeld het hier maar omdat ik zelf de auteur ben van een dichtbundel die 'Dikke mensen' heet.) In veel gevallen gaat het in deze rubriek evenwel vooral om 'rhyme', zeg maar rijmelarij. Goede dichters zijn nu eenmaal schaars gezaaid en het gevaar zit er natuurlijk in dat men gaat denken dat een plausibele boodschap noodzakelijkerwijze een acceptabel gedicht oplevert.

Ook in sommige recente poëzie van eigen bodem weerklinkt opnieuw de roep om al dat te beperkte en op de lange duur ridicule gehik van het ik te ondermijnen en de ogen weer op de maatschappij te richten. De hang naar transitie wordt daarbij soms gelardeerd met een neiging tot transgressie van het genre: crossover. In onze gewesten is daar nu bovendien, het valt al helemaal niet te ontkennen en het valt niet los van deze context te zien, het wijd uitdijende verschijnsel van het stadsdichterschap, het dorpsdichterschap, het wijkdichterschap, het dichterschap van de Dichter des Vaderlands en zelfs al het landschapsdichterschap en het dijkdichterschap: van een tendens naar duurzame ecologische transitie gesproken! Opnieuw is - déjà vu - de romantische neiging om de natuur te omarmen niet veraf. Dit alles in een eigentijdse variante op de eertijdse rederijkerij. Het levert, hoe kan het ook anders, poëzie van wisselend niveau op. Maar haar meest opvallende eigenschap is - dat valt niet te ontkennen - dat zij dus grote maatschappelijke betrokkenheid laat zien.

Wat drijft ons? Heeft het wel allemaal met veel meer dan met onze behoefte aan liefde te maken, gezien worden? Liefde als het instrument par excellence om de voortschrijdende tijd tegen beter weten in een hak te zetten, te blijven voortbestaan? Niets is immers transitioneler dan het leven en niets is vruchtbaarder en meer besmettelijk dan het gebrek aan liefde. Dit is het dat weerklinkt in en tussen de regels van een gedicht dat ik geruime tijd geleden geschreven heb onder deze titel:

HOE HET KOMT DAT WIJ NIET GELIEFD ZIJN

HOEWEL WIJ DAAR VEEL AANLEG TOE HADDEN

Het heeft met politiek te maken,

Page 4: Literair Statement - Luuk Gruwez

met politiek en ook met poëzie.

(Met algebra misschien,

dat valt nog te bezien.)

En met een uilenbril, een tropenhelm,

een ruitjesjas en baggerlaarzen.

Met iets wat fabelachtig vloekt.

En meestal is er ergens iemand

die daardoor niet meer van ons houdt

en dat aan iedereen vertelt.

Het komt gewoonlijk op minuten aan

en niet op maanden of op jaren.

Precies halftien, een vrijdagochtend,

de koffie op, de radio af, de krant net uit.

En iemand komt op het idee

vandaag eens lekker niet van ons te houden.

Hij had iets nuttigs kunnen doen,

zijn vloeren boenen, erwten peulen.

Ja, erwten peulen kan heel nuttig zijn.

Het moest er vroeg of laat van komen

dat iemand, binnen de minuut,

verkoos ons niet meer lief te hebben.

Maar diende dat wel doorverteld?

Wij hadden zoveel aanleg om geliefd te zijn.

Met politiek heeft het te maken,

Page 5: Literair Statement - Luuk Gruwez

met politiek en ook met poëzie.

En heel misschien met algebra.

Het is volkomen onaanvaardbaar

dat nu de hele wereld weet

dat iemand niet meer van ons houdt.

Dames en heren, ik dank u voor uw aandacht.