Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en...

12
IEEE Steinmetz Award voor de ‘Father of WI-FI’ Vic Hayes, ook wel bekend als ‘father of WI-FI’, heeft op 7 februari 2007 de Charles Proteus Steinmetz Award 2007 in ontvangst genomen; een van de belangrijkste prijzen van het IEEE. Als voorzitter van de werkgroep van de Amerikaanse vereniging voor elektronische ingenieurs, het IEEE, zette hij in de jaren negentig WI-FI (Wireless Fidelity) op de kaart als standaard voor draadloos internet. Voor dit werk beloont de raad van beheer van het IEEE, Vic Hayes met deze Award. Zijn bijdragen tot de normalisatie van WI-FI zijn geleverd tijdens zijn ambtstermijn bij NCR, AT&T, Lucent Technologies en Agere Systems. Hugo Priemus universitair vertegenwoordiger in Kenniskamer V&W Als enige universitair vertegenwoordiger is Hugo Priemus benoemd in de Kenniskamer Verkeer en Waterstaat 2007, naast onder meer: Hans Huis in ’t Veld (TNO), Paul Schnabel (SCP) en Carl Koopmans (KIM). In 2004 heeft het beraad van secretarissen-generaal de departe- menten geadviseerd Kenniskamers in te stellen om de aanslui- ting tussen kennis en beleid te verbeteren. In 2006 heeft de minister van OCW dit advies overgenomen en daarnaast aange- raden de verkenning van lange termijn ontwikkelingen een plaats te geven in de kenniskamer. De installering van Kennis- kamers is thans rijksbreed beleid. Het ministerie van V&W heeft reeds in 2006 een start gemaakt met een voorlopige opzet van de kenniskamer. De Kenniskamer V&W 2007 kent een compacte samenstelling met vier V&W- vertegenwoordigers, een lid vanuit de Raad voor V&W, twee vertegenwoordigers vanuit de industrie en zes leden vanuit de kennisinstellingen. Voorzitter van de Kenniskamer V&W is de Secretaris-Generaal. Samenwerking Havenbedrijf Rotterdam en TU Delft Op dinsdag 22 mei jl. hebben het Havenbedrijf Rotterdam N.V. en de TU Delft opnieuw voor vijf jaar samenwerking getekend in het gezamenlijke Port Research Centre. Doel van de samen- werking is het combineren van de maritieme ervaring van het havenbedrijf met de technologische kennis van de TU Delft voor het ontwikkelen van innovatieve en duurzame oplossingen voor de Rotterdamse haven. HbR-directeur Pieter Struijs en TU Delft collegevoorzitter Hans van Luijk hebben hun handtekeningen gezet tijdens een feestelijke ceremonie. Cum Laude Op 29 mei jl. is SEPAM studente Diana Vonk Noordegraaf cum laude afgestudeerd binnen de sectie Transport en Logistieke Ontwikkelingen op het onderwerp Prijsbeleid en Goederen- vervoer. Oraties Vrijdag 7 september 2007, Alexander Verbraeck: leerstoel Systems and simulation, sectie Systeemkunde Vrijdag 21 september 2007, Helen Stout: leerstoel Recht en Infrastructuren, sectie Recht Woensdag 26 september 2007, Bent Flyvbjerg: leerstoel Management of large infrastructure projects, sectie Transport- beleid en Logistieke Organisatie V / 2 10 07 2007 FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT “Het was toen nog een aardige, beetje onopvallende buurt”, vertelt hij, “in de loop der tijd is dat grondig veranderd. Ik heb er ook op school gezeten, op het Charlois Lyceum. Jawel, ik ben van de linker Maasoever maar toch: Spartafan. Dat betekent dat ik een buitengewoon moei- lijke jeugd heb gehad, in een zeer sterk door Feyenoord gedomineerde cultuur. Maar ik heb het genoegen gesmaakt om mijn club in 1959 landskampioen te zien worden.” Koning van Sparta Op het Lyceum koos Hugo vanwege zijn exac- te aanleg de bèta-kant, ook al had hij artistiek talent en was hij goed in talen. “Ik kon goed tekenen, daar haalde ik tienen voor. Vroeger heb ik veel cartoons getekend, bijna pro- fessioneel. Door mijn leraar Nederlands ben ik mee gaan doen aan het schooltoneel; in mijn eindexamenjaar heb ik zelfs een komedie van Shakespeare geregisseerd. Als acteur speelde ik onder andere de rol van koning Menelaus in de tragedie Helena van Euripides.” Of het nu toevallig is of niet: Menelaus was de koning van Sparta, de stad uit de Griekse oudheid die werd gekenmerkt door een cul- tuur van soberheid en zelfdiscipline. ‘Koning van Sparta’, het zou geen gekke bijnaam voor Priemus zijn. Iedereen die hem kent, weet dat hij wars is van iedere opsmuk en dat hij beschikt over een ongebreidelde werklust. Er is geen ruimtelijk wetenschapper die meer publiceert dan hij. En als sport koos hij niet voor jeu de boules of darten, maar voor één van de zwaarste atletiekdiscipli- nes die er zijn: de marathon (een langeafstandsloop die - uiteraard - historische banden heeft met Sparta). De Rotterdamse wijk Charlois is een van de veertig probleemwijken waar minister Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie extra geld in gaat steken. Ongetwijfeld zal Hugo Priemus het wel en wee van deze wijk met meer dan normale belangstel- ling volgen. Want niet alleen is stedelijke vernieuwing een van zijn stokpaardjes, Charlois is ook de plek waar hij op 15 oktober 1942 ter wereld kwam. vervolg zie pagina 2 Maatwerkstudie Bouwkunde Na het Lyceum besloot Hugo Bouwkunde te gaan studeren. Het was een opleiding die goed paste bij zijn bèta-aanleg, zijn creati- viteit en zijn maatschappelijke belangstelling. Helaas werd het eer- ste jaar een teleurstelling. “Ik had het authentieke gevoel dat er veel dingen nogal willekeurig gebeurden. Ik miste de wetenschap- pelijke basis, er ontbrak een body of knowledge. Dus ik begon al heel snel te twijfelen. Voor de zekerheid ben ik er toen een studie Nederlands naast gaan doen.” Zijn ouders hadden gemengde gevoelens over deze beslissing. Hugo was de oudste van drie kinderen (hij heeft nog twee jongere zussen) en de enige uit het gezin die een academische opleiding volgde. “Studeren had in mijn familie een hoge zeldzaamheids- waarde; mijn ouders hadden alleen lagere school. Ze waren bang dat ik alles ging vergooien. Gelukkig raakte ik bij Bouwkunde gefascineerd door de woningbouw. Daarbij was veel minder spra- ke van willekeurigheid, want er gelden functionele eisen en de woningen moeten betaalbaar zijn. Bovendien was op dat gebied ook toen al (rond 1960) veel onderzoek verricht. Ik besloot dus door te gaan met Bouwkunde. Na het eerste jaar heb ik de oplei- ding tamelijk consequent naar mijn hand gezet, ik heb echt een maatwerkstudie kunnen verrichten. Ik was binnen vierenhalf jaar klaar; in de statistieken van Bouwkunde ben ik nog steeds dat ene puntje dat buiten de verdeling valt. Ik studeerde af op een woningbouwproject op het Noordereiland in Rotterdam bij twee onvervalste architecten, Jaap Bakema en Henk Brouwer. Dat was een buitengewoon inspirerende ervaring.” AFSCHEID VAN HUGO PRIEMUS Leve de koning van Sparta!

Transcript of Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en...

Page 1: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

IEEE Steinmetz Awardvoor de ‘Father of WI-FI’Vic Hayes, ook wel bekendals ‘father of WI-FI’, heeftop 7 februari 2007 deCharles Proteus SteinmetzAward 2007 in ontvangstgenomen; een van debelangrijkste prijzen vanhet IEEE. Als voorzittervan de werkgroep van deAmerikaanse vereniging voorelektronische ingenieurs, hetIEEE, zette hij in de jarennegentig WI-FI (Wireless Fidelity) op de kaart als standaard voordraadloos internet. Voor dit werk beloont de raad van beheervan het IEEE, Vic Hayes met deze Award. Zijn bijdragen tot denormalisatie van WI-FI zijn geleverd tijdens zijn ambtstermijnbij NCR, AT&T, Lucent Technologies en Agere Systems.

Hugo Priemus universitair vertegenwoordigerin Kenniskamer V&WAls enige universitair vertegenwoordiger is Hugo Priemusbenoemd in de Kenniskamer Verkeer en Waterstaat 2007,naast onder meer: Hans Huis in ’t Veld (TNO), Paul Schnabel(SCP) en Carl Koopmans (KIM).In 2004 heeft het beraad van secretarissen-generaal de departe-menten geadviseerd Kenniskamers in te stellen om de aanslui-ting tussen kennis en beleid te verbeteren. In 2006 heeft deminister van OCW dit advies overgenomen en daarnaast aange-raden de verkenning van lange termijn ontwikkelingen eenplaats te geven in de kenniskamer. De installering van Kennis-kamers is thans rijksbreed beleid.Het ministerie van V&W heeft reeds in 2006 een start gemaaktmet een voorlopige opzet van de kenniskamer. De KenniskamerV&W 2007 kent een compacte samenstelling met vier V&W-vertegenwoordigers, een lid vanuit de Raad voor V&W, tweevertegenwoordigers vanuit de industrie en zes leden vanuit dekennisinstellingen. Voorzitter van de Kenniskamer V&W is deSecretaris-Generaal.

Samenwerking Havenbedrijf Rotterdam en TU DelftOp dinsdag 22 mei jl. hebben het Havenbedrijf Rotterdam N.V.en de TU Delft opnieuw voor vijf jaar samenwerking getekendin het gezamenlijke Port Research Centre. Doel van de samen-werking is het combineren van de maritieme ervaring van hethavenbedrijf met de technologische kennis van de TU Delft voorhet ontwikkelen van innovatieve en duurzame oplossingen voorde Rotterdamse haven. HbR-directeur Pieter Struijs en TU Delftcollegevoorzitter Hans van Luijk hebben hun handtekeningengezet tijdens een feestelijke ceremonie.

Cum LaudeOp 29 mei jl. is SEPAM studente Diana Vonk Noordegraafcum laude afgestudeerd binnen de sectie Transport en LogistiekeOntwikkelingen op het onderwerp Prijsbeleid en Goederen-vervoer.

Oraties

Vrijdag 7 september 2007, Alexander Verbraeck: leerstoelSystems and simulation, sectie Systeemkunde

Vrijdag 21 september 2007, Helen Stout: leerstoel Recht enInfrastructuren, sectie Recht

Woensdag 26 september 2007, Bent Flyvbjerg: leerstoelManagement of large infrastructure projects, sectie Transport-beleid en Logistieke Organisatie

V / 2 10 07 2007

F A C U L T E I T T E C H N I E K , B E S T U U R E N M A N A G E M E N T

“Het was toen nog een aardige, beetje onopvallende buurt”,vertelt hij, “in de loop der tijd is dat grondig veranderd. Ik heber ook op school gezeten, op het Charlois Lyceum. Jawel, ik ben

van de linker Maasoever maar toch: Spartafan.Dat betekent dat ik een buitengewoon moei-

lijke jeugd heb gehad, in een zeer sterkdoor Feyenoord gedomineerde cultuur.Maar ik heb het genoegen gesmaakt ommijn club in 1959 landskampioen te zienworden.”

Koning van SpartaOp het Lyceum koos Hugo vanwege zijn exac-

te aanleg de bèta-kant, ook al had hij artistiektalent en was hij goed in talen. “Ik kon goed tekenen, daar haaldeik tienen voor. Vroeger heb ik veel cartoons getekend, bijna pro-fessioneel. Door mijn leraar Nederlands ben ik mee gaan doenaan het schooltoneel; in mijn eindexamenjaar heb ik zelfs eenkomedie van Shakespeare geregisseerd. Als acteur speelde ikonder andere de rol van koning Menelaus in de tragedie Helenavan Euripides.”Of het nu toevallig is of niet: Menelaus was de koning van Sparta,de stad uit de Griekse oudheid die werd gekenmerkt door een cul-tuur van soberheid en zelfdiscipline. ‘Koning van Sparta’, het zougeen gekke bijnaam voor Priemus zijn. Iedereen die hem kent,weet dat hij wars is van iedere opsmuk en dat hij beschikt overeen ongebreidelde werklust. Er is geen ruimtelijk wetenschapperdie meer publiceert dan hij. En als sport koos hij niet voor jeu deboules of darten, maar voor één van de zwaarste atletiekdiscipli-nes die er zijn: de marathon (een langeafstandsloop die -uiteraard - historische banden heeft met Sparta).

De Rotterdamse wijk Charlois is een van de veertig probleemwijken waar minister

Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie extra geld in gaat steken. Ongetwijfeld

zal Hugo Priemus het wel en wee van deze wijk met meer dan normale belangstel-

ling volgen. Want niet alleen is stedelijke vernieuwing een van zijn stokpaardjes,

Charlois is ook de plek waar hij op 15 oktober 1942 ter wereld kwam.

vervolg zie pagina 2

Maatwerkstudie BouwkundeNa het Lyceum besloot Hugo Bouwkunde te gaan studeren. Hetwas een opleiding die goed paste bij zijn bèta-aanleg, zijn creati-viteit en zijn maatschappelijke belangstelling. Helaas werd het eer-ste jaar een teleurstelling. “Ik had het authentieke gevoel dat erveel dingen nogal willekeurig gebeurden. Ik miste de wetenschap-pelijke basis, er ontbrak een body of knowledge. Dus ik begon alheel snel te twijfelen. Voor de zekerheid ben ik er toen een studieNederlands naast gaan doen.”Zijn ouders hadden gemengde gevoelens over deze beslissing.Hugo was de oudste van drie kinderen (hij heeft nog twee jongerezussen) en de enige uit het gezin die een academische opleidingvolgde. “Studeren had in mijn familie een hoge zeldzaamheids-waarde; mijn ouders hadden alleen lagere school. Ze waren bangdat ik alles ging vergooien. Gelukkig raakte ik bij Bouwkundegefascineerd door de woningbouw. Daarbij was veel minder spra-ke van willekeurigheid, want er gelden functionele eisen en dewoningen moeten betaalbaar zijn. Bovendien was op dat gebiedook toen al (rond 1960) veel onderzoek verricht. Ik besloot dusdoor te gaan met Bouwkunde. Na het eerste jaar heb ik de oplei-ding tamelijk consequent naar mijn hand gezet, ik heb echt eenmaatwerkstudie kunnen verrichten. Ik was binnen vierenhalf jaarklaar; in de statistieken van Bouwkunde ben ik nog steeds datene puntje dat buiten de verdeling valt. Ik studeerde af op eenwoningbouwproject op het Noordereiland in Rotterdam bij tweeonvervalste architecten, Jaap Bakema en Henk Brouwer. Dat waseen buitengewoon inspirerende ervaring.”

A F S C H E I D V A N H U G O P R I E M U S

Leve de koningvan Sparta!

Page 2: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

Co

lofo

n

TBM-Quarterly is het huisorgaan van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft.

Samenstelling, tekst en eindredactie Francissen CommunicatieTemming TekstproductiesMarketing en Communicatie TBM

Ontwerp en vormgevingHeike Slingerland BNO, Vlaardingen

FotografieHerman Kempers, DelftJacqueline de Haas, RotterdamMarketing en Communicatie TBM

Druk JB&A Grafische Communicatie, Wateringen

Vertalingen Taalcentrum VU, Amsterdam

OplageNederlands 2500Engels 500

Met bijdragen vanSophie VijfhuizenBert van WeeMarketing en Communicatie TBM

CorrespondentieadresFACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT,TU DELFTJaffalaan 5 Postbus 50152600 GA Delft

T 015 - 278 71 00F 015 - 278 48 11E [email protected] Iwww.tbm.tudelft.nl

TBM Quarterly is als pdf te downloaden opwww.tbm.tudelft.nl.

This journal is also available in English. If you would like to receive a copy please send an e-mail to [email protected].

2

vervolg van pag. 1

Leve de koning van Sparta!

Fascinatie voor onderzoekHenk Brouwer vroeg de getalenteerde student al tijdens zijn afstu-deren om bij Bouwkunde te komen werken. Op zijn vraag wat hijmoest doen, kreeg hij als ant-woord: “Gewoon waar je zin inhebt.” In 1965 begon hij met hetopzetten van documentatie voorstudenten die op woningbouw wil-den afstuderen, in 1969 werd deafstudeerrichting Volkshuisvestingformeel ingesteld en in 1977 werdPriemus benoemd op de gelijk-namige leerstoel.De belangrijkste drijfveer vanPriemus’ succesvolle carrière iszijn grote fascinatie voor onder-zoek. Al tijdens zijn studie wist hijzeker dat hij een proefschrift wilde schrijven, ook al was dat bij defaculteit Bouwkunde al jaren niet gebeurd. In 1968 promoveerdehij op de dissertatie Wonen - kreativiteit en aanpassing, waarnahij in 1969 het Research Instituut voor de Woningbouw (RIW)oprichtte. “Dat was een coproductie tussen Bouwkunde en deNationale Woningraad (NWR), waar ik na mijn afstuderen ooktwee jaar parttime heb gewerkt. Mijn werk bij de NWR was zeereducatief, ik leerde er al die corporatiebesturen en -medewerkerskennen. Maar de combinatie van twee banen was zwaar - ik hebin twee jaar tijd 2 x 60.000 kilometer gereisd - dus uiteindelijk hebik volledig voor de TU Delft gekozen.”

Adriaan de GrootToen hij gestart was met zijn promotieonderzoek kwam Priemuser - min of meer toevallig - achter wat hij tijdens zijn opleidingBouwkunde had gemist. Dat had te maken met de Amsterdamsestudie Psychologie van zijn vrouw Mieke. “Wij waren al in onzestudententijd getrouwd en kregenvrij snel kinderen [Lian in 1966,Guido in 1968, red.]. Daardoor wasmijn vrouw wat achter geraakt methaar studie, want ik ben niet zogeëmancipeerd. Op een gegevenmoment ben ik haar gaan helpenbij de voorbereiding van haar ten-tamens. Eén van de boeken waar-mee ik toen in aanraking kwam,was Methodologie: grondslagenvan onderzoek en denken in degedragswetenschappen vanAdriaan de Groot. Dat was voor mijeen ongelofelijke Aha-Erlebnis. Zohoorde wetenschap in elkaar te zit-ten! Zo ontwerp je een theorie, zozet je een toetsingsonderzoek op,zo pas je de statistiek toe, dat heleverhaal heb ik als een spons opgenomen. Het was voor mij ookmeteen duidelijk dat ik De Groot, naast Henk Brouwer, als promo-tor wilde. Dus die aanpak via de gedragswetenschappelijke kant,die ik tijdens mijn studie Bouwkunde had gemist, heb ik mij in dietijd eigen gemaakt. Mijn proefschrift heeft overigens jarenlang opde literatuurlijst van sociologen gestaan.”

Uit de hand gelopen bijscholingHugo’s landelijke bekendheid als woningbouwexpert groeide,doordat hij in 1970/’71 de Teleac-cursus Bouwen en Wonensamenstelde en presenteerde. Het was zijn eigen initiatief, hijontwikkelde al vroeg belangstelling voor media en publiciteit

(zijn dochter Lian, redactielid van o.a. De Wereld draait door,heeft deze interesse van hem geërfd). Hij praat erover metaanstekelijk enthousiasme: “Ik maakte met iedereen kennis die

ook maar iets voorstelde op hetgebied van bouwen en wonen.Directeuren van corporaties,bouwers, financiers, ministers,noem maar op. Ik was in die tijdvreselijk brutaal en kwam overalbinnen. Daardoor leerde ik diewereld heel goed kennen.”Toch begon het hem te benauwendat hij als dé deskundige op hetgebied van de woningmarkt werdbeschouwd, want zijn economischekennis was oppervlakkig. In deTeleac-cursus had hij een interview

met de bekende econoom Jan Tinbergen, die veel indruk op hemmaakte. “Ik vroeg hem naderhand welke vakken ik aan deErasmus Universiteit zou kunnen volgen om mij bij te scholen.Toen hij mij vertelde hoe de opleiding in elkaar zat, was ik binnende kortste keren verkocht. Naast mijn fulltime baan aan de TUDelft heb ik in de avonduren de gehele studie Algemene Economiein tweeënhalf jaar tijd afgerond.” Ook hier zal Priemus ongetwij-feld een record hebben gebroken.

Bij de top 3Bouwkunde als een stukje handwerk, woningbouw als materieelobject, de methodologische aanpak uit de gedragswetenschappenen tot slot de economische specialisatie: de wetenschappelijkeconfiguratie van de onderzoeker Hugo Priemus was hiermee com-pleet. In 1977 was hij klaar voor het hoogleraarschap en sindsdienheeft hij de academische wereld nooit meer verlaten. De bijdragendie Priemus heeft geleverd aan het onderwijs en onderzoek op

het gebied van de volkshuisvestingzijn niet gering. Hij stond mede aande wieg van NETHUR, de NetherlandsGraduate School of Urban and Regio-nal Research, dat een uitstekendeinternationale reputatie heeft. Priemus:“Uit onderzoek is gebleken, dat Neder-land op het gebied van housing &urban research, na Amerika en Enge-land, de nummer 3 in de wereld is.”Hij bracht tegen de 50 promovendinaar de eindstreep en verwacht de 60nog wel te halen - zij het niet voor zijnemeritaat. Ook heeft hij tussen de 300en 400 afstudeerders begeleid (van deafstudeerrichting Volkshuisvesting ende latere masteropleiding Real Estate& Housing).Door zijn decanaat bij TBM is Priemus

nu de koppeling tussen de systems engineering-benadering enruimtelijke ontwikkeling aan het exploreren, een combinatie waarvolgens hem ‘muziek in zit’. Zijn ideeën hierover leidde tot eennieuw toepassingsdomein in de opleiding Technische Bestuurs-kunde: Ruimte: Gebruik en Ontwikkeling (RGO), dat dit jaardoor een kwart van de eerstejaars werd gekozen.

OTB en TBMDe belangrijkste periode in Priemus’ carrière ligt tussen 1985 en2003, toen hij wetenschappelijk directeur was van het OTB. Ditinterfacultaire onderzoeksinstituut richt zich op maatschappelijkeproblemen die samenhangen met bouwen, wonen en de bebouw-

“Ik maakte met iedereenkennis die ook maar ietsvoorstelde op het gebied vanbouwen en wonen. Ik was indie tijd vreselijk brutaal enkwam overal binnen.”

Page 3: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

Op 29 juni jl. heeft Hugo Priemus officieel afscheid genomenvan de faculteit TBM met een afscheidssymposium genaamd‘Stokpaarden van Hugo Priemus’ en een afscheidsredegenaamd ‘Mijnenveld tussen Delft en Den Haag. Onderzoek terverbetering van parlementaire besluitvorming’.

In de volgende editie van TBM Quarterly zal van beideevenementen een verslag verschijnen.

3

de omgeving. Priemus: “Het OTB ontstond uit het plan om hetonderwijs en onderzoek op het terrein van de bestuurskunde in deRandstad tot ontwikkeling te brengen. Het Delftse College vanBestuur vond dat het hier Technische Bestuurskunde moest wor-den. Als proef is toen het OTB opgericht, waar niet alleen Bouw-kunde, maar ook Geodesie, Civiele Techniek en WTM aan mee-werkten. Vanuit dezelfde basis is later de faculteit TechnischeBestuurskunde opgericht (nu TBM), maar daar heb ik geen rol ingespeeld. Bij het OTB heb ik gestalte kunnen geven aan mijn visieop ruimtelijk onderzoek; bovendien heb ik via het werk van colle-ga’s ook kennis opgebouwd over domeinen als bouwbeleid, grond-beleid, ruimtelijke ordening, stedelijke vernieuwing en infrastruc-tuur. De vier jaren als decaan van TBM beschouw ik als een mooitoetje: ik trof hier volkomen dezelfde cultuur aan als bij het OTB,met hetzelfde type mensen, dezelfde denkbeelden over hoe jeeen academische organisatie op poten zet - weinig overhead,veel ondernemerschap - en hetzelfde jeugdige elan. Bovendiensloot de typische TBM-benadering, de aandacht voor het systeem-niveau, goed aan bij mijn eigen wetenschappelijke aanpak. Ik hebmij hier dan ook vier jaar lang als een vis in het water gevoeld.”

OpinieleiderWie de krant leest en de actualiteitenprogramma’s volgt, weet datde politiek en de media regelmatig een beroep doen op de bredeexpertise van Priemus. In zijn ont-wikkeling tot opinieleider zijn vol-gens hem twee lijnen te onder-scheiden. In de eerste plaats zijneerder gememoreerde belangstel-ling voor de media. “Op de middel-bare school heb ik jarenlang bijradio Minjon gezeten, de jeugdom-roep van de AVRO; als student wasik actief in de studentenpers.Ook heb ik in de jaren zeventigeen vaste rubriek gehad in NRCHandelsblad.” De tweede lijn was zijn groeiende interesse voorbesluitvorming en beleid. “Ik ben al meer dan veertig jaar lid vande Partij van de Arbeid en was al in een vroeg stadium actief in deWiardi Beckmanstichting, het wetenschappelijk bureau van de par-tij. Ik ondersteunde de fractie in de gemeente Leiden, maar ook inde Tweede Kamer. Later werd ik lid van de Raad voor de Volks-huisvesting en van de SER-commissie Ruimtelijke Inrichting enBereikbaarheid. Door de contacten die ik hiermee heb opgebouwd,krijg ik regelmatig telefoontjes van bewindslieden of journalistendie mijn mening over iets willen horen. Als ik denk dat ik er ver-stand van heb, ga ik graag op die verzoeken in.”

HoogtepuntenDaarmee zijn we beland bij wat Priemus zelf beschouwt als één vande leukste ervaringen uit zijn carrière: de ondersteuning van eendrietal parlementaire onderzoekingen: bouwsubsidies, bouwfraudeen grote infrastructuurprojecten. “Het leuke van dat type onderzoekis dat het een extra versnelling krijgt, doordat je serieus genomenwordt door de politiek. Je moet je resultaten zo presenteren datzo’n commissie er niet onderuit kan. En je moet ervoor zorgen datde discussie over de aanbevelingen gaat en niet bijvoorbeeld overeenzijdigheden in het onderzoek.”Een andere bron van wetenschappelijk plezier is zijn - betrekkelijklaat op gang gekomen - internationale carrière. “Toen ik promo-veerde en het RIW oprichtte, had ik werkelijk geen idee van wat ervoorbij Lobith gebeurde op het gebied van ruimtelijk onderzoek. Ikben mij toen internationaal gaan oriënteren en heb het tijdschriftJournal of Housing and the Built Environment opgericht. Dat leid-de in de jaren tachtig tot de oprichting van het European Network

for Housing Research, een netwerkwaar op dit moment zo’n 1000 Europese onderzoekers vaneen stuk of 100 instituties lid van zijn. Die internationale contac-ten leiden tot allerlei leuke activiteiten, zoals diverse keynote spee-ches in China. Dit jaar ben ik uitgenodigd op het congres UrbanTransportation in Beijing. Wat ze daar doen is natuurlijk gigantisch,vergeleken met wat wij hier doen. Of mijn woorden iets uitrichten,weet ik niet, maar ik word steeds opnieuw gevraagd.”

OnderzoeksherverkavelingToen Hugo Priemus aantrad als decaan van TBM, had de faculteitnet een toetsingscommissie van het College van Bestuur over devloer gehad. Eén van de aanbevelingen in het eindrapport luiddedat TBM zich scherper diende te profileren. Priemus was vanmening dat de faculteit op het gebied van het onderwijs hoofdza-kelijk aan ‘vormbehoud’ moest werken, want daar waren deprestaties al hoog. In het onderzoek konden er echter wel slagenworden gemaakt. “Allereerst hebben we gewerkt aan een herver-kaveling van de programma’s. Ze zijn sterker gestructureerd engefocusseerd, en er is een programma bijgekomen, Innovatie-

systemen. Reflectie opTechnologie, dat in de lande-lijke visitatie excellent heeftgescoord, is specifiekergeworden. De afdelingsstruc-tuur is aangepast aan de pro-gramma-indeling. Toen ik hierbegon, trof ik afdelingen aanwaarin de mix tussen TB enWTM maximaal was, maar nie-mand kon mij ooit vertellenbij welke afdeling hij thuis-

hoorde. Bovendien zitten de medewerkers van één afdeling nuzoveel mogelijk bij elkaar in het gebouw, wat de inhoudelijkesamenwerking bevordert. Voorts hebben we een aantal essentiëleleerstoelen vervuld. Al met al is onze onderzoeksoutput aanzienlijkverhoogd, mede door een stukje extra financiering via het pro-gramma Next Generation Infrastructures.” En dat dit alles heeftgeleid tot een duidelijker profiel, ondervindt Priemus jaarlijks in deCouncil of Engineering Systems Universities, waar hoofdzakelijkgerenommeerde Amerikaanse universiteiten in zitten. “In dit gezel-schap wordt TBM beschouwd als een koploper”, zegt hij trots.“Onze benadering, de verbinding tussen engineering en de multi-actorinvalshoek, wordt gewaardeerd en herkend als specifiekDelfts.”

“Onze benadering, de verbindingtussen engineering en de multi-actorinvalshoek, wordtgewaardeerd en herkend alsspecifiek Delfts.”

Delftse erkenningVan twijfel over het bestaansrecht van een zelfstandige faculteitTBM merkt Priemus dan ook niets meer. Integendeel, in deGroepsraad is sprake van een collegiale sfeer. “Het stemt de ande-re faculteiten tot grote vreugde dat TBM investeert in het DelftCentre for Entrepreneurship. Binnenkort hopen we de bijbehoren-de fulltime leerstoel Technology, Strategy and Entrepreneurshipte realiseren. Er is natuurlijk ook geen enkele reden om misprij-zend over TBM te doen: we hebben het contract binnengesleeptvoor de Shell Project Academy, we werken met andere faculteitensamen in een aantal mooie masteropleidingen, we participerenvolop in het Delft Center for Aviation, onze filosofen zijn interna-tionaal top of the bill, we spelen een prominente rol in het 3-TUCentre for Ethics and Technology, onze opleidingen scorenonveranderlijk hoog in de Elseviers-enquête en TBM speelt eenproactieve rol in de Campus Den Haag. Symptomatisch voor hetverbeterde imago van TBM vind ik dat de Leermeesterprijs dit jaarvoor het eerst door een TBM-hoogleraar, Ernst ten Heuvelhof, isgewonnen. We hoeven er niet aan te twijfelen: TBM wordt binnende TU Delft serieus genomen. En wij nemen de TU Delft natuurlijkserieus.”

Vrolijk verderEn hoe ziet het leven van de koning van Sparta er na de dag vanzijn afscheid uit? Het antwoord komt niet onverwacht: “Ik blijfgewoon doen wat ik al deed. De zaken in de bestuurlijke sfeerlaat ik aan anderen over, maar ik blijf mijn promovendi begeleidenen met de publicaties ga ik vrolijk verder. De telefoon staatnatuurlijk ook niet stil. Ik ben net ingehuldigd als lid van de Raadvan Commissarissen van het ontwikkelingsbedrijf Spoorzone Delft.Over dat plan had ik heel aardige dingen gezegd, dus dat verzoekkon ik niet afslaan. Maar verder wil ik mij niet al te veel vastleggen. Ik heb altijd bui-tengewoon lange dagen gemaakt, en mijnvrouw verwacht van mij dat ikmijn tijd nu wat minder een-zijdig indeel. Ik heb geenidee welke spannende din-gen er nog op mijn wegkomen, de tijd zal hetleren...”

Page 4: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

4

Het Delft Centre for Entrepreneurship (DCE) is een universiteits-breed initiatief voor het bevorderen van ondernemerschap, zowelin onderwijs als in onderzoek. Om het intellectuele ondernemers-klimaat te voeden, krijgt het DCE ook een netwerkfunctie voorbedrijven in de regio. Martijn Kuit, verbonden aan de faculteitTBM, is directeur van het nieuwe centrum. Voor de onderwijs-activiteiten werkt hij samen metLeonie Lispet, Dap Hartmann enUldrik Speerstra, allen verbon-den aan TBM, én met KenMorse, behalve deeltijdhoog-leraar aan de TU Delft ook direc-teur van het EntrepreneurshipCenter van het MassachusettsInstitute of Technology (MIT).Voor het onderzoek vormt Kuiteen team met Paul Trott, de Britdie als 3TU-deeltijdhoogleraarInnovatie en Ondernemerschapverbonden is aan de TU Delft.

Kuit heeft zich samen metHartmann en Morse in eerste instantie gericht op onderwijs-activiteiten en inspirerende seminars. “Wij willen studenten meergevoel geven voor ondernemerschap” licht hij toe. “Iedere afge-studeerde ingenieur moet straks een weloverwogen keuze hebbengemaakt om wel of niet een eigen bedrijf te starten. Degenen diekiezen voor een eigen onderneming moeten verdiepingsvakken ofzelfs een master in ondernemerschap kunnen volgen, zodat ze deuniversiteit verlaten met de juiste competenties. Uiteindelijk willenwe de doorstroom naar YES!Delft, de ondersteuner van technost-arters, vergroten.” Om dit doel te bereiken introduceert het DCEondernemersvakken in alle onderwijstypen.

OndernemerschapsvirusZo gaan in september de minor ‘Technopreneurship’, een serieinspirerende seminars van Ken Morse én een nieuwe collegereeks,ook van Morse, van start. Voor de minor hebben zich inmiddelszo’n 40 gegadigden gemeld, voor de (open) seminars en de colle-gereeks worden veel meer deelnemers verwacht. Morse, zelfbetrokken bij de oprichting van vijf succesvolle hightech bedrijven,wil de studenten ‘injecteren met het ondernemerschapsvirus’.Hij is ervan overtuigd dat dit nodig is: “De publieke sector heeftzijn grenzen bereikt, die kan niet verder groeien. Toch hebben westeeds meer banen nodig. Meer groei moet dus komen van de pri-vate sector, en dan vooral van technologische bedrijven.Ingenieurs moeten de taal van het ondernemerschap spreken.Niet alleen om zelf een bedrijf te kunnen starten, maar ook om alswerknemers van grote ondernemingen succesvol te zijn. Grote fir-ma’s zijn steeds vaker op zoek naar mensen die binnen de organi-satie nieuwe business units of ondernemingen willen starten.”Morse wil teams creëren van ontwerpers én ondernemers, diegezamenlijk in staat zijn hun technische vindingen te commerciali-seren.

Daarvoor moeten de TU-studenten -en niet alleen zij, maar ookanderen in de regio - verschillende vaardigheden aanleren. De pit-tige cursussen die Morse geeft behandelen succes- en faalfactoren

van bedrijven, marketing- en salestechnieken, de financiering vanhet bedrijf, de recrutering van het personeel en teambuilding.Morse leert zijn toehoorders dat ze goed moeten nadenken overde behoeften van hun klanten voordat ze gaan praten over hunproduct. Wie is de klant? Over hoeveel geld beschikt hij? Hoegroot is de markt? Wat voor problemen hebben potentiële klantenen hoe maakt een ondernemer duidelijk dat zíjn product de oplos-sing is? Tijdens ‘elevator pitches’ leren cursisten hoe ze in tweeminuten tijd een vertegenwoordiger van een groot bedrijf of eeninvesteerder kunnen interesseren voor hun product. Dat moet inondernemerstaal: met harde cijfers en overtuigende analyses, en

zeker niet alleen met een technischeuitleg.

Dragons’ DenDe elevator pitches doen denkenaan het televisieprogrammaDragons’ Den, dat afgelopen voor-jaar was te zien. In het programmakregen kandidaten met een ideevoor een nieuw product de kans vijfsuccesvolle investeerders ervan teovertuigen met hun in zee te gaan.Martijn Kuit vindt dat Dragons’ Denlaat zien welke kant het DCE op wil:“Een aantal kandidaten in dat pro-gramma had over essentiële zaken

die te maken hebben met verkoop en klanten niet goed nage-dacht. Je kunt nog zoiets moois ontwerpen of bedenken, maarals je niet de juiste klanten op het oog hebt, je presentatie deugtniet, je cijfers zijn niet op orde of je hebt niet nagedacht over jeteam en de bescherming van je intellectuele eigendom, dan komje er niet. Dát gaan we de studenten bijbrengen.”

Naast de al genoemde minor Technopreneurship, de seminars ende collegereeks van Morse kunnen alle masterstudenten op termijnkiezen voor een ‘track entrepreneurship’. Daarin wordt aandachtbesteed aan de bijzonderheden van ondernemerschap in hun vak-gebied. Voor studenten vanaf de eindfase van de bachelor-opleiding organiseert het DCE samen met ABN-AMRO de

en andere partnersHet ondernemerscentrum werkt nauw samen met YES!Delft, de ondersteuner van technostarters. YES!Delft biedt facilitei-ten, coaching, en een bedrijfsverzamelgebouw. Daarnaast stimuleert de organisatie studenten om al tijdens hun studie nate denken over ondernemerschap. Job Nijs van YES!Delft is enthousiast over het DCE: “Onze slagkracht wordt er enormmee vergroot. Wij zijn sinds 2005 lawaai aan het maken, maar met dit initiatief kunnen we ondernemerschap echt op dekaart zetten. We vullen elkaar uitstekend aan.” Toen YES!Delft in 2005 begon, volgden ongeveer 50 studenten per jaarondernemersvakken. Inmiddels zijn dat er 150. Nijs: “Dat moeten er in 2010 ongeveer 450 zijn. Je ziet de belangstellinggroeien. Een vak als ‘Writing a businessplan’ is dit semester al drie keer overtekend.”

Ook Delft Top Tech, de aanbieder van postinitieel onderwijs, is een belangrijke partner voor het ondernemerscentrum,vooral voor het organiseren van masterclasses voor ondernemers.

Tot slot participeert het DCE in het Holland Program on Entrepreneurship (HOPE). Dit initiatief van de TU Delft, deErasmus Universiteit Rotterdam en de Universiteit Leiden richt zich vooral op de uitwisseling van onderwijsprogramma’sen studenten.

“De publieke sector heeft zijngrenzen bereikt. Toch hebbenwe steeds meer banen nodig.Meer groei moet dus komenvan de private sector, en danvooral van technologischebedrijven.”

D R A G O N S ’ D E N I N D E L F T

Nieuw centrum voor ondernemerschapgestart vanuit TBM

‘Summerschool Ondernemerschap’. Deelnemers krijgen in juli dekans om hun businessideeën uit te werken tot een ondernemings-plan.

Toepassingsgericht onderzoekHet onderwijs staat dus aardig op de rails, terwijl het onderzoeks-programma nog in de kinderschoenen staat. Het centrum gaatlopend onderzoek aan de TU Delft bundelen én nieuwe, toepas-singsgerichte projecten initiëren. Daarvoor werft het samen metde sectie Technology, Strategy en Entrepreneurship een universi-tair docent en twee promovendi. Paul Trott is betrokken bij deopzet van het programma. Trott, van oorsprong ingenieur en ver-bonden aan de businessschool van de University of Portsmouth,heeft zich de laatste tien jaar gericht op onderzoek naar innovatie.Gevraagd naar zijn plannen zegt hij: “We zijn nog volop aan hetdiscussiëren. We gaan ons in elk geval bezighouden met de voor-waarden voor technologische innovatie: stimuleringsmaatregelenvan de overheid bijvoorbeeld, of de toepassing van innovatiemo-dellen in organisaties.” Trott geeft nog een ander doel aan: “Ook wetenschappers kunnenbeter worden aangemoedigd om de commerciële mogelijkhedenvan hun kennis te onderkennen en te gebruiken. Het omzetten vaneen vinding naar een product of dienst is niet gemakkelijk. Datgeldt niet alleen voor wetenschappers, maar ook voor grote bedrij-ven. Ik zie veel frustratie over spannende nieuwe technologieëndie niet verder ontwikkeld kunnen worden. Het is goed om tebegrijpen waaróm dat niet lukt, maar ook om de bedenkers en deontwerpers meer ondernemerschapsvaardigheden mee te geven.”

Tot slot wil het DCE op termijn fungeren als een kennis- en onder-nemersnetwerk in de regio. Bedrijven en overheden kunnen erterecht met onderzoeksvragen, stageopdrachten en vacatures.Ondernemers kunnen er ook, zoals nu al het geval is, cursussenen masterclasses volgen (onder andere van Morse). Kuit: “Uitein-delijk moeten we een echte portal zijn voor ondernemerschap.Wij zijn het begin van een keten. Wij leveren het talent voortechnische innovatie dat onder andere via YES!Delft zijn wegnaar buiten vindt.”

Meer informatie is te vinden via: www.dce.tudelft.nl

“Innovatie is de motor van economische groei. Innovatie vereist onderne-

merschap: de passie om nieuwe vindingen te commercialiseren. Maar het

begint allemaal met technologische doorbraken. Heb je het over wereld-

wijde competitie, groei en ondernemerschap, dan heb je het over de TU

Delft,” zegt Ken Morse eenvoudig.

Morse is onlangs aangesteld als deeltijdhoogleraar Entrepreneurship,

Innovation and Competitiveness. Hij is een van de sleutelfiguren in het

nieuwe Delft Centre for Entrepreneurship, waarvan de faculteit TBM pen-

voerder is. Wat gaat het centrum doen?

YES!Delft

Foto links: Martijn Kuit, directeur van het DCEFoto rechts: Ken Morse hoogleraar Entrepreneurship, Innovationand Competitiveness

Page 5: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

User interfaceHoewel er tijdens de competitie geen zaken naar boven kwa-men waar nog iets aan gedaan moest worden, is Van Houtennog niet klaar met de game. Zo is hij van plan om de userinterface wat ‘gelikter’ te maken. Daarnaast wil hij de soft-ware verder geschikt maken om nog een veelheid van ditsoort businessgames te ondersteunen. “Het is niet zo makke-lijk om een aangepaste versie te maken met alle beslissingendie je zou willen ondersteunen. Dat zou iets zijn voor verderonderzoek”, blikt Van Houten vooruit.

Ook in zijn proefschrift, waarvan de eerste versie onlangs isgoedgekeurd, doet Van Houten enkele aanbevelingen voorverder onderzoek. “Ik vind het zelf leuk om te kijken naar derol van de agents in het spel. Zij zorgen onder andere voordynamiek en complexiteit. Hoe kun je dat nu nog beter doen,nog realistischer, waarbij de spelers nog wel de kans hebbenom het spel te winnen? Ook de inbedding van scenario’s is

5

Tijdens deze eerste real time ‘Global Supply Chain Compe-tition’ (waarin teams proberen hun winst- en marktaandeelte vergroten door de meest efficiënte handelsketen op te zet-ten) leek het team van Marylands Robert H. Smith School ofBusiness er met de overwinning vandoor te gaan. Maar in hetlaatste kwartier van het vier uur durende spel zakte dit teamvan de eerste naar de tiende plaats en kwam het team van deRijksuniversiteit Groningen als winnaar uit de bus. Verbraecken Van Houten zagen dat al aankomen. “Maryland kocht heelveel voorraden in. In ons spel kregen ze aan het einde twaalfweken lang met een waardevermindering van twee procentper week te maken. Da’s flink en dus betaalden ze een hogetol voor die voorraden”, verklaart Van Houten.

TijdsdrukHet Nederlandse team van Groningen hield er een andere tac-tiek op na. De drie teamleden - alle teams bestonden uit driespelers plus een begeleider - werkten met een kleine voor-raad. Ze slaagden erin om op tijd te leveren en orders binnente halen, waardoor ze veel minder kosten hadden. “Groningenspeelde het iets gehaaider”, aldus Van Houten. Tijdsdruk isin het spel een belangrijke factor, geeft Verbraeck aan.“Het gaat om het snel nemen van de juiste beslissingen, netals in de werkelijkheid. Tijdens het spel veranderen de markt-aandelen en prijzen en daar moet je dan alert op reageren.”

Als sponsor en leverancier van de hard- en software keek SunMicrosystems van dichtbij toe hoe Verbraeck en Van Houtendeze game voor elkaar zouden krijgen. In totaal zat er vijfdui-zend dollar aan prijzengeld in de pot. De Groningse teamle-den kregen allemaal een GPS navigatiesysteem. Digitalecamera’s gingen naar Taiwan, dat op de tweede plaats eindig-de. De spelers van het Chinese team, dat derde werd, ontvin-gen een Apple iPod.

VirusDeze keer werd de competitie geheel vanuit de VerenigdeStaten georganiseerd en niet, zoals de laatste test, deels van-uit Delft waar Van Houten een ‘zenuwcentrum’ had ingerichten deels vanuit Maryland waar Verbraeck zat. Op technischgebied veranderde er weinig. Er werd weer met een applicatiegewerkt om presentaties wereldwijd aan te bieden, zodat allespelers op hetzelfde moment dezelfde sheet zagen. Voor decommunicatie met de teams werd gebruik gemaakt van eentelefonische conferentie. “Dat verliep allemaal vlekkeloos.Ook qua netwerk hebben we geen problemen gehad”, geeftVan Houten aan. “Het team van Taiwan had af en toe moeiteom in te loggen, maar daar konden wij weinig aan verande-ren. Ze hadden last van een virus. Maar verder werkte alleszoals we van tevoren verwacht hadden. Dat was super.”

Technisch gezien is het spel volgens Van Houten compleet.In Maryland is de game al een onderdeel van de reguliere cur-sussen. Penn State University gebruikt het ook al. Voor deErasmus Universiteit in Rotterdam heeft Van Houten een vari-ant gemaakt. “Dat is goed te doen, want de onderliggendesoftware is zeer stabiel en deels ook ontwikkeld met dit doel.”

In de afgelopen twee jaar ontwikkelde de

faculteit Techniek, Bestuur en Management

samen met de University of Maryland een

‘Distributor Game’ voor een classroom setting.

TBM-docent dr.ir. Alexander Verbraeck en pro-

movendus ir. Stijn-Pieter van Houten zagen

meer mogelijkheden en schaalden deze ‘conti-

nuous serious game’ op tot een ‘global play’.

Uiteindelijk leidde dit ertoe dat op 27 maart

van dit jaar op elf locaties in Azië, Europa en de

Verenigde Staten elf teams van evenzoveel uni-

versiteiten via het internet de strijd met elkaar

aanbonden.

‘Global Supply Chain GameCompetition’ groot succes

een nieuwe onderzoekstap. Je moet een bepaald scenario tij-dens het spel tot uiting laten komen, zodat je op die manierje leerdoel beter kan ondersteunen.”

‘Customized’ gamesVerbraeck en Van Houten willen de game op den duur verdergaan uitzetten. Dat gebeurt in samenwerking met de RobertH. Smith School of Business. “Zij kunnen de Amerikaansemarkt voor ons ontsluiten. Bovendien spreken zij de Ameri-kaanse taal van het zakendoen”, aldus Van Houten.

Zelf denkt hij ook aan ‘customized’ versies voor het bedrijfs-leven. “Dat zijn aangepaste versies, waarbij je gebruik maaktvan data en problemen van bedrijven en die in een game ver-werkt. Je kunt bijvoorbeeld historische problemen nader bekij-ken of de gevolgen van een nog in te zetten strategie latenzien. Daarmee kunnen we dan wellicht als klein bedrijf demarkt op.”

Elf teams binden vanuit drie continenten via het internetde strijd met elkaar aan.

Page 6: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

6

Simulatiespellen zijn wereldwijd een groot fenomeen aan hetworden. De topper op dat gebied is het Harvard National ModelUnited Nations (HNMUN), georganiseerd door Harvard University.Hierbij wordt de VN in al haar facetten nagespeeld door zo'n 2600topstudenten vanuit de hele wereld. De Nederlandse delegatie(United Netherlands) wordt samengesteld door de RadboudUniversiteit Nijmegen en bestaat uit ruim 30 studenten vanverschillende studies. Chokri was samen met Iwein Borm vanEWI de enige met een technische achtergrond.

Een gedegen voorbereiding volgde. “Je moest je verdiepen in hetland dat je vertegenwoordigt - in ons geval China - in de topicsdie worden behandeld én natuurlijk in de werking van het VN-orgaan. Ook moet je allerlei communicatieve vaardigheden trai-nen. We hebben daarom een intensieve ‘prepatory track’ inNijmegen gevolgd met aandacht voor internationale politiek eneconomie, internationaal recht, multilaterale diplomatie, ontwikke-lingssamenwerking, onderhandelingstechnieken en debatteer-vaardigheden. Ook zijn we bij diverse ministeries en ambassadesop bezoek geweest en bij het Clingendael Instituut voor Inter-nationale Betrekkingen.”Een training in Engeland hoorde ook tot de voorbereidingen,middels deelname aan de Oxford International Model UnitedNations op Oxford University. Daar kon worden geoefend op ken-nis van zaken, welsprekendheid, consensus creëren en coalitiesvormen. Dat ging uitstekend: er werden zeven ‘diplomacy awards’in de wacht gesleept. Tot slot ging de delegatie nog een weeknaar het VN hoofdkantoor in New York, voor seminars van onderandere de permanente vertegenwoordiging van Nederland.

TBM-student Chokri Mousaoui bestedeelnemer bij prestigieus VN-simulatiespelvan Harvard University

Een half jaar lang voelde TBM-student Chokri Mousaoui zich China. Sterker

nog, hij wás China. Het leverde hem de titel ‘Best Delegate’ op bij het Harvard

National Model United Nations (HNMUN): het oudste en meest prestigieuze

VN-simulatiespel ter wereld. Zijn sterkste wapen? “Oog en oor hebben voor de

stem van de kleinste partijen.”

Prachtig podiumChokri vond het geen probleem om in het Engels zijn verhaal tedoen voor 400 mensen. “Dat was juist heel gaaf; een prachtigpodium om je te profileren! Het inhoudelijke deel vond ik veeluitdagender. Wij hadden 192 vertegenwoordigingen aan tafel.En dat betekent: 200 man met een eigen mening! Dan kun jewel China zijn, maar zie ze maar eens op één lijn te krijgen.Je moet dus gemeenschappelijke doelen zoeken en dat kost veeltijd. De truc daarbij is om vijf key players te definiëren en dieachter je te krijgen. De horde volgt dan vanzelf.”

De Nederlandse delegatie zette een unieke prestatie neer doortwee ‘tegels’ te winnen: die voor de 'Best International Dele-gation' (net als in 2006) en die voor de ‘Best Large Delegation’.

Chokri werd bovendien uitgeroepentot ‘Best Delegate’. Over het waaromdaarvan vertelt hij: “Je zit een halfjaar vast aan het land dat je vertegen-woordigt. Je bent dat land, vaakzelfs met bijpassende kleding aan.Zelf droeg ik een rode das en eenspeldje van China; anderen uit mijnteam hadden traditionele kleding aandie zij in Chinatown in New York had-den gekocht. Echter, het risico vantunnelvisie ligt daardoor op de loer.Je gaat al snel te rationeel denken.Ik ben juist gaan focussen op de emo-tionele kant van het spel.”Chokri toonde bijvoorbeeld sympathie

voor hele kleine landjes, zoals Trinidad & Tobago en Saint Kitts& Nevis. “Als groot land moet je weliswaar groots doen en den-ken, maar daardoor kijk je al snel te inhoudelijk. Kleine landjeszijn vaak ondergesneeuwd, maar ook zij hebben een stem. Doordaarnaar te luisteren, krijg je meer draagvlak. Ik ben daaromvoor de héle groep gegaan om een conceptresolutie te bereiken.En dat is gelukt.”

Natuurlijk werd er ook achterkamertjespolitiek bedreven, ‘toeval-lig’ op Chokri's kamer. “Ik had briefjes uitgedeeld met een tijd enkamernummer. Landen die de boot niet wilden missen, waren eren dat is kicken.” Leerzaam waren ook de crisissituaties die tij-dens de conferentie werden opgevoerd. Zo was er een bom-melding bij een pijpleiding en was er een ontvoering gaandedoor terroristen. “Op dat moment was dat de keiharde realiteit.Je hebt dan twee uur de tijd om een beslissing te nemen. Allehens aan dek dus en lobbyen tot er overeenstemming isbereikt.”

Veel informatieAl in Oxford zagen Iwein en Chokri dat er bij een Model UnitedNations (MUN) veel informatie langs elkaar heen loopt en ver-loren gaat. Deelnemers en debatleiders moeten veel informatieverwerken en dat komt het besluitvormingsproces niet tengoede. “We zijn daarom een onderzoek begonnen naar besluit-vormingsprocessen voor een MUN. Er moest iets komen datinformatie opvangt en transparant houdt.”

Gesteund door Alexander Verbraeck van TBM en Leon Rothkrantzvan EWI hebben de studenten hun onderzoeksvoorstel kunnenpresenteren bij Harvard. Daar waren de reacties zeer positief.“Heel bijzonder om met ‘The HNMUN Secretariat’ aan tafel tezitten. Eerst waren we deelnemer, en nu ineens partner!"Inmiddels hebben ze een applicatie gebouwd: "Het programmageeft aan hoeveel tijd een spreker nog heeft, welk land aan hetwoord is, welke leden daarna volgen en welke resoluties zijnaangenomen. Allemaal heel overzichtelijk.”

Zijn deelname aan de HNMUN vond Chokri leerzaam en verrij-kend. “De opgedane kennis kan ik mijn hele leven gebruiken.Ik ben de decaan, de heer Priemus, heel dankbaar voor zijnsteun en vertrouwen in mijn deelname. Als alles volgens plan-ning loopt, ga ik in september naar China om daar een deel vanmijn master te doen. Na mijn studie ambieer ik niet per se eenbaan bij de VN. Het kan er dynamisch zijn, maar ook heel stroefen dat trekt me niet. Ik richt mijn pijlen liever op de overheid ofhet bedrijfsleven.”

ChinaVervolgens was het tijd voor het HNMUN in Boston. UnitedNetherlands moest dus China zo realistisch mogelijk vertegen-woordigen: een groot land, dat tevens zitting heeft in deVeiligheidsraad. “Natuurlijk wisten we dat van tevoren. Ook deagendapunten die mogelijkaan de orde kwamen,waren al lang bekend.Het eerste vraagstuk was‘The Third World DebtCrisis’, hoe om te gaan metde schuldencrisis bij derdewereldlanden. Het tweedeonderwerp was ‘The DigitalDivide’. Hier ging het om devraag hoe de digitale kloofgedicht kon worden tussenarm en rijk en bijvoorbeeldde derde en eerste wereld.”

Besloten werd om te begin-nen met de vraagstelling over de schuldencrisis. “Dat kwam onsgoed uit, omdat dit voor China heel belangrijk en actueel is. Hetland onderhoudt namelijk bilaterale verhoudingen met veel derde-wereldlanden en biedt deze veel hulp aan. Uiteindelijk hebben wealle vier de dagen nodig gehad om tot een resolutie te komen; erwas dus geen tijd meer voor het tweede onderwerp. Voor onstrouwens niet erg, want over de digitale kloof zijn er veel verwij-ten richting China.”

“Je moet dus gemeenschap-pelijke doelen zoeken en datkost veel tijd. De truc daarbijis om vijf key players tedefiniëren en die achter jete krijgen.”

De ‘Best Delegate’ met de Awardvoor ’Best Large Delegation’

Page 7: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

Zelf vindt hij vooral de oprichting en het welslagen van het DEL-PHI consortium belangrijk. In dit samenwerkingsverband tussenpartners uit de geo-energie-industrie wordt fundamenteel en toe-gepast onderzoek gedaan naar onder meer seismische meetme-thoden en het vinden en exploiteren van oliereservoirs. "We zijnmet 5 bedrijven van start gegaan, en nu zijn het er meer dan 30.Dat een 'ambitie' is uitgegroeid tot een succesvol initiatief meteen uitstekende reputatie, ja daar ben ik apetrots op."

Het consortium sluit aan bij wat de natuurkundige al jaren propa-geert: een onderzoekgroep kan zich niet permitteren om nauwebanden aan te gaan met één bedrijf. "Je bent dan te veel bezigmet de specifieke problemen van dát bedrijf en loopt bovendienhet gevaar met praktische klussen te worden opgescheept. Het isbeter te werken voor een totale bedrijfstak, aan zaken die voorálle bedrijven een knelpunt vormen. Bij het DELPHI Consortium isdat uitstekend gelukt. Al die internationale bedrijven bij elkaarfinancieren samen het toekomstgerichte onderzoek. Zo hebben weinmiddels al 50 doctoren kunnen afleveren."

Kennis valoriserenDoor de jaren heen ging Berkhout zich vooral interesseren in devraag hoe je nieuwe maatschappelijke inzichten en nieuwe tech-nologieën kunt omzetten in sociale, ecologische én economischewaarden. "Nederland is goed in kennis maken en publicaties uit-brengen. Maar er waarde mee creëren? Dat moet en kan veelbeter. Heel jammer, want uitstekende wetenschap moet je juistcombineren met valorisatie. Van begin af aan moet de vraag eenrol spelen wie er wat mee kan. Topuniversiteiten moeten denkenin termen van wetenschappelijke excellentie èn maatschappelijkeimpact. Maar helaas zien ze dit veelal als tegenstellingen."

CausaliteitDeze denkwijze leidde in de jaren '90 tot de ontwikkeling van het

cyclisch innovatiemodel. Dat leidde vervolgens (in 1997) tot deoprichting van Dioc's (Delftse Interfacultaire Onderzoekcentra),met weer als gevolg dat Berkhout na zijn collegetijd naar TBMoverstapte. Terugkomend op zijn innovatiemodel legt hij uit:"Grote vraagstukken worden nog altijd lineair bekeken: in stukkenopdelen en achter elkaar zetten. Starten met fundamenteel onder-zoek en vandaar uit toepassingsgerichte kennis genereren.Vervolgens vindt er applicatieontwikkeling plaats en wordt uitein-delijk de vraag gesteld: zou iemand het willen hebben? Zo werkthet niet meer, want in de huidige hectiek zijn processen cyclisch:er is een continue interactie tussen 'buiten' en 'binnen'. De ont-vanger zegt 'surprise me' en de gever zegt 'inspire me'. Als fysicusken ik de causaliteit van het traditionele lineaire denken: ik doewat, een ander pakt het stokje over en doet daar weer wat mee.Als in een estafette. Dat kan écht niet meer. Weg dus met de line-ariteit!"

In het genoemde model is ook de muur tussen harde kennis(natuur- en levenswetenschappen) en zachte kennis (sociale engedragswetenschappen) geslecht. "Ik zeg: koppel technologischemogelijkheden aan maatschappelijke wenselijkheden. Toen ik naarTBM overstapte, was dat ondenkbaar. Mijn fysische collega's vroe-gen zich af wat ik daar ging doen. En bij TBM vroeg men zich afwat ik als fysicus kwam doen in een wereld van sociologie en eco-nomie. Dat geeft de crux aan: innovatie gaat namelijk om dezetwee werelden bij elkaar. Een ambitieuze, maar noodzakelijkeinsteek: het model vormt de basis voor fundamentele veranderin-gen in het landsbestuur en het bedrijfsleven."

Het idee achter de Dioc's sloot hierbij aan. Dit waren virtuele insti-tuten die de samenhang van een onderzoek en de zichtbaarheidvergrootten. "Grote maatschappelijke thema's moeten centraalworden gezet en vervolgens moet je als universiteit de vraag stel-len wat je voor oplossingen kunt bieden. Universiteiten moeten

dus kantelen. Helaas is dat in 2000 niet gelukt. Een verloren kans,want nu - zeven jaar later - gaan Amerikaanse universiteiten dezesystematiek grootschalig invoeren. De TU Delft heeft de boot echtgemist."

SchipholbeleidVanwege zijn bijzondere visie werd Berkhout tijdens het tweedekabinet-Kok als adviseur aangetrokken inzake de kwestie: hoe ver-der te gaan met Schiphol? Twee jaar werkte zijn commissie metambtenaren, parlementariërs en ministers om 'een urgent pro-bleem' op te lossen. "Tot bleek dat men geen oplossing wilde,maar gewoon een wet door de Kamer wilde loodsen! Ministeriesconcurreerden in plaats van samen te werken en er was een ont-stellend gebrek aan kennis. In november 2003 hebben we deopdracht teruggegeven, waarna ik het boek 'De innoverende over-heid' heb geschreven. Schiphol bleek een schoolvoorbeeld van hoeons land werd en wordt bestuurd."

Bij de kabinetsformatie pleitte Berkhout voor de invoering van eennationaal programma met projectministeries. "Uitgangspunt zijnde urgente problemen die de overheid de komende vier jaar wiloplossen. De bestaande (verkokerde) departementen hebben daargeen antwoord op. Projectministeries wél. Doordat hierin de bestekennis vanuit alle perspectieven is gebundeld, kunnen de grotevraagstukken van Nederland worden aangepakt, zoals files, wacht-lijsten, immigratie & participatie en veiligheid. Inmiddels zijn ertwee projectministers. Een bescheiden begin. Wat de Dioc's zijn inde wetenschappelijke omgeving, zijn de projectministers in hetlandsbestuur."

Berkhout is nu 67, maar gaat niet op zijn lauweren rusten. "Ik blijfhet DELPHI consortium leiden en blijf bij TBM het innovatieonder-zoek ondersteunen, uiteraard als men dat wil. Wat mij betreft heb-ben we een wereldkans in handen. De boot die we in 2000 heb-ben gemist, kunnen we alsnog inhalen. We moeten een gezamen-lijk concept gebruiken met daarin alle componenten van innovatie,waarmee we de samenleving kunnen versterken en vernieuwen.Onze ambitie moet zijn dat er wereldwijd wordt gedacht: als ereen innovatievraagstuk ligt, dan moet je bij TBM zijn, want daarweten ze hoe het écht zit!"

Meer weten over (het gedachtegoed van) Guus Berkhout?Kijk op www.aj-berkhout.nl.

Een bezige bij, zo kun je Berkhout wel typeren. Hij begon zijn loopbaan in 1964 bij Shell, met diverse

internationale posities in research en later technologieoverdracht. Een professoraat in de geluidsleer aan

de TU Delft volgde (1976) en later ook in de geofysica. Berkhout werd ook lid van het College van Bestuur

van de universiteit. Sinds 2001 is hij hoogleraar Innovatiemanagement bij TBM. Bovendien heeft hij enke-

le honderden wetenschappelijke publicaties en diverse boeken op zijn naam staan - om maar een paar

wapenfeiten te noemen.

P L E I D O O I P R O F E S S O R B E R K H O U T I N A F S C H E I D S R E D E :

“Laat harde en zachte kennissamenwerken”

7

Page 8: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

8

H E L E N S T O U T :

“Beschermingvan kwetsbarebelangen is mijnmissie.”

“Vroeger had ik nooit iets met telecom, gas of elektriciteit”, luidtde verrassende openingsstatement van de kersverse hoogleraarRecht & Infrastructuren. “Binnen het recht worden die onderwer-pen niet erg interessant gevonden. Er bestaat wel een vak ‘ener-gierecht’, maar verder houden juristen zich nauwelijks bezig methet brede gebied van de infrastructuren.” Dat haar carrière zouuitmonden in een aan infrastructuren gerelateerd professoraat aande TU Delft, lag dus niet voor de hand. In dit interview legt ze uitwaarom deze uitkomst achteraf toch niet zo onlogisch is.

Kwetsbare belangenStout komt uit de hoek van het bestuursrecht, dat ze zelfomschrijft als een vorm van ‘hard core’ recht.“Bestuursrechtjuristen houden zich bezig met het positieve, gel-dende recht op het gebied van de relatie tussen overheid en bur-gers. Voor praktische, juridische problemen zoeken zij naar prakti-sche, juridische oplossingen. In het algemeen kun je stellen datjuristen ophouden op het moment dat de wet tot stand isgebracht. Zodra de regel er is, worden de maatschappelijke pro-blemen geacht te zijn opgelost. Omdat ik ontdekte dat dit een fic-tie is, ben ik mij al vroeg gaan interesseren voor de maatschappe-lijke context van het recht. Bij het vermaarde Leidse onderzoeks-centrum Sturing en Samenleving heb ik mij enige jaren verdiept indisciplines als bestuurskunde, politieke filosofie, culturele antropo-logie, sociologie en politicologie. Ik beschouw recht niet als eenneutraal instrument, het zit vast in een culturele of religieuze con-text en wordt vaak ingezet door mensen of instanties die machtkunnen uitoefenen. Als rode draad door mijn onderzoek loopt demissie om kwetsbare belangen te beschermen.”

Onderhandelend bestuurAls voorbeeld van dit type onderzoek noemt Stout een groot pro-ject over het fenomeen ‘onderhandelend bestuur’, dat ze voor deUniversiteit van Amsterdam uitvoerde. “Wat juristen niet zien is datbij het verlenen van vergunningen of subsidies vaak wordt onder-handeld. Zij kijken alleen naar de voorschriften voor de vergun-ningverlening en de wet waarop die voorschriften zijn gebaseerd.Waar zij dus aan voorbij gaan is dat de overheid vrijwel alleenonderhandelt met grote multinationals, zoals met Shell/Pernis overmilieuvergunningen, maar niet met sociaal zwakkeren, zoals bij-standsmoeders. Bestuursorganen gaan alleen onderhandelingsrela-ties aan met partijen die daadkrachtig genoeg zijn om hun eigenbelang over tafel te brengen. Dat type onderhandelend bestuurontbeert dus een bepaalde legitimatie, want de overheid moetervoor zorgen dat ook de belangen vandie bijstandsmoeder op een behoor-lijke manier worden behartigd.”

MachtsconglomeratiesToen Helen Stout in 1998 werd uitge-nodigd te solliciteren bij de faculteitTBM, hoefde ze niet lang na te denken.“Ik heb mij altijd ingezet voor onder-zoek dat interdisciplinair en een beetjegedurfd is, en deze faculteit bleek echteen ontmoetingspunt tussen verschil-lende disciplines. Met bèta’s had ikechter nog nooit samengewerkt, datvond ik een uitdaging. Voornamelijkom die reden ben ik aan het avontuur begonnen. Gaandeweg ont-dekte ik de grote maatschappelijke relevantie van het onderzoeknaar infrastructuren - denk aan de consequenties van liberaliseringen privatisering voor de gewone verbruiker. Als de overheid zichterugtrekt, wordt die spreekwoordelijke weduwe in Appelscha danniet vermalen onder de grote energiegiganten die fuseren, en opgrote schaal produceren en leveren? Dus uiteindelijk bleek zo’nonderwerp als elektriciteit, dat op het eerste gezicht nogal saailijkt, buitengewoon boeiend en belangrijk te zijn. Het gaat hier omde toenemende invloed van enorme, grensoverschrijdende machts-conglomeraties, waar we eigenlijk nog geen antwoord op hebbengevonden.”

In 2006 werd mr.dr. Helen Stout benoemd tot

hoogleraar Recht & Infrastructuren bij TBM. Helen

Stout kwam in 1998 als postdoc binnen bij de sec-

tie Beleidskunde/Organisatie & Management.

Haar grote wetenschappelijke talent bleek onder

meer uit haar benoeming tot KNAW-Akademie-

onderzoeker in 2002. Door haar passie voor kunst

belooft haar oratie op 21 september 2007 iets heel

bijzonders te worden.

Verschuiving naar corporate lawEen van de gevolgen van de globalisering is volgens Stout de ver-schuiving van statelijk recht naar ‘corporate law’. “Het gevaardreigt dat de regels die bedrijven stellen belangrijker wordendan de rechtsregels van een klein staatje als Nederland. Op ditmoment loopt er een groot onderzoek van de London School ofEconomics naar deze ontwikkelingen. Neem bijvoorbeeld de wer-ving van personeel. Het beleid van grote ondernemingen op datgebied heeft veel grotere implicaties dan het Nederlandse arbeids-recht, dat maar voor een paar miljoen werknemers geldt.Natuurlijk zijn ondernemingen wel aan de nationale stelselsgebonden, maar ze kunnen daarbinnen wel prioriteiten stellen,zoals inzetten op flexwerkers. Er zijn dus allerlei strategieën denk-baar die ertoe leiden dat bedrijven zich optimaal kunnen ontwik-

kelen, ten koste van kwetsba-ren die alleen vanuit hetnationale of Europese rechtworden beschermd. Ik denkdat de geformaliseerde machtvan de staten en van de Euro-pese Unie het aflegt tegen demateriële macht van de onder-nemingen. Ik zeg niet dat zijde ‘bad guys’ zijn, maar ikacht het wel nodig om ade-quate countermechanismente ontwikkelen om kwetsbarebelangen te beschermen.”

Leren van het verledenIn 2002 werd Helen Stout benoemd tot KNAW-fellow, een presti-gieuze onderscheiding. Als Akademie-onderzoeker schreef ze samenmet TBM’er Martin de Jong een boek over de rol van de overheid bijtechnologische transities in infrastructuurgebonden sectoren (‘Overspreektelegraaf en beeldtelefoon’). “Wij hebben een aantal transi-ties beschreven die in de afgelopen eeuwen hebben plaatsgehad,bijvoorbeeld die van telegrafie naar telefonie. Daarbij deden weinteressante ontdekkingen. De overheid had de telegrafie in handenen zij had er dus belang bij om de opkomst van de telefonie doorprivate bedrijven te dwarsbomen. Zij hanteerde allerlei tactieken enstrategieën om te voorkomen dat de innovatie werd uitgerold. Het

Publieke waarden, zoalshet milieu of consumenten-belangen, worden pas dooreen onderneming onderkendals zij in de onderneminggereflecteerd worden.

Page 9: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

zijn. Of welke literatuur er meer bestaat dan die binnen deeigen sectie bekend is.”

Daarnaast is er nog de sociale component. Jonker: “Van jeeigen sectie weet je wel wie wie is. Ik zie hier echter ookmensen door de gang lopen van wie ik vermoed dat zij prom-ovendi zijn, maar het niet zeker weet. Als we zo allemaal opons eigen eilandje blijven, kom ik het ook nooit te weten. Viade Mini-defense leren we elkaar kennen en praat je daarnaeen stuk makkelijker met elkaar. Dan blijk ik bijvoorbeeld nietde enige die zich zorgen maakt, omdat ik na inmiddels tweejaar onderzoek nog steeds de definitieve inhoudsopgave vanmijn proefschrift niet weet. En dat ik me daar niet veel zor-gen over hoef te maken, omdat de meeste onderzoekers natwee jaar ook nog niet zo ver zijn. Het is goed om met elkaarzulke ervaringen en gedachten uit te wisselen.”

Informele settingDat gebeurt in eeninformele setting. Deinitiatiefnemers van deMini-defense wilden eenconcept met veel inter-actie. “Want dat isleuk.” Elke keer nodigenzij een van de collega-onderzoekers uit om -ter voorbereiding op deuiteindelijke verdedigingvan zijn/ haar proef-schrift of op het schrij-

ven van het onderzoeksvoorstel - een aantal mogelijke onder-zoeksdoelen, stellingen of tussentijdse conclusies te poneren.Na een korte inleiding, die voor een breed publiek begrijpelijkmoet zijn, gaan ze over hun onderzoek in discussie met deaanwezigen. Tot nu toe kwamen elke keer zo’n vijftien totvijfentwintig bezoekers op de bijeenkomsten af. “Dat is waarwe altijd ongeveer op rekenden en wat we ook een goedaantal vinden”, vertelt Jonker.

Het kost de organisatoren geen moeite om kandidaten tevinden. Houwing en Jonker: “De ene keer wil iemand graagkomen om bij voorbeeld over alternatieve onderzoeksvragenof onderzoeksdoelen te praten. De andere keer omdat iemanduit de eigen sectie te weinig feedback op zijn onderzoek krijgtof om inzichten uit andere secties te vergaren.“ Op de vraagwaarom hij wel voor de groep wilde verschijnen, antwoordtIgor Nikolic eerst lachend: “Omdat ik graag veel praat.”En dan serieus: “Ook omdat het mij scherpt. Het is een goedetraining, zeker als in de zaal een paar collega’s advocaat vande duivel spelen. Prima, want bij de uiteindelijke verdedigingzijn er straks zes mensen die jou op de proef stellen. Dan isdit een leerzame ervaring. Ik vind dat er bij TBM veel meervan dit soort interactie moet worden georganiseerd. Te veelmensen zitten in hun kamertje maar achter de computer.”

Het is vrijdagmiddag, even na half vijf, een mooie lentedag. Het TBM-gebouw is

stil en bijna verlaten. Alleen op de derde verdieping treffen zo’n vijftien PhD-stu-

denten elkaar. Zij komen in een van de lokalen samen om gedurende een uur naar

een collega-onderzoeker te luisteren en om met hem in discussie te gaan. Elke

maand houden zij een bijeenkomst, de PhD Mini-defense genaamd. Dit blijkt een

mooi moment voor PhD’s om elkaar te leren kennen en om van elkaar te leren.

De spreker vanmiddag is Igor Nikolic en tot de toehoordersbehoren onder andere Martijn Jonker en Michiel Houwing. Zijzijn twee van de vier initiatiefnemers van de Mini-defense; deandere twee zijn Bauke Steenhuisen en Mónica Altamirano.Na een PhD-week vorig jaar vroegen zij zich af waarom TBMgeen platform voor deze groep collega’s had. Martijn enMichiel: “Inclusief de parttimers telt onze faculteit zo’n tachtigpromovendi. Dat aantal groeit nog, maar we weten bijnaniets van elkaar. Dus delen we ook niets met elkaar, terwijlwe allemaal in hetzelfde parket zitten, vaak dezelfde twijfelshebben en met dezelfde vragen worstelen.”

GelijkwaardigDe initiatiefnemers van de Mini-defense, die samen een peer-group vormen, voelden vooral het gemis aan een sectieover-stijgend platform voor PhD-studenten. “Binnen sommige sec-ties van onze faculteitspreken promovendi welmet elkaar over hunonderzoek. Maar vaak zit-ten daar ook docenten ofde hoogleraar bij en datis anders”, vindt MichielHouwing. ”Ik bedoel: danwil je slimme opmerkin-gen maken en vooralniets doms zeggen. Hetis een ander gevoel omalleen met soortgenotente zijn, die gelijkwaardigaan jou zijn. Die snappenwaarmee je worstelt en hebben tips voor je om verder tekomen.Persoonlijk ziet Michiel de bijeenkomsten van de PhD’s ookals een signaal aan de rest van de faculteitsmedewerkers.“In de hiërarchie van de faculteit staan wij toch zo’n beetjeonderaan de ladder. In plaats van dat we alleen maar oponze kamer achter de computer zitten, kunnen we in de Mini-defense laten zien waar we mee bezig zijn. En het initiatiefwordt gewaardeerd.” PhD’s van een aantal andere faculteitenhebben inmiddels hun licht opgestoken bij de TBM-collega’s.Jonker: “Zij wilden weten hoe en waarom wij dit doen en wil-len zelf misschien ook zoiets gaan opzetten.”

SectieoverstijgendMartijn Jonker benadrukt de andere belangrijke aspecten vande bijeenkomsten, zoals het sectieoverstijgende karakter.“Anders dan bij de meeste andere faculteiten kunnen onder-zoekers bij TBM veel verschillende kanten op bij de aanpakvan hun studie. Techniek, bestuur en management zijn ver-schillende onderzoeksvelden, waarbij soms heel praktisch ensoms heel wetenschappelijk of zelfs filosofisch te werk wordtgegaan. Binnen de eigen sectie zijn PhD’s vaak wel op dehoogte van een methodologie, maar op onze faculteit is hetjuist belangrijk om te weten welke andere aanpakken mogelijk

P H D M I N I - D E F E N S E

Elkaar leren kennenen van elkaar leren

duurde eindeloos voordat een bedrijf de vereiste concessie kreeg,en daar zaten dan zulke ongunstige voorwaarden aan vast dat nie-mand er trek in had. Je ziet dus dat de overheid niet altijd het alge-meen belang dient. Dit fenomeen is bekend uit de zogenoemde‘public choice-theorie’, die stelt dat politici en overheden op preciesdezelfde manier besluiten nemen als zakenlieden en consumenten:in termen van het eigenbelang. Wij zitten nu opnieuw in een over-gang van een publiek gedomineerde naar een privaat gedomineer-de nutssector, denk aan de telecombranche, het openbaar vervoerof aan Schiphol. En weer lopen we tegen dezelfde verschijnselenaan, weer zijn de publieke belangen in het geding. Uit die oudecasussen hadden wij lering kunnen trekken voor toekomstige situa-ties, maar helaas leren wij slecht.”

Reflexive lawHet onderzoek van Helen Stout richt zich onder andere op het ont-werp van intelligente arrangementen die publieke waarden in eengeprivatiseerde context veilig kunnen stellen. Zo’n arrangementkan liggen op het gebied van ‘corporate governance’, de bestuur-lijke inrichting van een onderneming. Haar ideeën hierover baseertzij op het werk uit de jaren zestig van de rechtssociologenPhilippe Nonet en Philip Selznick. Stout: “Zij hebben onderzochtwaarom het recht niet altijd datgene in de maatschappij bewerk-stelligt dat het voor ogen heeft. Zij kwamen tot de conclusie dathet recht, de industrie en de maatschappij systemen zijn met eeneigen rationaliteit en een blinde vlek voor de rationaliteit vanandere systemen. Een systeem kan alleen beïnvloed worden alshet iets krijgt aangereikt dat belangrijk is voor de rationaliteit vandat systeem. Uit die gedachte ontstond het concept ‘reflexive law’dat door mijn andere grote held, Gunther Teubner, verder werduitgewerkt. Toegepast op grote bedrijven betekent dit dat publieke waarden,zoals het milieu of consumentenbelangen, pas door een onderne-ming worden onderkend als zij in de onderneming gereflecteerdworden. Deze internalisatie van externe belangen kun je bijvoor-beeld bereiken door belangengroepen als de FNV en Greenpeacein de aandeelhoudersvergadering op te nemen. Je kunt hetbestuur onderwerpen aan een bepaalde gedragscode enafspreken dat het jaarlijks aan de aandeelhouders rapporteerthoe het is omgegaan met consumenten- of milieubelangen.Op die manier borg je de publieke belangen met instrumentendie in de onderneming zelf aanwezig zijn en dat is een veel effec-tievere methode dan de inzet van een externe toezichthouder.”

Passie voor kunstTot zover de wetenschapper Helen Stout. Zij heeft echter nog eengeheel andere kant, die voor haarzelf minstens zo belangrijk is.“Net als voor de wetenschap heb ik een grote passie voor dekunst. Ik ben bestuurslid van het Fonds voor Amateurkunst enPodiumkunsten, maar ook de beeldende kunst ligt mij na aanhet hart. Eigenlijk vind ik dat wetenschap en kunst zeer nauwaan elkaar verwant zijn. Het gaat bij allebei om het creëren vannieuwe dingen vanuit gevoelens van verwondering en bewonde-ring. Ik vind het dan ook heel jammer dat deze twee domeinenzo uit elkaar zijn gegroeid. Wetenschappers worden tegenwoordiggedwongen in de rol van rationeel calculerende ambtenaren dieonderdeel uitmaken van een productielijn. Ik vind dat een helefoute ontwikkeling, ook al begrijp ik wel dat we verstandig ommoeten gaan met publiek geld.”

Voor haar oratie maakt Helen gebruik van de diensten van eenaantal bevriende kunstenaars. “René de Haan, een gerenommeerdconceptueel vormgever, heeft het ontwerp gemaakt voor deomslag van het oratieboekje. Het verschijnt in een beperkte op-lage bij Boom Juridische Uitgevers. Waarschijnlijk worden deboekjes genummerd, zodat het echte collector’s items worden.Voorop de kaft komt een dvd, die ik ook aan het begin van mijnrede zal afspelen. Het vormt de introductie van mijn betoog inde vorm van een animatie. Qua stijl en opmaak doet deze sterkdenken aan de animaties van de Rietveldacademie die op televisiewerden vertoond bij de quiz Twee voor Twaalf. Maar meer verklapik niet. Komt allen op 21 september!”

Helen Stout houdt op 21 september 2007 haar oratie, getiteld ‘Weerbare Waarden. Borging van publieke belangen in nutssec-toren’. Aula TU Delft, 15.00 uur.

“Binnen sommige secties vanonze faculteit spreken promo-vendi wel met elkaar over hunonderzoek. Maar vaak zitten daarook docenten of de hoogleraarbij en dat is anders”

9

Page 10: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

10

Dissertaties

D H R . J . J . T R I P , What makes a city? Planning for ‘quality ofplace’, Delft, februari 2007

Stedelijke kwaliteit wordt algemeen gezien als een steeds belang-rijker factor van stedelijke concurrentiekracht. Niettemin biedengrootschalige stedelijke herontwikkelingsprojecten vanuit het per-spectief van de gebruikers van het gebied vaak onvoldoende kwa-liteit. Deze studie onderzoekt daarom de rol van stedelijke kwa-liteit in grootschalige stedelijk herontwikkeling, aan de hand vanRichard Florida’s concept van de quality of place. In een aantaluitgebreide casestudies worden de prestigieuze projecten rond destations van de hogesnelheidstrein in Amsterdam, Rotterdam enLille. De studie biedt een analyse van de rol van stedelijke kwa-liteit in deze projecten. Deze levert bovendien meer inzicht in detoepasbaarheid van het concept van de quality of place in deNederlandse context. De studie bepleit tenslotte een opener enmeer flexibel planproces dat is gebaseerd op een duidelijke lange-termijnvisie op stedelijke kwaliteit.

E . J . M E I J E R S , Synergy in Polycentric Urban RegionsDelft, january 2007

Het onderzoek richt zich op relaties tussen steden gelegen binnenpolycentrische stedelijke regio’s. Deze worden in de Nederlandsebeleidspraktijk vaak als stedelijke netwerken aangeduid. Het gaathierbij om clusters van nabijgelegen steden die vaak ongeveereven groot zijn, zoals de Randstad. De vraag die centraal staat isof deze steden op een dusdanige wijze aan elkaar gerelateerd zijndat er synergie ontstaat. Daartoe worden theorieën over synergiein polycentrische stedelijke regio’s ontwikkeld en daarmee samen-hangende begrippen als complementariteit, regionaal organise-rend vermogen en kritische massa geconceptualiseerd en geope-rationaliseerd. Ten aanzien van de aanwezigheid in polycentrischestedelijke regio’s van complementariteit, regionaal organiserendvermogen en kritische massa bestaan wijdverbreide assumpties.Bijvoorbeeld, vullen steden elkaar steeds meer aan? Wordt er ineen polycentrische stedelijke regio eenzelfde draagvlak voor voor-zieningen gemobiliseerd als in een monocentrische stedelijkeregio? Is een netwerkmodel van ruimtelijke organisatie meer vantoepassing dan het traditionele centrale plaatsenmodel? Dit soortvragen zijn, in veel gevallen voor de eerste keer, empirischgetoetst voor polycentrische stedelijke regio’s in NoordwestEuropa, waaronder de Randstad. Het blijkt dat de steden in deRandstad elkaar qua economisch profiel meer aanvullen dan invergelijkbare regio’s als het Duitse RheinRuhrgebied en de‘Vlaamse Ruit’ (Brussel- Antwerpen-Gent-Leuven). Ook is er meerregionaal organiserend vermogen dan in deze regio’s wat ver-klaard kan worden op basis van ruimtelijke, culturele en politiekefactoren. Wel neemt de onderlinge specialisatie van steden in deRandstad in snel tempo af. Gebleken is ook dat er in een netwerkvan steden minder draagvlak voor voorzieningen bestaat dan ineen enkele stad van vergelijkbare omvang. Hoe polycentrischereen regio, des te minder culturele, vrije-tijds en sportvoorzienin-gen er zijn. Op het gebied van synergie tussen steden in polycen-trische stedelijke regio’s valt zodoende nog veel te winnen.

L I N D A C A R T O N , Het maken en gebruiken van kaarten in eenmulti-actor context, Delft, april 2007

Kaarten en hun digitale variant, opgenomen in applicaties zoalsgeografische informatiesystemen (GIS), worden in het algemeenomschreven als instrumenten die de besluitvorming ondersteunen:maar in veel voorbeelden waarbij meerdere actoren kaartengebruiken voor beleidsvorming, worden de gebruikte beleids-kaarten omgeven door een hoop discussie en lijken de kaartenvaak als een magneet conflicten aan te trekken. Carton conclu-deert dat er bij dit onderwerp drie verschillende perspectieven(referentiekaders) zijn te onderscheiden, alle drie gekoppeld aande rol van verschillende belanghebbenden. Mensen met eenwetenschappelijke achtergrond zien een kaart vooral als eenresearchmodel, met als belangrijkste doel waarheidsvinding.Zij die een ontwerpachtergrond hebben, beschouwen kaarten alseen middel om ideeën uit te drukken, met innovatie als doel.Bestuurders en politici tenslotte, zien kaarten vooral als eenonderhandelingsmiddel, met als doel het verdedigen en uitruilenvan belangen. Deze verschillen in perspectief verklaren volgensCarton veel controverses over kaarten in Nederland.Dit heeft geleid tot de hoofdstelling over het maken en gebruikenvan kaarten bij beleidsvorming in Nederland: de verschillen tussende drie gegeneraliseerde kaders (analyse, ontwerp en onderhan-deling) bieden een verklaring voor de grote onenigheid over kaar-ten in Nederland die niet kan worden verklaard aan de hand vaneenvoudigere redenen zoals tegenstrijdige belangen of het nietbeschikken over dezelfde informatie.

D R S . V . W I E G E L , SophoLab - Experimental ComputationalPhilosophy, Delft, mei 2007

In dit boek wordt de mate waarin we artificiële agenten kunnenuitrusten met het vermogen om ethisch te redeneren onderzocht.Proberen om artificiële agenten te maken met het vermogen totethisch redeneren, vergt het uiterste van ons begrip van ethiek enethisch redeneren. Tevens helpt het filosofen die zich bezighoudenmet de intrinsieke complexiteit van moderne organisaties. Demoderne samenleving, gekenmerkt door grote multinationaleorganisaties en uitgebreide informatie-infrastructuren, biedt eenachtergrond voor ethische theorieën die moeilijk tot stand te bren-gen is door middel van louter theoretiseren. Voor het opbouwenvan theorieën is gecomputeriseerde ondersteuning nodig om deintrinsieke complexiteit volledig te kunnen bevatten en aan te pak-ken. Het vermogen om ethisch te redenenen kan ons helpen omde problemen te benaderen die technologische artefacten onsstellen. Ze bevatten namelijk niet alleen informatie over ons, maarze beginnen ook namens ons te handelen. Met deze toegenomenautonomie groeit de behoefte om ervoor te zorgen dat hungedrag in lijn is met wat we van ze verwachten. Om deze proble-matiek te onderzoeken en te benaderen is er in dit project eenlaboratorium voor filosofie ontworpen: SophoLab. Het bestaat uiteen methodologie, een kader voor modale logica (DEAL) en multi-agens softwaresystemen. SophoLab levert de basis voor experi-mentele computerfilosofie. De haalbaarheid en praktische toepas-baarheid ervan worden aan de hand van verscheidene experimen-ten aangetoond.

A L E X V A N H E E Z I K , Strijd om de rivieren. 200 jaar rivieren-beleid in Nederland, Delft, april 2007

Dit boek beschrijft de geschiedenis van het Nederlandse rivieren-beleid vanaf het einde van de achttiende eeuw tot heden. Centraalin dit onderzoek staan de gebeurtenissen en ontwikkelingen diehebben geleid tot de opkomst en ondergang van het streven naarde volmaakte, normale rivier. Dit normaliseringsstreven, dat zichrichtte op de transformatie van de onvoorspelbare, ‘abnormale’rivieren in voorspelbare, ‘normale’ waterwegen, gold meer dan eeneeuw lang (1850 - 1965) als het onbetwistbare paradigma van hetrivierenbeleid. Zowel de opkomst (1798 - 1850) als de ‘ondergang’(1965 - heden) van het normaliseringsstreven ging gepaard meteen langdurig en niet zelden hevig gevecht tussen de voor- entegenstanders van dit streven. In beide transitieperioden spitstede discussie zich toe op het fundamentele dilemma: moeten weons aanpassen aan de rivieren en hen zoveel mogelijk natuurlijklaten functioneren of moeten we de rivieren beheersen en henzoveel mogelijk in dienst stellen van de (sociaal)economischebehoeften van de mens? Deze promotie laat zien dat, hoewel ooktal van andere factoren een rol speelden, deze keuze toch vooralwerd bepaald door het doiminante politiek-maatschappelijkestandpunt ten aanzien van de gewetenskwestie die het denken enhandelen van de mens al eeuwenlang bezig houdt: kan de mensde natuur onbeperkt en ongestraft naar zijn hand zetten?

J . N . Q U I S T , Backcasting for sustainable future: the impactsafter 10 years, Delft, april 2007

Backcasting for a sustainable future: the impact after 10 years’ ishet eerste boek waarin systematisch de doorwerking is onderzochtvan backcasting-experimenten 10 jaar na dato. Het bevat driecasussen over: (1) Vleesvervangers en Novel Protein Foods (NPF)voor een transitie naar eiwitconsumptie uit niet-dierlijke bronnen;(2) Duurzaam Voedselgebruik in Huishoudens (DVH); en (3)Meervoudig Duurzaam Landgebruik (MDL) in landelijke gebiedenwaarbij functies zoals landbouw, waterbeheer, recreatie, land-schap en natuurbeheer gecombineerd worden op hetzelfde grond-oppervlak. Het onderzoek dat in de dissertatie beschreven wordt laat zien datparticipatieve backcasting leidt tot substantiële follow-up en spin-off bij bedrijven, onderzoek, de overheid en maatschappelijkeorganisaties, maar niet altijd. Als substantiële follow-up en spin-offoptreden, spelen de toekomstbeelden een belangrijke rol. De toe-komstbeelden fungeren als Leitbild en ijkpunt voor betrokken par-tijen, maar evolueren ook. De mate van follow-up en spin-off isafhankelijk van de wijze waarop het backcasting-experiment isopgezet en uitgevoerd. Het aantal toekomstbeelden, de participa-tievorm, de aanwezigheid van een ‘visiekampioen’ en de matewaarin gezamenlijk wordt geleerd door betrokken partijen zijnhierbij belangrijk.

Page 11: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

11

Speerstra: “We zetten voorzichtige stapjes en we zullen bij de in-stroom van nieuwe groepen studenten vooral in het begin indivi-dueel maatwerk leveren. We gaan vervolgens goed in de gatenhouden hoe deze bachelors het doen in onze programma’s, zoalswe dat bijvoorbeeld ook bij MOT (Management of Technology)doen. Zo kunnen we SEPAM steeds strakker organiseren en gaannadenken over het bereiken van nieuwe doelgroepen. Uiteindelijkdraag je daarmee het TB-gedachtegoed verder uit.”

Meer smoelDat doet SEPAM natuurlijk niet alleen. Ook de master Engineeringand Policy Analysis (EPA) werkt mee aan de verspreiding van hetgedachtegoed. EPA is al langer open voor bachelors van andereopleidingen en trekt jaarlijks zo’n 20 studenten. Zijn de heren nietbang voor onderlinge concurrentie? “De kunst is om uit te leggendat het verschillende opleidingen zijn”, zegt Marchau. “EPA is eenanalytische opleiding, SEPAM is ontwerpgericht en heeft de verdie-pende, technische domeinen. De mate van ‘integraal denken’ ver-schilt ook tussen de twee.” Maar dat de verschillen tussen deopleidingen scherper moeten worden gedefinieerd, is zowel voorMarchau als voor Speerstra duidelijk. Speerstra: “Dat is iets watons intern bezig houdt. Juist de openstelling van SEPAM maakt datde discussie over de verschillen tussen de twee masters dwingen-der aan de orde is dan voorheen. We gaan er binnenkort dan ookuitvoerig over praten. Beide masters hebben absoluut bestaans-recht. Maar misschien moeten de opleidingen wel accenten verleg-gen om het onderscheid voor de buitenwereld duidelijker temaken. Ze moeten meer smoel krijgen.”

De herprogrammering van SEPAM Dit voorjaar werd de inhoudelijke herprogrammering afgerond.Speerstra roemt het ‘mooie strakke’ resultaat, dat duidelijk zicht-

baar is in het nieuweeerste semester van deopleiding. Tot nu toewerden twee perspec-tieven voor het oplos-sen van complexe,technische problemen(het actor-intentioneleperspectief en het tech-nisch-rationele perspec-tief) verdeeld over demodules behandeld, enbovendien niet explicietbenoemd. Dat terwijlhet de taak van eenSEPAM-ingenieur is om

telkens en op de juiste momenten van perspectief te wisselen bijhet ontwerpen van multiactor systemen (MAS).

Hij of zij dus moet dus goed zijn ingewerkt in beide benaderingen.In het nieuwe eerste semester van SEPAM worden ze behandeld intwee lange, nieuwe modules: een T-module (ontwerpen MAS van-uit technisch-rationeel perspectief) en een B-module (ontwerpenMAS vanuit actor-intentioneel perspectief). Vóórdat de studentendeze volgen krijgen ze eerst een introductie op het ontwerpen vanMAS. Daarna volgen dus de twee lange ‘ontwerpmodules’, die hetMAS-ontwerpen specifiek vanuit één perspectief beschouwen.

Afsluitend wordt studenten geleerd om vanuit beide perspectieventegelijkertijd te ontwerpen. Zo ontstaat aan het einde van het eer-ste semester de integratie van de twee ontwerpbenaderingen diezo kenmerkend is voor SEPAM.

Aanleiding voor de open-stelling van SEPAM was deinvoering van de bache-lor/masterstructuur in hethoger onderwijs. Die struc-tuur stemt de verschillendeEuropese opleidingen opelkaar af, zodanig dat stu-denten makkelijk van deene opleiding kunnen over-stappen naar de andere.SEPAM, de unieke TB-oplei-ding, ziet nu eigen studen-ten uitstromen naar anderemasters, zonder dat daarinstroom vanuit andere bacheloropleidingen tegenover staat.Bachelors van andere programma’s voldoen immers niet aan detoelatingsvoorwaarde van een multidisciplinaire technischbestuurskundige achtergrond. Dat, én een inhoudelijke herpro-grammering van SEPAM heeft ertoe geleid dat de opleiding opengaat.

SchakelminorProgrammamanager Vincent Marchau en waarnemend directeuronderwijs van TBM Uldrik Speerstra leggen uit welke haken enogen er zitten aan de openstelling. “De monotechnische bachelorsmoeten een schakelminor volgen van 30 ECTS om in de SEPAM-master te kunnen instromen”, zegt Marchau. “Studenten van bij-voorbeeld Elektrotechniek, Civiele Techniek en Werktuigbouw zijnin hun monodiscipline de diepte ingegaan, terwijl TB-ers over inte-grale kennis beschikken. In de schakelminor zit de TB-kern.Als bachelors uit de monodisciplines die met succes hebben afge-rond worden ze toegelaten. In principe kiezen deze studenten inde SEPAM-master een technisch domein dat bij hun vooropleidingpast. Het ligt voor de hand dat een bachelor Civiele Techniek‘Transport’ kiest, want anders moet hij of zij ook nog voor hetdomein deficiënties wegwerken.”

Studenten kunnen de schakelminorvolgen vanaf september 2007.Strikt genomen gaat SEPAM duspas het studiejaar daarop, in sep-tember 2008, open voor niet-TB-ers. Staan bachelors van monodis-ciplinaire technische opleidingen nute trappelen aan de SEPAM-poort?Speerstra is realistisch over hetaantal instromers: “Voor de scha-kelminor verwachten we hetkomende studiejaar drie of vierstudenten. Het zou mooi zijn alswe het jaar daarna op tien uitko-men, en vervolgens ieder jaar een

beetje groeien. We doen er alles aan om de studenten goed voor telichten.” Overigens heeft SEPAM nu in totaal zo’n 50 à 60 studentenper jaar.

Voorzichtige stapjesIn eerste instantie richt SEPAM zich op bachelors van de TU Delftof van één van de andere technische universiteiten. Maar Marchauen Speerstra zien meer mogelijkheden. Hbo-bachelors zouden optermijn de SEPAM-master kunnenvolgen, mits ook zij een schakel-minor op zak hebben. Daarnaastzijn, op de langere termijn, buiten-landse studenten een interessantedoelgroep. De openstelling past watdat betreft ook goed in de inter-nationaliseringsslag die de TBM-opleidingen op dit moment maken.Bovendien zijn de bestuurlijkevakken in de schakelminor misschieninteressant voor bachelors die eenheel andere master dan SEPAM ophet oog hebben.

“EPA is een analytische opleiding,SEPAM is ontwerpgericht enheeft de verdiepende, technischedomeinen. De mate van ‘integraaldenken’ verschilt ook tussen detwee.”

“Als bachelors uit de mono-disciplines die met succeshebben afgerond worden zetoegelaten. In principe kiezendeze studenten in de SEPAM-master een technisch domeindat bij hun vooropleiding past.”

O O R S P R O N K E L I J K E T B - M A S T E R N U O O K O P E N V O O R M O N O D I S C I P L I N A I R E B A C H E L O R S

SEPAM open u!

De master SEPAM (Systems Engineering, Policy Analysis & Management) was tot nu toe alleen toeganke-

lijk voor bachelors van een multidisciplinaire, technische opleiding. In praktijk betekende dit dat alleen

studenten Technische Bestuurskunde konden instromen. Vanaf komend studiejaar gaat SEPAM open voor

bachelors van andere (technische) opleidingen. Dat heeft niet alleen gevolgen voor de inrichting van de

master, maar ook voor de profilering ervan.

Waarnemend directeur onderwijs van TBM Uldrik Speerstra(l.) en programmamanager Vincent Marchau

Page 12: Leve de koning van Sparta!entven.com/wp-content/uploads/2014/02/Article-TPM-Quart...Marketing en Communicatie TBM Correspondentieadres FACULTEIT TECHNIEK, BESTUUR EN MANAGEMENT, TU

Het vierde kwartaal;bestuursjaar bijna voorbij

Het einde van het collegejaar is in zicht, maar dat is nog niet heteinde van ons bestuursjaar. Op dit moment (vrijdag 25 mei) staaner nog 3 grote evenementen op het programma. De Eind-BBQ oproeivereniging Laga, een lezing van Rita Verdonk en natuurlijk heteerstejaarsweekend op 18, 19 en 20 augustus. In de tentamenwe-ken en in augustus zal de WOEJ-commissie er alles aan doen omzoveel mogelijk nieuwe TB’ers op het ontvangstweekend te krijgen!

Activiteiten in het vierde kwartaalOp 18 april waren de Management Workshops 2007. De vernieuwdeopzet onder leiding van Marc Zegveld werd erg gewaardeerd doorde studenten. Dit jaar maar één dag Management Workshops,maar wel vier sprekers: Eddy Vermeire (Ordina), Tijs Wilbrink(ABN Amro), Djeevan Schiferli (IBM) en Paul Schuyt (Logica CMG). Elke spreker heeft een case aangedragen en die werd uitgewerkt

De opleidingen van TBM

De faculteit Techniek, Bestuur en Management ver-

zorgt de volgende opleidingen:

■ BSc Technische Bestuurskunde (TB)

■ MSc Systems Engineering, Policy Analysis

and Management (SEPAM)

■ MSc Management of Technology (MoT)

■ MSc Engineering and Policy Analysis (EPA)

■ MSc Transport, Infrastructure and Logistics

(TIL) (i.s.m. de faculteiten Civiele Techniek

en Geowetenschappen en 3mE)

■ MSc Information Architecture (IA)

(i.s.m. de faculteit Elektrotechniek,

Wiskunde en Informatica)

■ MSc Geomatics (i.s.m. de faculteit Civiele

Techniek en Geowetenschappen en

Luchtvaart en Ruimtevaarttechniek)

I WWW.TBM.TUDELFT.NLE [email protected] 015 - 278 7100

Heb je je serieus in de informatie verdiept en over-

weeg je bij TBM te komen studeren? Twijfel je nog

of je geschikt bent en of je vooropleiding wel vol-

doende is? Neem dan contact op met een van onze

studieadviseurs:

Drs. Marja Brand ([email protected])

Ir. Daniël Holt ([email protected])

door een groepje studenten onder leiding van een manager. In de diesweek werd de veertiende verjaardag van Curius gevierd:een opening met een jumpstyle workshop, bossaballen naast defaculteit en een zeer gezellig feest op de Delftsche Studenten Bond.

De eerstejaars studenten zijn naar de Palmfabriek in Steenhuffel(België) geweest. Tijdens de rondleiding door de fabriek werd ver-teld hoe bier gebrouwen wordt en kon men zien hoe het hele pro-ces van het binnenkomen van lege flesjes tot het opstapelen vanvolle kratten verloopt. Een bezoek aan de manege met een Palmtoeristentreintje was gezellig!

De tweedejaars en derdejaars zijn naar Prorail in Utrecht geweest.Hier moest een plan bedacht worden waardoor reizigers minderhinder ervaren van werkzaamheden aan het spoor. Het avondpro-gramma bestond uit bowlen en heerlijk eten in Utrecht.

In oktober en november zal het derde lustrum van Curius plaats-vinden. De lustrumcommissie, bestaande uit zeven studenten,is hard bezig om mooie en grootse activiteiten neer te zetten.Een gala staat in ieder geval gepland op vrijdag 19 oktober,maar er zal snel meer informatie volgen over de andere activi-teiten. In deze laatste weken en de zomer wordt er gewerkt aan

het overdragen van informatie aan onzeopvolgers en het inwerken.

Wij hebben als bestuur een fantastischjaar gehad en kijken uit naar de laatsteactiviteiten!

Het 14e bestuur der S.V.T.B. Curius

V R A A G H E T T B M

12

dat project. Voor de Betuweroute is geen kosten-batenanalyseuitgevoerd, wat op zich al verdacht is. Als je dat zou doen, zoublijken dat de kosten wel heel veel hoger zijn dan de baten. Hetgat kan nooit worden gedicht door de verbeterde concurrentie-positie van de Rotterdamse haven.

Alternatieven voor de BetuwelijnEr is niet eens goed gespecificeerd welk probleem met de aan-leg van de Betuwelijn wordt geadresseerd, laat staan wat dealternatieve oplossingen zijn, en hoe de diverse oplossingen sco-ren. Dit bleek ook uit de rapportages van de Tijdelijke TweedeKamer Commissie Infrastructuurprojecten (TCI); de TCI is uit-gebreid ondersteund door onderzoekers van de faculteit TBM.

BesluitvormingsprocesHet besluitvormingsproces betreffende de aanleg van deBetuwelijn rammelt aan alle kanten. Zo is onderzoek gemani-puleerd, belangrijke informatie niet of nietexpliciet aan politici beschikbaargesteld, en zijn bewust veel telage kostenramingen gehanteerd.De Algemene Rekenkamer heefteen zeer kritisch rapport over hetbesluitvormingsproces gepubli-ceerd. Ik heb diverse politicigesproken die ‘voor’ hebbengestemd, maar me heb-ben aangegeven dat zedat nooit gedaan zou-den hebben als ze toenwisten wat eigenlijk welbekend was onder weten-schappers.

Bij de redactie van TBM-Quarterly kwam de volgende lezersvraag binnen:“Waarom is de wetenschap zo kritisch over de zojuist geopende Betuweroute?”

Het antwoord komt van prof.dr. Bert van Wee, hoogleraarTransportbeleid en logistieke Organisatie. Bert maakte in 2005deel uit van de tijdelijke Tweede Kamer Commissie Infra-structuurprojecten onder leiding van Adri Duivesteijn.

De wetenschap is om drie redenen kritisch over de Betuwelijn:(1) de totale kosten (aanleg, exploitatie, geluidhinder etc.) zijnveel hoger dan de totale baten (expolitatie-opbrengsten, eventuelemilieuwinst, veiligheid etc., (2) er is niet gekeken naar alternatie-ven, (3) het besluitvormingsproces is niet goed verlopen.

Kosten-batenanalyseEconomen vinden dat je een project alleen moet uitvoeren als debaten de kosten overtreffen, en er geen beter alternatief is voor

Dit laatste stoort me nog het meeste: ik heb er geen moeite meeals politici kiezen voor de aanleg van een project waarvan weten-schappers zeggen dat het volstrekt onrendabel is; we leven in eendemocratie. Maar als politici niet weten waarvoor ze kiezen omdatderden verkeerde informatie geven, of bewust informatie achter-houden, dan werkt de democratie niet goed.

Overigens hebben we er veel van geleerd: door het Betuweroute-debacle zijn er nu spelregels opgesteld voor het beoordelen vandergelijke omvangrijke infrastructuurprojecten. Deze afsprakenhebben ertoe geleid dat voor alle grote infrastructuurprojectendie sinds 2000 serieus zijn bediscussieerd, meerdere alternatievenzijn ontwikkeld, die systematisch zijn beoordeeld. Hetzelfde geldtvoor lopende discussies, zoals de A6/A9-aanpassingen (Almere -Schiphol) en projecten die in de toekomst worden bediscussieerd.