Leidse stijl

64
ONDER WIJS ON DER ZOEK LYTS Leidse OVER CULTUUR & KENNIS #1 MO DE MUZ IEK FILM BEELD ENDE KUNST LITERA TUUR BOUW EN ONBE TAAL BAAR JAARKRANT 2012 POD IUM KUNST

description

Jaarlijks Magazine over de stad Leiden van het Stadslab

Transcript of Leidse stijl

Page 1: Leidse stijl

ONDERWIJS

ONDERZOEK

LYTSLeidse

OVER CULTUUR & KENNIS

#1

MODE

MUZIEK

FILM

BEELDENDEKUNST

LITERATUUR

BOUWEN

ONBE

TAAL

BAAR

JAAR KRANT 2012

PODIUMKUNST

Page 2: Leidse stijl

Gideon Roggeveen regel 1 t/m 5

Jaap Montagne regel 6 t/m 10

Han Ruijgrok regel 11 t/m 15

Susanne Metaal regel 16 t/m 20

Egon Snelders regel 21 t/m 23

Herman de Tollenaere regel 24 t/m 25

Pink Meltzer regel 26 t/m 28

Ditmar Bakker regel 29 t/m 35

Wijnand Noot regel 36 t/m 38

Martin Aart de Jong regel 39 t/m 40

I.s.m. Leids Dichtersgilde & Han Ruijgrok

Dit gedicht over Leiden heeft als uitgangspunt de renga, van oorsprong een Japans kettinggedicht, geschreven in samenwerking tussen verschillende dichters. Een eerste dichter schrijft de eerste strofe, de hokku, bestaande uit 5-7-5 lettergrepen. Een tweede dichter sluit aan, in dezelfde geest of emotie, met twee zinnen van 7 lettergrepen, in een poëtische dialoog. Door het vers-ritme te herhalen kan een gedicht van twee tot honderd verzen ontstaan.

Later als je groot bent …. bast een marktkoopmanzijn waar in kretologiekrijsen de meeuwen

een opera voor het volkcultuur voor henk en ingrid

stadhuisklok klinkt luidrumoer doet de stad levendichters drinken wijn

hersenspinsels dwalen rondiedereen mag ze grijpen

de leidse rijnenvloeien om het stenen hartde inkt der dichters

vloeibare taal gerimpeldhaast hand in hand met de markt

dichter bij het woordmulticulti op murende stille mare

spraakmakend geuzenwatergemompel op terrassen

en slingert de trameindelijk door de breestraatstedelijk sieraad

terwijl naaldhakken stekentussen de kinderhoofdjes

echter zal blijkenalles in deze smeltkroesblijft niet overeind

belendend burcht en bouwvalglooiende nauwe stegen

vormen hart der staddoor wateren ontslotende poorten open

gekwetter binnen kroegenstudenten schuimen buiten

winkelverkiezingtutholashops favorietPino noch Mabroek

later als je groot bent leidje de wereld in banen

Leidse

Renga

Page 3: Leidse stijl

Leidse Stijl P/03

POËZIE

04 Singelpark06 Filmscene08 Essay10 Biosciencepark12 Muzikaal talent

31 Campus voor studenten

32 Cultuur- en kenniskaart

34 Universiteit: winnaars

49 Theatermaker Paul Koek

50 ROC Leiden bouwt nieuw

52+ Binnen bij kunstenaars

14 Wijken voor kunst

15 Wat wethouders willen

16+ In het LUMC

19 iPad op de Hogeschool

20 Beeldende kunstkritiek

22+ Universiteit: hiphop enz.

25 Amateurkunst26 Nieuw Leyden28 ‘Verborgen

muziek’30 Aalmarkt

op de schop

37 Universiteit: taal & hersenen

38 Locatietheater-nieuwe-stijl

40 Musea in de steigers

42 Broeden op literatuur

43 Boek over Leidse pleinen

44 Mode in de Meelfabriek

46 Chef-Stad van Leidsch Dagblad

47 Kunstenaar Frans de Wit leeft

48 Cultuurkwartier

55 Toekomst van de zorg

56 Winkeltjes57 Bladenmakers58 Buitenkunst

59 Instrument-makers

60 Peen en Ui, RAP en Stadslab

62 Netwerk 07164 Cijfers vs poëzie

ONTDEKMEER

INHOUD

Deze jaarkrant gaat over Leiden als stad van cultuur en kennis. De blik is naar de toekomst gericht.

De naam Leidse Stijl verwijst naar het tijdschrift De Stijl dat in 1917 in Leiden is opgericht. De gelijknamige groep kunstenaars die hieruit voortkwam, streefde naar schoonheid en harmonie, in ‘klare lijnen’, ook in toegepaste kunst (van stedenbouw tot en met interieurontwerp), in nauwe samenwerking met ambachtelijk geschoolde bouwers en makers.

De redactie van Leidse Stijl herkent zichzelf in de idealen van de Stijlgroep. Samenwerking vormt hierbij het sleutelwoord. De cultuur- en kennisstad Leiden heeft een wereld te winnen bij nieuwe allianties tussen kunsten, onderwijs en wetenschappen, tussen ondernemers en onderzoekers, tussen beleids- en cul-tuurmakers. Voor hen wil deze krant een bron van inspiratie zijn.

Een projectgroep van Stadslab Leiden heeft deze krant gemaakt. Stadslab is een organisatie van Leidse burgers die hun professionele kennis en vaardigheden inzetten om Leiden ‘mooier en spannender’ te maken. Studenten van de masterop-leiding Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit Leiden hebben meegewerkt aan de totstandkoming van deze krant.

Een achttal stadsparners heeft de productie van deze krant fi nancieel mogelijk gemaakt. Zij geven hiermee uiting aan ge-deelde ambities en idealen: sámen werken aan de toekomst van Leiden, stad van ontdekkingen. Noem dit: de Leidse Stijl.

De redactie

COLOFON EINDREDACTIE EN ORGANISATIE Marina van den BergGijsbert van EsFranceline PompeJohn Stelck (vormgeving)

Leidse Styl is een initiatief van Stadslab Leiden. Reacties naar [email protected]

REDACTEUREN Joyce Albers, Marlies van Boekel, Diana van den Driessche, Frank Nuijens, Peter Visser, Myra Albersen, Erik Wiersma

MET MEDEWERKING VAN Masterstudenten Journalistiek en Nieuwe Media Universiteit Leiden / prof. dr. Jaap de Jong, Chiara van den Berg, Bert Besterveld, Maureen Land, Annette Mol, Michel Peters, Friederike de Raat, Joshua Luijten en Evelien Doornebal.

BESTE NATIONALE VRIJWILLIGERS ORGANISATIECATEGORIE INNOVATIE

Page 4: Leidse stijl

P/04 Leidse Stijl

rond deStadTekst Michelle de roo/Jeroen Maters/Geert Crielaard

de winst van het

1

1

Het Singelpark is als een snoer met tien kralen. In elk van de tien onderdelen valt de komende jaar veel te doen. een impressie.

1 Bij Museum Volkenkunde/Molen de Put – De buitenruimte

rondom Museum Volkenkunde wordt permanent toegankelijk voor publiek. Het museum werkt eraan ook buiten museale presentaties te bieden. Het gebied tussen Volkenkunde en Molen de Valk moet een geheel nieuw stedelijk ontwerp krijgen, ook als schakel met het Cultuurkwartier in de binnenstad.

2 energiecentrale e.o. – Wat nu een gesloten terrein is, wordt

een park waarin industrieel erfgoed en groen zijn gecombineerd. In dit gebied is plaats voor een evene-mententerrein. Een damwand in de singel is verwijderd, zodat het mogelijk wordt rondom de binnen-stad te varen.

3 Huigpark/Blekerspark – Een brug zal beide parken verbinden.

Begraafplaats Zijlpoort is perma-nent geopend als onderdeel van de ‘groene cirkel’.

4 ankerpark/Meelfabriek – Vanaf de Zijlpoort maakt een

voetgangersbrug de oversteek naar het Ankerpark. Nog een brug vormt de verbinding met het nieuwe design-gebied van de Meelfabriek.

5 Katoenpark/Groenesteeg – Het Katoenpark krijgt een nieuw

uiterlijk dat past bij de naastgelegen Meelfabriek. Een hellend pad voert vervolgens naar een geheel andere sfeer: die van begraafplaats Groe-nesteeg.

6 Plantage/Plantsoen. Beide groene stroken vormen weer

één gebied; het Levendaal wordt heringericht, zodat het deze onder-delen van het Singelpark niet langer doorsnijdt.

7 Jan van Houtkade/Boisotkade – Het talud langs deze kades is

verbreed. Het verkeer erlangs is een 30-kilometerzone.

8 Sterrewacht/Hortus – Het terrein van de Sterrewacht vormt

één gebied met de Hortus, dat van twee kanten tegen betaling toegan-

kelijk is. De straten en grachten er omheen zijn ‘groener’ gemaakt.

9 Witte Singel – Het gebied achter het Lipsiusgebouw, dat

nu een stedelijke sfeer heeft, wordt ‘groener’ gemaakt, onder andere door herinrichting van het Arsenaalplein.

10 rembrandtpark – De historie van dit park wordt zichtbaar

gemaakt, onder andere met promi-nente aanwezigheid van restanten van de oude stadsmuur en het levensverhaal van Rembrandt.

Hoe de singels uitgroeien tot één park

Highlights in het Singelpark Stadsmolens de Put/de Valk Museum Volkenkunde Hortus Botanicus en Sterrewacht Plantsoen Stadspoorten Morspoort en Zijlpoort Begraafplaatsen Groene steeg en Zijlpoort Industrieel erfgoed nieuwe energie en Meelfabriek architectuurwijk nieuw Leyden

Singel in cijfers Huidige vorm sinds 1659 6,3 kilometer lengte 60% van vaarwater in de stad 2.000 bomen

Singelpark

23

4

5

678

9

10

Page 5: Leidse stijl

Leidse Stijl P/05

Je kunt er straks ruim zes kilometer ongestoord een rondje

wandelen, hardlopen, fietsen, skaten, schaatsen en varen: het

Singelpark in Leiden. Aangelegd op en rond de oude verdedi-

gingswallen langs de historische binnenstad. Weinig Leidenaren

hebben het in de gaten, maar Leiden is in Europa één van de

grotere vestingsteden waarvan de verdedigingsstructuur nog zo

duidelijk zichtbaar is.

Parkeerplaatsen worden parken, hekken en andere barrières gaan naar de

schroothoop, er komen nieuwe bruggen, groen krijgt een facelift en er komt

een doorlopende promenade aan de binnenkant van de singel. Dat is het

idee. Het versnipperde groen verandert zo in één grote, mooie groene long.

Dat trekt niet alleen toeristen; het Singelpark is straks ook dé plaats waar in-

woners kunnen sporten en recreëren. En dat in de stad die nu nog het meest

versteend is van alle steden in Nederland.

Bij groen in de stad heb je het al snel over de kosten. De laatste tijd is er ech-

ter veel aandacht voor de economische baten die groen in de stad biedt, naast

de ‘zachte’ baten als sociale ontmoetingsplaats, goed voor milieu, kinderen

spelen meer buiten, gelukkiger inwoners en werknemers en minder crimina-

liteit.

Het Singelpark kost de gemeente ruim negen miljoen euro. Een park van deze

opzet en omvang heeft een afschrijvingstermijn van dertig jaar. Wat zal het

park de stad tegen die tijd minimaal hebben opgeleverd?

Toerisme – 21 miljoen euro Twee miljoen bezoekers trok The High Line in New York in de eerste tien maanden na de opening. Dit nieuwe park

bevindt zich op een verhoogd spoorwegtracé dwars door Manhattan en is

ontworpen door de beroemde Nederlandse landschapsarchitect Piet Oudolf.

Voor het Singelpark is The High Line een inspirerend voorbeeld van een lang,

smal, bijzonder stadspark.

Leiden is echter geen New York. Jaarlijks heeft Leiden 400.000 stadswan-

delingen door bezoekers van buiten de stad (bron: Leiden Marketing). Een

schatting: dat aantal stijgt met 5 %. Dat betekent dat het Singelpark minimaal

20.000 extra binnenlandse toeristische bezoeken oplevert. Zij geven gemid-

deld € 35,- per persoon uit tijdens hun bezoek aan de stad. Ergo: het Sin-

gelpark levert jaarlijks minimaal € 700.000 op aan binnenlands toeristisch

bezoek. Over een afschrijvingsperiode van dertig jaar: € 21 miljoen.

Onroerend goed – 135 miljoen euro In het boek The Green City Guidlines [zie kader] staan diverse onderzoeken die aantonen dat de waarde

van onroerend goed stijgt als zich binnen een straal van ongeveer 500 meter

een goede, groene openbare ruimte bevindt. Afhankelijk van de omstandighe-

den varieert de meerwaarde van 1 tot 15%.

Binnen een straal van 500 meter aan weerszijden van de Leidse singels

bevinden zich circa 27.000 woningen. De gemiddelde waarde van deze huizen

bedraagt ongeveer € 250.000,- (bron: gemeente Leiden) Voorzichtig geschat

zou de huizenprijs door de aanwezigheid van het Singelpark met 2% kunnen

stijgen. Dat betekent een waardestijging van het onroerend goed van circa €

135 miljoen.

Minder zorgkosten – 45 miljoen euro Niet alleen zijn er meer

inkomsten, het park is ook kostenbesparend (de zogenaamde opportunity costs). Onderzoek[zie kader] wijst uit dat 15% minder mensen overgewicht

of obesitas hebben als ze binnen loopafstand van recreatief groen wonen.

Verwacht mag worden dat de singels veel intensiever voor sport en beweging

worden gebruikt als zij goed toegankelijk en aantrekkelijk zijn.

De gemiddelde gezondheidskosten per inwoner in Nederland bedragen €

2.800 per jaar (bron: CBS). De totale zorgkosten van de 53.000 inwoners

binnen 500 meter (acht minuten loopafstand) van het Singelpark wonen

bedragen circa € 150 miljoen. Gesteld dat 5% van de zorgkosten in het land

gaan naar de complicaties van overgewicht en obesitas, dan leidt dat tot een

besparing van € 1.500 miljoen aan zorgkosten per jaar, in dertig jaar tijd

45 miljoen euro. Er is niet gekeken naar andere gezondheidsproblemen die

mogelijk verminderd worden door de aanwezigheid van openbaar groen. Van

zo’n diepte-investering in een park heb je een mensenleven profijt.

Subsidies en sponsoring – 9 miljoen euro Eigen geld trekt geld

van buitenaf aan. De ervaring leert dat wat je als gemeente in een project als

dit stopt, minimaal met nog eens zo’n bedrag kan worden aangevuld met geld

van derden. Denk aan subsidies van de Europese Unie, programmafondsen

van ministeries, de provincie, diverse natuur- en cultuurfondsen etc. Naast

sponsoring vanuit het bedrijfsleven en de bevolking. Dat geld is hard nodig,

want de verwachting is dat negen miljoen niet voldoende zal zijn om van het

Singelpark het mooiste park van Nederland te maken.

J200.000.000Leiden wil het langste stadspark van Nederland aanleggen.

De gemeente heeft er ruim negen miljoen voor uitgetrokken. Stadslab

Leiden berekende dat het park meer dan tweehonderd miljoen euro

kan opleveren. Een topontwerper moet daarvoor de basis leggen.

Het plan Aanpak ‘van gevel tot gevel’: de gehele openbare ruimte rondom de singel

Eén doorlopend pad aan binnenkant singel Parkeren onder de grond bij Molen de Valk; Cultuurpark op het dak Industrieel landschapspark rondom EON-centrale Dam bij EON veranderen in brug: 15% vaarwater erbij Nieuwe tuin voor Volken-kunde Opwaardering alle parken tot minimaal kwaliteitsniveau huidige Plantsoen Nieuwe bruggen die o.a. Zijlpoort met Ankerpark/Meel fabriek verbinden Kaarsenmakersplein wordt park Brug over de Oude Rijn bij Kaarsenmakersplein Verbetering singelweg aan buitenzijde singel

The green city guidelines

www.thegreencity.com

Hoe groener, hoe gezonder en gelukkiger de bewoners. Meer groen in de stad levert ook geld op. Uitgangspunt van het boek The Green City Guide-lines is de maatschappelijke en economische voordelen

van groene ruimte in stedelijk gebied. Het is bedoeld voor be-sluitvormers èn praktijkmen-sen. Het boek bevat tips hoe een stad ‘groener’ kan worden met planten, bomen en parken. Ook geeft het aan hoe de

biodiversiteit in een stedelijk omgeving bevorderd kan wor-den. Het bevat talloze feiten en praktijkvoorbeelden voor een groenere stad. Voorop staat een integrale aanpak door verschillende disciplines. Het

boek is geschreven door de Leidse stedenbouwkundige en landschapsarchitecte Michelle de Roo, van bureau van Niek Roozen landscape architects, tevens lid van het Singelpark-team van Stadslab Leiden.

INSPIRERENDE STADSPARKEN

The High Line, New York Op een voormalig verhoogd spoor-wegtracé dwars door Manhattan (www.thehighline.org) Promenade Plantée, Parijs Het voorbeeld voor The High Line (www.promenade-plantee.org) Battery Park, New York Van organische miniboerderij tot muziekfestivals (www.thebattery.org)

Jardins del Turia, Valencia Negen kilometer lang stadspark op een drooggelegde rivierbedding (www.culturia.org) Promenade, Münster Viereneenhalve kilometer park/pad op plaats oude vestingmuren rond de historische binnenstad (www.muenster.de/stadt/tourismus/nl/oude-stadsgedeelte_promenade.html)

Alles bij elkaar kan het Singelpark

de stad minimaal het twintig voudige

opleveren van wat het de gemeente

kost. De gemeente stopt er negen

miljoen euro in, de stad krijgt er

ruim 200 miljoen euro voor terug.

Maar alleen als het park zo mooi

is, zo spannend, aantrekkelijk en

toegankelijk dat inwoners er gráág

aan wonen, in sporten en recreëren.

Of dat toeristen er speciaal voor naar

Leiden komen, zoals The High Line

ook miljoenen bezoekers trekt. Het

ambitieniveau moet zo hoog zijn

dat overheden, fondsen, bedrijven

en bewoners enthousiast willen

helpen om er samen een succes van

te maken.

Vriendenvereniging Het

idee voor het Singelpark is bin-

nen Stadslab Leiden ontstaan. De

vrijwilligersdenktank van Leidse

creatieve professionals werkt nu in

nauw overleg met de gemeente aan

de oprichting van een Vereniging

Vrienden van het Singelpark. De

vereniging ijvert voor een topont-

werp, helpt van het Singelpark een

internationaal merk te maken, werft

aanvullende fondsen en organiseert

allerlei activiteiten.

www.stadslableiden.nl, twitter: @stadslab / @singelpark

Page 6: Leidse stijl

FILM

Tekst Marike Kielman & Monique Schijff

P/06 Leidse Stijl

Film Festival ‘Film wordt pas echt interessant wanneer je het koppelt aan andere disciplines, onverwachte plekken of relevante onderwerpen.’ Oprichter van het Leids Film Festival (LFF) Michaël Roumen zoekt overal culturele samenwerking. Vijf jaar geleden werd het LFF door vier vrienden voor het eerst georgani-seerd uit onvrede met het culturele en fi lmklimaat in de stad. Er was geen fi lmbeleid en er waren weinig culturele festivals voor jongeren. Dat is nu wel veranderd. Het fi lmfestival trekt ruim twintigduizend bezoekers per jaar en het LFF is inmiddels onderdeel van een bredere cultu-rele opleving in Leiden. Michaël Roumen: ‘Denk aan Museumnacht, StukaFest, LIsFE, Summerjazz, nieuwe Leidse schrijvers en de opkomst van een muziekscene.’ De culturele lente is begonnen bij een jonge generatie voor wie Leiden niet veel te bieden had. Volgens Roumen is dit mede te danken aan de komst van het Cultuurfonds. En het Leids Film Festival wil deze opleving graag stimuleren, want ze kijken over de grenzen van fi lm. Roumen: ‘Zoals onze LFF-avond met fi lm en improvisatiecabaret op het Leids Cabaret Festival, de SummerSpecial voor de Pieterskerk in de openlucht of een debat over het downloaden van fi lms in samenwerking met de faculteit rechten.’ www.leidsfi lmfestival.nl

Filmcollectief‘Film maken is een magisch proces.’ Leids documentairemaker en fi lmer Michiel Keller is enthousiast over het pas opgerichte Leids fi lmcollectief. ‘Samen maak je iets wat je zelf nooit had kunnen bedenken.’ Oprichter Jan Stap ziet het als een informele vriendenclub. ‘We inspireren elkaar en vragen elkaar kritisch naar onze fi lms te kijken. Door elkaars werk te bespreken willen we onze fi lms nog beter maken.’ Hij hoopt ook dat er initiatieven ontstaan om gezamenlijk producties op te zetten. ‘We denken erover activiteiten over fi lm te orga-niseren. Dan hebben meer mensen in Leiden er wat aan.’ Andere Leidse fi lmmakers – en ook vakmensen op het gebied van licht en geluid – zijn meer dan welkom om zich aan te sluiten. Ze moeten wel de ambitie hebben om beroepsmatig met fi lm bezig te zijn. Over de toekomst van het collectief zegt Stap: ‘Ik denk dat het op natuurlijke wijze moet groeien.’

Het Leids Filmcollectief is te vinden op LinkedIn. Leden: Henny Hartevelt, Thijs van Iersel, Jan IJken, Michiel Keller, Casper Sikken, Jan Stap, Metje Postma en Wil van der Voort.

Van horrorfi lm Meating Penny tot de documentaire Haagweg 4, het is made in Leiden. Opeens is er een Leids Filmcollectief. Leidse fi lmers winnen prijzen op het Internationaal Film Festival in Rotterdam. Ontstaat er in Leiden een professionele fi lmscene?

Van horrorfi lm Meating Penny tot de documentaire Haagweg 4, het is made in Leiden. Opeens is er een Leids Filmcollectief. Leidse fi lmers winnen prijzen op het Internationaal Film Festival in Rotterdam. Ontstaat er in Leiden een professionele fi lmscene?

Page 7: Leidse stijl

Leidse Stijl P/07

Trick of the Light Productions Ratna Lachmansingh/ Lucille Brakefield/ Victor v/d Bergleeftijd Ratna 30, Lucille 28 en Victor 42 jaar.toekomstdroom De leukste Nederlandse film ooit maken website meatingpenny.com /trickofthelightproductions.nl

‘psychobilly zombieflick met humor als boventoon’

‘Ooit eens een film maken’ spraken ze samen

af. Vorig jaar kwam het er eindelijk van. Het

resultaat was horrorfilm Meating Penny,

opgenomen in de historische binnenstad van

Leiden. Ratna Lachmansingh, Lucille Brake-

field en Victor van den Berg vormen nu sa-

men Trick of the Light Productions. Bovenal

zijn ze ‘vrienden met een voorliefde voor film’

en een gedeelde toekomstdroom: ‘De leukste

Nederlandse film ooit maken.’

Wat vinden jullie van de Leidse ‘filmscene’? ‘Wij hebben nauwelijks tot geen contact met

andere filmers van Leidse bodem. Heel af en

toe horen we een klein geluidje van anderen

die ook dingen maken. Film lijkt in de stad

nog een te ontginnen gebied. Dat merk je

vooral wanneer je in de stad filmlocaties pro-

beert te regelen. Daar is men in Leiden nog

niet helemaal aan gewend.’

Jullie zijn de makers van de horrorfilm Meating Penny. Waarom horror?‘Wij wilden met Meating Penny een psy-

chobilly zombieflick maken met humor als

boventoon. Horror leent zich goed voor

het onwerkelijke of moeilijk voorstelbare.

Het leek ons grappig om deze onwerkelijke

gebeurtenissen zich te laten afspelen in het

decor van je eigen stad. Leiden is een prach-

tige historische stad om in beeld te brengen.

Leuker nog is om er een draai aan te geven en

er iets onverwachts te laten gebeuren.’

Wat inspireert, motiveert en beïnvloedt jullie?‘Nederlandse films lukt het af en toe om een

groot publiek naar de bioscoop te trekken.

Dat waren ook ooit ideeën op een bierviltje

die uitgroeiden tot een succes. Dat geeft wel

een drive om vooral vast te houden aan een

droom, op te letten, te oefenen en niet op te

geven. Onze droom is de leukste Nederlandse

film ooit te maken. Eentje die nog jaren in het

geheugen blijft.’

Tim Swager leeftijd 22 jaar inspiratie Actualiteiten, eigen ervaringen, films, meningen. website filmoverleiden.nl

Van doperwt tot No Man’s landFilmmaker Tim Swager verliet na twee jaar de

Filmacademie om zijn eigen productiemaat-

schappij op te zetten. Cameraman worden

was niet ‘zijn ding’, maar regisseren wel.

Hij richt zich vooral op het maken van korte

films, waaronder De Doperwt en No Man’s Land.

Wat is typerend voor jou als filmmaker?‘Als ik kijk naar de manier waarop ik regis-

seer, is dat heel beeldend. Sommige regis-

seurs letten vooral op acteerwerk, maar ik

ben meer visueel ingesteld en denk vooral in

découpage, hoe de scènes mooi te verknip-

pen.’

Je gaat een korte film maken over Leidens Ontzet. Waarom hierover?‘Ondanks de populariteit onder de Leidenaren

is er nog niet eerder een fictiefilm over Lei-

dens Ontzet verschenen. Elke Leidenaar kent

in grote lijnen het verhaal dat een stukje trots

van de stad is. Maar er zijn ook veel mythen

waar onduidelijkheid over heerst. De film zal

op basis van deze mythen een nieuw fictief

verhaal vertellen.’

Wat staat er bovenaan je verlanglijstje?‘Korte films zijn gemakkelijker te financie-

ren en te draaien, maar ik kijk uit naar mijn

eerste lange film! Helaas moet je daar wel

een jaar voor uittrekken en het betekent dat je

geen of weinig andere projecten kunt doen.’

Jan Stap leeftijd 50 jaar toekomstdroom Mooie documentaires maken over bijzondere mensen website janstapfilm.nl

‘Er blijft altijd behoefte aan echt goede films’

Hij volgde twee jaar de kunstenaars voor zijn

documentaire over kunstcentrum Haagweg 4.

En hij wil nog meer mooie documentaires

maken over bijzondere mensen. Jan Stap

werkt vaak alleen of samen met een

geluidsman of -vrouw. Een kleine crew dus:

‘Het komt veel minder bedreigend over op

degenen die gefilmd worden. Zo zijn ze meer

naturel.’

Wat inspireert, motiveert en beïnvloedt u?‘Ik ben opgeleid door Frans Bromet, een

eigenzinnige filmer die een eigen genre heeft

ontwikkeld: de ‘betrokken reportage’. Niets

wordt in scene gezet, niets is voorgebakken.

De kijker mag zelf oordelen en conclusies

trekken. Geen ronkende commentaarstem die

eventjes uitlegt hoe de beelden geduid moeten

worden.’

Hoe ziet u de toekomst van het filmen?‘De toekomst van het filmen is misschien

wel te vergelijken met de ontwikkeling van

de fotografie. Vroeger voorbestemd voor

beroepsfotografen en welgestelden; nu bijna

dagelijkse bezigheid voor veel mensen. Voor

sociale contacten voldoet ieder kiekje of film-

pje op Facebook, maar er blijft altijd behoefte

aan echt goede films. Een mooie ontwikkeling

is een mengvorm, waarbij in een professio-

nele film ook beelden zijn verwerkt, die de

‘hoofdpersonen’ zelf gemaakt hebben.’

Michiel Keller leeftijd 37 jaarInspiratie Muziek en hoorspelenwebsite kellerfilm.nl

‘Filmmakers uit Leiden kennen elkaar niet als vanzelf’ Met de documentaire Making a Film for Pema won Michiel Keller op het Internatio-

naal Filmfestival Rotterdam de prijs voor het

beste scenario. Voor zijn levensonderhoud

filmt hij in opdracht van bedrijven en cultu-

rele instellingen.

Hoe zie jij de ‘filmscene’ in Leiden?‘Leiden heeft geen kunstacademie, dus de

filmmakers kennen elkaar niet als vanzelf.

Ze hebben allemaal een andere achtergrond.

Ik zou best meer mensen willen leren kennen,

zoals via het Leids filmcollectief. Ik leerde

daar bijvoorbeeld een animator kennen die

ik graag een keer bij een volgende opdracht

betrek. Het Leids Filmfestival is een goede

aanzet voor een Leidse filmscene, maar dat

moet nog groeien.’

Wat zijn je plannen voor de toekomst?‘Een sprookjesanimatie met een zelfgeschre-

ven sprookje en een serie abstracte hoorspel-

films. En daarna mijn documentaires over

het huilende zigeunerjongetje, geluiden van

India en over Slauerhoff afmaken. Voor het

produceren van die hoorspelfilms heb ik een

speciale filmwerkplaats ‘De Gong’ opgericht,

waarvan de website nog in de maak is. Ook

andere filmmakers wil ik helpen hun films

te realiseren die geluid als basis hebben.’ En

er staat nog een 3d project op stapel, ideeën

genoeg!

Caskraker Miquel Gonzalez/Casper van der Kaaijleeftijd beiden 39 jaarinspiratie Ervaringen en de omgevingwebsite caskraker.com

‘We dromen van het filmfestival in Cannes’

Caskraker bestaat uit het duo Miquel Gonza-

lez en Casper van der Kaaij. Samen maken zij

creatieve films. Zo produceerden zij de korte

film Talent die in 2006 de publieksprijs van

het Leids Film Festival in de wacht sleepte. In

2010 maakte het duo een documentaire over

schilder Willem van Scheijndel. Ook creëer-

den zij de videokunstinstallatie Amazone Born Digital, waarmee ze de eeuwigheids-

waarde van digitale kunst ter discussie wilden

stellen.

Hoe kijken jullie naar de Leidse ‘filmscene’?Miquel Gonzalez: ‘We kennen wel een aantal

mensen in Leiden die iets met film doen,

maar van een Leidse filmscene is niet echt

sprake. Niet in die zin dat iedereen elkaar

kent en er speciale bijeenkomsten gehouden

worden. Toch is Leiden wel een fijne stad,

juist omdat de lijnen veel korter zijn dan bij-

voorbeeld in Den Haag. Dat is een voordeel, je

komt snel in contact met mensen om samen

te werken.’

Waarmee onderscheiden jullie je ten opzichte van andere (Leidse) filmmakers?‘Ik ken niet alle filmmakers in Leiden, maar

ik denk dat ons samenwerkingsverband bij-

zonder is. Hierbij versmelt het artistieke met

het theoretische tot een fijne symbiose. Dat

is uniek en ook prettig voor andere mensen

dat we elkaar aanvullen. We beslissen samen

veel zonder dat we compromissen hoeven te

sluiten. In onze films en documentaires zie je

een spanningsveld terug tussen fictie en wer-

kelijkheid. Juist door een beetje manipulatie

creëer je de mogelijkheid om bepaalde zaken

iets meer aan te zetten, waardoor de werke-

lijkheid beter naar voren komt.’

Wat zijn jullie dromen voor de toekomst?‘We hebben sowieso een speelfilm in de

planning staan; dat wordt een soort road-

movie door Europa. We zijn al bezig met het

scenario dat is geschreven door de Leidenaar

Ad van Zoelen. Onze droom is om ooit een

speelfilm tijdens het filmfestival in Cannes te

mogen vertonen. En onze videokunst in een

modern museum zoals het Boijmans. En onze

documentaires op het IDFA (Internationaal

Documentaire Festival Amsterdam). Het gaat

uiteindelijk om het maken zelf en het verhaal

dat we willen vertellen, maar via die kanalen

kun je er een groot publiek mee bereiken.’

Leidse Video en Smalfilm Liga

Voor amateurfilmers heeft Leiden de Leidse Video en Smalfilm Liga (LVSL). Opgericht in 1942 en met meer dan honderd leden de grootste filmclub van Nederland.

Elke maandagavond organiseren zij verschil-lende activiteiten. De ene keer een filmanalyse, waarbij iedereen een film van een van de leden bekijkt en daar kritiek op geeft. Ook worden film-producties van andere filmclubs getoond.

Een keer per maand organiseert het LVSL een filmwedstrijd met een thema. Daar kun je alleen of in een groepje met andere leden mee aan de slag.

Jaarlijks organiseert LVSL het Cinefleur festival ter promotie van het filmen door amateurs met video en smalfilm.

www.lvsl.nl

FIN.

Page 8: Leidse stijl

P/08 Leidse Stijl

Tekst Erica Haffmans Illustraties Paul Overdijk

Er fi etst een theatermaker met een bakfi ets door de stad, hij

verzamelt verhalen; er zijn ‘smaakmakers’ in de Stevenshof; er

lopen acteurs door volkstuintjes, er zitten dichters op terras-

sen, er zijn Spanjaarden in de drie Octoberstraat; op de rotonde

vlakbij Naturalis staan wonderlijke kunstbeesten zoals de traffi cosaurus;

onder de bruggen hangen ansichtkaarten en uit hofjes klinkt muziek. Leidse

kunstenaars laten zich zien en horen. Zij profi leren Leiden als cultuurstad.

Kijk om je heen: het goud ligt op straat. Cultuur zit, net als kennis, in het

DNA van de stad. Leiden ademt cultuur. Het zijn zinnen die steeds ook

terugkeren in de folders, beleidsnota’s en marketingplannen van Leiden. Ze

refereren aan de vele monumenten, de prachtige Leidse hofjes, de historische

binnenstad met stegen en grachten en natuurlijk de Leidse musea. De oudste

universiteit en de oudste schouwburg zijn iconen van de twee pijlers onder de

stadsvisie: Leiden stad van ontdekkingen, stad van cultuur en kennis.

Leidse makers zijn het kapitaal van de stad. Makers – met hen bedoel ik:

beeldend kunstenaars, theatermakers, architecten, fotografen en fi lmers,

musici en muzikanten, schrijvers, dichters en vormgevers – zijn een bron

van energie. Zij verbinden de geschiedenis met de actualiteit, staan garant

voor nieuw inzicht en maatschappelijke betrokkenheid. Zij maken voorstel-

lingen en beeldende kunst, organiseren culturele evenementen. Zij vinden

andere invalshoeken, nieuwe manieren van denken en kijken en doorbreken

daarmee vastgeroeste patronen. Zij voorzien de stad van nieuwe energie, ze

zijn het levende weefsel van de stad.

MOOIE WOORDEN, NU DE BEWIJZEN

Voorbeelden zijn er genoeg, hoewel die als nadeel hebben dat ze het meeste

ongenoemd laten. Wat ik hier eruit licht, laat vanuit verschillend perspectief

zien dat er een nieuw elan in Leiden heerst. Over de hele linie is er sprake van

een nieuwe aanpak. Makers zelf werken op andere manieren. De grote cultu-

rele instellingen zetten hun deuren voor hen open. De vele ontmoetingen die

de afgelopen jaren georganiseerd zijn, leiden daadwerkelijk tot samenwer-

king en zichtbaarheid. De ondernemers in de binnenstad ontwikkelen zich tot

opdrachtgever voor cultuur. Met de combinatie van historische binnenstad

en breed palet aan culturele activiteiten kun je als stad voor de dag komen.

OPEN, makers aan de markt Drie leegstaande panden

aan de Aalmarkt werden begin 2010

in gebruik genomen door Leidse ma-

kers. De gemeente zat al lange tijd

met deze leegstand in haar maag,

Cultuurfonds Leiden zocht naar

manieren om kunstenaars en hun

werk beter zichtbaar te maken in de

stad. Voor de culturele ondernemers

van Peen en Ui paste het project

uitstekend binnen hun ambitie

om creativiteit binnen Leiden te

stimuleren en mensen met verschil-

lende talenten en kennis bij elkaar

te brengen voor nieuwe inspiratie en

creativiteit. Elke drie maanden zijn

er nieuwe activiteiten in de winkels:

van theatermakers, musici, kunste-

naars die hun atelier tijdelijk hebben

verplaatst, mensen die een verhaal

vertellen, hun producten verkopen.

Zij hebben één ding met elkaar

gemeen: ze zetten de kunstproductie

letterlijk in de etalage en gaan hier-

mee het gesprek aan met elkaar en

met de stad. OPEN, makers aan de

markt, is dé plek geworden waar de

Leidse makers en het publiek elkaar

letterlijk tegen het lijf lopen.

PS|Theater Een jong theatergezelschap, PS|Theater, neemt de verhalen

van de stad als uitgangspunt voor voorstellingen en projecten. Zij verblijven

in verzorgingstehuizen, verzamelen verhalen door met een bakfi etstafel over-

al in de stad in gesprek te gaan met mensen, ze werken met Leidse scholieren

en maken radio met Leidenaren. Zij zeggen zelf: ´PS|Theater wil met produc-

ties, theatrale manifestaties, presentaties, installaties en onderzoeken niet

alleen een gezicht geven aan de stad, maar vooral een gezicht krijgen door de

stad. De verhalen, mensen, geschiedenis, architectuur, kennis, kunst, feiten

en roddels uit Leiden zullen de inspiratie vormen voor nieuw materiaal.´

Het Laatste Oordeel De beeldend kunstenaars Casper Faassen

en Allart Lakke vroegen tien collega-kunstenaars een nieuw werk te ma-

ken dat is geïnspireerd op Het laatste Oordeel van Lucas van Leyden. De

expositie van deze nieuwe werken in Scheltema was in 2011 tegelijk met de

grote overzichtstentoonstelling Lucas van Leyden en de Renaissance te zien.

De koppeling van hedendaagse kunstenaars aan hun beroemde stadgenoot

zorgde ervoor dat een breed en nieuw publiek na de Lakenhal tentoonstel-

ling ook Scheltema bezocht. Duidelijk werd dat Leiden ook nu nog een stad

met onderscheidende beeldende kunstenaars is. Meta Knol, directeur van

de Lakenhal, schreef in haar voorwoord: ‘Een verhaal dat ooit begon bij Het Laatste Oordeel van Lucas van Leyden waaiert, via het drieluik van Lakke en

Schilstra uit 1999, uiteen in een reeks individuele, actuele kunstwerken. (..)

Zo wordt het levende bewijs geleverd van de zin en noodzaak van synergie

in een stimulerend, cultureel klimaat. Laten we het gerust een ‘Leidse Lente’

noemen.’

Juni Cultuurmaand Dit jaar organiseerde Leiden Marketing in

samenwerking met Cultuurfonds Leiden en de stadspartners voor het eerst

de Cultuurmaand in juni. De historische binnenstad van Leiden was een

maand lang podium voor talloze activiteiten. Muziektheatergezelschap De

Veenfabriek speelde de voorstelling Moes in Ons Buiten, Leidse kunstenaars

ontwierpen op verzoek van Fields of Wonder vijftig hotelkamers in de open

lucht tijdens de midzomernacht, Cum Laude Concerten organiseerde voor

de derde maal klassieke muziek in de Leidse hofjes, Stukafest maakte een

speciale zomereditie in de Leidse studententuinen, de Museumnacht vond al

weer voor de derde keer plaats. Er was theater op en aan het water, poëzie op

de Nieuwe Rijn en speciale stadswandelingen van het Gilde. Elke dag was er

een cultureel evenement in de stad. Door deze bundeling van krachten kon

Leiden Marketing de stad ook landelijk – in NRC Handelsblad en op tv – als

Cultuurstad profi leren. >

t zindert

Niet alleen musea en theaters zijn het domein van kunst en kunstenaars. Juist niet!, schrijft Erica Haffmans, de Cultuurmakelaar van Leiden. De afgelopen jaren heeft ze gewerkt aan meer samenwerking binnen de cultuursector. De komende tijd wil Cultuurfonds Leiden nieuwe bruggen slaan met ondernemers en onderzoekers.

Erica Haffmans is Cultuurmakelaar van Cultuurfonds [email protected], www.cultuurfondsleiden.nl

Page 9: Leidse stijl

ESSAY

buiten kwam. En zoals BplusC en de Stadsgehoorzaal,

die samen met de Werkgroep Amateurkunst het eerste

amateurkunstfestival in Leiden organiseerden. Het is

een wisselwerking: zij verbinden Leidse makers met

een nieuw publiek en tegelijk zorgen die makers ook

zelf voor nieuw publiek.

De Kracht van Cultuur is de toekomst van de stad. Dat

is de titel van de nieuwe Cultuurnota van Leiden voor

de periode 2012-2018. Wethouder Jan-Jaap de Haan is

ambitieus en belangrijker: hij brengt zijn ambities ook

in praktijk. Leiden is de enige grote stad in Nederland

die in de komende jaren niet bezuinigt op cultuur. Het

gemeente bestuur geeft ook aan dat cultuurbeleid niet

alleen beperkt moet blijven tot de cultuursector. Het

moet onderdeel zijn van alle beleid binnen de gemeen-

te, en dus ook van beleid voor economie, ruimtelijke or-

dening, stadsontwikkeling en welzijn. Vaker en eerder

moet worden gekeken hoe Leidse cultuur in en door de

hele stad in te zetten valt.

In de wijken laat het programma Wijken voor Kunst zien hoe Leidse makers kunnen bijdragen aan leefbaar-

heid en sociale cohesie. Welzijnsorganisaties en wo-

ningbouwcorporaties kunnen dit initiatief overnemen

en verder brengen. Stadslab heeft, geïnspireerd door

OPEN, makers aan de markt, het project Creatieve huiseigenaren opgezet en vervangt leegstand in het

Cultuurkwartier door de levendigheid van kunstenaars

en creatieven.

INVESTEREN

Versterking van de cultuursector was een speerpunt

van Cultuurfonds Leiden in de eerste drie jaar van haar

bestaan. Met het symposium De kracht van Cultuur

(2009) werd de aftrap gegeven, gevolgd door Cultuur in cijfers. Deze ontmoetingen leidden de afgelopen jaren

tot meer onderlinge afstemming, meer samenwerking

en meer promotie dankzij collectieve marketing. De

sector is klaar om – na dit interne proces – de deuren

open te zetten voor nieuwe partners in de instellin-

gen voor onderwijs en onderzoek, de overheid en het

bedrijfsleven. Cultuurfonds Leiden wil, als spin in dit

web, de komende tijd een stimulerende rol spelen om

nieuwe verbinding tussen de verschillende sectoren

tot stand te brengen. Het zal daarvoor nieuwe vormen

ontwikkelen, samen met het Centrummanagement,

Leiden Marketing, de gemeente Leiden, de Kamer van

Koophandel en Stadslab Leiden.

Tegelijk blijft Cultuurfonds Leiden investeren in het

Leidse productieklimaat. Het wil dat graag doen in

coproductie, met nieuwe opdrachtgevers en investeer-

ders uit bedrijfsleven, overheid, onderwijs en onder-

zoek. Leidse bedrijven en instellingen moeten cultuur

vaker zien als oplossing, product of kans en meenemen

in hun initiatieven en besluitvorming. Investeren in

Leidse cultuur is investeren in de economische groei

van Leiden.

Als we de komende jaren doorgaan met elkaar ont-

moeten, onderling nieuwe verbindingen aangaan en

investeren in Leidse kunst en kunstenaars zal dit de

breinpositie van Cultuur in Leiden als geheel verster-

ken. Leiden ontwikkelt zich dan nóg sterker tot een

creatieve, vitale en dynamische stad. Dit zal nog sterker

worden als good practices op ruime schaal navolging

vinden, als iedereen cultuur inzet om zijn eigen ambitie

kracht bij te zetten, te kleuren of te verwezenlijken.

Net als wetenschappelijk onderzoek kunnen kunst en

cultuur alleen fl oreren als we grenzen willen blijven

verleggen. Samen moeten we oude patronen door-

breken en nieuw elan omarmen. De sleutel tot succes

ligt bij iedereen die werkt en/of woont in Leiden en

omstreken.

Stadslab en het Cultuurkwartier Stadslab Leiden, een netwerk van creatieve vrijwilligers,

werkt aan diverse projecten, waaronder het Cultuur-

kwartier. Dat is: het gebied waarin onder andere de La-

kenhal, Scheltema, de Leidse Schouwburg, Microthea-

ter Imperium en Museum Boerhaave zijn gevestigd, met

in de toekomst ook muziekgebouw De Nobel. Door dit

gebied het predicaat Cultuurkwartier te geven, is nieuw

elan ontstaan. Nieuwe vormen van samenwerking zijn

opgezet – tussen de instellingen en met de wijkvereni-

gingen. Met succes. De verdere ontwikkeling van het

Cultuurkwartier is als ambitie opgenomen in de nieuwe

Cultuurnota van de gemeente Leiden. In de week van

het Glazen Huis in Leiden is een speciale Cultuurkwar-

tier-route naar de binnenstad uitgezet. Waar verschil-

lende cultuurpartners de handen ineenslaan, kunnen

ze veel meer aandacht krijgen en een grotere bijdrage

leveren aan de profi lering van Leiden als cultuurstad.

DE BREINPOSITIE

VAN CULTUUR

Uit de marketing komt het begrip breinpositie: hoe

denken consumenten over een product van een bepaald

merk? Het antwoord op deze vraag bepaalt of klanten

dit kopen, aanbevelen, of er onbewust aan denken. Wat

is de breinpositie van cultuur in Leiden? In hoeverre

denken inwoners, bedrijven, winkeliers, de Universiteit

Leiden, het LUMC, de ondernemers in het Bio Science

Park bewust of onbewust aan cultuur als grondstof

waarin ze kunnen investeren om gezamenlijk een

hogere opbrengst te halen? Is cultuur bij hen voldoende

in beeld?

Met de bevolking van Leiden en de Leidse regio zit dat

wel goed. De cultuurparticipatie in Leiden (bezoek aan

theaters en musea én zelf actief deelnemen in koren, or-

kesten, schilderclubs en andere amateurverenigingen)

behoort tot de hoogste van Nederland.

Hoe zit het met Leidse bedrijven? Zien zij de cultuur-

sector in hun stad als partner? Denkt iedere winkelier

die vertier in zijn straat wil meteen aan theatermakers,

musici of beeldend kunstenaars? Denkt iedere huisbaas

of projectontwikkelaar bij tijdelijke leegstand meteen

aan een Leidse kunstenaar? Schakelt iedereen die een

verhaal te vertellen heeft artistieke verbeeldingskracht

in om zijn verhaal kracht en kleur te geven? Zijn wij

voldoende trots op onze eigen Leidse makers? Benutten

we de kracht van cultuur wel genoeg?

Het antwoord hierop is: nee. Of, preciezer gezegd: nee,

nog niet genoeg.

Iedereen in Leiden vervult een sleutelrol als het erom

gaat cultuur tot volle bloei te laten komen. Hoe? Door

cultuur veel vaker in te zetten om je eigen doelen en

wensen te verwezenlijken. Een paar inspirerende voor-

beelden.

’t Was Goed Woningcorporatie Ons Doel wilde

de sloop van twee fl ats aan de Boshuizerkade markeren

voor de buurt en haar bewoners. De corporatie gaf een

opdracht aan Leidse makers om de herinneringen aan

deze buurt levend te houden. Onder de titel ’t Was Goed

kwamen er ‘kijkdozen’ in de fl ats en kunst aan de gevel.

De kunstenaars baseerden zich op verhalen van (oud)

bewoners.

NS TRY OUT festival NS wil laten zien dat het leuk is op de

stations. Dat je er niet zo snel mogelijk doorheen moet lopen, maar dat je er

kunt verblijven: eten, winkelen en ontmoeten. Om dat te duidelijk te maken,

gebruikt NS cultuur. Twee maal organiseerden de Spoorwegen een Try Out

festival in het Leidse station. Theater, muziek, beeldende kunst en lezingen

hielden de reizigers op het station in de ban. Deze formule bleek een succes en

wordt nu herhaald op andere stations in Nederland.

Leidse cafés Al jaren investeren Leidse cafés in cultuur door live pro-

grammering: tijdens de Leidse Jazzweek, de poëziemanifestatie, de popronde.

Culturele programmering trekt nieuw publiek, het geeft sfeer en kleur aan de

Leidse binnenstad. Het genereert extra omzet voor de cafés.

Vriendenclubs Iedere Leidse culturele instelling heeft wel een vrien-

denclub. Daaruit blijkt dat ook binnen het Leidse bedrijfsleven een warm hart

voor cultuur klopt. Culturele ondersteuning is een belangrijke drijfveer. Zo

wordt cultuur ingezet voor een sterkere binding met relaties en personeel.

Moonlightshopping In juni organiseerde de Centrummanager

Moonlightshopping in de Leidse binnenstad. De winkels bleven tot laat open.

Een theatrale ambiance trok extra mensen, waarbij (voor het eerst) Leidse

theatermakers werden ingeschakeld. Zo shopten de gieters van Fields of

Wonder met de mensen mee en maakte PS|Theater een voorstelling met de

bakfi ets.

Geen van deze initiatieven heeft als primair doel Leiden als cultuurstad te pro-

fi leren. Toch is dat, opgeteld, wel de positieve balans van al deze initiatieven.

VAN ONTMOETEN NAAR VERBINDEN

Nieuwe ideeën ontstaan waar mensen elkaar ontmoeten, leren kennen,

wederzijds inspireren. In Leiden zijn er fl ink wat plekken en activiteiten voor

ontmoeting en inspiratie: Haagweg 4, galeries zoals De Pieter (het oude

postkantoor aan de Breestraat), OPEN, makers aan de markt, Scheltema, bij-

eenkomsten van het Stadslab, de Kunstroute, de festivals. Vanuit die ontmoe-

tingen kunnen nóg meer verbindingen tot stand komen: verbindingen tussen

cultuur en publiek, cultuur en onderwijs, cultuur en bedrijfsleven, cultuur en

overheid.

Leidse studenten hebben in de afgelopen jaren het goede voorbeeld al gege-

ven: met het Leids Cabaretfestival, het Leids Filmfestival, de Museumnacht,

Summerjazz en Stukafest – stuk voor stuk succesvolle festivals. Met het

Kennisfestival, dit jaar voor het eerst gehouden, zetten de Leidse instellingen

van onderwijs en onderzoek een belangrijke stap om nieuwe verbindingen tot

stand te brengen. De Leidse cultuur zetten zij hierbij in om de verhalen van

onderwijs en wetenschap aan een breed publiek te vertellen.

Zowel kennis- als cultuurinstellingen verbinden Leiden met de wereld. Leidse

podia en musea tonen hun eigen keuzes uit een nationaal en internationaal

aanbod van fi lms, theatervoorstellingen, concerten, exposities en avant-garde

kunst. Al hun expertise en marketingkracht zetten ze in om hun publiek met

kunst te verbinden. Zoals de Lakenhal en Scheltema met Het Laatste Oordeel van Leiden een nieuw publiek vonden dat uit heel Nederland en van ver daar-

OPEN, makers aan de markthuiseigenarenCultuurkwartier door de levendigheid van kunstenaars

en creatieven.

INVESTEREN

Versterking van de cultuursector was een speerpunt

van Cultuurfonds Leiden in de eerste drie jaar van haar

bestaan. Met het symposium

(2009) werd de aftrap gegeven, gevolgd door

cijfertot meer onderlinge afstemming, meer samenwerking

en meer promotie dankzij collectieve marketing. De

sector is klaar om – na dit interne proces – de deuren

open te zetten voor nieuwe partners in de instellin-

gen voor onderwijs en onderzoek, de overheid en het

bedrijfsleven. Cultuurfonds Leiden wil, als spin in dit

web, de komende tijd een stimulerende rol spelen om

nieuwe verbinding tussen de verschillende sectoren

tot stand te brengen. Het zal daarvoor nieuwe vormen

ontwikkelen, samen met het Centrummanagement,

Leiden Marketing, de gemeente Leiden, de Kamer van

fi leren. Toch is dat, opgeteld, wel de positieve balans van al deze initiatieven.

Leidse Stijl P/09

Page 10: Leidse stijl

Poort building

GGZ Leiden

Faculty ofSocial andBehavioral Sciences

A 44

Plesmanlaan

BSP Cambdridge Oxford

BSPCopenhagen

BSPMünchen

Plesmanlaan

Wassenaarseweg

Rijnsburgerweg

LUMC

NaturalisMilford Brand-id

Leiden CS

CorpusExperience

Zernikedreef

Darwinweg

Wassenaarseweg

Albinusdreef

Einthovenweg

MaxP

lanck

weg

Einsteinweg DeStalStichting Valk

Hogeschool

Leiden

1

2CentocorOort BuildingHuijgens laboratoryLeiden Instruments Makers SchoolGorlaeus laboratory

BioPartner CenterCentocor

BioPartner CenterSylvius Laboratory

Centocor

Van Steenis building

Hal Allergy

Snellius building

Ova building

Apotex EuropeCrucellOctoplus

Genencor

Hoogheemraamschapvan Rijnland

Crown BioLabCrucellKenniscentrum LeidenCAM Bioceramics

SL PlazaMentor Medical Systems

Gorter building

WillemEinthoven buildingPathology buildingAnatomy buildingClusius building

Pelika

an bui

lding

Trojaans paard naar de hersenen Het bedrijf to-BBB –opgericht in 2003 – maakt medi-cijnen die de bloed-hersenbarrière veilig kunnen passeren. Deze barriè-re (blood-brain barrier BBB) is een soort ‘firewall’ die ervoor zorgt dat schadelijke stoffen en de meeste medicijnen niet tot de hersenen kun-nen doordringen. Met zogenoemde G-technologie, gepatenteerd door to-BBB, wordt het medicijn in vetbolletjes gestopt met een schil van een antioxidant (glutathion). Dit wordt wel door de hersenen opgenomen. In samenwerking met partners (Anthonie van Leeuwen-hoek, LUMC, VUmc) wordt sinds juni 2011 met de G-technologie een antikankermiddel uitgetest op borstkanker patiënten met uitzaaiin-gen in de hersenen. Het experimen-tele middel heeft de naam 2B3-101 gekregen. Als de verbeterde afgifte aan de hersenen leidt tot een ef-

fectievere behandeling kan 2B3-101 rond 2017 als geneesmiddel wor-den geregistreerd. Dit kan het begin zijn van een serie geneesmiddelen voor andere levensbedreigende hersenziekten waarvoor tot nu geen effectieve behandeling bestond.

Couveuses waarin baby’s kunnen bloeien BabyBloom Healthcare is gespecialiseerd in neonatologie. Het ontwikkelt een nieuwe generatie couveuses voor te vroeg geboren baby’s. De innovatie is te vinden in het hart van het ont-werp, het klimaat in de couveuse. Het apparaat bootst zoveel mogelijk de omstandigheden in de baarmoe-der na. De BabyBloom-couveuses hebben een stabiele klimaatrege-ling, die via een touchscreen simpel kan worden aangepast. Ook heb-ben de apparaten een geluids- en lichtwerende kap. Hierdoor krijgt de baby de zorg en rust die het nor-

maal in de baarmoeder zou hebben. Volgens Heleen Willemsen, mede-oprichter van het bedrijf, hebben baby’s dankzij de BabyBloom cou-veuse een lager risico op hersen-beschadigingen, waardoor ze geen ontwikkelingsachterstand oplopen. Eind 2011 is het eerste exemplaar in gebruik genomen in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam.

Spiegeltjes voor de ruimte-vaart Het bedrijf cosine is ge-specialiseerd in optische technolo-gie, die meestal wordt toegepast in de ruimtevaart. Zo ontwikkelde het bedrijf een 3D-camera die gebruikt is door de NASA. Deze SPO (Silicon Pore Optics) is gemaakt van minis-cule spiegeltjes die röntgenstralen concentreren waardoor de stralen preciezer worden. De HIBRIS (Highly integrated broadband ima-ging spectrometer) kan de warmte op planeten accuraat meten.

Cellen zichtbaar tot in het kleinste detail In het Gorlaeus-laboratorium staan de nieuwste en beste microscopen ter wereld. De organisatie NeCEN (Netherlands Centre for Electron Nanoscopy) is het nieuwe centrum voor elektro-nenmicroscopie en is het resultaat van samenwerking tussen weten-schap, industrie en politiek. Zo beheert NeCEN twee zeer geavan-ceerde cryo-transmissie elektronen-microscopen. Alle wetenschappers van bedrijven en onderzoeksinstitu-ten kunnen er gebruik van maken. Deze microscopen zijn in staat bevroren cellen (cryobiologie) tot in het kleinste detail te bekijken. Eén microscoop kan structuren in 3D laten zien. Zo kan de aard van ziek-tes beter worden bestudeerd en is er een grotere kans een oplossing voor genezing te vinden.

Bestrijding van wereldziektes Het biofarmaceutisch bedrijf Crucell behoort tot de top van medicijnontwikkelaars. Het heeft zich gespecialiseerd in het bestrijden van besmettelijke ziektes. Op basis van gepatenteerde technologieën worden vaccins gemaakt tegen ziektes als cholera, hepatitis A en B, en tyfus. Daarnaast verdiept het bedrijf zich ook in het gebruik van lichaamseigen afweerstoffen. Zo heeft Crucell onlangs een nieuwe afweerstof tegen influenza A ontdekt. Op dit moment zijn medicijnen in ontwikkeling voor onder andere HIV, tbc en malaria. Vindingen van Crucell zijn van cruciaal belang voor de volksgezondheid in ontwikkelingslanden.

BSP

Big business in Bio Science Park

P/10 Leidse Stijl

Zeventig bedrijven in het Bio Science Park zetten samen ruim 6 miljard euro om. Wat doen deze bedrijven? Vijf voorbeelden.

Tekst Ariënne de Vreugd Illustratie Joshua Luijten

BioSCienCe

omzet van miljarden Het Leiden Bio Science Park is, met zo’n zeventig gespecialiseerde bedrijven, het grootste kenniscluster voor life sciences in Nederland. De bedrijven richten zich op onder-zoek, ontdekking, ontwikkeling en productie van nieuwe genees-middelen, therapieën en producten voor diagnostiek.

In 2009 was de omzet in het park ruim zes miljard euro. In de top-10

van Europese biotech-contracten met de farmaceutische industrie staan drie Leidse bedrijven: Prosensa, Galapagos en Crucell. Ook jonge innovatieve bedrijven vinden hun weg in het BSP.

Onderzoek en ontwikkeling kosten veel geld. Jonge innovatieve bedrijven in het Bio Science Park lijden soms jarenlang verlies om dan ineens een klapper te maken. Hermine Klein, marketing manager

van het park, hierover: ‘We hanteren een zogenoemd ‘triple helix’-model, waarbij universiteit, overheid en ondernemers samenwerken om de ontwikkeling van kennis en innovatie te stimuleren. We hebben bijvoorbeeld een BioPartner Center, dat startende ondernemingen faciliteert, zodat ze relatief weinig geld kwijt zijn aan het huren van een locatie.’

Het Bio Science Park heeft grote betekenis voor de werkgelegenheid in de Leidse regio. In 2010 werkten er 12.000 mensen. De verwachting is dat dit aantal de komende tien à vijftien jaar zal verdubbelen.

Het Leidse park werkt samen met de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam, via de organisatie Medical Delta. Deze organisatie werkt weer samen met andere parken in Europa, via

de organisatie HealthTIES. Dit consortium richt zich op de grote uitdagingen in de gezondheidszorg van de 21ste eeuw: toenemende vergrijzing en de houdbaarheid van het gezondheidssysteem. Het Europese samenwerkingsverband moet hiermee op het gebied van life sciences en technologie een vergelijkbare betekenis krijgen als het Amerikaanse Massachusetts Institute of Technology (MIT).

Page 11: Leidse stijl

Poort building

GGZ Leiden

Faculty ofSocial andBehavioral Sciences

A 44

Plesmanlaan

BSP Cambdridge Oxford

BSPCopenhagen

BSPMünchen

Plesmanlaan

Wassenaarseweg

Rijnsburgerweg

LUMC

NaturalisMilford Brand-id

Leiden CS

CorpusExperience

Zernikedreef

Darwinweg

Wassenaarseweg

Albinusdreef

Einthovenweg

MaxP

lanck

weg

Einsteinweg DeStalStichting Valk

Hogeschool

Leiden

1

2CentocorOort BuildingHuijgens laboratoryLeiden Instruments Makers SchoolGorlaeus laboratory

BioPartner CenterCentocor

BioPartner CenterSylvius Laboratory

Centocor

Van Steenis building

Hal Allergy

Snellius building

Ova building

Apotex EuropeCrucellOctoplus

Genencor

Hoogheemraamschapvan Rijnland

Crown BioLabCrucellKenniscentrum LeidenCAM Bioceramics

SL PlazaMentor Medical Systems

Gorter building

WillemEinthoven buildingPathology buildingAnatomy buildingClusius building

Pelika

an bui

lding

Grote farmaceutische bedrijven krijgen steeds meer belangstelling om

geneesmiddelen voor zeldzame ziekten te produceren. Dat is goed nieuws

voor kleinere innovatieve bedrijven die deze medicijnen ontwikkelen. Nog

beter nieuws is het voor patiënten met zeldzame aandoeningen.

Prosensa in Leiden is zo’n kleinschalig innovatief bedrijf. In februari ver-

huisde Prosensa naar een nieuwe locatie in het Leidse Bioscience Park, om-

dat het uit zijn jas was gegroeid.Tijdens een rondleiding vertelt directeur

Hans Schikan: ‘Drie jaar geleden waren we nog met twintig medewerkers,

dat zijn er inmiddels tachtig.’ De gemiddelde leeftijd van de werknemers is

hier rond 30 jaar. In de wandelgangen hangen ingelijste kindertekeningen,

gemaakt door patiëntjes. Samen met hun ouders volgen zij het werk van

Prosensa op de voet. Ze lijden aan de ziekte van Duchenne, een progres-

sieve spieraandoening die bij één op de vierduizend jongens in Nederland

voorkomt.

Door een genetische afwijking wordt het eiwit dystrofi ne, een essentiële

bindingsstof van de spieren, niet aangemaakt. Het gen dat zorgt voor de

aanmaak van dystrofi ne bevat een ‘leesfout’, waardoor dit proces wordt

afgekapt. Dit betekent dat een rolstoel op 12-jarige leeftijd onvermijdelijk

is en de patiënt op zijn 25ste permanent aan een beademingsmachine ligt.

De technologie die Prosensa ontwikkeld heeft, heet exon skipping. Du-

chenne patiënten missen een of meer exonen – stukjes DNA – , waardoor

de genetische code verbroken wordt. Het resultaat is een half dystrofi ne

eiwit dat niet werkt. Met het afdekken van een specifi ek exon, passen de

overblijvende exonen weer in elkaar: exon skipping. Het resultaat is een

iets korter dystrofi ne eiwit dat wel gedeeltelijk functioneel is. Dit kortere

eiwit wordt ook gevonden bij de ziekte van Becker, een spierziekte die

minder ernstige gevolgen heeft.

De eerste klinische tests met vier Nederlandse Duchennepatiënten lieten

hoopgevende resultaten zien. Uit monsters van spierweefsel waarop exon skipping was toegepast, bleek dat de productie van het eiwit dystrofi ne op

gang was gekomen. Twaalf jongens worden in een vervolgonderzoek nu al

ruim twee jaar behandeld met veelbelovende resultaten. Door deze thera-

pie wordt de progressie van de ziekte hopelijk vertraagd of zelfs stopgezet.

Sinds afgelopen voorjaar is het medicijn in zijn laatste ontwikkelingssta-

dium. Het wordt internationaal getest op een groep van 180 patiënten. Als

de medicatie veilig en effectief blijkt, komt ze voor productie beschikbaar.

Schikan: ‘We hebben nog een lange weg te gaan, maar vooralsnog zijn de

resultaten hoopgevend.’ De ontwikkeling van een geneesmiddel kost ge-

middeld tien tot twintig jaar voordat het als geneesmiddel op de markt is.

De kosten van medicijnonderzoek lopen al snel in de honderden miljoenen.

Dergelijke hoge kosten waren voor Prosensa niet te dragen geweest zonder

samenwerking met farmaceutische gigant GlaxoSmithKline(GSK). Deze

samenwerking begon in 2009. Schikan: ‘Als deze gunstige ontwikkeling

doorzet, investeert GSK de komende jaren een half miljard in Prosensa.’

De industriële interesse voor zeldzame ziekten is relatief jong. Tot 2000

waren in Europa nauwelijks ‘weesgeneesmiddelen’, zoals medicijnen voor

zeldzame ziekten worden genoemd, beschikbaar (zie kader). In dat jaar

heeft de Europese Commissie stimulerende maatregelen genomen voor de

ontwikkeling van weesgeneesmiddelen. Dit heeft tot tal van initiatieven

geleid.

Daar komt bij dat de farmaceutische industrie op dit moment aankijkt

tegen een zogeheten patent cliff: Tientallen patenten op zeer winstgevende

medicijnen verlopen in de komende jaren. Schikan: ‘Hierdoor komt er vrije

concurrentie voor die geneesmiddelen en raken de patenthoudende far-

maceuten enorme omzetten kwijt. Daardoor kijken ze nu ook naar andere

terreinen waar winst te halen valt, zoals weesgeneesmiddelen.’

Nieuwe markt voor medicijnenTegen zeldzame ziekten bestaan vaak geen medicijnen. Maar, goed nieuws: sinds enkele jaren zijn ze sterk in opkomst. Een Leids bedrijf ontwikkelt een methode in de strijd tegen de erfelijke ziekte van Duchenne.

‘Werk genoeg’Tekst Tom de Kievith

Zo vanuit de schoolbanken aan de slag? Dat kan als je chemie of biologie & medisch laboratoriumonderzoek studeert aan Hogeschool Leiden. ‘Binnen het Bio Science Park kunnen we onze studenten overal kwijt’, vertelt lector en microbioloog Willem van Leeuwen. ‘Sterker nog, sommige grotere bedrijven trainen hun medewerkers zelfs op de hogeschool.’ Het onderwijsgebouw staat in het Bio Science Park en is dan ook nauw verbonden met de bedrijven daar. Van Leeuwen ziet erop toe dat de hogeschool het onderwijs actueel houdt door uitwisseling met verschillende bedrijven in het Bio Science Park. Die nauwe banden hebben natuurlijk veel meer voordelen.

Omdat de hogeschool letterlijk tussen de bedrijven ligt, is voor studenten een stageplaats snel gevonden. Niet alleen stagiaires, maar ook veel afgestudeerden vinden een plek binnen het wetenschapspark. Van Leeuwen: ‘Ongeveer 80 procent van de studenten van het cluster Techniek vindt na z’n afstuderen direct een baan in deze omgeving.’

Een goed voorbeeld van een bedrijf dat nauw samenwerkt met de hogeschool is HAL Allergy, een bedrijf dat zich specialiseert in allergiebehandelingen. ‘Nog niet zo lang geleden hebben we een nieuw laboratorium geopend in het Bio Science Park’, vertelt Van Leeuwen. ‘Dat gebouw ligt vlakbij HAL Allergy. Bij de opening was ook de directeur van HAL Allergy aanwezig. Hij was zeer geïnteresseerd in technologie die wij gebruiken voor het controleren van ingewikkelde biochemische processen.Omdat wij bij dit bedrijf nieuwe technologie inbrengen, kunnen we de experts leveren die deze technologie al kennen.’

Tekst Ariënne de Vreugd

‘Geen ondergeschoven ikindje meer’

Een zeldzame ziekte is een aan-doening die bij minder dan vijf op de 10.000 personen voorkomt. Dit staat in de defi nitie van de Europese Commissie. Het aantal getroffenen per aandoening is relatief klein. Maar er zijn nu ongeveer zesduizend zeld-zame ziekten bekend. In totaal treffen die naar schatting 29 miljoen van de

500 miljoen mensen in de EU.Zeldzame ziekten hebben vaak een genetische oorsprong, waardoor de meeste patiënten er al jong door worden getroffen. Een groot aantal van hen overlijdt ook op jonge leeftijd.De EU investeerde in 2000 een aantal maatregelen, dat in Nederland leidde tot de oprichting van een Stuurgroep Weesgeneesmiddelen. Doel is het bevorderen van kennis en samenwerking op het gebied

van zeldzame ziekten. Onderzoeker Remco de Vrueh is als adviseur verbonden aan de stuurgroep en ziet een stroomversnelling: ‘Sinds 2010 is er een ware omschakeling in de farmaceutische cultuur. De industrie ontdekt tal van mogelijkheden en nie-mand ziet weesgeneesmiddelen nog als een ondergeschoven kindje.’Dat de ontwikkeling van weesge-neesmiddelen wel degelijk rendabel kan zijn, is de afgelopen jaren op

grote schaal bewezen. Een voorbeeld hiervan is Genzyme, een Amerikaans bedrijf dat begin 2011 voor 20 miljard dollar is overgenomen door farmaceutische multinational Sanofi . Onderzoeker De Vrueh: ‘Grote far-maceuten verrichten steeds minder zelfstandig medisch onderzoek en zoeken naar kleine bedrijven die innovatief te werk gaan. Vervolgens investeren ze in de eindfase: de grote klinische tests en het op de markt

brengen van het geneesmiddel.’Ontwikkelaars van een weesgenees-middel behouden tien jaar lang het exclusieve recht op de markt. Dit was een van de effecten van EU-regelgeving uit 2000. ‘Ook kunnen ze rekenen op gratis wetenschappelijk advies van het Europees Geneesmid-delenbureau, dat veel kennis in huis heeft over het ontwikkelen van wees-geneesmiddelen’, vertelt De Vrueh.

Leidse Stijl P/11

Page 12: Leidse stijl

Tekst Joyce Albers

MUMUZIEKZIEKZIEKZIEK

P/12 Leidse Stijl

DJ SIZE= Size_nl @Leidsmuzikaaltalent

#Trots ‘Dan denk ik vooral aan mijn eigen Decompression-feesten in Leiden.

Daarvoor probeer ik internationaal grote namen aan te trekken en dat is me de

afgelopen tien keer goed gelukt.’3 dagen geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

#Trots op Leiden‘De dancescene van Leiden kan vooruitstrevend worden genoemd, denk aan

Doorgedraaid, KLIKK en Ongekend, maar ook de Kaputtfeesten in het LVC die op

de dubstephype ingaan. Wat ik mis, is een dancefestival en meer dancepodia.’6 uur geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

#Twitter‘Dat doe ik vooral ter promotie van mezelf en mijn feesten. Waar ik voorheen nog

vijfduizend fl yers en vijfhonderd posters liet drukken, heb ik nu met een tweet en

mijn Facebookpagina kosteloos een veel beter bereik.’1 maand geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

VIVIENNE AERTS= Vieffertje @Leidsmuzikaaltalent

#Typisch Vivienne ‘Veel plannen, inspiratie. Ik doe altijd veel dingen

tegelijk.’

1 uur geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

#Typisch Leiden ‘Leiden heeft veel te bieden, is een stad vol ideeën, maar

ik zou wel zeggen: “betrek jongeren meer erbij.” Stel ruimte ter beschikking zodat

studenten workshops kunnen houden of jongeren kunnen oefenen in ruil voor de

afname van kaartjes’ …ik noem maar iets… zoiets gebeurt te weinig.’3 uur geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

#Twitter ‘Twitter is om op de hoogte te blijven: van wat vrienden doen, maar

ook van het nieuws, bijvoorbeeld uit Leiden. Het is een snel en hip medium waar-

van je gemakkelijk gebruik kunt maken, en dat probeer ik ook te doen.’1 week geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

TALENT

#uitvliegen@Leidsmu-zikaaltalent..... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Ze delen een passie en staan op door-breken, nationaal en internationaal: Dj Size (30), jazz-zangeres Vivienne Aerts (25) en singer/songwriter Fiep Nijhof (16). Overal lieten zij hun sporen na in de Leidse muziekscene en binnenkort ook in het bui-tenland. Over hun Leidse trots & dromen.

FIEP NIJHOF= FFIEP @Leidsmuzikaaltalent

#Trots ‘Ik ben er wel trots op dat ik durf te zingen, mijn eigen liedjes. Dat was

iets waarvoor ik eerder niet durfde uit te komen.’

2 maanden geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

#Trots op Leiden ‘Ik ben wel trots op Leiden, ondanks dat er niet zo veel

te beleven is voor zestienjarigen op vrijdagavond! Vooral in de winter is Leiden

zo mooi! Vorig jaar fi etste ik over de Nieuwe Rijn, door de sneeuw, zag ik overal

lampjes, dat inspireerde me om een lied te schrijven.’1 uur geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

#Twitter ‘Ik twitter over gekke dingen die ik meemaak en om afspraken met

vrienden te maken of te zien waarmee zij bezig zijn. Ook volg ik anderen om te

zien wat er verder in de wereld gebeurt en op Twitter vind ik grappige uitspraken.’2 weken geleden

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Hans Seisveld [1981]... . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Dj Size, de Leidse Hans Seisveld draait al

enkele jaren in Leiden, maar ook internatio-

naal. Hij is upcoming minimal producer én

de drijvende kracht achter de Leidse Decom-

pression-feesten. In 2009 won hij de grote

prijs van Zuid-Holland in de categorie dance and producers en bereikte hij de halve fi nale

van de grote prijs van Nederland in 2010.

Al jaren weet Size grote danceacts naar de

Sleutelstad te trekken. #Trots vertelt hij over

zijn muziek en de feesten die hij sinds 2004

organiseert. ‘Het is te gek dat mijn Decom-

pression-feest al zo’n lang leven beschoren is.

De vaste frequentie, drie à vier keer per jaar,

draagt daartoe bij. En de grote namen zijn

zeker de afgelopen tien keer raak geweest.’

Vooral de djset die hij na Dave Clarke draaide,

staat hem levendig bij. ‘De eerste plaat die ik

kocht, was van hem, dus wat was ik trots dat

hij naar mijn feest in Leiden wilde komen!

Zo heb ik de afgelopen jaren meerdere ‘oude’

techno helden naar Leiden gehaald met die

beleving.’

#Typisch SizeOp de vraag wat typisch Size is, twijfelt hij

niet. ‘Ik draai wel apart, al zeg ik het zelf. Ik

ben met hiphop begonnen en eigenlijk mix

ik nog zo, al doe ik dat nu vooral met techno

en house. Ik draai niet vaak in vloeiende

overgangen en laat de nummers dus door

elkaar heen en opzwepend in elkaar overgaan.

Daar onderscheid ik me mee en juist bij die

overgangen krijg ik echt interactie met het

publiek.’

Zijn eigen #droom?‘Afgelopen zomer draaide ik in Barcelona op

het Sonar festival. Dat was te gek, stond ik

tussen grote namen als X-Press 2, Ramon

Tapia, Danny Howells en Kenny Larkin.

Ik zou nog meer willen bereiken op muziek-

gebied: nog meer muziek maken en dus ook

meer internationale optredens hebben.’

#LeidseDroomZijn #Leidse droom is niet onverwacht: een

groot dancefestival. ‘Ik wil het zelf ook wel

organiseren, heb al onderzoek gedaan en de

gemeente is welwillend, maar het loopt vast

op het vinden van een goed terrein. De Leidse

Hout heeft al Werfpop, dus nog een vergun-

ning voor die plek blijkt onmogelijk. Andere

plekken geven bewoners geluidsoverlast of

zijn natuurgebied. Het is dus gewoon heel

lastig een geschikte locatie te vinden.’ Soms

lijkt het of de stad aan zijn plafond zit, zegt

hij. Dat geldt niet alleen voor zijn droom van

een festival, maar ook voor het organiseren

van feesten. ‘Meer mogelijkheden voor dance-

optredens op buitenlocaties en nog een po-

dium naast het LVC, dat wens ik Leiden toe.’

En er moet hem nog iets van het hart. ‘Ik vind

dat de betutteling soms toeslaat op het gebied

van het geluidsniveau, al dat geneuzel over

de decibelmetingen. Het kost organisatoren

van feesten veel tijd en het gaat ten koste van

de sfeer. Ik herinner me nog dat ik op een

housefeestje op het Stadhuisplein was en de

muziek echt te zacht stond.’ De dj lacht en

verzucht: ‘Je hoeft elkaar niet voor de boxen

te kunnen verstaan, voor een goed gesprek ga

je wel ergens anders heen!’

Page 13: Leidse stijl

Leidse Stijl P/13Hans Seisveld www.djsize.nlsoundcloud.com/size

Vivienne Aerts www.vivienneaerts.nl

Fiep NijhofTwitter @ffiep De nummers Warm en Train of life zijn te zien op Youtube via 16Fiepjee.

Vivienne Aerts [1986] .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Jazz-zangeres, dirigent en psycholoog

Vivienne Aerts, werd uitgeroepen tot de

‘toekomst van de Leidse jazz’ in het boek

100 jaar Leidse jazzgeschiedenis. In 2012

vertrekt zij voor twee jaar naar the Berklee

College of Music in Boston.

Wie Vivienne op Twitter opzoekt, treft een

fervente twitteraar met een druk leven. Zij

lacht erom. ‘Dat is wel #typischVivienne

ik werk als zangeres, als dirigent van vier

koren en daarnaast twee dagen per week als

psychologe.’

De Leidse zangeres volgde, naast haar

opleiding tot psycholoog aan de Universi-

teit Leiden, de opleiding jazz-zang aan het

Conservatorium in Den Haag en Rotterdam

en is dit jaar afgestudeerd als koordirigent

lichte muziek. In 2009 verscheen haar eerste

cd roof garden. Recent werd zij toegelaten

tot het Berklee College of Music in Boston en

ontving zij, samen met slechts 25 anderen

in Nederland, een Fulbright beurs, de beste

beurs op onderwijsgebied ter wereld. Vanaf

januari 2012 zal zij haar muziekopleiding

vervolgen in de VS.

#Inspiratie‘Ik wilde me in Amerika gaan richten op één

ding: jazz-zang. Voor jazz moet je toch naar

Amerika! Maar Berklee vroeg al snel of ik me

daarnaast wil gaan verdiepen in muziekthe-

rapie.’ Niet toevallig, haar afstudeeropdracht

voor psychologie in Leiden ging over de emo-

tieregulatie en de interesse voor muziek, en

Boston wil daar wel meer over weten. ‘Al met

al wil ik me daar ook op gaan richten, evenals

arrangeren en dirigeren, maar ik ga daar

vooral zingen! Ach, ik denk dat je als muzi-

kant veel verschillende dingen moet doen en

ik haal er ook #inspiratie en voldoening uit!’

#Trots opVivienne vertelt over de Berklee Award die ze

in 2007 bij een workshop in Italië tijdens het

Umbria jazzfestival won. ‘Afgelopen zomer

ging ik weer terug en volgde ik songwriting.

Ik mocht toen met mijn verse liedje optreden.

Dat was spannend, met een nieuw nummer

dat veel voor me betekende. Het was te gek

dat mensen na afloop naar me toe kwamen en

vertelden dat ze kippenvel hadden gekregen.

Ik hoop dat wat ik doe echt kan zijn en dat

mensen dat ook voelen.’ De Amerikaanse

directeur van Berklee College zei in Italië

tegen haar: ‘Jij hebt de X-factor. Je regelt je

dingen ook, je doet iets met je talent.’ Vivi-

enne blijft er nuchter onder: ‘Dat moet ik nog

gaan waarmaken.’

#DroomGrappig genoeg zegt zij op de vraag waar

zij van droomt, dat zij geen idee heeft wat

ze wil worden. ‘Laatst was ik als dirigent en

zangeres mee met een bigband. Dan zie ik een

toekomst toerend met een bigband wel voor

me. En dat ik dan de band leid en zing, het

liefst mijn eigen nummers, dat is heel vet!’

Maar, vertelt ze in een adem door: ‘Ik wil ook

graag het Nederlands jazzkoor oprichten, dat

bestaat nog niet. Dat doe ik als ik over twee

jaar terugkom. Mijn droom is dat ik mensen

kan blijven bereiken, in welke vorm dan ook,

en dat ik mijzelf daarin kan blijven ontwik-

kelen.’

#Typisch LeidenVivienne woont zeven jaar in Leiden. ‘Ik heb

veel in de stad gedaan op cultureel gebied,

ik heb hier vier koren, ik treed er op en ben

betrokken geweest bij de organisatie van de

eerste editie van Stukafest. Daarnaast kom

ik graag op festivals, met de jazzweek als

favoriet! Mijn ervaring is wel dat het soms

wat gesloten is. In Leiden zijn zaken nog wel

eens onbuigzaam is mijn ervaring. Leiden

mag ruimdenker worden, meer openstaan

voor samenwerking en nieuwe dingen. Betrek

jonge mensen bijvoorbeeld meer. Het zijn

nog te veel eilandjes en ik kom graag op elk

eilandje, maar ik moet er wel zelf achteraan

om te weten wat er overal gebeurt. Te vaak

wordt er gezegd dat het wel goed gaat zoals

het gaat.’

En haar #droom voor Leiden over 10 jaar? ‘Ik

hoop dat er veel meer platforms komen voor

jong talent. Het ouderwetse van Leiden heeft

zijn charme, maar het mag niet ten koste gaan

van de inspiratie. Ik beloof dat ik me ervoor

zal inzetten bij mijn terugkomst!’

Fiep Nijhof [1995] .. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

Gymnasiaste Fiep Nijhof stond twee jaar

geleden al op de planken bij de Leidse

toneelgroep Al Dente. Sinds kort ontdekte

ze haar ware passie als singer-songwriter.

De Leidse creatieve website het VERZAMELD-

WERK.nl noemt haar een ‘piepjong talent’ en

hoort in de eerste noten van Fieps nummer

Train of Life de speelse klanken van musical

en theater terug. ‘Een catchy tune van een

overtuigende vertolker’, vervolgt de recen-

sent, voor wie de buigingen in Fiep’s stem

en het aftastende (piano)spel doen denken

aan Nina Simone en Jeff Buckley.

‘Mensen noemen me altijd wel gek! Ach, ik

schaam me niet zo snel ergens voor. Als er

iets in mijn hoofd opkomt, dan doe ik het ook

gewoon!’ omschrijft Fiep zichzelf op de vraag

wat #Typisch Fiep is. Maar wie denkt dat

voor Fiep niets te gek is, die heeft het mis. De

zestienjarige Leidse trad dit jaar weliswaar

tien keer op in de Waag met de Leidse Thea-

tergroep Al Dente, zang was iets wat zij lang

niet echt durfde. ‘Ik schrijf al zo’n drie jaar

liedjes. Eerst waren ze veel eenvoudiger, maar

ik ben er het afgelopen jaar veel serieuzer

mee bezig en werk de teksten veel beter uit.’

Fiep is er wel #trots op dat ze hier nu voor

uit durft te komen en met twee nummers op

YouTube staat. Ze beschrijft haar twee passies

als: ‘Voor toneelspelen en voor een lied zingen

geldt dat je jezelf op een andere manier kan

uiten en jezelf kan laten zien.’

#DroomFiep was al er al vroeg van overtuigd dat ze

naar de toneelacademie zou gaan. ‘Maar ik

begin soms wat te twijfelen’, zegt zij eerlijk.

‘Steeds vaker denk ik als ik bij muziekoptre-

dens of concerten in het publiek zit: “hier zou

ik wel willen optreden”. Grote zalen, interna-

tionaal? De jonge zangeres lacht bescheiden:

‘Nou, het idee dat veel mensen me kennen,

meer dan mijn vrienden en familie, dat lijkt

me wel heel leuk.’ En of dat dan van het to-

neel is of van zang, daar is zij nog niet uit.

#LeidseDroomEn wat wenst deze Leidse Leiden toe voor

de toekomst? ‘Als ik aan Leiden denk, zie ik

studenten voor me. Voor mij als zestienjarige

scholier is er weinig te doen. Natuurlijk zijn

er veel culturele dingen te beleven zoals de

Cum Laude concerten in de zomer. Dat was

geweldig dit jaar: overal muziek!’ Wat Fiep

dan mist, blijkt nog lastig. ’Misschien mis

ik gewoon een leuke plek voor scholieren.

Voor veel plekken moet je 18-plus zijn’. Meer

uitgaansmogelijkheden voor jongeren tussen

de zestien en achttien jaar, dat blijkt wel een

#Leidse droom. ‘De Harmonie heb ik wel

gezien’, lacht zij. En uit eigen belang voegt ze

er snel aan toe: ‘Die droom, dat mag ook wel

op korte termijn!’

#Trots opMaar gelukkig blijkt Leiden haar ook letterlijk

te boeien. ‘Vorige winter werd ik zo geïnspi-

reerd om te schrijven na een fietstocht door

de winterse binnenstad: overal waren lichtjes

en de ijsbaan erbij! Meestal ben ik eenmaal

thuis weer vergeten welk gevoel ik kreeg op de

fiets en wat ik van plan was. Ik ben er ook wel

#trots op dat ik die sfeer toen niet ben ver-

geten en mijn liedje Warm heb geschreven.

Ik voel me thuis in Leiden, ben ook #trots op

de goede sfeer in de stad. Maar dat was in de

winter. Ik hoop dat die goede sfeer ook nog

meer in de zomer komt! Dat geeft mij weer

inspiratie!’

#

‘Ik voel me thuis in Leiden, ben ook #trots op de goede sfeer in de stad’

Page 14: Leidse stijl

MUMUZIEKZIEKZIEKZIEK

P/14 Leidse Stijl

Tekst en fotografi e Britta Ruijters

KUNST

De Drie Octoberstraat was even het decor voor kunst. Rond Leidens Ontzet hingen er 25 portretten van Leidse Spanjaarden. De Spaanse kunstenares Alicia Fernández Solla organiseerde de openlucht tentoonstelling Leidse Spanjaarden, als onderdeel van het project Wijken voor kunst. Bewoners en kunstenaars maken de stad mooier en socialer.

in de wijk is het veel meer een sociaal evenement’, zegt

organiserend kunstenares Alicia Fernández Solla .

‘Dat is ook het doel van Wijken voor kunst.’

Ook projectleidster Marjan van Gerwen vindt dat de ten-

toonstelling goed past binnen Wijken voor kunst: ‘Het

project van Alicia heeft een persoonlijke achtergrond

en is door haar zelf bedacht. Interessant is dat zij haar

tentoonstelling niet in een museum wilde maken, maar

dat ze de stad als decor neemt.’

Leidens ontzet inspireerde Alicia: ‘Toen ik hier negen

jaar geleden kwam, wist ik helemaal niets over het ver-

haal van het Beleg van Leiden.’ De Tachtigjarige Oorlog

was haar als Spaanse wel bekend, maar niet de rol die

de Spanjaarden in Leiden hebben gespeeld. ‘Dat was een

grote verrassing: dat mijn land de vijand was van de plek

(stad) waar ik nu woon.’

Zo ontstond het idee om de Spanjaarden van nu voor de

Leidenaren zichtbaar te maken. ‘Ik wilde laten zien dat

Spanjaarden meer zijn dan mensen met fl amenco’s en

siësta’s’, legt de fotografe uit. ‘Op de foto’s zie je de

Leidse Spanjaarden in hun woonkamer. Zo kom je meer

over hen te weten. En dan blijkt dat er niet zo’n groot

verschil is tussen Spanjaarden en Nederlanders.’

Leidse Spanjaarden, bewoners, familie en vrienden

stromen intussen toe. Alicia leidt hen in een lange stoet

langs haar foto’s. Bij ieder portret hoort een verhaal en

de nodige anekdotes passeren de revue. Zo is er de foto

van een Spaanse man die getrouwd is met een Neder-

landse vrouw. ‘Maar hij blijft wél fan van FC Barcelona!’

grapt een omstander, doelend op het FC Barcelonakus-

sen dat prominent op de foto is te zien.

Wat verlegen, maar toch zichtbaar gevleid poseren de

geportretteerden naast hun foto. Terwijl de bezoekers

aandachtig luisteren, doen ze hun verhaal. De omstan-

ders reageren regelmatig vol herkenning en er wordt

veel gelachen. ‘Ik ben een professioneel basketballer’,

beweert een jongen die met een basketbal op de foto

staat. De omstanders reageren met bewonderende ‘oh’s

en ‘ah’s. ‘Nee hoor, grapje’, vervolgt hij. ‘Maar ik ben wel

de enige Spanjaard die in de Drie Octoberstraat woont!’

Tevreden kijkt Alicia naar het resultaat van meer dan

een jaar voorbereiding. ‘Zonder Wijken voor kunst was

deze tentoonstelling er niet gekomen. Het kost nogal

wat geld en inspanning om een straat drie weken lang

compleet te veranderen’, zegt ze. ‘De fi nanciële kant is

helemaal door Wijken voor kunst geregeld en ook met de

organisatie en planning kreeg ik hulp.’

Spanjaarden belegeren de Drie Octoberstraat

HANG OUT Een project van Petra van den Berg en Sylvia Bos in de Merenwijk. De was van de Merenwijk is een metafoor voor dit participatieproject over verhalen over de wijk. In april is deze uitvoering met kleine theater-acts te bezoeken.

RADIO LAAT JE LEIDEN Het afgelopen jaar organiseerden PS|theater en Peen en Ui al een succesvolle radioshow. Op een openbare locatie konden jong en oud luisteren naar verhalen, discus-sies, reportages en muziek met het thema vluchten. De theatrale radioshow krijgt een vervolg.

LEIDEN NOORD ALS PODIUM Fotograaf Adriaan Nette brengt in verschillende themaboeken de wijk en zijn bewoners op intrigerende wijze in beeld. Ook in 2012 gaat hij hier mee door. De boeken zijn digitaal in te zien op adriaannette.nl of live bij verschillende buurtevene-menten, zoals het Tam Tam Festival.

SMAAKMAKERS IN DE STEVENSHOF In 2011 vroeg Wijken voor kunst zes kunstenaars een kunstwerk te maken in de Stevenshof, dat bewoners zou uitnodigen om elkaar te ontmoeten of zou uitdagen iets te doen. ‘Meer kleur en levendigheid!’, was namelijk waar de bewoners om

gevraagd hadden. Het resultaat was zo geslaagd dat het waarschijnlijk een vervolg krijgt in 2012.

Fátima Domínguez Rodríguez voor haar eigen portret.

Marjan van Gerwen Projectleidster

Wijken voor kunst

Ook de toeschouwers lijken het een geslaagd project te

vinden. ‘Sommige mensen zeggen tegen me dat ze veel

mooier zijn op de foto dan in het echt!’, lacht de kun-

stenares. ‘En de bewoners van de straat vragen al of de

foto’s niet de hele winter kunnen blijven hangen. Het is

dan zo grijs en de straat is nu veel vrolijker!’

‘Hé, nog een Leidse beroemdheid’, groeten twee bewo-

ners elkaar, die beiden zijn gefotografeerd door Alicia.

Verderop wordt er rap in het Spaans gekletst. Deze wijk

vol kunst draait niet alleen om de kunst, het is er vooral

ook erg gezellig.

WIJKEN VOOR KUNST is opgezet om bewoners enthousiast te maken voor kunst. Het project zou oorspronkelijk tot en met 2011 bestaan, maar is we-gens succes verlengd. ‘Elke bewoner of kunstenaar kan een plan indienen of met een voorstel komen’, legt projectleidster Marjan van Gerwen uit. Stichting H.L. Druckerfonds en Fonds 1818 subsidiëren het project. ‘De enige regel is dat je bereid moet zijn om samen te werken met bewoners, kunstenaars en Wijken voor kunst. En het plan moet een relatie hebben met de plek waar je het wilt uitvoeren. De tentoonstelling van Alicia kan bijvoorbeeld nergens beter plaatsvinden dan in de Drie Octoberstraat.’

Het project is laagdrempelig en populair. ‘Mensen weten ons steeds beter te vinden. We zijn in ver-schillende wijken actief met kleinere of grotere pro-jecten. Er zijn hele leuke samenwerkingsinitiatieven ontstaan met kunstenaars en jonge theatermakers.’

wijkenvoorkunstleiden.nl

Gezien het thema van haar werk is De Drie Octoberstraat

de ideale achtergrond voor deze foto’s. Zestien portret-

ten van Leidse Spanjaarden werden opgehangen in

de buitenruimte. Vanachter de ramen van hun huizen

lieten bewoners van de straat ook portretten zien van de

fotografe.

Bij de opening van de tentoonstelling is het een gezel-

lige drukte. ‘In galeries gaat het vooral om de foto’s, hier

PROJECTEN IN 2012

Page 15: Leidse stijl

Leidse Stijl P/15

beStuur

Tekst Nienke Ledegang / Fotografie taco van der eb

De ene wethouder is verantwoordelijk voor cultuur, de andere voor de kennissector. Wat willen ze bereiken in de komende jaren?

Bezuinigen op kennis en cultuur is er in Leiden

niet bij, zeggen de verantwoordelijk wethou-

ders Jan-Jaap de Haan en Robert Strijk.

In tegenstelling tot veel Nederlandse steden

zet Leiden hoog in op cultuur de komende

jaren. De Haan, CDA-wethouder voor cultuur,

legt uit waarom: ‘Cultuur is voor Leiden iden-

titeitsbepalend. En uit nationaal en interna-

tionaal onderzoek blijkt hoe belangrijk kennis

en cultuur zijn voor een stad. Waar cultuur is,

vestigen mensen zich graag en dat heeft weer

een positieve invloed op de werkgelegenheid

en de kennissector, de motor van de econo-

mie. In Leiden zijn ongekend veel mensen

geïnteresseerd in cultuur. Een paar simpele

voorbeelden: denk aan de posteractie voor

het LAKtheater, en ook aan het gegeven dat

driekwart van de inwoners interesse heeft in

de lokale geschiedenis. Om die reden is er een

groot draagvlak in de politiek voor investeren

in cultuur.’

Dat heeft zich vertaald in een aantal ambities,

waarvan het verbinden van kennis en cultuur

er één is. Logisch, zegt D66-wethouder Robert

Strijk, die ‘de kenniseconomie’ in zijn porte-

feuille heeft: ‘Ook op het gebied van kennis

heeft Leiden een grote voorsprong. Er zijn veel

gemeenten in Nederland die zichzelf kennis-

stad zouden willen noemen, maar wij zíjn het.

Met dank aan de grote populatie studenten,

maar ook de aanwezigheid van het Bio Science

Park. Het gaat goed met Leiden als kennisstad,

maar we moeten niet achteroverleunen. Alleen

door te investeren kun je je positie behouden.

Laatst nog kwam een Koreaans bedrijf kijken

of het Bio Science Park een goede plek zou

kunnen zijn voor hun Europese vestiging. Dat

er allemaal hijskranen staan, ervaren zij als

positief: hier gebeurt tenminste iets.’

Strijk en De Haan waken ervoor om vanuit

het stadhuis voor te schrijven hoe de stad zich

dient te ontwikkelen. De Haan: ‘Natuurlijk

hebben wij daar wel ideeën over, maar we

vinden het belangrijk dat de partijen in de stad

met initiatieven komen. Daarom hebben wij

de inwoners van Leiden de afgelopen tijd via

diverse sociale media om hun visie gevraagd.

Dat heeft mooie dingen opgeleverd, zoals het

initiatief voor een beeldententoonstelling op

de Hooglandse Kerkgracht. Wij denken dat de

initiatiefnemers het aankunnen en daarom ligt

de bal nu bij de cultuursector zelf. Wij zijn er

vooral om culturele instellingen te stimuleren

ondernemerschap te tonen, om de samenwer-

king met andere partijen aan te gaan.’

Ook Strijk ziet voor de gemeente vooral een

faciliterende rol weggelegd. ‘Mensen bij elkaar

brengen, daarbij kunnen wij helpen. En ‘toeval

stimuleren’, zodat bedrijfsleven en weten-

schappers elkaar beter leren kennen. Ook aan

de randvoorwaarden kunnen we iets doen,

bijvoorbeeld door te zorgen dat de huisvesting

voor studenten op orde is, de bereikbaarheid

van de stad goed en het voorzieningenniveau

op peil. Dan trek je kenniswerkers naar je stad.’

‘De gemiddelde Leidenaar profiteert volop

van al deze ontwikkelingen’, stelt De Haan.

‘Opvallende vernieuwingen in de stad zullen

de bouw van Muziekcentrum de Nobel en de

uitbreiding van Museum De Lakenhal zijn. Die

bevinden zich beide in wat zal uitgroeien tot

het Cultuurkwartier – ongeveer het gebied tus-

sen De Lakenhal, Scheltema, de Schouwburg,

Boerhaave en molen de Valk. Nu al gebeurt

daar van alles, maar over een decennium moet

dat een bruisend cultuurgebied zijn, waar mu-

sea, winkels en horeca elkaar afwisselen.’

Kennis is abstracter dan cultuur, en daarom

wat minder zichtbaar voor publiek. ‘Wat niet

wegneemt dat alle Leidenaren profiteren van

de kenniseconomie, niet alleen de hoogopge-

leiden’, zegt Strijk. ‘Het levert ook een hoop

afgeleide werkgelegenheid op: horeca, bouw,

accountants, schoonmaakbedrijven…’

Concreet heeft het college het plan voor de

ontwikkeling van een Asian Knowledge and

Business Center, zij het als stip op de horizon.

‘Wat je nu al ziet, is dat Chinezen gaan reizen.

Leiden kan daarop fantastisch inspelen. We

hebben veel kennis over Azië in huis, we

hebben studenten Sinologie die graag zullen

bijverdienen in die sector. Veel grote steden

investeren al in de Chinese markt. Met een

Asian Knowledge en Business Center is de

cirkel rond: mensen komen hier voor werk,

willen hier graag wonen en cultuur opsnuiven

en als wij daarin voorzien, trekt dat weer toe-

risten. Leiden gaat de komende jaren een veel

internationalere uitstraling krijgen’, voorspelt

Strijk.

De deur naar Azië staat open

‘Hier gebeurt tenminste iets’

Robert Strijk (D66), wethouder kenniseconomie Jan-Jaap De Haan (CDA), wethouder cultuur

Page 16: Leidse stijl

BIOBIOSCIESCIESCIESCIENCENCE

P/16 Leidse Stijl

komt dus geen radioactieve straling aan te pas, zoals bij rönt-

genfoto’s of CT-scans. Op die manier zijn er ook geen speciale

stralingskamers of loodschermen nodig. ‘Technisch gezien zijn

er dus veel minder beperkingen’, aldus Schalij.

Net als een gynaecoloog kan een cardioloog tweedimensio-

nale echografi e gebruiken om het hart te bekijken. Het nadeel

hiervan is dat het ook tweedimensionale plaatjes oplevert. Heel

veel tweedimensionale plaatjes op elkaar zouden als een dikke

stapel papier wel een driedimensionale afbeelding kunnen vor-

men, maar dat kost veel tijd. Een Real Time 3D echografi e geeft

direct een driedimensionaal plaatje. Zo’n plaatje kan bekeken

worden met technieken zoals die in 3D-bioscopen. Met speciale

controllers kan je het virtuele hart draaien, doorsnijden en van

dichterbij bekijken. Schalij: ‘Je kunt nu heel goed in perspectief

bekijken wat er met het hart aan de hand is. Waar is er iets mis

met de hartklep? Hoe beweegt de hartspier? Wat is de kracht

van die spier? We willen naar steeds kleinere dingen kijken in

het hart. We willen het hart van cel tot geheel kunnen bekijken.’

Toch is deze innovatie nog niet genoeg, vindt Schalij. ‘We

proberen nu uit te vinden hoe we al die verschillende manieren

van beeldvorming, ook wel beeldmodaliteiten genoemd, bij

elkaar kunnen brengen. Dat heet fusie. We hebben nu allemaal

verschillende informatiebronnen, je moet dan op vier verschil-

lende beeldschermen kijken om te kunnen zien wat er aan de

hand is. We willen dat nu in één oogopslag zien. We integreren

de beeldmodaliteiten.’

Het HartcentrumVolgens Schalij loopt de afdeling Hartziekten van het LUMC

voorop in Nederland op het gebied van beeldvorming. Ook op

mondiaal niveau spelen ze mee. ‘We hebben hier mensen van

over de hele wereld werken’, vertelt Schalij. ‘Ik hoop dat we

over tien jaar nog steeds toonaangevend zijn in Nederland en

Europa. We zijn nu bezig met het hartcentrum, een fusie tus-

sen hartchirurgie en hartziekten. Er ontstaat zo een nog betere

integratie tussen hartchirurg en cardioloog. Ik denk dat die

samenwerking en integratie belangrijk is voor de groei van het

LUMC.’

Evenveel patiënten, betere behandeling‘Ons doel is niet om meer patiënten te gaan behandelen’, stelt

Schalij. ‘Veel belangrijker is het verbeteren van de behandeling.

Behandelingen worden korter, veiliger en leveren betere resul-

taten op. Dat moet het belangrijkst blijven. Er zijn natuurlijk

altijd nog behandelingen waarbij we niet het optimale resultaat

behalen en juist door dit soort technieken hopen we die resulta-

ten sterk te verbeteren.’

Tekst Sean van der Steen Afbeeldingen LUMC

LUMC

Operatiekamer 9.07 op de afdeling Hartziekten van het

LUMC. Terwijl de hartpatiënt op de operatietafel misschien wel

het spannendste moment in zijn leven doormaakt, zie je hoe de

twee opererende chirurgen gebruik maken van moderne beeld-

vormingstechnieken. Naast de operatietafel staat een enorm

scherm waarop de twee specialisten in het lichaam van de

patiënt kunnen kijken, zonder de patiënt te hoeven verwonden.

In de controlekamer staan nog eens zes beeldschermen waar de

hele operatie nauwlettend in de gaten wordt gehouden.

ImagingMet medische beeldvorming, ook wel imaging genoemd, kan

je in het lichaam kijken zonder het te beschadigen. Die beeld-

vorming is essentieel om goede diagnoses te kunnen stellen en

een patiënt zo goed mogelijk te kunnen helpen. Het is natuurlijk

onverantwoord om bij iedere klacht een chirurg in te schakelen

om te zien wat er aan de hand is. ‘Vroeger had je alleen kathe-

terisatie’, zegt cardioloog Schalij. ‘Je gaat met de katheter naar

het hart, spuit wat contrastvloeistof in en dan kan je zien wat er

aan de hand is. De laatste jaren zijn daar heel veel technieken

bijgekomen: de CT-scan, MRI en de driedimensionale echo.’

Een virtueel hartEén van de nieuwste technieken om het hart van een patiënt te

kunnen bekijken heet Real Time 3D echografi e. Zoals de naam

al doet vermoeden werkt deze techniek op basis van geluid. Er

‘Wij willen het hart van cel tot geheel kunnen bekijken’

BETERE ZORG OP AFDELING HARTZIEKTEN

Een computed tomography scan, oftewel een CT-scan, zijn heel veel röntgenfoto’s bij elkaar die samen één beeld vormen. Links is een gezond hart afgebeeld. Het rechter plaatje is een hart met een vergroot harttussen-schot. Door die verdikte hartspier wordt het moeilijker om bloed de aorta in te pompen.

Twee driedimensionale echo-grafi e-afbeeldingen van hetzelfde hart. Het gat op de linkerafbeel-ding is een atriumseptumdefect, een opening tussen twee ruimtes in het hart. Dit is gevaarlijk omdat het zuurstofrijk bloed opnieuw naar de longen stuurt. Het hart moet extra werken om het lichaam van zuurstof te voorzien en zal sneller slijten. De rechter-afbeelding laat zien dat met een ‘closure device’, een soort mini-paraplu’tje, het gat goed gedicht kan worden.

Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) loopt al jaren aan kop als het gaat om beeldvorming bij hart- en vaatziekten. Met die beeldvorming kunnen hart en bloedvaten zichtbaar gemaakt worden, zonder dat de patiënt geopereerd hoeft te worden. ‘We proberen alle verschillende technieken bij elkaar te brengen’, vertelt Martin Schalij, hoogleraar cardiologie. ‘Dat heet fusie. Uiteindelijk willen we niet alleen echo’s, maar ook röntgenbeelden en MRI-scans in één soort beeld vangen.’

Page 17: Leidse stijl

De Leidse professor heeft baanbrekend onderzoek uitgevoerd

waardoor het makkelijker is om kanker vroegtijdig te ontdekken

en tumoren te verwijderen. Löwik hoorde van het bestaan van

het vuurvliegjesgen, een gen waardoor bepaalde lichaamsdelen

letterlijk oplichten. Löwik: ‘Dit gen hebben we ingebouwd bij

tumorcellen van een muis, die daardoor mooi zichtbaar waren met

een speciale camera.’

Behandeling van de muizen was door de zichtbaarheid van de

tumor veel eenvoudiger. ‘Maar een mens kun je natuurlijk niet

genetisch manipuleren’, voegt Löwik er snel aan toe.

Het vuurvliegjesgen bracht Löwik wel op een idee. Samen met

collega-onderzoekers begon de Leidse wetenschapper te experi-

menteren met fluorescerende stoffen. Als je die immers net als

het vuurvliegjesgen op de juiste plek kon krijgen – het principe

van gerichte medicatie – zou het mogelijk zijn om kanker letterlijk

zichtbaar te maken.

‘Diagnoses stellen wordt steeds eenvoudiger’, aldus Löwik. ‘We

hebben technieken als ultrasound, CT, MRI en PET. Het is simpel

als wat: de patiënt komt bij de dokter met een klacht over pijn in

zijn longen. De patiënt gaat de scanner in, waaruit blijkt wat er

precies aan de hand is. Als het een tumor betreft, besluiten de dok-

toren in negentig procent van de gevallen tot opereren.’

Logisch, want als er verder geen uitzaaiingen zijn en je in staat bent

om al het tumorweefsel weg te halen, ben je in principe genezen.

Daar zit volgens Löwik dan ook niet het probleem. ‘Na de diagnose

moet je op een gegeven moment naar de operatiekamer – en het

enige wat daar telt is ervaring. Ik zeg altijd: It’s just a bloody mess.

Een bekwame chirurg weet uit ervaring hoe kankerweefsel eruit

ziet en voelt. Maar het is ontzettend moeilijk om alles weg te krij-

gen, dat zal elke chirurg beamen.’

Dat proces vereenvoudigen voor de chirurg was het doel van Löwik

en zijn collega’s bij de afdeling heelkunde, waar een nauwe samen-

werking mee bestaat. ‘Moet je nagaan,’ vertelt Löwik, ‘dan heb je

eerst al die mooie technologie, daarna ben je letterlijk overgeleverd

aan de handen van de chirurg.

Als wij nu kunnen zeggen: ‘kijk eens meneer de chirurg, dit licht-

gevende stukje weefsel hier is de tumor’, wordt het weghalen van

een gezwel veel makkelijker. Je kunt eigenlijk net als Jomanda een

blauwe jurk aandoen en je laten leiden door het licht’, grapt Löwik.

Maar eenvoud is niet het enige voordeel van het onderzoek van de

Leidse wetenschappers. Bij borstsparende operaties moet zo’n tien

tot wel veertig procent van de patiënten opnieuw onder het mes,

omdat niet al het schadelijke weefsel is verwijderd. De kans op vol-

ledig herstel is dan natuurlijk kleiner. Met de nieuwe lichtgevende

technologie wordt dezelfde kans op herstel naar alle waarschijnlijk-

heid veel groter.

Dat is de reden dat Löwik en zijn team een budget hebben van 10

miljoen euro om onderzoek naar de ontwikkeling van dit soort

gerichte medicatie te financieren. In samenwerking met particu-

liere bedrijven worden constant nieuwe technieken ontwikkeld (zie

kader), die veelal in het LUMC terechtkomen. Zo hebben de Leidse

doktoren beschikking over een speciale borstkankerscanner, die

effectiever is dan gangbare scanners.

Kanker voorkomen is natuurlijk beter dan kanker genezen. Bij

gebrek aan een alternatief zijn Löwik en zijn collega’s bij de chi-

rurgische afdeling aan het werk om een bijdrage te leveren aan het

laatstgenoemde. ‘Ik ben geen chirurg,’ vertelt Löwik, ‘ik breng de

techniek alleen naar de operatiekamer. Zelf ben ik altijd bezig met

de volgende stap.’ En wie weet, misschien is de volgende stap van

de LUMC-onderzoekers en -chirurgen wel de definitieve in de strijd

tegen kanker.

Leidse Stijl P/17

Tekst Sean van der Steen

Star Wars in de operatiekamerDe wetenschappers in het LUMC werken nauw samen met particuliere bedrijven om nieuwe technieken te ontwikkelen, maar ook met andere universiteiten. Bijvoorbeeld met de TU Delft, waar wetenschappers werken aan een flexibele laparoscoop. Dat is een dun, buigzaam instru-ment dat ingebracht wordt door een kleine snee in het lichaam. Dankzij fiberoptics kan de chi-rurg op een scherm zien waar hij mee bezig is. De volgende stap is om hier een lasermes – door chirurgen gebruikt om bloedin-gen te verminderen – aan vast te maken, zodat de patiënt niet volledig opengesneden hoeft te worden. En wanneer je dit pro-ces met robotica zou automati-seren, lijken de operatiekamers uit Star Wars opeens niet meer zo ver weg.

Gericht botten bouwenTegen botbroosheid was lange tijd weinig te doen. Het werd vaak pas ontdekt wanneer het slachtoffer een bot brak – te laat dus. Er was al een middel bekend om verder botverlies tegen te gaan, maar geen middel om het ongedaan te maken. Na onderzoek onder een gemeenschap waarin mensen juist te veel bot aanmaakten, ontdekte de groep van Löwik hoe dit precies in zijn werk gaat. Nu is er een middel in de maak dat ervoor zorgt dat het lichaam extra bot aanmaakt: gerichte medicatie dus.

Iedereen die weleens een bijsluiter heeft bekeken, weet dat medicijnen ongewenste bijwerkingen kunnen hebben. Denk aan de nare gevolgen van chemotherapie. In het LUMC wordt gewerkt aan oplossingen: medicijnen die gericht op hun doel afgaan.

kanker ‘It’s just a bloody mess’

Gerichte strijd tegen

‘Gerichte medicatie’ is een buzzword in de medische wereld. Het idee straalt eenvoud

uit: een medicijn op de plek brengen waar het zijn werk moet doen. Leidse weten-

schappers lopen voorop in het ontwikkelen van deze moderne, gerichte behandelingen.

Mede door de nauwe samenwerking met bedrijven in het Bio Science Park Leiden

volgt de ene doorbraak de andere op. ‘En het plafond is nog niet bereikt’, zegt

Clemens Löwik (54), hoogleraar moleculaire endocrinologie aan het LUMC.

Page 18: Leidse stijl

P/18 Leidse Stijl

Tekst Wilco Achterberg Fotografi e LUMC

LUMC

Hoogleraar en specialist

ouderengeneeskunde

Wilco Achterberg

Foto: Marc de Haan

In een samenleving waarin de groep ouderen alleen maar groeit, wordt een

specialist ouderengeneeskunde steeds belangrijker. Cijfers van het Centraal

Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat in de afgelopen dertig jaar het

aantal 80-plussers meer dan verdubbeld is. De groep ouderen groeit niet

alleen, maar ze worden ook steeds ouder. ‘De verwachting is dat we tot 2050

nog eens zes levensjaren winnen’, vertelt hoogleraar en specialist Wilco Ach-

terberg. Hij is hoogleraar en onderzoeker bij het Leids Universitair Medisch

Centrum (LUMC) en daarnaast werkzaam als ouderenspecialist in zorgcen-

trum Topaz Overrhyn. Deze verbinding tussen praktijk en theorie was een

logische keuze. ‘Tijdens de patiëntenzorg komen vragen bij je op die je alleen

kan bestuderen door onderzoek te doen in de praktijk.’

Complexere patiënten Niet iedereen wordt succesvol oud en dus vraagt de vergrijzing om meer

expertise in de ouderengeneeskunde. Meer expertise betekent nieuwe on-

derzoeksvormen. Achterberg vertelt: ‘We weten nu heel goed hoe we moeten

omgaan met een ziekte als suikerziekte, gewrichtsslijtage of Parkinson. Het

probleem bij ouderen is juist dat ze diverse ziekten tegelijkertijd hebben.’ Het

enkelvoudige denken kan dus niet meer in de ouderengeneeskunde en het

wetenschappelijke onderzoek moet hierin meegaan. ‘Onderzoek wordt vaak

gedaan met mensen die zo ‘mooi’ mogelijk zijn. Zo vraagt onderzoek naar ec-

zeem bijvoorbeeld proefpersonen die alleen eczeem hebben’, legt de specialist

uit. Nieuwe noodzakelijke onderzoeken met complexe patiënten worden niet

gestimuleerd door de industrie, omdat dit narigheid kan veroorzaken. ‘Als je

bijvoorbeeld iemand meeneemt in je studie die een zwaar infarct heeft gehad,

is het riskant om allerlei dingen op hem te testen’, vertelt de hoogleraar.

In de nieuwe onderzoeksvormen staat niet alleen onderzoek náár, maar ook

mét complexere patiënten centraal. Achterberg legt uit: ‘We betrekken oude-

ren, familie en het personeel veel meer bij de gedachtevorming rondom het

onderzoek, bijvoorbeeld door ze plaats te laten nemen in panels. Dit levert

naast positieve reacties soms ook goede vragen op waar onderzoekers iets

mee kunnen.’

Kwaliteit ouderenzorgDe steeds ‘grijzer wordende wereld’ met complexe patiënten roept om nieuwe

vormen van onderzoek. Dit kost echter geld, geld dat er niet altijd is. Als

eerste is het een probleem dat onderzoek in de ouderengeneeskunde slechts

0,1 miljard krijgt van de 1,6 miljard die beschikbaar is voor wetenschappelijk

onderzoek. In de ouderenzorg zijn naast een arts ouderengeneeskunde ook

andere specialisten betrokken. Onderzoek naar ouderen zou dus eigenlijk

medegefi nancierd moeten worden uit de beurs van die specialisten.

Een ander probleem ligt bij de politiek. Door de slechte economie moeten er

ook in de ouderenzorg keuzes gemaakt worden. Er klinken al jaren negatieve

geluiden over de kwaliteit in de ouderenzorg, maar het geld dat de politiek

wil gebruiken voor betere zorg lijkt niet geheel op de juiste plek te komen.

De politiek wil de kwaliteitsvermindering oplossen door

er een paar miljoen tegenaan te gooien om zo meer

handen aan het bed te krijgen. ‘Daar gaan we het echter

niet mee redden’, vertelt Achterberg ongerust. ‘De kreet

“meer handen aan het bed”, betekent niet per defi nitie

betere zorg. Meer hersens aan het bed is juist noodzake-

lijk in deze ingewikkelde zorg.’ De politiek zou dus met

de vergrijzing de nadruk moeten leggen op kennis aan

het bed en daar geld in pompen.

Hoewel het LUMC de nadruk op de complexe ouderen

belangrijk vindt en het ouderenthema fi nancieel wil

versterken, heeft ook het ziekenhuis het moeilijk in deze

economisch zware tijden.’De tijden waarin je een zak met

geld toegeschoven kreeg, zijn voorbij’, aldus Achterberg.

Geneeskunde draait voor veel studenten om trauma’s, snel handelen en uiteindelijk de patiënt weer gezond de deur uit zien lopen. In de ouderen-geneeskunde is het vaak het tegenovergestelde. Genezen staat niet altijd centraal, omdat ouderen vaak chronische ziektes hebben. Student geneeskun-de Sven van der Lee vertelt: ‘Ouderen hebben vaak complexe en meerdere ziektes tegelijkertijd. Ik haal meer voldoening uit het oplossen van een specifi ek probleem.’ Het is onder andere de complexiteit in de ouderen-geneeskunde die studenten niet aanspreekt. Zij willen een behandeling die een patiënt geneest. Hoogleraar ouderengeneeskunde Wilco Achterberg vertelt: ‘Studenten behandelen graag volgens het ‘kookboek’. Dit houdt in dat er een recept is (patiënt met klachten), ingrediënten nodig zijn (medicatie) en uiteindelijk ontstaat er een product (gezond per-soon).’ In de ouderengeneeskunde moeten artsen echter puzzelen, omdat er niet altijd één perfecte behandeling mogelijk is door de combinatie van verschillende (chronische) ziektes.

Er is 1,6 miljard euro beschikbaar voor wetenschappelijk onderzoek in de medische sector. Slechts 0,1 miljard euro daarvan gaat naar onderzoek in de ouderen-geneeskunde. Hoogleraar en specialist ouderengeneeskunde Wilco Achterberg is het niet eens met deze verdeling. Hij vindt dat zijn vakgebied meer geld nodig heeft.

Slechts twee procent van de Leidse geneeskunde-studenten wordt specialist ouderengeneeskunde. Achterberg vindt dit te weinig en probeert studenten enthousiast te maken voor de specialisatie. ‘Ik wil laten zien dat complexiteit en puzzelen op hoog niveau een uitdaging is.’ Een goede stap vooruit is meer onderwijs in ouderengeneeskunde. Het blok ouderengeneeskunde wordt bijvoorbeeld komende jaren groter. Een ander probleem van ouderengeneeskunde is volgens de student het beeld dat studenten bij de specialisatie hebben. ‘Onbekend maakt onbemind’, vertelt hij. ‘Het beeld dat veel studenten bij ouderen-geneeskunde hebben, is een arts voor patiënten in het laatste stadium van hun leven. Geen aanspre-kend beeld voor studenten die voldoening halen uit het genezen van patiënten.’ Achterberg hoopt dat meer onderwijs in ouderen-geneeskunde studenten doet beseffen dat de com-plexiteit een uitdaging is en het beeld van studenten doet veranderen. ‘Ik hoop het niet alleen, ik verwacht het ook’, zegt Achterberg hoopvol.

STUDENTEN EN OUDERENGENEESKUNDE

‘Puzzelen op hoog niveau’

‘Meer hersens aan het bed’

Page 19: Leidse stijl

Leidse Stijl P/19

hogeSchooL Tekst en fotografie Jolien van de griendt

Staat straks de leraar ook met een iPad voor de klas? Bij de PABO krijgen studenten Leren met de iPad, coach in the pocket als vak. Het staat nog in de kinderschoenen. Docent Jeroen van Kesteren en stagebegeleider Akke Faling, werkzaam bij de PABO aan Hogeschool Leiden, bruisen van de ideeën voor de digitale meester.

De iPad verdient een plek in het onderwijs. ‘De manier waarop we met elkaar commu-niceren verandert razendsnel. Mensen en bedrijven moeten daarin meegaan, maar in

het onderwijs gaat dat maar mondjesmaat’, zegt Jeroen van Kesteren, docent Moderne Media aan Hogeschool Leiden. ‘ICT wordt gezien als een ontwikkeling waarmee je bestaande leermethodes kunt vervangen, maar dat heeft geen zin. Je hebt er niets aan een boek van een scherm te lezen in plaats van op papier. Je moet kijken hoe nieuwe technologie een aanvulling kan zijn op de bestaande methodes, door bijvoorbeeld interactief aante-keningen te maken in dat digitale boek.’

Akke Faling, studie- en stagebegeleider, gaat nog een stap verder. ‘Het idee van “ik ben de docent, ik weet alles en jullie moeten hier nu gaan zitten en naar mij luisteren”, is achterhaald. Een schoolgebouw met klaslokalen, een schoolbord voor docenten en bankjes voor de leerlingen is ook niet meer vanzelfsprekend.’Jeroen van Kesteren: ‘Vroeger werd je opgeleid om bij-voorbeeld in de industrie te werken. Vakkennis moest in je hoofd zitten, je moest kunnen werken in een hiërarchische organisatie. Tegenwoordig moet je zelfstandig beslis-singen kunnen nemen, informatie kunnen filteren en zelf met initiatief te komen. Om studenten voor te bereiden op deze toekomst, moet de manier van onderwijzen ook veranderen. Het leren met de iPad sluit daar goed bij aan.’

even FaceTimen met je stagebegeleiderStudenten die deelnemen aan het iPad-project zijn eind september begonnen met hun stages op basisscho-len. De iPad speelt hierbij meteen een belangrijke rol. In de oude situatie kwamen stagebegeleiders op vaste momenten langs om studenten te begeleiden. Dat is een geforceerde situatie, want zowel de student als de klas kan zich anders gedragen als er een docent/begeleider aanwezig is. Ook komt het vaak voor dat een stagiaire net op dat moment helemaal geen behoefte heeft aan ondersteuning.

De iPad biedt hier uitkomst. Met FaceTime, een appli-catie waarmee je via internet kunt ‘beeldbellen’, kunnen docenten op elk moment van de dag met studenten meekijken en op afstand ondersteuning bieden. Zo staan docenten de studenten alleen bij op het moment dat zij ook echt hulp nodig hebben.

Het komende jaar gaan de leraren in spe de iPad op allerlei andere manieren gebruiken. Ze mogen zelf apps aanschaffen, maar ze moeten hun keuze wel verantwoor-den en beschrijven of deze een nuttige uitbreiding is. Op die manier leren de studenten van elkaars ervaringen.

Studeren vanuit je bed?Dus eigenlijk hoeven studenten straks helemaal niet meer naar school? Waarom niet vanuit je bed even FaceTimen met de docent?

‘Het schoolgebouw is niet meer de enige plek om te leren. Mensen kunnen inderdaad ook in hun bed filmpjes en artikelen opzoeken´, zegt stagebegeleider Akke Faling. ‘Maar je leert ook van samenwerken. Bovendien ga je een docent niet zomaar bellen via FaceTime als er geen vertrouwensband is. Die ontstaat makkelijker als je elkaar ook in het echt ontmoet. We leiden studenten op om met mensen te werken en dat is niet te leren via een scherm.’

De iPad als coachYvonne Kooy (19)‘Ik wil graag leren hoe ik met allerlei nieuwe technieken kan omgaan. In mijn stageklas hangt een Digibord en er staan verschillende compu-ters. Dat biedt veel mogelijkheden. Ik heb al veel handige apps ontdekt. Zo kun je op de iPad mindmaps maken: hiermee zijn begrippen, teksten, plaatjes en relaties rondom een thema handig te visualiseren. Dat is thuis voor te bereiden, maar met de iPad is het ook samen met de klas te doen. Ik vind het heel fijn dat we stagebegeleiding via FaceTime krijgen, dan heb je toch minder het gevoel dat school je rechtstreeks op je vingers kijkt. Ik denk dat het klaslokaal over tien jaar nog veel meer gedigitaliseerd zal zijn. Alle boeken zijn dan digitaal en alle scholieren en studenten hebben een iPad op hun tafel staan.’

Barry out (21)‘Ik heb verschillende stages gelopen en gemerkt dat kinderen zich anders gaan gedragen als een stagebegeleider op bezoek komt. Als dat via de iPad gaat, verge-ten de kinderen misschien dat er iemand meekijkt. Ik verwacht dat alle kinderen over tien jaar wel een eigen laptop of tablet hebben, maar het gewone boek zal, denk ik, nooit helemaal verdwijnen. Niet iedereen vindt het prettig van een scherm af te lezen en in een gewoon boek kun je toch net iets makkelijker even iets onderstrepen of aantekenen. Maar misschien is de techniek over tien jaar wel zover dat dit ook digitaal heel makkelijk kan.’

Studenten aan het woord

Page 20: Leidse stijl

MUMUZIEKZIEKZIEKZIEK

Tekst Franceline Pompe Fotografi e Marc de Haan

P/20 Leidse Stijl

KUNST

Meteen bij binnenkomst in het woonhuis is dui-

delijk dat hier hart stochtelijk wordt verzameld:

overal is kunst, zelfs in het kleinste kamertje. Op

elke traptree heb je een nieuw uitzicht op een

ets, schilderij of tekening. Een groot deel ervan

bestaat uit werken van Leidse kunstenaars. Hun

huis hangt vol kunst – met de nadruk op ‘hangt’,

want Steenhorst maakt meteen duidelijk dat een

vaas een voorwerp is en zelden kunst.

Zo begint ons gesprek: de tulpenvaas is dus een object, maar het borstbeeld

van de Leidse beeldhouwer Koen de Vries ernaast is kunst. De Vries maakt

vaak levensgrote borstbeelden. Vooral het gezicht is samengesteld uit schijn-

baar losse anatomische details, het lijkt een collage van oren, ogen, mond.

Hij gebruikt meestal rode klei: de barsten van de drogende klei zijn wezenlijk

voor sommige van zijn beelden. Ze roepen een idee van vervreemding en

verval op.

KlepzeikerKunst verzamelen is iets dat Steenhorst en Horn vooral sámen doen. De col-

lectie is gezamenlijk opgebouwd en ze moeten beiden overtuigd zijn van een

aankoop. Hij doet vaak de oriëntatie en bezoekt tentoonstellingen. Bij haar

geeft soms gewoon de ‘heb-factor’ de doorslag.

Achter het beeld van de Vries hangt het werk van de de Leidse kunstenaar

Paul Overdijk. Hij bouwt op ongeveer dezelfde manier zijn fotocollages op.

Overdijk werkt met sepiakleurige vlakken, waarin een oog of mond vaak heel

licht de indruk van een portret geven. In de badkamer hangen pentekeningen

van Overdijk die juist heel direct en bijna stripachtig zijn. Verder is er veel

Beeldend kunstenaar Rob Steenhorst en huisarts Maria Horn begonnen met kunst te verzamelen toen zij in 1988 in Leiden kwamen te wonen. In de loop der jaren ontwikkelden ze een eigen visie op beeldende kunst en het huidige kunstklimaat. Over ‘de hebfactor’ van verzamelaars.

Dicht bij de kunst

Page 21: Leidse stijl

Fotografie John Stelck

Leidse Stijl P/21

werk van andere Leidse kunstenaars: grafiek van Marijke

Verhoef, etsen van Peter Zuur, werk van fotograaf Jan

van IJken, Don Jeffries en striptekenaar Eric Schreurs,

bekend van Klepzeiker. Van Arjenne Fakkel hangt een

eindexamenstuk. Het is een optische illusie die door

smalle verticale stroken van beeld verandert als je erlangs

loopt. Een werk van Fleur van den Berg valt bijzonder op.

Het is een klein, rood, matglazen hart dat precies in een

handpalm past – tegelijk teer en huiveringwekkend, met

enkele relatief grote aderopeningen aan de bovenkant.

Als grootste gemene deler van hun verzameling hante-

ren Steenhorst en Horn het begrip ‘mensbeeld’. In een

kunstwerk willen zij een evenwicht tussen precisie en

gecontroleerde expressie of emotie. Een kunstenaar moet

fantasie hebben, maar tegelijk over gedegen technische

vaardigheid beschikken. De balans tussen het spontane en

het precieze is in bijna al het verzamelde werk te vinden.

Deze kenmerkt ook in het werk van Steenhorst zelf: heel

zorgvuldig componeert hij scènes met mensen in allerlei

situaties, enigszins vervreemdend en soms licht ironisch.

Ivoren torentjeHet evenwicht dat zij zo waarderen, treffen zij zelden

in tentoonstellingen van hedendaagse kunst in Leiden.

Vooral bij Scheltema wegen volgens hen het concept of de

theorie meestal zwaarder dan de kwaliteit van het eigen-

lijke werk. Een kunstwerk dat alleen met uitgebreide uit-

leg valt te begrijpen, schept afstand, zo vinden Steenhorst

en Horn. Er wordt dan geen contact met de toeschouwer

gemaakt. En dat terwijl er in Leiden genoeg kwaliteit is

om allerlei verrassende verbanden te leggen, bijvoorbeeld

tussen kunst en actualiteit. De Leidse kunstenaars die

Steenhorst en Horn in hun verzameling hebben, werken

niet in een ivoren torentje.

Hier ligt volgens Steenhorst en Horn dan ook een taak

voor de Lakenhal en Scheltema: meer hedendaagse kunst

tonen die aansluit op wat in Leiden op artistiek gebied ge-

beurt. Bij de tentoonstelling ‘t Laatste oordeel van Leiden

in Scheltema was dat wel het geval, een initiatief van de

Leidse kunstenaars Allart Lakke en Casper Faassen. Maar

te vaak lijdt Scheltema aan helikoptervisie: te hoog boven

de stad.

In de Lakenhal zou volgens hen op het gebied van heden-

daagse kunst zoveel meer mogelijk zijn. Zie bijvoorbeeld

het Stedelijk Museum Schiedam, dat zich specialiseert in

hedendaagse tekenkunst. Ook De Hallen in Haarlem is

een mooi voorbeeld: het hoeven niet altijd tentoonstellin-

gen van plaatselijke kunstenaars te zijn. Kunst van buiten

de stad is juist inspirerend voor de lokale beeldende kunst.

In Leiden speelde ooit het Centrum Beeldende Kunst daarin een belangrijke

rol, maar dat is door toenmalig wethouder Pechtold opgeheven.

StoplapSteenhorst en Horn ervaren dan ook onvoldoende steun en beleid vanuit de

gemeente. Ze vinden de voorzieningen voor beeldende kunstenaars in Leiden

nogal gebrekkig. Steenhorst noemt het gemeentelijk kunstbeleid een ‘stoplap

met grote gaten’: eigenlijk is er geen beleid gericht op professionele beel-

dende kunstenaars, er is alleen steun op incidentele basis. De stad heeft de

jaarlijkse Kunstroute voor de professionals, maar verder richt het beleid zich

voornamelijk op amateurkunst en educatie.

Kunst mag gezien worden, maar er zijn ook weinig mogelijkheden in galeries.

Het galerie-aanbod in Leiden vinden Steenhorst en Horn mager. Er zijn wei-

nig commerciële galeries, waarvan de inkomsten (vrijwel) uitsluitend bestaan

uit de verkoop van kunst. Een aantal galeries is in de loop der jaren uit de

stad verdwenen; blijkbaar was de vraag van het publiek te gering. Andere

tentoonstellingsruimten, zoals bij ARS, Haagweg 4 of De Pieter, worden ge-

dragen door een collectief. De galerie van het LUMC en de LAK-galerie staan

helemaal los van Leidse kunst.

Eigenlijk besteden alleen Studio Sidac op de Hogewoerd en galerie Le Petit

Port in de Herenstraat ruim aandacht aan Leidse kunstenaars. Steenhorst:

‘Wat Le Petit Port doet, zou de Lakenhal moeten doen.’ In die multifunc-

tionele ruimte is vaak een groepstentoonstelling van Leidse en niet-Leidse

kunstenaars te zien, waarbij soms ook in situ-werk mogelijk is. Zo maakte

Henriëtte van ‘t Hoog er een grote muurschildering. Daar hing toen ook werk

van Guido Winkler, die Steenhorst een upcoming kunstenaar noemt. Hij

maakt panelen met schijnbaar eenvoudige kleurvlak-

ken, die door schuine uitsnijdingen een verrassende

perspectivische diepte tonen. Daarmee is hij een Leidse

vertegenwoordiger van een landelijke groep kunstenaars,

zoals Henriëtte van ’t Hoog en Germaine Kruip.

Plek veroverenSteenhorst en Horn concluderen dat het gewoon te moei-

lijk voor Leidse kunstenaars is hier hun werk te tonen.

Is deze stad wel een broedplaats voor beeldende kunst?

Veel schrijvers maken in Leiden furore met een debuut.

Cabaretiers kunnen schitteren in het landelijk bekende

festival. Maar de meeste beeldende kunstenaars beleven

geen Leidse première.

Tegelijk wordt in Leiden in de luwte hard gewerkt: het

valt Steenhorst en Horn op dat er in Leiden zo geweldig

veel mensen schilderen, de cursussen bij ARS en BplusC

zijn vaak volgeboekt. Soms blijven leerlingen jarenlang

lessen volgen. Er zijn technisch heel goede schilders

bij, van wie het werk grotendeels een ‘post-post-Haagse

School-stijl’ kent en meestal alleen in huiselijke kring

wordt getoond. Mogelijk is dit wel een typisch Leidse

traditie. Veel schilders, vooral in de 19de en begin 20ste

eeuw, richtten zich vooral op het pittoreske. Hun werk is

soms verbluffend goed geschilderd, maar over het alge-

meen is hun onderwerpkeuze nogal provinciaal en naar

binnen gericht. Alleen de groten, zoals Harm Kamerlingh

Onnes of Theo van Doesburg, wisten iets van de revoluti-

onaire ontwikkelingen in hun werk te laten doorklinken.

Al vanaf Rembrandts tijd willen kunstenaars naar

Amsterdam zodra ze enigszins bekend worden. Volgens

Steenhorst en Horn broeide er wel iets op de Haagweg,

in de tijd dat het pand werd gekraakt, en veel later, toen

het in de problemen kwam. Er was daar een groep kun-

stenaars die samen een project van de grond kregen, niet

speciaal op artistiek gebied, maar door letterlijk hun plek

in de stad te veroveren. Ze richtten een eigen werkplaats

op en wisten hem grotendeels te behouden. Haagweg 4

is daardoor echt een begrip geworden. En misschien een

belofte voor de toekomst.

Sinds afgelopen voorjaar is het klaar en in gebruik genomen: het nieuwe gebouw van verzekeraar Achmea aan de Schipholweg. Niemand kan het ontwerp van de Leidse architect Fons Verheijen over het hoofd zien. Bij de officiële opening noemde minister Melanie Schultz van Haegen het gebouw ‘spraakmakend, eigenwijs en origineel. De kleurrijke façade is een stille ode aan de in Leiden opgerichte kunstbeweging De Stijl van Theo van Doesburg.’

De schepping van Fons Verhe-ijen heeft Leiden niet alleen als stad van moderne architectuur spannender gemaakt. Ook de beeldende kunst heeft een impuls gekregen, dankzij de openbaar en vrij toegankelijk galerie die op de begane grond aan de Schiphol-weg is gevestigd. Zoals veel grote

bedrijven heeft Achmea een eigen kunstcollectie, waarvan wisselende tentoonstellingen in Leiden te zien zullen zijn, evenals exposities met werken van kunstenaars uit binnen- en buitenland.

De Leidse schilder Hans de Bruijn is de eerste kunstenaar die bij Achmea een tentoonstelling heeft mogen inrichten. De Bruijn maakt, letterlijk en figuurlijk, ‘woeste’ wer-ken, of, artistieker gezegd: hij geldt als een conceptueel expressionist, die onder meer scherpe kritiek levert op het cultuurbeleid van de huidige regeringscoalitie.

‘De ruïne’ is sinds 2006 het voornaamste thema in De Bruijns werk, onder andere vastgelegd in het gesloopte geboortehuis van Rembrandt (2006) en een schilderij waarop de Amsterdamse

cultuurwethouder Carolien Gehrels de ruiten ingooit van een vleugel van het Stedelijk Museum (2011).

Afgelopen oktober verscheen een boek met werken van Hans de Bruijn, De magie van verf, ingeleid door Jetteke Bolten-Rempt, oud-directeur van stedelijk museum De Lakenhal. Jetteke Bolten noemt de galerie van Achmea ‘een ge-weldige impuls’ voor de beeldende kunst in Leiden, om twee redenen: ‘Het bedrijf heeft een rijke collec-tie die echt iets toevoegt aan de beeldende kunst die in Leiden te zien is. En de locatie is bijzonder, in het schitterend gebouw van Fons Verheijen en als een verbindende schakel tussen de galerie in het LUMC en museum De Lakenhal. De kunstroutes door Leiden hebben een belangrijke plek erbij gekregen.’

HANS DE B R U IJ N I N ACH M EA-G E B OUw VAN FONS VE R H E IJ E N

Architectuur meets beeldende kunst

Page 22: Leidse stijl

P/22 Leidse Stijl

UNIVERSITEITTekst Marleen Stelling Illustratie Joshua Luijten

Er klopt iemand op de deur van haar werkkamer. Licht ironisch zegt professor Osanto: ‘Ah, daar is meneer Oos-terkamp.’ Als hij binnenloopt, zegt ze lachend: ‘Dag Tjerk.’ Later zal hij over haar zeggen: ‘Ik vond jou in het begin zo deftig.’ Het tekent de sfeer tussen deze twee onderzoekers.De samenwerking tussen de Leidse wetenschappers kwam

vijf jaar geleden tot stand. ‘Ik was al een aantal jaren bezig met onderzoek naar het verband tussen vaatproblemen en kanker’, zegt Osanto. ‘Kankerpatiënten met vaatproblemen bleken in de praktijk eerder te overlijden dan patiënten zonder die problemen. Op die manier ontdekte ik dat er een relatie is tussen de twee ziektebeelden.’

Osanto ging op zoek naar een onderzoekspartner die haar kon helpen dit verband te ontdekken. ‘Een vaatprobleem dat ik vaak signaleerde, was het acuut ontstaan van een stolsel in het bloed, een bloedprop.’ Zulke stolsels zouden kun-nen worden veroorzaakt door kleine deeltjes in het bloed, ‘nanopartikels’. Omdat die partikels zo klein zijn, konden ze met de techniek van toen onvoldoende in kaart worden gebracht.

Hier kwam de expertise van Tjerk Oosterkamp goed van pas. ‘De microscopen van toen waren nauwkeurig genoeg om grote partikels te zien’, legt hij uit. Oosterkamp werkt aan de verdere ontwikkeling van een microscoop, de ‘atomic force’-microscoop, die tot op de nanometer nauw-keurig kan zien wat er met die kleine partikels in het bloed gebeurt.

Door de samenwerking met Osanto leerde Oosterkamp op een andere manier onderzoek te doen. ‘Ik heb een heel andere taal leren spreken’, zegt hij. ‘Als fysicus leer je te denken vanuit ap-paraten. Je test een bepaalde veronderstelling met een apparaat en als die bljkt te kloppen, kun je stellen dat de methode juist is. Onderzoek doen bij patiënten is iets heel anders.’

Osanto vult aan: ‘Elke patiënt is anders, er zijn zoveel factoren die onderzoeksresultaten kunnen beïnvloeden. De vraag of iemand wel of niet ont-beten heeft, kan al een rol spelen bij de uitkom-sten. Daarmee moet je allemaal rekening houden voordat je conclusies trekt.’

Osanta en Oosterkamp hopen in de toekomst sneller en dus meer bloedmonsters te kun-nen onderzoeken. ‘Je moet heel veel patiënten onderzoeken voordat je geldige conclusies kunt trekken’, zegt Osanto. Oosterkamp vult aan: ‘Om meer tellingen op een dag te kunnen doen, zullen we de machines moeten verbeteren. Maar daar is natuurlijk wel fi nanciering voor nodig.’ Osanto en Oosterkamp hebben tijdens hun on-derzoek veel van elkaar geleerd. De rol van humor is daarbij niet te onderschatten. ‘Het zijn in de wetenschap altijd mensen die het doen’, zegt Oos-terkamp. ‘Als je samen kunt lachen om iets dat niet gelukt is, maakt dat het onderzoek iets min-der zwaar. Ik denk dat we het zonder de lol die we hebben niet al die jaren hadden volgehouden.’

ZIJ IS ONCOLOOG, HIJ IS

FYSICUS. ZIJ LEERDE DENKEN

VANUIT PATIËNTEN, HIJ VANUIT

APPARATEN. HOOGLERAREN

SUSANNE OSANTO EN

TJERK OOSTERKAMP VONDEN

IN ELKAAR DE PERFECTE

AANVULLING. OOSTERKAMP:

‘IK HEB ECHT EEN ANDERE

TAAL LEREN SPREKEN.’

Onwaarschijnlijke combinaties leveren in de wetenschap veel op. Onderzoekers kijken over de grenzen van hun eigen vakgebied of staan open voor bijzondere invalshoeken. Over bellen in de woestijn en het belang van humor.

‘Samen lachen maakt mislukking minder zwaar’

Verleg je grenzen

Susanne Osanto: ‘Ik hoop dat we in de toekomst sneller bloedmonsters kunnen onderzoeken.’

Tjerk Oosterkamp: ‘Als fysicus leer je te denken vanuit apparaten.’

Page 23: Leidse stijl

Leidse Stijl P/23

Tekst Lars de Kruijf Illustratie Joshua Luijten

Verleg je grenzen

Steeds vaker te zien in Afrika: een rondtrekkende nomade die even pauzeert in de schaduw van een boom. Hij haalt zijn telefoon tevoorschijn om een belletje te plegen. Want ook in Afrika is men in de ban van het mobieltje.

Mirjam de Bruijn, hoogleraar Afrikanistiek aan de Universi-teit Leiden, houdt zich sinds 2008 bezig met de vraag wat de opkomst van mobiele telefonie in Afrika kan betekenen voor de bewoners van dit continent. De Bruijn: ‘Het fascineert me wat het doet met mensen die leven in de marge als ze ineens toegang krijgen tot de mogelijkheden van nieuwe communi-catietechnologie.’

Daarom startte ze het onderzoeksproject Mobile Africa Revisited. Volgens haar vervagen de grenzen tussen veraf en dichtbij steeds meer. ‘Daardoor vinden er allerlei sociale transformaties plaats; er ontstaan nieuwe gemeenschappen. Zo zie je bij migranten uit Kameroen, zoals studenten, dat ze door mobiele telefonie meer toegroeien naar de achter-blijvers. Als je via Facebook kunt chatten met je familie in Kameroen, dan ga je niet meer zo snel naar de studentenso-ciëteit. En het wekelijkse telefoongesprek met je moeder kan meer voor je betekenen dan de relatie met je vriendin. Er is een nieuwe dynamiek ontstaan tussen ‘hier en daar’.

Binnen het project werkt ze samen met tal van wetenschap-pers uit binnen- en buitenland, waaronder Afrikanen. De Bruijn meent dat wederzijdse overdracht van kennis hierbij essentieel is: ‘We kunnen veel van elkaar leren. Zij komen met inzichten die wij nooit zouden kunnen hebben. Lokale onderzoekers kennen de structuur van hun samenleving. Als zij observeren, nemen ze andere dingen waar dan wij. Ze hebben de hele opkomst van de mobiele telefonie zelf zien gebeuren. Ze weten bijvoorbeeld hoe geheime informatie via mobieltjes wordt uitgewisseld. Als je daar als Leidse onder-zoeker maar voor vijf maanden verblijft, dan zie je zulke

dingen gewoon niet. Lokale onderzoekers kunnen je ook helpen met het krijgen van toegang tot informatie. Of ze kennen de juiste contactpersonen.‘

Het streven is om het Afrikaanse onderwijsniveau te la-ten groeien naar westerse standaarden. Capacity building noemt De Bruijn dat. Toen zij in 2002 in Tsjaad woonde, richtte zij daar een klein onderzoeksinstituut Afrikanistiek op. Daar werkte ze samen met lokale wetenschappers. Zo kwam ze in contact Khalil Alio die daar werkte als professor Afrikaanse Linguïstiek ‘De relatie van Westerse onderzoe-kers met Afrika is van oudsher heel hiërarchisch. Vanuit hier werd er kennis overgedragen en geld toegezonden, maar daar bleef het dan bij. Ik vind het juist belangrijk om een open houding te hebben en om op basis van vriendschap samen echt naar iets toe te werken. Wat dat betreft ben ik vrij idealistisch.’

Van het een kwam het ander, en zo komt Alio nu regelmatig over naar Leiden om hier te schrijven aan zijn boek. Hij doet onderzoek naar de taal die Tsjaadse vrouwen en schoolmeis-jes gebruiken als zij bellen of sms’en met hun mobieltjes. Daarnaast begeleidt hij een van zijn studenten die bezig is met promoveren – iets dat voor Tsjaadse begrippen erg bijzonder is.

Alio ziet zijn werkzaamheden in Nederland dan ook als een grote kans: niet alleen voor zichzelf, maar vooral voor Tsjaad. ‘Het is een land dat internationaal gezien niet echt bekend is. Men kent het van de oorlogen, maar er zijn zoveel andere dingen gaande. Mobiele telefonie zorgt ervoor dat Tsjaad zich kan openbaren aan de wereld: mensen handelen, communiceren en maken vrienden met hun mobieltje. En dat los van alle grenzen. Door het schrijven van een boek wil ik meehelpen om deze ontwikkeling vast te leggen.’

Als het aan De Bruijn ligt, blijft zij bezig met het verleggen van grenzen. ‘We zitten nu nog midden in het onderzoek, maar voor de toekomst hoop ik het netwerk van internatio-nale relaties verder uit te bouwen. Verschillen tussen mensen en culturen hoeven samenwerking niet in de weg te staan.’

‘Afrikanen komen met inzichten die wij nooit hadden kunnen hebben’

VAN HET SLAAN OP

DRUMS NAAR HET TIKKEN

VAN EEN SMS’JE. HÉT

COMMUNICATIEMIDDEL

IN AFRIKA IS VANDAAG DE

DAG HET MOBIELTJE. IN

LEIDEN ONDERZOEKEN

MIRJAM DE BRUIJN EN

KHALIL ALIO DE GEVOLGEN

VAN DIT FENOMEEN. EN

VANUIT TSJAAD KOMEN DE

NIEUWSTE INZICHTEN.

Mirjam de Bruijn:‘Verschillen tussen mensen en culturen staan samenwerking niet in de weg.’

Khalil Alio: ‘Door het mobieltje kan Tsjaad zich openbaren

aan de wereld.’

Page 24: Leidse stijl

P/24 Leidse Stijl

UNIVERSITEIT

‘Ik luisterde altijd al naar hiphop en besefte ineens dat het meer kon zijn dan een hobby’, vertelt Dr. Rivke Jaffe (1978). Ze is antropoloog en werkt sinds 2007 bij het Instituut Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie van de Universi-teit Leiden. Zij is geboren in de VS en studeerde aan de Leidse universiteit.‘De kern van mijn onderzoek is stedelijke ongelijkheid en ook in muziek komt dat tot uiting.’ Onderzoek naar muziek – hiphop, dancehall, reggae – maakt nu deel uit van haar wetenschappelijke werk. Zo is onder andere hiphop een manier om maatschappijkritiek te uiten. Hoe laten jongeren in hun teksten blijken dat ze zich buitengesloten voelen? Hoe verbindt dit soort muziek de bewoners van achter-standswijken, van New York tot Paramaribo, van Kingston tot Leiden? Sommige songteksten bekritiseren de overheid omdat die armoede en discriminatie niet aanpakt. Andere teksten verheerlijken juist gangleiders die zich over getto-bewoners ontfermen. Entertainment is vaak politieker dan je zou denken. Rivke Jaffe toont het wetenschappelijk aan.

Heeft hiphop een maatschappelijke functie?‘Ja. Hoewel hiphop enorm gecommercialiseerd is, heeft het oorspronkelijk een maatschappijkritisch karakter: raps gaan niet alleen over seks en meisjes, maar hebben vaak een kritische toon. Daarmee bereikt hiphop mensen die normaal misschien niet over zaken als politiek zouden nadenken. Hiphop biedt een podium voor kritiek op maatschappelijke misstanden. In Nederland is een aantal groepen dat het commerciële en het kritische combineren: zo hebben de Opposites grappige onzinnummers, maar ook nummers met serieuze thema’s.’

Is hiphop hier braver dan in de VS?‘Ja en nee. Ja, in de VS gaat het over moord, als het hier bij wijze van spreken gaat over het jatten van fi etsen. En nee, de meeste plekken in Nederland zijn braaf ver-geleken met New Yorkse wijken als de Bronx. Dat betekent niet dat het hier overal geweldig is. Ik denk ook dat er in de Nederlandse samenleving meer kan omdat er minder taboes zijn. Vloeken is hier minder een big deal dan in de VS.’

Is er een Leidse hiphopstijl?‘Dat is moeilijk te zeggen. Toen ik veel naar rap luisterde in de jaren 90, waren er naar ik weet geen Leidse hiphopacts. Wel was er in die jaren een invloedrijke graffi ticultuur in de stad, naast de muziekstroming zelf een traditioneel element van hiphopcultuur. Het bestaan van een Leidse hiphopcultuur sluit ik niet uit. Vanuit die straatcultuur heeft hiphop vanzelf weer veel met de eigen wijk of stad.’

Wat kan wetenschap van hiphop leren?‘Hiphop is een creatieve manier om uit confl icten en competitie kunst te creëren. Daar zouden wetenschappers wat van kunnen leren.’

Wat willen jullie met je muziek bereiken?NICK ‘Onze stijl is op tekst gericht. We rappen over gevoelens en proble-men die ons bezighouden en willen zoveel mogelijk mensen bereiken. Dat is hiphop. We zijn niet zo bezig met bekend worden.’GUSSTIN ‘We maken wat we tof vinden. Zo zijn ook dubstep- en rock-invloeden in onze muziek te vinden. We willen dat mensen over onze teksten nadenken. Maar we maken geen zielige liedjes. We willen gewoon ons perspectief laten zien.’

Hoe ziet de Leidse hiphopscene er uit?JODY ‘Leiden is geen hiphopstad. Dance en rock zijn hier veel populairder. Toch zijn er best wat mensen die zich er mee bezig houden. Maar onze achterban is voor een groot deel niet-Leids.’

RAPS gaan over meer dan SEKS en

meisjes

Wetenschappelijk onderzoek naar hiphopWetenschap en hiphop, het lijkt een ongewone combinatie. Toch swingt het in de wetenschap. Dr. Rivke Jaffe doet onderzoek naar stadsleven en muziekcultuur. Waarom zou je hiphop wetenschappelijk onderzoeken? Over het verschil tussen moord en het jatten van een fi ets.

Leidse hiphop

VLIJMSCHERPJody, Nick en Gusstin vormen de Leidse hiphopformatie Vlijmscherp. Vlijmscherp is de laatste jaren uitgegroeid tot een grote hiphopact in de Leidse regio. Zo stonden ze in het voorprogramma van nationale grootheden als Opgezwolle en Typhoon en traden op bij festivals als Werfpop. Vlijmscherp is geen commerciële act, maar wil wel een breed publiek bereiken.

GUSSTIN ‘Inderdaad, zeker als je het vergelijkt met een stad als Rotterdam, daar leeft hiphop veel meer.’NICK ‘Vat me niet verkeerd op, maar in Leiden houden ze over het algemeen van simpel. Mensen willen gewoon een leuk feestje hebben, zonder teveel na te denken. Mainstreammuziek ligt de stad beter.´

Hoe ontwikkelt hiphop zich de komende jaren?JODY ‘Je ziet dat met name dance en hiphop naar elkaar toegroeien. Dance artiesten hebben hiphoppers tegenwoordig nodig om vernieuwend te blijven. Andersom trouwens ook. De hiphopscene wordt meer mainstream. En mainstreamacts zullen niet snel maatschappijkritische dingen roepen.’NICK ‘Over een tijdje gaan dance en rap wel weer uit elkaar, zo gaat dat altijd. Nu zie je al dat hiphop vaak teruggrijpt op classics uit de nineties.’

Kan Leiden een hiphopstad worden?JODY ‘Zeker, maar er moet een hoop gebeuren. Ik denk dat er eerst een act moet opstaan die een breed publiek aanspreekt en bovendien Leiden claimt als ‘zijn’ stad. Dan heb je kans dat het hier meer gaat leven.’NICK ‘Moet je dat willen? Als iemand Leiden claimt, kan er wrijving ontstaat binnen de hiphopscene. Wij zijn daar niet mee bezig. Er is geloof ik ook niet zoiets als een Leidse stijl. Leiden komt wel eens voor in onze teksten, maar is niet echt belangrijk. Ook qua accent zijn we niet Leids. Nou ja, misschien als ik een bakkie op heb.’

Wat kan hiphop van de wetenschap leren?JODY ‘Hoe onze muziek precies in elkaar zit, dat is voor ons ook interessant.’GUSSTIN ‘Volgens wetenschappers werken wij bijvoorbeeld met rijm schema’s. Het is interessant om eens met een taalkundige naar onze teksten te kijken en ze te ontleden.’

‘hiphopcreëert kunst uit confl icten’

Antropoloog Dr. Rivke JaffeTekst Simon Bruyning

Page 25: Leidse stijl

Leidse Stijl P/25

Tekst Dorith Graef Fotografie Yvonne Jansen

Talent zkt geld

De ruim 50 leden van musicalgezelschap OTIS repeteren

wekelijks voor verschillende producties. Ze zingen, dan-

sen, acteren, overleggen over kostuums, denken na over

sponsorwerving. Het werk is in verschillende commissies

verdeeld. Birgit van Cleef, hoofd PR: ‘Je wordt geen lid

van OTIS als je alleen maar op maandagavond wilt zin-

gen. Dit weekend hebben we een werkweekend, waarin

stevig op dans wordt geoefend. Leden die een aparte rol

spelen, repeteren ook op donderdagavond.’

De eerste drie kwartier van de ruim drie uur durende

repetitieavond oefent het koor. ‘Tutti, vanaf het begin!

(…) Is het een kwart? Maak er een achtste van!’ Dan gaan

de stoelen aan de kant. Er ontstaat een georganiseerde

chaos: mensen rennen op en af, dansen door elkaar,

zwieren door de lucht.

Musicalvereniging OTIS is in 1990 ontstaan uit een

operettevereniging. Bijna ieder jaar brengen ze een grote

voorstelling, waaronder de musicalhit Oklahoma!, en ook

eigen producties, zoals Otis in Concert. Het gezelschap

geeft concerten voor senioren in verzorgingstehuizen.

Vorig jaar trad het Dickens’ Kerstkoor op in de Haarlem-

merstraat. Birgit: ‘Leden uit Voorschoten trotseerden de

sneeuw, op hun scooter, om in het Kerstkoor te kunnen

meezingen!’

Bij voorstellingen worden ook professionals ingehuurd,

waaronder een compleet orkest. Muziek op cd zou goed-

koper zijn, maar een cd kan zich niet ter plekke aanpas-

sen aan het tempo van zang en spel. Professionals kosten

geld. Patrick Rensen, penningmeester: ‘Vroeger kregen

we steun van het Schipholfonds, maar tegenwoordig

vallen we als Leidse vereniging niet meer binnen de regio

van dit fonds. Als vaste sponsor hebben we op dit mo-

ment alleen het Fonds 1818, dat ons steunt in ruil voor de

seniorenconcerten. We willen graag subsidie ontvangen,

maar dat wordt steeds moeilijker.’

Bestuurslid Jeanette Overduin: ‘In het begin speelden we

in de Leidse Schouwburg, maar dat werd te duur. Toen

werd de Stadsgehoorzaal ons vaste podium, maar door

verbouwing konden we daar niet meer terecht. Tegen-

woordig spelen we in Theater In de Muze in Noordwijk.

We kunnen niet steeds de prijzen van kaartjes omhoog

doen; dan wordt de drempel voor bezoekers te hoog.’

Aan het eind van de repetitieavond meldt de penning-

meester dat er nog te weinig advertenties zijn verkocht

om het programmaboekje te laten drukken. De kaart-

verkoop voor de volgende voorstelling valt ook tegen.

Hij roept de leden op meer sponsors en adverteerders te

vinden.

Martin van der Brugge, dirigent: ‘Het zijn amateurs,

met stuk voor stuk ongelofelijk veel talent!’ Voldoende

geld vinden om talent en ambities steeds weer te kunnen

omzetten in spetterende voorstellingen – in feite is dat

het enige probleem van OTIS.

Maandagavond, kwart voor acht, de zaal

stroomt vol. Onder druk geroezemoes zoekt

iedereen z’n vaste plek op. Dikke mappen

vol bladmuziek komen tevoorschijn.

Dan slaat de dirigent een paar noten aan op de piano en

valt de zaal stil. Het koor begint te zingen, even waan je

je in een theater. Maar er is geen podium, geen publiek

en achter de dirigent pruttelt een koffiezetapparaat.

cenTrum voor amaTeurkunST In Leiden zijn ruim tweehonderd vereni-

gingen en groepen voor amateurkunst

actief. Voorjaar 2011 is een Centrum

voor Amateurkunst Leiden (CAL)

opgericht. Het geeft amateurkunstenaars

advies en hulp, bijvoorbeeld bij het

vinden van oefenruimten en ateliers, of bij

het verzorgen van publiciteit.

Willem van Moort, directeur BplusC

(Bibliotheek & Cultuur), waaronder

het centrum valt: ‘Iedereen kan bij ons

terecht. Of je een koor met vijftig leden

bent, een popgroep van vier mensen of

een schilder die alleen werkt: iedereen is

welkom die iets met kunst doet. We kun-

nen adviseren over subsidies aanvragen

en sponsors werven. We hebben infor-

matie over het inhuren van technische

en professionele ondersteuning – noem

maar op.’

Het centrum helpt ook nieuwe vormen

van samenwerking tussen verenigingen

op te zetten. Op 30 oktober 2011 is in

de Stadsgehoorzaal een groot festival

van Leidse koren en orkesten gehouden.

Voor de zomer van 2012 staat een Week

van de Amateurkunst op het programma.

Het centrum is op dit moment nog

alleen online te vinden: zie www.bplusc.

nl. In 2012 krijgt het centrum ook een

plek in Leiden waar amateurkunstenaars

kunnen langsgaan.

SinDS 156 Jaar Leiden kent een lange traditie van

amateurkunst. Tien van de oudste

verenigingen op een rij:

156 jaar Toneelgroep Litteris Sacrum

(1856). Kreeg bij het 75-jarig jubileum

het predicaat ‘Koninklijk’.

137 jaar Toonkunstkoor (1875). Tot

voor kort dacht men dat het koor stamde

uit 1951, maar uit archiefonderzoek

bleek dat het al in 1875 was opgericht

als Zangvereniging Caecilia.

110 jaar Harmoniekapel Werkmans

Wilskracht (1902). De oudste muziek-

vereniging van Leiden, ooit werknemers

van de Leidsche Katoenweverij.

94 jaar Harmonie Nieuw Leven

(1918). Heeft een breed repertoire: van

klassieke muziek tot Eric Clapton en mu-

ziek uit de film Pirates of the Carribean.

93 jaar Christelijke Oratorium Vereni-

ging Ex Animo (1919). Brengt jaarlijks

de Matthäus Passion van Bach ten

gehore.

90 jaar Leidse Amateur Fotografen

vereniging (1922). Exposeert onder meer

in de Universiteitsbibliotheek en boven

de trap naar restaurant La Place in V&D.

84 jaar Showband K&G (1928). Vaste

deelnemer en regelmatig winnaar van het

Wereld Muziek Concours in Kerkrade,

een evenement waaraan tientallen bands

van over de hele wereld deelnemen.

82 jaar Toneelvereniging Tot ieders

genoegen (1930). Brengt twee keer

per jaar een voorstelling in de Leidse

Schouwburg.

77 jaar Dameskoor Sarabande

(1935). Was oorspronkelijk onderdeel

van de Nederlandse Vereniging van

Huisvrouwen en kreeg de huidige naam

bij haar 70-jarig jubileum.

76 jaar Studentenorkest Collegium

Musicum (1936). Met meer dan 150

leden de grootste muziekvereniging

van Leiden. Is georganiseerd als een

studentenvereniging, met commissies

en mentoren die de eerstejaars wegwijs

maken.

amaTeurkunST

amateurkunst is bepaald geen amateuristische kunst. Dat bewijst

musicalgezelschap oTiS.

Page 26: Leidse stijl

P/26 Leidse Stijl

WONEN

Tekst Laura Mecredy Illustratie Joshua Luijten Fotografi e Jan Scheerder en Beelding

Amperestraat

AmperestraatAlles anders en toch één

Slachthuislaan

Page 27: Leidse stijl

Leidse Stijl P/27

In Nieuw Leyden zien alle woningen er verschillend uit. Toch vormen ze samen een geheel. Drie bewoners over hun nieuwe wijk.

Feiten & cijfers

Wat? Woonwijk waar alle huizen anders zijn. Een mix van koop- en huurwoningen voor zowel de vrije- als de sociale sector.Waar? Leiden Noord, tussen de Willem de Zwijgerlaan en de Maresingel.Wie? Vooral gezinnen met kinderen. Op vijftig procent van de adressen wonen gezinnen, tegenover 28 procent in heel Leiden.

Initiatiefnemers: Woningcorporatie Portaal en gemeente LeidenBouwperiode: 2007-2013Totaal aantal woningen: 750, waarvan particulier opdrachtgeverschap: 225

Meer informatie: www.nieuwleyden.nl en het boek Nieuw Leyden door Annemarie Sour

Waarom hebben jullie gekozen voor wonen in Nieuw Leyden?Martijn de Jong: ‘Ik wilde gaan samenwonen met mijn toenmalige vriendin en we zagen adver-tenties over Nieuw Leyden in de lokale kranten staan. We hadden het geluk dat er een mooie

kavel vrijkwam: een hoekwoning met vrij uitzicht, dus die keuze was makkelijk gemaakt.’

Marian Rood: ‘We wilden graag in Leiden wonen, maar konden geen geschikte woning vinden. Bij een fi etstochtje langs de singels ontdek-ten we Nieuw Leyden en besloten meer informatie in te winnen. In de tweede fase konden we een kavel kopen.’

Marije van den Berg: ‘Ons vorige huurhuis was niet erg kindvriende-lijk. Toen de tweede op komst was, zijn we op zoek gegaan naar een nieuwe woning. We hebben ons toen voor een huurwoning in Nieuw Leyden ingeschreven. Bijzonder aan het project was dat we mochten meebeslissen hoe de gevel en de binnenkant van het huurhuis eruit kwamen te zien. Inmiddels hebben we een kavel gekocht en is de bouw van ons zelfontworpen huis een paar straten verderop in volle gang.’

Hoe is de ontwerp- en bouwfase verlopen?Martijn de Jong: ‘Ik heb mijn woning wind- en waterdicht laten ople-veren en heb zelf voor de verdere afwerking gezorgd. Een goede zet, want de aannemer was een drama: negen maanden te laat en met veel mankementen is het huis opgeleverd. Inmiddels hebben mijn buren en ik een rechtszaak tegen de aannemer lopen. Van Nieuw Leyden heb-ben we geen begeleiding gehad, waardoor we onze problemen met de aannemer zelf moesten oplossen.’

Marian Rood: ‘Het heeft ruim een jaar geduurd voordat we een aan-nemer hadden gevonden die het hele blok wilde bouwen. Ze durfden het niet aan en konden in die tijd genoeg ander werk krijgen. Nieuw Leyden heeft toen veel tijd in ons probleem gestoken en daardoor veel voor ons betekend.’

Marije van den Berg: ‘Er is inmiddels geen run meer op de kavels en aannemers vragen niet meer de hoofdprijs. De funde-ring van onze nieuwe woning is gestort. Volgend jaar moet het huis af zijn.’

Hoe bevalt het wonen in Nieuw Leyden?Marian Rood: ‘Na het moeizame verloop van de bouwfase ben ik nu erg blij om in Nieuw Leyden te wonen. We hebben goed contact met de buren opgebouwd doordat we samen iets heb-ben ondernomen. Ook met de locatie zijn we heel blij.’

Marije van den Berg. ‘Mijn kinderen kunnen straks op straat met vriendjes uit de buurt spelen. Je hebt in deze wijk alle voor-delen van een woonwijk, maar twee keer trappen met je fi ets en je staat op de markt.’

Martijn de Jong: ‘Ik woon nu als alleenstaande in deze wijk. Met buren die kinderen hebben, heb ik minder raakvlakken, maar ik woon hiet met veel plezier.’

REMKO SLAVENBURG, stedebouwkundige gemeen-te Leiden: ‘Samen met het opknappen van de Kooi, Groenoord en de Willem de Zwijgerlaan maakt Nieuw Leyden deel uit van de wijkverbetering van Leiden-Noord. Wij hebben bij Nieuw Leyden gekozen voor particulier opdrachtgeverschap, omdat het ministerie van Volkshuisvesting dit met subsidies stimuleerde. Ook leek het ons goed mensen de ruimte te geven zelf hun huis te ontwerpen. Wij kennen tenslotte niet al hun behoeften.’

JETTA POLVLIET, offi ce manager Nieuw Leyden: ‘Onze rol is die van verkopende partij. Bij de eerste fase had-den wij er bewust voor gekozen mensen zoveel moge-lijk vrij te laten. Wij weten dat er in het begin onvrede is geweest over gebrek aan begeleiding tijdens de bouw. In latere fases, toen wij merkten dat er behoefte was aan hulp, hebben we wel begeleiding geboden.’

Page 28: Leidse stijl

P/28 Leidse Stijl

Tekst Peter Visser Fotografie Luca Di Tommaso / Peter Visser

muziek

muziek op de kleine podia Je moet er toevallig tegenaan lopen. Want de meeste café’s

hebben dan wel een website, maar het programma van de

livemuziek ontbreekt vaak. En dat is jammer want er is veel te

beleven. Wereldmuziek van De X en jazz van Hot House, het is nog maar het

topje van de ijsberg. De Q-Bus is de concertzaal van het Muziekhuis, groot

genoeg voor 250 mensen. Sinds een jaar zwaait Hans van Polanen er de scep-

ter en is de programmering steeds diverser geworden. Veel internationale

muzikanten, soms (nog) totaal onbekend, soms wereldsterren.

En steeds meer organisaties vinden er hun plek, De X (wereldmuziek) organi-

seert hier sinds kort zijn avonden, evenals Summerjazz en de Leidse Dans-

salon. Er zijn plannen om een tweede (kleinere) zaal te maken voor de meer

intiemere optredens.

Sociëteit De Burcht is vooral bekend als café, maar beschikt over een tuinzaal

waar ze regelmatig concerten en literaire lezingen organiseren. Hier pro-

grammeert ook Hot House, het Leidse jazzpodium, regelmatig concerten met

nationale en internationale groepen.

De Sub071 heeft een piepklein zaaltje waar regelmatig, soms een paar keer

per week, internationale ‘post-punk noise art’, zeg maar laat-lawaaierige

punk, is te horen. Maar eigenlijk is iedere muzikant of groep er welkom en

dat leidt soms tot aangename verrassingen.

In buurtcentra gebeurt ook van alles, soms ook live muziek, met als bekend-

ste het Open Podium Leiden-Noord waar een breed scala aan wereldmuziek

te vinden is, maar dat ook ruimte geeft aan jonge bandjes. In het LAKtheater

wordt acht maal per jaar een Café Favoriet gehouden: muziek, poëzie en

stand-up comedy. In de zomer worden in de muziektent in De Leidse Hout

(naast het Theehuis) zondagmiddagconcerten gehouden.

Voor de incrowd zijn er kleine intieme indoor concerten in Velvet Music en

Plato Leiden, de cd-en platenwinkels. Aankondigingen en programma’s zijn

schaars. Die heb je alleen maar van horen zeggen.

Als je goed luistert, klinkt overal muziek in Leiden. Je moet het alleen weten te vinden. De Stadsgehoorzaal en de Leidse Schouwburg zijn bekend, LVC ook nog wel. Maar muziek in De Burcht of de Q-Bus? Wat is er te horen in Sub071 of de Lokhorstkerk? Er zijn talloze optredens in de Leidse cafés, musea en kerken. Het mooiste is: dat is bijna allemaal gratis ook. Op zoek naar de verborgen muziek: van orgelconcert tot ‘post-punk noise art’.

Verborgen muziek

Page 29: Leidse stijl

Leidse Stijl P/29

Muziek in kerken en museaIn kerken kan je lekker galmen en de sfeer is prima voor klassieke

muziek. En Leiden heeft er vele: de Marekerk, de Hooglandse Kerk,

de Lokhorstkerk, de Pieterskerk, het zijn dé podia voor klassieke

(kamer)muziek en orgelconcerten. Zo heeft de Marekerk een con-

certprogramma waar niet alleen het Bachkoor Holland optreedt,

maar in het voorjaar ook de Johannes Passion is te horen.

Een jaarlijkse klassieker zijn in de Pieterskerk de Scratch Muziekdagen. Amateurmusici die met weinig voorbereiding en veel

lol ‘from scratch’ een groot klassiek werk uitvoeren, zoals Verdi’s

requiem.

Maar ook de vele Leidse klassieke amateurzangkoren geven regel-

matig uitvoeringen. Meestal kom je daar achter door de raampos-

ters en de fl yers in o.a. boekhandels.

Stichting Orgelmuziek Leiden waakt over de vele orgels in de stad.

In elke kerk worden regelmatig concerten georganiseerd, maar ook

in het Groot Auditorium van het Academiegebouw.

Draaiorgels hebben hun eigen Leidse Draaiorgeldag in de

Hooglandse Kerk met tientallen draaiorgels.

Voor niet-westerse muziek kan je terecht in Museum Volkenkunde.

Daar zijn regelmatig optredens en demonstraties van Balinese

gamelanmuziek en Japans fl uitspel op de shakuhachi, bij mooi weer

in de museumtuin. In De Lakenhal is er ook wel eens een optreden

tijdens de Leidse Salon op zondagmiddag. Andere Leidse musea or-

ganiseren Muziek in het Museum met een breed scala aan muziek,

van solozang tot fi lmmuziek.

MUZIEKCAFÉS Studio de Veste (pop)

www.studiodeveste.nl

2e binnenvestgracht 15

Stadscafé Van der Werff (pop)www.stadscafevanderwerff.nl

Steenstraat 2

Pub Bad Habits (popblues)www.badhabitsleiden.nl

Pelikaanstraat 64

Cafe ’t Uilenest (pop Nederlandstalig)www.t-uilenest.nl

Aaltje Noordewierlaan 52

Café de Tregter (popfolk)www.cafedetregter.nl

Herenstraat 1

Theehuis De Leidse Hout (jazzbluespop)www.deleidsehout.nl

Houtlaan 100

Brasserie Meelfabriek

Zijlstroom(jazzbluespop)www.zijlstroom.nl

Zijldijk 28 Leiderdorp

Lazaru’s (hardrockpunk)www.rockcafelazarus.nl

Nieuwe Beestenmarkt 32

Brothers of Beer (hardrock)www.brothers-of-beer.nl

Noordeinde 44

De Twee Spieghels (jazz)www.detweespieghels.nl

Nieuwstraat 11

De Grote Beer (jazz)www.cafediner.nl

Rembrandtstraat 27

De Uyl van Hoogland (jazzbattles)www.deuylvanhoogland.nl

Nieuwstraat 28

M’n Schoonmoeder (Nederlandstalig)cafe-mn-schoonmoeder.hyves.nl

Oude Vest 97

Café ‘t Spoortje (Nederlandstalig)Herensingel 12

De la Soul (soul)www.delasoul-leiden.nl

Morsstraat 60

Meneer Janssen (singer/songwriterpoëzie)www.cafemeneerjansen.nl

Nieuwe Rijn 21

Dranklokaal De WW (divers)dranklokaaldeww.wordpress.com

Wolsteeg 4

Schommelen (divers)Lokhorststraat 19

Re-Spons (divers)www.caferespons.nl

Korte Mare 4

Olivier (divers)leiden.cafe-olivier.be

Hooigracht 23

De Hut van Ome Henne (divers)dehutvanomehenne.nl

St. Aagtenstraat 28

MUZIEK IN KERKEN EN MUSEA Concertagenda Leidse koren

www.leidsekoren.nl

Stichting Orgelstad Leidenwww.stichtingorgelstadleiden.nl

Pieterskerkwww.pieterskerk.com

Kloksteeg 16

Kapelzaal BplusCwww.bplusc.nl

Oude Vest 45

Marekerkwww.marekerk.nl

Lange Mare 48

Lokhorstkerkwww.doreleiden.nl

Pieterskerkstraat 1

Hooglands kerkwww.hooglandsekerk.com

Middelweg 2

Lakenhal (Leidse Salon)www.lakenhal.nl

Oude Singel 28-32

Museum Volkenkundewww.volkenkunde.nl

Steenstraat 1

KLEINE PODIA Q-Bus (ook De X, Broedplaats)

www.muziekhuis.nl

www.de-x.nl

Middelstegracht 123

De Burcht (ook Hot House)www.deburchtleiden.nl

www.hothousejazz.nl

Burgsteeg 14

Sub071www.sub071.nl

Muziektent Leidse Houtwww.vriendenvandeleidsehout.nl

naast Theehuis

Open Podium Leiden-Noordwww.leidennoord.nl

Driftstraat 49

LAKtheater (Café Favoriet)www.laktheater.nl

Cleveringaplaats 1

Velvet Instorewww.velvetmusic.nl

Nieuwe Rijn 34

Plato LeidenVrouwensteeg 4-6

Legendarische Leidse jazzcafésIn 1972 opende De Twee Spieghels zijn deuren als eerste jazz-café van Leiden. Ben Walenkamp begon hier met het organi-seren van concerten. Bekende en (nog) onbekende jazz musici bestegen hier het podium: Johnny Griffi n, Dexter Gorden, Hans Dulfer en Albert Heath traden hier op. Het beroemdste concert was dat van Ben Webster in 1973, omdat het zijn allerlaatste concert bleek te zijn. Na vier jaar had Ben Walenkamp het wel gezien en verkocht hij de zaak.Nadat in 1976 de jazz - zeker live - verdween uit De Twee Spieghels was de weg vrij voor een nieuw jazzcafé, The Duke, dat in 1980 zijn deuren opende. Gedurende 24 jaar haalde eigenaar Dick Wansink nationale en internationale jazzmusici naar The Duke. In 2004 overlijdt Wansink en wordt de zaak verkocht. De muziek klinkt er nog even, maar niet meer op hetzelfde niveau. In 2009 sluit The Duke defi nitief en heropent iets later als The Duke of Oz, een sportcafé.De Spieghels veranderde intussen nog een paar keer van eigenaar en leek z’n oude gloriedagen niet meer te beleven. Totdat in april 2010 Colin van Gestel-Messiäen de zaak overneemt en er een jazz- en wijncafé van maakt. Met weer live muziek door ervaren musici en aanstormend talent.Op 3 oktober speelde de afgelopen twee jaren Bernhard Berkhout’s Swing Orchestra voor de deur, met beide keren tenorsaxofonist Scott Hamilton als gast. En Scott speelt dan weer helemaal in de traditie van Ben Webster. Zo is de cirkel bij De Twee Spieghels rond en heeft Leiden toch weer een mooi jazzcafé.

Scott Hamilton speelt in

de traditie van Ben Webster

Scott Hamilton op 3 oktober 2011 voor De Twee Spieghels, op de achtergrond de Leidse contrabassist Frans Bouwmeester

Jungle by Night, twee weken na hun optreden op Lowlands, tijdens het Klein Grenzenloos Festival 2011 in Q-Bus

Page 30: Leidse stijl

Tekst Kimberly Camu i.s.m. Bert Besterveld

Bouwen

P/30 Leidse Stijl

Een nieuwe steeg om de doorloop van winkelend publiek te verbeteren, moderne appartementen, grotere winkelruimtes: voor de Aalmarkt bestaan al jaren plannen. September 2011 is eindelijk de knoop doorgehakt en zijn de bouwvergunningen voor de eerste fase van de renovatie toegekend. Daarmee hoopt wethouder Pieter van Woensel (Ruimtelijke Ordening, Binnenstad en Publiekszaken) ‘het economische hart van Leiden weer te laten kloppen.’

Het Aalmarktproject moet de winkelgebieden van de Breestraat en de Haarlemmerstraat met elkaar gaan verbinden. In de komende jaren komt er achtduizend vierkante meter winkelruimte bij door restauratie van panden aan de Haarlemmerstraat en rondom de Stadsgehoorzaal. Volgens de wethouder Van Woensel is het huidige Aalmarktplan niet de redding van Leiden, maar wel een belangrijke reddingsboei. ‘Veel binnensteden in Ne-derland hebben het moeilijk, Leiden vormt hierop geen uitzondering. Onze

binnenstad moet door de renovatie van de Aalmarkt aantrekkelijker worden om in te winkelen. We willen grote winkelketens zoals Sissy Boy, Mango en Sting aantrekken en een diverser aanbod bieden.’

Het geweten van de stadDe reanimatie van het economisch hart grijpt diept in op de historische omgeving en baart daarom ook zorgen. Stichting Aalmarkt, een van de belangheb-bende partijen in het project, is enthousiast over de ontwerpen voor het pand van V&D [zie kader]. Maar er zijn ook zorgen over de herstructurering rond de Stads-gehoorzaal en Haarlemmerstraat. Evelyne Verheggen: ‘We willen de historische stedenbouwkundige invulling van de binnenstad behouden, inclusief de karakteris-tieke oude gebouwen’. Verheggen noemt haar stichting ‘het geweten van de stad’ en is vooral ongerust over de plannen rond de oude Aalmarktschool. ‘Er komt achtduizend vierkante meter extra winkelruimte voor grootschalige warenhuizen. Wij vinden dat Leiden zich juist moet onderscheiden met kleine winkels. Boven-dien zal het pleintje achter de Stadsgehoorzaal met de mooie, oude boom worden volgebouwd en sneuvelt er een monument voor de nieuwe doorgang. Is het dat wel waard?’

De wethouder vindt het jammer dat er een monument moet wijken, maar kijkt naar het grotere plaatje. ‘We hebben dit in goed overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed besloten, al slopen we niet graag een monument. De doorgang kan nergens anders komen en zonder die nieuwe doorloop bij de Aalmarkt kan het plan niet doorgaan.’ Bovendien denkt Van Woensel dat de monumentale panden door de renova-tie juist weer een toekomst krijgen. ‘Geschiedkundige

kenmerken zullen zoveel mogelijk behouden blijven. Zo wordt winkelen tegelijkertijd een historische beleving’, aldus de wethouder. Over het pleintje voegt hij toe: ‘De tuin wordt kleiner dan de Stichting Aalmarkt hoopt, maar het zal genieten worden daar onder de boom.’

Lintjes doorknippenOok de betrokken winkeliers zien in de voornemens van de wethouder nog geen aanleiding de champagne te ontkurken. Ton Elderhorst is bedrijfsleider van Gaastra en zijn winkel bevindt zich aan het al gereno-veerde stuk van de Aalmarkt op nummer negen, direct achter de Stadsgehoorzaal. ‘De mooie plannen moeten wel zichtbaar worden. Er zullen binnen vier jaar lintjes doorgeknipt moeten worden, anders zijn er straks geen investeerders meer die hier hun winkels willen openen.’ Dagobert Schulp van de winkeliersvereniging Haarlemmerstraat deelt de mening van Elderhorst. ‘Het Aalmarktproject is een goed plan, het verbinden van de Breestraat met de Haarlemmerstraat is belangrijk. Er wordt alleen al vijftien jaar over gesproken.’

De eerste concrete stap is de verbouwing van V&D, waarmee de verbinding van de Breestraat en de Haarlemmerstraat wordt gelegd. Het ontwerp van architect Michiel Samson (Kentie & Partners Architecten) leidt tot de nodige ver-nieuwingen, maar verliest de historische waarde niet uit het oog.

Een belangrijk onderdeel van de plannen bestaat uit het aanpakken van de bestaande gevels. Zo zullen aan de Breestraatzijde de bogen van het historische In Den Vergulden Turk in oude luister worden hersteld en zullen de voormalige Vögele-panden worden vervangen door nieuwbouw. Om de hoek in de Mandenma-

kerssteeg krijgt het pand tussen de hoek en de achterkant van de Waag een volledig transpa-rante gevel. Verder zullen de huidige kelders van V&D worden omgebouwd tot een fietsenstalling en zal de losruimte voor vrachtwagens verhuizen naar de Breestraat.

Volgens architect Samson is het behoud van de bestaande gevels en het daarachter realise-ren van nieuwbouw vrijwel onmogelijk. Daarom zullen de gevels vrijwel identiek aan de huidige worden opgebouwd, zoals ook bij de voormalige Aalmarktschool is gedaan. Bovendien blijven de ornamenten wel bewaard en worden die terug-gebracht in de nieuwe gevels.

De plannen hebben eveneens gevolgen voor de binnenzijde van het gebouw, die door de verbouwing lichter zal worden dan voorheen. Achter de drie ingangen aan de Breestraat, waar bezoekers nu links- en rechtsom richting Aalmarkt kunnen lopen, komt een winkelgedeel-te met een lichtkoepel. In het gedeelte rond de roltrappen wordt gezorgd voor meer daglichtin-val. De monumentale trap in de winkel zal niet langer openbaar zijn, maar blijft door middel van een glazen wand wel goed zichtbaar.

De wethouder erkent het probleem. ‘Het Aalmarktplan loopt inderdaad al jaren. Maar met het krijgen van de bouwvergunningen hebben we wat concreets bereikt. Met de komst van de steigers in 2012 laten we zien dat we bezig zijn. Ik wil dit plan laten slagen en de Leidse bevolking weer vertrouwen in de stad en gemeente geven.’

van LeidenHet Aalmarktgebied ondergaat een meta-morfose. Restauratie en een vernieuwd winkelgebied moeten van een ‘dagje uit’ in Leiden weer een ware belevenis maken. wat gaat er veranderen?

De reddingsboei

StAP vooRStAP

Page 31: Leidse stijl

Leidse Stijl P/31

Studenten

de BouwDe bouw van de campus verloopt in drie fasen. De schoolgebouwen van het ROC en het Da Vinci College op het Lammenschanspark zullen op korte termijn worden gesloopt. Tussen november 2013 en mei 2015 worden de eerste twee woonblokken gebouwd. Die zullen bestaan uit 600 studenten- en 117 starterwoningen. Van begin 2015 tot eind 2016 zal worden gewerkt aan de drie volgende delen. De laatste fase

van het project zal volgens plan eind 2018 worden afgerond. Bij de totstand-koming van De Leidse Schans zijn vier partijen betrokken. Vorm Ontwikkeling B.V., Ballast Nedam en Syntrus Achmea Vastgoed verzorgen de ontwikkeling en realisatie van de campus. DUWO gaat de 1900 studentenwoningen beheren

Tekst Anja Supper / Bert Besterveld

duurzaamste campus van europa

De komst van een nieuwe, grootschalige huisvesting voor studenten is geen

overbodige luxe. De Leidse Schans, die zich zal vestigen op het Lammen-

schanspark, biedt plaats aan circa 1.900 studenten en ruim 200 starters. ‘Een

belangrijke stap voor onze kennisstad’, toont wethouder Van Woensel zich te-

vreden over het plan. ‘Met deze eerste campus pakken we de kamernood hard

aan.’ Het grootste deel van het nieuwe woonaanbod zal bestaan uit zelfstan-

dige ruimten. Naar schatting zullen de eerste woningen eind 2014 betrokken

kunnen worden en zal het geheel voor 2018 gerealiseerd moeten zijn.

De nieuwe invulling van het Lammenschanspark gaat niet alleen het wo-

ningtekort aanpakken. In de plannen staat dat het complex de duurzaamste

campus van Europa zal worden. De gemeente Leiden omschrijft dit als: ‘Met

duurzaam bedoelen we dat er materialen worden gebruikt die weinig energie

kosten en niet milieubelastend zijn. De verschillende gebouwen worden voor-

zien van betere isolatie, waardoor er minder energie verbruikt zal worden.

Bovendien zal de opwekking van warmte en elektra op een duurzame wijze

worden gedaan.’ Maar de gemeente wil ook sociale cohesie op de campus

stimuleren. ‘Een plaats waar bewoners zich met elkaar en met de campus

verbonden voelen en waar het plezierig wonen, studeren en verblijven is’,

aldus de gemeente.

Wonen oP de cAmPuS Collectieve particuliere binnentuinen Openbare ruimte met veel groen, water en straatmeubilair Glasvezelkabel voor snel internet, telefoon en interactieve televisie Wasserette, cafetaria en kleinere winkels aan het ROC-plein

Woningnood In de afgelopen jaren vonden er

diverse onderzoeken plaats naar de

woningnood onder studenten. Alle

kwamen tot een soortgelijke conclu-

sie: er moet iets gebeuren. In 2009

stelde ABF Research dat de gemid-

delde wachttijd voor studenten maar

liefst 18 maanden bedraagt. Vooral

het aanbod zelfstandige woonruim-

ten is niet in staat de vraag te dek-

ken. Volgens studentenhuisvester

DUWO (Duurzaam Wonen) is er

in het westen van de Randstad een

tekort van ruim 18.000 studenten-

woningen. Dit heeft tot gevolg dat

de wachttijden zeker tot 2015 een

probleem zullen blijven.

DUWO, beheerder van de nieuwe

studentenwoningen, benadrukt dat

De Leidse Schans slechts een stap

in de goede richting is. De organisa-

tie richt zich dan ook op meerdere

projecten. Zo werd in het voorjaar

van 2011 ook al begonnen met de

bouw van 504 zelfstandige woningen

aan de Wassenaarseweg. Doordat

gebruik wordt gemaakt van kant-

en-klare wooneenheden, zijn alle

kamers eind 2012 al beschikbaar.

Ook SLS Wonen (Stichting Leidse

Studentenhuisvesting), beheerder

van 60% van de Leidse studenten-

markt, spant zich in om het tekort

aan kamers te verkleinen. Naar

aanleiding van het onderzoek van

ABF Research formuleerde SLS de

ambitie met nieuwbouw en heront-

wikkeling 2.000 nieuwe woonruim-

ten voor studenten te realiseren.

In 2012 zullen diverse panden aan

de Steenschuur, Langebrug en

Ketelboetersteeg worden aangepakt.

Daarmee realiseert de stichting

ruim 200 kamers en verschillende

universitaire faciliteiten. In hetzelfde

jaar zal eveneens de langverwachte

verbouwing van de oude Meelfabriek

van start gaan. Het ontwerp van

architect Peter Zumthor toont onder

andere een 45 meter hoge studen-

tentoren, ruime loftwoningen en

grootschalige faciliteiten.

Studeren én wonen in Leiden; het is al jaren geen vanzelfsprekende combinatie. Vaak krijgt de nieuwe lichting studenten te maken met een maandenlange wachttijd. de nieuwbouw van de Leidse Schans biedt straks een oplossing. en die is nog goed voor het milieu ook: Leiden krijgt de duurzaamste campus van europa.

Page 32: Leidse stijl

P/32 Leidse Stijl

DE STAD

Illustratie Patrick Colly M.m.v. Franceline Pompe

< Biosciencepark

Het zou een lege en doodse stad zijn – Leiden zonder de faculteiten van de Universiteit Leiden, het Leids Universitair Medisch Centrum, musea, theaters, kerken, galeries, creatieve bedrijven, redacties van media. Architect Patrick Colly ‘vloog’ over zo’n spookstad. In werkelijkheid is het nóg erger: studentenhuizen zijn in deze vogelvlucht nog niet eens weggehaald. Het Bio Science Park ontbreekt helemaal: het zouden de weilanden zijn die het ooit waren.

Page 33: Leidse stijl

Leidse Stijl P/33

Stel dat…

Page 34: Leidse stijl

MUMUZIEKZIEKZIEKZIEK

Tekst Frank Nuijens

P/34 Leidse Stijl

WETENSCHAP

W at maakt uw onderzoek bijzonder?‘Veel psychologen houden zich bezig met

individuele processen. Het bijzondere van onze

invalshoek is dat we ons focussen op groeps-

gedrag. Mensen ervaren groepsdruk, ze willen

elkaar helpen – dat is wat wij onderzoeken.’

Hoe kan een manager uw kennis gebruiken om een beter team te maken?‘In het werk wordt bijvoorbeeld vaak gezegd

dat diversiteit en vers bloed belangrijk is, maar

wat je in de praktijk ziet is dat aan nieuwe

mensen met nieuwe denkbeelden meteen

wordt uitgelegd “hoe we het hier allemaal

doen”. Maar managers staan er niet bij stil:

waarom willen we nieuwe mensen en wat moe-

ten we dan doen om te zorgen dat ze ook hun

bijdrage kunnen leveren. Als je managers laat

vragen wat de nieuwe persoon vindt van hoe

alles in het bedrijf draait, dan zie je herken-

ning bij die managers.’

Ziet u verschillen tussen bedrijfsleven en overheid?‘Ik ken de universiteit als overheidsorganisatie

heel goed, ook als leidinggevende. Maar ik praat

ook veel met studenten en stagiaires die bij

commerciële bedrijven zitten. Je zou denken

dat het bij het bedrijfsleven beter geregeld is

dan bij de overheid, omdat ze winst moeten ma-

ken. Maar als ik die verhalen soms hoor, denk

ik dat het toch universeel menselijk gedrag is,

dat van alle tijden is. Overal gebeuren dingen

die eigenlijk niet rationeel zijn, of niet effi ciënt.’

U heeft ook gevonden dat mensen door emoties en stress fysiek ziek kunnen worden.‘We maken onderscheid tussen positieve en

negatieve stress. In een werksituatie is een

zekere mate van stress wel goed. Als er hele-

maal niets te doen is, wordt het saai en zakken

mensen in. Maar wat onderscheidt nou een

positieve stresssituatie, waarbij je uitgedaagd

wordt, van een negatieve stresssituatie waarbij

je denkt dat je het niet aankunt en het niet

goed zal gaan? Dat zijn die ziekmakende stres-

spatronen. Het blijkt dat je op een aantal pun-

ten kunt aanwijzen door welke elementen een

situatie als positief of negatief wordt beleefd.

We kunnen dat op het niveau van lichamelijke

reacties meten, dus we zijn niet afhankelijk

van wat mensen ons vertellen. We kunnen ook

zien of een situatie die in eerste instantie als

negatief wordt beleefd, omgebogen kan wor-

den naar een positieve stresssituatie.’

Hoe dan?‘Het is vaak een wisselwerking. Je kunt

sleutelen aan de omgevingseisen én aan het

gevoel dat mensen zelf hebben over of ze het

aankunnen. Dan zie je nog steeds lichamelijke

reacties, maar niet op de negatieve manier.’

WI N N AAR S Voor creativiteit heb je een prutsperiode nodig

Ze behoort wereldwijd tot de tien beste wetenschappers in haar vakgebied.Organisatiepsycholoog Naomi Ellemers onder-zoekt hoe mensen met elkaar samenwerken. Haar werk levert bijzondere inzichten voor de praktijk op, zoals dat mensen zich vooral inzetten als ze zich moreel kunnen identifi ceren met hun groep of organisatie. En dus niet als ze meer kunnen verdienen of betere loopbaanvooruitzichten hebben.

Naomi Ellemers en Marijn Franx vertellen over grensverleggende wetenschap.

Beiden wonnen in 2010 de Spinozapremie,

Welke factoren maken dat onderscheid?‘De sleutel is hoe die omgevingseisen tot je

komen en hoe je daar zelf mee omgaat. Stel je

komt thuis, je hebt een opdracht gekregen en

weet niet hoe je dat moet aanpakken. Maar

je partner zegt dan “nee joh, vorig jaar heb je

toch dat andere boek gemaakt en dat vond je

toen ook heel moeilijk, maar het is je hartstik-

ke goed gelukt en waarom zou dat nu anders

zijn”. Dan ga je beseffen dat je misschien toch

meer kunt dan je in eerste instantie denkt. Als

je het mensen vertelt, dan herkennen ze het.

Maar als je in zo’n negatieve spiraal zit kun je

dat zelf vaak niet meer bedenken.’

Hoe kan een leidinggevende dat ondersteunen?‘Leg je de nadruk op de mogelijkheden die er

zijn of op de gevaren. Als je wilt dat mensen

iets nieuws gaan proberen of iets creatiefs gaan

doen, helpt het niet als ze geen tijd mogen

verspillen met iets dat niet lukt en geen fouten

mogen maken. Daar zie je vaak leidinggeven-

den de mist in gaan. Aan de ene kant zeggen ze

dat de groep innovatief moet zijn. Maar tegelij-

kertijd moet het wel op korte termijn resultaten

opleveren en er mogen geen fouten gemaakt

worden. Dat geeft mensen stress, want die twee

dingen kunnen niet allebei tegelijk. Je moet als

leidinggevende een keuze maken. Als je creati-

viteit serieus wilt nemen, moet je incalculeren

dat er een prutsperiode komt. Of je stelt een

team samen dat wordt vrijgesteld van andere

taken. Als je je dat niet kunt permitteren, is dat

ook prima, maar dan moet je niet denken dat je

aan vernieuwing kunt doen.’

U hebt eerder gezegd dat het fi jne van de Spinozapremie is dat je een blanco cheque krijgt om iets nieuws te doen. Wat is het vernieuwende dat u van plan bent?‘Ik wil die groepsprocessen waar ik zo in

geïnteresseerd ben, onderzoeken met fysiologi-

sche metingen. Bijvoorbeeld de hartslag en de

bloeddruk, waar positieve en negatieve stress

mee te meten zijn. Daarnaast wil ik ook graag

metingen van hersenactiviteit gaan gebruiken.

Maar daar zit een spanningsveld in. Want om

die hersenmetingen te doen moet je iemand in

een heel gecontroleerde omgeving brengen. De

persoon moet geïsoleerd in een kamer of zelfs

in een scanner liggen zonder andere mensen in

zijn omgeving. Dat is de manier om een zuive-

re meting van hersenactiviteit te krijgen. Maar

we willen natuurlijk juist meten hoe mensen

reageren op hun omgeving. Je zou het liefste

willen dat iemand met een draagbare scanner

op zijn hoofd ’s morgens naar zijn werk gaat en

dat je dan ’s avonds kunt zien wat er allemaal

is gebeurd. Maar dat kan natuurlijk niet.’

Hoe gaat u dat oplossen?‘Dat vereist nogal wat creativiteit van ons.

Eerst moeten we nadenken hoe de situatie in

de meetopstelling te vertalen naar een echte

werksituatie. We zullen dus de metingen die

we krijgen, moeten toetsen aan de werkelijk-

heid, in een situatie waarin we niet direct die

hersenmetingen kunnen doen. We hebben

nu meer inzicht in wanneer mensen fysiek

gestrest raken. Als we er actief naar zoeken,

kunnen we dat misschien in een werksituatie

herkennen. We zijn inmiddels twee jaar bezig

met hersenmetingen en het begint nu pas

bruikbare resultaten op te leveren.’

Hoe doet u de metingen dan?‘We hebben bijvoorbeeld aan proefpersonen in

de hersenscanner plaatjes laten zien van vrou-

wen met een hoofddoek op, om te registreren

hoe ze daarop reageren. De volgende stap is

dan dat we niet een plaatje maar een fi lmpje

laten zien. We vragen aan de persoon in de

scanner om met de persoon met hoofddoek via

de computer samen te werken. Je kunt zeggen

dat het allemaal erg kunstmatig is. Maar je

hebt tegenwoordig mensen die alleen maar via

e-mail of computers met elkaar samenwerken,

dus er zijn werksituaties waar dit behoorlijk

dicht bij in de buurt komt.’

Wat is de toegevoegde waarde van de hersenactiviteit ten opzichte van de fysiologische metingen?‘Je kunt er andere dingen mee onderzoeken.

Met de fysiologische metingen kunnen we

positieve en negatieve stress onderscheiden.

Maar we weten dan niet wát die stress heeft

veroorzaakt. In de hersenscanner kun je

zien welke hersengebieden op welk moment

actief zijn, dus dat zegt bijvoorbeeld iets over

of iemand gestuurd wordt door rationele

of emotionele processen. En met een EEG

[elektro-encefalogram, hiermee meet men

hersenactiviteit, red.] kun je in de tijd kijken

Professor dr. Naomi Ellemers (1963) studeerde psychologie aan de UC Berkeley (VS) en in Groningen. Ze behaalde haar doctoraaldiploma in 1987 cum laude. In 1991 promoveerde ze cum laude in Groningen op onderzoek naar strategieën die mensen uit groepen met lage status kunnen gebruiken om hun positie te verbeteren. Van 1991 tot 1998 werkte ze aan de VU Amsterdam.

Sinds 1999 is ze hoogleraar aan de Universiteit Leiden. Ze heeft talrijke Nederlandse en internationale prijzen en subsidies gekregen.

Foto

Cha

rlotte

Mar

res

Page 35: Leidse stijl

Leidse Stijl P/35

‘Mensen willen oprecht niet discrimineren’

Wi n n aar s ‘We gebruiken het heelal als tijdmachine’

De Leidse sterrenwacht herbergt niet alleen het oudste observatorium van nederland, maar ook menig sterrenkundige van wereldfaam. Zoals Marijn Franx. Zijn droom is de lancering van een ruimtetelescoop waarmee hij een nieuwe stap kan zetten in zijn zoektocht naar de ontstaansgeschiedenis van sterrenstelsels.

de Nederlandse versie van de Nobelprijs. De één kijkt diep in de ziel van mensen, de ander ver in het heelal.

hoe snel mensen reageren op dingen die ze

zien. We weten uit eerder onderzoek dat pas

een aantal milliseconden nadat je iemand een

plaatje laat zien, die persoon zich dat bewust

wordt in de hersenen. De hersenactiviteit die

je vanaf het eerste moment ziet, geeft dus aan

wat er gebeurt voordat mensen zich bewust

zijn wat ze zien. Het blijkt bijvoorbeeld dat ze

dan al anders reageren op een vrouw met of

zonder hoofddoek. We weten dan of het een

onbewuste reactie is van mensen of ze willen

samenwerken met iemand met een hoofddoek.

Maar het kan ook zijn dat ze eigenlijk dénken

dat ze er niet mee samen willen werken en dat

niet willen laten merken.’

Wat levert dat hersenonderzoek voor inzichten op?‘Er zijn normen die zeggen dat we iedereen

op een gelijke manier moeten behandelen,

we mogen niemand discrimineren. Er zijn

zelfs wettelijke regels die dat tegengaan. Maar

een van de dingen die we nu pas begrijpen

dankzij de hersenmetingen, is dat mensen toch

onwillekeurig anders reageren als iemand er

anders uitziet. Of dat je op grond van iemands

uiterlijk verwachtingen hebt over negatieve

prestaties, zoals dat je bij een vrouw veron-

derstelt dat ze geen leiding kan geven of niet

goed in wiskunde is. Als je met zijn allen hebt

afgesproken dat je dat niet mag laten merken,

dan gaan mensen dat wegdrukken. Als je aan

een werknemer vraagt of die met iemand met

bijvoorbeeld een ander uiterlijk wil samenwer-

ken, zal hij dat goed vinden. Maar die automa-

tische reactie die opkomt, moet hij actief weg-

drukken en dat kost extra energie waardoor

iemand uitgeput kan raken en minder goed

gaat presteren. Allemaal reacties in het gedrag

die je alleen maar kunt verklaren als je weet

wat er allemaal in het lichaam gebeurt. Dit

kun je mensen niet vragen in een interview. Ze

houden het soms zelfs voor zichzelf verborgen,

ze willen oprecht niet discrimineren.’

Dat kunnen ze dus maar beter hardop zeggen?‘Dat is een van de adviezen. Moet je het

wegdrukken of moet je toegeven dat het nou

eenmaal zo is. Als het maar geen negatief effect

heeft op de samenwerking.’

Wat voor soort onderzoeker is Naomi Ellemers?‘Ik hoor van mensen dat ik wel van de wilde

ideeën ben. Toen ik voor het eerst tegen mijn

collega’s zei dat ik groepsprocessen in de her-

senscanner wilde onderzoeken, werd er hard

gelachen en gezucht. Maar ze zeiden gelukkig

ook: dat hebben we nog nooit gedaan, kan dat

wel? Dat prikkelt mij, dan wil ik dat graag pro-

beren. Maar vervolgens moet je wel voorzichtig

zijn en kleine stappen maken, veel geduld heb-

ben en niet te snel met je resultaten naar bui-

ten willen. Als onderzoeker heb je allebei die

dingen nodig. Het moeilijkste is de balans te

vinden. Als je teveel grote stappen maakt, loop

je het risico dat je stappen overslaat. En als je

te voorzichtig bent, durf je nooit ergens een

uitspraak over te doen. Want je kunt het altijd

nog beter onderzoeken. Ik heb wel allebei: ik

kan met wilde ideeën komen, maar ik kan het

ook vanaf het begin goed uitzoeken.’

U zit al sinds 1999 bij de Universiteit Leiden. Het bevalt u hier kennelijk?‘Voor een bestuurder is het Universiteit

Leiden. Maar als werknemers bevinden mijn

collega’s zich vooral binnen de vakgroep

psychologie. Dat zijn de mensen waar ik elke

dag mee te maken heb. De rest van de univer-

siteit is vaak toch wat verder weg. Voor mij is

een belangrijke reden om in Leiden te willen

blijven dat ik met mijn collega’s bij psychologie

een goede werkomgeving heb. Heel collegiaal,

wederzijds respect, er wordt hard gewerkt

maar in een sfeer van samenwerking en niet

concurrentie. Ik heb de indruk dat dat bij

andere universiteiten wel anders is.’

Concurrentie is niet goed?‘Veel bestuurders denken dat mensen beter

gaan functioneren als ze met elkaar moeten

concurreren, maar daar kleven veel nadelen

aan. Natuurlijk mag je mensen best afrekenen

op hun resultaten, mag je ze met elkaar verge-

lijken. Maar ze moeten ook met elkaar kunnen

samenwerken, ze moeten op elkaar kunnen

vertrouwen, ze moeten respect voor elkaar

kunnen hebben. En dat heb ik hier heel sterk

in Leiden op mijn eigen afdeling en in mijn

eigen faculteit. Ik ben me ervan bewust dat dat

iets heel bijzonders is, dat het niet vanzelfspre-

kend is.’

Een goed team dus, een goede groep.(lacht)’Ja, en dat is voor mij natuurlijk heel

belangrijk.’

Waar komt uw interesse voor het vakgebied vandaan?‘Mijn ouders zijn allebei sociale wetenschap-

pers, dus het is me met de paplepel ingegoten.

Wat ik aan mijn vakgebied altijd leuk heb

gevonden is dat je op een wetenschappelijke

manier bezig bent, maar dat je het onderzoek

wel aan gewone mensen kunt uitleggen. (lacht)

Dat is ook weer een nadeel, want iedereen

vindt natuurlijk dat ze er zelf meer verstand

van hebben. Maar dat is de uitdaging.’ <

W at is het oudste licht dat we nog kunnen zien?‘We kunnen nog licht zien van ongeveer 100.000 jaar na de big bang. Dat is het

licht dat het langst geleden is uitgezonden. Het kan vrij naar ons toe komen zonder dat

het met andere deeltjes botst. Daarvoor was er ook licht, maar dat botste met ander

licht en atomen, waardoor het werd geabsorbeerd. Na 100.000 jaar koelde het heelal

zodanig af dat het licht ons kon bereiken.’

U heeft ontdekt dat er sterrenstelsels uit de tijd van het jonge heelal zijn verdwenen?‘Niet zozeer verdwenen, ze vormden geen sterren meer. Je verwacht dat sterrenstelsels

heel actief zijn. Maar we hebben dankzij de Hubble ruimtetelescoop gevonden dat er in

het jonge heelal een heleboel sterrenstelsels gestopt zijn met groeien, met het omzet-

ten van gas in sterren.’

Waarom zijn ze gestopt met groeien?‘Dat weten we niet precies. We hebben wel mogelijkheden, maar we weten niet welke

van de mogelijkheden de goede is. Om dat te onderzoeken gebruiken we de mooie

plaatjes die Hubble maakt. Maar we hebben ook spectra [de verschillende golflengtes

waaruit licht bestaat, red.] nodig en daarvoor wordt een nieuwe telescoop ontwikkeld:

de James Webb Space telescoop.’

>

Marijn Franx (1960) studeerde in 1984 cum laude af aan de Universiteit Leiden in de astronomie. Vier jaar later promoveerde hij er, weer cum laude. Tussen 1988 en 1993 werkte hij aan de Harvard University. Van 1993 tot 1998 was hij hoogleraar in Groningen. sinds 1998 is hij hoogleraar in Leiden. in 2010 ontving hij de spinozapremie van nWO (nederlandse Organisatie voor Weten-schappelijk Onderzoek).

Page 36: Leidse stijl

P/36 Leidse Stijl

Wat is het verschil tussen de foto’s die Hubble maakt en die van deze nieuwe telescoop?‘Hubble kan infrarood licht meten, maar niet

heel erg goed. Daar hebben ze met de bouw

in de jaren zestig geen rekening mee gehou-

den. Zo is er een verwarming in de spiegel

van Hubble ingebouwd om te zorgen dat deze

op kamertemperatuur blijft. Die spiegel is

ten slotte op kamertemperatuur geslepen en

als je hem op die temperatuur houdt, blijft

de vorm van de spiegel precies goed en blijft

het beeld scherp. Maar daardoor straalt de

spiegel warmte – en dus infrarood licht – uit

dat interfereert met het infrarood licht dat we

zouden willen meten. Hij verstoort zijn eigen

metingen.

Als het heelal uitdijt, wordt het licht steeds

roder. Om het rodere licht van die verder weg

liggende sterrenstelsels te kunnen zien, moest

er een nieuwe telescoop gebouwd worden en

dat is de James Webb Space telescoop.’

Daarmee kunt u naar die verre sterrenstelsels kijken?‘Het heelal is nu 13,7 miljard jaar oud en die

sterrenstelsels zonden hun licht uit toen het

heelal slechts vier miljard tot minder dan een

miljard jaar oud was. Dat licht is dus miljarden

jaren lang onderweg geweest naar de aarde.’

Dus die sterrenstelsels zijn nu misschien allang verdwenen?‘Ja, dat klopt. Ze zijn opgeslokt of hebben

andere stelsels opgeslokt, ze zijn in ieder geval

dramatisch veranderd.’

U bedrijft archeologie van het heelal, kijkt miljarden jaren terug in het verleden. Hebt u enig idee hoe het er op dit moment uitziet aan die verre uiteinden van het universum?‘Nee, want dat licht doet er veel meer dan der-

tien miljard jaar over om ons te bereiken. Maar

we gaan er vanuit dat het niet anders is dan in

het nabije universum. Het verschilt alleen van

leeftijd, alles lijkt dat te bevestigen. Op die ma-

nier gebruiken we het heelal als tijdmachine.

We kunnen helaas geen knoppen instellen,

deze tijdmachine is voor ons geprogrammeerd.

Maar het is wel een heel mooie machinerie.’

Wat zou u het grootste succes van de Hubble telescoop noemen?‘Dat zijn er heel veel. De ontdekking van

zwarte gaten bijvoorbeeld. Verder hebben

we met Hubble plaatjes kunnen maken van

het begin van het heelal, en de leeftijd van

het heelal kunnen bepalen. En we hebben er

planeten rond andere sterren mee gevonden.

Bijna allemaal dingen die mensen van tevoren

niet hadden verwacht.’

Welke wetenschappelijke grenzen gaat de nieuwe telescoop verleggen?‘We zullen veel verder in het verleden kunnen

kijken. We zullen veel beter leren hoe planeten

rond sterren gevormd worden. Ook kunnen we

door het stof dat nu nog ons zicht op zwarte

gaten blokkeert, heen kijken. Dan kunnen we

beter zwarte gaten en hun omgeving bestude-

ren. Er zijn een heleboel toepassingen.’

Stof rondom zwarte gaten?‘Rond heel veel zwarte gaten zwerven enorme

hoeveelheden stof. Een soort rook, heel kleine

deeltjes. Die houden het licht tegen. En als we

daar doorheen kunnen kijken, zien we beter

wat daar aan de hand is. En we kunnen naar

de lichtspectra kijken, wat we met de Hubble

nauwelijks konden.’

En wat is het voordeel van die spectra?‘Daarmee ontrafel je het licht, zodat je beter

kunt zien wat er aan de gang is. Je kunt vooral

snelheden meten. Dus samenstelling en snel-

heid van dat licht zijn twee dingen die we kun-

nen meten en die we hard nodig hebben.’

Nodig waarvoor?‘Om die objecten beter te kunnen begrijpen.

Zonder spectrum is dat heel moeilijk. Die

plaatjes van de Hubble zijn heel mooi, maar

zonder de spectra blijft het heel moeilijk te

begrijpen wat er nu echt gebeurt. Straks kun-

nen we bepalen welke chemische elementen

er aanwezig zijn bij sterrenstelsels en zwarte

gaten, wat de temperatuur is, we kunnen veel

beter de fysieke eigenschappen bepalen. Dat is

echt van groot belang.’

Wat hoopt u dat de James Webb uw onderzoek gaat opleveren?‘We willen echt nauwkeurig in kaart brengen

hoe sterrenstelsels gegroeid zijn. Dat is een

van de dingen die we hopen te doen met die

spectrograaf. We willen een volledige beschrij-

ving proberen te maken voor sterrenstelsels.

Daar willen we dan uit halen hoe vaak ze

gebotst zijn, hoe ze vormen, hoe ze groeien.’

U wilt dan weer kijken naar dat vroege heelal van 100.000 jaar oud?‘We gaan net als met de Hubble dichtbij en

ver weg kijken. Planeten zijn heel klein en het

signaal dat je meet is daarom heel zwak, dus

die meten we het beste als ze dichtbij staan.

De sterrenstelsels die wij willen bestuderen,

bevinden zich juist heel ver weg. Zo kijken we

terug in de tijd.’

Net als er een indeling van het dierenrijk is, gaat u een indeling van het sterrenstelselrijk maken?‘Ja, daar komt het op neer. Sterrenstelsels zijn

niet zo verschillend als dieren in het dierenrijk.

Maar ze zijn er wel in alle vormen en maten. Je

hebt heel grote, heel kleine, sommige vormen

veel sterren en anderen weer niet, en ze zijn

niet gelijkmatig verdeeld in de ruimte.’

Werkt u mee aan de bouw van de James Webb Space telescoop?‘Ik zit in een aantal commissies. Ik ben betrok-

ken bij de bouw van de spectrograaf, die de

spectra die ik eerder noemde gaat meten. We

adviseren over de wetenschappelijke aspecten

van de spectrograaf. Wat voor filters zet je erin,

hoe ga je ermee waarnemen.’

U geeft advies aan NASA, ik mag aannemen dat u dan ook gebruik mag maken van deze telescoop?‘Ja, iedereen kan gebruik maken van de data.

Maar degene die hebben meegewerkt aan de

spectrograaf mogen ook een deel van de waar-

neemtijd gebruiken. Het wordt heel spannend.

Maar we hopen eerst nog van alles te kunnen

meten met de Hubble. Daar komen nog steeds

fantastische data uit. Maar op een gegeven mo-

ment gaat de Hubble ‘dood’, dan houdt het op.’

Wanneer is dat?‘Dat weet je nooit zeker. Maximaal tien jaar,

dan wordt hij in zee gedumpt.’

Gaat u naar de lancering van de James Webb?(lacht) ‘Dat weet ik nog niet, dat is nog te ver

weg. Onze prioriteit is nu om te zorgen dat hij

er komt. Het echt spannende moment is als hij

begint met waarnemingen. Dat is spannender

dan de lancering.’

Wat voor soort onderzoeker is Marijn Franx?‘Ik ben een waarnemer. Daarbij probeer ik

nieuwe dingen te doen, wat niet altijd even

makkelijk is.’

Een realist dus.‘Daar komt het wel op neer. Als waarnemer

ben je snel realist. Als het er niet is, kun je het

ook niet waarnemen.’

U werkt al sinds 1998 bij de Universiteit Leiden. Wat houdt u hier?‘De Sterrenwacht speelt daar een belangrijke

rol in. De Sterrenwacht is een fantastische

omgeving. Leiden heeft op het gebied van ster-

renkunde een zeer goede naam.’

Doet de Universiteit Leiden genoeg om haar toptalent te behouden?‘De universiteit heeft duidelijk heel goede

mensen, dat zie je al aan het aantal Spino-

zapremies dat hierheen gaat. Het belangrijkste

is goede mensen aan te nemen, en daarin is de

universiteit goed geslaagd.’

‘De waarnemingen zijn spannender dan de lancering van zo’n telescoop’

De Hubble en James Webb ruimtetelescopen

De Hubble ruimtetelescoop werd gelan-ceerd met de spaceshuttle in 1990. De James Webb zal naar verwachting in 2018 gelan-ceerd worden met een Ariane 5 raket van de Europese ruimteorganisatie ESA.

De Hubble ruimtetelescoop staat relatief dicht bij de aarde op een afstand van zeshon-derd km. De James Webb ruimtetelescoop zal 1,5 miljoen kilometer van de aarde afstaan.

De Hubble is 13,2 meter lang en heeft een diameter van 4,2 meter en heeft daarmee de afmetingen van een grote vrachtwagen. James Webb heeft een zonnescherm van 22 bij 12 meter en is daarmee bijna zo groot als een Boeing 737.

Relatief ‘jonge’ planeten en sterren zijn bijna onzichtbaar door stof dat zichtbaar licht absorbeert. Maar infrarood licht kan door het stof heen komen en is daarom belangrijk voor astronomen. De James Webb ruimtetelescoop kan infrarood licht van 0,6 tot 28 micrometer golflengte zien, terwijl Hubble maar infrarood licht met golflengtes van 0,8 tot 2,5 microme-ter kan zien.

Weten ze die goede mensen ook vast te houden?‘Ik weet eigenlijk niet in hoeverre de univer-

siteit daar iets aan kan doen. Het gaat erom

dat mensen zelf een omgeving kunnen creëren

waarin ze goed hun werk kunnen doen. Het

enige dat de universiteit moet doen is die mo-

gelijkheid scheppen voor wetenschappers. Ik

geloof niet dat de universiteit in staat zou zijn

meer te doen dan dat.’

Ze zijn er alleen om de randvoorwaarden te creëren.(lacht) ‘Ja, ook al denken de bestuurders zelf

natuurlijk dat ze veel meer doen.’ <

Page 37: Leidse stijl

Leidse Stijl P/37

UNIVERSITEIT

Het is een unicum in de wereld van het talenonderzoek: het onderzoek-sproject van Dr. Maarten Mous, hoogleraar Afrikaanse taalkunde.

Want het meeste onderzoek is gedaan met Westerse proefpersonen en psycholinguïstisch onderzoek naar Afrikaanse talen wordt verder nergens gedaan. En dat terwijl de wereld meer dan zesduizend talen kent, waarvan de meeste niet-Westers zijn. Er is weinig bekend over hoe en waar die talen in de hersenen zijn verankerd. Komend jaar gaat zijn promovendus Mulugeta Tsegaye naar Ethiopië om Konso-sprekende proefpersonen aan experimenten te onderw-erpen. Het Konso is een van de ruim tachtig verschillende talen die in Ethiopië worden gesproken. De taalkundigen doen psycholinguïstisch onderzoek. Mous licht toe: ‘Daarbij kijken we of bepaalde concepten die binnen een taal bestaan ook een psychologische realiteit zijn. Dat wil zeggen: slaan de hersenen woorden ook in die verschillende categorieën op?’ In Afrikaanse talen zitten wezenlijk andere structuren dan in Westerse. In talen als Neder-lands en Duits kennen we mannelijke, vrouweli-jke en onzijdige woorden. In het Konso lijkt nog een ander geslacht te bestaan: meervoud. Som-mige woorden die niets meervoudigs betekenen, worden wel gebruikt alsof ze meervoudig zijn. Je zegt dan bijvoorbeeld niet ‘mijn rug doet pijn’ maar ‘mijn rug doen pijn’. Er zijn onderzoek-ers die niet geloven dat dit meervoud een derde categorie van geslacht is. Professor Mous: ‘Het is een heuse wetenschappelijke strijd. Met psy-cholinguïstisch onderzoek hoop ik hun ongelijk te bewijzen en deze slag te winnen.’

Mous geeft een ander voorbeeld van een zeer eigen kenmerk uit het Konso: ’In het Neder-lands ben je verplicht te zeggen of je enkelvoud of meervoud bedoelt. Je moet zeggen: “ik koop een boek”, of “ik koop boeken”. In het Konso is dat niet verplicht. Van elk woord bestaat een neutrale vorm, een enkelvoudige vorm en een meervoudige vorm. Die drie vormen zijn er voor elk woord. Voor mannelijke woorden, vrouweli-jke woorden, maar ook voor woorden die als geslacht meervoud hebben.’Waarom die interesse in een taal die door een selecte groep Ethiopiërs wordt gesproken? ‘Er zit een grotere gedachte achter. In alle talen van de wereld kan je woorden indelen naar getal en geslacht. Dit onderzoek kan gevolgen hebben voor hoe men denkt over getal en geslacht in het algemeen.’’Het is een specifi ek klein probleem dat we nu onderzoeken. Maar het is een opening naar in-terdisciplinariteit. Die was er op het terrein van beschrijvende taalkunde nog niet. Het is vooral veldwerk: we willen zoveel mogelijk vreemde talen in kaart brengen. Ik onderzoek normaal de grammatica en maak een woordenboek. Psycho-linguïstisch onderzoek biedt meer diepgang. Die diepgang is nodig als je echt wilt weten hoe talen in ons hoofd werken.’

Psycholinguïstisch onderzoek, hoe werkt dat in de praktijk? Om daar achter te komen nam deze Leidse Stijl-verslaggever plaats op de stoel van de proef-persoon. Mulugeta Tsegaye reist volgend jaar naar Ethiopië om daar deze experimenten te doen. Om te kijken hoe taal in de hersenen werkt, heb je niet per se dure MRI-scanners of een badmuts vol sensoren nodig. Iets simpels als een reactietijd op een woord kan ons ook veel leren.Tsegaye: ’Het is vrij simpel, ik heb eigenlijk alleen mijn laptop en een donkere kamer nodig. Het is de bedoeling dat je de naam noemt van het voorwerp dat je op het scherm ziet.’ Er verschijnt een sleutel en tegeli-jkertijd zegt een Afrikaanse stem een voor mij onverstaan-baar woord. Ik zeg: ‘sleutel’.

Vervolgens verschijnt een vogel op het scherm. ‘Furaa’, zegt de stem.’De stem dient als afl eider’, legt Tsegaye uit, ‘Het zegt een woord met een andere beteken-is dan het plaatje.’ De ‘afl eider’ heeft soms hetzelfde en soms een ander geslacht dan het woord op het plaatje. Als het geslacht van de afl eider en het plaatje hetzelfde is, zijn mensen sneller in staat om het plaatje te benoemen. Dat is uit eerder onderzoek is gebleken. Tsegaye: ‘Zo kunnen we zien of woorden ook in het hoofd van mensen tot hetzelfde geslacht behoren. Door middel van reactietijden kunnen we de verschillende cat-egorieën van geslacht in beeld brengen.’Bij mij werkt het experiment niet. Daarvoor zal ik eerst nog een paar cursussen Konso mo-eten volgen.

Het experiment

Geen woorden voorTaalwetenschappers komen regelmatig woorden en uitdruk-kingen tegen die niet te vertalen zijn. Voor sommige begrip-pen bestaat geen Nederlandse equivalent. ‘Wij gaan volgende week naar de Efteling.’ Een du-idelijke zin, maar niet voor wie ’m wilt vertalen naar het Ebang, een taal die wordt gesproken wordt in Soedan. Het is nameli-jk onduidelijk of met wij ‘ik en jij’ of ‘ik en iemand anders’ wordt bedoeld. Het Ebang heeft daarvoor aparte woorden: - danga betekent ‘ik en jij’ - alinga betekent ‘ik, jij en

andere(n)’ - ananga betekent ‘ik en

andere(n)’

Van horen zeggenNederlanders worstelen met de d’s en t’s in werkwoorden. In het Trio, een taal die wordt gesproken door gelijknamige indianen in Indonesië, is het

vervoegen van werkwoorden nog ingewikkelder. Sprekers van deze taal geven door de vervoeging van het werkwoord aan of zij iets weten uit eigen waarneming, of dat zij het van iemand anders gehoord heb-ben. Hiervoor bestaan aparte werkwoordsvormen.

Zelfs in het DuitsNiet alleen bij het vertalen van niet-Westerse talen lopen taalkundigen tegen dit soort problemen aan. Zelfs onze oosterburen hebben woorden die wij niet kennen. Zo kennen wij wel het woord heimwee, het verlangen naar thuis. Het Duits kent ook het woord fernweh wat juist het tegenovergestelde betekent: het verlangen weg van huis te zijn. Probeer dat maar eens naar het Nederlands te vertalen.

‘Mijn rug doen pijn’ Taalkunde als breinkraker

Werken hersens anders als je een andere taal, zoals Ethiopisch spreekt? Zowel talen als hersenen hebben hun eigen vaste structuren. Leidse taalkundigen onderzoeken deze fundamenteel wetenschappelijke vraag.

Dr. Maarten Mous, hoogleraar Afrikaanse taalkunde (rechts) en promovendus Mulugeta Tsegaye Tekst Tom Janssen

Page 38: Leidse stijl

P/38 Leidse Stijl

theater

Tekst annemarie van der Zwet / aïda Brands

toneel anders

Leidse theatermakers laten de traditionele schouwburgen en theaters achter zich en zijn op straat, in winkels en huiskamers te vinden. Is ‘locatietheater’ de vorm waarmee Leiden zich van andere steden kan onderscheiden?

Locatietheater is aan het terugkomen’, vertelt Sheila Lever van het Plantsoentheater (HTP). Met een publiek dat vaak niet groter is dan veertig man speelt Lever al tien jaar op verschillende loca-ties. Dat kan in Levers eigen huiskamer zijn, maar ook een atelier of veilinghuis kunnen als locatie dienen. ‘Locatietheater zag je veel in jaren 70 en 80’, memoreert de Leidse theatermaakster.

Spelen op locatie is dus niet wat deze vorm van theater vernieuwend maakt. ‘Het verschil met vroeger is dat er een generatie opkomt met een andere expertise’, aldus Lever. ‘Wij willen theatercodes doorbereken en een chemie laten ontstaan tussen acteurs en publiek.’ Dat is volgens Lever kenmerkend voor haar manier van locatietheater maken.

Ook kunstenares Kristel Boekhorst brengt locatietheater naar een ander niveau. Zo beperkt Boekhorst zich niet alleen tot een fysiek andere locatie, maar is ze bijvoorbeeld ook te vinden op internet. ‘De code van voorstellin-gen – dat het doek opengaat en het publiek begint te klappen – interesseert mij niet echt’, zegt de theatermaakster. ‘Mijn werk richt zich op het span-ningsveld tussen realiteit en fictie; ik houd ervan te verwarren en dingen op zijn kop te zetten.’

De creativiteit van Boekhorst richt zich deze winter op een mobiele reisgids door Leiden. De bezoeker zal door dit werk het gevoel krijgen een reis rond de wereld te maken. ‘Met genoeg fantasie en de juiste uitlichting kun je door Leiden lopen en dan New York of Londen zien’, vertelt ze. Weer een heel andere vorm is het boekje Ik zie u vaker dan mijn moeder dat ze zal uitbren-gen. Een ode aan alle verkopers in Leidse winkels die deel uitmaken van het dagelijkse leven van veel mensen, in de vorm van een vriendenboekje.

Spannend theaterBeide Leidse theatermakers onderstrepen de grote rol die het publiek in hun werk speelt. Zowel Sheila Lever als Kristel Boekhorst sleept het publiek echt mee in de spannende wereld van het theater. Boekhorst doet dat door haar publiek op het verkeerde been te zetten. ‘Zodra ik zeg dat het kunst is, kijken mensen er anders tegenaan.’

‘Met genoeg fantasie en de juiste uitlichting kun je door Leiden lopen, maar New York of Londen zien.’ Kristel Boekhorst

‘Wij willen theatercodes doorbereken en een chemie laten ontstaan tussen acteurs en publiek.’ Sheila Lever

Foto

: Mon

iek

Weg

dam

Page 39: Leidse stijl

Leidse Stijl P/39

Toneel andersIn de stukken van Lever staan alledaagse relaties centraal, zoals die van een moeder en dochter, of van een getrouwd stel. ‘Het is niet een soap op toneel, het heeft meer diepgang. Het drama komt heel dichtbij en dat kan confronterend zijn. Daardoor kan het zijn dat het publiek ontregeld en onze-ker wordt. Toch ervaart de bezoeker deze vorm vaak als prettig. Er komen mensen naar onze stukken die anders nooit naar het toneel gaan’, vertelt zij over de sterke band met het publiek van het Plantsoentheater.

Het zou volgens Lever interessant zijn als de Leidse theatermakers ook hun onderlinge band zouden versterken. Het lijkt haar goed als de theatermakers hun expertise kunnen gaan delen: ‘Ik vind het belangrijk dat er een pand komt waarin Leidse theatermakers zich kunnen vestigen. Zo kun je gebruik gaan maken van elkaars deskundigheid en gezamenlijke projecten ontwikke-len.’ Ondanks het ontbreken van die centrale plek, is er toch sprake van een flinke toename van andersoortige theatrale activiteiten in Leiden. Diverse artiesten vinden en creëren duidelijk hun eigen platform en publiek.

Theater voor de stadHet gemeentebestuur en cultuurmakelaar Erica Haffmans hebben zich de afgelopen jaren ingezet om Leiden ook meer een broedplaats voor talent-volle kunstenaars te laten zijn. Als onderdeel van dit streven is de stichting PS|theater van Pepijn Smit naar Leiden gehaald. Ook Smit beperkt zich niet tot theaterzalen. Hij vertelt: ‘We willen graag theater maken voor de hele stad, dus de stad met al haar bewoners als podium – dàt is ons grote

ideaal. Dit betekent dat je ook heel vaak buiten het theater bezig bent. We zoeken dan ook naar vormen om een stuk daadwerkelijk in de stad te brengen.’Zijn stukken, zoals Paard dat hij in opdracht van de 3 October- Vereeniging maakte, worden in de openlucht opgevoerd en zijn voor iedereen vrij te bezoeken. ‘Ons hoofddoel is van PS een gezelschap te maken dat weet wat leeft in de stad’, legt Smit uit. ‘Dat, als je bij ons komt kijken, je het gevoel hebt: “hé leuk, het lijkt wel alsof ik aan mijn eigen keukentafel zit, terwijl ik nu ook iets heel bijzonders meemaak, daar wil ik meer van zien…”’

Deze winter is Smit weer druk met het project ‘Radio Laat je Lei-den’ na het succes hiervan in 2010. PS|theater verzamelt hiervoor, samen met creatief platform Peen en Ui, verhalen van verschillende Leidenaren, van bejaarden tot Minervanen, die de basis vormen voor theatrale radioshows. De show is ook visueel interessant voor het publiek, dat live bij de uitzending aanwezig kan zijn. ‘Ook hier zie je die combinatie van knusheid terwijl je ook iets bijzonders meemaakt. Daar gebruiken we steeds een andere vorm voor. Dat kan de ene keer een geregisseerd feest voor twintigers en derti-gers zijn en de andere keer een project in verzorgingshuizen met negentigjarigen’, aldus Smit.

Toekomst van Leids theaterMet spannende theatermakers, zoals Lever, Boekhorst en Smit, baant Leiden zich een weg naar nieuw theater. Er lijkt een ware stroming in de Leidse theaterwereld te ontstaan waarbij locatie en betrokkenheid van het publiek centraal staan. Het zou een soort theater kunnen zijn waarin Leiden zich kan onderscheiden. Wie weet spreekt men over een aantal jaren zelfs over een Leidse Stijl in de theaterwereld.

‘Hè leuk, het lijkt wel alsof ik aan mijn eigen keukentafel zit, terwijl ik iets heel bijzonders mee maak... daar wil ik meer van zien’ Pepijn Smit

DE ToEkomST van hET LakThEaTEr De Universiteit Leiden zorgt voor het gebouw, de gemeente Leiden voor de theaterprogrammering. Dit uitgangspunt bepaalt de toekomst van het LAKTheater, waarover de besturen van gemeente en univer-siteit onderhandelen. In de eerste maanden van 2012 moet duidelijk worden of het LAK-Theater inderdaad tot in lengte van jaren kan openblijven. De univer-siteit heeft aangegeven geen geld meer beschikbaar te stellen voor de programmering van theater-voorstellingen. De gemeente is in principe bereid de exploitatie van het LAKtheater onder te brengen bij de BV Stadspodia, die ook de Leidse Schouwburg en de Stads-gehoorzaal exploiteert. Maar veel extra geld kan de gemeente niet in de LAK-programmering steken. De boekhouding van de BV Stadspodia staat al onder druk, onder andere door dalende bezoekersaantallen als gevolg van BTW-heffing op theaterkaartjes. Wethouder Jan Jaap de Haan (Cultuur, CDA) over de toekomst van het theater: ‘Iedereen in Leiden wil uiteraard dat het LAK, met z’n bijzondere, vernieuwende program-mering en z’n eigen publiek, gewoon openblijft. Maar we hebben ook te maken met financieel krappe tijden en een gemeenteraad die scherp op exploitatiebudgetten let. Daardoor hebben we nog even de tijd nodig om alles goed uit te zoeken en uit te rekenen. We moeten het nu zorg-vuldig regelen, om te voorkomen dat er over een paar jaar opnieuw zorgen over de toekomst van het LAK ontstaan.’ Het LAK is het enige vlakkevloer-theater in Leiden, wat het onder andere geschikt maakt voor dans-voorstellingen. In z’n programmering zoekt het LAK naar jong en vernieu-wend podiumtalent.

Foto

: Luc

a D

i Tom

mas

o

Page 40: Leidse stijl

Waarom moet heel Leiden, ja, zelfs heel Nederland, naar De Lakenhal komen?‘Omdat De Lakenhal een zeer bijzondere collectie heeft.

Nog te weinig mensen weten dat. Een veelgehoorde kreet is

dat er bij ons alleen ‘oude kunst’ te zien zou zijn, maar dat

is absoluut niet het geval. Een tijdje terug hadden we hier

werk van Jan Wolkers. Ter gelegenheid van Leidens Ontzet

hebben we afgelopen jaar een historiestuk door fotograaf

Erwin Olaf laten maken.’

Hoe valt De Lakenhal op tussen de vele musea in Leiden?‘Dat zien wij absoluut niet als een nadeel, integendeel.

Elk museum in Leiden is anders. Wij zijn het enige echte

kunstmuseum en zo profileren we ons ook. Ons museum

is middelgroot, maar het gaat erom dat het uniek is wat je

toont. De Lakenhal vertaalt de Leidse kunst en geschiedenis

naar het heden.’

Volkenkunde voor avonturiers

Museum Volkenkunde staat noodgedwongen in de steigers: de oude houten kozijnen zijn hard aan vervan-ging toe. De metamorfose gaat verder dan de buiten-kant, vertelt John Sijmonsbergen, directeur Publiek & Partners.

Een opknapbeurt?‘Ja, maar niet alleen de buitenkant. Alle ruimtes zijn

geklima tiseerd, dus moesten de vierduizend stukken in de

vaste opstelling noodgedwongen uit het museum worden

gehaald. Een geweldige kans om na te denken over een

andere inrichting. Al zullen we de topstukken uit de collectie

natuurlijk laten staan.

‘Eén van de grote trappen bij de entree zal verdwijnen. Dat

geeft een veel opener blik op de vernieuwde museumwinkel

en het te bouwen Arabisch koffiehuis. Bezoekers kunnen het

café nu vaak niet vinden. Verder had elke zaal een beton-

nen wand: daarop zullen we nu grote beelden van mens en

landschap projecteren. Die context misten we nog bij alle

prachtige objecten.’

Buiten, rondom het museum, is ook steeds meer te zien‘Dat is een positieve bijkomstigheid van de verbouwing.

Sluiten wilden we absoluut niet, zeker niet in een tijd waarin

we sterk groeien. Daarom hebben we besloten het terrein

als expositieruimte te gebruiken, als een soort museumtuin.

Een voorbeeld is het boothuis van de Maori, dat onlangs

is gebouwd. We zijn van plan binnenkort buiten ook twee

totempalen te plaatsen. Hiermee proberen we de aandacht

van passanten te trekken.’

Waarom zouden mensen uit heel Nederland, sterker: uit de hele wereld, hier moeten komen?‘Bij ons zie je de wereld waarmee Nederland onlosmakelijk

verbonden is. We willen nieuwe bezoekers positief verras-

sen door in te zetten op iconen uit de volkenkunde. Hoewel

het razend interessant is een tentoonstelling te maken over

een onbekende indianenstam, zijn wij ervan overtuigd dat

de bezoeker afkomt op de bekende hoofdtooien en totempa-

len. En wij hebben het gelukkig allebei.’

Met andere woorden: een verbreding van publiek?‘Museum Volkenkunde is een van de oudste volkenkundige

musea ter wereld. Liefhebbers kennen ons al, maar we

willen onze schat aan voorwerpen en informatie ook delen

met de rest van Nederland: letterlijk in heel Nederland en

daarbuiten veel beter bekend raken. En dat kan. Museum

Volkenkunde is per slot van rekening al sinds 1837 het mu-

seum voor de avonturier in ons allemaal!’

P/40 Leidse Stijl

Tekst Merel Bas en Tom Omes

MuSEa

Naturalis ook voor kunst

Naturalis is straks hét Centrum voor Biodiversiteit in Nederland, waar kunst en wetenschap elkaar gaan ontmoeten. ‘We hebben zoveel meer in huis’, aldus Paul Voogt, adjunct-directeur.

De kogelwerende huid, de bacteriën die biobrandstof maken

of de operazingende wormen, het waren de drie toppers

op de tentoonstelling Designers & Artists 4 Genomics in

Naturalis. Het project startte in 2010 en is het resultaat van

een prijsvraag waar kunst, design en life sciences worden

verbonden. Het past precies bij de doelstelling van Naturalis

om kunst en wetenschap samen te brengen. Op het bureau

van adjunct-directeur Paul Voogt liggen alweer 25 nieuwe

inzendingen voor de prijsvraag van komend jaar.

Waarom zou je kunst en wetenschap bij elkaar brengen?‘Er zijn steeds meer kunstenaars die werken met levende

materialen of zich hierdoor laten inspireren,’ stelt Voogt.

‘Deze kunstenaars zoeken de grenzen op van wat wel en niet

kan. Zo dragen ze bij aan een ethisch maatschappelijk debat

wat ook erg bij Naturalis past. Kijk naar het debat rond

biodiversiteit. Veel mensen zien de Nederlandse natuur als

een statisch geheel dat niet zou moeten veranderen. Maar

je kunt het ook beschouwen vanuit het idee dat de natuur

altijd in beweging is, dat er nieuwe soorten bijkomen en

andere soorten uitsterven.’

‘Kijk naar de komst van de exotische halsbandparkieten en

de herintreding van de wolf in Nederland. De eerste soort

hoort officieel niet thuis in ons land, en zou mogelijk andere

vogelsoorten verjagen, maar dat blijkt allemaal wel mee te

vallen. De tweede soort leefde vroeger wel in Nederland.

Maar het is de vraag wat er gaat gebeuren: zullen de wolven

langzaam alle herten van de Veluwe oppeuzelen? Dit zijn

interessante onderwerpen waar ook onze onderzoekers een

mening over hebben, maar waar we nog niet zoveel mee

doen.’

Naturalis wil een prominentere rol in dit soort debatten

en heeft daarom een eerste Late Night Show in het Pest-

huis georganiseerd. Schrijvers, filosofen, onderzoekers en

kunstenaars kwamen op deze avond bijeen om samen met

het publiek te filosoferen. Het ging over de zin en onzin van

dingen als een seedvault op Spitsbergen, necrofiele eenden,

bio art en het opzetten van dieren.

Het past allemaal in de plannen om in de toekomst niet

alleen kinderen, maar ook volwassenen aan te spreken.

Het museum zal onder de naam Nederlands Centrum

voor Biodiversiteit Naturalis twee keer zo groot worden.

Dit is een gevolg van het verhuizen van de collecties van

het Nationaal Herbarium naar Naturalis. Het betekent

dat Naturalis nu onderdak biedt aan de belangrijkste

natuurhistorische collecties van Nederland. Er zijn daarom

plannen voor nieuwbouw, maar die moeten door de

bezuinigingen van het kabinet worden aangepast. Ook de

vaste tentoonstelling in het museum staat er alweer dertien

jaar en zal waarschijnlijk over vier jaar opnieuw worden

ingericht.

I N-DE S T E I - G E RS

Boerhaave verjongt

Door bezuinigingen kwam afgelopen jaar opeens het zwaard van Damocles boven Museum Boerhaave te hangen. Directeur Dirk van Delft legt uit hoe het museum deze slag overleeft en zich voorbereidt op de toekomst.

Hoe komt het dat Boerhaave in de problemen zit?‘Musea moeten meer eigen inkomsten verwerven. Dat is een

ontwikkeling waarmee ik het van harte eens kan zijn. Het

probleem is dat Boerhaave afgelopen zomer te horen kreeg

dat we met terugwerkende kracht zelf meer geld moeten

binnenhalen. Dat is geen zuiver spel. Het gaat om een groot

bedrag: zeven ton extra. En dat terwijl de geefcultuur in

Nederland nog moet groeien. In Amerika tel je niet mee

wanneer je als groot bedrijf geen musea of andere culturele

instellingen ondersteunt. In Nederland is de reactie: ik

betaal toch belasting?’

Hoe gaat het nu?‘Heel goed. Onze tactiek is dat we niet zielig zitten te

wachten op vermogende partijen die ons reddingsboeien

toewerpen, maar zelf het heft in handen hebben genomen.

We investeren in vernieuwende projecten als ‘Boerhaave

Junior’, een Technolab en een educatieve waterspeelplaats

in onze binnentuin. Daarmee kunnen we een jonger publiek

trekken. Bij dergelijke projecten zoeken we financiers. Dat

lukt wonderwel. Alleen al voor ‘Boerhaave Junior’ hebben

we twee ton steun gekregen van fondsen als Fonds 1818 en

het Prins Bernhard Cultuurfonds.

‘Ook het bedrijfsleven steunt ons, bijvoorbeeld via het

adopteren van voorwerpen uit onze collectie, en we hebben

een geweldige aanwas van nieuwe vrienden. We lopen het

vuur uit de sloffen en doen een schat aan ervaring op. We

benadrukken op allerlei manieren hoe uniek Boerhaave is.

We zijn bijvoorbeeld het enige museum in Nederland over

de geschiedenis van de geneeskunde.’

Nieuwe vleugel De Lakenhal

Stedelijk Museum De Lakenhal staat aan de vooravond van een grote renovatie. Het museum barstte uit zijn voegen. Na de verbouwing, die gepland staat voor de jaren 2013-2015, heeft het museum ruimte voor verschillende tentoonstellingen tegelijk. Minke Schat, hoofd publieks zaken, over het enige echte kunst-museum van Leiden.

De Lakenhal gaat verbouwen. Waarom?‘De Lakenhal heeft een bijzondere vaste collectie en die wil

je het liefst permanent kunnen tonen. Maar omdat speciale

tentoonstellingen ook ruimte vergen, gaat dat met de hui-

dige faciliteiten niet. We barsten letterlijk uit onze voegen.

Voor een tentoonstelling moeten we vaak een groot deel van

de vaste opstelling weghalen.’

Wat gaat er gebeuren?‘De Lakenhal is een monumentaal pand, dus we gaan res-

taureren en groot onderhoud plegen. Er komt een nieuwe

vleugel in de tuin. We willen meer service aan bezoekers

bieden, waarbij we denken aan huisvesting van een res-

taurant in ons pand. De oude hoofdingang op de Lange

Scheistraat willen we in ere herstellen.’

Blijft het museum tijdens de verbouwingen wel open?‘Ja, voor zover dat mogelijk is. We hebben een plan tijdens

de verbouwing bijzondere aandacht te besteden aan het

gebouw De Lakenhal. Wellicht dat we in samenwerking met

de aannemer rondleidingen kunnen organiseren.’

Page 41: Leidse stijl

Leidse Stijl P/41

Tekst Romy Groeneveld Beeld Collectie U.B. Leiden

Als ergens in Nederland een museum kan komen over de

islamitische wereld, dan is dat Leiden. Rijksmuseum van Oud-

heden, Museum Volkenkunde, de Universiteitsbibliotheek, het

zijn Leidse instellingen met een schat aan islamitische (kunst)

voorwerpen en literatuur.

Wie alleen al zoekt in de digitale catalogus van Volkenkunde

vindt bijna 2.500 objecten die verband houden met islam.

Rijksmuseum van Oudheden (RMO) wijdde dit voorjaar

een tentoonstelling aan deze godsdienst en cultuur, getiteld

Handelswaar en Souvenirs. In de tentoonstelling waren onder

andere handgeknoopte tapijten, oosterse schilderijen en kleur-

rijke tegeltableaus te zien.

Bij de opening van deze expositie zei directeur Wim Weijland

van Oudheden over de islamitische schatten in Leiden: ‘Met

de wereldberoemde collectie oosterse handschriften bij de

Universiteitsbibliotheek, met de wetenschappelijke instrumen-

ten als de astrolabes, het kompas van de islamitische wereld in

Museum Boerhaave, met de Islamica [islamitische voorwerpen,

red.] in Museum Volkenkunde, met de antieke Nabije Oosten

opstelling van het RMO, representeren wij hier misschien wel

een islamitische wereld in het klein.’

De islamitische kunst en cultuur zijn relatief onbekend bij de

doorsnee Nederlander. ‘Wij beschouwen het cultureel erfgoed

van de Grieken en Romeinen als óns erfgoed. In de Arabische

wereld zijn de sporen uit de klassieke wereld net zo goed duide-

lijk zichtbaar’, zegt Charlotte Huygens, hoofd presentaties van

het Rijksmuseum van Oudheden. ‘Oosterse mozaïek- en weef-

technieken, bijvoorbeeld, zijn ook beïnvloed door de klassieke

wereld. Er valt dus veel te zien en te bestuderen op het snijvlak

van westerse kunst en islamitische kunst.’

Om die reden ziet Huygens volop mogelijkheden voor een

islam museum in Leiden. ‘Islamitische kunst is een schakel tus-

sen oosterse en westerse culturen.’ De tentoonstelling Handels-

waar & Souvenirs was een mooie eerste stap in de richting

van Huygens’ droom: een museum over islamitische kunst en

cultuur.

Ook Abdelhaq Jermoumi, vicevoorzitter van de Moskee Isla-

mitische Vereniging Leiden (MIV), ziet kunst als een van de

sleutels tot een beter inzicht in islam: ‘Zo kan een autochtone

Nederlander zien dat de islamitische cultuur veel dieper gaat

dan wat krantenkoppen nu vaak suggereren’, zegt hij. ‘Er ligt te

veel nadruk op problemen rondom immigratie en overlast door

moslimjongeren. Leer de andere kanten van de islam ook eens

kennen!’

Islamitische kunst is niet alleen voor Nederlanders van waarde.

Jermoumi zou willen dat ook jonge moslims meer in aanraking

komen met islamitische kunst. Zij kunnen er met gemeenschap-

pelijke, oosterse trots naar kijken en zien wat hun cultuur heeft

bijgedragen aan de westerse beschaving. Jermoumi hoopt dat

er meer tentoonstellingen komen die aantrekkelijk zijn voor

moslims. ‘We moeten meer manieren vinden om de Marok-

kaanse Henk en Ingrid vaker in contact met kunst en cultuur te

brengen.’

In plaats van te kijken naar dergelijke beperkingen ziet Char-

lotte Huygens van RMO liever de mogelijkheden. Volgens haar

hoeft er ook niet direct één centrum voor islamitische kunst te

bestaan. ‘Als ik ver in de toekomst kijk, is islamitische kunst so-

wieso in elk museum geïntegreerd.’ Musea in Leiden, maar ook

elders in Nederland, kunnen de relatie laten zien tussen kunst

uit de Arabische wereld en kunst met een andere achtergrond.

Een voorbeeld is de textielindustrie, die sterk is beïnvloed door

oosterse culturen. Ook kan een museum aandacht besteden aan

het verband tussen het zogenaamd oer-Hollandse Delfts blauw

en islamitische keramiek. Op die manier ontstaat een brug tus-

sen de islamitische en westerse wereld. Huygens: ‘Kunst is een

toegangspoort waar mensen elkaar kunnen ontmoeten zonder

dat er allerlei maatschappelijke discussies in de weg staan.’

Leiden telt talloze islamistische kunstschatten en beschikt over grote kennis van de islamitische wereld. Het zou logisch zijn hier een islammuseum op te richten. Goed idee?

Islam Museum!(؟)

Delfts blauw Het afgebeelde tegeltableau is gebaseerd op de Osmaanse Iznik-stijl. Voor deze stijl zijn de kleuren blauw en wit typerend, net zoals bij de Delfts blauwe aardewerken. Het tableau bevat verschillende islamitische elementen.

De tulpen, die wij als Hollands product beschouwen, symbolise-ren hier volgens maker Mehmet Gürsoy het woord ‘Allah’ in Arabisch schrift. In het midden staat de islamitische geloofsbe-lijdenis uitgeschreven: ‘la ilaha illa Allah wa Muhammadun rasul Allah’. Dit betekent: ‘Er is geen God dan God en Mohammed is Gods profeet.’Tropenmuseum Amsterdam

Huygens’ droom: een museum

over islamitische kunst en cultuur

Boekomslag van Yusuf al-Saruni: Mutaradat muntasaf al-layl (Achtervolging om middernacht), Cairo 1973.

Page 42: Leidse stijl

Tekst Marloes Vinke

P/42 Leidse Stijl

Literatuur

Op ’t hoekje van de Hooigracht / En van den Nieuwen Rijn / Daar zwoer hij, dat hij zijn leven lang / Mijn boezemvriend zou zijn.’ Het is een dichtregel van de

hand van Piet Paaltjens uit zijn beroemde werk Snikken en

Grimlachjes (1867). De beroemde Leidse student-schrijver

liet zich inspireren door het decor van de sleutelstad en

haar studentenleven. Hij was zeker niet de enige.

Ook Willem Bilderdijk, Nicolaas Beets en Johannes Knep-

pelhout begaven zich in de 19de eeuw op het schrijverspad.

‘Leiden was tussen 1760 en 1860 een broedplaats van

culturele activiteiten’, verklaart Rick Honings, onderzoeker

aan de Universiteit Leiden, in zijn proefschrift Het Literai-re Leven in Leiden tussen 1760 en 1860. ‘Vooral literaire

genootschappen en de Schouwburg droegen bij aan het

literaire klimaat, maar de literatuur speelde ook een sociale

rol in deze roerige tijd’, legt Honings uit. De stad wist

hiermee nationaal de aandacht te trekken. ‘De letterkunde

was verweven met historische gebeurtenissen, zoals de

ramp met het kruitschip in 1807 en de revolutie van 1848.

Over deze indrukwekkende gebeurtenissen werden volop

verhalen pamfletten geschreven.’

Literatuur kent in deze stad dus een lange voorgeschiede-

nis. Ook nu is er een hele lijst van schrijvers en dichters

die een sterke connectie met Leiden hebben: Jan Wolkers,

Maarten ‘t Hart, J.M.A. Biesheuvel, Anton Korteweg,

Onno Blom, Christiaan Weijts, Ilja Pfeiffer, Franca Treur,

Thomas Blondeau. Ze wonen hier, schreven erover of stu-

deerden aan de universiteit.

‘De Hooigracht verheugt zich, het Levendaal verlustigt

zich, de Papengracht maakt zich paraat, en eerstejaars-

meisjes fietsen fluitend door de Doezastraat.’ Christi-

aan Weijts schrijft deze zin in 2003 in zijn column van

Universiteitskrant Mare en zo blijkt dat er zo’n 150 jaar na

Paaltjens nog niets veranderd is. De stad Leiden laat ook

Weijts niet onberoerd. Dat is goed te merken in zijn twee

romans, Art.285b en Via Cappello 23, waarin de sleutel-

stad een grote rol speelt.

Weijts: ‘De stad heeft voor mij allerlei lagen, zoals je in

Rome een oudheid, renaissance en moderne tijd in één

oogopslag kunt overzien, zo kan ik door de Wolsteeg stap-

pen en afdalen in verschillende archeologische lagen van

mijn persoonlijk bestaan.’

Leiden kent dus door de jaren heen een lange reeks be-

kende auteurs. Is de stad dan ook een kraamkamer voor

schrijvers? ‘De stad is zeker een broedplaats voor veel

schrijvers, vooral de universiteit speelt hierin een be-

langrijke rol’, zegt Honings. Ook Weijts ziet er wel iets in,

Leiden als kraamkamer. ‘Ilja, Franca en ik zijn dan wel uit

Leiden vertrokken, maar dat is ook wel weer tekenend voor

een kraamkamer denk ik.’

Toch blijft het ook voor Weijts raadselachtig waarom

Leiden en schrijvers zo’n goede combinatie zijn. ‘Misschien

speelt mee dat Leiden binnen de singels zo klein is dat

je vanzelf gaat dromen van de buitenwereld. En ook het

universitaire klimaat draagt hieraan bij. Het trekt allerlei

mensen van het denkende slag aan’, aldus de schrijver.

Jaap Goedegebuure, hoogleraar Moderne Letterkunde aan

Universiteit Leiden, beaamt dit. ‘Leiden heeft stimulerende

letterenopleidingen en er heerst ook een grote onderlinge

creatieve wedijver. De universiteitskrant Mare is boven-

dien een kweekplaats.’

Christiaan Weijts werkt op dit moment aan zijn derde ro-

man. Speelt Leiden ook hierin een rol? ‘Ik had me voorge-

nomen voor de verandering een boek eens níet in Leiden te

situeren. Dat leek te lukken, totdat de middelbareschooltijd

van de hoofdpersoon ineens een grote plek is gaan opeisen,

en wel op het Stedelijk Gymnasium in ... Leiden.’

een kraamkamer voor schrijvers

De lijst met bekende Leidse schrijvers is lang en blijft groeien. De stad is altijd sterk met literatuur verbonden geweest. Hoe valt de band tussen Leiden en haar schrijvers te verklaren?

talenten voor de toekomstProfessor Jaap Goedegebuure tipt Coen van

Beelen en Dennis Koopman als beloftes voor

de toekomst.

Dennis Koopman (1987) is student Neder-

lands aan Universiteit Leiden. De letteren-

opleiding stimuleert hem om te schrijven.

Hij volgt het gastschrijverscollege creatief schrijven van P.F.Thomése en hiervoor die

van Arnon Grunberg en Thomas Rosen-

boom. Ook de genoemde creatieve wedijver

is bij Koopman terug te vinden; hij schreef

in de almanak, in het opleidingstijdschrift

en doet mee aan schrijfwedstrijden.

Ook Coen van Beelen (1987) is een veel-

belovend veelschrijver. Op z’n 18e won

hij in 2005 de Mare-Kooyker Kerstverha-

lenwedstrijd met het verhaal De stem van Kerst. Nu studeert hij Nederlandse Taal

en Cultuur aan de Leidse universiteit en

werkte freelance voor Mare. In 2010 werd

hij genomineerd voor de Prijs voor de Jonge

Kunstkritiek 2010 in de categorie essay.

Coens columns zijn te vinden op de website

van het studenten weblog van de Leidse

universiteit.

‘universiteitskrant Mare is een kweekplaats’

Jaap Goedegebuure

Ilja Leonard Pfeiffer Franca Treur Christiaan Weijts

Page 43: Leidse stijl

Leidse Stijl P/43

PLeinen

Tekst Suzette Hermsen Illustraties Patrick Colly

De Leidse pleinen kunnen veel aantrekkelijker. Een projectgroep van het Stadslab maakte Het Pleinenboek, een werkboek vol bijzondere plannen. Een waterplein in het midden van de stad? De grauwe Garenmarkt als openbare binnentuin? Het kan allemaal.

Huiskamers

De Beestenmarkt met glasbebouw

De Beestenmarkt als stadsplein

De Beestenmarkt met eiland

Het boek is bedoeld als werkboek. Het is geen toeristisch ‘ontdek je plekje’,

maar een klusboek met concrete voorstellen voor verbetering. Sommige

pleinen ondergaan een complete metamorfose. Als overdekte markt met een

glazen dak zou de Beestenmarkt een totaal andere aanblik krijgen. Of, ander

idee: de hele Beestenmarkt onder water laat lopen en in het midden een

groen eiland aanleggen.

Ook de Garenmarkt is in het klussenboek bijna onherkenbaar. Wat nu een

rommelige parkeerplaats is, blijkt in een perspectiefschets te zijn omgetoverd

tot een modern plein met terrassen en parasols. Supermarkt Hoogvliet is

verdwenen. Maar op de Garenmarkt zou ook een gigantisch bouwblok neer

te zetten zijn met een pleintje in het midden. Of misschien juist helemaal vol

groen, zodat er een openbare binnentuin ontstaat.

Het paradepaard is volgens de makers van het boek het ontwerp voor het

Rijnwaterplein. Het kan komen te liggen op een van de meest centrale pun-

ten van Leiden, bij café Annie’s, waar de Oude en de Nieuwe Rijn samenko-

men. Nu is het water, maar wat gebeurt er als je dit water bedekt? Het plan is

zowel uitvoerbaar als origineel: leg drijvende vlonders op het water. Zo wordt

de monumentale waarde van de kelders onder café Annie’s voor iedereen

zichtbaar. Een deel van de vlonders zou permanent op het water liggen. Maar

door schakelbare onderdelen kunnen de vlonders op verschillende manieren

op het water worden gelegd en dus voor meerdere doeleinden gebruikt.

De makers van het boek hopen dat het idee van de vlonders - ook op andere

plekken in de stad- wordt opgepikt. Ze hameren erop nu ’door te pakken’ met

het Stationsplein, de Lammermarkt, de Kaasmarkt en de Garenmarkt. Ook

hopen ze op een reeks openbare discussies/’ateliers’ over de pleinen in het

RAP-architectuurcentrum.

In het boek worden circa zestig pleinen en pleintjes beschreven die binnen de singels van de Leidse binnenstad liggen. De leden van de Stadslab- projectgroep hebben alle pleinen bekeken, gefo-tografeerd en ideeën voor verbetering en vernieu-wing verzameld. Aan de bewoners van de pleinen is gevraagd mee te denken. Samen met het RAP (Rijnlands Architectuur Centrum) heeft het Stads lab

vorig jaar, op de Dag van de Architectuur, een ‘ontwerpmarathon’ gehou-den, waarbij is gebrainstormd over de Leidse pleinen. Het plan voor dit boek komt voort uit de Stadszomernachtdroom in de zomer van 2009, een evenement waarbij honderden ideeën zijn verzameld om Leiden mooier, spannender en bruisender te maken.

Leidse architecten, stadsontwikkelaars, kunstenaars en andere bewoners

stelden het boek samen, een spontaan en gratis uitgebracht advies aan de

stad. Het staat vol ideeën om de Leidse pleinen aantrekkelijker te maken.

Want Leiden heeft talloze pleinen. Maar het zijn er vooral veel en de stad

mist een centraal plein. Het Pleinenboek biedt veel eenvoudige en uitvoerba-

re oplossingen, maar ook die een grote investering en inspanningen vergen.

Het Pleinenboek is samengesteld door een projectgroep van Stadslab Leiden met medewerking van onder anderen Marieke van Gils, Annemarie Koopman, Patrick Colly en Younes Elorche, die samen de redactiegroep vormden. Het boek is samengesteld door Huub Frencken en vormgegeven door Robert Muda. Het is voor 12 euro in Leidse boekwinkels te koop en via www.uitgeverijginkgo.nl te bestellen.

Page 44: Leidse stijl

P/44 Leidse Stijl

MOMODEDEDE

In het plan voor De Meelfabriek is een House of Fashion opgenomen. Leiden als modestad – zit er toekomst in?

1 Hotel. In voormalige graansilo’s komen zeventig ‘design’-hotelska-mers, met horeca op de achtste en negende verdieping. 2 Spa en welness. In het oude magazijn komt een Azzuro-cen-trum: een breed wellness-concept inclusief een hammam, waarvan – behalve ontspanning en beweging – ook voeding deel uitmaakt. Op het bovenste etage komen (zwem)baden. Eigenaar Ab van der Wiel van de Meelfabriek exploiteert een dergelijk Azzuro-centrum al in Noordwijk. 3 Loft appartementen. Elf ruime woningen van 250 m2, met zelf in het delen open ruimten. 4 Loft atelier. Zeven verdiepingen met fl exibel in te delen ruimten voor het nieuwe werken, inclusief meubilair dat ook is ontworpen door architect Peter Zumthor. 5 Appartementen. Zes grote wo-ningen op de verdiepingen en vier kleinere op de begane grond, met glazen gevels van vloer tot plafond aan de tuinzijde en meer besloten gevels aan de straatkant. 6 Woningen. Tien ruime eenge-zinswoningen, met een woon-keuken op de begane grond en woonkamer op de eerste etage. Onder de woningen komt een parkeergarage met plek voor twee auto’s per huis.

7 ‘Green house’ appartemen-ten. Tien grote appartementen van 250 m2 met plafonds op ruime hoogte (3,70 meter) en een aparte tuinkamer.

8 House of Fashion / Wonen en werken. Het noordelijke silogebouw krijgt woningen met ateliers/kantoorruimten aan huis. Op de begane grond, aan het water, en eerste verdieping komt een café/restaurant. Ook is hier een House of Fashion gepland. 9 House of Design. Werkruim-ten voor creatieve bedrijven. 10 Kunst- en cultuurgebouw. Zes verdiepingen, te huur voor seminars en workshops, in het oudste gebouw van het complex dat nog bestaat, het voormalige Ketelhuis uit 1896. Op de boven-ste etage is een fi lmzaal gepland. 11 Woontoren. Voor kleinere, hoogwaardige appartementen. 12 Tuin. De Meelfabriektuin wordt ontworpen door landschapsar-chitect Piet Oudolf. Onder de tuin komt een parkeergarage voor circa vierhonderd auto’s. In de eerste fase wordt gewerkt aan de gebouwen met de num-mers 2, 3, 4, 5, 6 en 7 en de parkeergarage en tuin (12).

De MeelfabriekWat nu nog een verlaten en vervallen fabrieksterrein is, ondergaat de komende jaren een metamorfose. De Meelfabriek aan de Zijlsingel wordt omgetoverd tot de modernste wijk van Leiden. Eigenaar en projectontwikkelaar Ab van der Wiel heeft hiervoor ontwerpen laten maken door de Zwitserse architect Peter Zumthor en de Nederlandse tuin- en landschapsarchitect Piet Oudolf. De eerste fase van de bouw begint komend voorjaar. Het totale plan bestaat uit twaalf onderdelen.

Dromen over een

House ofTekst Nisse Benhaddaoui en Sophia Heemskerk Fotografi e John Malaihollo

ZIE VERDER: www.demeelfabriek.nl | [email protected]

‘Bij een House of Fashion denk ik aan meer dan één kunstvorm: aan exposities van modeontwerpers en -fotografen, plus een fi lmzaal voor documentaires en fi lms waarin mode een belangrijke rol speelt. Ook is het een plek om feesten te geven en natuurlijk: modeshows.‘Steden als New York, Londen en Berlijn bieden interessante voorbeelden. Vintage marktjes, food events, fi lmscreenings en kunstexposities worden er tot één concept gesmeed. De economische crisis hoeft hierbij geen belemmering te zijn. In Berlijn barst het van de creatievelingen en veel geld hebben ze niet. Dat is juist stimulerend. Een leegstaand pand kan als locatie dienen, mensen gaan zelf de hapjes verzorgen. Voor een fi lmscreening heb je niet meer dan een beamer en een witte muur nodig.

‘Toen ik in Leiden kwam wonen, had ik het idee dat bijna iedereen hier polo’s, jasjes en nette bloesjes droeg. Ik begon er zelf ook aan mee te doen, maar ik ben er snel weer vanaf gestapt. Kledingstijl is toch heel persoonlijk. Als ik nu een kek hoedje draag, wordt me wel eens gevraagd of ik op weg ben naar een verkleedpartijtje. We moeten loskomen van de kudde. Hopelijk geeft een House of Fashion Leidenaren een opener houding.‘Mode hoeft zich niet tot een House of Fa-shion te beperken. Je kunt ook experimen-teren met pop-up stores (tijdelijke winkels, red.) van jonge ontwerpers. Culturele instel-lingen, zoals Scheltema en musea, zouden meer aan mode kunnen doen. Zelf zou ik op het gebied van styling wel met pas afge-studeerde ontwerpers van kunstacademies aan de slag willen.’

Carlijn (24) volgt een master Journalistiek en Nieuwe Media aan de Universiteit Leiden. Ze schrijft voor ‘independent style paper’ Glamcult en werkt als freelance assistent-styliste en journalist.

Page 45: Leidse stijl

Leidse Stijl P/45

Fashion

Styling Nisse Benhaddaoui/Sophia Heemskerk Visagie Evelien van der Ham Kleding Spice PR en Froufrou’s Locatie 50 kV-station Leiden Met dank aan woningbouwcorporatie Portaal

‘Ik weet niet of er toekomst is voor mode in Leiden. Iedereen werkt op zijn eigen eilandje. Een House of Fashion zou een platform moeten zijn waarop verschil-lende disciplines uit de modewereld zich verenigen: een spannende combinatie van designers, kunste-naars, fotografen en filmmakers. Het is een huis voor jonge en professionele ontwerpers: mensen die aan de weg timmeren en inspirerende merken. ‘Een probleem in Leiden is dat we hier geen acade-mie hebben, waardoor de stad onaantrekkelijk is voor modestudenten. Creativiteit mis ik enorm in Leiden. Er wordt weinig georganiseerd voor creatievelingen, terwijl zakenmensen wel hun eigen platform hebben, zoals de 071-netwerkborrels. Ik zou zoiets wel willen organiseren, maar ik vrees dat hiervoor niet genoeg animo is. Misschien zijn er mensen die dit lezen en willen meehelpen? Dan kan het balletje gaan rollen!’

Kim (24) heeft de opleiding Hotel- en Evenement-management gevolgd. Zij is office manager bij Not Just Vision (luxe brillenmerken).

Rosalie (26) studeerde aan het Amsterdam Fashion Institute. Zij is accountmanager bij mode pr-bureau Press Only.

Josine (24) heeft de HBO-studie Communicatie & Media, Reclame & Design gevolgd. Zij is inkoopassistent voor internationaal mode-importeur Teidem.

CarlijnJas: The People of the LabyrinthsBeha: SuperdryKniekousen: HemaWedges: van model zelf Kim Kimono: Froufrou’sOverslagjurk: MonkiRok: BB DakotaRing: Froufrou’sWedges: van model zelf

Josine Sjaal: TurnoverTop: Ready to FishDino-ring: Froufrou’sKniekousen: HemaSchoenen: Froufrou’s

RosalieParka: Froufrou’sKimono: Froufrou’sRing: Froufrou’sPumps: Froufrou’s

‘Een House of Fashion is voor mij een broedplaats waar allerlei soorten kunst en fashion bij elkaar komen. Ik zou hier vooral nieuwe designers een kans willen geven, bijvoorbeeld door hun werk te combineren met opkomende bandjes. Bij modeshows kun je muziek door verrassende dj’s en bands laten verzorgen. Omdat werkruimte in Leiden moeilijk te vinden is, zouden er ook ateliers in moeten zitten.

‘Ik vind mensen in Leiden onvoldoende ruimdenkend op modegebied, dus ik vraag me wel af of er toekomst zit in een House of Fashion. Het kan alleen wat worden wanneer het meteen groots wordt aange-pakt, om vernieuwende creatieve mensen te trekken. En dan misschien van hieruit een Fashion Week organiseren? Of is dat wishful thinking?’

‘Bij een House of Fashion denk ik aan een smeltkroes van ontwerp, pr en retail, met ook design, muziek, fotografie en kunst. Ik zou het laagdrempelig houden, zodat er niet alleen grote namen te zien zijn, maar ook jonge en nieuwe ontwerpers een kans krijgen. Eigen-lijk zie ik het voor me als een creatief lab met verschil-lende elementen die elkaar overlappen. ‘Een House of Fashion zou veel toevoegen aan Leiden, want op dit moment is er niets op dit gebied. Er is volgens mij voldoende draagvlak voor. Er zijn immers genoeg cre-atievelingen in de stad. Iemand van hen moet opstaan en zeggen: en nú gaan we beginnen. Of ik dat ben? Ik wil eerst nog veel leren in mijn huidige functie. Maar stel dat ik mijn eigen bedrijf zou starten, dan biedt een House of Fashion hiervoor de ruimte.’

Page 46: Leidse stijl

Tekst Marijn Kramp / Fotografie Hielco Kuipers

Media

P/46 Leidse Stijl

Hoe was het jaar 2011 voor het Leidsch dagblad?‘Druk en veelbewogen. Terugkijkend

op het regionale nieuws heeft de

schietpartij in winkelcentrum de

Ridderhof in Alphen aan den Rijn

verreweg de grootste impact gehad.

Dat spreekt voor zich. Wat Tristan

van der Vlis heeft aangericht, zal

iedereen, en daarmee ook de krant,

nog lang bezig houden. Net als voor

de Alphenaren is het voor de redac-

teuren die in Alphen werken erg

aangrijpend geweest. Bij de jonge

journaliste en de fotografe die er als

eerste ter plaatse waren, staat het

Ridderhofdrama, de enorme hectiek

en de angst van dat moment, op het

netvlies gebrand.’

‘Andere gebeurtenissen die direct

in mij opkomen als ik het jaar laat

passeren, waren de brand in de psy-

chiatrische instelling Rivierduinen

waarbij drie mensen omkwamen,

de Pool die zijn auto in een huis

in Noordwijk reed en het bejaarde

echtpaar dat er woonde doodde. Het

nieuwe provinciebestuur dat een

streep door de sneltram Rijn Gouwe

Lijn haalde. Ook reed de eigenaar

van een tatoeeerzaak in Leiden

met zijn auto dwars door een muur

vanaf de tweede verdieping van

een parkeergarage. Wonder boven

wonder overleefde hij dat. En het

Glazen Huis natuurlijk. Dat zet de

stad de laatste maand van het jaar

volledig op zijn kop. Een welkome

positieve afsluiting van een somber

nieuwsjaar.’

‘De krant zelf heeft ook niet stil

gestaan. We zijn met vier lokale

nieuwssites begonnen, een voor

Katwijk, een voor Noordwijk, een

voor Leiderdorp en een voor Leiden.

Deze “Vandaagsites” bundelt het lo-

kale nieuws uit de krant met dat van

andere websites en met berichten

die mensen zelf kwijt willen. Ook

is er een eerste ontwerp voor het

Leidsch Dagblad op tabloidformaat

ontworpen. De krant wil graag naar

een kleiner formaat. Maar voor het

zover is, moet eerst de vormgeving

van de krant en de drukkerij worden

aangepast.’

Wat hoop je dat er in 2012 met het Leidsch dagblad gaat gebeuren?‘De krant gaat, zoals het er nu naar

uit ziet, in de eerste helft van 2013

over op tabloid formaat. Dan is de

drukkerij klaar om de hele krant op

dat kleinere formaat te drukken.

Het komend jaar gaan we daar op

vooruitlopen en zal er al het een en

ander veranderen. De krantenbijla-

gen die nu al op tabloid verschijnen,

zoals de Vrij en het Sporttabloid op

maandag krijgen al eerder een nieuw

uiterlijk. Daar zie ik naar uit. Voor

ons is dat hartstikke spannend. Hoe

pakt de nieuwe vormgeving uit, hoe

reageren onze lezers erop en hoe

gaat de rest van de krant er in de

toekomst uitzien…?’

Hoe was het jaar 2011 voor Leiden? ‘We hadden geweldige feesten. De

culturele feestmaand juni, het jubi-

leum van de 3 October Vereeniging

met een extra lang Leidens Ontzet.

En niet te vergeten het Glazen Huis.

Naast al dit vertier vond ik het ook

een jaar van kaalslag. Op zich niet

vreemd in het huidige economische

klimaat, maar de kosten waren

niet altijd de reden om plannen

te schrappen of voor de zoveelste

keer vooruit te schuiven. De Rijn

Gouwe Lijn, het Huis van de Sport,

de ringweg, de Oostvlietpolder, de

Aalmarkt, er wordt al jaren – over

sommige plannen zelfs al tientallen

jaren – over vergaderd maar tot nu

toe met weinig tot geen resultaat.

Daar zullen best wel mensen blij

mee zijn maar ik vind de lijst met

“grootse plannen die (voorlopig)

niet doorgaan” in Leiden wel erg

lang worden. Terwijl andere steden

in Nederland zoals Maastricht en

Haarlem de afgelopen tien, vijftien

jaar die slag wel wisten te maken.’

Wat hoop je dat er in 2012 in Leiden gaat gebeuren?‘Ik hoop dat de bezuinigingen voor

de sociaal zwakkeren niet rampza-

lig uitpakken maar ik vrees eerlijk

gezegd het ergste als ik de berichten

tot mij neem. De kaalslag in het

speciaal onderwijs, de groeiende

werkloosheid, de gesubsidieerde

banen die komen te vervallen, en

allerlei andere regelingen en tege-

moetkomingen die verdwijnen. Het

zal, ben ik bang, het komend jaar

voelbaar worden in Leiden. En ik

hoop dat er vaart in de stad komt en

dat dit stadsbestuur wat gaat toevoe-

gen aan de stad. Het zou aardig zijn

als er daadwerkelijk weer eens iets

gebouwd of aangelegd gaat worden.

Zo zie ik uit naar het nieuwe pop-

podium De Nobel, de verbouwing

van de Meelfabriek en naar een tram

naar het strand, ha ha. Maar niet

als daar dan nog eens tien jaar over

vergaderd moet worden.’

Marijn Kramp (41) is redactiechef van Leidsch Dagblad, de regionale krant die vorig jaar haar 150 ste ver-jaardag vierde. Leidse Stijl stuurde haar vier vragen. Ze gaf en schreef zelf de antwoorden.De 25 redacteuren bij Leidsch Dag-blad maken dagelijks drie edities, een voor de Leidse regio, een voor de Duin en Bollenstreek en een voor de Rijn en Veenstreek. Tot an-derhalf jaar geleden was Marijn chef van de redactie in Alphen aan den Rijn waar dagelijks de Rijn en Veen-streek wordt gemaakt en het tabloid alphen.cc dat vier keer per week verschijnt. De twee andere edities worden gemaakt in het Leidsch Dagblad kantoor in Nieuwe Energie, het bedrijfsverzamelgebouw in de voormalige textielfabriek van Clos & Leembruggen aan de 3de Binnen-vestgracht in het Leidse centrum.

Behalve in Leiden en Alphen wordt er ook in Alkmaar nog gewerkt aan het Leidsch Dagblad. Daar staat het hoofdkantoor van HDC Media, de uitgever van het Leidsch Dagblad, en wordt het eerste katern van de krant gemaakt waarin het binnen-landse en buitenlandse nieuws staat. Deze centrale redactie is verbonden met de drukkerij waar de krant ’s nachts van de persen rolt, in vrachtwagens wordt gestapeld en tussen vier en vijf uur bij de uitdeelposten in deze regio wordt afgeleverd. Een strakke logistieke operatie die zes dagen per week tot verse kranten op de deurmat leidt.

‘ik hoop dat er vaart in de stad komt’

Page 47: Leidse stijl

Leidse Stijl P/47

KUNST

Tekst Marlies van Boekel / Fotografi e Marc de Haan / Rinie Bleeker

Op fi lm is hij nog aan het werk te zien: hij

zoekt op een werf grote brokken roestig

scheepsschroot uit voor het werk bij Naturalis.

Een gedreven man met een visie op zijn ont-

werpen. Vaak bouwde hij zelf zijn beelden van

reusachtige proporties vooor markante plek-

ken. Zo is de Klimwand met schijf in grofpuin

in Spaarnwoude het grootste landschapskunst-

werk in Nederland. Een kring van vrienden en

belangstellenden wilde zijn manier van werken

levend houden en richtte daarom in 2008 de

Stichting Beeldhouwer Frans de Wit op. De

stichting organiseert tentoonstellingen, ver-

zorgt publicaties en beheert een website met

foto’s van zijn werk.

Harde materie, zoals beton, ijzer en staal,

fascineerde hem, doorleefd materiaal dat

een verhaal vertelt en een huid heeft. Op de

fi lm opnames zie je zijn gedrevenheid, zijn ver-

langen de grote stukken onwillig en verroest

staal om te smeden tot een reusachtig nieuw

kunstwerk waarin 120 ton staal is verwerkt.

Het was kenmerkend voor Frans de Wit.

Alles deed hij zelf: schroot uitzoeken, lassen,

smeden, het werk vervoeren en plaatsen. Zelf

fabriceerde hij de werktuigen om een grote

bruine beuk in de Hortus uit te hollen. Hiervan

maakte hij een kunstwerk dat uiteindelijk in de

tuinen van Naturalis is vergaan.

‘Ik zoek naar niet gemaakte dingen, die van zichzelf zijn’

Frans de Wit (Leiden, 1942-2004) was een beeldhouwer en landschapskunstenaar. Hij studeerde van 1960 tot 1965 aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kun-sten in Den Haag. In zijn werk gebruikte hij basisvormen als vierkanten, driehoeken en cirkels. Maar hij werkte ook met tegenstel-lingen: open-gesloten, horizontaal-verticaal, hol-bol. Voor hem telde niet alleen het eindresultaat, maar ook het werkproces zelf. Hij noemde dit: werken aan werk. Hij ontwierp een aantal monumentale werken, zoals de Klimwand met schijf in grofpuin in Spaarnwoude (1986-1992), bekend van de openingsbeelden van de Krasse Knarren van Koot en Bie. Het Vier-kant eiland in de plas in Rotterdam, Prinsenland (1992-1996), is geplaatst op het historisch laagste punt van Nederland, ruim zeven meter onder NAP. De construc-tie, van vierkant en cirkel, vormt een schaal met oplopende balken en meet 55 x 55 me-ter. Zijn laatste grote opdracht, de roestige zuilen bij Naturalis, 5 Beelden op 1 Kromme (1999-2002) is uitgevoerd in opdracht van de Rijksgebouwendienst. Hij gebruikte hiervoor 200.000 kilo scheepsstaal. De beelden vormen een visuele verbinding tus-sen het Leidse Pesthuis en de nieuwbouw van museum Naturalis. Daarnaast maakte hij talloze kleinere sculpturen in opdracht, zoals de bronzen hoekbeelden aan de gevel van het Rijksmuseum van Oudheden. Hierin verwees hij naar de klassieke tempelarchi-tectuur.

Elke week liepen Van Kooten en De Bie de trappen op van dit kunstwerk in het tv-programma Krasse Knarren. Zo werd landschapskunstenaar Frans de Wit met Klimwand met schijf in grofpuin nationaal bekend. Ook is hij de maker van de monumentale roestige zuilen bij museum Naturalis. Frans de Wit (1942-2004) was de grootste Leidse beeldhouwer van deze tijd. Nu is er ook een Frans de Wit-prijs en een stichting die zijn werk levend houdt.

Klimwand met schijf in grofpuin, Spaarnwoude

Monumentale roestige zuilen bij museum Naturalis, Leiden

Frans de Wit-prijsAanstormende jonge kunstenaars maken nu ook kans op de Frans de Wit-prijs.

Het is een jaarlijkse prijs die wordt uitgereikt door de Stichting Beelden in Leiden.

Joque Mulder is nu voorzitter van deze stichting. Van haar kwam het idee voor

een jaarlijkse beeldententoonstelling op de Hooglandse Kerkgracht in Leiden. De

respons hierop was enorm en zo ontstond ook de wens op om hier een prijs aan te

verbinden. Dit werd de Frans de Wit prijs. Stichting Beelden werkt nauw samen

met Stichting Beeldhouwer Frans de Wit. Joque Mulder: ‘Frans de Wit zocht de

ruimte en dat willen wij ook met onze tentoonstelling.’ De prijs zal bij de opening

van de tentoonstelling, in juni 2012, voor het eerst uitgereikt worden. In de jury zit

o.a. Jan Teeuwisse, directeur van het museum Beelden aan Zee in Scheveningen.

Slapen in een echte De WitMisschien wordt het mogelijk te overnachten

in het werk van Frans de Wit. Hij liet namelijk

een bijzondere woonboot na. De Leidse rond-

vaartreder Sjaak Veringa vertelt bevlogen over

het schip dat de kunstenaar bouwde in de jaren

60. ‘Ik wil deze boot weer helemaal opknappen

en van binnen zoveel mogelijk inrichten met

designmeubels, het liefst door Frans de Wit zelf

gemaakt. Het schip verdient een monumenten-

status en een mooie plek in de Rijn. De stalen

opbouw is door Frans zelf ontworpen, geïnspi-

reerd door VOC-schepen. Hij bouwde het van

tweedehands ijzer op de scheepswerf van de

Koninklijke Grofsmederij in Leiden. Het stalen

casco is van een oude zeilboot, een zogenoemde

Hagenaar, die breed is en laag genoeg is om

onder Haagse bruggen door te varen. Uiteinde-

lijk wordt het mogelijk om in dit kunstwerk te

overnachten.’

Nieuwe De WitsDe Stichting Beeldhouwer Frans de Wit heeft

een cahier uitgegeven met foto’s van een aantal

markante kunstwerken op bijzondere plekken

in Leiden en Nederland. De uitgave werd ge-

presenteerd in Stedelijk Museum de Lakenhal

tijdens de opening van een tentoonstelling over

Frans de Wit in september 2011. Op dit mo-

ment worden er plannen ontwikkeld voor een

stadswandeling langs de vele kunstwerken van

Frans de Wit in Leiden, inclusief een mobiele-

app toepassing.

FRANS DE WIT FRANS DE WIT LEEFTLEEFT

Page 48: Leidse stijl

MUMUZIEKZIEKZIEKZIEK

P/48 Leidse Stijl

CULTUUR

Cultuur kwartier

Het Cultuurkwartier omvat Museum de Lakenhal Danstempel In Casa Nobel Complex Scheltema Complex Theater Imperium Leidse Schouwburg Museum Boerhaave

De NobelTussen de Lakenhal en Scheltema komt het nieuwe muziekcentrum De Nobel. Muziekcentrum LVC, nu gevestigd aan de Breestraat, krijgt hierin onderdak. In het ontwerp van Ector Hoogstad Architecten blijft het industriële karakter van de Marktsteeg behouden door de gevel van Marktsteeg 4-8 te restaureren. Aan de kant van de Lange Scheistraat komt een nieuwe gevel van roestkleurig cortenstaal. In het pand komen twee zalen: een grote voor zevenhonderd bezoekers en een kleinere zaal voor honderd mensen. Verder komt er in het pand een foyer/grand café. Naar verwachting gaat De Nobel in 2014 open voor publiek.

De LakenhalDe Lakenhal bereidt zich voor op een ingrijpende restauratie en de bouw van een nieuwe vleugel, in de jaren 2013-2015. Zie pagina 40 in deze krant.

‘Creatieve huisbazen’ Veel panden in het Cultuurkwartier-in-aanbouw staan op dit moment leeg, wachtend op nieuwe bestemmingen. Een projectgroep van Stadslab Leiden heeft een plan gemaakt om deze leegstaande panden te verhuren als werkplaatsen, winkels, ateliers en studio’s voor mensen met creatieve beroepen. De gemeente werkt mee, om waar nodig vergunningen te geven. Samen met ‘antikraakbedrijf’ HOD wordt het plan verder uitgewerkt. Wie belangstel-ling heeft en/of wil meewerken aan dit project: mail naar [email protected]

SchouwburgHet oudste theater van Neder-land (‘sinds 1705’) ligt in het hart van het Cultuurkwartier. De Leidse Schouwburg is nu alleen toegankelijk bij voorstellingen. Als het aan directeur Bart van Mossel ligt, gaat dat veran-deren. ‘De tijden dat theaters zich alleen bezighouden met voorstellingen is voorbij. Evenals de Stadsgehoorzaal bieden we méér dan alleen een theater- of concertkaartje.’ De Schouwburg gaat het naastgelegen pand van voorheen K&O bij haar activitei-ten betrekken. Van Mossel: ‘We willen een bruisend theaterres-taurant openen. Ook willen we, naast voorstellingen, heel veel andere activiteiten organiseren.’ Het college van B en W heeft al 1 miljoen euro voor de plannen uitgetrokken. Binnenkort zal de gemeenteraad hierover een besluit nemen.

IN C

AS

A

MU

SE

UM

DE

LAK

EN

HA

L

NOBEL

COMPLEX

SCHELTEMA

COMPLEX

MUSEUM BOERHAAVE

SC

HO

UW

BU

RG

THE

ATER

IMP

ER

IUM

Scheltema: een ‘tussenjaar’Vijf jaar heeft de Stichting Schel-tema geprobeerd de voormalige dekenfabriek, eigendom van de ge-meente Leiden, een ‘broedplaats’ te laten zijn voor beeldende kunst, podiumkunst en de wisselwerking tussen beide. Per 1 januari 2012 staakt de stichting haar activitei-ten – een gevolg van te weinig inkomsten naast te hoge kosten en diverse ongemakken in het gebouw zelf (waaronder te geringe geluidsisolatie).

Hoe verder met Scheltema? Wethouder Jan Jaap de Haan (Cultuur, CDA): ‘Scheltema houdt z’n culturele bestemming, dat besluit hebben we genomen. We gaan het gebouw niet verhuren om er een advocatenkantoor van te maken. We zien absoluut een toe-komst voor Scheltema in het Cul-tuurkwartier weggelegd. Theater-

gezelschap De Veenfabriek, dat nu z’n thuis basis in Scheltema heeft, willen we voor Leiden behouden. Ook de broedplaatsfunctie voor De Lakenhal moet in stand blijven.’ Maar…? ‘We moeten er wel voor zorgen dat Scheltema rendabel wordt geëxploiteerd. Dat zou kunnen door cultureel onderne-merschap een steviger plek in het gebouw te geven, bijvoorbeeld met een versterkte horecafunctie. Of door er een cultureel ‘bedrijfsverza-melgebouw’ van te maken, waarin meerdere kunstenaars en gezel-schappen zich kunnen vestigen.’ Voorkeur? ‘Nee, geen voorkeur, zolang het maar een broedplaats kan zijn en aantrekkelijk blijft om veel publiek te trekken.’

Besluiten? ‘2012 wordt een tus-senjaar. Uiterlijk per 1 januari 2013 moet Scheltema weer helemaal op de rails staan.’

Het Cultuurkwartier is volop in ontwikkeling. Wat staat er te gebeuren met het Scheltema Complex, muziekcentrum De Nobel en de Leidse Schouwburg?

Page 49: Leidse stijl

Tekst Diana van den Driessche Fotografie Edwin Weers

Leidse Stijl P/49

Met de Veenfabriek heeft Leiden een spraakmakend eigen theater­gezelschap. Onder leiding van Paul Koek maakt het gezelschap verrassende voorstellingen, vaak op bijzondere locaties. De Veenfabriek werkt ook samen met (inter)natio­naal bekende gezelschappen. Zoals in V&D (Haar leven, haar doden van Engelse toneelschrijver Martin Crimp), op een volkstuincomplex (#MOES) en het nieuwste project in Raadszalen (BANG). In 2010

was Scheltema de perfecte locatie voor De City, geschreven door Martin Crimp. In 2008 was de pers lyrisch over Licht is de Machine op voormalig Vliegkamp Valkenburg. De Veenfabriek werkt ook internationaal; zo bracht het Drei Schwestern in Bochum.

Paul Koek legt steeds nieuwe verbindingen om zijn visie op de samenleving, liefde, offers, pijn en hoop te uiten. Een van de laatste

producties is een eigentijdse bewer­king van Medea, op basis van vier monologen van Peter Verhelst. Een samenwerking tussen de Veenfa­briek, het Hermes Ensemble en muziektheater Transparant.

De Veenfabriek laat zichzelf inspi­reren door samenwerking te zoeken met jonge acteurs en de muzikanten van Touki Delphine. In 2010 is een pilot met het Koninklijk Conser­vatorium in Den Haag begonnen.

Studenten van de specialisatie modern muziektheater T.I.M.E. (This is Music­Theatre education) zijn de eerste twee jaar nauw verbonden met de Veenfabriek met Scheltema. De gemeente Leiden wil hiermee ook de band met studenten van kunstopleidingen in naburige steden aanhalen.

De Veenfabriek bestaat als muziektheatergezelschap sinds 2005. De gemeente Leiden vroeg

artistiek leider Paul Koek zich met de Veenfabriek in het Scheltemacom­plex te vestigen als onderdeel van een broedplaats voor kunst, cultuur en kennis.

De Veenfabriek kwam voort uit het muziektheaterlaboratorium De Veen­studio van Theatergroep Hollandia. Het werk van de Veenstudio ging over de verhouding tussen geluid en beeld, tussen muziek en theater.

Paul Koek over

SchELtEma en de mogelijkheden van de beperking

DE VEEnfabriEK, thEatraLE trotS

Paul Koek, artistiek leider van de Veenfabriek, blijft optimistisch. Ondanks

de economische crisis ziet hij volop mogelijkheden voor Scheltema, de oude

dekenfabriek die de thuisbasis is van zijn muziektheatergezelschap.

Scheltema huisvest nog diverse andere gezelschappen: ‘Het vereist een open

houding in zo’n gebouw te kunnen werken’, aldus Koek, ‘maar het verlangen

kunst, wetenschap en ambachten met elkaar in aanraking te brengen is er

nog steeds.’

Hij is zich bewust van de beperkingen van het gebouw. ‘Alle bewoners moe-

ten zich realiseren dat Scheltema een rijksmonument is. Het is niet gebouwd

om, naast feesten met schallende speakers, tegelijkertijd intieme activiteiten

als een begrafenis te herbergen.’

Het een heeft consequenties voor het ander, maar dat inspireert hem juist.

Koek: ‘Het is geluidstechnisch een wonderschoon gebouw, maar wel lek. Ik

werk toegepast, uitgaande van mogelijkheden en beperkingen en ben minder

gevoelig voor irritatie als iemand in een andere ruimte een synthesizer zit te

checken. Het geeft eerder een ruimere concentratie als ik nadenk over een

muzikaal concept. Als elders ook van alles gebeurt, maakt dat mijn concept

breder en transparanter.’ Voor hem werkt het juist positief. ‘Ik hou van we-

derzijdse beïnvloeding.’

Volgens Paul Koek scoren activiteiten in het kader van Utopisch Nest opmer-

kelijk goed. Kunstenaars experimenteren daarin samen met de Universiteit

Leiden, Stedelijk Museum de Lakenhal en de Veenfabriek. Het levert tal van

bijzondere voorstellingen en tentoonstellingen op. Zoals Het laatste Oor-deel van Lucas van Leyden, dat voor twee theatermakers inspireerde tot een

voorstelling in de tuin van De Lakenhal. Koek is blij met de Stichting Doen en

de Mondriaan Stichting die zich aan Scheltema hebben verbonden en deels

Utopisch Nest financieren. Toch zijn de middelen minimaal: ‘Het is onwaar-

schijnlijk dat een gebouw met zo weinig centen bijna 25.000 bezoekers per

jaar trekt. Er is bijna geen geld voor publiciteit en ook niet om te programme-

ren. Het gaat veel via netwerken.’

Hij houdt ervan binnen strakke structuren en afspraken met subsidiegevers te

opereren. Dus voor 2012 staat er al weer van alles op stapel. Als eerste Flow my tears met de internationaal bekende acteur Jeroen Willems en Wun-

derbaum-actrice Marleen Scholten. Een zoektocht naar identiteit en geloof

in elkaar, ondergedompeld in de muzikale wereld van de Britse luitist John

Dowland. Koek: ‘Die schreef rond 1600 onwaarschijnlijk mooie liederen.’

Daarnaast is hij op zoek naar een leegstaand pand in Leiden voor het stuk

Monniken (in samenwerking met Theater Artemis). Dit gaat over drie kluize-

naars die verleid worden om de buitenwereld binnen te laten. Het pand dat

hij zoekt, moet in contrast staan met de voorstelling.

Voor de komende zomer heeft de Veenfabriek regisseur

Eric de Vroedt van Toneelgroep Amsterdam uitgenodigd.

Het is de bedoeling een voorstelling te maken over de rol

van het geld in onze maatschappij. Acteurs en muzikan-

ten van de Veenfabriek zullen hierin optreden. Muzikan-

ten van ASKO|Schönberg ensemble vullen het gezelschap

aan. De voorstelling op locatie in verschillende steden

zal vertellen over geloof en ongeloof in de heilzaam-

heid van geld; van gemeenschapsgeld, belastingen en de

eigen al dan niet zuur verdiende centen. Het gaat over

‘geloof en ongeloof’ in elkaar en in de samenleving. En

dat alles vanuit Scheltema, laboratorium voor de kunst,

broedplaats, melting pot voor de Nederlandse cultuur,

geworteld in een Leids historisch monumentaal pand.

Page 50: Leidse stijl

P/50 Leidse Stijl

Tekst Daan Blok Fotografie Hollandse Nieuwe

roc

NieuwBouw roc LammeNScHaNSPark (LmP) Architect: Thomas Rau, RAUInterieur: Jos Broekman, Hollandse NieuweBouw: 2003-2011Vloeroppervlakte: 54.300 m2

Parkeren: 1.500 fietsen, 750 auto’sOV: NS-station Lammenschans naast het gebouw

NieuwBouw roc LeiDeN cS ZeeZijDeArchitect: Meyer & Van Schooten Interieur: Meyer & Van SchootenBouw: 2009-2013Vloeroppervlakte: 51.000 m²Parkeren: 2.438 m² parkeergelegenheid voor auto’s en fietsenOV: NS-station Leiden Centraal naast het gebouw

iN cijferS

mbo-opleidingen in de sectoren

economie, zorg & welzijn, sociale

beroepen en techniek | 8.000 leerlingen | 2.000 leerlingen

volwassenen onderwijs | circa 800medewerkers | 22 opleidingsrichtingen,

waaronder Bakkerij, Hotelschool Leiden,

ICT, Onderwijs, Welzijn & Zorg, Sport

& Bewegen en Toerisme | circa 400 cursisten Educatie & Inburgering |

Cursussen en trainingen voor bedrijven

en particulieren

Geen lokalen meer, maar een ‘open leerlandschap met thuishonken’. jos Broekman ontwierp het interieur voor het nieuwe roc-gebouw Lammenschanspark. Hij is sinds 1993 partner bij interieur–architectuurbureau Hollandse Nieuwe. ‘je kiest niet voor de gemakkelijkste weg’.

LEIdSE LandmarkS

Page 51: Leidse stijl

Leidse Stijl P/51

‘ EEn ontwErp waar dE logica vanaf spat’

U zegt erg analyserend te werken, door welke aspecten was u verrast bij het analyseren van het ROC Leiden?‘Soms bewonder je het lef van initiatiefnemers: het ROC wenste een zeer open leerlandschap waar studenten zich kunnen bewegen en binnen een bepaald domein hun thuishonk hebben. Vakdocenten worden veel mobieler doordat zij zich tussen de domeinen bewegen. Dat is een hele andere aanpak dan een docent die in z’n lokaal zit. Je maakt veel intiemere plekken binnen toch een hele grote omgeving. Maar er zijn ook heel generieke ruimtes die multifunctioneel zijn.’ Het lef van de initiatiefnemers, wat bedoelt u daar precies mee?‘Je kiest niet voor de gemakkelijkste weg. Bij mede-werkers stuit verandering in je organisatie en in cultuur altijd op weerstand. Ga maar eens aan je docent vragen om in een open ruimte van honderden vierkante meters met meerdere groepen studenten les te gaan geven: “Dan kan ik me niet concentreren, er is teveel onrust, dat gaat niet werken.” Wij hebben daar als interieurarchitect natuurlijk een rol in om de randvoorwaarden akoestisch gezien zo goed mogelijk te coveren.’ U heeft dat ook aan docenten uitgelegd?‘Ja. dat is een proces wat je doormaakt. Je neemt hun bezwaren en feedback mee, hoewel het wel een beleidsmatige keus is geweest om niet 100 lokalen te maken, maar heel veel open domeinen. Het is niet een volledig experiment, het wordt al wel langer gedaan, maar je moet wel ambassadeurs hebben op het ROC die zo’n organisatorische verandering willen uitleggen.’ U zou toch eigenlijk een ontwerp willen dat zichzelf uitlegt, waar de logica vanaf spat?‘Je hebt mensen nodig in zo’n organisatie die snappen waarom je anders wilt gaan werken dan je deed in het verleden. “Je hebt wat meer geluidsoverlast of je hebt wat meer ruis, dus leer elkaar ook daarop aan te spreken.” Mits goed ontworpen, heb je een diversiteit aan voorzieningen voorhanden. Als je luidruchtige brainstormsessies hebt, zijn daarvoor ruimtes waarin je je kan terugtrekken. Als je geconcentreerd wil werken, moet je die mogelijkheden hebben.’ Wat is volgens u de grootste misser in de ontwerpwereld wat betreft onderwijs?‘Ik weet niet zo snel een grote misser, meer gemiste kansen. Er is tussen hogescholen een strijd om zieltjes te winnen. Hogeschool Inholland is daarin misschien wel doorgeslagen door de huisvestingscomponent teveel als een soort magneet te zien voor studenten, waarin zij zich young professionals wanen. Als je dat op de juiste manier doet, vind ik dat gezond. Maar wat je niet moet doen, en dat is wat Inholland heeft gedaan, is er zoveel aandacht aan geven dat ze misschien te weinig oog hadden voor het inhoudelijke component, het onderwijsniveau.’

Hebt u het hier als interieurarchitect ook over met het ROC?‘Wij prediken echt tegen opdrachtgevers: wij zijn niet een doel op zich, maar één van de middelen. In de kwaliteit van het onderwijs moet je ook heel veel investeren. Je kan bijvoorbeeld nog zo’n prachtige winkel maken, maar als het product niet deugt, dan ga je het niet verkopen.’

Oud-voorzitter van het College van bestuur van het ROC en één van de initiatiefnemers voor de nieuwbouw Jacques van Gaal wilde met de nieuwe huisvestiging dat het ROC zich gaat focussen op Leiden, hoe denkt u daarover?‘Ik heb meerdere keren gedacht: voor een ROC vind ik het een erg topzwaar plan. Kan een opleiding dit financieel wel aan? Rau en Meyer & Van Schooten als grote architecten zijn niet de goedkoopste. Aan de andere kant; het ROC zet zich wel echt op de kaart, de gebouwen kunnen iconen worden. Het ROC Leiden zal landelijk veel bekender worden door deze gebouwen.’

lEidsE landmarks

Page 52: Leidse stijl

Tekst Marlies van Boekel Fotografie Erik Wiersma

P/52 Leidse Stijl Beeldend kunstenaar Marlies van Boekel heeft haar atelier in de Kaasmarktschool. Ze interviewde een aantal kunstenaars, die net als zij een atelier hebben in een voormalig schoolgebouw en tekende de sfeer op.

aan het werkBeeldend kunstenaars hebben de ruimte nodig, letterlijk en figuurlijk. Het resultaat zie je pas op de expositie. Hoe werk je in zo’n atelier? En wat is hun dagelijks uitzicht? Een beeld van acht kunstenaars in hun werkomgeving.

Inge Reisberman

Page 53: Leidse stijl

Leidse Stijl P/53

kunSt

Haagweg 4

Moderne lagenHaar atelier oogt ruim, licht en is geordend. Na de ingrijpende

verbouwing en verhuizing heeft alles zijn plek gekregen in dit

riante zolderatelier. Het oogt nieuw met strakke wit gestuukte

wanden, behalve de vloer, een echte werkvloer, die daardoor

mooi contrasteert met de strakke ordening. Eén muur roept nog

de herinnering op aan hoe het was. Je ziet de bakstenen van de

eensteensmuur door de stuc en de gebroken witte latex heen.

Hier op de zolderruimte stonden de voor altijd vergeten les-

materialen van de oude ambachtsschool, stoffig en onder de

spinnenwebben, opgeslagen in het diffuse licht van de nooit

gewassen zolderramen.

Als een abstracte vorm uit één van haar eigen werken zit

Inge Reisberman op de vloer van haar atelier. Ze zaagt het

aluminium staafje, dat bij het ophangsysteem van haar werk

hoort, op maat. Een moment van pure concentratie. Alles

moet perfect zijn. Dat hoort bij haar werk. Met behulp van de

computer creëert zij een nieuwe ordening van de werkelijkheid.

Ze zoekt naar nieuwe vormen die gepresenteerd worden met

hedendaagse materialen en technieken. Foto’s zijn uitgangs-

punt van haar creatieve proces, een schilderachtig zoeken naar

het uiteindelijke beeld. Laag na laag wordt bewerkt, geschaafd,

weggehaald of toegevoegd. Soms zijn er wel honderd versies van

hetzelfde werk.

Vanuit de stilteOp het atelier van Sylvia ten Kley heerst een serene rust, het

is een enclave hoog boven de drukte van de stad. Je moet eerst

veel trappen op om hier te komen. Ook de ruimte zelf is strak

en wit nu. Alleen de bruine balken herinneren nog aan de oude

stoffige zolderruimte waar vroeger nooit iemand kwam.

Binnen de gedeelde werkruimte heeft ze haar eigen plek gecre-

eerd, waar ze op een bijna meditatieve manier haar kunstwer-

ken maakt. Het is werk op papier, eenvoudig en vaak getekend

met potlood. Tekenen naar de waarneming is voor haar basis en

uitgangspunt, ‘omdat je zonder waarneming geen schoonheid

kunt ervaren’. Vanuit het tekenen is de combinatie ontstaan

met naaldwerk: ze gebruikt draadjes, loodjes, pareltjes, bladme-

taal. Kleur speelt daarbij nauwelijks een rol.

De schuine wand van haar atelier biedt geborgenheid. Op een

rechte wand hangen twee werken op A3-formaat. Ze willen

ruimte om zich heen en stuk voor stuk van dichtbij bekeken

worden, zodat je goed de fijn geborduurde steekjes kunt zien en

de gelaagdheid van wit op wit. Op een tafel liggen schelpjes en

andere spulletjes die kinderen kunnen gebruiken bij de work-

shops die ze geeft.

BreekbaarDe verbouwing van de Haagweg kwam voor Fleur van den Berg

goed uit, omdat ze de steiger van de schilders kon gebruiken om

bij de bovenkant van haar werk te komen. Het is een reusach-

tige figuur die opdoemt uit de aarde. De figuur is opgebouwd

uit duizenden kleine witte schelpachtige vormen van keramiek.

Wat hem kwetsbaar maakt in zijn reusachtigheid.

Sinds het kappen van de hoge bomen is haar atelier licht en

zonnig, een verademing na alle onrust van de verbouwing en de

verhuizing. De ruimte bevindt zich op de begane grond vanwege

alle zware apparatuur: een oven om haar objecten van keramiek

te bakken, twee ovens voor het smelten van glas en in een kleine

zijruimte een immens luchtdrukapparaat. Daarbij komen de

vele kasten met opgeslagen materiaal en rekken vol glazen pla-

ten in allerlei kleuren. Die moeten in smalle staafjes gesneden

worden. Een tijdrovend klusje dat ze graag uitbesteedt.

Het werk staat voor het monster dat wij zelf geschapen hebben

door de manier waarop we met de natuur omgaan. Vier jaar is

ze ermee bezig geweest zonder dat ze weet of het ooit een plek

zal krijgen. Dat is autonoom kunstenaarschap: vorm geven

aan je ideeën, investeren in tijd, geld, moeite en aandacht. Dit

zonder garanties, maar met de wetenschap dat de beelden hoe

dan ook gemaakt moeten worden.

Ze maakt nu mensfiguren, hun emoties verbeeld als kronkelen-

de lijnen in vlammend rood, die naar buiten lijken te stromen

als bloed. Ze hangen verspreid over de enige vrije hoge witte

wand, fel beschenen door het binnenvallende zonlicht.

kaaSMarktScHooL

Het verstrijken van de tijdZe heeft ruimte nodig, haar atelier is hoog en geordend met een

leeg middenvlak waar ze rond kan lopen. Het harde licht wordt

gedempt met transparante schermen. Je voelt de aanwezigheid

van de kinderen nog voor wie uren eeuwen leken te duren, vol

verlangen starend door de hoge ramen naar het schoolplein dat

nu een tuin is, kauwend op hun pennenhouders in een doodstil

lokaal, waarin je alleen het schuifelen van voeten hoorde, het

krassen van een pen, het tikken van de klok.

Voor Marie Oosterbaan gaat het altijd om het proces. Voort-

durend is haar werk in beweging, onderzoekt zij de positie van

de lijn of het vlak op papier of doek. Ze doet geen enkele conces-

sie, komt de beschouwer niet tegemoet met aangenaam en

toegankelijk ogende afbeeldingen van de realiteit. Ze bestudeert

het verstrijken van de tijd.

Heel concreet soms in series turftekens op het doek, in grijstin-

ten met hier en daar een zweem van kleur, een nieuw patroon

van ritmische en evenwijdige lijnen. Maar ook de repeterende

beweeglijkheid van vuur fascineert haar.

Op andere momenten wandelt zij daadwerkelijk door het land-

schap en observeert uiterst nauwkeurig de veranderende con-

touren van een bergketen, de manier waarop de weg zich voor

haar uit naar de horizon beweegt. >

Fleur van den Berg

kunstcentrum Haagweg 4 ligt aan de Haagweg en is onlangs verbouwd. Hier zijn ateliers te huur voor kunstenaars, maar nu kunnen ook bedrijven in de creatieve sector hier terecht. De Haagweg beschikt over zo’n 2000 m2 commerciële bedrijfs-ruimte en er zijn 55 ateliers voor kunstenaars.

De kaasmarktschool ligt verscholen in de Koppenhink-steeg achter de Kaasmarkt. Het kunstverzamelgebouw bestaat sinds 1985. Er zijn ateliers en werkruimtes voor kunstenaars van vrijwel alle disciplines. De theater-, bewegings- en muziekrepetitieruimtes inclusief de voormalige gymzaal worden beheerd door de Stichting Jonge Leidse.

Marie Oosterbaan

Page 54: Leidse stijl

P/54 Leidse Stijl

Als een droomHaar werkplek is in een grote ruimte met uitzicht op de Kaas-

markt. Tot halverwege de vorige eeuw zagen de kinderen vanuit

hun lokaal hoe hier de kaas werd verkocht en kaasdragers rond-

liepen, zoals nu nog in Alkmaar. De kaas werd met paard en

wagen aangevoerd of over het water van de Oude Rijn in door

paarden getrokken schuiten. Nu zie je een zee van autodaken,

de levendigheid van de stad, het water van de gracht en bomen.

Alicia Fernández Solla maakt foto’s. Ze is geboren in Spanje,

in Galicië. Kijkend naar Nederland met de blik van een bui-

tenstaander maakt ze foto’s in grijstinten afgedrukt op mooi

dik papier. Het zijn verlaten landschappen, bedrijfsterreinen,

strakke blokvormige woningen in uitgestorven nieuwbouw-

wijken. Het lijkt een land waar je niet zou willen wonen. Maar

Madrid fotografeerde ze warm en vol licht, als een stad waar je

naar kunt verlangen, wanneer je ver weg bent. Een stad waar

je over kunt dromen, kijkend naar de herfstbladeren vanuit je

atelier in Leiden: La vida es sueño (het leven is een droom).

PLAntSoenSchooL Gouden eeuwAan de hoge wanden van haar atelier op de eerste etage hangen

grote tekeningen. Nog steeds zie je de oorspronkelijke vorm

van het grote klaslokaal en het schoolbord hangt er nog, maar

verder is het atelier sober, geordend. Op de vloer of de witte

wanden zie je geen verfresten. Hanneke Francken heeft

ruimte nodig om afstand te nemen van haar werk. Lang wil

ze kijken hoe ze verder moet, nadenken over de keuzes, die ze

gaat maken over kleur en compositie, de delen van de voorstel-

ling die ze naar de achtergrond wil brengen. De thema’s van de

Gouden Eeuw zijn een grote inspiratiebron voor haar. In haar

werk brengt ze beelden en symbolen uit verleden, heden en

andere culturen bij elkaar en maakt nieuwe combinaties, geeft

ze nieuwe betekenissen. De vurige tongen van de magnolia,

pauwen, artisjokken, verboden vruchten, gebak, drinkbekers,

guirlandes en waxinelichtjes in goud worden met elkaar verwe-

ven en exploderen bijna op het papier zonder dat zij hun vorm

verliezen.

Hoe inspirerend zou haar werk geweest zijn voor de vijfdeklas-

sers, die slechts gevoed werden met stichtelijke prenten aan

de wanden, voorgedrukte tekeningen met dikke zwarte lijnen

moesten natekenen, binnen de lijntjes moesten kleuren en dan

een zes kregen voor hun inspanningen.

objets trouvésDoor de ramen valt nu meer licht, omdat een grote plataan

omviel tijdens de heftige zomerstormen. Was hij als jonge boom

nog getuige geweest van het zingend opdreunen van de tafel

van zeven? Of zag hij dat de kinderen kwetterend stilstonden

voor de donkere geheimzinnige volière vol parkieten? En hoe

er altijd één kind was, dat zijn vinger te lang door het gaas stak

en huilend aan de hand van meester terugging naar de klas. Die

klas waar Marijke nu een afdruk maakt van het fijn getekende

zwarte rasterwerk van takjes en vruchtjes, dat overbleef van

de dode boom. Nog steeds zijn er treinen die rondrijden met

de kunstwerken van Marijke Verhoef op de wanden. Het

past bij haar werk dat het voortdurend het land doorkruist.

Zelf verplaatst ze zich ook door de stad of het land en gebruikt

bijzondere plekken of voorwerpen als markeringen op haar

plattegronden. Alsof ze zeggen wil: hier was ik.

Ze zag misschien een achtergelaten voorwerp – soms niet meer

dan een simpele wieldop – en de bijzondere schoonheid van

vorm. Het werd daardoor een uniek voorwerp, dat losgemaakt

van zijn context een nieuwe betekenis krijgt. Ze speelt met al-

ledaagse en vertrouwde vormen in zeefdrukken, etsen, litho’s,

foto’s of schilderijen. Zet er nieuwe betekenislagen overheen.

DroogtijdHet atelier van Thom Geraedts zit op de eerste etage als een

doos in het veel grotere en hogere klaslokaal. De geluidloze soe-

pele schuifdeur waarlangs je binnenkomt en de relatieve leegte

van de ruimte doen bijna Japans aan. Hij bouwde het zelf, in de

jaren 70 al, toen de school net veranderd was in ateliergebouw.

Ondanks de donkere dag valt er veel licht door de ramen, waar-

doorheen je de oude bomen van het plantsoen ziet met okergele

herfstbladeren. Het is stil. Je hoort geen verkeerslawaai, geen

langs denderende bussen, alleen af en toe het aanslaan van een

merel.

Hier verteert hij alle indrukken uit de dagelijkse werkelijkheid

en brengt ze terug tot de pure essentie in een spel met vormen.

Zijn onderwerp is: het verstrijken van de tijd.

Soms geeft hij een performance in zijn eigen atelier. Een

publiek van hooguit tien mensen kijkt ademloos mee hoe hij

werkt. In diepe stilte maakt hij tegen een witte wand twee

vierkanten, beschilderd met zwarte schoolbordverf, nat met een

spons. Tijdens de droogtijd bevestigt hij daartussenin uitge-

sneden kristalvormen van karton met zorgvuldig uitgekozen

grijskleurige punaises.

En plotseling ben je weer terug in het klaslokaal, waar de kinde-

ren zwijgend hun vingers hoog in de lucht steken. Vol verlangen

om het grijs uitgeslagen schoolbord weer terug te toveren naar

een magisch glanzend zwart vlak, omdat de meester dan moest

wachten tot het bord weer droog was en de droogtijd opvulde

met een mooi verhaal.

Als atelierruimte begon de Plantsoenschool als weloverwogen experiment. De gemeente Leiden stelde in 1974 de school in huur ter beschikking aan een tiental kunstenaars voor woon- en atelierruimte. Bijna alle oorspronkelijke ateliergebruikers wonen en werken er nog. Ze richtten een eigen stichting op en zorgden met eigen middelen dat de oorspronkelijke staat van het gebouw behouden bleef.

Alicia Fernández Solla

Thom Geraedts

Marijke Verhoef

Page 55: Leidse stijl

Leidse Stijl P/55

POËZIEZORG

Tekst Bert Besterveld Fotografi e Erik Flikkenschild

Een geheel nieuwe manier van werken in poliklinieken. En: een Zorg Academie die de tientallen opleidingen in de verpleegkunde moet versterken. Werk in uitvoering in het LUMC, ROC en de Hogeschool Leiden.

Ooit in de polikliniek van een ziekenhuis geweest? Volle wacht-

kamers. Artsen die met vijf piepers op zak heen en weer rennen.

Lang wachten. Gesprekjes van vijf minuten in de spreekkamer.

Volgende patiënt!

In het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) wordt ge-

werkt aan de ontwikkeling van de ‘polikliniek van de toekomst’.

Het digitale patiëntendossier vervult hierin een centrale rol.

Zowel de patiënt als alle behandelende artsen en andere zorg-

verleners zullen toegang hebben tot dit dossier.

Wie voor een (of meerdere) ziekte(n) onder behandeling is, vult

regelmatig thuis, via internet, enkele elektronische vragenlijst

in. (Deze manier van zorgverlening wordt ook wel HomeCare

genoemd.) Daartoe behoren zowel een lijst met algemene

vragen over iemands lichamelijke en geestelijke conditie (over

eetlust, slaapgedrag, energie en vermoeidheid, klachten als

koorts, hoofdpijn, buikpijn, enz.) als een of meerdere lijsten

over de specifi eke ziekte(n). Zorgverleners kunnen de resultaten

uit de vragenlijsten via het elektronisch dossier van de patiënt

beoordelen.

In de huidige situatie krijgt een patiënt vaak te horen dat hij of

zij over enkele maanden voor controle moet terugkomen. Straks,

via het digitale patiëntendossier, kan veel preciezer worden

vastgesteld wanneer iemand door een arts of verpleegkundige

moet worden opgeroepen en welk soort medische hulp of zorg

een patiënt dan nodig heeft.

Tijdiger en gerichter patiënten kunnen helpen – dat is het

streven. Nu staan veel patiënten ‘voor vijf minuten’ in de agenda

van een arts. In het nieuwe systeem kan vooraf veel beter

worden ingeschat of een arts voor een bepaalde patiënt enkele

minuten of een half uur moet uittrekken, of dat eerst bloed-

onderzoek nodig is voordat iemand weer bij een arts langsgaat.

Deze nieuwe manier van omgaan met patiënten vormt slechts

een klein onderdeel van een groot LUMC-project voor ver-

nieuwing van de medische zorg. Vanuit dit project, CuraRata

geheten, ontstaat de ‘polikliniek’ van de toekomst’. Een ander

belangrijk onderdeel van CuraRata is het verzamelen van gege-

vens van heel veel patiënten en het opslaan van lichaamsmateri-

aal (DNA, weefsel, bloed, enz.) in zogenaamde biobanken.

Deze biobanken vormen een schatkist aan informatie voor

wetenschappelijk onderzoek, waaruit betere behandelmethoden

en grotere genezingskansen kunnen voortkomen. Dit maakt

het mogelijk relaties te zien die nader kunnen worden onder-

zocht. Opeens kan bijvoorbeeld blijken dat een patiënt met een

bepaalde ziekte – die bovendien uit een familie komt met een

geheel andere, erfelijke ziekte – een verhoogde kans heeft om

later ook last te krijgen van een nare bijwerking of andere

klacht. Ook kan de opgedane nieuwe kennis leiden tot andere

en betere zorg. De kloof tussen laboratorium en patiënt wordt

hierdoor een stuk kleiner.

Zowel voor het nieuwe digitale patiëntendossier als voor de

verdere ontwikkeling van de ‘biobanken’ vol patiëntinformatie

geldt dat de bescherming van privacy een belangrijke kwestie is.

Naast uiterst veilige en betrouwbare computersystemen is ook

het voeren van ethische discussies en opstellen van duidelijke

spelregels onderdeel van het onderzoek naar de ‘polikliniek van

de toekomst’. Meer over alle aspecten van CuraRata is te lezen

op www.curarata.nl.

Ontwerp van de ‘poli-tafel’ van de toekomst: een arts of verpleegkundige zit niet meer verscholen achter een beeldscherm. Patiënt en behandelaar zitten recht tegenover elkaar en zien dezelfde informatie in de tafel.

POLIKLINIEK van de toekomst

CARE PARKHet is één woord: verpleegkundige – en iedereen heeft er wel een beeld bij. Voor de meeste mensen zal dat (veelal) een vrouw zijn, die patiënten in het ziekenhuis verzorgt. Eén woord, maar niet één vak: in Leiden zijn tiental-len opleidingen binnen de verpleegkunde te volgen, evenals diverse andere studies voor zorgberoepen. Het ROC (mbo) biedt ze aan, evenals Hogeschool Leiden (hbo), terwijl binnen het LUMC (universitair) verschillende specialisaties zijn te volgen.

Nog een woord: zorgacademie. Het klinkt als één gebouw voor opleidingen in de zorg. Dat is het niet. Wat wel? Zorg Academie Leiden is de naam voor de samenwerking tus-

sen het ROC Leiden, Hogeschool Leiden en het LUMC om (aanstaande) studenten vanuit één organisatie te informeren over de studie-programma’s, de verschillende studies beter te laten aansluiten op elkaar en op de wensen van ziekenhuizen en andere zorgverleners.

Dat de samenleving ‘vergrijst’, is juist voor de zorgsector een dubbel probleem: steeds meer ouderen hebben zorg nodig, terwijl minder jongeren beschikbaar zijn voor zorgberoepen. De oplossing van dit probleem vergt veel verschillende maatregelen, waaraan de Zorg Academie een bijdrage levert. Eén daarvan is: zorgen dat minder studenten zonder diploma hun studie staken. Dit valt bijvoor-beeld te realiseren door de overstap naar andere zorgstudies te vergemakkelijken. Een andere maatregel is: afstudeerprogramma’s aanbieden waarnaar grote vraag is op de arbeidsmarkt, zoals assistent-fysiotherapeuten voor verpleeghuizen en verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn in de zorg voor ouderen, bij wie vaak verschillende problemen tegelijk een rol spelen (chronische ziekten, geriatri-sche aandoeningen).

Vlakbij elkaar gevestigd zijn de meeste ver-pleegkundestudies al, in de Hogeschool en het LUMC en straks ook in de nieuwbouw van het ROC naast station Leiden. Het gebied aan de ‘zeezijde’ van het station geniet bekendheid

als Bio Science Park. Meer en meer ontwikkelt het zich nu ook als een Care Park. Meer informatie op zorgacademieleiden.nl

ROC Leiden mbo-verpleegkundige Assistent fysiotherapie Verzorgende IG Medewerker medische steriele hulpmiddelen Helpende zorg & welzijn Diverse nascholingscursussen

Hogeschool Leiden Verpleegkundige (hbo bachelor) Fysiotherapeut (hbo bachelor) Kunstzinnige therapie (hbo bachelor) ‘Advanced Nursing Practice’ (hbo master) Fysiotherapie/oefentherapie chronisch zieken (hbo master) Praktijkondersteuner Huisartsenpraktijk Praktijkopleider

Recovery Verpleegkundige Sociaal Verpleegkundige

Leids Universitair Medisch CentrumOperatie-assistent Anesthesie medewerker Klinisch perfusionist KinderverpleegkundigeObstetrieverpleegkundige‘High care’ neonatologieIntensive care neonatologieIntensive care-verpleegkundigeCardiac care-verpleegkundigeMedium care-verpleegkundigeDialyse-verpleegkundigeHematologie-verpleegkundigeOncologie-verpleegkudige

Page 56: Leidse stijl

Tekst Myra Albersen Fotografie Marc de Haan

P/56 Leidse Stijl

winkeLS

De VliegershopEigenaar Dagobert Schulp begon

met de vliegers vanuit een liefde

voor vliegende objecten. Hij was

oorspronkelijk modelvliegtuigbou-

wer. Eerst maakte hij kleintjes, later

steeds apartere en grotere vliegers.

Hieruit ontstond de Vliegershop, de

spreekwoordelijke uit de hand gelo-

pen hobby. Jong en oud komt hier

winkelen. In de winkel is op een foto

een van de grootste vliegers ter we-

reld te zien, zo’n acht meter hoog en

dertig breed. Bouwpakketvliegers,

een-lijnsvliegers, matrassen, kracht-

vliegers en stuntvliegers. ‘Wat je niet

zoekt, vind je hier!’ zegt medewerker

Gijs Sieben. Turfmarkt 2

Het AardappelpakhuisWie nog weet wat afkoker is, kan hier zeker terecht. In het Aardappel-

pakhuis op de Geregracht vind je elke denkbare aardappelsoort, voor

stamppot tot frites. Eigenaar Henk Collé is van huis uit groenteboer.

Hij was meer tijd kwijt met het maken van salades en hutspotten en

besloot daarom het Aardappelpakhuis over te nemen. Het pakhuis lijkt

meer op een schuur waar je vooral veel - en ongewassen - aardappe-

len kunt kopen. Op het menu staan Nicola aardappelen, Bintjes, licht

kruimige aardappelen en bloemige Eigenheimers. Een diepte-interview

leert dat afkokers aardappelen zijn die snel uit elkaar vallen en dus met

niet al teveel water gekookt moeten worden. Dit lijkt een kunst voor

de wat oudere garde. Toch komen ook jongelui en studenten hier hun

aardappels halen. ‘Niet goed, geld terug.’ Geregracht 25-27.

Eigenheimer of hoogvliegerVan Blokker tot HEmA, Leiden heeft winkels

van alle ketens. En bijzondere, zoals voor

vliegers en voor aardappelen. ‘Niet goed,

geld terug.’

Page 57: Leidse stijl

Fotografie John Brussel / Femke Schook

Leidse Stijl P/57

media

iS o.a. Uitgever van LOS Magazine, vanaf medio december aangevuld met LOS.NU!; een website met elke dag een andere lokale deal.Vindt dat de gemeente Leiden meer gebruik zou kunnen maken van de kennis en bereidwilligheid van haar eigen ondernemers.Ziet in de ‘woonstadcultuur’ het belangrijkste gevaar voor de toekomst van Leiden. De eigen tuin is belangrijker dan de stad.VoeLt Zich ondernemer met de Leidse stijl; creatief, ambitieus, kritisch maar met rood-wit bloed door de aderen.houdt Van z’n drie schatten! En van Leiden, een goed gesprek en het Bourgondische leven.hooPt dat alle plannen in de stad werkelijkheid worden. Leiden heeft een prachtige historie en hopelijk een net zo’n mooie toekomst.

Bladenmakers

LOS-media.nl LOS.nulevenmagazine.nl

RoaLd LaPoRt begon in 2005 als 26-jarige met LOS Magazine, sinds dit jaar ondergebracht in LOS Media BV. Daarnaast richtte hij eind 2008 Van Zessen Klaar op, een bureau voor communicatie, creatie en productie. In beide bedrijven werken in totaal veertien mensen.

Waarom een magazine? Laport: ‘Ik werkte bij Het op Zondag en kwam met het idee voor een gratis promotioneel magazine voor de horeca. Daar zagen zij geen brood in, dus ben ik het zelf gaan doen. En er was direct behoefte.

We begonnen met 32 pagina’s, alleen horeca, in een oplage van 20.000. De uitgave van september jl. was 86 pagina’s en we hebben tegenwoordig een oplage van 50.000 exemplaren.’

Een behoorlijke groei in een tijd dat commerciële media veelal krimpen. Wat is het geheim: ‘Duidelijk format, groot bereik en daardoor rendement voor onze adverteerders. En ondanks het commerciële model heeft elke uitgave een hoog leesbaarheidsgehalte. We onderscheiden ons door kwalitatieve interviews en redactionele verhalen, leuke rubrieken, fraaie advertentieopmaak en een breed scala aan informatie gerelateerd aan cultuur en uitgaan.’

Wat brengt de toekomst: ‘Minder breedte, meer diepte. De focus lag eerst op zoveel mogelijk verschillende adverteerders. Nu zijn we druk bezig om zoveel mogelijk voor onze adverteerders te doen. We verzorgen al vormgeving, drukwerk en websites, maar daar komt dus nu ook LOS.NU! bij. Een Groupon-achtige website met elke dag een andere deal voor minimaal 50% korting. Imago in print en actiematig online.’

SandeR PaRdon begon eind 2005 met zijn eigen magazine voor Leiden, de Leidse buurgemeenten en de Bollenstreek. Drie jaar later richtte hij een tweede editie op, voor de Haagse regio.

Waarom? Pardon: ‘Met twee bladen bestrijken we nu een gebied waar 1,2 miljoen mensen wonen. Je hebt hier alles; cultuur, natuur, steden, bedrijven, kennis en veel interessante mensen vooral. Mensen willen graag over hun eigen stad of dorp lezen. Dat vergt balanceren met onderwerpkeuze: komen alle gemeenten wel aan bod? Dat is het spel – iedereen erbij betrekken.’

Pardon richt zich met LEVEN! op een brede doelgroep, van zowel inwoners als bezoekers: ‘Ik geloof niet in een scheiding tussen beroepsmatige en particuliere lezers. Ook een directeur leest graag iets over zijn eigen stad of dorp. Bij ons gaat een verhaal over een advocatenkantoor hand in hand met een stuk over een nieuw restaurant.’

Last van nieuwe media zegt de uitgever niet te hebben: ‘We zitten natuurlijk op het puntje van onze stoel als het gaat om digitale varianten, zoals apps. We volgen alle drukte in de social media op de voet. Mijn opvatting is dat onze functie als magazine hierdoor juist wordt versterkt. Wij bieden overzicht en via scancodes verwijzen wij door naar websites. Maar belangrijker vind ik dat we onze relaties ook regelmatig zien bij allerlei activiteiten die we organiseren. We bieden een podium, een netwerk, waaruit weer allerlei nieuwe dwarsverbanden ontstaan. Persoonlijk contact wordt steeds belangrijker en media kunnen dat steeds nauwkeuriger faciliteren, let maar op.’

iS Uitgever van ‘LEVEN! blad van ontdekkingen’Vindt de overdadige feestverlichting in de binnenstad eigenlijk heel gezellig Ziet dat Leiden aan de vooravond staat van een grootschalige transformatieVoeLt Zich eerst wereldburger en dan Leidenaar houdt Van zowel een biertje in de kroeg als gala’s aan de kusthooPt op de komst van een aantal New York-achtige uitgaansgelegenheden in de regio

Leiden heeft twee magazines: een glossy over de Leidse regio en een vrijetijdsmagazine over cultuur, uitgaan en shoppen. de uitgevers van deze bladen kennen de stad door en door. Sander Pardon en Roald Laport over hun band met de stad en hun blad.

Page 58: Leidse stijl

MUMUZIEKZIEKZIEKZIEK

Tekst Anne Gotink

P/58 Leidse Stijl

KUNST

Verrassen in de openbare ruimte

‘W e hebben prachtige musea, maar daarbuiten

is niet veel gaande’, zegt Ben Walenkamp

over kunst in de Leidse openbare ruimte.

‘We moeten de stad uitdagen, zodat er weer eens wat

gebeurt.’

Dat vindt de man die tussen 1992 en 2005 het straatbeeld

van Leiden danig deed veranderen door, samen met zijn

collega Jan-Willem Bruins van de Stichting Tegen-Beeld,

gedichten op Leidse muren te laten schilderen. Walenkamp

betreurt het dat er een splitsing bestaat tussen studenten en

de rest van de Leidse bevolking: ‘Die twee groepen zouden

de handen ineen moeten slaan. Jongeren hebben zoveel

creativiteit in zich, maar met al die studentenverenigingen

komt ‘t er niet echt uit. Die verenigingen zouden afgeschaft

moeten worden. Misschien is dat ouwelullenpraat, maar ik

geloof dat burgers en studenten dan pas echt gaan samen-

werken.’

Beeldend kunstenaar Merijn Tinga vult aan: ‘Er wordt altijd

gezegd dat Leiden bekendstaat als cultuurstad en kennis-

stad, maar we moeten wel willen vernieuwen om dat imago

te kunnen vasthouden. Ik zie nog te weinig vernieuwing.

Leiden is heus een leuk stadje, er kan hier best veel, maar

mensen zouden meer moeten samenwerken. En mensen

moeten zich meer bewust worden van de kunst in hun om-

geving en wat die voor die stad kan betekenen.’

Kunst hoort te verrassen, vinden cultureel

ondernemer Ben Walenkamp en beeldend

kunstenaar Merijn Tinga. Zonder vergunning

begon Walenkamp ooit poëzie op Leidse muren

te zetten. Tinga plaatste zijn beeldengroep Traffi cosaurus Luminoso illegaal op een rotonde bij de

LUMC-parkeergarage. Beiden zien volop kansen voor meer kunst in de Leidse openbare ruimte.

Plaatsing van het kunstwerk duurt

dan zo lang dat het publiek er via

de media vaak al van op de hoogte

is gesteld. Tinga: ‘Een kunstwerk is

dan voor het publiek geen verrassing

meer, terwijl ik juist wil bereiken

dat een toeschouwer denkt: hé, wat

is dat?’ Om die reden heeft Tinga

geen vergunning willen aanvragen

om zijn Traffi cosaurus Luminoso

permanent te mogen plaatsen. ‘Je

ziet vaak dat gebouwen sneller

veranderen dan de kunst eromheen.

Dat klopt naar mijn idee niet. Iets

prikkelt maar een beperkte tijd.’

Inmiddels heeft Merijn Tinga een

succesje geboekt op ‘de autoritei-

ten’. Cultuurwethouder Jan Jaap de

Haan heeft toegezegd dat Tinga’s

werk in ieder geval mag blijven

staan voor de duur van een vergun-

ningaanvraag. Bovendien ziet hij

Tinga’s initiatief als een stimulans

om vaker kunstwerken tijdelijk in

de openbare ruimte te plaatsen. De

Traffi cosaurus-beelden verhuizen

binnenkort een rotonde verderop,

dichtbij museum Naturalis.

Ook Walenkamp heeft ervaring met

commissies die zich buigen over

plaatsing van kunst in de openbare

ruimte. Sinds enkele jaren zet hij

zich, samen met de Stichting Vier-

kant in Vierkant, in om het gelijkna-

mige werk van kunstenaar Theo van

Doesburg, oprichter van de Stijl-

groep, in Leiden te realiseren. Van

dit twaalf meter hoge fontein stond

in 2009 en 2010 al een prototype op

schaal op het Stationsplein om het

publiek kennis te laten maken met

het kunstwerk. ‘Het zou toch prach-

tig zijn als dat het eerste is wat je

ziet wanneer je uit het station komt

lopen?’ zegt Walenkamp. ‘Het is dan

meteen een mooie verbinding naar

museum De Lakenhal, waar de kunst

van Van Doesberg te vinden is.’

Verwacht wordt dat de fontein in

2017 in Leiden staat, het jaar waarin

het honderd jaar geleden is dat

de plastiek gecreëerd werd en de

kunstbeweging De Stijl door Van

Doesburg werd opgericht. Waar de

fontein ook komt, Walenkamp hoopt

op die plek dan ook passende muur-

gedichten te laten schilderen.

Tinga werkt intussen aan ‘straat-

meubilair’, zoals hij het zelf noemt.

‘Van bestaande elementen in het

straatbeeld maak ik iets compleet

anders, zodat het op een andere ma-

nier bruikbaar is. Van een prullen-

bak maak ik bijvoorbeeld een stoel.’

Waar die komt te staan, is natuurlijk

een verrassing. De hele stad is mijn

speeltuin, dat blijft zo. Of ik dit ille-

gaal ga doen, weet ik niet. Volgens

mij is dat niet nodig.’

‘Het zou prachtig zijn als de Van Doesburg Fontein het eerste is wat je ziet als je het station uit komt?’

Tinga plaatste afgelopen april illegaal de

beeldengroep Traffi cosaurus Luminoso bij het

LUMC. Via sociale media vroeg hij het publiek

te stemmen over de toekomst van zijn beelden-

groep: 94 procent van alle reacties was positief.

De Leidse kunstenaar vindt de procedure voor

het plaatsen van beeldende kunst in Leiden te

omslachtig. ‘Een commissie van wijze heren

praat er vaak lang over en bepaalt bijvoorbeeld

dat een kunstwerk er anders moet gaan uitzien

dan de kunstenaar in eerste instantie had

voorgesteld.’

‘De hele stad is mijn speeltuin’

Prullenbakstoel van Merijn Tinga

Page 59: Leidse stijl

Tekst Maud Etman

Leidse Stijl P/59

ONDONDONDERWERWERWERWIJSIJS

In de Leidse instrumentmakers School (LiS)

klinkt het lage geruis van gasbranders en de ras-

pende klanken van metaal op metaal. Glas wordt

voorzichtig geblazen en keramiek nauwkeurig

geslepen. Het is misleidend rustig op de gangen,

maar in de lokalen zijn tientallen jongeren non-

stop aan het werk. Directeur Dick Harms noemt

zijn LiS ‘een vakschool waar je alle vormen van

precisietechniek leert’. Studenten maken hier met

metaal, glas en keramiek allerlei onderdelen voor

wetenschappelijke apparatuur. ‘Studenten van ons

hebben de vingers van de grijparmen van de Mars-

rover gemaakt. Die kunnen thuis vertellen dat hun

werk op Mars rondrijdt. Daar geniet je van.’

Wat maakt de LiS bijzonder?Directeur Harms: ‘Het werk op de LiS wordt al-

leen maar verfi jnder en preciezer. We zijn uniek

omdat hier dingen gebeuren die nergens anders

zó plaatsvinden. Dit is vakwerk, niet alleen ma-

chinaal. De instrumenten en onderdelen die we

maken zijn tot op de nanometer [0, 000 000 001

meter] nauwkeurig!’

‘Daarnaast heeft de LiS een sterke historische band

met wetenschap. Ons bestuur bestaat uit vrijwilli-

gers en dat zijn bijna allemaal oud-hoogleraren na-

tuurkunde. Gecombineerd met goede contacten in

het bedrijfsleven kunnen we mooie projecten aan

de studenten aanbieden. De vierdejaars gaan bin-

nenkort met CoSine - specialist in meetsystemen

- proberen iets te ontwikkelen om de bandbreedte

van glasvezelkabel te vergroten.’

Staan er grote veranderingen gepland voor de opleiding?‘We leren studenten hier een manier van denken:

van een probleem naar een oplossing werken.

Aan de praktische kant van de opleiding zijn we

daarom eigenlijk al een hbo. We doen al zoveel op

een hoger niveau dat het maar een klein stapje leek

om naar het hbo door te gaan. Nu gaan we op twee

andere locaties zowel een mbo- als hbo-opleiding

aanbieden. Een deel doen we straks samen met de

TU Delft en een deel wordt samen met De Haagse

Hogeschool ingevuld. Precisietechnologie, zo gaat

de opleiding heten. Ons enige probleem is dat de

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie de

opleiding nog moet goedkeuren. Wij mikken op

twintig á dertig studenten per jaar, maar zij vinden ons idee met

dat aantal fi nancieel niet haalbaar. Omdat we gebruik willen

maken van faciliteiten die er al zijn, denken we dat het wel haal-

baar is. Daarom zijn we hoopvol gestemd over de beoordeling.’

De mbo-opleiding blijft intussen op zijn plek? ‘Nee, ook daar zijn we op zoek naar een nieuw gebouw, want

het aantal inschrijvingen groeit. We kunnen niet eindeloos nee

zeggen, we moeten meegroeien met de vraag. Daarbij komt

dat we hier steeds de vloer moeten verstevigen, zodat deze

nieuwe zware machines kan blijven dragen. In samenwerking

met de Universiteit Leiden hopen we een nieuw gebouw aan de

overkant van de weg te kunnen neerzetten. De school mag niet

te groot worden. Op dit moment kent en waardeert iedereen

elkaar; die cultuur willen we graag behouden. Precisiewerk is

concentratie. Als de school te groot wordt, werkt dat niet goed

meer.’

Maken jullie over tien jaar nog steeds wat jullie nu maken? ‘Over tien jaar doen we wat we nu doen, aangevuld met alle

interessante technieken die erbij komen. We kijken altijd naar

nieuwe dingen, recentelijk bijvoorbeeld naar de mogelijkheden

van 3D printen. Er is nu een wetenschapper die in 3D een stuk

hersenpan van titanium print. Als er bij iemand operatief een

deel van de hersenpan is verwijderd, kan dat hiermee ingescand

en in metaal nagemaakt worden, om als een soort prothese

terug te zetten. Er is geen limiet aan wat je met dergelijke

techniek kunt uitvoeren. Het is al mogelijk om eten te printen:

snoepjes bijvoorbeeld, echt bizar.’

Zou de LiS ergens anders net zo succesvol kunnen zijn?‘Leiden is onze bakermat. Kamerlingh Onnes zou zich in zijn

graf omdraaien als we hier weg gingen. Al onze vrienden en

contacten zitten hier. We zouden nooit uit Leiden weg kunnen

of willen. Nooit.’

De schoolGrondlegger van de Leidse instrument-makers School is Nobelprijswinnaar prof. Kamerlingh Onnes (1853-1926). Afgelopen november bestond de school 110 jaar.De specialisaties zijn: metaal, keramiek, glasblazen en optiek – het werken met lenzen.

Bij het voltooien van de vierjarige op-leiding is de student offi cieel Research instrumentmaker.Studenten en docenten maken op aan-vraag onderdelen en instrumenten voor bedrijven als: Dutch Space, ESTEC, Universiteit Leiden en Leiden Probe Microscopy.Voor de Leidse Sterrewacht heeft de LiS lenzen en tandwielen van de oude telescopen gerestaureerd.

Op de nanometer (0,000000001 meter) nauwkeurig

‘Na vier jaar ben je Research instrumentenmaker. Dan mag je niet alleen instrumenten maken, maar ook tekenen en mede ontwerpen. Het lijkt me mooi hierna

in een ziekenhuis te werken en protheses te maken.’ Floor Groen (19), studente

‘We willen geen meelopers; we willen iemand die zelf denkt’

Instrumenten maken voor de wetenschap – het is een vak apart. De mbo-opleiding Precisietechnologie is al ruim een eeuw in Leiden gevestigd. In de nabije toekomst maken ze hier hersenprotheses van titanium. Binnenkort volgt een hbo-afdeling. En de Leidse school slaat de vleugels uit naar Delft en Den Haag.

Page 60: Leidse stijl

P/60 Leidse Stijl

actief

Tekst Bert Besterveld

Stadscentra, wijken en dorpen zijn als eigen woningen: plekken waar mensen zich prettig en veilig willen voelen. aan de publieke ruimte, die (het woord zegt het al) van iedereen is, moeten dus hoge eisen worden gesteld, met een balans tussen bebouwde en ‘groene’ omgeving, bijzon-dere architectuur en gedegen onderhoud.

Het Rijnlands Architectuur Centrum, afgekort RAP, wil hieraan een bijdragen leveren. Het richt zich op de stad Leiden, de omringende gemeenten, het zuidelijk deel van de Bollenstreek en het weidegebied tot aan Alphen aan den Rijn.

Het meest in het oog springt de expositieruimte van het RAP, op de hoek van Nieuwstraat en Hartesteeg, recht tegenover de Hooglandse Kerk. In de eerste maanden van 2012 is er een tentoonstelling te zien die is samengesteld door architecten van tien ‘jonge’ bureaus, die met elkaar samenwerken onder de naam elan. Ze laten zien hoe de openbare ruimte met ver­schillende ‘interventies’ een impuls kan krijgen.Behalve exposities organiseert het RAP ook discus­sies, workshops en rondwandelingen. Eenmaal in

de drie weken, op donderdagen tussen 17 en 19 uur, zijn er lezingen en interviews, vaak opgeluisterd met live muziek, waarbij actuele thema’s worden besproken uit de architectuur, stedenbouw en/of design. Op 26 januari ontvangt het RAP Christiaan Weijts met door hem geko­zen muziek.

Voor 2012 heeft het RAP daarnaast weer een ambitieus programma samengesteld met lezingen, tentoonstellingen en publicaties over de betekenis van de universiteit voor de stad en de regio. Zoals vroeger de industriële gebou­wen de ontwikkeling van steden bepaalden, zijn dat in onze tegenwoordige kenniseconomie juist de gebouwen van universiteit, hogescholen en ROC’s.Leiden heeft binnen de Randstad een bijzondere positie, gelegen tussen Amsterdam als noordvleugel en Rotter­dam/Den Haag als zuidvleigel. Een mogelijke fusie tussen de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam tot een Delta Universiteit zet de schijnwerpers ook het begrip Deltametropool, als andere benaming voor de Randstad. De tweede helft van het jaar verschuift de aandacht daarom naar de Deltametropool.Zie ook: www.rapsite.nl

De architectuur van de kenniseconomie

Stadslab geeft ‘gratis energie’De naam Stadslab Leiden duikt in deze krant enkele malen op (o.a. op pagina 4/5 over het Singelpark en pagina 43 over het boek Leidse Pleinen). Het Stadslab is een netwerkorganisatie die ‘creativiteit en energie’ wil toevoegen aan de stad Leiden. De deelnemers werken in projectgroepen. Professionals stellen hun kennis en vaardigheden beschikbaar om Leiden ‘spannender, mooier en bruisender’ te maken.

Het Stabslab is voortgekomen uit een massaal bezocht ‘ideeën­festival’ in juni 2009 (‘Stadszomernachtsdroom’). In november van datzelfde jaar is het Stadslab opgericht. In de verschillende Stadslabgroepen zijn ruim honderd leden actief. Meer dan vierhonderd mensen zijn geabonneerd op de Nieuwsbrief; regelmatig komen ze naar brainstormavonden.

een greep uit het programma van Stadslab Leiden in 2012

De projectgroep Singelpark werkt plannen uit voor een interna­tionale ontwerpwedstrijd. Nu het boek Leidse Pleinen is verschenen – en binnen de kortste keren was uitverkocht – wordt mogelijk een volgende projectgroep gevormd om ideeën uit dit ‘werkboek’ te helpen realiseren. Aan de Breestraat is eind november de eerste ‘kunsteta­lage‘ ingericht in een leegstaand winkelpand. In 2012 wil de organiserende Stadslabgroep 25 etalages met kunst hebben ingericht. Ook zijn er plannen voor muurschilderingen in stegen die uitkomen op de Breestraat. Mogelijk groeien deze initiatie­ven uit tot een allesomvattend plan om de nu ‘onherbergzame’ Breestraat een impuls te geven. Een projectgroep ‘365 graden’ werkt aan een programma voor excursies ‘achter de schermen’ bij Leidse instellingen en organi­saties, komende zomer. De nieuwe centrummanager van Leiden, Edwin Roodhart, wil de koopzondag een boost geven. Stadslab gaat hem helpen door ideeën te verzamelen. ‘Meer groen in Leiden’, met daktuinen en beklede gevels. Initia­tiefnemers hiervoor hebben zich gemeld bij het Stadslab. Intussen gaat het project ‘Culturele huisbazen’ door in 2012. In het voorjaar komt de redactie weer bijeen voor Leidse Stijl 2013. Omstreeks 21 juni staat de vierde Stads­zomernachtsdroom op het programma.

Meedoen? Vragen? Kijk op www.stadslableiden.nl, e­mail: [email protected].

PrijSwinnaarSWoensdag 7 december 2011 regende het prijzen voor Leidse vrijwilligers:

Stadslab Leiden won in Amsterdam de nationale ‘Meer dan handen Award’. Honderd Nederlandse ge­meenten hadden tweehonderd initiatieven voor vrijwil­ligerswerk genomineerd. Stadslab Leiden, dat bij de laatste tien was geëindigd in de categorie Innovatie, won de eerste prijs: 5.000 euro en een kunstwerk. De jury roemde het Stadslab als een ‘vernieuwend en uniek concept in Nederland’.

In Leiden ging de Co Verhoogprijs 2011 voor bijzondere verdiensten bij vrijwilligerswerk naar mevrouw Wil Pet voor haar inzet in de wijk Pancras Oost. Muzikaal talent Vivienne Aerts, onder andere koordirigent en organisator van culturele evenemen­ten, won de aanmoedigingsprijs voor jong talent. (Meer over Vivienne Aerts op pagina 12/13 in deze krant.)

Annette Mol, Thijs van Iersel en Koen Brakenhoff, bestuursleden van Stadslab Leiden, na de uitreiking van de nationale vrijwil­ligersprijs.

Page 61: Leidse stijl

Leidse Stijl P/61

Tekst Bert Besterveld Fotografie Meire Vieira

Bedrijven voor de organisatie van feesten en evenementen zijn er volop. Het Leidse collectief Peen en Ui zou zo’n etiket op te plakken zijn – maar het doet ze tekort. De ‘makers’ van Peen en Ui vormen het middelpunt van een netwerk dat sociale en culturele activiteiten organiseert. Ze richten zich bepaald niet alleen op gezelligheid en amusement, maar vooral ook op het ontdekken van talent en het losmaken van creativiteit bij de deelnemers. Hoog in hun vaan-del staat het trefwoord ‘verbinding’: waar mensen samenkomen, ontstaan vanzelf bijzondere contacten en initiatieven, die wijken en buurten sterker en mooier kunnen maken. Peen en Ui organiseerde in de zomer van 2011 het evenement ’t Was goed, waarbij tien ‘kijkdozen’ waren ingericht in twee sloopflats aan de Boshuizer-kade. Met muziek, beeldende kunst en performances verbeeldden kunste-naars de mooie, ontroerende en grappige verhalen die Peen en Ui bij (oud-)bewoners had verzameld. Aan de Aalmarkt vormt Peen en Ui de spil van ‘OPEN, makers aan de markt’. In leegstaande panden werken hier kunstenaars zichtbaar en toegankelijk voor het publiek. Dit project, dat op 31 december 2011 zou eindigen, gaat door in 2012 – wegens succes geprolongeerd. In 2012 gaat Peen en Ui activiteiten opzetten om studenten meer bij het sociale en culturele leven in Leiden te betrekken. Ideeën en medewerking van studenten zijn welkom. Zie ook: www.peenenui.nl

Peen en Ui als bindmiddel

Peen en ui wordt gevormd door Maaike Botden, Sanne Desmé, Gideon Roggeveen en Jennefer Verbeek. Een stichtingsbestuur, geleid door Gert-Jan Cornel en Frank Köster, ondersteunt hen. Zie www.peenenui.nl

Impressies van de ‘kijkdozen’ die Peen en Ui inrichtte in tien

sloopflats aan de Boshuizerkade.

Page 62: Leidse stijl

MUMUZIEKZIEKZIEKZIEK

Tekst Jeroen Maters Beeld Franceline Pompe

P/62 Leidse Stijl

DE STAD

WE

TE

NS

CH

AP

/CU

LTUU

R

KUNST/CULTUUR

CULTUUR/BEDRIJFSLEVEN

BEDRIJFSLEVEN >

WE

TE

NS

CH

AP

/S

AM

EN

LEV

ING

BEDRIJFSLEVEN

Jos van den BroekHoogleraar Publiek begrip van de wetenschap, samensteller van quizzen, kunstenaar.

Hans HeestermansLexicoloog, oud-hoofdredacteur van de Dikke van Dale, maakte een Leids woordenboek.

Vincent IckeGroot sterrenkundige, legt in-gewikkelde materie eenvoudig uit, onder meer in De Wereld Draait Door. Tevens kunstenaar.

Jan van IJkenFilmmaker en fotograaf drong door in de bio-industrie en legde de gevoelige relatie tussen mens en dier vast.

Bas HaringHoogleraar ‘Publiek begrip van de wetenschap’, jong en enthousiast, gewild media-persoon.

Eveline CroneJonge hoogleraar scoorde onverwachte hit met Het puberende brein.

Ionica SmeetsEen van de twee ‘Wiskundemeisjes’ maakt haar vak hip in Nederland.

Ton van RaanBeroemd om zijn ranking van universiteiten, bedenker slogan ‘Leiden, stad van ontdekkingen’

Suzanne van GinnekenMaakt populaire groene avon-tuurlijke speeltuinen en school-‘pleinen’, actie tegen de wipkip. Aaf VerkadeMaakt met haar buurtbewoners rondom de Kijfgracht een paradijsje met o.a. gevel-, stoep- en drijvende tuinen.

Marcel VerburgBracht Leiden weer terug aan de basketbaltop van Nederland.

Guido EnthovenZet zich met zijn Instituut voor Maatschappelijke Innovatie in voor meer en betere burger-participatie in overheidsbesluit-vorming in Nederland.

Tjeerd HaasbroekLiep als tambour-maître twintig jaar voor meervoudig wereldkampioen show- en marchingband K&G.

WE

TE

NS

CH

AP

/BE

DR

IJFS

LEV

EN

Nettie BuitelaarDrijvende kracht achter Biosciencepark, beste bedrijventerrein van Nederland 2010

Helga van MaanenNam ontslag als ambtenaar in Den Haag om in Leiden Van Manen aan tafel te openen, nu met twee shops-in-shop een mini-Bijenkorf op de hippe Hogewoerd.

Eric WentBedrijfsjournalist en oprichter van Unit 2 in het Huis van de Communicatie maakte een succesvol kantoorconcept met ruim dertig mede-ZZP-ers.

Driss AbdalesMaakte van islamitische slagerij Mabrouk het trefpunt voor allochtoon en autochtoon Leiden.

Ramses BraakmanDe baas van reclamebureau Hart voor de Zaak is een drijvende kracht achter ondernemersstarterswedstrijd LEF.

Sjaak VeringaEigentijdse en eigenwijze water-geus. Zette de eerste botenverhuur in Leiden op en maakte de eerste rondvaartboot met bewegend glazen dak om onder de bruggen door te kunnen varen.

Lisa JohnsonZet zich als directeur van SLS Wonen waar mogelijk in om de stad verder te brengen.

Wolfram Peters, Jos OberdorfDirecteuren van ontwerpbureau NPK Industrial Design in Leiden, dat vele belangrijke internationale designprij-zen won.

Peter KrouwelMede-oprichter NPK, bepaalt nu met ontwerpbureau Streetlife steeds meer hoe het straatmeubilair in Nederland (en Leiden) eruit ziet.

Mariëtte BarnhoornVan secretaresse naar directeur van het bekende Leidse uitzendbureau Luba en drijvende kracht achter diverse Leidse businessnetwerken.

Herman van der VeldeZette met het succesvolle Djoser de eerste reisorganisatie voor avontuur-lijke groepsreizen op.

Aart van BochoveOprichter en voorzitter van eerste Ondernemersfonds van Nederland, in Leiden.

Hans BlomVoorzitter van de zeer ac-tieve Historische Vereniging Oud-Leiden. Leiden heeft een bevolking die het meest is geïnteresseerd (79%) in de geschiedenis van de eigen stad van alle steden in Nederland.

CULTUUR/SAMENLEVING

WE

TE

NS

CH

AP

>

Nico DijkshoornSneldichter, o.a. DWDD, speelt ook muziek.

Simone de JongCreatief genie. Spaart terloopse zinnen en stille genoegens.

Armin van BuurenEx-rechtenstudent werd beste DJ van de wereld.

Merijn TingaSchepper van legale en minder legale kunst in de openbare ruimte (Traffi cosaurus Luminoso bij het LUMC).

Jochem MyjerGevierd komiek met een groot hart voor de stad.

Paul KoekBriljant theatermaker en een van de krachten achter Scheltema, winnaar Prins Bernard Cultuurfondsprijs.

Fons VerheijenDe echte stadsbouwmeester van Leiden en oprichter van RAP.

Mark KneppersWipneus & Pim, Kraak & Smaak, eigenaar vinylafdeling Velvet

Ab van der WielMaakt samen met Peter Zumthor van de Meelfabriek een ‘creatieve stad in een stad’.

Frank van Leeuwen en Bart in ’t VeldProkwadraat: veel evenementen, zoals Schemerstad en diverse wandelevenementen.

Geert van der VeldenFields of Wonder: o.a. het wonderschone Openluchthotel.

Sanne Dresmé en Jennifer VerbeekPeen & Ui: heel veel bijzondere culturele projecten, zoals Makers aan de Markt.

Cor SmitKent elke steen in Leiden en schreef mooie boeken over de stadsgeschiedenis.

Casper FaassenEen van de meest succesvolle kunstenaars (schilderen, fotografi e) van de stad.

Ben WalenkampLeidse muurgedichten, Poëzie-manifestatie en Leiden jazzstad

Michaël Roumen en Alexander MouretOprichters en directeuren Leids Film Festival

Onno BlomDé schrijver over schrijvers

Meta KnolVernieuwende directeur van De Lakenhal

Bart van MosselDirecteur Stadspodia Leiden (Schouwburg, Stadsgehoorzaal) helpt Leiden als cultuurstad op de kaart te zetten

Erica HaffmansEerste cultuurmakelaar van Leiden, geeft Leidse makers een podium

CULTUUR >

SAMENLEVING >

Page 63: Leidse stijl

Leidse Stijl P/63

Netwerk

071P

OLI

TIE

K/C

ULT

UU

R/

BE

DR

IJFS

LEV

EN

PO

LITI

EK

/CU

LTU

UR

< P

OLI

TIE

KKoen BrakenhoffEnthousiast voorzitter Stadslab Leiden en hoofd marketing Leidse Schouw-burg, z’n huis in Nieuw Leyden schitterde laatst in Eigen Huis & Interieur.

Els van Eyck HeslingaAls (scheidend) voorzitter van de 3 October Vereeni-ging waakte ze voor een plat feest en maakte ze er een viering van vrijheid van.

Gijsbert van EsMede-oprichter Stadslab Leiden, bedenker nrc.next, hertaler Max Havelaar, oprichter Leids koor PUIC en zo nog een aantal initiatieven.

Peter LabrujèreLevende icoon van Leiden, organisator van allerlei: parkeerplan, rederij, cursus Leids dialect, protestacties.

Ewald Jamin en Arjan PosthumusBriljante tuinarchitecten met de mooiste binnenstadstuin van NL in Ketelboetersteeg.

Chris de Waard, Sander Pardon, Emile van AelstDrie stads chroniqeurs, ieder op hun eigen wijze (resp. weblog, Leven!, Sleutelstad.nl).

Hadi AbdiEigenaar van eethuis Vooraf en Toe, huiskamer van creatief Leiden.

Hein van EngelenEigenaar van café en foto-expo Van Engelen.

Henri Lenferink

Zet als burgemeester deuren

open tussen organisaties.

Pieter van Woensel

De wethouder (VVD) die met

Leiden in 2017 de titel Beste

Binnenstad van Nederland wil

winnen en daar een ambitieus

Programma Binnenstad voor

heeft opgezet.Frank de Wit

Wethouder (D66) wil van de

ruim 6 kilometer lange singel-

rand van Leiden het langste

stadspark van Nederland

maken.

Jan Jaap de Haan

Wist als tweede termijn-

CDA-wethouder ervoor te

zorgen dat Leiden de enige

stad in Nederland is die

niet bezuinigt op cultuur.

Protesteert tevens openlijk

tegen de landelijke CDA-

politiek als dat nodig is.

Walter van Peijpe

Raadslid (GroenLinks)

annex taxichauffeur annex

ontwerper, maakt mooie

beelden van een gedroomd

Leiden en zet ze op

waltervanpeijpe.com.

Robert Strijk

Was de eerste (en geliefde)

centrummanager van Leiden.

Kwam na een aantal jaren

terug om als D66-wethouder

de Leidse (kennis)economie

verder te versterken.

Peter Duijvestein

Directeur van Leiden

Communicatiestad, dat

sinds de oprichting in 2008

de sector zag

groeien met 154 nieuwe

communicatiebedrijven.

John Kroes

Directeur citymarketing van

Leiden zet de stad internatio-

naal op de kaart, onder meer

met een nieuw Kennisfestival.

Aad van der Luit

De man die de Lakenfeesten

in Leiden tot een van de

grootste evenementen van

Nederland maakte.

Jan BoerDe meest tot de verbeelding

sprekende bioscoopexploi-

tant van Nederland

Elco Brinkman

‘De machtigste man van

Nederland’ zet zich behalve

voor Bouwend Nederland

ook in voor onder meer de

Pieterskerk en De Lakenhal.

Melanie Schultz van Haegen

Nuchtere, populaire minister

van Infrastructuur & Milieu,

ex-wethouder VVD in Leiden.

In de netwerksamenleving zijn mensen op talloze manieren met elkaar verbonden. Op deze pagina’s: een netwerk van 071 Leidenaren. Ieder van hen heeft een groot eigen netwerk in de stad. Contact leggen met hen is eenvoudig, bijvoorbeeld via sociale media zoals LinkedIn en Twitter.

CULTUUR >

De 071 Leidenaren zijn geselecteerd door Jeroen Maters. Hij is mede-oprich-ter van Stadslab Leiden en de stichting Leiden Communicatiestad, bedenker van ‘Quartier Leyden’ en het Singelpark, organisator van Festival De Verleiding (voor communicatieprofessionals Leiden) en bestuurslid van het Lucas van Leyden Mecenaat van Stedelijk Museum De Lakenhal.

Sinds 1993 is hij directeur van Maters & Hermsen Journalistiek in Leiden, een bureau voor bedrijfsjournalistiek. Franceline Pompe, beeldende kun-stenaar, ontwikkelde de vorm voor het Netwerk 071, uitgaande van de primaire kleuren, à la Mondriaan (De Stijl).

Page 64: Leidse stijl

118.000 inwoners telt Leiden | 525.000 inwoners in de regio, Holland-Rijnland |

bijna 40% van de huizen in Leiden wordt door één persoon bewoond | in 28% van de huizen woont ten minste één kind | 32.963

Leidenaren zijn van buitenlandse komaf | 17.815 Leidenaren komen uit een niet- westers land | inwoners van Leiden bezitten ca. 44.000 auto’s: 38 auto’s per

100 inwoners | 58.000 van de 118.00 Leidenaren hebben betaald werk | 2 op de 3 vrouwen heeft een baan | de Leidse arbeidsmarkt

telt 16.000 banen in de zorgsector (gezondheid, welzijn), 9.000 banen in het onderwijs en 7.000 banen in de detailhandel | 54% van de

beroepsbevolking is hoger opgeleid (HBO, WO) | 15 % van de beroepsbevolking is lager opgeleid | het gemiddeld besteedbaar inkomen is 33.400 euro per jaar | Leiden trok in 2010 1.063.000 bezoekers van buiten de regio, die gezamenlijk 2.383.000

keer naar Leiden kwamen | 36% van de bezoekers is 50 jaar of ouder | 48% van de bezoekers komt uit Zuid-Holland |

45% van de bezoekers komt (ook) om te winkelen |

Leiden heeft 850 winkels, 14 hotel- en logiesaccommodaties, 105 restaurants en

234 cafe’s | van de 10.000 woningen in de binnenstad zijn er 7.400 vóór 1949 gebouwd | 2.793 panden hebben de status van monumenten | op Leidse gevels staan

154 muurgedichten | Leiden telt 22 boekwinkels, 11 antiquariaten, 9 vestigingen van de openbare bibliotheek |de Universiteitsbibliotheek

heeft een collectie van 3.500.000 boeken en 1.000.000 naslagwerken en e-books | het basis- en voortgezet onderwijs in Leiden telt 54.650 leerlingen, met 8.603 werknemers | de Universiteit Leiden telt 18.515 studenten en

3.984 werknemers | Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) 6.744 medewerkers |de Hogeschool Leiden telt 8.000 studenten en

medewerkers | het middelbaar beroepsonderwijs (ROC) telt 8.419 leerlingen en 785 werknemers | het Bio Science Park, omzet

ca. 7.000.000.000 euro in 2010, telt circa 70 bedrijven en 12.000 werknemers |

43% van de Leidenaren besteedt vrije tijd aan tenminste één culturele activiteit | de Leidse cultuursector telt ruim 100 instellingen en bedrijven | de viering van

‘3 Oktober’ trekt jaarlijks ruim 100.000 bezoekers van buiten de stad | Leiden telt 20 musea, die samen ca. 750.000 bezoekers per jaar ontvangen

| in de top-4 van best bezochte Leidse musea (2010) staan Naturalis, met 262.864 bezoekers; Rijksmuseum van Oudheden, met 131.383 bezoekers, de Hortus Botanicus, met 107.553 bezoekers, en Museum Volkenkunde, met 103.696 bezoekers | Leiden telt 7 podia voor theater, dans en muziek, met

samen ca. 200.000 bezoekers | de Leidse Schouwburg, de Stadsgehoorzaal en De Waag kregen in 2011 108.191 bezoekers. | 5% van de Leidenaren zingt, de meesten in een koor of ensemble | 12% van de Leidenaren bespeelt een muziekinstrument | Leiden telt 3 bioscopen, met bij elkaar 10 zalen

en 1.638 stoelen | Leiden is de 5de stad van Nederland op het gebied van musea (gemeten naar bezoekersaantallen), de 4de stad op het gebied van rijksmonumenten (absolute aantallen) en de 2de stad op

het gebied van boekenwinkels | Samenstelling: Bert Besterveld. Anton Korteweg Koester werd in 2009 voor Scheltema door Anton Korteweg geschreven (1944). Hij woont in Leiden en is dichter en neerlandicus. Sedert zijn debuut in 1968 heeft hij regelmatig dichtbundels gepubliceerd. Hij was directeur van het Nederlands Letterkundig Museum in Den Haag.

Koester jongens met voorpret -

geeft niet om wat,

belletjetrekkers van ver in de veertig

met quasi-bloedende neuzen,

minstens een kwarteeuw

wanhopig verliefden,

aanhouders (als ze verliezen),

zoekend elders waar het anders is,

bewonderaars,

ontvlambaren.

Of koester ze niet.

Spuw uit je mond wat lauw is.