Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

60
jaargang 9 | nummer 6 | november/december 2010 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing Thema: Internationale dimensie Cyber security Aanpak Q-koorts geëvalueerd

description

Ik schreef in het Magazine Nationale Veiligheid en Crisisbeheersing van november/december 2010 een artikel over de bosbranden die Rusland hadden geteisterd

Transcript of Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Page 1: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Uri Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/dcemberr 201060

jaargang 9 | nummer 6 | november/december 2010 Magazine

nationale veiligheid en crisisbeheersing

Thema: Internationale dimensieCyber security Aanpak Q-koorts geëvalueerd

Vier vragen aan:

Wat is het doel van uw recente voorstel tot

versterking van de Europese

rampenbestrijdingscapaciteit?

“Ons beleidsvoorstel behelst de ontwikkeling van een structuur voor efficiëntere rampen-bestrijding door de EU zodat het mogelijk wordt sneller hulp te bieden waar en wanneer dat nodig is en dat tegen de laagste kosten voor de belastingbetaler. Doelen zijn betere planning met behulp van referentie-rampscenario’s, de beschikbaarheid van middelen voor snelle interventie zowel binnen als buiten de EU te waarborgen, de logistiek te verbeteren en de kosten-effectiviteit te waarborgen door dubbel werk te vermijden en voort te bouwen op hetgeen reeds goed functioneert.Het komt erop neer dat we voorstellen een European Emergency Response Capacity (EERC) op te zetten op basis van vooraf door de lidstaten toegezegde middelen en vooraf overeen-gekomen noodplannen. Deze middelen blijven onder het beheer van de EU-landen zelf, maar zullen ter beschikking worden gesteld zodra een gezamenlijke Europese interventie nodig is. Ook zal er een European Emergency Response Centre worden opgezet door samenvoeging van het huidige Monitoring and Information Centre (MIC) en de ECHO-crisis-centra voor humanitaire hulp. Het centrum zal 24 uur per dag operationeel zijn. Behalve voor monitoring en coördinatie zal er ook een grote capaciteit voor planning beschikbaar zijn.”

Hoe kunnen de lidstaten bijdragen aan deze

responscapaciteit?

“Elke staat heeft de plicht de veiligheid van

zijn ingezetenen te beschermen. Grote rampen kunnen de nationale capaciteit echter te boven gaan. In dergelijke gevallen kan een gecoördineerde Europese interventie effectiever zijn. Wij stellen een ‘bottom up’ aanpak voor die gebaseerd wordt op bestaande capaciteiten waarbij de lidstaten bepaalde middelen in een pool onderbrengen (bij voorbeeld voor water-zuivering, search and rescue of voor het bestrijden van bosbranden, medische units). Deze middelen worden beschikbaar gesteld voor EU-operaties, maar blijven onder het nationale gezag.”

Hoe kijkt u aan tegen samenwerking en

afstemming met andere internationale

organisaties zoals het Rode Kruis, de NAVO en

UN-OCHA?

“Bij grote rampen buiten de EU coördineert en bevordert het MIC de hulp van lidstaten die dan adequaat wordt geïntegreerd in de overige hulpinspanningen. Voor de Verenigde Naties is het efficiënter wanneer er afgestemd kan worden op basis van één goed gecoördineerd hulppakket vanuit de EU dan te moeten onderhandelen met 27 verschil-lende partners. Daarom is de VN een zeer groot voorstander van onze initiatieven tot betere afstemming van EU-interventies. De Commissie ondersteunt de leidende rol van de VN bij rampen buiten de EU. We onder-houden verder een uitstekende werkrelatie met het UN Office for Coordination of Humanitarian Affairs (UN-OCHA). Een andere belangrijke partner is de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Halvemaanverenigingen (IFRC) die snel kan optreden bij natuurrampen en op

jaarbasis ongeveer 30 miljoen mensen bijstaat. In 2009 heeft de Commissie ruim 13 miljoen euro gefinancierd voor operationele activiteiten en capaciteitsopbouw van het IFRC.

We werken pragmatisch samen met de NAVO. Een aantal van onze lidstaten heeft bij voorbeeld gebruik gemaakt van de luchtbrug van de NAVO om na de aardbeving van 2005 hulpgoederen naar Pakistan te brengen. Tijdens rampen waarbij beide operationeel zijn, wisselen het MIC en het Euro-Atlantic Disaster Response Coordination Centre van de NAVO informatie uit.”

Wat is uw bijdrage aan de nieuwe Europese

interne veiligheidsstrategie?

“Het waarborgen van de interne veiligheid voor Europeanen is een prioriteit bij de EU. Op grond van het Verdrag van Lissabon en het programma van Stockholm hebben de lidstaten begin 2010 een interne veiligheids-strategie ontwikkeld en de Europese Commissie opgeroepen concrete voorstel-len voor maatregelen uit te werken. Eind november is de interne veiligheidsstrategie gepubliceerd. Eén van de actiepunten uit de strategie betreft het optreden van de EU bij rampen, en bouwt voort op mijn voorstel over EU-capaciteit voor rampenbestrijding. In de nieuwe strategie wordt het belang van optreden door de EU op dit terrein niet alleen benadrukt als een mechanisme om het verlies van mensenlevens te voorkomen en lijden te verzachten, maar ook als een middel om de veiligheid binnen Europa te bevorderen.”

Kristalina Georgieva,EU-commissaris voor internationale samenwerking, humanitaire hulp

en crisisbestrijding

Page 2: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Redactieadres Magazine nationale veiligheid

en crisisbeheersing

Ministerie van Veiligheid en JustitiePostbus 203012500 EH Den HaagE-mail: [email protected]

Redactie

Redactiecommissie: Ruth Clabbers, Marije Breedveld, Donna Landa, David van Veenendaal, Lodewijk van Wendel de Joode en Geert Wismans (samenstelling en eindredactie)Redactiesecretariaat: Nalini Bihari (070-426 53 00)

Redactieraad

Prof. dr. Ben Ale (Technische Universiteit Delft)Dr. Arjen Boin (Universiteit Utrecht) Mr. dr. Ernst BrainichDr. Menno van Duin (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid)Prof. dr. Georg Frerks (Universiteit Wageningen)Prof. dr. Bob de Graaff (Nederlandse Defensie Academie)Prof. dr. Ira Helsloot (Vrije Universiteit Amsterdam)Prof. dr. Erwin Muller (Universiteit Leiden)Prof. dr. Uri Rosenthal (Universiteit Leiden)Dr. Astrid Scholtens (Crisislab)Prof. dr. Erwin Seydel (Universiteit Twente)Prof. dr. Peter Werkhoven (TNO Defensie en Veiligheid)Prof. dr. Rob de Wijk (The Hague Centre for Strategic Studies)

Aan dit nummer werkten mee:

Ben Ale, Delilah Al-Khudairy, Alessandro Annunziato, Vincent van Beest, Harold Boersen, Marc Bökkerink, Andries Boneschansker, Marije Breedveld, Claartje Brons, Anton van Wijk, Raimond Duijsens, Maris den Engelsman, Pamela van Erve, Erik Frinking, Peter Glerum, Kristalina Georgieva, Jan Goeijenbier, Corsmas Goemans, Erik van der Goot, Peter Goudsmits, Tom de Groeve, Jolanda Haak, Siobhan Harty, Alexander Heijnen, Michiel Hoorweg, Eric J. van der Horst, Gábor Iklódy, Khan Jahier, Erik Klaver, Douwe Leguit, Jens P. Linge, Gaël Marchand, Ron de Meyer, Immanuel Nijssen, Hans Oude Alink, Marc van Oudheusden, Michel Rademaker, Marlies van Reenen, Ad de Roo, Caroline van der Schaaf, Ton Slewe, Erik Soonieus, Kim Steenbergen, Marijke Stokkel, Erik Teepe, Marieke Timmermans, Jan van Tol, Maaike van Tuyll, Laurens van der Varst, Paul Vierveijzer, René Voogt, Rob de Wijk, Janneke Zaal

Fotografie

Eagle, Europese Commissie, EU-MIC, Rob Jastrzebski, NATO, Nederlandse Rode Kruis, Public Safety Canada, Jan van Tol, WaterSave.EU, WFF

IIlustraties

ENISA, HCSS, NATO, Nederlandse Rode Kruis, Marc van Oudheusden, Provincie Zeeland, WFF

Vormgeving

Grafisch Buro van Erkelens, Den Haag

Productiebegeleiding

Ministerie van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesDirectie Communicatie en Informatie / Grafische en Multimediale Diensten

Druk

OBT bv, Den Haag

© Auteursrecht voorbehouden.ISSN 1875-7561

Colofon

Voor een gratis abonnement mail: [email protected].

Het magazine is te downloaden via www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/crisis-en-nationale-veiligheid.

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010w 59

3 | Introductiecolumn Rob de Wijk 5 | Nationale Veiligheid - de Britse aanpak

6 | Nieuwe uitdagingen voor de NAVO 9 | Naar Europese richtlijnen voor methodiek

risicoanalyse 10 | Nationale risicoanalyse in Frankrijk 11 | De EU Interne Veiligheids-

strategie 12 | EU-crisismanagement: uitdagingen en oplossingen 15 | World Foresight

Forum april 2011 16 | Europa en internationale assistentie – zenden en ontvangen

18 | All-hazards risk assessment crisismanagement – de Canadese aanpak 20 | Rode Kruis

World Disaster Report symposium 24 | Internationale aandacht voor de risico-regelreflex

28 | Noodhulp Pakistan netcentrisch gecoördineerd 29 | Handboek maakt internationale

bijstand werkbaar 30 | Up Safety – Europees project Ondergrondse veiligheid 31 | Water.

Save.EU 60 | Vier vragen aan Europees Commissaris Georgieva

Inhoud

Het Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing is een tweemaandelijkse uitgave van de directie Nationale Veiligheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het blad informeert, signaleert en biedt een platform aan bestuurders en professionals over beleidsontwikkeling, innovatie, uitvoering en evaluatie ten aanzien van nationale veiligheid en crisisbeheersing. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de artikelen berust bij de auteurs.

32 | Cyber Storm III@NL-ICT verstoringen zijn niet

alleen virtueel!

34 | Eerste Nationale Trendrapport Cybercrime en

Digitale Veiligheid

36 | ICT kwetsbaarheid en invulling Nederlandse cyber

security strategie

37 | Oefening Cyber Europe 2010

40 | Evaluatiecommissie Q-koorts

42 | Kabinetsreactie op rapport Commissie Van Dijk

43 | Giframp Hongarije – alweer… toezicht

44 | Bosbranden in Rusland

46 | Slachtofferregistratie na rampen

48 | Hulpverleners ten onrechte bang voor

radioactieve besmetting

50 | Voorbereiding op pandemie – case Luchtvaart!

51 | Boekrecensie: Gwynne Dyer - Klimaatoorlogen

52 | Bezuinigingsdruk vraagt om slimmer

samenwerken

54 | Link(s)e bewegingen in Nederland: definities en

veiligheidsrisico’s

56 | Openbare orde en veiligheid op de BES

58 | Regiobijeenkomsten zelfredzaamheid bij

noodsituaties

58 | Landelijk draaiboek hoogwater en overstroming

58 | Bob de Graaff hoogleraar Inlichtingen en Nationale

Veiligheid

Thema: InTernaTIonale dImensIe

oVerIge onderwerpen

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20102

Page 3: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 3

1 voetnoot

3Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

De dimensie

Ik voel mij altijd wat ongemakkelijk met vragen naar Nederland en de internationale dimensie van crisisbeheersing. Want er is een veelheid aan internationale initiatieven zonder veel samenhang. Nederland heeft er soms iets, maar vaak niets mee te maken. Bovendien lijken initiatieven hetzelfde, maar verschilt de inhoud enorm. Ook hebben veel landen hun zaken minder op orde dan Nederland. Dit alles maakt het lastig iets zinnigs te zeggen.

prof. dr. Rob de Wijk, voorzitter van de Denktank Nationale Veiligheid, directeur van het Den Haag Centrum voor Strategische Studies en hoogleraar Internationale Betrekkingen in Leiden

Neem de nationale veiligheidsstrategieën. Nederland heeft er een. Een fraai stuk werk, met een voorwoord van de minister-president om de status ervan te onderstrepen. Opmerkelijk is dat bijna niemand weet dat die strategie bestaat, met inbegrip van vele bestuurders. Hoe anders is dat met de Amerikaanse National Security Strategy. President Obama publiceerde de zijne afgelopen mei en haalde wereldwijd de media. De reden waarom Obama wel, en Balkenende geen aandacht kreeg, zit in de aard van het document. De Nederlandse strategie is vooral een werkwijze waarmee, ik citeer: “het kabinet beter dan voorheen (kan) bepalen welke dreigingen de nationale veiligheid in gevaar kunnen brengen en hoe (erop) te anticiperen”. De Amerikaanse strategie is eigenlijk het resultaat van zo’n werkwijze. Het is de visie van een president van een supermacht die aangeeft welke rol de Verenigde Staten in de wereld moet spelen. Het contrast met de strategie van Obama’s voorganger is groot. Onder Bush heerste triomfalisme over de hegemoniale macht van Amerika

waarmee, zo nodig alleen, wereldwijd democratie en vrijheid, in zijn ogen voorwaarden voor vrede, zou kunnen worden gebracht. De strategie van Obama erkent dat Amerika verzwakt is, dat economie en begrotings-tekort moeten worden aangepakt en dat geërodeerde macht samenwerking met bondgenoten vereist.

De notie dat door verschuivende machtsverhoudingen de wereld verandert en dat daarom herpositionering vereist is, ontbreekt in de strategieën van de Europese Unie en de NAVO. Die van de Unie stamt uit 2003, terwijl in 2008 een poging is gedaan een nieuwe versie te ontwikkelen. Het resultaat was een verslag over de toepassing van de Europese Veiligheidsstrategie dat weinig nieuws bevatte. Het proces liep ondermeer stuk op de verschillende visies van de lidstaten over wat de Unie op veiligheidsgebied zou kunnen betekenen.

Hetzelfde blijkt uit de nieuwe NAVO-strategie die eind november werd gepresenteerd. Het is geen wereldschok-

Page 4: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20104

kend document. Evenals in de strategie van de Unie ontbreekt in de NAVO-strategie elke verwijzing naar de grote geopolitieke veranderingen waarover Obama wel repte. Kennelijk is het onmogelijk om binnen bond-genootschappen overeenstemming over een dergelijke notie te krijgen. Wel geeft het document een goed inzicht in de evoluerende visie op wat onze veiligheid bedreigt. Traditionele veiligheidsrisico’s, zoals de bezetting door een buurland zijn passé. De enige meer traditionele dreiging wordt gevormd door een raketaanval door Iran, hoewel dit land niet expliciet genoemd wordt. De aandacht is in belangrijke mate verschoven naar de bedreiging van de welvaart en de maatschappelijke en politieke stabiliteit. Deze kunnen worden aangetast door bij voorbeeld de bedreiging van handelsroutes, cyberaan-vallen, vluchtelingenstromen als gevolg van klimaatver-andering, en de onderbreking van de toevoer van energie en grondstoffen. Vertaald naar de Nederlandse Strategie Nationale Veiligheid betekent dit een verschuiving van het vitale belang van de territoriale veiligheid, naar economische, ecologische en fysieke veiligheid, en de sociale en politieke stabiliteit.

Een strategie is niet meer dan een stuk papier. Het komt er uiteraard op aan dat visie wordt vertaald naar actie. De Strategie Nationale Veiligheid komt dicht bij een operationeel document, maar merkwaardig genoeg ontbreekt de bovenliggende visie en daarmee een communicatiemiddel naar de burger. In feite wordt gaande het implementatieproces het feitelijke beleid ontwikkeld. In dit geval gebeurt dat aan de hand van analyses die voortvloeien uit de Nationale Risicobeoordeling.

Het voorgaande heeft consequenties voor Nederland. Ik raak steeds meer tot overtuiging dat het nieuwe ministerie van Veiligheid en Justitie de Strategie Nationale Veiligheid moet evalueren en moet aanvullen met een pakkende visie over de wijze waarop onze rechtsstaat tegen nieuwe dreigingen wordt beschermd zodat mensen in vrijheid kunnen samenleven. Zo’n visie is nodig om duidelijk te maken dat veiligheid meer is dan ‘meer blauw op straat’ of minimumstraffen. De visie dient evenveel aandacht te geven aan criminaliteit, sociale veiligheid, terrorisme, crises en rampen en moet de relatie duidelijk maken tussen interne en externe veiligheid, dat het domein van defensie is. Nieuwe dreigingen en de verwevenheid van interne en externe

veiligheid eisen niet minder dan een comprehensive approach. Deze exercitie start met de Nationale Risicobeoordeling.

De Europese Unie, die helaas in Nederland door velen wordt gezien als een spilzieke, bemoeizuchtige documentenproducerende bureaucratie heeft een gestructureerde aanpak die als voorbeeld kan dienen. Eind november presenteerde de Commissie een actie-plan ter implementatie van bovenliggende documenten, zoals het Verdrag van Lissabon en een eerder dit jaar aangenomen Interne Veiligheidsstrategie. Het actieplan gaat in op de meest waarschijnlijke dreigingen en geeft aan welke actie moet worden ondernomen op het gebied van terrorisme, cybercrime, grensbewaking en rampenbestrijding. Die acties kunnen vérstrekkende gevolgen hebben zoals de eis dat lidstaten ter bestrijding van cybercrime een goed functionerend CERT moeten hebben, deze aan elkaar moeten koppelen en noodplannen moeten ontwikkelen. Overigens is interessant dat de Unie na aanvaarding van het Verdrag van Lissabon met de Solidariteitsclausule een verplichting tot bijstand kent in geval van calamiteiten.

Als het tot feitelijke implementatie komt, geven buitenlandse ervaringen nuttige inzichten. Zo kunnen institutionele veranderingen dramatisch uitpakken als deze voor een beperkt probleem worden doorgevoerd. Kijk eens naar de ontwikkeling van het Department of Homeland Security dat als antwoord op de aanslagen van 11 september 2001 werd opgericht. Contraterrorisme kreeg daarom de grootste prioriteit. Toen in 2005 Katrina New Orleans teisterde, bleek men onvoldoende voorbereid en kreeg minister Michael Chertoff veel kritiek in het Huis van Afgevaardigden. In Nederland mag de aanleiding voor het veiligheidsministerie daarom niet alleen maar de subjectieve veiligheidsbeleving van de gemiddelde Nederlander zijn. Subjectief, omdat Nederland objectief veiliger wordt.

Het is in dit verband nuttig om de bevindingen van de Gemengde commissie veiligheid en rechtsorde (de Commissie-Brinkman) van september 2005 er nog eens op na de slaan. Want discussies over de noodzaak van een veiligheidsministerie zijn van oudsher ingegeven door de constatering dat Nederland de rampenbestrijding en crisisbeheersing onvoldoende op orde heeft.

Zijn er meer zaken die Nederland van het buitenland kan leren? Persoonlijk ben ik nogal gecharmeerd van de wijze waarop de Britten door hun operationele focus hun crisisbeheersing en rampenbestrijding hebben georganiseerd. Die focus ontbreekt bij Nederlandse bestuurders veelal. Dit is dus iets om naar te kijken als we onze rampenbestrijding en crisisbeheersing echt op orde willen krijgen.

Een strategie is niet meer dan een stuk papier. Het komt er uiteraard op aan dat visie wordt vertaald naar actie.

Page 5: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 5

Internationale dimensie

Nationale veiligheid is aangemerkt als de eerste taak van de rijksoverheid en wordt de hoogste prioriteit gegeven. Voor cyber security is 650 miljoen pond vrijgemaakt voor de kabinetsperiode, waar op andere terreinen grote bezuinigingen worden doorgevoerd. Voor het eerst zijn interne en externe veiligheid in de nationale veilig-heidsstrategie gecombineerd. Belangrijkste thema’s zijn terrorisme, fragiele staten, cyber security, civiele rampen (overstromingen en infl uenza), energieveiligheid, georganiseerde misdaad, klimaatverandering en grens-toezicht. De aanpak van de nationale veiligheidsrisico’s wordt uitvoerig beschreven

in “The Strategic Defence and Security Review”.

Beide documenten zijn opgesteld door de nieuwe Nationale Veiligheidsraad, waarin de belangrijkste ministeries zijn vertegen-woordigd. Hoofdstuk 6 van de Review geeft inzicht in de structuurhervormingen die recentelijk zijn doorgevoerd om de doelstellingen van de strategie te realiseren. De Nationale Veiligheidsraad onder leiding van premier Cameron komt wekelijks bijeen en wordt ondersteund door een permanente Nationale Veiligheidsstaf. Voor elk van de prioritaire thema’s zijn “lead ministers”

aangewezen, die verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van de belangrijkste nationale veiligheidstaken op dat domein. De werkzaamheden worden opgepakt door gecoloceerde teams, bestaande uit aangewezen ambtenaren van alle betrokken ministeries in samenwerking met de private sector, non-gouvernementele organisaties en internationale partners.

Onderstaand diagram geeft een overzicht van de nieuwe nationale veiligheids-structuren op centraal niveau. Voor de integrale teksten van strategie en review zie www.cabinetoffi ce.gov.uk.

Nationale veiligheid

De Britse aanpakEind oktober heeft het Verenigd Koninkrijk, onder veel media aandacht, haar nieuwe strategie Nationale Veiligheid (“A Strong Britain in an Age of Uncertainty”) gepresenteerd. De strategie heeft een centrale plaats in het kabinetsbeleid.

Page 6: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20106

Internationale dimensie

Het nieuwe Strategisch Concept verschilt in verschillende, belangrijke opzichten van zijn voorloper uit 1999. Ten eerste is het veel korter en leesbaarder, en zal het dus een breder publiek bereiken. Ten tweede omarmt het nieuwe document de globalisering als het belangrijkste kenmerk van het strategische klimaat. Daarmee wordt dus ook het “eurocentrische” standpunt van het concept uit 1999 verlaten. Het belangrijkste is echter dat - ook al bevestigt het nieuwe Strategisch Concept nog eens het centrale belang van de collectieve defensie zoals die is vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag van Washington - er ook een overtuigende omschrijving in wordt gegeven van de nieuwe, niet-traditionele bedreigingen van de veiligheid. Verder geeft het Strategisch Concept concrete manieren aan waarop de NAVO daar iets tegen kan doen.

Zo stelt het Concept de noodzaak centraal om de middelen te ontwikkelen waarmee de bevolking en het

grondgebied van de NAVO kunnen worden verdedigd tegen aanvallen met ballistische raketten, als essentieel onderdeel van de collectieve defensie. Het maakt zich ook sterk voor de verdere ontwikkeling van het vermogen van de Alliantie om cyberaanvallen te voorkomen, te herkennen, zich ertegen te verweren en de schade te herstellen. Daaronder valt ook het gebruik van de beleidsprocessen binnen de NAVO om de nationale inspanningen voor cyberdefensie te versterken en te coördineren. Bovendien komen de NAVO-lidstaten in het nieuwe Strategische Concept overeen om de capaciteit te vergroten die nodig is om internationaal terrorisme op te sporen en zich ertegen te verdedigen. Dat houdt onder meer in dat de dreiging grondiger wordt geanalyseerd, er meer wordt overlegd met de partners van de NAVO en dat militaire slagkracht wordt ontwikkeld die op deze taak is berekend. En de verdragspartners stemmen er ook mee in om de mogelijkheden van de NAVO om bij te dragen aan

Gábor Iklódy, NATO Assistant Secretary General for Emerging Security Challenges

Nieuwe uitdagingen voor de

Toen de staatshoofden en regeringsleiders van de NAVO in november voor de top in Lissabon bijeenkwamen, moesten ze een vraag van cruciaal belang beantwoorden: kan de NAVO een echte alliantie voor de 21e eeuw worden? Het antwoord dat ze daarop gaven was een ondubbelzinnig “Ja”. Door het aanvaarden van een nieuw Strategisch Concept, waarin de koers voor de komende jaren wordt uitgezet, hebben de leiders van de NAVO de trans-Atlantische alliantie opnieuw een centrale rol toegekend met betrekking tot de veiligheid in Europa en de wereld.

NAVO

Page 7: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 7

de energiezekerheid verder te ontwikkelen. Daaronder valt ook de bescherming van vitale infrastructuur, transmissiegebieden en –leidingen. Tot slot wil de NAVO ervoor zorgen dat de organisatie voorop loopt bij het beoordelen van de invloed die nieuwe technologieën op de veiligheid uitoefenen, en dat de militaire planning rekening houdt met deze potentiële bedreigingen.

Door deze terreinen in hun nieuwe Strategische Concept aan de orde te stellen, benadrukken de 28 NAVO-lidstaten dat ze willen dat de NAVO een belangrijke bewaker van de veiligheid blijft, niet alleen met betrekking tot traditio-nele bedreigingen daarvan, maar ook met betrekking tot niet-traditionele bedreigingen. Het zal echter zware inspanningen vergen om deze voornemens in tastbaar beleid om te zetten. Cyberaanvallen, terrorisme, proliferatie en bedreigingen van de energievoorziening worden niet voor niets “niet-traditioneel” genoemd: ze hebben bepaalde kenmerken gemeen waardoor het nogal moeilijk is om ze aan te pakken. Bovenal worden de lidstaten door deze kenmerken niet alleen gedwongen om anders te gaan denken over solidariteit binnen de Alliantie, maar ook om nieuwe wegen te zoeken voor aansluiting van de NAVO met de internationale gemeen-schap als geheel, met name met civiele spelers en de private sector.

Het eerste kenmerk dat deze niet-traditionele bedreigin-gen gemeen hebben, is dat ze niet noodzakelijkerwijs alle verdragspartners op dezelfde manier treffen. Een terroristische aanval op één verdragsstaat kan wel alle andere met zorg vervullen, maar hoeft niet automatisch te worden beschouwd als een aanval op de Alliantie als geheel. Dat zelfde geldt voor een cyberaanval op het bancaire systeem of een aanval op de energievoorziening van een individuele verdragsstaat. De beslissing òf en hoe er wordt gereageerd ligt eerst en vooral bij het getroffen land. In tegenstelling tot de Koude Oorlog, toen een

aanval van het Warschaupact op één van de verdrags-staten van de NAVO een collectieve reactie van de andere verdragsstaten tot gevolg zou hebben gehad, lenen de bedreigingen van tegenwoordig zich niet voor een dergelijke, min of meer automatische respons. Daaruit vloeit ook de behoefte van de NAVO-lidstaten voort om het solidariteitsconcept te verbreden en mogelijkheden te zoeken om bijstand te verlenen die de traditionele militaire scenario’s overstijgt.

Dit voert ons naar een tweede gemeenschappelijk kenmerk van de nieuwe bedreigingen: ze vragen niet noodzakelijkerwijs om een militaire reactie. Een goed georkestreerde cyberaanval kan een land op een schaal verlammen die in het verleden alleen met een invasie vanuit het buitenland zou kunnen worden bereikt. Maar als de aanval zou zijn uitgevoerd door bijvoorbeeld een niet-gouvernementele organisatie, zou de NAVO niet echt met militaire represailles kunnen dreigen. De proliferatie van massavernietigingswapens zou, daarentegen, weer wel nieuwe militaire verdedigingsmiddelen nodig kunnen maken, zoals antiraketsystemen. Toch zal het de voorkeurstactiek blijven om de proliferatie te ontmoedi-gen door regionale veiligheidsproblemen op te lossen en diplomatieke en economische dwangmiddelen en stimulansen toe te passen. Kortom: hoewel de militaire “gereedschapskist” van de NAVO een essentiële bijdrage kan leveren, kan die op zichzelf geen totaaloplossing bieden.

Vanouds lag de kracht van de NAVO in haar vermogen tot afschrikking. De Alliantie maakte niet werkelijk gebruik van geweld om potentiële aanvallers af te schrikken. De enorme militaire macht en het politieke en economische gewicht van de Alliantie voorkwam iedere aanval. Datzelfde zou ook van toepassing moeten zijn op de nieuwe uitdagingen waar men tegenwoordig voor staat: potentiële bedrijvers van wandaden dienen te weten dat

Page 8: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20108

Internationale dimensie

de NAVO in het geval van een aanval als geheel zal reageren. Het is niet nodig om te specificeren of deze reactie politiek, economisch of militair zal zijn. In feite is het een voordeel om vaag te blijven over de reactie van de NAVO op een aanval.

Dit leidt weer tot het derde gemeenschappelijke kenmerk van deze nieuwe uitdagingen: aangezien ze zowel van buitenaf kunnen komen als uit het binnenland, en zowel militair als economisch van aard kunnen zijn, dienen ze op holistische wijze te worden benaderd. Dit betekent in concrete termen dat de NAVO gestructureerde relaties moet opbouwen met allerlei civiele spelers. Dat is niet alleen van toepassing op de andere grote internationale organisaties, zoals de Verenigde Naties en de Europese Unie, maar ook op niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) en op de private sector, bijvoorbeeld op het gebied van energie en informatietechnologie. Al deze spelers worden partners in de pogingen om het hoofd te bieden aan de bedreigingen die de globalisering met zich meebrengt. Gezien de enorme verschillen in doelstelling, mandaat en werkwijze die tussen deze organisaties bestaan, zal het een moeizaam proces worden om er een doelmatige en op vertrouwen gebaseerde relatie mee op te bouwen. Toch mag de NAVO deze uitdaging niet uit de weg gaan.

Als de Alliantie de veiligheid van haar leden op effectieve wijze wil blijven garanderen, moet zij een teamspeler worden. De NAVO is dit pad nog maar net ingeslagen, en het zal een moeilijke reis worden. Sommige van de verdragsstaten zullen aarzelen om de NAVO een grotere rol te laten spelen op gebieden als energiezekerheid en het tegengaan van de verspreiding van kernwapens. Hun argument daarbij is dat zo allerlei zaken, die om goede redenen in de politieke sfeer zouden moeten blijven, te zeer worden gemilitariseerd. Anderen maken zich

misschien zorgen dat, door zich op deze nieuwe bedreigingen te richten, de aandacht van de NAVO wordt afgeleid van haar kerntaak - de gemeenschappelijke defensie. Er kan alleen op dergelijke overwegingen worden ingegaan – waarbij hopelijk de bezorgdheid wordt weggenomen – als de verdragspartners meer tijd besteden aan het bespreken van de bedreigingen die zich nu en in de toekomst voordoen, en als ze, door daar een effectief antwoord op te formuleren, aantonen dat de NAVO van nut is en een meerwaarde heeft. De afgelopen jaren is veel van de tijd en aandacht van de lidstaten besteed aan het managen van de NAVO-operaties, zoals die in Afghanistan en Kosovo, waardoor men zich te weinig over toekomstige uitdagingen heeft gebogen.

Wat er op dit moment nodig is, is dan ook een nieuw evenwicht tussen het heden en de toekomst. De NAVO moet een cultuur ontwikkelen waarin het politieke debat niet beperkt is tot de zaken waarbij de NAVO in militaire zin direct betrokken is, maar dat zich ook uitspreekt over zaken die “alleen maar” politiek relevant zijn. Zo lang ieder debat in de NAVO wordt gezien als een voorberei-ding op militaire operaties, zal een op de toekomst gericht, verlicht debat over de nieuwe uitdagingen in de 21e eeuw onhaalbaar blijven.

De nieuwe “Emerging Security Challenges Division” (ESCD) zal een eigen bijdrage moeten vormen aan een dergelijke nieuwe debatcultuur. Deze nieuwe divisie, die voorafgaand aan de top in Lissabon in het leven is geroepen, brengt voor het eerst het werk bijeen dat wordt verricht aan de bovengenoemde bedreigingen: terrorisme, proliferatie, cyberaanvallen en bedreigingen van de energievoorziening, waaronder ook bedreigingen van het milieu worden begrepen. Bovendien zal de nieuwe “Strategic Analysis Capability” eenheid de strategische horizon aftasten, op zoek naar bedreigingen van de veiligheid van de lidstaten. Dit zal een stimulans zijn voor het debat onder de verdragspartners en de unieke waarde versterken die de NAVO heeft als het belangrijkste forum voor veiligheidsoverleg tussen Europa en Noord-Amerika, de sterkste alliantie van gelijkgestemde naties ter wereld.

Een nieuwe divisie in de Internationale Staf van de NAVO, nauwere banden met andere spelers, en een meer op de toekomst gericht debat onder de lidstaten: dat zijn de elementen die de manier zullen bepalen waarop de NAVO de nieuwe, groeiende bedreigingen van de veiligheid zal aanpakken. Er zullen diepgaande veranderingen in de structuur en het beleid van de NAVO nodig zijn om deze benadering werkelijk effectief te maken. Maar de NAVO is ten volle bereid deze veranderingen te ondergaan. Omdat de verdragspartners hebben begrepen dat de Atlantische Alliantie alleen door veranderingen te aanvaarden, zijn rol als steunpilaar van de veiligheid in een geglobaliseerde wereld kan waarmaken.

Page 9: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

9 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Daarin hee� de Commissie het mandaat gekregen om, samen met lidstaten, vóór het einde van 2010 niet-bindende richtlijnen voor methodieken voor risicoanalyse te ontwikkelen. Lidstaten krijgen dan een jaar de tijd om deze richtlijnen te implementeren. Eind 2012 moet de Europese Commissie een ‘cross sectoral overview of the major natural and man-made risks’ gereed hebben. De bijeenkomsten boden een belangrijke gelegenheid om bestaande methoden van risicoanalyse en de ervaringen die daarmee zijn opgedaan door lidstaten, naast de concept-richtlijnen van de Europese Commissie te leggen. Met name de expert-meeting bood een goed platform voor een gedachtewisseling met de Europese Commissie. Daarnaast was er gelegenheid om te netwerken en kennis te nemen van elkaars meest actuele ervaringen.

In de ochtend werden de conceptrichtlijnen besproken in aanloop naar de informele Europese DG-bijeenkomst. Bij deze expert-meeting waren België, Duitsland, Frankrijk, Hongarije, Luxemburg, Oostenrijk, Portugal, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk aanwezig. De Europese Commissie begon met het presenteren van de richtlijnen. In de daaropvolgende discussie kreeg de Commissie vanuit verschillende landen complimenten voor het feit dat zij in de richtlijnen stelde dat risicoanalyse gevolgd zou moeten worden door een capaciteiten-

analyse. Daarnaast werden verschillende suggesties gedaan, waarvan ik hier de belangrijkste twee benoem. De scope van de richtlijnen moet niet alleen natuurlijke en industriële rampen omva� en, maar álle soorten rampen door natuur of mens (al dan niet moedwillig) veroorzaakt. Bovendien moeten de richtlijnen niet alleen uitgaan van kwantitatieve data, maar moet het ook mogelijk zijn kwalitatieve data te verwerken, omdat veel informatie niet te kwantifi ceren

Frankrijk gaf vervolgens een presentatie over de totstandkoming van hun methodiek voor risicoanalyse (zie ook artikel hierna, red.). Wat opvalt, is het korte tijdsbestek (begin was maart 2010), waarin zij – door keuzes te maken en interdepartementaal verstandig samen te werken en te coördineren – in korte tijd veel hebben bereikt. Eind 2011 volgt nog een belangrijke stap, namelijk de review, improvement en verdieping. Omwille van de tijd hee� Frankrijk ervoor gekozen eerst globale risicoanalyses te maken, maar men realiseert zich dat er daarna ook nog veel werk te verrichten valt. Tot slot kijkt Frankrijk ook vooruit naar de fase van bepaling van wat openbaar mag worden voor publiek (transparantie staat hoog in het vaandel) en wat niet (politieke keuzes).

In de middag vond een DG-bijeenkomst plaats met het Verenigd Koninkrijk, Slovenië, Portugal, Frankrijk en Duitsland. De DG’ en

onderschreven de suggesties voor verbetering van de concept richtlijnen uit de expertmee-ting. Ze benadrukten nog sterker de noodzaak de scope van de richtlijnen zo veel mogelijk all hazard te laten zijn (inclusief moedwillig veroorzaakte rampen). Ook vroegen de DG’en aandacht voor het belang de richtlijnen zo eenvoudig mogelijk te houden, zodat lidstaten die nog gaan beginnen met het opstellen van een methodiek dit ook binnen de gestelde termijn kunnen realiseren. Naast de richtlijnen zelf spraken de DG’en ook in bredere zin met elkaar over civiele bescher-ming binnen de Europese Unie. Aan de orde kwamen daarbij onder andere de Europese Repons Capaciteit, de interne veiligheids-strategie en de samenwerking tussen DG JLS en DG ECHO. Afgesproken is hierover een gezamenlijke, strategische notitie op te stellen. Slovenië hee� aangeboden de eerstvolgende bijeenkomst van de DG’en te organiseren.

Beide bijeenkomsten waren nu� ig en boden voldoende gelegenheden om elkaar (verder) te leren kennen en constructieve stappen te ze� en op weg naar goede richtlijnen voor risicoanalyse. De richtlijnen zijn naar aanleiding van de suggesties uit de expert-meeting aangepast en geagendeerd voor de offi ciële DG-conferentie voor civiele bescherming en zullen in 2011 in de raadwerkgroep PROCIV worden besproken.

Pamela van Erve, programma Dreigingen en Capaciteiten, directie Nationale Veiligheid, ministerie van Veiligheid en Justitie

Expertmeeting en DG-bijeenkomst in Den Haag

Naar Europese richtlijnen voor methodiek risicoanalyse

Op 6 oktober hebben in Den Haag twee bijeenkomsten plaatsgevonden over de ‘Guidelines on Risk Assessment & Risk Mapping for Civil Protection’.Deze richtlijnen worden momenteel door de Europese Commissie opgesteld naar aanleiding van de Raadsconclusies over Preventie van 30 november 2009.

is.

Expertmeeting en DG-bijeenkomst in Den Haag

Op 6 oktober hebben in Den Haag twee bijeenkomsten plaatsgevonden over de ‘Guidelines on Risk Assessment & Risk Mapping for Civil Protection’.Deze richtlijnen worden momenteel door de Europese Commissie opgesteld naar aanleiding van de Raadsconclusies over Preventie van 30 november 2009.

Page 10: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Drie jaar na Nederland is ook Frankrijk begonnen met het uitvoeren van een nationale risicoanalyse (NRA). In deze NRA worden alle moedwillige en niet-moedwillige bedreigingen, natuurrampen, ongevallen of door de mens veroorzaakte calamiteiten die de Franse bevolking, gebiedsdelen, instellingen of het milieu kunnen treffen, geïdentificeerd, gekarakteriseerd en gerangschikt. Alle dreigingen die de Franse nationale veiligheid kunnen aantasten, worden in een matrix geplaatst die de relatieve gevolgen en waarschijnlijkheid ervan laat zien.

Op de korte termijn willen we de planning en capaciteitsopbouw voor de nationale veiligheid efficiënter maken, het publiek bewuster maken van de risico’s en zorgen voor een betere communicatie over gevaren tussen de centrale regering en de lokale autoriteiten en particuliere belanghebbenden.

Op de langere termijn willen we het voor de beleidsmakers gemakkelijker maken te kiezen voor de beste maatregelen voor mitigatie en capaciteitsopbouw en daarnaast zorgen voor sterkere bilaterale en multilate-rale samenwerking met andere EU-lidstaten op het gebied van risicoanalyse, planning voor noodsituaties en crisismanagement.

Frankrijk begon met zijn NRA op het moment waarop risicoanalyses bovenaan de prioriteitenlijst van de Europese Unie stonden. Voor het ontwikkelen van een NRA op lidstaatniveau kon onder andere worden teruggegrepen op het Programma van Stockholm, de Conclusies van de Raad (30 november 2009) en de Strategie voor Interne Veiligheid van de EU.

De eerste stap in het proces bestond uit het opzetten van een interdepartementale werkgroep onder de gezamenlijke leiding van de Secretaris-Generaal voor Defensie en

Nationale Veiligheid (kabinet van de minister-president) en het ministerie van Binnenlandse Zaken. De tweede stap was het opstellen van een methodologie voor het beoordelen van de gevolgen en mate van waarschijnlijkheid van elk risico en de bijbehorende scenario’s. Hierbij maakte de werkgroep dankbaar gebruik van het eerder in Frankrijk uitgevoerde werk op het gebied van de bescherming van vitale infrastructuur en contraterrorisme, maar ook van de zeer gedetailleerde methodologie die door Nederlandse en Britse expertgroepen beschikbaar was gesteld. De derde stap, die nog in volle gang is, behelst het uitwerken van zo’n 50 scenario’s voor de belangrijkste dreigingen. Naar verwachting zal de NRA in de zomer van 2011 ter goedkeuring aan de regering worden voorgelegd.

Internationale samenwerking is essentieel gebleken voor de succesvolle ontwikkeling van de Franse NRA. Eerdere werkzaamheden op het gebied van risicoanalyse, met name door het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Duitsland, bleken van onschatbare waarde voor de Commissie bij het opstellen van conceptrichtlijnen voor de NRA. Daarnaast vormden ze een inspiratiebron voor de Franse werkgroep.

Dankzij deze inspanningen en het leider-schap van de Commissie zullen alle lidstaten op zeer korte termijn van deze richtlijnen kunnen profiteren en kunnen voldoen aan het vastgestelde schema voor de ontwikkeling van een NRA.

Tegelijk met het ontwikkelen van de Franse nationale risicoanalyse richtte de directie Toekomst en Planning Nationale Veiligheid een nieuwe afdeling op, de VAA (Veille-Analyse-Anticipation) ten behoeve van “preventieve monitoring, analyse en preventie”. De belangrijkste missie van VAA is de afdeling Planning te voorzien van voortdurende dreigingsanalyses op basis van zwakke signalen en het nationale operationele centrum tijdig te waarschuwen.

BrandstofcrisisTijdens de brandstofcrisis werd CIC Beauvau, het nieuwe nationale operationele crisis-centrum van Frankrijk, voor de eerste maal geactiveerd en wel tussen 18 oktober en 3 november. De VAA verleende ondersteuning bij het beheersen van de crisis door de sociale en brandstofsituatie reeds vanaf eind september nauwlettend te monitoren. Zodra het CIC was geactiveerd, opereerde de VAA in de situatiecel om de besluitvor-mingscel te voorzien van analyses van de verschillende scenario’s volgens welke de crisis zich zou kunnen ontwikkelen. Door 48 uur tot 10 dagen vooruit te blikken kon de VAA de strategische en politieke besluit-vormers laten zien waar de omslagpunten zouden kunnen liggen en wat de mogelijke consequenties van de situatie op de korte en lange termijn zouden kunnen zijn voor de economie. Er zullen vele lessen worden getrokken uit deze crisis, maar de eerste inzet van de VAA is over de hele linie effectief gebleken en noodt tot het bestuderen van verdere verbeteringen op dit terrein.

Nationale risicoanalyse in

FrankrijkGaël Marchand, senior consultant, directie Toekomst en Planning Nationale Veiligheid (DPPSN), ministerie van Binnenlandse Zaken, Frankrijk

Catastrophique 5

Probabilité

National Risk Assesment Matrix

Impa

ct

Très faible 1 Faible 2 Moyenne 3 Forte 4 Très forte 5

Majeur 4

Modéré 3

Mineur 2

Insigni�ant 1

Risk Level

Extreme

High

Medium

Low

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201010

Internationale dimensie

Page 11: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

11Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

De EU Interne Veiligheidsstrategie

in Actie

De Europese Commissie is een discussie gestart met de lidstaten, JBZ-agentschappen (o.a. Europol, Eurojust en Frontex) en het Europees Parlement over de interne veilig- heid van de Europese Unie. Op grond van het Verdrag van Lissabon en het Stockholm- programma hebben de lidstaten begin 2010 een interne veiligheidsstrategie ontwikkeld en de Europese Commissie opgeroepen om concrete voorstellen voor maatregelen uit te werken. In de op 22 november door Eurocommissaris Cecilia Malmström gepu-bliceerde mededeling ‘EU interne veiligheids-strategie in actie,’ 1 worden vijf strategische doelen voor de interne veiligheid voorge-steld. Het gaat daarbij om het verstoren van internationale criminele netwerken, het voorkomen van terrorisme en aanpakken van radicalisering en rekrutering, het verhogen van het niveau van internetveiligheid voor burgers en het bedrijfsleven, het verbeteren van grensbeheer en het vergroten van de veerkracht van Europa bij crises en rampen. Nederland ziet in de strategische doelen veel van haar eigen inbreng terug en is dan ook tevreden met deze keuze van de Commissie.

De Europese Commissie stelt 41 concrete maatregelen voor om deze strategische

doelen te kunnen bereiken in de periode 2010-2014. Een greep uit deze maatregelen levert het volgende beeld op. De economie wordt beter beschermd tegen criminele infiltratie door de inzet en inschakeling van de bestuurlijke aanpak. Door het opzetten van een EU netwerk voor voorlichting over radicalisering en een handboek te ontwik-kelen met acties en ervaringen worden de lidstaten ondersteund in de aanpak van radi-calisering. Het vergroten van bewustzijn van de dreiging onder EU-burgers en de acties die zij zelf kunnen ondernemen, een nauwere samenwerking met de private sector en het vergroten van de EU-capaciteit om cyberaan-vallen beter te kunnen pareren, dragen bij aan het verhogen van het niveau van inter-net-veiligheid. Nauwere samenwerking tus-sen Frontex, Europol en Douaneautoriteiten en een betere analyse van de kritieke punten aan de buitengrenzen vergroot de veiligheid van grensbeheer.

Ook op het terrein van crisisbeheersing stelt de commissie een aantal maatregelen voor. De Commissie komt met een coherente bena-dering van crisispreventie en –management voor alle soorten van rampen, uitgaande van dreigingen- en risicoanalyses. De Commissie

presenteert hiertoe aan het einde van dit jaar richtlijnen voor risicoanalyse voor rampen-respons gebaseerd op een multi-hazard en multi-risk benadering. Daarnaast heeft de Commissie het voornemen om in 2012 op basis van nationale risicoanalyses en strate-gieën een sectoroverstijgend overzicht van toekomstige dreigingen (natuurlijke en door mensen veroorzaakt) op te stellen. Ook wordt een voorstel gedaan voor uitvoering van de Solidariteitsclausule.

De Europese Commissie zal jaarlijks een voortgangsverslag voorleggen aan de Raad en het Europees Parlement. Daarnaast ziet Nederland graag dat COSI, het permanent comité voor operationele samenwerking op het gebied van interne veiligheid, een belangrijke rol speelt bij het toezicht op de uitvoering van de operaties en acties die georganiseerd worden in het kader van de interne veiligheid van de EU. Alleen door een goede uitvoering van de voorgenomen maat-regelen in nauwe samenwerking met de uit-voeringsorganisatie en JBZ-agentschappen, kunnen de strategische doelen behaald worden.

Janneke Zaal, Afdeling Internationale Zaken, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Veiligheidsdreigingen en risico’s op het terrein van terrorisme, georganiseerde criminaliteit, cyber security, crises en rampen, beperken zich niet tot de nationale grenzen. De Europese Commissie heeft zich in samenwerking met de lidstaten dan ook op de afzonderlijke terreinen ingezet om de veiligheid in EU te vergroten. De Interne Veiligheids-strategie verbindt de initiatieven op deze terreinen om gezamenlijk de veiligheid binnen de EU verder te vergroten.

1 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad. De EU Interne Veiligheidsstrategie in Actie: Vijf stappen naar een veiliger Europa, COM(2010) 673, 22 november 2010.

Page 12: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

De kracht van het optreden van de EU bij crises zit hem in haar vermogen de verschillende instrumenten van de Gemeenschap te combineren. Haar instellingen en de lidstaten hebben er dan ook al vele malen gebruik van gemaakt voor rampen binnen en buiten de Gemeenschap. Door een aantal factoren zijn de EU-instellingen echter onder steeds grotere druk komen te staan om het vermogen van de EU tot aanpakken van risico’s, voor-bereiding en bestrijding verder uit te breiden. Het op 1 december 2009 in werking getreden verdrag van Lissabon biedt nieuwe kansen om de crisismanagementcapaciteit van de EU verder te versterken, uit te breiden, beter te coördineren en efficiënter te maken. In het verdrag blijkt de solidariteit met kwetsbare groepen uit de nieuwe juridische basis voor humanitaire hulp en civiele bescherming (artt. 214 en 196 van het verdrag inzake het functioneren van de EU). Met behulp van het mechanisme voor civiele bescherming wordt de hulp van de lidstaten binnen en buiten de Unie eenvoudiger en beter afgestemd, terwijl het instrument voor humanitaire hulp de rol van de EU als ‘s werelds grootste humanitaire donor belichaamt. Via het instrument voor humanitaire hulp kan de EU noodfondsen en de expertise van haar partnerorganisaties (instellingen van de VN, het Rode

Kruis/de Rode Halve Maan en humanitaire ngo’s) mobiliseren. Met de oprichting van de Europese Dienst voor extern optreden (EEAS) creëert het verdrag ook een juridische basis voor verbetering van de afstemming tussen de bestrijding van rampen en de mogelijke politieke en veiligheidsrisico’s van het optreden van de EU bij rampen buiten de Unie. Ook voorziet het in de rol van de EU als belangrijke donor van ontwikkelingshulp die hulp kan bieden aan rampgebieden over de gehele wereld, waardoor de banden tussen noodhulp, herstel en ontwikkeling kunnen worden versterkt.

De bijdrage van het Joint Reseach CentreIn de vier fasen van crisismanagement (preventie, voorbereiding, bestrijding en herstel) moet voor de besluitvorming steeds tijdige, relevante en betrouwbare informatie beschikbaar zijn. Deze informatie kan afkomstig zijn uit allerlei bronnen: modellen, observatie-netwerken ter plaatse, algemene internetmedia, sensoren op afstand, sms, blogs, Twitter, sociale media, andere vrijwillig ter beschikking gestelde informatiebronnen, veldwerk en interne en externe betrokkenen. Er moeten technische oplossingen worden ontwikkeld om deze bronnen te kunnen inzetten voor risico- en dreigings-

De Europese Unie beschikt dank zij een aantal instrumenten over een aanzienlijke besluitvormingscapaciteit voor de gehele crisismanagementcyclus, variërend van preventie en voorbereiding tot bestrijding en herstel.

12 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Internationale dimensie

Delilah H.A. Al-Khudhairy, Ad de Roo, Alessandro Annunziato, Erik van der Goot, Tom de Groeve, Jens P. Linge - Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Commissie (EC JRC), Ispra, Italië

Bijdragen vanuit de wetenschappelijke tak

uitdagingen en oplossingen

Page 13: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

13Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

analyses, tijdige anticipatie op bedreigingen door vroegtijdige detectie en voorspellingen, doeltreffende maatregelen dankzij vroegtijdige waarschuwing/alarmering, algemene bekendheid met de situatie en bevordering van de uitwisseling van informatie tussen relevante stakeholders (tussen het veld en het crisiscen-trum). Goedkopere en snellere computers en nieuwe informatie- en communicatietechnologieën hebben het crisismanagement en de manier waarop stakeholders te werk gaan de afgelopen vijf jaar ingrijpend veranderd.

Het Joint Research Centre (JRC) is de wetenschappelijke en technische tak van de Europese Commissie en legt vooral de nadruk op gericht onderzoek op het gebied van informatie- en communicatietechnologie ten behoeve van beveiligings- en crisismanagement. Het centrum voorziet EU-instellingen, lidstaten en internationale organisaties van wetenschappelijke en technische ondersteuning voor de gehele cyclus van crisismanagement, dus van preventie en voorbereiding tot bestrijding en wederopbouw. Het JRC kan bogen op een infrastructuur voor mondiale informatiegaring en modellering die voort-durend verbeterd wordt en de basis vormt voor alle fasen van crisismanagement en bijdraagt aan de verbetering van de capaciteiten van de Unie op dat gebied. Verder wordt er onderzoek gedaan naar het automatisch zoeken van beelden, tekst en gegevens en naar extractie- en analysemethodes voor het doorzoeken van grote gegevensbestanden uit meerdere bronnen (bij voorbeeld internet en sensoren op afstand). Ook verricht het JRC onderzoek naar nieuwe technologieën voor crisis-management, zoals real-time integratie, analyse en visualisatie van informatie. In dit artikel beperken we ons tot voorbeelden van onze onderzoeksactiviteiten op het gebied van vroegtijdige detectie, voorspelling en waarschuwing.

Vroegtijdige detectie, voorspelling en waarschuwing Het JRC heeft systemen ontwikkeld voor het voorspellen en vroegtijdig ontdekken van en waarschuwen voor mogelijke rampen of crises hetgeen dan vooral via bulletins, forecasts en alarmmeldingen moet worden doorgegeven. Deze systemen worden ondersteund met computeranalyses van verschillende databronnen (internet, satellietgegevens, modelsimulaties, observatie ter plaatse, etc.) en dienen de door de EU beheerde systemen voor snelle alarmering en kennisgeving aan te vullen. De systemen bieden capaciteit voor informatie-garing, risicomonitoring, analyse en vroegtijdige waarschuwing bij crises, variërend van natuurrampen tot bedreigingen voor de volksgezondheid en sociaal-politieke crises. Ze bieden ook mogelijkheden voor het identificeren van ophanden zijnde maar nog onbekende crises die anders wellicht over het hoofd zouden worden gezien en zijn dus onmisbaar voor de preventie van crises. Drie representatieve voorbeelden zijn:

Het 24/7 Global Disaster Alert and Coordination System (GDACS, www.gdacs.org/), opgericht op

gezamenlijk initiatief van de Europese Commissie (ECHO, het bureau voor humanitaire hulp van de Europese Gemeenschap en JRC) en de Verenigde Naties voor het ontwikkelen van een mondiaal systeem ter verbetering van de tijdige waarschuwing bij grote humanitaire natuurrampen, zoals aard-bevingen, tsunami’s, overstromingen en orkanen,

en een platform ter bevordering van de informatie-uitwisseling op internationaal niveau tussen rampen- bestrijders. De waarschuwingen via het GDACS helpen regelmatig bij het activeren van de diensten van de Europese Commissie en de organisaties voor humanitaire hulp en snelle noodhulp. Het GDACS telt momenteel ruim 10.000 geregistreerde gebruikers

en wordt door de gemeenschap van humanitaire hulpverleners en donoren gekenschetst als een van

de betrouwbaarste waarschuwingssystemen bij humanitaire rampen. In 2010 zijn er via het GDACS binnen 30 minuten alarmeringen met code rood afgegeven bij zware aardbevingen, tsunami’s, cyclonen en overstromingen buiten de EU. In het oog springende voorbeelden zijn de aardbevingen in Haïti en Chili eerder dit jaar, de overstromingen in Pakistan afgelopen zomer en de tsunami onlangs in Indonesië.

Na de grote overstromingen van de Elbe en de Donau in augustus 2002, is het JRC

in nauwe samenwerking met de nationale hydro-logische en meteorologische diensten het European Flood Alert System (EFAS http://efas-is.jrc.ec.europa.eu) gaan ontwikkelen, testen en gebruiken. Het EFAS draagt bij aan de betere voorbereiding op over-

stromingen in Europa door de nationale informatie aan te vullen met nieuwe maximaal tiendaagse kansberekeningsvoorspellingen voor overstromingen en reikt daarmee verder dan nationale voorspellings-systemen. Het EFAS maakt gebruik van geavanceerde systemen voor weersvoorspellingen, observaties aan de grond, satellietgegevens en dat alles is geïntegreerd in

Figuur 1: GDACS-analyse aardbeving/tsunami in Chili op 27 februari 2010.

Page 14: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

een fysiek modelleringssysteem. Een waarschuwing voor overstromingen wordt via een webinterface door-gegeven aan het partnernetwerk van het EFAS en het centrum voor civiele bescherming van de Europese Commissie; de partners worden bij specifieke overstromingen bovendien rechtstreeks via de e-mail geïnformeerd. In 2010 zijn er via het EFAS al 31 e-mails met alarmeringen voor overstromingen verzonden naar zijn partners, waaronder de

autoriteiten in Polen, de Tsjechische Republiek, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Kroatië en Duitsland die werden getroffen door vernietigende overstromingen. Dit systeem verschaft de Europese Commissie en de lidstaten hydrologische diensten van de lidstaten als eerste een Europees overzicht van actuele en voorspelde overstromingen. Andere werkzaamheden in het kader van het EFAS omvatten onderzoek naar plotselinge overstromingen

(http://floods.jrc.ec.europa.eu), droogte en klimaat verandering.

Het systeem voor medische informatie (MedISys; http://medisys.newsbrief.eu) is een volledig automatisch surveillance-

systeem voor de volksgezondheid waarmee de openbare media 24 uur per dag worden gevolgd op berichten over infectieziekten onder mens en dier alsmede chemische, biologische, radiologische en nucleaire (CBRN) bedreigingen. Het JRC heeft MedISys ontwikkeld in samenwerking met het

Directoraat-Generaal SANCO van de Europese Commissie om de informatie over epidemieën binnen de EU te verbeteren. Zowel het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) als de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) baseren zich op MedISys voor het monitoren van de media. Met behulp van de EMM, de Europese mediamonitor, zoekt MedISys automatisch artikelen op ongeveer 250 gespecialiseerde medische sites en algemene nieuwssites in ongeveer 50 talen en licht daarbij per dag ongeveer 100.000 artikelen door. Via MedISys zijn zodoende diverse incidenten in verband met de uitbraak van chikungunya, dengue, polio-myelitis en het West-Nijlvirus opgemerkt. Het systeem is ook ingezet tijdens de H1N1-pandemie in 2009 en grootschalige evenementen als de Olympische Spelen van 2008 en het wereldkampioenschap voetbal in 2010.

ConclusieHet verdrag van Lissabon biedt een nieuw kader voor het opzetten van effectievere, snellere en beter gecoördineerde capaciteiten van de EU voor crisis-management, waardoor betere multilaterale en sectoroverschrijdende crisispreventie, voorbereidingen en bestrijdingsmaatregelen mogelijk worden, hetgeen de veiligheid en bescherming van burgers en de essentiële diensten ten goede komt. Bij de implementatie van de diverse EU-instrumenten waarop dit nieuwe kader gebaseerd is, is een belangrijke rol weggelegd voor technologie en ICT in het bijzonder. Als wetenschappe-lijke tak van de Europese Commissie onderzoekt het JRC met name de ICT waarbij gebruikt wordt gemaakt van de snelle vorderingen op het gebied van ruimte- en webtechnologieën en -modellen, om integrale oplossingen voor crisismanagement te ontwikkelen en te testen. Die kunnen gebruikt worden voor het identificeren van kwetsbare gemeenschappen, het bevorderen van de weerbaarheid van maatschappijen, betere bestrijdingsmaatregelen om de slachtoffers in noodsituaties te helpen, betere coördinatie bij de bestrijding van crises en de wederopbouw van een betere infrastructuur daarna. Bij zijn onderzoek richt het JRC zich op de twee belangrijkste uitdagingen op het gebied van crisismanagement van vandaag de dag. De eerste is het verzamelen van relevante, betrouwbare en gevalideerde gegevens uit de voortdurend groeiende hoeveelheid informatie en data uit allerlei bronnen, waaronder waarnemingen vanuit de ruimte maar ook nieuwsberichten en de sociale media. De tweede behelst het bevorderen van de bewustwording en acceptatie van de toegevoegde waarde die technologi-sche oplossingen kunnen bieden ter wille van de effectiviteit, accountability en transparantie in alle fasen van crisismanagement.

Figuur 2: De EFAS-voorspelling overstromingen Polen (mei 2010)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201014

Internationale dimensie

-

Page 15: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

15Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

World Foresight Forum

De Summit is een topontmoeting van 150-200 wereldleiders en andere prominente bestuurders. Internationale topsprekers, waaronder José Maria Aznar (voormalig premier, Spanje), Ruth Oniang’O (Rural Outreach Program, Kenia), Avi Gil (Diplomatic Advisor to President Shimon Peres), François Heisbourgh (International Institute for Strategic Studies) en Peter Sutherland (Goldman Sachs International, Londen School of Economics), zullen hun visie geven op het thema secure our homelands for future generations. In tegenstelling tot andere grote fora wil het WFF openstaan voor alle geïnteresseerden, met speciale aandacht voor studenten en jonge professionals.

PositioneringHet WFF past in de rij van internationale fora zoals het World Economic Forum van Davos en de Veiligheidsconferentie van München. Waar ‘Davos’ zich richt op mondiale economische problematiek, en ‘München’ op defensie, richt het WFF zich op secure our homelands for future generations. Doel is het ontwikkelen van toekomstgerichte roadmaps als antwoord op mondiale uitdagingen zoals verschui-vende machtsverhoudingen, schaarste, de wereldwijde financiële crisis en klimaat-

verandering die onze welvaart en veiligheid kunnen aantasten. De initiatiefnemers zijn Granaria Holdings, Den Haag Centrum voor Strategische Studies (HCSS) en TNO. Tijdens de kick-off ontving burgemeester Van Aartsen, tevens voorzitter van de Raad van Advies van het WFF, het eerste exemplaar van een WFF-publicatie. Dit is de eerste van een serie publicaties over de uitdagingen waar de wereld voor staat, en die het kader bepalen waarbinnen het WFF zich profileert: geopolitiek en mondiale veiligheid; economie en wetenschap; technologie en innovatie; bestuur, wetgeving en maatschappij.

Onvermoede partijen bijeen voor verrassende oplossingenHet WFF wil bijdragen aan een veilige, vreedzame en welvarende maatschappij voor toekomstige generaties. Om tot een integrale aanpak van eerder genoemde mondiale uitdagingen te komen brengt het WFF volgend jaar deelnemers bij elkaar om door synergie tot creatieve oplossingen te komen. Dit zijn wereldleiders, de wereld-wijde top van het bedrijfsleven, de overheid, de wetenschap en relevante (internationale) organisaties die zelden met elkaar over deze thema’s spreken.

Lange Voorhout even centrum van de wereldHet WFF is het eerste forum dat zich op een dergelijk allesomvattend terrein begeeft. Het vindt plaats op en rond het bijzondere Lange Voorhout. Hiervoor is gekozen omdat discussies op verschillende locaties mogelijk zijn en bijzondere interactie tussen deelnemers kan plaatsvinden. Bovendien past deze locatie midden in het hart van Den Haag perfect bij de allure van dit evenement van wereldklasse. De intentie om volgend jaar april daadwerkelijk een verschil te maken blijkt uit het WFF motto we think – we speak – we act. Het WFF beoogt een groots, internationaal, spraakmakend, tweejaarlijks evenement te worden dat de uitstraling van Den Haag - al sinds 1899 de internationale stad van vrede en recht - versterkt.

Voor meer informatie www.worldforesightforum.org.

Michel Rademaker MTL, plv. directeur HCSS, en ir. Paul Vierveijzer, projectmanager World Foresight Forum

Op 16 september is in aanwezigheid van burgemeester Van Aartsen het startschot gegeven voor het eerste World Foresight Forum (WFF) dat volgend jaar van 11 tot en met 15 april in Den Haag plaatsvindt. Het WFF zal bestaan uit de Summit, de Convention, de Expo en het Festival.

April 2011

Page 16: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201016

Internationale dimensie

Europa en internationale assistentie

zenden en ontvangen

Toen in 2001 de oorspronkelijke versie van het European Civil Protection Mechanism werd ingesteld, was helder dat Europa haar gezamenlijke inspanningen op het gebied van crisisbeheersing en rampenbestrijding (verder zal de uitdrukking “civil protection” worden gebruikt) wilde stroomlijnen. In een pakket van initiatieven werd een coördinatie centrum ingericht dat zou gaan dienen als een “one-stop shop”voor hulpverzoeken en gecoördi-neerde respons (het Monitoring and Information Centre, MIC). Daarnaast werd besloten om vertegenwoordigers van de deelnemende landen de mogelijkheid te bieden trainingen te volgen om in het veld de Europese assistentie te kunnen coördineren en het getroff en land te helpen in het bepalen van de behoeft en (assessment). En de mogelijkheid werd geschapen om in het kader van het Exchange of Experts programma kennis te maken met ontwikkelingen in andere deelnemende landen.

Het Mechanisme heeft zich, na de herziening (recast) van 2007, ontwikkeld tot een globale partner. Waar het optreedt in zogenaamde “derde landen” (die landen die niet verbonden zijn aan het Mechanisme) en als de Verenigde Naties aanwezig zijn, zal de uitvoering van de taak gebeuren onder de “over all coordination” van de VN. Bij inzett en binnen Europa zal een European Civil Protection Team haar functie zo moeten inrichten dat zij, binnen de command and control lijnen van het betreff ende land, haar taken in aanvulling op de nationale verantwoordelijkheden kan realiseren. Internationale en door de EU grotendeels gefi nancierde oefeningen zoals EU FloodEx 2009 in de veiligheidsregio Noord-Holland Noord en Orion 2010 in het Verenigd Koninkrijk maken het mogelijk voor vertegenwoordigers van het Mechanisme hierin ervaring op te doen, maar ook voor het organiserende land om een eerste idee te krijgen

Eric J. van der Horst, gedetacheerd nationaal expert en coördinator European Civil Protection Training program

Mensen in crisissituaties zijn bijna per defi nitie mede afh ankelijk van hulp en assistentie van anderen. De ene mens helpt de ander, regio’s helpen elkaar en landen verlenen assistentie vanuit verschillende motieven. Partnerschappen en organisaties doen dit ook. Het European Civil Protection Mechanism is een samenwerkingsverband tussen de Europese Commissie en 31 Europese landen waardoor de daaraan deelnemende landen op een effi ciënte en eff ectieve manier assistentie kunnen verlenen zonder het reeds getroff en land met extra coördinatie vraagstukken te belasten.

Page 17: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 17

Europa en internationale assistentie

zenden en ontvangen

wat het betekent als internationale bijstand zou moeten worden aangevraagd en opgevangen.

In situaties in derde landen wordt steeds meer ervaring opgedaan. Per jaar worden tussen de 15 en 20 missies uitgezonden, waarin telkens een EU Civil Protection team (EUCPT) de assessment en coördinatie taken voor het Mechanisme in een getroffen land verzorgt. Veel landen zenden ook op bilaterale basis assistentie, wat zeker de coördinatietaken voor een dergelijk team uitdagend maakt. Proberen overzicht te houden van alle (bilaterale of via het Mechanisme) gestuurde assistentie en daarmee het getroffen land ook te vrijwaren van additionele coördinatieproblemen, is een van de moeilijkere opgaven. Gelukkig maken steeds meer lidstaten enkel gebruik van het Mechanisme, waardoor het getroffen land een op voorhand gecoördineerd aanbod kan worden gedaan. Dat het niet eenvoudig is, laten misschien de onderstaande voorbeelden zien. Tijdens de overstromingen in Pakistan zonden Oostenrijk, Bulgarije, Cyprus, Duitsland, Denemarken, Spanje, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Litouwen, Malta, Noorwegen, Zweden, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk via het Mechanisme mensen en middelen. Door goede coördinatie tijdens de voorbereidingen vanuit het MIC met de deelnemende landen, alsook ter plekke tussen het EUCPT en de National Disaster Management Agency van de Pakistaanse overheid, de vertegenwoordigers van de Verenigde Naties en vele andere hulporganisaties, werd het mogelijk dat waterzuiveringstabletten, waterzuiveringsmodules (uitvoerende teams), water verdeelstations, veld-hospitaals, emergency health kits, medische goederen, tenten, hoogwaardige voeding en stroomgeneratoren werden overgebracht. Direct na aankomst werden de goederen overgedragen aan die instanties die, op basis van eerder uitgevoerde assessments, de middelen daar zouden inzetten waar de nood hieraan het hoogst was. Naast de “in kind assistance” werd meer dan 230 miljoen Euro aangeboden door de EU.

Hierbij kan nog worden aangevuld dat door gedeeltelijke financiering door de Europese Commissie van de transportkosten, het voor de landen mogelijk of aantrekkelijker wordt goederen aan te bieden waar anders de transportkosten een breekpunt zouden kunnen zijn. Voor Pakistan alleen al werd door de Commissie meer dan 1 miljoen Euro aan transportkosten bijgedragen (de helft van de totale kosten), onder meer door het mede financieren van de huur van transportvliegtuigen.

In de situatie van Haïti begin dit jaar, liepen de co-financieringskosten van transport op tot meer dan 4 miljoen Euro. Dit maakte het mede mogelijk dat 26 deelnemende landen, waaronder Nederland, onder

meer 12 Urban Search And Rescue teams inzetten, 2 veldhospitalen, 43 advanced medical posts (eerste hulp posten, sommige met chirurgische mogelijkheden) en medische teams, 7 assessment teams, tenten voor 20.000 mensen, een volledig basiskamp voor 300 hulpverleners, alsmede een technisch ondersteunings-team, een veldhospitaal en een waterzuiveringsmodule die mede door de EU gefinancierd zijn.Daarnaast werden zeven weken lang drie achtereen-volgende EUCPT’s ingezet met in totaal 13 verschillende getrainde vertegenwoordigers van de deelnemende landen (national experts) en drie vertegenwoordigers van het MIC. Ook vanuit Nederland werd een volledig getrainde expert van het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) aangeboden engeselecteerd. Naast het team dat in januari in Albanië werd ingezet met een andere volledig getrainde expert van het LOCC, opnieuw een resultaat van steeds succesvoller samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Uiteraard hebben niet alle catastrofes een dergelijke omvang als Haïti of Pakistan. De totale lijst van activeringen van het Mechanisme in 2010 is er niet minder indrukwekkend om:Albanië - overstromingen, Haïti – aardbeving, Oekraïne - mogelijk lek in een potassium opslag, Chili – aard-beving, Polen en Hongarije – overstromingen, Guatemala – storm, Moldavië – overstromingen, Verenigde Staten – olie vervuiling, Portugal – bosbranden, Hongarije – alkalisch slib, Pakistan – overstromingen en een nieuw team is vertrokken naar Haïti vanwege de cholera uitbraak.

Het is aantrekkelijk de mogelijkheden die het Mechanisme biedt volledig te benutten, waardoor getroffen landen optimaal gecoördineerde Europese assistentie tegemoet kunnen zien en niet nog een extra taak krijgen in het verwerken van gefragmenteerde bilaterale hulp.

Page 18: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201018

Internationale dimensie

Op federaal niveau heeft het ministerie van Openbare Veiligheid de nationale leiding over de coördinatie van activiteiten op het gebied van crisismanagement en werkt daarbij samen met de provincies, territoria en andere entiteiten. De meeste crises worden veelal op lokaal niveau gemanaged door de eerste lijn van de gemeente-lijke, provinciale of territoriale autoriteiten. De federale overheid is verantwoordelijk voor het management van crises die tot haar bevoegdheid behoren en kan op verzoek van de provincies en territoria niet-financiële ondersteuning verschaffen bij de bestrijding.

Modernisering crisismanagementfuncties van de Canadese regeringDe rol van de federale overheid bij crisismanagement is vastgelegd in de Emergency Management Act (2007) waarin de bestaande praktijk werd gemoderniseerd door een coördinerende en leiderschapsfunctie te creëren onder de vlag van de minister van Openbare Veiligheid. Een belangrijke conclusie die getrokken kon worden uit crises zoals de ijsstorm in 1998, de grootschalige stroom-uitval aan de oostkust van Noord-Amerika in 2003 en de uitbraak van SARS in 2004, was dat er behoefte was aan een centrale coördinerende functie op

nationaal niveau. De minister van Openbare Veiligheid vervult een coördinerende rol bij het crisismanagement en de overige ministers leveren hun aandeel door de dreigingen en risico’s te inventariseren die behoren tot of verband houden met hun bevoegdheden - dus ook op het gebied van vitale infrastructuur - en het uitwerken van plannen voor crisismanagement voor die dreigingen en risico’s aan de hand van richtlijnen verstrekt door de minister van Openbare Veiligheid. In dit opzicht is crisismanagement een gedeelde verantwoordelijkheid binnen de Canadese overheid, maar de minister van Openbare Veiligheid is daarnaast nog verantwoordelijk voor het uitwerken van beleid, programma’s, richtlijnen en andere maatregelen om effectief management binnen de gehele federale overheid te bevorderen. Tijdens een crisis zorgt de desbetreffende federale instantie die bevoegd is ter zake van een belangrijk aspect van de crisis voor de eerste respons (dat was tijdens de H1N1-crisis bijvoorbeeld de Public Health Agency) en leveren de overige federale instanties algemene of specifieke ondersteuning, al naar gelang hetgeen er nodig is. Het ministerie van Openbare Veiligheid vervult de coördinerende rol. Deze rollen en verantwoordelijkheden worden omschreven in het Federal Emergency Response Plan.

Opzet kader voor nationale samenwerkingDe verschillende rollen en verantwoordelijkheden van en de relatie tussen de federale overheid en de provincies en territoria zijn vastgelegd in het Emergency Management Framework for Canada (2005), dat momenteel wordt herzien. De geactualiseerde versie wordt naar verwachting in 2011 gepubliceerd. Er wordt nauw samengewerkt tussen de federale overheid, de provincies en territoria bij het vaststellen van beleid en prioriteiten voor de planning van crisismanagement.De functionarissen komen regelmatig bijeen in werk- groepen en besluitvormingsrondes ter bevordering van gemeenschappelijke doelen, zoals het opzetten van een nationaal openbaar alarmeringssysteem voor Canada en het uitwerken van een CBRNE-strategie. Ook organisaties uit de non-gouvernementele en vrijwilligerssector zijn belangrijke partners bij crisismanagement. Ter wille van de verplichtingen uit hoofde van het VN-actiekader van Hyogo hebben de regering van Canada, de provincies en

All-hazards risk assessment voor de planning van crisismanagement:

de Canadese aanpak

Siobhan Harty, Senior Director, Emergency Management Planning Unit, ministerie van Openbare Veiligheid, Canada

Crisismanagement in CanadaCanada is een federale staat en de bevoegdheden op het gebied van crisismanagement worden dan ook gedeeld tussen de federale overheid, de provincies en de territoria.

Page 19: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 19

All-hazards risk assessment voor de planning van crisismanagement:

de Canadese aanpak

de territoria het National Platform for Disaster Risk Reduction in het leven geroepen om actoren uit het maatschappelijk middenveld te betrekken bij het uitwerken van strategieën om de risico’s te beperken. Het platform kwam voor het eerst bijeen in oktober 2010 en de bedoeling is dat jaarlijks te herhalen.

Nieuwe instrumentenZodra de Emergency Management Act van kracht werd in 2007, ontstond er ook een krachtig momentum om de crisismanagementcapaciteit van de Canadese regering

te verbeteren. Het ministerie van Openbare Veiligheid heeft ter ondersteuning van de ministeries en instanties bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze wet beleid, plannen en richtlijnen opgesteld. Zo wordt de federale aanpak van crisismanagement geschetst in de Federal Policy for Emergency Management van 2009 en dient de Emergency Management Planning Guide (2010) om een gemeenschappelijke aanpak voor de planning binnen alle federale instanties te bevorderen. De bescherming van de vitale infrastructuur is ook een belangrijk aandachtsgebied waarvoor in 2010 een nieuwe nationale strategie en actieplan zijn gelanceerd. Met behulp van geïntegreerde, allesomvattende en nationale maatregelen kan steeds beter rekening worden gehouden met de geografische en constitutionele factoren die het crisismanagement in Canada bemoeilijken.

All Hazards Risk Assessment FrameworkZoals deskundigen en de mensen uit de praktijk op het gebied van crisismanagement weten, is kennis van de risicosituatie vereist voor een effectieve planning. Om de ministers te ondersteunen bij hun verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van risicoanalyses in het kader van de Emergency Management Act, heeft het ministerie van

Openbare Veiligheid het voortouw genomen bij een federaal proces ter ontwikkeling van een kader voor het analyseren van allerlei soorten dreigingen en risico’s. Verwacht wordt dat dit initiatief in het najaar van 2011 als een pilot kan worden geïmplementeerd bij federale instanties die opereren op het gebied van veiligheid en beveiliging. Zodra de implementatie is afgerond zal het kader worden uitgebreid naar de andere ministeries en instanties.

Net als de Nederlandse en de Britse regering wil de Canadese regering met behulp van het all hazards risk assessment framework een betrouwbaar, uniform overheids-perspectief verschaffen ter ondersteuning van degenen die op federaal niveau belast zijn met de besluitvorming en planning van crisismanagement. In tegenstelling tot Nederland en het Verenigd Koninkrijk zal de reikwijdte van de risicoanalyse van de regering van Canada echter niet nationaal maar federaal zijn conform de verant-woordelijkheden zoals die zijn vastgelegd in de Emergency Management Act. De uitkomsten van de risicoanalyse dienen ter ondersteuning van de besluitvorming voor beleid en planning binnen de vier pijlers van crisis-management: preventie/risicobeperking, paraatheid, bestrijding en herstel. Ook zijn ze relevant voor de capaciteitenplanning.

De ontwikkeling van een allesomvattende inventarisatie van de risico’s aan de hand van de kaders voor all hazards risk assessment verloopt in wezen langs dezelfde wegen die in andere landen worden bewandeld. Als eerste kiezen deskundigenwerkgroepen bestaande uit vertegenwoordi-gers van allerlei federale instanties op het gebied van veiligheid en beveiliging een reeks thema’s voor het afbakenen van de identificatie van risico’s en dreigingen. Vervolgens worden aan de hand van vastgestelde richt- lijnen scenario’s uitgewerkt om te waarborgen dat ze vergelijkbaar zijn. Deze scenario’s worden daarna beoordeeld aan de hand van de mate van waarschijnlijk-heid dat ze zich zullen voordoen en hun gevolgen voor de verschillende aandachtsgebieden, bijvoorbeeld de economie, de maatschappij, het milieu of de nationale reputatie. Tot slot worden de gevonden risico’s aan de hand van hun scores qua impact en mate van waarschijn-lijkheid in een risicomatrix afgezet tegen het scenario. De uitkomsten van de risicoanalyse worden gedeeld met de besluitvormers en planners die ze vervolgens mee-nemen in de desbetreffende besluitvormingsprocedures. In de loop der tijd zal het proces worden uitgebreid en verder worden verfijnd, zodat de federale capaciteit voor crisismanagement kan worden aangepast aan veranderingen in de risicosituatie.

Voor meer informatie en de integrale teksten van de in het artikel genoemde documenten zie: www.publicsafety.gc.ca

Page 20: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Immanuel Nijssen en Raimond Duijsens, resp. adviseur strategie & beleid en senior beleidsmedewerker, Het Nederlandse Rode Kruis

Rotterdam en Rio de Janeiro. Twee ogenschijnlijk verschillende wereldsteden. De ene veilig, de andere gevaarlijk. Dat de problemen en risico’s bij de ene stad wel zichtbaar zijn, betekent niet dat ze bij de andere stad ondenkbaar zijn. Op 13 oktober 2010 bracht het Nederlandse Rode Kruis een groot aantal deskundigen samen tijdens een symposium “Over leven in de stad”, waar zij spraken over stedelijke risico’s in Nederland en daarbuiten, zoals beschreven in het Wereldrampen-rapport van het Internationale Rode Kruis.

‘Iedereen is hulpverlener’Rode Kruis World Disasters Report symposium over humanitaire gevolgen van verstedelijking

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201020

Page 21: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

1 voetnoot

Kwetsbaarheid en weerbaarheidDe centrale vraag van het symposium was: welke factoren zorgen voor risico’s en kwetsbaarheid in steden en hoe kunnen deze risico’s worden ingedamd en hoe kan kwetsbaarheid worden om gezet in weerbaarheid? Het Rode Kruis richt zich met zijn humanitaire missie op de meest kwetsbare groepen in de samenleving, in Nederland maar ook internationaal. Het verleent noodhulp bij rampen, maar stimuleert ook preventieve maatregelen, zoals het stimuleren van sociale contacten zodat mensen zelfredzaam worden, het planten van mangrove bossen zodat mensen beschermd worden, of het vergroten van Eerste Hulp kennis zodat mensen sneller geholpen worden. Het jaarlijkse Wereldrampenrapport van het Rode Kruis geeft inzicht in kwetsbaarheden en onderliggende factoren. Dit jaar ligt de focus op de risico’s die verstedelijking met zich meebrengt.

Mijlpalen in verstedelijkingVoor de eerste keer in de geschiedenis wonen er meer mensen in steden dan op het platteland. In Westerse landen zoals Nederland is de verhouding al jaren stabiel, maar vooral in ontwikkelingslanden groeien steden hard, op sommige plaatsen zeer hard. Over het algemeen is die groei een indicatie van de economische ontwikkeling van een land. Hoe harder de economie groeit, hoe sterker de trend van verstedelijking is. Steeds vaker wordt het grootste deel van het BNP verdiend in steden. Bangkok zorgt voor één derde van het BNP van Thailand, en in eigen land is de Randstad zelfs goed voor meer dan de helft van het BNP.

Zeker voor ontwikkelingslanden, waar veel is gericht op economische groei, is verstedelijking dus een bood-schapper van goed nieuws. Maar niet iedereen deelt daar automatisch mee in de voordelen van die groei. Sloppenwijken zijn daar het zichtbare resultaat van. Ook die groei gaat hard. Zó hard zelfs dat het zorgt voor de tweede mijlpaal: voor de eerste keer in de geschiedenis wonen er meer dan 1 miljard mensen in sloppenwijken. De verstedelijking en de groei van sloppenwijken zijn trends die de komende jaren alleen maar sterker zullen worden. Vooral in ontwikkelingslanden: daar is de groei van steden vrijwel synoniem voor de groei van sloppenwijken.

Humanitaire gevolgenDe humanitaire gevolgen van verstedelijking zijn evident. De meeste steden kunnen die explosieve groei niet of nauwelijks aan, en vooral de arme bevolking lijdt daar onder: er is onvoldoende werk en inkomens zijn laag. Grond om op te gaan wonen is niet beschikbaar of veel te duur. Huisvesting is dus vaak illegaal en op een kwetsbare plaats, en meestal beide. De huizen zijn instabiel, en hebben geen

schoon water, toilet of elektriciteit. Bovendien wonen de mensen erg dicht op elkaar. De optelsom van dat alles is dat een ramp, áls die zich voordoet, ook direct veel slachtoffers maakt. Een orkaan of een overstro-ming vindt zogezegd veel mensen op z’n pad. En door klimaatverandering zullen die rampenrisico’s alleen maar groter worden. Ná een ramp blijkt de dichte bebouwing vaak ook een enorme hindernis voor snelle en effectieve hulpverlening. Al met al genoeg redenen waarom verstedelijking, vooral in ontwikkelingslan-den, een humanitaire opdracht betekent voor een organisatie als het Rode Kruis.

Maar het betreft niet alleen natuurrampen. Een grote concentratie van mensen leidt ook tot sociale problemen. Wanneer armoede van generatie op generatie wordt doorgegeven kunnen wijken veranderen in ghetto’s. Het zijn verwaarloosde plekken die plaats bieden voor anonimiteit en waar geweld floreert. Illegale handel, vooral in drugs, maar ook gedwongen prostitutie en mensenhandel, maken van die wijken vaak de zelfkant van de maatschappij. De rellen in de banlieus in Parijs, enkele jaren geleden, geven aan dat ghetto-vorming niet beperkt blijft tot ontwikkelingslanden.

Een derde humanitaire uitdaging van verstedelijking is gezondheid. In steden wonen veel mensen, dus daar zijn doorgaans de grootste ziekenhuizen. Maar ook hier geldt vaak – en niet alleen in ontwikkelingslanden – dat de toegang tot zorg een functie is van iemands inkomen. Voor grote groepen arme mensen, die in hun dagelijks leven en werk grote gezondheidsrisico’s lopen, is goede medische zorg onbereikbaar. De concentratie van mensen brengt sowieso risico’s met zich mee. In dichtbevolkte gebieden hebben virussen haast vrij spel zich te verspreiden. Meer contact tussen mensen maakt dat ziekten als Mexicaanse Griep of SARS, maar ook HIV/Aids, vooral in steden veel mensen kunnen besmetten. Een pandemie ligt vooral dáár op de loer. Dat het Rode Kruis in die situaties op scherp moet staan is evident.

21Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Internationale dimensie

Page 22: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

De laatste uitdaging heeft weer met geweld te maken. Als gevolg van gewapende conflicten zijn grote groepen mensen op de vlucht. In veel gevallen zoeken zij onderdak bij familie of vrienden, in de beschermde omgeving van een stad. De Verenigde Naties schatten dat er wereldwijd ten minste zeven miljoen mensen op deze manier in steden wonen. Vooral de illegale vluchtelingen proberen zo onopvallend mogelijk te leven om arrestatie en uitzetting te voorkomen. Ze gaan op in de volle sloppenwijken, en staan daar bloot aan dezelfde risico’s als de mensen die daar al wonen. En vaak nog meer, omdat oorspronkelijke bewoners hen als bedreiging zien voor hun toch al moeilijke bestaan. Ook hier is de analogie met veel Westerse steden duidelijk.

Risico’s in NederlandOok in Nederland land is sprake van verstedelijking, dus ook hier te lande liggen er humanitaire uitdagingen. Denk aan bebouwing in bepaalde gebieden met overstromingsrisico’s, en wat dat betekent voor de gebouwen en voor de mensen die daar wonen en werken. Hulporganisaties als het Rode Kruis moeten weten waar die kwetsbaarheden het grootst zijn, om snel en adequaat hulp te kunnen verlenen.Maar ook de andere problemen zijn zichtbaar in ons

land. Stedelijk geweld misschien nog niet zo scherp als in andere landen, maar de voedingsbodem van marginalisatie, armoede en uitsluiting is ook zeker hier in veel steden aan de orde. Wat ziektes betreft stonden GGD en het Rode Kruis in de startblokken tijdens de Mexicaanse Griepgolf. Stadsbewoners in Nederland kunnen zich goed redden dankzij veel voorzieningen (water, elektriciteit, etc.), maar wanneer die door een extreme gebeurtenis niet meer beschikbaar zijn of functioneren, zijn stads-bewoners ook direct erg kwetsbaar. Het vergroten van zelfredzaamheid is voor zulke situaties van vitaal belang.

Het symposiumOm een adequaat antwoord te geven op de humanitaire problemen van verstedelijking is samenwerking tussen organisaties belangrijk. Het vinden van oplossingen voor het indammen van stedelijke risico’s kan alleen vanuit een breed blikveld, door kennis te delen en elkaar aan te vullen in expertise. Het Wereldrampen-rapport van dit jaar geeft voldoende aanleiding om die samenwerking te zoeken.

Tijdens het symposium troffen deelnemers met een zeer diverse achtergrond elkaar. Zij namen ervaringen mee vanuit de overheid, het bedrijfsleven, de politiek, wetenschap en non-profitorganisaties. Die diversiteit werd benut om buiten de gebaande paden te denken. Er werd ingegaan op hoe we in Nederland kunnen leren van stedelijke risico’s in ontwikkelingslanden, en hoe de situatie er in eigen land uitziet. Tijdens het plenaire gedeelte gaven de sprekers ieder vanuit hun expertise een visie op het thema. Elco Brinkman, voorzitter van Het Nederlandse Rode Kruis en voorzitter Bouwend Nederland, toonde een uiteenzetting van verschillende stedelijke risico’s, waarna Stelios Grafakos, Climate Change Specialist Institute for Housing & Urban Development Studies Erasmus Universiteit, een lezing gaf over de relatie tussen stedelijke armoede en rampenrisico’s en de invloed van klimaatverandering. Esther de Kleuver, plv. directeur Nationale Veiligheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Aleid Wolfsen, burgemeester van Utrecht, maakten het perspectief vanuit de overheid duidelijk, respectievelijk op nationaal en op plaatselijk niveau. Ten slotte ging Erwin Muller, directeur COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement en hoogleraar Veiligheid en Recht Universiteit Leiden, in op de effectiviteit van de vermindering van stedelijke risico’’s en het belang van publiekprivate partnerschappen.

De discussies in de verdiepingssessies die hierop volgden, lieten zien dat kwetsbaarheid nooit gelijk verdeeld is, niet in het Westen maar zeker niet in

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201022

Het vinden van oplossingen voor het indammen van stedelijke risico’s kan alleen vanuit een breed blikveld, door kennis te delen en elkaar aan te vullen in expertise.

Internationale dimensie

$

$

$

$

$

Rampen, slachtoffers en schade 2009

Azië Afrika Noord en Zuid-Amerika Europa Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland)

Totaal

2251461117519

576

Totaal aantal rampen per continent (2009)

Totale aantal door natuurrampen getroffenen per continent x1.000 (2009)

Totale schade door natuurrampen per continent in mln US dollars (2009)

Azië Afrika Noord en Zuid-Amerika Europa Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland)

Totaal

Azië Afrika Noord en Zuid-Amerika Europa Oceanië (w.o. Australië en Nieuw-Zeeland)

Totaal

111.79324.4685.776

14677

142.260

15.449173

13.33710.7891.726

41.474

$

$

$

$

$

$

$

$

$

$

$

$

Rampen

Getroffenen

Schade in mln US dollars

225

111

.793

1

5.44

9

75 146

10.

789

146

2

4.46

8

173

19

77

1

.726

111

5.7

76

1

3.33

7

Bron: CRED, WDR/IFRC

Page 23: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

1 voetnoot

ontwikkelingslanden. Vooral armen en minderheden lopen grote risico’s. Zij hebben vaak geen andere keuze dan die risico’s opzoeken om te kunnen overleven: huisvesting bij rivierbeddingen of op vulkaanhellingen. In Nederland bestaan de risico’s vooral op sociaal vlak. Veel mensen wonen in isolement en hebben weinig of geen contact met buren of buurt. Tegelijkertijd zijn in rampsituaties juist de buurtbewoners de eerste hulpverleners. Het gebrek aan sociale cohesie in Nederland draagt daarmee bij aan kwetsbaarheid tijdens en na een ramp. Bovendien zijn Westerse samenlevingen complex, waardoor de voorspelbaar-heid van een ramp kleiner is, en dientengevolge de impact groter.

In het geval van een ramp is het belangrijk dat mensen weten waar ze naartoe kunnen, dat ze beschikken over de juiste informatie en dat ze deze informatie begrijpen. Toegang tot kennis is dus een cruciale factor. Dit maakt een aantal groepen extra kwetsbaar. Onder andere ouderen, analfabeten, gehandicapten en illegalen hebben slecht toegang tot informatie, hebben weinig begrip van de inhoud, of kunnen de gegeven instructies niet uitvoeren. Ook het feit of mensen bekend zijn bij instanties of organisaties is belangrijk. Als niet bekend is dat op een bepaalde plaats illegalen worden, zal daar ook geen hulp worden geboden. Verder zijn veel eenzamen, zonder netwerk, tijdens een ramp helemaal op zichzelf aangewezen. ‘Tafeltje dekje’ komt bijvoor-beeld niet meer.

Mensen in Nederland hebben doorgaans weinig kennis van hun ‘handelingsperspectief ’ tijdens een ramp of crisis, vooral ook omdat er geen besef is van mogelijke risico’s, of zelfs geen interesse om dit te weten – men waant zich veilig in de eigen woon- of werkomgeving, beschermd door de overheid. Niet ten onrechte, gezien de omvangrijke hulpverlenings-wetgeving, protocollen

en plannen waarbinnen overheidsdiensten en het Rode Kruis vastgelegde verantwoordelijkheden hebben. Mocht zich onverhoopt toch een noodsituatie aandienen, dan vertrouwt ment volledig op externe hulp. Hoe meer men zich beschermd voelt, hoe minder men de noodzaak voelt zich voor te bereiden. In de complexe samenleving is het echter niet realistisch te verwachten dat noodhulp direct en aan iedereen gegeven kan worden. Dat bewustzijn, plus de kennis over wat men zelf kan en moet doen, moet worden vergroot – een lastige opgave in een land waar zich (gelukkig) zelden of nooit een ramp voordoet.

Een belangrijke eerste stap is het zorgen voor een mentaliteitsverandering. Kennis bieden is cruciaal, omdat dat zekerheid geeft en het risicobewustzijn verhoogt. Door daarbij een handelingsperspectief te bieden - ‘de hulpverlener in uw buurt bent uzelf ’ - heeft deze kennis een positieve uitwerking op de houding van de bevolking, voor de eigen veiligheid maar ook voor de zorg voor anderen. Als men doordrongen is van het belang van zelfredzaamheid en gemeenschapszin, en meer weet van het leven van mensen in de naaste omgeving, helpt dat bij een betere voorbereiding op rampen en crises, en worden overlevingskansen vergroot. Vooral in de verstedelijkte wereld wordt kennis over leven dan de voorwaarde voor overleven.

Alle lezingen en de uitkomsten van de verdiepings-sessies zijn integraal te lezen op wdr.rode.kruis.nl.

12 oktober 2011 nieuw World Disasters Report symposiumIn navolging van 2009 en 2010 zal ook in 2011 een World Disasters Report symposium plaatsvinden op de Internationale Dag van de Rampenbestrijding, altijd de tweede woensdag van oktober.

23Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Internationale dimensie

Page 24: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201024

Citaten uit programma OESO-conferentie

The notion of risk is intrinsically linked to regulation, yet is often only partially acknowledged in regulatory processes and regulatory design. [ ] For regulation to be efficient and effective, policy makers have to explicitly recognise and manage the gap between the level of risk acceptable to policy makers and the level that is achievable through regulation.

OESOOp 28 en 29 oktober organiseerde de OESO in Parijs een conferentie over regulering, samen met o.a. de Europese Commissie en het Belgische EU-voorzitterschap, met als titel ‘Regulatory Policy at the Crossroads. Towards a new Policy Agenda’. Dit was de afsluiting van een tweejarig project waarin de OESO de systemen van regelgeving en toezicht in 15 EU-lidstaten onderzocht.1 Het doel van de conferentie was OESO-landen te helpen om na de financiële crisis niet door te schieten in te zware regulering die de economie onnodig afremt, en om materiaal te verzamelen voor herziening van de richtlijnen uit 2005 (OECD Guiding Principles for Regulatory Quality and Performance). Er waren 350 deelnemers uit 51 landen. De OESO is sinds kort actief met het risicothema en heeft hierover laatst een belangwekkend rapport uitgebracht: Risk and Regulatory Policy. Improving the Governance of Risk. Een van de sessies tijdens de conferentie ging dan ook over risico’s.

Sessie over risico’sSimon Webb, voormalig DG bij het Britse Cabinet Office, vertelde over zijn ervaringen met de manier

Met de Haagse conferentie ‘Dag van het Risico’ in mei bracht het programma Vernieuwing Rijksdienst mensen uit binnen- en buitenland bij elkaar die iets willen doen aan de risico-regelreflex. Dat is het mechanisme van overreactie op nieuwe risico’s en op incidenten, die vaak leidt tot onnodig zware overheidsmaatregelen die niet eens wezenlijk meer veiligheid opleveren. De conferentie heeft geleid tot uitnodigingen voor presentaties bij de OESO en de UNECE. Zowel in Parijs als in Genève trof ik een tamelijk gespecialiseerd gezelschap aan dat op zoek was naar een breder begrip van risico’s. Beide gelegenheden waren ook een weerzien met twee prominente sprekers van de Dag van het Risico: Simon Webb en Donald Macrae.

Internationale aandacht voor de

risico-regelreflex

Jan van Tol, programma-leider Risico’s en Verantwoordelijkheden, ministerie van BZK

1 Het rapport over Nederland heet ‘Better Regulation in Europe: Netherlands’ en staat op www.oecd.org

Internationale dimensie

Page 25: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 25

waarop de overheid de risico-regelreflex kan omzeilen. Tijdens een crisis of direct na een incident denkt de overheid vaak dat de brand blussen het enige is dat telt, maar daarbij is ze niet alert genoeg op de risico-regelre-flex. Na analyse van Britse crises en incidenten in de afgelopen twintig jaar constateert Webb dat incidenten vaak een bron zijn van inadequate regelgeving, die bovendien het aanzien van de overheid kan schaden. De meeste kans om in die valkuil terecht te komen is door een verkeerde reactie tijdens de eerste uren en dagen (bijvoorbeeld direct stevige maatregelen toezeggen zonder goede beoordeling van de situatie) en door de manier waarop het vervolg wordt georganiseerd. Het is van het grootste belang dat de overheid de getroffenen helpt, en tegelijk ruimte voor zichzelf schept om een goede structurele reactie te kunnen geven. Bij ongeval-lenonderzoek is het van belang om een scheiding aan te brengen tussen enerzijds feiten, lessen en beleidsopties, en anderzijds de schuld- en verantwoordelijkheidsvraag. Aanbevelingen van een onderzoekscommissie kunnen onmiddellijk een politieke lading krijgen, zeker als ze impliciet gebaseerd zijn op de veronderstelling dat ieder ongeluk voorkomen kan worden.2 Er zijn allerlei praktische handvatten.

Prof. Jonathan Wiener gaf een voorproefje van zijn nieuwe boek The Reality of Precaution. Daarin constateert hij dat de VS en de EU ongeveer evenveel doen aan risicobeheersing door middel van regels, alleen op verschillende onderwerpen. Hij stelde dat het publiek meestal niet zo bezorgd is over risico’s als de experts zijn, maar juist wel heftig reageert op ongewone risico’s.

De voornaamste uitdagingen voor risicobeleid zijn volgens hem:• risico’s verspreiden zich snel tussen netwerken en

over nationale grenzen;• risico brengt beleidsterreinen met elkaar in verbinding

als gevolg van het afwegen van voor- en nadelen van veiligheidsmaatregelen (risk-risk tradeoff );

• ideëen lenen en uitproberen op mondiale schaal.Wiener wees verder op het World Congress on Risk, dat in juli 2012 in Australië plaatsvindt.

De presentatie van prof. Panagiotis Karkatsoulis liet expliciet zien waarom betere regelgeving een relevant thema is voor het veiligheidsdomein. In 2007 werd Griekenland geteisterd door zware bosbranden, waar de overheid opvallend veel moeite mee had. De voornaamste oorzaak daarvan bleek de complexiteit van de regulering. Nadere analyse bracht aan het licht dat er maar liefst 29 verschillende wetten, ministeriële en presidentiële regelingen, en brandweervoorschriften zijn waarin iets wordt geregeld omtrent brandbestrijding. En alsof dat allemaal nog niet genoeg is, zijn de bevoegdheden verdeeld over elf verschillende autoriteiten met een navenant spinneweb aan procedures. Geheel in tegenstelling met deze verkalkte structuren ontwikkel-den vrijwillige blusacties zich spontaan volgens een eenvoudige logica, met zelfs betere resultaten dan de professionele werkwijze. De spreker concludeerde dan ook dat een overdaad aan regels schadelijk is voor de veiligheid, en dat formele regels flexibel genoeg moeten zijn om ruimte te laten aan informele regels die gestalte krijgen in de ‘echte’ wereld.

Een interessant punt uit de aansluitende discussie was dat risico’s vaker herzien zouden moeten worden. In Engeland bleek enkele jaren geleden uit analyse van inspectiebevindingen dat controle van de technische staat van een schip eigenlijk niet veel meer toevoegt aan

Aandachtspunten ambtelijke top voor de eerste uren en dagen (Simon Webb)

• Zoek uit wat er werkelijk gebeurd is (de eerste rapportages zijn bijna altijd onjuist).

• Besluit of het een echte crisis is. Zo ja, dan moet er (in het Britse systeem) binnen enkele uren een crisisteam worden samengesteld. Geef daarin ook ruimte aan een skepticus.

• Denk aan de bredere context en de gewenste strategische uitkomst wat betreft een

proportionele reactie op de feitelijke risico’s. • Geef de minister een bruikbare tekst waarmee hij niet in de verleiding komt om gevoelsmatig

een koers te bepalen zonder inzicht in de consequenties.

Het aanleren van dergelijke technieken is aan te bevelen, want onverwachte incidenten zetten de overheid onder steeds grotere druk.

2 Vgl. Hans de Bruijn, Een gemakkelijke waarheid. Waarom we niet leren van onderzoekscommissies, NSOB: 2007.3 Een gezamenlijke directie van Financiën en EZ die zich richt op betere regelgeving en minder regeldruk.

Page 26: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201026

4 Voor conclusies, presentaties en verslagen zie www.oecd.org/regreform/policyconference.5 Het begrip ‘Europa’ is hier breed op te vatten, want onder de 56 lidstaten bevinden zich inmiddels ook de VS, Canada en de

voormalige Sovjetlanden. Een belangrijk wapenfeit van de UNECE is de afspraak om de industriële uitstoot van lood drastisch te verminderen en om lood in benzine af te schaffen.

de veiligheid. Het grootste risico was inmiddels de factor vermoeidheid onder de bemanning, dus daarop is de inspectie zich toen gaan richten. Dat leverde meer effect op met veel minder mensen.

Parijse conclusiesDe Europese Commissie was een van de organisaties die erop wezen dat betere regelgeving vooral gebaat is bij (ex post) evaluatie van bestaande regels. Eigenlijk zou nieuw beleid altijd moeten beginnen met zo’n evaluatie van wat er al is. Dan weet je meteen of het wel zin heeft om nieuwe regels te maken. Die aanbeveling is ook moeiteloos toepasbaar op het veiligheidsbeleid. Het is ten slotte na een crisis of incident de onstuitbare gewoonte om nieuwe (veiligheids)regels in te voeren, doorgaans zonder eerst na te gaan wat de merites van de bestaande regels zijn en of nieuwe regels een verbetering zullen opleveren. Het lastige is dat de overheid niet staat te trappelen om te beoordelen hoe effectief haar beleid in werkelijkheid is. Pionierland Australië heeft toch manieren gevonden om daarmee om te gaan, en merkte daarbij dat doorlichting van bestaande regels veel meer beleidswinst oplevert dan verbeteringen van het regelgevingproces – de bestaande voorraad is ten slotte de grote ijsberg onder water. Ex post evaluatie sluit het gat in de beleidscyclus. Het is goed mogelijk om hiervoor gebruik te maken van bevindingen door inspecties en uitvoeringsorganisaties. Dat gaat natuurlijk pas werken als het beleidsdomein zich daarvoor open stelt.

De afsluiting was voor rekening van Jeroen Nijland. In het dagelijks leven is hij directeur van de Regiegroep Regeldruk3, en verder is hij voorzitter van de OECD Regulatory Policy Committee. Hij legde de nadruk op het sluiten van de beleidscyclus, het versterken van institutionele capaciteit, betere aansturing en duidelijker aantonen welke positieve gevolgen regelgeving heeft. Verder constateerde hij dat het beslist tijd is voor een reality check van de maatschappelijke gevolgen in de echte wereld, waarin burgers, ondernemers en politici zich bewegen. Hij zei het niet met zoveel woorden, maar dat daarbij de risico-regelreflex een rol speelt staat voor mij wel vast. Je kan nog zo’n mooi regulerings-proces inrichten met allerlei evaluaties en inschatting van effecten, maar na een incident verdwijnen alle genuanceerde overwegingen direct uit het raam en komt er gewoon weer een van-dik-hout-zaagt-men-planken maatregel. Daarom heb ik ervoor gepleit dat beleidsmakers de risico-regelreflex gaan beschouwen als een vast element in hun werk en ermee leren omgaan. Deze conferentie krijgt hoe dan ook een vervolg met een revisievoorstel voor de eerder genoemde Guiding Principles.4

UNECEDrie dagen na de bijeenkomst in Parijs begon in Genève een tweedaagse conferentie over risicobeheersing, ter gelegenheid van 40 jaar standaardiseringswerk binnen de United Nations Economic Commission for Europe (UNECE).5 Doel was bewustwording van de rol die standaarden spelen bij risicobeheersing, en goede praktijken bespreken die een breder fundament van risicobeoordeling kunnen geven aan standaarden, technische regels en toezicht. Er waren 26 regeringen vertegenwoordigd vanuit agentschappen en ministeries (meestal de equivalenten van EZ of SZW), aangevuld met intergouvernementele organisaties, ngo’s en bedrijven. De circa 80 deelnemers kwamen grotendeels uit de wereld van technische regulering, standaardisering en metrologie.

De panelsessieDe presentaties die me het meest aanspraken waren die van Simon Webb, Florentin Blanc en Gustavo Kuster. De laatste vertelde over het Braziliaanse nationale instituut voor metrologie, standaardisering en industriële kwaliteit (Inmetro). Dit agentschap stelt regels op en oefent toezicht uit (1800 fte, waarvan 150 technisch inspecteurs). Men hanteert daar tegenwoordig een regulatory impact assessment die goed helpt beoordelen of regels nodig zijn, wat de verwachte langjarige effecten en kosten zullen zijn (maatschappelijk en financieel) en wie de gevolgen

Internationale dimensie

Page 27: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

27Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

6 Zie www.unece.org/trade/wp6 en van daaruit de rechter kolom Events.

zullen ondervinden. In die aanpak was de hand te herkennen van Donald Macrae (voormalig DG bij het Britse Defra), die Inmetro inderdaad van advies heeft voorzien samen met de universiteit van Sao Paulo. De benadering van Macrae benadrukt dat opvattingen en maatregelen aangaande risico’s tot stand komen in een complexe interactie tussen veel risico-actoren.

De volgende spreker was Florentin Blanc. Hij vertegen-woordigde de International Finance Corporation van de Wereldbank, een andere internationale organisatie die toenemende aandacht geeft aan het risicothema. Hij wees erop dat de roep om strengere regels na een incident beantwoord zou moeten worden met een goede afweging van het type regel. Hij vergeleek de voors en tegens van selectieve regelgeving die een kosten/batenafweging maakt met regelgeving die risico’s geheel wil uitsluiten. Deze vergelijking heb ik hem wel eens scherper horen maken, maar er waren nogal wat deelnemers uit het voormalige Oostblok (vanouds liefhebber van het op papier uitbannen van ieder risico) en de VN staat tenslotte niet bekend om zijn polariserende kwaliteiten. De sessie had in totaal acht sprekers en werd omlijst met de films die geproduceerd waren voor de Dag van het Risico, voor de gelegenheid met Engelse ondertiteling en voice over. De eerste was de namaakreportage Killer Trees, over een veiligheidsmaatregel om bomen elke vijf jaar te laten onderzoeken op omwaaigevaar. De tweede film ging over VU-onderzoek waaruit blijkt dat burgers veel evenwichtiger reageren op brandgevaar in de metro dan de overheid en de media veronderstellen. Geneefse conclusiesDonald Macrae wees in zijn samenvatting op het punt van verantwoordelijkheid: de opstellers van technische regels kunnen in al hun deskundigheid toch fouten

maken die effect hebben op de samenleving. Een voorbeeld is het initiatief van de British Standards Institute om een keuring verplicht te stellen voor alle bomen in het land (inderdaad, de basis voor de film Killer Trees). Ook het vliegverbod ten tijde van de IJslandse aswolk was gebaseerd op een eenzijdige technische benadering zonder oog voor de neven-effecten. Macrae wordt voorzitter van de nieuwe UNECE Group of Experts. Die wordt ingesteld omdat risico-taxatie binnen het veld van standaardisering gebaat is bij een bredere beoordeling van effecten, en omdat regelgeving eenvoudiger en effectiever kan worden door een risicogebaseerde benadering. Technische regulering is bij uitstek een internationaal veld en heeft dus een context als deze nodig om verder te komen. Zie verder de website van UNECE.6

KortomDeze twee conferenties laten zien hoezeer het onder-werp ‘risico’ in de internationale belangstelling staat. De risico-invalshoek geeft een gemeenschappelijke noemer voor de zorgen en overtuigingen van enerzijds burgers, journalisten en politici en anderzijds deskundi-gen en beleidsmakers. Zo worden verbindingen mogelijk tussen actoren die ver van elkaar af staan maar die toch op elkaar in werken. De OESO-conferentie maakte duidelijk dat het veld van deregulering en betere regelgeving zo’n brug nodig vindt. Bij de UNECE bleek dat in ieder geval een aantal ontwerpers van technische standaarden zich aangesproken voelt door deze notie. Beide conferenties benadrukten het belang om politiek, media en burgers bij deze ontwikkelingen te betrekken. De grote opgave voor het vervolg wordt natuurlijk om de daad bij het woord te voegen.

Begin 2011 gaat het BZK-programma Risico’s en Verantwoordelijkheden van start, dat voortbouwt op de oogst van de Dag van het Risico. Het programma gaat onder meer een visie ontwikkelen op de rol van de overheid bij risico’s. Daarnaast is het doel om overheids-organisaties en bestuurders handvatten te bieden om anders te kunnen omgaan met de risico-regelreflex. Die reflex is overigens geen geïsoleerde actie van de overheid maar een gevolg van externe druk. Daarom zal het programma ook partijen buiten de overheid uitnodigen tot debat over hun aandeel in de overreactie op risico’s. En verder gaat het programma werken aan een risico-catalogus, waarmee uiteenlopende risico’s vergelijkbaar worden wat betreft hun objectieve omvang en de publieke perceptie.

Als deze aanpak u aanspreekt, nodig ik u van harte uit om contact op te nemen met [email protected]. Zie verder www.risicoregelreflex.nl.

Figuur 1: Risico-actoren (Risk and Regulation Advisory Council 2007)

Page 28: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

In Punjab, de zwaarst getroffen provincie, wonen tachtig miljoen inwoners waarvan er 8,5 miljoen direct getroffen zijn. De uitdagende missie voor het team was om in een week tijd het Eagle Crisismanagement Systeem in te richten voor het ‘Government of Punjab Relief and Crisis Management Department’. Ook werden gebruikers opgeleid zodat zij zelfstandig het systeem konden gebruiken. Alle benodigde soft-ware, diensten en overige kosten voor dit project zijn gedoneerd door de betrokken bedrijven.

De doelstelling van het project was drieledig:• Een systeem opzetten ter ondersteuning

van de directe hulpverlening;• Een systeem opzetten voor het in kaart

brengen en optimaal inzetten van hulpmiddelen (zoals tenten);

• Een basis leggen voor een ‘Early Warning System’ om dit soort rampen in de toekomst beter te kunnen voorspellen.

Eenmaal aangekomen in de provincie-hoofdstad Lahore, bleken alle omstandig-heden aanwezig om het functioneren van een ‘normaal’ IT systeem onmogelijk te

maken. Bijna tien keer per dag viel de stroom uit, waardoor vervolgens het netwerk niet beschikbaar was. Gegevens waren lastig te verkrijgen en al helemaal lastig te vergelijken. Verschillende hulp-organisaties hadden verschillende beelden van de werkelijkheid en werkten daardoor ‘langs elkaar’. Naast een centrale omgeving voor coördinatie, was ook informatie nodig voor gebruik in het veld. Informatie vanuit het veld was weer nodig om het beeld voor de overige hulporganisaties compleet te maken. Kortom; de ultieme test voor een netcentrisch Crisismanagement Systeem.

Op de achtergrond werkte vanuit Nederland een support team, dat onder andere installaties op afstand verzorgde. Hierdoor was het grootste deel van de Crisis-management Suite al operationeel na 2 dagen werk in Pakistan. De Command Center software (voor tekst en geografie) was snel geïmplementeerd en door via het support team in Nederland gebruik te maken van internetapplicaties was ook de webvariant Eagle Live snel ‘in de lucht’. Vanuit het rampgebied kwamen gedurende de week verschillende medewerkers met PC’s naar

Lahore om daarop Eagle te installeren en om meteen een opleiding te volgen.De vorm en de mate waarin gegevens beschikbaar waren bleef echter een uitdaging. Op zich zijn van Pakistan voldoende (geografische) gegevens beschikbaar, echter deze gegevens variëren enorm qua dekking, nauwkeurigheid en actualiteit. Twee teamleden zijn daarom letterlijk door Lahore gereden om bij verschillende instanties kaartlagen en andere datasets op te halen. Ook zijn vanuit een aantal Nederlandse bedrijven en instanties speciaal voor dit project veel gegevens over Pakistan beschikbaar gesteld.

Na een intensieve week was het systeem bruikbaar in het coördinatiecentrum en op een aantal plaatsen in het rampgebied. De gevolgen van de ramp en de werkzaam-heden voor de wederopbouw zullen echter nog jaren gaan duren. Dit project zal daar-door zeker een vervolg krijgen, bijvoorbeeld door NGO’s ook onderdeel te maken van het systeem. Al met al was dit voor zowel de software als de organisatie een belangrijke test, waarmee is bewezen dat netcentrisch werken werkt!

Noodhulp Pakistannetcentrisch gecoördineerd

Rene Voogt, Eagle (samenwerking ESRI Nederland en Geodan)

Internationale dimensie

In september 2010 vertrok een team van vier Nederlandse IT’ers van ESRI Nederland en Geodan naar de provincie Punjab in Pakistan. Aanleiding was het verzoek van de Prime Minister van deze provincie om in samenwerking met Microsoft een ondersteunend systeem op te zetten voor de bestrijding van de gevolgen van de watersnood en het herstel van de samenleving.

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201028

Page 29: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

29 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Handboek maakt internationale bijstand werkbaar

Bij inkomende internationale bijstand wordt gewerkt met een aantal specifi eke termen en begrippen:• Het Reception and Departure Centre

(RDC): de aankomst- en vertreklocatie. Dit is een verzamelplek waar de buiten-landse bijstandseenheden na aankomst en registratie hun eerste instructies ontvangen.

• Het On Site Operations and Coordination Centre (OSOCC): het OSOCC wordt doorgaans bij het LOCC ingericht en biedt ondersteuning aan het Nederlandse gezag bij de rampenbestrijding voor wat betreft de coördinatie van de inzet van de ontvangen buitenlandse bijstandseenheden.

• De Local Emergency and Management Authority (LEMA): dit is de internationale term voor de (lokale) autoriteit belast met de overall regie, coördinatie en aansturing van de rampenbestrijdingsor-ganisatie. Ligt in het Nederlandse systeem de regie bij de veiligheidsregio dan wordt het LEMA bij de veiligheidsre-gio ingericht, ligt de regie op nationale niveau dan bij de bevoegde nationale autoriteit.

• De On-Site-Commander (OSC): dit is de internationale term voor degene die op de plaats van het incident over de

ingezett e internationale bijstand de leiding heeft .

• De Base of Operations (BoO): het basiskamp voor de buitenlandse bijstandseenheden. Dit is het basiskamp waar de buitenlandse eenheden hun manschappen en materieel hebben verzameld en van waaruit zij vertrekken naar de locatie waar ze ingezet worden.

Deze internationale structuur versterkt de nationale rampenbestrijdingsstructuur, maar neemt geen verantwoordelijkheden en bevoegdheden over. De internationale bijstand is ondersteunend aan het lokaal gezag. Het nationale systeem blijft dus te allen tijde leidend.

In het Handboek hebben we er naar gestreefd tot een zo generiek mogelijk schema om de internationale bijstand aan te vragen te komen. Alles begint met een incident op lokaal niveau wat op een gegeven moment uit kan lopen op een crisis of ramp van meer dan lokale betekenis. Dan begint het inschatt en van de behoeft e door achtereenvolgens de veiligheidsregio, het LOCC en het NCC. Op het moment dat duidelijk is dat internatio-nale bijstand gewenst is treedt de minister van Veiligheid en Justitie in overleg met de

minister van Buitenlandse Zaken. Het NCC vraagt vervolgens namens de minister van Veiligheid en Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken de gewenste internatio-nale bijstand aan bij de EU, de NAVO, de VN, of (veelal op basis van bilaterale verdragen en afspraken) bij buurlanden als Duitsland en België.

Het Handboek Bijstand is tot en met deel 3 gereed en te raadplegen via www.hetlocc.nl. Het vierde deel van het Handboek (bijstand aan het Caribisch deel van het Koninkrijk) is nog in ontwikkeling.

Peter Goudsmits en Andries Boneschansker, resp. senior coördinator Advies en beleidsmedewerker, Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC)

Het LOCC zorgt voor een afgestemde eff ectieve en effi ciënte inzet van mensen en middelen van hulpdiensten (brandweer, GHOR, politie), gemeenten en andere organisaties (w.o. Defensie) in geval van crises, rampen, grootschalige incidenten en evenementen. Het LOCC is tevens belast met de coördinatie van internationale bijstandsverlening en heeft , in nauwe samenwerking en afstemming met het Nationaal Crisiscentrum (NCC), betrokken ministeries en organisaties, in de afgelopen jaren het Handboek Bijstand samengesteld.

Handboek bijstand

Handboek bijstand

Page 30: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201030

Internationale dimensie

In het project willen we drie programma’s ontwikkelen met de opbouw Opleiden-Trainen-Oefenen. Deze opbouw wordt in Nederland steeds meer als standaard doorgevoerd. Maar in Europees verband is dit een vernieuwende aanpak.

Doel van het project is het opstellen van drie internationale ‘ETE-Programmes’(de letters ETE staan voor Education, Training, Exercise.) Drie programma’s (tunnels, metro-stations en ondergrondse parkeergarages) met richtlijnen voor hulpverleningsinstanties. De programma’s worden in samenspraak met Europese experts opgesteld, vervolgens aan hulp-verleningsinstanties en operators van ondergrondse faciliteiten onderwezen en uiteindelijk in de praktijk geoefend.

Binnen dit project werkt de provincie Zeeland samen met de brandweer van Gent , Kent en Madrid, STUVA e.V. (Duitsland), Amberg Infrastructuras S.A. (Spanje),The General Inspectorate for Emergencies Situations (Roemenië), het Nederlands Instituut voor Fysieke Veiligheid, N.V. Westerscheldetunnel, Rijkswaterstaat, Q-Park, Nedmobiel, Falck-AVD en Veilig-heidsregio Zeeland.

Falck-AVD coördineert het opstellen van de ETE-programma’s en het NIFV ontwikkelt een virtual reality programma voor trainingen in tunnels, metro-stations en parkeerkelders.

Elk ETE-programma wordt geleid door een andere partner:- Wegtunnel wordt geleid door de

Westerscheldetunnel;- Parkeerkelder wordt geleid door de

Brandweer Gent;- Metrostation wordt geleid door het

Duitse onderzoeksinstituut STUVA.

We hebben ervaren dat de multidisciplinaire benadering, die wij in Nederland al jaren kennen op het gebied van de rampenbestrij-ding, in Europa nog vrij onbekend is. In ons land is op initiatief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Centre of Excellence on National Safety and Security (CENS2) een aanzet gegeven om nog meer en beter multi-disciplinair voor te bereiden op incidenten.

Bij ondergrondse infra gaat het om een samenspel tussen operators van bij voorbeeld een tunnel, hulpdiensten en bestuurlijke overheden. Scenario’s die ook in ons land nog nauwelijks zijn uitgewerkt, en waar het project Up Safety een waarde-volle bijdrage kan leveren.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft destijds de projectaanvraag voor Up Safety aanbevolen bij de Europese Commissie.

Het project loopt tot 1 oktober 2011. Zie voor meer informatie www.upsafety.eu

Up Safety Europees project Ondergrondse veiligheid

Ron de Meyer, projectleider provincie Zeeland

Vanwege de toenemende druk op de bovengrondse infrastructuur wordt steeds vaker gebruik gemaakt van de ondergrondse structuur. Te denken valt aan ondergrondse parkeergarages, metrostations en tunnels. Om de samenwerking tussen de verschillende hulpverlenings-instanties zoals politie, brandweer en medische hulpverlening te verbeteren, is eind 2009 een nieuw project binnen het Europese subsidieprogramma Civil Protection opgestart onder de naam Up (Underground Programmes) Safety. Initiatiefnemer is de Provincie Zeeland, waar de langste verkeerstunnel van Nederland onder de Westerschelde ligt.

Page 31: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 31

31Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 31Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Onder leiding van de Veiligheidsregio Haaglanden is vanaf 1 januari 2010 gewerkt aan het ontwikkelen van een reddingseen-heid die bij overstromingen internationaal op kan treden. Het Water Search and Rescue Team is inmiddels opgericht, geoefend en staat vanaf 1 november paraat. Het Water Search and Rescue Team is tot stand gekomen binnen een internationaal samenwerkingsverband met Brandweer Ostrava en Brandweer Merseyside.

Water Search and Rescue TeamHet Water Search and Rescue Team bestaat uit 35 personen, waarvan 24 reddingswerkers die met 6 boten en drie reddingsvlotten

optreden. Deze reddingseenheid kan met dit materiaal in één keer 50 personen vervoeren naar een veilige plaats. Het team is ontwikkeld om binnen 24 uur na alarmering in een rampgebied inzetbaar te zijn om vervolgens 10 dagen volledig selfsupporting in een rampgebied te kunnen optreden. De Nederlandse reddingswerkers zijn afkomstig van politie, brandweer, ambulancedienst en reddings-brigade en zijn allen ervaren in het optreden als hulpverlener op het water.

Europese subsidieHet Civil Protection Mechanism van de Europese Unie verstrekt subsidie voor

projecten die leiden tot het vergroten van de internationaal inzetbare capaciteiten bij rampen. Op het gebied van hulpverlening bij overstromingen was de huidige capaciteit beperkt. Het project WaterSave - waarbinnen het Water Search and Rescue Team is opgericht – werkt met subsidiegel-den van de EU. Dit project loopt voor de duur van twee jaar, hierna zal een evaluatie plaatsvinden. Doel van het project is om door middel van het werken met een gezamenlijk team, het gezamenlijk trainen en het opstellen van procedures een standaard te ontwikkelen voor het inter-nationale optreden bij overstromingen. Een standaard die er, in tegenstelling tot bij voorbeeld het optreden bij aardbevingen, nog niet is.

Oefenweek in Nederland Het Water Search and Rescue Team heeft driemaal gezamenlijk geoefend, In juni in Tsjechië en in september in Engeland daar stond met name het optreden op het water centraal. In november is tijdens een oefening in Nederland het team als geheel onder rampomstandigheden getest.

Voor meer informatie over het team zie www.watersave.nl

WaterSave.EU

Peter Glerum, projectmanager WaterSave, Veiligheidsregio Haaglanden (VRH)

De Veiligheidsregio Haaglanden beschikt vanaf nu samen met Brandweer Merseyside (Liverpool, UK) en Brandweer Ostrava (Tsjechië) over WaterSave.EU, een internationaal inzetbaar team – Water Search and Rescue Team - voor het optreden bij overstromingen. Deze reddingseenheid kan bij overstromingen optreden om mensen te redden, te evacueren en of te voorzien van levensreddende hulp.

Page 32: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201032

Cyber Storm III @ NL - ICT verstoringen zijn niet alleen

Wat doet de overheid in zo’n situatie? Hoe acteert zij en kan zij ingrijpen? Dat heeft Nederland, samen met twaalf andere landen, eind september geoefend in een tweedaagse grootschalige ICT-oefening, genaamd Cyber Storm III.Het belangrijkste resultaat van de oefening is voor het startsein al grotendeels behaald: bewustwording dat onze samenleving in toenemende mate afhankelijk is van ICT en we ons goed moeten voorbereiden op toekomstige verstoringen.

Drie oefeningen in éénCyberstorm is geïnitieerd vanuit het Department of Homeland Security in de Verenigde Staten. Het is na 2006 en 2008 de derde keer dat de Amerikanen grootschalig oefenden met een ICT aanval. Het ministerie van BZK (DG-Veiligheid en GOVCERT.NL) en het ministerie van Economische Zaken (DG Energie en Telecom) hebben van deze gelegenheid gebruik gemaakt door, aansluitend op de internationale oefening, een nationale oefening te organiseren. Zo kon naast de internationale samenwerking, ook de nationale interdepartementale crisisbeheersing beoefend worden. Een ICT crisis houdt zich immers niet aan landsgrenzen of beleidsdomeinen.In Nederland is op drie niveaus geoefend:

Internationaal IWWN - Cyber Storm IIIhet beoefenen van de internationale samenwerking met als doel verbetering van incidentafhandeling. Deelnemers komen uit het International Watch and

Warning Network (IWWN). Dit netwerk, tijdens Cyberstorm III voor het eerst grootschalig beoefend, bestaat uit de ‘Overheid-Computer Emergency Respons Team (CERTs), politie en beleidsdirecties van 15 landen. Het richt zich op betere informatiedeling om groot-schalige ICT-verstoringen te voorkomen en bestrijden.

Nationaal Cyberstorm.NLHet oefenen hoe om te gaan met nationale politieke-bestuurlijke dilemma’s bij grootschalige ICT aanvallen. Doel is bewustwording en het beoefenen van de bestaande plannen en procedures binnen de nationale crisisbeheersing. Bijna elk ministerie heeft meegespeeld. Departementale crisisbeleidsadviseurs zijn uitgedaagd om zowel op hun eigen beleidsterrein, als binnen het interdepartementale Adviesteam, aan de slag te gaan met de dilemma’s en handelingsperspectieven op dit thema. De resultaten zijn vervolgens op het hoogste ambtelijke crisisoverleg, de zogeheten Inter-departementale Commissie Crisisbeheersing (ICCB), behandeld. Daar zijn de verantwoordelijke DG’s geconfronteerd met het thema ICT-verstoring en de dilemma’s voor advies- en besluitvorming.

ICT Response Board (IRB)Het toetsen van een nieuw concept gericht op betere publiekprivate samenwerking (PPS) bij grootschalige ICT-verstoringen. Het doel van IRB is betere advisering en respons bij ICT crises. Deelnemers zijn overheids-partijen en private partijen (o.a. GOVCERT.NL, NCTb, KLPD, telecom-aanbieders, energieleveranciers,

virtueel!Claartje Brons, Nationaal Crisiscentrum, Douwe Leguit, Govcert.NL, Hans Oude Alink, ministerie van Economische Zaken, Marijke Stokkel, Govcert.NL

“Een cyberworm heeft wereldwijd miljoenen computers besmet. Aanvankelijk is onduidelijk wat de cyberaanval precies inhoudt, maar al snel blijkt dat overheidsorganisaties doelwit zijn. Politiek gevoelige dossiers worden op sociale media gepubliceerd. Verkeerssignaleringssystemen vallen uit en er ontstaan lange files. De voorradenregistraties van benzinestations, intensieve veehouderijen en supermarkten lopen vast. De media schreeuwen moord en brand. Er ontstaat maatschappelijke onrust, mobiele netwerken raken overbezet, mensen gaan de straat op…”

Page 33: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 33

banken). Vanwege het korte bestaan is het beoefenen van de IRB in de oefening beperkt gehouden. VoorbereidingDe voorbereiding van de oefening was een interessante, maar ook pittige klus. Het was lang niet altijd eenvoudig om deelnemers te overtuigen van nut en noodzaak om

deel te nemen. ‘Onze systemen kunnen los draaien van het internet en zijn gescheiden, dus er is geen probleem bij een ICT-verstoring’, was een veelgehoorde reactie. Een interpretatie die vaak niet meer aansluit bij de werkelijke dreigingen van dit moment. De recente media-aandacht voor ICT-incidenten (zoals bij voorbeeld Stuxnet), presentaties en hackdemo’s door GOVCERT.NL (die aantonen hoe gemakkelijk je een computer kunt overnemen) en diverse voor-oefeningen hebben bijgedragen aan toenemende bewustwording op dit gebied.

Voor de oefening zelf hebben we met alle deelnemers een realistisch scenario opgesteld, dat nauw aansloot bij het internationale scenario. Voor elk deelnemend ministerie is dit uitgewerkt in deelscenario’s. Het opstellen van de scenario’s vereist kennis van kwets-baarheden en inzicht in de afhankelijkheden van de ICT systemen van de deelnemende ministeries, welke niet altijd voorhanden is. Techniek en beleid zijn binnen de departementen veelal niet optimaal op elkaar aan-gesloten, waardoor het totaaloverzicht vaak ontbreekt. Met ministeries hebben we een begin gemaakt in het inventariseren van kwetsbaarheden en afhankelijk-heden. Deze opgedane kennis kunnen ministeries gebruiken voor de invulling van de departementale continuïteitsplannen op het gebied van ICT uitval.

3, 2, 1 => Showtime! Woensdag 29 september 2010; 09:30; showtime! Terwijl de oostkust van Amerika nog op één oor ligt,

start de internationale IWWN oefenleiding vanuit Nederland de internationale Cyber Storm III oefening. Het streven is om around the globe te oefenen met het aanpakken van ICT crises over de tijdzones heen.Voor Nederland nemen op deze eerste dag GOVCERT.NL, KLPD, het ministerie van EZ en het Nationaal Crisiscentrum deel. Een van de dilemma’s voor de internationale samenwerking is hoe je deze organiseert, zonder dat je elkaar voor de voeten loopt of ongewild passeert. Al snel blijkt dat verschillende interpretaties en duiding van de gebeurtenissen internationaal tot verschillende acties leidt. Op de tweede dag start ook de nationale oefening en de ICT Response Board. Er is een simultane aftrap met een startjournaal, waarin de reguliere files en het natte weer de meeste aandacht krijgen. In de loop van de ochtend stapelen de incidenten zich echter snel op. Aan het begin van de middag komt het Adviesteam bij elkaar om tot een overzicht te komen en de dilemma’s te inventa-riseren. Het Adviesteam besluit tot het bijeenroepen van de ICCB, wat later in de middag gebeurt. Daarmee wordt deze oefendag ook afgesloten en verzamelt iedereen zich voor een eerste gezamenlijke evaluatie van de dag.

LeerpuntenWat kunnen we concluderen na twaalf maanden voorbereiding en twee dagen vol oefenen? Allereerst, om met de woorden van DG Veiligheid Dick Schoof te spreken: ‘de oefening van vandaag was er een met een buitengewoon lastig scenario. Het betrof geen klassiek crisisscenario, maar een nieuwe, complexe, grensover-schrijdende dreiging.’ Ten tweede: dat het belangrijk is om door te gaan met het professionaliseren van de nationale crisisbeheersing, in het bijzonder op het gebied van ICT-dreigingen en verstoringen. Het is wenselijk dat de verantwoordelijk-heden van betrokken partijen tijdens een ICT-crisis beter worden vastgelegd. En dat scenario’s worden ontwikkeld, met daarin uitgewerkt het handelings-perspectief van de overheid bij een ICT crisis op korte, middellange en lange termijn. Regelmatig trainen en oefenen van de spelers in de crisisbeheersing helpt daarbij om rollen en verantwoordelijkheden scherp te krijgen. En tot slot, reeds genoemd in de introductie: door Cyberstorm III ontstond bij de deelnemende organisaties een toenemende bewustwording van de kwetsbaarheden en afhankelijkheden van ICT.

Kortom, nu al een leerzame en succesvolle oefening. Met de eigen lessen en straks ook de officiële evaluatie van Cyber Storm III in de hand, een uitstekende opbrengst om mee aan de slag te gaan in het opzetten van een nationaal ICT crisisplan, een nationale cybersecurity strategie, trainingen en… wellicht een Cyber Storm IV.

Cyber Storm III @ NL - ICT verstoringen zijn niet alleen

Page 34: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201034

Op basis van het regeerakkoord werkt het nieuwe kabinet aan een integrale aanpak op het terrein van cybersecurity. Het eerste Nationale Trendrapport is een bouwsteen voor die integrale aanpak. Het Trendrapport constateert dat het tijd is voor verregaande samenwerking van publieke en private partijen, om de digitale veiligheid te vergroten en cybercriminaliteit gericht aan te kunnen pakken. Het eerste Nationale Trendrapport is tot stand gekomen onder regie van GOVCERT.NL, het Computer Emergency Response Team van de Nederlandse overheid.

Het rapport onderscheidt een aantal hoofdtrends, die een bedreiging vormen voor een open en vrij internet en de nationale veiligheid. Alle trends samen wijzen erop, dat digitale onveiligheid en digitale criminaliteit in alle verschijningsvormen niet meer weg te denken zijn uit onze informatiemaatschappij. Internet en digitaal verkeer zijn immers van cruciaal belang voor onze samenleving: we worden er steeds afh ankelijker van. Veilig internet en een betrouwbare ICT omgeving zijn de randvoorwaarden voor een kenniseconomie als Nederland.

HoofdtrendsCybercriminaliteit wordt geavanceerder en gerichterHightech cybercriminaliteit is zeer aantrekkelijk. Het kan namelijk met een beperkte investering snel winstgevend zijn, terwijl de pakkans laag is. Hightech cybercriminelen lopen voorop in het verbeteren van aanvalsmethoden om hun aanvallen minder zichtbaar en gerichter te maken. Cybercriminelen zijn goed georganiseerd en hebben specialisaties die zij als dienstverlening aanbieden.

Zij voeren hun aanvallen uit in tijdelijke samenwerkings-verbanden die zij op internetfora aangaan.

Dreiging digitale spionage neemt toeDigitale spionage vormt een onderdeel van voor Nederland ongewenste activiteiten vanuit het buitenland. Het wordt ingezet voor het verkrijgen van gevoelige informatie op economisch, politiek en militair terrein. Dankzij het internet is het veel eenvoudiger geworden om op afstand snel grote hoeveelheden data te ontvreemden en kunnen inlichtingendiensten of concurrerende bedrijven gevoelige informatie gericht uit een organisatie halen. Dit wordt bevorderd doordat het risicobewustzijn van spionage vaak laag is.

Illegaal gebruik internet om politieke redenen vooral gericht op bedreiging, defacements en propagandaHet zijn vooral activiteiten met beperkte maatschappelijke impact die illegaal en om politieke redenen worden uitgevoerd. Zij beperken zich tot op heden vooral tot activistische uitingen. De voornaamste ontwikkeling is een toename van bedreigingen via internet, defacements van websites en uitingen van propaganda.

Burgers, overheid en bedrijven blijven kwetsbaar voor digitaal misbruikHet afgelopen jaar is weer een groot aantal nieuwe kwetsbaarheden in soft ware ontdekt, hoewel de groei ten opzichte van de voorgaande jaren gestabiliseerd is. Deze soft warelekken maken zowel overheden als bedrijven en burgers kwetsbaar voor aanvallen van cybercriminelen.

Veilig internet

van cruciaal belang voor samenleving en economie

Jolanda Haak en Ton Slewe, GOVCERT.NL

Eerste Nationale Trendrapport Cybercrime en Digitale Veiligheid

Half november is, tijdens het GOVCERT.NL symposium, het eerste Nationale Trendrapport Cybercrime en Digitale Veiligheid aangeboden aan het ministerie van Veiligheid en Justitie. Voor het eerst hebben AIVD, GOVCERT.NL, KLPD, MIVD, NCTb en OPTA een gezamenlijk, strategisch beeld neergezet van cybercrime en digitale veiligheid. Ook experts uit wetenschap en bedrijfsleven zijn betrokken bij het samenstellen van dit rapport.

Page 35: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 35

Het gebruik van mobiele apparatuur is sterk gegroeid en introduceert extra risico’s, onder andere omdat deze apparatuur vaak voor zowel privé- als zakelijke doel-einden wordt gebruikt. Organisaties passen best practices voor informatiebeveiliging niet altijd toe. Computergebruikers zijn zich niet altijd voldoende bewust van de risico’s van ICT en internet.

Privacy staat meer onder drukZowel overheid als bedrijfsleven registreren veel persoons- gegevens, die zij niet altijd adequaat beschermen. De privacy van burgers staat ook onder druk doordat zij vrijwillig, in bijvoorbeeld sociale netwerken, veel persoonlijke informatie delen zonder daarvan in alle gevallen de consequenties te overzien.

Beveiliging ICT lastiger door uitbesteding en cloudcomputingUitbesteding van ICT en het gebruik van cloudcomputing in het bijzonder nemen verder toe. Dit heeft effecten op de risico’s die een organisatie loopt. Bedrijfs-informatie beperkt zich in dergelijke situaties namelijk niet langer tot het eigen bedrijfsnetwerk. Dit leidt vaak tot verminderde controle op de locatie van systemen en gegevens en minder zicht op wat er met de eigen bedrijfsinformatie gebeurt.

Procesautomatisering loopt meer risicoSystemen in de procesautomatisering, vaak gebruikt in vitale sectoren, lopen momenteel meer risico dan voorheen. Dit komt door een toename van het aantal externe koppelingen, een gebrek aan ingebouw-de beveiliging en het traag updaten van systemen. Daarnaast groeit het gebruik van standaard ICT-componenten waarmee ook de problemen van standaard ICT bij procesautomatisering geïntroduceerd worden.

Burgers en bedrijfsleven vinden ICT veilig genoeg om te gebruikenHet vertrouwen dat Nederlandse burgers en bedrijven hebben in de veiligheid van ICT en internet in het bijzonder is hoog in vergelijking met andere landen. Burgers zijn naar eigen beleving voldoende voorgelicht en toegerust om veilig gebruik te kunnen maken van internet.

Veel initiatieven voor ICT-veiligheid, maar coördinatie blijft aandachtspuntBurgers, bedrijfsleven en overheid hebben elk een eigen rol te vervullen bij het behoud van veiligheid op internet. De overheid neemt in toenemende mate (beleids)maatregelen waarvan de reikwijdte tegelijkertijd breder wordt. In het eerste decennium van deze eeuw ging het vooral om bescherming van vitale sectoren en bestrijding van cybercrime in enge zin, maar inmiddels staan ook cyberwarfare en een integrale cybersecurity strategie op de politieke agenda. Daarbij vereist het grens-overschrijdende karakter een goede internationale samenwerking. Overheidsbrede coördinatie over alle eigen initiatieven en maatregelen, maar ook coördinatie met bedrijfsleven, blijft een aandachtspunt.

Cyberspace in opkomst als vijfde domein van de krijgsmachtCyberspace krijgt veel aandacht als vijfde domein voor militaire operaties, naast land, zee, lucht en de ruimte. Een groeiend aantal landen bouwt offensieve cyber-capaciteiten op of defensieve capaciteiten met een offensief karakter. De doelwitten zijn zowel militair als civiel. Het achterliggende doel is met zo min mogelijk fysieke middelen zo snel mogelijk een tegenstander op de knieën te krijgen. Er zijn incidenten bekend waarbij militaire cyberaanvallen een rol speelden.

Deze trends geven een gevarieerd beeld weer over de uitdagingen en ontwikkelingen binnen het domein cybercrime en digitale veiligheid, waardoor zij eveneens een weerspiegeling vormen van de veelzijdigheid van het onderwerp.

Het rapport is te downloaden op www.govcert.nl/trends

Veilig internet

van cruciaal belang voor samenleving en economie

Jolanda Haak en Ton Slewe, GOVCERT.NL

Page 36: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201036

1 AIVD, Jaarverslag 2009; GovCert, Jaarverslag 2009; Govcert, Trendrapport 2009: Cybercrime in trends en cijfers; KLPD, Dienst Nationale Recherche, 2009.

2 Nationaal Trendrapport Cybercrime en Digitale Veiligheid 2010, november 2010. 3 Zie Denktank Nationale Veiligheid, ICT-kwetsbaarheid en Nationale Veiligheid, Den Haag, november 2010.

KwetsbaarheidDe invulling van de Nederlandse cyber security strategie

Michel Rademaker MTL, plv. directeur HCSS en secretaris Denktank Nationale Veiligheiddrs. Erik Frinking, programmadirecteur Nationale Veiligheid en Inlichtingen, HCSS

Het Nationaal Trendrapport Cybercrime en Digitale Veiligheid 2010 dat onlangs is uitgebracht heeft trends op het gebied van cybercrime en digitale veiligheid gebun-deld en geconstateerd dat de technische aanvalsmetho-den zich nog steeds doorontwikkelen.2

De Denktank Nationale Veiligheid heeft in 2010 de ICT-kwetsbaarheid geanalyseerd, de relevantie voor de Nationale Veiligheid bekeken, en beleidsknelpunten, de beleidsimplicaties en handelingsperspectieven voor een strategie beschreven.3

DreigingsanalyseDigitale aanvallen en verstoringen zijn niet nieuw. Een traditioneel voorbeeld van een van de eerste “hacking” incidenten betreft de vernietiging van een geponste aandrijving van een geautomatiseerde weefmachine in Frankrijk in 1820. Recenter begon Kevin Mitnick in de jaren 80 computersystemen van Motorola, NEC, Nokia, Sun Microsystems and Fujitsu Siemens te hacken. De groei van het gebruik, het nut en de afh ankelijkheid van internet en ICT is evident. Chips in bankpassen, medische en huishoudelijke apparatuur en ICT in vervoersmiddelen maken ook deel uit van het ICT-domein, net zoals auto’s die communiceren met de buitenwereld Ook de activiteiten op sociale netwerken en het gebruik van online diensten worden steeds intensiever.

Een beperkt deel van deze ICT-systemen is verbonden met internet, maar in toenemende mate komen dezeICT-systemen ‘online’. De ontwikkelingen gaan snel en

wdaarmee de kwetsbaarheid voor misbruik en uitval. Met het groeiend aantal digitale economische transacties en afh ankelijkheden nemen de criminele digitale activiteiten al jaren toe. De omvang, professionaliteit, het technische vernuft en de eff ecten van de aanvallen nemen steeds grotere vormen aan. Daarnaast laat de aanval op Google begin 2010 de mogelijke betrokkenheid van statelijke actoren zien. De conclusie van verschillende dreigingsa-nalyses is dat de omvang van de risico’s lijkt toe te nemen, terwijl tegelijkertijd de oorsprong van de dreiging steeds diff user en moeilijker te traceren wordt.

Relevantie voor Nationale VeiligheidTegenwoordig worden volledige systemen van bedrijven besmet. Ook landen als geheel krijgen steeds meer te

Elektronische aanvallen en digitale spionage vinden steeds vaker plaats. Ook in Nederland.1 “De AIVD heeft meerdere gerichte en specifi eke digitale aanvallen vanuit verschillende landen waargenomen. Vooral overheidssectoren en het bedrijfsleven zijn doelwit van digitale spionage”, schrijft de AIVD in het jaarverslag van 2009.

Figuur 1 Groei van verschillende ICT toepassingen (bron: ITU)

Global ITC developments, 1998-2009 (per 100 inhabitants)

Mobile cellular telephone subsriptionsInternetusersFixed telephone linesMobile broadband subscriptionsFixed broadband subscriptions

Page 37: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 37

4 Command, Control, Communications, Computers, Intelligence, Surveillance and Reconnaissance. 5 NICC - Process Control Security in het Informatieknooppunt Cybercrime, 27.6 APACS, Fraud, The Facts 2009, 2009, 8.

maken met aspecten van ICT-kwetsbaarheden. De vraag staat of hier sprake is van een nationaal veiligheidsvraag-stuk. Kijken we naar de vitale belangen zoals die in de Strategie Nationale Veiligheid zijn gedefinieerd, dan kunnen we voor bijna alle belangen duidelijke voorbeelden geven.

Territoriale en Fysieke Veiligheid: Digitale aanvallen kunnen Nederlandse militaire (C4ISR) processen verstoren.4 Daarnaast kunnen levens verloren gaan en gewonden vallen als vitale infrastructuur, zoals elektrici-teitsvoorziening, wordt getroffen. Hierbij is er mogelijk sprake van aantasting van de integriteit van een geheel land en het gebrek aan vermogen om hier tegen op te treden. Tijdens de Russische inval werden elektronische communicatiemiddelen van de Georgische overheid lamgelegd, waardoor die zowel binnen de overheid als naar de burgers toe nauwelijks meer over de ontwikkelingen kon berichten.

Fysieke en Economische Veiligheid: Digitale kwetsbaar-heid van bijvoorbeeld procescontrolesystemen (PCS) van de vitale infrastructuur heeft consequenties voor de veiligheid van burgers. Het is mogelijk om PCS van buitenaf te manipuleren waardoor zij buiten werking worden gesteld of worden verstoord. In een Europese bankinstelling manipuleerde een hacker in het gebouw-beheersysteem de airconditioning waardoor de servers door oververhitting buiten werking werden gesteld.5 Hierbij wordt ‘cyberspace’ zowel middel als doelwit.

Economische Veiligheid: De economische impact van digitale aanvallen of systeemfalen ontstaat vooral door verstoring van bedrijfsprocessen en de daarbij veroor-zaakte financiële schade en de oplopende kosten van bestrijding en herstel. Naar mate meer economische activiteiten gebruik maken van ICT-systemen, is de verwachting dat de absolute schade zal toenemen. Of dit per definitie leidt tot een relatief groter aandeel van de schade in verhouding tot de opbrengsten, is echter de vraag. Zo meldde het Britse APACS namelijk dat financieel verlies door ‘card-not-present’ fraude (veelal ongeautoriseerde aankopen via internet, telefoon en mail order met gestolen creditcard informatie) van 2000 tot 2008 steeg met 350%, maar dat de totale waarde van aankopen door middel van online winkelen met 1077% steeg.6

Sociale en Politieke Stabiliteit: Een mogelijk effect van digitale kwetsbaarheid is de aantasting van de sociale en politieke stabiliteit. Het wegvallen van ICT-diensten kan bij langdurige uitval of ernstige verstoring het dagelijks

leven ernstig ontwrichten. Naar mate de afhankelijkheid van ICT verder toeneemt en de alternatieve middelen steeds minder voorhanden zijn, wordt de maatschappij steeds kwetsbaarder. Als daarboven ook de zelfredzaam-heid onvoldoende is ontwikkeld, kan een situatie ontstaan waarin maatschappelijke ontwrichting een kans maakt.Conclusie is dat maatschappelijke ontwrichting mogelijk is en dat cyber security inderdaad een vraagstuk voor de nationale veiligheid kan worden.

Hoe beleidsmatig te reageren?In Nederland staat het onderwerp ICT-kwetsbaarheid al geruime tijd op de politieke en bestuurlijke agenda. Zo presenteerde de overheid al in 2001 de nota Kwetsbaarheid op Internet (KWINT). Er is sindsdien veel gebeurd.De activiteiten bouwen echter niet altijd op elkaar voort of worden verkokerd opgepakt. Dit heeft ervoor gezorgd dat coherentie en overzicht van strategisch beleid tot nu toe hebben ontbroken, ondanks regelmatig overleg op interdepartementaal niveau.

Ook internationaal gezien is ICT-kwetsbaarheid een beleidsprioriteit geworden. Verschillende landen zoals de Verenigde Staten, Canada en het Verenigd Koninkrijk hebben een cyber security strategie uitgebracht. Deze landen zien het als onderdeel van hun nationale veiligheidsstrategie, waarmee in elk geval symbolisch de importantie van het onderwerp wordt aangegeven. De opvolging die aan deze strategieën wordt gegeven is echter niet altijd even concreet. Frankrijk daarentegen geeft minder zichtbaarheid aan zijn beleidsopvolging rondom ICT-kwetsbaarheid, terwijl dit land het onder-werp zeer breed beschouwt.

CyberEspionage

Cyber‘Amatourism’

CyberWarfare

States

N/liklihood

Risk in Cyberspace

Low

Graph is based in public data and merely serves as an indicator

High

Impact on national security

Organisations

IndividualsCyber‘Activism’

CyberCrime

CyberTerrorism

Figuur 2 Inschatting risico’s in cyberspace (Bron HCSS, ter voorbereiding van WCIT 2010, Amsterdam)

Page 38: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201038

Waar Nederland nog geen geformaliseerde strategische benadering voor cybersecurity heeft ontwikkeld, zijn diverse elementen rondom ICT-kwetsbaarheid al wel onder de paraplu van nationale veiligheid aan ontwikkeld. Het lijkt er in 2010 op dat Nederland ook een verdere strategische ontwikkeling doormaakt die vergelijkbaar is met de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, zonder dat de inhoudelijke overeenstemming compleet is.

Elementen voor een nationale cybersecurity strategieDe verwachting is dat de ontwikkeling van de Nederlandse strategie binnenkort wordt afgerond. De denktank heeft de aandacht gelegd op een aantal aspecten die in de strategie zouden moeten worden behandeld.

Maak de reikwijdte van de strategie helderEen heldere indeling van het cyberdomein in dreigingen ((systeem)falen, rampen, moedwillige activiteiten) en maatregelen (bewustzijn, inlichtingen, safety, security, defensief, offensief ) is nodig. Zo is het argument dat cybercrime niet direct een bedreiging is voor de nationale veiligheid wellicht valide, maar is de verbinding van cybercriminaliteit met andere bedreigingen, zoals cyber warfare, wel degelijk te maken. Een holistische en adaptieve benadering van cybersecurity is daarmee te prefereren. De strategie moet daarmee vooral kader-stellend zijn; het gaat immers om een omvangrijk, deels onbekend en jong terrein.

Bepaal de afstemmingsmechanismen en verantwoordelijkhedenDe denktank is van mening dat, gezien de fragmentatie en het onoverzichtelijke domein, een actieve én centrale regie op zijn plaats is. De coördinatie en regiefunctie rondom de bestrijding van de ICT-kwetsbaarheid is in Nederland nog onvoldoende ontwikkeld, zowel ten aanzien van beleid rondom preventie als respons. Hiervoor is een ambitieuze strategie noodzakelijk waarin een duidelijke aanpak en rolverdeling wordt genoemd met in achtneming van de staande bevoegdheden en verantwoordelijkheden.

Die aanpak zal de al bestaande activiteiten van verschillende organisaties en invalshoeken goed bij elkaar moeten brengen, waardoor afstemming en versterking van de inzet van de middelen en beleidsopties gekoppeld kunnen worden aan de gepercipieerde

risicofactoren die dwars door alle terreinen heengaan. Door aansluiting met nationale veiligheid kan de bestaande structuur, werkwijze en besluitvorming worden gebruikt.

Focus op het ontwikkelen van de belangrijkste capaciteitenHet inzicht in bestaande capaciteiten van verschillende betrokken organisaties (publiek en privaat) is groeiende, maar moet zich nog verder ontwikkelen. Bij het bepalen van de beschikbare en benodigde capaciteiten moet er zowel naar preventie (analyse, bescherming, preparatie) als naar respons (herstel, nazorg) worden gekeken.

Samenvattend geeft de Denktank aan dat het van belang is dat de cybersecurity strategie duidelijk maakt wat cybersecurity is, wat de voordelen en kwetsbaarheden van ICT zijn, wat de principes voor toewijzing van organisatorische verantwoordelijkheden, coördinatie en toedeling van middelen zijn, wat het verband is tussen risico’s en de benodigde capaciteiten en beleidsopties en wat juridisch mogelijk of onmogelijk is.

Cyber security strategie

De ministeries van Veiligheid en Justitie, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Defensie werken met publieke en private partijen samen aan een nationale cyber security strategie. Het is een uitwerking van het voornemen in het regeerakkoord en de motie Knops om te komen tot een integrale aanpak van cyber security. De strategie moet bijdragen aan de veiligheid van een open en vrije digitale samenleving en zal betrekking hebben op cybercrime, cyberterrorisme en –spionage en eveneens op menselijk en technisch falen met gevolgen voor onze vitale infrastructuur die uiteindelijk kan leiden tot maatschappelijke verstoring en een bedreiging van onze nationale veiligheid. De cyber security strategie is in maart 2011 gereed.

Marc Bökkerink, directie Nationale Veiligheid, ministerie van Veiligheid en Justitie

Figuur 3 Beknopte weergave activiteiten toe nu toe in Nederland en op EU niveau

2002eEurope Action Plan

2001 - NotaKwetsbaarheid opInternet (KWINT)

2002 - 2004Project BeschermingVitale Infrastructuur

2004 - 20082008 - 2011Rijksbrede ICT agenda

2007Rijksbrief over de coordinatievan ICT veiligheid

2010VoorbereidingenNederlandse Cyber SecurityStrategie

2006 - “Dialoge, partnership andempower,ment” - de EU communicatievoor een strategie voor een veiligeinformatiemaatschappij

2010 - EU’s ‘Cyber security’Organisatie ENISA IdentificeertOnline Veiligheidsactoren,Strategien, en ‘Good Practices’

Page 39: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

1 voetnoot

Oefening

Cyber Europe 2010

Douwe Leguit, GOVCERT.NL

Europese deskundigen op het gebied van internetbeveiliging hebben op 4 november de eerste pan-Europese oefening gehouden op het gebied van cyber security. Onder de naam “Cyber Europe 2010” verdedigden deskundigen zich tegen gesimuleerde pogingen van hackers om belangrijke diensten via het internet in verschillende EU-lidstaten lam te leggen. De simulatie was gebaseerd op een scenario waarin de internetverbinding tussen Europese landen in alle deelnemende landen geleidelijk werd verbroken of aanzienlijk beperkt, zodat burgers, bedrijven en openbare instellingen moeite hadden om toegang te krijgen tot vitale diensten.

39 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Doelstellingen oefeningAangezien dit de eerste oefening was in zijn soort op Europees niveau, waren de doel- stellingen nog beperkt gehouden. Het ging er in eerste instantie om het vertrouwen te vergroten tussen de verschillende organisaties in de lidstaten, die met cyber incidenten te maken krijgen. Daarbij werd ook verwacht dat met deze oefening meer kennis zou ontstaan van de wijze van afh andeling van dergelijke ICT-incidenten in de verschillende lidstaten. Een derde belangrijke doelstelling was het testen van de communicatie kanalen. Kunnen de verschillende organisaties elkaar bereiken en begrijpen ze wat er van elkaar gevraagd wordt? Uiteindelijk moet deze oefening leiden tot verbetering van de procedures voor het onderling uitwisselen van informatie of het verlenen van steun bij digitale dreigingen. Het is een nieuw domein dat zich snel ontwikkelt en om versterking vraagt.

DeelnemersDeze eerste oefening richtt e zich op publieke organisaties vanuit de lidstaten, zoals overheid CERT’s (Computer Emergency

Response Teams) of organisaties vanuit de nationale crisisbeheersing. De wens is om bij een volgende oefening ook private partijen uit te nodigen. De deelname van-uit Europese Unie was zeer goed: alle 27 lidstaten waren betrokken, alsmede Noorwegen, Zwitserland en IJsland. De organisatie was in handen van het Europese Agentschap voor Netwerk en Informatie-beveiliging (ENISA). In totaal participeerden 70 organisaties in deze oefening en namen voor Nederland GOVCERT.NL, het Nationaal Crisiscentrum en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie deel. Neelie Kroes, vicevoorzitt er van de Europese Commissie voor de Digitale Agenda, die tijdens de oefening het centrum voor cyber- aanvallen van het Verenigd Koninkrijk bezocht, benadrukte het belang van oefenen: “Deze oefening is een belangrijke eerste stap in de richting van samenwerking om mogelijke online bedreigingen voor vitale infrastructuur te bestrijden en ervoor te zorgen dat burgers en bedrijven internet veilig en betrouwbaar vinden.”

Eerste indrukkenMet de ervaringen van de (internationale) oefening Cyber Storm III nog vers in het geheugen, zijn de eerste leerpunten uit deze oefening ook meegenomen naar de pan-Europese oefening. Zo is bijzondere aandacht besteed voor de wijze waarop de afstemming tussen de operationele respons en de nationale crisisbeheersing is ingevuld. Wanneer het noodzakelijk is om bepaalde zaken in een ander land geregeld te krijgen om nationaal het probleem op te kunnen lossen, is het belangrijk om te weten wie aan de andere kant van de telefoon zit. Internationaal is dan ook duidelijk te merken dat de EU-landen die deelnemen aan de European Government Certs (EGC) community en op dagelijkse basis intensief samenwerken, elkaar sneller weten te vinden als gevolg van de reeds bestaande vertrouwensrelaties.

Al met al was ‘Cyber Europe 2010’ een goede oefening, waarmee een volgende stap is gezet in de verdere versterking van de weerbaarheid tegen ICT verstoringen in pan-Europees verband.

Page 40: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201040

“Volksgezondheid en Landbouw hielden te lang vast aan een eigen visie op de aanpak van de Q-koorts en het bedrijfsleven is te weinig aangesproken op hun eigen verantwoordelijkheid. Relevante informatie tussen instanties werd onvoldoende gecommuniceerd. Er waren verschillen in beleidslogica en het daarvoor gezochte wetenschappelijk ‘bewijs’ ter vaststelling van de bron van de Q-koorts. Maatregelen bleven te lang uit wat tot onzekerheid bij alle betrokkenen leidde. De overheid maakte niet duidelijk welke risico’s mensen liepen, wat mensen zélf konden doen. VWS én LNV traden in reactie op de Q-koortsuitbraak te terughoudend op.” Dat is de kern van de bevindingen die de Evaluatiecommissie Q-koorts onder voorzitterschap van prof. Gert van Dijk op 22 november in Den Haag presenteerde. Het rapport “Van verwerping tot verheffing” is aangeboden aan minister Schippers (Volksgezondheid) en staatssecretaris Bleker (Landbouw).

Jan Goeijenbier, woordvoerder Evaluatiecommissie Q-koorts

Opdracht Hoofdvraag aan de Evaluatiecommissie was: “Hoe hebben de ministeries van VWS en LNV de Q-koorts aangepakt en welke lessen zijn er voor de toekomst?” De evaluatie liep van 2005 tot 17 mei 2010. Q-koorts is een van dieren op mensen overdraagbare infectieziekte; een zoönose. De bacterie, Coxiella burnetii die Q-koorts veroorzaakt, kan veel diersoorten besmetten. Vooral runderen, schapen en geiten. De kiem komt wereldwijd voor, in Europa is infectie van herkauwers aangetoond in de landen waar daarnaar is gezocht.

Eerder relatie leggen tussen besmette geit en Q-koortsDe Evaluatiecommissie vindt het cruciaal, dat deskundigen erg lang de vraag centraal bleven stellen of afdoende ‘bewezen’ was, dat geitenbedrijven de bron van besmetting waren. Volgens de Commissie had men op het moment van uitbraak direct de meest waarschijnlijke verklaring moeten volgen. Voedsel

en Waren Autoriteit VWA werd al in 2007 door GGD en Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) naar geiten-bedrijven, waar een geitenabortusstorm woedde, gestuurd. De Commissie constateert, dat de VWA dacht, dat besmetting bij mensen alleen door direct contact met dieren kon ontstaan, vanuit de veronderstelling dat Q-koorts bij mensen vooral een beroepsziekte is. Precieze tracering van de besmetting had niet alleen meer zekerheid over geiten als bron kunnen bieden, maar ook inzicht kunnen verschaffen, dat de ziekte niet alleen door direct contact met dieren op mensen kan worden overgebracht. Pas in augustus 2009 meldde het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat mensen, die dicht bij een besmet geitenbedrijf wonen, een aanzienlijk verhoogd risico op Q-koorts liepen. De commissie realiseert zich, dat er in 2009 meer informatie beschikbaar was, maar heeft sterk de indruk dat deze relatie – in Duitsland al eerder gelegd – ook in Nederland eerder had kunnen worden gelegd. Ingrijpen lijkt mede uitgebleven door ‘wetenschappe-lijke’ onzekerheid die steeds boven de markt hing.

Besluitvorming in hoogste versnelling De Commissie vraagt zich af waarom de besluitvorming in 2009 plotseling in de hoogste versnelling gaat. “Door het groeiende aantal patiënten nam de frustratie in de regio toe. De GGD Hart van Brabant en een zieken-huis in ’s-Hertogenbosch trokken nog harder aan de bel en haalden lokale en regionale overheden steviger bij de problemen. Ook kregen de Noord-Brabantse Commissaris van de Koningin en de burgemeester van de gemeente Landerd voor elkaar dat de ministers Klink (Volksgezondheid) en Verburg (Landbouw) naar de gemeente Landerd (Noordoost-Brabant) kwamen. Door groeiende media-aandacht, zoals een zeer kritische Zembla-uitzending op 6 december 2009, veranderde de besluitvorming van wetenschappelijk zoeken in politiek gestuurde actie. Men koos voor de meest extreme aanpak: ruimen van drachtige geiten

Evaluatiecommissie Q-koorts:

Reactie VWS en LNV op uitbraak

te terughoudend

Page 41: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 41

en schapen. De aanpak van de Q-koorts, aanvankelijk zoekend en traag, kwam zo in een tempoversnelling. Toen de dijk was gebroken greep men onmiddellijk naar de meest drastische maatregelen”, zo constateert de Evaluatiecommissie.

Transparantie over vermoedelijke bron Volgens de Commissie is transparantie over de vermoe-delijke bron, juist bij een uitbraak waar de bevolking, meer dan de dieren getroffen wordt door een infectie-ziekte zoals Q-koorts, in ieders belang. “Ook de gegevensuitwisseling en de gerichtheid op spoedig ingrijpen om verdere verspreiding van ziekte-verwekkers te voorkomen, horen bij een professionele bedrijfsvoering van sector, diensten en de betrokken ministeries.”

Aanbevelingen en lessen voor de toekomst• De overheid moet in de toekomst een crisis zoals de

uitbraak van de Q-koorts ‘oplossen samen met’ direct betrokkenen en de crisis niet ‘vóór hen oplossen’.

• Het is essentieel, dat de overheid prompt en open communiceert over wat zij wél en ook over wat zij (nog) niet weet.

• De Commissie vindt dat de betreffende sector in een eerder stadium moet worden betrokken én aange-sproken. Dit geldt niet alleen voor de contacten met Landbouw, maar nadrukkelijk die met VWS.

• Wetenschap kan niet altijd de veiligheid van een onomstotelijke zekerheid bieden die nodig is voor ingrijpende beleidsmaatregelen. Het is in laatste instantie de taak van ‘de politiek’ c.q. de democratie de verschillende invalshoeken tegen elkaar af te wegen en keuzes te maken.

• Het wetenschappelijk bedrijf en overheidsbeleid zijn beiden ook een internationale aangelegen-heid. Ervaringen met vergelijkbare problemen in het buitenland verdienen een plaats in adviezen aan beleidsmakers.

• De Commissie zou graag zien dat de VWA de naam van onafhankelijke deskundige ‘autoriteit’ waar kan maken. De VWA moet kunnen optreden als regisseur en crisismanager en moet onafhankelijk gemaakt worden van de departementen.

• Bij zoönosen zijn inbreng van veterinaire kant en vroege betrokkenheid van het bedrijfsleven essentieel.

• Ook bij niet-meldingsplichtige dierziekten moeten privacyoverwegingen wijken voor gericht bron-

onderzoek.• Bij een crisis hebben het ministerie van VWS en het

RIVM het initiatief. VWS moet bestuurlijke ‘door-zettingsmacht’ krijgen ten opzichte van andere ministeries.

• De humane en veterinaire disciplines moeten bij zoönosen beter worden geïntegreerd.

GD/CVI

LandbouwVWS

VWS

Minister

BestuurlijkAfstemmings Overleg

Ministerie VWS

OMT-deskundigen overlegRIVM/CIb

wekelijksSignalersingsoverleg

RIVM/LCI

maatregelen

Landbouw

CVO

cont

rol a

utor

itei

t

uitv

oeri

ngso

rgaa

n

roep

t des

gew

enst

bije

en

verantwoordenlijk vooruitvoering beleidsmaatregelen

eindverantwoordelijk

Risicomanagement

Signaal

Signaalverzameling

DiergezondheidVolksgezondheid

van signaal tot interventieZoönose

Beleidsvorming/afstemming

dierenartsenLT-organisaties

boeren

Strategievoorstel‘out of the box’

actieve monitoringsyndroom surveillancepassieve surveillance

deskundigen vaste kern - veterinair - humaan

deskundigen ad hoc - veterinair - humaan

huisartsenziekenhuizenspecialisten

GGD

RIVM/LCI

OMT

voorzi�er LCI

voorzi�er OMT

BAO

VWA

Evaluatiecommissie Q-koorts:

Reactie VWS en LNV op uitbraak

te terughoudend

Page 42: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

42 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

reactie op rapport Commissie Van Dijk

Het kabinet gaat aan de slag met de aanbevelingen uit het rapport van de Commissie Van Dijk, die het Q-koortsbeleid in Nederland tussen 2005 en 2010 heeft geëvalueerd. In een brief aan de Tweede Kamer laat het kabinet weten dat de aanbevelingen worden verankerd in het toekomstig beleid voor de bestrijding van zoönosen (dierziektes die op mensen kunnen overgaan). Daarmee kan niet elk risico worden uitgesloten, maar kan wel optimaal gereageerd worden op toekomstige bedreigingen.

De omvang van de uitbraak van de Q-koorts in Nederland is uniek in de wereld. Veel mensen zijn ziek geworden, sommige ernstig of langdurig. Dit heeft grote gevolgen voor het leven van deze mensen en hun omgeving. Ook de gevolgen voor getroffen geitenhouders en hun gezinnen zijn groot. Het kabinet betreurt dat zeer.

De Commissie concludeert dat er doortas-tender had moeten worden opgetreden, al kan ze niet met zekerheid zeggen dat de uitkomst en het ziektebeloop dan anders was geweest. Het kabinet onderkent beide constateringen volledig en trekt hier lessen uit voor de toekomst om condities te scheppen die een adequater optreden mogelijk maken.

Bij een zoönose als Q-koorts is de samen-werking tussen humaan en veterinair deskundigen cruciaal. De Commissie doet verschillende aanbevelingen op dit terrein die worden opgenomen in het toekomstig beleid. Er zijn al stappen gezet om de samenwerking te verbeteren en informatie

en kennis structureel te delen. Zo bespreken veterinair en humane deskundigen inmiddels structureel opkomende signalen van zoönosen. Dit zal de komende jaren verder worden uitgebouwd.Ook op het gebied van communicatie doet de Commissie heldere aanbevelingen. Het kabinet deelt de conclusie van de Commissie dat de overheid transparanter had moeten zijn. Door dilemma’s en onzekerheden niet te delen met patiënten, burgers en boeren is juist meer onzeker-heid en onrust ontstaan. De betreffende sector wordt in de toekomst ook structure-ler en nadrukkelijker betrokken.

Terugkijkend had het rijk de regie bij de bestrijding van Q-koorts eerder moeten overnemen van de regio. Bij een onver-hoopte nieuwe infectieziekteuitbraak wordt dan ook samen met de regio bekeken of ze de bestrijding aankan of dat het de spankracht te boven gaat.

Elke keer dat persoons- en bedrijfsgegevens over dierziekten worden uitgewisseld is een zorgvuldige afweging van nut, noodzaak en belangen noodzakelijk. De Wet bescherming persoonsgegevens stelt hier kaders voor. Bij niet-meldingsplichtige zoönosen worden hier afspraken over gemaakt in het protocol voor het humaan-veterinaire signaleringsoverleg.

Voor de feitelijke aanpak van een zoönose uitbraak is nauwe samenwerking nodig tussen de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). De verantwoordelijkheidsverdeling is verankerd in de Gezondheids- en Welzijns-wet voor Dieren voor het ministerie van EL&I en in de Wet Publieke Gezondheid voor het ministerie van VWS. Deze regel- geving biedt daarmee een geschikt kader om de aanbevelingen van de Commissie verder op te kunnen volgen.

Het wetgevingstraject rondom de nieuwe status van de nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit (nVWA) als een baten-lasten-dienst geeft voldoende ruimte om de autoriteitsfunctie verder te ontwikkelen. De concrete uitwerking hiervan vertaalt zich onder andere in het opnemen van de nVWA als deelnemer in het eerder genoemde humaan-veterinaire signaleringsoverleg.De Commissie heeft het toekomstig beleid voorzien van focus en urgentie. Het kabinet is de commissie dan ook erkentelijk voor haar inzet en haar onderzoek.

(Persbericht, ministerie van EL&I/VWS, 26 november 2010)

Page 43: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 43Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Alweer… toezicht

Aluminium wordt gewonnen uit bauxiet dat op zijn beurt in dagbouw wordt uitgegraven. Uit bauxiet wordt aluin aarde afgescheiden, dat het aluminium bevat. Daarvoor wordt natronloog gebruikt. Wat overblijft, is een rest die behalve het natronloog allerlei stoffen bevat, waaronder ijzeroxide dat de oorzaak is van de rode kleur. De rode modder, of “red mud” is dus een typisch bijproduct van de aluminium winning. De afscheiding van aluin aarde gebeurt nabij de bauxiet winning. Immers, hoe minder stof vervoerd hoeft te worden hoe goedkoper. Uit de aluin aarde wordt door elektrolyse aluminium gewonnen. Dat gebeurt ook in Nederland. Aluminium dat uit aluinaarde wordt gewonnen, wordt primair aluminium genoemd. Gerecycled aluminium wordt secundair aluminium genoemd.Het afval heeft een jaar of tien nodig om onder invloed van de CO2 uit de lucht weer neutraal te worden. Dan is het weer gewoon grond en kan het worden beplant. Het afval slib wordt daarom in grote bekkens of meren opgeslagen. Zoals altijd met ertsen bevat ook bauxiet allerlei andere stoffen dan alumi-nium. Die stoffen zitten in de grond in voor mens en milieu ongevaarlijke vorm. Ze vormen immers het milieu. De stoffen worden gevaarlijk als ze worden gemobili-seerd. Door de natronloog die wordt gebruikt om de aluinaarde te winnen, worden stoffen als chroom, kwik en arseen gemobiliseerd.

Het afvalslib is als het vers is, agressief en giftig. Het is dan ook veel vloeibaarder dan als het oud is. Dan verliest het ook het grootste deel van de giftigheid. De bekkens waarin het slib wordt opgeslagen moeten dan ook niet lekken en als het bekken boven de

grond tussen dijken wordt gevormd moet de dijken dus zeker niet bezwijken. Dat was al eerder gedemonstreerd op 3 januari 2000 in Baja Mare in Roemenië, waar net zo’n reservoir bij een goudmijn leegstroomde. Toen vielen er geen doden, maar werd ook een groot gebied bedekt met afvalslib. In 1998 stroomde een reservoir bij een zinkmijn leeg bij Sevilla.

De vraag is natuurlijk waarom het afval niet meteen onschadelijk wordt gemaakt als het is gevormd door het met CO2 te behande-len. Niet behandelen is in ieder geval veel goedkoper en op den duur gaat het vanzelf. Het afval geldt onder de Europese regels ook niet als giftig. Dus de speciale regels voor giftige stoffen, zoals een dubbel contain-ment zijn niet van toepassing. Het voortdu-rend bewaken van de dammen rond de afvalopslag is dus noodzakelijk, gedurende de gehele tijd dat het slib actief is. Ook wanneer het bekken vol is en “buiten gebruik” wordt gesteld. Buiten gebruik betekent dan immers alleen dat er niet meer bijgestort wordt, maar het reservoir is nog steeds in gebruik als opslag. Het bewaken is ook nodig wanneer de bijbehorende mijn wordt gesloten. Met die inspecties is vaak van alles mis. Tweede-lijns toezicht en het niet willen lastig vallen van een industrie die voor veel werkgelegenheid zorgt, zijn de gebruikelijke elementen die ertoe leiden dat het toezicht de facto achterwege blijft. Het gaat ook zelden echt mis maar dan wel spectaculair.

In Nederland is het toezicht en inspecteren ook niet erg populair. Als blijkt dat de helft van de chemicaliën opslagen niet aan de

eisen voldoet, gaan er stemmen op die zeggen dat we met dat inspecteren beter kunnen ophouden. Het “helpt toch niet” en “daar worden de mensen maar angstig van”. Dat nu lijkt me vragen om moeilijkheden. Vertrouwen is goed, controle is beter en er kan vrij veel geld worden verdiend met het overtreden van de voorschriften, die er meestal na de vorige ramp zijn gekomen om de volgende te voorkomen. Er zijn zelden echt nieuwe rampen. Meestal zijn ze een variatie op een eerder thema, met als ingrediënten overtreden van de regels, snel geld, slapende overheden en een onwe-tende maar wel getroffen bevolking.

Ongelukken zijn nooit helemaal te voorkomen, maar het gaat mij te ver om het spreekwoord “als het kalf verdronken is dempt men de put” te vervangen door “als het kalf verdronken is, gooien we er nog een bij”. Omdat er in Nederland geen bauxiet wordt gewonnen zijn er in Nederland ook niet van die afvalbekkens. Maar we hebben wel betonnen gebouwen – net klaar of in aanbouw – waarvan er af en toe eentje in elkaar zakt. In weg- water- en betonbou-wend Nederland zou dat toch niet nodig moeten zijn. Toch de opzichter maar weer invoeren?

Ben Ale, hoogleraar Veiligheid en Rampenbestrijding, TU Delft

Op 4 oktober brak nabij Kolontar in Hongarije een dam rond een opslag van afvalslib uit de aluminium productie. Voor zover bekend vielen er negen doden, moesten drie dorpen worden ontruimd, die waarschijnlijk niet worden herbouwd.

Giframp Hongarije

Page 44: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201044

1 Sergio Abranches, 1 maart 2010 op www.ecopolitics.com2 Subject van de Federatie: territoriaal bepaalde administratieve laag direct onder de centrale overheid; republieken, (autonome)

landstreken, (autonome) provincies, de steden Moskou en Sint Petersburg. In totaal 83 eenheden.

1 Sergio Abranches, 1 maart 2010 op www.ecopolitics.com2 Subject van de Federatie: territoriaal bepaalde administratieve laag direct onder de centrale overheid; republieken, (autonome)

Bosbranden ‘Er bestaan geen natuurrampen, alleen sociale catastrofes.’ En catastrofes ontstaan als natuurgeweld een kwetsbare bevolking treft , die een zwakke of onachtzame regering heeft .1 Deze stelling gaat ook ten dele op voor de natuurbranden die afgelopen zomer de Russische Federatie wekenlang teisterden. De trieste balans: meer dan 60 doden, ruim 1200 huizen verwoest, en zo’n 500.000 hectare bos- en natuurgebied verbrand. 127 steden en dorpen zijn geheel of gedeeltelijk in as gelegd. Hoe heeft dit zo kunnen gebeuren? In dit artikel worden de belangrijkste oorzaken van deze catastrofe nagegaan.

Erik Klaver, directie Politie en Veiligheidsregio’s, ministerie van Veiligheid en Justitie.Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven.

Bosbranden: niets bijzonders?De Russische Federatie heeft een oppervlakte van ruim 17 miljoen vierkante kilometer (411 keer Nederland). Hiervan wordt ongeveer 1,1 miljard hectare gerekend tot het zogenaamde ‘beboste gebied’, waarvan zeven miljoen vierkante kilometer echt bos. De overige vier miljoen vierkante kilometer zijn toendra’s, bergen en moerassen. Bosbranden zijn er aan de orde van de dag en komen elk jaar op grote schaal voor. Wat deze branden bijzonder maakte was, dat ze verstedelijkte gebieden bedreigden en er veel overlast en gezond-heidsproblemen veroorzaakten.

Een hete zomerRusland heeft een landklimaat. In het Europese deel van Rusland zijn de zomers normaal gesproken warm en er valt weinig neerslag. Een hete zomer natuurgeweld noemen gaat ver, maar dit jaar was de zomer wel uitzonderlijk heet en droog. In Moskou werd de hoogste temperatuur ooit gemeten: 38,2 graden Celsius. Dit gekoppeld aan een harde wind. Deze weersomstandig-heden werden vooral veroorzaakt door een hardnekkig hogedrukgebied boven de Balkan. Natuurbranden gedijen uitstekend onder deze omstandigheden. En een brand is zo uitgebroken. Russen verblijven graag in hun bossen en een achteloos weggegooide sigaret of een slecht bewaakt kampvuur kunnen al snel ernstige gevolgen hebben.

De nieuwe boswetDe gevolgen van de natuurverschijnselen en het menselijk handelen zouden nog te beheersen zijn

geweest, ware het niet dat de bosbrandbestrijding met de invoering van de nieuwe boswet 1 januari 2007 niet meer zo goed geregeld was als voorheen. De wetswijziging maakt het ondernemers makkelijker de bossen te exploiteren. Vriendjespolitiek wordt vermoed door de (maatschappelijke) oppositie.Voor 2007 was overheidsagentschap Rosleschoz (Staatsbosbeheer) verantwoordelijk voor het beheer van de bossen en daaronder viel ook brandbestrijding. Er was een uitgebreid netwerk van bosbeheerders, die ook brandpreventie en -bestrijding tot hun taak moesten rekenen. Bij Rosleschoz werkten toen ongeveer 70.000 mensen en het beschikte over een vliegdienst met 170 vliegtuigen voor patrouilles en blussen.In de nieuwe boswet die onder grote politieke druk van de regering, tegen de adviezen van experts in, door het parlement is aangenomen, is Rosleschoz niet langer verantwoordelijk voor de bestrijding van bosbranden, maar alleen nog voor het toezicht op het bosbeheer. De bestrijding is nu de verantwoordelijkheid van de subjecten2 van de Russische Federatie, die het veelal door delegeren naar het gemeentelijke niveau. Regio’s noch gemeenten beschikken in de regel over onvol-doende fi nanciële middelen om deze verantwoordelijk-heid in te vullen.Het Ministerie voor civiele verdediging, noodtoestanden en de bestrijding van de gevolgen van natuurrampen, internationaal bekend onder de naam Emercom, speelt als verantwoordelijke voor de rampenbestrijding en beheerder van de overheidsbrandweer een belangrijke rol in de bestrijding van de branden, maar in principe alleen als er bewoonde gebieden bedreigd worden. Emercom heeft wel middelen om te blussen, maar niet altijd de juiste en er is onvoldoende kennis van bosbrandbestrijding. Emercom heeft Rusland ingedeeld in zeven regio’s, waarvan het takenpakket te vergelijken is met dat van de Nederlandse veiligheidsregio’s. Er is geen territoriale congruentie met de subjecten en de hele organisatie wordt centraal aangestuurd. Rosleschoz werd gedecimeerd, er werken nu nog 12.000 mensen, voornamelijk toezichthouders en papier-schuivers, maar het is nog wel verantwoordelijk voor de coördinatie van de brandbestrijding. Coördinatie is nodig gezien het grote aantal spelers: de betrokken subjecten, ministeries (onder andere Transport,

Page 45: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 45

Natuurlijke hulpbronnen en Binnenlandse zaken), het openbaar ministerie enzovoorts.Ongeveer dertien procent van het areaal is verpacht aan commerciële exploitanten, die daarmee ook verantwoordelijk zijn voor het beheer en de bosbrand-bestrijding. De rest van de bossen, meer dan een miljard hectare, wordt feitelijk niet meer beheerd, maar alleen gecontroleerd. Maar ook de commerciële exploitanten laten zich aan brandveiligheid weinig gelegen liggen.De schrijnende gevolgen hiervan worden geïllustreerd door de gebeurtenissen in het dorpje Borkovka. De bewoners ervan zagen al aankomen, dat ze van de overheid weinig hulp konden verwachten, evenmin als van de exploitant van de bossen die hun dorp omringen. Ze huurden zelf enkele tractoren en begonnen met het kappen van een brandgang om het vuur weg te houden van hun bezittingen. Het duurde niet lang, voordat de autoriteiten verschenen en de dorpelingen onder bedreiging van strafrechtelijke vervolging sommeerden op te houden met deze illegale houtkap. Twee dagen later lag Borkovka volledig in de as.

BestuurscultuurWaar de nieuwe boswet al niet direct tot een verbetering heeft geleid, draagt de bestuurscultuur ook niet erg bij aan een effectieve preventie en repressie van bosbranden. De overheid toonde zich lange tijd onachtzaam jegens de ontwikkelingen die leidden tot de extreme bosbranden. Dit ligt aan de staatsinrichting en de bestuurscultuur. Ondanks dat Rusland een federatie heet te zijn, is de greep van het Kremlin op de lagere overheden zeer krachtig. In de wilde jaren ‘90, toen Rusland zichzelf na de val van de Sovjet-Unie opnieuw moest uitvinden, was die greep verslapt. Poetin zette de versterking van de ‘machtsverticaal’ in om de hegemonie van het centrum te herstellen. Een van de maatregelen was, dat hoofden van de subjecten van de federatie kunnen worden aangesteld en afgezet door de president. Dit verklaart, waarom de droogte al meer dan twee maanden aanhield, er steeds meer branden uitbraken en de gouverneurs van de provincies desondanks steeds meldden, dat alles onder controle was. Dit deels vanuit de begrijpelijke reflex de eigen problemen te willen

oplossen en deels vanuit angst voor het letterlijke verlies van hun positie. President Medvedev is al langere tijd bezig om gouverneurs te vervangen. Geen enkele gouverneur zal de president dus zelf de stok geven waarmee hij geslagen kan worden. Zo kon het gebeuren, dat Emercom half juli meldde, dat er ‘geen actieve brandhaarden’ waren en dat twee uur later het dorp Kamenka in de provincie Nizjni Novgorod volledig afbrandde. De situatie was al helemaal uit de hand gelopen, voor het centrum goed en wel doorhad wat er aan de hand was.

Toekomst Emercom heeft in ieder geval in de beeldvorming heldhaftig strijd gevoerd en gewonnen. In het Overwinningspark in Moskou, een heilige gedenkplaats voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, is een serie banieren te zien, waarop de heldendaden van Emercom bejubeld worden (zie foto). Al tijdens de branden werd gesproken over een zwaardere rol voor Emercom, gepaard gaand met miljardeninvesteringen in de repressieve organisatie. Het lijkt erop, dat de belofte van de regering dat voor de winter alle afgebrande huizen herbouwd zouden worden, in elk geval deels waargemaakt wordt. Vooral symptoombestrijding dus. Structurele verbeteringen zoals het herstel van de oude verantwoordelijkheden van Rosleschoz en de organisatie die daarbij hoort en een verandering van de bestuurs-cultuur zijn een stuk moeilijker. Het is maar de vraag of de politieke wil en kracht hiervoor gegenereerd kan worden. Het is afwachten hoe heet de zomer van 2011 wordt.

In Nederland staan iedereen in het brandweer- en rampenbestrijdingsmetier de natuurbranden in het Schoorlse duingebied en op de Strabrechtse heide nog helder voor de geest. De Inspectie Openbare Orde en Veiligheid voert een breed onderzoek uit naar preventie, preparatie en repressie van natuurbranden in Nederland. Na de afronding van dit rapport, zou een nadere studie van de Russische evaluatierapporten en uitwisseling van wederzijdse ervaringen, nog interes-sante wederzijdse leerpunten kunnen opleveren.

Page 46: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201046

Slachtofferregistratie na rampen

De afgelopen jaren heeft de overheid niet aan de verwachtingen kunnen voldoen op het terrein van slachtofferinformatie. Na een ramp duurt het voor veel mensen te lang voordat bekend is wie de slachtoffers zijn en hoe het met ze is. Ook lijkt de overheid niet goed in staat om in kaart te brengen welke betrokkenen nazorg zouden moeten krijgen en hoe zij die mensen kan bereiken.

Michiel Hoorweg, programmasecretaris crisisbeheersing, GHOR Nederland en secretaris Stuurgroep slachtofferregistratie ([email protected])

Op 28 september bespraken vertegenwoordigers van bijna dertig betrokken organisaties over een nieuwe systematiek om de informatievoorziening over slachtoffers te verbeteren. Naast verbeteringen in de registratie en uitwisseling van gegevens gaat het ook om het bespreken van verwachtingen. Wat kan en mag de burger op dit terrein eigenlijk van de overheid verwachten?

Lang heeft het idee bestaan dat de overheid na een ramp zo snel mogelijk een complete lijst van slachtoffers moet samenstellen in het belang van een goede hulpverlening. De vraag is of dat terecht is. Veel gewonden vinden hun eigen weg naar de medische hulpverlening. Na de explosie van de vuurwerkfabriek in Enschede bijvoorbeeld ging een groot deel van de slachtoffers op eigen houtje naar het ziekenhuis en de huisartsenposten. Of, zoals binnen de hulpverlening voor de grap nog wel eens wordt gezegd: ‘alleen Lotus-slachtoffers wachten netjes op de ambulance’ (Lotus-slachtoffers zijn acteurs die worden ingezet bij oefeningen). Registratie van slachtoffers op de rampplek brengt meestal maar een deel van de slachtoffers in kaart. Familieleden en vrienden die de overheid bellen voor meer informatie over hun verwanten moeten dan ook vaak worden teleurgesteld.

Dat is misschien vervelend, maar het is geen probleem voor de hulpverlening. Hoe meer mensen zichzelf in veiligheid kunnen brengen, hoe beter het is. Als mensen geen fysieke klachten hebben en naar huis gaan (of ergens anders naartoe) zonder zich te laten registreren, levert dat een incomplete lijst van betrokkenen op, maar geen lacune in de hulpverlening. Als die mensen in een later stadium alsnog fysieke of mentale klachten ontwikkelen, zouden ze goed in staat moeten zijn om alsnog hulpverlening te zoeken. Daarvoor is in Nederland een heel toegankelijk en hoogwaardig netwerk van eerstelijnszorg beschikbaar. De overheid zou niet moeten proberen om dat na een ramp of crisis ineens anders te gaan organiseren.

Verwanten en nazorgToch is er op het terrein van slachtofferregistratie na rampen wel het een en ander te verbeteren. Als er slachtoffers zijn bij een ramp is het natuurlijk belangrijk dat verwanten snel en goed worden geïnformeerd. En dat lukt op dit moment nog onvoldoende. Bij rampen met veel slachtoffers blijkt het erg lastig en tijdrovend te zijn om op een centraal punt een lijst samen te stellen met de belangrijkste gegevens: wie zijn de slachtoffers en waar zijn ze op dit moment? Voor een belangrijk deel

Page 47: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 47

komt dat omdat er veel partijen bij de hulpverlening betrokken zijn en dat de gegevens van al die partijen niet bij elkaar gebracht worden. Het goed en snel informeren van verwanten wordt daardoor belemmerd.

De partijen die bij de hulpverlening betrokken zijn, hebben zich daarom voorgenomen om gezamenlijk de informatievoorziening aan verwanten te verbeteren. Het gaat om een breed spectrum van organisaties op het terrein van gezondheidszorg, veiligheid en identificatie. Zij willen een systematiek ontwikkelen die werkt in allerlei omstandigheden, van overstromingen en gifwolken tot vliegtuigrampen en explosies. Met de systematiek wordt ook meteen informatie verzameld voor de eventuele nazorg aan slachtoffers.Iedereen die wel eens als hulpverlener bij een ramp betrokken is geweest, weet dat de media en het publiek veel druk kunnen uitoefenen om snel goede informatie te krijgen over de slachtoffers. Die druk is heel begrijpe-lijk, maar is niet leidend voor het vormgeven van de systematiek. Daarin staan de slachtoffers en de verwanten centraal.

Systematiek, geen systeemOnderzoek naar het gedrag van hulpverleners tijdens crises laat steeds weer zien dat hulpverleners terugvallen op de dagelijkse werkwijzen en routines. Na een ramp kunnen ze niet ineens omschakelen naar een ander draaiboek en andere taken dan ze gewend zijn. Dat zou ook niet slim zijn. Hulpverleners zijn professionals die je ook tijdens crisissituaties moet inzetten op de taken die ze goed kunnen. Ten behoeve van een succesvolle nieuwe aanpak hebben de partijen daarom afgesproken dat die moet aansluiten op de dagelijkse werkwijzen van de hulpverleners. Ze spreken om die reden ook bewust van een systematiek en niet van een nieuw systeem. Idealiter werken de hulpverleners in crisissituaties met dezelfde registratie als ze dagelijks gebruiken. Eventueel moet daarvoor wel de dagelijkse werkwijze iets worden aangepast.

Uit een internationale vergelijking van de aanpak van slachtofferregistratie na rampen 1 bleek onder andere dat het in de praktijk bijna altijd de politie is die de slachtofferlijsten vaststelt en de verwanten informeert. Dat is logisch als je bedenkt dat de politie dat in de dagelijkse omstandigheden ook doet, bijvoorbeeld bij auto-ongelukken. In de planvorming in Nederland hebben we echter met elkaar afgesproken dat bij rampen en crises de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de registratie. Het is de vraag of dat de slimste werkwijze is.

Haarlemmer olieIn de komende maanden gaat een projectgroep aan de slag met alle partijen om een ontwerp te maken voor een landelijke slachtoffervolgsystematiek. Voor de begeleiding van het project is een brede stuurgroep ingesteld, die in de eerste vergadering heeft besloten dat de landelijke systematiek in maart 2011 moet worden vastgesteld. Voorzitter van deze stuurgroep slachtofferregistratie is Henk Jan Meijer, van Zwolle en portefeuillehouder samenwerking in het dagelijks bestuur beraad. Naast de voorzitter bestaat de stuurgroep uit vertegen-woordigers van de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de politie, de coördinerend gemeentesecretarissen en de GHOR. Het Veiligheidsberaad vindt het een zeer belangrijk project en is bereid om het opdrachtgeverschap op zich te nemen, eventueel samen met een partner uit de zorgsector.

De verwachtingen van de systematiek zijn hoog, maar het is goed om niet op wonderen te rekenen. Een slachtoffervolgsystematiek is geen Haarlemmer olie die alle problemen bij de identificatie en registratie van slachtoffers als sneeuw voor de zon laat verdwijnen. Bij rampen en crises is er altijd sprake van tijdsdruk, ontbrekende informatie en enige chaos, dat zal deze systematiek niet veranderen. Identificatie is een complex en tijdrovend proces dat meestal niet zo snel kan worden uitgevoerd als in sommige populaire televisieseries wordt gesuggereerd.

Het is belangrijk dat de overheid duidelijke keuzes maakt in haar aanpak en zich richt op de mensen die de hulpverlening echt nodig hebben en hun verwanten. Met dat uitgangspunt werken de partijen de komende periode aan een succesvolle slachtoffervolgsystematiek.

1 I. Helsloot, A. Scholtens en E. Warners, Slachtofferregistratie in redelijkheid en realiteit, onderzoek naar best practices voor het registeren van slachtoffers en het informeren van verwanten, Boom Juridische Uitgevers, publicatie verwacht in december 2010.

burgemeestermultidisciplinaire

Veiligheids-

Page 48: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201048

Hulpverleners ten onrechte bang voor

Veel hulp- en zorgverleners zijn ten onrechte bang dat zij gezondheidsschade oplopen als zij slachtoff ers van stralingsincidenten moeten helpen. Dat besmett ingsgevaar is heel klein. Dat bleek tijdens het symposium ‘Het afh andelen van stralingsincidenten door de geneeskundige kolom’, dat op 8 oktober werd gehouden door Boerhaave Nascholing van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).

Caroline van der Schaaf, freelance journalist

Incidenten met radioactieve stoff en leiden zelden tot signifi cante besmett ing van hulpverleners. De hoeveel-heid straling die hulpverleners oplopen tijdens de behandeling van stralingsslachtoff ers is kleiner dan de stralingsdosis waarmee radiologen of piloten en stewardessen jaarlijks te maken krijgen in hun werk. Bovendien komen deze situaties maar weinig voor. Ter illustratie: zelfs de verplegers van de Russische ex-spion Litvinenko, die in 2006 in Engeland overleed nadat hij was besmet met een hoge dosis van het zeer radio-actieve polonium, liepen geen gezondheidsschade op. De onwetendheid over het besmett ingsgevaar door stralingsincidenten heeft tot gevolg dat sommige hulpverleners weigeren gewonde stralingsslachtoff ers te helpen totdat de brandweer ze heeft ontsmet. Dat kan echter uren duren, met alle gevolgen van dien. Dit speelt met name bij (zwaar)gewonde stralings-slachtoff ers die aan hun lot worden overgelaten, bijvoorbeeld bij een aanslag met een zogeheten ‘vuile bom’. Tijdens het symposium werd er gediscussieerd over de vraag of dit medisch-ethisch verantwoord is.

Angst en onrustDat er nog veel te winnen is op het gebied van het behandelen van radioactief besmett e slachtoff ers werd tijdens het symposium wel duidelijk. Mensen weten vaak niet goed het verschil tussen lichte radioactieve besmett ingen en echt ernstige stralingsincidenten. Hierdoor ontstaat angst en onrust. “Negentig procent

van de gevallen betreft niet-ernstige ongevallen”, aldus stralingsdeskundige Simon van Dullemen van het LUMC. “Een enkel geval is ernstig. Dat zijn situaties die je moet kunnen inschatt en.” Een voorbeeld van een klein stralingsincident waarbij onnodig commotie ontstond, noemde Ronald Overwater van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). In 2009 viel de politie binnen bij een Amsterdammer die een hele collectie radioactief materiaal in zijn woonboot bewaarde. Overwater vertelde over de onrust die ontstond bij de agenten van het politiebureau waar de man naartoe was gebracht (‘hij heeft op mijn stoel gezeten, kan ik die nog wel gebruiken?’). De commotie was onterecht, maar wel verklaarbaar. “Dit zijn incidenten waarmee je als gewone geneeskundige troepen, brandweer en politie niet zoveel te maken hebt.”

Blijf communicerenCommunicatie speelt een sleutelrol in het wel of niet ontstaan van paniek na een (stralings)incident, bleek uit het verhaal van Lodewijk van Wendel de Joode, communicatieadviseur van het Nationaal Crisiscentrum van het nieuwe ministerie van Veiligheid en Justitie. Hij ging in op het fenomeen dat sociale media zoals Twitt er tegenwoordig een belangrijke rol spelen in de informatievoorziening bij rampen en crises. Voor de offi ciële instanties is het zaak om daarop in te spelen. “Of het nou om een stralingsongeval gaat of om andere

Behandeling slachtoff ers levert nagenoeg geen gevaar voor gezondheid op

Page 49: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 49

incidenten, treedt heel snel naar buiten. Want de burger doet dat namelijk ook. Bevestig nieuws dat klopt en ontkracht nieuws dat niet klopt.” Anders gaan onjuiste geruchten een eigen leven leiden. “En vooral ook: blijven communiceren. Ook al vindt u misschien dat er weinig nieuws te melden valt. Door niet te communiceren, loop je een grote kans dat je paniek veroorzaakt. Want er wordt toch gecommuniceerd. En als jij dat als overheid of medische wereld niet doet, dan heb je een probleem.”

Alle ziekenhuizen voorbereidDat het hard nodig is dat ziekenhuizen hun personeel gaan trainen in het leren omgaan met radioactief besmette slachtoffers, lijdt geen twijfel. Niet alle ziekenhuizen lijken bovendien voorbereid op de ontvangst van grotere aantallen van deze slachtoffers. In de hulpverleningswereld is daarnaast niet altijd duidelijk waar dergelijke personen naartoe zouden moeten voor behandeling. Nucleair-geneeskundige Judocus Borm van de Reinier de Graaf Groep maakt zich er sterk voor, dat alle ziekenhuizen zich voorbereiden op de ontvangst van slachtoffers van stralingsincidenten. Want vooral in de eerste uren na een incident valt er veel te winnen. Zelfverwijzers zoeken dan op eigen initiatief hulp bij het dichtstbijzijnde ziekenhuis. “En dan blijkt dat er aan de poort van de ziekenhuizen maar bar weinig praktisch geregeld is”. Daarom moeten in alle ziekenhuizen de medewerkers van de Spoedeisende Hulp de basishulp-verlening beheersen en moet in alle ziekenhuizen de ervaring worden benut die met name op de nucleair-geneeskundige afdelingen aanwezig is. Daarnaast dienen ziekenhuizen zich tijdens die eerste uren in te

stellen op onrust onder personeel, onbetrouwbare berichtgeving, communicatie- en coördinatie-problemen.

Van rampterrein tot ziekenhuisHier in Nederland biedt het zojuist uitgekomen rapport Triage en eerste opvang van slachtoffers na radiologische incidenten uitkomst. Het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum van het RIVM heeft in kaart gebracht welke maatregelen nodig zijn om slachtoffers van incidenten met radiologisch materiaal op te vangen, vanaf het rampterrein tot aan het ziekenhuis. Aan de hand van stroomschema’s wordt duidelijk gemaakt welke personen direct naar het ziekenhuis moeten worden vervoerd en welke na controle en zo nodig verwijdering van radioactief materiaal, zoals besmette kleding, naar huis kunnen. Daarnaast is er aandacht voor de mensen die niet zijn blootgesteld aan straling, maar zich wel zorgen maken. Het rapport is geschreven door onder andere Ronald de Groot van het RIVM, op verzoek van de Geneeskundige Hulpverlenings- organisatie in de Regio (GHOR) en in opdracht van het ministerie van VWS.

Grote rol voor ministeriesMocht er in Nederland een stralingsincident plaats-vinden, dan speelt het ministerie van Infrastructuur en Milieu (eerder VROM) een belangrijke rol bij de aanpak ervan. VROM heeft voor deze gevallen het zogeheten responsplan NPK (Nationaal Plan Kernongevallen) opgesteld, waarin onder meer staat beschreven hoe de taken en verantwoordelijkheden zijn verdeeld en welke scenario’s er zijn voor verschillende stralingsongevallen. Een centrale rol hierin speelt de Eenheid Planning Advies nucleair (EPAn), die zorg draagt voor de coördinatie van stralingsbeschermende maatregelen en het bevoegd gezag hierover adviseert. “Er wordt ingeschat wat er met de bron aan de hand is, wat daarvan in de loop van de tijd te verwachten is en hoe je daar het beste je maatregelen op kunt afstemmen”, aldus Lodewijk van Aernsbergen van VROM. Ook het ministerie van Defensie kan hulp bieden bij grootschalige radiologische en nucleaire stralingsrampen, bleek uit de presentatie van Ad de Koning van het Coördinatiecentrum Expertise Militaire Gezondheidszorg. Dit gebeurt onder meer door het inzetten van meetapparatuur en speciale pantservoertuigen die besmet gebied kunnen trotseren.

Aan het symposium in het LUMC namen bijna 200 mensen van verschillende organisaties en uit verschil-lende vakgebieden deel. De bijeenkomst werd (mede) gefinancierd met OTO-gelden van ROAZ-West (Regionaal Overleg Acute Zorgketen). Deze gelden worden jaarlijks beschikbaar gesteld door de minister van VWS ter stimulering van het Opleiden, Trainen en Oefenen van de zorgsector voor een betere voor-bereiding op rampen en crises.

Hulpverleners ten onrechte bang voor

Behandeling slachtoffers levert nagenoeg geen gevaar voor gezondheid op

“Negentig procent van de gevallen betreft niet-ernstige ongevallen”

Page 50: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Luchtvaart!SARS, de Avian Flu, en Influenza A H1N1: de afgelopen jaren is verschillende keren sprake geweest van een uitbraak van spraakmakende besmettelijke ziektes in de wereld. Dergelijke uitbraken kunnen zich tegenwoordig mondiaal snel verspreiden door de snelle luchtverbindingen. In oktober 2010 werd daarom het herziene Civil Aviation Preparedness Plan (CAPP) uitgegeven door de directie Luchtvaart van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Marc van Oudheusden, crisiscoördinator directie Luchtvaart, ministerie van Infrastructuur en Milieu

De gezondheid van passagiers aan boord had natuurlijk al langer aandacht. Controles op lucht(verversing)- en waterkwaliteit aan boord van een toestel zijn daar een voor-beeld van. Echter, toestellen worden steeds groter en krijgen een langere actieradius. Daarmee zitten grotere groepen reizigers gedurende een langere periode dicht op elkaar met de mogelijkheid elkaar aan te steken. De uitbraak van voornoemde ziekten deed ook in de wereld van de luchtvaart veel stof opwaaien. Tijdens de SARS uitbraak kwamen enkele luchtvaartmaatschappijen bedrijfs-economisch gezien in zwaar weer. Of maatregelen richting passagiers in dit soort tijden noodzakelijk en effectief zijn is ook altijd weer onderwerp van gesprek.

Internationale ICAO-richtlijnDe International Civil Aviation Organization (ICAO) heeft medio 2006 het initiatief genomen richtlijnen vast te stellen. De richtlijnen zijn bedoeld voor nationale overheden, lucht- havens, luchtvaartmaatschappijen en de luchtverkeersleidingsorganisaties, waarmee de hele ‘keten’ wordt afgedekt. Het uitgangs-punt daarbij is eenvoudig. Elke organisatie dient een zogenaamd ‘preparedness plan’ te ontwikkelen, waarin wordt beschreven op welke wijze wordt omgegaan met een eventuele uitbraak.

Planvorming in de ketenDe nationale overheid dient een Civil Aviation Peparedness Plan (CAPP) op te stellen. Dit plan bevat een overzicht van reeds bestaande regelingen en afspraken. Alle ketenpartners schreven in Nederland mee aan het CAPP. In dit plan worden afspraken ten aanzien van communicatie en procedures ten tijde van een uitbraak gebundeld en beschreven hoe om te gaan met intergouvernementele contacten, en hoe in te spelen op inter-nationale (luchtvaart) afspraken. Ook voor luchthavens is zo’n preparedness plan verplicht op basis van de Wet Publieke Gezondheid (VWS). Luchthavens hebben zo’n plan over het algemeen opgenomen in rampenplannen. Afspraak is bijvoorbeeld gemaakt dat in voorkomende en nood-zakelijke gevallen Schiphol de luchthaven zal zijn waar toestellen met besmette passagiers naar toe kunnen, omdat daar toch de beste voorzieningen zijn. Dit uiteraard ter beoordeling aan de gezondheidsautoriteiten. Ook dienen luchthavens adequate maatrege-len te nemen om verspreiding van reizigers-informatie te faciliteren. Daarmee kan worden geconstateerd dat de voorbereiding in Nederland op dit punt goed geregeld is.

Voor luchtvaartmaatschappijen ligt het lastiger. Het is niet altijd gemakkelijk waar te nemen of reizigers een virusbesmetting met

zich meedragen. Bij sommige virussen bedraagt de incubatietijd wel 72 uur. Luchtvaartmaatschappijen kunnen aan boord weinig anders doen dan opletten of passagiers ziekteverschijnselen gaan vertonen die horen bij een recente uitbraak. Instructies daartoe liggen in ieder geval bij Nederlandse maatschappijen in de ‘manuals’ aan boord, de Nederlandse overheid heeft over buitenlandse maatschappijen minder controle. Een andere belangrijk factor is hoe achteraf getraceerd kan worden waar reizigers zich na de vlucht begeven. Dit is toch cruciaal bij het voorkomen van verspreiding van een besmetting, en reizigersinformatie speelt daarbij een belangrijke rol.

De luchtverkeersleiding is erop ingesteld te reageren op de melding van een piloot inzake een (ernstig) zieke passagier aan boord. De luchtverkeersleider meldt een dergelijk bericht door aan de lokale gezondheidsautoriteiten, die zich dan kunnen voorbereiden op de komst van de zieke reiziger(s).

Nederland is door deze set aan afspraken in luchtvaart kader in beginsel voldoende voorbereid op een eventuele uitbraak, en voldoet aan de internationale afspraken terzake.

Voorbereiding op pandemie:

50 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Page 51: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 51

Luchtvaart!Voorbereiding op pandemie:

Geen overstromingen, maar voedseltekorten als gevolg van klimaatverandering

Ernstige klimaatrellen in 2056In een van de rampscenario’s schetst Dyer Nederland in een wereld die in het midden van de 21ste eeuw sterk is opgewarmd door de uitstoot van broeikasgassen. In het scenario “De Lage Landen, 2056” lijden landen aan het Middellandse Zeegebied allemaal onder extreme hittegolven en is er schaarste aan water en voedsel. Ook is het importeren van voedsel niet langer vanzelfsprekend omdat er gewoonweg te weinig is. Ondanks een voedselhulpprogramma vanuit de Europese Unie - dat moet voorkomen dat 120 miljoen mensen naar het noorden trekken - blijven grote aantallen komen. De weerstand hiertegen neemt steeds verder toe, met uiteindelijk zelfs bloedige rellen in 2043 als protest tegen vier miljoen Griekse, Italiaanse, Spaanse en Portugese vluchtelingen. Naarmate de hitte toeneemt en het weer onberekenbaarder wordt, daalt ook de voedselproductie in landen zoals Frankrijk, Duitsland en Polen. In december 2047, na een bijzonder slecht jaar met grote voedsel- schaarsten en soms ook rantsoenering, trekken de noordelijke landen zich terug uit de EU en stichten in plaats daarvan een Noordelijke Unie. Voedselhulp aan de landen van de Middellandse Zee wordt stopgezet en de grenzen van de Noordelijke Unie hebben al snel wat weg van het IJzeren Gordijn, behalve dan met de bedoeling om mensen buiten in plaats van binnen te houden, aldus Dyer.

Een belangrijke reden voor de auteur om dit boek te schrijven, is zijn overtuiging dat het eerste en belangrijkste effect van klimaatver-andering een crisis in de voedselvoorziening zal zijn. Tevens ziet hij in de militaire planning van een aantal grootmachten dat klimaatverandering een steeds belangrijker rol begint te spelen. Volgens Dyer zal de opwarming van de aarde – die volgens hem zo goed als onomkeerbaar is – de wereld-politiek tot een kookpunt brengen, met oorlogen over het schaarse voedsel en water als gevolg. Om de klimaatcrisis te keren is volgens Dyer wereldwijde solidariteit en samenwerking noodzakelijk. Tegelijkertijd verwacht hij niet dat we de deadlines die de echte wereld ons stelt, zullen halen omdat het “voornamelijk de politiek (nationaal als internationaal) zal zijn die de uitkomst bepaald”. Hoewel Dyer wel een heel pessimistische kijk op de toekomst schetst, is

het reëel te verwachten dat de effecten van klimaatverandering breder zullen zijn dan alleen op het milieu (hogere zeespiegel of extreem weer) maar ook schaarste kan veroorzaken. Schaarsten kunnen leiden tot politieke en economische instabiliteit en daarmee ook gevolgen hebben voor de nationale veiligheid. Dit moet overigens niet alleen als gevolg van klimaatverandering worden bezien, maar in samenhang met andere internationale ontwikkelingen. De grootste uitdagingen zullen daar liggen waar ontwikkelingen samenvallen. Het gaat dan om klimaatverandering in relatie tot een toenemende bevolking, mondiale welvaarts-groei en een veranderende (economische) machtsverdeling en geopolitieke verhoudingen.

Gwynne Dyer, Klimaatoorlogen, Houten: Unieboek/Spectrum, 2010.

Marije Breedveld, directie Nationale Veiligheid, ministerie van Veiligheid en Justitie

Wat zijn de politieke en strategische consequenties van klimaatverandering? Gwynne Dyer – een Canadese journalist en militair historicus – beschrijft in zijn onlangs verschenen boek ‘Klimaatoorlogen’ in verschillende scenario’s hoe concrete landen reageren op de enorme druk die ontstaat naarmate het broeikaseffect toeneemt. Hij schetst hierin een verontrustende blik op de toekomst waarin landen extreme maatregelen zullen treffen om te overleven. Voor Nederland beschrijft hij een scenario waarin niet het overstromingsgevaar als gevolg van klimaatverandering de nationale veiligheid raakt, maar een toestroom van vluchtelingen door een gebrek aan voedsel.

Page 52: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201052

Bezuinigingsdruk vraagt om

slimmer samenwerken

Het nieuwe kabinet Rutt e 1 heeft veiligheid hoog in het vaandel staan. Het inrichten van een apart ministerie van Veiligheid en Justitie stelt hoge eisen aan het realiseren van geformuleerde beleidsambities. De focus ligt op de nationalisering van het Politiebestel en het realiseren van één landelijke meldkamer Nederland.

Alexander Heijnen, A. Heijnen Consulting Erik Soonieus en Marlies van Reenen, Alares

Veiligheidsregio’s worden niet genoemd in het regeerakkoord, maar verwachting is dat zij de komende jaren vanuit rijkswege en lokaal door de bezuinigingen worden geraakt. Ondanks deze bezuinigingen mag de kwaliteit van dienstverlening op het gebied van de nationale veiligheid niet onder druk komen te staan. Een uitdaging die vraagt om pragmatische oplossingen.

Wel krimp, geen krampDe afzonderlijke veiligheidsorganisaties staan een effi ciëntieslag te wachten. Met minder mensen effi ciënter werken is daarbij het adagium. Groot gevaar hierbij is dat door de bezuinigingsdruk de diverse kolommen in de kramp schieten om zich primair te richten op uitvoering van hun basistaken. De wil om kennis te delen en integraal met partners naar oplossin-gen te zoeken komt al snel onder druk te staan. Organisaties dienen juist nu te beseff en dat de geformu-leerde beleidsdoelen ook zonder extra beschikbare gelden kunnen worden gerealiseerd. Uitdaging hierbij is doelmatiger te werken door snel toegang te hebben

tot kennisbronnen binnen en buiten de organisatie. Complexe vraagstukken vragen om integrale oplossin-gen. Het snel aan elkaar koppelen van kennis en informatie van diverse partijen is daarbij een sleutel tot succes. Gezamenlijk willen leren, is daarbij een belangrijke en noodzakelijke ambitie. Succesvolle voorbeelden zijn de opgezett e informatieknooppunten rondom cybercrime (NICC) en internationaal rondom natuurbranden (Firewise). Beide ook thema’s uit de Nationale Risicobeoordeling.

Houdt ramen en deuren openDe Nederlandse hulpdiensten zoals brandweer, politie, ambulance, marechaussee en defensie hebben ieder hun eigen interne bedrijfsprocessen, kennisstructuren en opleidingen. De afzonderlijke organisaties zijn dermate groot dat verschillende afdelingen en regio’s binnen een organisatie vaak niet weten wat zich in de rest van de organisatie afspeelt. Er is onvoldoende interne kennisoverdracht. Politieagenten in Maastricht zijn niet altijd op de hoogte van goede praktijkvoorbeel-den van hun collega’s in Groningen. Laat staan dat de brandweer hiervan op de hoogte is. Hier is een wereld te winnen. Veel maatschappelijke thema’s op het gebied van veiligheid zijn voor alle hulpdiensten relevant. Zeker de thema’s in het kader van de Nationale Risicobeoordeling vragen om een geïntegreerde aanpak.De Nederlandse veiligheidssector ziet er heel anders uit als de verschillende organisaties meer kennis met elkaar zouden delen. Juist in tijden van grootschalige bezuinigingen moeten de ramen en deuren wijd open blijven staan voor actieve kennisuitwisseling. Er liggen op dit gebied tal van kansen met betrekking tot de kwaliteit van dienstverlening, effi ciëntie en maatschap-pelijk rendement.

Focus op willen leren Om het delen van kennis mogelijk te maken is het ten eerste nodig dat leren een belangrijke plaats krijgt binnen de verschillende organisaties. Er zijn twee

Page 53: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010 53

manieren waarop een organisatie kan leren. De eerste manier is formeel leren, door het ontwerpen van leerprocessen. Het ontwikkelen van goede functiege-richte opleidingen en trainingen dient naadloos aan te sluiten bij de behoeft e van de professionals. Formeel leren wordt van bovenaf ingezet. De tweede leerwijze is informeel leren, wat haast organisch ontstaat. Dit is vaak een ongemerkt proces, waarbij medewerkers vanuit hun eigen motivatie kennis en ervaringen uit de dagelijkse praktijk met elkaar delen en verbeteringen aanbrengen in hun werkwijze. In de professionalisering van de hulpdiensten is de laatste decennia veel aandacht gegaan naar formeel leren. Hoewel op dit formele leren in veel sectoren nog

grote winst kan worden behaald, wordt in de huidige tijdsgeest het informeel leren steeds belangrijker om een aantrekkelijke en moderne werkgever te zijn. Juist in dit informele leren vinden individuele medewerkers in (en tussen) organisaties elkaar in een gezamenlijke behoeft e kennis te delen. Dit is niet alleen nutt ig, maar versterkt ook de ontwikkeling van het individu. Het belang hiervan voor de organisatie dient te worden onderkend door het management.

Veiligheid 2.0Door in te steken op de ontwikkeling van individuele medewerkers en hun kennisbehoeft e wordt veiligheid naar een volgend niveau gebracht. Er wordt nagedacht over doelstellingen, visie en manier van werken. Processen die al jaren worden gebruikt, worden mogelijk vervangen door andere methoden. Dit vraagt om fl exibiliteit, creativiteit, en vooral input van alle lagen van de organisatie. Uitwisseling van kennis en ervaring dient te worden georganiseerd binnen en

tussen organisaties. Formeel leren kan nog meer worden gevoed door persoonlijke praktijkervaringen van medewerkers. Als professionals daarnaast medever-antwoordelijk worden gemaakt voor het leren levert dit een schat aan extra kennis op. Het ontwikkelen van een interactief leerproces rondom concrete kennisdomei-nen levert de veiligheidssector al snel winst op. Slimmer samenwerken voegt daarbij een extra component toe welke waarde kan toevoegen aan elke betrokken veiligheidsorganisatie.In het huidige digitale tijdperk zijn tal van online mogelijkheden die het delen van kennis ondersteunen. Dit kan heel laagdrempelig beginnen, bijvoorbeeld door het installeren van Yammer, een online sociaal netwerk voor intern gebruik. Ideeën verspreiden zich razendsnel en ongeacht de hiërarchie door de organisa-tie. Zo zijn er bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu al 1800 gebruikers van Yammer actief. Ook online kennisplatforms helpen met kennisdeling. De politie zet hierin al stappen met een platform als Politie2.0. Hier wisselen medewerkers van de Nederlandse politie kennis uit over web2.0 toepassin-gen. Het inrichten van een dergelijk platform voor de veiligheidssector is geen doel op zich, maar een middel om slimmer samenwerken mogelijk te maken. Kennisdragers binnen verschillende organisaties weten elkaar sneller te vinden en innovaties kunnen sector-breed worden opgeschaald.

Iedereen kan meedoenHet kabinetsbeleid en de bijbehorende bezuinigingen maken kennisdeling noodzakelijk om de gewenste en noodzakelijke kwaliteitsslag binnen de veiligheidssector mogelijk te maken. Dit vraagt niet alleen om technische innovaties, maar juist om sociale innovaties en organisatieontwikkeling. Het installeren van Yammer of Skype is een stap in de juiste richting, maar het gaat veel meer om een verandering van mindset. Het vraagt om openheid en de wil om van elkaar te leren. Alleen in gezamenlijkheid kan immers tot adequate oplossingen voor de nationale veiligheid worden gekomen.En hoe pakken we dat aan? Enerzijds door een welover-wogen strategie bij voorkeur aan te jagen vanuit de strategie Nationale Veiligheid, maar anderzijds ook door gewoon te gaan doen. Er zijn voldoende praktijkvoor-beelden waarbij publieke en private organisaties samen met kennisinstituten kennis delen rondom een onderwerp waar het gezamenlijk belang groot is, zoals bij cybercrime en externe veiligheid. Op individueel niveau weten medewerkers elkaar via informele sociale netwerken te vinden en aan kennis te helpen. Kleine stappen kunnen een enorm verschil maken voor de manier waarop hulpdiensten met elkaar, maar ook met private organisaties samenwerken. Het gaat om een open blik, gericht op de toekomst. En het mooie is dat iedereen kan meedoen, ook als er wordt bezuinigd!

Page 54: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201054

Link(s)e bewegingen in Nederland: definities en veiligheidsrisico’s

Het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement en Bureau Beke hebben onderzoek gedaan naar extreemlinkse bewegingen in Nederland. De aanleiding vormt de constatering dat er weinig onderzoek is gedaan naar extreemlinkse bewegingen in Nederland en de toename en verharding van dierenrechten- en asielgerelateerd extremisme. In dit artikel bespreken de auteurs enkele bevindingen.

Laurens van der Varst MSc, politicoloog en onderzoeker COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement dr. mr. Anton van Wijk, criminoloog en directeur van Bureau Beke

WerkwijzeWe hebben de keuze gemaakt een brede inventarisatie uit te voeren naar linksgeoriënteerde initiatieven om ons niet al te eenzijdig te hoeven richten op al bekende (in AIVD nota’s genoemde) initiatieven. Dat zou geen recht doen aan het gehele ‘linkse spectrum’. Bovendien waren we op deze manier in staat vanuit de empirie een oordeel te geven over vigerende beleidsdefinities van extremisme en extreemlinks.

De initiatieven, een neutraal verzamelbegrip voor allerhande acties, groeperingen, organisaties en netwerken, zijn verzameld door gebruikmaking van het Vrij Media Centrum Nederland: www.indymedia.nl. Dit is een open posting systeem voor linksgeoriënteerde politieke acties, actieoproepen en actieverslagen. Deze databron heeft ons in staat gesteld binnen het ‘linkse spectrum’ een grote variatie aan initiatieven te verzame-len, analyseren en beschrijven. Daarnaast zijn er met twaalf deskundigen interviews gehouden. Met hen is gereflecteerd over definities en kenmerken van extreem-links en veiligheidsrisico’s.

In de periode januari 2008-augustus 2009 is gezocht naar initiatieven binnen zes thema’s: (1) Vrijheid, repressie en mensenrechten, (2) Natuur, dier en mens, (3) Gentechnologie, (4) Antifascisme, (5) Antiglobalisme en (6) Antimilitarisme. In totaal zijn ruim tweehonderd initiatieven geanalyseerd aan de hand van zeven ken-merken, waaronder doelen en actiemodaliteiten.

BeleidsdefinitiesHet afgelopen decennium waren er diverse overheids-definities van extremisme in omloop of ontbrak definiëring van extreemlinks. We vinden de overheids-

definitie van extremisme te ruim geformuleerd. De overheid definieert extremisme namelijk als het fenomeen waarbij personen of groepen bij het streven naar bepaalde idealen bewust over de grenzen van de wet gaan en (gewelddadige) illegale acties plegen. Elke illegale handeling om idealen te realiseren is hiermee een daad van extremisme. Illegale handelingen bestaan echter in soorten en maten. Dit in tegenstelling tot omschrijvingen van dit begrip in de academische wereld. Daar is het begrip gereserveerd voor gedragingen die in denken én doen de democratische rechtsstaat verwerpen. Door het toepassen van een brede definitie van extre-misme wordt dan al snel een breed scala aan acties onder de noemer extremisme geplaatst. Dat is denken wij onwenselijk en leidt tot begripsinflatie. Het ligt dan ook voor de hand het begrip (of etiket) extremisme niet te hanteren voor initiatieven die in de kern de democratie als staatsvorm accepteren.

Links, een containerbegrip Uit ons onderzoek leiden wij af dat, hoewel veelvuldig gebruikt in beleidsnota’s, het begrip ‘links’ een container-begrip is. De bestudeerde initiatieven komen weliswaar overwegend voort uit links ideologische stromingen, maar ideologische verscheidenheid is zichtbaar. Bovendien eigenen ook rechtsgeoriënteerde initiatieven zich linkse thema’s (dierenwelzijn, antiglobalisme) toe. Het begrip links is daarmee aan erosie onderhevig. De inhoud van het begrip links is niet eenduidig en nauwelijks richtinggevend. Recent kiest de AIVD in de definiëring van begrippen voor specifieke idealen of doelstellingen, zoals de verbetering van dierenrechten. Hiermee biedt de AIVD een beter inzicht in de doeleinden van activisten en potentiële doelwitten.

Veiligheidsrisico’s Een van de onderzoeksvragen is in hoeverre de initiatie-ven een veiligheidsrisico vormen in termen van de openbare orde en/of strafbare feiten. Dat blijkt zelden het geval en heeft te maken met de wijze waarop initiatieven hun acties vorm en inhoud geven. Die zijn erg divers. Publieke beïnvloeding, symbolische actie en in mindere mate actiecampagnes (o.a. ‘Gateway to hell’) behoren tot het actierepertoire van veel hedendaagse initiatieven. Sommige initiatieven zoals Clolonel en Rebelact tarten

1 Voortgangsrapportage 2009 en Operationeel Actieplan 2010 Polarisatie en Radicalisering (TK 29 754, nr. 175).

Page 55: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

met ludieke acties het gezag. Acties vinden overwegend in de openbaarheid plaats en worden meestal aangekon-digd. Bepaalde acties zijn verworden tot ware actieritue-len. Dat betekent dat herhaaldelijk op dezelfde wijze actie worden gevoerd. Die acties zijn door hun rituele karakter, grotendeels voorspelbaar en beheersbaar.

Sommige initiatieven begaan in het nastreven van hun doelstellingen wetsovertredingen. Het gaat dan bij voorbeeld om het onbevoegd overtreden van privé-terrein, negeren van een ambtsbevel of om blokkade-acties. Ook openbare ordeverstoringen vinden met enige regelmaat plaats. Denk aan de tegendemonstraties van de Antifascistische Actie, waarbij dit initiatief zich met geweld keert tegen haar tegenstrevers: nationalisten, extreemrechtse groepen en/of de politie.

Fysiek geweld tegen personen is uitzonderlijk. Wel kan met eenvoudige tactieken effectief dreiging worden opgeroepen, zoals met dreigmails of zogeheten ‘naming and shaming’. Voor slachtoffers is het lastig in te schatten of, hoe en op welk moment zij met acties geconfronteerd zullen worden. Dat kan bedreigend overkomen. Het strafrecht biedt in dergelijke gevallen weinig soelaas voor gedupeerden.

Overtuigers, afdwingers en geweldplegers Wij merken dat met enige regelmaat de initiatieven over één kam worden geschoren. Een door ons noodzakelijk geachte differentiatie tussen verschillende initiatieven ontbreekt tot op heden. Daardoor komt een nuchtere benadering en inschatting van veiligheidsrisico’s in het gedrang. Een mogelijkheid om risico’s en initiatieven scherper op hun ‘credentials’ te beoordelen, is door gebruikmaking van een typologie. Wij doen daartoe een eerste aanzet (zie kader). De typen onderscheiden zich primair van elkaar door de tactieken en middelen die zij hanteren om hun ideaal te bewerkstelligen.

AfsluitingWe mogen concluderen dat de bestudeerde initiatieven weliswaar overwegend voortkomen uit links ideologische

stromingen, maar dat zij vaak nauwelijks link zijn en ook niet extreem. Toch zien we de afgelopen periode ook een tendens van verharding, vooral in de acties tegen het Nederlandse migratie- en asielbeleid. Enkele ‘home-visits’ en opgeëiste brandstichtingen door claimgroepen als ‘The Anarchist Fire’ vormen illustraties van een specifieke actiecampagne tegen publieke en private partijen.

Afgezien van die verharding (waaraan veiligheidsrisico’s zijn verbonden) begeeft het gros van de initiatieven zich grotendeels binnen het democratisch spectrum. Dergelijk activisme kan bovendien ook een signaalfunctie hebben; zij attendeert op maatschappelijke misstanden of onrecht en articuleert zorgen. We moeten er voor waken dat deze initiatieven, in het licht van de waar-genomen verhardings- tendens, gehanteerde overheids-definities en publieke AIVD nota’s, niet over één kam worden geschoren.

Samenvatting• De bestudeerde initiatieven komen overwegend

voort uit links ideologische stromingen, maar zijn in de praktijk nauwelijks link of extreem.

• Veiligheidsrisico’s in termen van wetsover- tredingen en/of openbare orde zijn beperkt.

• Er is onvoldoende differentiatie tussen diverse initiatieven. Daarom is een voorlopige typologie opgesteld. Elk type is verbonden aan een specifiek veiligheidsrisico.

• De door de overheid gehanteerde beleidsdefinitie van extremisme is te ruim geformuleerd. Reserveer dit etiket voor initiatieven die zich expliciet en volledig tegen democratische rechtsorde werpen (concrete acties).

• Er is sprake van verharding binnen actiecampagnes tegen justitiële complexen in aanbouw en uitbreiding van doelwitten.

Een pdf van het onderzoek is te downloaden via www.politieenwetenschap.nl Een handelseditie verschijnt binnenkort bij uitgeverij BOOM.

Typen OmschrijvingOvertuigers • Enkel gebruik legale actietactieken en –middelen (demonstraties) • Veiligheidsrisico’s minimaalAfdwingers • Vasthoudend, breed actierepertoire • Wetsovertredingen soms noodzakelijk gevonden (blokkadeacties)Geweldplegers • Fysiek geweld tegen goederen en/of (het dreigen met) geweld tegen personen. • Reële veiligheidsrisico’s in termen van strafbare feiten en/of openbare orde

De typologie moet verder worden verfijnd, bijvoorbeeld door toepassing in de praktijk.

2 Zie o.m. F.J. Buijs en F. Demant, ‘Extremisme en radicalisering’, in: E.R. Muller e.a., Terrorisme. Studies over terrorisme en terrorismebestrijding, 2008, 169-192.

Page 56: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Met de inwerkingtreding van het gewijzigde Statuut voor het Koninkrijk op 10 oktober 2010 ziet het Koninkrijk der Nederlanden er wezenlijk anders uit.

Harold Boersen, directie Koninkrijksrelaties, ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Allereerst bestaat het land Nederlandse Antillen niet meer. De voormalige eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten hebben de status van autonoom land gekregen, vergelijkbaar met de status van Aruba. De eilandgebieden Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn openbare lichamen geworden in de zin van artikel 134 van de Nederlandse grondwet. Deze eilanden worden vaak kortweg aangeduid als de BES-eilanden, zoals ook is terug te vinden in de citeertitels van de vele (Nederlandse) wetten die voor deze eilanden gelden,In het kader van dit artikel wordt niet ingegaan op overige wijzigingen die het gevolg zijn van de wijziging van het Statuut of bijvoorbeeld de rijkswet Hof en de rijkswet Financieel toezicht. De rijkswet OM van Curaçao, Sint Maarten en de BES (hierna: rijkswet OM) komt aan de orde voor zover relevant voor de politie.

De BES eilanden maken nu dus deel uit van het Nederlandse staatsbestel maar daarbij dient direct de kanttekening geplaatst te worden dat in het Statuut is geregeld dat er regels kunnen gelden die (geheel) anders zijn dan de wetgeving zoals die in Nederland geldt. Eén van de meest in het oog springende voorbeelden daarvan is dat de rechtsprekende bevoegdheid op deze eilanden is toegekend aan het gemeenschappelijk Hof van Justitie en niet wordt uitgeoefend door de rechter-lijke organisatie zoals wij die nu tot nu toe kennen in Nederland.De wetten die op de BES- eilanden gelden zijn dus Nederlandse wetten (en geen rijkswetten) maar daarom niet gewoon de Nederlandse wetten. De Wet Openbare Lichamen (hierna: WolBES) en de Invoeringswet openbare lichamen BES (IBES) en de Wet financiën openbare lichamen BES (FinBES) regelen de inrichting van de openbare lichamen in het Nederlandse staatsbestel.Als uitgangspunt geldt voor de wetgeving op de BES-eilanden geldt, dat bij aanvang (dus vanaf transitie, 10 oktober 2010) de wetgeving die op de eilanden van kracht was, zal blijven gelden. De wet IBES regelt zodoende de omvorming van Antilliaanse recht tot

Nederlands recht. Daarnaast bevatten verschillende aanpassingswetten voor de openbare lichamen (ABES-wetten) wijzigingen van de overgenomen Antilliaanse regelingen, deels in verband met het feit dat er twee nieuwe landen in de plaats treden van het voormalige Antilliaanse staatsverband. Daarnaast zijn er aanpassingen noodzakelijk vanwege de eisen die bepaalde vakministers stellen aan de uitvoering van hun bevoegdheden op de BES–eilanden. Voor sommige beleidsterreinen is er gekozen voor specifieke nieuwe BES wetgeving. In het kader van dit artikel is de Veiligheidwet BES van belang, die overigens deels gebaseerd is op de rijkswet Politie.

Het is (ook) voor het terrein van openbare orde en veiligheid van belang in het achterhoofd te houden dat de situatie op de BES-eilanden (dus) niet hetzelfde is als in Nederland, overigens niet alleen als het gaat om de geldende regelingen. De WolBES regelt een vorm van decentraal lokaal bestuur op de BES-eilanden vergelijk-baar met Nederlandse gemeenten. Er is een eilandsraad (gemeenteraad), bestuurscollege (college van B&W) en een gezaghebber (burgemeester). Het provinciale niveau ontbreekt, maar er is wel een Rijksvertegenwoordiger die verantwoordelijk is voor het toezicht op de lokale besturen en in de Veiligheidswet BES bevoegdheden toegekend heeft gekregen die verwant zijn aan die van de Commissaris der Koningin in Nederlandse regelgeving zoals de Wet op de Veiligheidsregio’s.

De Veiligheidswet BES stelt regels inzake de politie, de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing op de eilanden. De Nederlandse Wet veiligheidsregio’s en de Politiewet 1993 zijn niet van kracht op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Voor de politie is deze wet voor een belangrijk deel gebaseerd op de rijkswet Politie. Dat vertrekpunt is van groot belang. De rijkswet politie geeft de hoofdlijnen van de inrichting van de politie van de landen Curaçao en Sint Maarten en voor de politie van de BES-eilanden.

Openbare orde en veiligheid op de BES

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201056

Page 57: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

1 voetnoot

Daarnaast kent de rijkswet vooral bepalingen die de onderlinge samenwerking moet waarborgen door uniforme eisen te stellen aan opleiding, ambtsinstructie, kwaliteitseisen en uitrusting. De politie op de BES heeft net als in Nederland een duaal gezag dat bestaat uit de gezaghebber of het openbaar ministerie. Dat openbaar ministerie is geregeld in de rijkswet OM. De rijkswet politie regelt dat er een politiekorps is voor de BES-eilanden en dat de minister van BZK (nu dus de minister van V&J) korpsbeheerder is.

De Veiligheidswet BES bevat in aanvulling op de Rijkswet politie een aantal regels inzake de politie en daarnaast wettelijke bepalingen over het gezag en het beheer van de brandweer en over de bestuurlijke verantwoordelijkheden ten aanzien van de rampen-bestrijding en crisisbeheersing. Vanwege de afstand tussen de eilanden is er geen intereilandelijk bestuur tussen de eilanden. Behalve bepalingen over de rol en positie van de gezaghebbers (vergelijkbaar met de Nederlandse burgemeesters), de bestuurscolleges en de korpsbeheerder van het korps politie Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het brandweerkorps Bonaire, Sint Eustatius en Saba, bevat de veiligheidswet BES ook regels over de taken en verantwoordelijkheden van de rijksvertegenwoordiger. De rijksvertegenwoordiger neemt op basis van de Veiligheidswet BES een positie in die vergelijkbaar is met de commissaris van de Koning in de Nederlandse Wet veiligheidsregio’s, maar verschilt desalniettemin ook op een aantal onderdelen.

Op basis van de Veiligheidswet BES heeft de Rijksvertegenwoordiger de beschikking over een aanwijzingsbevoegdheid bij een ordeverstoring van boveneilandelijke betekenis. Tevens vervult hij een

spilfunctie bij verzoeken om bijstand van onderdelen van de krijgsmacht aan de politie, zowel in het kader van de handhaving van de openbare orde als bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en de taken ten dienste van de justitie, alsmede de rampen-bestrijding en crisisbeheersing. In het kader van de rampenbestrijding en crisisbeheersing heeft de Rijksvertegenwoordiger de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen aan de gezaghebbers over het beleid inzake de rampenbestrijding en crisisbeheersing in geval van (ernstige vrees voor het ontstaan van) een ramp of crisis van boveneilandelijke betekenis. Daarnaast is hem opgedragen door de bestuurscolleges vastgestelde rampen- en crisisplannen te toetsen. Met het oog op de noodzakelijke samenwerking met andere eilanden is de Rijksvertegenwoordiger aangewezen een coördinatieplan ter zake van de rampenbestrijding en crisisbeheersing op te stellen. Verder heeft de Rijksvertegenwoordiger de bevoegdheid een aanwijzing te geven in het geval een bestuursorgaan tekortschiet in de taakuitvoering op het terrein van de rampen-bestrijding, crisisbeheersing, geneeskundige hulp-verlening of de brandweerzorg.

Evenals in de Wet veiligheidsregio’s is bepaald, kan de Minister indien het algemeen belang dit eist bevoegd-heden van de gezaghebber en de Rijksvertegenwoordiger aan zich trekken of een ander ermee belasten. Dit zal echter beperkt blijven tot zeer uitzonderlijke omstandigheden en vergt een apart koninklijk besluit.

De Veiligheidswet BES is opgenomen in het Staatsblad 362 van 1 oktober 2010.

57Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Page 58: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 201058

Prof. dr. Bob de Graaff , lid van de redactieraad van het Magazine, is benoemd tot hoogleraar Inlichtingen en Nationale Veiligheid op de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW), onderdeel van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). Het vakgebied richt zich op de studie van inlichtingen en de wijze waarop dit van invloed is op nationale veiligheid. De resultaten hiervan zijn van belang bij de besluitvorming over militaire inzet tijdens confl icten en oorlog.De NLDA biedt in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam vanaf dit academisch jaar een minor Inlichtingen en Veiligheid aan de studierichting Krijgswetenschappen. Met de instelling van deze leerstoel en de benoeming van de hoogleraar geeft de NLDA een impuls aan de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek op het gebied van inlichtingen en veiligheid. De Graaff was tot 2010 hoogleraar Terrorisme en Contraterrorisme en directeur van het Centrum voor Terrorisme en Contraterrorisme. Hij was de eerste hoogleraar op dit gebied in Nederland. Hij is momenteel ook verbonden aan de afdeling Geschiedenis van Internationale Betrekkingen van de Universiteit Utrecht.

(persbericht ministerie van Defensie)

Bob de Graaff hoogleraar Inlichtingen & Nationale Veiligheid

Het afgelopen jaar hebben vier pilotregio’s in het kader van het project Zelfredzaamheid bij noodsituaties van het ministerie van Veiligheid en Justitie, instrumenten uitgetest om zelfredzaamheid te vergroten. Amsterdam-Amstelland koos voor een buurtgerichte aanpak van risicocommunica-tie en het aanleren van vaardigheden. Moerdijk zett e instrumenten in om de zelfredzaamheid op en om industrieterrein Moerdijk te vergroten. Op de Veluwe werd geoefend met het ontruimen van recreatie-terreinen zonder de aanwezigheid van hulpdiensten. En Zeeland ontwikkelde een website met actuele dreigingniveaus voor onder meer elektriciteitsuitval en extreem weer.

Ook heeft het NIFV onderzoek gedaan naar samenwerking tussen hulpdiensten en burgers tijdens enkele rampen uit de recente Nederlandse geschiedenis, en is er geïnvesteerd in vergroting van het risico-bewustzijn van het algemeen publiek, verminderd zelfredzamen en jongeren.

Drie regiobijeenkomstenBent u benieuwd naar de resultaten van de pilots en de andere onderdelen van het project? Wilt u meedenken hoe zelfred-zaamheid in de toekomst verder bevorderd kan worden? Dan bent u van harte uitgenodigd om een van de drie regiobij-eenkomsten bij te wonen die het ministerie van Veiligheid en Justitie samen met de pilotregio’s organiseert.

ProgrammaIn een gezamenlijke aft rap zal de gastregio de pilot aan u presenteren en krijgt u van het ministerie van Veiligheid en Justitie een presentatie van de projectresultaten. Vervolgens kunt u in twee rondes kiezen uit een zestal workshops. Elke pilot verzorgt een eigen workshop. Daarnaast zal het NIFV in een workshop dieper ingaan op het omgaan van hulpverleners met helpende burgers. Naast het uitwisselen van kennis en ervaring op het gebied van zelfredzaamheid is er tijdens de bijeenkomst volop gelegen-heid collega’s uit het veiligheidsnetwerk te ontmoeten.

AanmeldenVoor meer informatie over en aanmelding voor deze (kostenloze) bijeenkomsten, kunt u mailen naar: [email protected]

58 Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010

Middelburg: 20 januari van 10.00 uur tot 14.00 uurAmsterdam: 17 februari 13.00 uur tot 17.00uurArnhem: 7 april 10.00 uur tot 14.00 uur

Landelijk draaiboek hoogwater en overstroming

Op 18 november is het Landelijk draaiboek hoogwater en overstromingen verschenen. Het draaiboek beschrijft de landelijke coördinatie en opschaling binnen de waterkolom (waterschappen, ministerie van Infrastructuur en Milieu en provincies) bij een (dreigende) overstroming met bovenregionale eff ecten. Het beschrijft taken en verantwoordelijk-heden van de betrokken partijen. Het gaat daarbij vooral om het mogelijk maken van de landelijke coördinatie van de informatievoorziening gericht op het verkrijgen van een eenduidig landelijk beeld van de waterstaatkundige toestand en de landelijke afstemming van maatregelen met bovenregionale eff ecten. Het landelijke draaiboek is afgestemd met het Nationaal Crisisplan Hoogwater en Over-stromingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

regiobijeenkomsten

zelfredzaamheid bij noodsituaties

Landelijk draaiboek hoogwater en overstroming

Op 18 november is het Landelijk draaiboek hoogwater

Page 59: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Redactieadres Magazine nationale veiligheid

en crisisbeheersing

Ministerie van Veiligheid en JustitiePostbus 203012500 EH Den HaagE-mail: [email protected]

Redactie

Redactiecommissie: Ruth Clabbers, Marije Breedveld, Donna Landa, David van Veenendaal, Lodewijk van Wendel de Joode en Geert Wismans (samenstelling en eindredactie)Redactiesecretariaat: Nalini Bihari (070-426 53 00)

Redactieraad

Prof. dr. Ben Ale (Technische Universiteit Delft)Dr. Arjen Boin (Universiteit Utrecht) Mr. dr. Ernst BrainichDr. Menno van Duin (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid)Prof. dr. Georg Frerks (Universiteit Wageningen)Prof. dr. Bob de Graaff (Nederlandse Defensie Academie)Prof. dr. Ira Helsloot (Vrije Universiteit Amsterdam)Prof. dr. Erwin Muller (Universiteit Leiden)Dr. Astrid Scholtens (Crisislab)Prof. dr. Erwin Seydel (Universiteit Twente)Prof. dr. Peter Werkhoven (TNO Defensie en Veiligheid)Prof. dr. Rob de Wijk (The Hague Centre for Strategic Studies)

Aan dit nummer werkten mee:

Ben Ale, Delilah Al-Khudairy, Alessandro Annunziato, Vincent van Beest, Harold Boersen, Marc Bökkerink, Andries Boneschansker, Marije Breedveld, Claartje Brons, Anton van Wijk, Raimond Duijsens, Maris den Engelsman, Pamela van Erve, Erik Frinking, Peter Glerum, Kristalina Georgieva, Jan Goeijenbier, Corsmas Goemans, Erik van der Goot, Peter Goudsmits, Tom de Groeve, Jolanda Haak, Siobhan Harty, Alexander Heijnen, Michiel Hoorweg, Eric J. van der Horst, Gábor Iklódy, Khan Jahier, Erik Klaver, Douwe Leguit, Jens P. Linge, Gaël Marchand, Ron de Meyer, Immanuel Nijssen, Hans Oude Alink, Marc van Oudheusden, Michel Rademaker, Marlies van Reenen, Ad de Roo, Caroline van der Schaaf, Ton Slewe, Erik Soonieus, Kim Steenbergen, Marijke Stokkel, Erik Teepe, Marieke Timmermans, Jan van Tol, Maaike van Tuyll, Laurens van der Varst, Paul Vierveijzer, René Voogt, Rob de Wijk, Janneke Zaal

Fotografie

Eagle, Europese Commissie, EU-MIC, Rob Jastrzebski, NATO, Nederlandse Rode Kruis, Public Safety Canada, Jan van Tol, WaterSave.EU, WFF

IIlustraties

ENISA, HCSS, NATO, Nederlandse Rode Kruis, Marc van Oudheusden, Provincie Zeeland, WFF

Vormgeving

Grafisch Buro van Erkelens, Den Haag

Productiebegeleiding

Ministerie van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesDirectie Communicatie en Informatie / Grafische en Multimediale Diensten

Druk

OBT bv, Den Haag

© Auteursrecht voorbehouden.ISSN 1875-7561

Colofon

Voor een gratis abonnement mail: [email protected].

Het magazine is te downloaden via www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/crisis-en-nationale-veiligheid.

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 2010w 59

3 | Introductiecolumn Rob de Wijk 5 | Nationale Veiligheid - de Britse aanpak

6 | Nieuwe uitdagingen voor de NAVO 9 | Naar Europese richtlijnen voor methodiek

risicoanalyse 10 | Nationale risicoanalyse in Frankrijk 11 | De EU Interne Veiligheids-

strategie 12 | EU-crisismanagement: uitdagingen en oplossingen 15 | World Foresight

Forum april 2011 16 | Europa en internationale assistentie – zenden en ontvangen

18 | All-hazards risk assessment crisismanagement – de Canadese aanpak 20 | Rode Kruis

World Disaster Report symposium 24 | Internationale aandacht voor de risico-regelreflex

28 | Noodhulp Pakistan netcentrisch gecoördineerd 29 | Handboek maakt internationale

bijstand werkbaar 30 | Up Safety – Europees project Ondergrondse veiligheid 31 | Water.

Save.EU 60 | Vier vragen aan Europees Commissaris Georgieva

Inhoud

Het Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing is een tweemaandelijkse uitgave van de directie Nationale Veiligheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het blad informeert, signaleert en biedt een platform aan bestuurders en professionals over beleidsontwikkeling, innovatie, uitvoering en evaluatie ten aanzien van nationale veiligheid en crisisbeheersing. De verantwoordelijkheid voor de inhoud van de artikelen berust bij de auteurs.

32 | Cyber Storm III@NL-ICT verstoringen zijn niet

alleen virtueel!

34 | Eerste Nationale Trendrapport Cybercrime en

Digitale Veiligheid

36 | ICT kwetsbaarheid en invulling Nederlandse cyber

security strategie

37 | Oefening Cyber Europe 2010

40 | Evaluatiecommissie Q-koorts

42 | Kabinetsreactie op rapport Commissie Van Dijk

43 | Giframp Hongarije – alweer… toezicht

44 | Bosbranden in Rusland

46 | Slachtofferregistratie na rampen

48 | Hulpverleners ten onrechte bang voor

radioactieve besmetting

50 | Voorbereiding op pandemie – case Luchtvaart!

51 | Boekrecensie: Gwynne Dyer - Klimaatoorlogen

52 | Bezuinigingsdruk vraagt om slimmer

samenwerken

54 | Link(s)e bewegingen in Nederland: definities en

veiligheidsrisico’s

56 | Openbare orde en veiligheid op de BES

58 | Regiobijeenkomsten zelfredzaamheid bij

noodsituaties

58 | Landelijk draaiboek hoogwater en overstroming

58 | Bob de Graaff hoogleraar Inlichtingen en Nationale

Veiligheid

Thema: InTernaTIonale dImensIe

overIge onderwerpen

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/december 20102

Page 60: Lees mijn artikel: Bosbranden in Rusland (vanaf pagina 44)

Uri Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken

Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing november/dcemberr 201060

jaargang 9 | nummer 6 | november/december 2010 Magazine

nationale veiligheid en crisisbeheersing

Thema: Internationale dimensieCyber security Aanpak Q-koorts geëvalueerd

Vier vragen aan:

Wat is het doel van uw recente voorstel tot

versterking van de Europese

rampenbestrijdingscapaciteit?

“Ons beleidsvoorstel behelst de ontwikkeling van een structuur voor efficiëntere rampen-bestrijding door de EU zodat het mogelijk wordt sneller hulp te bieden waar en wanneer dat nodig is en dat tegen de laagste kosten voor de belastingbetaler. Doelen zijn betere planning met behulp van referentie-rampscenario’s, de beschikbaarheid van middelen voor snelle interventie zowel binnen als buiten de EU te waarborgen, de logistiek te verbeteren en de kosten-effectiviteit te waarborgen door dubbel werk te vermijden en voort te bouwen op hetgeen reeds goed functioneert.Het komt erop neer dat we voorstellen een European Emergency Response Capacity (EERC) op te zetten op basis van vooraf door de lidstaten toegezegde middelen en vooraf overeen-gekomen noodplannen. Deze middelen blijven onder het beheer van de EU-landen zelf, maar zullen ter beschikking worden gesteld zodra een gezamenlijke Europese interventie nodig is. Ook zal er een European Emergency Response Centre worden opgezet door samenvoeging van het huidige Monitoring and Information Centre (MIC) en de ECHO-crisis-centra voor humanitaire hulp. Het centrum zal 24 uur per dag operationeel zijn. Behalve voor monitoring en coördinatie zal er ook een grote capaciteit voor planning beschikbaar zijn.”

Hoe kunnen de lidstaten bijdragen aan deze

responscapaciteit?

“Elke staat heeft de plicht de veiligheid van

zijn ingezetenen te beschermen. Grote rampen kunnen de nationale capaciteit echter te boven gaan. In dergelijke gevallen kan een gecoördineerde Europese interventie effectiever zijn. Wij stellen een ‘bottom up’ aanpak voor die gebaseerd wordt op bestaande capaciteiten waarbij de lidstaten bepaalde middelen in een pool onderbrengen (bij voorbeeld voor water-zuivering, search and rescue of voor het bestrijden van bosbranden, medische units). Deze middelen worden beschikbaar gesteld voor EU-operaties, maar blijven onder het nationale gezag.”

Hoe kijkt u aan tegen samenwerking en

afstemming met andere internationale

organisaties zoals het Rode Kruis, de NAVO en

UN-OCHA?

“Bij grote rampen buiten de EU coördineert en bevordert het MIC de hulp van lidstaten die dan adequaat wordt geïntegreerd in de overige hulpinspanningen. Voor de Verenigde Naties is het efficiënter wanneer er afgestemd kan worden op basis van één goed gecoördineerd hulppakket vanuit de EU dan te moeten onderhandelen met 27 verschil-lende partners. Daarom is de VN een zeer groot voorstander van onze initiatieven tot betere afstemming van EU-interventies. De Commissie ondersteunt de leidende rol van de VN bij rampen buiten de EU. We onder-houden verder een uitstekende werkrelatie met het UN Office for Coordination of Humanitarian Affairs (UN-OCHA). Een andere belangrijke partner is de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Halvemaanverenigingen (IFRC) die snel kan optreden bij natuurrampen en op

jaarbasis ongeveer 30 miljoen mensen bijstaat. In 2009 heeft de Commissie ruim 13 miljoen euro gefinancierd voor operationele activiteiten en capaciteitsopbouw van het IFRC.

We werken pragmatisch samen met de NAVO. Een aantal van onze lidstaten heeft bij voorbeeld gebruik gemaakt van de luchtbrug van de NAVO om na de aardbeving van 2005 hulpgoederen naar Pakistan te brengen. Tijdens rampen waarbij beide operationeel zijn, wisselen het MIC en het Euro-Atlantic Disaster Response Coordination Centre van de NAVO informatie uit.”

Wat is uw bijdrage aan de nieuwe Europese

interne veiligheidsstrategie?

“Het waarborgen van de interne veiligheid voor Europeanen is een prioriteit bij de EU. Op grond van het Verdrag van Lissabon en het programma van Stockholm hebben de lidstaten begin 2010 een interne veiligheids-strategie ontwikkeld en de Europese Commissie opgeroepen concrete voorstel-len voor maatregelen uit te werken. Eind november is de interne veiligheidsstrategie gepubliceerd. Eén van de actiepunten uit de strategie betreft het optreden van de EU bij rampen, en bouwt voort op mijn voorstel over EU-capaciteit voor rampenbestrijding. In de nieuwe strategie wordt het belang van optreden door de EU op dit terrein niet alleen benadrukt als een mechanisme om het verlies van mensenlevens te voorkomen en lijden te verzachten, maar ook als een middel om de veiligheid binnen Europa te bevorderen.”

Kristalina Georgieva,EU-commissaris voor internationale samenwerking, humanitaire hulp

en crisisbestrijding