LATIJNSCIIE SPREEKWOORDEN - dbnl.org · 2 Handboekje van Latijnsche 10. Absit invidia verbo (ab'sit...

92
HANDBOEKJE VAN a LATIJNSCIIE SPREEKWOORDEN EN CITATEN a C a a 0 W. J. THIEME & ZUTPHEN. 0

Transcript of LATIJNSCIIE SPREEKWOORDEN - dbnl.org · 2 Handboekje van Latijnsche 10. Absit invidia verbo (ab'sit...

HANDBOEKJE VAN a

LATIJNSCIIE SPREEKWOORDEN

EN CITATEN a

C aa

0 W. J. THIEME & — ZUTPHEN. 0

HANDBOEKJE

VAN

LATijNSCUE SPREEKVVOORDEN EN CITATEN

TWEEDE DRUK

ZUTPHEN - W. J. THIEME & CIE

VOORWOORD.

Wij meenen, door de uitgave van dit handboekjeeen nuttig werk te verrichten, dat door velen zalworden op prijs gesteld.

Het valt niet te loochenen, dat aan een dergelijkboekje groote behoefte bestaat. Zoowel in de literatuurals in het dagelijksche leven worden tal van uit-drukkingen, spreekwoorden en citaten gebruikt, aande oude Latijnsche prozaschrijvers en dichters ont-leend. Het wil ons zelfs voorkomen, dat de classiekenin de laatste jaren nog grootere belangstelling op-wekken dan op het einde der vorige eeuw. Het grooteaantal vrouwelijke leerlingen, die in den laatsten tijdonze gymnasia bezoeken, moet op den duur inwerkenop de literatuur en de geestesinrichting van hetjonge Nederland en medewerken tot het weder doenopleven van een aantal zegswijzen, aan de oudenontleend. De invloed dier factoren is nu reeds opte merken.

Het spreekt van zelf, dat de keuze moeilijk was,daar het boekje niet te uitgebreid mocht worden.Wij erkennen, dat sommigen van oordeel zullen zijn,dat enkele zegswijzen noode worden gemist en andereachterwege hadden kunnen blijven; doch wij troostenons met de gedachte :

Frustra laborat, qui omnibus placere studet.

DE UITGEVERS.

A.

1. Ab absurdo (absur'do). Uit het ongerijmde.In de meetkunde kent men bewijzen uit hetongerijmde.

2. Ab alio expectes, alterf quod feceris (expec'tesal'teri kwod fé'ceris).Gij moet van den een verwachten, wat gij denander aandoet, m. a. w.: leer om leer; of oogom oog, tand om tand.

3. Ab hoc et ab hac.Door elkaar, zonder orde, verward, in het wild.

4. Ab imo pectore (i'mo pek'tore). Met volkomenvrijmoedigheid, volkomen oprecht.

5. Ab initio (ini'tsio). Van het begin af.6. Ab Jove principium (prinsi'pium). Ontleend

aan Vergilius Bucólica (Herdersdichten). Ook.latere Rom. schrijvers gebruiken deze uit-drukking, die beteekent : Men beginne methet voornaamste.

7. Ab origine (ori'gine).Van den oorsprong.

8. Ab ovo (o'vo).Van het begin (eigenlijk : ei).

9. Ab ovo usque mala (us'kwe ma'la).Letterl.: van het ei tot de appelen, d. i. ge-durende den geheelen maaltijd, (de Romeinenhadden de gewoonte hun middagmaal meteieren te beginnen en aan het eind appels tegebruiken).

2 Handboekje van Latijnsche

10. Absit invidia verbo (ab'sit invi'dia).Men neme de woorden niet kwalijk op, menduide ze niet als grootspraak.

11. Absit omen (o'men).Het voorteeken blijve weg ! De Romeinenplachten voorteekens als bijzonder ernstig opte vatten. (Livius). Zoo gold de val van hetbeeld van een god als onheilspellend enz.Verschillende middelen wendde men aan omden invloed van kwade „omina" te verhinderen.

12. Ab unguibus ad verticem (un'gwibus verttiem).Van de nagels tot de kruin, d. i. Van toptot teen. Bij de Kerkvaders Hieronymus,Augustinus, vindt men : a pedibus usque adcaput : van de voeten tot het hoofd.

13. Ab uno disce omnes (u'no dis' se am'nes). Be-oordeel naar één alle(n).Men bedoelt daarmee niet slechts, dat menalle personen in karakter aan één gelijk moetstellen, maar ook, dat men aan eene karakter-eigenschap genoeg heeft, om den heelen aardte kennen.

14. Ab urbe condita (ur'be kon'dita).Sedert de stichting der stad (Rome) (hetjaar 753 voor Chr.).

15. Abusus non tollit usum (Abu'zus tol'lit u'zum).Grondstelling van het oude recht. Het misbruikneemt het nut niet weg, d. i. Het misbruik,dat van eene zaak gemaakt wordt, belet niet,dat zij op zich zelf nuttig kan zijn.

16. Accipe hoc (ak'sipe). Neem dit aan.

Spreekwoorden en Citaten. 3

17. Accipe quam primum, brevis est occasio lucri(kwam j5rimum bre'vis okka'zio). Neem zoodramogelijk aan, de gelegenheid voor winst iskort : Smeed het ijzer, als het heet is.

18. A cruce salus (cruut'se). Redding door het Kruis(door Christus).

19. Ac etiam (ak eet'siam). En ook.20. Acta est fabula (ak'ta fa'bula). Het stuk is ge-

speeld. Aldus werd in den ouden schouwburghet einde der voorstelling aangekondigd.

21. Acu tetigisti (a'ku te'tigis'ti). Gij hebt de zaakmet de naald aangeraakt : d. i. gij hebt denspijker op den kop geslagen.

22. Ad augusta per angusta (augus'ta angus'ta). Overmoeilijkheden tot eene overwinning (geraken).

23. Ad captandum vulgus (kaptan'dum). Om hetgemeen te vangen.

24. A deo et rege (de'o re'ge). Van God en denKoning.

25. Ad extremum (extré m mum). Aan het einde (tothet laatst).

26. Ad finem. Zie het voorgaande.27. Ad gloriam (glo'riam). Voor den roem.28. Ad calendas graecas (calen'das grae'cas). Nooit.

De eerste dagen der maanden werden door deRomeinen Kal. d. i. Kalendae genoemd. DeGrieken kenden ze niet en telden er ook niet vanaf, om de andere dagen te bepalen. Belooft mennu „ad calendas graecas" te betalen, dan duidtmen daarmee aan, dat het nooit zal gebeuren.

4 Handboekje van .Latijnsche

29. Ad hoc. Daarvoor, tot dat doel, passende bijde zaak.

30. Ad hominem (ho'minem). Alleen in de uitdruk-king : argumentum ad hominem : een bewijs-grond op den man af, d. i. een verdedigingmet soortgelijke redenen als de tegenstanderaanvoert, b. v. wil iemand zijne beweringenstaande houden door bewijzen aan de natuur-kunde ontleend, en kan ik hem met feitenuit dezelfde wetenschap weerleggen, dan zalik hem met „argumentum(a) ad hominem"tot stilzwijgen brengen.

31. Ad honores (hono'res). Voor de eer.32. Adhuc sub judice lis est (ju'dise). Het proces

is nog in handen van den rechter, d. i. dezaak is nog niet beslist.

33. Ad infinitum (infini'tum). Tot het oneindige.Ook : in infinitum.

34. Ad interim (in'terim). Tusschentijds.35. Ad libitum (li'bitum). Naar believen.36. Ad litteram (litteeram). Letterlijk (b .v. een

schrijver „ad litteram" citeeren).37. Ad majorem dei gloriam (majo'rem de'i glo'-

ri'am). Tot grooteren lof van God.Motto van de orde der Jezuïeten, gestichtdoor Ignatius Loyola (1539).

38. Ad nauseam (nau'zeam). Tot walgens toe.39. Ad ostentationem (ostentatsjo'nem). Tot praal,

vertoon.40. Ad patres (pá'tres). Tot zijne voorouders (gaan),

d. i. sterven.

Spreekwoorden en Citaten. 5

41. Ad perpetuam rei memoriam (perpe'tuam re'imemo'riam). Om zich de zaak steeds te her-inneren. (Op medailles enz.).

42. Ad referendum (referen'dum). Om er over telaten beslissen.

43. Ad rem. Zeer toepasselijk en beslissend. Eenetegenwerping „ad rem" is afdoende.

44. Ad unguem (un'gwem). Tot den nagel, d. i. zeernauwkeurig. Bij de Israëlieten onderzoekt dedooder van het te slachten vee zijn slachtmesdoor er met den nagel langs te strijken. Zookan hij de minste oneffenheid op zijn mes be-speuren. Heeft hij op zijn nagel geen afwijkin-gen gevoeld, m. a. w. heeft hij de fijnheid vanden snijkant bevonden, dan zal hij zonderaarzeling tot het slachten overgaan. Eveneensbeweegt de beeldhouwer zijn vinger langs hetmodel, om na te gaan, of zijn werk voltooid is.

45. Ad unum omnes (u'num om'nes). Allen tot opéén (niet één uitgezonderd).

46. Ad valorem (valo'rem). Naar waarde, overeen-komstig de waarde.

47. Ad vitam aeternam (vi'tam éter'nam). Voor heteeuwige leven.

48. Ad vivum (vi'vum).'rot in het leven, het eigenlijke.49. Aegrescit medendo (aegres'sit meden'do). Lett.:

Door te genezen, wordt hij ziek; d. i.: Hetgeneesmiddel is erger dan de kwaal.

50. Aequo animo (é'kwo á'nimo). Kalm, gelaten,rustig, zonder verzet; Lett. met een gelijk-matigen geest.

6 Handboekje van Latijnsche

51. Aequam servare mentem (é'kwam serva'remen'tem). Zijne kalmte bewaren.

52. Aequo pulsat pede. Woorden uit een versregelvan Horatius, waarin hij zegt, dat de doodaan de deur klopt van allen, onverschillig wie.Lett.: Hij klopt met een „gelijken" voet.

53. Aere perennius (ère peren'nius). Duurzamerdan erts.

54. Aeternum vale (éter'num va'lé). Vaarwel vooraltijd. Woorden uit het verhaal van Orpheus'dood, zooals die bezongen is door Ovidius.

55. Aetatis suae (éta'tis su'é). Van zijn (haar)ouderdom.

56. Afflavit deus et dissipantur (Afa'vit dé'usdissipan'tur). God heeft geblazen en zij wordenverstrooid. Inscriptie van den gedenkpenningter herinnering aan de vernietiging van deSpaansche Armada. (1588).

57. A fortiori (fortsio'ri). Met meer grond, metkrachtiger beweegreden.

58. Alea jacta est (a'lea jak'ta). De teerling isgeworpen, of de kogel is door de kerk.

59. Alere flammam (a'lere flam'mam). De vlamvoeden.

60. Alias (a'lias). Anders.61. Alibi (a'libi). Elders. Hij kon zijn alibi bewijzen,

d. i. hij kon aantoonen, dat hij bij het vol-voeren van eene daad niet ter plaatse was.

62. Alma mater. Milddadige moeder.In de geleerde wereld wordt de Universiteitaldus genoemd, omdat men aan haar de

Spreekwoorden en Citaten. 7

opleiding in de wetenschappen te danken heeft,zooals aan eene moeder de opvoeding.

63. Alter ego. Ander ik, d. i. de gelijke, plaatsver-vanger, of beminde, die men zoo lief heeftals zichzelf.

64. Amant alterna Camoenae (alter'na Cameu'nae).Lett.: De Muzen hebben den afwisselendenzang lief.

65. Amantium irae amoris integratio est (Aman'-tsium i'ré amo'ris intégra'tsio). De echtheidvan de liefde is het kenmerk van den toornvan verliefden, ook wel : de toorn van ver-liefden is (juist) de vernieuwing der liefde.

66. Amare et sapere vix deo conceditur (amá'resappere konse'ditur). Bij de liefde zijn verstandte behouden wordt ternauwernood eenen godtoegestaan.

67. Amat victoria curam (vikto'ria). Om eene over-winning te behalen, moet men zorgen over-winnen.

68. Amicus humani generis (ami'kus humá'nige'neris). De vriend van iedereen.

69. Amicus certus in re incerta cernitur (ami'kusser'tus ré inser'ta ser'nitur). Een oprechtvriend leert men in eene moeilijke zaak kennen.

70. Amicus Plato, amicus Socrates, sed magisamica veritas (So'cratès vé'ritas). Lett.: Platois mij lief, Socrates eveneens, maar de waar-heid is mij liever.De wijsgeeren gebruikten dit gezegde in hunnegeschriften heel dikwijls, om te kennen tegeven, dat ze niet zwoeren bij het gezag vaneen bekend voorganger.

8 Handboekje van Latijnsche

71. Amicus usque ad aras. Een vriend (zelfs) tothet altaar, d. i. tot in den dood.Onder de Romeinen bracht een vriend vanden overledene somtijds lijkoffers, om van zijnewaardeering getuigenis af te leggen.

72. Amor et melle et felle est fecundissimus (ètmel'le èt fel'le fekundis'simus). De liefde iszoowel rijk aan zoet als aan bitter (honig en gal).

73. Amor patriae (pá'trié). De liefde tot het vaderland.74. Anguis in herba (an'gwis). Een adder in het gras.75. Anno aetatis suae. In het jaar van zijn (haar)

leven.76. Anno Christi (Kris'ti). In het jaar van Christus.

(sedert de geboorte van Chr.).77. Anno Domini (do'minie). In het jaar onzes

Heeren.78. Anno mandi. In het jaar der wereld. (sedert de

schepping der wereld).79. Annus mirabilis (an'nus mira'bilis). Het jaar

der wonderen.Dryden schreef een gedicht, dat dien titeldroeg over het jaar 1666, toen Londen dooreen vreeselijken brand geteisterd werd en deEngelsche vloot over de Hollandsche zegevierde.

80. Ante meridiem (an'te meri'dièm). Vóór denmiddag.

81. Ante mare, undae. Aan een feit gaat een oorzaakvooraf; het geheel is de vereeniging der deelen.

82. Aperto libro (aper'to li'bro), of „adperturamlibri". De schrijvers vertalen = zonder moeite,met gemak enz. van het blad; eigenlijk wan-neer het boek open ligt, of met open boek.

Spreekwoorden en Citaten. 9

83. A posse ad esse (pos'se es'se). Van de moge-lijkheid tot de werkelijkheid.

84. A posteriori (posterio'ri). Eigenlijk van achte-ren, achteraf. Redeneeren a posteriori d. i.:bewijzen aanvoeren naar de noodzakelijke ge-volgen van eene veronderstelling. Men keertdan van het feit tot de oorzaken terug.

85. A priori (priori). Eigenlijk van voren, b.v.:Eene waarheid a priori is reeds opgesloten iniets voorafgaands, of gezegds. Voornamelijkwordt het gebruikt van uitspraken in de wijs-begeerte, waarvoor niet eens positieve voor-beelden zijn te geven, m. a. w. berustende opde zuivere rede.

86. Aqua fortis (a'kwa for'tis). Sterk water. DeAlchimisten bezigen deze woorden veelvuldig.Nog gebruikt men ze voor salpeterzuur.

87. Aquila non capit muscas. Een arend vangtgeen vliegen, d. i.: Een man met groot ver-stand veracht de nietige kwesties.

88. Aqua vitae (a'kwavi'té). Water des levens. Al-cohol, brandewijn.

89. Arbiter elegantiarum (ar'biter elegantsia'rum).Een kenner op het gebied van smaak.

90. Arcana imperii (arka'na irnpe'rii). Geheimenvan den Staat.

91. Ardentia verba (arden'tsia ver'ba). Vurigewoorden.

92. Argumentum ad hominem (argumen'tum). Lett.:een bewijs(grond) op den man af, d. i.: bijde weerlegging ontleend aan de eigen grond-beginselen van den tegenstander.

10 Handboekje van Latnsche

93. Argumentum ad ignorantiam (ignoran'tsiam).Een bewijs, gebaseerd op de onwetendheidvan een tegenpartij.

94. Argumentum ad invidiam (invi'diam). Eenbewijs, waarbij men zich beroept op lagehartstochten.

95. Argumentum ad judicium (judi'tsium). Idemop oordeel.

96. Argumentum ad populum (po'pulum). Idemop het vooroordeel van het volk.

97. Argumentum ad verecundiam (verekun'diam).Idem op het natuurlijk gevoel van schaamteeens tegenstanders.

98. Argumentum baculinum (bakuli'num). Stok-slagen in de plaats van argumenten.

99. Argumentum ex concessis (konses'sis) .= argu-mentum ad hominem. Lett.: uit het toege-gevene.

100. Ars celare artem (sela're ar'tem). De (ware)kunst is : de kunst verbergen. B.v.: het fijnespel van een violist schijnt eene natuurlijkegave te zijn; niet, zooals inderdaad, verkre-gen na voortdurende oefening.

101. Ars longa, vita brevis. De kunst is lang, hetleven kort.

102. Artium magister (A. M. en M. A.) (artsiummagister). Meester in de Vrije Kunsten; dr.in de letteren.

103. Asinum litteras docere (a'sinum lit'teras do'-sere). Een ezel onderwijzen; d. i. een nutte-loos werk verrichten.

Spreekwoorden en Citaten. 11

104. Audaces fortuna juvat (auda'tses fortu'naju'vat).De fortuin begunstigt de onverschrokkenen.

105. Midi alteram partem (au'di al'teram par'tem).Hoor de andere partij !

106. Aura popclaris (popula'ris). De populaire wind,d. i. de veranderlijke volksgunst.

107. Aurea mediocritas (au'rea me'dio'kritas). Degulden middenweg.

108. Aures habent et non audient (au'di-ent). Zijhebben ooren en zullen niet hooren. Voorhen gebruikt, die zich tegen de klaarblijke-lijkheid willen verzetten. Woorden van denpsalmist.

109. Auri sacra fames. De vervloekte dorst naargoud.

110. Aut Caesar, act nullus. Of de keizer ofniemand.

111. Austriae est imperare orbi universo (univer'zo).Devies van het Oostenrijksche Huis.Oostenrijk is het beschoren de heele wereldte beheerschen.

112. Aut vincere aut mori (vin'sere). Of overwin-nen, of sterven.

113. A verbis ad verbena (ver'bera). Van woordentot slagen.

114. A vinculo matrimonii (vin'kulo). Van den banddes huwelijks.

12 Handboekje van Latfnsche

B.115. Beati pauperesspiritu (bea'tipau'perèsspi'ritu).

Zalig zijn de armen van geest.116. Beati possidentes (possiden'tes). Gelukkig zij,

die bezitten.117. Beatus ille, qui procul negotiis.

Paterna rura bobus exercet suis.(nego'tsiis).(pater'na ekser'set).Gelukkig hij, die, ver van staatszaken, devaderlijke landerijen met zijn vee bebouwt.Bekende versregels van Horatius.

118. Bis dat qui cito dat (kwi si'to). Tweemaalgeeft, die snel geeft.

119. Bona fide (fi'dé). Op goed geloof, in goedvertrouwen.

120. Brevis esse laboro, obscurus fio (labo'ro obs-ku'rus fi'o). Wanneer ik mij inspan om kortte zijn, word ik onduidelijk.

121. Bone deus! Mijn God ! (Uitroep van verbazing).122. Bonum vinum laetificat cor hominis (leti'-

fikat). Goede wijn verblijdt het hart van denmensch.

C.123. Caetera desiderantur (desideran'tur). De rest

(van een werk) ontbreekt.124. Caelum et terras miscere (se'lumn misse' re).

Hemel en aarde beroeren.

Spreekwoorden en Citaten. 13

125. Cantabit vacuus coram latrone viator(kanta'bit va'ku-us latro'ne via'tor). Juvenalis.Een reiziger, die niets bij zich heeft, zalzingen in tegenwoordigheid van een roover.

126. Caput mortuum (mor'tu-um). Het doode hoofd,d. i. het waardelooze overschot.

127. Carpe diem quam minimum credula postero(kar'j5e di'em kwam mi'nimum kre'dula j5os'-tero). Stel wat gij heden doen kunt, niet uittot morgen, letterl.: geniet den dag, zoo minmogelijk gedachtig aan den volgenden.

128. Casus belli. Een aanleiding voor oorlog.

129. Cave ne cadas (kavé'né). Pas op, dat gij nietvalt. Om hooge personen te waarschuwenvoor een mogelijker val, wordt dit spreek-woord gebruikt.

130. Cave actor. Laat de dader op zijne hoede zijn.

131. Cave canem. Pas op den hond.Waarschuwing aan den ingang van Romein-sche woningen.

132. Caveat emptor. De kooper zij op zijne hoede.Bij Romeinsche verkoopingen diende dezeuitdrukking om aan te toonen, dat de ver-kooper zich niet verantwoordelijk achttevoor den toestand der goederen.

133. Caveant consules (kon'sulès). De consulsmoeten waken, enz.In hachelijke tijden verleende de Senaat teRome aan de consuls de dictatoriale bevoegd-heid met die formule. In de dagelijksche taalsoms spottend gebezigd voor: wees op uwhoede.

2

14 Handboekje van Latijnsche

134. Cedant arms togae (se'dant). Dat de wapenenwijken voor de toga ! m. a. w. de oorlogmoet onderdoen voor den vrede.

135. Ceteris paribus (se'teris pa'ribus). Als hetoverige gelijk is.

136. Circa. Omstreeks.

137. Circulus probando (sir'kulus proban'do). Eencirkel(gang) in het bewijs; de conclusie alséén der argumenten gebruiken; bij 't be-wijzen; „in een kringetje" redeneeren.

138. Cito pede labitur aetas (pede). Snel gaat detijd voorbij.

139. Clipeum post vulnera sumere (kli'pe-umvul'nera su'mere). Het schild nemen na deverwonding, m. a. w. den put dempen, alshet kalf verdronken is.

140. Cogito ergo sum (ko'gito). Ik denk, daaromben ik. Beroemde uitspraak van Cartesius.

141. Commune bonum (kommu'ne). Het gemeen-schappelijk bezit.

142. Commune periculum concordiam paret (peri'-kulum konkor'diam). Een gemeenschappelijkgevaar zal waarschijnlijk de eendracht brengen.

143. Compos mentis. Met volle bewustzijn. Letterl. :meester van het verstand.

144. Conscia mens recti (kon'skia). Een geest, diezich bewust is van zijne oprechtheid.

145. Consuetudo pro lege servatur (konsu-e-tu'doserva'tur). De gewoonte wordt als een wetbeschouwd.

Spreekwoorden en Citaten. 15

146. Contra bonos mores. Tegen de goede zeden.147. Copia verborum (ko'pi-a verbo' rum). Over-

vloed van woorden.148. Coram nobis. In onze tegenwoordigheid.149. Corpus delicti (delik'ti). Het lichaam; lettert.:

van den misslag, de overtreding.150. Credat Judaeus 'Apella, non ego. Laat Apella

(een lichtgeloovige jood ten tijde van Horatius)het gelooven, ik niet; m. a. w. maak datanderen wijs.

151.Crimine ab uno disce omnes (kri'mine dis'se).Vergil ius.Leer allen kennen van de misdaad van één.

152. Cui bono (kui). Voor wien is het goed ?

153. Cuique suum (kui-kwe zu-um). Ieder het zijne.

154. Cultores veritatis fraudis inimici (kulto'resverita'tis inimi'tsi). De vereerders der waar-heid zijn de vijanden van het bedrog.

155. Cum grano salis. Lettert.: Met een korrelzout, d. i.: met wat toegeefelijkheid.

156. Cum laude (lau'de). Met lof.157. Cum pace (pa'tse). Rustig, zacht.158. Cum prima luce (lu'tse). Bij het aanbreken

van den dag.159. Cum privilegio. Met het voorrecht.160. Curiosa felicitas (kurio'za feli'citas). Het

treffende van uitdrukking.

16 Handboekje van Latnsche

161. Currente calamo (kurren'te ka'lamo). Metvlugge hand; d. i. zonder nadenken. Hetriet (calamus) was één van de hulpmiddelen,waarvan de Romeinen zich bij het schrijvenbedienden.

162. Custos rotulorum (rotulo'rum). Bewaarder derrollen. Een beambte, die over de rollen engedenkschriften het toezicht had.

D.163. Data. Gegevens, feiten.164. De auditu (di audi'tu). Van hooren zeggen.165. Deceptio visus (desep'sio vi'zuus). Gezichts-

bedrog.166. De facto. Tegenover de jure, feitelijk, terwijl

de laatste uitdrukking beteekent : rechtens,van rechtswege.

167. De gustibus non est disputandum (gus'tibus).Over den smaak valt niet te twisten.

168. Dei gratia (de'i gra'tsia). Bij de gratie Gods.Eene uitdrukking voorkomende in konink-lijke proclamaties en op munten.

169. Delectando pariterque monendo (pariter'kwemonen'do). Door te vermaken en tegelijkertijdte onderrichten.

170. Delenda est Carthago (delen'da). Carthagomoet verwoest worden.Cato, Romeinsch censor, (234-149 voorChristus) begon iedere redevoering, die hijhield in den Senaat, onveranderlijk met diewoorden; Carthago was in dien tijd voorRome een machtige politieke mededingster.

Spreekwoorden en Citaten. 17

171. De mortuis nil nisi bonum (mor'tu-is ni'zi).Van de dooden niets dan het goede.

172. De nocte (nok'te). Tijdens den nacht.

173. De novo. Opnieuw.

174. Deo adjuvante, non timendum (adjuvan'tetirnen'dur). Met de hulp van God, valt erniets te vreezen.

175. Deo favente (faven'te). Met Gods gunst.

176. Deo gratias (gra'tsias). Gode zij dank !

177. Deo ignoto (igno'to). Aan den onbekenden God.178. Deo iuvante. Met Gods hulp.179. Deo Volente D. V. (volen'te). Zoo God wil.

180. De plano. Gemakkelijk, zonder bezwaar, licht.Hoc tibi de plano possum promittere (Lu-cretius). Dit kan ik U gemakkelijk beloven.

181. De profundis. Uit de diepten : de beginwoordenvan den 129en Psalm der Vulgata.

182. Desunt cetera. De rest ontbreekt.183. Deus dedit, deus abstulit (abs'tu-lit). God

heeft gegeven, God heeft genomen.184. Deus ex machina (ma'china). Een God uit

het werktuig :Op het oude tooneel werd door middel vaneen werktuig een god te hulp geroepen, omuitkomst te verschaffen in een dilemma, datdoor menschelijke middelen niet was op telossen.

18 Handboekje van Latijnsche

Men duidt met „deus ex machina" de on-verwachte tusschenkomst aan van een al-vermogend personage, de gelukkige ontknoo-ping uit een tragischen toestand.

185. Diem ex die (di'em di'ë). Van den eenen dagtot den anderen.Diem ex die duoere (du'tsére). Idem uitstellen.

186. Dies irae (di'ès i'ré). De dag der wraak (des toorns).De eerste woorden van een Lat. hymne,welke het Laatste Oordeel der wereld bezingt.De „dies irae" maakt het hoofddeel uit vanhet Requiem, de plechtige mis, welke in deR. K. kerk bij de uitvaart van overledenendoor den priester wordt opgedragen.

187. Dies non. Een dag, (waarop) geen (rechters)(zitting houden).

188. Dii penates (di'i pena'tes). De huisgoden. De„penates" werden door de Romeinen alsgoden beschouwd. Hunne beeltenissen ston-den in de „penatralia" of het middengedeeltevan het huis. Zij hadden hunne plaats aanden haard, waar een vuur aanhoudend terhunner eere gestookt werd.

189. Disjecta membra (disjek'ta). Verstrooide leden.190. Divide et impera (di'vide). Verdeel en heersch.191. Dixi (dik'si). Ik heb gezegd.192. Docendo discimus (do-tsen'do dis'simus). Door

te leeren, (onderwijzen) leeren wij.193. Domfine dirige nos (do'mine di'rige). Heer,

leid ons !194. Dominus providebit (providé'bit). De Heer

zal voorzien.

Spreekwoorden en Citaten. 19

195. Dramatis personae (dra'matis perso'né). Depersonages van een tooneelstuk.

196. Dulce domum (dul'tse do'mum). Aangenaamis het, naar huis (te gaan).

197. Dulce est desipere in loco (dul'tse desi'pereloko). Horatius' Gedichten 4, 12, 28.Het is aangenaam, te rechter tijd uitgelaten tezijn, d. i. Er is een tijd voor alle dingen.

198. Dulce et decorum est pro patria mori (deko'-rum mo'ri). Aangenaam en schoon is het,voor het vaderland te sterven. (Horatius).

199. Dum spiro, spero. Zoolang ik adem, hoop ik.200. Dum vivimus, vivamus (vi'vimus viva'mus).

Laat ons het leven genieten, zoolang wij leven.201. Durante vita (duran'te vi'ta). Gedurende het

leven.E.

202. Ecce homo (Ek'se). Aanschouw een mensch!Opschrift van een gedicht van Joost vanden Vondel over Christus.Ironisch gezegd door Pilatus voor de Joden,toen hij hun Jezus Christus vertoonde, meteen doornenkroon en een purperen kleed.(Johannes 19, vers 5).

203. Editio princeps (edi'tsio prin'tseps). Oorspron-kelijke uitgave: de eerste, gedrukte uitgavevan een werk; de buitengewoon geprezeneditie van een beroemd schrijver.

204. Ego sum qui sum. Ik ben, die ik ben. Ikben het hoogste Wezen.

20 Handboekje van Latijnsche

205. Ego et rex meus. Ik en mijn koning.

206. Eheu fugaces labuntur anni (e'hui fuga'tseslabun'tur). (Horatius). Helaas, hoe vliedenonze jaren !

207. Ense et aratro. Door het zwaard en den ploeg.Devies van den burger, die in tijd van oorlogzijn vaderland dient en zich in vredestijd metlandbouw bezig houdt. Zeer toepasselijk opCincinnatus, die van achter den ploeg tothet staatsambt geroepen werd. (460 ,rv. Chr.).

208. Emeritus (emé'ri-tus). Uitgediend.Iemand, die zich uit zijne ambtsbezighedenterugtrekt; een professor, die op zijn 70ste -aarzijn ontslag bekomen heeft; een predikant,die zijn beroepswerk vaarwel heeft gezegd.

209. E pluribus unum. Van zeer veel éên. (Mottov/d Vereenigde Staten).

210. Errare humanum est. Zich te vergissen ismenschelijk.Waarschijnlijk naar de Philippische rede-voeringen van Cicero : Cujusvis hominisest errare (Kujus'vis). Ieder mensch kanzich vergissen.

211. Est deus in nobis, agitante calescimus illo(kales'simus). Er leeft een God in ons en doorhem worden wij geïnspireerd : eene omschrij-ving voor het dichterlijke in den mensch.

212. Est modus in rebus. Er is een grens (maat);men moet niet overdrijven.

213. Esto quod es. Wees, wat gij zijt !214. E tenebris oritur lux (ténebris o'ritur). Uit

de duisternis verrijst het licht.

Spreekwoorden en Citaten. 21

215. Et cetera (Se'-tera). En zoo voort.

216. Et hoc genus omne. En alles van deze soort.

217. Et sequentes. En volgende.

218. Et sequentia. En wat volgt.

219. Et sic de ceteris. Ook zoo over het overige.

220. Et tu, Brute. Ook gij, Brutus !Deze woorden sprak Caesar, toen hij Brutusontdekte te midden der samenzweerders, diehem in den Senaat vermoorden (44 v. Chr.).

221. Ex aequo (e'kwo). Op dezelfde wijze, gelijkelijk.

222. Ex animo. Van harte, hartelijk.

223. Ex cathedra (ka'the-dra). Van den kansel,d. i. met gezag.De uitdrukking had oorspronkelijk betrek-king op de beslissingen, gegeven door pausenen prelaten krachtens hun ambt; thans is zijgebruikelijk met het oog op eene beslissing,die voor gezaghebbend moet doorgaan.

224. Exceptio probat regulam (Eksep'sio re'gu-lana).De uitzondering bevestigt den regel.

225. Exceptis excipiendis (Eksipi-èn'-dis). Met uit-zondering van wat uitgezonderd moet worden.

226. Ex curia (ku'rid). Buiten de Curie (gebouwvoor de Senaatsvergaderingen te Rome).De oudste Romeinsche burgers (patriciërs)behoorden tot eene curie en waren gerechtigdom over de wetten, welke aan hunne goed-

22 Handboekje van Latijnsche

keuring werden onderworpen, stem uit tebrengen. Ex curia was degene, die geenrecht had om in de curie, het senaatsgebouwvoor de 30 curiën, waarin Rome verdeeldwas, te stemmen.

227. Ex dono. Uit een gift.Om een voorwerp aan te wijzen in een ver-zameling, die geschonken is.

228. Exempl i gratia (exem'pligra'tsia). Bij voorbeeld.

229. Exeunt, exit (eks'e-unt ek'sit). Zij gaan af,hij (zij) gaat af.In tooneelstukken, om aan te duiden, datpersonen het tooneel verlaten.

230. Exitus acta probat. (Ovidius). (Eks'i-tus). Deafloop beslist over de daad.

231. Ex libris. Uit de boeken.Het boekmerk, op het titelblad in sommigeboeken voorkomend en dikwijls gevolgd doorden naam van den eigenaar.

232. Ex nihilo nihil fit (ni'hi-lo). Uit niets komtniefs. Niets heeft plaats zonder oorzaak. Uit-spraak van Epicurus, waarop zijn wijsgeerigstelsel gebaseerd was.

233. Ex officio (o,tsio). Krachtens zijn ambt.

234. Ex pede Herculem (pe'de Her' ku-lem). (Stel u)uit het voetstuk den (heelera) Hercules (voor).Uit den vorm van den voet kan men zich degedaante van het heele standbeeld voorstellen.

235. Experientia docet sapientiam (experi-ent'siasapi-ent'siam). Door ondervinding wordtmen wijs.

Spreekwoorden en Citaten. 23

236. Experimentum crucis (experimen'tum kru'tsis).Afdoende, beslissende proef.

237. Experto crede (Exper'to kré'de). Geloof een,die ondervinding heeft.

238. Expertus dico. Ik zeg het, als man vanervaring, ervaren.

239. Extra muros. Buiten de muren.Eene woning, welke buiten het bewoondegedeelte van eene stad ligt, bevindt zichextra muros. Het academisch onderwijs,dat buiten de Hoogeschool gegeven wordt,ontvangt men extra muros.

F.

240. Faber est quisque fortunae suae. Ieder is debewerker van zijn geluk.

241. Facere de necessitate virtutem. Van den noodeene deugd maken.

242. Facile princeps (fa'tsile). Gemakkelijk de voor-naamste, d. i. zonder twijfel, ontegenzeggelijkde eerste.

243. Facilis descensus Averni. (Vergilius). (fa'tsilisdessen'zus Aver'ni). De afdaling naar deonderwereld (Avernus) is gemakkelijk. Aver-nus was een meer in Campanië, in welksnabijheid het hol lag, waardoor Aeneas naarhet schimmenrijk afdaalde.

244. Fac simile (si'mi-le). Doe hetzelfde. Een nauw-keurige afdruk.

24 Handboekje van Lcztijnsche

245. Factotum (facto' turn). Eigenlijk : fac totum,d. i. doe alles. Vandaar : een man, die allerleiwerk verricht.

246. Fama volat. De faam heeft vleugels.

247. Fas est ab hoste doceri. Men mag ook vaneen vijand leeren.

248. Fasti et nefasti dies. Gelukkige en ongeluk-kige dagen.De „dies nefasti" waren de verboden dagen,waarop de Romeinsche praetor geen rechtmocht spreken. In den kalender waren ze doorden pontifex van de andere dagen onderschei-den. Geen volksvergaderingen mochten op denefasti dies gehouden worden. In overdrachte-lijken zin zijn dies nefasti ongeluksdagen.

249. Fata obstant. De schikgodinnen verzetten zich.Volgens de mythologie der Grieken en Ro-meinen beschikten 3 godinnen over het lotder menschen : Clotho spon den draad deslevens; Atropos knipte met een schaar dendraad door en Lachesis had de spoel, waaromde draad gewonden was.

250. Favete linguis (favé'te lin'gwis). Helpt metuw tongen, d. w. z.: Werkt de handeling niettegen door te spreken. De Rom. priestersprak die woorden uit vóór het begin vanhet offer. Overdr.: Bewaar het stilzwijgen.

251. Fecit (fe'tsit). Hij maakte het.In 't algemeen op het voetstuk van een stand-beeld gehouwen door den kunstenaar, diehet werk voltooide.

Spreekwoorden en Citaten. 25

252. Felicitas habet multos amicos (feli'tsi-tas).Het geluk heeft vele vrienden. De ongeluk-kige is arm aan vrienden.

253. Ferae naturae. Van den aard van een wild dier.254. Fervet opus. (Virgilius). Het werk is in vollen

gang.255. Festina lente (fes'ti-na len'té). Haast u lang-

zaam.256. Fiat experimentum in corpore vili (kor'pore).

De proef worde genomen op een geringlichaam. Alvorens een geneesmiddel op men-schen te beproeven, onderzoeke men de uit-werking eerst op een dier.

257. Fiat justitia, ruat caelum (fiat justi'tsiaseu'lum). Gerechtigheid geschiede, zelfs alzou de hemel instorten.

258. Fiat lux. Er zij licht !259. Fiat voluntas tua (fi'at volun'tas tu'a.) Uw

wil geschiede !260. Fidei defensor (fidé'-i defen'zor). Verdediger

van het geloof.Paus Leo X schonk Hendrik VIII, koningvan Engeland, dien titel voor zijn Latijnschboek tegen de beginselen van Luther (1521).

261. Fides Punica (fi'des pu'nica). Punische, d. i.Karthaagsche trouw.Eene spreekwoordeiijke uitdrukking onderde Romeinen voor : verraad.

262. Fidus Achates (fi'dus Acha'tes). De trouweAchates : een ware vriend.

26 Handboekje van Latijnsche

Achates was de metgezel van Aeneas op zijnezwerftochten na den ondergang van Troje.In Vergilius' epos leest men steeds : fidusAchates.

263. Fieri facias (fi'e-ri). Maak, dat het gebeurt.Gewoonlijk aldus afgekort: fa fa, en geplaatstop een bevelschrift van een Engelsche recht-bank ter voltrekking van een vonnis.

264. Flnis coronat opus (fi'nis koro'nat). Heteinde bekroont het werk.

265. Finem respice (res'pi-tse). Houd rekening methet einde, d. i.: zie vooruit.

266. Flagrante delicto. Op heeter daad; d. i.:onder het plegen der misdaad.

267. Fortes fortuna juvat. De fortuin begunstigtde dapperen.

268. Fortis cadere, cedere non potest (ka'dere,se'dere). De dappere kan vallen, niet wijken.

269. Fortiter et recte (for'titer rek'té). Dapperen oprecht.

270. Fortitudine et prudentia (fortitu'dine pru-den'tsia). Met dapperheid en beleid.

271. Fortuna favet fatuis (fa'tu-is). Het gelukbegunstigt de dwazen.

272. Fortunae filius. Een Zondagskind.273. Fortuna multis dat nimium, nulli satis.

(Martialis). (ni'mi-um). Het geluk geef aanvelen te veel, aan niemand genoeg.

274. Fronti nulla fides. Oordeel niet naar den schijn !

Spreekwoorden en Citaten. 27

275. Frustra laborat qui omnibus placere studet(labo'rat pla-tsé're). Hij, die allen tracht tebehagen, spant zich te vergeefs in.

276. Fugam fecit. Hij is op de vlucht gegaan.277. Fugit irreparabile tempus (irrepara'bile). De

tijd, welke eenmaal verloren is, komt niet terug.278. Fuimus (fu'i-mus). Wij zijn geweest. — Ons

rijk is uit. — Onze kracht is weg.279. Fuit Ilium. ( Vergilius). Troje heeft opgehouden

te bestaan.Ilium was de hoofdstad van Troje en vormthet onderwerp van Homerus' beroemd helden-dicht.

280. Furor arma ministrat. De woede verschaftde wapenen.

281. Furor loquendi. Dolzinnige begeerte om tespreken.

282. Furor poeticus. Dichterlijk vuur.283. Furor scribendi. Een buitengewone zucht om

te schrijven.

G.284. Gaudeamus (gaudea'mus). Laten wij ons ver-

heugen.285. Gaudia principium nostri sunt spe doloris

(gau'di-a printsi'pi-um dolo'ris). Vreugde isdikwijls het begin van onze smart.

286. Genius loci. De genius van de plaats.In de oude mythenleer bezat iedere plaatshaar beschermende godheid, die in tijdenvan nood hulp verleende.

28 Handboekje van Latijnsche

287. Genus irritabile vatum (irrita' bile). De prikkel-bare klasse van dichters.Men verhaalt, dat dichters teergevoelig vanaard zijn.

288. Gloria in excelsis Deo. Eere (zij) God in denHoogen.De eerste woorden van een lofzang in de OudeKerk, bij het Avondmaal en private wijdingzeer bekend.

289. Gloria victis. Den overwonnenen roem !

290. Gratior est pulchro veniens in corporevirtus (gra'tsior ve'ni-ens). (Vergilius). Dedeugd is het beminnelijkst, wanneer ze ineen schoon mensch verschijnt.

291. Gratis (gratiis bij Cicero). Voor niemendal,gratis, kosteloos.

292. Graviora quaedam sunt remedia periculis(gravio'ra kwe'dam reme'dia peri'kulis). Som-mige middelen zijn erger dan de kwaal.

293. Gutta cavat lapidem non vi, sed saepecadendo (la'pi-dem kaden'do). De droppelholt den steen niet uit door geweld, dochdoor herhaaldelijk te vallen.

H.294. Habeas corpus (ha'be-as). Wees meester van

uw lichaam !De Habeas-Corpus-Wet in Engeland bepaalde,dat geen beschuldigde willekeurig van zijnevrijheid beroofd kon worden en was dus eenwaarborg tegen onwettige inhechtenisneming.

Spreekwoorden en Citaten. 29

295. Habent sua fata libelli. Boeken hebben hunneeigenaardige lotgevallen.

296. Habes confitentem reum (ha'bes konfiten'temre'um). Gij hebt een aangeklaagde, die bekent.

297. Hae nugae in seria ducent mala (hé nu'gése'ri-a du'tsent ma' la ). Deze kleinighedenzullen tot ernstig kwaad leiden.

298. Haec olim meminisse juvabit (hèk meninis'sejuva'bit). Het zal aangenaam zijn, zich dezezaken eens te herinneren.

299. Haerere in oculis (he'ré-re o'ku-lis). Steedsvoor oogen staan.

300. Haerere in eadem sententia (ea'-dem). Bijdezelfde meening blijven.

301. Hamum vorat. (Plautus). Hij bijt toe.

302. Hastae ius. Het recht om in 't openbaar teverkoopen.De hasta was de lans, die volgens Liviusbij de oorlogsverklaringen gebruikt werd. Zijwas eveneens op verkoopingen van verbeurdverklaarde goederen noodig.

303. Haud mora. Zonder oponthoud, aarzeling,dralen.

304. Haud facile emergunt quorum virtutibusobstat res angusta domi (fa'tsile emer'guntkwo'rum virtu'tibus angus'ta). Niet gemakke-lijk werken zij zich op, die met ongunstigehuiselijke omstandigheden te kampen hebben.

3

30 Handboekje van Latiinsche

305. Haud passibus aequis (Vergilius) (pas'sibuse'kwis). Met ongelijke stappen.

306. Helluo(heluo) librorum. Eenboekenverslinder.

307. Hic et ubique (hik u'bikwe). Hier en overal.308. Hic jacet. Hier ligt ... Inscriptie op graf-

monumenten.

309. Hine atque hinc. Aan beide zijden.310. Hinc illae lacrimae (il'lé la'krimé). Vandaar

die tranen.311. Historia fabularis (fabula'ris). Mythologie.312. Historia magistra vitae (magis'tra). De ge-

schiedenis is de leermeesteres van het leven.313. Hoc age (a'gé;. (Horatius). Doe dit werk goed,

let op !

314. Hoc erat in votis. Dit was mijn wensch.

315. Hoc genus omne. Alles (wat) (tot) die soort(behoort).

316. Hoc opus, hic labor est. (Vergilius). Dat iseen lastige taak.

317. Hodie mihi, cras tibi (ho'di-é). Vandaag ik,morgen gij.

318. Homo duplex. Een onbetrouwbaar man, eigenl.:met twee kanten.

319. Homo homini deus est. De eene mensch isden anderen een god.

320. Homo homini lupus. De eene mensch is voorden anderen een wolf.

321. Homo sum : humani nihil a me alienum

Spreekwoorden en Citaten. 31

Auto (huma'ni mé alie'num). Ik ben eenmensch : niets menschelijks is er, of ik vindhet ook in mijzelf.

322. Homo solus aut deus aut demon. De menschalleen is óf een god óf een duivel.

323. Honesta mors turpi vita potior (hones'tapót'sior). Een eervolle dood is meer waarddan een smaadvol leven.

324. Honor virtutis praemium. Eer is eene be-looning voor deugd.

325. Honor alit artes. Door de eer bloeien de kunsten.

326. Hora quota est? Hoe laat is het?

327. Horresco referens (horres'ko ré'ferens). Ikhuiver, als ik het vertel.

328. Hospes hostis. Een vreemdeling, een vijand.Stelregel van het oude volkenrecht, waarbijeen vreemdeling als vijand werd behandeld.

329. Hostilia pati (hosti'li-a). Vijandelijkhedenverdragen.

330. Humani generis decus (gé'neris). Een sieraadvan het menschelijk geslacht.Dit opschrift prijkt op het grafmonumentvan Isaac Newton in Westminster-Abbey.

331. Humanum est. Het is iets menschelijks.

I.332. Ibidem (ibi'dem). Op dezelfde plaats.333. Idem. Dezelfde, hetzelfde.334. Idem atque unus. Een en dezelfde.

i

32 Handboekje van Latijnsche

335. Id est. Dat is, d. w. z.336. Ignaris omnibus. Zonder dat iemand iets ver-

moedde.337. Ignis fatuus (ig'nis fa'tu-us). Een dwaallicht.

Een ontvlambaar gas, boven moerassen vaakzwevend, dat den reiziger, die het volgt, inhet water voert.

338. Ignorantia legis excusat neminem (Ignoran'tsia exku'zat). Onbekendheid met de wet kanniemand tot verontschuldiging strekken. Dewet veronderstelt, dat iedereen bekend ismet hare bepalingen.

339. Ignotum per ignotius. Het onbekende doorhet nog meer onbekende.

340. Illico (ilico) = in loco. Op de plaats, opstaanden voet, dadelijk.

341. Imago animi vultus est. (Cicero). De gelaats-uitdrukking is een beeld der ziel.

342. Imo pectore (pek'to-re). Uit het diepst vanhet hart.

343. Imo latere spiritum ducere. Den adem diepuit de borst ophalen.

344. Impedimenta. De tros (van een leger); debagage op reis.

345. Imperium in imperio (impé'rium). Een staatin den staat.

346. Imprimatur (imprima'tur). Laat het gedruktworden. In landen, waar de pers onder strengkerkelijk of wereldlijk toezicht staat, geeft dieterm aan, dat een boek wordt toegelaten.

1

Spreekwoorden en Citaten. 33

347. Imprimis (impri'mis). In de eerste plaats, hoofd-zakelijk, in 't bijzonder.

348. In aeternum. Voor altijd.349. In acre aedificare. Luchtkasteelen bouwen350. In articulo mortis (arti'ku-lo). Op het tijdstip

van den dood.351. In capite (ka' 15i-te). Op het hoofdstuk.

Op de paragraaf; vgl.: In voce = op hetwoord.

352. In cauda venenum (kau'da vené'num). In denstaart zit vergif.Zoo bevindt zich b. v. de angel van denschorpioen aan het einde van zijn staart.

353. In coelo quies. Er is rust in den Hemel.354. Index expurgatorius. Een lijst van verboden

boeken.Op die lijst werden de boeken geplaatst, die,na herzien te zijn door de pauselijke over-heid, gelezen mochten worden. Paus Paulus IV(1555) begon den Index Expurgatorius enPaus Pius IV (1559) maakte hem bekendna de vaststelling door het Concilie vanTrente (1545-1563). De perscensuur bestaatin Rusland en eenige andere continenten.

355. Indicium sceleris (indi'tsi-um). De aanwijzingvoor de misdaad.

356. Indicium virtutis. De aanwijzing voor de deugd.357. Indicta causa td kau'zá). Rechtsterm :

Zonder verhoor en verweer, zonder vormv. proces.

i34 Handboekje van Latfinsche

358. Indoctum vulgus. De onbeschaafde menigte.

359. In extenso (eksten'zo). Uitvoerig, uitgebreid.

360. In extremis (ekstré'mis). In de uiterste oogen-blikken, in de stervensure.

361. In flagrante delicto. Op heeterdaad.

362. In forma pauperis (pau'peris). Als arme.Rechtsterm ter aanduiding van een persoon,die, ofschoon eerlijke beweegredenen vooreen proces kunnende aanvoeren, de kostenvan het geding niet kan betalen. Onder dezeomstandigheden wordt hem door de recht-bank een raadsman toegevoegd.

363. In foro conscientiae (konsi-en'tsié). Voor derechtbank van het geweten.

364. Infra dignitatem (dignita'tem). Beneden dewaardigheid.

365. In hoc signo vinces (sig'no vin'tses). Onderdit vaandel zult gij de overwinning behalen.Motto van Keizer Constantijn, die het in zijnstandaard gebruikte in den veldslag tegenMaxentius (312 n. C.).

366. In limine (li'mi-ne). Aan den ingang, het begin.In limine belli: bij den aanvang van denoorlog.Tegengestelde uitdr.: In exitu.

367. In loco parentis (paren'tis). In de plaats vaneen ouder.Volgens de wet wordt bij sterfgeval of, indiende ouders krankzinnig zijn, een voogd in locoparentis benoemd, om de zorg voor het kindop zich te nemen.

Spreekwoorden en Citaten. 35

368. In magnis voluisse sat est (volu-is'se). Het isgenoeg, blijken van verheven willen aan dendag gelegd te hebben.

369. In medias res (rne'di-as). Te midden der ge-beurtenissen.Ontleend aan Horatius' Epistolae: middenin zijn onderwerp (verplaatsen).

370. In medio virtus. De deugd ligt in het midden.371. In meliorem fortunam. Totdat de omstandig-

heden gunstiger zijn.372. In nomine (no'mi-ne). In den naam (van), met

opdracht van, op bevel van.373. In pace (pa'tse). In vrede.374. In partibus infidelium (infidé'li-um). In de

landen der ongeloovigen.De R. C. Kerk gaf sedert de 13e eeuw diennaam aan bisdommen, die haar nog nietofficiëel erkend hadden.

375. In perpetuum (perpé'tu-um). Voor altijd.376. In praesenti (tempore) (prézen'ti tem'pore).

Tegenwoordig.377. In propria persona (pro'pri-a). In eigen per-

soon.378. In rerum natura. In den aard der dingen.379. In statu pupillari. In den toestand van on-

mondige.380. In statu quo. In den staat, waarin het was,

wij waren, enz.381. In tenebris (tenebris). In duisternis.

36 Handboekje van Latiinsche

382. Inter alla (a'li-a). Onder andere dingen.383. Inter nos. Onder ons, onderling.384. Inter pocula (po'ku-la). Onder een glaasje (de

drinkbekers).385. In terrorem. Ter waarschuwing, om afschrik

(aan te jagen).386. Inter se (ze). Onderling.387. In toto. Geheel en al.388. Intra muros. Binnen de muren.389. In transito (tran'zitu). Bij den overtocht.390. In vacuo (va'ku-o). In het luchtledige.391. In vino veritas. De waarheid (komt) onder

den wijn (uit).392. Invita Minerva (invi'ta Miner'va). Tegen den

wil van Minerva, de godin der Wijsheid, d.i.zonder aanleg, tegen zijn aanleg, zonderMinerva's gunst.

393. lo triumphe! Hoezee, eene overwinning!Uitroep van de Romeinsche soldaten, wan-neer zij, hunne lansen versierd met laurier-kransen, hun veldheer vergezelden op zijnzegetocht.

394. Ipse dixit. Hij heeft het zelf gezegd: leer-stellige verzekeringen.Pythagoras' leerlingen meenden hunne be-weringen te kunnen staven met die woordenin +iet Grieksch.

395. Ipsissima verba (oud-Lat. superlativus bij ipse).Juist de woorden, de woorden op zich zelfreeds, precies dezelfde woorden.

Spreekwoorden en Citaten. 37

396. Ipso facto. Reeds door de daad zelf (alleen).397. Ipso jure. Door het recht alleen. Juist op grond

van het recht.398. Ira furor brevis est. (Horatius). De woede is

eene korte razernij.399. Ita lex scripta est. Zoo is de wet geschreven.400. Ita homo est. (Terentius). Zoo is de mensch.401. Ita fit. Zoo gaat het.

J.402. Jacet Ilion ingens. (Ovidius). Het machtige

Troje ligt in puin.403. Jacta alea est (a'le-a). De teerling is geworpen.

Beroemd gezegde van Julius Caesar, toen hij(49 v. C.) den Rubicon overstak, de grenstusschen zijne provincie en Italië, door welkedaad hij Pompejus en den Senaat den oorlogverklaarde.

404. Jure. Met recht.405. Jure divino (divi'no). Naar de goddelijke wet.406. Jure humano. Naar het menschelijke recht.407. Jus Belli atque pacis. Het recht van oorlog

en vrede.408. Jus civile (civi'le). Het burgerlijk recht.

Gewoonlijk in de beteekenis van het Ro-meinsch recht en de verschillende nieuwerestelsels, daaruit afgeleid, tegenover het ge-woonterecht.

409. Jus divinum (divi'num). Goddelijke instellingen.410. Jus docendi. Het recht om te onderwijzen.

38 Handboekje van Latiinsche

411. Jus gentium (gent'si-um). Het volkenrecht, d. i.de wettelijke regeling der rechtsverhoudingenvan zelfstandige staten onderling.

412. Jus naturae. Het natuurrecht.413. Justo iure. Met goed recht.414. Juvenes senesque (ju've-nes senes'kwe). (Hora-

tius). Jong en oud.

L.415. Laboro brevis esse (labo'ro). Ik streef er naar,

kort te zijn.416. Labore et honore (labo're hono're). Door arbeid

en eer.417. Labor ipse voluptas (volup'tas). Het werk is

op zich zelf iets aangenaams.418. Labor omnia vincit. Inspanning overwint alle

(moeilijkheden).419. Lapsus calami (ka'lami). Een schrijffout (fout

van de pen).420. Lapsus memoriae (memo'ri-é). Een fout van

het geheugen.421. Lapsus linguae (lin'gu-é). Een fout in het

spreken.422. Lares et Penates (pena'tes). Huisgoden.

De Romeinen meenden, dat de lares de zielenvan gestorven vrienden waren, welke een be-schermenden invloed uitoefenden op de af-stammelingen en hunne bezittingen. De huise-lijke haard vormde hun altaar, waar zij doorzoenoffers geheiligd werden. In het dagelijkschleven was hun gunst onmisbaar.

Spreekwoorden en Citaten. 39

423. Latet anguis in herba (an'gwis). Er schuilteen adder in het gras.

424. Latitat (la'titat). Hij houdt zich schuil — omniet voor de rechtbank te verschijnen.

425. Laudari a laudato viro (lauda'ri lauda'to).Geprezen worden door een man, die zelfgeprezen wordt.

426. Laudator temporis acti (tem'po-ris ak'ti).Een lofredenaar van het verledene, dengoeden ouden tijd.

427. Lex non scripta. De ongeschreven wet, hetgewoonterecht.

428. Lex talionis. De wet van wedervergelding.429. Lex terrae. De wet van het land.430. Libenter. Gaarne, met genoegen.431. Libri veterum (ve't^ -rum). De classieken.432. Licentia poëtarum (litsen'tsi-a poeta'rum).

Dichterlijke vrijheid.433. Lingua Latina, Graeca (Lati'na). De Latijn-

sche, Grieksche taal.434. Linquere dulces animas (lin'kwere iz'ni-mas).

Sterven, het aangename leven verlaten.435. Litera scripta manet. De geschreven letter

blijft, d. i. Wat geschreven is, blijft als bewijs.436. Loco citato (sita'to). Op de genoteerde, aan-

gehaalde plaats.437. Loco primo, secundo. In de eerste, tweede

plaats.

40 Handboekje van Latijnsche

438. Locum tenens (te'nens). De plaatsvervanger,lett. de plaats bezettend.

439. Locus classicus (klas'si-kus). Eene klassiekeplaats.

440. Locus in quo. De omstandigheid, toestand,het geval waarin. (juridisch).

441. Locus sigilli (sigil'li). De plaats van het zegel.

442. Luce prima (lu'tsè pri'ma). Bij het aanbrekenvan den dag.

443. Lucus a non lucendo. Het woord lucus werdverkeerdelijk afgeleid van non lucére (Quintili-anus) : niet schonen, donker zijn, omdat het lichtdoor de boomen van het woud wordt onder-schept. Lucus = woud. De uitdrukking dient,om eene onjuiste afleiding aan te duiden.

444. Lusus naturae. Een speling der natuur.

M.

445. Macte virtute (mak'té virtu'té Bravo, dat gijzoo dapper zijt. Ga voort zoo !

446. Magister dixit (magis'ter). De meester heefthet gezegd.

447. Magister ludi. De schoolmeester.448. Magna est verftas, et praevalebit (prévalé'bit).

Groot is de waarheid en zij zal de sterkste zijn.449. Magna est vis consuetudinis (konsu-e-tu'di-nis).

Groot is de macht der gewoonte.

Spreekwoorden en Citaten. 41

450. Magni nominis umbra (no'mi-nis). De schimvan een grooten naam; deze uitdr. is toe-passelijk op dengene, die van de grootheidzijner voorouders alleen den naam heeftovergeërfd.

451. Magnum bonum (bo'num). Een groot bezit,voorrecht.

452. Magnum opus. Een groot werk.453. Magnum vectigal est parsimonia (vekti'gal

parsimo'nia). Cicero schrijft: De menschenbegrijpen niet, quam magnum vectigal sitparsimonia, welk een groot inkomen despaarzaamheid is.

454. Mala fide. Oneerlijk, ontrouw, tegen bonafide: oprecht, als eerlijk man.

455. Mala sunt vicina bonis (vi'tsi'na). Het kwadegrenst aan het goede.

456. Mandare memoriae. Van buiten leeren, ont-houden.

457. Mandare litteris (lit'te-ris). Te boek stellen,opschrijven.

458. Mandata perficere. Opdrachten volbrengen.459. Mane et vesperi. Des morgens en 's avonds.460. Manet alta mente repostum. Het blijft diep

in de ziel bewaard, d. i.: men zal het nietlicht vergeten.

461. Manibus pedibusque (ma'nibus pédibus'kwe).Uit alle macht (met handen en voetenletterl.).

462. Manus manum lavat. De eene hand waschtde andere.

42 Handboekje van Latijnsche

463. Materiam superabat opus. (Ovidius). De be-werking overtrof het materiaal.

464. Maximum telurn necessitas. De nood is hetsterkste wapen.

465. Mea culpa. Door mijne schuld.

466. Medio tutissimus ibis (mé'di-o tutis'simus).Men gaat over den middenweg het veiligst.

467, Medios in hostes. Midden onder de vijanden.

468. Me duce tutus eris (du'tse). Onder mijneleiding zult gij behouden zijn.

469. Me judice (ml ju'di-tsé). Naar mijn eigenmeening.

470. Memento mori (memen'to). Denk er aan, datgij moet sterven.Op Egyptische feesten werden de gasten doordie woorden aan hunne sterfelijkheid herinnerd.

471. Memorabilia (menaorabi'lia). Gedenkwaardig-heden. De titel van een werk van Xenophon,Grieksch generaal, geschiedschrijver en wijs-geer (445-359 v. Chr.).

472. Mensa et thoro, of a mensa et thoro. Vantafel en bed (juridisch).

473. Mens sana in corpore sano (kor'pó re). Eengezonde geest in een gezond lichaam.

474. Meo animo. (Cicero). Mijns inziens.

475. Magno meo periculo Veri'kulo). Met grootgevaar voor mij.

Spreekwoorden en Citaten. 43

476. Meum et tuum (mé'um tu'um). Het mijn en dijn.

477. Mirabile dictu (mirá'bi-le). Wonderlijk, om tevertellen.

478. Mirabile visu. Vreemd om te zien.

479. Mirabilia (mirabi'lia). Wonderlijke dingen.

480. Miseris succurrere disco (mi'zéris sukkur'réredis'ko). Ik leer het leed te torsen.

481. Modus operandi. De manier van optreden.

482. Modus omnibus in rebus optimus. Beperkingis onder alle omstandigheden het best.

483. Monstrum horrendum. Vreeselijk gedrocht(= de Faam).

484. More majorum (mo'ré majo'rum). Volgens degewoonte der voorouders, volgens oudergebruik.

485. More suo. Op zijn eigen wijze.

486. Mors janua vitae. De dood is de poort deslevens.

487. Mors omnibus communis (kormu'nis). Dedood is het lot van allen.

488. Mors ultima linea rerum est. De dood is deuiterste grens van alle dingen.

489. Mos pro lege. De gewoonte in plaats van dewet (jurid.).

490. Motu proprio (pro'pri-o). Uit eigen beweging.491. Multum amare. Zeer liefhebben.

44 Handboekje van Latijnsche

492. 1'MMultum, non multa of Non multa, sed multum.Plinius de Jongere waarschuwt in een zijnerBrieven, dat men van ééne zaak veel moetlezen, niet van alles wat: multum, non multa.Het is beter ééne zaak grondig te leeren, danveel oppervlakkig.

493. Multi sunt vocati, pauci vero electi (voka'ti'pau'tsi elek'ti). Velen zijn geroepen, dochweinigen uitverkoren.

494. Mutatis mutandis (muta'tis wutan'dis). Metverandering van datgene, wat veranderd moetworden, d. i.: met de noodige wijzigingen.

495. Mutato nomine, de te narratur fabula (no'mi-né, di té narra'tur fa'bu-la). Veranderslechts den naam en het verhaal is op Utoepasselijk.

N.496. Naturam expellas furca, tamen usque recurret

(exj5el'las fur'kd rekur'ret). Al verdrijft mende karaktereigenschappen met geweld, steedszullen ze wederkeeren. De natuur gaat bovende leer.

497. Naviget Anticyram (Na'vi-get Anti'cyram).Laat hij naar Anticyra varen ! A. was eenestad in Phocis, vermaard, doordat in harenabijheid veel nieskruid groeide, dat als eengeneesmiddel tegen krankzinnigheid aange-wend werd. Vandaar : naviget A. voor eenpersoon, die dwaas handelt.

498. Ne cede malis (sé'dé ma'lis). Bezwijk nietonder rampen !

Spreekwoorden en Citaten. 45

499. Nec deus intersit, nisi dignus vindice nodus(dé'us in'ter-sit ni'zi dig'nus vin'di-tsè).(Horatius). En er kome geen God tusschen-beide, of er moet een intrige zijn, waarinhij ter ontwarring noodig is.

500. Nec lusisse pudet, sed non incidere ludum(lusis'se intsi'dére). Motto op het titelbladv/d Camera Obscura.Het is geen schande geschertst te hebben,maar wel er niet mee op te houden.

501. Necessitas non habet legem. Nood breekt wet.

502. Ne fronti crede (kré'dé). Vertrouw niet ophet uiterlijk voorkomen.

503. Nemine contradicente (né'mi-ne kontraditsen'te). Zonder tegenspraak of verzet.

504. Nemine dissentiente (né'mi-ne dissentsi-en'te).Met eenparig goedvinden.

505. Nemo me impune lacessit impu'ne latses' sit).Niemand tart mij, zonder bestraft te worden.Motto van Schotland.

506. Nemo mortalium omnibus horis sapit (mor-ta'li-um). Geen sterveling is ten allen tijdeverstandig.

507. Nemo repente fuit turpissimus. De misdaad(het lage, smadelijke) ontstaat langs geleide-lijke overgangen.

508. Nec plus ultra. En niet verder naar voren,d. i.: niet beter, volmaakt.

509. Ne quid nimis. (Terentius). Opdat niet teveel, d. i.: Vermijd het uiterste.

4

46 Handboekje van Latijnsche

510. Nescis quid vesper vehat (nes'sis kwid vé'hat).(Gellius.) Gij weet niet, wat de avond bren-gen zal. Spreekwoord ter omschrijving vande onzekerheid waarin de mensch ten op-zichte van het toekomstige verkeert.

511. Nescit vox missa reverti. (Horatius.) Het eensgesproken woord kan niet herroepen worden.

512. Ne sutor ultra (supra) crepidam (judicet).De schoenmaker moet niet verder oordeelendan de schoenzool, d. i.: Schoenmaker, blijfbij uw leest !

513. Nil (Nihil) admirari. Zich door niets van zijnstuk laten brengen.

514. Nil conscire sibi (konski're). Zich van geenschuld bewust zijn.

515. Nil desperandum. Men moet den moed nietopgeven.

516. Nihil ad rem. ('t Doet) niets ter zake.

517. Nihil est ab omni parte beatum. (Horatius'Gedichten.) Er bestaat geen vreugde zondersmart.

518. Nihil mortalibus arduum est (ar'du-um).(Horatius' Gedichten). De mensch deinstvoor geene moeilijkheden terug.

519. Nil sine magno vita labore dedit mortalibus.(Horatius). Het leven schonk den menschniets zonder groote inspanning.

520. Nitimur in vetitum semper cupimusque negata(ni'ti-mur ve'ti-tum ku pi-mus'kwe nega'ta).Wij streven steeds naar het verbodene enbegeeren, wat ons ontzegd is.

Spreekwoorden en Citaten. 47

521. Nolens volens (no'lèns vo'lèns). Goedschiks ofkwaadschiks, tegen wil en dank.

522. Noli me tangere (tang'é-re). Raak me niet aan.

523. Nolle prosequi (pro'se-kwi). Niet genegen zijnte vervolgen.Een aanklager kan verklaren : nolle prosequi.Het rechtsgeding wordt in dat geval nietvoortgezet.

524. Nolo episcopari (epis'kópa'ri). Ik wensch geenebenoeming tot bisschop te aanvaarden. For-mule, gebezigd door een bisschop bij zijneverkiezing als zoodanig, waarmede hij te ken-nen geeft, dat hij onwaardig is eene zoo grooteverantwoordelijkheid op zich te nemen.

525. Non compos mentis. Niet bij zijne zinnen.

526. Non constat. Het staat niet vast, is niet zeker.

527. Non ego ventosae venor suffragia plebis. Ikjaag de goedkeuring van het wufte gepeupelniet na.

528. Non est vivere, sed valere vita (vi've-revalé're). Het leven is niet slechts : bestaan,maar het genot der gezondheid.

529. Non ex quovis ligpo fit Mercurius. Niet uitalle hout wordt een Mercurius gemaakt, d. i.Alle hout is geen timmerhout.

530. Non generant aquilae columbas (gé'ne-ranta'kwilé kolum'bas). Arenden brengen geenduiven ter wereld.

531. Non licet (li'tset). Het is niet geoorloofd.

48 Handboekje van Latijnsche

532. Non magni pendis quia contigit (kon'ti git).(Horatius). Men hecht weinig waarde aanwat men reeds kent. (lett.: gij schat het niethoog, omdat het U te beurt viel.

533. Non obstante. Niettegenstaande.534. Non omnia possumus ornnes. (Vergilius). Wij

vermogen niet allen alles.535. Non possumus (pos' su-mus). Wij kunnen niet.536. Non quo sed quomodo (kwo'mo-do). Niet door

wien, maar op welke wijze.537. Non sequitur (sé'kwi-tur). (Dat) is het logisch

gevolg niet.538. Non sibi, sed patriae. Niet om zijnentwil,

doch voor zijn vaderland.539. Non sum qualis Bram. Ik ben niet, zooals

ik was.540. Non vi, sed saepe cadendo (sé'pé kaden'do).

Niet door geweld, doch door vaak te vallen.De steen wordt langzaam door het voort-durend vallen der waterdroppels uitgehold.Met die beeldspraak bedoelt men een beleidvoloptreden.

541. Nosce te ipsum (nos-se té ip'sum). Ken u zelf.Latijnsche vertaling van het Grieksche op-schrift, aan den ingang van Apollo's tempelte Delphi.

542. Noscitur ex sociis (nos'si-tur so'tsi-is). Menkent hem aan zijn gezelschap.

543. Nota bene. N.B. (bé'né). Let wel.

Spreekwoorden en Citaten. 49

544. Novus homo. Een parvenu.Tijdens de Romeinsche Republiek en dekeizerlijke heerschappij verwierven mannenvan lagere afkomst soms hooge eereambten.Tevoren onbekend, geraakten zij tot grooteberoemdheid. Zonder aanzienlijke voorouderswerden zij alzoo in den adelstand opgeno-men. Vandaar de naam novus .• nieuw.

545. Nugae canorae (kano'ré). IJdele klinkklank(melodische beuzelingen).

546. Nulla dies sine linea. Geen dag zonder lijn.Apelles, de beroemdste der Grieksche schil-ders, bracht geen dag door zonder teeken-arbeid; vandaar het spreekwoord.

547. Nullis amor est medicabilis herbis (me-di-ka'-bi-lis). Liefde is door geen kruiden te genezen.De ouden geloofden, dat zekere kruideninvloed konden uitoefenen op menschelijkehartstochten.

548. Nullum magnum ingenium sine mixturadelnentiae (inge'ni-um mixtu'ra demen'tsi-é).(Seneca). Geen groot vernuft (bestaat), of hetheeft eenige trekken van krankzinnigheid.

549. Nunc aut nunquam (nun'kwam). Nu of nooit.

550. Nunquam dormio (dor'mi-o). Nooit slaap ik,ben ik werkeloos.

551. Nunquam non paratus (pane/us). Nooitonvoorbereid, steeds gereed.

50 Handboekje van Latijnsche

0.

552. Obiit (Ob'-i-it). Hij (of zij) overleed.Grafschrift, waarbij de datum van het over-lijden vermeld wordt.

553. Obiter dictum (ob'-i-ter dik'turn). Toevallig,bij gelegenheid gezegd.

554. Obscurum per obscurius. Het duistere doorwat nog duisterder is.

555. Obsequium amicos, veritas odium parit.(Terentius). De inschikkelijkheid verschaftons vrienden, de waarheid verwekt haat.

556. Obsta principiis (printsi'pi-is). Werk hetkwaad in zijn begin tegen !

557. Occasio facit furem (okka'zi-o). De gelegen-heid maakt den dief.

558. 0 curas hominum! 0 quantum est in rebusinane (i-na'ne). Ach, die zorgen der men-schen ! Hoeveel ijdels ligt er in het bestaande !

559. Oderunt peccare boni, virtutis amore. (Ho-ratius). (odé'runt pekka'ré bo'ni, virtu'tisamo'ré). De braven haten de zonde, enkeluit liefde tot de deugd.

560. Odi profanum vulgus. Ik haat de onwetendemenigte.

561. Odium deorum atque hominum. De anti-pathie van goden en menschen.

562. 0 festus dies (Terentius). 0 feestelijke dag !

563. Ohe! jam satis est. (Horatius). Hola ! het isreeds genoeg.

Spreekwoorden en Citaten. 51

564. Omne ignotum pro magnifico (ig-no'tum mag-ni'fi-ko). Al wat onbekend is, wordt voor-naam geacht.

565. Omne nimium nocet (ni'mi-um). Alle over-drijving is verkeerd.

566. Omne nimium vertitur in vitium. Elk te veelwordt een kwaad.Goede eigenschappen gaan over in slechte,indien de juiste maat wordt overschreden.

567. Omne principium grave. Alle begin ismoeilijk.

568. Omne solum forti patria est. Den onver-schrokkene is ieder land een vaderland.

569. Omne tulit punctum qui miscuit utile dulci(tu'lit mis'ku-it u'ti-lé dul'tsi). Hij, die hetnuttige met het aangename weet te vereeni-gen, verwerft algemeene instemming.

570. Omne simile claudicat (si'mi-lé klau'di-kat).Elke vergelijking gaat mank.

571. Omnia ad Dei gloriam (om'ni-a). Alles tot lofvan God.

572. Omnia mea mecum porto (mé'kum). Al mijnebezittingen draag ik bij mij.

573. Omnia mutantur, nos et mutamur in illis(muta'mur). Alles verandert en wij zelf ver-anderen insgelijks.

574. Omnia vincit amor, et nos cedamus amori(séda'mus). (Virgilius). Liefde overwint alles,laat ook wij ons aan de liefde onderwerpen.

52 Handboekje van Latijnsche

575. Omnis fors ferendo superanda est. Door(geduldig) dragen moet men elk ongeluk uitden weg ruimen.

576. Onus probandi. De taak van het bewijzen (jur.).

577. Operae pretium est (de-ré). Het is de moeitewaard.

578. Opinio deorum (o-pi'ni-o). Het geloof aangoden.

579. Opibus omnibus et viribus (dpi-bus vi'ribus).Met alle krachtsinspanning.

580. Opum furiosa cupido (o'pum furi-o'za ku-pi'do). De ontembare zucht naar rijkdom.

581. Ora et Tabora (labo'ra). Bid en werk !

582. Ora pro nobis. Bid voor ons !Refrein v. e. bekende hymne in de R. C. Kerk.

583. Origo mall (o-ri'go ma'li). De oorsprong vanhet kwaad.

584. Orta Luce. Bij het opgaan van de zon.585. 0 tempora, o mores 1 (tem'po-ra). 0 tijden,

o zeden !586. Otium cum dignitate. Rust(ige tijd) met waar-

digheid.587. Otium urbanum. Het ambteloos leven, de

vacantie in de stad.588. Otium et pax. Rust en vrede.

P.589. Pace tua (pd'tse tu'-á). Met uwe toestemming.

590. Pacta conventa (pak'ta conven'ta). Het ver-drag is gesloten.

Spreekwoorden en Citaten. 53

591. Pacto hoc. Op deze wijze.

592. Pallidus ira (pal'lidus). Bleek van woede.

593. Palmam qui meruit ferat (mé'ru-it). Den eere-palm drage, wie hem verdiend heeft ! Eere,wien eere toekomt !

594. Palma non sine pulvere (pul've-re). De prijswordt niet zonder inspanning gewonnen.Met een palmtak beloonde men den over-winnaar in de Romeinsche spelen, eene ge-woonte, van de Grieken overgenomen.

595. Pari passu. Met gelijken tred; in dezelfdeverhouding.

596. Paria paribus respondere (respondé'ré). Leerom leer. Het gelijke met het gelijke beant-woorden.

597. Pariter pax bello (pa'ri-ter). (Cornelius Nepos).Vrede tegelijk met oorlogsmaatregelen, d. i.Door de toebereidselen voor den oorlogwendt men dezen dikwijls af.

598. Par nobile fratrum (no'bi-le). (Horatius). Eenedel broederpaar. (ironisch, om het tegen-gestelde aan te duiden).

599. Par pari referre. Zie 596.600. Paratus ad bellum gerendum (j5ara'tus ge-

ren'dum). Gereed om oorlog te voeren.601. Paratus ad pericula subeunda (peri'ku-la

sub' e-un'da). Bereid om zich aan gevarenbloot te stellen.

602. Parcae (Par-tsé). De (drie) schikgodinnen.603. Pars maior. Het grootste deel.

54 Handboekje van Latijnsche

604. Partibus reliquis (par' ti-bus re'li-kwis). Inde overige opzichten.

605. Particeps tori. Bedgenoot, gade.

606. Particeps sceleris. Aan misdaad medeplichtig.

607. Particeps criminis. Deelgenoot in het vergrijp.

608. Parturiunt montes, nascetur ridiculus mus(partu'riunt nassé'tur ridi'kulus). De bergenzijn in barensnood, een belachelijke muis zalvoortgebracht worden, d. i. figuurl. voor eenpersoon, die veel belooft, maar zeer weinigtot stand brengt.

609. Parva componere magnis (kompo'nére). Hetkleine met het groote vergelijken.

610. Parvum parva decent. (Horatius). Kleineuitgaven betamen den eenvoudige, d. i.:Men moet de tering naar de nering zetten.

611. Passim. In menigte, door elkaar, op ver-schillende plaatsen.

612. Pater noster. Onze Vader. De eerste tweewoorden aan het begin van het Onze Vader;c. f. Mattheus VI : 9, Lucas XI : 2 vlgg.De tiende kraal van de rozenkransen, diede Katholieken dragen, heet zoo, wijl hetOnze Vader bij dat bijzondere rustpunt her-haald wordt. Ook noemt men den rozenkranszelf Pater noster.

613. Pater familias of familiae. Huisvader.

614. Pater patriae (pa'tri-é). De vader, stichter,beschermer van zijn land.De Romeinsche Senaat vereerde Cicero met

Spreekwoorden en Citaten. 55

dien titel. Ook andere verdienstelijke Ro-meinen waren patres patriae. In later tijdenhadden o. m. Willem van Oranje en GeorgeWashington dien bijnaam.

615. Patres conscripti (pa-très kon-skrip'-ti), d. i.Patres et conscripti. Vaderen en (in de sena-torenlijst) bijgeschrevenen.Met die woorden werd de Senaat toege-sproken.

616. Patria est, ubicunque es bene. (Cicero). (u-bi-kun'kwe bé'né). Overal waar gij het goedhebt, is een vaderland.

617. Patria cara, carior libertas (ka'ra ka'ri-orli'ber-tas) Mijn vaderland is mij dierbaar,doch de vrijheid is mij liever.

618. Pauca sed bona (pau'ka bo'na). Weinig, maargoed.

619. Paucis contentus (pau'tsis konten'tus). Metweinig tevreden.

620. Pauper non est, cui rerum suppetit usus.(Horatius). (sup'pe-tit). Hij, die met hetnoodige tevreden is, is niet arm.

621. Paupertas fugitur, totoque arcessitur orbe(pau'-per tas fu'gi-tur toto'kwe ar'tses'si-turor'bé). (Lucanus). Men schuwt de armoede,en overal wordt zij vervolgd.

622. Pax in bello. Vrede in oorlogstijd, d. i.: eenzwakke voortzetting der vijandelijkheden.

623. Pax vobiscum (vobis'kum). Vrede (zij) met u !624. Peccavi (pekka'vi). Ik heb gezondigd.

56 Handboekje van Latiinsche

625. Pectus est quod disertos facit (dizèr'tos).Het is het hart, dat welsprekend maakt.

626. Pecuniam in loco negligere maximum estlucrum (négli'gére ma-xi-mum lu-krum).(Terentius). Geld te rechter tijd te verwaar-loozen loopt op groote voordeelen uit.

627. Pendente lite (penden'te). (jur.) Terwijl hetgeschil hangende is.

628. Per angusta ad augusta (an gus'ta au-gus'ta).Van armoede tot aanzien.

629. Per iram. In woede.630. Per ludum. In scherts.631. Per diem. Gedurende den dag.632. Per fas et nefas. In het goede en kwade,

betamelijks en onbehoorlijks.633. Pergamus. Laten wij verder gaan !634. Periculum in mora. Er is gevaar in het talmen,

d. i.: Het is gewenscht, de handen aan hetwerk te slaan.

635. Periculosae plenum opus aleae (perikulo'zé)(Horatius). Een werk vol gevaarlijke risico.

636. Permitte Divis cetera (permit'te). Laat derest aan de Goden over.

637. Per saltum. Met een sprong. (jur.).638. Per se (zé). Van zelf, door eigen kracht, op

zich zelf beschouwd.639. Perseverando. Door volharding.

Spreekwoorden en Citaten. 57

640. Petitio principii (peti'tsio print.ri'pi-í). Hetverzoek, om het beginsel te vernemen, waar-naar gehandeld is. De vermelding van eenargument, dat eerst nog bewezen moet worden.

641. Pinxit (pink'sit). Hij schilderde het : vgl. fecit.Het woord wordt achter de handteekeningvan den kunstenaar in den hoek van eenschilderij geplaatst.

642. Pleno jure. Rechtmatig, naar verdiensten,zonder misbruik van gezag.

643. Plena luna. Volle maan.

644. Plenus venter non studet libenter. Eengevulde maag studeert noode.

645. Plerumque gratae divitibus vices. (Horatius).(plerum'kwe divi'tibus vi'tses). Afwisselingis voor den rijke meestal aangenaam.

646. Pluris est oculatus testis unus quam auritidecem (auri'ti). (Plautus). Eén ooggetuigeis meer waard dan tien, die het weten vanhooren zeggen.

647. Plus aloes quam mellis. (Juvenalis). Meerbitters dan zoets.

648. Poeta nascitur, non fit (nas'si-tur). De dichterwordt geboren, niet gemaakt.

6 49. Pons asinorum (azino'rum). Een ezelsbrug.

650. Post bellum auxilium. Na den oorlog hulp.651. Postea. Daarna, later.

58 Handboekje van Latijnsche

652. Post factum nullum consilium. Geen beraad-slaging (is noodig) na de voltrekking vaneene daad.

653. Post hoc, ergo propter hoc. Daarna, dusdaarèm. Stelling, welke in sommige gevallenwaar is, n.l. dat het later gebeurde uit hetvoorafgaande volgt.

654. Post meridiem (meri'di-em). Na den middag.

655. Post mortem. Na den dood.

656. Post nubila Phoebus (nu'bi-la). Na donkerweer (schijnt) de zon.Phoebus Apollo is eene personificatie vande zon. Hij was de zonnegod.

657. Post obitum. Na den dood, den ondergang.

658. Post tenebras lux (te'ne-bras). Na duisternislicht.

659. Postulata (postula'ta). Vorderingen, eischen.660. Prima facie (fa'tsi-é). Op het eerste gezicht,

bij 't eerste verschijnen.

661. Primum mobile (mo'bi-le). De hoofdbron; deoorsprong van de beweging.

662. Primus inter oornes. De eerste onder allen.663. Primus inter pares. De eerste onder de

gelijken.664. Principia, non homines. Beginselen, geen

menschen.665. Pro aris atque focis. Voor haardsteden en

altaren.666. Pro bono publico (pu'bli -ko). Ten algemeenen

bate.

Spreekwoorden en Citaten. 59

667. Procul, o procul este profani (pro'-fa-ni).(Vergilius). Weest ver van mij, gij oninge-wijden !

668. Pro et contra. Voor en tegen.669. Profanum vulgus. (Horatius). Het domme volk.670. Pro forma. Naar het uiterlijk, niet inderdaad.671. Pro hac vice (vi'tsé). Voor dezen keer.672. Pro patria. Voor het vaderland.673. Pro rata parte of pro rata (ra'tá). Naar ver-

houding, in evenredigheid.674. Pro rege, lege et grege (rége, lége, gré-gé).

Voor den koning, de wet en het volk.675. Pro salute animae (sa-lu'te). Voor het heil

der ziel.676. Pro se quisque. Ieder naar zijne krachten.677. Pro tempore et re. Tijd en omstandigheden

in aanmerking genomen.678. Pro viribus (vi'ri-bus). Naar vermogen.

Q.679. Quae fuerant vitia mores sunt (kwé fu'é-rant

vi'tsi-a). Wat eens misbruik was, is gebruikgeworden.De Romeinen dachten bij deze spreuk aande bedorven zeden, die gedurende Seneca'sleven te Rome overheerschten.

680. Quaerenda pecunia primum, virtus postnummos. (Horatius). In de eerste plaatsmoet naar geld gevraagd worden, vervol-gens eerst naar deugd.

60 Handboekje van Latijnsche

681. Qualis ab incepto. (Horatius). Zooals (het) inhet begin twas).

682. Quam diu se bene gesserit (ges'sè-rit). Zoo-lang hij zich behoorlijk zal gedragen.

683. Quam multa injusta ac prava fiunt moribus(injus'ta fi'unt). (Terentius). Hoe vele on-billijke en verkeerde zaken zijn door gewen-ning aanvaard !

684. Quamcunque viam dederit fortuna, sequamur(kwamkun'kwe de'dé-rit, se-kwa mur). (Ver-gilius). Volgen wij den weg, dien het Fatumons wijst !

685. Quam saepe forte temere eveniunt, quaenon audeas optare i (te'meré éve'ni-unt au'-de-as). (Terentius). Hoe vaak gebeurt nietzeer onverwacht, wat men zelfs niet durfdete wenschen !

686. Quantum mutatus ab iilo. (Vergilius). Hoe-zeer veranderd, vergeleken met vroeger.

687. Quantum sufficit (suf' fi-tsit). Zooveel als toe-reikend is.

688. Quasi (kwa-zi). Juist als, als het ware.

689. Quem di diligunt, adulescens moritur (di'li-gunt adu'lesséns mo'ri-tur). (Plautus). Wiende goden liefhebben, sterft jong.

690. Quicquid praecipies, esto brevis. Horatius 1.De voorschriften, welke gij geeft, moetenkort zijn, (opdat zij, die ze ontvangen, zichniet vervelen).

691. Quid de quoque viro et cui dicas, saepevideto (dé kwo'kwe kui vidé'to). (Horatius).

iSpreekwoorden en Citaten. 61

Overweeg wèl, wat gij over iemand zegt enaan wien gij het vertelt.

692. Quidquid delirant reges, plectuntur Achivi.(Horatius). Welke dwaasheden de koningenbegaan, daarvoor moeten de Grieken boeten.

693. Quid rides? Mutato nomine, de te fabulanarratur. (Horatius). Waarom lacht gij ? In-dien de naam veranderd wordt, geldt hetverhaal U zelf.

694. Quid sit futurum cras fuge quaerere (fu-tu'rum kras fu'gé kwé'rére). (Horatius). Laatna te vragen, wat morgen plaats zal hebben.

695. Quieta non movere (kwi-é'ta mové're). Derust niet verstoren.

696. Qui facit per alium facit per se. Hij, diedoor tusschenkomst van een ander handelt,handelt zelf, d. i. aansprakelijk voor de dadenvan zijn tusschenpersoon. (jur.).

697. Quis custodiet ipsos custodes? (kusto'di-etkusto'des). (Juvenalis). Wie zal het toezichthouden over degenen, die een gelijksoortigetaak hebben te vervullen ?

698. Quisque suos patimur manes. (Virgilius).Ieder onzer moet zelf de straffen dragen,die hem zijn opgelegd.De Manes waren de zielen der afgestorvenen,die, naar de opvatting der Romeinen, in deonderwereld het aardsch bestaan op bepaaldewijze voortzetten. Diis Manibus Sacrum =aan de Manes gewijd, op Romeinsche gravenveelvuldig gevonden.

5

62 Handboekje van Latiinsche

699. Qui timide rogat, docet negare (kwí ti'mi-dé).Wie beschroomd vraagt, is oorzaak van eeneweigering.

700. Quoad hoc (kwo'ad). Tot deze hoogte.701. Quo animo? Met welke bedoeling ?702. Quocunque trahunt fata, sequamur (kwokun'-

kwe tra'hunt fa'ta se'kwa'mur). (Virgilius).Laten wij volgen, waarheen de Schikgodinnenons ook voeren.

703. Quod bonum, felix, faustum, fortunatumquesit (fortunatum'kwe). Formule : hetgeen degodheid moge zegenen ! Letterl.: Wat goed,gelukkig, heilspellend en gezegend zij !

704. Quod dubitas, ne feceris (du'bi-tas, né fé'-tse-ris). In twijfelachtige gevallen moet gijniet handelen.

705. Quod tibi fieri non vis, alteri ne feceris(fi'eri (tl'te-Pi né fe'tse-ris). Wat gij niet wiltdat U geschiedt, doe dat ook een ander niet.

706. Quod erat demonstrandum (demonstran'dum).Hetgeen te bewijzen was. Q. E. D.Euclides gebruikt die uitdrukking aan heteind van eene oplossing, om aan te toonen,dat het bewijs af is.

707. Quod erat faciendum (f a-tsi-en'dum). Hetgeengedaan moest worden. Q. E. F.Euclides plaatste die woorden achter deoplossing van een probleem.

708. Quod seripsi, scripsi. Wat ik heb geschreven,laat ik onveranderd.Aldus sprak Pilatus, toen hij het opschrift,

Spreekwoorden en Citaten. 63

hetwelk hij boven den gekruisigden Heilandhad geschreven, weigerde te wijzigen.

709. Quod vide (vide). Hetgeen gij moet inzien,waarop gij moet acht geven.

710. Quomodo (kwo'modo). Op welke wijze, hoe.711. Quondam (kwon-dam). Eens, vroeger, eertijds,

weleer.712. Quorum pars magna fui (kwo-rum fu-i).

(Verg.). Van welke (gebeurtenissen) ik eengroot deel ben geweest, d. i.: waarbij ikzeer betrokken was.

713. Quos ego 1 (Vergilius). Ik zal ze !714. Quo semel est imbuta recens, servabit odo-

rem testa diu (sé'mel im-bu'ta ré'-tsensserva'bit odo'rem di'-u). (Horatius). De kruikbewaart den geur lang, dien ze eens, als ze.nog niet gebruikt is, opneemt.

715. Quot homines, tot sententiae (ho'mi-nes sen-ten'-tsi-é). (Terentius). Zooveel hoofden, zoo-veel zinnen. Een ieder heeft zijn eigenmeening.

716. Quousque tandem (kwo-us'kwe). Tot hoe langin 's hemels naam ?

R.717. Rara avis in terris, nigroque simillima cygno

(simil'li-ma sig'no). Een zeldzame vogel opaarde, het meest overeenkomende met denzwarten zwaan. Een witte raaf: een wonder,aangezien de zwarte zwaan in den tijd derRomeinen bijna geheel onbekend was.

718. Rari nantes in gurgite vasto (gur'gi-te). (Ver-gilius). Zwemmend, hier en daar, over de

64 Handboekje van Latijnsche

uitgestrekte zee. De dichter beschrijft schip-breukelingen, die bij het vergaan gered zijn.Vaak wordt dat citaat gebezigd, wanneer ersprake is van een litterair werk, waarin eenklein aantal goede ideeën onder een oceaanvan woorden bedolven liggen.

719. Recipe (Ré'tsi pe). Ontvang, neem. De R bijden aanvang van een recept staat voor: recipe.

720. Recte et suaviter (rek-té et sua'vi-ter). Goeden aangenaam (b.v. leven).

721. Redeunt Saturnia regna (red'e-unt' Sa-tur'-ni-a). De eeuw van het Saturnische rijkkeert terug. Onder de regeering van denoud-Italischen god Saturnus viel de goudeneeuw.

722. Regium donum (re'gi-um). Een koninklijke gift.

723. Re infecta (ré infe'kta). Onverrichter zake.

724. Remis veIisque (re'mis ve-lis'kwe). Met roei-riemen en zeilen. Uit alle macht.

725. Requiescat in pace (re'kwi-es'kat pá-tsé). Mogehij (zij) in vrede rusten ! R. I. P.

726. Res angusta domi. Nooddruftige huiselijkeomstandigheden.

727. Res gestae. Krijgsdaden.728. Res judicata (judi-ka'ta). Een besliste zaak.729. Res publica (pu'bli-ka). Staat, gemeenebest.730. Resurgam (re-sur'gam). Ik zal weder verrijzen.

Toespeling op de onsterfelijkheid.

Spreekzewoorden en Citaten. 65

731. Rude donatus. In den Romeinschen tijd ont-ving de ontslagen zwaardvechter een rudis,een houten schermstok. Van een professor,die van zijne taak is ontheven, leest menop den rooster der colleges : rude donatus,d. i. begiftigd met een r.

732. Rudis indigestaque moles (indigesta'kive).Eene ruwe en ongeordende massa, chaos.

733. Rus ire. Naar buiten gaan, naar het landtrekken (tegenover de stad).

734. Rusticus expectat dum defluat amnis (rus'ti-kus expek'tat dé' flu-at). (Horatius). De land-man wacht, totdat de stroom wegvloeit, d. i.:ophoudt te vloeien. In verband met den textvan den dichter is de beteekenis : Laat den ge-schikten tijd om te handelen niet voorbijgaan.

S.735. Sal atticum (at'ti-kum). Attisch zout, d. i.:

Geestigheid.Grieken en Romeinen gebruikten voor zouten vernuft den stofnaam. Het Attische ver-stand was bijzonder fijn.

736. Salus populi suprema lex esto (po'pu-lisupre'ma ). De welvaart van het volk zij dehoogste wet.

737. Salve (sal-vé). Formulier voor groeten : goedendag, welkom, enz. Ook : vaarwel.

738. Salvo jure. Met voorbehoud van het recht,behoudens het recht.

739. Sanctum sanctorum (sankto'rum). Het heilige

i66 Handboekje van Latijnsche

der heiligen : een studeervertrek, dat voorprivaat gebruik is ingericht, het koor vaneen kerk, de tabernakel.

740. Sapere aude (sa'pe-re au'dé). (Horatius). Hebden moed een besluit te nemen, verstandigemaatregelen te nemen.

741. Sartor resartus. De gelapte kleermaker. Titelvan Carlyle's welbekend werk.

742. Satis superque (su per'kwe). Genoeg en meerdan genoeg.

743. Satis verborum (verbo'rum). Genoeg woorden.

744. Secundum artem (se-kun'dum). Volgens detheorie.

745. Secundum naturam. In overeenstemming metde natuur.

746. Sed fugit interea, fugit irreparabile tempus(inter'e-a irrepara'bi-le). (Vergilius). Maarintusschen vliedt de tijd, onherroepelijk.

747. Segnius irritant animos demissa per aurem,Quam quae sunt oculis subjecta fidelibus(seeni-us demis'sa au' rem kwam kwé o'ku-lissubjek'ta fide' li-bus). (Horatius). Wat mengoed ziet, maakt dieper indruk op het ge-moed, dan wat het oor treft.

748. Semper ad eventuin festinat (even'tum fes'ti-nat). (Horatius). Steeds spoedt hij zich naarden afloop (de dichter Homerus n.l.).

749. Semper avarus eget (ava'rus). (Horatius). Devrek verlangt steeds (meer).

Spreekwoorden en Citaten. 67

750. Semper felix. Altijd gelukkig.751. Semper fidelis (fidelis). Altijd getrouw.752. Semper idem. Altijd dezelfde.753. Semper paratus. Steeds bereid.754. Senatus populusque Romanus (Sena'tus popu-

lus'-kwe roma'nus). S. P. Q. R. De Senaaten het Romeinsche volk.

755. Seniores priores (seni-o'res pri-o'res). Deouderen het eerst.In de oudheid genoten oude menschen bij-zonderen eerbied. Cicero (106-43 v. C.)schreef een boek „Over den Ouderdom",tot lof van den hoogen leeftijd. Plato (430-347 v. C.) en andere Grieksche auteurs be-handelden ook hetzelfde onderwerp.

756. Sero sed serio (sé'ro sé'ri-o). Laat, maarernstig.

757. Sic (sik). Dus, zoo. In 't algemeen ironisch omeen dwaling, eene vergissing aan te wijzen.

758. Sic erat in fatis. (Ovidius). Zoo was het voor-beschikt.

759. Sic itur ad astra. (Virgilius). Zoo komt mentot de sterren, d. i.: eer en aanzien, onsterfe-lijkheid.

760. Si credere dignum est. (Vergilius). Indienhet betamelijk is, te gelooven.

761. Sic transit gloria mundi. Zoo vergaat dewereldsche roem.

762. Sic vos non vobis. (Vergilius). Zoo (werkt)gij, (maar) niet voor U zelf.

68 Handboekje van Latijnsche

Het is eene typische uitdrukking voor hetNederl.: De paarden die de haver verdienen,krijgen ze niet.

763. Si fas est magnis componere parva (mag'niskompo'ne-re par'va). Indien men het kleinemet het groote mag vergelijken.

764. Silent leges inter arma. (Cicero). Onder denstrijd zijn de wetten buiten werking, d. i.:in oorlogstijd gelden geen wetten; machtgaat boven recht.

765. Similia similibus curantur (simi'li-a simi'li-bus kuran'tur). Het gelijke wordt met hetgelijke genezen. Motto der homeopathen.

766. Sine die (si'-ne di'-é). Zonder een dag tebepalen.

767. Sine odio (o'di-o). Zonder antipathie.

768. Sine qua non. Een noodzakelijke, onvermij-delijke (voorwaarde).

769. Si parva licet componere magnis (li'-tset).(Vergilius). Vgl. No. 763.

770. Sit mihi fas audita loqui (audi'ta lo'kwï).(Vergilius). Het zij mij vergund, de praatjeste vermelden.

771. Sit venia verbo (ve'ni-a). Men sta het woord toe !772. Si vis pacem, para bellum. Indien gij den

vrede wenscht, moet de oorlog voorbereidworden, d. i.: moeten de middelen ter ver-dediging in orde gebracht worden.

773. Si vis me fiere, dolendum est primum ipsitibi (do-len'dum). (Horatius). Indien gij wilt,

Spreekwoorden en Citaten. 69

dat ik ween, moet gij eerst zelf bedroefdzijn. Waarschuwing voor de schijnheiligelyrische dichters : de ware lyriek is de ge-trouwe uiting van het gemoedsleven.

774. Sola nobilitas virtus (nobi'li-tas). Deugd alleenis (ware) adel.

775. Sola virtus invicta (in vik'ta). De deugd alleenis onoverwinnelijk.

776. Spero meliora (melio'ra). Ik hoop op beteretijden.

777. Spes mea in Deo (mé'a dé'o). Mijn hoop isop God.

778. Spes tutissima coelis. De veiligste hoop is opden Hemel.

779. Spolia opima (sj5o'li-a o pi'ma). Rijke buit.In den tempel van Jupiter Feretrius, doorRomulus gesticht, werd de veldheersroof,dien de Romeinsche bevelhebber op denvijand behaalde, bewaard.

780. Sponte sua (spon-te zu'-d). Van zelf, vrijwillig,uit eigen beweging.

781. Stare in fide. In het vertrouwen, geloof, vaststaan.

782. Stat sua cuique dies (zu'á kui'kwe). (Vergilius).Het einde van het leven is voor iedereenbepaald.

783. Status quo. De gesteldheid, toestand waarin(jur.). Tegenover veranderingen of wijzigin-gen is die uitdrukking gebruikelijk.

784. Status quo ante bellum. De staat, waarinbeide partijen verkeerden vóór den oorlog.

70 Handboekje van Latijnsche

785. Stet. Laat het blijven (zooals het was).786. Stilus. De stift, welke diende om op de met

was bestreken plankjes te schrijven, voorzienvan een plat uiteinde, om het geschrevenete kunnen uitwisschen.

787. Stilum vertere (ver'tére). Den stilus het onderst-boven keeren; het is duidelijk, met welk doel.Horatius spoorde met deze woorden zijnlezers aan om dikwijls te verbeteren.

788. Studiis et rebus honestis (stu'di-is hones'tis).Door eerlijke neigingen en bezigheden.

789. Sua cuique voluptas (volup'tas). Ieder heeftzijn eigen genoegens.

790. Suaviter in modo, fortiter in re (for'ti-ter).Zacht in het middel, doch krachtig in de daad.

791. Sub judice (ju'di-tse). In behandeling, in over-weging, nog niet beslist.

792. Sub rosa. Onder de roos ; in vertrouwen, ver-trouwelijk.In oude tijden was de roos het zinnebeeldvan stilzwijgen en werd afgebeeld, om ge-heimhouding van het gesprek op te leggen.Cupido gaf Harpocrates (den god van Stilte)een roos ten geschenke, om de liefde vanVenus niet te verraden.

793. Sub silentio (silen'tsi-o). Onder stilzwijgen.794. Sufficit (suf'fi-tsit). Het is voldoende.795, Sui generis (su-i gé'-ne-ris). Van zijn eigen

soort, d. i.: elke andere klasse uitgesloten.796. Sume superbiam quaesitam meritis (su'-mé

Spreekwoorden en Citaten. 71

super'bi-am ézi tam mé'ri-tis). (Horatius).Kies uw standpunt, in overeenstemming metuwe verdiensten.

797. Summum bonum. Het hoogste bezit.

798. Suo Marte. Door eigen toedoen, zonder hulpvan anderen, zelfstandig.

799. Suppressio verf (suppres'si-o ve'ri). De weg-lating van de waarheid.

800. Suum cuique pulchrum est. (Cicero). Iedervindt het zijne schoon.

801. Suus cuique mos. (Terentius). Elk handelt opzijne wijze.

T.802. Tabula rasa (ta'bu-la ra'za). Glad gemaakt

schrijfbord, d. i.: onbewerkte of niet beïn-vloede zaak of persoon. Een geheel nieuwgebied. De Romeinen schreven (zie boven)op tafeltjes, die met was bestreken warenen konden met het bovengedeelte van deschrijfstift (stilus) het geschrevene uitwisschen.

803. Tacent, satis laudant. (Terentius). Zij zwijgen,dat is lof genoeg.Dezelfde gedachte wordt ongeveer op de-zelfde wijze uitgedrukt door Cicero in: Tacitaloquitur = het gezwegene bespreekt hij ; zijnstilzwijgen heeft beteekenis.

804. Taedium vitae (té'di-um vi'té). Tegenzin inhet leven.

805. Tantae molis erat Romanam condere gentem(tan'téRoma'nam kon' del re). (Virgilius).Zooveel

72 Handboekje van Latijnsche

moeite kostte het, den Romeinschen staatte grondvesten.

706. Tantaene animis caelestibus irae ? (tanté'nea' ni-mis sé-les'ti-bus i'ré). (Vergilius). Hebbende hemelingen zooveel haat ?Met het oog op godsdienstgeschillen is dievraag niet ongepast.

707. Tanto melior (tan'to me'li-or). (Terentius). Deste beter, goed zoo, bravo !

708. Tanto ante (an'té). Zoolang te voren, vroeger.

709. Tanto post. Zoo lang daarna.

710. Telum imbelle sine ictu (im-bel'lé sí'-ne ik'tu).Een onmannelijk, zwak wapen, dat nietverwondt.

711. Tempora mutantur, et nos mutamur in illis.De tijden veranderen en wij intusschen.

712. Tempus edax rerum. (Ovidius). De tijd, diealles vernielt, doet vergaan.

713. Tempus fugit. De tijd spoedt voort.Zonnewijzers en oude kerkklokken dragendikwijls dat opschrift.

714. Tempus omnia revelat (reve'lat). De tijdbrengt alles aan het licht.

715. Terrarum orbis (terra'rum). De aardbol, wereld.716. Terra firma. Hechte bodem; veilige grond.717. Terra incognita (inkog'ni-ta). Een onbekend

land, gebied.718. Tertium quid. Een derde veronderstelling,

geval.

Spreekwoorden en Citaten. 73

819. Tertium non datur. Een derde geval isonmogelijk.

820. Timen Danaos et dons ferentes (ti'me-oDa'na-os). (Virgilius). Ik vrees de Grieken(Danai en Argiven zijn dichterlijke namenvan het volk), zelfs wanneer zij geschenkenbrengen.Die woorden van Priarnus hadden betrekkingop de krijgslist, waarmede de Grieken deTrojanen onverhoeds verrasten, het houtenpaard, dat zij gebouwd hadden en dat doorden vijand zonder voldoende omzichtigheidwerd binnengehaald, met het bekende ongun-stige gevolg.

.821. Toga virilis (virilis). Het opperkleed, de toga,het kleedingstuk, dat de Romeinsche jonge-ling op zijn 16e jaar aankreeg, gewoonlijkbij de Bacchusfeesten in Maart, onder plech-tige ceremoniën.

822. Totidem verbis (to'ti-dem). In precies zooveelwoorden.

823. Toto coelo errare (to'to seu'lo er-ra're). Lett.:hemelsbreed dwalen, d. i. geheel en al tegen-gesteld. In onze taal bestaat de uitdr.: hemels-breed verschillen.

824. Trahit sua quemque voluptas. (Vergilius).Ieder wordt door zijn eigen genoegen aan-getrokken.

825. Tu ne cede malls, sed contra audentior lto(né sé'dé au-den'tsi-or i-'to). (Vergilius). Wijkniet voor tegenspoed, integendeel, gij moet hetongeluk des te stoutmoediger te gemoet treden.

74 (Landboekje van Latijnsche

826. Tu quoque, Brute ! (kwo'-kwe Bru'-te). En gijook, Brutus !Toen Brutus, de vriend en gunsteling vanJulius Caesar, dezen stervende de laatstewonde toebracht, sprak de ongelukkige : „Tuquoque, Brute !" — trok de toga over zijngelaat en zonk aan den voet van het stand-beeld van Pompejus, doorboord, neder.

U.827. Ubique (ubi'kwe). Overal.

828. Ubi terrarum ? Waar ter wereld ?

829. Ubi gentium (gent'si-um). Waar ter wereld ook.830. Ubi supra. Waar, boven vermeld.831. Ubi bene, ibi patria. Waar het goed is, daar

is men tehuis.832. Ultima ratio regum (ul'ti-ma, ra'tsi-o). Het

uiterste argument der koningen, het laatstemiddel.Lodewijk IV plaatste die inscriptie op zijnegroote kanonnen.

833. Ultima Thule. Het verre Thule; bij de oudenreeds een gevleugeld woord.Zonder precies de plaats te kunnen noemen,waar dat punt der aarde gelegen was, houdtmen Ultima Thule voor den uithoek derwereld.

834. Ultimo. Den laatsten dag der maand.835. Ultimum sapientiae (sa-pi-en'tsi-é). De grootste

(hoogste) wetenschap.836. Ultra vires. Boven (iem.'s) krachten.837. Ultra modum. Boven de maat.

Spreekwoorden en Citaten. 75

838. Unde quo venisti ? (ve-nis'ti). Vanwaar kwaamtgij en waarheen gingt gij ?

839. Unus et alter. Enkele.840. Uno animo. Eensgezind.841. Urbs antiqua ruit (anti'kwa ru.it). (Vergilius).

De oude stad stort neer. (Troje).842. Usquam terrarum (us' kwam). Ergens ter

wereld.843. Usque ad nauseam. Tot walgens toe.844. Usum in Delphini of in usum Delphini

(delfi'ni). Ten gebruike van den Dauphin.Op last van Lodewijk XIV werden Franscheuitgaven der Lat. schrijvers, die de kroon-prins moest bestudeeren, voorzien van deopmerking : in usum Delphini. In die gere-serveerde boeken waren ongewenschte plaat-sen uitgevallen.Vandaar dat geschriften, die hun oorspron-kelijken vorm verloren hebben, thans op diewijze worden onderscheiden.

845. Usus et ars. Praktijk en theorie.846. Usus magister est optimus. De ervaring is

de beste leermeesteres.847. Utile dulci (u'-ti-le dul'-tsi). Het nuttige met

het aangename.848. Ut infra. Zooals beneden.849. Ut supra. Als boven.850. Utrum horum mavis accipe (u'trum ho'rum

mavis ak'si pe). Neem wat gij verkiest.

76 Handboekje van Latijnsche

V.851. Vade mecum (va'dé mé'kum). Ga mee : een

getrouwe metgezel. Handboeken, welke voorhet gemak aangewend worden, heeten vade-mecums.

852. Vae victis. Wee den overwonnenen !Uitroep van Brennus, toen hij de Romeinenmet verdelging bedreigde. (390 v. Chr.).

853. Vale (va'lé) of Valeas, valete. Vaarwel, adieu.Romeinsche groet.

854. Valeat quantum valere potest. Het wordeop de werkelijke waarde geschat.

855. Valete ac plaudite (va-lé'té plau'di-t�9. Weestgegroet en klapt in de handen !(Een der acteurs van een Lat. blijspel zegt :v. a. p.).

856. Vanitas vanitatum (vanita'tum). IJdelheid derijdelheden.

857. Variae lectiones. Verschillende woordenkeus,lezingen.

858. Variorum notae (vari-o'rum no'té). (Ophel-derende) aanteekeningen van verschillende(schrijvers).

859. Varium et mutabile semper femina. (Ver-gilius). (va'ri-um muta'bi-le fé'mi-na). Eenevrouw is altijd een wispelturig en verander-lijk wezen.

860. Veni, vidi, vici (vé'ni, vi'di, vi'tsi). (Suetonius).Ik kwam, zag en overwon.Met deze drie woorden — zoo gemakkelijkwas de overwinning — deelde Caesar zijneoverwinning op Pharnaces, bij Zela, aan denSenaat te Rome, mede.

Spreekwoorden en Citaten. 77

861. Ventis secundis. Met gunstigen wind.862. Verbatim et literatim (verba'tim litera'tim).

Woordelijk en letterlijk.863. Verba volant, scripta manent. Woorden ver-

dwijnen snel voor den geest, 't geschreveneblijtt.

864. Verbum sat sapienti. Voor een verstandigman is een woord genoeg. Een goed ver-staander enz.

865. Veritas odium park. (Terentius). De waarheidmaakt vijanden (verwekt haat).

866. Veritas vincit. De waarheid zegeviert

867. Versus. In de richting van, naar.868. Vestigia (vesti'gi-a). Voetsporen, sporen.869. Vestigia amoris. De kenmerken der liefde.

870. Vestigia nulla retrorsum (retror'zum), Geenstap terug 1

871. Vetera extollimus, recentium incuriosi (ve'-te-ra extol'lt-mus, re-tsen'tsi-um inku-ri-o'z).

(Tacitus). Wij roemen de daden der oudenonverschillig voor wat in jongere dagen ge-beurd is.

872. Via (vi'a). Methodisch, naar een vasten regel.873. Via recta. Rechtstreeks, regelrecht.

874. Via tota. Geheel en al.

875. Vice (vi'tsV . In de plaats van.

876. Vice versa. Omgekeerd, heen en weer.

877. Vicem, in of ad vicem. Zie 875: voor, wegens,naar de wijze van.

6

78 Handboekje van Latijnsche

878. Vicissim (vi-tsis'sim) Beurtelings, wederom.

879. Vi coactus (ko-ak'tus). Met dwangmiddelen.

880. Vide (vi'de9. Zie.

881. Vide et crede. Zie en geloof.

882. Vide ut supra. Zie alsboven, de voorafgaandestelling of opgave.

883. Videant consules, ne quid res publica detri-ment' capiat (vi'de-ant kon'zu-les né kwitfiu bli-ka detrimen'tz ka*pi-at). De consulsdragen er zorg voor, dat de Republiek geenschade onderga 1 Dit is de Senaatsformule,waarbij de consuls met de dictatoriale machtwerden bekleed, hetgeen in hachelijke om-standigheden plaats greep.

884. Videlicet (vidéli-tset). Te weten, namelijk.

885. Video meliora proboque, deteriora sequor(vz'de-o me-li-o'ra probo'kwe, de-ter-i-o'-rase'kwor). (Ovidius). Ik zie en hecht mijnegoedkeuring aan het betere, doch ik volghet slechtere.Vergelijk: Het goede, dat ik wilde, doe ikniet. doch het kwade, dat ik niet wilde, doeik. (Romeinen 7 :19).

886. VI et armis. Door geweld en wapenen,

887. Vi aut voluntate. Met dwang of vrijwillig.

888. Vinculum matrimonii (yin'ku-lum matrimo'-ni i). De band des huwelijks.

889. Vindex injuriae (in-ju'ri-é). Een wreker van

onrecht.

Spreekwoorden en Citaten. 79

890. Vir sapit qui pauca loquitur. Hij is een wijsman, die slechts weinig zegt.

891. Vires acquirit eundo (ak-kwi'rit e-un'do).(Vergilius). Op haar weg verwerft zij krach-ten. Vergilius bedoelt hiermee de Faam.

892. Virtus est vitium fugere (vi'tsi-um fu'-ge-re).(Horatius). Deugdzaam is het, misdrijf tevermijden.

893. Virtute fideque (vir-tu'té fide'kwe). Door deugden trouw.

894. Virtuti non armis fido. Ik vertrouw op dege-lijkheid, niet op wapenen.

895. Virtutis amor. Liefde tot de deugd.

896. Vis inertiac (in-ert'si-é). De werking der traag-heid : passieve weerstand.

897. Vitam impendere vero (impen'dé-re). Aan dewaarheid het leven wijden.

898. Vita brevis est, Tonga ars. (Hippocrates). Hetleven is kort, de kunst lang.Deze spreuk komt bij Seneca voor in zijnwerk: Over den korten duur van het leven.

899. Vivat regina (regi'na). Lang leve de koningin !

900. Vivat rex. Lang leve de koning !

901. Viva voce (vo'-tse). Mondeling, door het ge-sproken woord, de natuurlijke stem.

80 Handboekje van Latijnsche

902. Vivida vis animi (vi'vi-da a'ni-mi). Energiekegeesteskracht.

903. Vivit post funera virtus (fu'ne-ra). De ver-diensten leven na den dood nog voort.

904. Volo non valeo. Ik wil, doch vermag niet.

905. Vox et praeterea nihil (pre-ter'e-a). Een stemen niets meer.

906. Vox faucibus haesit (fau'-tsi-bus he'' zit). (Ver-gilius). Mijn stem stokte in mijne keel.

907. Vox populi, vox Dei (po'pu-li De'-i). De stemvan het volk is de stem van God.

908. Vulgo. In 't algemeen, gewoonlijk, op degewone wijze.

909. Vultus est index animi. (Cicero). Het gelaatis de verrader der ziel.

Spreekwoorden en Citaten. 81

AANHANGSE L.

DE ROMEINSCHE KALENDER.

Vóór den tijd van Julius Caesar heerschte ergroote verwarring door de onvoldoende methoden,die bij de tijdrekening werden toegepast. In het jaar46 v. C. echter zette Caesar, die nu meester van deRomeinsche wereld was, de kroon op zijn overigegroote verdiensten tegenover zijn vaderland, door ditgebrek te herstellen. Ten einde dit tot stand tebrengen en het jaar in overeenstemming te brengenmet den loop der zon, achtte hij het noodig —immers zóó groot was de fout reeds geworden —om tusschen November en December twee maandenvan te zamen 67 dagen in te voegen — terwijl demaand Februari reeds met 23 dagen was toegeno-men — zoodat genoemd jaar uit 455 dagen bestond.Dit jaar van 455 dagen wordt gewoonlijk door dechronologen „het jaar der verwarring" genoemd,doch de naam „het laatste jaar der verwarring" zoujuister geweest zijn. Nadat Caesar aldus de oudefouten had verbeterd, voerde hij den JuliaanschenKalender in — aldus genaamd ter eere van JuliusCaesar — waarbij het jaar bestond uit 365 dagenen 6 uren. Ten einde die 6 uren in rekening tebrengen, bepaalde hij, dat er om de vier jaar eenschrikkeljaar bij zou worden ingelascht, zooals vroe-ger een schrikkelmaand was ingevoerd; die dag werdingelascht na den 24sten Februari, dat is de zesdedag vóór den eersten Maart. Die 24sten Februariwerd dubbel geteld, van daar de naam „Bissextilis"

82 Aanhangsel.

voor schrikkeljaar, het jaar dus, waarin de tweekeerzesde dag vóór 1 Maart valt.

De wijze, waarop de dagen werden genoemd, zalwel geen bezwaar opleveren, als men er om denkt,dat de eerste dag der maand Kalendae wordt ge-noemd; de eerste Juni heet dus de Kalendae vanJuni. De Nonae vallen in Maart, Mei, Juli en Octoberop den 7den der maand, in de overige maanden opden 5den, De Idus vallen in diezelfde vier maandenop den 15den, in de overige maanden op den 13dender maand. In den Romeinschen Kalender werdaltijd gerekend tot den dag van den volgendentermijn, zoodat daar de 2de Januari heet de vierdedag vóór de Nonae. De naam Nonae beteekent denegende dag vóór de Idus. De Nonae vallen dusaltijd 8 dagen vóór de Idus; daar de Romeinenzoowel den dag van uitgang als den dag „tot aan"beide medetelden, waren dus de Nonae de negendedag vóór de Idus. De 18de Maart heette dus de15de dag vóór den eersten April of vóór de Kalendaevan April. De 3de Juni heette de derde dag vóór deNonae van Juni, de 10 1e November heette de Ode

dag vóór de Idus van November.De diensten van Caesar voor den Kalender werden

herdacht door de maand Quintilis, de maand waarinCaesar was geboren, de 5de maand van het jaar datmet 1 Maart begon, sedert het tweede Juliaanschejaar Julius te noemen (ons Juli). Later werd devolgende maand Sextilis naar Keizer AugustusAugustus genoemd.

Volgens den Juliaanschen Kalender is het tropi-sche jaar 365 dagen en 6 uren; doch in werkelijk-heid is het tropische jaar 11 minuten en 12 secondenkorter; de opeenhooping van die jaarlijksche fout

Aanhangsel. 83

veroorzaakte ten slotte weder groote onaangenaam-heden. Daarom wijzigde Paus Gregorius XIII in hetjaar 1582 den Kalender opnieuw. De opeenhoopingder 11 minuten en 12 seconden had in die periodevan ruim 16 eeuwen een fout veroorzaakt van 10dagen. Om dit goed te maken werd bepaald, dat opden Oden October van het jaar 1582 onmiddellijk de15de October zou volgen. Om de fout in het vervolgte vermijden, werd bepaald, dat het laatste jaar eenereeuw, dat volgens den algemeenen regel een schrikkel-jaar zou moeten zijn, als een gewoon jaar zou wordengeteld, tenzij het jaar door het getal 400 deelbaarwas. Het jaar 1600 was dus een schrikkeljaar, dejaren 1700, 1800, 1900 niet; het jaar 2000 zal weereen schrikkeljaar zijn.

Langzamerhand is de Gregoriaansche Kalender inbijna alle landen van Europa ingevoerd. In Ruslanden die landen, waar de Grieksche Kerk overheer-schend is, rekent men nog naar den JuliaanschenKalender, of den Ouden Stijl. Van daar, dat deRussische nieuwjaarsdag tegenwoordig valt op den14den Januari, nu de fout reeds tot 13 dagen isgeklommen. (Men lette b. v. op de coupons derRussische effecten).

De oorsprong der maanden is de volgende :1. Januari, (Januarius), gewijd aan Janus, den

God der zon.2. Februari, (Februarius), de maand der reini-

ging of verzoening, omdat in die maand het grooteRomeinsche feest der verzoening werd gevierd.

3. Maart, (Martius), naar Mars, den oorlogsgodgenoemd.

4. April, (Aprilis), de maand, waarin de aarde

84 Aanhangsel.

zich opent, om vruchten enz. voort te brengen (aperio,ik open).

5. Mei, (Maius), gewijd aan Maia, de moedervan Mercurius.

6. Juni, (Junius), de maand van den groei(juvenis, jong).

7. Juli, (Julius), genoemd naar Julius Caesar,die in die maand, die vroeger Quintilis heette, ge-boren was.

8. Augustus, (Augustus), genoemd naar KeizerAugustus. Vroeger heette zij Sextilis.

9. September, de zevende maand van het oudeRomeinsche jaar, dat met Maart begon (Septem, zeven).10. October, de achtste maand van het oude

Romeinsche jaar (Octo, acht).11. November, de negende maand van het oude

Romeinsche jaar (Noveen, negen).12. December, de tiende maand van het oude

Romeinsche jaar (Decem, tien).

HET ROMEINSCHE GELD.

De oudste koperen munten werden gegoten, nietgeslagen. De eerste munt was de as, die oorspron-kelijk een Romeinsch pond (327,45 gram) woog;doch daar zij later minder ging wegen, en bovendienniet in alle Italiaansche staten evenveel, werd hetgebruikelijk, alle geldsommen naar het gewicht derassen te betalen. Onder het Romeinsche keizerrijkbehoorde het recht, zilver en goud te munten, uit-sluitend aan de keizers; maar de koperen munt stondonder de hoede der openbare schatkist, welke onderde rechtsmacht van den Senaat stond.

Aanhangsel. 85

Een as (het tiende deel van een denarius) hadeen waarde van ongeveer 41/4 cent,

De voornaamste zilveren munt onder de Romeinenwas de denarius, zoo genoemd, omdat zij oorspron-kelijk de waarde van 10 asses vertegenwoordigde.De denarius had dus een waarde van 42 1/2 cent.

De overige zilveren munten waren : De Teruncius,ongeveer 5/8 cent; de Sembella = 2 Teruncii; deLibella = 4 Teruncii; de Sestertius = 17 Teruncii;de Quinarius of Victoriatus = 34 Teruncii; de Dena-rius = 68 Teruncii of 68 X 5/8 cent = 421/2 cent.

Eerst in 269 v. C. werden te Rome zilveren mun-ten geslagen.

De gouden standaardmunt was te Rome de aureusnummus of denarius aureus, die volgens Plinius eerst62 jaar na de zilveren munten werd geslagen, dusin het jaar 207 v. C. De kleinste gouden munt washet scrutulum, die in waarde gelijk stond met 20sestertii. In de Romeinsche gouden munten werdniet met opzet alliage gedaan, maar meestal bevattenzij een spoor zilver. De alliage is meestal 1/.

De waarde van 1 aureus is ongeveer f 12,65.Alexander Severus deed stukken van een halven

en een derden aureus munten; deze heetten semissisen tremissis; na dien tijd heette de aureus solidus.

De verhouding tusschen de waarde van het gouden het zilver in den tijd der eerste Romeinschekeizers was ongeveer 1 : 12.

THEODOR BIKT

ROIVIEINSCHEKARAKTERBEELDEN

BEWERKT DOOR

DR N. J. SINGELS,oud-Rector van het Gymnasium te Utrecht.

INGEN. f 3,90 GEB. f 4,90

Een uiterst interessant werk voor ieder dieeenige belangstelling heeft voor de groote figurender Romeinsche geschiedenis, die in dit werk

op de boeiendste wijze worden geschetst.

UITGAVE VAN W. J. THIEME 8 CIE — ZUTPHEN