Lange Termijn Strategish Huisvestingsplan 2020 2030 Universiteit … · 2021. 3. 27. ·...
Transcript of Lange Termijn Strategish Huisvestingsplan 2020 2030 Universiteit … · 2021. 3. 27. ·...
1
Lange Termijn Strategisch Huisvestingsplan 2020 - 2030
Universiteit Twente
PUBLIEKE VERSIE
DECEMBER 2019
PROJECTNUMMER: B000374
2
01 INLEIDING
01.01 Achtergrond en aanleiding 4
01.02 Korte terugblik op LTSH 2016 4
01.02 Ontwikkeling van het LTSH 2030 5
01.04 Leeswijzer 5
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
02.01 Missie, visie en strategie UT en huisvestingsambities 8
02.02 Sectorale kaders 9
02.03 Kaders voor de campusontwikkeling 10
02.04 Doorbelastingssystematiek huisvestingslasten 16
02.05 Financiële kaders 17
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN -GEBRUIK
03.01 Analyse op campusniveau 19
03.02 Analyse op gebouwniveau 22
03.03 Analyse op functieniveau 23
03.04 Conclusies ruimteaanbod en -gebruik 28
INHOUDSOPGAVE
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
04.01 Scenario’s 31
04.02 Behoefte aan onderwijsruimte 34
04.03 Behoefte aan onderzoeksruimte 39
04.04 Behoefte aan kantoorruimte 40
04.05 Behoefte aan wooneenheden 40
04.06 Behoefte aan overige niet-primaire voorzieningen 41
04.07 Overige ambities 42
04.08 Conclusies lange termijn huisvestingsbehoefte 43
05 HUISVESTINGSTRATEGIEËN
05.01 Huisvestingstrategieën 46
05.02 Vervolg en proces 36
05.03 Risicoparagraaf 59
05.04 Conclusies huisvestingstrategieën 65
07 SAMENVATTING 77
3
01 INLEIDING
4
01.01 Achtergrond en aanleiding
De Universiteit Twente (hierna: UT) kiest ervoor om de ‘ultimate
people-first’ technische universiteit te zijn, die onderwijs verzorgt en
onderzoek uitvoert in gebieden variërend van bestuurskunde en
technische natuurkunde tot biomedische technologie. De UT
beschouwt haar campus als belangrijk instrument voor de
academische en persoonlijke vorming van al haar studenten en als
instrument ter bevordering van de ondernemingszin. Zonder
passende en aantrekkelijke onderwijs– en studentenhuisvesting is
het immers lastig om studenten te faciliteren, aan te trekken,
onderwijs te vernieuwen en medewerkers doelgericht en efficiënt te
laten werken.
De UT wil dat haar campus niet alleen een ideale voedingsbodem
vormt voor doorbraken op het gebied van onderwijs en onderzoek,
maar tevens een campus is waar living labs en ontmoetingsplekken
voor studenten, medewerkers en bezoekers beschikbaar zijn om
innovatieve leerervaringen op te kunnen doen. Een campus die laat
zien dat de UT een ondernemende universiteit is met ruimte voor
spin-offs en student-ondernemers.
Een universiteit die inclusief en open is, waarbij de community
centraal staat (zie paragraaf 02.01). De ‘challenges’ uit Shaping 2030
zijn het leidende principe voor ons onderwijs en onderzoek, waarbij
de universiteit koploper is in het aanbieden van unieke opleidingen
met combinaties van vakgebieden waar de maatschappij om vraagt.
Bepalend voor de innovatiekracht van de regio. Dat vraagt om een
sterke relatie met het Kennisparkgebied.
De UT moet bovendien anticiperen op het feit dat de toegevoegde
waarde van een universiteit fundamenteel zal veranderen. De
digitale transformatie zet ook het onderwijs en onderzoek in een
totaal ander daglicht. Het belang van community ontwikkeling, zowel
op de campus, het Kennispark, als daarbuiten, neemt daardoor toe.
Om de campus zowel kwantitatief als kwalitatief gezien
toekomstbestendig te maken en op weloverwogen wijze te bepalen
welke vastgoedinitiatieven hiervoor in de tijd moeten worden
ondernomen, ontwikkelt UT periodiek een lange termijn strategisch
huisvestingsplan (LTSH), dat als kader dient voor beslissingen over
grootschalige investeringsprojecten. Dit herijkte LTSH vormt de
kaders voor het tijdvak 2020-2030 (hierna: LTSH 2030). De aanleiding
om over te gaan tot een herziening van het LTSH 2016 ligt in het feit
dat enkele uitgangspunten niet langer actueel zijn en veel beoogde
ontwikkelingen uit dit plan inmiddels gerealiseerd zijn, dan wel
ingehaald door de tijd. Een van deze uitgangspunten betreft de
verwachte toekomstige populatie van studenten en medewerkers.
Per 1 september 2019 zijn er ruim 11.500 studenten ingeschreven
op de UT, dit ligt ver boven het uitgangspunt van 9.500 studenten in
het LTSH 2016. Ook het aantal medewerkers is harder gegroeid dan
verwacht van 2.600 FTE met stabiel vooruitzicht naar 2.852 FTE met
een verwachte verdere groei. De universiteit groeit al met al harder
dan in 2016 was voorzien. Een belangrijke oorzaak van de groei is de
vergrote waardering van engineering en technologie en de
verdergaande diversificatie van behoeften van studenten,
medewerkers en samenwerkingspartners. Tot slot vormt de nieuwe
UT strategie ‘Shaping 2030’ een belangrijk aanleiding voor het LTSH
2030. In hoofdstuk 2 is nader beschreven welke relaties naar
aanleiding hiervan in het nieuwe LTSH 2030 zijn opgenomen.
01.02 Korte terugblik op LTSH 2016
Een belangrijk onderdeel van het LTSH 2016 was de uitvoering
rondom twee grote beleidsdoelstellingen: het huisvesten van het ITC
01 INLEIDING
01 INLEIDING
5
op de campus en het clusteren van ons onderzoek en onderwijs op
het gebied van Health. De Technohal is in september 2019 in gebruik
genomen door het Healthcluster. ITC zal begin 2022 worden
gehuisvest in het leegstaande deel van gebouw Langezijds. In het
LTSH 2016 was de realisatie van het ITC op de plek van gebouw
Citadel voorzien. Omwille van duurzaamheid, flexibiliteit en
betaalbaarheid heeft in de periode september 2018 – februari 2019
een nieuwe locatie afweging plaats gevonden en is de keuze
gemaakt voor het leegstaande gedeelte van gebouw Langezijds.
Naast deze twee projecten zijn nog enkele ontwikkelingen
gerealiseerd en in gebruik genomen. Dit zijn onder andere het
Hogekampplein, de verbetering van de sportvelden, Incubase in de
Bastille en de realisatie van een extra werkplaats voor ET ter grootte
van circa 1.000 m² functioneel nuttig vloeroppervlakte, hierna
aangeduid als: fno). Ook is in 2017 en 2018 een financiële update
gedaan in het annual plan LTSH.
01.03 Ontwikkeling van het LTSH 2030
Ten behoeve van de totstandkoming van dit LTSH 2030 hebben
gesprekken plaatsgevonden met de vijf faculteiten, diensten en
overige organisatieonderdelen en zijn gesprekken gevoerd met de
klankbordgroep LTSH bestaande uit een afvaardiging van
dienstendirecteuren, portefeuillehouders bedrijfsvoering, de
universiteitsraad en de Student Union.
Het ‘programmateam LTSH’ heeft de trekkersrol voor de
totstandkoming van dit herziene LTSH. Brink Management / Advies
(hierna: Brink) heeft de universiteit hier op onderdelen in
ondersteund. Het programmateam bestaat uit een afvaardiging van
CFM, FIN, S&P en M&C zodat er een integrale vertegenwoordiging is
van de diensten. Daarnaast is een ‘stuurgroep LTSH’ ingericht,
bestaande uit een afvaardiging vanuit het CvB, de diensten FIN, S&P
en CFM. In het kader van het LTSH 2030 is tevens afgesproken dat de
portefeuillehouders bedrijfsvoering van de vijf faculteiten structureel
worden opgenomen in de LTSH strucutuur.
01.04 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op relevante kaders, trends en
ontwikkelingen die bepalend zijn voor de toekomstige
huisvestingssituatie van de UT en gebaseerd zijn op de ambities van
de UT met betrekking tot haar campus en gebouwen. De huidige
huisvestingssituatie wordt in hoofdstuk 3 geanalyseerd. Hoofdstuk 4
geeft inzicht in de lange termijn ruimtebehoefte van de UT en in
hoofdstuk 5 wordt de gewenste eindsituatie van de
vastgoedportefeuille toegelicht, inclusief de maatregelen die nodig
zijn om hiertoe te komen. Hoofdstuk 6 belicht de financiële
consequenties van het LTSH 2030 in een financieel
meerjarenperspectief vastgoed. Tot slot geeft hoofdstuk 7 een
samenvatting van het investeringsbesluit. De structuur van het LTSH
is op de volgende pagina schematisch weergegeven.
01 INLEIDING
6 01 INLEIDING
Figuur: Leeswijzer LTSH
7
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
8
Dit hoofdstuk gaat in op de kaders voor de huisvestingsbehoefte van
de UT. Het beschrijft daarnaast de speerpunten uit de visie van de
UT en de huisvestingsambities die hieruit volgen.
02.01 Missie, visie en strategie UT en huisvestingsambities
Shaping 2030 in relatie tot LTSH 2030
De UT missie, visie en strategie met de werktitel ‘Shaping 2030’
bepalen de koers voor de komende jaren. Onze mindset hierbij is:
entrepreneurial (courage over comfort), inclusive (student over
systeem) en open (community over campus). De UT gaat zich sterker
onderscheiden ten opzichte van andere universiteiten. De campus
speelt hierin een belangrijke rol. De ambitie is dat de campus zich
verder ontwikkelt tot een inspirerende ontmoetingsplaats voor
(internationale) wetenschappers en studenten, die flexibele ruimtes
voor nieuw soort samenwerkingsverbanden biedt (hub). Daarnaast
willen we onze universiteit, naast onze samenwerking met de VU,
uitbreiden met nog twee satelliet locaties.
De speerpunten uit Shaping 2030 met enkele aanvullingen, ten
aanzien van de campus, kunnen als volgt worden samengevat (Bron:
Shaping 2030):
Hub: onze campus wordt een middelpunt waar vanuit
samenwerking innovatieve leerervaringen opgedaan kan
worden;
Ontmoeting: inspirerende ontmoetingsplaatsen voor studenten
en medewerkers;
Open: de universiteit is een ‘open’ universiteit, die inclusief,
welkom, mondiaal en benaderbaar is;
Duurzaam: de UT gaat haar maatschappelijke impact duurzaam
maken;
Ondernemend: op en rond de campus is veel ruimte voor
vernieuwing, durf en creativiteit;
Beleving en experiment: de voorzieningen op de campus dragen
bij aan de beleving van de gebruikers en bieden ruimte voor
experimenten.
Inclusief en Internationaal: de voorzieningen op campus sluiten
aan bij de behoefte van de inclusieve (internationale)
gemeenschap en dragen bij aan de internationale uitstraling van
de Universiteit Twente.
Kennispark: een campus die geïntegreerd is met het Kennispark
Infrastructuur: een campus waar geïnvesteerd wordt in de
digitale infrastructuur
Faciliterende campus: profilering van de campus met passende
huisvesting voor de onderwijs- en onderzoeksorganisatie en de
ondersteunende diensten
Om deze speerpunten te kunnen realiseren zal aangaande de
vastgoedportefeuille van de UT in de beschouwingsperiode van dit
herijkte LTSH (de periode tot 2030) onderhevig zijn aan een aantal
veranderingen. Het LTSH 2030 helpt om vraag naar en aanbod van
huisvesting te analyseren en op basis daarvan tot planvorming te
komen. Dit LTSH 2030 beschrijft de beoogde veranderingen in de
huisvestingssituatie van de UT en belicht de wijze waarop hier op
een verantwoorde manier uitvoering aan kan worden gegeven
binnen de gestelde strategische en financiële kaders. Het LTSH 2030
vormt een strategisch document dat 3-jaarlijks wordt herijkt. De UT
KADERS EN UITGANGSPUNTEN 02
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
1 De UT-populatie kent circa 3.200 internationale studenten (stand 1 januari 2019). In 2014
heeft de UT een nieuwe internationaliseringsstrategie opgesteld. Deze is in lijn met de aange-
scherpte strategie ‘Shaping 2030’. Door de sterke inzet op internationalisering binnen de UT is
het belang van een gastvrije ontvangst en een aangenaam verblijf inclusief kunnen huisvesten
van internationale studenten en medewerkers gegroeid.
9
zal jaarlijks de concrete plannen voor campusontwikkeling herijken
(in het Annual Plan vastgoed) en in de meerjarenbegroting ingaan
op de geplande vastgoedinvesteringen in de komende planperiode
binnen de LTSH kaders. Daarmee wordt aan de actuele vraag
voldaan, maar is ook ruimte voor (onverwachte) aanpassingen en
wordt concreet inzicht gegeven in de uit te voeren projecten voor
het daaropvolgende jaar.
De scope van (deze versie van) het LTSH 2030 is beperkt tot de
huidige universiteitscampus. Het toekomstbeeld in Shaping 2030
schetst een campus bestaande uit zowel virtuele als fysieke locaties,
die een netwerk van living labs en ontmoetingsplaatsen vormen. In
2030 zijn de fysieke locaties daarbij niet beperkt tot de campus in
Twente, maar is de universiteit aanwezig op meerdere strategische
locaties.
02.02 Sectorale kaders
Kwaliteitsafspraken met het ministerie van OCW
UT heeft, in navolging van het sectorakkoord ‘Investeren in
Onderwijskwaliteit’ (april 2018), kwaliteitsafspraken gemaakt met
het Ministerie van OCW. De kwaliteitsafspraken zijn de opvolger van
de eerdere prestatieafspraken (zoals benoemd in het vorige LTSH).
Opgemerkt dient te worden dat de middelen niet bedoeld zijn voor
directe vastgoedinvesteringen. Er is echter wel een duidelijke link
aanwezig.
Studenten en medewerkers in het onderwijs hebben inhoudelijk een
grote rol gehad in de totstandkoming van deze kwaliteitsafspraken.
De kwaliteitsafspraken die zijn opgesteld voor de periode van 2019
tot en met 2024. Zij zijn het resultaat van een intensief proces dat
vanuit de opleidingen zelf op het niveau van de faculteiten is
doorlopen. Alle faculteitsraden zijn intensief betrokken geweest bij
de planvorming in de eigen faculteiten. De facultaire plannen zijn op
instellingsniveau vertaald naar vijf programma’s waarin gewerkt
wordt aan kwaliteitsverbetering in het onderwijs:
Community building
Learning facilities
Teaching professionalization
Talent development of students
Global Citizens
Voor het LTSH 2030 zijn, vanuit fysiek oogpunt, met name de eerste
twee programma’s relevant. In het programma ‘Community building’
is terug te zien dat een home base voor veel faculteiten een
belangrijk element is. In het programma ‘Learning facilities’ is het
doel om te komen tot kwaliteitsverbetering en het verhogen van de
beschikbaarheid en gebruik van fysieke en digitale leerfaciliteiten.
Hieruit volgt onder meer de behoefte aan meer ruimte voor kleine
projectgroepen, een upgrade van de studentwerkplaatsen in de labs
en leeromgevingen die ruimte bieden voor verschillende
leervormen. Overall zal worden gewerkt aan de beschikbaarheid van
leeromgevingen en wordt het boekingssysteem daartoe verbeterd.
Er wordt onderzocht of het mogelijk is om met sensor-technieken
beschikbare ruimtes te traceren en er wordt gekeken of een
aangepaste roostermethodiek meer flexibiliteit in de
beschikbaarheid van ruimtes kan opleveren. De inzet van het
programma is daarnaast om het leerproces van studenten beter te
ondersteunen met behulp van digitale onderwijsfaciliteiten.
Specifiek gaat het hierbij om het gebruik maken van verschillende
vormen van digitaal toetsen. De komende jaren wordt verder ingezet
op het faciliteren en stimuleren van de onderwijsverzorgende staf
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
10
om digitale tools voor ‘flipping the classroom’ toe te passen, gebruik
te maken van blended learning en om de interactie in de lessen te
vergroten.
Sectorplannen bèta-techniek
Het ultieme doel is een versterking van de kennisbasis door
profilering van universiteiten en gebalanceerde onderlinge
afstemming van deze profilering. Zo blijft de wetenschappelijke
excellentie in Nederland behouden. Voor de Sectorplannen Bèta en
Techniek zal structureel jaarlijks € […] beschikbaar zijn en voor het
sectorplan SSH € […]. De verdeling onderzoeksmiddelen worden
verdeeld over de sectoren natuurkunde en scheikunde, wiskunde,
en informatica. Voor de UT betekent dit vooral voor de faculteiten
ET, TNW en EWI dat extra middelen voor onderzoek beschikbaar
komen. De middelen worden geoormerkt aan de universiteiten
overgemaakt. De sectorplannen starten in 2019 en hebben een
looptijd van zes jaar. In hoofdstuk 6 is genoemd om welk bedrag het
voor de UT gaat. (Bron: Besluit van Ministier van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, Staatscourant, 22 februari 2019).
Herziening bekostigingssystematiek
De commissie Van Rijn heeft, in opdracht van minister Van
Engelshoven, de knelpunten in de bekostiging van bèta en technisch
onderwijs onder de loep genomen en een voorstel gedaan voor de
korte termijn herziening van de bekostigingssystematiek, als ook
voor een lange termijn herzien bekostigingsmodel voor het hoger
onderwijs. De vaste onderwijsbekostiging van universiteiten met
bètatechniek opleidingen wordt verhoogd om de
opleidingscapaciteit beter te laten aansluiten bij de hoge
arbeidsmarktvraag in de sector bètatechniek. In hoofdstuk 6 is
genoemd om welk bedrag het voor de UT gaat. (Bron: kamerbrief
bekostiging hoger onderwijs en onderzoek, 21 juni 2019).
02.03 Kaders voor de campusontwikkeling
In het LTSH 2016 zijn kaders geformuleerd die van toepassing zijn bij
toekomstige investeringsbeslissingen op de campus van de UT. Deze
komen grotendeels overeen met aan het vorige LTSH, aangevuld met
een paar belangrijke punten zoals:
Sturing op kwaliteit, open innovatie en flexibiliteit
Proximity
Sturing op duurzaamheid
Digitale transformatie
Sturing op kwaliteit, open innovatie en flexibiliteit
Bij (her)ontwikkeling van vastgoed staat naast kwaliteit, adaptief
vermogen voorop. Bij vastgoedingrepen wordt bezien in hoeverre
het vastgoed geschikt (te maken) is voor verschillende functies
(tegelijkertijd of volgtijdelijk) en voor ‘facility sharing’.
Op portefeuilleniveau wordt gestuurd op generaliteit van
gebouwen. Dit houdt in dat gebouwen beschikken over hetzelfde
basis ‘uitrustingsniveau’.
Het vastgoed van de UT stimuleert en faciliteert samenwerking
tussen organisatieonderdelen en samenwerking met partners.
Op portefeuille- en op gebouwniveau wordt ieder type ruimte
generiek gerealiseerd waarbij de identiteit door verschillende
gebruikers (volgtijdelijk) kan worden aangebracht (uitstraling en
beleving).
De toekomst is onzeker en de ruimtebehoefte daardoor
dynamisch. Vastgoed heeft een statisch karakter, wat in de
praktijk kan leiden tot een spanning tussen vraag en aanbod.
Huur van ruimten vormt voor UT nadrukkelijk een mogelijkheid
indien het huidige ruimteaanbod niet langer aan de behoefte
voldoet en de ruimtebehoefte onzeker is.
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
11
De UT toetst bij vastgoedinvesteringen op courantheid. De
interne courantheid geeft aan hoe gewild een gebouw is voor de
gebruikers van de UT en bepaalt daarmee mede de strategische
waarde. De externe courantheid geeft aan hoe gewild een object
is voor derden. Naast het vastgoed speelt ook de ligging een
belangrijke rol. Deze laatste is van belang als bij krimp van de
universiteit gebouwen afgestoten/verhuurd moeten worden aan
derden.
Proximity
Een strategisch doel uit Shaping 2030 is proximity (outside in en
inside out). De UT wenst, naast de samenwerking met de VU, nog
twee satelliet locaties te hebben. Dit kan leiden tot partieel
gebruik van gebouwen elders. UT kiest hier in beginsel voor
tijdelijke constructies (bijvoorbeeld huur), met kortlopende
(huur)contracten. Pas indien wordt vastgesteld dat de
ruimtebehoefte van langdurige aard is, wordt eigendom van
vastgoed buiten de campus overwogen.
Tegelijkertijd kan sprake zijn van partieel gebruik van partners
van gebouwen op de campus of in Kennispark, opnieuw vanuit
het doel ‘proximity’. De UT verhuurt momenteel enkele kleinere
objecten van haar portefeuille aan externe huurders, wat een
verhuurdersrisico met zich meebrengt. In de praktijk wordt snel
geanticipeerd op een eventueel vertrekkende huurder. Dit is
mogelijk door de vrij te komen ruimte zelf in te zetten (en
vastgoedplannen daarop aan te passen) of door nieuwe
huurder(s) aan te trekken, dit zijn aan UT gelieerde bedrijven of
instellingen (bron: shaping 2030).
Sturing op duurzaamheid
Duurzaamheid is in Shaping 2030 een speerpunt. Elk (toekomstig)
huisvestingsinitiatief voor zowel nieuw- als bestaand vastgoed, zal
een uitgebreide duurzaamheidsparagraaf bevatten met aandacht
voor de Trias energetica (opwekking, besparing en duurzame
bronnen). BENG en gasloos vormen het uitgangspunt, ook om de
klimaatdoelstellingen te kunnen halen. Dit is in elk geval bij
nieuwbouw zo en daar waar mogelijk ook bij grote renovaties.
Er zal een Green Hub Twente en een agenda/programma worden
opgezet voor een gezonde en duurzame campus wat zal leiden
tot meer beleid op dit gebied.
De UT wil werken aan een duurzame campus. Daar waar mogelijk
zal duurzaamheid zo zichtbaar mogelijk worden gemaakt.
Duurzaamheid heeft betrekking op energieverbruik en reductie
van CO2-uitstoot.
Digitale transformatie
Er zijn twee bewegingen op het gebied van digitalisering zichtbaar.
De digitalisering van onderwijs en onderzoek komt aan bod in
hoofdstuk 04. Daarnaast is sprake van digitalisering van het
vastgoed, wat onder meer kansen levert voor efficiënter en
effectiever ruimtegebruik. UT streeft naar vastgoed dat is voorzien
van uitstekende digitale voorzieningen t.b.v. onderwijs en
onderzoek. De basis infrastructuur (zoals netwerken) voor een
digitale transformatie is aanwezig. Uitbreidingen zullen naar
verwachting vooral liggen op het vlak van sensoren, het verzamelen
van data, het slim analyseren van deze data en het daarop aansluiten
van geautomatiseerde (self) service processen. Huidig en toekomstig
vastgoed zal steeds verder gedigitaliseerd worden. Afhankelijk van
haalbaarheid en mogelijkheden wordt ingestoken op toepassingen
als:
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
12
Metingen: Op dit moment wordt bezetting gemeten op basis van
verroostering of reservering van een ruimte. Door een ruimte te
voorzien van sensors kan gemeten worden of een gereserveerde
ruimte ook daadwerkelijk gebruikt wordt. Afhankelijk van het
type sensor kan ook bepaald worden hoeveel mensen in een
ruimte aanwezig zijn. Hierdoor is veel nauwkeuriger te bepalen
wat de werkelijke bezettingsgraad van ruimten is ten opzichte
van de capaciteit van een ruimte.
Flexibel gebruik: Op basis van het werkelijk gebruik van ruimtes
kunnen (dynamische) spelregels voor het gebruik van ruimtes
worden bepaald. Afhankelijk van de mogelijkheden van een
ruimte kan het gebruik variëren in de tijd (bijvoorbeeld
afwisselen tussen collegezaal, projectruimte, zelfstudie ruimte, of
vergaderzaal). Op basis van regels (business rules) kan een
gereserveerde, maar niet gebruikte ruimte na een ‘x aantal
minuten’ in het systeem weer worden vrijgegeven om door
anderen geboekt te kunnen worden.
Self service: Door met portals en/of apps (bijv. Campus app) een
actueel inzicht te geven in de status (wel of niet in gebruik) kan
een ruimte opnieuw gereserveerd worden door anderen. Door
dit proces in te richten met self service kan zonder tussenkomst
van reserveringsbureaus een leegstaande ruimte direct zelf
geboekt worden. Hiervoor zijn uiteraard spelregels (business
rules) nodig om te zorgen dat ruimtes volgens de juiste prioriteit
gealloceerd worden. Door met deze spelregels te
experimenteren ontstaat inzicht en kennis in welke
mogelijkheden er zijn en wat dit oplevert.
Beschikbaarheid zelfstudieplekken: Er zijn diverse mogelijkheden
om studenten inzicht te geven in de beschikbaarheid van
zelfstudieplekken. Deze inzichten kunnen variëren van hoe druk
het globaal is in een bepaalde ruimte tot op het niveau van de
real time beschikbaarheid van individuele plekken (stoelen).
Smart en Healthy buildings: Naast aanwezigheid kunnen ook
parameters gemeten worden die bijdragen aan een gezond werk-
en studeerklimaat. In de faculteiten wordt onderzoek gedaan
naar Healthy buildings. Hieraan gekoppeld kunnen experimenten
gedaan worden (zoals o.a. in de smart Library in de Vrijhof).
Leerervaringen kunnen vervolgens elders op de campus worden
toegepast. Sensors kunnen gekoppeld worden aan
klimaatbeheersystemen. Dit kan weer leiden tot
energiebesparing etc. Aanbrengen van dergelijke voorzieningen
kan de UT steeds verder gaan implementeren.
Big data: De sensormetingen leveren grote hoeveelheden data
op. Deze data kunnen met innovatieve technieken (AI)
geanalyseerd worden in een samenwerking tussen primair proces
en ondersteunende diensten (CFM en LISA).
Adaptief roosteren: In het verleden zijn door een promovendus
van UT de mogelijkheden van dynamisch roosteren onderzocht.
Hieronder wordt bijvoorbeeld verstaan het alloceren van zalen
aan colleges op basis van het aantal studenten dat fysiek
aanwezig is bij een college. Studenten en docenten kunnen dan ’s
ochtends in een app zien in welke zaal een college plaatsvindt. Dit
kan ook handig zijn wanneer een zaal uitvalt door een storing. De
eisen die dit stelt worden niet ondersteund door de huidige
roosterapplicatie van de UT, in de toekomst is dit misschien wel
een mogelijkheid.
Peak shaving: De capaciteitsproblemen in de collegezalen
manifesteren zich vooral aan het begin van een nieuw kwartiel.
Deze pieken zouden opgevangen kunnen worden met live
streams, die beschikbaar kunnen worden gesteld om colleges
terug te kunnen kijken.
Digitale vindbaarheid: Met positionering apps kunnen
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
13
medewerkers van elkaar zien waar zij op dat moment zijn en op
die manier elkaar snel weten te vinden. Dat verruimd de
mogelijkheden voor flexibele werkplekconcepten en het
diversifiëren van het aanbod aan type werkplekken, passend bij
verschillende type werkzaamheden.
Het effect van digitalisering op de vastgoedratio’s is vooralsnog niet
exact te kwantificeren, maar het potentieel is veelbelovend en
uitdagend. Het verdient daarom aanbeveling om in te zetten op het
verdiepen van het inzicht door te experimenteren in een onderlinge
samenwerking tussen het primair proces en de diensten
(voornamelijk CFM, CES en LISA).
Sturing op efficiënt ruimtegebruik en optimale inzet huidige
vastgoedportefeuille
De UT hanteert op portefeuilleniveau de richtlijn van 3%
leegstand van het totale verhuurbare ruimteaanbod. Daar waar
mogelijk stuurt UT op het bundelen van leegstand, zodanig dat
volledige gebouwen of gebouwonderdelen kunnen worden
herbestemd of afgestoten.
De UT hanteert voor (toekomstige) huisvestingsinitiatieven een
richtlijn voor het gebruik aan kantoorruimte. UT hanteert daarbij
een bandbreedte van maximaal 12 m² fno per FTE (inclusief
vergaderruimten).
Algemene onderwijsruimten maken onderdeel uit van de
Centrale Onderwijs Voorzieningen (COV). Practicumruimten zijn
onderdeel van de desbetreffende faculteit en studieplekken zijn
door faculteiten en diensten ingericht in daarvoor geschikte
ruimten. Op UT-niveau wordt gestuurd op een aanbod aan
onderwijsvoorzieningen dat zowel kwalitatief als kwantitatief
aansluit op de vraag. In 2019 is een ‘nulmeting’ gedaan van de
verschillende typen COV vastgoed, uitgedrukt in m² fno per
student (peildatum: 1 september 2019). Dit is een goed
referentiejaar omdat de UT met het huidig aantal studenten,
hoewel op piekmomenten krapte wordt ervaren, op totaalniveau
aardig uitkomt in de capaciteit. De nulmeting leidt tot de
volgende parameters:
Collegezalen (werk- en hoorcollegezalen): circa 1,65 m² fno
per student.
Practicumruimte: circa 0,20 m² fno per student.
Studieplek (werkplekken waar studenten kunnen studeren
in de bibliotheek, in gangen en vides, in horeca
gelegenheden) : circa 0,10 m² fno per student.
Ondersteunende onderwijsruimte: circa 0,70 m² fno per
student.
Daarbij dient te worden opgemerkt dat deze parameters (o.b.v.
de nulmeting 2019) gekoppeld zijn aan de huidige
onderwijsvormen en de huidige samenstelling van de
studentenpopulatie. Veranderingen hierin leiden tot een andere
ruimtebehoefte. Daarbij opgemerkt: in het algemeen hebben de
technische faculteiten vanwege de hoeveelheid werkcollege en
projecten meer COV ruimtebehoefte dan BMS. Bovenstaande
parameters worden daarom vooral gebruikt als referentiekader.
Voor onderwijsruimten geldt een richtlijn voor de bezetting van
minimaal 60-70% gemeten over het hele collegejaar. Daar waar
druk wordt ervaren op bepaalde onderwijsruimten wordt eerst
onderzocht welke mogelijkheden de roostering biedt, dan wel
herinrichting van bestaande ruimtes of de uitbreiding van het
aantal roosterbare uren, alvorens wordt overgegaan tot de
uitbreiding van het aanbod aan onderwijsruimten.
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
14
Er liggen kansen in de ‘community gedachte’ door ruimten te
delen, bijvoorbeeld werkplekken die, indien deze niet gebruikt
worden, kunnen worden ingezet als studiewerkplek.
De UT huurt alleen aanvullende ruimte indien er binnen het
ruimteaanbod (tijdelijk) geen passende ruimte voorhanden is en
capaciteit te kort schiet. Het streven is om het ruimteaanbod van
UT zo goed mogelijk te benutten.
Niet-primaire voorzieningen
Sport- en cultuurvoorzieningen zijn in de eerste plaats gericht op
studenten. Studenten hebben een belangrijke rol in de visie,
organisatie en het aanbod dat de UT biedt. Sport (met name
breedtesport) en cultuur zijn ook bedoeld voor medewerkers van de
UT en zijn belangrijke pijlers voor (internationale) ‘community
building’ op de UT.
Voorzieningen op het gebied van retail, horeca en services moeten
daarom aansluiten bij het imago en doelstellingen van de UT,
voldoende divers zijn, van voldoende kwaliteitsniveau zijn en
worden uitgebaat door derden. Voorkeur is om de niet-primaire
voorzieningen zoveel mogelijk mee te dimensioneren op de
beoogde capaciteit van de campus van circa 12.000 studenten en
3.300 medewerkers (zie paragraaf 04.01).
Ook in het B&S gedeelte van het Kennispark zullen de komende
jaren meer voorzieningen komen zoals retail en horeca. Ondanks dat
dit weliswaar geen bezit is van de UT wordt de campus en de
community daarmee toch vergroot. Dat wordt nog extra versterkt
door in het B&S gedeelte ook ruimte vrij te maken voor wonen.
Uitstraling vastgoed sluit aan bij strategische speerpunten
De campus is een internationale leer- en werkomgeving in een
Kennispark. De huisvesting is gericht op ontmoeting en verbinding
en vergroot de zichtbaarheid van het profiel (en strategische
thema’s) van de universiteit. De uitstraling van het vastgoed vormt
een richtinggevend aandachtspunt voor de ontwerpprocessen in de
vervolgfase. De uitstraling van de gebouwen op de campus sluit aan
bij wat er in de gebouwen plaatsvindt en sluit aan bij de speerpunten
van UT en het Kennispark.
Passend binnen beeldkwaliteitsplan
Nieuwe vastgoedinitiatieven moeten passen binnen de kaders van
het in 2019 vastgestelde Beeldkwaliteitsplan van de campus van de
UT. Dit Beeldkwaliteitsplan wordt in basis elke 5 jaar herzien. In dit
plan is rekening gehouden met:
De ruimtelijke aspecten van de campus in massa;
De ruimtelijke aspecten in de zin van esthetica;
De bestemming van percelen en eventuele wijzigingen die nodig
zijn.
Vastgoed-/portefeuillemanagement governance
Tijdens de uitvoering van het LTSH 2016 is het
portefeuillemanagement van UT geprofessionaliseerd. Het
programma LTSH wordt aangestuurd door een portefeuillemanager
vastgoed die de vastgoedvraagstukken op de verschillende niveaus
strategisch, tactisch en operationeel met elkaar verbindt. De dienst
CFM draagt zorg voor de operationele kant van de realisatie en het
onderhoud van het UT vastgoed. De stedenbouwkundig supervisor
van de UT draagt zorg dat het portefeuilleplan ook ruimtelijk zijn
beslag krijgt en daarmee een toetsingskader vormt. Het volgende
figuur geeft een schematische weergave van het
portefeuillemanagement van UT:
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
15
Indien een concreet project de fasering van initiatief naar ontwerp
en daarna realisatie in gaat is de werkwijze als volgt:
Ieder organisatieonderdeel van UT met een
(her)huisvestingswens stelt in de basis zelf, ondersteund door de
diensten van UT, een businesscase op. Deze businesscase biedt
in ieder geval inzicht in:
Het (gezamenlijk) inhoudelijk eigenaarschap van waaruit de
huisvestingsvraag is geformuleerd.
Het beleid op het gebied van het gebruik van ruimte en een
beschrijving van het beoogd werk-, onderwijs- en
onderzoekconcept.
Een onderbouwing van de langjarige ruimtebehoefte en een
onderzoek naar de mogelijkheden tot facility sharing.
Een exploitatieprognose, inclusief onderbouwing van de
toekomstige aantallen studenten en medewerkers.
De dekking van de toekomstige huisvestingskosten in de
eigen begroting (o.b.v. de RT-tarieven).
Voor ieder vastgoedinitiatief wordt binnen het programma LTSH
en het CvB een integrale afweging op campusniveau gemaakt en
is nadrukkelijk aandacht voor het beschikbare vastgoedaanbod.
Daarbij worden diverse oplossingsrichtingen voor de invulling van
de opgave en de (financiële) impact hiervan onderzocht. Op basis
van een integrale (ruimtelijke, organisatorische, financiële)
afweging wordt met input van het gebruikersteam (de vijf
faculteiten) door het programmateam LTSH een voorkeur
onderbouwd en in de stuurgroep LTSH; en daarna ter
besluitvorming in het CvB voorgelegd.
Het vastgoedinitiatief wordt getoetst aan de strategische
uitgangspunten zoals in Shaping 2030 zijn vastgesteld.
Het vastgoedinitiatief wordt door de stedenbouwkundig
supervisor getoetst aan de ruimtelijke kaders van de campus.
Op instellingsniveau moet het geheel aan projecten te dragen én
uitvoerbaar zijn, zowel qua planning als qua capaciteit van de
eigen organisatie. Afzonderlijke vastgoedprojecten zijn
doeltreffend en leiden op doelmatige wijze tot het gewenste
huisvestingsaanbod.
De totale besluitvorming voor projecten is hieronder schematisch
weergegeven:
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
Figuur: Schematische weergave portefeuillemanagement UT
Figuur: Schematische weergave besluitvorming projecten
16
Het LTSH 2030 maakt onderdeel uit van de begroting van de UT en
behoeft instemming van zowel de UR als de RvT. Dit geldt voor het
totaal aan vastgoedinvesteringen. Eenzelfde instemming is nodig
indien het LTSH tussentijds wordt aangepast. Vastgoedprojecten
met een investering groter dan € […] behoeven instemming door de
UR.
Daarnaast wordt het LTSH jaarlijks in het ‘Annual Plan Real Estate’
geüpdatet en nader geconcretiseerd. Het maakt deel uit van de P&C
cyclus. Dit betekent dat de financiële situatie en een
budgetprognose zullen worden opgenomen in de periodieke
managementrapporten. De grote vastgoedprojecten worden hierbij
afzonderlijk toegelicht. Dit geldt in elk geval voor het ‘project ITC’
maar kan nog aangevuld worden. In basis zal dit gelden voor
projecten met een investering groter dan € […]. In het kader van
aanvullend risicomanagement moeten afwijkingen van het budget
die groter zijn dan 10% voor elk van deze projecten op specifieke
punten in het proces worden goedgekeurd door de Raad van
Toezicht en de Universiteitsraad.
02.04 Doorbelastingssystematiek huisvestingslasten
De totale lasten van vastgoed en terrein van de UT bedragen jaarlijks
circa € […]. Een deel van deze lasten wordt op UT-niveau gedragen,
het grootste deel wordt via een huurtarief per ruimtetype naar de
verschillende gebruikers doorbelast. De opbrengsten uit verhuur
(erfpacht, park management fee en huur) worden in mindering
gebracht op de totale huisvestingslasten en daarmee de
doorbelasting naar de gebruikers.
De doorbelasting van huisvestingslasten kenmerkt zich door een
bepaalde mate van solidariteit. In de systematiek worden negen
verschillende ruimtetypen met daarbij horende ruimtetarieven (RT-
categorieën) onderscheiden. De lasten voor het onderhoud van het
terrein en de wegen worden niet doorbelast naar de UT-gebruikers,
externe partijen betalen hier wel apart aan mee. Verder bevat iedere
vastgoedportefeuille leegstand. De lasten die dit met zich
meebrengt, worden volgens UT-brede spelregels (en bij bepaalde
categorieën ruimtes uitsluitend na expliciete instemming door het
CvB) op UT-niveau gedragen.
In de doorbelastingsystematiek zijn de volgende elementen
opgenomen:
De kapitaallasten (afschrijving en rente): De UT schrijft jaarlijks
lineair haar investeringen af, waarbij verschillende
afschrijvingstermijnen worden gehanteerd, afhankelijk van het
type investering. Daarnaast wordt jaarlijks een rentebedrag
toegeschreven aan de huisvestingslasten. Beide kostenposten
worden doorberekend via de ruimtetarieven aan de gebruikers
van het vastgoed (kapitaalcomponent in het tarief) en vormen
daarmee de dekking voor de kapitaallasten van het vastgoed. De
hoogte van de kapitaalcomponent is bepaald op basis van een
investeringsniveau dat reëel wordt geacht om de
vastgoedportefeuille in stand te houden. Dit niveau blijkt
toereikend te zijn en is daarom door de jaren heen, op een
indexatie na, niet aangepast. De kapitaalcomponent in de
ruimtetarieven blijft daarmee door de jaren heen stabiel.
Onderhoudslasten: De UT heeft voor alle gebouwen een
meerjarig onderhoudsplan opgesteld. Hieruit volgt een
verwachting van de langjarige onderhoudslasten per gebouw en
voor de gehele UT. Deze lasten worden vertaald naar een jaarlijks
gemiddelde onderhoudslast en daarmee naar de
onderhoudscomponent in de huurtarieven. De hoogte van deze
component is afhankelijk van het ruimtetype.
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
17
Wettelijke lasten, verzekeringen, schoonmaak- en afvallasten:
Ook deze lasten worden vertaald naar een jaarlijkse bijdrage in
de huurtarieven. Ook deze component verschilt per ruimtetype.
Energielasten: De UT belast de energielasten jaarlijks door naar
de gebruikers op basis van het werkelijk gebruik. Hierbij wordt
afgeweken van het solidariteitsprincipe om de gebruikers te
stimuleren om zoveel mogelijk maatregelen te nemen om te
besparen op het energiegebruik.
Al met al is de doorbelastingssystematiek transparant en leidt deze
tot stabiele huurtarieven. In het kader van het LTSH dat in 2016 is
opgesteld, heeft Brink Management / Advies de
doorbelastingssystematiek doorgelicht.
02.05 Financiële kaders
De onderwijsinspectie legt UT een aantal financiële ratio’s op
waarbinnen de universiteit moet opereren. Dat betekent dat ook de
investeringen in vastgoed moeten passen binnen deze financiële
ratio’s. In de kaderstelling 2020-2023 zijn de volgende ratio’s
opgenomen:
Het LTSH 2030 dient te passen binnen deze ratio’s, die de grenzen
aangeven van de financiële ruimte. De huisvestingsratio geeft aan
welk percentage van de totale lasten van de UT aan huisvesting
wordt besteed. De onderwijsinspectie hanteert hiervoor een
maximum van 15%. Bij de UT ligt dit percentage al jaren rond de
12%. Dit is een reëel en verstandig percentage gebleken, dat UT blijft
hanteren als richtlijn. Indien sprake zou zijn van hogere
huisvestingslasten wordt teveel financiële ruimte weggenomen van
het primair proces en verdient daarom niet de voorkeur.
De Rijksbijdrage zal de komende jaren toenemen door o.a. de
sectorale plannen. Alhoewel een groot deel van deze budgetten
bedoeld is voor personele kosten, is er ook beperkte ruimte voor
onder andere huisvestingskosten, zoals voor kantoorruimte en
onderwijsruimte. Er is in de budgetten geen ruimte voor labs en
andere infrastructuur. In hoofdstuk 06 worden de financiële
uitgangspunten en kaders nader toegelicht.
02 KADERS EN UITGANGSPUNTEN
Ratio Norm
Solvabiliteit 2(Eigen vermogen + voorzieningen) / totale passiva
Minimaal 30%
Liquiditeit (current ratio)Vlottende activa / kort vreemd vermogen
Minimaal 50%
Huisvestingsratio(Huisvestingslasten + afschrijvingen gebouwen en terreinen) / totale lasten
Maximaal 15%
WeerstandsvermogenEigen vermogen / totale baten
Minimaal 5%
RentabiliteitResultaat / totale baten
1-jarig: minimaal -10%2-jarig: minimaal -5%3-jarig: minimaal 0%
18
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN -GEBRUIK
19
Het huidige ruimteaanbod en -gebruik is in kaart gebracht door
middel van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse op
campusniveau en gebouwniveau. Hierbij zijn onder meer:
De knelpunten en ontwikkelmogelijkheden op de campus
onderzocht;
De verschillende functies en gebruikers van het vastgoed
kwantitatief in kaart gebracht.
Dit hoofdstuk geeft inzicht in de belangrijkste resultaten van deze
analyse. Voor deze analyse is gebruikt gemaakt van de op UT-niveau
geregistreerde gegevens (Planon, september 2019).
03.01 Analyse op campusniveau
De UT is een echte campusuniversiteit. De campus is in de jaren
zestig van de vorige eeuw aangelegd in een parkachtige omgeving
van circa 1 bij 1,5 kilometer tussen Enschede en Hengelo. Het is de
plek waar studenten en medewerkers wonen, werken en studeren.
In de bijna 60 jaar dat de UT bestaat, is er heel wat veranderd en
verbouwd, maar de belangrijkste oorspronkelijke architectonische of
stedenbouwkundige ideeën zijn ook nu erg belangrijk voor onze
campus. De campus is goed bereikbaar met zowel openbaar vervoer
als auto en is vrij toegankelijk.
In een interactieve sessie met een afvaardiging vanuit de UT en de
Student Union is de campus kwalitatief beoordeeld. Hieruit volgt dat
de campus een grote diversiteit aan voorzieningen biedt en wordt
gewaardeerd om de compactheid en het groene en autonome
karakter. De campus biedt bovendien veel mogelijkheden als
experimenteerruimte (de campus als ‘Living Campus’).
Structuur van de campus
Het beeldkwaliteitsplan van de UT, dat richting heeft gegeven aan de
vastgoedprojecten van de afgelopen 10 jaar, gaat uit van meerdere
functionele ‘vlekken’ binnen de campus, te weten:
Onderwijs en onderzoek (O&O-gebied);
Wonen en leven (incl. sport en cultuur) (W&L-gebied);
Restauratieve voorzieningen;
Bedrijvigheid;
Het groene hart.
In 2019 heeft een herziening plaatsgevonden van het
beeldkwaliteitsplan en de structuurvisie. In het LTSH 2016 werd nog
gesproken over een vrij strikte functiescheiding die ertoe leidt dat
het ontstaan van relaties en synergie tussen de
organisatieonderdelen in de verschillende kernen beperkt wordt
ondersteund. Op deze manier is onduidelijk wat/waar nu het
centrum van de campus is, (er is sprake van ‘losse eilanden’) hetgeen
niet bijdraagt aan een ‘community gevoel’. In het nieuwe
beeldkwaliteitsplan 2019 en de nieuwe structuurvisie wordt daar
uitwerking aan gegeven en wordt volop ingezet op het verbeteren
van de campus als geheel. Zo moeten op termijn de twee
belangrijkste gebieden, het O&O plein en het W&L gebied, met
elkaar worden verbonden via een te upgraden Oude Drienerloweg
(voor langzaam verkeer). Deze stedenbouwkundige as begint op het
O&O plein voor de nieuw te realiseren ITC-faculteit en loopt via de
vernieuwde Drienerburght naar het nieuwe Hogekampplein.
Daarnaast maakt deze as ook deel uit van het innovatiepad: een
langzaam verkeerroute die begint op station Kennispark en eindigt
op de Boulevard van de UT.
Daarnaast is er naast de Spiegel ruimte voor nieuwe bedrijvigheid in
de vorm van Business and Science voor en door derden en wordt de
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN -GEBRUIK
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
20
verbinding verbeterd met het tegenovergelegen gedeelte van
Kennispark. Verschillende routes (waaronder het innovatiepad) en
zichtlijnen van de campus worden verbonden met de overkant van
de Hengelosestraat. (o.a. bron: Kennispark Twente structuurvisie 2030).
Totaal vastgoedaanbod in eigendom
De UT beschikt totaal over circa 235.000 m² netto oppervlakte
vastgoed in eigendom zowel on- als off-campus. Wanneer hier de
niet door te berekenen ruimtes tarra (techniekruimtes, sanitaire
ruimtes, bergruimten en verkeersruimte) vanaf worden gehaald,
resteert circa 139.000 m² fno, verdeeld over ruim 40 gebouwen. Dit
is inclusief de niet primaire voorzieningen het U Parkhotel in het
Hogekampgebouw (circa 3.800 m² fno) en het off-campus gelegen
ITC-hotel (circa 6.700 m² fno). Naast het ITC-hotel heeft UT nog drie
off-campus gelegen gebouwen in eigendom. Dit betreft de ITC
faculteit aan de Hengelosestraat (circa 12.000 m2 fno), het
Watersportcomplex (circa 1.400 m² fno) en de Pakkerij (voor
studentenverenigingen, circa 1.300 m² fno). Ten opzichte van het
LTSH 2016 leiden met name de toevoeging van de Technohal (circa
6.600 m² fno) en de Hangar (circa 1.000 m2 fno) tot wijzigingen in de
analyseresultaten. De vierkante meters van het leegstaande
gedeelte van de Langezijds worden aan de voorraad toegevoegd
zodra deze gereed is.
Verhuurde ruimten
Een beperkt deel van het eigendom wordt verhuurd aan derden (de
Student Union in de Bastille niet meegerekend). Het gaat hier om
gebouw De Linde van circa 1.000 m2 fno en gebouw De Sleutel circa
750 m² fno. Voor de laatst genoemde is sprake van de strategie
verkoop (aan de zittende huurder).
Herbestemming en leegstand
Verspreid over de campus is sprake van circa 4.300 m² fno leegstand,
oftewel circa 3% van het vastgoed in eigendom, verdeeld over 13
gebouwen (peildatum september 2019). Een deel van de leegstand
betreft kunstmatige leegstand omdat deze ruimten in de praktijk wel
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
Figuur: Structuur van de campus
21
gebruikt worden. De ‘verhuurbare leegstand’ bevindt zich
grotendeels in de gebouwen Carré, Citadel, Faculty Club en Vrijhof.
Het leegstaande deel van Langezijds valt buiten de in dit hoofdstuk
uitgevoerde analyse, aangezien de Langezijds nog geen onderdeel
uitmaakt van het huidige aanbod.
Gehuurde ruimten
De UT huurt, via een langlopend huurcontract via de holding (direct
of indirect via HTT), circa 3.500 m² fno in de Gallery fase 1. In deze
ruimte is een specifieke collegezaal (de collegezaal van de toekomst,
met o.a. touchscreens) gevestigd. Daarnaast wordt circa 2.000 m²
fno gebruikt door het DesignLab. De Gallery biedt ruimte aan spin-
offs van de UT en student-ondernemers, en stimuleert daarmee het
ondernemende karakter van de UT. De UT huurt daarnaast de
tentamenruimte Therm met een omvang van circa 1.500 m² fno,
gelegen nabij de campus, die speciaal is ingericht voor het afnemen
van toetsen.
Categorisering vastgoed
Het vastgoed van de UT en op de campus kent een belangrijke
categorisering. Deze indeling gaat uit van de onderstaande vijf
categorieën. Deze categorisering is op de volgende kaart
weergegeven.
Primair vastgoed: onderwijs, onderzoek, kennisoverdracht,
ondersteunende diensten. Dit vastgoed is vooral gelegen in het
O&O gebied (groen).
Secundair vastgoed: sport, cultuur en ontmoetingsplaatsen. Dit
vastgoed is vooral gelegen in het W&L gebied (blauw).
Tertiair vastgoed: bedrijven en/of onderwijs in eigendom van
derden (oranje).
Quartair onroerend goed: residentieel grotendeels eigendom
derden (rood).
Quinair onroerend goed: rest (paars).
De eerste categorie is de belangrijkste omdat deze noodzakelijk is
voor de kernactiviteit van de UT, namelijk onderzoek en onderwijs
en de bijbehorende diensten. De tweede categorie is ondersteunend
aan de kernactiviteit en voornamelijk eigendom van de UT. De
overige drie categorieën zijn ook ondersteunend aan de
kernactiviteit, maar meestal geen eigendom van UT.
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
Figuur: Campusplattegrond
22
Ontwikkelmogelijkheden Onderwijs en Onderzoek
De ruime opzet van de campus biedt meerdere
ontwikkelmogelijkheden, mocht daar in de toekomst behoefte aan
zijn. Onder meer de kop van de Es aan de Horst (tegenover
parkeerterrein P2) vormt een locatie voor (grootschalige) uitbreiding
bij eventuele substantiële groei van de universiteit. Conform het
beeldkwaliteitsplan is op de campus uitbreiding mogelijk van totaal
60.000 tot 80.000 m² bruto vloeroppervlakte (hierna: bvo) aan
primair vastgoed. Deze potentiële uitbreiding is ook in het
bestemmingsplan Kennispark geregeld. (bron: Beeldkwaliteitsplan UT
Campus 2019).
Ontwikkelmogelijkheden Residentieel vastgoed
Op de campus zijn meerdere kavels reeds bestemd voor uitbreiding
van residentieel quartair vastgoed. Verspreid over drie locaties is in
het totaal nog ruimte uitbreiding van circa 560 studenteneenheden.
De kans dat deze kavels al dan niet gefaseerd tot ontwikkeling
komen de komende jaren is groot. Dit omdat de UT als ‘Most
welcoming University’ in combinatie met kamergarantie voor non-
EER studenten, kamers te kort gaat komen. Ontwikkeling van
woningen zal geschieden door derden: corporaties en/of
commerciële partijen. Met de gemeente zijn afspraken gemaakt
over deze uitbreiding waarbij rekening is gehouden met de
woonvisie. Zie ook paragraaf 4.05.
Institutionele belegger
De UT is een ondernemende universiteit, maar kan en mag zaken
anders dan het primair proces niet huisvesten in haar vastgoed.
Daarvoor is een samenwerking met derden nodig. In 2019 is samen
met de gemeente Enschede een proces opgestart dat moet leiden
tot een institutionele belegger in het gebied Kennispark. Het
Kennispark bestaat uit de campus van de UT en het B& gedeelte. Het
kent een ambitieuze gebiedsstrategie en er is een financieel- en
risico draagkrachtige partij nodig om dit met de UT, gemeente en
provincie waar te maken. De beoogde belegger heeft een lange
termijn focus en beschikt over expertise op het gebied van
sciencepark ontwikkeling. Zowel de UT als de gemeente Enschede
heeft gronden beschikbaar die de belegger tot ontwikkeling kan
brengen voor onderzoek, innovatie, valorisatie, start-ups en scale-
ups aanvullend op het primaire proces van de UT. Het Kennispark
heeft niet voor niets de slogan: ‘where science becomes business’.
De kavel naast de Spiegel kan op termijn geschikt worden gemaakt
voor een ontwikkeling van bedrijvigheid. De kavel zou dan in
erfpacht uit worden gegeven en biedt ruimte voor een ontwikkeling
van circa 28.500 m2 bvo. Op deze laatste kavel is ook nadrukkelijk
ruimte voor een aantal ambities/ontwikkelingen van de UT die niet
in het primair vastgoed passen dan wel mogen. In paragraaf 04.07
wordt hier nader op ingegaan.
03.02 Analyse op gebouwniveau
In het LTSH 2030 is nadrukkelijk ook aandacht voor de bestaande
voorraad. Met het juiste onderhoud (en noodzakelijke
vervangingsinvesteringen) zijn de bestaande gebouwen langjarig in
stand te houden. De universiteit heeft per gebouw een meerjaren
onderhoudsplan dat hierop is ingericht. Het onderhoudsniveau van
alle gebouwen is daarom in basis op voldoende niveau. Voor de
langere termijn zijn alle gebouwen ten behoeve van het nieuwe LTSH
2030 langs twee belangrijke meetlatten gehouden met als doel vast
te stellen of ze mee moeten worden genomen in de
projectenplanning 2020-2030. Oftewel komen gebouwen in
aanmerking voor een grootschalige renovatie. Daarnaast is gekeken
welke onderdelen een technische noodzaak kennen zoals bepaalde
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
23
infrastructurele dingen. De eerste meetlat betreft het vaststellen of
de gebouwen technisch en financieel vanuit de afschrijving aan de
beurt zijn. De technische beoordeling is samen met een technisch
expertteam van CFM tot stand gekomen. In de technische
beoordeling is ook gekeken naar duurzaamheid. Dit heeft geleid tot
een selectie van 26 gebouwen of onderdelen van gebouwen.
Finance heeft gekeken of deze gebouwen ook in relatie tot de
afschrijving in aanmerking komen.
Ten behoeve van de tweede meetlat, de functionaliteit, zijn de
gebouwbeheerders en de gebruikers (faculteiten) bevraagd om hier
een oordeel over te geven per gebouw op een schaal van 1-5. Dit
heeft eveneens geleid tot een lijst van 26 gebouwen.
Tot slot is nog gekeken naar de technische relevantie van een aantal
objecten die niet zozeer van een gebruikersoordeel afhankelijk is
maar wel onmisbaar. Dit zijn 5 meer infrastructurele objecten.
Het resultaat van deze totale analyse is in de volgende tabel
weergegeven. Te zien is dat de gebouwen die technisch slecht
scoren (1e kolom) dit in het algemeen ook functioneel (3e kolom)
doen. Neem daarbij de objecten van onmisbare/noodzakelijke
relevantie (2e kolom) dan ontstaat een totale lijst met 27 gebouwen/
objecten die de komende 10 jaar voor een grote aanpak in
aanmerking komen (4e kolom). In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op
het vraagstuk of alle gebouwen/objecten ook daadwerkelijk
aangepakt gaan worden d.m.v. een prioritering en hoe dit er qua
planning uit ziet.
03.03 Analyse op functieniveau
Om het ruimtegebruik per functie in kaart te brengen is per gebouw
een analyse uitgevoerd naar de verschillende ruimtetypen.
Daarbij is onderscheid gemaakt in de volgende ruimtetypen:
Onderwijsruimten;
Onderzoeksruimten;
Kantoorruimten;
Restauratieve ruimten;
Sport en cultuur;
Woonfunctie;
Overige voorzieningen (o.a. opslag, algemene
ondersteunende ruimte, etc.).
In de volgende figuur is het totale ruimteaanbod
samengevat per functie. Hierin zijn alleen de gebouwen in
eigendom meegenomen. Hieruit is af te leiden dat de
kantoorruimte veruit het grootste deel van de portefeuille
(circa 40%) inneemt, gevolgd door de onderzoek– en
onderwijsruimten (respectievelijk circa 20% en 17%).
Op gebouwniveau wordt duidelijk dat veel gebouwen één
duidelijke hoofdfunctie kennen. Met name het Horst
Complex, Carré en de Technohal kennen een grote spreiding
van functies.
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
Figuur: Analyse op functieniveau
24
Kantoorruimten
De totale oppervlakte aan kantoorruimte van UT bedraagt circa
52.000 m² fno, verdeeld over 32 gebouwen. Vier gebouwen bieden
ruim de helft van alle kantoorruimte op de campus aan. Dit zijn het
Horst Complex (circa 10.000 m² fno), ITC (circa 6.200 m² fno), Carré
(circa 6.000 m² fno) en Spiegel (circa 4.800 m² fno). Iedere faculteit,
dienst en instituut heeft eigen ‘dedicated’ kantoorruimten. TNW
beschikt over de meeste kantoorruimte (circa 9.500 m² fno), gevolgd
door BMS (circa 7.800 m² fno). De gemiddelde hoeveelheid
kantoorruimte per werknemer van de UT ligt momenteel op
ongeveer 15 m² fno per fte (op basis van de formatiecijfers van UT, mei 2019).
Het gebruik van kantoorruimte door de UT ligt daarmee rond het
gemiddelde o.b.v. de benchmark Facilitair Universiteiten 2014. Dit
gemiddelde bedraagt circa 15 m² fno per fte. (Benchmark Facilitair
Universiteiten 2014 - Colliers, Juli 2015). De huidige kantoorruimten worden
over het algemeen kwalitatief voldoende tot goed beoordeeld.
Onderwijsruimten
De totale oppervlakte aan onderwijsruimte op de campus bedraagt
ruim 28.000 m² fno, verdeeld over 18 gebouwen. Het betreft
collegezalen, practicumruimten, werkgroepruimten,
tentamineerruimten en studiezalen/-plekken. Deze ruimten zijn
grotendeels in te roosteren (te huren) via CFM. Circa 1.800 m² fno
betreft bibliotheekruimte. Het volgende figuur toont de verdeling
per type onderwijsruimte. Daarnaast is off-campus sprake van
aanvullend circa 1.400 m² fno aan tentamineerruimte in de Therm
(niet opgenomen in het volgende figuur).
Op gebouwniveau valt op dat het Horstcomplex (circa 8.000 m² fno),
ITC (circa 4.000 m² fno) en de Technohal (circa 3.100 m² fno)
gezamenlijk ruim de helft van het aanbod aan onderwijsruimten
bieden. Belangrijk om op te merken is dat het aanbod aan zelfstudie-
werkplekken groter is dan de kwantitatieve analyse van het
ruimteaanbod doet vermoeden. Naast de geregistreerde
studiewerkplekken worden ook restauratieve plekken en
projectruimten ingezet als zelfstudie-werkplek indien deze niet voor
de oorspronkelijke functie worden gebruikt. Ook zijn er verspreid
over de campus zelfstudie-werkplekken die niet zijn in te roosteren
(en niet 1-op-1 in de huidige doorbelastingsystematiek zijn
opgenomen) en bijvoorbeeld in de tarra-ruimten (verkeersruimte
etc.) zijn gesitueerd. Dit laatste vindt als gevolg van de krapte
overigens steeds vaker plaats, wel in overleg met CFM. Daarmee
komt de som van het aantal collegeplekken (circa 6.950) en
zelfstudie-werkplekken (circa 3.650) op de campus (exclusief huidig
ITC gebouw) ongeveer overeen met het totaal aantal studenten van
de UT. De huidige onderwijsruimten worden over het algemeen als
kwalitatief goed beoordeeld. De onderwijsruimten in de Spiegel
vormen een uitzondering daarop. Deze worden door de matige
akoestiek als matig beoordeeld.
Bezetting van de onderwijsruimten
De UT analyseert jaarlijks het gebruik en de bezetting (een ruimte is
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
Figuur: Onderwijsruimten
25
bezet indien deze is ingeroosterd) van de roosterbare
onderwijsruimten, onder meer op basis van de verroostering. Uit de
analyse van het collegejaar 2018-2019 volgt:
De bezetting van de onderwijsruimten ligt tijdens de
bedrijfstijden (40 uur per week) tussen de 30% en 90%. De totale
gemiddelde bezetting van de collegezalen bedraagt 58% op
jaarbasis excl. Gebouw ITC.
Met name de grote hoorcollegezalen (161-500 plaatsen) kennen
met gemiddeld op jaarbasis circa 44% een lage bezetting. De
werkcollegezalen hebben gemiddeld een bezetting van 60%.
De hoogste bezetting ligt rond de 89% (onderwijsruimte Ravelijn
4237), de laagste bezetting is 31% (onderwijsruimte Cubicus
238).
Op dinsdag en donderdag is de bezetting het hoogst
(respectievelijk gemiddeld 64% en 65%). Vrijdag is met een
gemiddelde van 53% de minst populaire dag qua inroostering
van collegezalen.
De analyse van de bezetting in de collegeweken (10 weken per
kwartiel) geven voor deze periode een ander beeld weer:
De bezetting van de werkcollegezalen in de eerste 8
onderwijsweken van een kwartiel liggen rond de 60-78%.
De bezetting neemt in de loop van het collegejaar af.
De gemiddelde bezetting is hoger dan de voorgaande jaren.
Het groeiende aantal studenten laat ook een veranderende
gemiddelde bezetting zien in het type onderwijsvoorzieningen.
De reserveringsgraad van specifiek de projectruimtes is hoog.
Binnen het hoger onderwijs wordt veelal een gemiddelde bezetting
van 70% als maximaal haalbaar geacht. Gebaseerd op
ervaringscijfers bij andere universiteiten en vanuit de gedachte dat
de UT de komende jaren actief kan sturen op verbetering van de
roosterefficiency, liggen er kansen om de bezetting van de
roosterbare onderwijsruimten te verbeteren. In dit kader heeft CES
het initiatief genomen tot de ontwikkeling van een roostervisie.
Gecombineerd met de steeds beter wordende en verdergaande
digitalisering ontstaan de komende tijd ook de mogelijkheden om
een verbetering mogelijk te maken.
Onderzoeksruimten
Op de campus van de UT is ook een grote hoeveelheid
onderzoeksruimten aanwezig. In totaal betreft het ruim 23.000 m²
fno, verdeeld over 15 gebouwen. Net als bij kantoorruimten is een
groot deel van de onderzoekruimten ‘dedicated’ voor bepaalde
faculteiten en instituten. De faculteit TNW beschikt verreweg over
de meeste onderzoeksruimte met ruim 13.000 m² fno. Daarnaast
beschikken ook de faculteiten EWI (circa 4.600 m² fno) en ET (circa
3.900 m² fno) over ‘dedicated’ onderzoekruimten. De meeste
onderzoeksruimten zijn te vinden in het gebouw Carré (circa 9.000
m² fno) en het Horst Complex (circa 8.000 m² fno). De overige
onderzoeksruimten zijn met name verdeeld over het Nanolab, de
Technohal en Zilverling.
Het volgende figuur toont de verdeling per type onderzoeksruimte.
Binnen onderzoeksruimten kan een onderverdeling worden gemaakt
naar ‘zwaarte’ van de ruimte. Zo is er sprake van high-tech en low-
tech onderzoeksruimte afhankelijk van het voorzieningenniveau.
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
26
Restauratieve voorzieningen
De restauratieve voorzieningen van de UT zijn verspreid over de
campus. In totaal gaat het om circa 7.800 m² fno, verdeeld over 23
gebouwen. Een groot deel van deze voorzieningen bevindt zich in de
Bastille, Horst Complex, Pakkerij en de Waaier (gezamenlijk circa
4.100 m² fno), daarvan staat de Boerderij (voormalig Faculty Club)
momenteel leeg. Het aanbod bestaat uit Coffee Corners, kantines en
een tweetal cafés. De medewerkers en studenten van de UT kunnen
daarnaast gebruik maken van de restaurants in The Gallery en het U
Parkhotel. De restauratieve voorzieningen worden over het
algemeen als kwalitatief goed beoordeeld.
Sportvoorzieningen
Op de campus zijn diverse sport- en cultuurvoorzieningen aanwezig,
totaal circa 5.000 m² fno en horen onlosmakelijk bij de unieke
campusidentiteit van de UT. Beide worden achtereenvolgens
toegelicht.
De aanwezige diverse en unieke sportvoorzieningen maken de UT
een échte Campus Universiteit. Deze sport-, en beweeg-
voorzieningen zijn belangrijk voor de campuswaarde. Het
Sportcentrum bevindt zich in het bruisend hart van de Campus in
het W&L gebied en beslaat circa 4.800 m² fno. Indoor biedt het
ruimte aan twee grote sporthallen, vier sportzalen, fitnessruimte,
klein binnenzwembad, vleugel met zeven cabines voor een
fysiotherapiepraktijk, sportkantine, kantoorruimten, een pantry en
een kleine vergaderzaal. Verder zijn er outdoor diverse sportvelden
(hockey, basketbal, voetbal, tennis, volleybal en honkbal), een
atletiekbaan en een verwarmd buitenzwembad aanwezig.
Het sportaanbod van de UT kenmerkt zich door een breed en
functioneel aanbod voor studenten, medewerkers en externen. Het
aanbod is op onderdelen toe aan vernieuwing, kwaliteitsverbetering
en dat het op onderdelen efficiënter ingezet kan worden (wat
overigens niets afdoet aan de functionaliteit).
De sportvoorzieningen vallen onder de dienst CFM met een
belangrijke rol voor studenten (studenten besturen, SU als
beleidsmaker). Eigendom van de UT van deze voorzieningen is
daarvoor een ‘must’. De UT (CFM) heeft een aantal contracten met
externen, waardoor er een goede bezetting van de voorzieningen
overdag is. In de avonduren is de druk op de sportvoorzieningen al
jaren te hoog, ondanks de ruime openingstijden. Kwalitatief voldoet
het aanbod deels, echter indoor is uitbreiding al jarenlang
onmogelijk wegens capaciteitsgebrek voor zowel gebonden als
ongebonden sport. Op ‘prime time’ (einde middag en de avond door
de week) is het lastig om kwalitatief goed aanbod te leveren voor de
fitness, groepslessen en cursussen. Ook is er geen hoogwaardig
geschikte ruimte voor mental health cursussen en yoga varianten.
Vanuit onderwijs en onderzoek (o.a. EWI en BMS) bestaat de
behoefte om in de toekomst meer ruimte te kunnen bieden aan data
analyse en diverse proefopstellingen. Zowel voor de faculteiten als
derden. Het Sportcentrum zou richting toekomst zaken graag
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
Figuur: Onderzoeksruimten
27
verbinden en ziet duidelijke kansen om meercapaciteit te
combineren voor meerdere partijen. Het Sportcentrum kan
daarmee sportief gezien het innovatieve middelpunt worden van de
‘Healthy Campus’, alwaar studenten en medewerkers komen
sporten, besturen, maar ook samen komen voor ontspannen en
bewegen, onderwijs, onderzoek (proeftuin), life-style coaching en
revalidatie.
Het Student Union heeft samen met het Sportcentrum in de zomer
van 2019 een rapportage opgeleverd van haar bezettingsgraad met
aanvullend de kansen en bedreigingen voor de toekomst. In brede
zin kan het Sportcentrum haar klantengroepen geen kwaliteit blijven
bieden als aantallen in studenten en medewerkers blijven stijgen,
vraag en aanbod niet beter afgestemd kunnen worden en er geen
indoor capaciteit bij komt. Dit vraagt om keuzes zodat het totale
Sportcentrum bruisend en aantrekkelijk blijft voor alle
klantengroepen. Het Sportcentrum is een voorstander van
multifunctioneel gebruik en ziet kansen voor meerdere partijen om
tot samenwerking te komen waar het gaat om de brede vraag om
meer capaciteit e/o voorzieningen.
Het hart van de cultuurvoorzieningen bevindt zich in De Vrijhof. In
de Vrijhof vindt men het cultuuraanbod van de universiteit waaraan
zowel actief alsook receptief kan worden deelgenomen. Hierbij
staan de campuswaarden Ontwikkelen, Ontmoeten en Ontspannen
centraal. ‘Ontwikkelen’ door o.a. actief deel te nemen aan het
cultureel educatieve aanbod of een studentenbestuur, ‘Ontmoeten’
tussen studenten en medewerkers buiten het curriculum of de
faculteit om en ‘Ontspannen’ door op een andere manier in
aanraking te komen met podiumkunsten en kunstexposities. Er
bevinden zich twee expositieruimtes in de Vrijhof en een drietal
ateliers in de Vrijhof die voornamelijk worden ingezet voor
Cultuureducatie. Daarnaast is er een tiental studio’s voor individueel
gebruik of voor kleine groepen te vinden. De theateraccommodatie
bestaat uit 4 zalen, Agora, Amphitheater, Audiozaal en de Kleine
Zaal. Hierin vinden jaarlijks circa 1.000 repetitiemomenten en
verenigingsactiviteiten plaats en meer dan 80 voorstellings-
momenten, vooral in de avonduren. Deze accommodatie is
bovendien deels geschikt om een piek bij onderwijs op te vangen en
voor congressen en symposia. De accommodatie is gebouwd in 1971
en heeft in de jaren negentig een verbouwing ondergaan.
Ondertussen is de accommodatie door de leeftijd kwalitatief niet
meer geschikt voor congressen en symposia. De Vrijhof is qua
uitstraling ‘ingehaald’ door de gebouwen rond het O&O-plein
waardoor er overdag minder vraag is naar deze faciliteiten. Terwijl
de druk op de onderwijsfaciliteiten rond het O&O-plein toeneemt is
het verstandig de theater- en congresfaciliteiten in de Vrijhof te
verbeteren en op die manier de druk op de onderwijsfaciliteiten te
verlichten. Naast de ‘indoor’ theatervoorzieningen beschikt de UT
ook over een recentelijk vernieuwd openluchttheater.
Wooneenheden
De wooneenheden op de UT zijn geconcentreerd aan de westkant
van de campus op figuur 5 in rood weergegeven. Op de campus
wonen ongeveer 2.500 studenten. De meeste wooneenheden zijn
van De Veste en sinds september 2018 biedt ook Camelot circa 450
gemeubileerde zelfstandige eenheden aan. In het voormalige hotel
Drienerburght worden circa 60 onzelfstandige eenheden t.b.v. het
residentiële concept voor University College Twente (UCT)
gerealiseerd. De UT heeft ook een 60-tal medewerkerswoningen op
de campus. Naast de wooneenheden biedt de campus ook
verblijfmogelijkheden voor een korte periode. Midden op de campus
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
28
staan zeven blokhutten waar met 15 personen per blokhut 105
personen kunnen overnachten. Ook heeft de UT via de holding het
eigendom van twee hotels. Het betreft hier het ITC International
Hotel en het U Parkhotel (in Hogekamp). De aanwezigheid van
woningen op de campus heeft een belangrijke bijdrage aan de
campuswaarde. Zonder woningen is geen sprake van een ‘echte’
campus. Het woningaanbod zorgt daarnaast voor een ’warme
ontvangst’ voor beginnende studenten. Kwalitatief presteren de
woningen voldoende en is ook voldoende prijsdifferentiatie
aanwezig. Woningcorporatie is bezig met een onderzoek naar
renovatie van een gedeelte van haar vastgoed.
Omgeving van de campus
In de directe omgeving van de campus ligt de innovatiecampus
Kennispark. Op deze dynamische locatie bundelen ondernemers,
overheid en kennisinstellingen hun krachten. Dit biedt voor de UT
kansen om de meerwaarde van de campus intensief te benutten en
theorie in de praktijk te brengen. De UT is dan ook een van de
initiatiefnemers van het Kennispark Twente.
03.04 Conclusies ruimteaanbod en -gebruik
Samenvattend kan uit de analyse van het huidige ruimteaanbod en –
gebruik het volgende worden geconcludeerd.
Kernvoorraad en flexibele schil
De campus biedt een grote diversiteit aan voorzieningen en wordt
gewaardeerd om de compactheid en het groene en autonome
karakter. Uit de kwalitatieve beoordeling van de
vastgoedportefeuille volgt dat ook de gebouwen op de campus in
het algemeen als goed worden beoordeeld. Indien de ontwikkeling
van de UT afwijkt van de huidige verwachtingen is het van belang
dat er desondanks onderscheid wordt gemaakt tussen de ‘flexibele
schil’ en de ‘kernvoorraad’ binnen de portefeuille. De flexibele schil
bestaat uit die gebouwen die (vanwege de ligging, functionaliteit,
strategische waarde en boekwaarde) indien nodig, zijn in te zetten
als schuifruimte, bij een structurele afname van de ruimtebehoefte
relatief gemakkelijk zijn vrij te spelen (te verhuren of verkopen) of bij
een toename van de ruimtebehoefte ruimte kunnen maken voor
nieuwe ontwikkelingen. Te denken valt in dit kader met name aan de
gebouwen aan de randen van de campus, bijvoorbeeld de Spiegel.
De overige gebouwen vormen de 'kernvoorraad' binnen de
vastgoedportefeuille van de UT.
Kwaliteit van de huisvesting
De basiskwaliteit van de gebouwen op de campus met primaire
voorzieningen (kantoor, onderwijs– en onderzoeksruimten) is op
orde. Echter om de gebouwen toekomstbestendig te houden is
gekeken welke gebouwen in aanmerking komen voor een grotere
renovatie in de periode 2020-2030. Hierbij is gekeken naar de
technische, financiële (vanuit afschrijvingen) en functionele
relevantie. Ook zijn enkele objecten meegenomen die noodzakelijk
zijn voor het functioneren van de gebouwen maar niet zozeer
afhankelijk zijn van een gebruikersoordeel. Dit heeft geleid tot een
lijst van 27 gebouwen/objecten waarvan het wenselijk is dat deze in
de projectplanning worden opgenomen.
Kwaliteit van de voorzieningen
Het huidige aanbod aan primaire voorzieningen op de campus
(kantoor, onderwijs– en onderzoeksruimten) worden over het
algemeen als voldoende tot goed beoordeeld. Ook de niet-primaire
voorzieningen (sport-, cultuur-, restauratieve en woonvoorzieningen)
hebben een belangrijke bijdrage in de campuswaarde. Deze
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
29
voorzieningen voldoen kwalitatief grotendeels aan de behoefte en
de vernieuwingen in de diverse sportvelden vanuit het vorige LTSH
worden zeer goed gewaardeerd.
Kwantiteit en flexibiliteit
Er liggen meerdere kansen om te komen tot een betere bezetting en
benutting van het vastgoed:
Gebaseerd op ervaringscijfers bij andere universiteiten en vanuit
de gedachte dat de UT de komende jaren actief kan sturen op
verbetering van de roosterefficiency, liggen er kansen om de
bezetting van de roosterbare onderwijsruimten te verbeteren.
Een haalbaar geachte bezetting van 70% wordt bij de UT nog niet
gehaald en ligt bijvoorbeeld voor de collegezalen gemiddeld op
58%. In dit kader heeft CES het initiatief genomen tot de
ontwikkeling van een roostervisie. Gecombineerd met de steeds
beter wordende en verdergaande digitalisering ontstaan de
komende tijd ook de mogelijkheden om een verbetering mogelijk
te maken. Het eventueel verruimen van de bedrijfstijden is
mogelijk interessant indien er (tijdelijk) een tekort aan
onderwijsruimten zou ontstaan.
Een groot deel van het ruimtegebruik door de UT (circa 40%,
circa 52.000 m² fno) bestaat uit kantoorruimte. Het sturen op
meervoudig ruimtegebruik binnen de kantoorruimte en het
stapsgewijs invoeren van een ruimtenorm voor het gebruik van
kantoorruimte kan leiden tot een ruimtereductie. De gemiddelde
hoeveelheid kantoorruimte per werknemer van de UT ligt
momenteel op ongeveer 15 m² fno per fte. Dit ligt circa 20%
hoger dan de richtlijn die UT hanteert voor toekomstige
huisvestingsinitiatieven (12 m² fno per FTE). Stapsgewijze
invoering van deze norm levert een structurele besparing en
mogelijk investeringsruimte op (meer kwaliteit in minder m²) en
biedt daardoor kansen voor realisatie van een meer inspirerende
werk-, onderzoek– en onderwijsomgeving, inclusief een
aantrekkelijk aanbod aan overige voorzieningen.
Er is goede voorraad onderzoeksvoorzieningen aanwezig. Echter
in de nabije toekomst kan als gevolg van groei in het onderzoek
de behoefte nog verder toenemen. De kwaliteit wordt daarbij
telkens in ogenschouw genomen.
Kwalitatief voldoet het aanbod aan sport- en
cultuurvoorzieningen grotendeels. Er wordt echter kwantitatieve
druk ervaren op een deel van deze voorzieningen. De kansen om
te komen tot een betere benutting zijn hier (mede als gevolg van
het TOM-model) beperkt. Het aanbod van de overige (niet-
primaire) voorzieningen sluit kwantitatief grotendeels aan op de
vraag.
De aanwezigheid van woningen op de campus levert een
belangrijke bijdrage aan de campuswaarde. Zonder woningen is
geen sprake van een ‘echte’ campus. Het woningaanbod zorgt
daarnaast voor ’warme ontvangst’ voor beginnende studenten.
Kwalitatief presteren de woningen voldoende en is ook
voldoende prijsdifferentiatie aanwezig.
Er zijn zowel ‘on’ als ‘off’ campus diverse
ontwikkelmogelijkheden. Gericht op een eventueel toekomstige
herbestemming van vastgoed is de flexibiliteit (adaptief
vermogen) van de gebouwen relevant. Met name de gebouwen
Ravelijn, Paviljoen en een deel van het Horstcomplex zijn met
relatief beperkte ingrepen geschikt te maken voor een andere
functie. Alhoewel de Spiegel recentelijk nog behoorlijk verbouwd
is, geldt voor gebouw de Spiegel dat deze relatief eenvoudig
geschikt is te maken voor een flexibel werkplekconcept, maar
minder geschikt is voor onderzoeksruimten. De
collegezaalvleugel is verouderd.
03 ANALYSE HUIDIG RUIMTEAANBOD EN –GEBRUIK
30
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
31
In dit hoofdstuk wordt een vertaling gemaakt van het geschat
toekomstig gebruik van de universiteit naar een lange termijn
ruimtebehoefte. Deze ruimtebehoefte heeft zowel een kwalitatief
als kwantitatief karakter.
In de lange-termijn ruimtebehoefte van de UT worden de volgende
ruimtecategorieën gedefinieerd:
Onderwijs gerelateerde ruimten: onderwijs– en zelfstudieruimte;
Personeel gerelateerde ruimten: kantoor– en onderzoeksruimte;
Overige ruimten: wooneenheden, restauratieve voorzieningen,
sport– en cultuurvoorzieningen en overige voorzieningen.
Voor specifieke ruimtecategorieën, zoals bibliotheekruimte, wordt
voorlopig het huidig ruimtegebruik als basis voor de lange termijn
huisvestingsbehoefte gehanteerd.
De ruimtebehoefte is, in lijn met de huidige vastgoedadministratie
van de UT (zie hoofdstuk 03), gedefinieerd als functioneel
vloeroppervlakte (m² fno). Ter verduidelijking: niet door te
berekenen ruimten (techniekruimten, sanitaire ruimten en
verkeersruimten) zijn buiten beschouwing gelaten.
04.01 Scenario’s
Een belangrijke uitdaging in dit LTSH 2030 is het vinden van een
goede balans tussen de toekomst met haar onzekerheden en het
‘hier en nu’ met druk op de beschikbare ruimte. Een aantal
ontwikkelingen heeft direct invloed op de (groei van de) populatie
en de bijbehorende ruimtebehoefte. Toekomstige ontwikkelingen
(flexibele toestroom studenten, andere vormen van onderwijs,
digitalisering, etc.) zijn onzeker, maar hebben in potentie veel
impact op de kwalitatieve en kwantitatieve ruimtebehoefte. Dat is
een spanningsveld en vraagt om continue anticiperen en indien
nodig bijstellen.
Ontwikkeling studentenaantallen
De studentenpopulatie van UT is na 2016 fors gegroeid. De totale
studentenpopulatie is gegroeid van 9.900 in 2016 naar 11.136
studenten in 2018. In september 2019 zat het aantal studenten zelfs
al ruim boven de 11.500. De netto groei wordt vooral veroorzaakt
door een hogere instroom van de bachelor studenten. Deze is
bijvoorbeeld van 2017 naar 2018 van 1.800 naar 2.000 gegroeid. Het
aantal masterstudenten (excl. doorstroom) was met bijna 900
vergelijkbaar met de jaren ervoor. De buitenlandse instroom neemt
de laatste jaren meer toe dan de nationale instroom waarbij de non-
EER de hoogste is. Ter indicatie van 2014 naar 2018 is de nationale
instroom gegroeid met 13%, de EER instroom gegroeid met 54% en
de non-EER met 87%. Het grootste deel internationale studenten
wordt geleverd door Duitsland gevolgd door Aziatische en Oost-
Europese landen (Bron: Universiteit Twente, Jaarverslag 2018).
Een van de ambities volgend uit Shaping 2030 is dat gestreefd wordt
naar een gezonde verhouding nationale en internationale studenten
in 2030. Indicatief kan worden uitgegaan van een maximaal
percentage internationale studenten dat ligt rond de 40%. De totale
internationale populatie van de UT ligt momenteel op ongeveer 33%.
Demografische ontwikkelingen
Om de demografische groeipotentie van de UTin Twente en
Overijssel te verkennen zijn de verwachte landelijke demografische
ontwikkelingen én de ontwikkelingen van de provincie Overijssel en
specifiek de regio Twente onderzocht. In Nederland is de bevolking
in de periode 1990-2018 met 15% toegenomen. Deze groei zet in de
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
32
toekomst in een wat lager tempo door, blijkt uit de prognose uit
2018. In de periode 2018-2040 wordt landelijk een bevolkings-
toename van 6% verwacht. In Overijssel was de bevolkingsgroei in
het verleden ongeveer gelijk aan de groei in Nederland. De toekomst
ziet er in vergelijking met Nederland anders uit. Volgens de
voorspellingen groeit het aantal inwoners nog tot 2023. Daarna slaat
de groei om in een krimp. Verwacht wordt dat de bevolking in
Overijssel tussen 2018 en 2040 met 2% gaat dalen. Naar
verwachting zal Overijssel in de toekomst bovendien verder
vergrijzen (Bron: verwachte bevolkingsontwikkelingen, provincie Overijssel,
december 2018).
Voor de regio Twente wordt eveneens krimp verwacht, van circa
630.000 inwoners in 2020 naar circa 608.000 in 2050. Een daling van
circa 3%. De volgende grafiek toont de verwachte ontwikkeling van
de leeftijdscategorie tussen 20 en 65 jaar.
Hieruit volgt dat deze leeftijdscategorie naar verwachting in omvang
afneemt met circa 12%. Hetzelfde geldt voor de leeftijdscategorie 0
tot 20 jaar (de generatie toekomstige potentiële studenten). Hier is
sprake van een verwachte krimp van circa 10%. Daaruit volgt de
conclusie dat in regio Twente, net als op provinciaal niveau, een
vergrijzing wordt verwacht. De bovengrens van de instroom vanuit
uit Twente en Overijssel lijkt daarmee bereikt. Echter voor de UT zal
dit effect gecompenseerd worden omdat de bovenregionale
instroom ten opzichte van de andere universiteiten bovengemiddeld
is.
Landelijke trends
Hier staat tegenover dat de trend is dat een steeds groter aandeel
van de jongeren voor WO kiest. In Nederland heeft bijna 31 procent
van de mannen en vrouwen een hbo- of universitair diploma. Dit
aandeel is de afgelopen jaren toegenomen (Bron: CBS, Evenveel vrouwen
als mannen met hbo- of wo-diploma, 2019). Uit de Landelijke Monitor
Studentenhuisvesting volgt dat er eind 2018 circa 695.000
voltijdstudenten waren binnen het hoger onderwijs, waarvan 41
procent studeert aan een universiteit. 12 procent van deze circa
695.000 voltijdstudenten heeft een vooropleiding in het buitenland
gevolgd en heeft een buitenlandse nationaliteit. De afgelopen acht
jaar is het aantal studenten met 19 procent toegenomen. Naar
verwachting neemt deze groei af en stijgt het aantal studenten de
komende acht jaar per jaar met ongeveer 5.300 studenten (+1
procent). Het aantal hbo-studenten gaat dalen (-40.800 studenten, -
10 procent). De groei wordt dan ook volledig veroorzaakt door een
toenemend aantal universitaire studenten (+46.100 studenten, +16
procent). De nationale groei van het aantal universitaire studenten in
de komende acht jaar is volgens prognoses in de meeste steden met
een universiteit terug te zien. Wageningen (24 procent) en Delft (20
procent) zijn de steden met de grootste groei. (Bron: ABF Research,
Landelijke Monitor Studentenhuisvesting 2019, 3 oktober 2019).
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
Figuur: Regionale prognose 2020-2050; bevolking, intervallen, regio-indeling 2018
(bron: CBS gegevens, 2018).
33
Prognose populatie hoger onderwijs Enschede
In de afgelopen acht jaar nam het aantal universitaire studenten in
Enschede toe met gemiddeld 230 studenten per jaar. Voor de
komende jaren (tot 2026/2027) wordt een groei van 220 studenten
universitaire studenten per jaar verwacht. Ter indicatie: voor het
HBO wordt een jaarlijkse krimp verwacht van ongeveer dezelfde
omvang. In acht jaar tijd komt dit voor het gehele hoger onderwijs
neer op een daling van 0,7 procent. Daarbij dient te worden
opgemerkt dat de verwachting is dat het gehele hoger onderwijs, tot
en met collegejaar ’23-’24 groeit. Daarna zal het aantal studenten,
als gevolg van demografische krimp, dalen. Kortom er zal in het
komend decennium nog groei optreden om vervolgens weer terug
te zakken naar een lager stabiel aantal. (Bron: ABF Research, Lokale Monitor
Studentenhuisvesting Enschede 2019, 3 oktober 2019).
Toekomstperspectief studentenpopulatie UT
In gesprekken met zowel de verschillende faculteiten als de diensten
HR, M&C en S&P is stilgestaan bij het toekomstperspectief voor wat
betreft de studentenpopulatie. Hierin zijn alle hiervoor geschetste
ontwikkelingen meegenomen. Uit de gesprekken volgt dat er
faculteiten zijn met een groeiverwachting. Gelet op de
demografische ontwikkelingen en de ervaringen in de afgelopen
jaren dient echter eveneens op middellange rekening te worden
gehouden met opleidingen die krimpen. In het kader van dit LTSH
2030 is de totale studentenpopulatie UT in 2030 als volgt ingeschat:
Groeiscenario: 13.000 studenten
Baselinescenario: 12.000 studenten
Krimpscenario: 11.000 studenten
Gezien het grote aantal onzekerheden is het nodig een tweetal
extremere varianten te verkennen om de gevoeligheid voor groei en
krimp te kunnen inschatten. Aan de onderkant is dit het scenario dat
in 2016 nog het baseline scenario was: het ‘terugvalscenario 2016’.
Aan de bovenkant wordt bekeken wat er gebeurt als de UT ver
boven verwachting op basis van de kennis van nu doorgroeit: het
‘piekscenario’:
Terugvalscenario 2016: 9.500 studenten
Piekscenario: 14.500 studenten
Ontwikkeling medewerkersaantallen
De ontwikkeling van medewerkersaantallen is met name als gevolg
van overheidsmaatregelen begonnen aan een behoorlijke
verandering in het tijdvak 2020-2030. De komende jaren wordt een
stevige groei verwacht in zowel wetenschappelijk personeel (hierna:
WP) als ondersteunend personeel (hierna: OBP). Dit komt nog
bovenop de reguliere groei als gevolg van de studentenaantallen.
Voor de UT zijn enkele richtlijnen in de vorm van ratio’s beschikbaar
die gehanteerd kunnen worden in geval van fluctuerende
studentenaantallen. Voor het onderwijzend WP kan gesteld worden
dat voor de technische opleidingen een ratio geldt van 1 op 12
studenten en voor de overige opleidingen ongeveer 1 op 18 à 19.
Gemiddeld komt dit ongeveer uit op 1 op 15. Op elke 4 WP volgt
ongeveer 1 OBP (80/20-regel). In de praktijk zullen er echter altijd
afwijkingen zijn omdat er ook andere factoren meespelen zoals:
Arbeidsrechtelijke zaken (bij krimp).
Werving (bij groei).
Uitwisseling van onderwijzend WP naar onderzoekend WP, zowel
bij groei als bij krimp.
Beleidsmatige impulsen vanuit de overheid (zoals de
sectorplannen).
In het kader van het LTSH 2030 zijn verschillende
medewerkerspopulaties voor 2030 berekend die rekening houden
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
34
met de ratio’s en de 80/20 regel. Dit op basis van plus of min 1.000
studenten. Daarnaast is gerekend met ongeveer 13 extra WP
onderzoek. Oftewel een fluctuatie van plus of min 100
medewerkers, waarvan 80 WP en 20 OBP. Dit leidt tot de volgende
inschattingen van de medewerkerspopulatie in 2030:
Groeiscenario: 2.063 FTE WP en 1.339 FTE OBP
Baseline scenario: 1.983 FTE WP en 1.319 FTE OBP
Krimpscenario: 1.903 FTE WP en 1.299 FTE OBP
Gezien het grote aantal onzekerheden, met name als gevolg van
grote internationale concurrentie om wetenschappelijke staf, is het
ook hier nodig een tweetal extremere varianten te verkennen om de
gevoeligheid voor groei en krimp te kunnen inschatten. Aan de
onderkant is dit het scenario dat in 2016 nog het baseline scenario
was: in dit LTSH 2030 aangeduid als het ‘terugvalscenario 2016’.
Opgemerkt kan worden dat de sterke groei ook hier al van de
gestelde ratio’s afwijkt. Aan de bovenkant wordt bekeken wat er
gebeurt als de UT ver boven verwachting doorgroeit: het
‘piekscenario’. Uitgangspunt daarbij is een groei die tweemaal zo
groot is als de groei van 2016 tot het baseline scenario.
Terugvalscenario 2016: 1.525 FTE WP en 1.075 FTE OBP
Piekscenario: 2.441 FTE WP en 1.563 FTE OBP
Scenario als basis voor toekomstige ruimtebehoefte (2030)
De toekomst is onzeker en de ruimtebehoefte daardoor dynamisch.
Vastgoed heeft een statisch karakter, wat in de praktijk leidt tot een
spanning tussen vraag en aanbod. Om in de toekomst flexibel in te
kunnen spelen op ontwikkelingen en gericht op een structurele
balans tussen huisvestingslasten en –baten wordt voor de lange
termijn uitgegaan van een conservatieve schatting van de
ruimtebehoefte. Het baseline scenario vormt in het LTSH 2030 de
basis voor de bepaling van de ‘kernportefeuille’ en daarmee de
dimensionering van de capaciteit van het permanente vastgoed.
Waarbij opgemerkt dient te worden dat het aantal studenten in
2020 al bereikt wordt en het aantal medewerkers nog niet op het
genoemde aantal zit. Dit laatste zal in de periode 2020-2025 bereikt
worden. Het groei- en piekscenario zullen de permanente
vastgoedcapaciteit van de UT overstijgen en worden nadat het
bestaande vastgoed optimaal gebruikt is, opgevangen middels een
flexibele schil. Een flexibele schil bestaat uit huur of realisatie van
tijdelijk vastgoed. Als dan toch weer krimp optreedt dan wordt
leegstand voorkomen. Daarnaast worden gebouwen gemarkeerd die
een grote externe courantheid kennen. Deze gebouwen zullen bij
krimp (terugvalscenario 2016 of krimpscenario) als eerste vrij
worden gespeeld en ingezet voor bijvoorbeeld verhuur aan derden
of in het uiterste geval dispositie.
In het LTSH 2030 zijn voor de lange termijn huisvestingsbehoefte de
volgende uitgangspunten voor de kernvoorraad vastgoed
gehanteerd:
Aantal studenten in 2030: 12.000
Aantal FTE WP in 2030: 1.983
Aantal FTE OBP in 2030: 1.319
04.02 Behoefte aan onderwijsruimte
Relevante ontwikkelingen van invloed op behoefte
Het Twents Onderwijsmodel (TOM)
De onderwijsvisie en het daaruit voortvloeiende Twents
Onderwijsmodel (hierna: TOM) heeft grote invloed op de behoefte
aan onderwijsruimte van UT. Alle bacheloropleidingen van de
universiteit zijn vormgegeven volgens dit onderwijsmodel. Met TOM
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
35 04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
leidt de UT studenten op tot T-shaped professionals met een
ondernemende houding, die bekwaam zijn als onderzoeker,
ontwerper en organisator. De volgende elementen zijn kenmerkend
aan TOM: projectgestuurd onderwijs binnen modules, student-
driven learning, frequente feedback op het leerproces, variatie in
lesmethoden en community vorming. Wat betreft
onderwijsfaciliteiten hebben opleidingen daarom behoefte aan
voldoende projectruimtes en collegeruimtes waarin interactief leren
gefaciliteerd wordt.
Digitalisering en flexibilisering van onderwijs
Digitalisering verandert de samenleving in een hoog tempo. Op dit
moment transformeren ‘machine learning’ en ‘artificial intelligence’
al de manier waarop innovaties ontstaan. Ontwikkelingen op het
gebied van digitalisering volgen elkaar bovendien snel op, zo ook
binnen het onderwijs. Digitalisering van onderwijs maakt het
mogelijk om onderwijs ‘blended’ aan te bieden, overal ter wereld
onderwijs te volgen en door middel van ‘gamification’ te kiezen voor
nieuwe onderwijsvormen. De lijn tussen fysiek en digitaal vervaagt,
de wereld wordt ‘hybride’. UT omarmt het feit dat digitalisering
zorgt voor een transformatie van het waarom, waar en hoe de
universiteit onderzoek uitvoert en onderwijs aanbiedt.
Een belangrijk voorbeeld in deze is het ECIU Universities project.
Hier worden in Europees verband vraagstukken die om een
wetenschappelijke benadering vragen aangepakt. Onafhankelijk van
de fysieke locatie wordt samengewerkt aan onderzoek. De UT heeft
hier onlangs een coördinerende rol toebedeeld gekregen.
Het onderwijs wordt bovendien flexibeler. Modularisering en
mengvormen van face-to-face en online onderwijs (ook van andere
dan de eigen instelling) komen steeds meer voor. Er is daarnaast
steeds meer vraag naar microcredentialing, waarbij het onderwijs in
kleinere eenheden wordt opgeknipt, die afzonderlijk worden
gecertificeerd. (Bron: Versnellingsagenda voor onderwijsinnovatie, Vereniging van
universiteiten, Vereniging hogescholen, SURF, 2017). In het verlengde daarvan
is een trend waarneembaar waarbij steeds meer
onderwijsaanbieders ontstaan, die een deel van het onderwijs van
onderwijsinstellingen zouden kunnen overnemen.
Uitbreiding doelgroepen
De UT omarmt deze ontwikkelingen en heeft de ambitie om in de
periode tot 2030 een digitaal raamwerk van virtuele lessen op te
zetten, waarbinnen geëxperimenteerd wordt. Dit digitale raamwerk
vormt de basis voor de toekomstige ‘Online Campus’ (bron: Shaping
2030, draft oktober, UT, 2019). Een digitaal raamwerk maakt het mogelijk
om aan veel meer studenten, wereldwijd, onderwijs aan te bieden.
In de praktijk kan dat leiden tot een situatie waarin de universiteit
veel meer studenten heeft, die slechts een beperkt deel van het jaar
op de campus aanwezig zijn. Ook lifelong learning vormt een
belangrijk onderdeel van Shaping 2030. Kennisoverdracht is niet
eenmalig, maar een levenslang proces. Dit leidt tot uitbreiding van
de doelgroepen, ook buiten de traditionele leeftijdscategorie van de
universiteit.
Tijdig anticiperen
De hiervoor behandelde ontwikkelingen op het gebied van
digitalisering maken het mogelijk onderwijs te volgen waar je maar
wilt, wanneer je maar wilt én in de vorm die het beste bij je past. De
UT is er echter van overtuigd dat direct contact tussen docent en
student, tussen studenten onderling en binding van student en
docent met de universiteit noodzakelijk zal blijven. De campus speelt
een belangrijke rol in de community vorming. Het is daarbij van
36
belang dat faciliteiten 24/7 beschikbaarheid zijn.
De UT streeft naar een goede combinatie van de strategische
investeringen in haar fysieke omgeving en van strategische
investeringen in het kader van digitale transformatie. Digitale
transformatie leidt tot digitalisering van onderwijs en onderzoek en
tot een disruptieve verandering van onderwijs- en onderzoeksmarkt
en van onderwijs- en onderzoeksproducten. Hoe snel deze
ontwikkelingen gaan en welke impact dit exact gaat hebben laat zich
nog lastig voorspellen. Dit is bovendien afhankelijk van de principiële
keuzes die UT hierin maakt. De UT houdt de ontwikkelingen
nauwlettend in de gaten en kiest hier haar positie in, zodat tijdig kan
worden ingespeeld op een eventueel veranderende ruimtebehoefte
(zowel kwalitatief als kwantitatief). De UT kan en zal echter
anticiperen op het feit dat de toegevoegde waarde van een fysieke
universiteit fundamenteel zal veranderen.
Visie op het ‘onderwijs van de toekomst’
In aansluiting op bovenstaande ontwikkelingen kan de visie van UT
op ’het onderwijs van de toekomst’ als volgt worden samengevat.
Dit is grotendeels in lijn met het vorige LTSH.
Het hoger onderwijs bevindt zich in een omgeving die sterk in
beweging is. Studenten vragen meer flexibele en op maat
gesneden leerroutes. De arbeidsmarkt is steeds dynamischer en
daarmee onvoorspelbaarder. Flexibel kunnen inspelen op de snel
veranderende vraag is dan ook cruciaal voor
onderwijsinstellingen.
De groeiende vraag in onze samenleving naar meer
mogelijkheden voor persoonlijke profilering leidt tot een brede
inzet op gepersonaliseerd leren om de kwaliteit van het
onderwijs te verbeteren en meer maatwerk te kunnen bieden.
De digitalisering zet het onderwijs in een compleet ander
daglicht. Het maakt het onderwijs onder meer minder plaats– en
tijdafhankelijk. Het belang van contact tussen studenten
onderling en student en docent blijft echter onverminderd van
belang, niet alleen voor de kennisuitwisseling maar ook vanwege
de sociale component: studenten en docenten hebben de
behoefte zich onderdeel te voelen van een ’community’.
De plek waar studenten individueel studeren of in groepsverband
werken aan projecten, bevindt zich steeds meer ook buiten de
faculteit.
Hier staat tegenover dat studenten behoefte hebben aan een
‘thuisbasis’ in de vorm van studiewerkplekken in de nabijheid van
de kantoorruimte van de staf en de huisvesting van de
studievereniging van hun opleiding.
De student staat centraal: student driven learning.
Veranderingen in het onderwijs zullen mede gericht zijn op een
grotere verantwoordelijkheid voor studenten met als doel
studenten zelfstandigheid en meer eigen keuzes te laten maken
(bijv. doorontwikkeling TOM-onderwijs).
Het onderwijs zal zich meer ontwikkelingen richting ‘challenge-
driven learning’. Een voorbeeld hiervan is de ECIU University. De
ECIU University staat open voor studenten, onderzoekers,
industrie en maatschappij in het algemeen, over de grenzen
heen. Het biedt vraag gestuurd, interdisciplinair en flexibel
onderwijs, afgestemd op de behoeften van de samenleving en
studenten.
De UT gaat actief haar partners (zowel publiek als privaat)
betrekken bij het vormgeven van de onderwijs- en
onderzoeksagenda. Gezamenlijk worden specifieke uitdagingen
vertaald in onderzoeks- en onderwijsprojecten.
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
37
In algemene zin kan worden gesteld dat er, vanwege de snel
veranderende onderwijsvraag een groeiende behoefte bestaat aan
flexibiliteit. Zowel in de zin van flexibel inzetbare ruimten die
geschikt zijn voor (dan wel met eenvoudig ingrepen kunnen worden
afgestemd op) meerdere onderwijsvormen, als voor flexibele
vastgoedoplossingen (huur, semipermanent of tijdelijk vastgoed). De
beschreven ontwikkelingen hebben in potentie dusdanig veel impact
op de huisvestingsbehoefte, dat kwantitatieve toevoegingen aan de
vastgoedportefeuille niet vanzelfsprekend zijn.
Verwachte ontwikkelingen samenstelling studentenpopulatie
In 2019 bedraagt de totale instroom bachelor- en masterstudenten
van de ‘minder technische/gamma faculteiten’ BMS + ITC circa 36%
van het totaal. De UT verwacht dat deze verhouding de komende
jaren (5-jaars prognose) nauwelijks zal veranderen. Door de omvang
en groei van de faculteit BMS wordt in relatieve zin een groot
gedeelte van de groei van de drie technische faculteiten
opgevangen. Dit betekent dat de opbouw (ruimtetypen) van de
vraag naar COV naar verwachting niet drastisch verandert. Dit staat
los van de kwantitatieve vraagontwikkeling als gevolg van groei van
de studentenpopulatie.
De behoefte aan onderwijs– en studieruimte geconcretiseerd
Het huidige aanbod aan COV past nagenoeg (met uitzondering van
pieken) bij de populatie van circa 12.000 studenten. Zeker met het
gereed komen van de Technohal is flink wat capaciteit toegevoegd
op de campus. Vanuit de gedachtegang dat in basis geen vastgoed,
ook geen COV, wordt toegevoegd is de uitdaging ontstaan om het
huidige aanbod zo goed mogelijk in te zetten zodat ook een
eventuele groei in studenten kan worden opgevangen. Door een
betere roostering en bezetting wordt aangenomen dat een betere
match zowel kwantitatief als kwalitatief kan plaatsvinden. Naast een
nieuwe roostervisie, wordt een programma COV opgezet bestaande
uit een samenwerking tussen de diensten CES, LISA en CFM. De
roostervisie dient een duidelijke relatie te hebben met de
onderwijsvisie. In het programma COV, al dan niet behulp van
externe expertise, komen zaken aan de orde als:
sturen op een optimale bezetting (deze parameter geeft aan of
een ruimte gebruikt wordt);
sturen op optimale benutting (deze parameter toont hoeveel
procent van de maximale capaciteit gebruikt is in de
geselecteerde periode);
beter gebruik van meetdata: tellingen van aanwezige studenten
vs. aanmeldingen;
optimale inzet van digitale mogelijkheden;
kwaliteit van ruimten, o.a. digitale voorzieningen;
verroosteren vanuit de homebase gedachte
(onderwijsactiviteiten), binnen de zone waar de opleiding haar
standplaats heeft of in de directe omgeving daarvan;
inzicht in tevredenheid van zalen;
geschiktheid van zalen;
informatievoorziening van roosters;
uiteindelijk adaptief kunnen roosteren.
In het kader van de ontwikkeling van dit LTSH 2030 is samen met het
roosterteam en CFM het huidig gebruik en de bezetting van
onderwijsruimten onderzocht. Uit de rapportage ‘Onderzoek
Homebase’ (bron: thuisbasis en aanbevelingen, oktober 2018) volgt dat er
kansen liggen om de invulling van community vorming te verhogen.
Daarnaast liggen er kansen tot verbetering in het gebruik op basis
van bestaande ervaringen en behoeften van het onderwijs.
Studenten geven aan dat er behoefte bestaat aan meer
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
38
studiewerkplekken. Dit is in het kader van het LTSH 2030 niet
gemeten. Hoe groot de aanvullende behoefte is dient daarom
nader te worden bepaald. Studiewerkplekken zijn veelal in tarra
ruimten te realiseren met relatief weinig ingrepen. Dit leidt tot
efficiënter ruimtegebruik en gaat niet ten koste van overige
ruimten en is daarom aanbevelingswaardig
Onder studenten bestaat behoefte aan extra projectruimten op
de campus. Bezettingsanalyses van het bestaande aanbod tonen
een hoge druk op de bestaande voorzieningen. Met name tussen
10.00 uur en 12.00 uur is er op piekmomenten (in de drukste
weken) sprake van een reserveringsgraad van circa 95%. Tussen
12.00 uur en 16.00 uur neemt het af tot 90% en daarna zakt de
reserveringsgraad snel onder de 40%. In de avond (vanaf 17.00
uur) is slechts de helft van de ruimtes beschikbaar.
Bezettingsanalyses tonen voor de avond een gemiddelde
bezetting onder de 25%. Uitgegaan wordt van een behoefte van
10 extra projectruimten (circa 200 m² fno), welke zowel door
studenten als medewerkers te reserveren zijn.
Daarnaast bestaat de wens om te beschikken over een
permanente toetsruimte op de campus. Bezettingsanalyses
tonen een hoge bezetting van de huidige (gehuurde) voorziening
buiten de campus (Therm). Daarnaast neemt de inzet van
reguliere werkcollegeruimten voor tentaminering toe. Concreet
uitgangspunt voor de behoefte is een vergelijkbaar areaal aan
ruimten als in het huidige Therm, in totaal circa 1.150 m² fno.
Extra wensen zijn aanwezig voor digitale toetsing, dit gaat om
circa 1.000 m² fno bovenop de bestaande toetsruimte. Dit leidt
echter niet direct tot een aanvullende ruimtebehoefte in de
vorm van bijbouwen, aangezien hiervoor mogelijk bestaande
incourante hoorcollegeruimten kunnen worden ingezet. Ook kan
er gekeken worden of dit gecombineerd kan worden met een
uitbreiding in de sportvoorzieningen.
De komst van ITC naar de campus leidt tot een aanvullende
behoefte aan onderwijsruimte op de campus van circa 2.700
m² fno. Circa 1.000 m² fno betreft behoefte aan
projectruimten/werkplekken voor masterstudenten. Afstoot van
het huidige pand van ITC aan de Hengelosestraat leidt tot een
daling van het totale aanbod aan onderwijsruimte met circa
4.000 m² fno.
Er is behoefte aan meer grote werkcollegeruimten (> 100
personen). Deze ruimten hebben veelal een bezetting boven de
75%. Dit leidt echter niet direct tot een aanvullende
ruimtebehoefte. Er is sprake van een lage bezetting van de kleine
hoorcollegeruimten (< 95 personen) en van grote (inflexibele)
hoorcollegeruimten (> 160 personen). De bezetting van
hoorcollegeruimten toont bovendien een groter verloop
gedurende een kwartiel / jaar. In de nadere planvorming wordt
gestreefd naar het, waar mogelijk, herbestemmen van deze
ruimten om het tekort aan (bijvoorbeeld) grote
werkcollegeruimten op te lossen. Voor de inflexibele (oplopende)
hoorcollegeruimten geldt aanvullend dat wordt gestreefd naar
een hogere bezettingsgraad en er geen nieuwe ruimten van dit
type worden toegevoegd.
Er lijkt een tendens gaande waarbij een verschuiving plaatsvindt
van hoorcolleges naar werkcolleges. Als dit doorzet kan dit
gevolgen hebben omdat de ruimtebehoefte per student voor een
werkcollegeruimte hoger is dan voor een hoorcollegeruimte
(ongeveer factor 2). Vooralsnog moet nog blijken hoe dit zich
manifesteert, anders zal bij toekomstige ontwikkelingen of
renovaties op ingespeeld worden.
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
39
De totale extra behoefte aan onderwijsruimte op de campus
bedraagt circa 2.900 m² fno plus meer studiewerkplekken
(voornamelijk in bestaande tarra op te lossen). Afstoot van het
huidige pand van ITC aan de Hengelosestraat leidt tot een daling van
het totale aanbod aan onderwijsruimte met circa 4.000 m² fno.
04.03 Behoefte aan onderzoeksruimte
Visie op het ‘onderzoek van de toekomst’
UT heeft in een aantal interactieve sessies (ondersteunt door Duval
Union Consultancy) een verkenning gemaakt van potentiële
toekomstscenario’s voor de universiteit, afgestemd op de visie,
missie en strategie van UT. Hierin is ook stilgestaan bij het
‘onderzoek van de toekomst’. Hieruit volgen onder meer de
volgende toekomstbeelden:
Onderzoek wordt meer domein overstijgend en innovaties zullen
plaatsvinden op het snijvlak van domeinen.
Het belang van onderzoek neemt toe. UT moet investeren in
innovatieve businessmodellen. Een voorbeeld daarvan is het
aanbieden van onderzoek in abonnementsvorm, waarbij
stakeholders UT benaderen wanneer ze een onderzoek behoefte
hebben, in ruil voor een vaste prijs.
Op het gebied van onderzoeksfaciliteiten speelt UT de rol van
makelaar. De universiteit zal het onderzoekstraject faciliteren in
plaats van de faciliteiten volledig te bezitten. Vanwege de
snelheid van innovatie is nauwe samenwerking met andere
universiteiten en bedrijven noodzakelijk. (Bron: Intermediate report
Universiteit Twente, Duval Union consulting, 2019).
De behoefte aan onderzoeksruimte geconcretiseerd
Het huidig aanbod aan onderzoeksruimte voldoet kwalitatief
grotendeels aan de vraag. Er is binnen de onderzoeksinstituten
echter wel sprake van veranderde wensen. De kleinere wensen
worden grotendeels binnen de reguliere exploitatie van de
faculteiten opgevangen (het betreft hier met name behoefte aan
onderzoeksapparatuur en in beperkte mate een huisvestingsvraag).
Ook zijn er momenteel drie grotere concrete huisvestingswensen.
De eerste is de vorming van een ’Robotics Center’ van circa 3.500 m2
fno. Momenteel bestaat robotica uit meerdere onderdelen die
gehuisvest zijn in Carré (circa 1.500 m2 fno) en de Horst (circa 1.200
m2 fno). Dit komt neer op een extra behoefte van 800 m2 fno).
Kanttekening: ten tijde van het maken van dit stuk is nog niet
helemaal helder welk onderdelen allemaal mee gaan waardoor
vrijgekomen ruimte wellicht lager uitkomt, wel is bekend dat het
accent komt te liggen op een lab faciliteit met shared facilities een
link naar het bedrijfsleven en valorisatie. Binnen de betrokken
programma’s is de wens uitgesproken om voor de toekomst de stap
te maken naar gezamenlijke huisvesting met als doel de
samenwerking in dit domein te institutionaliseren en daarmee de UT
propositie op het gebied van robotica te verstevigen en de
samenwerking met partners in binnen- en buitenland te faciliteren.
Deze krachtenbundeling draagt substantieel bij aan het beoogde
profiel van het Kennispark.
De tweede grote huisvestingswens is de realisatie van een nieuwe
werkplaats voor ET. ET zal volgens prognoses in zowel de bachelor
(+30% instroom over vijf jaar t.o.v. 2019) en de master (+100%
instroom over 5 jaar t.o.v. 2019) sterk groeien. Wens is om het
huidige oppervlakte in hoofdzakelijk de Westhorst (circa 650 m2 fno)
en de tijdelijke oplossing in Hangar (circa 850 m2 fno) samen te
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
40
voegen en uit te breiden met circa 2.000 m2 fno tot een totaal nieuw
programma van circa 3.500 m2 fno.
De derde grote huisvestingswens is de uitbreiding van lab faciliteiten
als gevolg van de uitbreiding van het aantal FTE’s onderzoek. Een
inventarisatie van de faculteiten leidt er toe dat op termijn de lab
faciliteiten een toekomstig mogelijke extra uitbreiding nodig hebben
van circa 3.000 m2 fno.
Tot slot leidt de komst van ITC naar de campus conform PvE tot een
aanvullende behoefte aan onderzoeksruimte op de campus van circa
1.200 m² fno.
De totale extra behoefte aan onderzoeksruimte op de campus
bedraagt daarmee 7.000 m2 fno. Afstoot van het huidige pand van
ITC aan de Hengelosestraat leidt tot een daling van het totale
aanbod aan onderzoeksruimte met circa 750 m² fno.
04.04 Behoefte aan kantoorruimte
De UT hanteert voor (toekomstige) huisvestingsinitiatieven een
richtlijn voor het gebruik aan kantoorruimte van maximaal 12 m² fno
per FTE. Deze norm wordt stapsgewijs ingevoerd, bij herhuisvesting
van een organisatieonderdeel en/of de renovatie of grootschalige
functionele aanpassing van gebouwen. Deze richtlijn ligt ongeveer
20% lager dan het huidige ruimtegebruik (zie hoofdstuk 03).
Voor wat betreft de toekomstige behoefte aan kantoorruimte is een
viertal ontwikkelingen relevant:
Als eerste is er als gevolg van de sectorplannen een extra
ruimtebehoefte van 5.400 m2 fno om 450 FTE te huisvesten in de
komende 5 jaar.
De tweede ontwikkeling is de samenvoeging van o.a. inkoop en
vastgoed van de dienst CFM in één gebouw. Dit leidt tot een
ruimtebehoefte van circa 800 m2 fno. Ten opzichte van de
huidige situatie (in de Spiegel en het Paviljoen) betekent dit een
uitbreiding van circa 200 m2 fno.
De derde uitbreidingsvraag is afkomstig van SBD. Groei van het
SBD leidt tot een ruimtebehoefte van circa 350 m2 fno. Ten
opzichte van de huidige situatie betekent dit een uitbreiding van
circa 260 m2 fno.
De komst van ITC naar de campus leidt tot een aanvullende
behoefte aan kantoorruimte op de campus van circa 3.400 m²
fno.
De totale aanvullende behoefte aan kantoorruimte is derhalve
circa 9.250 m2 fno. Afstoot van het huidige pand van ITC aan de
Hengelosestraat leidt tot een daling van het totale aanbod aan
kantoorruimte met circa 6.200 m² fno.
04.05 Behoefte aan wooneenheden
In Shaping 2030 legt de UT haar focus op verdere
internationalisering. Het belang van de beschikbaarheid van
passende woonruimte voor (de instroom van nieuwe internationale)
studenten en medewerkers neemt daarmee toe. Met name omdat
de UT in het kader van ‘most welcoming university’ voor non-EER
studenten een kamergarantie voor het eerste jaar afgeeft. De
afdeling S&P van de UT heeft onderzoek gedaan naar de vraag naar
en het aanbod aan wooneenheden. S&P concludeert hieruit dat de
tot 2030, zonder aanvullende maatregelen de vraag het aanbod
overstijgt met 497 eenheden. Deze eenheden zijn passend binnen
het bestemmingplan waar nog een capaciteit van circa 560
eenheden aanwezig is en het contingent is met de gemeente
Enschede overeengekomen. Mocht op termijn het ITC hotel
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
41
verplaatst worden naar de campus dan zullen nog een keer 398
eenheden ter vervanging gerealiseerd moeten worden. De
verbouwing van 56 eenheden in de Drienerburght t.b.v. het
‘residential concept’ voor UCT en de ruim 450 eenheden die
Camelot Europe op de campus heeft gerealiseerd zijn hier al vanaf
gehaald. Naast vergroting van het aanbod ligt er ook behoefte aan
het vergroten van de keuzemogelijkheid (diversiteit in typologie en
prijs) en kwalitatief goede woningen. De uitwerking van het
woonprogramma gebeurt in nauw overleg met de gemeente en
andere partners zoals Camelot en de lokale corporaties. De UT
ontwikkelt overigens niet zelf de woningen, maar laat dit door
derden doen.
04.06 Behoefte aan overige niet-primaire voorzieningen
Er is behoefte aan een Contact Centre/Ontmoetingscentrum
(hoofdzakelijk onderdeel CES). Dit sluit naadloos aan op de visie
Shaping 2030 waar openheid, ontmoeten etc. centraal staan. Het
aantal m2 voor dit programma is nog niet nader uitgewerkt maar zal
zeker leiden tot een ruimtebehoefte van ‘een paar honderd m2’.
Daarnaast is al geruime tijd de wens aanwezig om de
studententeams van de UT te faciliteren in huisvesting op de
campus. Deze behoefte bestaat uit twee onderdelen: werkplaatsen
en ruimte voor exposure. Een goed voorbeeld is de open dagen
waar de teams een grote aantrekkingskracht blijken te hebben op
toekomstige studenten. Het totale programma van eisen moet nog
goed uitgewerkt worden maar een werkplaats zal al snel op circa
800 m2 fno zitten, voor een exposure ruimte met enkele
vergaderruimten kan uitgegaan worden van minimaal 700 m2 fno.
Dit zal mede afhangen van de wens tot shared facilities en
samenwerking.
Ook in de klankbordgroep LTSH is stilgestaan bij de toekomstige
behoefte aan niet-primaire voorzieningen op het gebied van sport en
cultuur. Hieruit blijkt het volgende:
De niet-primaire voorzieningen leveren een belangrijke bijdrage
aan de speerpunten ontmoeting, ondernemen,
internationalisering en beleving en experiment op de campus.
In 2018 is een eind gekomen aan een reeks renovatieprojecten.
De status van de sportfaciliteiten op de campus is kwalitatief
goed. Er kan daarom gekeken worden naar wensen voor de
toekomst.
Kijkend naar het totale aanbod op de campus, kan er
samenwerking gezocht worden tussen de sectoren sport en
cultuur. Er zit overlap in wensen vanuit beide sectoren.
Ondanks de ruime openingstijden wordt druk ervaren op enkele
sportvoorzieningen op de campus. De vraag overstijgt hier het
aanbod. Concreet is er behoefte aan:
Een aanvullende, multifunctionele danszaal (minimaal 275
m²) met bijbehorende faciliteiten. Eventueel in combinatie
met onderstaand punt.
Een uitbreiding van de binnensport accommodatie, in de
vorm van een extra hal voor met name volleybal, vrije
gebonden sport en zaalhockey. Het gaat om een hal van
circa 1.100 à 1.200 m2 die ook geschikt is voor
tentaminering.
Met de komst van U Parkhotel en meer (internationale)
bewoners op de Campus ziet het Sportcentrum kansen voor
uitbreiding van de fitnessfaciliteiten. Het ROC van Twente
wil daarnaast graag gebruik gaan maken van de fitness
faciliteiten overdag. Het Sportcentrum zou graag een
businesscase opstellen, waarbij genoemde partijen
samenwerking zoeken om een dubbele capaciteit te
genereren.
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
42
Als gevolg van een langjarige stijging van het aantal leden is
behoefte aan uitbreiding van het Watersportcomplex. Het
hoofdpunt uit dit plan is de uitbreiding van de capaciteit van de
bovenverdieping van de Sevende Camer om aan de benodigde
capaciteit en veiligheidsissues te voldoen. Het plan omvat
uitbreiding van de vrouwenkleedkamer, toiletten en keuken.
Uitbreiding van de kroegruimte en vluchtroutes wordt door de
verenigingen onderzocht en door hen zelf bekostigd. Het
watersportcomplex wordt ook bij de aan te pakken bestaande
gebouwen genoemd.
Er is een toenemende en naar verwachting blijvende behoefte
aan padeltennis. Dit is tevens een activiteit die veel beoefend
wordt door de internationale gemeenschap. Met de aanleg van
het nieuwe tennisgebied is rekening gehouden met de
mogelijkheid om het gebied uit te breiden met drie padelbanen.
CFM-Sport, CFM-cultuur en de Student Union hebben gezamenlijk
bovenstaande prioritering aangebracht in de behoeften (in volgorde
waarin beschreven).
04.07 Overige ambities
In gesprekken met de verschillende organisatieonderdelen van de
UT zijn, naast de hiervoor behandelde ruimtebehoefte, meerdere
ambities benoemd. Bovenstaande aanvullende ruimtebehoefte
heeft vooral betrekking op het primair en secundair vastgoed.
Daarnaast is er vooral een aantal infrastructurele aanpassingen dat
de komende jaren op de campus plaatsvindt. Een gedeelte vindt
plaats als gevolg van aanpassingen in het vastgoed, terwijl een ander
gedeelte bedoeld is om de campus als geheel beter en veiliger te
maken.
Paviljoenzone
In de Paviljoenzone worden ook twee projecten genoemd. De eerste
is de aanleg van infrastructuur t.b.v. een experimentele zone, onder
andere met tiny houses en een Energy Transition Hub. Bij de Energy
Hub staat nog de vraag open of dit leidt tot aanvullend primair
vastgoed of dat dit thuishoort in het vastgoed dat door derden
wordt ontwikkeld. Het idee is dat deze ontwikkeling moet leiden tot
een faciliteit op het grensvlak van onderzoeksinfrastructuur en
innovatie. De tweede is de upgrading van de Oude Drienerlolaan tot
een volwaardige langzaamverkeerverbinding tussen het O&O- en
W&L-gebied. Tevens is deze laan onderdeel van het innovatiepad
Kennispark. Een belangrijke ‘ader’ voor de universiteit. Tot slot
worden extra middelen vrijgemaakt voor het rookvrij maken van de
Campus.
Aanpassingen als gevolg van gebouwontwikkelingen
Een aantal gebouwen ligt aan een plein of aan een
parkeergelegenheid. Het eerste project dat al in 2019 is gestart en
doorloopt in 2020 is de vernieuwing van het Hogenkampplein. Het
tweede project dat in de loop van de komende jaren gestart zal
worden is het plein voor de Drienerburght. Het derde project is het
afmaken van het O&O plein, nadat de huisvesting van ITC gereed is.
De uitbreiding van de koudecirkel is een noodzakelijk goed voor de
uitbreiding in het vastgoed.
Aanpassingen ter verbetering van de Campus als geheel
In 2021 bestaat de UT 60 jaar. In dat kader is geld vrijgemaakt voor
een ‘campus art project’. Op verkeersgebied zijn er drie plannen in
de maak: namelijk het creëren van een 30-km zone op de hele
campus en het oplossen van het fietsparkeren in het O&O gebied.
Daarnaast zal de komende jaren een mobiliteitsvisie worden
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
43
uitgewerkt die mogelijk nog tot aanvullende investeringen leidt.
Mogelijke uitbreidingen in samenwerking met derden: Designlab en
Innovatieconcept
In Shaping 2030 zijn een aantal ontwikkelingen opgenomen die zich
in of in het verlengde van het primair proces bevinden. Hier is de
kans groot dat dit niet in primair vastgoed zal plaatsvinden. Het
belang van samenwerking met een lange termijnbelegger wordt
hiermee nog een keer onderstreept.
De afgelopen jaren is wel gebleken dat de komst van Designlab een
groot succes is. Dit maakt dat ook Designlab aan het nadenken is
over uitbreiding mogelijke gecombineerd met verplaatsing en dat
het van belang is dat deze een plek krijgt in het LTSH 2030. Het
betreft hier in basis een primair proces maar kan ook net zoals nu
prima in vastgoed van derden. Een eerste inschatting gaat uit van
een extra behoefte van minimaal 700 m2 fno. Voorlopig wordt het
als pm opgenomen mede omdat het programma alsmede de fysieke
locatie nog bepaald moet worden. De UT heeft al langer ambities op
het gebied van Innovatieconcepten. Eerst zou dit in de Gallery fase 2
plaats gaan vinden. Door het aanwenden van dit vastgoed voor het
primair proces met ITC is deze locatie echter niet meer beschikbaar.
Daarentegen is in Kennispark en op de campus naar de Spiegel
ruimte om deze ontwikkeling alsnog mogelijk te maken. In de
samenwerking met de lange termijnbelegger zal dit verder worden
uitgewerkt.
04.08 Conclusies lange termijn huisvestingsbehoefte
Samenvattend kan uit de analyse van de lange termijn
huisvestingsbehoefte het volgende worden geconcludeerd.
Behoefte aan flexibiliteit
Een belangrijke uitdaging in dit herziene LTSH 2030 is het vinden
van een goede balans tussen het toekomstperspectief en het
‘hier en nu’. Een aantal ontwikkelingen heeft direct invloed op de
(groei van de) populatie en de bijbehorende ruimtebehoefte.
Toekomstige ontwikkelingen (flexibele toestroom studenten,
andere vormen van onderwijs, digitalisering, etc.) zijn onzeker,
maar hebben in potentie veel impact op de kwalitatieve en
kwantitatieve ruimtebehoefte. Dat kan een spanningsveld
vormen en vraagt om continue anticiperen en indien nodig
bijstellen.
In algemene zin kan worden gesteld dat er, vanwege de snel
veranderende onderwijsvraag een groeiende behoefte bestaat
aan flexibel inzetbare onderwijsruimten, die geschikt zijn voor
(dan wel met eenvoudig ingrepen kunnen worden afgestemd op)
meerdere onderwijsvormen (hoor– en werkcollege, zelfstudie in
groepsverband).
Toenemende ruimtebehoefte als gevolg van komst ITC
In het vorige LTSH 2016 heeft reeds besluitvorming
plaatsgevonden over de komst van het ITC naar de campus.
Inmiddels is het bijbehorende PvE vastgesteld. Dit leidt tot een
aanvullende ruimtebehoefte voor primaire functies op de
campus van circa 7.300 m² fno (circa 3.400 m² fno
kantoorruimte, circa 2.700 m² fno onderwijsruimte en circa 1.200
m² fno onderzoeksruimte). Het totale programma (circa 9.000 m²
fno) is reeds vastgesteld met ITC. Het huidige pand aan de
Hengelosestraat heeft een oppervlakte van circa 12.000 m² fno.
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
44
Toenemende ruimtebehoefte als gevolg van groei universiteit en
sectorplannen
De studentenpopulatie van UT is na 2016 fors gegroeid. De
universiteit verwacht de komende jaren verder te gaan groeien.
Om een inschatting van de toekomstige studenten- en
medewerkerspopulatie te kunnen maken is in gesprekken met
zowel de verschillende faculteiten als de diensten HR, M&C en
S&P stilgestaan bij het toekomstperspectief en zijn meerdere
scenario’s uitgewerkt.
Om in de toekomst flexibel in te kunnen spelen op
ontwikkelingen en gericht op een structurele balans tussen
huisvestingslasten en –baten wordt voor de lange termijn
uitgegaan van een conservatieve schatting van de
ruimtebehoefte. Het baseline scenario vormt in het LTSH 2030
de basis voor de bepaling van de ‘kernportefeuille’ en daarmee
de dimensionering van de capaciteit van het permanente
vastgoed.
Concreet is als gevolg van de groei van de universiteit (o.a. door
de sectorplannen) behoefte aan aanvullend circa 5.800 m2 fno
onderzoeksruimte en circa 5.900 m2 fno kantoorruimte.
Daarnaast is er behoefte aan 200 m2 onderwijsruimte (10 extra
projectruimten) en een permanente toetsruimte op de campus
circa (1.150 m² fno). Tot slot is er is behoefte aan meer
studiewerkplekken. Deze zijn veelal in tarra ruimten te realiseren
met relatief weinig ingrepen. Dit leidt tot efficiënter
ruimtegebruik (en gaat niet ten koste van overige ruimten).
Overige ambities
Er is behoefte aan een vergroting van het aanbod aan
wooneenheden op de campus, alsmede aan het vergroten van de
keuzemogelijkheid (diversiteit in typologie en prijs). De
uitwerking van het woonprogramma gebeurt in nauw overleg
met de gemeente en andere partners.
Er is, in aansluiting op de visie Shaping 2030, behoefte aan een
Contact Centre/Ontmoetingscentrum op de campus.
Mogelijke uitbreidingen in samenwerking met derden: Designlab
blijkt een succes en is groeiende. Dit zal leiden tot een
huisvestingsvraagstuk de komende tijd. De UT is bezig met de
uitwerking van een Innovatieconcept, ook dit zal nader worden
uitgewerkt
Voor de huisvesting van studententeams is minimaal circa 1.500
m2 fno specifieke ruimte benodigd.
De niet-primaire voorzieningen leveren een belangrijke bijdrage
aan de speerpunten ontmoeting, ondernemen,
internationalisering en beleving en experiment op de campus.
Ondanks de ruime openingstijden wordt druk ervaren op enkele
voorzieningen op de campus. De vraag overstijgt hier het aanbod.
CFM-Sport, CFM-cultuur en de Student Union hebben
gezamenlijk de ambities uitgewerkt en hierin een prioritering
aangebracht. Er is onder meer aanvullend behoefte aan een
multifunctionele danszaal en uitbreiding van de binnensport
accommodatie.
Het huidige aanbod aan overige voorzieningen voldoet kwalitatief
en kwantitatief grotendeels aan de toekomstige behoefte.
04 LANGE TERMIJN HUISVESTINGSBEHOEFTE
45
05 HUISVESTINGSTRATEGIEËN
46
Op basis van het inzicht dat in hoofdstuk 04 is ontstaan door de
toekomstige vraag en het huidige aanbod met elkaar te vergelijken,
worden in dit hoofdstuk oplossingsrichtingen geschetst voor de
inpassing van de ruimtebehoefte in het ruimteaanbod. Hiervoor zijn
meerdere strategieën verkend. Ook is in dit hoofdstuk uitgebreid
aandacht besteed aan de bestaande voorraad gebouwen die de
komende tien jaar technisch en functioneel verbeterd dienen te
worden. Tot slot zijn alle overige wensen ook geïnventariseerd en
beschreven. De uitkomst van dit hoofdstuk is een totaal plan aan
projecten op basis van een afgewogen prioriteitenstelling.
Huisvestingsstrategie op hoofdlijnen
Van belang is te benadrukken dat het LTSH 2030 de hoofdlijnen
weergeeft en daarmee ook de hoofdlijnen van de
huisvestingstrategie. Bij de nadere uitwerking van ieder ‘project’
wordt met de betrokken partijen besproken hoe het beste invulling
kan worden gegeven aan de benodigde (tijdelijke) herhuisvesting en
de nieuwbouw- dan wel renovatie/onderhoudsplannen. Ook is een
behoorlijke inschatting van de vierkante meters weergegeven die in
een toekomstig project kunnen wijzigen.
Periodieke herijking LTSH
Als gevolg van de onzekere toekomstige ontwikkelingen is het LTSH
een dynamisch document. Dat betekent dat het beoogde LTSH moet
kunnen meebewegen met toekomstige ontwikkelingen. De in dit
hoofdstuk geschetste strategieën zijn gebaseerd op de huidige
situatie en de verwachte ontwikkelingen.
Indien de werkelijkheid hiervan afwijkt, zal het LTSH hierop moeten
worden aangepast. Het LTSH wordt periodiek opnieuw vastgesteld
en jaarlijks herijkt in het ‘Annual Plan’.
05.01 Huisvestingstrategieën en projecten
In het LTSH 2030 worden vier hoofdcategorieën onderscheiden. Elke
categorie kent zijn eigen status en prioriteitenstelling:
a. Bestaande projecten: reeds genomen (financiële) besluiten uit
LTSH 2016
b. Strategieën: projecten sterk gericht op balans vraag/aanbod
c. Bestaande voorraad: projecten gericht op technische en
functionele renovatie bestaande voorraad
d. Overige projecten en ambities
De categorieën a. en b. zijn grotendeels onomkeerbaar, dan wel
noodzakelijk om de groei op de campus te kunnen blijven faciliteren.
In de categorieën 3 en 4 is een prioriteitenstelling (prioriteit 1, 2, 3)
noodzakelijk omdat het totaal zou leiden tot een te grote
investering. Bij deze prioritering is rekening gehouden met:
technische urgentie,
ligging op de campus, relevantie voor primair proces en lange
termijn geschiktheid,
de uitvoerbaarheid van het totale LTSH 2030 rekening houdend
met de capaciteit en beperking overlast, hiervoor zijn de
projecten naar grootte en complexiteit gelabeld en in de tijd
uitgezet.
Naar aanleiding van dit laatste criteria zijn alle projecten uitgezet in
de tijd en is een gemiddelde bouwkostenstijging van 3% per jaar
ingerekend. De tabellen in dit hoofdstuk betreffen geïndexeerde
getallen. De totale begroting sluit na deze exercitie op circa € […] en
is gebaseerd op de projecten die prioriteit 1 hebben. Hiervan is
reeds circa € […] besloten in het vorige LTSH. De projecten uit
prioriteit 2 met een totale begroting van € […] en prioriteit 3 met een
begroting van € […] komen pas in aanmerking als de kosten van
05 HUISVESTINGSTRATEGIEËN
05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
47
prioriteit 1 blijken mee te vallen. De opbouw van de totale begroting
wordt in deze paragraaf per categorie verder toegelicht (In bijlage 1
is het totaaloverzicht weergegeven).
Categorie A: Bestaande projecten
Op basis van het LTSH 2016 en het meest recente ‘Annual Plan 2019
-2023’ is reeds sprake van bestaande projecten, waar in de
uitwerking van de huisvestingsstrategieën rekening mee dient te
worden gehouden. Hier heeft reeds besluitvorming op
plaatsgevonden, alhoewel nog niet overal een goedgekeurd budget
aan toegekend is.
Het meest omvangrijke project betreft de huisvesting van ITC in de
Langezijds. Besloten is dat Fase 2 van gebouw de Langezijds (de
leegstaande westkant) in eigendom van de universiteit blijft. Van
belang is dat dit gebouwdeel bijdraagt aan de ‘exposure’ van de
universiteit en een koppeling met Kennispark wordt gelegd. Dat
laatste geldt met name voor de Kop van de Langezijds (hier wordt in
de strategieën verder op in gegaan). Het vastgestelde programma
van ITC bedraagt totaal circa 9.000 m² fno. Dit project leidt tot een
toename van het oppervlakte aan kantoorruimte met circa 3.400 m²
fno, onderwijsruimte met circa 2.700 m² fno en onderzoeksruimte
met circa 1.200 m² fno. Als gevolg van de verhuizing van ITC naar de
campus is het principebesluit genomen om het huidige gebouw van
ITC, aan de Hengelosestraat, af te stoten. Dit leidt tot een afname
van het huidige aanbod met circa 12.000 m² fno. De
verkoopopbrengsten worden op een nader te bepalen wijze ingezet.
Het ITC International Hotel blijft voorlopig behouden maar kan in de
toekomst nog een strategiewijziging ondergaan.
Daarnaast is reeds besloten om het University College Twente ATLAS
(hierna: UCT) te verhuizen van de Citadel naar voormalig
congreshotel de Drienerburght. Het programma bestaat uit
onderwijsruimten en studentenkamers (deze laatste vallen buiten
het LTSH 2030). Vloer 3 van gebouw Carré wordt ingrijpend
verbouwd voor EWI en TNW, voor TNW wordt een homebase
gerealiseerd. Homebase is een divers projectbudget dat daar waar
mogelijk wordt aangewend. Tot slot wordt het Hogekampplein
vernieuwd.
Daarnaast is sprake van enkele reeds uitgewerkte plannen waarover
nog nadere besluitvorming door het College van Bestuur plaats dient
te vinden. Dit betreft de projecten ‘campus art’ en ‘koudecirkel’. De
volgende drie projecten zijn al vastgesteld, maar hier is nog geen
budget aan toegekend: de renovatie boerderij, teamhall
studententeams en het watersportcomplex. De teamhall is een
belangrijk project voor de UT, maar hiervoor dient nog een geschikte
locatie te worden gevonden. Kansen on-campus liggen in het
zoekgebied Paviljoenzone-Kop van de Langezijds. De volgende tabel
toont het totaaloverzicht van deze categorie projecten inclusief het
type investering en type vastgoed.
05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
48
In deze categorie wordt het bestaande budget vergroot van circa €
[…] naar circa € […] (rekening houdend dat van diverse projecten al
uitgaven zijn gedaan). Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat
er meer onderhoud geactiveerd moet worden, een tweetal ‘PM-
projecten’ nu begroot zijn en een nieuw budget voor de post
onvoorzien en nader te bepalen projecten is vastgesteld.
Categorie B: Strategieën
In hoofdstuk 4 is de toekomstige ruimtebehoefte afgezet tegen het
huidige ruimteaanbod. Om deze veranderopgave te kunnen
faciliteren zijn twee mogelijke strategieën uitgewerkt voor de
komende 10 jaar. De kosten hiervan leiden tot een additioneel
bedrag in de begroting. Het gaat om de strategieën:
1. Robotica als exposure op Kop Langezijds, uitbreiding ET en
versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre.
2. Uitbreiding technische faculteiten in Kop Langezijds, uitbreiding
ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre.
Beide strategieën beginnen met een tijdelijke huisvesting van circa
2.000 m2 fno vanwege het nu al ontstane tekort aan
kantoorruimten. Na de realisatie van de projecten in de gekozen
strategie (zie afweging verderop in het rapport) wordt opnieuw
gekeken of de tijdelijke huisvesting nog nodig is.
De uitgewerkte strategieën zijn op de volgende pagina’s
schematisch weergegeven.
05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
49 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
Omschrijving strategie
In deze strategie staat exposure en de link naar het Kennispark
voorop. De Langezijds zal grotendeels worden ingevuld door de
faculteit van ITC (circa 9.000 m² fno). De Kop van de Langezijds heeft
nog geen invulling en moet, conform het beeldkwaliteitsplan van de
UT, tevens een exposurefunctie krijgen. In deze strategie wordt dit
ingevuld middels de plaatsing van Robotica in de Kop van de
Langezijds. De ruimtebehoefte van Robotica (inclusief shared
facilities) sluit ongeveer aan op de beschikbare ruimte in de Kop van
de Langezijds (tussen de 1.800 en 4.500 m² fno afhankelijk van de
mate waarin het gebouw wordt opgetopt).
Een tweede belangrijke deel van deze strategie betreft een
omvangrijk project in de vorm van een nieuwe permanente
werkplaats voor ET. Hier wordt invulling aan gegeven door de
realisatie van een extra vleugel aan de Horstring van circa 3.500 m2
fno.
De verwachte personele groei van de universiteit als gevolg van (met
name) de sectorale plannen wordt in deze strategie op vijf plekken
opgevangen. Het betreft een aanvullende behoefte van 5.400 m² fno
kantoorruimte en 3.000 m² fno onderzoeksruimte. Prioriteit ligt bij
de kantoorruimte. Met de verplaatsing van Robotica naar de
Langezijds komt er ruimte vrij in de voor de UT belangrijke
gebouwen Carré en Horst. Dit gaat om respectievelijk circa 1.500 en
1.200 m2 fno (per saldo groeit Robotica daarmee met circa 600 m²
fno). In Carré is aanvullend sprake van circa 200 m² fno leegstaande
onderzoeksruimte en circa 200 m² fno leegstaande kantoorruimte.
De ruimten in Carré en Horst zijn zowel geschikt (te maken) voor
kantoor- en onderzoeksruimte. Als gevolg van de realisatie van de ET
STRATEGIE 1: Robotica als exposure op Kop Langezijds, uitbreiding ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre
-werkplaats komt onderzoeksruimte beschikbaar in Westhorst
(circa 650 m² fno) en Hangar (circa 850 m² fno). Deze ruimte is het
meest geschikt voor onderzoeksfaciliteiten. Een andere plek is de
nog beschikbare ruimte in de Citadel (de al leegstaande tweede
verdieping en de ruimte die ontstaat door de verhuizing van UCT,
totaal circa 800 m² fno kantoorruimte). Hoe de beschikbare ruimte
het beste kan worden ingezet dient te worden afgestemd met de
betrokken faculteiten. Op basis van de huidige inzichten lijkt de
Horst geschikt voor de uitbreiding van ET, in Carré kunnen TNW en
EWI uitbreiden en in de Citadel is ruimte voor uitbreiding van met
name EWI en SBD (Strategic Business Development).
De resterende behoefte van circa 3.200 m2 fno wordt opgevangen
in tijdelijke huisvesting. Deze laatste oplossing is op korte termijn te
realiseren. De realisatie kan in fasen worden uitgevoerd, waarmee
de realisatie nauw kan worden afgestemd op de daadwerkelijke
groei van de universiteit. De ambitie is om op korte termijn 2.000
m² fno tijdelijke huisvesting, in eerste instantie kantoren, te
realiseren. Afhankelijk van de nog aanwezige ruimtevraag na
realisatie van alle projecten, zal deze tijdelijke huisvesting langer
worden aangehouden.
Het tweede deel van deze strategie is een aangepaste invulling van
de ‘Paviljoenzone’ die in het algemeen meer een experimenteel
karakter krijgt, bij het kopje ‘overige projecten en ambities’ worden
in dit kader ook nog een aantal opties genoemd. Het Paviljoen
wordt vrijgespeeld voor de realisatie van het nieuwe Contact
Centre/Ontmoetingscentrum (onderdeel CES), mogelijk aangevuld
met enkele ontmoetingsfuncties die voorheen in de Boerderij
(voormalig Faculty Club) zaten. Dit sluit naadloos aan op de visie
50 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
Shaping 2030 waar openheid, ontmoeten etc. centraal staan. Het
Paviljoen is laagdrempelig en heeft een geschikte ligging op de
Campus. De dienst CFM verhuist daardoor uit het Paviljoen. De
dienst CFM zit momenteel verspreid over nog enkele locaties. In
deze strategie worden twee locaties van CFM samengevoegd: de
Spiegel en het Paviljoen (respectievelijk circa 150 en 450 m² fno).
Het gaat hier om een ruimtebehoefte van circa 800 m2 fno. Deze
ruimtebehoefte wordt ingepast in de Boerderij. Dit pand staat sinds
de verhuizing van de Faculty Club naar het U Parkhotel (begin 2019)
leeg en beschikt over circa 1.100 m2 fno. Vanwege de grote
restaurantruimte is sprake van een inefficiënte indeling, waardoor
op basis van de huidige inschattingen nauwelijks sprake is van
resterende ruimte.
Tot slot worden extra zelfstudiewerkplekken gecreëerd. In veel
gebouwen op de campus is dit, met relatief weinig ingrepen,
mogelijk doordat veel tarra ruimten hiervoor geschikt lijken. Doordat
inrichtingskosten voor rekening van de faculteiten en diensten zelf
zijn, maakt dit project financieel gezien geen onderdeel uit van het
LTSH 2030.
Projecten direct gekoppeld aan strategie
De grootste projecten in deze strategie zijn de invulling van de Kop
van de Langezijds met Robotica en de uitbreiding van ET bij de
Horstring. Zoals hiervoor vermeld is in het LTSH 2030 nadrukkelijk
ook aandacht voor de bestaande voorraad. Het Paviljoen en de
Boerderij (voormalig Faculty Club) stonden vanuit het LTSH 2016 al
op de nominatie om gerenoveerd te worden en kunnen nu direct
geschikt gemaakt worden voor de nieuwe beoogde functies. Door
de verhuizing van het UCT naar de Drienenburght ontstaat in de
STRATEGIE 1: Robotica als exposure op Kop Langezijds, uitbreiding ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre
Citadel ruimte voor de uitbreiding van SBD en EWI. De Citadel is
eveneens aan een (minder omvangrijke) opknapbeurt toe (zie ook
onder het kopje ‘bestaande voorraad’). Samen met de reeds
aanwezige gebruikers CES en LISA en de toekomstig beoogd
gebruiker EWI vindt een inventarisatie plaats van wat er moet
gebeuren.
Vooruitlopend op de genoemde projecten wordt er tijdelijke
huisvesting geregeld om de groei in FTE van met name de
technische faculteiten op te kunnen vangen. Uitgangspunt in deze
strategie is dat deze tijdelijke huisvesting op de campus wordt
gerealiseerd. Dit sluit het beste aan bij de campusgedachte van UT.
Bovendien is op de campus voldoende ruimte beschikbaar.
Voordelen strategie 1
De Kop van de Langezijds krijgt met Robotica een duidelijke
exposurefunctie op een zichtbare plek op de Campus.
Invulling van de Kop van de Langezijds met Robotica voldoet aan
de valorisatiedoelstelling van de UT. Daarnaast stimuleert en
faciliteert het de samenwerking tussen organisatieonderdelen
en partners ook in Kennispark.
De invulling van de Langezijds kent een relatief laag risicoprofiel.
Dit is een flexibel gebouw aan de rand van de campus, waardoor
dit in een krimpscenario kan worden verhuurd (of eventueel
afgestoten).
In de gebouwen Horst en Carré komt ruimte vrij voor onderwijs
en onderzoek, die benodigd is als gevolg van de personele groei
van de universiteit.
De Paviljoenzone wordt ‘geladen’ met nieuwe functies CFM en
Contact Centre/Ontmoetingscentrum en leiden tot zichtbare
partijen.
51 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
De Boerderij krijgt door de clustering van de dienst CFM een
nieuwe bestemming.
Deze strategie leidt tot optimaal gebruik van bestaand vastgoed.
Buiten de nieuwe ET-werkplaats is enkel sprake van flexibele
constructies.
Nadelen strategie 1
Het verplaatsen van Robotica uit Carré en de Horst leidt op korte
termijn tot een minder aantrekkelijk totaalprogramma in deze
gebouwen.
Er bestaat in dit stadium van de planvorming onzekerheid over
de aanpassingskosten en de daadwerkelijk vrij te komen ruimten
in de Horst en Carré.
Deze strategie leidt tot een hogere investeringsbehoefte dan
strategie 2 vanwege de in verhouding hogere kosten van een
roboticalab t.o.v. kantoren.
STRATEGIE 1: Robotica als exposure op Kop Langezijds, uitbreiding ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre
52
STRATEGIE 1:
05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
Samenvatting
Toevoegingen aan portefeuille (in m² fno):
Huisvesting ITC in Langezijds (reeds bestaand project,
totaal circa 9.000 m²)
Robotica in de Kop Langezijds (tussen 1.800 en 4.000
m2 uitgangspunt 3.500 m²)
Uitbreiding ET-werkplaats bij de Horstring (circa 3.500
m²)
Realiseren tijdelijke huisvesting (circa 3.200 m²,
waarvan 2.000 m² op korte termijn).
Projecten binnen bestaande portefeuille (in m² fno):
TNW/EWI/ET in vrijkomende en leegstaande ruimten
Carré en Horst (circa 2.700 m²)
SBD en EWI in vrijkomende ruimten Citadel (circa 800
m²)
CFM in de Boerderij (circa 1.100 m²)
Contact Centre (CES) in het Paviljoen (circa 700 m²)
Afstoot (in m² fno):
Afstoot ITC-gebouw aan de Hengelosestraat (circa
12.000 m²)
Ruimtelijke consequenties (in eigendom op de campus, in m² fno)
Huidige situatie :
In gebruik: 139.000 m²
Beschikbaar: 4.300 m²
Strategie 1:
In gebruik: 146.000 m² (waarvan 3.200 m² tijdelijk/flexibel)
Beschikbaar: 2.700 m²
Financiële consequenties
Deze strategie leidt tot een investeringsbehoefte van circa € […].
Bij uitvoering van deze strategie is sprake van een afname van de leegstand ten opzichte
van de huidige situatie van circa 1.600 m² fno. De jaarlijkse leegstandslasten dalen
daardoor.
Robotica als exposure op Kop Langezijds, uitbreiding ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre
53 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
Omschrijving strategie
In deze strategie staat het praktisch opvangen van groei centraal. Als
gevolg van de sectorplannen is sprake van een aanvullende behoefte
van 3.000 m² fno onderzoeksruimte en 5.400 m² fno kantoorruimte.
De Langezijds wordt grotendeels ingevuld door ITC. De overgebleven
ruimte in de Kop van Langezijds bedraagt circa 3.300 m² fno en
wordt in deze strategie gebruikt om (een deel van) de personele
groei van TNW, ET en EWI op te vangen. Robotica blijft op de huidige
plek (vooralsnog is het uitgangspunt dat daarmee geen is sprake van
groei van Robotica met circa 600 m² fno, waar in het geval van
verhuizing naar de Kop van de Langezijds in strategie 1 wel sprake
van is). Daarnaast zal, net als in strategie 1, de nog beschikbare
ruimte in de Citadel worden gebruikt voor uitbreiding van EWI en
SBD. Na de verhuizing van het UCT is in de Citadel circa 800 m² fno
kantoorruimte beschikbaar. In Carré is sprake van circa 200 m² fno
leegstaande onderzoeksruimte en circa 200 m² fno leegstaande
kantoorruimte, die eveneens wordt ingezet om de groei op te
vangen.
Het tweede deel van deze strategie komt overeen met strategie 1 en
betreft een omvangrijk project in de vorm van een nieuwe
permanente werkplaats voor ET. Hier wordt invulling aan gegeven
door de realisatie van een extra vleugel aan de Horstring van 3.500
m2 fno. Als gevolg van de realisatie van de ET-werkplaats komt
onderzoeksruimte beschikbaar in Westhorst (circa 650 m² fno) en
Hangar (circa 850 m² fno). Deze ruimte wordt eveneens ingezet om
de groei op te vangen en is het meest geschikt voor lab faciliteiten.
De resterende behoefte van circa 2.600 m2 fno wordt opgevangen in
tijdelijke huisvesting. Deze laatste oplossing is op korte termijn te
realiseren. De realisatie kan in fasen worden uitgevoerd, waarmee
STRATEGIE 2:
de realisatie nauw kan worden afgestemd op de daadwerkelijke
groei van de universiteit.
Ook het derde deel van deze strategie is gelijk aan strategie 1 en
betreft een aangepaste invulling van de ‘Paviljoenzone’. Het
Paviljoen wordt vrijgespeeld voor de realisatie van het nieuwe
Contact Centre/Ontmoetingscentrum (onderdeel CES). Dit sluit
naadloos aan op de visie Shaping 2030 waar openheid, ontmoeten
etc. centraal staan. Het Paviljoen is laagdrempelig en heeft een
geschikte ligging op de Campus. De dienst CFM verhuist daardoor
uit het Paviljoen. De dienst CFM zit momenteel verspreid over nog
enkele locaties. In deze strategie worden twee locaties van CFM
samengevoegd: de Spiegel en het Paviljoen. Het gaat hier om een
ruimtebehoefte van circa 800 m2 fno. Deze ruimtebehoefte wordt
ingepast in de Boerderij (voormalig Faculty Club). Dit pand beschikt
over circa 1.100 m2 fno. Vanwege de grote restaurantruimte is
sprake van een inefficiënte indeling, waardoor op basis van de
huidige inschattingen daarna nauwelijks sprake is van resterende
ruimte.
Tot slot worden extra zelfstudiewerkplekken gecreëerd. In veel
gebouwen op de campus is dit, met relatief weinig ingrepen,
mogelijk doordat veel tarra ruimten hiervoor geschikt lijken.
Doordat inrichtingskosten voor rekening van de faculteiten en
diensten zelf zijn, maakt dit project financieel gezien geen
onderdeel uit van het LTSH 2030.
Projecten direct gekoppeld aan strategie
De grootste projecten in deze strategie zijn de invulling van de Kop
van de Langezijds met kantoren en labs ten behoeve van de
Technische faculteiten in Kop Langezijds, uitbreiding ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre
54 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
personele uitbreiding (t.b.v. onderzoek) en de uitbreiding van ET bij
de Horstring. Zoals hiervoor vermeld is in het LTSH 2030 nadrukkelijk
ook aandacht voor de bestaande voorraad. Het Paviljoen en de
Boerderij (voormalig Faculty Club) stonden al op de nominatie om
gerenoveerd te worden en kunnen nu direct geschikt gemaakt
worden voor de nieuwe functies. Door de verhuizing van het UCT
naar de Drienenburght ontstaat in de Citadel ruimte voor de
uitbreiding van SBD en EWI. De Citadel is eveneens aan een (minder
omvangrijke) opknapbeurt toe. Samen met de reeds aanwezige
gebruikers CES en LISA en de toekomstig beoogd gebruiker EWI
vindt een inventarisatie plaats van wat er moet gebeuren.
Vooruitlopend op de genoemde projecten wordt er tijdelijke
huisvesting geregeld om de groei in FTE van met name de
technische faculteiten op te kunnen vangen. Uitgangspunt in deze
strategie is dat deze tijdelijke huisvesting op de campus wordt
gerealiseerd. Dit sluit het beste aan bij de campusgedachte van UT.
Bovendien is op de campus voldoende ruimte beschikbaar.
Voordelen strategie 2
De Kop van de Langezijds wordt ingevuld.
De invulling van de Langezijds kent een relatief laag risicoprofiel.
Dit is een flexibel gebouw aan de rand van de campus, waardoor
dit in een krimpscenario kan worden verhuurd of eventueel
afgestoten.
In deze strategie is sprake van relatief weinig
verhuisbewegingen.
De Paviljoenzone wordt ‘geladen’ met nieuwe functies CFM en
Contact Centre/Ontmoetingscentrum en leiden tot zichtbare
partijen.
De Boerderij krijgt door de clustering van de dienst CFM een
nieuwe bestemming.
STRATEGIE 2:
Deze strategie leidt tot optimaal gebruik van bestaand vastgoed.
Buiten de nieuwe ET-werkplaats is enkel sprake van flexibele
constructies.
Deze strategie leidt tot een lagere investeringsbehoefte dan
strategie 1 omdat in feite het Roboticalab komt te vervallen.
Nadelen strategie 2
Deze strategie leidt niet tot een exposurefunctie in de Kop van
de Langezijds.
Robotica wordt niet geclusterd en niet versterkt.
De uitbreiding als gevolg van de personele groei vindt geclusterd
(op één plek) plaats, relatief ver weg van de ‘homebases’.
De uitbreiding van de technische faculteiten in Kop Langezijds
sluit niet aan op de valorisatiedoelstelling van UT. Het beperkt
de mogelijkheden om hier een open innovatie faciliteit te
creëren, waar met partners wordt samengewerkt.
In Carré komt geen ruimte vrij voor onderwijs en onderzoek,
terwijl hier veel behoefte aan is.
Technische faculteiten in Kop Langezijds, uitbreiding ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre
55
STRATEGIE 2:
05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
Samenvatting
Toevoegingen aan portefeuille (in m² fno):
Huisvesting ITC in Langezijds (reeds bestaand project,
circa 9.000 m²)
Kantoren/labs in de Kop Langezijds voor TNW, ET en
EWI (circa 3.300 m²)
Uitbreiding ET-werkplaats bij de Horstring (circa 3.500
m²)
Realiseren tijdelijke huisvesting (circa 2.600 m²,
waarvan 2.000 m² op korte termijn).
Projecten binnen bestaande portefeuille (in m² fno):
CFM in de Boerderij (circa 1.100 m²)
Contact Centre (CES) in het Paviljoen (circa 700 m²)
Afstoot (in m² fno):
Afstoot ITC-gebouw aan de Hengelosestraat (circa
12.000 m²)
Ruimtelijke consequenties (in eigendom op de campus, in m² fno)
Huidige situatie :
In gebruik: 139.000 m²
Beschikbaar: 4.300 m²
Strategie 1:
In gebruik: 146.000 m² (waarvan 2.600 m² tijdelijk/flexibel)
Beschikbaar: 2.700 m²
Financiële consequenties
Deze strategie leidt tot een investeringsbehoefte van circa € […].
Bij uitvoering van deze strategie is sprake van een afname van de leegstand ten opzichte
van de huidige situatie van circa 1.600 m² fno. De jaarlijkse leegstandslasten dalen
daardoor.
Technische faculteiten in Kop Langezijds, uitbreiding ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre
56 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
Vergelijking strategieën
Hieruit volgt dat de strategieën 1 en 2 in verhouding financieel
ongeveer € […] verschillen in het voordeel van strategie 2. Echter als
de voor- en nadelen worden gewogen, zeker in relatie tot de
doelstellingen die de UT heeft voor de exposurefunctie van de
Langezijds, de ambities in Shaping 2030, valorisatiedoelstellingen en
de relatie met Kennispark is strategie 1 voor langere termijn sterker.
Ook is het vrijspelen van ruimte in Carré en Horst een sterk wenselijk
bijeffect van deze strategie.
Categorie C: Bestaande voorraad
In het LTSH 2030 is nadrukkelijk ook aandacht voor de bestaande
voorraad. In hoofdstuk 3 is een lijst met 27 gebouwen/objecten
geselecteerd die in principe in de komende 10 jaar grootschalig
gerenoveerd en verduurzaamd moeten worden. Grootschalige
renovatie betekent dat in ieder geval gekeken wordt naar:
Installaties/technische verbeteringen,
Verduurzaming/staat schil,
Functionaliteit.
Van deze 27 gebouwen zit de Drienerburght in categorie 1 en het
Paviljoen en de Boerderij in categorie 2. Het ITC Hotel en Logica
blijven voorlopig buiten beschouwing omdat het hier om
residentieel vastgoed gaat. De overige 22 gebouwen dienen nader
geprioriteerd te worden conform de gestelde criteria aan het begin
van deze paragraaf:
technische- en duurzaamheidsurgentie,
ligging op de campus en relevantie voor primair proces,
de uitvoerbaarheid van het totale LTSH 2030 rekening houdend
met de capaciteit. Hiervoor zijn de projecten naar grootte en
complexiteit gelabeld en in de tijd uitgezet.
Belangrijk om op te merken is dat voor elk gebouw een raming is
gemaakt op basis van kengetallen. Naarmate de renovatie van een
gebouw dichterbij komt, zal een nauwkeurigere raming worden
opgesteld. Dit kan in de praktijk betekenen dat de aangehouden
bedragen te zijner tijd wijzigen.
Voor de gebouwen zijn drie prioriteitscategorieën aangehouden. De
totale begroting is gebaseerd op de gebouwen met prioriteit 1,
weergegeven in onderstaande tabel.
Voor de renovatie van het bestaand vastgoed leidt dit tot een
begroting van circa € […] inclusief indexatie.
De lijst met gebouwen met prioriteit 2 (niet meegenomen in totale
begroting) leidt tot een totaal bedrag van circa € […] inclusief index.
Deze projecten zijn opgenomen in de volgende tabel.
57 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
De lijst met gebouwen met prioriteit 3 (niet meegenomen in totale
begroting) leidt tot een totaal bedrag van circa € […] inclusief index.
Deze projecten zijn in de volgende tabel weergegeven.
Categorie D: Overige projecten en ambities
Naast de drie voorgenoemde categorieën is er nog een categorie
overige projecten en ambities. Dit betreft veelal sport en infra
projecten. Daarnaast zijn er enkele uitbreidingsinitiatieven die nog
nadere uitwerking behoeven. Deze projecten komen grotendeels
voort uit de behoefte zoals omschreven in paragraaf 04.07.
De lijst met overige projecten met prioriteit 1 leidt tot een totaal
bedrag van circa € […] inclusief index. Deze projecten zijn in de
volgende tabel weergegeven.
Het waterlab is een samenwerking tussen de faculteit TNW en het
waterschap. De Olijftuinen Zuidhorst biedt plaats aan twee tot vier
projectruimten. De uitbreiding van Designlab en de Energy
Transition Hub zijn nog in de onderzoeksfase maar er moet
rekening mee worden gehouden dat deze op een nader te bepalen
plek komen. Het zoekgebied hiervoor is gericht op strook
Paviljoenzone-Kop van Langezijds-kavel naast de Spiegel. Het is zeer
goed denkbaar dan deze ontwikkelingen in samenwerking met
derden (lange termijn belegger) plaats zal vinden. De tiny houses
komen ook in de Paviljoenzone.
Vanuit de SU en sport en cultuur is de urgentie aangegeven voor
een uitbreiding van de indoorsportfaciliteiten, zie ook paragraaf
04.06. De groei van de UT leidt tot druk op de faciliteiten. Vanuit
58 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
het primair proces is er behoefte aan een toetsruimte, al dan niet
geschikt gemaakt voor digitaal toetsen. Het risico bestaat dat de
huidige toetsruimte Therm op termijn niet meer gehuurd kan
worden. Een uitbreiding van een sporthal van circa 1.100 - 1.200 m2
is daarom goed te verantwoorden en als prioriteit 1 opgenomen. Bij
de uitwerking van de sportaccommodaties wordt gekeken of de
multifunctionele dansvloer geïntegreerd kan worden.
De infraprojecten met pleinen komen voort uit de aanpak van de
aangrenzende gebouwen. Verkeersveiligheid en een beter
fietsparkeren rondom O&O gebied, uitwerking mobiliteitsvisie, zijn
algemene wensen ter verbetering van de campus .
In de weging zijn twee projecten naar voren gekomen met prioriteit
3, weergegeven in onderstaande tabel.
De realisatie van padelbanen is eveneens een wens van de SU en
sport. De aanpak van de Oude Drienerloweg is een wens die geen
haast heeft maar in relatie tot Kennispark en de upgrade van het
innovatiepad wel een keer aangepakt dient te worden.
05.02 Vervolg en proces
Nadere analyse en uitwerking
In dit LTSH 2030 zijn (afhankelijk van de strategie) uitgangspunten
gehanteerd voor de herhuisvesting van diverse
organisatieonderdelen en uitbreiding van het aanbod om de
personele groei op te kunnen vangen. Vervolgstap is een nadere
analyse passend bij de gekozen huisvestingsstrategie.
Hierbij is het van belang om een nadere analyse van vraag en
aanbod aan onderwijsruimte te maken: zowel qua
onderwijsruimten die ingeroosterd worden als (te reserveren)
studieplekken en projectruimten. Het gaat hier niet alleen om
het aanpassen/bouwen van fysieke ruimten, maar ook om
andere mogelijkheden om in de vraag naar onderwijsruimte te
voorzien. Hierbij moet gedacht worden aan mogelijke
aanpassingen in onderwijsprogrammering, spreiden en
opvangen van piekmomenten en verruiming van roostertijden.
Hierbij is het eveneens van belang om de behoefte aan
kantoorruimte onder de loep te nemen en te onderzoeken hoe
werkplekken zo flexibel mogelijk kunnen worden gerealiseerd,
zo mogelijk in combinatie met projectruimten / studieplekken.
Omdat de komende jaren ook enkele grote gebouwen worden
aangepakt, liggen hier ook kansen om werkplekken volgens de
nieuwe normen te realiseren en daarmee een optimalisatieslag
te bewerkstelligen.
Nadere analyse van projecten en begrotingen grotere onzekerheid
In het proces van de totstandkoming van het LTSH 2030 zijn alle
mogelijke initiatieven en huisvestingsambities zo goed mogelijk
geraamd om tot een representatieve begroting te komen. Tijdens
de daadwerkelijke uitwerking van projecten worden programma’s
van eisen verder uitgediept en kunnen begrotingen worden
aangescherpt. Dit kan leiden tot een wijziging in de getallen. Indien
dit meevalt komen projecten met prioriteit 2 in aanmerking. Indien
sprake is van tegenvallers vraagt dit om een tussentijdse bijsturing
om projecten aan te scherpen dan wel nog verder te prioriteren.
59 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
05.03 Risicoparagraaf
In dit LTSH 2030 zijn gegronde aannames gedaan en zorgvuldig
uitgangspunten benoemd. Vastgoed heeft echter een statisch
karakter, vastgoedinvesteringen drukken langdurig op de begroting
van de universiteit. Het is daarom van belang om risico's te
identificeren (die zaken waar de UT geen of beperkte invloed op
heeft), de impact van het optreden van deze risico’s in te schatten
en vast te stellen welke beheersmaatregelen er bestaan om het
effect van deze risico’s te beperken. Deze paragraaf geeft inzicht in
hoe robuust de uitgewerkte strategieën zijn voor veranderingen en
in welke mate kan worden bijgestuurd.
In deze paragraaf zijn de volgende risico-thema’s geïnventariseerd:
Risico op afwijkende ontwikkeling van het aantal studenten en
medewerkers (zowel krimp– als groeirisico’s);
Projectplanning i.r.t. continuïteit bedrijfsvoering;
Financiële risico’s.
Krimp- en groeirisico’s
Indien de werkelijke ontwikkeling van de universiteit afwijkt van de
verwachte ontwikkeling (beschreven in paragraaf 04.01) heeft dit
direct effect op de ruimtebehoefte van de UT. Niet alleen krimp,
maar ook groei vormt hierin een wezenlijk risico. Hiervoor zijn in
hoofdstuk 04 enkele scenario’s geschetst. Voor de in deze
scenario’s in te zetten beheersmaatregelen zijn de volgende
uitgangspunten geformuleerd:
Optimaal benutten van het huidige vastgoed staat voorop.
Los van de nieuwe ET-werkplaats is uitbreiding van het
vastgoedbestand in de vorm van nieuwbouw in beginsel niet aan
de orde.
Flexibele oplossingen verdienen de voorkeur indien sprake is
van aanvullende ruimtebehoefte.
Pas indien de vastgoedbehoefte van structurele aard is,
wordt permanente uitbreiding overwogen.
Bij afstoting van vastgoed wordt in eerste instantie gekeken naar
de mogelijkheden voor verhuur, pas indien dit niet mogelijk of
ongewenst is naar verkoop. Dit laatste vanwege het
onomkeerbare karakter.
Krimpscenario
Indien het toekomstig aantal studenten en medewerkers van de UT
structureel lager is dan het uitgangspunt in het LTSH 2030, ontstaat
overmaat binnen de vastgoedportefeuille. Indien er geen dekking
bestaat voor deze ruimte ontstaat een situatie waarin het vastgoed
onevenredig ‘drukt’ op de begroting van de UT. Een algemene
beheersmaatregel voor dit risico betreft het afstoten van vastgoed.
Daarbij wordt de volgende route gevolgd:
Afstoot tijdelijke dan wel semipermanente huisvesting (indien
aanwezig).
Gebouwen vrijspelen met hoge externe courantheid t.b.v.
verhuur.
Indien verhuur niet mogelijk is wordt overgegaan tot verkoop.
De functie (dan wel het adaptief vermogen van het gebouw) en
ligging van het gebouw zijn van grote invloed op de externe
courantheid. Gebouwen met een ligging aan de rand van de
campus, zonder onderwijs specifieke indeling komen het eerste in
aanmerking voor (tijdelijke) afstoot. Gebouw de Spiegel kan daarbij
als voorbeeld worden genoemd. De Spiegel vormt de entree van de
campus, maar is tegelijkertijd een gebouw dat, door de ligging
buiten het O&O-gebied, mogelijk is af te stoten of te
herbestemmen. De sterke O&O kern van de UT blijft dan vooralsnog
onaangetast. Deze beheersmaatregel is van toepassing op beide
60 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
strategieën. Mocht UT in de toekomst geconfronteerd worden met
een krimpscenario, dan kunnen de huidige gebruikers (diensten en
het CvB) worden gehuisvest in de vrijgekomen ruimte. De exacte
locatie is afhankelijk van in waar de krimp plaatsvindt. Op die
manier wordt de leegstand grotendeels geclusterd en wordt
afstoten mogelijk.
Groeiscenario
Ook onverwachte groei vormt een risico voor de UT. Het is voor de
universiteit van belang snel in te kunnen spelen op een
toenemende huisvestingsbehoefte. Hierbij wordt de volgende route
gevolgd:
Verder optimaliseren gebruik huidig vastgoed.
Zoeken naar flexibele uitbreiding bij voorkeur on-campus,
anders nabij de campus. Dit kan in de vorm van tijdelijke bouw
(huur of koop), dan wel in bestaande bouw van derden
(huurconstructie). Per geval moet blijken wat de beste oplossing
is, e.e.a. afhankelijk van de financiën.
Pas als de ruimtebehoefte van permanente aard blijkt te zijn,
worden permanentere oplossingen gezocht. De UT beschikt
over een groot, reeds bestemd, gebied voor uitbreiding.
In beide strategieën is op totaalniveau sprake van voldoende
flexibiliteit in de vastgoedportefeuille. In beide strategieën resteert
huisvestingsaanbod dat kan worden ingezet. Als eerste wordt
daarom gekeken naar het invullen van leegstand. Optimaal
benutten van het vastgoed staat immers voorop. Daarbij geldt dat
specifiek voor de COV geldt dat de huidige bezetting en benutting
onderbezet is, de bezetting voor collegezalen ligt bijvoorbeeld op
58% terwijl 70% haalbaar wordt geacht (zie analyse 3.03). Ook kan
overwogen worden om de tijden te verruimen naar de (vroege)
avonduren. of de vrijdag beter te benutten. Zonder vastgoed bij te
bouwen is met beide maatregelen, betere bezetting/benutting en
langere openstelling, op basis van een eerste inschatting een
vergroting van de COV-capaciteit met tenminste 1.000 tot 2.000
extra studenten mogelijk en het piekscenario of net daaronder
haalbaar lijkt. Dit is een voorzichtige inschatting, de verwachting is
dat het getal hoger komt te liggen, dit zal in het COV-programma
verder worden uitgewerkt.
Op het O&O-plein kan de leegstand in de Citadel worden ingezet.
Indien nodig is ook de ontstane leegstand na uithuizing CFM in de
Spiegel inzetbaar. Indien de groei binnen onderwijs en/of
onderzoek plaatsvindt dan is huisvesting van deze groei buiten het
O&O-gebied echter niet in lijn met het Masterplan. Indien leegstand
niet verder kan worden ingezet en de toenemende
huisvestingsbehoefte tijdelijk van aard is, vormt een tijdelijke
constructie de oplossing. Daarbij verdient tijdelijke huisvesting op
de campus de voorkeur.
In geval van structurele groei (aanhoudende extra ruimtebehoefte)
zal in overleg met de betreffende organisatieonderdelen moeten
worden vastgesteld in hoeverre het resterende huisvestingsaanbod
op de campus passend (te maken) is of dat uitbreiding van de
vastgoedportefeuille noodzakelijk is. Voor beide strategieën geldt
dat de kop van de Es aan de Horst als uitbreidingslocatie kan
worden beschouwd. Mocht UT in de toekomst geconfronteerd
worden met groei leidend tot een structurele toename van de
behoefte aan onderwijs- en/of onderzoeksruimte dan kan
overwogen worden het gebouw Citadel te slopen en hier
vervangende (grotere) nieuwbouw te realiseren. Deze
beheersmaatregel is in lijn met het Masterplan en van toepassing
op beide strategieën.
61 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
Overzicht vastgoed bij groei- en krimpscenario
Vooropgesteld dat binnen de groeiscenario’s conform de
geschetste routes eerst gezocht zal worden naar optimalisatie
binnen bestaand vastgoed is het goed om een risico inschatting te
maken voor als dit niet slaagt. Oftewel: wat is de ingeschatte
maximale ruimtelijke en financiële (vastgoedtechnisch gezien)
impact bij de verschillende groei scenario’s (inclusief het
piekscenario) gebaseerd op huidige kengetallen? In geval van
krimp wordt hetzelfde gedaan. Stel dat de krimp zich op basis van
de huidige kengetallen 1-op-1 door vertaald in leegstand, wat is dan
de ruimtelijke en vastgoed technisch gezien financiële impact
(inclusief het terugvalscenario)?
In de volgende tabel is dit weergegeven. Hierin zijn per scenario
(zoals benoemd in hoofdstuk 04) het aantal FTE en studenten
weergegeven, evenals de bijbehorende ruimtebehoefte afgezet
tegen het Baselinescenario. Daarbij is gerekend met een
ruimtebehoefte van 12 m2 fno per medewerker (in lijn met de door
UT gehanteerde richtlijn, zie hoofdstuk 02) en 3 m2 fno COV per
student (huidig gemiddelde ruimtegebruik naar boven afgerond, zie
hoofdstuk 02). Belangrijke opmerking hierbij is dat deze
aanvullende meters COV zijn dus alleen nodig indien de bezetting/
benutting gelijk blijft en er geen verruiming van de collegetijden
plaatsvindt. Eventueel aanvullende behoefte aan onderzoeksruimte
is vooralsnog buiten beschouwing gelaten.
De tabel toont daarnaast, per scenario, op hoofdlijnen de financiële
impact op het gebied van vastgoed. De financiële impact van de
scenario’s, ook in relatie tot de diverse ratio’s voor de UT, zijn in
hoofdstuk 05 beschreven. Dit betekent in geval van krimp hoeveel
leegstand/huurderving er ontstaat binnen de REH, gebaseerd op
een RT2 codering van € […] (p.p. 2019). Dit betreft een ‘interne’
derving, oftewel ergens anders ontstaat een tekort. De
beheersmaatregel om dit tegen te gaan is om de leeggekomen
ruimten te verhuren. In de huidige markt (2019) kan worden
uitgegaan van circa € 130/m2.
In geval van groei van de UT zijn er vier mogelijkheden (prijspeil
2019):
1. elders huren o.b.v. eveneens circa € 130/m2 fno,
2. plaatsten van tijdelijke huisvesting on-campus in een
huursituatie. Inschatting kosten circa € 350/m2 fno,
3. aanschaffen van semipermanente huisvesting on-campus
o.b.v. € 1.200/m2 bvo (vormfactor bvo/fno: 1,3) (Bron
www.bouwkostencompas.nl)
4. realisatie van permanente huisvesting on-campus o.b.v. €
2.500/m2 bvo (vormfactor bvo/fno: 1,3) (Bron:
www.bouwkostencompas.nl).
Beheersmaatregelen bij 1. en 2. zijn het creëren van extra ruimte in
de REH om de huur te kunnen dekken. Beheersmaatregelen bij 3.
en 4. zijn het creëren van extra investeringsruimte binnen de
voorgestelde begroting LTSH 2030 door herprioritering van de
categorieën vastgoedprojecten C en D uit dit hoofdstuk of
uitbreiding van de vastgoedbegroting LTSH 2030. In de volgende
tabel zijn de diverse scenario’s en gevolg o.b.v. de ingeschatte
parameters en kengetallen voor wat betreft de kosten weergegeven
(alle bedragen hebben prijspeil 2019). Voor de groeiscenario’s zal
nader onderzocht moeten worden wat de beste oplossing is.
62 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
Risico op continuïteitsproblemen
Hoe meer ingrepen een strategie bevat, hoe meer partijen en
organisatieonderdelen hierbij betrokken zijn en hoe meer
uitvoeringsrisico’s (zoals asbest of de noodzaak tot het doorlopen
van een milieuprocedure) er aan de strategie verbonden zijn, hoe
meer de planning potentieel uit kan lopen en hoe groter het risico
op verstoringen in de reguliere bedrijfsprocessen
(continuïteitsproblemen).
In beide strategieën is sprake van renovatie van de kop van
Langezijds. In beide strategieën is daarnaast sprake van de realisatie
van tijdelijke huisvesting, de renovatie van de Citadel, de
herhuisvesting van CFM in de Boerderij, de realisatie van een
Contact Centre in het Paviljoen en de uitbreiding van de ET-
werkplaats bij de Horstring. De eigen planvorming (ontwerp,
selectie van partijen, etc.) van deze projecten heeft UT zelf in de
hand, maar de procedures rondom vergunningen, inclusief de
eventuele noodzaak tot een bestemmingswijziging, zijn vooraf niet
volledig te voorspellen. Ook de in 2019 ontstane discussie over de
PFAS en PAS kunnen effect hebben op de plannen. Het vigerend
bestemmingsplan biedt echter veel ruimte en de impact op PFAS en
PAS is vanwege de vele renovatie georiënteerde plannen ook te
overzien. Het risico wordt groter als vanwege boven verwachte
groei meer nieuwbouw nodig is. De belangrijkste beheersmaatregel
voor dit risico is het tijdig starten met planvorming en het tijdig in
gesprek treden met de betrokken instanties, om zoveel mogelijk
ruimte voor deze procedures in de planning te creëren.
Het risico op continuïteitsproblemen wordt ook veroorzaakt door
interne verschuivingen. In beide uitgewerkte strategieën is sprake
van vastgoedprojecten die leiden tot herhuisvesting van
organisatieonderdelen. Doordat sprake is van ketenafhankelijkheid
in deze verhuisoperatie bestaat het risico op verstoring van de
bedrijfsprocessen als gevolg van uitlopende planningen. Dit is
vooral relevant bij onderwijsvoorzieningen omdat het
ruimteaanbod hier direct invloed heeft op studiejaren (maximaal
aantal toelatingen) en roostering. Het verhuizen van
kantoorgebruikers kan in principe probleemloos op ieder
willekeurig moment in het jaar plaatsvinden.
In strategie 1 kan de huisvesting van TNW/EWI/ET in de
vrijkomende ruimten Carré en Horst pas plaatsvinden indien de
€ […]
63 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
huisvesting van Robotica in de kop van Langezijds gereed is en de
verhuizing is afgerond. Daarmee is de mogelijkheid om de
personele groei van deze faculteiten op te vangen afhankelijk van
dit project. Tijdelijke huisvesting is daarmee een noodzaak. In
strategie 2 staan de mogelijkheden om de personele groei op te
vangen los van Robotica, maar is nog steeds sprake van een
afhankelijkheid van de renovatie van de kop van Langezijds. Een
beheersmaatregel in beide strategieën is om voor deze periode
meer tijdelijke huisvesting te realiseren. Er is daarom op dit punt
geen noemenswaardig verschil tussen beide strategieën. Een
grotere onzekerheid brengt de grootschalige renovatie van de
bestaande voorraad met zich mee. Omdat de gebouwen op het
moment van het maken van dit rapport hun capaciteit benaderen is
er weinig schuifruimte voor handen. De meest zekere
beheersmaatregel is om de ‘bewoners’ van het te renoveren
gebouw in een tijdelijke huursituatie onder te brengen.
Financiële risico’s
Verkooprisico
Indien verkoop van het huidige gebouw van ITC binnen de
beschouwingstermijn van het LTSH (tot 2030) niet mogelijk is,
blijven de instandhoudingskosten bestaan. In dit scenario kan
worden overwogen om aan te sturen op tijdelijke verhuur van het
gebouw, ter dekking van (minimaal) de instandhoudingskosten.
Activeren onderhoud
Per 1 januari 2019 is de regelgeving omtrent het administratief
verwerken van groot onderhoud gewijzigd. Per die datum mag
groot onderhoud niet meer rechtstreeks ten laste van het resultaat
worden geboekt, iets wat bij de UT wel gebeurt. De UT heeft ervoor
gekozen om groot onderhoud te verwerken als een investering,
waarop zal worden afgeschreven (en dus niet voor het treffen van
een voorziening, dat was naast het activeren de tweede optie).
Voor het LTSH 2030 betekent dit dat een groter deel van het
onderhoud moet worden opgenomen in het
investeringsprogramma. Het is op het moment van schrijven van dit
LTSH 2030 nog niet exact duidelijk wat de impact zal zijn, maar op
basis van een voorlopige schatting is rekening gehouden met het
activeren van € […] aan extra onderhoudsinvesteringen per jaar.
Door het activeren zal de exploitatie van de REH de komende jaren
minder worden belast. Op termijn zullen de hogere
afschrijvingslasten dit voordeel weer teniet doen.
Rente toerekening
Jaarlijks wordt een vast bedrag aan rente (€ […]) doorberekend aan
de REH exploitatie, hetgeen een interne rentelast van 2% betekent.
Deze rentelast wordt vanuit de REH weer doorbelast aan de
gebruikers van het vastgoed op de campus via de
kapitaalcomponent in het ruimtetarief. Vanwege de lage rentestand
wordt nu bekeken of de interne rentelast moet worden aangepast
op de actuele marktrente, of dat dit (waarschijnlijk tijdelijke)
rentevoordeel op een andere manier kan worden ingezet binnen de
REH. Het rentebedrag (zowel de rentelasten in de REH als de
rentebaten via het rentetarief) heeft invloed op de berekening van
de investeringsruimte voor vastgoedprojecten. Bij de berekeningen
die ten grondslag liggen aan dit LTSH 2030, is conform huidige
situatie uitgegaan van € […] aan rentelasten.
Afschrijvingstermijn
Bij het doorrekenen van de vastgoedprojecten zijn aannames
gedaan voor wat betreft de afschrijvingstermijn. Daarbij is
uitgegaan van gemiddelden op de componenten zoals we die nu
hanteren. Echter, vanwege de aangescherpte regelgeving (zie ook
64 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
de alinea Activeren groot onderhoud in deze paragraaf), wordt ook
de componentenindeling aangepast. Welke gevolgen dit gaat
hebben voor afschrijvingstermijnen van projecten, is nog niet
helder. Wijzigingen in afschrijvingstermijnen hebben invloed op het
resultaat REH en op de investeringsruimte.
Ruimtetarieven
In de doorrekening van dit LTSH 2030 is rekening gehouden met de
huidige ruimtetarieven; uitgangspunt is dat deze de komende jaren
niet hoeven worden verhoogd. De ruimte voor investeringen in
LTSH 2030 is afhankelijk van met name het verschil tussen de
opbrengsten uit ruimtetarieven (kapitaalcomponent) en de rente-
en afschrijvingslasten van het vastgoed. Het fixeren van de
huisvestingstarieven en het uitgangspunt dat de REH minimaal een
sluitende exploitatie moet hebben, bepaalt de ruimte om te
investeren in nieuw vastgoed. Een verlaging van de ruimtetarieven
betekent dus minder ruimte om te investeren in vastgoed, een
verhoging geeft meer ruimte (bezien vanuit de REH exploitatie).
Op het gebied van ruimtetarieven dient wel te worden opgemerkt
dat de kapitaalcomponent in dit tarief niet wordt geïndexeerd. Dit
terwijl bouwkosten wel (harder dan inflatie) stijgen. Uit de
doorrekening blijkt dat een dergelijke indexatie op dit moment niet
noodzakelijk is. Mocht op enig moment blijken dat de in LTSH 2030
geplande investeringen vanwege de gestegen bouwkosten toch
duurder uit gaan vallen dan geraamd, dan zal moeten worden
onderzocht of dit gevolgen heeft voor de huisvestingstarieven.
Leegstand
Als de beschikbare ruimte in onze vastgoedportefeuille groter is dan
de huisvestingsbehoefte, ontstaat leegstand. Bij leegstand loopt
een groot deel van de kosten die gepaard gaan met het in bezit
hebben van vastgoed door (afschrijvingen, onderhoud), echter deze
worden niet meer gecompenseerd door inkomsten. Dit heeft
consequenties voor het resultaat van de REH.
Onder de kop “Krimpscenario” eerder in deze paragraaf wordt
aangegeven hoe zal worden omgegaan met structurele leegstand
bij een terugloop van het aantal studenten.
Herfinancieringsrisico’s
De huidige financieringscondities zijn gunstig. Nadelige verandering
van deze condities kan een risico vormen voor de beoogde
investeringsprojecten in (de huidige en toekomstige versies van) het
LTSH. In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de (her)
financieringsrisico's en de bijbehorende beheersmaatregelen voor
UT.
Organisatorische risico’s
De uitgewerkte strategieën leiden tot meerdere grootschalige
projecten. In de periode 2020-2030 is daarnaast sprake van
meerdere (instandhoudings)projecten binnen de bestaande
voorraad. De aansturing van de projecten ligt volledig bij CFM. De
capaciteit van CFM vormt daardoor een beperkende factor en een
risico voor de uitvoering.
Bij het opstellen van dit LTSH 2030 is zoals ook bij de prioritering
beschreven, rekening gehouden met de maximale belasting aan
grote, middelgrote en kleinere projecten. Deze zijn zodanig over de
planperiode verspreid, dat dit qua projectmanagement binnen de
huidige bezetting kan worden gedragen. Aandachtspunt hierbij is
wel de capaciteit bij de contractmanagers. Bij verschillende
projecten zijn veel voorbereidende werkzaamheden nodig, waarvan
niet nu al duidelijk is in hoeverre dit door de huidige bezetting kan
worden gedragen. Hieraan zal voorafgaand aan de
65 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
voorbereidingsfase van ieder project aandacht moeten worden
besteed. Indien de capaciteit onvoldoende blijkt (bij
contractmanagers maar ook bij projectmanagers) kan worden
overwogen om extra capaciteit in te huren. Dit leidt echter tot
organisatorische risico’s. UT kan ook overwegen om te kiezen voor
een bouworganisatievorm die ertoe leidt dat een groot deel van de
aansturing bij een marktpartij wordt gelegd en UT enkel de regie
voert. Een derde beheersmaatregel is om de uitvoering van de
projecten te temporiseren, zodanig dat de aansturing door de
bestaande formatie is uit te voeren.
05.04 Conclusies huisvestingstrategieën
Samenvattend kan het volgende worden geconcludeerd.
Totale projectenopgave LTSH 2030 baselinescenario
In het nieuwe LTSH 2030 worden vier hoofdcategorieën aan
projecten onderscheiden. Het betreft de volgende indeling:
a. Bestaande projecten: reeds genomen (financiële) besluiten uit
LTSH 2016,
b. Strategieën: projecten sterk gericht op balans vraag/aanbod,
c. Bestaande voorraad: projecten gericht op technische en
functionele renovatie bestaande voorraad,
d. Overige projecten en ambities.
De categorieën A en B zijn grotendeels onomkeerbaar dan wel
noodzakelijk om de groei op de campus te kunnen blijven
faciliteren. In categorie B zijn twee huisvestingsstrategieën
uitgewerkt te weten:
Strategie 1: Robotica als exposure op Kop Langezijds, uitbreiding
ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en Contact Centre.
Strategie 2: Uitbreiding technische faculteiten in Kop Langezijds,
uitbreiding ET en versterking Paviljoen Zone met CFM en
Contact Centre.
Vanwege de doelstellingen die de UT heeft voor de exposurefunctie
van de Langezijds, de ambities in Shaping 2030, valorisatie-
doelstellingen en de relatie met Kennispark is strategie 1 voor
langere termijn sterker. Ook is het vrijspelen van ruimte in Carré en
Horst is een sterk wenselijk bijeffect van deze strategie.
In de categorieën C en D is een prioriteitenstelling toegepast omdat
de totale investering anders te hoog zou uitkomen. Bij de
prioritering is rekening gehouden met technische urgentie, ligging
op de campus en relevantie voor primair proces en uitvoerbaarheid
van het totale LTSH 2030 rekening houdend met de capaciteit. Voor
dit laatste zijn de projecten naar grootte en complexiteit gelabeld
en in de tijd uitgezet. De totale begroting voor het baselinescenario
is gebaseerd op alle projecten die prioriteit 1 toegekend hebben
gekregen en sluit, inclusief een gemiddelde bouwkostenstijging van
3% per jaar, op circa € […]. Hiervan is al € […] besloten in het LTSH
2016. Zie bijlage 1 voor het totaaloverzicht. De projecten met
kwalificatie prioriteit 2 en 3 komen in aanmerking indien er
middelen vanuit prioriteit 1 niet aangewend dienen te worden.
Groei en krimpscenario’s
De genoemde begroting is gebaseerd op het baselinescenario.
Echter de mogelijkheid bestaat ook dat er extra groei of in het
negatieve geval krimp optreedt. In het geval van groei is de
volgende routing in volgorde denkbaar:
Verder optimaliseren gebruik huidig vastgoed, vooral binnen het
COV geldt dat er nog kansen liggen om de bezetting en te
benutting te verbeteren. Met 58% ligt de UT nog ver onder de
66 05 HUISVESTINGSSTRATEGIEËN
haalbaar geachte bezetting van 70%. Daarnaast kunnen
openingstijden naar de (vroege) avonduren worden verruimd.
Dit leidt tot een extra capaciteit voor tenminste minimaal 1.000
tot 2.000 studenten met een verwachte bijstelling naar boven
vanuit het nieuwe COV-programma.
Zoeken naar flexibele uitbreiding bij voorkeur on-campus,
anders nabij de campus. Dit kan in de vorm van tijdelijke bouw
(huur circa € 350/m2 fno of koop circa € 1.200/m2 bvo) , dan wel
in bestaande bouw van derden (huurconstructie circa € 130/m2
fno). Huur loopt via de REH en koop via het LTSH.
Pas als de ruimtebehoefte van permanente aard blijkt te zijn,
worden permanentere oplossingen gezocht. De UT beschikt
over een groot, reeds bestemd, gebied voor uitbreiding. Kosten
p.p. 2019 bedragen circa € 2.500/m2 bvo. Investeringen lopen
via het LTSH.
Indien er sprake is van een krimpscenario dan is de volgende
routing van toepassing:
Afstoot tijdelijke dan wel semipermanente huisvesting (indien
aanwezig).
Gebouwen vrijspelen met hoge externe courantheid t.b.v.
verhuur. Interne derving afhankelijk van geldende RT codering.
Mogelijke compensatie van inkomsten door verhuur op de
markt.
Indien verhuur niet mogelijk is wordt overgegaan tot verkoop.
Nader te bepalen op basis van taxatiewaarde.
Overige risico’s
Hieronder zijn puntsgewijs de belangrijkste geïdentificeerde risico’s
beschreven:
Afhankelijkheid van vergunningprocedures. Alhoewel het
bestemmingsplan veelal voldoet, geldt dit ook voor de
bouwvergunningen.
Externe wijzingen in beleid zoals: de PFAS en PAS discussie in
2019 of de aanscherping van wet- en regelgeving rondom het
extra activeren van onderhoud.
Onderlinge afhankelijkheid van verhuisbewegingen. Vele
verhuizingen wachten op elkaar en stagnatie bij één leidt tot
stagnatie bij de daaropvolgende partij
Capaciteitsplanning van met name CFM. Deze dienst moet alle
projecten doen. Op basis van de huidige inschattingen is er
voldoende capaciteit, maar bij uitval moet er wel bijgeschakeld
worden in capaciteit. Dit zou zowel in het projectmanagement
als bij de contractmanagers het geval kunnen zijn.
77
07 SAMENVATTING
78 07 SAMENVATTING
Aanleiding In 2019 werd duidelijk dat het vorige LTSH uit 2016 niet meer toereikend is als vastgoedkader voor de komende jaren. De belangrijkste aanleidingen daarbij zijn:
een groot gedeelte van de projecten is gereed of in uitvoering,van de grote projecten is Technohal gereed en ITC in uitwerking,Shaping 2030 is gereed,de veranderende wereld om ons heen: digitalisering,duurzaamheid etc.,de medewerkers- en studentenaantallen zijn toegenomen enzullen verder toenemen, we zijn ingehaald door de realiteit,de invloed van sectorplannen bèta-techniek en de herziening vande bekos gingssystema ek.
Kaders Het nieuwe LTSH hee een scope van 10 jaar: 2020-2030. De centrale vraag van het LTSH 2020-2030 (te noemen LTSH 2030) daarbij was: op welke capaciteit aan medewerkers en studenten moet het vastgoed de komende jaren worden gedimensioneerd en welke vastgoedscenario’s zijn er beschikbaar bij grotere en kleinere fluctua es zowel boven als onder de capaciteitsbeze ng. Er zijn twee basiskaders opgesteld: de hoeveelheid medewerkers en studenten en de vastgoedkaders.
Scenario’s medewerkers en studenten Op basis van een brede inventarisa e binnen de UT is inzicht verkregen waar de UT de komende jaren in basis vanuit kan gaan als het gaat om studenten- en medewerkers aantallen: het baselinescenario. Dit hee ertoe geleid dat de UT uit kan gaan van een te verwachten steady aantal 12.000 studenten, dit is 500 boven de popula e peildatum september 2019. In de prak jk kan dit best
inhouden dat de aantallen boven de 12.000 uitkomen, echter de verwach ng op langere termijn laat zien dat het weer terug zal zakken. Het is daarom te kostbaar om het vastgoed veel groter te dimensioneren dan de huidige portefeuille temeer omdat er nog voldoende op malisa emogelijkheden zijn. Voor wat betre de medewerkers kan uitgegaan worden van een steady aantal van 3.302 medewerkers dat 450 FTE boven de peildatum van medio 2019 ligt. Vooruitzichten zijn met een aanzienlijke kans op zowel een verdere groei als ook krimp op termijn. Er zijn daarom vijf scenario’s ontwikkeld: naast het baseline scenario twee scenario’s met een kleinere devia e en twee met een grotere.
De twee scenario’s met een grotere devia e gaan uit van een terugval naar het niveau van 2016 of als we nog een keer een vergelijkbare groei doormaken naar een piekscenario.
07 SAMENVATTING BESLUITVORMING EN OVERWEGINGEN
Figuur: Scenario’s grote devia e
Figuur: Scenario’s kleine devia e
79 07 SAMENVATTING
Vastgoedkaders Naast de verschillende scenario’s in popula e zijn ook een aantal belangrijke vastgoedkaders vastgesteld. De belangrijkste kaders zijn:
sturen op kwaliteit en flexibiliteit.Sturen op duurzaamheid.Digital transforma on.Efficiënt ruimtegebruik en op male inzet huidigevastgoedportefeuille.Passend binnen beeldkwaliteitsplan.Binnen financiële kaders en ra o’s.
Uitwerking baselinescenario In de verdere uitwerking van het LTSH 2030 is zoals aangegeven uitgegaan van het baselinescenario. Dat betekent dat het vastgoed de komende 10 jaar in capaciteit wordt gedimensioneerd op de geschetste aantallen. Met die belangrijke opmerking dat door een betere beze ng, benu ng en openstelling (ruimere college jden) van het vastgoed nog zeker ruimte voor groei is. Dit geldt met name voor het COV i.r.t. groeiende studentenpopula e. Bij de groei- en krimpscenario’s wordt hier nader op ingegaan.
Ruimtebehoe e Om te komen tot een vastgoedscenario is het baselinescenario vertaald in een ruimtebehoe e. Deze ziet er in hoofdlijnen als volgt uit:
Komst ITC leidt tot aanvullende ruimtebehoe e op de campusvan circa 9.000 m² fno (3.400 m² fno kantoorruimte, 2.700 m²fno onderwijsruimte en 1.200 m² fno onderzoeksruimte). Ditwordt in Langezijds gerealiseerd.Aanvullende lange termijn huisves ngsbehoe e door groei (o.a.
als gevolg van sectorplannen): Kantoorruimte: 5.900 m² fno Onderwijsruimte: 200 m2 fno plus
studiewerkplekken in tarraruimte Onderzoeksruimte: 5.800 m² fno
Daarnaast behoe en op gebied van niet-primaire voorzieningenzoals sport- en cultuur alsmede de studententeams met circa1.500 m² fno en infra mede als gevolg van devastgoedinvesteringen.Ruimtebehoe en in samenwerking met derden zoals hetInnova econcept of mogelijk Designlab.
Vastgoedstrategieën en projecten Binnen het LTSH 2030 zijn 58 projecten geadresseerd voor de komende en jaar waarvan 43 als ‘prioriteit 1’ in de begro ng en planning zijn opgenomen. De totale begroting van het LTSH 2030 is bepaald op € [...]. In dit bedrag is rekening gehouden met prijsinvloeden door de tijd en ook is het een uitvoerbaar plan qua human resources. Deze begroting bestaat uit vier categorieën: 1. Bestaande dan wel reeds besloten projecten (€ [...] ).
2. Nieuwe vastgoedstrategie en noodzakelijk voor groei envernieuwing (€ [...]).
3. Verbetering bestaande vastgoedportefeuille (€ [...]).4. Overige projecten (€ [...]).
In de 1e en 2e categorie vindt de vertaling van de ruimtebehoe e op basis van het baselinescenario plaats en is daarmee voornamelijk gericht op groei, uitbreiding (weliswaar grotendeels binnen bestaand vastgoed) en verschuiving in func es. De voorkeursstrategie (er zijn er 2 onderzocht) die naar voren is gekomen gaat uit van:
80 07 SAMENVATTING
Robo ca op de Kop Langezijds,uitbreiding ET met een werkplaats/prac cumruimte,versterking Paviljoenzone met nieuwe huisves ng CFM in deBoerderij (voormalige Faculty Club) en een Contact Centre in hetPaviljoen.
Onderdeel van deze strategie is dat er in andere gebouwen weer ruimte vrij wordt gespeeld die voor de nabij gelegen faculteiten weer van belang zijn voor verdere groei. In het figuur hiernaast is schema sch weergegeven wat dit betekent:
Voor de 3e en 4e categorie hee een nadere prioritering plaatsgevonden omdat dit anders tot een te hoog investeringsbedrag zou leiden. Zoals aangegeven zijn genoemde bedragen gebaseerd op de ‘prioriteit 1’ projecten. Binnen deze prioritering is rekening gehouden met:
Technische staat betreffend gebouw, ook aangaande deenergiepresta e.Bijdrage aan het primair proces en mogelijkheden om temoderniseren/loca e campus.Financieel uitvoerbaar: investeringsplafond, liquiditeit,huisves ngsra o etc.In capaciteit uitvoerbaar.
Voor bestaand vastgoed hee dit er toe geleid dat de komende 10 jaar 10 bestaande gebouwen gerenoveerd zullen worden te weten: Spiegel collegezalen, Vrijhof (lichte renova e), Citadel, Zilverling, Hors oren, Horstring, Cubicus, Pompsta on, Vleugel (alleen techniek) en Sportcentrum (alleen techniek).
Groei en krimp Voor zowel groei als krimp zijn er voldoende mogelijkheden om jdig op en af te schalen als blijkt dat de omstandigheden af gaan wijken van het baselinescenario. Hiervoor zijn rou ngen bepaald die hieronder worden beschreven.
Groei Onverwachte groei zoals geschetst in de scenario’s vormt een risico voor de UT. Het is voor de universiteit van belang snel in te kunnen
81 07 SAMENVATTING
spelen op een toenemende huisves ngsbehoe e. Hierbij wordt de volgende route gevolgd:
1. Verder op maliseren gebruik huidig vastgoed.2. Zoeken naar flexibele uitbreiding bij voorkeur on-campus,
anders nabij de campus. Dit kan in de vorm van jdelijke/circulaire bouw (huur of koop), dan wel in bestaande bouwvan derden (huurconstruc e). Per geval moet blijken wat debeste oplossing is, e.e.a. a ankelijk van de financiën.
3. Pas als de ruimtebehoe e van permanente aard blijkt te zijn,worden permanentere oplossingen gezocht. De UT beschiktover een groot, reeds bestemd, gebied voor uitbreiding.
Ad. punt 1: daarbij geldt dat specifiek voor de COV geldt dat de huidige beze ng en benu ng onderbezet is, de beze ng voor collegezalen ligt bijvoorbeeld op 58% terwijl 70% haalbaar wordt geacht. Ook kan overwogen worden om de jden te verruimen naar de (vroege) avonduren. of de vrijdag beter te benu en. Zonder vastgoed bij te bouwen is met beide maatregelen, betere beze ng/benu ng en langere openstelling, een aanzienlijke vergro ng van de COV capaciteit haalbaar, waardoor de UT volgens inscha ngen nog zeker tussen de 1000 en 2000 extra studenten aan zou kunnen.
Krimp Indien het toekoms g aantal studenten en medewerkers van de UT structureel lager is dan de baselinescenario van het LTSH 2030, ontstaat overmaat binnen de vastgoedportefeuille. Indien er geen dekking bestaat voor deze ruimte ontstaat een situa e waarin het vastgoed onevenredig ‘drukt’ op de begro ng van de UT. Een algemene beheersmaatregel voor dit risico betre het afstoten van
vastgoed. Daarbij wordt de volgende route gevolgd: 1. Afstoot jdelijke dan wel semipermanente huisves ng (indien
aanwezig).2. Gebouwen vrijspelen met hoge externe courantheid t.b.v.
verhuur aan derden.3. Indien verhuur niet mogelijk is wordt overgegaan tot verkoop.
De func e (dan wel het adap ef vermogen van het gebouw) en ligging van het gebouw zijn van grote invloed op de externe courantheid. Gebouwen met een ligging aan de rand van de campus, zonder onderwijs en specifieke indeling komen het eerste in aanmerking voor ( jdelijke) afstoot. Als deze situa e zich voordoet valt te denken aan een gebouw als de Spiegel. De sterke O&O kern van de UT blij dan vooralsnog onaangetast.
Financiën De financiering vanuit de Rijksoverheid zal de komende jaren toenemen door de sectorplannen bèta-techniek, de bekos gingssystema ek en door verwachte toenemende studentenaantallen. Deze extra middelen geven ons ook ruimte om binnen de normen meer vierkante meters te ontwikkelen om aan de huisves ngsbehoe e tegemoet te komen. Daarnaast zijn in december 2019 de Groeiplannen voor Nederland beschreven met mogelijk extra middelen voor de UT als het gaat om infrastructuur. De UT moet vanuit de onderwijsinspec e aan een aantal financiële normen voldoen. Deze zijn deels aangevuld met eigen aanvullende normen vanuit de UT. De investeringen in vastgoed moeten passen binnen deze financiële ra o’s. In de volgende tabel is te zien aan welke ra o’s het LTSH 2030 is getoetst.
82 07 SAMENVATTING
De UT heeft er voor gekozen om het LTSH 2030 inclusief het budget van € [...] vast te stellen en ter beschikking te stellen. De samenhang met de andere geplande uitgaven/programma’s apparatuur, onderzoek infrastructuur (minimaal € [...] miljoen) en Shaping 2030 moet wel continue worden gemonitord. Er moet regelmatig getoetst worden of het geheel nog steeds past binnen de geldende normen voor financiële ratio’s op UT-niveau op dat moment. De aard van dit strategisch huisvestingplan maakt echter dat, mocht hier aanleiding toe zijn, binnen de kaders bijsturingsmogelijkheden aanwezig zijn. Projecten kunnen wel of geen doorgang vinden of dusdanig bijgestuurd worden, bijvoorbeeld in de planning, dat indien dit aan de orde is weer wordt voldaan aan de financiële kaders. Het geschetste krimp- en groeiscenario kan worden opgevangen binnen deze normen. Elke (grote) investering zal conform de governance binnen de LTSH worden getoetst. Voor LTSH-investeringen groter dan € [...] miljoen moet de UR en de RvT aanvullend instemming verlenen.
Ra o NormSolvabiliteit 2(Eigen vermogen + voorzieningen) / totale passiva
Minimaal 30%
Liquiditeit (current ra o)Vlo ende ac va / kort vreemd vermogen
Minimaal 50%
Huisves ngsra o(Huisves ngslasten + afschrijvingen gebouwen en terreinen) / totale lasten
Maximaal 15%
WeerstandsvermogenEigen vermogen / totale baten
Minimaal 5%
RentabiliteitResultaat / totale baten
1-jarig: minimaal -10%2-jarig: minimaal -5%3-jarig: minimaal 0%