Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het...

7
Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ze sociaal werk doen? Samenvatting proefschrift (http://martijnvanlanen.nl/over_mij.htm ) Er ligt een professionaliseringsvraag bij de sociale sector. Van sociale professionals wordt in toenemende mate verlangd dat ze hun handelingen en hun werk objectief kunnen motiveren. Daarnaast wordt er van hen verwacht dat ze dit in termen van effectiviteit en resultaten kunnen verantwoorden richting hun leidinggevenden en cliënten, maar ook richting de maatschappij. De professionals dienen zich te voegen naar de ‘grillen van de markt’ (Jacobs, Meij, Tenwolde, & Zomer, 2008 ). Wanneer dit niet op een breed geaccepteerde manier lukt, loopt de bewuste sector het risico om onderwerp van discussie en bezuinigingen te worden, omdat de (publieke) middelen dan vaak worden verschoven naar een sector die wel aannemelijk kan maken dat deze middelen adequaat gebruikt worden. Daarnaast is er kritiek op het professionele handelen (of het ogenschijnlijke gebrek daaraan) in de sociale sector. Deze kritiek lijkt vooral daar te ontstaan waar de sociale professionals hun handelen niet weten te verantwoorden; wanneer de resultaten uit lijken te blijven en ze hier geen goed verhaal bij hebben. Daarnaast ontstaat de indruk dat iedereen weet wat het werk is dat professionals in de sociale sector (moeten) doen, hoe ze dit (moeten) doen en wat het mag kosten. Vandaar ook de scherpe veroordelingen: ze werken langs elkaar heen, op basis van ‘softe’ kennis en niemand is verantwoordelijk. Met andere woorden; het sociaal werk weet zich niet als een ‘professie’ te manifesteren (Freidson, 2001 ). In dit onderzoek gingen we op zoek naar de professionaliteit van de sociale sector, naar opvattingen hierover en verschijningsvormen hiervan binnen die sector. Hiervoor achtten we het noodzakelijk om het werk de dagelijkse activiteiten van de sociaal werkers nauwgezet in kaart te brengen; en het hoe en waarom van dit werk. Met andere woorden: ‘waarom doen sociaal werkers wat ze doen?’ De discussie over wat een professional in de sociale sector zou moeten doen, moet beginnen met een discussie of liever gezegd een uiteenzetting over wat ze doen. Wat gebeurt er op de werkvloer, wat gebeurt er tijdens de gesprekken met cliënten, en welke patronen kunnen we hieruit destilleren? Wat leert dat ons over de sociale sector, en over professionaliteit in deze sector? Dit alles heeft geleid tot drie conclusies: Sociale professionals moeten ‘verbloemd vakkundig’ zijn Freidson stelt dat het voor het professionele aanzien (macht) van een bepaalde beroepsgroep van cruciaal belang is om een zichtbaar en duidelijk afgebakend kennismonopolie te hanteren. In de sociale sector moeten we constateren dat dit problematisch is; de sociale professional kan geen witte jas of zwarte toga aandoen, en zich op afstand van de cliënt positioneren. Een methodiek hanteren, en daarbij claimen dat deze methodiek specifieke werkzame elementen bevat, houdt in dat er een afstand gecreëerd wordt tussen de professionals en de niet-professionals. Met de frase “wij werken

Transcript of Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het...

Page 1: Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het verschil te suggereren. Deze zalf, die peperduur is, bestaat uit een mengsel van gezeefde

Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ze sociaal werk doen?

Samenvatting proefschrift (http://martijnvanlanen.nl/over_mij.htm)

Er ligt een professionaliseringsvraag bij de sociale sector. Van sociale professionals wordt in

toenemende mate verlangd dat ze hun handelingen en hun werk objectief kunnen motiveren.

Daarnaast wordt er van hen verwacht dat ze dit in termen van effectiviteit en resultaten kunnen

verantwoorden richting hun leidinggevenden en cliënten, maar ook richting de maatschappij. De

professionals dienen zich te voegen naar de ‘grillen van de markt’ (Jacobs, Meij, Tenwolde, & Zomer,

2008). Wanneer dit niet op een breed geaccepteerde manier lukt, loopt de bewuste sector het risico

om onderwerp van discussie en bezuinigingen te worden, omdat de (publieke) middelen dan vaak

worden verschoven naar een sector die wel aannemelijk kan maken dat deze middelen adequaat

gebruikt worden. Daarnaast is er kritiek op het professionele handelen (of het ogenschijnlijke gebrek

daaraan) in de sociale sector. Deze kritiek lijkt vooral daar te ontstaan waar de sociale professionals

hun handelen niet weten te verantwoorden; wanneer de resultaten uit lijken te blijven en ze hier

geen goed verhaal bij hebben. Daarnaast ontstaat de indruk dat iedereen weet wat het werk is dat

professionals in de sociale sector (moeten) doen, hoe ze dit (moeten) doen en wat het mag kosten.

Vandaar ook de scherpe veroordelingen: ze werken langs elkaar heen, op basis van ‘softe’ kennis en

niemand is verantwoordelijk. Met andere woorden; het sociaal werk weet zich niet als een ‘professie’

te manifesteren (Freidson, 2001).

In dit onderzoek gingen we op zoek naar de professionaliteit van de sociale sector, naar opvattingen

hierover en verschijningsvormen hiervan binnen die sector. Hiervoor achtten we het noodzakelijk om

het werk – de dagelijkse activiteiten van de sociaal werkers – nauwgezet in kaart te brengen; en het

hoe en waarom van dit werk. Met andere woorden: ‘waarom doen sociaal werkers wat ze doen?’ De

discussie over wat een professional in de sociale sector zou moeten doen, moet beginnen met een

discussie – of liever gezegd een uiteenzetting – over wat ze doen. Wat gebeurt er op de werkvloer,

wat gebeurt er tijdens de gesprekken met cliënten, en welke patronen kunnen we hieruit

destilleren? Wat leert dat ons over de sociale sector, en over professionaliteit in deze sector?

Dit alles heeft geleid tot drie conclusies:

Sociale professionals moeten ‘verbloemd vakkundig’ zijn Freidson stelt dat het voor het professionele aanzien (macht) van een bepaalde beroepsgroep van

cruciaal belang is om een zichtbaar en duidelijk afgebakend kennismonopolie te hanteren. In de

sociale sector moeten we constateren dat dit problematisch is; de sociale professional kan geen witte

jas of zwarte toga aandoen, en zich op afstand van de cliënt positioneren. Een methodiek hanteren,

en daarbij claimen dat deze methodiek specifieke werkzame elementen bevat, houdt in dat er een

afstand gecreëerd wordt tussen de professionals en de niet-professionals. Met de frase “wij werken

Page 2: Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het verschil te suggereren. Deze zalf, die peperduur is, bestaat uit een mengsel van gezeefde

volgens deze methodiek”, worden altijd onmiddellijk een aantal aanverwante onuitgesproken

beweringen gedaan:

De methodiek is te omschrijven;

De methodiek werkt;

De methodiek is kenbaar, en dat betekent dat de wereld onder te verdelen is in diegenen die

de methodiek niet kennen, en diegenen die hem wel kennen;

Het hanteren van de methodiek werkt onderscheidend.

De ‘kennisvoorsprong’ die op deze manier voortkomt uit het hanteren van een bepaalde methode is

alleen effectief als deze door anderen ook als zodanig ervaren wordt. Een kennisvoorsprong leidt tot

een unique selling point, alleen hartchirurgen hebben bijvoorbeeld de kennis en kunde om een

hartoperatie uit te voeren. Daar bestaat ook geen maatschappelijke discussie over, zoals dat in het

geval van de sociale sector wel het geval is Vanwege het gebrekkige en moeilijk definieerbare

kennisverschil mag iedereen erover meepraten, mag iedereen meedoen, en hoeft het ook geen geld

te kosten. Waarom zouden we als maatschappij betalen voor iets wat iedereen kan doen?

Een mooi fictief voorbeeld van een beroepsgroep die uitstekend in staat was om een dergelijk

monopolie te bewerkstelligen waren de Tara’s, uit het boek Koning van Katoren (Jan Terlouw). Het

verhaal speelt zich af in het stadje Afzette-Rije dat al sinds mensenheugenis geteisterd wordt door

een speciaal soort muggen. Deze muggen hebben de vervelende gewoonte om mensen in de neus te

steken, waardoor er een zogeheten ‘knobbelneus’ ontstaat: een enorme zwelling in de vorm van

(afhankelijk van het type mug) een paddenstoel, een slak of een rode kool. De enige remedie

hiertegen is zijn de zogeheten Tara’s: een groep van geleerden die zich voortdurend bezighouden

met het ontwikkelen van medicijnen tegen deze ‘knobbelneuzen’. Echter, de diensten van de Tara’s

zijn zo duur dat heel Afzette-Rije, met uitzondering van de Tara’s zelf, op de rand van de

armoedegrens leeft.

De Tara’s benadrukken dit verschil op alle mogelijke manieren. Ze lopen rond in chique zwarte

kleding, wonen in grote huizen en benadrukken voortdurend hun status. Zo komt één van hen op

bezoek bij de burgemeester van het stadje (Terlouw, 1971, 2000: 103):

“‘Dag Tara, wat fijn dat u gekomen bent.’

‘Goedemiddag’

‘Het is mijn vrouw, Tara. Vanmorgen hebben we de lichte zwelling voor het eerst waargenomen. Ik

vrees dat dit een geval is van…’

‘Dat zal ik wel uitmaken.’

‘Natuurlijk, Tara. Neem me niet kwalijk.’”

Ook doen de Tara’s er alles aan om hun kennismonopolie te bestendigen. Zo hebben ze de uitgave

van boeken over de kwaal verboden, en organiseren ze regelmatig besloten wetenschappelijke

bijeenkomsten waarbij niet-Tara’s worden geweerd. De hoofdpersoon van het boek, Stach, ontdekt

dat er achter deze façade een groteske bedriegerij schuilgaat. Hij verkleedt zich als Tara, en woont

één van de wetenschappelijke bijeenkomsten bij. Aldaar merkt hij dat het niet gaat om een

wetenschappelijke bijeenkomst, maar om een drinkgelag. Ook ontdekt hij dat er voor de vele

verschillende ‘knobbelneuzen’ maar één type zalf is. Voor alle kwalen, die de Tara’s met ingewikkeld

klinkende termen omschrijven, wordt dezelfde zalf gebruikt. Er wordt een kleurstofje aan

Page 3: Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het verschil te suggereren. Deze zalf, die peperduur is, bestaat uit een mengsel van gezeefde

toegevoegd om het verschil te suggereren. Deze zalf, die peperduur is, bestaat uit een mengsel van

gezeefde tuinaarde, pannenkoekenmix, slaolie, mosterd en azijn. Uiteindelijk worden de Tara’s

ontmaskerd door Stach, en wordt dit recept openbaar gemaakt zodat alle inwoners van Afzette-Rije

voortaan zelf de knobbelneuzen kunnen bestrijden.

De Tara’s hadden een duidelijke en zorgvuldig in stand gehouden kennisvoorsprong. Bij

hulpverleners geldt precies omgekeerd, ze meten zich een ‘onprofessioneel’ imago aan, terwijl het

wel degelijk om professionals gaat. Bij elk gesprek, bij elke ontmoeting met cliënten moet de

professional een deel van zijn eigen kennis, ideeën en wensen loslaten, om op die manier in contact

met de cliënt te kunnen komen, in te kunnen schatten wanneer er bijvoorbeeld ‘gesensibiliseerd’, of

juist gehandhaafd moet worden; wanneer (uitgesteld) opvoeden aan de orde is, of juist

‘teruggegeven’. Sociaal werk is in die zin een onzeker beroep; waarin weinig plek is voor

vooringenomenheden en klip-en-klare oplossingen.

Sociaal werkers ‘moeten’ echter doen alsof ze geen professional zijn; ze moeten zich regelmatig

bewust ‘onprofessioneel’ gedragen’. Ze hebben geen ‘witte jas’ aan en zijn daarmee ‘anti-Tara’s’. De

Tara’s leken kundig maar waren het niet. Ze waren verbloemd onvakkundig. Sociale professionals zijn

kundig, maar laten dit niet altijd zien, omdat dit de effectiviteit van hun werk nadelig zou

beïnvloeden. Ze zijn verbloemd vakkundig.

De term ‘verbloemen’ heeft een negatieve connotatie, in termen van iets mooier voor stellen dan

het is, of iets goed te praten. Bij de verbloemde onvakkundigheid van de Tara’s was hier zeker ook

sprake van. We kiezen echter nadrukkelijk voor deze term, omdat het feit dat sociale professionals

verbloemd vakkundig zijn negatieve gevolgen heeft voor het imago van de sector. In deze context

wordt er niet iets goedgepraat, of mooier voorgesteld dan het is, maar juist andersom. Iets wat er

wel is (de kennis en kunde van de hulpverleners) wordt noodgedwongen anders, negatiever

voorgesteld dan het is. De negatieve connotatie van het woord verbloemen verwijst in dit geval dan

ook niet zozeer daar het goedpraten van iets dat niet deugt, maar naar het ‘wegmoffelen’, het

verhullen van iets wat juist wel deugt.

‘Teruggeven’: Beslissen over het onbeslisbare We zagen daarnaast dat er bij de sociale professionals we onderzochten lang niet altijd sprake is van

een ‘systematisch ontwikkelde praktijkdiscipline’ (Van Ewijk, 2010). Hiermee bedoelen we dat er

zelden ‘klip en klaar’ omschreven is wat de professionals moeten doen in een gegeven situatie (Ellis,

2011). De professionals hanteren andere strategieën om toch tot de noodzakelijke besluiten te

komen en te doen wat er gedaan moet worden. Voorbeelden hiervan zijn de vele overlegmomenten

en het ‘sparren’ met collega’s, eigen reflectie op voorliggende zaken en ervaringskennis opgedaan

naar aanleiding van eerdere cliënten. De professionals staan eigenlijk voortdurend in een ‘lerende

modus’, waarbij ze lang niet altijd terug kunnen vallen op vuistregels. De protocollen zijn er wel,

maar zijn slechts zelden volledig toepasbaar op de cliënt in kwestie. We zagen dat het ‘wat’ van de

professionals meestal goed omschreven is. Hetgeen wat er moet gebeuren, bijvoorbeeld gesprekken

aangaan met betrokkenen in het geval van een huisverbodzaak (huiselijk geweld), of ervoor zorgen

dat de overlast die een puber veroorzaakt vermindert, is helder. Het ‘hoe’ echter, hoe de

professional dit aan kan pakken, hoe een bepaald individu te benaderen en op basis waarvan er

precies beslissingen genomen moeten worden; is veel minder duidelijk en uitgekristalliseerd.

Page 4: Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het verschil te suggereren. Deze zalf, die peperduur is, bestaat uit een mengsel van gezeefde

Deze dynamiek kwam bijvoorbeeld sterk naar voren bij het thema ‘teruggeven’, dat we waarnamen

bij de casussen over huiselijk geweld en dak – en thuislozen. Aan het begin van het

hulpverleningsproces is er een zekere mate van autonomie, van verantwoordelijkheid van de cliënt

‘afgenomen’. Gedurende het proces is het meestal de bedoeling dat dit weer ‘teruggegeven’ wordt

aan de cliënt. Van belang daarbij is evenwel het begrip ‘rentmeesterschap’. Het teruggeven van de

verantwoordelijkheid is niet vrijblijvend; de cliënt wordt geacht om hier zorgvuldig mee om te gaan

en zich op adequate wijze hiertoe te verhouden. De professional, aan de andere kant, wordt daarom

geacht in te kunnen schatten wanneer de cliënt zover is dat de verantwoordelijkheden (deels)

teruggegeven kunnen worden. Het zijn namelijk de professionals die aangesproken worden wanneer

dit te laat, of juist te vroeg gebeurt, en zij moeten dus kunnen verantwoorden waarom er voor welk

moment gekozen wordt (Herpen, 2008). In het eerste geval (wanneer dit teruggeven te laat

plaatsvindt) zal men wellicht van mening zijn dat de zorg teveel geld kost, of dat de cliënt afhankelijk

wordt gemaakt (zie bijvoorbeeld Achterhuis, 1980; Dalrymple, 2003). Het tweede geval kan leiden tot

de aantijging dat er slecht werk geleverd wordt, dat de hulpverlener zaken maar half afhandelt, of

dat de ernst van een bepaalde situatie verkeerd wordt ingeschat. In het ergste geval zou dit kunnen

leiden tot een nieuwe ‘Savanna’. In Engeland wordt getracht deze ambiguïteit in te dammen, onder

andere door middel van de ‘Risk Assessments’ aldaar. We zagen echter dat hierbij nog steeds

interpretatie en persoonlijke inschatting van de situatie door de professional nodig is. En daarnaast

kunnen de Risk Assessements (en vooral de verantwoordingscultuur die erachter lijkt te zitten) ertoe

leiden dat de professionals op een gegeven moment méér bezig zijn met ‘niet het verkeerde’ te

doen, dan met ‘het goede’. Met ‘niet het verkeerde doen’ bedoelen we dat professionals vooral druk

bezig zijn met verantwoorden dat ze niet verzaken, dat ze geen ongefundeerde en slecht

gedocumenteerde beslissingen nemen en dat er niets wordt gedaan dat de veiligheid van de cliënt in

gevaar brengt. En dat is wat anders dan ‘het goede doen’: de cliënt ondersteunen bij het zoeken naar

een duurzame oplossing voor zijn probleem.

Daarnaast is het van belang om te realiseren dat ‘teruggeven’ ook altijd ‘afgeven’ is. Door het proces

terug te geven aan de cliënt doet de hulpverlener afstand van de eventuele credits die in het

verschiet liggen bij een succesvolle ‘oplossing’ van het probleem. (Ironisch genoeg geldt andersom

niet: wanneer een hulpverlener loslaat, ‘teruggeeft’; en de cliënt blijkt niet met deze verworven

verantwoordelijkheid om te kunnen gaan, dan bestaat er een gerede kans dat dit de hulpverlening

aangerekend wordt. Een actueel, weliswaar extreem voorbeeld hiervan betreft de proefverloven bij

TBS. Wanneer een TBSer op proefverlof over de schreef gaat, dan wordt dit de betreffende Tbs-

kliniek aangerekend; de hulpverlening dus). Daarnaast leidt teruggeven ook tot controleverlies. Op

het moment dat het proces teruggegeven wordt, onttrekt het zich (deels) aan de controle van de

professional. Daarmee wordt de meetbaarheid van het proces, het beantwoorden van de vraag of er

effectief gewerkt wordt, ook problematisch. Het lijkt daarmee onmogelijk om èn te meten of er

effectieve wijze van hulpverlening plaatsvindt, èn de zelfstandigheid van de cliënt te bevorderen.

Beide zijn zaken waar de maatschappij om vraagt, maar zoals we hier zien spreken ze elkaar deels

tegen. Het tijdschrijven bij de dak – en thuislozenzorg in Eindhoven illustreert dit treffend. We zagen

een geval waarbij er tijd kon worden geschreven voor het vergezellen van een bewoner bij een

ziekenhuisbezoek. Dit bevordert de ‘meetbaarheid’ van het werk: er kan na worden gegaan wat de

professional gedaan heeft. Wanneer de professional echter verkiest om niet mee te gaan, om op die

manier de zelfstandigheid van de bewoner te stimuleren, dan maakt de professional zijn werk

daarmee ‘minder meetbaar’.

Page 5: Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het verschil te suggereren. Deze zalf, die peperduur is, bestaat uit een mengsel van gezeefde

De professionals moeten precaire beslissingen nemen, die lang niet altijd eenduidig en logisch

voortvloeien uit de informatie die ze hebben. We zagen dan ook in de casusbeschrijvingen dat de

professionals eigenlijk in een voortdurend leerproces zitten. Hiermee bedoelen we dat er veel

reflectie plaatsvindt naar aanleiding van de dingen die ze meemaken en de ervaringen die ze hebben

tijdens hun werk. In deze context beschreven we ook het zogeheten ‘problem setting’; het zorgvuldig

in kaart brengen van het probleem van de cliënt (Van Ewijk, 2010). Op welke leefgebieden speelt het

probleem? Welke andere factoren spelen mee? Wat is de betrokkenheid van het systeem – of juist

het gebrek daaraan? Op deze manier wordt het ‘moeras’ (Schön, 1983, 1987) door de professional in

kaart gebracht. En, dit kan alleen maar door het moeras daadwerkelijk te betreden; de professional

staat ‘met zijn voeten in de modder’ en kan zich hieraan niet onttrekken. De kracht van het werk,

zoals we dat geobserveerd hebben, is juist dat dit voortdurend gebeurt. De weerbarstige praktijk

dwingt de professionals om voortdurend af te stemmen en te leren, maar ze staan daar over het

algemeen ook open voor en gaan hier ook in bepaalde gevallen nadrukkelijk naar op zoek;

bijvoorbeeld wanneer er bij collega’s om advies gevraagd wordt. ‘Heilzame mislukkingen’ zijn hier

een cruciaal onderdeel van: de ruimte om fouten te kunnen maken is essentieel in een leerproces.

De ‘werkplaats’ van enkele eeuwen geleden, in zekere zin een learning community waarbij meester,

gezellen en leerjongens in eenzelfde ruimte hun werk deden, en waarbij er voortdurende uitwisseling

van kennis plaatsvond (Sennett, 2010), zien we ook in het hedendaagse sociaal werk terug.

Ondernemend handelen De lerende modus die zo essentieel is voor het werk van de professional kan alleen ontstaan

wanneer de professionals daadwerkelijk ook getriggerd worden om te leren, maar daarnaast ook zelf

de moed op kunnen en willen brengen om zich buiten de gebaande paden in het moeras te begeven.

Van thuiszitten, van achter je bureau zitten leer je niets, de professionals moeten ‘de keien op’, en de

praktijk in. De (bijna altijd normatief getinte) vraagstukken die op hen afkomen worden niet opgelost

via algebra of differentiaalvergelijkingen, maar moeten voortdurend aan de praktijk getoetst worden.

Zaken als het ‘niet pluis gevoel’ en de vraag of een bewoner in staat is om richting een (meer)

zelfstandige woonruimte te verhuizen (dak – en thuislozen) moeten in de praktijk getoetst worden

en kunnen vaak alleen ‘gecheckt’ worden door het uit te proberen. De essentie van dit alles is dat de

professional regelmatig ‘met de billen bloot’ moet. Om te leren, om de cliënt te ondersteunen en

autonomie te bieden, om ‘terug te geven’ moet de professional keuzes maken die bijna altijd een

mate van onzekerheid met zich meedragen. Dit kan goed gaan, maar het kan ook leiden tot pijnlijke

situaties en afwijzing (Jacobs, 2008; Kunneman, 2007). De professional steekt voortdurend zijn nek

uit, en begeeft zich voortdurend, noodzakelijkerwijs, op ongebaande paden.

En zo komen we op het thema ‘ondernemend handelen’. Ondernemen, zoals we het hier bedoelen,

is ook je nek uitsteken, afwijken van gebaande paden, en voortdurend leren en innoveren.

Ondernemingen die dit niet doen, zijn over het algemeen binnen een generatie veroordeeld tot een

bestaan in de marges (Kim, Mauborgne, & Roozenboom, 2005). We omschreven (normatieve)

professionaliteit in hoofdstuk 1 als ‘het doen van waarden’. Wellicht kunnen we deze omschrijving

nog wat verder verfijnen: Sociaal werk is het ondernemen van waarden. Sociale professionals werken

vanuit waarden, maar doen dit op actieve en vaak zelf enigszins ‘speelse’ manier. Actief en speels als

in voortdurend op zoek zijn naar kansen en uitdagingen, naar ‘best practices’ om de over het

algemeen schaarse middelen op juiste wijze in te zetten. Maar daarbij hoort ook het tonen van lef,

beslissingen durven nemen en daarvoor te gaan staan, en voortdurend in de praktijk uitproberen en

Page 6: Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het verschil te suggereren. Deze zalf, die peperduur is, bestaat uit een mengsel van gezeefde

aan diezelfde praktijk toetsen van de eigen (professionele) waarden in relatie tot die van de cliënten

en de collega’s.

Aan het begrip ondernemen kleeft, zeker in het huidige economische klimaat, wellicht een wat nare

smaak. Het feit dat we dit begrip hanteren vraagt dan ook enige toelichting, temeer omdat het ook

vaak de associatie oproept met kreten als ‘de burger als klant’ en met een eenzijdige nadruk op

vraaggericht werken waartegen bijvoorbeeld Tonkens (2008) ageert. Ondernemerschap wordt

daarnaast ook vaak begrepen als het introduceren van meer zakelijkheid en marktwerking in de

sector. We willen het begrip hier echter los zien van deze interpretaties. Sociaal werkt vraagt om

ondernemend handelen in termen van pro-activiteit, in termen van kunnen spelen met regels en met

situaties en in termen van een creatieve invulling van het werk. Dit in tegenstelling tot afwachten, op

de automatische piloot toepassen van regels en handelingen vanuit een in beton gegoten kader.

We hebben geconstateerd dat de professionals bezig zijn met activiteiten die we onder de noemer

‘duurzaam ondernemen’ zouden kunnen plaatsen. Deze constatering deden we mede naar

aanleiding van Van den Brink (2008), die het belang van het op de langere termijn ontwikkelen en

verbeteren van het ‘sociaal weefsel’ in de zogeheten Prachtwijken benadrukt. Feitelijk hebben we

het dan over het creëren en cultiveren van een psychosociale humuslaag. Het gaat dan niet over

ondernemen in de zin van op korte termijn snelle winsten behalen, waarbij er niet wordt nagedacht

over eventuele gevolgen op de langere termijn. We hebben het hier veeleer over ondernemend

handelen waarbij een lange adem nodig is; en waarbij de directe gevolgen van acties van vandaag

niet meteen morgen al zichtbaar zullen zijn. En precies dat is de samenhang tussen ondernemend

handelen en ‘teruggeven’. Teruggeven is ondernemend handelen op duurzame wijze: door het

proces terug te geven aan de cliënt zet de professional iets neer voor de lange termijn. Het directe

effect van teruggeven is morgen nog niet terug te zien. Sterker nog: dat effect is, zoals we reeds

zagen, eerder negatief. De professional verliest de controle en daarmee een deel van de eventuele

credits. Maar, op de langere termijn zullen sociale professionals die ‘teruggeven’ daarmee

betekenisvolle resultaten boeken. Ze dragen daarmee bij aan de ‘psychosociale humuslaag’ van hun

cliënten.

‘Teruggeven’ is ook je eigen nek uitsteken. De professionals lopen hiermee een risico dat het

misgaat, dat ze de risico’s situatie verkeerd inschatten, en dat ze inleveren op hun mogelijkheden tot

verantwoorden. Teruggeven behelst het maken van ingewikkelde keuzes, het durven nemen van

beslissingen, waarbij de uitkomsten ervan niet van tevoren vaststaan. De beslissingen die genomen

worden zijn bedoeld om het welzijn van de cliënt op de langere termijn te stimuleren. Juist deze tijd,

waarin steeds meer nadruk ligt op extramuralisering, en op het inzetten van het netwerk van de

cliënt (Linders, 2010; Steyaert & Kwekkeboom, 2010), vraagt om professionals die op ondernemende

wijze invulling geven aan hun werk, die actief op zoek zijn naar kansen en mogelijkheden, die creatief

omgaan met beperkte middelen. Bovenal gaat het dan om professionals die durven te kiezen voor

oplossingen die op de korte termijn gewaagd zijn, tot controleverlies leiden en die altijd omgeven

worden door (morele) discussies en verantwoordingsvraagstukken. Echter, het zijn juist deze

beslissingen die duurzame kansen bieden voor de cliënt op de langere termijn. Sociale professionals

hebben zich uiteraard te verhouden tot regels, maar we concludeerden in paragraaf 7,4 juist dat ze

er bewust voor kiezen om de cliëntlogica in veel gevallen te laten prevaleren boven deze regels. Ze

laveren tussen conflicterende waarden; ze bemiddelen, ondersteunen en sturen; ze corrigeren en

confronteren. Dit alles naar gelang waar de situatie om vraagt. Maar we moeten vooral concluderen

Page 7: Lanen, Martijn van (2013) Wat doen sociaal werkers wanneer ... · PDF filetoegevoegd om het verschil te suggereren. Deze zalf, die peperduur is, bestaat uit een mengsel van gezeefde

dat ze in dit alles met durf en moed aan de slag gaan, ‘moral toughness’ tonen en op ondernemende

wijze aan de slag gaan met de voorliggende problematiek.

Vervolg Voortbouwend op dit promotieonderzoek, en kijkend naar de implicaties hiervan voor de sociale

sector, betekent dat dat sociale professionals (beter) geschoold zouden moeten worden in zaken als

besliskunde en risicomanagement. Het nemen van beslissingen (niet zelden in een ‘split second’) op

basis van risicotaxaties is een van de meest dominante en tegelijkertijd meest precaire activiteiten

van de professional. Daarom zijn bedrijfskundige competenties zoals besliskunde en risico

management in de sociale sector niet alleen in de managementlaag van belang, maar juist ook ‘op

de werkvloer’.