Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het...

12
02 10 13 16 18 20 De landbouw op slot Jan Groen Landbouw De sleutel en het slot Jannemarie de Jonge en Peter Smeets De toekomst van de intensieve veehouderij Paul van Poppel Europa op slot? Albert de Vries en Hugo Gordijn Van boer tot babysitter Eric Frijters en David Hamers Column Ruimte voor verbreding én economie Jack Luiten RUIMTELIJK PLANBUREAU RUIMTE IN DEBAT 02/2004

Transcript of Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het...

Page 1: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

02

10

13

16

18

20

De landbouw op slot Jan Groen

Landbouw

De sleutel en het slotJannemarie de Jonge en Peter Smeets

De toekomst van de intensieve veehouderijPaul van Poppel

Europa op slot?Albert de Vries en Hugo Gordijn

Van boer tot babysitterEric Frijters en David Hamers

Column Ruimte voor verbreding én economieJack Luiten

RU

IMT

EL

IJK

PL

AN

BU

RE

AU

RU

IMT

EIN

DE

BA

T0

2/2

00

4

Page 2: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

Van de redactie

De ruimtelijke regelgeving voor het landelijke gebied is zeer uitgebreiden gedetailleerd. Daarbij komt dat de overheid aan de ene kant nieuweeconomische dragers voor het landelijk gebied propageert en aan deandere kant nieuwe ontwikkelingen bijna onmogelijk maakt. Het plat-teland is op deze manier op slot gezet.De geschiedenis van de nationaleruimtelijke nota’s leert dat grootschalige plannen voor de landbouwgeen sturing hebben kunnen geven aan gewenste ontwikkelingen. Eer-der leiden zij tot nieuwe regels en nieuwe belemmeringen. Kunnen boeren, burgers en lokale organisaties dit niet beter onderling regelen?

Dat is de vraag die Jan Groen zich stelt in dit nummer van Ruimte indebat. Hij pleit voor meer ruimte voor initiatieven van lokale organisa-ties, boeren en burgers.Het is aan de overheid deze centrale waarden tebewaken. Dan kan er voor de boeren zelf meer – figuurlijke – ‘ruimte’worden gecreëerd. Jannemarie de Jonge (Wageningen Interactive Net-work Group) en Peter Smeets (Alterra) zoeken in hun reactie het sleutel op het slot. Als geld dé sleutelfactor wordt voor het slagen vande reconstructie zandgebieden, is het de vraag of we het goede slotaan het openen zijn, zo besluiten zij. Concentratie van de intensieveveehouderij in een beperkt aantal kleine zogenoemde landbouwont-wikkelingsgebieden staat centraal in de bijdrage van Paul van Poppel(Brabantse milieufederatie). Hij pleit daarbij voor voldoende prikkelsom boeren naar die gebieden te laten verhuizen.

Dat de modernisering, en industrialisering, van de landbouw ertoe heeftgeleid dat de boer geen echte boer meer is maar babysitter – tijdelijkeoppas op zijn dieren – laten Eric Frijters en David Hamers zien in hunhistorische verdieping. Aldert de Vries en Hugo Gordijn vergelijken de Nederlandse situatie met die elders in Europa. In de gastcolumn totslot vindt Jack Luiten (LTO Nederland) dat bescherming van natuuren landschap er niet toe mag leiden dat alle economische activiteitenin de omgeving ervan vleugellam worden gemaakt. Hij maakt zichsterk voor meer ruimte voor de agrarische bedrijfsontwikkeling!

Via [email protected] kunt ook u ons uw mening laten wetenover de sleutel die past op het slot van de Nederlandse landbouw.

Page 3: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

Ruimte is een schaars goed in Nederland.Van die schaarse ruimte is ongeveer tweeder-de in gebruik voor de landbouw. Een sectordie een grote dynamiek kent. Hij ontwikkeldezich van economisch wonder met een boven-gemiddelde groei in de jaren zeventig entachtig tot een zorgenkindje, met achter-blijvende inkomens voor boeren, milieupro-blemen, en discussie over dierenwelzijn.Oorspronkelijk was het landbouwbeleid eropgericht de voedselvoorziening veilig te stellen,de productiviteit te vergroten en redelijkeconsumentenprijzen en inkomens van boerente bevorderen. Dat beleid is zeker geslaagd.

Door de uitbreiding van de Europese Unieen de hervorming van het landbouwbeleidstaan de landbouwsector echter grote veran-deringen te wachten: minder prijssteun, meerinkomenssteun, en ‘cross-compliance’ (steunin ruil voor tegenprestaties op het gebied vanlandschap, natuur, milieu, dierenwelzijn engezondheid). Hiernaast heeft de welvaarts-groei ertoe geleid dat de vraag naar luxe producten als vlees, bloemen, bepaaldegroenten- en fruitsoorten, is toegenomen.Daarnaast zijn er autonome veranderingen in de preferenties van consumenten. Zo kande vraag naar veilig en mogelijk biologischgeteeld voedsel in de toekomst belangrijkeeffecten hebben voor de Nederlandse land-bouw, en vooral voor zijn concurrentiepositieten opzichte van andere landen.

Problemen voor de landbouwsectorIn de discussie over de ruimtevraag door de landbouw lijkt het soms of er de komendedecennia landbouwgrond beschikbaar zalkomen voor andere functies. Op Europeseschaal mag dit misschien waar zijn voorgebieden met slechte klimatologische om-standigheden, slechte bodems, tekort aanwater of een mindere ontsluiting ten aanzienvan bevolking en infrastructuur.Voor Neder-land echter zal niet ‘zomaar’ landbouwgrond

vrij komen. De natuurlijke omstandighedenzijn hier goed en de afstand tot een grote con-sumentenmarkt is klein. De (toekomstige)afname van het landbouwareaal is dan ookvooral een gevolg van de ruimtedruk vanandere functies: wonen, weken, natuur, recre-atie, en water.

Toch zal het areaal aan landbouwgrondblijven afnemen, evenals het aantal bedrijven.Het is onder meer afhankelijk van de bedrijfs-omvang en de aanwezigheid van een opvolgerof een boer zijn bedrijf kan voortzetten.Nederland heeft veel relatief kleine bedrijven;53 procent heeft een bedrijfsomvang die kleiner is dan 60 NGE (Nederlandse GrootteEenheden; een maat om de productie vanverschillende bedrijfstakken onderling verge-lijkbaar te maken). En bijna een derde van debedrijven heeft een bedrijfshoofd dat 55 jaarof ouder is en geen opvolger heeft. Hierdoorzullen veel agrarische woningen en bedrijfs-gebouwen beschikbaar komen.

Hét probleem in de Nederlandse landbouw-sector echter is de intensieve veehouderij.Nederland is een land met ongeveer 16 mil-joen mensen, 100 miljoen kippen (voor devogelpest van 2003), 12 miljoen varkens en 5 miljoen runderen. Milieu (vermesting,stank), dierenwelzijn, natuur, ruimtelijkeordening waren dwingende redenen om dieintensieve veehouderij te reguleren. De afge-lopen 20 jaar zijn hiertoe veel wetten enrichtlijnen opgesteld, zoals de wet stankemis-sie, de wet ammoniak en de reconstructie-wet. Door deze regelgeving is het indirecteruimtegebruik van de intensieve veehouderijzeer groot. Iedere wet heeft bijvoorbeeld zijneigen ruimtelijke zonering. Een zonering die als gevolg heeft dat niet alleen de agrari-sche bedrijven geen uitbreidingsmogelijk-heden hebben. Een zonering die bovendien geen ruimte laat voor andere functies, zoalswonen, werken en recreatie. En dat terwijl

3

Jan Groen

De landbouw op slotDe regelgeving voor het landelijke gebied

is zeer uitgebreid en gedetailleerd. Er is veel

bedacht om de intensieve veehouderij te

reguleren. Iedere wet heeft een eigen ruimte-

lijke zonering. Zet je al die zoneringen bij

elkaar op een kaart, dan blijkt het om grote

gebieden te gaan. Bovendien blijkt dat niet

alleen agrarische bedrijven geen uitbreidings-

mogelijkheden hebben, maar ook dat er geen

ruimte is voor andere functies, zoals wonen,

werken, recreatie. Het platteland zit als het

ware op slot. Hoe het slot open te breken?

2

Page 4: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de
Page 5: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

aan stallen, die verspreid staan in het land-schap. Bovendien zullen door de concentratievan bedrijven op één plek besmettelijke ziek-ten minder gemakkelijk overslaan naar ande-re gebieden. De minister van LNV heeft drievan de benodigde tien miljoen euro beschik-baar gesteld voor dit plan. Het gaat hier dusom heel andere bedragen dan in het geval vande eerder genoemde concentratiegebieden.In maart 2003 keurde de gemeenteraad vanNederweert het plan echter af. Het zou teambities zijn, en er kwamen ook bezwarenvan een burgercomité. De zaak ligt nu stil, inafwachting van de verdere uitwerking van dereconstructieplannen van de provincie.

Tot slotIn dit essay wil ik benadrukken dat in deruimtelijke plannen voor de concentratie-gebieden in ieder geval niet moet wordengewerkt met zoneringen als blauwdruk. Ermoet daarentegen meer experimenteerruimtekomen, meer ruimte voor initiatieven vanlokale organisaties, boeren en burgers.Burgers zijn vaak in staat om de afweging te maken of ze in de buurt van een landbouw-bedrijf willen wonen. Op deze manier zoumen ook slimmer om kunnen gaan met deruimte die vrijkomt door de autonome veran-deringsprocessen in de landbouw. Doordat de marktomstandigheden zich wijzigen,zullen er agrarische bedrijven verdwijnen.Vrijkomende boerderijen kunnen wordenomgebouwd tot de woningen en bedrijfsruim-ten waaraan zo’n behoefte bestaat. En deboeren op de zandgronden kennen een langetraditie die minder gebonden is aan de gronden meer aan het ondernemen van nieuwezaken. Bijkomend voordeel is dat het platte-land door dit alles ook vitaler wordt.

Verder zouden er heldere en minder com-plexe regels moeten zijn, gebaseerd op debasiswaarden van voedselveiligheid, dieren-welzijn en milieu. De lessen van de afgelopen

jaren hebben geleerd dat Nederland zichactiever moet bemoeien met het vormgevenvan regels van de Europese Unie en dat men de kwaliteitsdoelen voor bovenstaandewaarden goed moet definiëren. Zij hebbenook geleerd dat de boeren meer betrokkenmoeten worden bij het ontwikkelen vanregels, om zo kennis op basis van praktischeervaring te kunnen benutten.

Voor alle duidelijkheid: ik pleit er hier nietvoor om alle regelgeving over boord te zetten.De landbouw kent immers enkele centralewaarden, die door grote groepen mensenworden gedeeld. Ik denk dan aan de voorzie-ning van voldoende, veilig en gezond voedsel;een goede verzorging van dieren en dieren-welzijn; het schoon maken en houden vanbodem, water en lucht; en het instandhoudenvan de verscheidenheid en identiteit van cul-tuurlandschappen. Het is aan de overheiddeze centrale waarden te bewaken. Dan kaner voor de boeren zelf meer – figuurlijke –‘ruimte’ worden gecreëerd.

Bronnen

Brabantse Milieufederatie e.a. (2003), Visie

Toekomst Intensieve Veehouderij.

Ministerie LNV (2003), Nederland op slot? De

Europese en Nederlandse natuurbeschermingswetgeving

nader bezien, eindrapportage van de werkgroep Vogel-

en Habitatrichtlijnen, interdepartementaal beleids-

onderzoek, 2002-2003, nr.7.

Kamphuis, H.W., P.L. Dauvellier, J. Groen,

H.C. Jacobs, G.J.Wijchers (1990), Platteland op weg

naar 2015, Den Haag: RPD.

Provincie Noord-Brabant (2004), Reconstructie-

plan Recontructiegebied De Peel, eerste concept.

Gordijn, Hugo, e.a. (2003), De ongekende ruimte

verkend, Den Haag/Rotterdam: Ruimtelijk Plan-

bureau/NAi Uitgevers.

7

Het andere argument betreft de uitvoerings-last. Zoals gezegd, de regelgeving voor hetlandelijk gebied is uitgebreid en gedetail-leerd. In januari 2004 heeft het ministerievan LNV 600 van de 1.500 regelingen enmaatregelen opgeruimd (‘dor hout’). Aan desanering van de overige 900 maatregelenwordt gewerkt. Alleen specialisten kennen deweg in de veelheid van wetten en regelingen;er worden loketten ingesteld om het uit teleggen en werkgroepen voor de inhoudelijkecoördinatie van het beleid op verschillendevelden.

Kosten als grootste bezwaaarMijn grootste bezwaar geldt echter de kosten die gepaard gaan met het aanwijzenvan concentratiegebieden. Om bedrijven invarkensvrije zones uit te kopen en ontwikke-lingsgebieden, verwevingsgebieden en exten-siveringsgebieden aan te wijzen, is veel geldnodig, en veel tijd. Zo gaat de reconstructievan de intensieve veehouderij 7,3 miljardeuro kosten over twaalf jaar; dat is ongeveer600 miljoen euro per jaar (Bestuurlijkakkoord van maart 2003). Een bedrag datmoet worden opgebracht door de rijksover-heid, de provincies, gemeenten en water-schappen. Op dit moment is er een dekkingvan 220 miljoen euro per jaar, en dus eentekort van bijna 400 miljoen euro per jaar.En dat voor de herstructurering van slechtséén sector: de intensieve veehouderij. Het is opvallend dat er zo weinig discussie isgeweest over deze bedragen. De belangen en

belangengroepen van landbouw en natuurworden met elkaar verzoend door overheids-geld, veel overheidsgeld. Dit principe kennenwe ook van de Betuwelijn: de tegenstandersworden afgekocht met extra dure ingrepen.De vraag is daarom of de maatschappelijkebaten – de ‘warme’ sanering van de intensievelandbouwsector, de verbetering van hetmilieu, de bescherming tegen dierziektes –van deze ingrepen wel opwegen tegen demaatschappelijke kosten: hoge financiëlelasten en een langdurige planologische onze-kerheid voor boeren en burgers.

Concentratie niet van bovenafToch hoeft concentratie van de intensieveveehouderij lang niet altijd van bovenaf gere-geld te worden met zulke dure bedrijfsver-plaatsingen. In Noord-Limburg bijvoorbeeldhebben boeren zelf het initiatief genomen om een agrarisch productiepark in te richten.De boeren in Nederweert, verenigd in Agri-veer, willen achttien intensieve veehouderijenconcentreren op één locatie in de gemeente.In ruil daarvoor slopen ze hun bestaandestallen en doen ze afstand van hun rechtenop de oude vestiging. Dit plan levert volgenshet Landbouwkundig Economisch Instituuteen aantal voordelen op. Niet alleen wordt de ammoniakuitstoot teruggebracht met 54 procent, er ontstaat ook meer ruimte ophet platteland als de in totaal 27 bestaandevestigingen worden samengebracht op een oftwee locaties van 46 hectare in totaal. Erverdwijnt dan circa 70.000 vierkante meter

6

Page 6: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de
Page 7: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

ook in de reconstructie kunnen en het hoeft niet persé via grote investe-ringen.Het concentratiebeleid in glastuinbouw kan ook in de intensieveveehouderij worden toegepast. Sowieso verdient het beeld dat wordtopgeroepen over de hoge kosten in de reconstructie voor bedrijfsver-plaatsing nuancering. In de provincie Gelderland bijvoorbeeld warenvan de gevraagde 900 mln niet meer dan 125 mln bestemd voor deuitkoop van bedrijven. De overige gelden zouden voornamelijk naar de aankoop van natuurgebieden en algemene inrichtingsmaatregelengaan. Dit zou acceptabel kunnen zijn, ware het niet dat de (milieu)baten uiterst beperkt blijken: er wordt slechts een reductie van ammo-niakbelasting in natuurgebieden van enkele procenten bereikt en deachtergronddepositie blijft, ondanks een halvering als gevolg vanautonome ontwikkelingen (minder bedrijven, generieke emissiemaat-regelen) vrijwel overal veel te hoog (Gies et al. 2003).

Maar dit zijn grotendeels discussies in het bestaande en wat ons betreftachterhaalde kader.Terwijl de reconstructie feitelijk beoogt om deachtergebleven ruimtelijke organisatie van de industriële landbouwaan te passen, bevindt de metropool die de belangrijkste drijvendekracht achter de industrialisering van de landbouw was, zichzelf in deovergang naar de netwerksamenleving. Het kernprobleem is nu omnieuwe denkkaders te vinden die recht doen aan de kenmerken van dienetwerksamenleving zoals globalisering, individualisering, het verdwij-nen van natiestaten en de kansen die regionale initiatieven in dat verband kunnen grijpen.

Een belangrijke oorzaak voor de huidige stagnante situatie is de vol-gende redeneertrant: a) benoem de problemen in de manier van denkendie het probleem heeft veroorzaakt en b) zoek de oplossingen in determen waarmee het probleem is gesteld.

Dit vraagt wellicht om een voorbeeld. Als we zeggen ’het plattelandzit op slot’, dan zit daar een denkkader achter, dat het platteland eente onderscheiden eenheid is. Om het probleem van het platteland op te lossen gaan we dus aan ‘plattelandsontwikkeling’ doen. Door alleenal deze taal te gebruiken, beperken we de oplossingsruimte. Letterlijk,maar vooral figuurlijk.Waarom zou een stadsbestuurder zich hiervoorverantwoordelijk voelen? Den Haag heeft zelfs een nieuwe DirectiePlatteland om dit ‘varkentje te wassen’. Denk maar niet dat die er uitkomt. Immers, de beleidsmatige scheiding tussen stad en land is nietmeer van deze tijd. Dat wat stad en land verbindt, zoals ruimtelijke,economische, culturele en sociale relaties, is sterker dan wat stad en land scheidt. Zoals al eerder gezegd: intensieve veehouderij en glas-tuinbouw zijn juist karakteristieke producten van die innige Stad-Landrelatie, die alleen maar konden ontstaan in de metropolitane omgeving

De sleutel en het slotJannemarie de Jonge,Wageningen Interactive Network Group (WING) en Peter Smeets, Alterra

De landbouw zit op slot stelt Jan Groen, of beter gezegd, de landbouwzet het platteland op slot. Of zet regelgeving de landbouw op slot?Zeker is dat er weinig beweging zit in het complex van factoren diesamen de ontwikkelingsruimte van het platteland bepalen. Er is eenverstikkend stelsel ontstaan van regels en instituties, mede als uit-vloeisel van wantrouwen tussen overheid en de sector.

Het is goed dat dit, met de intensieve veehouderij als voorbeeld,aan de orde wordt gesteld. Het is hoog tijd dat er nieuwe geluiden wor-den geventileerd rond het thema landbouw en ruimtelijke ontwikke-ling. Over de voordelen van concentratie van eiwitproductie (want dat is intensieve veehouderij), over de misvatting dat het slecht gaatmet de landbouw en er dus zomaar grond vrijkomt. Ook delen wij dekritische kanttekeningen bij de sturingsaanpak waarmee de beleids-machine de problemen te lijf denkt te gaan: via een grootscheepse engeldverslindende herstructureringsoperatie.

Maar het artikel is op aan aantal punten onhelder over de problemendie spelen. De genoemde afname van het aantal bedrijven en van hetareaal landbouwgrond laten onverlet dat de totale productie in de primaire sector grotendeels in stand is gebleven. De toename van deproductiviteit met andere woorden, gaat onverminderd voort.

Het beleid heeft zich gestort op de controverse tussen economie en ecologie (profit-planet) en dat heeft vooral in de vorm van de EHSspectaculaire resultaten gehad.Maar de sociale insteek is onderbelicht(people) en er wordt te weinig onderscheid gemaakt tussen sociaalculturele gevolgen en sociaal economische gevolgen hetgeen leidt tot veel emotie vanuit de sector.Veel van de problemen in Nederlandspelen elders ook. Relatief gezien neemt de Nederlandse landbouwnog steeds een sterke positie in, zeker in de intensieve (melk)veehou-derij en de glastuinbouw.

De valse bescheidenheid ten aanzien van de werking van ruimtelijkbeleid voor de landbouw delen we niet.Weliswaar is het koersenbeleidvan de Vierde Nota Extra niet bijster effectief geweest. Maar de ont-ginning van woeste gronden, landinrichting, inpoldering, zelfs de EHSzijn allemaal uitwerkingen van grootschalige plannen die een sterkesturing hebben gegeven aan ontwikkelingen in de landbouw. Dat zou

10 11

Page 8: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

waarin allerlei attractiefactoren als havens, logistiek, kennis, consu-menten etc. tegelijk voorkomen (Smeets 2002).

Het achterhaalde denkkader geldt zeker ook de maatschappelijkerol van landbouw, de posities en onderlinge verhoudingen van overheid,maatschappelijke organisaties en private partijen. Of, om de hand ineigen Wageningse boezem te steken, de bijdrage van ‘de wetenschap’aan maatschappelijke vraagstukken. Pas als we deze denkkaders ver-anderen, ontstaat nieuwe oplossingsruimte (Schön & Rein 1994).

Het probleem dat aan de orde is, heeft alle kenmerken van een zoge-naamd ongestructureerd probleem. Er bestaat geen consensus overnormen en waarden die in het geding zijn, noch hebben we zekerheidover de kennis die nodig is om het vraagstuk op te lossen. De strategiedie bij dergelijke beleidsproblemen past, is ‘beleid als leren’. Dat betekent dat er geen besluiten worden genomen, voordat er nieuweinzichten zijn verworven waardoor standpunten kunnen worden her-overwogen (Hisschemoller & Hoppe 1998). Dit is het proces van herkaderen zoals hierboven benoemd. Dit vergt een proces waarin eencreatieve, ontwerpende houding prevaleert boven een onderhandelendehouding. Ook dit vergt een omslag in het denken, want, zoals Jones ooitstelde:‘the usual political way of overcoming conflict is compromise,the creative way is transformation’ (geciteerd in Mitchell 1993: 46).

Transformatie vraagt dus niet om een regelgedreven beleidsproces,maar om een ontwerpgedreven leerproces. Probleem is vaak dat hetleerproces verschillende snelheden heeft. Het door Groen aangehaaldevoorbeeld Agriveer laat zien dat de samenwerkende ondernemers enhun adviseurs een omslag in het denken hebben gemaakt, maar in hunenthousiasme over het hoofd zagen dat een parallelle omslag nodigwas bij lokaal bestuur, ambtenarij en burgerij. Een slimme regie isnodig om dergelijke ontwerpende leerprocessen vorm te geven zodanigdat aangesloten kan worden bij beleidscycli en investeringsritmes vanbedrijven.

Een op transformatie gerichte uitvoering van de reconstructieoperatievoor de zandgebieden vraagt om een aanpak die het ontwerpende leerproces aanwakkert en ondersteunt. Leg nadruk op ‘opportunityscouting’, zoek plekken op waar beweging in het denken zit, waar bui-ten kaders gedacht en gehandeld wordt en beloon die met ruimte voorexperiment, met kennis input, met budgetten, zelfs om fouten te maken– mits daarvan geleerd wordt. Dit is een gezamenlijk avontuur vanoverheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisin-stellingen. De bekende of/of-discussies over top-down of bottum-up,publiek of privaat, opdrachtgevers of opdrachtnemers kosten veel tijd

12

en energie. Het zijn echter steeds twee kanten van dezelfde medaille,terwijl we nieuwe medailles willen uitreiken. Doorbraken zijn te ver-wachten waar creatieve gedrevenheid zich kan verbinden met reali-teitszin; dit zijn eerder persoonskenmerken dan institutionele verwor-venheden.

Andersom, waar de hakken in het zand worden gezet en men zichblijft wentelen in de vertrouwde denkkaders, daar is het regelgedrevenbeleidsproces een passend antwoord. Elk gebied krijgt de aanpak diehet verdient, maar die 7,3 miljard euro is in dat geval paarlen voor dezwijnen. Als geld dé sleutelfactor wordt voor het slagen van de recon-structie zandgebieden, is het de vraag of we het goede slot aan hetopenen zijn.

Bronnen

Gies,T. J. A., P. Coenen, et al. (2003), Milieuanalyse Reconstructiegebied

Gelderland en Utrecht-Oost: Deel 4: Scenario’s per milieuthema,Wageningen: Alterra

Hisschemoller, M. & Hoppe, R. (1998),‘Weerbarstige beleidscontroverses: een

pleidooi voor probleemstructurering in beleidsontwerp en analyse’, pp. 53-78

in R. Hoppe & A. Peterse (Eds.), Bouwstenen voor argumentatieve beleidsanalyse,

‘s-Gravenhage.

Mitchell, C. (1993), Redefining Designing: from form to experience,

New York:Van Nostrand Reinhold.

Schon, D. M., & Rein, M. (1994), Frame reflection:Towards the resolution of

intractable policy controversies. New York: Basic Books.

Smeets, P. J. A. M. (2002),‘Landbouw in de Noordwest Europese Delta-

metropool’, pp. 141-154 in W.A. Brusse, J. Bouma and R.T. Griffiths (red.),

De toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, Utrecht: Lemma bv.

De toekomst van de intensieve veehouderij

Paul van Poppel, directeur Brabantse Milieufederatie

Jan Groen pleit er in zijn artikel onder meer voor de intensieve veehouderij ruimtelijk te concentreren. Hoe kijken de milieufederatieshier tegenaan?

De veehouderij in Nederland is in de afgelopen zeven jaar getroffendoor vier plagen.Ter herinnering: de varkenspest, de BSE, de MKZ enonlangs de vogelpest. Al deze plagen hadden immense gevolgen voor

13

Page 9: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

de boeren.Maar ook de burger werd zwaar getroffen: zijn vrijheid werdbeknot en zijn hobbydieren werden ‘geruimd’.Ten slotte werd ook deNederlandse belastingbetaler getroffen – alleen al de vogelpest kosttehet rijk 250 miljoen euro –, omdat zijn geld werd gestopt in een opera-tie die iedereen verafschuwde.

Als uitvloeisel van de varkenspest wordt op dit moment in de provinciesNoord-Brabant, Limburg, Gelderland, Utrecht en Overijssel de laatstehand gelegd aan zogenoemde reconstructieplannen. Het ziet er nietnaar uit dat deze regionale plannen een oplossing bieden om deze ziek-ten te voorkomen.

Toch zien wij wel mogelijke oplossingen.Wij willen daarbij een scherponderscheid maken tussen de grondgebonden landbouw zoals een grootdeel van de melkveehouderij nog is, maar ook de biologische varkens-en pluimveehouderij enerzijds, en anderzijds de intensieve veehouderijdie niet grondgebonden is (grondgebonden betekent mest op eigenland uitrijden, koeien in de wei, varkens en kippen die buiten scharre-len). De grondgebonden landbouw heeft in onze ogen niet alleen eenvoedselproducerende rol – denk aan melk en vlees – maar ook eenmaatschappelijke rol als landschapsbeheerder. De intensieve veehou-derij heeft deze maatschappelijke rol niet en is daarmee te vergelijkenmet iedere andere Nederlandse productiesector.

De grondgebonden landbouw moet voor zijn maatschappelijkefunctie ook een passende beloning krijgen; uiteraard mits hij zijnmaatschappelijke taak naar behoren vervult. Hierbij denken we aanhet onderhoud van het landschap, zorg voor de natuur, koeien, varkensen kippen buiten laten lopen, overtollig regenwater op het maaiveldbergen, gastheer zijn voor de grutto in de zomer, voor ganzen in dewinter, enzovoort. Doet zich een dierziekte-epidemie voor, dan moetende kosten hiervan voor de grondgebonden melkveehouderij en de bio-logische varkens- en kippenhouderij grotendeels door de samenlevinggedragen worden.Voor de financiering hiervan kan worden gedachtaan het invoeren van een (consumenten)heffing op het vlees dat inNederland wordt geconsumeerd, of het nu van Nederlandse afkomst is of geïmporteerd. Door biologische vlees en -melkproducten te subsi-diëren, wordt het prijsverschil tussen deze milieu- en diervriendelijkeproducten en de gangbare producten kleiner. Hierdoor zal de consu-ment vaker het biologisch product kopen.

Om haar ‘license to produce’ te behouden, moet de intensieve vee-houderij op natuur-,milieu- en diervriendelijke wijze, gezonde en veiligelevensmiddelen voortbrengen en de productie zo organiseren dat er – ook bij nieuwe dierziektecrises – geen overlast voor anderen ont-

14

staat. Net als iedere andere sector moet de intensieve veehouderij opden duur zelf de maatschappelijke kosten gaan dragen voor risico’szoals dierziekten die samenhangen met de productie van met namevlees. Dat risico kan de sector weer afdekken door zich hiertegen teverzekeren. Omdat de kosten van een verzekering hoog zullen zijn,wordt het interessant te bezien hoe dit risico kan worden geminimali-seerd en de bedrijfsgevolgen kunnen worden ingeperkt. Ook vanuit de maatschappelijke impact van ziekten is het echter zeer gewenst datde gevolgen voor anderen, zoals hobbydierhouders of recreatieonder-nemers, worden geminimaliseerd.

Om deze redenen verdient het de voorkeur van de milieufederaties de intensieve veehouderij te concentreren in een beperkt aantal kleinezogenoemde landbouwontwikkelingsgebieden die in het kader van dereconstructie worden aangewezen – Jan Groen bepleit dit eveneens,zij het vanuit ruimtelijke overwegingen. Door in deze gebieden zo veelmogelijk van ‘zaadje tot karbonaadje’ bij elkaar te brengen – fokken,afmest en indien mogelijk ook slachten – kunnen onderlinge contactentussen de verschillende gebieden worden beperkt. Deze gebieden kun-nen dan met een varkens- en kippenvrije zone worden geïsoleerd vanhun omgeving. Door deze gebieden op grote afstand van gevoeligenatuurgebieden te situeren, kan bovendien een belangrijke bijdrageworden geleverd aan het terugdringen van de verzuring en vermestingvan onze natuur.Ten slotte is het vanuit het behoud van het landschapbezien niet langer wenselijk dat almaar groter wordende stallen overalin het landelijk gebied verrijzen. Zoals het er nu echter naar uit ziet,zullen de verschillende reconstructieplannen deze landbouwontwikke-lingsgebieden wel aanwijzen, maar zullen er onvoldoende prikkelsworden ingebouwd om boeren die door willen groeien, ervan te over-tuigen dat het verstandig is naar deze gebieden te verhuizen. In onzeogen een gemiste kans.

Om de intensieve veehouderij haar ‘licence to produce’ te laten behouden, zijn ingrijpende maatregelen noodzakelijk.

15

Page 10: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

Varkensdichtheid in Europa, 1999

Aantal varkens per km2

geen data

< 10

11-50

Bron: Eurostat, bewerking RPB

51-250

251-500

> 500

17

Jan Groen stelt dat Nederlandse landbouw-gebieden op slot zitten door een overdaad aanbeperkende zoneringen,met name in gebiedenmet veel intensieve veehouderij. Is Nederlandhierin een uitzondering of spelen in anderedelen van Europa vergelijkbare problemen?

De zandgronden van Nederland kennensamen met Vlaanderen de hoogste varkens-dichtheid van Europa (zie kaartje). Anderegebieden met iets minder hoge varkenscon-centraties zijn Denemarken, Niedersachsen(Duitsland), Bretagne (Frankrijk), Cata-lunya (Spanje) en de Povlakte (Italië). Detotale hoeveelheid varkens in de EU blijftsinds 1998 vrijwel gelijk.Terwijl de varkens-populatie in andere gebieden stijgt, kentNederland, evenals Vlaanderen en Engeland,sinds 1999 een forse krimp. Ook in andereaspecten verschilt de Nederlandse varkens-houderij van die in andere landen. Het aantalvarkens per bedrijf is in Nederland hetgrootst, het aantal hectaren cultuurgrondjuist het kleinst (LEI Agrimonitor 2003).Nederland bezit dus de meest intensieve varkenshouderij van Europa; alleen die inVlaanderen vertoont er enige gelijkenis mee.Het verschil met andere gebieden wordt echter steeds kleiner.

De ruimtedruk van andere sectoren is inNederland hoger dan elders in Europa De bevolkingsdichtheid is hier het grootst,en daarmee de ruimtedruk voor wonen enwerken. Ook de milieubelasting lijkt inNederland hoger dan in de andere varkens-gebieden. In het monitoringsysteem van de European Environmental Agency komt

bijvoorbeeld naar voren dat de meetpuntenvoor nitraatgehaltes in het grondwater inNederland de EU-norm het vaakst over-schrijden.

Hogere ruimtedruk en intensievere varkens-houderijen leiden in Nederland dus tot grotere problemen dan in andere gebieden.Daarmee is het nog niet zo dat Nederlandeen extremere zonering doorvoert dan anderelanden.Wat betreft zoneringen die te makenhebben met milieuoverlast (stank, grond-watervervuiling), is die analyse niet zo een-voudig te maken;kaarten zoals gepresenteerdin het hoofdartikel, zijn voor andere landenniet voor handen. Op het gebied van natuur-bescherming is dat anders. Immers, alle EU-lidstaten bakenen momenteel gebiedenaf volgens dezelfde vogel- en habitatrichtlijn.De ingediende voorstellen laten zien datNederland in de EU naar verhouding demeeste vogelgebieden heeft geïdentificeerd(24,1% van het totale landoppervlak), ter-wijl het wat de habitatgebieden betreft eenmiddenpositie inneemt (18,1% van het totalelandoppervlak). Dit kan een voorzichtigebevestiging zijn van het vermoeden datNederland het zoneringsmechanisme stren-ger toepast dan andere landen.

Bronnen

LEI (2003), Agri-monitor.

Environmental Agency (2004), Reference

Waterbase – Groundwater.

Europese Unie (2003), Barometer Natura 2000,

Europese Unie, Luxemburg.

Eurostat (2002), NewCronos database.

16 Albert de Vries en Hugo Gordijn Europa op slot?

Page 11: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

aan- en verkoop, lichten ze voor en verschaf-fen ze leningen. Bovendien vormen zij eennetwerk waarin boeren elkaar wederzijdshelpen en zijn ze een distributieschakel tus-sen boer en (wereld)markt.

Ondanks deze technologische, organisa-torische en economische modernisering blijft het Brabantse boerenbedrijf tot in dejaren vijftig gemengd en relatief klein, metgemiddeld nog geen tien hectare land. Doorde sterk toegenomen beroepsbevolking wordtbovendien nog weinig aandacht besteed aanmechanisering. Er is sprake van een scheveverhouding tussen het aantal arbeidskrachtenen de beschikbare cultuurgrond. Met regio-naal industrialisatiebeleid stimuleert deoverheid de afvloeiing van arbeidskrachtenop de zandgronden.

Die arbeidskrachten vloeien af, niet alleendoor het overheidsbeleid, maar vooral ookdoor de rationalisering binnen de sector in dejaren zestig en zeventig. Naast ‘mechanise-ring’ zijn ‘schaalvergroting’,‘intensivering’en ‘efficiency’ de toverwoorden. Het lijkt eenmirakel, met minder mensen wordt veel meergeproduceerd, maar achter de schermen isniets minder dan een gedaanteverwisselingnoodzakelijk. De boer wordt ondernemer. Deoverlevingscultuur die het vroegere gemeng-de bedrijf kenmerkte, wordt een cultuur van vooruitgang. Niet langer traditie, maarbedrijfsplannen, (Boerenleen)bankgarantiesen kredieten maken de dienst uit.

De kleine boer verdwijnt van het platte-land, de grote boer schoeit zijn bedrijf opindustriële leest, wat resulteert in een letter-lijke schaalvergroting van de structuren enpatronen in het landschap. Kenmerkend is

ook dat het verband tussen bedrijf en directeomgeving losser wordt. Dieren staan in destal en weidegrond is alleen nog juridischnoodzakelijk. Binnenklimaat wordt belang-rijker dan de plek in het landschap. Dat geldtin het bijzonder voor de hightech stallen in de varkenshouderij en de pluimveesector.

Met het landschap verandert dit onder-nemerschap ook leven en werken van de boeringrijpend. Boeren kunnen bijvoorbeeld opvakantie, wat voorheen ondenkbaar was.Maar deze vrijheid heeft een keerzijde. Ergaan verhalen dat bedrijven als Dumeco enNutreco cafés opzochten om, met bouwteke-ningen van stallen onder de arm, werkelozemetselaars en timmerlieden te ronselen.Zouden zij de stallen bouwen, dan werd dezenieuwbakken ‘boeren’ afname van productieverzekerd; rijkdom zou in het verschiet liggen.Dit soort garanties blijken deel uit te makenvan een nieuw regime in de intensieve vee-houderij. Grote delen van de productieketenzijn in handen van enkele grote bedrijven.Zij zijn zowel leverancier van veevoer alsafnemer van de dieren, en bewaken zodoendezowel ingang als uitgang van de nieuwe boe-renonderneming. De zogenaamde vrije boeris aan het begin van de eenentwintigste eeuwingelijfd in een strak georganiseerde bedrijfs-kolom. De boer past daarin tijdelijk op hetvee. Hij is geen boer meer, maar babysitter.

1918

Bronnen

Duffhues,T. (1996), Voor een betere toekomst.

Het werk van de Noordbrabantse Christelijke Boeren-

bond voor bedrijf en gezin, Nijmegen:Valkhof Pers.

Frijters, E. (2003), Farmtycoon. Ontwerponderzoek

naar een AgriBusinessCluster-park, Alterra-uitgevers,

Wageningen, 2003, hoofddeel II p. 022.

Janssen, J. (2002) ‘Nostalgisch landschap.

Planning tussen musealisering en modernisering’,

OASE#60: 77-101.

Janssen, J. (2004, nog te verschijnen),‘Gedwongen

afscheid. Over de opkomst van de superboer’,

OASE#63.

Het platteland op de Brabantse zandgrondenveranderde in de twintigste eeuw van achter-standsgebied tot laboratorium voor bio-industrie.Waar vroeger armoede regeerde,heerst nu een hoogtechnologische, groot-schalige en (kapitaal)intensieve veehouderij.Daarmee verdwijnt niet alleen een groot deelvan het nostalgisch rurale landschap, ook de romantiek van het vrije boerenberoep lijktverleden tijd. De boer is geen boer meer. Hijverdient zijn geld als babysitter.

Eind negentiende eeuw steekt de Braban-tse landbouw schril af tegen de kapitaalin-tensieve en gespecialiseerde boerenbedrijvenin Holland. Dat komt onder meer door deperifere ligging, de gebrekkige opbrengst van de schrale zandgronden, het uitblijvenvan ontginning van woeste gronden en defijnmazige verkavelingstructuur die groei van bedrijven in de weg staat.

Rond de eeuwwisseling begint ook op dezandgronden de modernisering van de land-bouw. Industrialisering levert twee belang-rijke nieuwe vindingen: kunstmest en prikkel-draad. De eerste maakt een aanzienlijke stijging van de productiviteit van de grondmogelijk en zorgt ervoor dat heidegrond nietmeer hoeft te worden benut voor de productievan dierlijke meststoffen.Woeste grondenkunnen daardoor op grote schaal worden ont-gonnen. De uitvinding van het prikkeldraadheeft even grote gevolgen voor het landschap.Houtwallen langs perceelgrenzen zijn nietlanger nodig. Op sociaal-economisch vlakspeelt de oprichting van boerenorganisatiesen coöperaties een grote rol. Doel is eenmachtige en vooral christelijke boerenstand.Praktisch realiseren zij schaalvoordeel bij

Eric Frijters en David Hamers Van boer tot babysitter

Page 12: Landbouw De landbouw op slot 02 - RIVM · 2008. 11. 20. · in ruil voor tegenprestaties op het gebied van landschap,natuur,milieu,dierenwelzijn en gezondheid).Hiernaast heeft de

GASTCOLUMN

Ruimte voor verbredingén economieDe inrichting van het platteland wordt deeerste verantwoordelijkheid van de provinciesen niet (meer) van het rijk. Deze op til zijndeverandering beheerste de afgelopen maandende discussies in de aanloop naar de presen-tatie van twee beleidsvisies, te weten de NotaRuimte van minister Dekker (VROM) en de Agenda voor een Vitaal Platteland vanminister Veerman (LNV). Al ging het omconcepten, de hoofdlijnen staan vast. De pro-vincies komen achter het stuur te zitten en de rijksoverheid beperkt zich wat het platte-landsbeleid betreft tot globale richtlijnen.

Opvallend is dat in het ruimtegebruik enhet grondeigendom op het platteland de laat-ste vijftig jaar betrekkelijk weinig is veran-derd. De agrarische sector is en blijft veruitde belangrijkste ruimtegebruiker. Maar defunctie en betekenis ervan zijn nu aan hetveranderen. Het gaat niet alleen meer omvoedsel, maar in toenemende mate om recre-atie, groen en rust, andere economische activiteiten en ook om meer woonruimte inhet buitengebied. Een groeiend aantal agra-rische ondernemers ‘doet er iets bij’. Hetbelang van nevenactiviteiten neemt fors toe.Ruimte voor verdere verbreding van bedrijfs-activiteit, waartoe ook de Nota Ruimte aan-zet, is derhalve gewenst. De vraag is echter of provincies en gemeenten die ruimte daad-werkelijk zullen bieden. Het zal vooral vanplaatselijk en regionaal ondernemersinitiatiefafhangen of zij in samenspraak met anderen– van burgers en buitenlui tot en met water-schappen en natuurclubs – ook wordt‘bevochten’.

Hoe dan ook: de beheersmatige functievan de landbouw wint aan gewicht. Dit geldt

met name voor de rol die boeren (gaan) spelen bij het realiseren van de EcologischeHoofdstructuur. Agrarisch natuurbeheerkrijgt daarin een wezenlijke plaats en zalderhalve de komende periode verder wordengestimuleerd. Maar hoe zit het met de econo-mische functie van de agrarische bedrijfstak?Ruwweg driekwart van de totale agrarischeproductie is vrije markt en heeft niets metsubsidies en Brussel van doen. Het zijn vooralde zogenoemde grondgebonden bedrijfstak-ken, zoals de akkerbouw en melkveehouderij,die inkomenssteun krijgen, alhoewel die steunin Brussel stap voor stap flink afneemt. Hetin Europa afgesproken credo luidt immers:meer markt en minder subsidie.

Boeren in alle delen van het land willendoor met natuurbeheer. Daar zal wel ietstegenover moeten staan.Geen woorden,maardaden; alleen roepen ‘meer markt, mindersteun en meer natuur’ levert niks op. In deAgenda voor een Vitaal Platteland wordt deeconomische functie van land- en tuinbouwnaar de achtergrond gedrongen.Toch isbedrijfsontwikkeling de belangrijkste voor-waarde om op de open, internationale marktte kunnen concurreren. Daar moet dus ruimtevoor worden gemaakt!

Accenten leggen op een reeks, uit het oogpunt van logistiek en handel belangrijke,tuinbouwcentra is niet verkeerd, zo lang deeconomische functie van bedrijven elders inhet land scherp maar op het netvlies blijft.Natuur en landschap verdienen bescherming,maar die aanpak mag niet tot gevolg hebbendat alle economische activiteiten in de omge-ving ervan vleugellam worden gemaakt.Dan wordt ruimte voor agrarische bedrijfs-ontwikkeling een holle frase.

Jack Luiten,LTO Nederland

20