Kosmogonisch Model – Interview

4
- 1 - E Ee e n n N Ni i e e u uw w K Ko o s s m mo o g g o o n ni i s s c c h h M Mo o d d e e l l I I n nt t e e r r v v i i e e w w Door: Hubert Luns [gepubliceerd in “Frontier Classic” (Amsterdam), 2 e kwartaal 2015] Een tijd terug werd ik door Herman Hegge gevraagd uitleg te geven over mijn artikel “Een Nieuw Kosmogonisch Model, gerelateerd aan de Merkabah-Mystiek”, waar ik bij dezen graag gevolg aan geef. U kunt het op uw computer opzoeken via: “SCRIBD, Een Nieuwe Kosmogonie, Luns”. De bespreking hieronder is van mijn hand en volgt de vraag en antwoord methode. V. — Kosmogonisch model, wat betekent dat? A. — Kosmogonie verwijst naar verklarende modellen voor de vorming en ontwik- keling van het universum. Het Bijbelse scheppingsverhaal is een kosmogonie en zo zijn er vele, zowel wetenschappelijke als mythologische. In mijn artikel probeer ik filoso- fische, religieuze en wetenschappelijke inzichten met elkaar te verenigen. Voor het filosofische deel gebruik ik de befaamde paradoxen van de oude Griekse filosoof Zeno van Elea. Voor het wetenschappelijke leun ik sterk op de publicaties van de theoretisch astrophysicus Jean-Pierre Petit, destijds verbonden aan het Observatoire de Marseille (www.savoir-sans-frontieres.com), alsook het vele duizenden pagina’s tellende ummo- dossier (www.ummo-sciences.org). De Ummieten zijn buitenaardsen die de Aarde be- gin jaren zestig voor het eerst hebben bezocht en met ons ‘Aardsen’ in discussie zijn

description

Een tijd terug werd Hubert Luns door Herman Hegge gevraagd uitleg te geven over zijn artikel “Een Nieuw Kosmogonisch Model, gerelateerd aan de Merkabah-Mystiek”, waar hij via dit interview gestalte aan geeft.Uit reeds voorhanden zijnde wetenschappelijke, kabbalistische, religieuze en filosofische bronnen, alsook buitenaardse communicaties (het Ummitendossier), is ondergetekende tot zijn conclusies gekomen.

Transcript of Kosmogonisch Model – Interview

Page 1: Kosmogonisch Model – Interview

- 1 -

EEEeeennn NNNiiieeeuuuwww KKKooosssmmmooogggooonnniiisssccchhh MMMooodddeeelll ——— IIInnnttteeerrrvvviiieeewww

Door: Hubert Luns

[gepubliceerd in “Frontier Classic” (Amsterdam), 2e kwartaal 2015] Een tijd terug werd ik door Herman Hegge gevraagd uitleg te geven over mijn artikel “Een Nieuw Kosmogonisch Model, gerelateerd aan de Merkabah-Mystiek”, waar ik bij dezen graag gevolg aan geef. U kunt het op uw computer opzoeken via: “SCRIBD, Een Nieuwe Kosmogonie, Luns”. De bespreking hieronder is van mijn hand en volgt de vraag en antwoord methode. V. — Kosmogonisch model, wat betekent dat? A. — Kosmogonie verwijst naar verklarende modellen voor de vorming en ontwik-keling van het universum. Het Bijbelse scheppingsverhaal is een kosmogonie en zo zijn er vele, zowel wetenschappelijke als mythologische. In mijn artikel probeer ik filoso-fische, religieuze en wetenschappelijke inzichten met elkaar te verenigen. Voor het filosofische deel gebruik ik de befaamde paradoxen van de oude Griekse filosoof Zeno van Elea. Voor het wetenschappelijke leun ik sterk op de publicaties van de theoretisch astrophysicus Jean-Pierre Petit, destijds verbonden aan het Observatoire de Marseille (www.savoir-sans-frontieres.com), alsook het vele duizenden pagina’s tellende ummo-dossier (www.ummo-sciences.org). De Ummieten zijn buitenaardsen die de Aarde be-gin jaren zestig voor het eerst hebben bezocht en met ons ‘Aardsen’ in discussie zijn

Page 2: Kosmogonisch Model – Interview

- 2 -

getreden. Uit dat dossier heeft Jean-Pierre Petit bepaalde elementen gehaald, die hij ten behoeve van wetenschappelijke publicaties verder heeft uitgewerkt. Een boek van Jean-Pierre Petit, waarin hij het een en ander in lekentaal uitlegt, is via amazon.com te be-stellen: “Le mystère des ummites: Une science venue d’une autre planète?” Tevens heb ik gebruik gemaakt van kennis van de heilige geometrie, vooral ten aanzien van het merkabahconcept, alsook van de Joodse mystiek. In feite heb ik niets nieuws ontdekt en heb ik opgeraapt wat op straat lag. Misschien ligt het innovatieve in het combineren van al die kennis tot een vloeiend geheel.

V. — Hoe komt u op dit onderwerp? U heeft toch geen natuurkunde gestudeerd? A. — Inderdaad. Ik ben doctorandus economie en verdien mijn brood als financieel adviseur. Maar ik heb steeds een brede belangstelling gehad, ook in natuurkunde, waar-voor ik op school slechte cijfers haalde (behalve op mijn eindexamen, waar ik derde van klas werd). Want tijdens de les was ik altijd met mijn gedachten elders, met vragen zoals: “Wat is de essentie van zwaartekracht?”, en: “Tijd, wat is dat?” Ik was dus een dromer. Ik hoop daar nog niet van genezen te zijn.

V. — Wat is uw belangrijkste bijdrage aan het wetenschappelijk debat? A. — Een van de grootste problemen waar de moderne natuurkunde mee worstelt is de erfenis van Max Planck, die in 1900 - zij het met grote tegenzin - de basis legde voor de zogenaamde quantummechanica, waarbij tijd, afstand en energie elk een eigen mini-mumwaarde kennen. Er is dus een kleinste tijd en kleinste afstand (de kleinste tijd is gelijk aan de kleinste afstand die met de snel-heid van het licht wordt afgelegd). Sinds deze ontdekking, waarvoor Planck de nobelprijs kreeg, zijn er twee soorten natuurkunde: de klassieke en de quantummechanische, alsof we in twee werelden leven. Welnu, in mijn artikel worden die twee binnen het Ummi-tische concept van de plurikosmos met el-kaar verenigd. De conclusie is simpel: indien er een kleinste tijd is, dan zijn de andere con-tinua ook een illusie. In plaats van dat wij naar de film kijken, zitten we zelf in de film, met dien verstande dat er geen 23 beeldjes per seconde zijn, maar een miljard maal een miljard in het kwadraat maal 10 miljoen. En nu komt het verbijsterende: bij elk stapje naar een volgend ‘beeld’ stappen we naar een volgend heelal, die losstaat en andere niet raken kan (elkeen bevindt zich in zijn eigen referentieel), maar heelals kunnen elkaar wel beïnvloeden via het universele bindmiddel van het geheugen, die twee kanten opgaat, dus ook van de toekomst naar het heden. De toekomst is onbepaald, maar veel minder dan wij voor mogelijk hielden. Al die kosmossen hebben altijd al bestaan en zullen altijd blijven bestaan, en God overziet dat met één oogopslag. Een van de conclusies van mijn artikel is dat de oerknal nooit heeft bestaan en dat de tijd variabel is. Ik druk mij verkeerd uit. Wegens het feit dat de tijd, zoals wij die ervaren, niet bestaat, had ik moeten zeggen dat de stapjes tussen elk referentieel kleiner kunnen zijn (meer stapjes per seconde). Die fluctuerende stapjes worden als de variabiliteit van tijd ervaren, wat door metingen bevestigd is geworden. Zie daartoe: “Speed of light, steadily declining, SCRIBD, Luns”.

Max Planck (1933)

Page 3: Kosmogonisch Model – Interview

- 3 -

V. — U spreekt over buitenaardsen? Gelooft u daar echt in? A. — Wat buitenaardsen betreft hoef ik daar niet in te geloven. Er is overweldigend bewijsmateriaal voor hun bestaan. Je moet stekeblind zijn om dat te ontkennen. Ik las ergens dat momenteel een zeventigtal soorten ons observeren. Dat zou mij niet verba-zen. Het Babylon, waarvan sprake is in het Boek Openbaring, is geen stad, maar verzin-nebeeldt de hele Aarde. Christus’ verlossingplan is voor het heelal, niet alleen voor onze planeet, die ongetwijfeld het meest verdorven is; we hoeven ons niet op de borst te slaan. Een veel interessantere vraag is hoeveel het er zijn en hoe die met elkaar commu-niceren.

De theologische problematiek van buitenaardsen Het dictee van 22 augustus 1943 van de Italiaanse zienster Maria Valtorta

luidt als volgt: «« Maar hoe komt het toch dat zij er nooit aan gedacht hebben dat het ‘Grote Babylon’ waar Sint Jan over spreekt de gehele aarde voorstelt? Het zou wel een hele kleine God de Schepper zijn die slechts de Aarde als bewoonde wereld zou hebben geschapen! Met een beving van Mijn wil heb Ik ontelbare werelden uit het niets geschapen en ze geworpen, deze lichtende stof, in de on-metelijkheid van het uitspansel. De aarde, waar jullie zo vreselijk trots op zijn, is slechts een van de stofkorrels welke in de oneindigheid ronddraait, en al moge het niet de grootste zijn het is absoluut de meest ontaardde. »»

Van de visionaire J.N.S.R. voeg ik daar nog de volgende door de Heer gegeven boodschap aan toe van 20 augustus 2004: «« Er zijn massa’s sterrenstelsels. Alle planeten zijn net als de aarde door levende wezens bewoond die allen naar Gods Beeld zijn. Alleen de Aarde is een wereld om ervaring op te doen om te bewijzen dat ‘alleen’ God goed is en dat zonder zijn Macht en zijn Liefde de wezens ge-doemd zijn te verdwijnen, want zij zijn in staat zichzelf te vernietigen. Aldus zul-len allen God zien zoals Hij waard is om aanbeden te worden, te worden bemind en verheerlijkt. Na de ervaring van de Aarde zal het Rijk van de Liefde er voor het gehele Universum zijn. Op deze Aarde zal degeen die meent slechts werkloos te hoeven toezien hoe dit alles gebeurt, zich vergissen: jullie zijn allen acteurs. God alleen is bij machte elkeen te orchestreren, en jullie zijn daar allen tot aan het eind toe bij betrokken. »»

V. — Ja, geef daar eens antwoord op. A. — Ik veronderstel dat zodra de condities het toelaten er leven ontstaat, dat het niet anders kan dan ontstaan, want onze God is de God van het leven, laat niets aan het toe-val over; ons bestaan hier volgt ook de nog weinig begrepen wetten van de teleologie (van de doelgerichtheid van het bestaan). Terwijl de betekenis van ‘oorzaak’ ligt in de randvoorwaarden van het begin, ligt de betekenis van ‘telos’ in de randvoorwaarden van het einde. Oorzaak is in die zin een evolutionaire duwkracht en telos een evolutio-naire trekkracht. *) Zo mogen wij stellen dat leven de regel is, niet-leven de uitzonde-ring. Tegenwoordig gaat men ervan uit, dankzij onder andere het werk van de Bel-gische astrophysicus Michaël Gillon, dat er alleen al in onze galaxie tientallen miljar-den planeten bestaan met heersende temperaturen voor vloeibaar water – die dus be-woonbaar zijn. Het is niet overdreven ervan uit te gaan dat in het immense heelal mil-jarden planeten bestaan met wezens zoals wij. Ik vind het absurd om van het tegendeel uit te gaan. De 25 miljoen planeten van Isaac Asimov voor één galaxie (sterrenstelsel) lijkt mij wat overdreven, tenzij we daar ook de planeten toe rekenen waar slechts primi-tief leven bestaat (1 op de 1000 levendragende planeten voor 25 miljard bewoonbare planeten). Er zijn 170 miljard galaxieën. Gemiddeld honderdduizend planeten per gala-xie met intelligent leven als het onze (1 op de 250 voor 25 miljoen levendragende pla-

Page 4: Kosmogonisch Model – Interview

- 4 -

neten), levert een totaal op van 17 miljoen maal miljard planeten met zelfbewuste intel-ligentie. Gigantische aantallen, dat wel, maar niet iets dat bij voorbaat kan worden af-gewezen. Communiceren betekent reizen. Maar volgens de klassieke natuurkunde kunnen de on-voorstelbaar grote afstanden in het heelal nooit worden overbrugd. De suggestie van Jean-Pierre Petit, daartoe geïnspireerd door het ummodossier, is om in de tijd terug te reizen naar 150.000 jaar na de oerknal (een rekenkundige waarde), om in die periode, toen het heelal nog klein was, van A naar B te reizen zonder het risico op een ster te botsen – want die bestonden toen nog niet. En om vervolgens op het juiste geografische punt naar het heden terug te reizen. Hoe reis je in de tijd? Daartoe heb ik mijn licht opgestoken bij de geschriften van de Amerikaan Drunvalo Melchizedek, alias Bernard Perona, die de merkabahmeditatie heeft ontwikkeld en ook onderwijst. Alhoewel ik zijn leer op essentiële punten afwijs, geeft hij wel aanwijzingen over de manier van ruimtereizen. Echter, zolang onze inner-lijke kosmos niet is schoongeveegd blijft dat – mijns inziens – verboden terrein. Wat Perona heeft gedaan komt neer op een herleving van de Egyptische oergnosis, waar de hiërogliefen de betekenis van de Ene Naam in de naam van de antagonist hebben ge-wijzigd. En we weten allen hoe dat voor de Egyptenaren is geëindigd. De schoonma-king van de innerlijke kosmos zal door Christus’ opstandingskracht geschieden, nu heel spoedig, in de transfiguratie van ons bestaan. Zolang dat niet is gebeurd moeten we ons verre houden van deze meditatietechniek. Ware het niet dat kennis hierover op de toon-bank ligt, zou mijn artikel niet zijn gepubliceerd en zou ik het voor mijzelf hebben ge-houden, want de inhoud is, althans wat dit aspect betreft, nog steeds een ‘verboden terrein’. ----- *) Gebaseerd op correspondentie van Einstein constateert professor Prigogine: “Ein-stein geloofde in de god van Spinoza, een god die vereenzelvigd wordt met de natuur, een god van hoogste rationaliteit. Binnen deze opvatting past geen vrije schepping, wisselvalligheid, past geen menselijke vrijheid. Iedere wisselvalligheid, iedere toeval-ligheid die lijkt te bestaan is alleen maar schijn. Als wij denken dat onze handelingen vrij zijn, is dit uitsluitend omdat wij niet bekend zijn met hun werkelijke oorzaak [hun oorsprong].” (Uit: “From being to becoming: time and complexity” (van zijn tot wor-den: tijd en complexiteit) door Ilya Prigogine – Freeman # 1980, p. 150.) Hij legt uit dat deze god geen finaliteit kent. De tijdsrichting en bijgevolg de richting der gebeurtenis-sen is willekeurig. Het heden zou zich uit het verleden verklaren net als het verleden uit het heden, alleen in omgekeerde richting. In dit concept is tijd symmetrisch en is elk moment een losstaand gegeven. Tijd is geen modus operandi, maar slechts een obser-vatiepunt. Daarom wordt de oorsprong (de randvoorwaarden) zo belangrijk gevonden, de oorsprong die tot de causale opeenvolging van gebeurtenissen heeft geleid. De cau-saliteit mag alleen benaderd worden via de mathematische methode (die getallen ziet als afgeleiden en niet als eikpunten of objecten in de werkelijkheid). En dit nu werd als hoogste wijsheid beschouwd. Einstein sprak veel over God, maar niet in onze betekenis. Hij bedoelde daarmee een alomvattende wetmatigheid, in de betekenis zoals zojuist omschreven. In maart 1955 schreef hij een condoleantiebrief aan de nabestaanden van zijn goed vriend Michele Besso waarin stond “voor ons gelovige natuurkundigen”, maar dat moet worden opgevat als “voor ons natuurkundigen die alleen in de weten-schap geloven”. Het dictee van Maria Valtorta uit 24 augustus 1943 geeft het volgende aan: “De geleerden zijn vol wetenschap, maar het ontbreekt hen aan een leidraad die naar een exacte wetenschap voert. Zij zijn ontdekkers van geheime krachten maar de kracht der krachten beroert hen niet en dat is ‘God’. In plaats van het te zoeken, ont-kennen zij het doelbewust; op zijn best negeren zij het.”