KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel...

25
Besluit van 14 april 2003 houdende de opleidings- en erkenningseisen voor het medisch specialisme orthopedie (Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie) Het Centraal College Medische Specialismen, in vergadering bijeen op 14 april 2003; Gelezen het voorstel van het bestuur van de Nederlandse Orthopedische Vereniging tot herziening van de opleidingseisen voor het specialisme orthopedie; Gelet op artikel 14, tweede lid, onder c, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en artikel 12, eerste lid, van de Regeling inzake de opleiding en registratie van specia- listen van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst; Gezien het advies van het federatiebe- stuur van de KNMG, het advies van de Orde van Medisch Specialisten, de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband en de Medisch Specialisten Registratiecommissie; Besluit: A. Algemene bepalingen A.1. Toepasselijke algemene bepalin- gen Op de opleiding voor het medisch specialisme orthopedie zijn, naast de in dit besluit genoemde eisen, alle eisen van toepassing zoals opgeno- men in de algemene besluiten van het CCMS no.’s 2-1998, 3-1998, 1-1999, 5-1999, 1-2000, 3-2000, 8-2000, 9- 2000, 23-2000, 28-2000, 3-2001, 3- 2001A, 2-2002 en 3-2002 voor zover hiervan in dit besluit niet wordt afge- weken. B. De opleiding B.1. Duur De duur van de opleiding voor het medische specialisme orthopedie bedraagt zes jaar. De opleiding bestaat, met inachtneming van het- geen in het opleidingsschema wordt bepaald, uit twee jaar opleiding in de heelkunde en vier jaar opleiding in de orthopedie. B.2. Indeling opleidingsduur 1. De opleiding wordt gevolgd bij een voor het specialisme heelkunde erken- de opleider in een daarvoor erkende opleidingsinrichting, respectievelijk bij voor het specialisme orthopedie erkende opleider(s) in daarvoor erkende opleidingsinrichting(en). 2. De opleiding heeft een regionale structuur en wordt verzorgd door een regionale opleidingsgroep van één universitaire opleidingsinrichting in samenwerking met twee of meer niet- universitaire opleidingsinrichtingen, de zogeheten perifere opleidingsin- richtingen. 3. Gedurende de vier jaren opleiding in de orthopedie moet ten minste één jaar in een universitaire opleidingsin- richting worden doorgebracht en ten minste één jaar in een perifere oplei- dingsinrichting. 4. Voor de opleiding in de heelkunde zijn van toepassing de eisen van het besluit CCMS no. 2-2000 Basiscursus heelkundige specialismen. 5. De opleider heelkunde brengt de door hem afgegeven beoordelingen ter kennis van de MSRC en van de opleider in de orthopedie. B.3. Eindbeoordeling Uiterlijk twee maanden voor het for- mele einde van de opleiding deelt de opleider door middel van een daartoe vastgesteld formulier de agio mede of deze voldoet aan de eindtermen van de opleiding orthopedie zoals neerge- legd in het addendum bij dit Besluit en of deze naar zijn oordeel geschikt en in staat moet worden geacht het specialisme orthopedie zelfstandig naar behoren uit te oefenen nadat de opleiding is beëindigd. Hierbij wor- den de resultaten van afgelegde toet- sen en examens zoals door de onder- wijscommissie voorgeschreven mede betrokken. B.4. Verplichtingen van de agio B.4.1. Algemeen De agio verricht alle werkzaamheden die verband houden met de opleiding naar behoren en volgt de aanwijzin- gen op die door de opleider of het hoofd van de afdeling waar hij werk- zaam is, in het belang van de oplei- ding en de patiëntenzorg worden gegeven, een en ander met inachtne- ming van de opleidingsovereenkomst. B.4.2. Andere specialismen De agio is zoveel mogelijk aanwezig bij klinische consulten die door ande- re specialisten worden gegeven aan patiënten die onder de directe verant- woordelijkheid van de agio vallen. B.4.3. Voordrachten en publicaties De agio houdt tijdens de zes jaren van zijn opleiding ten minste twee- maal over een wetenschappelijk onderwerp de orthopedie betreffend een voordracht of poster en publi- ceert ten minste twee artikelen in een wetenschappelijk tijdschrift of medisch vakblad of schrijft een dis- sertatie. B.4.4. Administratie De agio houdt de ziektegeschiedenis- sen van de door hem behandelde patiënten goed, geregeld en nauwkeu- rig bij en werkt verslaggeving aan de huisartsen en andere verwijzers zorg- vuldig en vlot af. B.4.5. Cursorisch onderwijs en het algemeen examen orthopedie 1. De agio neemt deel aan het cur- sorisch onderwijs zoals dat onder aus- piciën van de Nederlandse Orthopedische Vereniging wordt gegeven en legt de daaraan verbon- den toetsen af. 2. Het Algemeen Examen Orthopedie (AEO) bestaat uit een cyclus van drie examens over de bovenste extremiteit, de onderste extremiteit en de romp. 3. In elk van de drie achtereenvolgen- de jaren wordt één examen van de cyclus afgenomen. De agio moet elk examen met een voldoende resultaat afleggen om zich aan het eind van de opleiding in te kunnen schrijven in Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 1 KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie

Transcript of KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel...

Page 1: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Besluit van 14 april 2003 houdende deopleidings- en erkenningseisen voor hetmedisch specialisme orthopedie(Besluit CCMS no. 10-2002Opleidingseisen orthopedie)

Het Centraal College MedischeSpecialismen, in vergadering bijeenop 14 april 2003;Gelezen het voorstel van het bestuurvan de Nederlandse OrthopedischeVereniging tot herziening van deopleidingseisen voor het specialismeorthopedie;Gelet op artikel 14, tweede lid, onderc, van de Wet op de beroepen in deindividuele gezondheidszorg en artikel12, eerste lid, van de Regeling inzakede opleiding en registratie van specia-listen van de KoninklijkeNederlandsche Maatschappij totbevordering der Geneeskunst;Gezien het advies van het federatiebe-stuur van de KNMG, het advies vande Orde van Medisch Specialisten, deLandelijke vereniging van Artsen inDienstverband en de MedischSpecialisten Registratiecommissie;

Besluit:

A. Algemene bepalingen

A.1. Toepasselijke algemene bepalin-genOp de opleiding voor het medischspecialisme orthopedie zijn, naast dein dit besluit genoemde eisen, alleeisen van toepassing zoals opgeno-men in de algemene besluiten van hetCCMS no.’s 2-1998, 3-1998, 1-1999,5-1999, 1-2000, 3-2000, 8-2000, 9-2000, 23-2000, 28-2000, 3-2001, 3-2001A, 2-2002 en 3-2002 voor zoverhiervan in dit besluit niet wordt afge-weken.

B. De opleiding

B.1. DuurDe duur van de opleiding voor hetmedische specialisme orthopediebedraagt zes jaar. De opleidingbestaat, met inachtneming van het-geen in het opleidingsschema wordt

bepaald, uit twee jaar opleiding in deheelkunde en vier jaar opleiding in deorthopedie.

B.2. Indeling opleidingsduur1. De opleiding wordt gevolgd bij eenvoor het specialisme heelkunde erken-de opleider in een daarvoor erkendeopleidingsinrichting, respectievelijk bijvoor het specialisme orthopedieerkende opleider(s) in daarvoorerkende opleidingsinrichting(en).2. De opleiding heeft een regionalestructuur en wordt verzorgd door eenregionale opleidingsgroep van éénuniversitaire opleidingsinrichting insamenwerking met twee of meer niet-universitaire opleidingsinrichtingen,de zogeheten perifere opleidingsin-richtingen.3. Gedurende de vier jaren opleidingin de orthopedie moet ten minste éénjaar in een universitaire opleidingsin-richting worden doorgebracht en tenminste één jaar in een perifere oplei-dingsinrichting.4. Voor de opleiding in de heelkundezijn van toepassing de eisen van hetbesluit CCMS no. 2-2000 Basiscursusheelkundige specialismen.5. De opleider heelkunde brengt dedoor hem afgegeven beoordelingenter kennis van de MSRC en van deopleider in de orthopedie.

B.3. EindbeoordelingUiterlijk twee maanden voor het for-mele einde van de opleiding deelt deopleider door middel van een daartoevastgesteld formulier de agio mede ofdeze voldoet aan de eindtermen vande opleiding orthopedie zoals neerge-legd in het addendum bij dit Besluiten of deze naar zijn oordeel geschikten in staat moet worden geacht hetspecialisme orthopedie zelfstandignaar behoren uit te oefenen nadat deopleiding is beëindigd. Hierbij wor-den de resultaten van afgelegde toet-sen en examens zoals door de onder-wijscommissie voorgeschreven medebetrokken.

B.4. Verplichtingen van de agio

B.4.1. AlgemeenDe agio verricht alle werkzaamhedendie verband houden met de opleidingnaar behoren en volgt de aanwijzin-gen op die door de opleider of hethoofd van de afdeling waar hij werk-zaam is, in het belang van de oplei-ding en de patiëntenzorg wordengegeven, een en ander met inachtne-ming van de opleidingsovereenkomst.

B.4.2. Andere specialismenDe agio is zoveel mogelijk aanwezigbij klinische consulten die door ande-re specialisten worden gegeven aanpatiënten die onder de directe verant-woordelijkheid van de agio vallen.

B.4.3. Voordrachten en publicatiesDe agio houdt tijdens de zes jarenvan zijn opleiding ten minste twee-maal over een wetenschappelijkonderwerp de orthopedie betreffendeen voordracht of poster en publi-ceert ten minste twee artikelen in eenwetenschappelijk tijdschrift ofmedisch vakblad of schrijft een dis-sertatie.

B.4.4. AdministratieDe agio houdt de ziektegeschiedenis-sen van de door hem behandeldepatiënten goed, geregeld en nauwkeu-rig bij en werkt verslaggeving aan dehuisartsen en andere verwijzers zorg-vuldig en vlot af.

B.4.5. Cursorisch onderwijs en hetalgemeen examen orthopedie1. De agio neemt deel aan het cur-sorisch onderwijs zoals dat onder aus-piciën van de NederlandseOrthopedische Vereniging wordtgegeven en legt de daaraan verbon-den toetsen af.2. Het Algemeen Examen Orthopedie(AEO) bestaat uit een cyclus van drieexamens over de bovenste extremiteit,de onderste extremiteit en de romp.3. In elk van de drie achtereenvolgen-de jaren wordt één examen van decyclus afgenomen. De agio moet elkexamen met een voldoende resultaatafleggen om zich aan het eind van deopleiding in te kunnen schrijven in

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 1

KNMG

Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie

Page 2: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

het register van erkende orthopedischchirurgen.

B.4.6. Deelname aan besprekingen envergaderingen1. De agio bezoekt de wetenschappe-lijke vergaderingen van deNederlandse OrthopedischeVereniging en de overige vergaderin-gen zoals aangegeven onder artikelD.8.f. van dit besluit.2. De agio neemt deel aan patiënten-besprekingen, klinische conferentiesen refereerbijeenkomsten en in over-leg met de opleider, ook aan diewelke worden gehouden in een oplei-dingsinrichting waarmee een cluster-organisatie bestaat.

B.4.7. Ioniserende stralen en over-dracht van micro-organismen1. De agio neemt kennis van hetgebruik van ioniserende stralen uit-zendende toestellen en stoffen.2. De agio neemt kennis van de bete-kenis en gevaren van micro-organis-men.

B.4.8. OnderzoeksmethodiekenDe agio oriënteert zich voldoende inde fysische, biochemische en andereonderzoeksmethodieken, welke tenbehoeve van zijn patiënten wordentoegepast.

B.4.9. Taken als docentDe agio geeft desgevraagd onderwijsaan co-agioen, (leerling)verpleegkun-digen en paramedisch personeel, eenen ander in overleg met de opleider.

B.4.10. WerkboekDe agio houdt een werkboek bij, vol-gens het model ontworpen door hetConcilium Orthopaedicum. In ditwerkboek worden vastgelegd:a. het werkschema per opleidingsjaar;b. activiteiten betreffende wetenschap-pelijk (promotie) onderzoek;c. de gehouden voordrachten enreferaten;d. de gepubliceerde artikelen;e. het aantal en type van de uitge-voerde operaties, verrichtingen enconservatieve behandelingen;f. het aantal en type van de operaties,verrichtingen en conservatieve behan-delingen waarbij werd geassisteerd;g. afschriften van de beoordelingsfor-mulieren als beschreven in de artike-len B.6.1. tot en met B.7.6. alsbedoeld in besluit CCMS no. 5-1999

Algemene eisen voor de opleiding vanmedisch specialisten;h. de gevolgde cursussen met certifi-caat;i. de afgelegde toetsen en examenre-sultaten;j. de bezochte congressen, symposiaen wetenschappelijke vergaderingen.

B.5. Opleidingsschema.

B.5.1. De vooropleiding heelkundeDe twee jaar opleiding in de heelkun-de wordt in een voor dit specialismeerkende opleidingsinrichting gevolgd.Het programma voor de opleiding inde heelkunde wordt door de opleidervoor het specialisme heelkunde gere-geld en vastgesteld overeenkomstighet besluit CCMS no. 2-2000Basiscursus heelkundige specialismen.

B.5.2. De opleiding orthopedieGedurende de opleiding in de ortho-pedie dient de agio:a. kennis te verkrijgen van de basalewetenschappen, die de bouwstenenzijn voor het oplosseni. van klinische orthopedische proble-men, waaronder te verstaan:ii. de functionele anatomie en de bio-mechanica;iii. de biologie, biochemie, fysiologie,histologie en pathologie betrekkinghebbend op het steun- en bewegings-stelsel;iv. de groei en stofwisseling van boten kraakbeen;b. kennis en praktische ervaring teverkrijgen in preventie, diagnostiek,conservatieve en operatieve behande-ling van aandoeningen en letsels vanhet steun- en bewegingsstelsel, waar-onder te verstaan:i. de aangeboren en verworven afwij-kingen van het steun- en bewegings-stelsel met inbegrip van de pathoge-nese van deze afwijkingen benevensvan andere aandoeningen (zoals deneuromusculaire), waarvan de gevol-gen tot uiting komen in het steun- enbewegingsapparaat;ii. de beeldvormende technieken;iii. de gipstechniek, revalidatie, fysio-therapie, prothesiologie en orthesiolo-gie;iv. het verrichten van expertises enhet opstellen van rapporten.c. gedurende de gehele opleidingbetrokken te zijn bij, c.q. verantwoor-delijkheid te dragen voor de opvangvan de patiënten met acute aandoe-ningen van het steun- en bewegings-

stelsel in de breedste zin van hetwoord;d. op de hoogte te zijn van de wetge-ving die van toepassing is op de voor-lichting, de behandeling en het klach-tenrecht van patiënten;e. zich een attitude aangemeten tehebben, met name op het gebied vande communicatieve vaardigheden,welke een medisch specialist betaamt;f. kennis te verkrijgen in het uitvoe-ren van managementtaken.

B.6. Gedeeltelijke opleiding buitenNederlandMet inachtneming van de bepalingenvan besluit CCMS no. 2-1998(Gedeeltelijke) opleiding buitenNederland kan de agio een deel vande opleidingstijd doorbrengen in eenbuitenlandse opleidingsinrichting metdien verstande dat het eerste en hetlaatste jaar van de orthopedischeopleiding in dezelfde opleidingsinrich-ting hier te lande moeten wordendoorgebracht. Van de opleidingstijdin een buitenlandse opleidingsinrich-ting bepaalt het ConciliumOrthopaedicum het percentage, vanten minste 25%, dat als opleidingworden meegeteld met een maximumvan één jaar en een minimum vandrie maanden.

B.8. Geschillen omtrent de beoordelingaan het eind van het eerste jaar1. Indien de CvU bedoeld in artikelB.7.5. van het besluit CCMS no. 5-1999 Algemene eisen voor de oplei-ding van medisch specialisten tot deconclusie komt dat de voorgeschrevenprocedure op juiste wijze is gevolgden dat de opleider redelijkerwijze toteen beoordeling over het voortzettenvan de opleiding kon komen, deelt deMSRC dit schriftelijk en gemotiveerdmee aan de agio en de betrokkenopleider. De opleiding van de agiowordt alsdan als beëindigdbeschouwd.2. Indien de CvU tot de conclusiekomt dat de voorgeschreven procedu-re niet juist of onvolledig is gevolgd,dan wel dat uit de schriftelijk vastge-legde voortgangsgesprekken nietblijkt dat de opleider redelijkerwijzetot een negatieve beoordeling konkomen met betrekking tot het voort-zetten van de opleiding, dan deelt deMSRC dit schriftelijk en gemotiveerdmee aan de agio en de betrokkenopleider.

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 2

Page 3: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

3. De opleider dient in het in vorigelid bedoelde geval alsnog te voldoenaan de voorschriften met betrekkingtot de voortgangsgesprekken, alvo-rens tot een definitief oordeel overhet voortzetten door de agio van deopleiding te kunnen komen. De oplei-ding van de agio wordt alsdan voort-gezet voor een zodanige periode datwel de vereiste voortgangsgesprekken,die de basis vormen voor de beoorde-ling over het voortzetten van deopleiding, kunnen plaatsvinden.

B.9. Geschillen omtrent de eindbeoor-deling1. Ingeval de opleider in de in artikelB.8. van het besluit CCMS no. 5-1999 Algemene eisen voor de oplei-ding van medisch specialisten bedoel-de beoordeling te kennen heeftgegeven dat hij de agio nog nietgeschikt en in staat acht het medischespecialisme waarin deze is opgeleidzelfstandig naar behoren uit te oefe-nen, brengt de agio, die van meningis dat dit oordeel procedureel onjuisttot stand is gekomen, zijn bezwarenbinnen vier weken nadien schriftelijkter kennis van de MSRC.2. De MSRC stelt een Commissie vanOnderzoek in.3. De Commissie van Onderzoekbestaat uit vijf personen, geen ledenvan de MSRC, van wie er twee wor-den aangewezen door de NederlandseOrthopedische Vereniging en tweedoor de MSRC, alsmede een voorma-lig lid van de MSRC als voorzitter.4. De Commissie van Onderzoekonderzoekt het aan haar voorgelegdegeschil door de betrokken opleiders,de agio en naar haar mening daar-voor in aanmerking komende anderepersonen en instanties te horen.5. De Commissie van Onderzoekbrengt haar bevindingen en conclusiesin de vorm van een zwaarwegendadvies aan de MSRC uit binnen tweemaanden nadat de agio zijn bezwarentegen de verklaring aan de MSRCheeft meegedeeld.6. Na ontvangst van het zwaarwegen-de advies als bedoeld in het vorigelid, beslist de MSRC schriftelijk engemotiveerd binnen zes weken, en zoja onder welke voorwaarden, de agiode opleiding moet voortzetten.

C. De opleider

C.1. Erkenning van de opleider1. Voor erkenning als opleider in de

orthopedie is de specialist gepromo-veerd.2. Naast de opleider zijn in de oplei-dingsinrichting nog ten minste tweespecialisten die voor de orthopediezijn ingeschreven en evenals de oplei-der ten minste 80% van een volledigewerkweek werkzaam zijn, bij deopleiding betrokken. Tezamen vor-men zij de orthopedische staf endaarmee de opleidingsgroep.3. Indien een opleider zijn verplichtin-gen jegens de MSRC niet nakomt,kan de MSRC besluiten de erkenningin te trekken. De erkenning van deopleider respectievelijk opleidingsin-richting vervalt eveneens één jaar nade datum waarop aan de werkzaam-heden van de opleider een einde isgekomen. In deze periode mogengeen nieuwe agio’s in opleiding wor-den genomen.

C.2. Verplichtingen van de opleider1. De opleider:a. is lid van de NederlandseOrthopedische Vereniging;b. ziet er op toe dat vanuit de oplei-dingsgroep ten minste één weten-schappelijk artikel per jaar publiceertin een peer reviewed orthopedischtijdschrift;c. verstrekt elk jaar, vóór 1 maart,volgens een daartoe vastgesteld for-mulier, aan de MSRC en ConciliumOrthopaedicum gegevens met betrek-king tot zijn opleidingsafdeling.2. MSRC kan ontheffing verlenenvan het bepaalde in het eerste lid,onder a.

C.3. Verplichtingen van de opleidings-groepDe leden van de opleidingsgroep:a. zien er op toe dat de agio de ver-plichtingen als bedoeld in onderdeelB.5. van dit besluit nakomt;b. zorgen voor een medisch beleids-plan en een jaarverslag de opleidings-afdeling betreffende, al dan niet alsonderdeel van een ziekenhuisbeleids-plan en -jaarverslag;

C.4. Regionale opleidingsgroep1. Opleiders uit de regio rond eenacademische opleidingsinrichting voororthopedie zijn georganiseerd in eenregionale opleidingsgroep opdat uit-voering kan worden gegeven aan eengecombineerde universitaire en peri-fere opleiding.2. Er bestaat een regionale oplei-dingsgroep van opleiders van een uni-

versitaire opleiding en ten minstetwee of meer perifere opleidingen inde regio, en bij voorkeur ook metopleiders van één of meer heelkundi-ge opleidingen, zulks om de uitvoe-ring van de gecombineerde heelkundi-ge en orthopedische opleidingoptimaal te kunnen effectueren.3. Het selecteren en aannemen vanagio’s vindt plaats door de in deregionale opleidingsgroep zitting heb-bende opleiders c.q. plaatsvervangendopleiders in gezamenlijk overleg enwordt in gezamenlijk overleg geëvalu-eerd. Ook het functioneren van deagio’s wordt door deze groep beoor-deeld en geëvalueerd.4. De regionale opleidingsgroephoudt ten minste vier maal per jaarregionale refereeravonden. en draagtverantwoording voor de gemeen-schappelijke kwaliteitsaspecten van deopleiding, waaronder ook het weten-schappelijke aspect. Dit komt totuiting in gemeenschappelijke onder-zoekslijnen zodat er een continuïteitontstaat waaraan de agio’s kunnendeelnemen.5. De regionale opleidingsgroepbericht jaarlijks in de maand januariaan het Concilium Orthopaedicumover het aantal agio’s in opleiding, invooropleiding en eventueel de reedsgeselecteerde agio’s, waarbij zo moge-lijk wordt aangegeven op welke loca-tie en tijdstip die agio later zal instro-men.6. De regionale opleidingsgroepwordt besproken in het als bijlageaan dit besluit toegevoegde reglement.7. Een door de MSRC erkende oplei-ding zal, door het ConciliumOrthopaedicum aan een bepaalderegionale opleidingsgroep worden toe-gevoegd.

C.5. Visitatie1. Ter uitvoering van hetgeen betreftde erkenning van opleiders en plaats-vervangend opleiders zijn van toepas-sing de Voorschriften voor visitatiesvan de MSRC.2. Ter evaluatie van de clusterorgani-satie vindt zo veel mogelijk visitatieper cluster plaats.

D. De opleidingsinrichting

D.1. Algemene erkenningseisVoor de erkenning als opleidingsin-richting is vereist dat de modelrege-ling betreffende de relaties tussen deagio, de opleider en de opleidingsin-

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 3

Page 4: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

richting, in het kader van de oplei-ding, zoals door de LandelijkeVereniging van Artsen inDienstverband, de Orde van MedischSpecialisten en de NederlandseVereniging van Ziekenhuizen is vast-gesteld, wordt toegepast.

D.2. Erkenningseisen opleidingsinrich-ting drie jaarVoor de erkenning als MSRC-erken-de opleidingsinrichting van een afde-ling orthopedie van een universitairziekenhuis en van een perifeer zieken-huis waar drie jaar opleiding kanworden gevolgd is vereist:a. dat in de inrichting naast de ortho-pedie ten minste vier specialismen eenerkende opleiding hebben waaronderheelkunde of inwendige geneeskunde;b. dat in de inrichting werkzaam zijnspecialisten die voor de specialismenanesthesiologie, heelkunde, inwendigegeneeskunde, kindergeneeskunde,neurologie, pathologie, radiologie enverloskunde en gynaecologie in hetregister van erkende specialisten zijningeschreven;c. dat regelmatig als consulent wor-den geraadpleegd specialisten dievoor de specialismen neurochirurgie,plastische chirurgie, psychiatrie, ra-diotherapie, reumatologie, revalidatie-geneeskunde en urologie in het regis-ter zijn ingeschreven;d. dat in de inrichting gebruik kanworden gemaakt van de diensten vaneen pathologisch, een klinisch-che-misch en een bacteriologisch-serolo-gisch laboratorium. De hoofden vandeze diensten dienen bereid te zijn deagio’s voor te lichten over de onder-zoekmethoden, welke ten behoevevan hun patiënten worden toegepast.Tevens dienen aan de inrichting terbeschikking te staan een gipskamer,een werkruimte voor de orthopedischinstrumentmaker, een afdeling voorfysiotherapie en een dienst voor soci-aal-medische zorg;

D.3. Erkenningseisen opleidingsinrich-ting twee jaarVoor de erkenning als opleidingsin-richting waar twee jaar van de oplei-ding kan worden gevolgd is vereist:a. dat in de inrichting naast de ortho-pedie ten minste twee specialismeneen erkende opleiding hebben;b. dat in de inrichting werkzaam zijnspecialisten die voor de specialismenanesthesiologie en radiologie in het

register van erkende specialisten zijningeschreven;c. dat regelmatig als consulent wor-den geraadpleegd specialisten dievoor de specialismen heelkunde,inwendige geneeskunde, kindergenees-kunde, neurologie, neurochirurgie,pathologie, plastische chirurgie, psy-chiatrie, radiotherapie, reumatologie,revalidatiegeneeskunde en urologie inhet register zijn ingeschreven;d. dat in de inrichting gebruik kanworden gemaakt van de diensten vaneen pathologisch, een klinisch-che-misch en een bacteriologisch-serolo-gisch laboratorium. De hoofden vandeze diensten dienen bereid te zijn deagio’s voor te lichten over de onder-zoekmethoden, welke ten behoevevan hun patiënten worden toegepast.Tevens dienen aan de inrichting terbeschikking te staan een gipskamer,een werkruimte voor de orthopedischinstrumentmaker, een afdeling voorfysiotherapie en een dienst voor soci-aal-medische zorg.

D.4. Erkenningseisen opleidingsinrich-ting 1 jaarVoor de erkenning als opleidingsin-richting waar één jaar van de oplei-ding kan worden gevolgd zijn geenkoppelingen vereist.

D.5. Doorgeven veranderingenIndien zich tijdens de periode vanerkenning belangrijke wijzigingenvoordoen in de organisatie of struc-tuur van de opleidingsinrichting,dient de MSRC hiervan onverwijld inkennis te worden gesteld.

D.6. Aantal behandelingenIn een opleidingsinrichting voor hetspecialisme orthopedie:a. is het aantal opnamen inclusiefdagbehandeling per jaar ten minste1000, van voldoende orthopedischevariëteit en betreft zowel volwassenenals kinderen;b. staat de opleider een polikliniek terbeschikking die voldoet aan de mini-mumeisen van het normrapport poli-klinieken (1985);c. is het aantal nieuw ingeschrevenpoliklinische patiënten – met inbegripvan patiënten met traumatische letselsvan het steun- en bewegingsapparaat– per jaar ten minste 4000;d. is het aantal operaties per jaar tenminste 900 en van voldoende varië-teit;e. bedraagt het aantal stafleden dat

ten minste 80% van een volledigewerkweek werkzaam is ten minstedrie.

Overige verplichtingen van de oplei-dingsinrichting

D.7. Afdeling spoedeisende hulpDe opleidingsinrichting heeft eenoptimaal functionerende afdelingSpoedeisende Hulp. De visitatiecom-missie beoordeelt of de AfdelingSpoedeisende Hulp voldoet aan devolgende eisen voor wat betreft deinrichting:a. het aantal spoedeisende hulpbezoe-ken voor ongevalspatiënten bedraagtten minste 5000 per jaar;b. het is de verantwoordelijkheid vande opleidingsinrichting dat er schrifte-lijk vastgelegde afspraken zijn tussende algemeen chirurgen en de orthope-disch chirurgen betreffende de verde-ling van de behandeling van patiëntenmet traumatische letsels van hetsteun- en bewegingsapparaat die pas-sen in de geldende gemeenschappelij-ke verklaring dienaangaande van debesturen van de NederlandseVereniging voor Heelkunde en deNederlandse OrthopedischeVereniging (1998);c. bij het afgesproken deel van deonverwezen patiënten met letsels vanhet steun- en bewegingsapparaat inde breedste zin van het woordgeschiedt de opvang onder de verant-woordelijkheid van de agio voororthopedisch chirurg.

D.8. Verplichtingen opleidingsinrich-tingDe opleidingsinrichting:a. beschikt over een bibliotheek waar-in de belangrijkste boeken en perio-dieken op het gebied van de orthope-die, de randgebieden en debasisvakken aanwezig zijn van vol-doende recente datum. Voorts is opde afdeling een handbibliotheekbeschikbaar voor directe raadplegingwaarin tevens een voldoende sorte-ring van vaktijdschriften of MED-line, één en ander ter beoordeling vande visitatiecommissie;b. beschikt over ten minste één opera-tiekamer, die qua ruimte, aansluitin-gen en luchtbehandeling voor deorthopedie geschikt is, naast anderein deeltijd ter beschikking staandeunits. Deze operatiekamers voldoenaan moderne eisen en aan hetgeen isvastgelegd in de landelijke consensus-

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 4

Page 5: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

verklaringen de orthopedische chirur-gie betreffende;c. beschikt over voldoende instrumen-tarium om een goede opleiding voorde orthopedie te kunnen waarborgenen adequaat te verzorgen;d. heeft een orthopedische afdelingvoor de klinische patiënten, met eenzodanige opnamecapaciteit, dat tenminste aan hetgeen in D.6. staat ver-meld, kan worden voldaan. De voorhet specialisme orthopedie opgeno-men patiënten zijn zoveel mogelijk opdeze afdeling geconcentreerd.Vermenging met patiënten die eenverhoogd infectierisico met zich mee-brengen dient vermeden te worden;e. registreert complicaties en treft inoverleg met de opleider geëigendemaatregelen wanneer de gangbarenormen worden overschreden;f. stelt in overleg met de opleider deagio in staat deel te nemen aanwetenschappelijke activiteiten in hetvakgebied welke verplichting bestaatvoor:i. de vergaderingen van deNederlands Orthopedische Vereniging(driemaal per jaar);ii. de cursorische vergaderingen vande CentraleClusteropleidingscommissie (CCOC;tweemaal per jaar);iii. de cursorische vergaderingen voorhet aanleren en bijscholen van dearthroscopie (eenmaal per opleiding)onder auspiciën van de onderwijs-commissie;iv. eenmaal per opleiding een cursusover knieprothesen onder auspiciënvan de onderwijscommissie;v. eenmaal per opleiding een cursusover heupprothesen onder auspiciënvan de onderwijscommissie;vi. herregistratie certificeringAdvanced Trauma Life Support(ATLS);g. stelt ten minste een agio-kamer metvoorzieningen en een piketkamer metsanitaire voorzieningen ter beschik-king van de agio.

E. Slotbepalingen

E.1. Intrekken oud besluitHet besluit CCMS no. 4-2000Opleidingseisen orthopedie wordtingetrokken.

E.2. Overgangsbepaling1. De in dit besluit opgenomen eisenzijn verbindend voor degenen die deopleiding zijn begonnen na het tijd-

stip waarop dit besluit in werking isgetreden; degenen die op dat momentreeds in opleiding waren kunnenopteren voor de eisen vastgesteld bijhet nieuwe besluit dan wel voor deeisen die op dat moment voor hengolden.2. Eisen te stellen aan de opleiders ende opleidingsinrichtingen zijn verbin-dend op het moment van kracht wor-den van dit besluit. De MSRC kande werking van bepalingen van ditbesluit opschorten tot de eerstvolgen-de datum waarop een erkenning alsopleider of als opleidingsinrichtingwordt verleend.

E.3. InwerkingtredingDit besluit treedt in werking metingang van de tweede dag na de dagwaarop het in de Staatscourant isgepubliceerd.

E.4. GeldigheidsduurHet besluit is van kracht tot 1 januari2005.

E.5. CiteertitelDit besluit wordt aangehaald als:Besluit CCMS no. 10-2002Opleidingseisen orthopedie.

Toelichting

Algemeen

Dit besluit bevat de aanvullendeopleidings- en erkenningseisen voorhet medisch specialisme orthopedie.Het vult de eisen aan van voorname-lijk het besluit Algemene eisen voorde opleiding van medisch specialisten(CCMS no. 5-1999) en het besluitEisen en voorwaarden voor de erken-ning van opleiders en opleidingsin-richtingen (CCMS no. 3-2001). In hetonderhavige besluit komen geen alge-mene bepalingen meer voor, zoals datwel het geval was in het oude besluitOpleidingseisen orthopedie (CCMSno. 10-2000). Voor deze algemenebepalingen zij verwezen naar degenoemde algemene besluiten. Hetvoorliggende besluit zal gelden totaan de invoering van hetKaderbesluit en van een op datbesluit aangepast Besluit orthopedie.

Artikelsgewijs

Artikel B.4.1.Onder opleidingsovereenkomst wordtverstaan de modelregeling betreffende

de relaties tussen de agio tot medischspecialist, de specialist-opleider en hetziekenhuis in het kader van de oplei-ding tot medisch specialist (LAD,OMS, NVZ) of overeenkomstigeregeling.

Artikel B.4.6.Voor het bezoek aan de wetenschap-pelijke verenigingen, genoemd onderb, is lidmaatschap van de NOV nietvereist.

Bijlage 1 bij het Besluit CCMS no.10-2002 Opleidingseisen orthopedie

Reglement Regionale OpleidingsGroep Orthopaedie (ROGO)

1. SamenstellingEen ROGO bestaat uit opleiders vanten minste drie opleidingsinrichtingenvoor orthopedie waarvan in iedergeval een universitaire opleidingsin-richting en een perifere opleidingsin-richting als bedoeld in artikel D.2.van besluit CCMS 10-2002Opleidingseisen - en erkenningseisenorthopedie.

2. Organisatie, taken en verantwoorde-lijkheden

2.1 ROGO-bestuur (RB)In het RB nemen alle opleiders zittingen uit hun midden kiezen zij voor eenperiode van vier jaar de voorzitter enwaarnemend voorzitter, die beideneen door de MSRC erkende opleiderdienen te zijn binnen een universitai-re- of perifere opleidingsinrichting.Het RB is verantwoordelijk voor:a. het aannemen van agio’s en agiko’sorthopedie voor de ROGO.b. Het functioneren van de ROGO-opleidingscommissie door het leiding-geven aan de totale opleidersgroepbinnen de ROGO, dit onverlet deeigen verantwoordelijkheden enbevoegdheden van de locale oplei-dersgroep. De RB-voorzitter zit deROGO-opleidingscommissie (ROC)voor.De waarnemend voorzitter is verant-woordelijk voor de administratie bin-nen de RB en ROC, inclusief hetbeleid rondom sollicitatie- en aanmel-dingsprocedures (aan het ConciliumOrthopaedicum, MSRC, CCOC) vanagio’s en agiko’s binnen de ROGO.

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 5

Page 6: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

2.2. ROGO-opleidingscommissie( R O C )De ROC bestaat uit de opleiders ,waarnemend opleiders en een agiovan de aan de ROGO verbondenopleidingen voor orthopedie. DeROC heeft als taken:a. de ontwikkeling, uitvoering en eva-luatie van het totale opleidingsbeleidvan de ROGO in relatie tot de ver-antwoordelijkheden vanuit patiënten-zorg, onderwijs, onderzoek, manage-menttraining en attitudevormingconform de vigerende opleidingseisen.b. het handhaven en verhogen van dekwaliteit van de opleiding in deROGO.

2.3 Locale Opleidingscommissie( L O C )Een locale opleidingscommissie wordtgevormd binnen ieder opleidingsinsti-tuut van de ROGO en bestaat uit delocale opleider orthopedie (voorzit-ter), de waarnemend opleider en deorthopeden en andere stafleden vande afdeling, die een bijdrage leverenaan de opleiding tot orthopedisch chi-rurg.De taken van de LOC zijn zoals aan-gegeven onder punt 2.2.a en 2.2.b,waarbij dit locale opleidingsbeleiddient te passen binnen het ROGO-beleid.

2.4. ROGO Agio Raad (RAR)De RAR wordt gevormd door alleagio’s en agiko’s orthopedie binnende ROGO. De RAR heeft een advise-rende taak aangaande de punten 2.2.aen 2.2.b. .

2.5 Besluitvorming in de ROGOHet RB en de ROC nemen in begin-sel besluiten, aangaande de opleidingtot orthopedisch chirurg op basis vanconsensus. Indien deze niet wordtbereikt is het RB bevoegd te beslis-sen.Wezenlijke strategische en tactischezaken, die diep ingrijpen in het func-tioneren van het cluster en waarovergeen besluit met consensus kan wor-den genomen dienen voorgelegd teworden aan het ConciliumOrthopaedicum en/of de MSRC.

3. Vergaderfrequentie, communicatieen informatie

Het ROGO-bestuur vergadert tenminste twee keer per jaar, waarvaneen keer in overlap met de ROC en

eenmaal in overlap met alle stafledenvan de ROGO. Notulen ter inzageaan ROC.De LOC vergadert ten minste vierkeer per jaar. Notulen ter inzage aanRB of ROC.De RAR vergadert ten minste éénkeer per jaar. Notulen ter inzage aanRB of ROC.

Bijlage 2 bij het Besluit CCMS no.10-2002 Opleidingseisen orthopedie

Eindtermen orthopedie

Inhoudsopgave:

I Inleiding

II Taakstelling

III BegripsbepalingKerngebiedenHet profiel van de orthopedisch chi-rurgDomeinenKengebieden

IV De Samenhang

V Het theoretisch kaderKennisAttitude Maatschappij- en Zorgorganisatie

VI Het VaardigheidskaderVaardigheid

VII LiteratuurlijstEindtermen Orthopedie

I InleidingReeds vanaf het begin van haarbestaan, nu ruim 100 jaar geleden,heeft de Nederlandse OrthopaedischeVereniging expliciete normen gehadten dienste van het bevorderen, resp.het in stand houden van de kwaliteitvan de patiëntenzorg. Tegenwoordigis er een toenemende behoefte om inhet kader van ‘modern kwaliteitsden-ken’ de oude normen in strakkerebewoordingen resp. in een modernerjargon weer te geven.Eén van de eerste zaken die daarbijnader gedefinieerd dienen te wordenis de opleiding tot orthopedisch chi-rurg. Deze opleiding dient te voldoenaan een aantal normen en dient bin-nen dat kader orthopedisch chirurgenvoort te brengen die in staat zijn degewenste kwaliteit in de patiëntenzorgte leveren. Daartoe moet bekend zijn

wat men van een orthopedisch chi-rurg die net z’n opleiding beëindigdheeft, mag verwachten. De opleidingdient gedefinieerd te zijn, dat wil zeg-gen, te voldoen aan begin- en eindter-men.Om te kunnen vaststellen welke deeindtermen van een opleiding zoudenmoeten zijn dient men eigenlijk eerstte definiëren welke de begintermenzijn. In het algemeen neemt men aandat de begintermen van een specialis-tische opleiding identiek zijn aan deeindtermen van de basisartsopleiding.Ondanks de ‘Eindtermen basisarts-opleiding’ zoals verwoord in hetRaamplan 1994, is het echter nietduidelijk welke de orthopedischeeindtermen hierin nu eigenlijk precieszijn. Het feit dat de Orthopedie alszodanig in het Raamplan 1994 niet isbenoemd of beschreven en de ortho-pedische eindtermen onder deChirurgie zijn ondergebracht, maaktdat onduidelijk is welke deze nu pre-cies zijn.Dit zou voor de NederlandseOrthopaedische Vereniging aanleidingmoeten zijn om een commissie aanhet werk te zetten om de orthopedi-sche eindtermen van de basisartsop-leiding goed vast te leggen. De argu-mentatie hiervoor is ondermeergelegen in het feit dat de SRC aan dewetenschappelijke verenigingen eenaantal vragen heeft voorgelegd, welkeals volgt luidden:1. Sluiten de in het Raamplan 1994van de artsopleiding geformuleerdeeindtermen aan op de begintermenvan de opleiding voor uw specialisme.2. Kunt u, indien er sprake is van dis-crepantie tussen begin- en eindtermenaangeven welke wijzigingen in deopleiding voor uw specialisme moetenworden aangebracht.

De in 1995 ingestelde CommissieEindtermen Orthopedie heeft inmaart 1997 aan het bestuur van deNOV gerapporteerd en aan de handvan globale eindtermen aangegeven,dat voor de Orthopedie vooralsnogslechts het theoretisch kennisniveauvoldoende was te bepalen, terwijl hetniet mogelijk leek om op het gebiedvan vaardigheden de eindtermen vol-doende te definiëren zonder in zeergedetailleerde omschrijvingen te ver-vallen. Eigenlijk werd hiermede voor-al aangegeven dat de tijd nog niet rijpwas voor een grondige analyse vandeze eindtermen.

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 6

Page 7: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Nadat het bestuur van de NOV begin1999 te kennen had gegeven dat hetvan belang was om toch te trachtenalsnog eindtermen Orthopedie te for-muleren, is de Commissie EindtermenOrthopedie wederom (deels in eennieuwe samenstelling) op 29 maart1999 bijeengekomen.Een en ander was weer opportuungeworden door de maatschappelijkeontwikkelingen als b.v. de mogelijkeverkorting van de opleiding tot basis-arts, waardoor een deel van de voordeze opleiding beoogde eindtermenzouden komen te vervallen en dandus naar de vervolgopleidingen moe-ten worden doorgeschoven.Voorts is er de vraag naar bovengekomen of de Nederlandse ‘jongeklare’ niet ‘te oud, te duur en teknap’ is, in welke vraag implicietbesloten ligt dat eigenlijk de vervolg-opleiding ook moet worden ingekort.Verder is er de toegenomen vraagnaar deeltijd werk en dito opleidingdie ons moet doen herbezinnen op deomvang van het vakgebied en demate waarin wij ons dit vakgebiednog kunnen of moeten eigen makenresp. houden. Het fenomeen van deverplichte herregistratie en alles wathiermee samenhangt speelt in dezeeen belangrijke rol.Het normaliseren van de werktijdenvan specialist en assistent in opleidingdwingt voorts tot herbezinning op detaken die dokters traditioneel tot huneigen domein rekenen. De doktermoet efficiënter met zijn tijd omgaanen meer niet strikt medische handelin-gen aan anderen overlaten. Dit dwingt tot reflectie op de omvangvan het vakgebied, terwijl wij onstevens dienen te realiseren dat de wetBIG vooral bevoegdheden toekent opbasis van deskundigheid of bekwaam-heid en niet meer of niet meer uitslui-tend op basis van domeinbeheersing.Ook de steeds mondiger wordendepatiënt vraagt ons in toenemendemate hulp op basis van door de wettoegekende deskundigheid en nietmeer uitsluitend op basis van de alou-de status van dokter-zijn.De in korte tijd tot stand gekomenwetgeving als de wet BIG, deWGBO, de kwaliteitswet etc. eist duseen omslag in ons traditionele den-ken.Vooral de WGBO vraagt veel aan-passing van de traditionele dokter.Uitgangspunt hiervan immers is deautonomie van de patiënt. Het moet

voor hem mogelijk zijn zelf een afge-wogen beslissing te maken. In derichtlijnen van de WGBO wordt hier-op ingegaan. De aandachtspunten diehieromtrent in de wet zijn geformu-leerd zijn:1. de aard en het doel van de behan-deling,2. de te verwachten gevolgen en derisico’s voor de gezondheid van depatiënt,3. de alternatieve onderzoeks- enbehandelmethoden en4. de vooruitzichten met betrekkingtot de gezondheid.

Wij moeten van een doctor-orientedcultuur naar een patiënt-oriented den-ken en dat vraagt veel aanpassing,zowel kwalitatief in termen van eenpositieve, open benadering van demoderne patiënt alsmede kwantitatiefin termen van meer aandacht en tijdvoor de individuele patiënt.Het rapport Kwaliteit in Beweging(1995) van de NOV geeft in grote lij-nen aan hoe voor de Orthopedie dezeovergang dient plaats te vinden. Hetplaatst de te ontwikkelen kwaliteits-zorg in het kader van de regeringsno-ta ‘Kwaliteit van Zorg’. In deze notawordt het overheidsbeleid geschetstop het gebied van kwaliteit van zorg-verlening. Het spreekt van een kwali-tatief goede zorgverlening indien degeboden zorg:a. beantwoordt aan de reële behoeftevan de patiënt,b. inhoudelijk van goed niveau is,c. doelmatig wordt verleend en d. patiëntgericht wordt verleend.Al deze punten zijn van invloed op dewijze waarop de toekomstige ortho-peed zijn werk zal moeten doen. Naaranalogie van de niet-snijdende vakken(Good Clinical Practice) en de labo-ratoria (Good Laboratory Practice)zou er bij de Orthopedie gestreefdmoeten worden naar het uitvoerenvan Good Surgical Practice. Het isnodig het kader waarbinnen moetworden gewerkt, nauwkeurig te defi-niëren, niet alleen om de dokter hetwerken mogelijk te maken maarvooral om de moderne patiënt ade-quaat tegemoet te kunnen treden.Deze kaderstelling eist het definiërenvan een begin en een eind, de begin-termen en de eindtermen van het vak-gebied.Voor het definiëren van de beginter-men moet het bestuur van de NOVeen nieuwe commissie in het leven

roepen en voor de eindtermen is deCommissie Eindtermen Orthopedieopnieuw aan het werk gegaan.

II TaakstellingHoewel in het onderwijscontinuüm,dat ons tegenwoordig bij de vormingvan dokters voor ogen staat, vorm eninhoud van het onderwijs en de oplei-ding nauw verweven zijn is het terwille van het goede begrip van belangeen aantal facetten ervan separaat tebestuderen en te definiëren.De Commissie EindtermenOrthopedie heeft zich daarom vooraltot taak gesteld een niet al te gede-tailleerde maar op hoofdlijnen wel zocompleet mogelijke beschrijving tegeven van de orthopedische geestelij-ke bagage die een ‘jonge klare’ metzich mee brengt wanneer hij of zijzich gaat vestigen. In dit kader is nietaan de orde hoe deze bagage wordtverworven, in hoeveel tijd en onderwelke omstandigheden. De NOV zalvia de Onderwijscommissie en hetConcilium het onderwijs, de opleidingen de randvoorwaarden daaromtrent(laten) uitwerken en bepalen.Hoewel het vraagstuk zeer actueel enmaatschappelijk relevant is heeft deCommissie Eindtermen Orthopediezich niet in extenso gebogen over devraag of en zo ja in welke mate deopleiding tot orthopedisch chirurgmoet worden bekort. Wel is het dui-delijk dat voor het zich eigen makenvan de hierna aan te geven kerngebie-den de onderwijs ontvangende partijtijd nodig heeft die een kritisch mini-mum kent, in het bijzonder waar hetgaat om aanleren van vaardigheden.Juist in het kader van het aanlerenvan indicatiestelling, (chirurgische)vaardigheden en het ontwikkelen vanhet juiste gevoel voor ‘tissue hand-ling’, maar ook ‘patient handling’ ishet zaak niet teveel te beknibbelen opde totale opleidingsduur. De discussieover de opleiding en de duur ervanmoet niet verworden tot ‘de waanvan de dag’ of ‘een hype’ omtrent demeer op basis van financieel-economi-sche motieven ingegeven noodzaaktot verkorting van de studie.Binnen de NOV moet een fundamen-tele discussie gestart worden omtrentde argumenten die zouden moeten lei-den tot de vraag of een wezenlijkeverandering en verkorting van deopleidingsstructuur in deze tijd moge-lijk is zonder de kwaliteit van heteindproduct te schaden en zonder de

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 7

Page 8: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

kwaliteit van de patiëntenzorg tekortte doen. Vooralsnog heeft de commis-sie geen aanleiding gezien zich uit tespreken voor een wezenlijke verkor-ting van de opleiding. Ook heeft de commissie zich niet uit-voerig bezig gehouden met de vraagof en zo ja op welke wijze de leerdoe-len moeten worden getoetst, dat wilzeggen hoe wordt bepaald of iemandaan de gestelde eindtermen heeft vol-daan. Het is duidelijk dat geleidelijkde vrijblijvendheid in de medisch spe-cialistische vervolgopleidingen plaatszal maken voor een systeem waarvantoetsing met een min of meer dwin-gend karakter een belangrijk deel uit-maakt, zowel wat betreft de uitvoe-ring als de gevolgen. De wet BIG eistdat in het kader van de bevoegd-heids- en bekwaamheidsverklaring ende daaropvolgende (her)registratie.De onlangs binnen de NOV voorge-stelde examenregeling ter jaarlijksetoetsing van de theoretische kennis,dient uitgevoerd te worden binnen hetkader van de hier voorgesteldeEindtermen Orthopedie en een bin-dend karakter te hebben.Met bovenstaande wordt duidelijkwaarom bij het samenstellen van deCommissie Eindtermen Orthopedieervoor is gekozen de voorzitters vande Onderwijscommissie, deCommissie voor het Wetenschappelijkwerk en het ConciliumOrthopaedicum hiervan deel uit telaten maken, evenals ervoor gekozenis ook de Visitatiecommissie NietOpleidings Klinieken en de VOCAvertegenwoordigd te laten zijn.

III BegripsbepalingVoor het woord ‘eindtermen’ kan inprincipe ook het woord ‘opleidingsei-sen’ gebruikt worden. De commissieconformeert zich aan de uitspraakvan de samenstellers van het‘Raamplan 1994’ hieromtrent.Bedoeld worden beschrijvingen vande kenmerken waaraan het ‘eindpro-duct’ van de opleiding moet voldoen.Men kan dan op twee manieren overeindtermen spreken, namelijk eindter-men als concept en als overzicht vanopleidingseisen. In deze rapportagezijn de eindtermen net als in hetRaamplan 1994 op beide wijzengeformuleerd, terwijl ook anderszinsterwille van de uniformiteit van de inhet Raamplan vervatte gedachtengebruik is gemaakt.Voor het bepalen van de eindtermen

Orthopedie heeft de commissiegebruikt gemaakt van een aantalreeds bestaande modellen en beschrij-vingen. Waar nodig zijn aan dezezaken modificaties aangebracht dievoor de Orthopedie relevant leken.De commissie is ervan uitgegaan dataan eindtermen van een opleidingalleen kan worden voldaan indien ersprake is geweest van een of anderevorm van opleiding, dus van onder-wijs. Bij het huidig denken over onderwijsspeelt een rol de kwaliteit van hetonderwijs, de verantwoording en hetrendement ervan. Daarnaast zijn erde veranderingen in het orthopedischvakgebied (de explosieve groei van dekennis en kunde) en die in de gezond-heidszorg (waarbij andere accentenworden gelegd dan alleen strikt medi-sche) die van invloed zijn op demanier waarop wij onze nieuwe gene-ratie orthopeden moeten onderwijzen.Als wij op deze wijze structureel den-ken over onderwijs in het kader vaneen medische vervolgopleiding danontkomen wij er niet aan kennis enkunde te definiëren en vast te stellenwelk competentieniveau men daarinkan bereiken.

Voor de bepaling hiervan is gebruikgemaakt van de competentiepyramidevan Miller (van der Vleuten).Competentie start met de beschikkingover feitenkennis (knows). Op eenniveau hoger is men in staat in con-crete situaties of bij bepaalde proble-men deze kennis toe te passen (knowshow), de kennis heeft dan meer struc-tuur gekregen, verbanden kunnenlogisch worden gelegd. Op een vol-gend, hoger niveau is men in staatdeze gestructureerde kennis te gebrui-ken om handelingen uit te voeren,cognitieve bekwaamheid wordt omge-zet in feitelijk gedrag (shows how).Op het hoogste niveau van de pirami-de tenslotte is men in staat deze door

gestructureerde kennis geschraagdekunde zelfstandig toe te passen in dedagelijkse praktijk (does).Van de piramide van Miller is in ver-schillende modificaties gebruikgemaakt bij het samenstellen van hetRaamplan 1994 (eindtermen van deartsopleiding) en het coderen vancategorieën voor kennisniveau bij deeisen van de Nederlandse Verenigingvoor Heelkunde t.b.v. de basisartsop-leiding. De laatste onderscheidt 7niveau’s welke door de commissie invereenvoudigde vorm zijn gebruiktten behoeve van de orthopedischeeindtermen.De beschreven varianten samenvoe-gend komt de commissie tot de vol-gende vier competentieniveau’s die bijhet vaststellen van de eindtermenorthopedie een rol moeten spelen:

Niveau 1. Overzicht en inzicht.De orthopeed dient van het onder-werp kennis te hebben betreffendeaetiologie, pathogenese, epidemiolo-gie, klachten en verschijnselen, alsme-de de belangrijkste complicaties. Hetbetreft hier het bezitten van kennis. Niveau 2. Diagnostische mogelijkhe-den en vaardigheden.De orthopeed dient de diagnose zelfte kunnen stellen, eventueel met een-voudige hulpmiddelen. Het betrefthier de mogelijkheid van toepassenvan kennis.Niveau 3. Diagnostische en therapeu-tische mogelijkheden.De orthopeed dient naast inzicht inhet onderwerp ook kennis te hebbenvan de belangrijkste mogelijkhedenvoor verdergaande diagnostiek en vande belangrijkste mogelijkheden vanbehandeling. Het betreft hier medehet tonen van inzicht en het ondersupervisie uitvoeren van therapeuti-sche handelingen.Niveau 4. Therapeutische mogelijkhe-den en vaardigheden. De orthopeeddient de diagnose zelf te kunnen stel-len, kennis te hebben van de gangba-re behandelingsmethoden, de indica-ties daartoe en de complicaties ervan,terwijl hij tevens in staat moet zijn demeest geëigende therapie uit te voe-ren. De nadruk ligt hierbij op hetzelfstandig doen.

KerngebiedenBovenstaand is reeds aangegeven datde commissie Eindtermen, evenals inhet Raamplan 94 is aangegeven, eentweetal kerngebieden onderscheidt te

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 8

Page 9: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

weten Kennis (tot stand gekomen naeen periode van leren) en Vaardigheid(tot stand gekomen na een periodevan training). Deze twee kerngebie-den vormen van oudsher dè basis vande klassieke opleiding tot medischspecialist, met name in de aloudemeester-gezel relatie. Als er al bewustwerd onderwezen en getoetst dan washet op deze twee gebieden.In deze twee kerngebieden ligt naarhet oordeel van de commissie hetwetenschappelijk aspect beslotenevenals de training in de (grond)be-ginselen van wetenschappelijk onder-zoek en de betekenis van het weten-schappelijk denken voor het handelenvan de orthopedisch chirurg.De maatschappelijke ontwikkelingenmaken dat medisch specialisten ookgetraind moeten worden in zaken de(algemene) gezondheidszorg rakende.Om die reden wil de commissie in deeindtermen dan ook een tweetal nieu-we kerngebieden benoemen en die inde orthopedische eindtermen inbou-wen: Attitude (tot stand gekomen naeen periode van vorming) enMaatschappij- en Zorgorganisatie.Strikt genomen gelden de competen-tieniveau’s van Miller ook voor dezetwee kerngebieden.Deze vier kerngebieden, Kennis,Vaardigheid, Attitude enMaatschappij- en Zorgorganisatievormen het fundament of zo men wilde peilers waarop de ‘jonge klare’ zijnof haar carrière moet bouwen.

Het profiel van de orthopedisch chi-rurgAan de hand van deze kerngebiedenis het dan mogelijk, analoog aan het-geen in het Raamplan 1994 staatbeschreven, aan het eind van deopleiding een profiel vast te stellenvan de orthopedische ‘jonge klare’.De belangrijkste eigenschappen/ken-merken van de orthopedisch chirurgzijn:– heeft zich het proces van het ortho-pedisch probleemoplossen eigengemaakt– bezit een breed kennis- en vaardig-hedenpakket binnen de orthopedie enhaar randgebieden en is daardoor instaat met andere disciplines samen tewerken– is wetenschappelijk gevormd– bezit de juiste attitudes– is flexibel, kan op ontwikkelingeninspelen– is wettelijk bevoegd en bekwaam

orthopedisch/medisch te handelen endraagt verantwoordelijkheid hiervoor,daarbij worden de eigen grenzen inacht genomen, bepaald door oplei-ding en ervaring.

DomeinenElk van de bovengenoemde kernge-bieden kent een aantal domeinen dietezamen als het ware de volgendelaag vormt in de structuur van deeindtermen. Men zou de vergelijking

kunnen maken met een ui waarvande commissie de kern(gebieden) heeftbepaald en laag voor laag de struc-tuur opbouwt totdat de geheleinhoud van de opleiding is beschre-ven, zodat men aan het eind van deopleiding weet met welke (geestelijke,professionele) bagage de ‘jonge klare’is toegerust.Als domeinen van de Orthopedie zijnte onderscheiden:

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 9

Kerngebieden Domeinen

Kennis - basale orthopedie- algemene orthopedie- traumatologie- kinderorthopedie- regionale orthopedie

Vaardigheid - basale orthopedie- algemene orthopedie- traumatologie- kinderorthopedie- regionale orthopedie

Attitude - arts-medewerker relatie- arts-patiënt relatie- eigen functioneren- wederzijdse beïnvloeding van werk enprivéleven- medische ethiek

Maatschappij- en - ‘macro’-structuur en functie van de ge-zorgorganisatie zondheidszorg

- wettelijke voorschriften- ‘meso’-financiële aspecten van deberoepsuitoefening/gezondheidszorg- ‘micro’-dagelijkse praktijkvoeringziekenhuis infrastructuurwachtlijstenOK-planningevt. opleiding

KengebiedenBinnen elk der bovenvermelde domeinen zijn kengebieden te onderscheiden, diein leer- en handboeken terug te vinden zijn en aan onderdelen waarvan een vande competentie-niveau’s van Miller toegekend kan worden. Voor het vaststellenvan en de (tekst)verwijzing naar de orthopedische domeinen en kengebieden,d.w.z. binnen de kerngebieden Kennis en Vaardigheid, is gebruik gemaakt van:1. Orthopaedic Basic Science,Ed. Simon, AAOS, Illinois, 1994 (BS)2. Principles of Orthopaedic Practice, Dee et al. 2nd Ed. McGraw-Hill, New-York, 1997 (Dee)3. Orthopaedic Knowledge Update 6, Ed. Beaty, AAOS, Illinois, 1999.(OKU6)Het moge duidelijk zijn dat ook voor de theoretische onderbouwing van de(praktische) orthopedische vaardigheden het bestuderen van de OrthopedischeStandaardwerken noodzakelijk is.Voor de kerngebieden Attitude en Maatschappij- en Zorgorganisatie isgebruik gemaakt van hetgeen vermeld staat in het Raamplan 1994, medegezien het feit dat hierin geen wezenlijk verschil bestaat tussen de vereisten

Page 10: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

voor een basisarts en die voor eenorthopedisch chirurg. Opgemerktdient te worden dat met name dezetwee gebieden in het klassiekemedisch onderricht en tijdens de spe-cialistenopleiding sterk onderbelichtzijn geworden. Dit heeft er ongetwij-feld toe bijgedragen dat de orthope-disch chirurg wat betreft deze gebie-den vaak onvoldoende was toegerust,hetgeen de voornaamste conclusiemoet zijn die men uit het rapport‘Kwaliteit als Doelstelling bij deVisitaties Niet-opleidingskliniekenvan de Nederlandse OrthopaedischeVereniging’ door Ypma (1994) kantrekken.Goede, op de orthopedische situatietoegesneden, leerboeken zijn hiervoorniet voorhanden. Men zal het voorlo-pig moeten doen met algemeen vor-mende en managementscursussenzoals die bijvoorbeeld onder auspiciënvan de Orde van medisch specialistenaan de Erasmus-Universiteit gegevenworden. Gezien het belang van dezekerngebieden is het aan te bevelen opmaat gemaakte, gerichte cursussenbijvoorbeeld in het kader van deCCOC te geven.

IV De SamenhangDe samenhang die er bestaat tussenhet theoretische deel van de eindter-men, het praktische vaardigheidsdeelvan de eindtermen en de beoordelingvan de kwaliteit van vaardigheid doorde opleider vormt het geïntegreerdeinstrument, om de opleiding totorthopedisch chirurg te structurerenen het eindproduct ervan vast te stel-len.In de navolgende bladzijden worden

eerst de theoretische kerngebieden,Kennis, Vaardigheid, Attitude enMaatschappij- en Zorgorganisatie, totop het competentieniveau van Milleren de tekstverwijzing in de gebruiktehandboeken aangegeven. Dit ver-schaft de theoretische basis waaropde opleiding berust.Vastgesteld moet worden dat de com-petentieniveau’s volgens Miller voorde kerngebieden Attitude enMaatschappij- en Zorgorganisatieandere weging kent dan die bij dekerngebieden Kennis en Vaardigheid.Het is duidelijk dat bij Attitude en dekennis omtrent Maatschappij- enZorgorganisatie in het algemeen eenieder van de opgeleide orthopedischchirurgen moet voldoen aan vrijwelhet hoogste niveau.In het volgende deel, vallend onderde vaardigheden zoals die verwoordzijn door het ConciliumOrthopaedicum en welke terugkomenin de zogenaamde werkboeken vanelke assistent in opleiding, vindt mende diagnosen en de daarbij passendebehandelingsmethoden, zowel conser-vatief als operatief, tezamen met decompetentieniveau’s die vereist wor-den. Bij de operatielijst staan ookgenoemd de zwaarteclassificaties envoor een aantal ingrepen ook indica-tief het minimaal aantal ingrepen dataan het eind van de totale opleiding(chirurgische vooropleiding + speci-fieke orthopedische opleiding) zelfmoet zijn uitgevoerd.In deze context is het goed te vermel-den dat diverse commissies van deNOV opleidingseisen en leerstofom-schrijvingen hebben opgesteld.De opleidingseisen zoals geformuleerd

door het Concilium Orthopaedicumen vermeld in hetOpleidingsreglement hebben krachtvan wet. Deze opleidingseisen kunnenniet los gezien worden van de hiergeformuleerde Eindtermen en visaversa. Beiden omschrijven het eind-product van de opleiding Orthopedie,elk vanuit een ander gezichtspunt.De binnenkort door deOnderwijscommissie uit te brengenleerstofomschrijving geeft het kaderaan van de gestructureerde theoreti-sche vorming (aan de hand van hetLeerboek van Dee) welke culmineertin het ‘Algemeen Examen Orthopedie’.Deze leerstofomschrijving omvat dushet theoretische deel van deEindtermen, welke in een 3-jaarlijksecyclus gedurende de opleiding gedo-seerd wordt behandeld.De door het ConciliumOrthopaedicum gehanteerde lijst vanoperaties gerangschikt naar zwaarte(zwaarteclassificatie) beschrijft deoperatieve vaardigheden zoals die methet toenemen van het opleidingsni-veau per jaar van opleiding moetworden ontwikkeld en bereikt. Dezelijst omvat dus het praktische, vaar-digheidsdeel van de Eindtermen.Hieraan gekoppeld is het minimaalaantal ingrepen dat aan het einde vande totale opleiding moet zijn uitge-voerd als een soort ‘basis’pakket.Hiermee wordt de laatste ‘schil’ vanhet totale pakket van opleidingseisenvastgelegd. De kwaliteit van de vaar-digheid wordt van oudsher reedsvastgelegd middels de door de MSRCvereiste beoordeling door de oplei-der(s).

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 10

V Het theoretische kader

Kerngebied Kennis

Domein/kengebied Tekstverwijzing Competentie

BASAAL Miller

Anatomie/fysiologie/pathologie van bot, kraakbeen, ligamenten en spierenEmbryologie Dee ch 1Functionele anatomie verspreid aanwezig 3toegangswegen 4

BotVorm/functie/groei Dee ch 2, p 17-30 2

BS ch 4, p129-143BS ch 5, p187-214

Page 11: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Domein/kengebied Tekstverwijzing Competentie

Pezen/ligamenten/menisci Dee ch 11, p109-115 2BS ch 2OKU6 ch 1

Dwarsgestreepte spieren Dee ch 12, p119-128 2BS ch 3

Perifere zenuw Dee ch 13, p129-146 1

Gewrichtskraakbeen/synovia Dee ch 9,10 2BS ch 1OKU6 ch 1

Metabole afwijkingenBotziekten metabool Dee ch 3 2

OKU6 ch 16Paget en stapelingsziekten Dee ch 4,5,6,49 2

Fractuurgenezing en reactie op traumaBotLetsel/herstel Dee ch 7, p71-76 2

BS ch 7OKU6 ch 2

Biomechanica, gangbeeld en biomaterialenBiomechanica/kinesiologie Dee ch 14 2

BS ch 12, p521-559 p 559-575p 575-615

OKU6 ch 3

ALGEMENE ORTHOPAEDIE Miller

Imaging van het steun- en bewegingsapparaat 2Beeldvorming Dee ch 15

OKU6 ch 8Principes van de orthopaedische oncologie 2Algemeen BS ch 6, p262-275

Dee ch 16-IOKU6 ch 17

Schouder/arm Dee ch 16-II, 62Bekken/been Dee ch 16-IIIWervelkolom Dee ch 71

OKU6 ch 55Ontstekingen/infecties van bot en gewrichtenInfecties van bot en gewrichten Dee ch 17,65

BS ch 6 p 250-262 3OKU6 ch 18,19

Rheumatoide arthritisRA hand-pols Dee ch 58 3RA heup-voet Dee ch 49,53,54 3RA wervelkolom-bekken Dee ch 74 3

OKU6 ch 56Dupuytren Dee ch 59 3Spondylodiscitis/spondylitis Dee ch 71 3

OKU6 ch 54Spondylarthropathie Dee ch 74 3

OKU6 ch 56 3Arthrosis deformans Dee ch 9 4

OKU6 ch 19 4

Amputaties en prothesiologie OKU6 ch 15 1

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 11

Page 12: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Domein/kengebied Tekstverwijzing Competentie

Amputatie en hand/pols Dee ch 61Reimplantatie bovenste extremiteit Dee ch 64Amputatie en prothese volwassenen Dee ch 18-IAmputatie en prothese kinderen Dee ch 18-II

Implantatenleer OKU6 ch 4 2

Conservatieve Orthopaedie 3(Gips) verbandenPuncties/injectiesProthesen, orthesen, orthopaedische schoenen

Orthopaedische rapportage/expertise 4

Wetenschappelijk onderzoek / methodiek 3Statistiek, registratie/coderingGrondbeginselen van wetenschappelijk onderzoekRelatie wetenschappelijk denken - handelen als artsBevorderen/onderhouden van vakbekwaamheid

Transplantatie/transpositiePeestransposities Dee ch 60 3Transplantatie Dee ch

OKU6 ch 2Kraakbeentransplantatie OKU6 ch 1

Klinische epidemiologie en outcomes-assessment OKU6 ch 9,11 2

Bloedtransfusie/thrombo-embolie/peri-operatieve geneeskunde OKU6 ch 5,6,7 2

Complicaties

TRAUMATOLOGIE

Spoedeisende zorg en ATLS Dee ch 19 3OKU6 ch 13

Fracturen/luxaties bovenste gordel en extremiteitSchoudergordel/humerusschacht Dee ch 20,21 4

OKU6 ch 25,26Elleboog/onderarm Dee ch 22,23 4

OKU6 ch 25,30Pols/hand Dee ch 24 4

OKU6 ch 33Fracturen/luxaties onderste gordel en extremiteitBekken/acetabulum Dee ch 25 3

OKU6 ch 36Heup Dee ch 26 4

OKU6 ch 37Femur Dee ch 27 4

OKU6 ch 39Knie Dee ch 28,50,51 4

OKU6 ch 41,42Tibia Dee ch 29 4

OKU6 ch 41Enkel/voet Dee ch 30,31,53 4

OKU6 ch 45

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 12

Page 13: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Domein/kengebied Tekstverwijzing Competentie

Fracturen/luxaties wervelkolom Dee ch 70 3OKU6 ch 48

Fracturen/luxaties bij kinderen Dee ch 32 3Schoudergordel/humerusschacht OKU6 ch 24 3Elleboog/onderarm OKU6 ch 29 3Pols/hand OKU6 ch 32 3Bekken/heup/femurschacht OKU6 ch 35 3Knie/tibia OKU6 ch 40 3Enkel/voet OKU6 ch 44 3Wervelkolom OKU6 ch 47 3

Letsels weke delen 4Peesletsel schouder en arm Dee ch 63 4Ligamentaire letsels pols/hand Dee ch 66 4Meniscus- en ligamentaire letsels knie Dee ch 50 4

OKU6 ch 42Zenuwletsel Dee ch 67 3Entrapment Dee ch 68 4

Post-traumatische aandoeningen/surmenage 4Schouder/elleboog Dee ch 55,56 4

OKU6 ch 27,28,31Pols/hand Dee ch 66 4

OKU6 ch 34Heup Dee ch 49 4

OKU6 ch 38Knie Dee ch 52 4

OKU6 ch 43Enkel/voet Dee ch 53 4

OKU6 ch 46Revalidatie na neurologisch letsel Dee ch 76 2

KINDERORTHOPAEDIE

Cerebral palsy/gangbeeld stoornissen 3Cerebrale spasticiteit Dee ch 33,69

OKU6 ch 22Looppatroon Dee ch 38

OKU6 ch 3Spina Bifida 2Myelomeningocele Dee ch 34

OKU6 ch 22Spierziekten/neuromusculaire afwijkingen 2Neuromusculaire ziekten Dee ch 35,69

OKU6 ch

Arthrogryposis Dee ch 36,69 2OKU6 ch 22

Skeletdysplasie/genetische afwijkingen 2Skeletdysplasie/genetische afwijkingen Dee ch 37

OKU6 ch 21Bindweefselafwijkingen OKU6 ch 20

Heupdysplasie 3Heupdysplasie Dee ch 40

OKU6 ch 35Coxa vara congenita Dee ch 41

OKU6 ch 35

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 13

Page 14: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Domein/kengebied Tekstverwijzing Competentie

Femorale deficienties Dee ch 39OKU6 ch 35

M. Perthes/Epifysiolyse Dee ch 42,43 3OKU6 ch 35

Congenitale afwijkingen knie Dee ch 46 3OKU6 ch 40

Intra-articulaire afwijkingen knie bij kinderen Dee ch 51

Congenitale voetafwijkingen Dee ch 48 3OKU6 ch 44

Congenitale afwijkingen bovenste Dee ch 57 3extremiteit OKU6 ch 24,29,32

Overige ziekten en aandoeningen 2Torsie-afwijkingen, beenlengte en beenas Dee ch 44,45,47

OKU6 ch 40Hematologische afwijkingen bij kinderen OKU6 ch 23

REGIONALE ORTHOPAEDIE

Heup/bekkenInflammatoire en degeneratieve afwijkingen Dee ch 49 4

OKU6 ch 38Knie/bovenbeenInflammatoire en degeneratieve afwijkingen Dee ch 52 4

OKU6 ch 43

Voet/Enkel/onderbeen Dee ch 53,54 3OKU6 ch 46

Schouder/schoudergordel Dee ch 55 3OKU6 ch 25,27,28

Elleboog/bovenarm Dee ch 56 3OKU6 31

Hand/Pols/onderarm Dee ch 57 t/m 66 3OKU6 ch 34

Wervelkolom 3Congenitale afwijkingen en groeistoornissen Dee ch 75

OKU6 ch 47,53

Spondylolysis en spondylolisthesis Dee ch 75OKU6 ch 52

HNP / Degeneratieve afwijkingen LWK, TWK en CWK Dee ch 72,73

OKU6 ch 49,50,51Instrumentatie/minimaal invasieve technieken OKU6 ch 57,58

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 14

Page 15: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Kerngebied Attitude

Domein/Kengebied Competentie

ARTS-MEDEWERKER RELATIE 3 - 4

ARTS-PATIENT RELATIE 3 - 4

Onbevooroordeelde, begrijpende houding tov patiënt 3 - 4

Zo gelijkwaardig mogelijke relatie 3 - 4

Empathisch, begripvol en tactvol 3 - 4

Functionele reactie bij afwijzende patiënt 3 - 4

Adequate reactie bij verstoorde relatie 3 - 4

EIGEN FUNCTIONEREN ALS ORTHOPAEDISCH CHIRURG 3 - 4

Omgang met eigen onzekerheid 3 - 4

Omgang met acute situaties en stress 3 - 4

Dragen van verantwoordelijkheid 3 - 4

Omgang met eigen beperkingen en onmachtsgevoelens 3 - 4

Nemen van beslissingen 3 - 4

Flexibiliteit en omgang met snel veranderende situaties 3 - 4

Bewaren van financiële integriteit 3 - 4

Kennen van grenzen van anderen en zichzelf 3 - 4Omgang met fouten/ complicaties 3 - 4

Alert op onder/overbehandeling 3 - 4

Onderkennen van eigen normen en waarden 3 - 4

Bewaking beroepsgeheim 3 - 4

Werken in teamverband/toetsing door anderen 3 - 4

Werken in een grote organisatie/verband 3 - 4

WEDERZIJDSE BEÏNVLOEDING VAN WERK EN PRIVÉLEVEN 2

MEDISCHE ETHIEKEthische aspecten van het professioneel handelen 2

Ethische dimensies van klinische problemen 2

Kerngebied Maatschappij- en Zorgorganisatie

STRUCTUUR EN FUNCTIONEREN GEZONDHEIDSZORG

Kenmerken intra- en extramuraal en maatschappelijke zorg 2

Interacties intra- en extramuraal en maatschapelijke zorg 2

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 15

Page 16: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Invloed gezondheidszorg op volksgezondheid 2

Relatie gezondheid, ziekte en arbeid 2

Relatie met andere zorgverlenende instanties 2

Beroepsorganisaties en intercollegiale verhoudingen 2

Maatschappelijke invloeden op gezondheidszorg 2

Patiëntenorganisaties en hulpverleners 2

WETTELIJKE VOORSCHRIFTENBeroepsgeheim 3

Informatie en besluitvorming 3

Informatie systemen, dossiervorming, inzagerecht 3

Regelgeving omtrent receptuur 3

Mensgebonden wetenschappelijk onderzoek 3

Medische keuringen 3

Aangifteplicht besmettelijke ziekten 3

Eigen medische bevoegdheden en die van andere hulpverleners 3

Medische aansprakelijkheid 3

Klacht- en tuchtrecht 3

Wet op Weefseldonatie 3

Medische beslissingen rondom levenseinde/levensstart 2

Wet op lijkbezorging 2

FINANCIËLE ASPECTEN VAN DE GEZONDHEIDSZORG

Ziektekosten- en sociaalverzekeringsstelsel 2

Honoreringssytemen 2

Financieringssystemen 2

Kosten diagnostiek en therapie, invloed verwijsbeleid hierop 2

Kosten en financiering preventieve zorg 2

Opzetten en onderhouden van een praktijk. 2

DAGELIJKSE PRAKTIJKVOERING

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 16

Page 17: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

VI Het Vaardigheidskader

Kerngebied Vaardigheid

CONSERVATIEVE BEHANDELINGEN TRAUMATA

Localisatie Competentie

Miller

NEK 3repositie cervicale wervelluxatie (manueel, tractie):aanleggen HALO

SCHOUDER / CLAVICULA 4claviculafractuuracromioclaviculaire luxatieschouderluxatie(fractuur) / repositiehumeruskopfractuur

BOVENARM 4humerusschachtfractuursupracondylaire humerusfractuurELLEBOOG / ONDERARM 4elleboogsluxatie(fractuur)onderarmsfractuurradiuskopfractuur / luxatie

POLS / HAND 4polsfractuur / luxatiehandwortelfractuur / luxatiemetacarpale fractuur / luxatievingerfractuur luxatie

WERVELKOLOM 4thoracale / lumbale wervelfractuur

BEKKEN / HEUP 4bekkenfractuuracetabulumfractuurheupfractuurrepositie traumatische heupluxatierepositie luxatie heupprothese

BOVENBEEN 4femurfractuur (incl. Bryants tractie)

KNIE / ONDERBEENtibiaplateaufractuurpatellafractuurcons. beh. kniebandletselonderbeensfractuur

ENKEL / VOET 4enkelfractuur (incl.luxatie)voetwortelfractuur (incl.luxatie)metatarsale fractuurteenfractuur (incl.luxatie)

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 17

Page 18: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

CONSERVATIEVE BEHANDELINGEN NIET-TRAUMATISCH

Aard behandeling: CompetentieniveauMiller

GIPSVERBANDENRompgips / gipscorset 3Gipsbroek 3Bovenarmsgips 4Onderarmsgips 4Bovenbeensgips 4Onderbeensgips 4Gipsspalk arm 4Gipsspalk been 4Redressiebehandeling klompvoet 4Overige gipsverbanden 4

ORTHESEN (Nauwe betrokkenheid bijvormgeving en vervaardiging)Romporthese \ corset 3Orthese cervicale wervelkolom 3HALO-vest 3Orthese schouder/arm/hand 3Orthese heup/been/voet 3Kniebrace 4Overige orthesen 3

OVERIGE CONS. BEHANDELINGENRepositie geluxeerde heupprothese 4Andere behandelingen 3

OPERATIEVE BEHANDELINGEN

ZWAARTEKLASSE INDELING

Klasse I - IV: toenemende zwaarte

Klasse V: ingrepen door stafleden

Zwaarte Competentieniveau Minimum aantalMiller ingrepen

SCHOUDER + BOVENARMAlgemeenNeerplastiek, open II 4 10Neerplastiek, arthroscopisch III 4 10Neerplastiek met cuff repair III 4Laterale clavicula resectie I 4Arthrotomie/synovectomie schouder III 4Arthroscopie schouder III 4 10Arthroscopische stabilisatie IV 3Arthroscopische synovectomie III 4Open Bankart procedure, cq. alternatief III 4Schouder hemi-prothese III 4Schouder totale prothese IV 3Verwijderen schouderprothese II 4Schouderarthrodese IV 3Operatie Sprengelse deformiteit (Woodward) V 2Resectie tumor schouder V 2Drainage arthritis II 4Manipulatie onder narcose I 4Resectie humeruskop III 4Revisie schouderprothese IV 3Verwijderen exostose humerus III 4Biopsie humerus II 4

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 18

Page 19: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Zwaarte Competentieniveau Minimum aantalMiller ingrepen

Osteotomie humerus IV 3Exarticulatie bovenarm V 2Amputatie bovenarm IV 3Nettoyage osteomyelitis II 4Overige operaties schouder/bovenarm 2

TraumatologieOsteosynthese clavicula fractuur II 4Subcapitale humerus fractuur (osteosynthese) II 4Humerusschacht fractuur (plaatosteosynthese) III 4Humerusschacht fractuur (fixateur extern) III 4 Humerusschacht fractuur (intramedullaire fixatie) II 4Humerus pseudarthrose repair IV 3Operatie bicepspeesruptuur II 4

(Luxatie)fractuur caput humeri IV 3Acromioclaviculaire luxatie III 4Condylus fractuur humerus III 4Epicondylus fractuur humerus III 4Scapula fractuur IV 3

ELLEBOOG + ONDERARM

AlgemeenRadius kop resectie I 4Arthritis elleboog I 4 5Arthroscopie elleboog IV 3Arthrotomie/arthrolyse elleboog IV 3

Arthrodese elleboog V 2Synovectomie elleboog + radius kop resectie I 4Elleboogprothese V 2Epicondylitis release I 4 10Bursa olecrani verwijderen I 4 5Nervus ulnaris release II 4Nervus radialis profundus release III 4Resectie tumor elleboog/onderarm V 2Pseudarthrose radius/ulna III 4Implantatie prothese radiuskop III 4Revisie elleboogprothese V 2Osteotomie radius/ulna III 4Ulnaverlenging / verkorting II 4Radiusverlenging / verkortingIII 4Amputatie / exarticulatie onderarm IV 3Spier / peestranspositie elleboog / onderarm IV 3Overige operaties elleboog/onderarm 2

TraumatologieOperatieve behandeling elleboogs-luxatie(fractuur) III 4 5Osteosynthese radius/ulna III 4 5Supracondylaire humerusfractuur (k-pen) III 4 5Supracondylaire humerusfractuur(open repositie) IV 3 5Intracondylaire humerusfractuur IV 3 5Olecranon fractuur II 4 5Radius kop fractuur I 4 5Fractuur Galeazzi III 4 5Fractuur Monteggia III 4 5

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 19

Page 20: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Zwaarte Competentieniveau Minimum aantalMiller ingrepen

POLS EN HAND

AlgemeenPols prothese V 2Arthroscopie pols IV 3Arthrodese pols III 4Synovectomie extensorpezen II 3Synovectomie flexorpezen III 4Arthrotomie/synovectomie pols II 3Carpal tunnel release I 4 10Peesschedeklieving wegens Quervain I 4 5Distale ulnaresectie II 4 5Ganglion pols verwijderen I 4 5Arthritis pols I 4Resectie tumor pols/hand V 2Operatie wegens naviculare pseudarthrose III 4Intercarpale arthrodese IV 3Synovectomie mcp met rerouting V 2Prothesen met rerouting V 2Osteotomie metacarpale I 4Arthrodese vinger gewrichten I 4Arthrodese cmc II 4Resectie cmc-gewricht II 4 5

Trigger finger release I 4 5Arthrotomie vinger/duim I 4Vingerprothese IV 3Correctie boutonière vinger/duim IV 3Correctie swanneck vinger/duim IV 3Implantatie prothese distale ulna III 4Pseudarthrose hand/pols IV 3Arthrodese MCP IV 3Reven volaire plaat handpalm IV 3Osteotomie pols IV 3Verwijderen exostose handwortel II 4Fasciectomie Dupuytren IV 3Amputatie/exarticulatie hand IV 3Amputatie duim III 4Extirpatie handwortelbeentjes III 4Extirpatie middenhandsbeentjes III 4Revisie prothese pols/hand IV 3Overige operaties pols/hand 3

TraumatologieDistale radius fractuur (osteosynthese) II 4 10Distale radius fractuur (fixateur extern) II 4 10Carpale subluxatie-luxatie/capsulodese III 4 10Metacarpaal fractuur (osteosynthese) II 4 10Vinger fractuur (osteosynthese) II 4 10Reconstructie extensorpees laesie I 4 10Hechten coll. band mcp-1 II 4 10Amputatie vinger II 4 10Naviculare fractuur III 4 10Fractuur os carpale III 4 10

WERVELKOLOM

AlgemeenHalotractie I 4Correctie torticollis III 4

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 20

Page 21: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Zwaarte Competentieniveau Minimum aantalMiller ingrepen

Cervicale spondylodese (degeneratief, tumor) V 2Spondylodese thoracaal (kyfose, tumor) V 2Spondylodese thoracaal/lumbaal (scoliose) V 2Spondylodese thoracaal met osteotomie V 2Spondylodese lumbaal (degeneratief, tumor) V 2Spondylodese wegens spondylolysthesis V 2Spondylolysis repair V 2Decompressie laminectomie IV 3Hnp operatie IV 3Chemonucleolysis II 4Excisie exostose wervels/bekken/ribben III 4Excisie tumor wervels/bekken/ribben IV 3Wervelpunctie II 4Discografie II 4Overige operaties wervelkolom

TraumatologieCervicale spondylodese (fractuur) V 2Spondylodese thoracaal (fractuur) V 2Spondylodese thoraco-lumbaal (fractuur) V 2

Spondylodese lumbaal (fractuur) V 2

BEKKEN

AlgemeenBotwinning uit crista I 4 5Bekkenosteotomie (Tönnis, Chiari, Salter, Ganz) IV 3Hemipelvectomie V 2Biopsie bekken II 4Behandeling osteomyelitis bekken III 4Arthrodese SI-gewrichten IV 3

TraumatologieBekkenfractuur / SI-luxatie (fixateur externe) IV 3Bekkenfractuur (osteosynthese) V 2Symfyseolysis IV 3Acetabulumfractuur IV 3

HEUP

AlgemeenThp, primair II 4 25Thp, revisie cup IV 3 3Thp, revisie steel IV 3 3Thp, revisie cup en steel IV 3 3Revisie kophals-prothese IV 3PAO verwijderen III 4 5Verwijderen totale heupprothese (girdlestone) III 4 5Resectie proximale femur / femurkop II 4Inter-/subtrochantaire osteotomie III 4 5Bekkenosteotomie IV 3Pandak plastiek IV 3Pseudarthroserepair heup IV 3Heuparthrodese V 2Drainage coxitis I 4Fixatie epifysiolyse II 4 5Arthrotomie heup I 4Arthroscopie heup IV 3

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 21

Page 22: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Zwaarte Competentieniveau Minimum aantalMiller ingrepen

Repositie heupluxatie congenitaal IV 3Nervus obturatorius resectie + adductoren tenotomie II 4Psoasrecessie II 4Operatie wegens snapping hip / bursitis trochanterica I 4Exarticulatie heup V 2Resectie tumor heup V 2Resectie osteomyelitis III 4Punctie heup I 4(Core)biopsie heup I 4Schanz osteotomie IV 3Verwijderen corpus liberum heup III 4Synovectomie heup II 4Verwijderen kop-halsprothese III 4Repositie geluxeerde totale heup II 4

Overige operaties heup

TraumatologieKophals-prothese I 4 20Osteosynthese collumfractuur I 4 10Osteosynthese pertrochantere fractuur I 4 10Subtrochantere femur fractuur III 4Fractuur femurkop (Pipkin) III 4Traumatische heupluxatie III 4

BOVENBEEN

AlgemeenFemurschacht verlenging IV 3Supracondylaire femurschachtcorrectie osteotomie IV 3Phemister plastiek / epifyseodese III 4Femur omkeerplastiek volgens van Nes V 2Resectie tumor bovenbeen V 2Biopsie/core biopsie femur I 4Pseudarthrose repair femur III 4Bovenbeenamputatie II 4Stomprevisie II 4Quadricepsplastiek II 4Release hamstrings III 4Extensie/flexieosteotomie femur IV 3Verkorting bovenbeen IV 3Overige operaties bovenbeen

TraumatologieFemurschacht fractuur (plaatosteosynthese/externe fixatie) II 4 5Femurschacht fractuur (intramedullaire fixatie) II 4 5Supracondylaire femurfractuur III 4 5Quadricepsruptuur II 4 5

KNIE

AlgemeenTotale knieprothese, primair III 4 10Totale knieprothese, revisie V 2Verwijderen knieprothese IV 3Unicondylaire knieprothese V 2

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 22

Page 23: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Zwaarte Competentieniveau Minimum aantalMiller ingrepen

Unicondylaire knieprothese, revisie V 2Patellofemorale prothese IV 3Arthrodese knie IV 3Tibia kop osteotomie II 4 5Patellectomie II 4Arthrotomie knie I 4Open synovectomie knie II 4Arthrolyse knie II 4Drainage arthritis knie I 4Arthroscopie knie (diagnostisch) I 4 50

Arthroscopie knie (meniscectomie, corpus liberum) I 4Arthroscopie knie meniscus-hechting) II 4Voorste kruisband reconstructie III 4Achterste kruisband reconstructie IV 3Operatie wegens habituele patellaluxatie II 4Laterale release retinaculum I 4Verwijderen bursa prepatellaris I 4Perichondrium transplantatie / OD operatie II 4Bakerse cyste resectie I 4Exploratie knie (neuroom) I 4Osgood Schlatte I 4Resectie tumor knie V 2Exarticulatie knie II 4Manipuleren knie onder narcose I 4Biopsie kniegewricht II 4Punctie knie I 4Excisie meniscus via arthrotomie II 4Arthroscopische synovectomie knie II 4Excisie bursa poplitealis II 4Excisie ganglion knie I 4Overige operaties knie

TraumatologieHerstel traumatische bandlaesie I 4 5Condylfractuur femur II 4 5Eminentia fractuur II 4 5Osteosynthese tibiaplateau fractuur II 4 5Patella fractuur II 4 15Patellapees ruptuur I 4 5

ONDERBEEN

AlgemeenFibula osteotomie I 4Verlenging / verkorting onderbeen IV 3Operatieve behandeling pseudarthrose tibia III 4Correctie-osteotomie onderbeen III 4Tuberositas transpositie I 4 5Phemister epifyseodese proximale tibia III 4Resectie tumor onderbeen V 2Osteomyelitis tibia I 4Compartimentssyndroom I 4Triceps myotenotomie I 4Achillespees hechten I 4 5Achillespees verlenging I 4Spier / peestranspositie (posticus, anticus etc.) III 4Onderbeenamputatie 1 4Overige operaties onderbeen

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 23

Page 24: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Zwaarte Competentieniveau Minimum aantalMiller ingrepen

TraumatologieTibiaschacht fractuur (plaatosteosynthese) II 4 5Tibiaschacht fractuur (intramedullaire pen) II 4 5Tibiaschacht fractuur (fixateur externe) II 4 5Cruris fractuur III 4

ENKEL + VOET

AlgemeenArthrodese enkel IV 3 5Arthroscopie enkel II 4 5Arthrotomie enkel II 4 5Synovectomie enkel II 4 5Arthritis enkel I 4 5Enkel prothese V 2 5Enkelband plastiek II 4 25Exarticulatie enkel III 4 5Peestranspositie voet/enkel II 4 5Peroneuspeesluxatie II 4 5Dwyer osteotomie calcaneus III 4 5Haglundse exostose resectie I 4 5Subtalaire cq. triple arthrodese IV 3 5Osteomyelitis voetwortel II 4 5Klompvoet release IV 3 5Holvoet behandeling / klieven fascia plantaris I 4 5Tarsal tunnel release II 4 5Verwijderen os tib.externum (Kidneroperatie) II 4 5Operatie wegens coalitio tarsi IV 3 5Syme amputatie IV 3 5Amputatie Chopard \ Lisfranc IV 3Decapitatie metatarsalia II 4Helal osteotomie I 4 5Amputatie voorvoet IV 3Verwijderen Mortons neuroom I 4 5Mtp 1 arthrodese I 4 5MTP-1 artroplastiek II 4Mt 1 correctie-osteotomie e.a. hallux valgus II 4 10Brandes procedure I 4 10Hamerteencorrectie / IP-arthrodese / debasering I 4 10Correctie quintus superadductus I 4Amputatie teen I 4Correctie plastiek tenen I 4Resectie tumor enkel/voet V 2Mtp-arthroscopie V 2Operatieve behandeling OD enkel/voet II 4Arthrotomie voet II 4Arthrolyse enkel III 4Operatieve behandeling pseudarthrose enkel/voet III 4Panarthrodese voet IV 3Arthrodese Lisfranc IV 3Arthrodese Chopart IV 3Flecterende/extenderende osteotomievoetbeenderen IV 3Variserende/valgiserende osteotomievoetbeenderen IV 3Verwijderen exostose voet/tenen II 4Verwijderen corpus liberum enkel II 4Overige operaties enkel/voet

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 24

Page 25: KNMG Besluit CCMS no. 10-2002 Opleidingseisen orthopedie · gezet voor een zodanige periode dat wel de vereiste voortgangsgesprekken, die de basis vormen voor de beoorde-ling over

Zwaarte Competentieniveau Minimum aantalMiller ingrepen

TraumatologieEnkel(luxatie)fractuur (osteosynthese) I 4 10Pilon fractuur (osteosynthese) IV 3Talus fractuur (osteosynthese) III 4Calcaneus fractuur (osteosynthese) IV 3Tarsus fractuur III 4Luxatie(fractuur) voetwortel III 4Metatarsale fractuur III 4(Luxatie)fractuur MTP III 4(Luxatie)fractuur IP II 4

OVERIGE OPERATIES

Verwijderen osteosynthese(plaat, schroeven, cerclage) I 4Verwijderen osteosynthesestaples, krammen II 4Verwijderen osteosynthese (intramedullaire pen) I 4Biopsie extremiteiten I 3Incisie abcessen I 4Weke delen ex-/incisie/plastiek I 4Verwijderen corpus alienum I 4Extirpatie bunion/exophyt I 4Snaartractie I 4Verwijderen gentakralen, cq. verwisselen I 4Cryochirurgie V 2Thiersch plastiek II 4Littekencorrectie I 4Wondtoilet I 4

VII Literatuurlijst:

– Vleuten van der CPM, e.a., Toetsing en toetsontwikkeling in het medisch onderwijs. NTvG 1994;138,25: 1288-1292– Metz J.C.M, e.a., Raamplan 1994, artsopleiding, Nijmegen 1994– Simon Ed, Orthopaedic Basic Science, AAOS, Illinois, 1994 (BS)– Dee et al., Principles of Orthopaedic Practice, 2nd Ed. McGraw-Hill, New York, 1997– Beaty Ed, Orthopedic knowledge Update 6, AAOS, Illinois, 1999 – Ypma J.F.A.M. e.a., Kwaliteit als doelstelling bij de visitaties niet-opleidingsklinieken van de NederlandseOrthopedische Vereniging, Nijmegen, 1994– Kwaliteit in Beweging. Rapport Kwaliteitsbeleid Nederlandse Orthopaedische Vereniging, 1994, Nijmegen– Eisen opleiding basisplan Nederlandse Vereniging voor Heelkunde. – Nota “Kwaliteit van Zorg”. Nota VWS 1993. – Haak A, Lange de JJ, Hoog de JC, Raamplan 1994. De visie van het Centraal College. Medisch Contact,1994;49,35: 1085-1086– Tonino A, Snijden in kwaliteit. Medisch Contact, 1999;54,22: 806-807– Bleker OP, Blijham GH, Zorgen voor morgen. Medisch Contact, 1999;54,11: 384-386– Leenen HJJ, De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. NTvG,1994;138,49: 2449-2451– Spreeuwenberg C, De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst: visie vanuit de beroepsgroep. NTvG,1994;138,49: 2452-2455– Brölmann HAM, Heintz APM, De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst: raakpunten met de oplei-ding tot arts en medisch specialist. NTvG, 1995;139,35: 1795-1798– Lunsen van HW, Hoos AM, B_ller, Schreuder MCJ, Kupka R, Een adequate beroepshouding kan geleerd worden;training en toetsing van attitudes in het medisch onderwijs. NTvG, 1994;138,26: 1333-1337– Van Goed naar Beter. Nota Kwaliteitsbeleid Nederl. Ver. voor Heelkunde, 1993– Kwaliteitsnormen Heelkunde. Nota Kwaliteitsbeleid Nederl. Ver. voor Heelkunde, 1996– Trouwborst A, Opleidingsduur specialisme is maatwerk. Medisch Contact 1999;54,24: 882-883

Uit: Staatscourant 20 oktober 2003, nr. 202 / pag. 24 25