Klimaat in de stad - ROOT of contentcontent.alterra.wur.nl/.../Klimaatindestad.pdf ·...

24
Klimaat in de stad Martin Woestenburg

Transcript of Klimaat in de stad - ROOT of contentcontent.alterra.wur.nl/.../Klimaatindestad.pdf ·...

Klimaat inde stad

Martin Woestenburg

Klimaat inde stad

Martin Woestenburg

Tussentijdse rapportage van hetdialoogproject Klimaat in de stad

5 Inleiding

Dialoogprojecten Klimaat in de stad

Dordrecht/

9 Wielwijk, sterk en weerbaarUtrecht/

15 Structuurvisie RijnenburgAmsterdam/

21 Samenwerken aan een klimaatvriendelijke stad

Overige projecten

Rotterdam/

27 Rotterdam Climate InitiativeHaarlemmermeer/

33 Bouwen met waterStadsregio Arnhem Nijmegen/

39 Future Cities

46 Colofon

Inhoud

2/3

Inleiding

Er zijn heel veel redenen om bij deaanpak van de klimaatverande-ring en de gevolgen daarvan tebeginnen met de stad. Om te be-ginnen leeft meer dan de helftvan de wereldbevolking in de ste-den, voor Nederland is dat zelfs

82 procent1. De uitstoot van de broeikasgassen diede klimaatverandering veroorzaken is er hoog, ter-wijl de door de klimaatverandering te verwachtenextreme regenbui of hittegolf er grote fysieke, soci-ale en economische gevolgen hebben. Tijd dus omde dialoog aan te gaan met de gemeente om van kli-maatkennis klimaatkunde te maken.

Stad is verzameling lokale veranderingen en ontwikkelingen

De urgentie om in steden iets aan de klimaatveran-dering te doen, is hoog. Veel gemeenten in Neder-land zijn dan ook al bezig om klimaatprogramma’ste ontwikkelen, ambities vast te leggen en projectente realiseren. Het dialoogproject Klimaat in de stadis als onderdeel van het onderzoeksprogramma Kli-maat voor Ruimte opgezet om te onderzoeken welkeklimaatkennis relevant is voor Nederlandse steden,welke kennis ontbreekt en hoe die kennis landt inde stedelijke omgeving. Met diverse gemeenten enorganisaties en bedrijven die werken in die stede-

lijke context is de dialoog aangegaan voor dat onder-zoek.De keuze om binnen dit project de dialoog aan tegaan tussen wetenschap, beleid en praktijk is niettoevallig. De klimaatverandering is in de geschiedenis van destadsontwikkeling namelijk geen apart probleem,maar een probleem bovenop een hele verzameling –lokale – fysiek geografische veranderingen en soci-aal economische ontwikkelingen. De stad is in feiteeen strakke mal waarin zowel de mitigatie als adap-tatie geïntegreerd moeten worden, als de klimaat-verandering er al niet voor zorgt dat de maluiteenbarst. De stad is de zeer specifieke omgeving,waarin allerlei lokale, fysieke, hydrologische, ecolo-gische, stedenbouwkundige, demografische, econo-mische, politieke en sociale ontwikkelingensamenvallen. De klimaatverandering maakt daar hoedan ook deel van uit. De stad is een integrale leef-omgeving waarin zowel de gevolgen van als de maat-regelen voor de klimaatverandering praktijk worden.

Wetenschap, beleid en integrale praktijk

Het is al langer duidelijk dat de werelden van de kli-maatwetenschap en het klimaatbeleid niet echtaansluiten op deze integrale praktijk van de stede-

4/5

Dialoog is nodig voor klimaat in de stad

Vincent Kuypers,projectleider dialoogproject Klimaat in de stad

Alterra, Wageningen UR

6/7

lijke leefomgeving2. Binnen de wetenschap is destad als klimaatsysteem nauwelijks onderzocht. Erzijn in Nederland zelfs nauwelijks metingen gedaanin de stedelijke omgeving. Zo is pas met dit projectbegonnen met metingen aan het al in 1818 dooreen Londense amateurmeteoroloog beschrevenUrban Heat Island Effect. De gedachte is dat de ste-nige en weinig groene en waterrijke binnenstedeneen hitte-eiland zijn, waar ’s nachts de temperatuurin warme perioden wel tot tien graden Celsius hogerkan zijn. De klimaatwetenschap is ook nogal funda-menteel gericht op meteorologische, fysische en hy-drologische aspecten en daarbinnen is weinigaandacht voor de koppeling van sociaal economi-sche ontwikkelingen en klimaatverandering als in-breng voor een integrale klimaatbestendigeoplossing. Er bestaat zelfs nog geen overeenstem-ming over het begrip ‘klimaatbestendig’.Ook het klimaatbeleid staat in zijn algemeenheid re-latief ver van de dagelijkse praktijk van de stad, almoet daarbij aangetekend worden dat veel Neder-landse gemeenten zeer druk bezig zijn met de ont-wikkeling van klimaatbeleid. Het landelijkeklimaatbeleid gaat vooral over mitigatie, het terug-brengen van de uitstoot van broeikasgassen in Ne-derland als geheel, en de adaptatie van hetNederlandse landschap in termen van kustbescher-ming, compartimentering, overloopgebieden en wa-terbergingslocaties. Gemeenten doen mee in demeestal op energiebezuiniging en duurzame energiegerichte maatregelen om de uitstoot van broeikas-gassen te verminderen, maar er is nog veel lokaalonderzoek nodig om te onderzoeken hoe dat hetmeest effectief vormgegeven kan worden. Datzelfdegeldt voor de adaptieve maatregelen die gemeentenonderzoeken om te zorgen dat de stad in de toe-komst klimaatbestendig is.

Samen zoeken naar geschikte instrumenten

Er zijn wel instrumenten beschikbaar die gemeen-ten kunnen helpen in hun zoektocht naar de meesteffectieve manier om maatregelen voor mitigatie enadaptatie te combineren met stedelijke en sociaaleconomische ontwikkeling, maar ook die sluitennauwelijks aan bij de praktijk van de stad. Neem bij-voorbeeld instrumenten als de Nationale Adapta-tiescan van de ingenieursbureaus BuildDesk enTauw en de Klimaatwijzer van het ministerie vanVROM. De adaptatiescan is een instrument waar-mee steden, provincies of waterschappen gebieds-gericht in een database kunnen zoeken naar de

bekende effecten van klimaatverandering en demaatregelen daartegen. Hiermee is het ProvinciaalOmgevingsplan van Provincie Groningen getoetst enzijn delen van gemeente Hoogeveen geanalyseerd.De Klimaatwijzer is een instrument waarmee vooralprovincies kunnen toetsen of er voldoende adaptievemaatregelen genomen zijn voor allerlei effecten vande klimaatverandering, zoals de zeespiegelstijging.Provincie Zuid-Holland heeft daar een eerste uitwer-king van gemaakt3, waaruit vier ‘signaalkaarten’kwamen die dienen als basis voor de provincialestructuurvisie.In de stad staan echter niet het klimaat en de kli-maatverandering centraal, maar sociaal economi-sche aspecten als het leefklimaat en hetvestigingsklimaat. Steden kampen met achter-standswijken, verloedering, gezondheidskwestiesals obesitas, onvoldoende recreatiemogelijkheden,fijn stof en verontreinigde lucht en nog veel meerkwesties die direct van invloed zijn op het dagelijkseleven van de stedelingen die in de stad wonen, wer-ken en recreëren. Het veranderende klimaat en degevolgen daarvan zijn in dat perspectief geen cen-traal probleem, maar eerder een bijkomend pro-bleem, dat een ander perspectief geeft op de manierwaarop bestaande en toekomstige stedelijke ontwik-kelingen passen binnen de te nemen maatregelen.Het zoeken naar kansen voor waterberging, het reali-seren van duurzame energie, het aanpassen van debeplanting voor schaduwwerking en waterberging,de hele zoektocht naar een klimaatbestendige stad,gaan altijd samen met sociaal economische kwes-ties.Het zal duidelijk zijn dat de vragen om kennis overklimaatverandering vanuit stedelijke gemeenten danook niet specifiek gericht zijn op klimaatkennis. Hetzijn veelal integrale vraagstukken, waarmee ge-meenten kampen: van nieuwe ontwerpconceptenvoor het combineren van waterberging met woning-bouw tot het aanplanten van bomen en struiken voorzowel het oplossen van het binnenstedelijk hitte-ef-fect en het afvangen van fijn stof, van een toetsbaarklimaatbestendig en duurzaam masterplan voor eennieuwbouwwijk tot een complete gemeentelijkestrategie om burgers bewust te maken van de aan-passingen die de stad nodig heeft voor een klimaat-bestendige toekomst. De aanpak van deklimaatverandering in de stad vergt nieuwe vormenvan stedenbouw, het noopt tot het aangaan vannieuwe allianties, en het zet aan tot innovatievecombinaties van functies en stedenbouwkundigemaatregelen.

Dialoogproject Klimaat in de stadWat leert u in deze brochure over klimaat en destad? Allereerst dat het nodig is om de kennis dieaanwezig is over het klimaat en de klimaatverande-ring om te zetten in kunde die vereist is om in ste-den tot integrale oplossingen te komen. Er wordenin deze brochure zes praktijkvoorbeelden uitgelicht.Deze laten zien dat de oplossingen voor een klimaat-bestendige stad altijd lokaal en specifiek zijn, endat maatregelen in de stad altijd ingebed moetenzijn in de stedelijke cultuur en de bijbehorende ge-meentelijke beleidscultuur. Uit de voorbeeldenblijkt ook dat de praktijk nieuwe vragen oproept,vragen die lang niet altijd op het niveau van de stadeen antwoord vinden, vragen die om antwoord vra-gen van rijk, provincie, waterschap of wetenschap.Het dialoogproject Klimaat in de stad is in die zinniet alleen een onderzoeksproject dat kijkt hoe ken-nis gebruikt wordt, maar ook een project dat nieuwonderzoek agendeert. Vanuit de praktijk en dekunde in de stad.Deze brochure is een eerste publicatie over de resul-taten van het dialoogproject Klimaat in de stad. Deteksten in de brochure geven dan ook geen com-pleet of wetenschappelijk verantwoord beeld van hetonderzoek, maar wel een eerste indicatie van de uit-komsten daarvan. Aan het einde van dit jaar ver-wachten we een uitgebreid en diepgaand boek tepubliceren, waarin de vele manieren waarop de kli-maatkennis in de stad wordt toegepast en de ont-wikkeling van klimaatkunde opnieuw onder uwaandacht gebracht zullen worden. Dit boek zal we-tenschappelijke essays en een meer diepgaande be-schrijving van de processen in de diversevoorbeeldprojecten bevatten. Deze brochure laatechter al zien wat de grote achterliggende ideeënzijn. Ter inspiratie.

‘Binnen de wetenschapis de stad als klimaat -systeem nauwelijks onderzocht’

Noten1 CIA Factbook (https://www.cia.gov/library/publications/

the-world-factbook/geos/nl.html)2 Jeroen Rijke, Chris Zevenbergen, William Veerbeek,

State of the Art Klimaat in de stad,

Delft, 23 februari 2009, UNESCO-IHE, in opdracht van

Klimaat voor Ruimte en Kennis voor Klimaat.3 Klimaatwijzer - Agenda voor een klimaatbestendig

provinciaal waterplan en provinciale structuurvisie,

Provincie Zuid-Holland, 9 december 2008.

Gemeente Dordrecht is met het interactieve proces van

reconstructie van De Wielwijk koploper in de aanpak van een

‘aandachtswijk’ die model staat voor veel van dergelijke

wijken. De grootschalige aanpak van de fysieke en sociale

problemen in die wijken kan in combinatie met klimaatmaat-

regelen tot kansrijke ontwikkelingen leiden. De urgentie is er

voelbaar, en bewoners zien veel in allerlei maatregelen. Maar

de financiering van uitvoering en onderzoek loopt niet altijd

synchroon.

Dordrecht/

Wielwijk, sterk en weerbaar

Dialoogproject Klimaat in de stad

8/9

Dordrecht, park in De Wielwijk; rechts het geluids-scherm langs de A16. Het profiel (onder) laat zienhoe deze locatie er na de herstructering uit zal zien.

10/11

De Wielwijk in Dordrecht heeftsociaal economische proble-men en een eenzijdig en verou-derd woningbestand. GemeenteDordrecht wil in de wijk daaromsamen met woningcorporatieWoonbron fors investeren in

een sociaal en fysiek programma, en ziet dat alskans om tegelijkertijd de klimaatambities voor delangere termijn te verwezenlijken. Dat is de achter-grond voor de stedenbouwkundige visie Wielwijksterk en weerbaar die in 2007 door de gemeente-raad is vastgesteld, en die plannen bevat voor deontwikkeling van de wijk tot 2025. De visie is vorm-gegeven in een tweejarig traject, waarbij de wijkbe-woners een sterke inbreng hadden.

Een apart probleem waarmee De Wielwijk kampt, isde luchtverontreiniging door een van de meestdrukke snelwegen van Nederland, de A16. Eenderde van de wijk ligt in de risicozone met geluidvan meer dan 55 dB en fijn stofconcentraties vanmeer dan 52 mg/m3. In de stedenbouwkundige visieis daar rekening mee gehouden, door drukke wegente verleggen en door beplanting te gebruiken omluchtverontreiniging af te vangen.

Voor de visie Wielwijk sterk en weerbaar is in twee

zogenaamde brugateliers, gefinancierd door het pro-gramma Leven met water, onderzocht hoe de fysiekeen sociale herstructurering en de problemen met deluchtkwaliteit gecombineerd konden worden met deambities die gemeente Dordrecht had om de wijkklimaatbestendiger te maken. Dat betekent feitelijkdat er bij beplanting niet alleen wordt gekeken naarwat dat voor leefbaarheid oplevert voor de bewoners,maar ook hoeveel water een boom opneemt, welkeschaduwwerking die heeft en hoe beplanting zo ge-plaatst kan worden dat die fijn stof afvangt. Alterrawerd gevraagd om hiervoor wetenschappelijke in-breng te leveren; financiering daarvoor kwam vanhet programma Klimaat voor Ruimte.

Doel van het onderzoek was om te kijken hoe deconcentraties stikstofoxide en fijn stof langs de A16naar beneden konden worden gebracht. Alterraheeft hiervoor een reeks ontwerpprincipes uitge-werkt en deze in presentaties en workshops overge-dragen aan de stedenbouwkundigen van degemeente. Ook zijn de ontwerpprincipes in een serieprofielschetsen toegepast, om te toetsen of de bo-menrijen inpasbaar zijn in de nieuw bedachte situa-tie, en of zij daadwerkelijk tot betere lucht kunnenleiden. Vervolgens is in een atelier met bewonerseen poging gedaan hun wensen en ideeën voor deopenbare ruimte en het recreatieve groen te koppe-

Dialoogproject Klimaat in de stad

< Plan voor de herinrichtingvan De Wielwijk.

‘Burgerparticipatie en kennis moeten synchroon lopen’

12/13

len aan de bomen als fijn stoffilter. De uitkomstenwaren veelbelovend; de bomenrijen zijn zeker inpas-baar in de stedenbouwkundige transformatieproces-sen en leveren een meerwaarde op voor dewandelende bewoner.

De inbreng van de wetenschappelijke kennis kwamop een moment dat gemeente Dordrecht en woning-bouwcorporatie Woonbron werkten aan een samen-werkingsovereenkomst voor de herstructurering vanDe Wielwijk. De uitvoering van Wielwijk sterk enweerbaar was daardoor nog niet gestart. Het onder-zoek van Alterra kon wegens de deadline voor de fi-nanciering daarvan niet later georganiseerd worden.Hierdoor was het uiteindelijk niet mogelijk om deonderzoeksresultaten van Alterra direct te vertalenin een ontwerp dat op korte termijn kon worden uit-gevoerd, tot frustratie van zowel gemeente, woning-bouwcorporatie, onderzoekers als bewoners.

De samenwerkingsovereenkomst voor de herstructu-rering van De Wielwijk is nu getekend, en in het na-jaar van 2010 zal het stedenbouwkundig plan voor

het deelgebied langs de A16 gereed zijn. De steden-bouwkundigen van de gemeente zijn in dit proces desleutelfiguren, want zij zijn degenen die de wensenvan bewoners, de fysieke maatregelen en de ener-giebesparende en klimaatmaatregelen bij elkaarbrengen in een ontwerp.

Uit deze interactieve praktijk komen nieuwe vragenop, die vragen om een oplossing op een hoger ni-veau. Zo bleek na onderzoek het rioolsysteem voorde komende decennia nog klimaatbestendig, maaris het in de toekomst nodig om te onderzoeken hoede innovatie daarvan gecombineerd kan worden metbijvoorbeeld de productie van bio-energie uit de fos-faten in het rioolwater. Vergelijkbare vragen zijn erbij de energievoorziening, hoe die interactiever inge-richt kan worden zodat het systeem beter reageertop energieaanvoer vanuit nieuwe, duurzame bron-nen. Het zijn vragen die niet alleen spelen in Dordrecht,maar ook in de rest van Nederland; die vragendaarom om een antwoord op nationaal niveau.

Dialoogproject Klimaat in de stad

‘Een apart probleem waarmee De Wiel-wijk kampt, is de luchtverontreinigingdoor een van de meest drukke snelwegenvan Nederland, de A16’

In De Wielwijk zal de H. M. Trompweggetransformeerd worden tot een park.

Voor De Wielwijk wordt aangegeven welk effect de verschillende beplantingen op het leefklimaat in de wijk hebben.

Een deel van de woningbouwopgave van gemeente Utrecht

wordt gerealiseerd in het nieuwe woongebied Rijnenburg in de

zuidwestelijke oksel van de snelwegen A2 en A12. Voor het

masterplan van het gebied is het systeem Duurzaam Ontwer-pen ontwikkeld om met digitale kaarten te ontwerpen aan de

duurzaamheid van de invulling van de ontwikkelopgave.

De methode is mogelijk ook een impuls om in de toekomst te

monitoren hoe duurzaam alles is uitgevallen.

Utrecht/

Structuurvisie Rijnenburg

Dialoogproject Klimaat in de stad

14/15

< Plankaart voor Rijnenburg, waarinzevenduizend woningen en negentighectare bedrijvigheid zijn gepland.

Duurzaam ontwerpen en monitoren met digitale kaarten

16/17

Rijnenburg is het gebied ten zui-den van de A12 en ten westenvan de A2 bij Nieuwegein. Hetis nu nog een veenweidenpol-der, maar zal in de toekomsteen bebouwd gebied zijn metzevenduizend woningen en ne-

gentig hectare bedrijvigheid. Daarvoor is de Struc-tuurvisie Rijnenburg opgesteld, die op 18 februari2010 door de gemeenteraad van Utrecht werd vast-gesteld. De visie is ambitieus vanwege het sterkduurzame karakter van de bouwopgave. In Rijnen-burg moet klimaatbestendig en energieneutraalwonen en werken in harmonie gaan met de water-huishouding en het landschap, onder het motto‘Duurzaam wonen in het landschap’.

Gebiedsgericht en specifiekOp een toevallige manier is bij de realisatie van destructuurvisie het systeem Duurzaam Ontwerpenontwikkeld, waardoor er gebiedsgericht en zeer spe-cifiek allerlei kennis in het ontwerpproces inge-bracht kan worden. Projectleider Dymph Hoffmansvan gemeente Utrecht kende het instrument Duur-zaamheidsProfiel van een Locatie (DPL), dat dooronderzoeksbureau Ivam is ontwikkeld voor het mi-nisterie van VROM, en ook de manier waarop het be-drijf Mapsup op een digitale tekentafelontwerpprocessen ondersteunt. Zij bedacht dat

beide systemen te combineren zijn tot een digitaalontwerpsysteem, waarin klimaat en duurzaamheidals kenmerken van het ontwerp gemeten en afgewo-gen kunnen worden.Het systeem Duurzaam Ontwerpen maakt het moge-lijk te onderzoeken hoe ingrepen in het gebied uit-pakken qua energiegebruik, waterberging,luchtkwaliteit, recreatie, enzovoorts. Het Ivam ont-wikkelde met het DuurzaamheidsProfiel van een Lo-catie (DPL) een systematiek die de duurzaamheidvan een wijk meet. Duurzaamheid is daarbij aan dehand van de internationaal gebruikte drie P’s vanPlanet, People en Profit uitgewerkt in 24 aspecten.In het programma kunnen zowel fysieke als statisti-sche of enquêtegegevens ingevoerd worden, die wor-den geïnterpreteerd in rapportcijfers die lopen van 0tot 10. Op de MapTable die Mapsup gebruikt, kun-nen mensen met speciale pennen tekenen op digi-tale kaarten. Daarmee veranderen ze de gegevens inde databases die de digitale kaarten voeden met in-formatie. Zo is op de MapTable te zien welke gevol-gen bijvoorbeeld een hoger waterpeil heeft op derecreatie en energievoorziening.

Bestuurlijke dekkingHet is geen toeval dat de Structuurvisie Rijnenburgzo sterk gericht is op duurzaamheid en klimaatbe-stendigheid. Toen in 2008 de startnotitie werd ge-schreven, bleek dat de klimaatambities van

De MapTable is een belangrijke ontwerptoolvoor de ontwikkeling van Rijnenburg.

18/19

gemeente Utrecht, provincie Utrecht en het hoog-heemraadschap Stichtse Rijnlanden sterk overeen-kwamen. De gemeente heeft de ambitie om in 2030CO2-neutraal te zijn en zag in Rijnenburg het para-depaardje om deze ambitie duidelijk te maken. Deprovincie had net het provinciale klimaatprogrammaKlimaat op orde gepubliceerd. Het hoogheemraad-schap was net als alle waterschappen in Nederlandal bezig met de klimaatopgave. Door deze gezamen-lijke klimaatambities kreeg het proces rondom Rijnenburg een sterke bestuurlijke dekking. De ge-meente, de provincie en het hoogheemraad schapgingen samenwerken in de speciale stuurgroep diewerd opgericht om te zorgen dat de klimaatambitiesook werkelijk vertaald zouden worden in de bouw-plannen. Daarnaast leidde de gemeentelijke stuur-groep het ontwerpproces. De eerste belangrijke stap om klimaat in het ont-werpproces te integreren, werd in 2008 gezet methet ontwerpatelier Charette Rijnenburg. Na een in-spiratieavond met onder meer Cradle to Cradle-voor-man Michael Braungart, en een rondetafel-discussie met deskundigen en vertegenwoordigersvan de drie bestuurslagen, kwamen zestig mensenvan vijftien organisaties bijeen in een workshop vantwee dagen. Daarin formuleerden ze een aantal lei-dende uitgangspunten voor Rijnenburg: klimaatneu-trale energievoorziening, duurzaam waterbeheer,zoveel mogelijk gesloten kringlopen, rekening hou-den met landschappelijke waarden, een goede rela-tie tussen stad en land. Via inspiratiebijeen-komsten, werksessies met experts en onderzoekenwerden daarna een zestal thema’s ontwikkeld diebepalend zijn voor Rijnenburg: duurzaam land-schap, gezonde samenleving, Community Lab, waterrobuust bouwen, kringlopen sluiten en Klimaatwand. Bijzonder zijn Community Lab als eenontwikkelings- en innovatieplatform dat samen metprivate partijen nieuwe producten en ideeën ontwik-kelt, en Klimaatwand waar de geluidsschermenlangs de snelwegen ontwikkeld worden als het zicht-bare icoon van klimaatbestendig Rijnenburg.

Communicerende vatenIn de structuurvisie is de huidige landschapsstruc-tuur onaangetast gelaten. De bestaande agrarischeverkaveling en graslanden blijven de omgeving voordiverse woonmilieus met dichtheden van acht totveertig woningen per hectare. De bestaande slotenworden benut voor waterberging en in het zuidenvan het plangebied is een uitbreiding van een be-staande waterplas bedacht voor piekberging en als

buffer voor de benodigde infiltratie van het veen indroge perioden. Deze plas wordt mogelijk gecombi-neerd met de vanuit de gemeente gewenste wed-strijdroeibaan en vormen van waterrecreatie. Directaan de A12 komt bedrijvigheid en langs de snelwe-gen wordt een geluidsscherm gecombineerd metenergieproductie uit bijvoorbeeld zonnepanelen enwindmolens. Zo ontstaat een wijk die niet zozeereen uitbreiding van de stad Utrecht moet zijn, maareerder een inbreiding in de richting van Het GroeneHart.Het gecombineerde computersysteem van Ivam enMapsup heeft een belangrijke bijdrage geleverd aanhet ontwerpproces. De mensen die verantwoordelijkwaren voor de zes thema’s, ontwikkelden in samen-werking met wetenschappers indicatoren en doel-einden voor de specifieke opgaven. Het bleek voorwetenschappers niet makkelijk om harde indicato-ren te geven. Ze aarzelden wel eens als ze werd ge-vraagd om bijvoorbeeld specifiek aan te gevenhoeveel kilo CO2 er bespaard zou worden; ze gaveneen reeks in plaats van een getal. Het systeem wasgeen planningssysteem, maar een communicatie-middel dat stedenbouwkundigen met indicaties dui-delijk maakt welke gevolgen ingrepen hebben voorhet klimaat en de duurzaamheid, om hen na te latendenken over die gevolgen. Het werkt als communi-cerende vaten: meer woningen betekent minderruimte voor ecologische zones en een minder hogeambitie ten aanzien van recreatie, meer waterber-ging betekent een beter behoud van het veen en hetslagenlandschap. Op de MapTable zien mensen di-rect wat er gebeurt als er iets verandert.

MonitoringssysteemStructuurvisie Rijnenburg is nog een papieren plan.Het streven is om in 2013 in het gebied de bouw testarten en in de vijftien jaar daarna het nieuwewoongebied te ontwikkelen. De bedoeling is dat hetsysteem Duurzaam Ontwerpen ook bij de verdere enmeer gedetailleerde uitwerking van de globale ambi-ties uit de structuurvisie een rol blijft spelen. Ambities zullen waar nodig en mogelijk worden vast-gelegd, en meegegeven worden naar ontwikkelfaseswaarin de gemeentelijke regierol minder prominentis. Duurzaam ontwerpen kan zo uitgroeien van duur-zaam ontwerpsysteem tot monitoringssysteem, waarook de wetenschap weer van kan profiteren.

Dialoogproject Klimaat in de stad

Geluidsscherm met energieproductie uitzonnepanelen en windmolens, ontwikkelddoor Klimaatwand.

Bij de architectonische invulling van hetgebied wordt rekening gehouden met de bestaande landschapsstructuur.

Bewoners ontwerpen mee aan een klimaatbestendig en

klimaatvriendelijk Amsterdam. Via ontwerpateliers kunnen ze

hun woonwensen voor het stedelijk leefklimaat koppelen aan

de klimaatkennis van ervaren ontwerpers, zodat er een

integrale visie ontstaat voor de ruimtelijke ontwikkeling van

een Amsterdam in tijden van klimaatverandering.

De bewoners leren zo wat ze zelf kunnen doen, terwijl onder-

zoekers, ontwerpers en beleidsmakers zicht krijgen op de

soms vergaande en altijd integrale opties die er liggen om met

de klimaatverandering om te gaan.

Amsterdam/

Samenwerken aaneen klimaat- vriendelijke stad

Dialoogproject Klimaat in de stad

20/21

Amsterdam, De Baarsjes, Hoofdweg en Mercatorplein (onder).

Nederlandse steden krijgenmeer last van de klimaatver-andering dan andere delenvan het land. Mede als gevolgvan het beleid om compactesteden te bouwen, kent Ne-derland naast zijn relatief

open landschap een sterk geconcentreerde bebou-wing in de steden. In de Amsterdamse wijk De Baars jes is goed te zien wat de keerzijde daarvan is.Het is een erg stenig stukje Amsterdam, met op hetgrote, centrale Mercatorplein nauwelijks bomen ofander groen. En er is erg veel verkeer. Straten als deJan van Galenstraat staan niet voor niets in de topvijf van de Amsterdamse straten met slechte lucht-kwaliteit, mede dankzij het vrachtverkeer naar hetFood Centre.

Milieucentrum Amsterdam organiseerde in de afge-lopen jaren verschillende malen ontwerpateliers metbewoners. Op een dinsdagavond komt een veertigtalbewoners van De Baarsjes bijeen in de bibliotheek.Ontwerpers vertellen hen dat de klimaat veranderinggevolgen zal hebben voor alle aspecten die bepa-lend zijn voor het leefklimaat in De Baarsjes. De be-woners knikken in herkenning als een ontwerpervertelt dat het op warme zomerdagen vooral ’savonds warmer wordt, als de stenen hun warmte af-

geven, en schrikken een beetje als ze horen dat hetezomers als die van 2003 en 2006 steeds normalerzullen worden. Ze weten dat de brandweer tegen-woordig in droge perioden de bomen water komtgeven, wat vroeger nooit nodig was.

In het project Samenwerken aan een klimaatvrien-delijk Amsterdam zorgde Milieucentrum Amsterdamervoor dat de gemeente samenwerkte met onderzoe-kers van Alterra en de TU Delft, architectenbureauSLA, bureau B+B, adviesbureau Arcadis, gemeente-lijk waterbedrijf Waternet, woningcorporatie Stadge-noot en ontwerpers die ervaren zijn in het zoekennaar klimaatmaatregelen in een stedelijk milieu,aan een reeks concrete beelden, invullingen en uit-werkingen. De ontwerpateliers maken hier deel vanuit en vormen de basis voor de ontwikkeling van eennieuwe structuurvisie voor de ruimtelijke ontwikke-ling van Amsterdam, waarin ook duidelijk moet wor-den hoe de stad in de toekomst rekening gaathouden met het klimaatvraagstuk. De structuurvisiezal in 2010 gepresenteerd worden.

Tijdens het ontwerpatelier blijkt dat er een breedscala aan mogelijkheden is. Bewoners ontwerpenenthousiast mee. Ze zien wel wat in het plaatsenvan regentonnen op de balkons of klimaatbesten-dige gebouwen zoals het met tienduizenden planten

‘Ideeën om de stedelijke omgevingaan te passen aan de gevolgen van de klimaatverandering zijnmoeilijker te verwezenlijken’

22/23

Dialoogproject Klimaat in de stad

In de ontwerpateliers brengen bewoners hunwoonwensen naar voren en ontwerpen ze meeaan een klimaatbestendige wijk.

bedekte zwembad Sportplaza Mercator. Anderenkomen met politieke oplossingen, zoals het vergro-ten van de stadsdelen om te zorgen voor een beterafgestemd groenbeleid. Nu wordt over het grote,groene, aan De Baarsjes grenzende Rembrandtparkbeslist door het stadsdeel Slotervaart aan de anderekant van het park. En er ontstaan ook toekomstvisi-oenen over de ring rond de stad, in een tunnel meteen park er bovenop, met elektrische wagentjes voorhet vervoer richting centrum. De resultaten van dezeen andere door Milieucentrum Amsterdam georgani-seerde ontwerpateliers werden later in een tentoon-stelling aan de Amsterdammers getoond.

Net als in andere steden, probeert gemeente Am-sterdam het klimaatvraagstuk aan te pakken. De na-druk ligt hierbij vaak op plannen om op energie tebezuinigen en autogebruik terug te dringen om deuitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Ideeënom de stedelijke omgeving aan te passen aan de ge-volgen van de klimaatverandering zijn moeilijker teverwezenlijken. Kennis daarover is moeilijk toegan-kelijk. Nu nemen de verschillende gemeenten,stadsdelen, bedrijven en burgers daar vaak individu-eel eigen maatregelen tegen. Maar dat werkt niet.Als de buurman een airco koopt, wordt het binnens-huis prettiger maar warmt de buurt als geheel op.En als stadsdeel Slotervaart besluit bomen te kap-pen in het Rembrandtpark, dan heeft dat gevolgenvoor het klimaat in De Baarsjes. Daarbij komt datgemeentelijke bestuurders en ambtenaren graagsnel en zichtbaar actie willen ondernemen, terwijl

de klimaatwetenschap zich nu nog vooral bezig-houdt met voorspellingen en oplossingen voor delangere termijn.Het probleem is dat bij oplossingen voor de adapta-tie van de stad aan de gevolgen van de klimaatver-andering de effecten vaak onbekend, nooiteenduidig en soms zelfs strijdig zijn. Groen dat in deene buurt wordt aangelegd om de luchtkwaliteit teverbeteren of via schaduw koelte te realiseren, kanin een andere buurt juist zorgen voor opwarmingdoordat verkoelende wind wordt tegengehouden, oftot verslechtering van de luchtkwaliteit omdat fijnstof er juist blijft hangen. Het verminderen van hetautoverkeer in één straat kan weer problemen creë-ren elders in de stad. En één klimaatvriendelijkzwembad is niet genoeg. Met het project in Amsterdam wil het Milieucen-trum Amsterdam samen met onderzoekers en de ge-meente kijken hoe er een integrale visie kan wordenontwikkeld, waarin zowel de wetenschappelijke ken-nis als de wensen van de bewoners terug zijn te vin-den. Zo wordt de bewoners duidelijk dat ze zelfdingen kunnen ondernemen, zoals het plaatsen vaneen regenton op hun balkon, terwijl tegelijkertijdnieuwe vragen ontstaan voor ontwerpers, onderzoe-kers en beleidsmakers. Tegelijkertijd vormen deideeën die de bewoners ontwikkelden tijdens deontwerpateliers zowel een basis voor de gemeente-lijke structuurvisie als een communicatiemiddel omin Amsterdam de discussie over wat de klimaatver-andering betekent voor de stad te stimuleren.

24/25

Dialoogproject Klimaat in de stad

‘A10 ondergronds, auto’s in parkeertorens en de wijk autovrij!’

Tentoonstelling van de plannen diein de ontwerpateliers zijn ontstaan.

Meetinstrumenten op bakfietsen en openbare gebouwen

moeten uitwijzen of Rotterdam last heeft van hittestress.

De wetenschappelijke gegevens uit dit experiment worden

niet alleen gebruikt voor vervolgonderzoek, maar ook om de

vraag hoe de klimaatverandering Rotterdam zal veranderen

onder de aandacht te brengen van de Rotterdammers zelf.

Rotterdam/

Rotterdam Climate Initiative

26/27

‘Meetinstrumenten op bakfietsenbetrekken Rotterdammer bij klimaatbeleid’

In en om de stad Rotterdamwerden metingen verricht naarde klimaatcondities.

28/29

Rotterdam is de Nederlandsedeltastad bij uitstek, met eenvan ’s werelds grootste havensen enorme oppervlakten waterenorm kwetsbaar voor de gevol-gen van de klimaatverandering.Het klimaatbureau van de ge-

meente heeft samen met Havenbedrijf Rotterdam,ondernemersorganisatie Deltalinqs en DCMR Mi-lieudienst Rijnmond het initiatief genomen tot hetRotterdam Climate Initiative om de stad klimaatbe-stendig te maken en de uitstoot van CO2 te halve-ren. De experimenten met door klimaatweten-schappers aangedragen oplossingen voor zoweladaptatie als mitigatie moeten Rotterdam kennis-stad, proeftuin en voorbeeldstad maken voor delta-steden elders in de wereld. Het Rotterdam ClimateInitiative is een ambitieus programma, dat draaitrond de vijf inhoudelijke hoofdthema’s waterveilig-heid, bereikbaarheid, adaptief bouwen, stedelijkwatersysteem en stadsklimaat en waarvoor zevenconcrete projecten zijn uitgewerkt. Om aan te gevenhoe belangrijk de integrale aanpak is van deze pro-jecten, is het Rotterdamse klimaatbureau onderge-bracht bij de centrale bestuurseenheid van degemeente.

Een klein onderdeel van dit grote programma is fun-

damentele wetenschap. Onder de paraplu van hetonderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat is in2009 begonnen met metingen naar hittestress. Devraag is of Rotterdam last heeft van het Urban HeatIsland Effect; het idee is dat het stadscentrum ’s zo-mers enkele graden warmer is dan het buitengebieden dat dat stress oplevert voor de inwoners. Om datte onderzoeken zijn op vier plekken zichtbare vastemeetstations – een verzameling van meetinstrumen-ten – aangebracht op openbare gebouwen en werdin de zomer van 2009 met een mobiel meetstationop een bakfiets op andere plekken in de stad geme-ten. De fiets kan makkelijk door de dichte bebou-wing manoeuvreren, en is voorzien van een snellethermometer, een vochtmeter, een sensor voor wind-richting en -snelheid, sensoren voor de bepaling vande hoeveelheid invallend zonlicht, en sensoren voorde uitwisseling van warmtestraling. De resultatenvormen de basis voor een vervolgonderzoek naar devraag of, en zo ja welke aanpassingen van het stede-lijk leefmilieu nodig zijn. Uiteindelijk wordt hetmeetnet in Rotterdam een onderdeel van een grotermeetnet in Zuid-Holland, waar onderzocht zal wor-den hoe het stadsklimaat zich verhoudt tot de omge-ving.

De eerste metingen met de bakfiets werden gedaanop een hete dag in augustus. Het duurt nog tot

‘Het centrum van Rotterdambleek ’s nachts zeven gradenCelsius warmer dan het platteland rondom RotterdamAirport’

30/31

2011 voordat er een wetenschappelijke uitspraakgedaan kan worden met andere metingen. Uit deeerste metingen blijkt wel dat er grote verschillenzijn tussen binnenstedelijke milieus en het buiten-gebied, maar ook tussen bebouwde en begroeideomgeving. Het centrum van Rotterdam bleek ’snachts zeven graden Celsius warmer dan het platte-land rondom Rotterdam Airport. Overdag was hetcentrum slechts twee graden warmer dan het vlieg-veld, maar opmerkelijk genoeg was de temperatuurin het stadspark De Twee Heuvels 2,4 graden lager.Er was binnen het stadscentrum dus een tempera-tuurverschil van 4,4 graden. Deze eerste metingenkwamen overigens overeen met metingen in deStadsregio Arnhem Nijmegen.

Voor gemeente Rotterdam zijn deze metingen denulmeting van het mogelijke Urban Heat Island Effect, maar tegelijkertijd het begin van een

communcatie- en participatietraject. De opvallendemanier waarop het onderzoek heeft vorm gekregen,met de bakfietsen en de meetstations, maakt onder-deel uit van het breed ingezette offensief van de ge-meente om Rotterdam als klimaatstad op de kaart tezetten. Zo is een tram uitgerust met meetsensoren,waardoor het reizende publiek als het ware kan mee-maken hoe het Urban Heat Island Effect werkt. Envervolgens moet ook via aanvullend onderzoek dui-delijk worden welke stress de verhitting oplevert opde stedelingen. Daarvoor is samenwerking met an-dere projecten buiten Rotterdam nodig, want statis-tisch is Rotterdam te klein. Maar uiteindelijk zal hetinteractieve proces moeten leiden tot gebiedsge-richte, Rotterdamse oplossingen voor de stad Rot-terdam zelf en de Rotterdammers. Die laatstenzullen, als het aan de gemeente ligt, tegen die tijdheel goed weten wat het klimaat met een stad doet,en wat een stad daar weer aan kan doen.

‘Uiteindelijk zal het inter- actieve proces moeten leiden totgebiedsgerichte, Rotterdamse oplossingen’

Project GreenPark; Architektenburo Kühne & Co ontwierpeen groene gevel voor een parkeergarage in het kader vanhet Rotterdam Climate Initiative, dat hiervoor een subsi-die verstrekte. Opdrachtgever/initiatiefnemer: West-StarManagement BV.

Het Rotterdam Climate Initiativestimuleert Rotterdammers omhun steentje bij te dragen aanmeer groen in de stad.

Om lege en laag gelegen polders als de Haarlemmermeer

klaar te maken voor de toekomstige verstedelijking en de

gevolgen van de klimaatverandering, is een nieuwe vorm van

stedenbouw nodig. Bouwen met Water is een dynamische

waterstedenbouw die woningbouw combineert met water -

berging. Door te bouwen met water als fundament ontstaat

een waterlandschap met fluctuerende waterpeilen en water-

plassen voor waterberging en waterrijke woonmilieus

dat klimaatbestendig is en ruimte laat voor ontwikkeling.

Haarlemmermeer/

Bouwen met water

32/33

Haarlemmermeer, plan waarin woningbouwwordt gecombineerd met waterberging.

Er zijn voor de Haarlemmermeermeer plannen dan er ruimte is. Erzijn plannen voor tienduizendenwoningen, infrastructuur en hon-derden hectares groen en recrea-tie. Er is bovendien meer ruimtenodig om de gevolgen van de kli-

maatverandering op te vangen. Nu al wordt er ge-zocht naar ruimte om drie miljoen kubieke meterwater te bergen. Met alle plannen opgeteld is deHaarlemmermeer zo’n vierhonderd hectare te klein.En dan hebben we het nog niet over de gevolgen vande klimaatverandering. Een droge zomer als in2003 wordt medio 2050 bijna normaal, en hetzoutgehalte in de kwel is dan zo’n dertig procenthoger dan nu.

Bedreigende ‘Waterwolf’Om te zorgen dat al die plannen toch passen in deHaarlemmermeer, is het ontwerp- en ontwikkelings-concept Bouwen met Water ontwikkeld door eenconsortium van projectontwikkelaar Dura Vermeer,architectenbureau SLA, hoogheemraadschap DeStichtse Rijnlanden en onderzoeksinstituut Alterra.Achterliggend idee achter dit concept is dat de ge-bruikers van de Haarlemmermeer al eeuwen als pol-deraars leven met de problemen die waterveroorzaakt, en dat de klimaatverandering een

nieuwe urgentie levert om juist vanuit het water naarde ruimtelijke ontwikkelingen in de polder te kijken. Met Bouwen met Water grijpen de ontwerpers terugop het water als een bedreigende ‘Waterwolf’, dietelkens nieuwe vormen aanneemt. Nu al zorgt hetzoute kwelwater ervoor dat de polder vaak moet wor-den doorgespoeld om akkerbouw mogelijk te maken,wat in erg droge zomers als in 2003 erg moeilijk is.Bij het graven van nieuwe vaarten wordt de bodemsoms omhoog gestuwd door de kweldruk van de wa-terkolom van zes meter water, omdat de Haarlem-mermeer zo diep onder de zeespiegel ligt. En inseizoenen met hevige regenval is het erg lastig omhet overtollige water te bergen of af te voeren. Metde nieuwe plannen en de klimaatverandering zullendie problemen in de toekomst alleen maar urgenterworden.

Dynamische waterstedenbouwBouwen met Water betekent letterlijk bouwen metwater, een nieuwe en dynamische vorm van ‘water-stedenbouw’ waarbij het water als fundament dientvoor de nieuwe functies die in de Haarlemmermeermoeten komen. Kerngedachte is eerst zorgen voorhet watersysteem en dan pas huizen bouwen. Bou-wen in de polder gaat zo op een natuurlijke maniersamen met het realiseren van een meer zelfvoorzie-nend watersysteem dat zijn eigen broek ophoudt.

‘Water is fundament voornieuwe waterstedenbouw’

34/35

In de Haarlemmermeer ligt de ingewikkelde opgave omwoningbouw in het toch al drukke gebied te combinerenmet waterberging en natuurontwikkeling. In het projectBouwen met Water worden samen met overheden, markt-partijen en kennisinstellingen in de Westflank van deHaarlemmermeer nieuwe concepten ontwikkeld voor waterstedenbouw, waarbij water en niet grond de basisvormt voor vernieuwende, klimaatbestendige woonwijken(ontwerp: Oosterhuis Architecten, 2009).

36/37

De eerste stap is zorgen dat de waterstand in deHaarlemmermeer gaat fluctueren; het water gaat open neer met de seizoenen en het klimaat en het sys-teem krijgen zo dynamiek. De tweede en grootstestap naar een zelfvoorzienend watersysteem is deaanleg van een nieuwe plas van tweehonderd hec-tare op de slecht doorlatende veengrond in de West-flank van de Haarlemmermeer. Om te voorkomendat de grond door de kweldruk openbarst bij het gra-ven van zo’n plas, zal die bovenop het maaiveldkomen. Er ontstaat een waterlandschap waarop mensen alwonend, werkend en recreërend meebewegen op deritmes van de seizoenen en het klimaat. Voorbereidop de onbestendige toekomst. Nieuwe, natte natuurontwikkelt zich op het fluctuerende fundament vanhet water tot een aantrekkelijk leefklimaat. Naast deplas komen nieuwe waterwoonmilieus en met denieuwe plas kan in natte tijden schoon en zoet re-genwater worden geoogst, waardoor er geen voedsel-rijk boezemwater uit de Ringvaart meer nodig is enin zoete tijden zelfs zoet water over is voor het bosdat aan de noordzijde van de Westflank is voorzien.

Financieel haalbaar experimentHet consortium heeft in 2010 een marktconsultatiegedaan om in de Westflank van de Haarlemmermeereen experiment met Bouwen met Water te realise-ren. De ideeën van Bouwen met Water zijn volgenshet consortium financieel kansrijk. De schaarseruimte in de Haarlemmermeer wordt optimaal ge-bruikt door waterberging te combineren met natuur-ontwikkeling en woningbouw. Het fluctuerende

waterpeil zorgt dat er minder grond nodig is voor wa-terberging, en door de grotere aaneengesloten wa-teroppervlaktes is er minder geld nodig voor aanlegen beheer van de oevers. De dynamische waterste-denbouw van Bouwen met Water zorgt ervoor dat erin de Haarlemmermeer ruimte genoeg is om alle op-gaven te realiseren.Binnen het experiment met Bouwen met Water isveel aandacht voor het ontwikkelingsproces van deWestflank van de Haarlemmermeer. Het zal eenzoektocht zijn naar nieuwe kennis en allianties. In de integrale aanpak zullen alle deelnemende par-tijen vanuit hun eigen belang leren omgaan met deonzekerheden die kenmerkend zijn voor het zoekennaar oplossingen voor maatschappelijke problemen.Bewoners, de ‘polderaars’, vormen een belangrijkepartij in de allianties die het consortium zoekt. Zij zullen leven in het waterlandschap, maar als zeweten dat ze invloed kunnen uitoefenen op hetwater in hun achtertuin, dan willen ze wel meedoen.Dat is de gedachte.

Leren leven met waterHet experiment in de Westflank van de Haarlemmer-meer is een voorbeeld voor veel andere gebieden inNederland. Overal in Nederland zijn laag gelegengebieden te vinden waar nog ruimte is voor bebou-wing, maar waar het bouwen lastig was en in de toe-komst alleen maar lastiger zal worden. Het conceptvan Bouwen met Water biedt bouwstenen om ookdaar te zoeken naar nieuwe waterlandschappenwaar mensen leren leven met water als fundamentvoor een klimaatbestendige toekomst.

In het plan Bouwen met Water wordt in de archi-tectuur rekening gehouden met fluctuerende waterstanden (ontwerp: Oosterhuis Architecten,2009). Ook op andere plaatsen in Nederland worden

plannen gemaakt voor woningen op het waterzoals hier het plan voor het Steigereiland (IJburg, Amsterdam) ontwerp Architectenbu-reau Marlies Rohmer.

‘Er ontstaat een waterlandschapwaarop mensen al wonend, werkend enrecreërend meebewegen op de ritmesvan de seizoenen en het klimaat’

Nederlandse steden zijn niet goed voorbereid op de effecten

en gevolgen van extreem warme zomers, terwijl die in de toe-

komst steeds normaler zullen worden. In de Stadsregio

Arnhem Nijmegen wordt met metingen, warmtebeelden van-

uit vliegtuigen en een klimaatkaart letterlijk in kaart gebracht

welke gebieden het meest te lijden zullen hebben onder de

gevolgen van de klimaatverandering. De analyses van de ef-

fecten van het stedelijk hitte-eiland moeten de basis vormen

voor de stedenbouwkundige aanpak van de regio, de steden

en de dorpen.

Stadsregio Arnhem Nijmegen/

Future Cities

38/39

Dit warmtebeeld van de Stadsregio ArnhemNijmegen laat duidelijk zien waar de hitte-concentraties zich voordoen.

40/41

In 2006 werd de sinds 1928 georgani-seerde Nijmeegse Vierdaagse voor heteerst afgelast. Reden: het extreem warmeweer. Wandelaars hadden last van hitte enuitdrogingsverschijnselen, en vooral op deOosterhoutse Dijk vielen er veel slachtof-fers. Er vielen twee doden. Toch zal ook

de organisatie van de Vierdaagse moeten leven methet feit dat een warme zomer zoals die van 2006 inde toekomst eerder regel dan uitzondering zal zijn.

Regionale opgaveDe problemen met de Vierdaagse laten zien hoe be-langrijk het is dat er rekening wordt gehouden metde gevolgen van de klimaatverandering. De Stadsre-gio Arnhem Nijmegen is een van de grootste stede-lijke gebieden van Nederland, en de twintig lokalegemeenten werken in de Stadsregio samen omkwesties als mobiliteit – bijvoorbeeld het doortrek-ken van de A15 – en verstedelijking – er moeten tot2020 zo’n 26.000 woningen gebouwd worden – opte pakken als een regionale opgave. Ook de aanpakvan de gevolgen van de klimaatverandering is zo’nregionale opgave.De Stadsregio werkt in het Europese Interreg-projectFuture Cities samen met de gemeente Tiel, het En-gelse Hastings, de West-Vlaamse Intercommunale,de Duitse waterschappen Lippeverband en

Emschergenossenschaft en het Franse Rouen-Seine-Aménagement om kennis en ervaring te bun-delen en te vertalen naar pragmatische enpraktische oplossingen. Want in warme zomers zijnde problemen in steden als Arnhem en Nijmegenvoelbaar. Zo is de hitte in het met een glazen dakoverkoepelde winkelcentrum Presikhaaf soms al on-draaglijk, en worden stadsbomen voorzien van bui-zen in de grond om die te bevloeien.

GezondheidsproblemenSteden als Arnhem en Nijmegen zijn nog niet vol-doende aangepast aan warme zomers als die uit2006. Door de dichte, stenige bebouwing vormtzich in de stad een Urban Heat Island – een stede-lijk hitte-eiland. De warmte van overdag wordt in hetsteen en asfalt opgeslagen om ’s nachts weer vrij tekomen, waardoor het in een stadscentrum wel zevengraden Celsius warmer kan zijn dan rondom de stad.Dat leidt tot hittestress en tot toename van gezond-heidsproblemen als uitdroging, vermoeidheid, con-centratie- en ademhalingsproblemen, slaappro-blemen en allergieën. De grote vraag waarvoor deStadsregio en de internationale partners in FutureCities staan, is hoe de stedelijke structuur zo kanworden ingericht dat de problemen als gevolg vanhet stedelijk hitte-eiland kunnen worden aangepakten hoe de dempende, verkoeling brengende groen-

‘Steden als Arnhem en Nijmegenzijn nog niet voldoende aangepastaan warme zomers als die uit2006’

Net als in Rotterdam werden in Nijmegen enArnhem met een bakfiets metingen verrichtnaar het stadsklimaat.

42/43

structuur beter kan worden benut. Ook de positieveeffecten van het hitte-effect worden bekeken; het isimmers prettig dat je in een warme stad minderhoeft te stoken in de winter.Voor Future Cities zijn diverse onderzoeken gedaan.Zo zijn, net als in Rotterdam, met een bakfiets volmeetapparatuur op diverse plekken in de regio wind,temperatuur, luchtvochtigheid en andere parame-ters gemeten om te bepalen of er een effect is temeten van het stedelijk hitte-eiland. Daaruit bleekde temperatuur in het stadscentrum zeven gradenCelsius hoger dan rondom de steden, wat een beves-tiging betekende van metingen in Rotterdam. Om teonderzoeken waar op een warme dag het stedelijkhitte-eiland de meeste effecten had, zijn vanuit eenvliegtuig warmtebeelden gemaakt. Deze hittescanlaat duidelijk zien dat wegen en bebouwing veelwarmte vasthouden, terwijl gebieden met groen enwater juist koel blijven.

KlimaatkaartOok zijn er vijf factoren in beeld gebracht die het ef-fect bepalen van het stedelijk hitte-eiland: de wind,de stedelijke morfologie, de materialisatie, hetgrondgebruik en de hoogteverschillen. Verkoelendewind uit de regio kan vaak het verwarmde stadscen-trum niet bereiken. De stedelijke structuur, het vo-lume en de hoogte van gebouwen, de verdeling vanonbebouwd en bebouwd en de bebouwingsdichtheidbepalen hoe ver koelere lucht de stad binnendringten warme lucht wordt afgevoerd. De materialen van gebouwen en infrastructuurmaken samen de ‘ruwheid’ van een gebied, en be-palen daarmee de mate van uitwisseling van warmteen koelte. Asfalt kan veel warmte opslaan, bleek uitde warmtebeelden. Grondgebruik is ook belangrijk.Doordat planten water verdampen en bomen scha-duw leveren, werken groengebieden verkoelend.Daarnaast is de topografie vooral voor steden alsArnhem en Nijmegen van belang, want de hoogte-verschillen die hier voorkomen leveren een bijdrageaan de aanvoer van koele lucht.Van de vijf factoren zijn vervolgens op basis van be-staande gegevens kaartbeelden gemaakt. Door diete combineren ontstaat een geografisch informatie-systeem dat de gegevens op grids van honderd bijhonderd meter omrekent tot de Urban Climate Ana-lysis Map. Dat is een klimaatkaart waarop zichtbaaris welke gebieden van de stad het meeste risicolopen op warmteophoping en moeite hebben om ’savonds af te koelen en welke gebieden koele luchtkunnen produceren die de stad overdag en ’s nachts

kunnen afkoelen. Op de klimaatkaart is de warmte-en ventilatiebalans zichtbaar van de steden en hetbuitengebied. De stad Arnhem wordt zo ingedeeld inzones die sterk verkoelend zijn of juist sterk opwar-men. De Veluwe is bijvoorbeeld een zone die koelelucht produceert in de richting van Arnhem, terwijlbedrijfsterreinen met overwegend platte daken enhoge gebouwen juist gebieden zijn met een hoog ri-sico voor opwarming.

GereedschapskistMet de metingen vanaf de bakfiets, de hittescan ende klimaatkaart zijn de eerste stappen gezet. Deanalyses zijn nog niet volledig. Er zijn bijvoorbeeldnog verschillen tussen de hittescan en de klimaat-kaart. Het stadion Gelredome is bijvoorbeeld in dehittescan rood maar op de klimaatkaart groen; waar-schijnlijk warmt het stadion overdag sterk op maarneemt het nauwelijks warmte op door het materiaal-gebruik. Nader onderzoek moet uitwijzen waar zulkeverschillen vandaan komen en hoe die te verklarenzijn. Door de integratie van de verschillende onderzoekenmoet een integrale visie ontstaan op de gevolgenvan de klimaatverandering voor het stedelijk leefmi-lieu in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De vol-gende stap is om op basis daarvan maatregelen teformuleren. De klimaatkaart vormt bijvoorbeeld debasis voor de nieuwe structuurvisie van gemeenteArnhem, als signaleringskaart met gerichte aanbe-velingen om bijvoorbeeld verkoelende luchtstromenzo min mogelijk te hinderen, gebieden niet te ver-dichten of extra groen aan te leggen. Dit zal moetenleiden tot een concreet actieprogramma, dat vervol-gens op lagere schaalniveaus tot praktische en prag-matische projecten leidt. De ervaring en kennis uitdie projecten worden uiteindelijk gebundeld in eengereedschapskist voor de aanpak van de klimaatver-andering, en die kan ook worden ingezet in anderesteden en regio’s.

Klimaatkaart van Arnhem, waarin de warmte- en ventilatiebalans van de stad en het buitengebied zichtbaar wordt gemaakt.

Colofon

Deze brochure is een tussentijdse rapportage van het

dialoogproject Klimaat in de stad, project A17 uit het

programma Klimaat voor Ruimte. Hierin werken Alterra

(Wageningen UR) en de Technische Universiteit Delft

samen met gemeenten aan de implementatie van

maatregelen in die sterk verstedelijkte regio’s in

Nederland die naar verwachting zullen doorgroeien in

de nabije toekomst (Nota Ruimte Sleutelprojecten).

Er zijn contacten gelegd met de Stadsregio Arnhem

Nijmegen, Groningen, Amsterdam, Rotterdam,

Utrecht, Dordrecht, Haarlemmermeer en Maastricht.

In opdracht van Vincent Kuypers, projectleider

dialoogproject Klimaat in de stad, Alterra,

Wageningen UR

Tekst/

Woestenburg tekst en uitleg, Martin Woestenburg

Opmaak/

Office for Design, Loek Kemming, Noudi Spönhoff

Productie/

Drukkerij Loor, Varsseveld

Mei 2010