Klimaatverandering - ROOT of contentcontent.alterra.wur.nl/.../klimaatverandering_nl.pdf ·...

14
Klimaatverandering

Transcript of Klimaatverandering - ROOT of contentcontent.alterra.wur.nl/.../klimaatverandering_nl.pdf ·...

Klimaatverandering

Internationaal

• ADAM: Europees onderzoek naar de effectiviteit en de kosten van het klimaatbeleid (www.adamproject.eu)

• CarboEurope: Europees project dat de koolstofcyclus bestudeert (www.carboeurope.org)

• CarboPeat: internationaal onderzoek naar tropische veenmoerassen en de uitstoot van broeikasgassen (www.carbopeat.org)

• CCB: samenwerking van onderzoek naar de biosferische en sociaal- economische aspecten van klimaatverandering binnen Wageningen UR (www2.wau.nl/ccb)

• Euro-limpacs: een geïntegreerd EU-project met 36 partners gericht op het beoordelen van de effecten van toekomstige veranderingen in Europese zoetwaterecosystemen (www.eurolimpacs.ucl.ac.uk)

• NeWater: Europees onderzoek naar klimaatbestendig waterbeheer (www.newater.info)

• Wetenschappelijke ondersteuning IPCC (www.ipcc.ch)

Nationaal

• Klimaat voor Ruimte: onderzoek naar de gevolgen van de klimaatverandering voor Nederland (www.klimaatvoorruimte.nl)

• Kennis voor Klimaat: gebiedsgericht onderzoek naar de mogelijke maat- regelen tegen de gevolgen van klimaatverandering in Nederland (www.kennisvoorklimaat.nl)

• Natuurkalender: waarnemingsprogramma dat de ecologische gevolgen van de klimaatverandering in Nederland in kaart brengt (www.natuurkalender.nl)

SamenwerkingDe Environmental Sciences Group van Wageningen Universiteit & Researchcentrum werkt in diverse nationale en internationale onder-zoeksprogramma’s samen met nationale en internationale onder-zoeksinstituten, universiteiten, overheidsinstellingen en bedrijven. Enkele voorbeelden van deze projecten:

contact www.alterra.wur.nl

Het klimaat verandert

We kunnen er niet meer aan voorbij: het klimaat verandert. Ook binnen de wetenschap bestaat daarover grotendeels consensus. In de afgelopen honderd jaar is de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van de aarde met meer dan 0,7º Celsius gestegen. De meeste klimaatonderzoekers zijn het erover eens dat deze opwarming van de aarde het gevolg is van activiteiten van de mens, voornamelijk door de uitstoot van broeikasgassen.

Het klimaat is echter niet eenduidig. Het is een complex systeem van fysieke, chemische en biologische processen, die allemaal in onderlinge interactie op elkaar inwerken. Dat heeft weer gevolgen voor de onderdelen van het klimaatsysteem: de atmosfeer, de oceanen, sneeuw- en ijsdekken, het land en de biosfeer. Die gevolgen zijn overal anders, ook al omdat de klimaatverandering extremere weersomstandigheden tot gevolg heeft. Gevolgen zijn droogte, hevige regenval, stormen of extreme temperaturen, en dat kan plaatselijk grote problemen opleveren door overstromingen, mislukkende oogsten of sterfte door hitte of droogte.

Klimaatonderzoek is nodig

Het klimaat staat tegenwoordig hoog op de maatschappelijke en politieke agenda. Dat is logisch, want de klimaatverandering kan veel geld kosten. Geld is nodig voor het stabiliseren of verminderen van de uitstoot van broeikas-gassen (de mitigatie) maar ook voor het aanpassen van het leven aan het war-mere en extremere klimaat (de adaptatie). Om te zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, is het nodig on-derzoek te doen naar alternatieve energievoorzieningen voor de fossiele brand-stof, zoals windenergie en zonne-energie. Daarnaast is onderzoek nodig naar nieuwe technologie die de bestaande energievoorziening klimaatvriendelijker kan maken en methodes om de uitstoot van de transportsector te verminderen. Ook stellen onderzoekers vast hoe broeikasgassen via bosbouw of landbouw worden vastgelegd.De klimaatverandering zorgt hoe dan ook voor veranderingen in bijvoorbeeld het landgebruik. Zo is onderzoek nodig om te bepalen op welke plekken steden nog kunnen uitbreiden zonder risico’s op overstromingen of wateroverlast. Onderzoekers houden zich bezig met het inschatten van overstromingsrisico’s in gebieden en het ontwerpen van scenario’s voor evacuatie bij een eventuele ramp. Ook de natuur moet zich aanpassen, en daarbij is het de vraag hoe het land zo ingericht kan worden dat planten en dieren de nieuwe klimatologische omstandigheden kunnen overleven. Bij de landbouw geldt een vergelijkbare vraag welke vormen van landbouw in de toekomst nog haalbaar zijn.

Wat kunnen wij bieden?

De Environmental Sciences Group van Wageningen Universiteit en Research-centrum bestaat uit het departement Omgevingswetenschappen van Wageningen Universiteit en Alterra, het onderzoeksinstituut voor de groene ruimte. Deze combinatie zorgt voor een uitwisseling tussen fundamenteel en toegepast onderzoek en een vruchtbare wisselwerking met het onderwijs. Daarnaast participeren Wageningse klimaatonderzoekers in tal van nationale en internationale onderzoeksprojecten.

Nationaal en internationaal onderzoek

Het klimaatonderzoek van Wageningen UR is vooraanstaand. Al vanaf de start werken Wageningse klimaatonderzoekers mee aan de wetenschappelijke rapportages van het Intergo-vernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties. Wageningen UR speelt een leidende rol in het onder-zoek naar de relatie tussen het klimaat en het landgebruik. Het is mede dankzij de Wageningse kennis over de manier waarop de vegetatie een rol speelt in het klimaat, dat nu ook het land-gebruik in de internationale klimaatmodellen is meegenomen als een bepalende factor voor de klimaatverandering.Binnen Europa werkt de Environmental Sciences Group mee in een netwerk om de uitstoot van broeikasgassen te meten. Wageningen is ook een pionier op het gebied van het meten van in bossen of venen vastgehouden broeikasgassen, de zogenaamde sinks. De meetresultaten van zowel de uitstoot als de sinks worden onder meer gebruikt voor de verbetering van internationale klimaatmodellen.In Nederland is Wageningen UR penvoerder van twee grote onderzoeksprogramma’s die moeten zorgen dat Nederland kli-maatbestendig wordt. In het programma Klimaat voor Ruimte werken de Wageningse klimaatonderzoekers samen met collega’s van andere Nederlandse onderzoeksinstellingen aan het opzetten van een kennisinfrastructuur rondom de klimaat-verandering en de gevolgen daarvan voor Nederland. Het is sectoroverstijgend onderzoek, waarin onderzoekers in samen-werking en dialoog met beleidsmakers en stake holders kennis ontwikkelen voor effectieve maatregelen voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie) en het opvan-gen van de risico’s van klimaatverandering (adaptatie). In het programma Kennis voor Klimaat focussen de onder-zoekers speciaal op acht specifieke gebieden - zogenaamde hotspots - die allemaal hun eigen problemen en kansen hebben als het gaat om klimaatverandering. In het programma wordt

onderzocht hoe investeringen in de ruimte en de infrastructuur in die gebieden kunnen bijdragen aan het klimaatbestendig maken van die gebieden. Overheden en bedrijven participeren in dit programma. In de te vormen Nationale Klimaatfaciliteit zullen klimaatmodellen worden ingezet om de investeringen in ruimte en infrastructuur te toetsen op klimaatbestendigheid.

Nationaal en internationaal onderwijs

Wageningen UR biedt Bachelor-, Master- en PhD-onderwijs over het klimaatsysteem. Studenten leren over de fysieke, chemi-sche, biologische en maatschappelijke processen die een rol spelen in dat systeem, en de gevolgen daarvan voor de atmos-feer, de oceanen, sneeuw- en ijsdekken, het land, de biosfeer en de mensen. De studenten komen niet alleen uit Nederland, maar uit de hele wereld. Het onderwijs is dan ook net zo inter-nationaal georiënteerd als de klimaatproblematiek zelf.Het Nederlandstalige Bachelor-onderwijs bestaat uit de vol-gende programma’s:• Bodem, Water, Atmosfeer: over de fysische, chemische en

biologische processen in bodem, water en atmosfeer en hun onderlinge samenhang.

• Internationaal Land- en Waterbeheer: over het omgaan en het beheer van de hulpbronnen land en water.

Het Engelstalige Master-onderwijs bestaat uit de volgende programma’s:• Meteorology and Air Quality: over de fysische processen in

de atmosfeer en hun interactie met de bodem, het water en de vegetatie op het aardoppervlak.

• Climate Studies (Earth System Science): over de processen van klimaatverandering en de uitdagingen die zij teweeg brengen in de natuur- en sociale wetenschap.

• International Land and Water Management: over de weten-schappelijke analyse van fysische, milieukundige, technische en sociaaleconomische aspecten van land- en waterbeheer.

• Forest and Nature Conservation: studenten dragen bij aan de verhoging van de kennis over bos- en natuurgebieden, de handhaving en het duurzame beheer ervan.

Wageningen UR biedt verschillende PhD-programma’s, waarin studenten in het multidisciplinaire en internationale weten-schappelijke klimaat van Wageningen kunnen werken aan een promotie.

Het klimaat verandert

We kunnen er niet meer aan voorbij: het klimaat verandert. Ook binnen de wetenschap bestaat daarover grotendeels consensus. In de afgelopen honderd jaar is de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van de aarde met meer dan 0,7º Celsius gestegen. De meeste klimaatonderzoekers zijn het erover eens dat deze opwarming van de aarde het gevolg is van activiteiten van de mens, voornamelijk door de uitstoot van broeikasgassen.

Het klimaat is echter niet eenduidig. Het is een complex systeem van fysieke, chemische en biologische processen, die allemaal in onderlinge interactie op elkaar inwerken. Dat heeft weer gevolgen voor de onderdelen van het klimaatsysteem: de atmosfeer, de oceanen, sneeuw- en ijsdekken, het land en de biosfeer. Die gevolgen zijn overal anders, ook al omdat de klimaatverandering extremere weersomstandigheden tot gevolg heeft. Gevolgen zijn droogte, hevige regenval, stormen of extreme temperaturen, en dat kan plaatselijk grote problemen opleveren door overstromingen, mislukkende oogsten of sterfte door hitte of droogte.

Klimaatonderzoek is nodig

Het klimaat staat tegenwoordig hoog op de maatschappelijke en politieke agenda. Dat is logisch, want de klimaatverandering kan veel geld kosten. Geld is nodig voor het stabiliseren of verminderen van de uitstoot van broeikas-gassen (de mitigatie) maar ook voor het aanpassen van het leven aan het war-mere en extremere klimaat (de adaptatie). Om te zorgen dat de uitstoot van broeikasgassen vermindert, is het nodig on-derzoek te doen naar alternatieve energievoorzieningen voor de fossiele brand-stof, zoals windenergie en zonne-energie. Daarnaast is onderzoek nodig naar nieuwe technologie die de bestaande energievoorziening klimaatvriendelijker kan maken en methodes om de uitstoot van de transportsector te verminderen. Ook stellen onderzoekers vast hoe broeikasgassen via bosbouw of landbouw worden vastgelegd.De klimaatverandering zorgt hoe dan ook voor veranderingen in bijvoorbeeld het landgebruik. Zo is onderzoek nodig om te bepalen op welke plekken steden nog kunnen uitbreiden zonder risico’s op overstromingen of wateroverlast. Onderzoekers houden zich bezig met het inschatten van overstromingsrisico’s in gebieden en het ontwerpen van scenario’s voor evacuatie bij een eventuele ramp. Ook de natuur moet zich aanpassen, en daarbij is het de vraag hoe het land zo ingericht kan worden dat planten en dieren de nieuwe klimatologische omstandigheden kunnen overleven. Bij de landbouw geldt een vergelijkbare vraag welke vormen van landbouw in de toekomst nog haalbaar zijn.

Wat kunnen wij bieden?

De Environmental Sciences Group van Wageningen Universiteit en Research-centrum bestaat uit het departement Omgevingswetenschappen van Wageningen Universiteit en Alterra, het onderzoeksinstituut voor de groene ruimte. Deze combinatie zorgt voor een uitwisseling tussen fundamenteel en toegepast onderzoek en een vruchtbare wisselwerking met het onderwijs. Daarnaast participeren Wageningse klimaatonderzoekers in tal van nationale en internationale onderzoeksprojecten.

Nationaal en internationaal onderzoek

Het klimaatonderzoek van Wageningen UR is vooraanstaand. Al vanaf de start werken Wageningse klimaatonderzoekers mee aan de wetenschappelijke rapportages van het Intergo-vernmental Panel on Climate Change (IPCC) van de Verenigde Naties. Wageningen UR speelt een leidende rol in het onder-zoek naar de relatie tussen het klimaat en het landgebruik. Het is mede dankzij de Wageningse kennis over de manier waarop de vegetatie een rol speelt in het klimaat, dat nu ook het land-gebruik in de internationale klimaatmodellen is meegenomen als een bepalende factor voor de klimaatverandering.Binnen Europa werkt de Environmental Sciences Group mee in een netwerk om de uitstoot van broeikasgassen te meten. Wageningen is ook een pionier op het gebied van het meten van in bossen of venen vastgehouden broeikasgassen, de zogenaamde sinks. De meetresultaten van zowel de uitstoot als de sinks worden onder meer gebruikt voor de verbetering van internationale klimaatmodellen.In Nederland is Wageningen UR penvoerder van twee grote onderzoeksprogramma’s die moeten zorgen dat Nederland kli-maatbestendig wordt. In het programma Klimaat voor Ruimte werken de Wageningse klimaatonderzoekers samen met collega’s van andere Nederlandse onderzoeksinstellingen aan het opzetten van een kennisinfrastructuur rondom de klimaat-verandering en de gevolgen daarvan voor Nederland. Het is sectoroverstijgend onderzoek, waarin onderzoekers in samen-werking en dialoog met beleidsmakers en stake holders kennis ontwikkelen voor effectieve maatregelen voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie) en het opvan-gen van de risico’s van klimaatverandering (adaptatie). In het programma Kennis voor Klimaat focussen de onder-zoekers speciaal op acht specifieke gebieden - zogenaamde hotspots - die allemaal hun eigen problemen en kansen hebben als het gaat om klimaatverandering. In het programma wordt

onderzocht hoe investeringen in de ruimte en de infrastructuur in die gebieden kunnen bijdragen aan het klimaatbestendig maken van die gebieden. Overheden en bedrijven participeren in dit programma. In de te vormen Nationale Klimaatfaciliteit zullen klimaatmodellen worden ingezet om de investeringen in ruimte en infrastructuur te toetsen op klimaatbestendigheid.

Nationaal en internationaal onderwijs

Wageningen UR biedt Bachelor-, Master- en PhD-onderwijs over het klimaatsysteem. Studenten leren over de fysieke, chemi-sche, biologische en maatschappelijke processen die een rol spelen in dat systeem, en de gevolgen daarvan voor de atmos-feer, de oceanen, sneeuw- en ijsdekken, het land, de biosfeer en de mensen. De studenten komen niet alleen uit Nederland, maar uit de hele wereld. Het onderwijs is dan ook net zo inter-nationaal georiënteerd als de klimaatproblematiek zelf.Het Nederlandstalige Bachelor-onderwijs bestaat uit de vol-gende programma’s:• Bodem, Water, Atmosfeer: over de fysische, chemische en

biologische processen in bodem, water en atmosfeer en hun onderlinge samenhang.

• Internationaal Land- en Waterbeheer: over het omgaan en het beheer van de hulpbronnen land en water.

Het Engelstalige Master-onderwijs bestaat uit de volgende programma’s:• Meteorology and Air Quality: over de fysische processen in

de atmosfeer en hun interactie met de bodem, het water en de vegetatie op het aardoppervlak.

• Climate Studies (Earth System Science): over de processen van klimaatverandering en de uitdagingen die zij teweeg brengen in de natuur- en sociale wetenschap.

• International Land and Water Management: over de weten-schappelijke analyse van fysische, milieukundige, technische en sociaaleconomische aspecten van land- en waterbeheer.

• Forest and Nature Conservation: studenten dragen bij aan de verhoging van de kennis over bos- en natuurgebieden, de handhaving en het duurzame beheer ervan.

Wageningen UR biedt verschillende PhD-programma’s, waarin studenten in het multidisciplinaire en internationale weten-schappelijke klimaat van Wageningen kunnen werken aan een promotie.

Klimaatverandering

Internationaal

• ADAM: Europees onderzoek naar de effectiviteit en de kosten van het klimaatbeleid (www.adamproject.eu)

• CarboEurope: Europees project dat de koolstofcyclus bestudeert (www.carboeurope.org)

• CarboPeat: internationaal onderzoek naar tropische veenmoerassen en de uitstoot van broeikasgassen (www.carbopeat.org)

• CCB: samenwerking van onderzoek naar de biosferische en sociaal- economische aspecten van klimaatverandering binnen Wageningen UR (www2.wau.nl/ccb)

• Euro-limpacs: een geïntegreerd EU-project met 36 partners gericht op het beoordelen van de effecten van toekomstige veranderingen in Europese zoetwaterecosystemen (www.eurolimpacs.ucl.ac.uk)

• NeWater: Europees onderzoek naar klimaatbestendig waterbeheer (www.newater.info)

• Wetenschappelijke ondersteuning IPCC (www.ipcc.ch)

Nationaal

• Klimaat voor Ruimte: onderzoek naar de gevolgen van de klimaatverandering voor Nederland (www.klimaatvoorruimte.nl)

• Kennis voor Klimaat: gebiedsgericht onderzoek naar de mogelijke maat- regelen tegen de gevolgen van klimaatverandering in Nederland (www.kennisvoorklimaat.nl)

• Natuurkalender: waarnemingsprogramma dat de ecologische gevolgen van de klimaatverandering in Nederland in kaart brengt (www.natuurkalender.nl)

SamenwerkingDe Environmental Sciences Group van Wageningen Universiteit & Researchcentrum werkt in diverse nationale en internationale onder-zoeksprogramma’s samen met nationale en internationale onder-zoeksinstituten, universiteiten, overheidsinstellingen en bedrijven. Enkele voorbeelden van deze projecten:

contact www.alterra.wur.nl

contact

NeWater: Kennis voor klimaatbestendig waterbeheer

Situatie

In de stroomgebieden van de grote rivieren spelen de gevolgen van klimaatverandering een belangrijke rol. Dit vergt aanpassingen voor het waterbeheer, rekening houdend met alle belangen die in de stroomgebieden spelen. Mensen behoren in de gebieden veilig te kun-nen wonen, werken en recreëren. Waardevolle natuur dient te worden beschermd. Voor boeren zijn gunstige omstandigheden nodig om groente te telen en vee te houden. Daarnaast spelen nog kwesties als de drink-watervoorziening, de energieproductie en allerlei lokale en regionale belangen.Om het waterbeheer van rivieren klimaatbestendig te maken is een waterbeheer nodig dat binnen stroomge-bieden denkt aan risico’s, kwetsbaarheid, veerkracht en draagvlak. Een waterbeheer dus, dat rekening houdt met de aanpassingen die nodig zijn om de gevolgen van de klimaatverandering op te vangen. Het huidige waterbeheer is niet voldoende toegerust om dit aan te pakken, maar dat is aan het veranderen. Gaandeweg komt er meer nadruk op een integrale en flexibele aanpak van het waterbeheer. De ontwikkeling van zo’n adaptief waterbeheer is onderwerp van studie in het project NeWater.

Doel

NeWater heeft als doel het ontwikkelen van kennis die zorgt dat het waterbeheer klimaatbestendig wordt, zo-dat de effecten van klimaatsverandering goed worden ingeschat en er een flexibel waterbeheer ontstaat dat inspeelt op de gevolgen van de klimaatverandering. Het onderzoek richt zich ook op de sociale, economi-sche, ruimtelijke, beleidsmatige en organisatorische aanpassingen die nodig zijn in het kader van de klimaatverandering.

Aanpak

NeWater richt zich op die deelaspecten van het huidige waterbeheer die essentieel zijn voor een klimaatbe-stendig waterbeheer. Deze aspecten worden onder-zocht in de praktijk van de stroomgebieden van de rivieren de Rijn, de Elbe, de Guadiana, de Tisza, de Amurdarya, de Nijl en de Orange. Daarbij gaat het om de volgende zaken:• Een brede en horizontale participatie van belangheb-

benden, zoals gemeentes, provincies, natuurorga-nisaties, waterschappen, bewonersorganisaties en boerenorganisaties.

• Integratie van waterbeheer met ruimtelijke planvorming, aanpassing van het waterbeheer aan de gevolgen van de klimaatverandering en een kosten-batenanalyse van de maatregelen.

• Integratie van processen binnen politieke, institutionele en uitvoerende instanties.

• Dialoog met belanghebbenden, ontwikkelen van scenario’s, modellering en monitoring.

• Innovatieve methoden van opslag en buffering.• Nieuwe financiële instrumenten, publiekprivate

risicobenadering.• Samenbrengen van wetenschap, beleid en

praktijk.

Resultaten

De Environmental Sciences Group van Wageningen UR richt zich in NeWater vooral op de relaties tussen de klimaatverandering, de waterkwantiteit, de waterkwaliteit, het land-gebruik, het ecosysteem en de financiële en economische gevolgen. De inzichten worden benut in het onderwijs en training van belangen-groepen in de stroomgebieden.NeWater levert de volgende producten op:• Inschatten van de onzekerheden als gevolg

van de extreme weersomstandigheden.• Inzicht in de kwetsbaarheid van gemeenschap-

pen en de manier waarop organisaties omgaan met de effecten van klimaatextremen op het waterbeheer.

• Concepten en voorwaarden voor een meer aangepast waterbeheer dat met onzekerheden kan omgaan en methodes om het verander-

proces te ondersteunen. • Een optimalisatiemethode van landgebruik

bij gewenste waterafvoer onder gegeven beheersmaatregelen.

• Internationale uitwisseling van kennis en ervaring tussen de diverse stroomgebieden.

• Materiaal voor training en kennisontwikkeling en een online curriculum.

Vervolg

NeWater werkt aan een verdieping van de studie in de stroomgebieden van de rivieren de Rijn, de Elbe, de Guadiana, de Tisza, de Amurdarya, de Nijl en de Orange en een synthese van de resultaten van de verschillende werkgroepen tot bruikbare concepten en adviezen voor toepas-sing. Binnen de Environmental Sciences Group van Wageningen UR wordt gewerkt aan verdere integratie van waterbeheer in de ruimtelijke plan-vorming, het oplossen van conflicten rondom waterkwaliteit, waterkwantiteit en ecologie, incorporatie van de ontwikkelde kennis in het onderwijsprogramma, en het versterken van de advies- en trainingscomponenten.

www.newater.info

Contact Ir. A.M.J. (Fons) Jaspers, +31 (0)317 486470, [email protected]

In opdracht vanEuropese Commissie, Zesde Kaderprogramma, Priority Global Change and Ecosystems.

contact

ADAM: Strategieën voor adaptatie en mitigatie

Situatie

De klimaatverandering zorgt onder meer voor een opwarming van de aarde, een stijging van de zee-spiegel en extremere weersomstandigheden. Wereld-wijd werken onderzoekers in internationale samen-werking aan een gezamenlijke aanpak van zowel de oorzaken als de gevolgen van de klimaatverandering, door te zoeken naar strategieën voor mitigatie en adaptatie. Bij mitigatie gaat het om het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen die opwarming van de aarde veroorzaken. Bij adaptatie gaat het om maatregelen die ervoor zorgen dat regio’s klimaat-bestendig zijn.Internationaal zijn er diverse afspraken gemaakt om maatregelen te nemen tegen de klimaatverandering. De afspraken binnen het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en het Kyoto Protocol vormen de internationale beleidscontext voor het ADAM-project. Deze afspraken vergen ingrijpende maatregelen om de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer te verminderen. Daarnaast zijn er aanpas-singen aan het landgebruik en het waterbeheer nodig om de gevolgen van die temperatuursstijging op te vangen.

Om te komen tot een gebalanceerd internationaal en Europees klimaatbeleid, is een integrale benadering nodig. Veel mitigatie vermindert de behoefte aan adaptatie en omgekeerd. Er zal dus een complete en integrale afweging moeten worden gemaakt van de mogelijke maatregelen voor mitigatie en adaptatie en de kosten en de effectiviteit daarvan.

Doel

Doel van ADAM is het ontwikkelen van een instrument waarmee de verschillende beleidsopties ten aanzien van mitigatie en adaptatie kunnen worden beoordeeld op effectiviteit en kosten, het Policy Assessment Framework.

Aanpak

Het onderzoek binnen ADAM richt zich op vier deel-aspecten:• Uitwerken van vier toekomstscenario’s voor het

klimaat in Europa, inclusief de gevolgen van de klimaatverandering voor het beleid op mitigatie en adaptatie.

• Evaluatie van de kosten en effecten van mogelijk

beleid ten aanzien van mitigatie op Europees en internationaal niveau.

• Analyse van de kwetsbaarheid van Europa ten aanzien van de klimaatverandering, de sociale, technische en milieukundige factoren, en de mogelijke oplossingen hiervoor.

• Integratie van de resultaten in het Policy Assessment Framework.

Resultaten

Het Policy Assessment Framework is een instru-ment dat beleidsmakers, politici en wetenschap-pers mogelijkheden biedt om binnen verschillende klimaatscenario’s te onderzoeken hoe de diverse maatregelen ten aanzien van mitigatie en adapta-tie uitpakken en wat de kosten zijn. De resultaten van ADAM ondersteunen de ontwikkeling van een Europees klimaatbeleid in relatie tot de onder-handelingen die gevoerd worden over het Kyoto Protocol en het wereldwijde klimaat-beleid.

Vervolg

Samen met Europese beleidsmakers test het onderzoeksteam de eerste toepassingen van het Policy Assessment Framework. Hierdoor zal de interactie tussen beleid en weteschap verbeteren

en kunnen onderzoekers de onderliggende mo-dellen en gegevens in het framework aanpassen aan de veranderende beleidsbehoefte.

www.adamproject.eu

Contact Prof. dr. H.B.J. (Rik) Leemans, +31 (0)317 484919, [email protected] Drs. S.E. (Saskia) Werners, +31 (0)317 486442, [email protected]

In opdracht vanEuropese Commissie, Zesde Kaderprogramma, Priority Global Change and Ecosystems.

contact

CarboEurope: Kwantificeren van de Europese koolstofbalans

Situatie

De uitstoot van het broeikasgas CO2 is van grote invloed op het klimaat. Naast de andere broeikasgas-sen methaan en stikstofdioxide draagt CO2 volgens klimaatwetenschappers bij aan de klimaatverandering die leidt tot opwarming van de aarde en extremere weersomstandigheden. De belangrijkste oorzaak van uitstoot van CO2 zijn fossiele brandstoffen en ontbos-sing. Op land wordt echter ook koolstof vastgehouden in zogenaamde sinks, zoals bossen en veengrond. Gevreesd wordt echter dat deze koolstof door veran-derend landgebruik en reactie met zuurstof in de lucht als CO2 zal vrijkomen, waardoor alle inspanningen om CO2-emissies met technische middelen te verminderen in één klap teniet worden gedaan.Wetenschappelijk is er nog niet al te veel bekend over de sinks. Men weet bijvoorbeeld niet hoe ze reageren op klimaatverandering en veranderend landgebruik en hoe ze verdeeld zijn over de continenten. In het Kyoto Protocol wordt echter wel rekening gehouden met de landgebonden bronnen en sinks van koolstof. Het koolstofbudget van een continent bepaalt hoe dat continent in het wereldwijde klimaatvraagstuk staat. Er bestaan echter nog veel onzekerheden over dat kool-

stofbudget, zowel bij de berekeningen van de uitstoot van CO2 als bij de berekeningen van de hoeveelheid koolstof die ligt vastgelegd op het land.

Doel

CarboEurope heeft als doel te begrijpen en kwantifi-ceren wat de huidige koolstofbalans van Europa is en welke onzekerheden spelen op lokaal, regionaal en continentaal niveau. Dat betekent:• Het begrijpen van de Europese koolstofbalans in tijd

en ruimte.• Het begrijpen van de processen en mechanismen

van de koolstofcyclus in de Europese ecosystemen.• Het ontwikkelen van een observatiesysteem, dat

zowel de atmosferische als de aan ecosystemen gerelateerde koolstofvoorraden monitort en rekening houdt met de Europese verplichtingen onder het Kyoto Protocol.

Aanpak

CarboEurope is het resultaat van een zich sinds 2000 ontwikkelende samenwerking tussen meer dan zestig onderzoeksinstituten en ongeveer dertig andere

partners uit zeventien Europese landen. Het is een interdisciplinaire onderzoeksgemeenschap met kennis op het gebied van de verschillende ecosystemen, de atmosfeer, metingen en modellering. Binnen deze gemeenschap wordt gewerkt om de onzekerheden in de Europese koolstofbalans te verminderen. De onderzoekers kijken op vier manieren hoe het koolstofbudget verandert. Door metingen van de concentratie CO2 op verschillende schaalniveaus met elkaar te vergelijken, kunnen ze de kwantificering van de concentraties CO2 in de atmosfeer verbeteren. Op het niveau van het ecosysteem onderzoeken ze wat de invloed is van het landgebruik op de koolstofbalans. En vanuit regionaal perspectief kijken ze wat de in-vloed is van buiten de regio. Door alle gegevens vervolgens te integreren en op te nemen in één systeem, ontstaat een integraal monitorings-systeem voor de koolstofbalans van continent Europa.

Resultaten

Door het onderzoek van CarboEurope zijn meetnetwerken, ecologische bemonstering en atmosferische observaties geïntegreerd in een monitoringssysteem voor de koolstofbalans op lokale, regionale en continentale schaal. Hier-mee kan zowel de CO2 in de atmosfeer als de koolstof die is vastgelegd op het land worden gevolgd. De belangrijkste innovatie van Carbo-Europe is dat alle experimenten en modellen ten doel staan aan één overkoepelende strategie. Daarmee ontstaat een systeem dat de uitvoering

van het Kyoto Protocol ondersteunt, omdat het kwantitatieve informatie levert voor de volledige koolstofbudgetten op zowel lokaal, regionaal als continentaal niveau.De Environmental Sciences Group van Wagenin-gen UR levert belangrijke bijdragen aan moni-toring en modelontwikkeling op het niveau van ecosystemen en regio’s en de samenstelling en analyse van gegevens voor bosinventarisatie op continentaal niveau.

Vervolg

CarboEurope heeft er al toe geleid dat de samenhangende, veelomvattende integratie van landgebonden en atmosferische koolstofweten-schap als voorbeeld dient voor de Verenigde Staten, Japan en China. Daarnaast zullen de resultaten van CarboEurope de basis vormen voor toekomstige afspraken over inspanningen om CO2 vast te houden en emissies ervan te verminderen.

www.carboeurope.org

Contact Dr. R.W.A. (Ronald) Hutjes, +31 (0)317 486462, [email protected]

In opdracht vanEuropese Commissie, Zesde Kaderprogramma, Priority Global Change and Ecosystems.

contact

Carbopeat: Koolstof, klimaat en mensen in tropische venen

Situatie

Tropische veenbossen in Zuidoost-Azië bevatten veel waardevolle producten voor de lokale bevolking, zoals hout, schors, harsen en latex. Boeren ontginnen de bossen met kap en vuur om die producten te verkrij-gen. Daarnaast is door bijvoorbeeld de Indonesische overheid in het verleden een grootschalige ontginning opgezet met de bedoeling om de weinig productieve veenbossen om te zetten in productieve rijst- en palm-olieplantages. Door de ontginning komt de veenbodem droog te staan, waardoor het veen oxideert. Doordat de kool-stof in het veen reageert met de zuurstof in de lucht komt hierbij het broeikasgas CO2 vrij. Hoewel tropische veengronden slechts 0,25% van het landoppervlak be-slaan, bevat dat veen wel 3% van de wereldwijd in de grond en bossen opgeslagen koolstof. Door de ontgin-ning van de tropische veenbossen veranderen die dus van een grote opslag van koolstof in een aanzienlijke emissiebron van het broeikasgas CO2.Door de ontginning van de veenbossen verdwijnt ook een rijk ecosysteem. De moerasbossen vormen bijvoorbeeld een belangrijk leefgebied voor de oerang oetans in Kalimantan. Daarnaast zijn de moerassen

een belangrijke bron van drink- en irrigatiewater. De ontginning van de veenbossen heeft een vernietigend resultaat: een gestaag vorderend inklinken van veen, lokale overstromingen, toenemende uitstoot van broeikasgassen en lokaal voorkomende veenbranden die tot op honderden kilometers afstand overlast veroorzaken.

Doel

Carbopeat bevordert een beter begrip en bewustzijn van de interacties tussen koolstof, klimaat en mens in tropische veengronden. De doeleinden van Carbopeat zijn:• Nauwkeurig bepalen hoeveel koolstof er ligt opgesla-

gen in tropische veengronden wereldwijd.• Internationale uitwisseling van kennis over de kool-

stofbalans in tropische en andere veengronden.• Onderzoek naar kosteneffectieve manieren om de in

veen opgeslagen koolstof te beheren.• Verkennen van potentiële compensatie van en handel

met de koolstof.• Begeleiden van internationale conventies, de indus-

trie, de EU en overheden.

Aanpak

Carbopeat bouwt voort op de resultaten van eer-dere projecten Strapeat en Restorpeat. Strapeat resulteerde in 2005 met een serie aanbevelingen voor het duurzame beheer van de tropische veenbossen, Restorpeat was gericht op het herstellen van gedegradeerde tropische venen. In Carbopeat werken wetenschappers, beleidsmakers, politici en andere belangheb-benden samen om te onderzoeken welke rol de tropische veengronden spelen bij de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd, nationaal en regio-naal en welke oplossingen er zijn om die uitstoot te verminderen. De nadruk ligt op Zuidoost-Azië, omdat daar 70% van de tropische veengrond ligt. Binnen Carbopeat wordt gewerkt in vijf werkgroepen die zich richten op de wereldwijde betekenis van tropische veengronden, de inter-acties tussen koolstof, klimaat en mens, een inschatting van de risico’s, inzicht in compensa-tie en handel in koolstof, en advies aan beleid en politiek.

Resultaten

Carbopeat is een integratie van de kennis die in Strapeat en Restorpeat is opgedaan en zorgt ervoor dat de kennis en ervaring van die projec-ten worden meegenomen in internationale podia, zoals de UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change) en de Europese Unie. Daardoor maken de tropische veenbossen deel uit van de wereldwijde discussie over de

klimaatverandering. Alterra is vanaf het begin betrokken bij Strapeat, Restorpeat en Carbopeat en richt zich specifiek op de relatie tussen het landgebruik, de grondwaterstand en de uitstoot van CO2.

Vervolg

De uitdaging is nu om voor tropische veenbos-sen een praktische invulling te geven aan het REDD (Reduced Emissions from Deforestation in Developing Countries), een mechanisme dat in 2007 op de klimaatconferentie in Bali is overeengekomen. Deze regeling moet het voor ontwikkelingslanden economisch aantrekkelijk maken om hun veenkoolstofvoorraden ook in de toekomst verstandig te beheren.

www.carbopeat.org

Contact Dr. ir. J.H.M. (Henk) Wösten, +31 (0)317 486478, [email protected]

In opdracht vanEuropese Commissie, Zesde Kaderprogramma, Onderzoeks-thema International Cooperation.

contact

Meten aan de turbulente atmosfeer boven Nederland

Situatie

Wetenschappers zijn ervan overtuigd dat klimaatver-andering deels wordt veroorzaakt door de uitstoot van broeikasgassen door menselijke activiteiten. In het Kyoto Protocol is afgesproken om deze emissies in 2012 met acht procent te verminderen ten opzichte van 1990. Nederland heeft zich gecommitteerd om in 2012 de emissies met zes procent omlaag te brengen. Ook daarna zal het nodig zijn de uitstoot van broeikasgassen verder te verlagen.Binnen het programma Klimaat voor Ruimte is een onderzoek gestart om te bepalen hoe groot de men-selijke uitstoot van broeikasgassen is. Hierin worden metingen gecombineerd met modelberekeningen. Eén van de onzekere factoren bij het transport van broeikasgassen is de turbulentie van de atmosfeer. Dit is het meest effectieve transportmechanisme voor warmte en waterdamp en daarom van grote invloed op het transport van broeikasgassen in de atmosfeer.

Doel

Het onderzoek draagt bij aan het begrip van de turbulente atmosfeer en de manier waarop die invloed uitoefent op het transport van broeikasgassen in de

atmosfeer. Daarnaast zijn de metingen bedoeld om modelberekeningen en interpretaties van satellietbeel-den te verbeteren.

Aanpak

In samenwerking met het KNMI zijn op diverse plaat-sen in Nederland en Duitsland scintillometers en ceilometers geplaatst. Scintillometers meten de uitwis-seling van warmte en waterdamp tussen het aardop-pervlak en de atmosfeer, ook wel de oppervlaktefluxen van warmte en waterdamp genoemd. Met ceilometers bepalen onderzoekers de dikte van de turbulente laag in de atmosfeer (de zogenaamde grenslaag). De onderzoekers combineren deze metingen met model-berekeningen en krijgen zo meer inzicht in de manier waarop broeikasgassen zich verplaatsen in de atmos-feer.

Resultaten

Er is geavanceerde meetapparatuur operationeel in Wageningen, Batenburg, Lutjewad, Speuld, Bonn (Duitsland) en op de meettoren van het KNMI Cabauw. Daarmee wordt op sommige plekken al vanaf 1999

gemeten, waardoor er een uitgebreide database met gegevens beschikbaar is. De resultaten zijn tevens bruikbaar voor andere onderzoeksprojec-ten en worden ook gebruikt in het onderwijs van de leerstoelgroep Meteorologie en Luchtkwali-teit.De leerstoelgroep Meteorologie en Luchtkwa-liteit van prof. Bert Holtslag ontwikkelde voor het onderzoek de Large Aperture Scintillome-ter (LAS), het eerste meetinstrument dat over afstanden tot tien kilometer de oppervlakteflux kan meten. De scintillometer kijkt naar de intensiteitsfluctuaties (scintillaties genoemd) van infrarood licht of radiogolven die worden veroor-zaakt door de atmosfeer. De zender zendt een lichtbundel uit naar de ontvanger en die wordt verstoord door turbulentie in de atmosfeer. Uit

de intensiteitsfluctuaties, ‘de eigenlijke versto-ring’, is de mate van turbulentie af te leiden.

Vervolg

Het nationale scintillometer-netwerk van Wageningen UR en het KNMI kan in de toekomst uitgebreid worden naar een Europese schaal.

www.klimaatvoorruimte.nlwww.climatechangespatialplanning.nl

Contact Prof. dr. A.A.M. (Bert) Holtslag, +31 (0)317 485519, [email protected] Dr. ir. O.K. (Oscar) Hartogensis, +31 (0)317 482109, [email protected]

In opdracht vanMinisterie van VROM in het kader van het BSIK-programma Klimaat voor Ruimte