KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede...

118
KLANK- EN VORMLEER VAN HET DIALECT DER GEfvlEENTE ENSCHEDE DOOR H. L. BEZOEN LEIDEN E. J. BRILL 1938

Transcript of KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede...

Page 1: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANK- EN VORMLEER

VAN HET DIALECT

DER

GEfvlEENTE ENSCHEDE

DOOR

H. L. BEZOEN

LEIDEN

E. J. BRILL1938

Page 2: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 3: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 4: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 5: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANK- EN VORMLEER VAN HE1~

DIALECT DER GEMEENTE ENSCHEDE

Page 6: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 7: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANK- EN VORMLEER

VAN HET DIALECT

DER

GEMEENTE ENSCHEDE

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN

DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE LETTEREN EN WIJS­

BEGEERTE AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS MR. DR. H.

FRIJDA, HOOGLERAAR IN DE FACULTEIT DER ECONO­

MISCHE WETENSCHAPPEN, IN HET OPENBAAR TE

VERDEDIGEN IN DE AULA DER UNIVERSITEIT OP

DONDERDAG 30 JUNI 1938, DES NAMIDDAGS TE 4 UUR

DOOR

HERMAN LAMBERTUS BEZOENGEBOREN TE ENSCHEDE

•LEIDEN

E. j BRILL1938

Page 8: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 9: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 10: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 11: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

Het zij mij vergund om in het vooruitzicht van het mij ernstig stem­mende uur mijner promotie mijn dank te betuigen aan mijn leermeestersder Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, zonder wie dit proef­schrift niet volschreven zou zijn en wier opvattingen van wetenschapen plichtsbesef ik heb mogen leren kennen.

Tot de overledenen behoren reeds de hoogleraren R. C. Boer,F. A. Stoett, J. Prinsen en J. ,So Theissen, die allen in mijn herinneringbestendig voortleven en waarvan professor Stoett mij met zijn schierweergaloze kennis van het Nederlands taalgebruik het gebied dertaalkunde heeft binnengeleid.

Dan moge ik mij tot U richten, hooggeleerde Verdenius, hoog-.geachte promotor, die mijvan den beginne tot heden hebt bejegendmet een harteIijkheid waarop ik geen aanspraak had mogen maken.Uw leerling heb ik slechts korte tijd kunnen zijn, lang genoeg echterom mij voor mijn vertrek der universiteit verplicht te hebben gezieneen mate van kennis en begrip te vergaren, die mij bij het schrijvenvan, dit boek dagelijks te stade is gekomen. Bovendien ben ik U voorUw niet aflatende hulpvaardigheid grotelijks dank verschuldigd.

Ook U, hooggeleerde Brugmans, ben ik dankbaar voor Uw aandeelin mijn universitaire vorming en voor Uw boeiende colleges.

Het verheugt mij, hooggeleerde Van Dam, U te kunnen verzekeren,dat ik aan de leerrijke, verplichte en onverplichte ontmoetingen metU de aangenaamste herinneringen bewaar.

En U, hooggeleerde Donkersloot, dank ik voor de goedgunstigheid,die U mij bij mijn promotie hebt willen betonen.

Een onschatbaar voorrecht is het mij geweest, zeer geleerde Geers,U tot Mentor mijner jongelingsjaren te hebben gehad; onvergeteIijkzijn mij Uw lessen, nog onvergetelijk er is mij Uw persoon.

Page 12: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 13: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 14: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 15: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

INHOUD

Inleiding

Schetskaart van Enschede en naaste omgeving

Verklaring der gebruikte tekens

Literatuuropgave

Klankleer § 1-§ 77Korte vocalen in gesloten lettergreep § 1-§ R

Korte vocalen in open lettergreep § 8-§ 17Oorspronkelijk lange vocalen § 17-§ 26Oorspronkelijke diphthongen § 26~§ 32Korte vocalen voor r § 32-§ 38Oorspronkelijk lange vocalen voor r § 38-§ 46Oorspronkelij ke diphthongen voor r § 46----.§ 51Vocaalrekking voor nasalen § 51-§ 56Vocaalrekking voor I § 56Ronding van vocalen § 57Verkorting van lange vocalen en diphthongen §58Vocalen in zwakbetoonde lettergrepen § 59

ConsonantenGerninaten § 60Liquidae § 61-§ 63Nasalen § 63-§ 65Spiranten § 65-§ 70Explosieven § 70-§ 76

VVoordaccent § 76

Vormleer § 77-§ 98Substantivum; Genus § 77-§ 84; Singularisvormen § 84;

Pluralisvormen; Naamvallen § 85Pronomen; Persoonlijk voornaamwoord § 86; Andere vaor­

naamwoorden § 87

Page 16: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

Xli INHOUD

ArtikeI § 88Adjectivum § 89Adverbium § 90Praepositie § 91Interjectie § 92Verbum § 93-§ 98; Sterke werkwoorden § 95-§ 98; zwakke

werkwoorden § 98

Page 17: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

INLEIDING

Naast de vele en velerlei mededelingen, die Dr. A. Blonk in zijnsociografie van Enschede (Fabrieken en Menschen 1929) doet om­trent de samenstelling der bevolking, de volksaard, de arbeiders, debestaansmiddelen, de ontwikkeling der industrie en het aardrijks­kundig milieu, zij hier slechts op 't volgende gewezen.

De stad Enschede werd tot voor kort omringd door de gemeenteLonneker, bestaande uit het dorp Lonneker (L. v66r een woordvormin de tekst betekent dat deze vorm in het dorp Lonneker, de oudemarke, gebezigd wordt), de Zuid-Eschmarke (in de tekst Z.-E.) ende vroegere marken (voor het begrip van 'rnarke' zie men FockemaAndreae in ]aarboek van Mij. Ndl. Lettk. 1934-5) Usselo (Uss.),Twekkelo (Tw.), Broekheurne (Br.), Boekelo (B.). De taal dezerboerschappen is aangeduid door I. v66r de woordvorm (d.i. de taalvan het land), de stadstaal door st. v66r de woordvorm. Gebruikenland en stad dezelfde vorm, dan wordt aIleen de vorm medegedeeld(soms echter, wanneer met nadruk op deze overeenstemming ge\ve­zen wordt, heeft zo 'n vorm st. I. v66r zich).

Op 31 December 1933 bezat Enschede 51171, Lonneker 34855inwoners. Op 1 Mei 1934 werden beide gemeenten samengevoegd enLonneker verdween daarmee als zelfstandige gemeente van de land­kaart. Voor 1 Mei .1934 werd de vereniging nog in het Staatsbladafgekondigd; de tegenstand der boerenbevolking bleek weinig te be­tekenen. Op 31 December 1934 telde de aldus vergrote gemeenteEnschede 86763 inwoners, op 30 September 1936 was hetaantaltoegenomen tot 88288. Het aantal arbeiders werkzaam in industrieen handel bedroeg (blijkens het Verslag van de Kamer van Koop­handel en Fabrieken voor Twente over het ]aar 1935) over hetjaar 1935: 20127 (zonder de vrouwen en kinderen dezer arbeiders).

Bijna aIle fabrieksarbeiders spreken een vorm van stadstaal, eendialect dat van de spraak der boeren in het vroegere Lonneker aan­zienlijk verschilt. Met st. (== stads, stadstaal) is in de tekst niet detaal bedoeld van de lieden die met het platteland zo nauwe en vele-banden hebben, dat het zich in woordgebruik of taalvorm uit (b.v.de taal van grootgrondbezitters, veekopers).

Page 18: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

XIV INLEIDING

Ook thans vormt de boerenbevolking een belangengroep, die zichverbonden voelt tegenover de stadsbevolking, schoon de Katholiekeinwoners der vroegere marke Lonneker enigszins afzij dig staan enmet NoordeIijker, eveneens Katholieke gemeenten als Weerselo, DeLutte, Losser minstens zo nauwe relaties onderhouden (de huisvrouwenstammen veelal van daar) als met Usselo, Zuid-Eschmarke, Boekelo,Broekheurne, Twekkelo, die niet Katholiek zijn en waarvari de bevol­king door de bank onderling huweIijken aangaat. Desondanks vormtde landeIijke bevolking taalkundig eeneenheid. De stedelingen, althansde fabrieksarbeiders, achten die boerenspraak lomp en zonderIing;hun eigen dialect is in hun oog en oor het ware en vergrijpen daartegencorrigeren zegaarne. Elders in Twente geldt ook de spraak der stadvoor lomp en half Pruisisch (men wijst dan b.v. op kraank == ziek),geIijk W. de Clercq al te kennen gaf, toen hij vanuit Almelo (in devorige eeuw weI het Twentse Haagje genoemd) schreef "que leshabitants d'Enschede sont encore bien moins avances dans la civilisa­tion que ceux d' Almelo et que leur accent est beaucoup plus grossier etplus plat" (Dagboek 1811-1824, Haarlem z.j, bIz. 21).

Men stelle zich niet voor dat "een cultureel overwicht van de stad"zwaar op de landeIijke omgeving drukt. Het navolgenswaardige inklederdracht (de knipmuts der vrouwen geraakt in onbruik) ,huizen­bouw, hygiene wordt niet geschuwd, veeleer - nochtans met overlegen reserve - overgenomen. Maar wat van dialect-geografische zijde(b.v. K. Brautigam, Zum Problem der Stadtmundarten, TeuthonistaX 248-51) omtrent de t a a I k u n dig e verhouding van stad enland als onbetwistbaar wordt meegedeeld ("die Stadtmundart istaus der Mundart der landlichcn Umgebung herausgewachsen", "derStadter verwendet weniger SorgfaIt auf seine Sprache", "der Umlautist in der Stadtmundart haufig aufgegeben") zal de aandachtige lezervan dit proefschrift niet dan met voorbehoud aanvaarden.

Page 19: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

II

JII•

I,I,,

\\,,

#-------

•. Old.

III

-n •-iI

II,,

I",'"

~,.,,,I

••••Ha.

Bo.

•• .-0

He.

VI

B •• V IVH

I Lonneker, II Zuid-Eschrnarke, III Broekheurne, IV Usselo,V Boekelo, VI Twekkelo,

Old Oldenzaal, He. Hengelo, Bo. Borne, D. Delden,B. Beckum, H. Hengevelde, Ha. Haaksbergen

Page 20: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 21: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VERKLARINO DER TEKENS:

ie == de ie van ndl. piet, niet.== de zeer lange ie-vocaal van hgd. Liebe, Civil (§ 20).

i == de ivan ndl. pit, dikeuu ==de vocaal van ndl. nu, fra. amuser (§ 25).{l == de zeer lange uu-vocaal van fra. amuse.ee == de monoftonge ee van hgd. Reden, See (§ 26); soms door een

j-klank gevolgd (§ 53).== de vocaal van ndl. peer, teer.

ee == de vocaal van fra. Ievre,e == de vocaal van ndl. pet, of met wijdere kwaliteit als eng. had, hat

(zie§2,3,9).ao == de vocaal van fra. sceur, cceur.eu == de vocaal van fra. vceu, peu.::. == de vocaal van ndl. put.o == de vocaal van hgd. Leffel (zie § 15).00 == de vocaal van ndl. deur, kleur.a == de (auslautende) vocaal van ndl. tobbe, tante.u == de vocaal van ndl. boef, hgd. du bist.a == de zeer lange oe-klank van hgd. gut.00 == de vocaal van ndl. boot, sorns (zie § 22) gevolgd door een nauw

hoorbare u-klank als in eng. soul, slow.6 == de vocaal, die tussen ndl. oe en ndl. 0 Jigt.o == de vocaal van ndl. klok, met minder ronding en wijder rnorid-

opening dan de o.ao == de gerekte vocaaI van ndl. klok (§ 17).a == de vocaal van ndl. pak .aa == de vocaal van ndl. baas, raad; soms (§ 51) door een w-klank

gevoIgd.00 == de vocaal van ndl. door, poort.q == de consonant in hgd. Magen, sagen.u == de gutturale nasaal van ndl. bang, ring.

Nasalering van vocalen is aangeduid door de vocaaI gevoIgd door n;er zij op gewezen, dat dit niet geschiedde bij e", o", i tJ

, ii", d.w.z.sloan heeft een nasalevocaal o", enz.

Ook sonante nasalen zijn door n, m aangeduid.r == het reductieproduct van r (zie § 32).

Page 22: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 23: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

LITERATUUROPGAVE

J. H. Behrns, Over de Twentsche vocalen en Klankvvijzigingen. Taal­kundig Magazijn III (1840).

Franck-Van Wijk, Etymologisch Woordenboek der Nd1. Taal, 1912(Fr.-v. W.); het Supplement daarop door C. B. van Haeringen(1936) is aangeduid met: Van Haeringen.

T. Frings, Germania Romana, 1934.]. H. GaIlee, Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect,

1895.H. Heuvel, Ouct-Achterhoeksch Boerenleven, z. j.F. Holthausen, Die Soester Mundart, 1886.O. G. Kloeke, De TaaI van Overijsel; in: OverijseI, z. j.K1. ter Laan,Nieuw Groninger Woordenboek, 1924.A. Lasch, Mittelniederdeutsche Grammatik, 1914.]. A. en L. Leopold, Van de ScheIde tot de WeichseI, 2 dIn., 1875-

1881.T. Ribbert, Phonologie des DiaIectes von Tilligte, 1934.Chr. Sarauw, Niederdeutsche Forschungen, 2 dIn., 1921.C. ]. Snuif, De gewaarde erven in het kerspeI van Enschede (in: Snuif,

Verzamelde Bijdragen tot de Geschiedenis van Twenthe; de inde tekst gedrukte oude vormen van ervenamen zijn geciteerd naarde opgaven van Snuif).

Fr. Woeste, Worterbuch der Westfalischen Mundart, 2de dr. 1930.

OverijsseIsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836 (waarin hetTwentse BruIfteleed uit den jare 1802 is afgedrukt).

OriemaandeIijksche Bladen, 1900 vIgg. (Dr. B1.).Tijdschrift voor Nederlandsche TaaI- en Letterkunde, 1881 vIgg.

(Tschr.) .Onze Taaltuin, 1932 vIgg.Woordenboek der Nederlandsche TaaI, 1882 vIgg. (Ned. Wdb.).

Page 24: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 25: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER

De W gm. klinkers in het dialect van Enschede

KORTE VOCALEN IN GESLOTEN LETTERGREEP

§ 1. Wgm. a bleef a:asch» as, tasch» tas, anzat aangezet, pat pad, weg, har (hij) had,blat blad, slachisr slager, naomat etgroen, dreeiiasch» (zelden, maarsorns, het ouderc dri-, dreelascha) driehoekig lapje in hemdoksel, kwam(ik, hij) kwam, wi-j kwamm wij kwamen, vrat (hij) vrat, 1. vat dood­kist (vgl. voor die betekenis reeds Racer I 42, 43), op 'I rabat wild,teugelloos, aksies accijns, wan wart (subst.); thans (sedert -t- 1870)buiten gebruik: kaln kouten.

Van onzekere oorsprong: lawaj (bij jongeren ook lawaaj) lawaai,mespat gierkuil (vgl. o.a. te Borne pad» aal, gier), st. schamom vlinder.

Met 1. wen wanneer, eens, vgl. ndl. men-man.Met wgm. -aw-: kow kooi, tow weefgetouw.

§ 2. Door umlaut werd wgm. a tot een e, die bij oude lieden eeniets geslotener kwaliteit heeft dan de oorspr. e: de vocaal van ges gistis bij hen wijder dan die van bes best, maar het verschil is bij dejongeren in de stad en op het land gering of verdwenen ten gunstevan de gesloten klank: schel schil, hetjs hengst, hen kip, ber bed,mel worstvlees, eqn eggen, iein lellen, hebm hebben, leqn leggen, eksgrote bijI, demor erve te L. (a", 1302 do mum dct. thon Damme),trekn trekken.

De opener e neemt men echter bij .de oudere en oudste generatieswaar - al is ook hier het onderscheid bezig te verdwijnen - in be­p~alde afleidingen als baoigetter vrouwenloper, oosgen»r koloniaaI,I. ln znknepor, beisrtep»r namen van wijsvinger en duim in een ouder­wetsvingerrijm (Iuizenknapper, biertapper), I. spenin paard en wagen,lestecli overvloedig, drechiech drachtig, heksol (st. L. haksal) haksel,en in meervouden als klep klappen, slel stallen, zek zakken, dimin.zekske" zakje, enz. Dezelfde vocaal vindt men ook in vlesch» fles, wepswesp, klelan kletteren.BEZOEN, Klank- en vormleer vormleer

Page 26: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

2 KLANKLEER

Een e, die bijna i is, hoort men veelal in hel hel, teln tellen, schelschil, vgl. § 3.

Opmerkelijk is de umlaut in Us., Br., B. echiokeior achterkeer (v. e.wagen), ook genoemd echiostel achterstel; d'echieboks anirekn terug­krabbelen, een belofte niet riakomen (de achterbroek), echiokaantachterkant, enz. Vgl. de samenstellingen met achter bij Woeste, enechterduere (achterdeur) in het boerendialect van Van MarIe (Leo­pold I 534), en ijawareelnp § 14.

§ "3. Dezelfde, wat wijdere, e representeert de .wgm. e, in knechknecht, zes zes, drek modder, rech recht, nekii (L.nek) nek, weseln

wisselen, stem stem, ges gist, spek spek, trejn treffen, vel vel, helpmhelpen. Vgl. ontleningen als .estemi'n waarderen, venk»l venkel.

mes mest heeft een e die bijna i is, evenzo melkti melken (zeldenhoorde ik milknv, Omgekeerd is bij dil soort balk, de vorm del nietzo gewoon, maar even vaak e als i heeft 1. aoweloch traag, lui (oor­sprong onbekend, accent voorop), kotrelie, kotrilie oude boerendans(quadrille), senelie, snilie soort stof (chenille).

§ 4. W gm. i bleef i in vis vis, wikswiej waarzegster, wikn voor­spellen, timan .timmeren, liqn liggen, lit deksel, wit pleizier, slim erg(adv. v. graad), zich sikkel, viner Yinger, zik smitn(naast zik smiltn)zich besmeuren, nan misn een miskraarn, lip lip, stil stil, smit smid.Waarschijnlijk hoort hier ook bizn wild rennen van koeien.

Te Usselo en minder vaak elders op het land verschijnt bij oudeIieden veelal e voor nasaal, vooral in beklemtoonde syllabe: doore"daarin, boge" begin, venoch vinnig, en in, ternan timmeren, enz. en vgl.aldaar nog lenn Iinnen, leentj»: lintjes, seen! sedert en dgI., Maar algemeen in de stad en op't land met nauwe e glemm glimmen,

klemnz klimmen,klemar havik (vgl.mndl.. climmende vogel: roofvogel)en met rekking bleenkn blinken; ook nog schem schaduwbeeld.

Opmerkelijk is letar letter naast litsdook letterdoek, liion een letter­doek borduren (vgl. ook Achterhoeks Iitterdook bij Heuvel p. 184,en "litter" of munt, d.i. kruis of munt in een stuk uit Haaksbergen,Dr. BI. 7, 69, en wfa. litter).

De letter x heet eks.

§ 5. Wgm. 0 en u ZUn door 0 en 6 vertegenwoordigd. Vormen metoude 0 liggen ten grondslag aan dop dop, hot tuin, hoi hoI '(adj.),klopm kloppen, row rogge, blok blok, kolk kolk, sto] stof, schok schok,

Page 27: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER

hee wol hij wilde, klok klok, pos steunbalk, knop knop, snoi snot­ziekte, stopal stoppel, knotoo r n kleinearen.

Vormen met oude u liggen ten grondslag aan bot been, dam dom,schoch schouder,bothol stadswijk te E. (a". 1616 Buthave), rotbekbuurt te Us. (a", 1414 Rutbeke), holzok erve terZ.-E. (a", 1530Hulswich), mol handmof, boks broek, dol dol, bok bok, pols pols,bos struik, pop pop,nl0lstan laten voordravel1 (rnonsteren).

Hoewel ik het liefst een lange Iijst met o-woorden zou hebben mee­gedeeld, noem ik slechts die woorden met 0, die inNed. Wdb. l'O, 3vlgg. met ogeboekstaafd staan: schovn schaften, klok klokhen, kloknklokken v. d. klokhen (ww.), sjoko sjokken, bolston bolsters, katrol(even vaak katrol) katrol, rol rol, korhen, mot mot (insect), potspoets, stoton stotteren. Omgekeerd hebben te E. 0: tnoder modder(in beek of sloot, naast mor; op de weg: drek) , kojor koffer, troingetroffen, vlochn gevlochten, vochn vochten, gevochten, hee schrokhij schrok (zeldzaam), trokn trokken, getrokken, holpm geholpen,molkn gemolken (echter is melktt bijna steeds zwak) , wolk wolk (bijjongeren ook wolk, thans ook weI bij boeren, die het woord weiniggebruiken), bodl borrel, schoriemorie schorremorrie, mas mos, most»tmosterd.

Dat de invloed der cSS. op de klinker betrekkeIijk gering is, bIijktbovendien uitdeze telling: van 159.woorden met O. ging 13 maalb of p aan 0 vooraf; in een reeks van 124 woorden met 0 ging 14 maalb of p aan ri vooraf. In dezelfde reeksen kwamen resp.55 woordenmeto, 32 met 0 voor, die door k,g, ch gevolgd of voorafgegaan werden ..

'V66r r uit d(d) staat 0: smor koffiezetter, zor koffiedik (Gallee:zode) ,pork soort rneelspij s; hierbij ook wW. als darken sluirneren,l. rorkon het land slecht bewerken (vgI. rodn snijden met een stompmes), vorkon vlug maar moeizaam gaan.

Voor nasaal word 0 gesproken: ton ton, irompeter trompet, wonttgewonnen, sprottn gesprongen, kom drinkkop, t01] tong, enz. Behalvein deww.-vormen klomm geklommen; nomm genomen, zwomm ge-·zwornmen, glomm geglommen. VgI. § 13.

Door deze onderscheiding staan de volgende woordparen naast~elkaar: hop verwachting, hop fluitje (uit strohalm en dgl.); schol.soort plag, schol schol (vis); bo« naafbus, bos struik; wol'wilde, wou,wol wol; boln brok (v. worst, sigaar), b6ln stier; bot boodschap,bod, bot been; zocli moedermelk, zocli ziekte (zucht). Door klinker­verkorting ontstonden bovendien de .paren: zocli (hij) zoekt; zoclt(h:ij X.zuigt.. dill< .strobundel onder de pannen, dok (hij ) duikt. sto]

snot­

Page 28: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

4 KLANKLEER

(subst.), sio] (het, hij) stuift; rok onvast, wankel, rok (hij) ruikt;pros prosit, pros (hij) proest; klok klok, klok broedse hen; lot lot,lot geluid (partie.).

Opm. Bevreemdend zijn de oude vormen Osle, Oslo van de marke,die thans osel Usselo heet.

§ 6. W gm'.' 0 wordt 0 door umlaut. Daar in het ogm. u voor i, j nietdoor 0 vervangen werd, beperken de gevallen zieh voornameIijk totplur., dimin. Men zou hier van een morphologische umlaut kunnenspreken: kop, kiip» koppen, not, nota noten; dop doppen, riik rokken,kliis klossen, teelballen (resp. ook dopa, enz.), kiipm onthoofden,kopko" kopje, st., L., Z.-E. piitks" potje (aldaar ook ww. poike" aande drank zijn). WaarschijnIijk ook met oude 0: koster koster, drop»ldruppel, niichien nuehter.

§ 7. Wgm. u wordt il door umlaut: diin dun, briiw brug, boterham,miiw mug, miisch» mus, schiip spade, biiktt bokking, kliip»l knuppel,iim om, ziin zon, sliicht» (plur. van sloclt ruwe voorsehoot), biit (plur.van bot been), piipke" popje, wiiln van wol, ptiikn plukken, schiidnschudden, driiktj drukken; mils muts, piit put.

Voor de umlautloze vormen van den 2en, 3en ps. sing. praes. en part.praet. ploks, plok; plok (jij, hij plukt; geplukt; zo ook droks, drok,drokbij driikn; schois, schoi, schot bij schiidn) vgl. § 58.

Opmerkelijk is drok druk (adj.), scharmotse uitbrander, vlocli vleu­gel, hoornvlueht, siikeltt sukkelen, 1. tonn gestadig drinken (wseh.nietbij ton ton; vgl. mndI. tonnen?). Ook 1. iemand bewiinsn iemand tot rede(b.v. een veehtersbaas, hollend paard) of (vooral door een waarschu­wend knipoogje) bezinning brengen ("bewonderen", vgI. Ter Laan s.v.bemonderen, bemundern). Naastricn dronken, volgevreten eveneens'I. donn opzetten, dikker worden (van een menselijk of dierlijk Iichaam).

* **

OORSPR. KORTE VOCALEN IN OPEN SYLLABE

§ 8. W gm. a is in open Iettergreep tot aa gerekt: haaln halen,maakn maken, haanap (nu ook henap) hennep, haazn haas, staalnpootje van ijzeren pot, vaak dikwijIs, kraann (L. kriinn, zo oak bijRibbert p. 27) kranen ,(vogels), kraannzom»r (L, krbnnzomsrs na ..

Page 29: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 5

zomer, maaln malen, gaat gaten (sing. gat), vaal (naast vaalt) vaalt,smaakn smaken (ww.). Vgl. ook vaatn oppakken (van hooi, rogge;stadregt v. Ommen 56 e.e.: torf faetten), I. klaapm vluchtig dorsen(als de schoof b.v. aan de beesten gegeven wordt; het geschiedt ookdoor met de schoof op de rand van een ton te slaan; ook Achterhoeks;en te Osnabruck klape: kleines Bund Stroh; in SI.-Holstein een ww.klappen in die betekenis).

Van onzekere of onbekende oorsprong: slaaton morsen, slateren,slaatsbas morsig vrouwmens (eigenlijk morsbiI), I. kaas klokhuis(vroege ontlening van een vorm van lat. casa?), I. aawngootstecligulzig, hebzuchtig (vooral bij het eten; ook -geursiocli door "afgun­stig"), kwaazn onnozel, zeurig praten.

Met d-uitval: aal gier, laan, laa" laden, opladen, vaar vader, vaamvadem, schaa schade, blaa bladeren, raa raderen.

Jongere ontleningen: aawndeu oude boerendans (avant-deux),pulapataatn parelhoenders (poule pintade), raadi-joo radio, rsiaal,ri-jaal royaal, kaaliekoo (klemtoon op de 1e syIIabe) calicot.

Korte a echter in smak smaak, gai»! gaffel, nafal navel, gadon ver­garen ("gadderen"), kral koraal (pI. krafn) , bograionis begrafenis(naast het oude en nog gewone woord groow).

Onbekend is mij de oorsprong van I. oniraalie (klem voorop) wild,onstuirnig (van een paard, van het weer; verband met Achterhoeks,Deventers tralien .Jangzaam gaan" Iigt niet voor de hand).

§ 9. Door umlaut uit a ontstane e bleef kort in: bek beek, wepswesp, ketal ketel, netelnkiinsk winterkoninkje, dekn deken (van eenbed), ven veen; mogeIijk horen hier scheln mankeren, schelen, hek»lhekel (werktuig), rek»l reu. De open e (vgl. § 2) wordt nog gehoord inlep»l, lepel, schep»l schepel, bet»r beter, maar vroeger was het verschiltussen die klanken veel groter; het Enscheder bruiIoftsIied spelt batter"beter" met dezelfde letterals dallenhanen (eig. haan van de deel; deel"dorsvloer" heeft een e-vorm in Twente), maar schrijft trekken "trek­ken" (ao. 1812).

Voor v, z, g, Yond op het land rekking plaats tot een lange i, die(zie § 16) door een onmisbare a-naslag gevolgd wordt. Zo st. ezal t.o.I.ftJzal ezel, st. teqn-1. ti'qn (verkorte vorm tiqn) tegen; st. vlegal­I. vli'g»l (B. met de representant van oude e: vleagal; deze e-vorm iselders in Twente de gewone, ik ken hem tenminste uit Hengevelde,Beckum, Delden, Ooor, Vriezenveen, enz.; ook Gallee's vlegel wijstop e), I. fagd» eg (maar B. eagda met e, als in Vriezenveen, enz.).

Page 30: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

6 KLANKLEER

Vroeger, tot minstens 60-70 jaar geleden, zei L. ni'« (uit nasi, zie§ 15) neus. Ndl. evene (soort haver) is mij onbekend; de boer spreektvan miiqnbeen muggebeen. Mogelijk met oude i: st. stewoch.Y. sti'weclistevig.

Dezelfde i' ontstond bij -d-ultvalj-de stad rekt dan ook, tot eenlange ee in st. stee, l. sti' plek, plaats; l. sti'» van een paard, dat nietvan de plaats wil. Verder l. bi'n week maken, dat echter ook in de stadals bin bekend is (vgl. ndl. betten). Tenslotte l. bitori'k soort onkruid(mnd. redik, owvla, radici.radijs" uit lat. radix).

De morphologische umlaut van gerekte a luidt echter ee: st.l. zeegks"zaagje, jeegar jager, bliksleeg»r koperslager, scheemt» schaarnte,gleeska n glaasje, sleeli pl.v. slach slag, Br. veek»r vaker (eldersvaakar), L. keetks" kaartje (elders kaatja).

st. dreeqn. l. dre'qn dragen (en de praesensvormen; vgl. § 58) heeftook deze vocaal; bij gebreke aan vormen uit andere gebieden magmen ablaut naast ndl. dragenmogeIijk achten, evenals in st.neegal,I. ne'g»! nagel (onwaarschijnlijk is de voorstelling bij Fijn vanDraat, Tschr. 42, 201), Tw. gre'wti graven, begre'wn begraven (dezee-vorm ken ik verderuit Haaksbergen, Driene, Weerselo, Vriezenveene.e.), overigens st. l. graawn, bagraawn.

Opm. Geen rekking in he! (hij) heeft (vgl. dow hes); met kortevocaal: wetan drenken (van kalvers); ee ook in' keets(a)! waarmeede kat verjaagd wordt (Iokroep mis! of mi'sl),

§ 10. Wgm. e wordt door een korte e vertegenwoordigd, die bij deouderen die van nekn .nck is (§ 3), maar die veelal de nauwere kwali­teit van de oude umlauts-e en van wgm. i in open syllabe (§ 11) heeftaangenomen. Bij oude, ouderwetse lieden laat zich deze wijde e waar­nemen en vroeger zal het verschil grooter geweest zijn. In het Ensche­der bruiloftsliedje van 1812, waarvan de schrijver niet geheel inconse­quent was in zijn spelwijze, vindt men dalle dorsvloer t.o. trekkentrekken, en de schrijver bij Leopold (a". 1855) spelt bettern "beteren",maar gebruikt toch reeds e in geven, tegen, zowel als in zeggen,nemen. In hetVriezenveens daarentegen is het vocaalverschil in zeggen,beter en veen, pekel zeer groot. - Deze e, die openkwaliteit bezit,wordt aangetroffen in: brekn breken, nemm nemen, dweln dwalen, etaeten, .vretn vreten, gel gee.!, kel keel, kwen onvruchtbaar vrouwelijkrund, metn meten, mel meel, zetn gezeten, vagetn vergeten, schel scheel,rekn rekenen, welaeh weelderig, stein stolen; wek week, zeven dagen,del dorsvloer, pepsr peper.

Page 31: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 7

Voor v, Z, g, yond in de stad rekking plaats tot ee, op het land toteen tweeklank ea. Zo st. veeqn-1. ve'qn .vegen, en verder de st. enL vormen .naast elkaar in eem-e''m even, weeqn-we'qn wegen, zwee­wel-zwe'w»l zwavel, neew-neaw neef; leezn-letzn lezen, leewsr­le'wer lever, reeqn-re'qn regen, regenen; aileen in de boerenspraakhe'w»l knuppel (hevel). Hierbij sloot zich aan beezn-betzti bessen.Vgl. -'ooknimweeqn-nimweaqn Nijmegen, deemier-de'mier Deventer.

Met d-uitval: tree-ire" trede, preekn-pre'kii prediken, kneen-kneankneden, tree'-tre'n treden; eveneens vree-vre" vrede.

Met d-uitval voor r: st. I. wir weder (subst.), zwirenk erve te USSe

(a", 1489 Swederynck), li' leder, vlt'rnus vleermuis.Oprn: In de tweeklank e", die wat,korter klinkt dan st. ee, is ee voor

naslag-a verkort, vgl. L de" deed (§ 18), en I. bawar over, enz., § 12.Een e-vorm heeft ook st. eekster, I. etkst»r ekster - Voor de grond­

vocaal evan wek week, nemm nemen, vree vrede kan men vergelijkenTschr.42, 230, Sarauw I, 68-69.

§ 11. Oude i is door een e vervangen, die nooit de kwaliteit heeft,die de oude e (§ 10) soms nog bezit: grepgrijpbeweging, schet scheet,steln steel, met mee (adv.) tek teek, kwekv» kweekgras, netn neten(luizeneitjes), strek streek, wedswiej weduwe (st. wedavrow) , zelnpaardetuig, kekn gekeken, betn gebeten, slepm slepen; blekn blaffenkan ook "umgelautete" a bevatten. Voor st. I. kenbak wang zal meneveneens i in open syllabe moeten aannemen (vgl. mndl. kenebackenaast kinne-, en Sarauw 179).

Voor v, z, g, blijft deze ein de stad behouden, maar het land spreektdaar een overlange tweeklank i", 20 st. bewn t.o. I. bi'wn beven enverder: zew - ziow zeef, newal - ni'w»l nevel, gewn - gi'wn geven,stewal - stiawallaars, ste] - sti'cli zandweg, kregsl - kri'g»l kregel,he] - hi'gda heg, eweltasch» - i'woitasche (te B. met de representantvanoude e: e'weltasch»; deze e-vorm ook te Vriezenveen, vgl. Gallee:eveliassches salamander, hagedis, schrebm - schri'wn geschreven,kreqn - kri'qn gekregen. Aileen op het land zijn bekend: pi'eek roedev. dieren, kni'w»l knevel, wi'eelboom (L. wi'eboonu hooiboom,zi'qn naast gelijkwaardig zich, die beide thans "sikkel" betekenen.oBij de meeste boeren, ook de jongere, hoort men i"; soms, maar vooralin participia, ee. Opmerkelijk is st. neeqn naast I. ni'qn negen.

Met d-uitval: st. len (naast evenwaardig leen) , 1. lion geleden,st. snen (ook weI sneen en niet aileen bij jongeren), I. sni'ti gesneden,maar naast I. sni' snede ook st. sni. Opmerkelijk is st. wirok .woerd

Page 32: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

8 KLANKLEER

(zie § 60; het kan ook op een - naar 't vb. van dui, enterich ge­vormd? - wederik berusten) naast I. Ivi CJ k (te B. als Vriezenveen,Goor, Hengevelde met een e-vorm: B. ltveak). "AIleen op 't I.: li'waaierleewater, schi'w vlasafval (mnd1. sceve), nin-, ni'ndn T "beneden"-deur(v, d. boerderij; in de stad kent men. het woord ook weI en misschienis hetdaar vanouds bekend als nien-, ninde T).

Met d-uitval voor r: st. WiT, 1. WiT wederom (evenals "snede" ookmet i bij Ribbert 14,90).

Naast st. [ann leunen is ienn de gewone vorm op 't 1., al is liinndaar niet zo vreemd, dat het als st. gevoeld wordt; met e komt hetwoord trouwens op het land van heel Twente voor, minstens vanBuurse tot Langeveen. Maar st.I. stiinn kreunen (in het N. v. Twentewel weer stenn). Zulk een "o-umlaut" vormde ook te B. (en in hetgebied ten Z. en O. daarvan) fi T haar (bez., ps. vnw.; overigensst.I. iT).

Opm.Van belang zou zijn te weten, of en waar in Overijsel egeIdoor echel (bloedzuiger) onmogelijk geworden is; 1. jCJgal, st. stekel­veerkij.

§ 12. Voor oude 0 hoort men een 0, die (evenals de oude e) bij deoudste generatie een nog wat opener klank heeft dan de wgm. 0 ingesloten syllabe.

Maar het verschil is miniem en vaak wordt het niet gehoord, zodathop verwachting, hoop bij de niet opvallend ouderwets sprekendende vocaal heeft van kop kop. Tot,laat ik zeggen voor een eeuw moetendeze thans samengevallen klanken ook voor het oor der sprekers zeerverschild hebben, zo dat hop bijna of geheel als hap klonk. Daaropmoet weI een spreuk wijzen, die vroegerde Enscheder spraak gekarak­teriseerd schijnt te hebben: oo"z gejtjaan ev'n scheielks" met baterin de gata laotn vain "onze Gerritjan heeft een schoteltje met boterin de goot laten vaIlen". Ofschoon deze kenspreuk - ik ken haaraIleen uit de mond van de dialectschrijfster C. Elderink, die ze mijmeedeelde in deze vorm, niet in die door Kloeke in "Overijsel" p. 850vermeld is geworden - verder, ook in de omgeving, onbekend is, zijner nu nog andere feiten, die op zulke uitspraak wijzen. Het Enschederbruiloftslied (ao . 1812, in stadstaal) rijmt het ww. vlatten vIotten(mnd1. vIoten) op nen zwatten een zwarte, en speIt evenzo oetebrak­ken "uitgebroken", anestakken "aangestoken" tegenover kop kop, kropkrop. In 1840 nog stelde Joh. Behrns "Twentse" vormen als kapper­kopper, batter-botter naast elkaar, waarvan de eerste "meestal op het

Page 33: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 9

land, de andere onder den burgerstand gehoord worden"; het stukjebij Leopold van 1855 heeft reeds: in de gotte "in de goot". Ook thansis 0 de gewone vocaal in siokt; stoken, koln steenkolen, not noot, rokngeroken, kropm gekropen, vsdwoln verdwaald, sproktt gesproken,zopm gezopen,hopm hopen (ww.); ook in koper koper (mnd.kopper).boter boter (mnd. botter) en in de lat. leenwoorden kokt; koken, zolzool, Maar steeds bood» postbode, gowoon gewoon, beide ook bijoudere lieden; jong is bootram voor briiw boterham.

Voor v, z, g spreekt de stad een overlange ao, het land o". Zost. baown-1.bo'wn boven, en verder raow-roaw korst op wond (bijvriezend weer heeft de boer last van de harde oneffenheden op de weg,de vosroawn; vgl. oude o-vormen bij Sarauw 170), staow-sto"w stoof,aowsr-o'wer over, schaown-scho'wn geschoven, vlaoqn-vlo'qn ge­vlogen, bedraoqn-bsdrorqn bedrogen, laoqn-lo'tqn gelogen, haozn­horzn kousen. Misschien hierbij een woord, dat aIleen op het landbekend is: baos buikspeekselklier van geslachte dieren, zelden 1. boas,en ook W oestes bos ("gewisse teile des geschlachteten schweines")wijst naar een grondvorm bosa-.

Met d-uitval: st. bao", 1. bo'n geboden, st. baom, 1. bii'rn bodem,1. scho''n peulschil (zelden scho", uit de pluralis schoan), 1. weent­scho''n trommelzucht (v. koeien), 1. schotns»l kikkerdril (vgl. Tschr.53, 126: Mnd. schode "Balg einer Pflanze", Mnl. Hdwdb.: schode"peul, huls", .mcderr.").

Opm. Ook in hoksobeerqn Haaksbergen schuilt oude 0 ·in open syl­labe blijkens Vriezenveens wakazbaajqn; oude vormen met hokes­(naast andere) bij Gallee, N. G. N. 3,325.

§ 13. Wgm. u is vervangen door o. Talrijk zijn de gevallen niet:honocli honig, vrom vroom, zachtrnoedig, komm komen, wonn won~n,

zotner zorner.Voor g (vbb. met v, z, ontbreken) spreekt het landeen lange twee­

klank ti", naast 1. st. vowel, 1. vti'g»! vogel, st. kowel, 1. kii'g»! koge1.AIleen op het land: zti'cli zeug (niet identiek met nd1. zeug, weI metos. suga; vg1. b.v. Leopold I 543 te Haaksbergen "zooge"; 't gewonewoord is nu mot). De 0 in deze vormen is die van mas mos, klok klokenthans die van botsr boter; zelden die van Eng. not (vgl. Vriezenv.zwamar zomer, wapm hopen).

Voor de opmerkelijke vormen 1. rii'n rooien, Ian hoornpit zal men.noodzakelijk een met roden en mnd. lode (Tijdschr. 55, 262) ablau­tende u-vorm moeten aannemen.

Page 34: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

lO KLANKLEER

Genoemd zij nog st. 1. zii'brann oprisping uit de maag, dat -ge­reduceerde r en naslag-vocaal stemmen overeen - evengoed Kit. sode"oprisping" (hgd. sodbrennen; vgl. de vormen bij Woeste) .als ndl.zuur (maagzuur) bevatten kane

§ 14. Wgm. 0 wordt Ii door umlaut, maar als in § 6zijn door deogm. klinkerverdeling de .vbb. niet talrijk en is de umlaut hier secun­dair: in dimin. als kolko" kooltje vuur, st. riiiitkes, I. roafkas korstjes:in afleidingen als st. iiiiwsn, 1.oawan overhouden, I. boawnsta (st.baownsta) bovenste. Verder not noten, I. d» ni-iorw die yan Nijhof,st. keerkdiiw, I. keerkii':» kerkhoven (in een spreekwoord), de veelt­giiowat erve te Tw. (a", 1499 Gadevording, 1693 Goverdinck,1733Govert)',

OpmerkeIijk is de umlaut in I. oawareemp-(L.oawaremt; st. oawsr­eemp) overhemd (vgl. in een verhaaltje in het dialect van Laren, Gel­derland: euverhemp,en zie Lasch § 91, Holthausen § 64).

§ 15. Wgm. u is door 0 vertegenwoordigd, wanneer umlaut plaatsyond. Deze 0 is thans dezelfde alsdie in kiip koppen, maar moet in deeerste helft der vorige eeuw naar a gezweemdhebben en men magaannemen, dat dit ook met de 0 van § 14 het geval geweest is. Mendenke aan het oud-Enscheder schetslksn schoteltje (§ 12) en aan eenspelling als kanninkriek "koninkrijk" (vgI. trouwens Vriezenveenskwenok koning, wenach - ald. met uml. -, honig) in het bruiloftsliedvan 1812, waarin ook dalle "dorsvloer". Deze 0 vindt men in st. I.:wiiner huurboer, kiinek koning, schot»l schotel, pol peluw, bon zol­dertje, diik deuk, ziin zoon, mol molen, jor jood, hee 's an 'n sop hij isaande drank (uit supi, vgl. Wfa. siiep, ndl. zoopje), brokbreuk, jok1]jeuken, kriip»l kreupel, sprok spreuk, kiitol keutel, slot»! sleutel, kok1Jkeuken, kriinn kreunen.

Afwijkend is viii veulen; daarom zij hier genoemd het mij duistereL volkamerrie (fern.), wat ouderwets en thans minder bekend danvolknviil merrieveulen. Opmerkelijk is ook smiiln smeulen.

Blijkens wfa. giiemen "rilhren" hoort hier ook I. giimm ergens inwroeten, ro~ren (== Plantijn: gomen "viscera laedereveI perforare"?).

Evenals bij kenbak moet voor zon-, zdondacli aangenomen worden,dat de vocaal er eens in open syII. stond (aldus Sarauw 180, en vgl.mndl. sonen-, soneldach), vgl. ziin zone

Voor v, g, z, spreekt het land echter weer een lange tweeklank tla,

vgl. st. biiwel-i. btl agel en verder zo naast elkaar itniiwelk-mt: agaik

Page 35: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 11

mogeIijk, zee miiwi-mti 's! zij mogen, loqn-Iuaqn leugen, viiwsl­va 'g»! vogels, oondiiqni-oondurqnt ondeugend. :NdI. euvel is onbek.'en toch zit het in I. fi agolwaater (st. hetwaator)hartwater; van eldersken ik dit "euvelwater" niet; ook te E. is de "overgang" v..;g zeer zeld­zaam; toch hoorde ik te Beckum ii'volwaatsr (met g ook te Delden,Dr.BI. 13, 19). Verder nog st. smiigel-). smt: agal bijdehand, magerkind (vgL Schonhoff § 93, Ned.Wdb. smeugel).

L. neuz neus, waarvoor men nii "z ~ elders in Twente va~ Buursetot in Vriezenveen de antieke vorm - .verwacht,beschouw ik also eencompromisvorrn van st. niiz en verdwenen I. na "z of ni's: (dit laatstewas vroeger, zie § 9, te L. in gebruik), resp. uit nusi, nasi; de vormnasi ken ik verder in Overijsel niet (zie echter de Wfa. vormen bijSarauw 66), Kloeke weI, al deelt hij zonder nadere opgave mee (bI.846) :"den vorm nezze hoort men zelden".

OpmerkeIijk is st. I. riissl reuzel; st. zeuwn, zeubm (t.o.l. za awn)zeyen, vgl. st. neeqn (I. niaqn) negen (zobtn, neqn te Oldenzaal enNoordelijker). Bovendien st. I. rfl "zein ruien, dat verder in Twente nietvoorkornt en dat men moeilijk uit een onbekend ruurzelen ontstaan kandenken; eerder hetzelfde aIs vIa. reuzelen ~,af- en uitvallen v. graan"',L. v. Kuik reuzelen "ruien", wfa. riieseln "riltteln"~

Met d-uitval: bu 'ker erve te L. (a". 1386 Bodekerinck, 1489 Bode­kershus enz.; vgI. dui, Bottcher) en I. ra a kwajongen (ndI. reu; inWfa. gewoon voor .Jiond": overigens te E. rek»l reu). AI luidt delokroep voor varken kt:a-kii aI, toch zal I. kli aka jong varken (ook destad kent de naam heel goed) weI uit kodeken( de vorm bij Gallee,Tschr. V, 15) ontstaan zijn; daarrnee stemt Vriezenveens kt: "chiesvarkentjes '(en ookde vorm elders in Overijsel) overeen.

De vorrnenrnet r na vocaal onderscheiden zich (als in bijna geheelWfa.) door lange a; in de stad en op 't land: bt:'t beurt, kt:"n keuren,slti' sleur, dt:' deur (zie de kaart in Taaltuin I, 192) ,dfl' door, vii'voor, bntn tiIlen, schu/n scheuren, spurn speuren. De 11 a klank is­gelijk aan a', maar men is zich bewust in dfl' deur een rest van r tespreken. In de stad spreken jongeren veelal (ouderen doen het alshet woord weinig klerntoon heeft) doo' door, voo' voor; "voor dedeur" luidt bij henvoo' da du ', voo' de doo"; ook weI bij ouderen:va dti' (in znw., ww. is 00' zeldzaam).

§ 16. U it w e id i n g over § 9-15. I. De naslagvocaalDe in § 9-15 beschreven rekkingen vanwgm. e, i,o, u en hun

umlautsproducten (met dat van wgm. a) in open syll.voor v, z, g, en

Page 36: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

12 KLANKLEER

weggevallen intervoe. d worden op het land door een naslagvoeaal G, (J

gevolgd (ea, i", ti", o", ii", il a). Deze vocaal wordt steeds gesproken

daar waar de stad de korte vocaal behield en bijna steeds ook in hetgeval, waar de naslag verdwijnen k an door stadse invloed, dieechter ook hier zeer gering is. Eerst als een boer in de stad zou gaanwonen en geen omgang meer met andere boeren zou hebben, zou hijmisschien neew neef in stee van neaw gaan zeggen. En kri'qn (st.kreqn) gekregen valt dus nooit met ,de infin. samen, kan echter weldoor kreeqn vervangen worden. Bovendien wordt de naslag gesprokenin 1. dorn gedaan; men zou hier aan het regelmatige 1. de" deed kunnendenken, maar dat verklaart niet 1. stoan staan (veelal met nasaleringvan o", die gewoonlijk ontbreekt in het partie.), st. stao", 1. wean (metnasalering van ea!) , st. ween zijn, wezen (partie. wes), 1. goan gaan,gegaan (infin. vaak genasaleerd),st. gao" gaan, 1. sloan slaan.

Na lange voeaal en voor w is de naslag weinig of niet hoorbaar:schi'w vlasafval verschilt zelden van schiw schijf; tenzij de w hete­rosyl1. is: li'waater (§ 11) wordt niet zonder duidelijke a gesproken.

Gereduceerde r en naslagvocaal naderen dicht tot eIkaar, maar datst. 1. ki'l (haast ke"l, vg1. 1. neaw) kereI een r-variantbezit, blijft menzich door de iets langere en wijdere evan .Jcerel" en doordat keelniet gehoord wordt, weI bewust. Niettemin is naast een alleenstaand,in de stad onbekend woord ais 1. 6nbi 8 ch gejaagd, ongeduldig (vg1.mnd1. biden "wachten", onbeidich "ongeduIdig"; Rhein. Wtb, gebidich"geduldig wartend") 6nbirach nog weI zo gewoon; en het aIIeen­staande 1. bi't: weken (§ 9) wordt op 't land soms (ook elders inTwente wei) als "bieren" opgevat. Daardoor kan ook st. wirok woerd(zie bovendien § 11) een reinterpretatie zijn van wi'k. Verdwijnendeed de naslag in voor den boer zonderlinge woorden als 1. Ian hoorn­pit (§ 13), bijna steeds in 1. baos buikspeekselklier (§ 12) en dikwijls innindti' "beneden"-deur (§ 11; "beneden" kent dit dialect verder niet).

IIOm vormen als sliiiel, honocli te verklaren heeft men weI aange­

nomen, dat u tot 0 werd, tot 00 rekte en door umlaut eu werd, waarnaverkorting tot 0 optrad (zo b.v. F ij n van 0 r a a t over Deventerszona, kiitel in Tsehr. 42, 239 vlg.). Men moet dan aannemen, dat ookvoor i, j ogm. u door 0 vervangen werd, en de vraag blijft, waaromde verkortende factoren de eerste rekking niet beletten. Van W ij kvroeg, Tschr. 31, 302 of twents kogel, vogel een 0 hadden door de g.§ 6 bevestigt dat .nict en op zichzelf is deze 0 zo vreemd niet meer,

Page 37: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 13

als men ziet, dat naast de "Senkung" van i tot e ook u door 0 en iidoor 0 vervangen werd. Oat deze versimpeling in het vocalisme deropen syllaben secundair is en dat men voor vormen als wonn wonen,zomsr zomer geen "grondvormen" met 0 in plaats van u dient aante nemen, tonen I. kti'gal, vu<Jgal. Voor st. I. viil veulen zou men fulja­kunnen aannemen, maar wegens Deventers viilsn, wfa. [iieien moetmen zich viii eerder door n-afval uit viiln ontstaan denken in een tijd,dat de "Senkung" van ii tot 0 nog niet plaats gevonden had. Is dezeopvatting juist, dan zou daaruit volgen, dat dit geschieddena hetmoment waarop u, gevolgd door i, j, tot ii werd (os. fulin). Trouwens,de korte vocalen voor v, z, g, gedragen zich als die voor gesynco­peerde intervoealische d, die na 1500 (§ 73) verdwijnen ging. Bij­gevolg zullen al deze rekkingen weI uit de 16de of missehien de 17de

eeuw stammen.De lange tweeklanken i", ti", e", o" zijn volgens Van Gin n eke n,

Ras en Taal J 16 vlg., oorspronkelijk stijgend geweest en ontstaandoor de in Vriezenveen ver doorgevoerde j- en w-prothese; I. ne4w

kan men zich inderdaad uit Vriezenv. niave neef ontstaan denken. Eenander probleem is de invloed der css, v, z, g, en weggevallen d, diezieh tot ver in Wfa. (Kurl, Teutoburgerwald, Olpe.: Soest e.e.) entot in Deventer (niet in Noord-Twente, Osnabriick) gelden laat. Devraag naar de invloed der Ndl. cultuurtaal op de rekking in Overijselwordt er niet eenvoudiger door: om E. gaan boeren kreeqtt gekregen,sneen gesneden, enz. spreken z 0 n d e r die i n v I 0 e d, maar naarhet voorbeeld van st. kreqn. snen; een neiging, die door de ee van depraeterita dier ww. begunstigd wordt. Oat mag men besluiten uit hetfeit, dat gf<Jwal, vil<Jgal, enz. in ide jongere boerenspraakminder vaakdoor geewal, voogal vervangen worden, al zijn ook deze vormen ophet land zo zeldzaam niet. Nooit echter wordt I. gf<Jwal enz. door denboer geheel verstadst tot gewal. In een stadje als Delden zijn zulkecompromisvormen gewoon; men spreekt er teev», geevel, koogsl,voogal, »kreeqn, eez»l t.o. reeqn regen, svlaoqn gevolgen enz. Deao,ee uit oude 0, e zijn dus standvastiger, de f<J_ en u<J-klanken zijn ookte E. rechtboers. Jonge ontleningen worden niet van i" of Ii" voorzien;b.v. eng. beaverteen (een katoenen stof) luidt st. beewoiin, 1. be'w»­diemm. Borne is wat ouderwetser in zijn klinkers gebleven dan Deldenblijkens f<Jgda eg, bi'bm beven, ku<Jgal kogel, enz. maar spreekt tochsschreebm geschreven, akreeqn gekregen, en vgl. b.v. nog Hengelervormen als ne'v»l nevel, geaval gevel t.o. »kreeqn, zeeva zeef, tieuz»

Page 38: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

14 KLANKLEER

neus. In al deze plaatsen natuurlijk steeds kokn koken, wekaweek,nemm nemen, enz. Oak verderop, te Goor b.v. onderscheide men in

ditopzicht: boerse en stadse spraak met hun compromissen; "Hol-·landse" invloed geldt hier in zeer beperkte kring en eerst in (ik schat)de laatste 25 jaren. Verder zij verwezen naar het door Kloeke ver­

zamelde materiaal in "OverijseI".De stad Enschede vorrnde sIechts weinig compromissen met de

boerse spraak. Ais zodanig zijn allicht, in de handel tussen boer enburger, ontstaan st. zeubm zeven, st. neeqn negen (zo ook te Goor,Hengelo e.e.; vgI. Borne nee'qn ; ziibm, neqn hoort men te Oldenzaal,Tilligte en omgeving). Of nu boerse tweeklanken als ia, CIa vroegerook in de stad ontstonden en in' gebruik waren, worde in het middengelaten: st. bin week maken, st. wirsk woerd (vgI. een restrictie in§ 16, I), sni snede (vgI. nog st. I. wi' twijg == Gallee wee, .wi-je?)

laten dat voor de hand liggen voor vormen met vroegere d.DgI.. rekkingen geven d e m e est i n't 0 0 r vall e n de klan k­

v e r s ch i II e n tussen stad en land weer. Menging van beide vorrn­groepen is ook op het land nogal zeldzaam, schoon wat minder zeld­zaam dan in de stad; "cultureel overwicht van stad op land" wordtaIleen door den buitenstaander overschat. Van de jongere boeren

houdt driekwart zich aan kri'qn, vlo'qn en nog algemener zijnbij

hen kii'gol, vii'gel; zegt iemand voogal dan gebruikt hij zeker teeqntegen, kreeqn gekregen. Een Babelse toestand als in het,zeer knap

geschreven !,Enscheder stuk bij Leopold I 553 (waarin o.a. niewel

"nevel", gewwen "geven", onnuezel "onnozel", nozze "neus", entie­

gen "tegemoet", teggen "tegen") kon aIleen ontstaan door de paging'

van een stedeling om recht boers te schrijven (er zijn daar twee boeren

aan het woord). --- Tenslotte volge hier een een kort overzicht:

Wgm. a met umlaut:

st. I. bek, ven, betarezsl-i'eel, teqn-ti'qnstee-sti"; maar bit-bi'n

Wgm. e:

st. I. etn, metn, kelveeqn-ve'qn, leezn-lerzntree-ire", preekT)-preakT)

Wgm. i:

st. L grep, tek, kekngewal-gitJwal, kreqn-kri'qnlen-li'ti; maar sni-sni'

Page 39: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

Wgm.o:st. i.koln, got, sptoknbaown-bo'wn, haozn-ho'znbaot-birn, baom-bo'mWgm. 0 met umlaut:st. I. kolk aniiowen-ii'wan

KLANKLEER

Wgm. u:st. I. honoch, wonn, kommvowoi-vii'gel, kowel-kti'gell. rii'ti? lun?W gm. u met umlaut:st. l. pol, kiikn, kiinskbiiwsl-bti agal, niiz- (neuz)I. ril a

15

*

**

OORSPRONKELIJK LANOE VOCALEN

§ 17. Wgm. a is vertegenwoordigd door een lange ao, die over­eensternt met de gerekte vocaal van ndI. klop, kop en die in de stadsamenviel met de in open syllabe gerekte wgm. o. Op het land heeftdeze gerekte 0 een aanzienlijk wijdere klank; de ronding is in ailegevallenzeer gering:klaowar klaver, laotn laten, tao taai, naol naald, hee maaktj zone"kraot: hij sprak met zo'n onnatuurlijk zware stem (van een, die zichgewichtig voelt; mndI. craet, vgl. Ned.Wdb. s. v. kraai II), schraoschraal, haol haaIijzer, baoktt baken (uitgangspunt bij grondver­deling), haol schraal, droog, 1. aowiioch lusteloos, lui (vgl. mndl.awisig, wfa. aowisig, en § 3), tt» 'jaoien een al te goedig vrouwmens(dat steeds ja zegt), siitit jaopka 25 Juli (tijd v. roggemaaien).

Verder in deze woorden.. van vreemde herkomst: paol paal, zaota­dach zaterdag, pree''spaols voornameIijk, saldaot soldaat, kompaob»lbekwaam, ekstrao extra (st. veelalekstraa, maar wat ekstraosv, straotstraat, fanaol zwat "gewoonweg" zwart, "totaal" zwart, pataolpor­taaJ, slaot salade, hospetaol hospitaal, saota" satan, paotar pater,paosche" pasen, kamaraot kameraad, plaoqn plagen, laobaant lui mens(== Laban? vgI. Ned. Wdb. en Falk-Torp).

Met d-uitval: st. tao" 1. roan raden, st. brao", l. bro'n braden, st. aom,1. oam adem, l. trao doortreden ontstaan pad (in de sneeuw; somstraon,vgl. b.v. Holthausen § 67, Dr.Bl. VII 31, Schonhoff § 41).

Met ao uit aha: st. slao" slaan, traon traan, staol staal.Van onzekere oorsprong: l. snaot handvat v. sikkel (vgI. Woeste),

drao langzaam. Heeft maot metgezel de ao van kamaraot (vgl. § 73)?Voor l.blaof blauw, flao flauw, lao lauw e.a.: § 72.

Page 40: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

16 KLANKLEER

§ 18. De umlaut dezer vocaal wordt gerepresenteerd1) door ee, in: keez kaas, geew gaaf (adj.), geehoner geeuwhonger

en in ouderwets 1. eenspee schuchter, schuw ("inspee"; "spee" isonbekend).

2) door de gerekte wijde ~ van gleeska n, enz. (§ 9) in: st. scheep»r

scheper (dat ook op 't 1. gehoord wordt, al zeggen de oude lieden teBr., Us. scheepar) , kreemor marskramer, .Jcocpman", leeli laag (adj.),st. L. zweehesch» schoonzuster (aldus meestal te Tw., Z-E., maarBr., Us., B. zweehosch» naast - met de uitgang van het thans ookgewone schoonzuster - sweehstar). Vgl. ook 1. hej de" hij deed, wi-]dean, detdn wij deden (st. deu, deudn). Bovendien in dreejn draaien,zeejn zaaien, meein maaien, neein naaien, ll'eejn waaien, kree] kraai,kreein kraaien; maar, van andere oorsprong: snaajn snoepen, lekkersstelen, zwaajn zwaaien, aajn aaien, vg1. Overdiep, Taaltuin 4, 374;gahaajt sluw.

3) door ao in: tii-iliiotke" (iets) nieuws, ziiiidinn zaden (pl. v. zaotzaad), niiiiqns naast, kliitteliiol soort 'drank, gaogal tandvlees, slao­parach slaperig, hiiiisiecli haastig, getuiiidscli genadig, iiiinn verlangen,stiiorscli gestadig, tuiii pI. v. naot naad, driiii pl. v. draot draad; piiblpalen, Us.Iaontja n bepaalde plank in de kleerkist (Ned. Wdb. lanen:losse vloerplanken v.e. schip), piiolks" paaltje, ianiiiikt; dimin. v. janaojohanna, de briiiik sr erve en buurt in de Z.-E., schiiiipko" schaapje.

Zonder umlaut staoln van staal, raotsel raadse1. - Dezelfde aotreft men ook in woorden als biiiike"! boeman (waarmee de kindersschrik werd aangejaagd), triiiiten veesten, niiiiln zaniken, taotejkf)zeurpietje (-eitje), tiiiitn teuten, zaniken (maar als 't gezellig is, teB. Us. tiltjan), riiotoln kletsen, gaoln huilen v. d. wind.

§ 19. W gm. e is i, zo spigsl spiegel wilt wieg. Maar met ie: krietkrijt, siepsl ui, iiek tijk, miet mijt; met i:pin pijn, zid» zijde (stof).

Opmerkelijk is meut beginstreep (in jongensspel; lat. meta); vanmeat ov an van meet af aan.

§ 20. W gm. i is vervangen door de korte ie van ndl. piet, fiets v66rstemloze tenues en voor f, s, ch in auslaut:

1) griepm grijpen, 1. kiep soort korf, 1. stiepei middenpost in de bene­dendeur, siriep streep, piep pijp, 1. piepm kussen (ww. ouderw.), dood­riep al te rijp (van vruchten; vgI. Ned. Wdb.!).

2) bietn bijten, wiei wijd.. ver, spietn spijten, vesliein versIijten.3) diek dijk, bliekn bIijken, liek gelijk, kiekn kijken.

Page 41: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 17

4) wief vrouw, viet vijf, driejtol drijftol, stiei stijf, stieissl stijfsel,twieioln twijfelen.

5) gries grijs, ies ijs, pries prijs, maar mis lokroep voor de kat.6) zwiecli zwijg (imperat.), miegeempm mieren.Een zeer lange i, die van hgd. Liebe, sieben, Civil, wordt gehoord

voor n, m, I, r en voor heterosyllabische, .Josse" v, z, g en (verdwenen)intervoc. d:

1) lin leidsel, teugel, win wijn, schinn schijnen, fin tenger, kinn ont­kiemen, min Mina.

2) lim lijm, vimm balkengestel waarin worst, spek hangt, immbijenvolk.

3) bilnhelf steel v. d. bijl (Fr. v. W.: halster), kil wig van den tim­merman, vii vijI.

4) gi T gierig, schi' proper, ta lir of te zwir (het gaat-: men leefter onbezorgd).

5) blibm blijven, dribm drijven; nan stibm een stijve, wiw wijven,riw rasp.

6) knizn kniezen, nan oo'wizn een krankzinnige, gizal ijzel, izarijzer. Van onbekende oorsprong I. baldizoch, boldizech te luxueus,groots (vgI. Gron. bandiezn, Rhein.Wtb. bandusen?).

7) i kri-} ik krijg, kriqn krijgen, ri-j rij, miqn pissen, zwiqn zwijgen.8) gli n glijden, no wi boks» een wijde broek; met bewaarde d: wider

verder, tidn tijden.9) voorts nog voor b: bib»! bijbeI.Ook jongere ontleningen krijgen of houden ie, i. Zo lieter liter',

sietoo dadelijk, en het welbekende maar weinig en steeds voor de grapgebruikte kriecli oorlog; komies commies t.o. liber onsterk, tenger,siabil soIide, traank". (ook kraankily moedig bij 't brutale af, komizcornmiezen, kaliber; en oak hoort men veelal i in zeer jonge, paspopulaire woorden als krizis crisis en vietaminn vitaminen. Maar zon­der hoofdaccent: viegoli'n loeren, I. raliezn rails; echter pieloo pilo.Miena Mina (beide met klemtoon op 1e syII.), en ook korte ie in debez. vnw. mienmijn, dien jouw, 'n mienn de mijne t.o. minn maakngezichten trekken (vgI. § 58).

Gewoon is fejn mooi, goed, pleizierig, st. ook [een (b.v. nan [eennweenk»l een mooie winkel); in die betekenis wordt nooit gebruikt find.i, tenger, broos. Een krachtige uitroep van verbazing en van iemand,die overtuigen wil is mejn got! mijn God!

Genoemd zij nog da kaattk ttig vosizn dat kan ik niet betalen (ofverdragen, b.v. van zware kost) , vgI. aksies accijns (en »dl, vercijnsen;genoemde uitdr. kent men ook te Deventer).BEZOEN, Klank- en vormleer 2

Page 42: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

18 KLANKLEE~

§ 21. In de positte voor vroegere vocaaI, die door h-of w-syncopeontstond, hoort men i-j:

di-jn dijen (ww.), ni-] nieuw, ri-j Iat, Ioodrecht staande op de posten(wfa. rigge), ri-in rijgen (mndI. rien), bri-jn brouwend spreken, sni-insneeuwen, spi-jn spuwen, vri-] wreef, zi-jn zeven (van melk; mndI.sien), boti-jn (vaIs) beschuldigen. Bovendien in b'li-j bIij, vri-j vrij,vri-in vrijen, bevri-jn bevrijden, wi-j wij, en in het suffix i-j (fra. -ie,late -ia): bakari-j bakkerij, sokeri-] cichorei, tuiolori-] gezeur, enz.

§ 22. In de plaatsvan wgm. 6 is een lange 00 gekomen, die nietgeheel monoftong is, maar (behalve in weinig beklemtoonde woordjesals woo hoe, doo toen) door een nauw hoorbare u-klank gevolgdwordt. Bij oudere lieden geeft deze aan de vocaal de kleur van eng.slow, rose, soul, so, niet die van dui, so. Jongeren spreken bijnadezelfde klinker in "rood" en "voet". Zo:

bloot bloed, klook verstandig, groownhoot begrafenishoed, i-j hoowtjij hoeft, stool stoeI, book boek, schoo schoen, root roet, bloom bloem,ni-jmoots nieuwerwets, patroon patroon, school school, bedroowtbedroefd, gamoot gemoed, vooqn voegen (ww.).

Tegenover st. koo koe staat echter I. kow (plur. koona), thans vaakook 1. koo. Naast I. goot goed (onverbogenadj., adv.) staat 1. ne gowakow een goede koe (st. n» gu koo), I. gen gOlVS geen goeds, 1. vogownvergoeden, I. vsgowet; vergoeding. Maar st. gut goed (ook aIs subst.),st. nan gun een goede, guts goeds; ook verschillende platduitse dialec....ten hebben hier u, en "goed" staat reeds in het bruiIoftslied van 1812.Men denke niet aan HoII. .Jnvloed": een hypothese omtrent dit gutgaf Joh. Franck (zie Lasch 98), later ook Sarauw 162.

Het ww. doen luidt steeds doo"; down zeggen Stepelo, Beckum.Met It: rieittl riooI (een ww. rioelen, door het Ned. Wdb. in de

18de eeuw als Twents vermeld, ken ik niet), vietrieitil vitriool; maarviejool viool. Ook algemeen is btil, bul boel, dat weI een Hollandse uzaI hebben (te Beckum, Buurse en Zuidelijker: boola) aIs st. stupstoep. .

Naast st. I. hoonder kippen (sg. hen) was in de vorige eeuw ookde sing. hoon en het dimin. heunko" bekend; beide laatste zijn nuonbekend en heten "pruus"; vrijwel vergcten, behalve bij de oudsten,is 1. hej vomoodbraakt (sik) tat hij vermoedt dat ("vermoedbraken",niet elders doormij aangetroffen).

§23. De umlaut van wgm. 6 is vertegenwoordigd door de vocaalvan fra. voeu, peu:

Page 43: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 19

greun groen, vazeumm verzuimen (mndI. versoemen, mnd. verso­men) zeut zoet, ondeumlak zonder profijt (vgI. dui, volksttimlich),dreus droes (paardenziekte), haakn en euzn haken en ogen, vleukttvloeken, weul mol (dier), tameut tegemoet, meutn tegenhouden, beutnvuur aanleggen, zeukn zoeken, reukeloos ineens, onverwachts, neummnoemen, kamzeulkas aardappeltjes in olie gesmoord ( Ned. W db.: "metrok en kamizool"), steulke" stoeltje, steul stoelen, beuk boeken, meu]tante, bleujn bloeien, greujn groeien, breujn broeien (v. hooi).

Tegenover st. weus woest staat I. waos; is eu hier voor sf tot jj

verkort en weer gerekt, b.v. in I. ns wiioz» biil een ruwe boel? VgLst. hee mot hij moet, motn moeten, I. hej mot, miiiitn (soms meutn)rnoeten?

Maar zowel in de stad als op 't land: nuiiit naast miio]t moeite (vgLSarauw I, 258 vgl.) , vomiiiiit (st. vaak vameujt) vermoeid, et miioittmi-j van den j01] het speet me van dien jongen. Eveneens I. liiiiin,lojn naast leujn loeien.

Met d-uitval: st. heu" hoeden (v. koeien), breu" broeden. Aldus ookop het I., maar Br. (met genasaleerde euO): heti'n hoeden, breu'ttbroeden, Uss. (ook met nasalering): briiii'n, hiiii'n, B. briijn, hojn.

Overigens heten ho jn, brii jn veelal "pruus" (Alstatte}; misschienwaren deze vormen vroeger toch ook te Br., Us. gewoon, want aldaar(hoewel ouderwets) en te B. vojn vrucht dragen (v. bomen; ndI. voe­den, vgl. mndl. (aen) voeden) en Hengevelde briiwn broeden, hiiwnhoeden, viiwn vrucht dragen, Beckum brown, hiiwn, VOlvn (en aldaarzeer ouderwets: kninnvow» d.i, ,,-voeder", "voedsterkonijn",eldersen thansdaar geheten moo'), wfa. fauen, faien. In st., L., Tw., Z-E.onbekend (weI kent men hier en daar in de Achterhoek dit voeden:Gelselaar, Winterswijk, en vgl. voor N. Brab. nog Onze Volkstaal I,233), waar drech draagt en laan dragen, gedragen van bomen gezegdwordt, evenals thans bijna steeds te Br., B., USSe

Opm. -Ndd. gleien wordt weI gelijk geacht aan ndl. gloeien; ookte E. glejn glimmen (v. e. gladde, bevroren weg, v. e. fornuis, v.gIim­wormen en V. e. zweer die bijna doorgaat), glejach opgezet tot door­brekens toe V. e. wond; om het hierlandse gleujn gloeien en om deverbreidheid in O. Ndl. zal men eerder moeten denken aan de ver­klaring uit glawi (W. de Vries, Tschr. 34, 15).

§ 24. W gm. u is een korte u als in dui, du bist of een lange u alsin dui. gut. Kort is de klinker voor dezelfde css. als de i (§ 20), b.v.rup rups, krupm kruipen, butn buiten, ut uit, stutwittebrood, rut

Page 44: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

20 KLANKLEER

onkruid, snutn snuit, hut lichaam, in de huk op de hurken, dukn duiken,drui tros, druit, tuf kuif, rus roest, busch» takkenbos, tuschan ruiIen,zugli r zuigleer. ..

Lang is de klinker (als i) voor m, n, 1, r en voor heterosyllabischev, z, g:

rum ruim, priim pruim, run ruin, brtin bruin, tun schutting, ul uiI,viil nageboorte,weenzul draaibare balk, waaraan de ketel (inhetboerenhuis), mtil ijzeren naafband, schriiw schroef, sntiwn snuiven,diiw duif, rtizn taxeren, diizni duizend, kiizntaani kies, ziiqn zuigen.Met d-uitval: ltir luier; met d: brudag6m bruidegom, gevormd naarHoll. voorbeeld, wat ook weI gevoeld wordt, schoon aIleen oude boe­ren nog 1. brt: am kennen.

Ook geslachtsnamen hebben a voor deze css., zo briin Broen,boziin Bezoen, al hoort men in de stad meestal u in zulke namen. Eenwoord als smul smoel wordt als Holl. gevoeld en doet ook niet aandeze regels mee; d.w.z. nooit smiil. WeI ksitin katoen, [esiin fatsoen.Soms met u: pssiiin pensioen, kalkiui (vooral 1. kalkun; men heeft zedaar nog weI en de oude naam schrut, schruthoondar is ouderwets),sstriinapsl citroen.

Kort in onbeklemtoonde syllabe is de u in: huzi'ti wonen, struvelnstruweel (plur.).

Uit het Holl. st. tiiin tuin ('t gewone woord is ook daar echter hot),tiitnzaot tuinzaad, loitnt luitenant; niet ongewoon is voiion honil vuiIehond! (scheldwoord; vitl betekent nu eenmaal slim, sluw en krijgtnooit de betekenis smerig; vgl. tun omheining).

Naast u, u worden uu, Ii door sommigen als minder plat, door demeeste en echte inheemsen als vis nochvlees, plat noch "Holl." be­schouwd. Men spreekt u, uof (als men 't kan) ndl. ui.

Met wgm. u voor w: bown ploegen (met opmerkelijke umlaut1. bowzich roggesikkel, 1. bowstrik welhaak) , woo r schown waarschuwen.

Opm. vtirut vooruit is geen commandovorm; daarvoor gebruikt menweI voorojt! vnl. in de stad en in de betekenis opschieten!

Niet bekend is mij de oorsprong van 1. kuk m. (ouderwetse) zaad­huif van stroo gevlochten (ook zaotkuk; plur. kuuk»; Vlaams: baanst) ;met een tilgat (vlieggat) erin diende een kuk weI tot bijenkorf.

Antiek is ook 1. kliiz» gloeiende kool in de stoof, vroeger ook weI:stoof (of test?) uit klei gebakken; de stoof wordt soms voor de grapet kloosier (het klooster) genoemd, vgl. verder Tschr. 34, 232, Korr.Blatt 1936, 13.

Page 45: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 21

§ 25. Wgm. fi wordt door umlaut uu, d.i. de klinker van fra. arnuser,of £i d.i. de klinker van fra. amuse. De korte vocaal wordt gesprokenin: zik uuion zich uiten (vgI. De Jager s. v. uiteren), galuut geluid(znw.), puusior blaaspijp, kruus kruis, buu] (ook bilj) bui, buukn

buiken van Iinnen (ww.), buutn ruiIen, huuske" huisje, bestekamer,duujko" duifje. Bovendien in luuzoves lucifer, juunoo hondennaam.

De lange vocaal in (vgI. § 20): pnn puin, brunonk erve te Br.(a". 1330 curtis Bruninc), 1. brtiom (vgI. § 80) bruidegom, stuwerstuiver, ktibm kuip, tobbe, ru zie ruzie, Ili z luizen, mti z muizen, btilbuideI.

Opm. Naast st. 1. mti z muizen staat st. hn z, 1. hiiz» huizen, zie § 85 e-

* **

OORSPR. TWEEKLANKEN

§ 26. W gm. ai is vertegenwoordigd door de monoftonge ee (zonderi-achtig nageluid) van hgd. Reden, See: slee stroef, stomp, sneesneeuw, breet breed, deel deel, part, speek wielspaak, bi-jmeez mees(vogel, die weI bijen vreet), kateeksr eekhoorn, eek eikenboom, zweetzweet, hees hees, schor, heel geheel (adj.), reep zeel, touw, kleetjapon, leem leem, greep mestgreep, schreef (1 e, 3e ps. sing. praet.) >

sneet sneed, bleef bleef, wi-] sneedn wij sneden, i-j bleebm j ij bleef.In het aan Br. grenzende Buurse (gem. Haaksbergen) gaat deze eebijna of geheel in i" (als 00< wgm. au in au) over.

In andere woorden met wgm. ai. hoort men een i, die op het landhet meest tot zijn recht komt (soms, voor n, naar ee zweemt) en inde stad naar ee neigt (beide, ee en i, worden in het bruiloftslied van1812 met ee gespeld). Vooral bij de rechte Usseler boeren is het ver­schiI aanzienlijk. Deze i wordt gehoord in bin been, gemi" gemeen,in een (telw.), is eens, sii" steen, hit heide, slif sleef (soort lepel),bis, bisie koeien, hit heet (adj.), schii scheef, blik bleekveld, hitnheten (zie ook § 58), slit dunne, afgekapte starn, hilnslit lange enmagere vrouw, linn lenen, dow gis jij gaat, I. hej git hij gaat, 1. hej slithij staat, dow stis j ij staat, iisenk erve te B. (a0. 1499 Tesynck,1601 Tiesinck); bi' zwijn (beer), mi' rneer (adv.), zi' pijnlijk. Ookis eens luidt weI I. ees; verder 1. alis, alees gelijk, hetzelfde (NieuwndI.alleens); 1. eewslt onnozel, sprakeloos (NdI. eenvoud, Wfa, eweld,Limb. eeveldig; a 0. 1571 te Vollenhove: drey ewelde brandtroden, zieNann. Uitterdijk, Bijdr. Oesch. Ov. 1907, 105; == Veluws eeltig "men-

Page 46: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

22 KLANKLEER

senschuw", N. en Z, 4, 267?). Men lette oak op verkortingen dezervocaal, als in 1. gen. st. gin geen (zie § 58).

Naast 1. meenn, st. minn menen wordt echter algemeen ee gespro­ken in kleen klein, weer weide, utscheedn uitscheiden, geel groeizaam,beet»! beitel, aarbeet barensweeen, weenscli weinig, reez reis, heem­·wee heimwee, reeg»: reiger, reeder fabriqueur (ouderwets; vgl. mndl.gereidere: appreteur), geesaln wild rennen (Ndl. geselen, Gron. giese­len, Deventers geiselen). Tegenover st. vlees, vlejs vlees staat 1. vlees(schoon daar vlees nauwelijks als stads gevoeld wordt), vgl. st. eeqn,

1. eeqn eigen; st. 1. zik eeqn zwijgen, kalmeren.Naast st. tin, teen teen staat 1. tei, plur. tej, teja; vgl. st. twee twee,

1. twej. AIleen op het 1. zol ta wa reej (ook rej) iim wean zou er geenonraad zijn? (waarschijnlijk een adj. reide, reede), rejn kammen(ww.), schej dwarsplankje in de egge (zie Fr.-v.W. schei).

Met ee uit ajj: beer beide, vleejn vleien, klej klei (maar kleejn zwoe­.gen, zieSarauw I, 153), lej lei, wej hui, mej Mei, sme]s in de Meitijd.

_Met ee uit eg (van verschillende oorsprong): zees zeis, zeel zeil,1. eezlscli schuchter, vreesachtig, 1. 'n eez»! op t» hut hebm bang zijn,st. meekn, 1. me''kt) meisje, st. zee, 1. ze" zeide, st. lee, 1. lea legde,lag, st.L meestor (te Uss, toch vanouds meestar) onderwijzer.

Onbekend is mij de herkomst van st. 1. neezie kantwerk, langs vrou­wenhcmd, gordijn (men koopt b.v. n» el neezie),

§ 27. De representant van wgm. au is dezelfde als die van wgm. 0:boom boom, loopm lopen, boonn bonen,bloot bloot, oow oog, grootgroot, te hoop tesarnen, kloot kloot, stroo stro, vloo vlo, root rood,koopm kopen, sneeloow gesmolten sneeuw, schoof schoof (subst.),1. onoos ternauwernood(vgl. mndl. onnoots), geloow geloof, stoomfabriek, broot roggebrood, moo] mooi, loojn looien, 1. goot (st. geut)goat (praet. bij "gieten").

Met ogm. aww: dow dauw, hewn slaan, tow touw (vgl. plur. tow;te Beckum, Stepelo tew); nOlv nauw is geen recht inheems woord.

§ 28. De umlaut van wgm. au (of wellicht juister van wgm. 0 < au)is vertegenwoordigd door de eu van § 23: neudach nodig, reup ruif,deupm dopen, dreuw droog, heuwt hoofd, lieu] hooi, dreumm dromen(ww.), leuwn gelaven, euj ooi, streupm stropen, leups loops (v. e.hond), teunn tonen, ldeuwn kloven (vandaar kleuw klove); vleuvlooien (vgl. vleu" vlooien vangen), beum bomen, beumko" boompje,heup hopen, L. meuier (elders moojar) mooier.

Page 47: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 23

Hierbij ook beuqn buigen (os. bogian, mndI. boghen, Antwerpsbogen), I. ee'beumscli in zichzelf gekeerd.

Met d-uitval: bleu verlegen, neuqn uitnodigen.Zonder meer zij vermeld streejn strooien (van mest; bij pepernoten

zegt men stroojn), deejn dooien (naast dao wir weer waarbij hetdooit), waarover Sarauw I 49,256, Van Oinneken, Ras en Taal § 44,Lasch § 195.

§ 29. Wgm. eo heeft tot representant i (vgl. § 26). In destad,vooral bij de jongeren, is het verschil met ee gering, al klinkt dit diefer nooit geheelals deej. Het duideIijkst is het onderscheid op het landhoorbaar, waar men soms bijna ee spreekt. Deze i wordt gesprokenin: bodriqn bedriegen, dip diep, gitn gieten, lit lief, liqn Iiegen, schitnschieten, vsdrit verdriet, vslizn verliezen, dif dief, vliqn vIiegen. Met ee1. deenn dienen, dee": dienst, st. I. vreen _verwanten; vaak met eeI. ristsr rister (een ploegonderdeel), I. bizmelk, ook bismelk biest.

Met i uit wgm. eha: st. zi" maar I. zejn zien, vgI. I. antejn verder,sneller gaan (wgm. tiohan), in st. onbekend. Maar st. I. vee vee (vgI.Sarauw I 185), tin tien t.o. deti" dertien, achii" achttien, etc.

Met d-uitval: st. bin bieden (I. bejn), st. win wieden (I. wejn).VgI. de auslaut der monosyllaba st. dri, I. drej (L. ook dre) drie

(telw.), st. kni, I. knej, knie, st. hi, I. hej hij, st.zi, I. zej zij (ps. vnw.,sing., plur.; te L. ook zeen he), I. wej wie, iemand (st. wei). Weinig,maar toch enkele malen worden van boeren compromisvormen gehoordals di-j die, uit st. di, I. de} die (aanw. vnw.).

Oewoon, ook bij de oudsten, zijn iedobot naast elksbot telkens,iedos ieder van hen, iets een heel klein beetje (vgl. liik een beetje;liik sok»r een beetje suiker, iets kotsr een klein beetje korter).

§ 30. Wgm. iu luidt in de stad eu, op 't land aD en is dus niet(zoals elders in Oost-Ndl. en in Wfa. veelal weI) met de umlaut vanwgm.Ci samengevaIIen. Recht ouderwets is aD en meestal hoort menop het I. ook bij ouderen een vocaal, die tussen eu en aD Iigt. Zo.st, zeunach zuinig, st. teuqn, I. tiiiiqn maar veelal teuqn, in de uitdr,-da kaank nich teuqn daar kan ik het niet voor doen; leuzn Iissen (plur.,plantennaam), maar Iiiozn hoorde ik nooit; beuzn van bies (b.v. beuznmatn biezen matten), met Iichte Iippenronding aIleen op 't I.; I. hejzeut, zdiit hij ziet (st. hee zot); I. tent, idiit trekt, gaat (vooral v.onweer, water) hoort bij de infin. tejn (§ 29), maar een nieuwe infin.

Page 48: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

24 KLANKLEER

werd van de praesensvorm teut, tdiit afgeIeid: "oftojten" wegtrekken(van een ziekte; aIdus in het Enscheder stuk bij Leopold I 553;·· mis­schien een maakseI van den schrijver, mij IS deze infin. niet bekend).Naast I. o'wsteuqn hoor ik steeds st. aowetti qn overtuigen, eveneenssteeds st. kuukn kuiken, I. keuka of zeIdzamer kdiikt); st. duusier,I. deustor, zeIdzamer daost»r duister. Maar st. I. d iiwal duiveI (nooitmet eu); van een mens weI: et is nan doiv»! hij is gewiekst en snel(dfl wal zou hier te erg klinken, vandaar gebruikt men dan gaarne deHoII. vorm, ook weI op 't land).

Met d-uitvaI: st. leu Iieden, I. leu soms met enige Iippenronding(Beckum low), st. bedu n, I. bedoin beduiden (badeun is mij weI uitDriene bekend). Steeds duuts Duits.

Met ogm. eww, iww: brown brouwen (v, bier), trow trouw. Het in0.-Twente gewone kliiqn kIuwen identificere men dus niet met het­zeIfde woord voor kIuwen bij Holthausen § 130; I. kliiqn ontstond doordissirnilatie uit "kliinn, KiI. kIonghe, Achterhoeks kIungel, ohd. chlunga.Jcluwcn". St. kliiwn, kliibm zal weI ndl. kluwen zijn met de vocaaJnag van kliiqn.

§ 31. De door J. W. Muller met ui2 aangeduide vocaal is aIs ssaanwezig in diiiit (st. ook dojt) duit, [liiiiin. L. fleutn, st. flojtn fluiten,kojan kouten (kuieren), lo] lui, moe, lojbaos luibuis, luie kerel, baos

(L. beus, st. bojs) buis (kledingstuk), stiiotsn st. stotten stuiten (stui­teren), rtioln (ook in de stad) ruilen, de best» riiiil is tr of de waardeervan is verminderd.

Vanouds st. kiio], kojf kuif (nooit kuf) , al is tuf (dimin. tuufka n)

thans weI zo bekend; trouwens op het I. kent men aIleen tuf, nietkaof. Vgl. J. W. Muller, Tschr. 40, 140 vlgg.

"Ontronding" komt niet voor, WeI zei men vroeger te Buurse beesbuis, en ileetn fluiten hoorde ik te Stepelo en Beckum; vormen alslaj lui hoort men van Pruisen (te Ahaus, even over de grens).

Ter vergelijking zij hier genoemd [onuus fornuis, striiln wateren(vooralvan een klein kind), gruus gruis, buutn ruilen, buuj, bii] bui,stuut stuit (Iichaamsdeel). Voor een jaar of 50 stond even buiten destad een boerenherberg, die men do kojta no~mde (== wfa. kaiit, kait

n. "ungehopftes bier"?).

* **

ook dojt)

kaof.

Page 49: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 25

KORTE VOCALEN VOOR R

§ 32. Wgm. a voor r1) Voor r + dentale consonant yond rekking plaats tot 00', waarin

r een tot een vluchtige vocaal a gereduceerde r aanduidt; dat deze ,aeen vorm van r is, blijft de spreker zich door de "Senkung" der vooraf­gaande vocaaI weI bewust (over enkele zeldzame gevallen van ver­wisseling van a en gereduceerde r in voorden dialectspreker zonder­Iinge en ouderwetse woorden zie § 60). Deze rekking yond plaats in:oornt doffer, voont varen (plant), boo'] baard, goorn garen, 1. goo'ntuintje voor .kooI, aardappels, woo'] wrat (B. en ten Z. en W. daar­van: wi'T), schoo"t schaarde; koo' kar heeft ook deze vocaaI (zieVan Wijk, Tschr. 26, 56). Verder 1. snob' strak gespannen (zieSarauw I 123) en 1. voo' gecastreerde big (of zwijn), ohd. farah,ndl. var (dit recht inheemse woord is ouderwets en meestaI vervangendoor het op de markten i gewonere baorg). Noemenswaard is ookspoo'n sparen (ww.), boo'tlenk erve te Tw. (a", 1284 Bardinc,1493 Baerding); kor, kor» op garenklosje gevlochten streng (door dejongens weI aIs teugeI gebruikt) zaI dus weI niet met ndl. kaarde temaken hebben (zie Van Haeringen: korre).

Maar kaat kaart, kaatn kaarten (ww., plur.), aat aard, aadech eigen­aardig, nan taatn een taart, v £1. 'waad» voorwaarde.

2) Voor labiaIen, gutturalen yond rekking pIaats tot een vaak over­langeaa, door een niet gereduceerde r gevoIgd: aarbeet barensweeen,aarm arm (adj., subst.), maark markt, maark merg, maark» marke,staark sterk (sieerk maakt vorderingen), schaarp scherp, haark hark,waarm warm, vaarw»k erve in de Z-E (a", 1388 thon Varwerke,1635 Varwijk, thans Varvik gespeld), platjabaarfs blootsvoets, baarw»lijkbaar, gaarw garve. Maar eerg erg (subst. en adj.), beerm berm,neer] nerf van de grasgrond, keermm kermen, peerk perk (b.v. bij't klootschieten).

Geen rekking yond plaats in syll. zonder hoofdaccent als schar­motse berisping, barmoti» marmot, 'armooniekaa harmonica.

3) Als voor r + dentaaI niet gerekt werd, verdween r: hat hard,zwat zwart, zwat» zwarte (verhogen adj.), spatoln spartelen, pat part,deel, matoln marteIen, kwaf kwart, kwatja kwartje, jats yards (infabrieksarbeiderstaal); benat (Bernard; de 1. vorm is benaats).

Opm. Met spoo'tt sparen vgI. Lyra bespuaren (Sarauw I 302).De korte vocaaI bIijft in mark mark (muntstuk), aI zeggen Iieden,

die recht plat w i I len spreken weI eens maark. Ook "park" is nietvanouds inheems; dat blijkt weI uit 't feit, dat ook oude stedelingen

Page 50: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

26 KLANKLEER

spreken van tiolkspark het Volkspark; boeren maken daar veelaltiolkspeerk van.

Ook blijft korte a voor r uit dd, b.v. plarksn waggelend gaan (vooralv. gans), uit pladdeken; evenzo duidt drarkan een wijze van gaan aan.

Het in Ned. Wdb. als Twents vermelde .Jiarij;" (haorig: prikkel­baar) is onbekend.

§ 33. W gm. a, die umlaut onderging voor r1) Rekte voor dentaal tot i' in mi't Maart, pi't paard, vi's vaars,

lichvt' dech lichtvaardig, gezwind.2) Rekte met behoud van r voor labiale of gutturale consonant tot

een ee, die - evenals de ee van beert; § 34, beerk § 35 - een wijderekwaliteit bezit dan die van streejn strooien: veerkn varken, eerbmerven, meerkn merken, geerlkaamar gerfkamer; vgI. ook deerm darmmet urnlautsvocaal, die waarschijnlijk uit de plur. deermstamt (deplur. is veel gebruikelijker dan de sg.).

3) Bleef e (de wijde umlauts-e, vgI. §. 34 opm.) in hedn harden(ww.); zonder umlaut: gastarach garstig (v. spek); van onzekereoorspr.: spekhes stukje gebraden spek (zie Van Wijk, Tschr. 30, 86).

Vreemd is ger twijg, gard.VgI. de umlautsproducten van vormen uit § 32 als kiio'kn karretje,

boor baarden, schoor scherven; keetks" kaartje (aIleen te L., dezelfdevorm bij Ribbert p. 13; elders kaatja); heerkske" harkje.

Opm. Niet gerekt wordt e voor r uit d( d), b.v. klerko" hoopje nattespijs, bij kladn id.

§ 34. Wgm. e voor r1) Rekte tot i, gewoonlijk met reductle van r (niet bij d-wegval)

in: hi't haard, i' ns ernst, gtrn gaarne, ir aarde, irap»l aardappel, i'saars, ki'» kaars, ki'I kerel, sti'n ster, wi't waard, li'» laars, pi'spaars, vgI. kazi'ti kazerne, vi' ver, van vtn, vi'tn van verre.

2) .Rekte tot ee voor r en labiale of gutt. cons.: beerg berg, heer­beerg herberg, weerk werk, steerbm sterven, steerk jonge koe, dreei­weer] draaibaar schakeltje in kettingen. Evenals in maark markt,veerkn varken is de vocaaI hier overlang en het zijn zulke rekkingen(vgI. die voor n, I), die de spraak van den Enscheder in het oor vaneen ander zeurig en lijzig maken. Ook B(,>., Br. doerr daaraan druk meein tegenstelling tot het gebied ten Z. en ten W. daarvan (Haaksbergen,Buurse, Hengevelde, Beckum en verderop).

3) Bleef kort (met de qualiteit van de wijde umlauts-e) voor ver-

Page 51: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 27

dwenen r in: het hart, piilgest gepelde gerst, mes mars, mand, stetstaart, dwes dwars.

Opm. Karn is ki'n in de st., te B. en Tw. (ook te Driene) maar kente L'., Us., Br., Z-E; op dezelfde plaatsen kt'ti-, kenmelk karnemelk.Bij 1. besn druk werken, weglopen v. e. koe, besli' uitbreker, koe,die gaarne uitbreekt, in tn bes weerkn gejaagd werken, enz. kan menaan het gelijkluidende besn barsten denken (vgl. Woeste: bersten),maar om de bet. minstens even goed aan ofra. berser, mndl. bersen,mnd. birsen (vgl. nog Schonhoff p. 79 en Tschr. 26, 50). Vermeldens­waard is nog weelt wereld (vroeger, naar men mij vertelt, waalt).Met metathesis: besn barsten, pesn persen.

De vocaal van besn barsten, enz., het hart, enz. is dezelfde als dievan hedn (§ 33), en gelijk aan de wijde umlauts-e en de representantvan wgm. e; het verschil tussen vesko" versje en veske" vestje is vooralbij ouderen goed waarneembaar.

§ 35. Wgm. i voor r1) kes kers, het hert, hesns hersens. Maar: stienst» kosn Oost-

indische kers.2) beerk berk, keermiskermis, keerk kerk.Opm. De vocaal van kes, enz. is die van het hart (§ 34).Met metathesis detach dertig, deti" dertien; kesdach kerstdag is

misschien een jonge ontlening, zeker is dat st. ves vers, fris.Genoemd zij hier twi'npaol tweernpaal (zie Tschr. 27, 168).Vreemd is L. bishei»r koehoeder uit her(de), dat zich blijkbaar bij

de woorden met wgm. io voor r aansloot, onder invloed van hi' heer?Vgl. de vorm bij Ribbert 31, Holthausen 139, en heerde "herder"a". 1770 in hetmarkenboek van Buurse, doch niet - wegens de ver­spreiding ervan (PBB 61, 268) - ohd. heien .Jiuten".

Het onderscheid tussen keerk, weerk en staark, enz. is bewaard teGeesteren (niet ten W. daarvan in Vriezenveen met kaajke, staajk,waajk), Borne, Boekelo en in het gebied ten O. daarvan. Te Borneneigen de vocalen van keerk en staark, enz. reeds tot elkaar; Buurse,Haaksbergen, Beckum, Delden zeggen karke, wark, stark (resp.kaarke enz.). Op een Enscheder maakt wark werk veelal de indrukGelders te zijn.

Tegenover st. L. ves nok, vorst van het dak is de ablautsvorm vaselders op 't 1. de gewone; de grens der beide vormen Ioopt dus doorde gemeente. Het Vechtgebied en Almelo-Delden-st. Enschede en hetgebied ten N. daarvan heeft een vorm met oude i, e: yes (t), vast, vars;

Page 52: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

28 KLANKLEER

Salland en het gebied ten Z. van Delden-Enschede heeft vormen metoude 0: vas, vorst, vorst,

§ 36. Wgm. a voor r1) Rekte tot 00 in poo'] poort, boo"! boord, doo' nt doren, doorn,

voo't dadelijk (t.o. vot weg, votsmietn weggooien), voo'] doorwaad­bare plaats, soo'! soort, hoo'ru t) hoorn, boo'r: Borne (plaatsnaam;a o. 1369 Bornden, 1418 Bornen, zie verder Snuif 170-1); mis­schien oak toont toren blijkens Lyra: taaren (Sarauw I 126).

2) Rekte totao voor bewaarde r in daorp dorp, kaorf korf, maorqnmorgen, voarm broodvorm, zoarqn zorgen, staorm storm, staork ooie­vaar met dezelfde vocaal als vaork york (met oude u?). Vroegerschijnen oak hier (als bij 0, u in open syll.) de o-vormen een vocaalgehad te hebben, die naar aa zweemde. Omdat mij nooit door oudelieden over het vroegere bestaan dier aa-vormen iets meegedeeld is,acht ik het waarschijnlijk dat een tussenklinker gesproken werd, eenao dus, die bijna aa luidde. In het Enscheder bruiloftslied (1812):maargen "morgen", zaarge "zorg", maar oak het stuk bij Leopold(1855) schrijft nag maargen.

3) Bleef 6 in schostee" (Tschr. 26, 39) schoorsteen, in oder inorde, prooios brutaal (par force), pot portwijn.

Met metathesis: vos vriezend weer, spot laddersport, kikvos kikvors.Met umlautsvocaal:1) piio'tken in- en uitlopen, wiior woorden, hiio'r: oude straat­

naam in de stad, kiiii'r: korrels.2) kiiiirw korven (plur.), iiorg»! orgel, biiiirger burger (in het brui­

loftslied van 1812: beerger, bij Leopold: berger), 1. biiorgss praotnstads spreken.

3) kikviische kikvorsen.Opm. De ao van maorqn, enz. is wijder dan die van laotn laten. De

o van schostee" enz. is die van bot»r, stokn (§ 12).Onduidelijk en mij van elders onbekend is I. boskiin uitgesneden

stuk van de koeborst (algemener is I. no kiin een praatjesmaker), datte Beckum boskoo'n luidt (fern.).

§ 37. Wgm. u voor r1) Rekte tot 00 in 00'zaak oorzaak, dat echter als voo"t doorwaad­

bare plaats wgm. a kan bevatten.2) Werd 0 in tort turf, worm worm, schor] schurft; vgl. het leen-

Page 53: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 29

woord kork kurk. En in vaork york zal men wegens de rekking weIeen o-vorm mogen zien.

3) Werd 0 voor verdwenen r in kot kort, wos worst, wot»l wortel.Met umlaut:1) gowormie insecten, worm» wormen, fork Turk, iiirkhoont een

ouderwetse soort schaaphond, zik wiirgeln zich worgen, tiirw» turven,kork» kurken.

2)stotn storten, biisel borsteI, .schiit schort, diis dorst, viidsn vor­deren, wosa (ook wosta) worsten.

Met metathesis: bos borst, kiis korst, diischeti dorsen.Opm. De 0 van tor], enz. is die van schostee" (§ 36), de 0 van iiirk,

enz. die van kiinsk (§ 15), de 0 van kot, enz. die van kop (§ 5), de 0van stiitn, enz. die van kiip (§ 6).

* **

OORSPR. LANGE VOCALEN VOOR R

§ 38. Wgm. it voor r: Zl,VOO T zwaar, hOOT haar, kloor klaar,jooTjaar. Voor spoo'r: sparen zie § 22.

§ 39. W gm. it vertoont umlaut in schir schaar, mir maar.Hierbij ook 1. i'tit een verzonnen boodschap (nan i' nt maakn, ook,

schoon minder vaak, nan i'tis door de bijgedachte aan geveinsdeernst?; os. arundi, Teuthon. eren, eerend, eng. errand; in andere·Oostndl. en in W dui. dial. schijnt het niet bekend).

Een andere umlautsvocaaI hebben ioorecl: jarig, eenjarig, gavooTlakgevaarIijk, zwiiii't» zwaarte (maar met r uit d: stiiorecli gestadig).

§ 40. WglTI. 1 voor r: schir rein, schoon, zwi'n zwieren (§ 20),kli', klir klier.

§ 41. Wgm. e voor r: hi' hier (de grondvorm is onzeker); mis­schien in diti meisje, meid, twt'ttpaol tweernpaaI (Van Wijk, Tschr.27, 168).

§ 42. Wgm. 0 voor r is 00 in vloo' vIoer, hOOT hoer, de woo't eenbepaaIde akker in de UsseIer es; vgl. nog koo"! een huisnaam te Uss.(wsch. uit Koonrad, ndl. Koenraad, vgl. Holthausen § 95). Men Ietteop OOT oer, izoroo' ijzeroer, dat met ogm. G te boek staat (de vormmet 00 komt ten O. van GeIselaar-Tubbergen voor).

Met d-uitvaI: VOOT voer, voo'ti voederen, 1. roo' geweer, moo' moe-

Page 54: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

30

der. - moo' is in de stad en bij enkele jongere boeren en vooralboerinnen ruw, omdat men andere vormen kent en aan de dieren her­innerd wordt (moo" betekent ook bijenkoningin; moo' voedsterkonijn).De beschaafdere vorm is moor (als aanspreekvorm nogal gebruikeIij k) ,daarop voIgt moodor (vgL wfa. moder), dan "HoIL" muder ; de keuzehangt af van het moedergevoel van den spreker en van de vraag, inhoever men plat onbeschaafd acht; moo' is de gebruikelijkste vorm.

Vormen als mower moeder, vlower vloer, owar oer, vowar voerkent men hier niet (men noemt ze "pruus"); maar ze zijn inheemste Beckum (en nog enkele andere marken tussen Goor, Neede, Hengeloals Markvelde, Bentelo, Stepelo).

Naast vloo' enz. zou men niet verwachten maiti' majoor (aIleenbij oude boeren), driklezii 'halve gare, driekwartsteen (drieklesoor,fra. closoir, in deze vorm aIleen op 't land); maar steeds pastoo'pastoor, ksioo' kantoor (toch hoorde ik pastii' wel in De Lutte enStepelo). Ik denk hierbij het volgende: men wilde deze vreemde woor­den niet laten deelnemen aan de verdergaande "Senkung" van 00

voor r, welke neiging overdreven werd (vgl., Kampens oeranje"oranje"). Te B., Uss. sprak men tot voor een twintig jaar over tspti'despoortrein enz. en aldaar waaqnspii' wagenspoor, elders (Br., Tw.,Z-E, L., st.) waaqnsptir ; op deze laatste plaatsen (behalve in de st.)sprak men vroeger ook van tspti' de spoortrein. Niet vanzelfsprekendis deze beschouwing ten opzichte van Uss., B. (ook nog Hengevelde)waaqnspii' ; voor de verklaring waarvan ik thans geen andere moge­lijkheid zie.

§ 43. Wgm. overtoont umlaut voor r: roo'ti roeren, riiorech druk,bewegeIijk, voii'r: rijden (met een wagen, auto; te B. viiien, vgI.Beckums vo~van, hgd. filhren, ndI. voeren); pastiio's pastoors, ennaast kstoo' kantoor kan men een dimin. kstiiii' kl) vormen.

Dezelfde vocaal hebben ook sjafoo', sj6voo' chauffeur, maloii'ongeluk, tegenspoed, proksroo' praatjesmaker en dgI.

OpmerkeIijk is de vocaal in moo' voedsterkonijn (wfa. moucr),briio' broer.

§ 44. Met wgm. a voor r: bii' boer, lii'r: loeren, schii'n schuren(ww.), zu' zuur, dii'r: duren, schii' onweersbui (niet in de' bet.schuur, schoon weI immschii' bijenstal, I. ondeschii' iets als een por­taal voor de benedendeur van het boerenhuis); onbekend is a' uier,speen.

en vooralen vooral

Page 55: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

.KLANKLEER 31

§ 45. Met umlautsvocaal: bil'ksboertjes, hti'r: huren, nfl'n neuren(eig. een strakke, opgezette uier krijgen; de schrijfwijze neuren, zieNed. W db., is dan een onetymologische verhollandsing). VgI. verdermil' muur, bedebti' tijk.

* **

OORSPR. TWEEKLANKEN VOOR R

§ 46. Wgm. ai voor r: bi' beer, mannelijk varken, li'ti leren, mi'meer (adv.), zi' pijnlijk, Fs (1. ook ees) eerst, 'n Fsn (1. ook 'n eesn)de eerste, i' giston eergisteren, gi' baan in vrouwenkleed, hi' fabri­kant, heer.

§ 47. Wgm. au voor r is 00 in 00' oor. Ook in doo' dromerig, on­nozel (ook elders in Twente, ook in Drente bekend, schoon Ned. Wdb.het in N-Ndl. geheel verouderd noemt; vgl. nog gron. doornkaast metNed. Wdb. doorkast), hgd. thor.

§ 48. Wgm. au voor r met umlaut: hijij'n horen (ww.), ijij'kT] oortje.

§ 49. Wgm. eo voor r: st. bi", 1. beier bier (1. beisr wordt haastnog aIleen uit de grap gebezigd en bi' is op 't 1. en in de stad reedsweer een platte vorm van het modernere bi'), st. vi', 1. vejar vier,st. vi'kaant, I. vejakaant vierkant, st. vi'neeqntach, I. veietni'qntecli 94(maar st. I. vi'ti" 14, viral vierendeel, vi'ioch 40), st. di', I. dejar dier(weinig gebruikt en dan in de bet. van kolossaal dier: wat 'n dejar!),st. gir, I. gejar (jongere boeren zeggen gi'; Van Haeringen s, v. uier)uier (vgl. Ribbert 31 gajar). Steeds st. I. keti' kwartier, plozi' plezier.

Gescheiden hiervan blijve st. 1. di' n stevige meid, meisje (dat steedsi heeft, vgI. Tschr. 27, 168).

In Uss., Br., B. zegt de oudste generatie (in de marken Beckum,Stepelo, Hengevelde ook de oudere) bovendien prebejen proberen,prakazejan prakkezeren, huzejan wonen, taksejan taxeren, avaa'seienopschieten, siedeisn studeren, enz. Elders op 't I. en in de st. prebi'nproberen, enz., dat thans ook 't gewone is teUss., Br., B.

OpmerkeIijk is te Uss., Br., B. iimkejan omkeren, utkejsn uitkeren(vgl. mndI. kieren), elders iimki'n enz.; 1. achtskeior (te Uss., Br., B.echtokejer achterkeer, achterstel van een wagen, nu ook achieki' (vgI.Ribbert 38).

Page 56: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

32 KLANKLEER

§ 50. Wgm. iu voor r: st. viio' vuur, 1. l,lojar. Bij jongere boerenviii)", al gebruiken zij viiier soms nog ter affectuiting (zo hoor ikiernand, die viiii' spreekt, tegen zijn moeder zeggen: kan di-j ok viiisruta mosjin vain?); st. dt: r duur (vgl. st. duusior § 30), 1. diiisr (bijjongeren vervangen door door, dat in de stad boers klinkt). Naast1. onoi)' lvi' stormachtig weer (accent voorop) gebruiken boeren nogweI eens als affectief archaisme onhi)jar! (accent op tweede syllabe)enorm! (te Beckum en Hengevelde resp. onower, oniiwer; vgl. Fr.-v.W.onguur) .

Merkwaardig is 1. nti' nier (plur. nilrn), nnrnber nierbed van eengeslacht dier (zo ook in de stad, waar overigens van nin gesprokenwordt; soms doen boeren dat, als 't mensennieren geldt). Oat eenonbekend niii)' (Beckum kent weI de daarmee corresponderende vormniiwon nieren) zich bij de groep viiiir, Va r zou hebben aangesloten,is blijkens § 15 onmogelijk (vgl. de vorm met {look bij Ribbert 90).Zou nil r een tussenvorm van ni', nir (vgl. wfa, nire) en van een ver­dwenen noor zijn?

Naast toorn (koeien, geiten vastbinden aan de toorstaak1J) hoordeik nooit tiiion (dat men te Uss., Br., B. mocht verwachten); weI tiiwonte Hengevelde (abl. met mndl. tuder, mnd. tudder; zie Fr.-v.W tui).Naast too't: overal (ook bij oude lieden) feunn in die bet. en teu'staaknals ook elders in Twente (niet in het Gelderse naar ik meen); ver­vorming door het in beperkt gebruik zijnde teunn demonstreren is nietuitgesloten.

Te Uss., B., Br. nog stojan naast elders 1. stoorn sturen, zenden,st. stu r n; vgl. st. stu r, 1. stoii' stuur (van de fiets).

* **

VOCAALREKKING VOOR NASALEN

De rekking voor nasaaI Ievert een lange, soms overlange, dan min,dan weer meer genasaIeerde klinker op. Oat de Iengte dezer vocaalin dezelfde of gelijksoortige woorden niet vast, maar afhankelijk vanhet psychologisch moment is, behoeft geen betoog. De overIangevocalen hoort men in de .gewone, Iangzame, ja zeurige spreektrant, delange bij nerveuze lieden en bij versneld spreektempo, de korte inschimpwoorden en dgl. Voor de nasaIering zie men § 63.

§ 51. W gm. a wordt tot een aa, die in de stad door een vooral somsaIleen bij oudere lieden hoorbare u-klank gevoIgd wordt, zo dat ndl.

Page 57: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 33

land bij hen laawnt Iuidt; bij de jongeren neemt men haast aIleen nasa­lering en rekking waar. Deze rekking vindt plaats voor n

1) door t, d gevolgd: braant brandstof, brand, kaant kant, klaantnklant, 1. kaant gekend, haant hand. Ook bij weggevallen d: haan handen(plur.) , tnaan mand.

2) door s, z gevoIgd: gaa"» gans (subst.), van botaaisie van be­tekenis, van belang, iraa':s Frans, in d» suuzaa''sie verstrooid, absent(Gron, suzantsie), haa''sch» handschoen, kaats kun je, gaa":» ganzen.

3) door tjk gevolgd: laank lang (onverbogen adj.), laanksaamlangzaam, hee vaank hij vangt, kaatjk kan ik, kaanker kanker,kraank ziek.

Geen rekking voor tj: ns'Tann een lange, Ian lang (adv.), st. lanerlanger, kran verkeerd, gekeerd.

In onbekJemtoonde syllaben: traat seni'ti kweIlen, mishandelen(rnndl. transeneren), riislaantRusland, vi' kaant (ouderwets 1. veja­kaant y vierkant. Maar: ketoo", kanioo' kantoor, trankil, krankll (somsmet aa) onverschrokken, sianket staketsel, santee! prosit!; schandaalschandaal, ooliefantolifant. Een voegw. als want want heeft steeds a,evenals het voorz. in b.v. an da kaant aan de kant, vandaah vandaag.

Voor 1. onder ander, l.sandadaaqnscte voJgende dag, 1. brann bran­den zie § 58.

Opmerkelijk is 'n bans de Tubantia (stadswijk en plaatselijk dag­'bIad) met de n van hgd. Mann (als in honi, zie § 54).

§ 52. In de daarmee corresponderende vorm verschijnt wgm. a inumlautsvorrn als ee:

1) been banden, lveen wanden, Uss., Br. greenn (L., Tw., Z-E.

'graann als te Beckum, Hengevelde, Delden) de bouwstrik (Gron. strik­

latte) met graant grand (fijngewreven zandsteen) en pik bestrijken.

2) geenskan gansje (een dgl. dimin. vormt voornamelijk de "moeder­

taal"; in de mannenmond zou 't woord licht belachelijk zijn), meensch»mens, kree' z» kransen. Vgl. een ontlening aIs raveenzie wraak.

3) deetikn denken, i-j deenkt j ij denkt, eenk»! enkel (subst., adj.),

kreent» ziekte, Ieent» lengte (ook lent», lenchiev. Maar e in: krennkeren van kleding, kosgetter kostganger, hens hengst, enz.

Deze ee komt verdervoor in woorden als peens pens (Tschr. 33,

'221), greens grens, eenscha Enschede, advateensie advertentie, seentcent, teeni tent, eetjkst inkt (door het schoolwoord ook weI eat),eentn enten, rageent bazig mens.

-BEZOEN, Klank- en vormleer 3

Page 58: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

34 KLANKLEER

§ 53. W gm. i wordt in dezelfde posities gerekt tot een ee, die vooralin de stad door een ie-achtig element gevolgd wordt, zodat men voor"wind" weejnt hoort bij oudere lieden; meestal is het echter minderhoorbaar:

1) weent wind, keent kind, kreentn krenten (bij het "Hollands"spreken wordt veelal krinin gezegd, behalve natuurlijk door de meergeletterden), leen linde, greent afvalproduct dat na het builen van debloem rest (vgl. Ned. Wdb. s.v. grind).

2) st. dow bee's (I. zeens) jij bent, provee''zhaolt provinciehout(vroeger voor het verven van kleren en in de fabriek).

3) reenk, ring, nan scheenkti een ham, kleenk klink (van de deur),deenseldach Dinsdag.

Maar: rittn ringen, vin»r Yinger, dwinn dwingen, enz.Overeenkomstig I. boge" begin, enz. (zie § 4) spreken boeren (het

regelmatigst te Uss.) l. [leent geweer, leent lint, zekttbeendsr zakken­binder, seen! sinds, reenk ring, nog vaker flint, enz.

Voor st. keender, l. kinder kinderen, enz. zie § 58.

§ 54. Wgm. 0,. u wordt gerekt tot een 00, in de stad door een lichteu-klank gevolgd, die hier vaker te horen is dan bij de representantenvan wgm. o. In de Drienermarke, Hengelo, .Borne is de vocaal zelfstot a geworden (aldaar miini mond.revenals kint kind, enz.). In ge­vallen vanaffectieve verkorting rest een 0, die bijna u is, zo kotttnaast koont kont, hont (als scheldwoord) naast hoont hond, strontnaast (aIs geen afkeer gewekt is) stroont stront. Overigens wordt 00

gesproken in1) roont rond, hoont hond, voonn gevonden, poont pond, enz.2) oo": ons (vnw., znw.), doo?s dons, koo": kunst.3) ioonk jong (onverbogen adj.), koonk kon ik, voonk vonk. Maar

joa jongen, loa long, rOT] rong,enz.Overeenkomstig I. ileeni, flint (§ 53) heeft Uss. en sorns nog het

overige T. in deze woordeneen oo-variant, die bijna ofgeheel ao is,dus maont mond, baonn gebonden, iaottk jong, enz. Ik hoor dit echteraileen in ouderwetse families te Uss., L., Br. en dan nag niet regel­matig; gewoon is ook op 't l. de 00, wellicht van stadse herkomst.

T~o. st. oondor onder, zoondor zondar, doonder donder staat I. ondar,zondor, dander,

Met umlaut:1) heunken hondje, belmeunach versleten, bouwvallig, zeunde zonde.2) leut« luns, iimseu':s zonderbetaling, weu'schen wensen (ww.),

reulsel ronsel (in de molen).

Page 59: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 35

3) ieunkn jongetje, I. streunkbro''n leeglopen (vgI. Gallee 44);maar jU1)ska n jongetje, biitjsl schommeI, kliitjel meretrix.

Soms te Uss., L., Br. bijna of geheel iio in luionkon hondje, enz.wiionschan, enz.

Onverklaarbaar is mij de umlaut in I. hiinsbet (n.1. iets met of tohiitjobet op kunnen: er een schrale maaltijd aan hebben; vgl. 2 oudevbb. van hongerbeet in Ned. Wdb.; uit andere dial. mij onbekend).

Opm. De 0 in open sylI. (§ 15) wordt in dgI. posities gerekt: ziinzoon, plur. ziiiins; ziiiindach zondag (gewoner is thans ziindach ; ove­rigens ook weI ziindach, dat echter niet als recht hierlandse vorrnbeschouwd wordt) Vgl. verder hee ldiint hij leunt, hee stiiiini hijkreunt, wi-j kiiont wij kunnen.

.Jiond" luidt dus howni, hoownt, I. soms haast haownt; eng. clownwerd als klown opgevat en luidt nu ook kloown, kloon, plur. kloo?s.

§ ~5. Voor mp yond eveneens rekking plaats:1) klaamp (in de stad bij oude Iieden klaawmp met min of meer

hoorbare w, evenals in de volgende woorden) klamp, laamp lamp,kaamp kamp, iraampeln trappelen; maar pampi' papier.

2) kleempm van een klamp voorzien, keemp» plur. v. kaamp, heemp(L. hemt, vgI. Ribbert 5) hemd.

3) hee neemp hij neemt, dow neems jij neernt. VgI. verder teemp»ltempe1 (weversterm), I. leemp (st. I.lemt, vgI. Gallee 71 en de vormlilep bij Haaksbergen, te Beckum, Hengevelde) lampkatoen (numeestal 't kstiin genoemd), st. teempoo lastig karwei (een oud sol­datenwoord), leemp» lui wijf.

4 st. kreemp, 1. krimp, kreemp krirnp: ouderwets peemklok», peem­polklok», pimklok babymuts met een pluim (speciaal voor de jongens) ,waarvan de oorsprong mij onbekend is.

5) poomp (st. soms poowmp) pomp, kloomp klomp, roomp vrou­wenjakje, loomp lomp. Te Uss. bijna paomp pomp, enz. maar ge­woonlijk poomp.

6) streump»l bovenstuk van een kous (in de st. boo'Lken genaamd).Kort bleef de vocaal voor oorspr. mb in kam kam, lam lam (schaap),

dom dom, kom drinkkom; een lange vocaal heeft I. kaom kam, itnm.bevolking van een bijenkorf (zie Sarauw I 139) en een bepaalde plaats"in de stad heette vroeger 'n kiim naar een leerlooierij, die zich daarbeyond, of beter: naar de Iooikuipen (vgl GaIIee 24; Gron. koeme"kom", Fries koem).

* **

Page 60: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

36 KLANKLEER

VOCAALREKKING VOOR I.

§ 56. Ook voor I Yond vocaalverandering en dgl. rekking als voorn, m, r plaats.

De verbinding aId, alt en old, olt werd vervangen door st. aolt,1. oolt (dit met een Iichte u- of w-klank; te Buurse hoort men zelfsnaIf), zo st. aolt, 1. oolt oud, st. kaolt, 1. koolt koud, st. haoln, I. hoolnhouden, st, vaoln, I. vooln vouwen, st. haolt, hoolt hout, vawoolt ervein de Z-E~ (a". 1383 to dem Vaerwolde), st. baoltn, 1. boolin bout.Hierbij sloot zich aan st. zaoli, zoolt zout, dat nog bij de vorige gene...ratie te Br., Uss., B. (en nog weI te Stepelo, Buurse, Beckum, al is 'tdaar antiek: vgl. reeds Kloekein Overijsel p. 850) zaalt luidde;mis­schien dat a voor It oudtijds bewaard bleef (vgl.Sarauw I 109 ennoot 2), schoon ik naast st. srnaoltsuvsu: niet dan I. smoolt ken. Ofstamt zaalt van elders?

Afwijkend zijn wol wou, wilde, zol zoude en st. schol, 1. schoolondiep (vgl. Ribbert 7 school t.o. kaolt koud, enz.). Jonge ontleningenzijn ee'vowdsch eenvoudig (vgl. eewelt § 26) en, in de "ammen...sprache", stowt stout.

Met umlaut b.v. st. hiiiiltn, 1. heultn van hout, st. kiiiilt» I. keult»koude.

2) a rekt tot aa in hee vaalt hij valt, haaltar halster, vaals vals,haals hals; maar: et knalt het knalt, alsam alsern, walls wals (dans).

Met umlautheelfakan halstertje, soms te B. hej veelt hij valt (zoook ten W. en Z. van B. en te Buurse).

3) e rekt tot ee in keeld»r kelder, heeldsr helder, meeln melde-.planten, dow. vsteels jij vertelt, maar bels, plur. belzn soort pruim.St. veelt veld, maar I. veelt (en thans veelal 1. veelt, bijna steeds ookst. 1. geelt geld).

4) i rekt tot ee in meelt milt, weelt wild. Ook ee heeft 1. geelt»varken, dat nog niet gejongd heeft; een stadse vorm ken ik evenminvan hil hilde, zolderruimte boven de stallen (zo ook bij Ribbert 5) ~

5) u rekt tot 00 in schoolt schuld, schoolder schouder; maar polspols, molsion laten voordraven. Met umlaut: piilschen, ook peulschanwater in beroering brengen,geuln gulden (munt).

* **RONDING VAN KLINKERS

§ 57. Nu en dan Yond labialisering plaats van vocalen, die doorlabiale css., I en n omringd zijn. Ook hier kan over de onzekerheidvan enkele grondvormen niet uitgeweid worden. Zo in woorden met:

Page 61: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 37

1) wgm. a: wochn wachten, -schop -schap, of af. Zie over het voornaamste geval § 56.

2) umgelautete a: woscha wasgoed, mos lage, natte grond (Tschr. 30, 85), kalk lOschan kalk blussen, vromt vreemd, zwomm zwemmen, wiiormta warmte, I. silmgeel eind Sept., de tijd v. roggezaaien (St. Michael).

3) wgm. e: wolkadach werkdag, zolm zelf, stolpa deksel, rostn rusten (Sarauw I 308) j nils nest, pillgest (klem op 2e syll.) gepelde gerst, vgl. rabillie oproer, min volk.

4} wgm. i: wilpm wippen (ww.), wils wist, smiltn besmeuren (ook weI smitn) , milr-, mirweentar midwinter, Kerstmis, krilbmbietar, kribbebijter, schillp schelp, zillvar zilver, misschien illk bunzing (zie Sarauw I 310), maar lis Ius. St. leach leeg is uit ludig ontstaan blijkens I. lfl'ch (Vriezenveen heeft een e-, wfa. een i-vorm; de vorm leech was misschien ongeschikt door .zeeh laag, adj.) j dill dil (aan een spade, enz.).

vol veeI (maar vaveeln vervelen), spoln spelen (maar spil, ook weI spill spul), spolbeerg erve en geslachtsnaam Spelberg (a o. 1360 ~peleberch), vgl. nog lonn leunen (§ 11), zeubm-zfl'wn zeven (§ 15), B. ilT haar (§ 11) j en ronn rennen, zwop zweep.

* * *

§ 58. VERKORTING VAN LANGE VOCALEN EN TWEEKL<\NKEN

1) Wgm. a werd a in zacht zacht, jamar jammer, 0 in Uss., Br. oder ader (elders aodar) , vanomdach vannamiddag. Vgl. .de ww.­vormen dach, I. dagda dacht (1 e, 3e ps. sing.), dagn dachten, dach gedachtj brach bracht, gebracht (van hieruit zijn zeer waarschijnlijk gevormd hee dech hij denkt, dow dechs j ij denkt, hee brech hij brengt, dow brechs jij brengtj onaannemelijk is de voorstelling van Fijn van Draat, Tschr. 42, 261 j vgl. nog hier§ 58 hee zoch hij zoekt, hee koch hij koopt).

2) Wgm. a met umlaut is verkort in bromal(s) braambessen. Vgl. de ww.-vormen dow slOps jij slaapt, hee (zee, et) slop hij sIaapt

. (infin. slaopm; ik slaop ik sIaap, i-j slaoptjij slaapt, wi-j (zee, i-jleu) slaopt wij (zij, julIie) slapen). Evenzo hee lot hij laat, dow lOs jij laat, hee vroch hij vraagt, dow vrochs jij vraagt (infin. vraoqn) , hee rot hij raadt (dow rots), hee blOs hij blaast (dow blOs) , hee brot h.ij braadt (dow brots), hee ploch hij plaagt (dow plOchs), hee woch hij waagt (dow wochs) , hee slOt, I. hej sleut hij slaat (dow slOs).

Page 62: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

38 KLANKLEER

3) Wgm. i is door i vertegenwoordigd in dicht dicht, lich licht (niet zwaar), wit wit (adj.), licham lichaam, ifinn linnen, disalboom disselboom, baklifalak besmettelijk. Vgl. de ie (men verwacht i volgens § 20) in diminutiva: mienkas (resp. mientjas) maakv gezichten trekken (ook: minn maakv) , heerfskavienkas (resp. te Us., Br., Twe. kavientjas) noblesappels veelal st. kaMnn) , lienka R , lientja R touwtje, bielka R

bijltje, vielka R vijItje .. En de wW.-vormen hee Uk hij lijkt, hee bit hij bijt, hee smit hij smijt, hee blif hij blijft, hee grip hij grijpt, hee wis hij wijst, hee mich hij pist, hee drit hij schijt, hee kik hij kijkt, hee writ hij wrijft, hee drif hij drijft, hee krich hij krijgt, hee vaslit hij verslijt, hee strik hij strijkt, hee strit hij schrijdt, stapt, hee snit hij snijdt, hee rit hij rijdt, hee glit hij glijdt, en bovendien dow liks jij lijkt, dow bits jij bijt, enz. Afwijkend zijn et spiet mi-j het spijt me, hee vawiet hlj verwijt, bliekt blijkt. Natuurlijk met i b.v. et schint het schijnt, hee Wt sik hij tiert.

4) Wgm. 0 verkortte in I. bahots, bahodns, bahotns zwijgzaam, geheim houdend (vgl. mndI. behoet "ingetogen", gron. behut, wfa. unverhoddens), vardomt verdomd, en in de samenstellingen (met ver­korting door "tonanschluss") vbspaln sporen van dieren (vooral hazen, reeen; vgl. mnd. footspor; Batmens vospes, Driem. BI. 15, 30; Osna­brilcks fosper, fospel, enz.), I. kbspal ring die bij het toii' n (§ 50) om de poot van de koe kwam te zitten (oorspr. onbekend; ik veronder­stel, dat er "koe" in schuilt).

Vgl. met umlaut I. kontja R , konka R (beide toch ook met eu, stellig door de plur. koon<1. koeien) koetje, st. haoznvOtal (I. hbazn-) voet van de kous, brots broeds; misschien horen hier kromal kruimel, I. k16tan slenteren (vgI. NdI. kleuteren).

Verkorting yond ook plaats in de ww.-vorm zbgn tocht (I. soms nog zbgda; 1e en 3e ps. sing. praet.; plur. zbgn) met zgn. rilckumlaut (infin. zeukv zoeken), waaruit de praesensvormen hee zbch hij zoekt, dow zbchs jij zoekt; vgI. part. praet. zbch gezocht. Verder hbda hoedde (1 e, 3e ps. sing. praet.; zie voor de infin. § 23), dow hbdns jij hoedde, i-j (wi-j, zee) hbdn jij hoedde, wij (zij) hoedden, part. praet. hOt; praesensvormen dow hots, hee hot (I. ook hej hOt, dow hOts); naast hbda staat de jongere vorm hbdn. Evenzo bbda lei vuur aan (jonger bbdn), plur. bbdn, part. praet. bOt en vgl. de praesens­vormen dow bOts, hee bOt (maar natuurIijk ik beut, i-j beut; infin. beutn, voo' beutn); vlbkta' (1 e, 3e ps. sing. praet., jonger vlbkv; I. ook vlbqda) vloekte (plur. vlbkv) en vgI. de praesensvormen dow vlbks, hee vlbk (part. praet. vlbk, infin. vleukv). VgI. bij I. vojn (§ 23) de

Page 63: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 39

praesensvormen 1. hej vOl en part. praet. vOl (naast hej vojt en vojt); hee mOl hij weert (infin. meutn) , maar soms hee meut (en dow mots naast dow meuts, part. praet. mOt en meut). "Moeten" heeft aileen vormen met korte vocaal: st. matn (1. motn, maotn); st. dow dos jij doet, hee dot (1. dow dos, hej dOl), st.1. i-j doot jij doet, wi-j doot wij doen (praet. st. deu deed, plur. deudn, 1. de a, plur. deadn. Ten­slotte dow raps jij roept, hee rap hij roept (infin., part. praet, roopm, praet. reup riep). - Geen verkorting van vocaal vindt plaats in de vormen van b.v. preuwn proeven, beuqn buigen, neuqn uitnodigen, vazeumm verzuimen, neumm noemen, bleujn bloeien, weuln woelen; vgl. i-j hoowt jij hoeft (dow hoofs); voor "woelen" gebruikt men weinig vreutn (wroeten), !zee vrOt hij wroet, part. praet. v,rOl.

5) Wgm. Q werd a in tomaln tuim~len, lostan luisteren, sokar suiker (zelden de minder platte vorm suukar) en vgl. bozarom boezeroen, mozaliena mousseline en het onzekere pots( a) poets, streek. U mlauts'­vormen met uu i.p.v. u (§ 25) zijn pruumka" pruimpje (priim pruim), uulka" uiltj e (iiI uil), ruumt a ruimte.

Verkorting yond ook plaats in ww.-vormen van de 3e pers. sing. praes.: slot sluit (infin. slutn) , zoch zuigt, dok duikt (infin. dukl), part. praet. dokl), schof schuift (part. praet. sc!zaobm, 1. schoawn), et stof het stuift, pros proest (infin. prusn) , snof snuift, zap zuipt, krop kruipt, glop loert (infin. glupm), ,rok ruikt, pas blaast (infin. pusn; part. praet. kan pos luiden, maar ook posn), slok slikt (ook slukt; infin. slukl), part. praet. slokl); zelden slukt); hierbij verder de 2e pers.-vormer met dow: dow slots j ij sluit, dow zochs, enz. (t.o. ik slut, wi-j slut; ik siiw, wi-j sawt, enz.). OpmerkeJijk is hee brukt, gabrukt hij gebruikt (dow bruks, gabruks) , infin. gebrukl), brukl) (zwak ww.). Een infin. met umlaut heeft lU n luiden; dow lots j ij luidt, hee lot luidt (i-j luut jij luidt naast i-j lfit), part. praet. lot.

6) W gm. ai verkortte tot e in st. breta (1. breela) breedte, st. ekal (1. eekal) eikel, elm, elfelf (telw.), Ie dar ladder, vet vet, emar emmer; in 1. klenar, klendar (st. kleenar kleendar) kleiner, 1.' n klensn de kleinste (mannelijke en zelfstandige vorm; st. 'n kleensn) , 1. klensta kleinste, 1. bent jan, benka" (st. beenka", vgJ. § 26) beentje, 1. stentjan, stenka n (st. steenka") steentje, I. 'n enachsn de enigste, 1. denachsta de enigste (fern.). Met i: lilk leJijk, twintac!z twintig. - Nogal vrij is men in het gebruik van het ww. heten: 1. hej het (st. hee het, heel) hij heet, 1. dow hets (st. dow Izets, heets) j ij heet, maar ook de andere vormen hebben gewoonlijk e op het land: ik het, wi-j het, ik hetn (I. heda) ik heette, part. praet. het geheten, infin. !zetn (ook hitn) ,

Page 64: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

40 KLANKLEER

t.o. St. ik heet, ik hit ik heet, enz. V gJ. I. hej spret hij spreidt (part. praet. spret; maar i-j spreet, enz.), st. gewoonlijk hee spreet, enz.

7) Wgm. au werd 0 in downetaln (klemtoon op e~rste syllabe) dovenetels; hee kogn (I. nog soms kogda) hij kocht, dow kogns jij kocht, wi-j kogn wij kochten, part. praet. koch, infin. koopm (maar 2e, 3e ps.' sing. praes.: dow kochs,hee koch, die naar het voorbeeld der praeteritumvormen korte vocaal kregen). Naast de vormen met ch, g worden ook, schoon minder vaak, die met f, v gehoord, dus vako! verkocht, hee ko!n hij kocht, enz. (vgl. § 65). Naast infin. stootn stoten staat 1. hej sto-da, st. hee stOtn hij stootte (vgl. dow stOdns en stOtns), part. praet. stOt gestoten; naast dow stoots j ij stoot, hee stoot hij stoot ook stats, stat, maar meestal worden deze (stellig ook door stotn storten) vermeden. V gl. loopm lopen, st. hee lOp hij loopt (I. hej lop), st. dow lOps (I. lops) jij loopt, part, praet, loopm (weI te Buurse en elders lop).

Verder I. grotar (st. grootar) groter, I. 'n grotsn (st. 'n grootsn) de grootste, I. gro-ta, g,rota (st. groota) grootte. Met 0: stotan stotte­ren, ok ook, zona di'n zo 'n meisje, zon wief zo 'n vrouw, zonn aap zo 'n aap.

8) Wgm. iu verkortte tot 0 in et fros het vriest (infin.: vrizn, vreezn, zie § 29), hee valOs hij verliest (vgl. ook dow valOs), hee got hij giet (dow gots) , hee bot hij biedt (dow bots), hee lOch hij liegt (dow lOchs), hee vlOch hij vliegt (dow vlOchs), hee badroch hij bedriegt (dow badrochs) hee vabot hij verbiedt (dow vabots). VgJ. nog IOch( ta) lantaarn.

Daar waar men een langgerekte vocaal verwacht, wijken af: smak smaak e.a. (zie § 8), I. andar ander, I. nan andan een andere, I. brann branden (zie § 51); bovendien hee jach hij jaagt (dow jachs), part. praet. jach (infin. jaaqn) en I. hej gap hij gaapt (I. dow gaps; st. ge­woonlijk hee gaapt, dow gaaps), I. part. praet. gap (hestu gap? heb jij gegaapt? st. gaapt) , infin. gaapm. Met umlaut: da lesta koo T de laatste kar, 'n lesn de laatste, L. hemt hemd (§ 55), wetan (zie § 9).­st. I. lemt lampkatoen (§ 55; vgl. dimm diemit); hee drech hij draagt, dow drechs jij draagt (part. praet. st. draoqn, I. droaqn, vgl. § 9), hee wech hij weegt (dow wechs, zie § 10), maar elders in dergelijke ww. (als lezen, vegen, klagen, raken, graven) treedt geen verkorte vocaal op.

I. kindar kinderen (§ 53), I. mindar minder, I. daginar daarginds (st. dageentar). Verder I. dondar donder (§ 54), I. ondar onder (vgl. ouderwets 1. iindaboks onderbroek met umlaut als in echtaboks, zie

Page 65: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

KLANKLEER 41

§ 2), I. klilmkas (st. kleumkas) klompjes, I. riimkan laatje in de koffie­molen (vgl. in de korenmolen roomp, ndl. romp); I. oldar (st. aoldar, nu ook aoldar) ouder (adj.), ouderdom, I. 'n olstn de oudste, 1. 'n yonsn de voorste (st. 'n vii'sn), I.da vonsta kow de voorste koe, rosal reu­zel (§ 15).

* * *

VOCALEN IN ZWAKBETOONDE SYLLABEN

§ 59. In niet beklemtoonde syllaben komt verkorting en verzwak­king van de vocaal allereerst voor in voor- en achtervoegsels als in bataaln betalen, badroch bedrog, vagetn vergeten, vretn vreten, gabfl'n gebeuren, ganaol gezeur, smokalar smokkelaar, mesalar metselaar, helach toornig, boos (I. soms helich, enz., al hoort men a na lipklanken: sWwach stevig), aakalk akelig, loopm lopeno De (zeldzame) uitgang -enen is voor den Enscheder schier onuitsprekelijk: reeqn (I. re 4 qn) regenen (ook: regen), teekT) tekenen (ook: teken), rekT) rekenen (part. praet. rekt; rek iz an denk eens aan, enz.; ook weI dow teeks jij tekent) b;:jven oak in z:jn "Hollands" als reeqn, teekT), reekT); ook vreenaT) ver­eniging (ww. op -igen zijn er niet behalve neuqn uitnodigen), beweeqn, beweeqn beweging behoren tot de Tubantismen.

a wisselt met a in tamet zometeen, labeenach (versterkingswoord), krapi'n creperen, sjafoo' chauffeur, fanaolwech gewoonweg, totaal, janeewar jenever; gewoonlijk katun katoen,tabak tabak.

In niet-beklemtoonde delen van samenstellingenverkortte de vocaal b.v. in naobar buurman, haanscha handschoen, ambostach aamborstig, soklaa chocola. Of ze verdween, als in vi'tn daah veertien dagen (anders heeft veertien steeds de volle vorm) , tookT) wek volgende (toe­komende) week, brillft bruiloft, trieshen patrijs, I. 'n hentwi' een kort­stondig werkje (ook weI 'n henenwi' d.i. een heen en weer).

Syllabe-wegval in vreemde woorden: kozaosie catechisatie, badizapal paradij sappel, st. prelwech Parallelweg, bans Tubantia (§ 51), ziinklipsa zonsverduistering, sUnsta kosn Oostindische kers, I. siimgeel St. Michael (29 Sept.), buskool kabuiskool. Veelal ook toonstelaT) tentoon­stelling, kontagiraT) contingentering; de vroegere Industrieschool heet(te) in de volksmond da striiksieschool.

Subst. met achtergevoegde -en (haazn haas, haaki] haak, enz.) ver­liezen deze n in het dimin: heeskan haasje, heekskan haakje; maar ook kokskan keukentje, I. kiiskas kussentjes, veerkskas varkentjes; vgl. het verdwijnen van -der- in buri-jkT) boerderijtje (maar bU'dari-j) , woo­liksheerm Herm Wooldrik, eeliT)k Elderink (familienaam).

Page 66: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN

§ 60. GEMINATEN

Geminaten, waarbij de laatste van twee gelijke css. deel uitmaakt van de volgende syllabe, ontstaan door syncope, meestal van a. Zo in st. (ik heb de krant) al'leezn reeds gelezen, schoon men zo'n dub­belecs. voornameHjkhoorti van Jieden, :die;,ooknog;wel' eens pq.rt. praet, met a-praefix gebruiken; jongeren zeggen algemeen a Leezn. Zo ook heft an'nomm? heeft hij het aangenomen? waarvoor ook ananomm en bij jongeren anomm; st. kep trov 'vrebm ik heb het er af­gewreven (naast ovavrebm, ovrebm). In hat an de bleen deerm houden zorgvuldige (niet nerveuze en meestal oudere) sprekers de ademstroom bij de h wat langer aan ("hij had het aan de blinde darm"), wat door anderen sams nagelaten wordt. Ook bij andere css., s, r, g, hoort men aIleen grotere lengte, b.v. dee peens slaaqn em wa die pens stond hem weI aan (ouderen zeggen veelal dan peensa, anderen dee peens tee slaaqn em wa). Explosieven hebben, als. zij opeenstoten, een abnor­maal'langdurige afsluiting, voor de adem de mond verlaat, wat hier door een - voor de cs. aangeduid wordt; b.v. wa-dot wat hij doet (de langere vorm is wata dot), 1. he-da heette (uit hetede; daarnaast ook weI heda, hetn, st. heetn, zie § 58), 1. bets he-dat hij heette Bets, (Ber­tus heette dat), 1. et na-da het natte (ww. natn vocht afscheiden v.e. wonde), 1. wat em scho-da wat hem scheel de (ww. schOtn, ndl, schor­ten), o-broklJ opgebroken, u'-daon uitgedaan; 1. gro-ta grootte (men voelt er een achtervoegsel -te in), st. bre-ta (ook breta) breedte (zie § 68) va-dll r voor de deur (da kan hier ook gesproken worden, ook geheel wegvaIlen). Maar de t van et, dit, dat veroorzaakt niet zo'n oponthoud, weI een iets hoorbaarder explosie, al is ook de duur van de afsluiting in met 't wich met mijn (zijn, jouw) meisje, duidelijk langer dan in met paoschan met Pasen. V gl. nog wa do't? wat doet het? meten man met dien man, da tow dat touw. In vormen als haann haan, kraann kraan, imm bijenvolk wordt aIleen een gerekte n, m, geen geminaat, gesproken; zelden wordt deze verkort (b.v. dam naast damm duim, vgl. de meervouden dams en damm) ;zo ook in 'n nekIJ de nek, st. 'n newal de nevel t.o. de korte n in 'n aarm de arm (zodat b.v. neerf grasnerf niet als 'n eerf wordt opgevat; maar: agoosie negotie).

* * *

Page 67: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN 43

LIQUJDAE

§ 61. I bleef bewaard: loaf loof (subst.), st. veezt veld, haol hang­ijzer. Niet in as aJs, ziik zulk, makaa elkander en in de sandhivormen zak zal ik, zas zul je, zoj zul je, zow zullen we, zok zou ik, zos zou je, wik wil ik (vgl. verder wi-j, wis, wiw, wok, wos woj). Naast wa weI (adv.) ook (voor vocaal, h) wal.

Kalmoeswortel heet ook hier (als elders in Oost-N dl. en in W -Dui.) keermizwOtal. Opmerkelijk is aajt altijd, een snelgesproken vorm naast aaWet (en 1. soms aalt), vgl. geejt naast geriet Gerrit § 62.

§ 62. r is een alveolare cs. Uit § 32-50 blijkt, dat de r, die hoog­stens (behalve in 't commando hirr! hierkomen! en in de voermansroep trriij, trruuj! terug!) met een tongslag gevormd wordt, voor gewoonlijk dentale cs. en in auslaut na lange vocaal wordt gereduceerd (of ver­dween als in hat hard, het hart, kes kers, kOt kort, enz.) tot een vluch­tige "gleitlaut", die hier als ' wordt aangeduid, wijl de Enscheder zich bewust blijft een r-variant te spreken en geen a (§ 60), zelfs al hoort men geen a, maar een a-achtig geluid als voor I en na 00 (ke"'l kerel, moo', moa moeder).

Bij oudere lieden geen reductie, als, bij jonge apocope de r vroeger intervocalisch was: na pir een peer, fUr luier, vi' kir getn vier keer gegeten. Strenge regelmaat is dat echter niet, maar jongeren (vooral in de stad) spreken veelal pi' peer, enz. In auslaut na aa, voor cs. (behalve veelal h) of pauze verdween r: gaa gaar, raa raar,'maar rara rare, baar irapal aardappels zonder vlees en groente; en voor sonante n, I yond overgang tot implosieve d plaats: nen raadn een rare, schadaln scharrelen, sedn sarren, bodal borrel (schoon boddel ook weI de ety­mologische vorm kan zijn).

Ook -ar behoudt zijn r aIleen voor vocaal (en bij sommigen voor h) en meestal voor een pauze: zo jamar jammer, betar beter, 1. bejar bier. Eveneens wordt -erd tot -et in siifat sufferd, enz., plur. siifas. Vgl. kletan kletteren en dgl., waarvan de a iets langer is dan die in plarkan waggelend gaan; bovendien is de vroegere aanwezigheid van de r te horen aan de sterke explosie van de voorafgaande cs.: in st. nan groo", tan, 1. nan grotan een grotere vindt bij de t weI ademuitstoting plaats, niet in nan grootn een grote. Diezelfde wat langere a in b.v. oondan stool onder de stoel.

Metathesis-gevallen vindt men in § 32 vlgg.; vgl. nog tramlnn stuipen (ndl. termijn? vgl. "poozen" in de bet. stuipen op Z-Beveland).

Page 68: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

44 CONSONANTEN

r werd door I vervangen in I. kalkasndraot karkasdraad (in de knip-muts), vospaln voetsporen (v. hazen, enz.). ,

kaanshaakT} (in de uitdr. iemand bij'n kaanshaa!!i; krijgen: te pak­ken krijgen om te straffen; zie vooral Beets in Ned. Wdb. i.v. kants­haak) werd bij de jongeren meestal kraanshaakT}. - I. knalievu"gill kanarie, gelijk overal in O-NdI., door de gedachte aan ;,canaille" (vgl. Idg. Forsch. 51). Opmerkelijk is gejt Gerrit (maar gerat Gerhard), ook geejt.

* * *

NASALEN

§ 63. n gaat in auslaut in de voorgaande korte klinker op onder vorming van een genasaleerde vocaal: in in, man man, nan een (voor mascul.), van van. Gering of afwezig is de nasalering voor vocaal: janeum oom jan, nan aap een aap, voor t, d: an da aan de, den dik1J die dikke (maar den grootn die grote, enz.); of waar n eerst door jonge (1ge-eeuwse) apocope in auslaut kwam: schen scheen (subst.), ven veen, kwen kween, ziln zon, zan zoon, enz. lui den nooit schen, enz. V gl. dan denneboom, dan dan (adv.), kan kan (subst.), kan kan (ww.); en met vroegere r: ken karn § 34, kan § 15.

Een lange genasaleerde vocaal heeft b.v. been (plur. been) been, reen reeen, dooR doen, st. gaon gaan, niet tin lijn, brun bruin, schun schuin met die vocalen, die (§ 20, 24, 25) voor n bijzonder lang zijn: de nasalering is 'dan recht gering.

Gehele nasalering vindt ook plaats bij volgende s, z: daansn dansen (§ 51), fraans frans, traansaniTn mishandelen, dow beeRs jij bent, leuns luns, doonz onze huisgenoten, k,reenz kransen, maar I. tens aan het eind van (uit: tendes). Het minst hoort men ook hier nasalering voor d, t; de tongpositie van de dentaal dee It zich aan de nasaal mee en verhindert daardoor gehele nasalering: zaant zand, keent kind, maont maand, een eind, been banden. Ook hoort men haar niet, als in inlaut een op n volgende vocaal verdween: kenbak kinnebak, onwi' onweer (os. ungiwideri), inspiiot ingespoten, anzat aangezet en dgl. partie., maar de jongeren, vocaal in de stad, spreken onwi', anzat, etc. Nasale f", 04 hebben I. b["n weken, g04n gaan (ik heb voor de gena­saleerde, boerse klinkers met naslagvocaal geen apart teken gekozen!) en dgl. infinitieven (st. bfn, gao n), maar voUedige n-artieulatie hebben (schoon zonder strenge regelmaat) partie. als I. d04n gedaan, g04n gegaan, b04n geboden, If"n geleden, enz. (st. daon, gaon) doordat

Page 69: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN 45

vroeger (zeiden hoorde ik dgl. vormen nog van oude lieden te Uss., Br.) adoD.na gedaan, enz. met c1-achtervoeging in het partie. (geIijk nu nog in het O. van de Achterhoek, in een smalle strook ten O. van de rijks.;, grens aIdaar en soms nog te Ootmarsum) gesproken werd.

Voor k hoort men T): jooT)k jong, kaaT)kc1r kanker, kreeT)k kring, behaive ais n en k door jongesyncope opeenstootten: zaankan zaniken, spinkop spin, venkc11 venkeI, tiinka n tonnetje, lOnkar Lonneker (1280 Loenekare, 1405 Lonieker), heunkan hondje, st. inkreqn (jongeren in kreqn), l. inkrl" qn ingekregen. Maar kaaT)k kan ik, st. beeT)k ben ik. Vgl. na k: btikT) bokking, trekT) trekken; voor g: JOT) jongen, enz. maar angrepm aangegrepen.

Na bilabiale cs. wordt m gesproken: hebm hebben, nebm snaveI, lapm lappen (plur.), koopm kopen, l. piepm zoenen (zeer ouderwets), enz. Ook daar waar b w verving: st. gebm (ouderen spreken gewn; 1. gi"wn, soms gi"m) geven, graabm (ouderen graawn) sloot.

Voor bilab. cs. verhinderde nasalering veelal deze assimilatie: aRpakT) aanpakken, inbos inborst, behalve in zwak betoonde syll. als miem book mijn boek (maar met affect: das mien book dat is mijn boek!); ook 't walmbek erve te L. (vroeger Wallenbeek geschreven). V gl. n na m in tim 'Tn kop om de kop, nemm nemen.

n verdween voor s in woorden, syllaben met weinig klem: ntims niemand, bleumkas bloempjes, ees, is eens, e/kc1s eventjes.

N oemenswaard is nog welmc1r erve te Tw. (a o. 1338 Wennemaring, 1635 Wermer); l. bin smelk, dat ik zelden hoorde naast 't gewone 1. bismelk biest (de n-vorm is in Drente gewoon, vgl. Kil. bienst; Schweiz. Id. 4, 204 heeft ook bienst-vormen); kooki-jn kokinjes.

§ 64. m bleef gewoonlijk bewaard: waarm warm, nemm nemen, mtischa mus. Voorafgaande lange vocaal is licht genasaleerd: klaamp klamp, roomp romp, neemp (hiD neemt.

m werd door b vervangen in notnbc1skaot nootmuskaat, onbc1ni'lc1k ongemanierd, bamorie benul, bewustzijn; ook in barmotja marmotje (vgl. barmotpi'n bergamotperen); misschien in biedc1hOl! nu ook pietabO!, tietabO! juiehkreet van den jongen, wiens vlieger het hoogst staat (te Enter: 'n mienn is tc1 hOI).

Dissimilatie yond plaats in het algemene maksiejtim maximum, mie­niejtim minimum; invoeging in pampi'· (ook weI popi') papier, ampat apart, l. samp-, saampsilach, saamzilc1ch traag, lui (moet weI het hgd. saumselig zijn; te Alstatte hoorde ik "soomzelig").

* * *

Page 70: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

46 CONSONANTEN

SPIRANTEN

§ 65. v, f worden onderscheiden. Het verschil is echter gering, doordat v stemloos begint en door begeleidende css. Iicht tot f ver­scherpt, zodat buitenstaanders en nabootsers ook daar f spreken, waar de Enscheder het niet doet. In anlaut voor vocaal en I, r wordt v gesproken, behalve in gevoelswoorden als foj, faj foei! fris vers, fris, flao f1auw, tlee1Jk flink, tin tenger en vreemde woorden als t<Jsun fatsoen, taliet failIiet, tOloo photo, fazaant fazant, tiiob<Jlk<Js fabeJtjes, maar, bij oudere sprekers vooral, ook vlOjt, vliiot f1uit, viet fijt, viand flanel, vret fret, veulieton feuilleton, maar steeds tteulieton het feuille­ton, enz.

Tussen beklemtoonde stamvocaal en al of niet bewaarde <J ging v in w over: heuwt (nu soms heutt) hoofd, leuw (ik) geloof (ook imperat.), dow leuws jij gelooft, leuwt (hiD gelooft, (wij, zij) ge­loven, geloofd, b<Jlaowt (hiD belooft, trfl w troeven, schruw schroef, naawn naaf, groow begrafenis, aow<Jr over, dflw<JI duivel, zfl w<Jr zuiver (maar vgl. I. loovi' g<JI loofegel, struverln, ook struweln struweel; woo­vol hoeveel, met de onbeklemtoonde vorm woov<JZ, soms woow<JI), zodat oude a-stammen als I. ej<Jloot klimop, dit dief, wiet (plur. wiw) vrouw, hoot hoef zich door hun auslaut onderscheiden. Echter met f: taot<J1 tafel, not<Jln, ook nov<Jln door de neus spreken, nat<JI navel, b<Jgrat<Jnis begrafenis, baklital<Jk besmettelijk (v. e. ziekte).

Voor sonante m < n werd deze w door implosieve b (na de afslui­ting voor de b ontsnapt de adem door de neus) vervangen (etwa seit 1800, denkt Sarauw I 363) in de spraak der jongeren, schoon ook oude Iieden bij 't snelle spreken zulke vormen wei laten horen: st. gebm (ook soms gem) geven, naabm naaf, dubm (soms ook, met bewaarde Iippenronding, dum; ouderwetser is duwn) duiven, nan stibm een stijve, st. schrebm geschreven, enz.

Na I, r en voor a ging v in w over: kalwar kalveren, torwa turven, kiiorw korven, gaarw gad; maar zillvar zilver, zelva saIie, reulvar erve te Tw. (ao. 1457 Roelving), alvadan, soms alwadan steeds maar.

Wgm. ft werd door cht vervangen: loch lucht, krach kracht, hech hecht, I. loch links, zichan zeven (ww.), vgl. § 74. Niet echter in viettach vijftig, heltt helft, brilltt bruiloft, wietlottach ver, utriitt<Jch uitgelaten, stitt, stitta stift in rode e.a. kool, en naast elkaar staan (ook bij ouderen) dilchtach, dilttach flink, schoch, schott schouder van een dier, sloch, slof schort. Over koch, kof gekocht zie § 58, 7).

§ 66. s, z worden als f, v (§ 65) onderscheiden. In anlaut voor

Page 71: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN 47

vocaal en w verzachtte s tot z, schoon sandhiwerking veelal s te horen geeft: zoomp varkensbak, zwat zwart, enz. Naast zwiet (ouderwetse hondennaam) echter ook swiet (door 't gebruik als roepwoord), maar het verschil is klein. Voor korte vocaal en oude geminaat is s hoor­baar in sokaln sukkelen, sedn sarren, sok sok; echter ook in sop (§ 15) en in vreemde woorden als sup soep, soort soort, vasirn ver­sieren,seent cent, sokar suiker, siepal ui, sal[daot soldaat, al hoor ik bij oude lieden zooda soda, zirkiis circus, zalpeetar salpeter.

Intervocalisch hoort men stemhebbende spirans: leezn lezen, enz., ook in vreemde woorden: grozi r grossier, proozes proces, priznWn presenteren, luuzaves lucifer,_krizis crisis, kloozet closet. Met suit st, ts: nan besn een beste, niisaln nestelen, weusal)k erve te Br. (a o. 1601 Wostinck) ,mesaln metselen, agoosie negosie; vgl. echter pluralia als jeza, jez jassen, klOza klossen, beza basten, klazn klassen (plant), die bij de jongeren s hebben (zonder -a).

In auslaut staat s, behalve bij jonge a-apocope: vaaz vaas, haoz kous, keez kaas, st. hflz huizen; jongeren spreken de enkelvouden veelal met -s: kees kaas, enz.

In spoons punch werd een s voorgevoegd als elders in spons "door­geprikte tekening". Opmerkelijk is st. ween, I. wean wezen, zijn, dat waarschijnlijk een intervoc. d verloor (te De Lutte: woo r zol wedn waar zou hij zijn).

§ 67. j bleef gewoonlijk bewaard, als in meejn maaien, mooj mooi, juust juist; vormde met voorafgaande teen gemouilleerde cs. in de diminutiva spoor mantja spoormandje, B., U ss., B., Tw. ketja" katje.

Overigens vocaliseerde of verdween het j-element in paiatale cs.­verbindingen: madalie medaille, katrelie quadrille, vaniliesokar vanille­suiker, talie taille, maselie Marseilleweefsel, boskaazie bosschage, kliraazie klerage, kleren, simsetja vrouw. kledingstuk (chemisette), solie hondennaam (fra. joli?), masin (ook masjin) fornuis, salotn, slOtn sjalotten, pluus pluche, klonie eau de cologne. Minder algemeen maar toch vaak gehoord: eensjanoor ingenieur, sakoo sjakoo, kuuroozietejt curiositeit; kinderen zeggen nogal eens snees chinees .. Omgekeerd: pesjaneel personeel, kasjet corset, klasjanir n kletsen (een woord van de vroegere soldatengeneraties, zie Van Ginneken, Handboek II 455), die aile drie gewoon zijn. Mogelijk is klasjani'n echter uit collationeren ontstaan? - V gl. nog knalie rakker, ondeugd (canaille).

Opm. madalie, enz, verklaart niet het feit, dat de vroegere kastelein

Page 72: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

48 CONSONANTEN

Barske (zijn herberg stond in de stad) algemeen baskie genoemd werd. In de winkel veelal vaneliestee Van Nelle's thee.

§ 68. ch bleef in oorspronkelijke auslaut, voor s en (vroegere) t bewaard. Lichte palatalisering van g vindt plaats voor palatale ess.: gel geel, gi' n gaarne, gir gierig, gistan gisteren, enz.

Vroegere woorduitgang laat zich ook hier (vgJ. § 65, 66, en rekking voor v, z, g in § 9 vlgg.) gelden: bij a-apocope rest een gereduceerde lenis, die tel kens anders gerealiseerd wordt, al blijft men zich bewust (door verborgen vormen) g-varianten te spreken. Na aa; ee, i blijft de tong in g-positie, aileen wordtna de vocaal een lange ademstroom waargenomen: zaah zaag, daah dagen (sterke plur.), waah wagen (subst.), maaht dienstmaagd,teeh laag (adj.), wih weeh wieg. Na geronde vocaal wordt w gesproken: drellw droog, milw mug, brilw brug, laow laag (subst.), evenals in raw rogge, st. vawal (pI. vowal) vogel, st. bowal (I. bu'gal) beugel, OOW oog, sneeloow sneeuwwater; na i, e gewoonlijk j: kri-j (ik) krijg, sti-j twintigtal, ej kant, egge, stej steeg, zej (ik) zeg (ook: i-j, wi-j zejt; infin. zeqn) , ri-j rij (mndl. righe).

Er is hier enigeverscheidenheid 1) door de mate van a-apocope, die in de stad onder jongeren het verst doordrong, 2) door eventuele schrijftaal-invloed. Daardoor kan men in I. zaah zaag soms (maar toch zelden; het meest nog bij lied en die veel Gelders horen) enig schuringsgeluid waarnemen, evenals in jonger st. vawal door invloed van ndl. vogel (zelfs weI vagal, pI. vagal).

Maar vanouds in auslaut: plooch ploeg, tellch tuig, tooch tak, B. maoch schelm, rakker (vooral ten Z. v. B.), wech weg (subst., adv.; plur. st. weeh), st. sleuch, I. slooch (ik, hij) sloeg, st. leuch, I.lu·ch ledig (maar, in fabriekstaal, na leuw een leeg, een ledige klos). Ook bij t-afval: knech knecht, lOch (hij) liegt, enz. (zie § 74), voort: leechta laagte, voor s: dow vrochs jij vraagt, dow lOchs jij liegt.

Voor sonante n: liqn liggen, kriqn krijgen, naoqns naast, nan dreuqn een droge, peqn wig, raqnvaa r roggevore. Bij oude stedelingen blijft de w van de sing. soms ook in de plur. (vgJ. Tschr. 48, 234): milwqn muggen, rawqndoorn roggearen, al is milqn, enz. de gewone vorm. Na de afsluiting voor de q ontsnapt de adem door de neus.

ch verdween voor s in vias vIas, vas vos, wasn groeien, wesaln wissel en, zes zes, as os, as wagenas. Maar met ks als beide css. door (latere?) syncope opeenstootten: st. eekstar ekster L. d' eksta kaw de achterste koe (elders J. echsta), niks niets, hekse heks (beide vermoe-

Page 73: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN 49

delijk leenwoorden); soms: dat sekt sa dat zeggen ze (gewoon is zejt). Met ks ook leenwoorden als saks saksisch (v. porcelein), bilks buks, leks tekst, taksi' n taxeren, taksie taxi. Bovendien weksn "wecken", inmaken, weksketal weck-ketel, weksflescha weckfles; I. miksn maakl) (gewoner is mientjas maakT) gebaren maken, gezichten trekken (elders "mikken", zie Ned. Wdb.).

Met wgm. agi: zeel zeil, zees zeis, I. eezlach vreesachtig, st. meekl) (door d-uitval L meakT) , st. zee zeide (I. ze4 ), st. lee lag, legde (I. lea), meestar (toch te Uss., L. vanouds meestar) onderwijzer, mis­schien ook feid dweil. Eveneens verdween g in verouderd I. bru am bruidegom en in allegro-vormen als nens nergens (naast neerqns) , eCZak eigenlijk, zondas 's Zondags (gewoonlijk ziiondaaqns) , monn morgen, smons 's morgens; of er ontstond I) als in snelgesproken tel) (I. tiT) tegen, lil) Iiggen, vgl. kliiqn § 30.

-king wordt -kl): bilkT) bokking, batrekl) betr(kking, I. bekl)veelt erve te Tw. (a o. 1350 Beking, 1493 Bekyng); -ing luidt aT), maar wordt door oude Iieden soms (onder school- en schrijftaal-invloed) vervangen door -aT)ch, il)ch: LOniT)chan, LOnachan leuningeiI, I. ilmgi'­wal)cha omgeving, redil)chan gereedschap, st. varlzeeqncha (I. met ea) verpleging, hiril)clzan haringen, sclzikl)cha schikking, groonil)chal) Groningen, enz. Ouderwetse mensen, die ,.Hollands" willen praten, spreken wei lal)clz lang, badulil)ch bedoeling, nietalil)ch nieteling en dgl. boekenwoorden (vgl. N. Tg. 31, 159).

Na I) staat k in auslaut in kreeT)k (plur. kriT)n) kring, reel)k ring, spreeT)k (hij) springt, zeel)k (hij) zingt, gaal)k gang, laaT)k lang (onverbogen adj.), laal)kweerpach, langwerpig, haaT)k (hij) hangt, jool)k jong, hiraT)k haring, geelal)k gieteling. Genoemd zij konak koning (bij ouderen, verder in 't kaartspel nog; bij jongeren koonil)k; vgl. konakin, koonil)kin koningin). Verder in tal van erve- en geslachts­namen op -ink. Maar in inlaut I): JOI) jongen, nan lal)n een lange, gel)s aan de gang, ta gal) aan de gang.

§ 69. h viel af in woo hoe, st. weI (I. wej) wie, iemand, woo' waar, wej hui, wit wit. Ook voor I, r, n: ledar ladder, lit deksel, LOnn, lenn leunen, reeT)k ring, nekl) nek, zonder dat een sterke ademstoot rest, die Gallee (p. XIX) en H. Kern in 't Gelderse waarnamen. Verder kan h in de sandhi ongesproken blijven, zonder dat men h weglaat daar, waar hij gemakkelijk gehoord kan worden. V gl. ook samensteIlingen als gekeet gekheid, wascllOok washoek, spekes spekharst, keerkof kerkhof, sprekoo'nt gramofoon, vieftal! vier en een half, seerfs in de

BEZOEN Klank- en vormleer 4

Page 74: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

50 CONSONANTEN

herfst, enz. Onetymologiseerbaar is voor den dialectspreker aileen aarmetech armzalig (armhartig), steeds zonder h. Ook zonder h: aloof vooruit! door alee! vooruit!

* * * EXPLOSIEVEN

§ 70. b heeft weinig stem; zijn leniskarakter onderscheidt hem van p. Voor sonante m ontsnapt de adem na de afsluiting door de neus, b.v. in hebm hebben, enz.

Van mb rest m: em(Jr emmer, iim om, imm bijenvolk, lam schaaplam, dom dom, krom krom, kam kam, kaom (§ 55); noemenswaard is krombriiw naam van een akker op het erve Teesink te B. (uit kromb­rugge?).

In auslaut verscherpt b tot p: rip rib, kep ik heb, kriip kribbe; ook voor stem\. css.: wi-j ept wij hebben, heps hebzuchtig, lapkoont klets­wijf, iepkamol geslachtsnaam Ypkemeulen (a o. 1341 Ibikincmollen), lops lobbes, dopk(Jn op- en neergaan (vooral van de vloer; elders in Ov. dobm, diibm, vgl. Fr.-v. W. dobber).

Met p in plaats van b: p(Jtisk(Jtun katoenbatist, pof bof (ziekte); vgl. omgekeerd b(Jdizap(J1 paradijsappel, b(Jtaannsie (zelden pataansie) belang.

In inversievormen van hebm verdwijnt b: hek heb ik (verder hes, hej, hew, maar: heps, hepsa hebben ze; vg\. hak had ik, en has haj, haw).

§ 71. P bleef bewaard: kop koppen, prum pruim, schaarp scherp. Hij ontstond aIs overgangsklank in koomp (hiD komt (maar praet. kwam), neemp (hiD neemt, miegeenzp(m) mier(en), heenzp (L. henzt) hemd, treemps(J korenbloemen (wfa. tremse), \. li:emp § 55.

Metathesis: weps wesp; soms geps gesp naast het oudere gasp(J!; gapsa handvol (zie Fr.-v. W. gesp, maar ook Sarauw I 245), niet in barispaln berispen, en onbekend zijn rups, hesp.

p door spellingsuitspraak in st. da spil)k De Sphinx (een winkel), pOtagraji' n fotograferen.

Voor sonante m ontsnapt de adem na de afsluiting voor de p door de neus: poonzpnz pompen (ww.), lapnz lappen (plur., ww.). enz.

§ 72. w is een labiodentale cs.; intervocalisch raakt de onderlip de boventanden niet, zonder dat de klank biIabiaal wordt.

Een w werd niet ontwikkeld of bewaard in spi-jn spuwen, sni-jn

Page 75: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN 51

sneeuwen, stroo stroo, slee stroef, in pol hoofdkussen, gel geel, kaal kaal, wedawief weduwe, werman weduwnaar, schaa schaduw, mel meel; snee sneeuw blijft vaak bij het "Hollands" spreken.

Evenmin in I. lao (de mann. verbogen vorm: lao R; st. low, L.laow), zodat niet meer de conclusie aO. 1899 van Te Winkel geldt, dat "in geen enkelen N-Ndl. tongval" die woorden nu de (u)w missen (Tschr. 18, to); I. flao, st. flow flauw; opmerkelijk is de vorm I. blaof (ook hier en daar in Wfa.; verbogen blaowa, zelden blaova) , st. blow blauw, I. blaofsal (vgl. Ribbert 51), st. blowsal blauwsel; now nauw hoort men weI in de stad, maar niet van ouderen en is in heel O-Ndl. niet recht inheems. Met oorspr. niet auslautende w: klaow klauw (v. koe), I. paow (st. pow) pauw.

Naast wr- hoort men bij oud en jong even dikwijls vr- (vgl. Sarauw I 346: inverschiedenen Mdaa. besteht jedoch ein gewisses Schwanken) in wralJn zekere varkensziekte, wrilJn wringen, wreet ruig, wribm wrijven, wrak wrak (v. vruchten), wresam puistje, vinnetje, wreeRschan hinneken. Naast warachtach ook vrachtach waarachtig. Naast s.ilnt­lowreeRs St-Laurentius (10 Aug.) bij niet-R.K. boeren, door onjuiste syllabescheiding (vgl. § 75) silnt-lavreeRs (bij Leopold I 330 N-Brab. Sinte Levrens).

Na r ontwikkelde zich in auslaut f: neerf grasnerf, vaarf verf, geerfkaamar gerfkamer; in inlaut v: baarva lijkbaar (soms baarwa) , velva erve ter Z-E (ao. 1601 Veluwe), vaarvan verven, vaarvak naast vaarwak erve Varwik (§ 32).

Voor t, ts verscherpte w tot f: eerft erwt, heerfs en deerfs her- en derwaarts; w verdween in vromeeRs vrouwmens.

Soms met b in plaats van w: boo hoe, bilka wat voor, brilm waarom, maar zelden en dan in sneIIe, vaak wat opgewonden en slordige praat­trant (men ziet deze vormen ook niet voor volwaardig plat aan).

§ 73. d wordt in aIle posities met weinig energie en stem gesproken en verscherpt in auslaut tot een t, die zelden elders verder dringt: zo in de verbogen vormen van hat hard en glat glad (hata, hatn, glata, glatn; ook weI hatar harder, glatar gladder, maar algemeen is dat niet (het vaakst op het I.); gewoon is vaR wietn van verre, minder algemeen wietar verder (en vgl. nog het mij onbekende altieten "aItijd" bij Leo­pold I 553). Na stemloze consonant verscherpte -de: dipta, deepta diepte, heuchta hoogte en analogisch scheemta schaamte, wiiormta warmte, kiiolta koude; maar bleef onder verzachting van de voor­gaande cs., bewaard in de op het land gewone, in de stad weinig ge-

Page 76: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

52 CONSONANTEN

hoorde praeterita als maaqda ik, hij maakte, bruqda gebruikte, reqda rekende, streubda stroopte, schraabda schraapte, sch6-da schudde, he-da heette, dagda dacht, degda heugde, bap6gda bepochte, die in onbruik raken en vervangen worden door maakl) maakte, brukl) ge­bruikte, enz. (vgl. Van Ginneken, Ras en Taal 125), die eigenlijk plur.­vormen zijn (steeds i-j, wi-j maakg jij maakte, wij maakten).

-de viel na n, r af in de pluralia ween wanden, been banden (vgl. dimin. beenkan), reen randen, st. heun, I. hoon (dimin. heunkan) honden, haan (dimin. heenkan) handen, taan tanden, schoor scherven, boor baarden, woor woorden, pir paarden. Verder in de enkelvouden st. vaol, I. vool vouw, hU hilde, vaal vaaIt (vgl. mndl. vaelde), wir waarde, ir aarde, ger gaarde, twijg (plur. gedn), maan mand, schaan schande, speen spinde, leen linde en zie § 56 (wol, zOl, schol). N aast elkaar een, eent einde. Vgl. de datiefvorm pir paard § 86.

Tussen I, n en sonante n verdwijnt d: geuln gulden (munt), st. nan aoln, I. nan ooln een oude (maar iioldar, oldar ouder), scheeln schelden, heuj weenn hooi wenden, beenn (I. ook binn) binden. Ook in aola, oola oude, kaola, koola koude (maar weelda wilde, nan weeln een wilde).

De slappe d-articulatie leidde tot verdwijning van intervocalische d; vormen met spirans als Emslands lezekant (Schonhoff 163) treden daarbij niet op. In de zestiende eeuw verschijnt deze syncope in de ervenamen: meegkmaot (ao. 1518 Medinckmaet, 1530 Minckmaet), bil'kar erve te L. (ao. 1386 Bodekerinck, 1545 Boeckerinck), spU erve te B. (ao. 1499 Spijdel, 1576 SpiIinck); zwiragk (§ to) en veeZtgiiowar (§ 14) hebben voor 't eerst een d-Ioze vorm in de Annotatie des ge­richtes Enschede van 160l.

Het I. laat in sommige gevallen van d-uitstoting de naslagvocaal horen (zie § 60), de stad nooit, maar de mate van syncope is geheel dezelfde en van vormen met d en andere stijl- en gevoelswaarde is geen sprake dan bij moeder (§ 42). Naast de vele vormen in § 8 vlgg. zij nog genoemd bill buidel, st. strr, I. std'n schrijden, nan doo n een dode, na dO~ veegka een dode vink, nan roon een rode, daaln dadels, naol naald, eenscha (I. ook eenschat) Enschede, eeRschas dialect van En­schede, en de pluralia niio naden, sniio (sing. snaot § 19), blaa blade­ren, briio borden (sg. brbt) , raa raderen, breu broden, heu hoeden, waarbij zich aansloot kleu kloten (sing. kloot), miio metgezellen (door de plur. kamariio kameraden, vgl. § 17?).

Opmerkelijk zijn ziet zijkant, aarmoot armoede, slaot salade. Voor -ig bleef d in stiiodach gestadig, neudach nodig (maar neuqn

Page 77: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN 53

uitnodigen), tidach tijdig, deemeudach deemoedig. Maar st.leuch, I.lu ach ledig, I. onbirach, onbiach (§ 60), I. tiach gereed voor de braak (van vias; eig. "zijn tijd bereikt hebbend"; vgl. Cats in Ned. Wdb. s.v. getijdig; Staphorsts tiech - aIleen v. hooi? - Dr. BI. 6, 91; gron. tieg; oostmd. teig bij Lasch, Berlinisch 213).

Verder bleef d in afleidingen als snidar kleermaker, widar verder, eenschadar van Enschede, klok1)ludar klokkenluider; ziiodn zaad laten vall en (v. planten), krudn kruiden (ww., subst.). Voor -er ook in aodar ader (§ 58; schuilt het in het verbreide weentOoT wervelwind?), maar vaar vader, broiY broer, mooT moeder (zie § 42). Vreemde woor­den zijn booda brievenbesteIler, mooda mode, zida zijde (stof) en nieuw is raadiejoo radio, waarnaast soms ai, schoon bij sneIle, slordige spre­kers, raaj-joo. Geheel verouderd is I. vedar neef.

j wordt gesproken in het dokterswoord pojar poeier, in breujn broeien, in de verbogen vormen van kwaot kwaad (nl. in de bet. "ont­stoken", b.v. kwaoja lipm) en (bij de jongeren) van root rood (bij ouderen ook wei nan roo jn in de bet. socialist of roodharige), doot dood (bij ouderen ook de j-vorm in de bet. saai, vervelend). Zonder klem­toon, reeds bij oude boeren, I. wi-j wajn wij waren (gewoon is wadn), J. wi-j mojn wij moesten (mosn).

Bewaarde intervoc. d, d:i. vooral oude geminaat, ging na korte vocaal in rover: har (ik, hiD had, hara had hij, harik had ik, pork soort meelspijs, per pad (dier), werman (ook wedaman) weduwnaar, jar jood, milrweentar midwinter, Kerstmis (maar miln midden, subst., adj.), schar soort plag (plur. schadn) , birman bedelaar, ber bed, schilrkill slechte jenever, schuddekul, sparej klein ei zonder dooier (naast spatej in een groot deel van Ov. en de Achterhoek; uit een mij onbekend spadde). Ook weer weide, beer beide, soms stiiorach gestadig.

Deze overgang vindt niet plaats voor n, 'r, I: wi-j hadn wij hadden, kladn hoopje nat vuil, enz. (vgJ. dimin. klerkan); omgekeerd wi-j wadn wij waren, snodn knevel (naast snor), sedn sarren. - ledar ladder; bedaln bedelen, bodal borrel (zie §"62), en omgekeerd schadaln (naast het weinig daarriIee verschillende scharaln) scharrelen.

Soms ook r in beklemtoonde inversievormen als laor i-j laat jij . (naast laoj), leur i-j liet jij (naast leuj), en eveneens door i-j doe jij . (dooj), zir i':'j zie jij (zij), laor wi-j (laow), har wi-j had den wij

(haw); ook gaor ik ga ik (gaok). Deze r dient om de gewoonlijk samengetrokken vormen opnieuw te scheiden; in die ww., waarvan geen samengetrokken inversievormen gebrujJd worden, wordt de -t tiooit door -r vervangen (dus steeds proat i-j praat jij, je; et i-j eet je

Page 78: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

54 CONSONANTEN

j ij, enz.). Dat geschiedt aileen bij de splitsing van samengetrokken in­versievormen van ww. of vormen met een starn op -t( d) of vocaal (hew hebben we, is gesplitst: heb wi-j).

Voor sonante nontsnapt de adem na de afsluiting voor de d door de neus: wadn waren, hedn harden, enz. Van het mann; lidwoord "den" rest slechts n.

Voor s verscherpt d tot t, b.v. bets Bernard, Bertus, banaats Bern­hardus, I. bah6ts § 58, gastrits schrijlings. En assimileerde in I. kleesa[ planken bekleedsel der hilde (vgl. § 56), I. 6noos nauwelijks (vgl. mndl. onnoots), graats Gerhardus.

§ 74. t verdwijnt tussen s en sonante n: besn (ww.), lilsn lusten (ww.), pusn blazen, nan besn een beste. Ook in auslaut na s: bes best, rus roest, bos borst, pos stijl, heus hengst, weus woest, tootas licht karweitje; vanouds ontbreekt de t in ries rijst, mes mest (Gallee 29: mes). De sterke pluralia posta stijlen, bista koeien luiden vaak pas, bis; maar steeds was, wasa worsten, bas, basa borsten.

Voor sonante n ontsnapt de adem na de afsluiting voor de t door de neus: praotn praten, van virtn van verre. Verzachting tot d vindt soms plaats in inversievormen met beklemtoond pronomen: weedi-j weet jij (resp. weeri-j, naast weej weet je), laodi-j laat jij (resp.laori-j, naast laoj laat je), zie § 73.

Stelselmatig valt t af in de 3e ps. sing. praes. der sterke (en redu­plicerende ) ww., wier stamvocaal kort werd of bleef, b.v. valas (hiD verliest, kr6p kruipt, slOp slaapt, drech draagt, wach waagt, sprek spreekt, st. get I. git geeft. Maar vgl. met vocaalrekking dreeT)t drinkt, scheelt scheidt, vaalt va It, enz.; behalve als zich na 1) k on twikkelde: haauk hangt (§ 68), en in: neemp, koomp (§ 71).

t blijft voor -e, -ig: lesta laatste, na gilste koo een guste koe, leslach overvloedig (maar las last); ook bij jonge a-apocope: kist, kist, piil­gest gort, welkilmst, wilkeumsl welkomstfeestje. Omgekeerd: eenpes­tach eigenzinnig (mndl. eenpassicli).

Tussen s en I verdwijnt t: basal borstel, diesal distel, nilsaln neste­len; maar: nan vadreejdn apostal een humeurig personage.

Voor s verdween t in st. vUzbaom, I. vlizboam schietboog (Gallee 13: f1itsebaoge, duo flitzebogen), hilspot afval. van de slacht, voor de stamppot, mesaln metselen, mils muts, I. plez, ples (ruw voor:) maag (te Beckum en Zuidelijker pleza runderpens, vgl. Mndl. Hdwdb pletse), asiuk, asaT)k erve te L. (a o. 1330 Atzsinck, Atsing), wachs waakzaam (van een hond), indien uit wachts: Tschr. 43, 138. Ook

Page 79: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN 55

in vakaa"sie vacantie (vgl. haa"scha handschoen, hiTZaa"s hierlands), prakazaosie prakkezatie, kamoozies, kamoosies drukte, lef (commo­tie); en in platjabaarfs of blote voeten, vospaZn (§ 58).

ts bleef echter in plaats plaats, spits spits (b.v. van. eentabakspijp), raotsal (1. ook roasal) raadsel, putsn poetsen, pots, patsa streek, poets, fietsa, fiets fiets, plietsie politie, kOtsn (ook wfa.) braken, bats brede spade, en in het jonge mets voetbalwedstrijd. Onetymologisch is de ts in piejats clown, gin snets, snats geen snars, kwats domme praat (vgI. kwaazn § 8; leenwoord?).

In auslaut valt t af na ch: sUch effen, wich meisje, knech knecht, schach schacht, loch lucht, 1. 16ch links. Ook tussen ch en n: utscha­chen uitschachten (van een hengst, beer), rechan procederen, slachan slachten. Maar te L. in deze gevallen cht, behalve st. 1. nich, ni niet (ook bij Ribbert knecht e.a.).

Voor -er, -ig, -e: slachtar slachter, ni-jplichtach verzot op nieuwig­heden, mndi. nieuplechtich, drechtach drachtig, 1. na slichta mils een rouwmuts, knechta knechten, hechta (bij hach, vaker hacheent onderste van boomstam), kamschechta kamschachten.

Ook blijft t bij jonge a-wegval, b.v. nicht nicht, lOcht lantaarn, gazicht gelaat, maar vooral hier blijft a bij ouderen bewaard (nichta nicht; adv. dichta dicht, zachta zacht) of de t valt mee af, vooral bij jongeren: nich nicht, zach zacht, enz.

plicht verplichting heeft gewoonlijk t, als het gebruikt wordt; oude boeren gebruiken plich in d€ bet. lichamelijk lijden van een zieke (wat hara 'n plich wat had hij een pijn) .

. Naast 1. zi"gda sikkel is even gewoon zich sikkel; algemeen is ook mel, zaant zichan meel, zand zeven, maar "zeef" is 1. zi"w, st. zew, niet zich; men spreekt hier ook niet van row zichan, maar van row meejn rogge maaien.

Een achtergevoegde t hebben de onverbogen adj. eetJkalt enkel, ni-jt nieuw (b.v. 'n eetJkalt maol een enkele keer, 'n ni-jt kleet een nieuwe japon; vgl. Van Haeringen s.v. nieuw), en tOoTnt toren, dooTnt dooier, dooTnt doorn, hooTnt hoorn (vooral in de bet. blaasinstrument), leewnt (ook leewn) leven, aownt (1. o4wnt) oven.

§ 75 .. k is over het algemeen bewaard: klook verstandig, eetJkat inkt, likT) likken, zwak buigzaam. Voor en na palatale vocaal is de k pala­taal, b~v. in keent kind, kep ik heb, st. kuukT) kuiken, beuk boeken, bek beek, menka" mannetje. Voor sonante n ontsnapt na de afsluiting voor de k de adem door de neus: maakT) maken, weerkT) werken, enz.

Page 80: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

56 CONSONANTEN

In het wgm. suffix -kin (voorzover het gebruikt wordt) is de k na t (d) te Br., Uss., Tw. (en ten Z. en W. daarvan, vgl. de kaart van Kloeke in Overijsel 825; die voor genoemde marken onjuist potkan potje opgeeft) in een j overgegaan, die met de teen gemouiIIeerde cs. vormt: geetjan gaatje, ketjas katjes, veutjan voetje, priiotjas praatjes, leutjan loodfe, t.o. st., Z-E., L. geetkan, ketka n enz. Maar st. I. (dus ook te Br., enz.) heunka n, heunkan hondje (vgl. mnd!. hondekijn; heundakan of hiindakan wordt nooit gehoord), meenkan, meenkan mandje; boven­dien te Br., Uss., B., Tw. triiontja n scheutje drank, scheuntjan schoen­tje, bentjan (§ 58), kreentja n krantje (maar henkan hennetje, penkan

pannetje), t.o. st., Z-E., L. triionka n, scheunka n, enz. (en henkan). Maar bij d-uitstoting in de plur. (zie § 73) k~tn het dimin. te Uss., Br., B., Tw. de t (d) missen in: driiokT) draadje, bleekT) blaadje, miiokT) weidetje (maot), schoon daar ook ~riiotjan, enz. (en te st., Z-E., L. driiotka n) gesproken wordt.

W gm. sk werd in anlaut sch: schoo schoen, schrao schraal, schilbm, schilwn schuiven, enz. juist in de kindertaal vaak skoonschribrrt schoon­schrijven, skool school, enz. Ook steeds bij Hollands sprekenden schrejbm, schrejm schrijven (d.w.z. nooit sr-).

In auslaut assimileerde wgm. sk: bas bos, hees hees, st. vlejs vlees, jraans frans. Niet in inlaut: biischa bossen, struiken, tiischan tussen, tuschan ruilen, krieschan krijsen, belschan lopen van katten(in de paartij d), lamascha not lambertse noten, buscha takkenbos, maosclza maas (van net), leescha lies. Daarbij sloten zich door onjuiste syllabe­scheiding (vg!. § 72) aan: kaschanaada drukte, lef (gasconnade), halschrabm (takken van) hulst, en notnbaschaot notemuskaat, bi'schoop (welke beide even dikwijls sk hebben). Soms, door het spellingsvoorbeeld broscha (meestal bros) broche; door het rijm: palm palm paoschan, laota kukuk raoschan "razen" (overigens raozn; thans zingen de kinders: paosan-raosan). Ook weI stiikschan stukje en dgl. dimin.; verder meenska mens, krieskan krijsen, tiiskan tussen, enz., zonder dat ik voor de verschijning van -sk- enige voor­waarde kan noemen. Een mislukte beschaving (verhollandsing) onder­ging isiejas, iesie jas ischias.

Vindt menging van dialect en Hollands, Hollands en dialect plaats, dan wordt deinlauts-ch niet gesproken in die woorden, die met de Hollandse verder overeenstemmen, b.v. wasn wassen (met water), tiisn tussen, vIes fles; meenscha mens wordt dan door mee"s (nooit door mee"sa, zoals bij Leopold staat: meinse) vervangen. Maar platte vormen en woorden als tuschan, biischa, !. na" sti'schan een (paard)

Page 81: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

CONSONANTEN 57

dat niet van de plaats wil, of een straatjongenswoord als milscha mus verliezen zelden of nooit de ch. I.p.v. biischa spreekt men dan van b6sn.

Opm. Daar waar ketja n katje gesproken wordt, gebruikt men -tjen gaarne in ww. met de bet. "een beetje of telkens iets doen", ww. die denkelijk uit de "moeder" -taal, de "ammensprache" stammen en in de gemoedelijke, intieme vertelstijl horen. De meeste ervan zijn (te Br., Uss., B., Tw.) irouwens niet aan ieder even bekend en de ene boer gebruikt meer en ten dele andere -tjen-ww. dan de andere, maar beide doen het, als zij zich in eigen milieu voelen. Zo r6tjan (naast hier en st., L., Z-E. r6dn) snijden met een stomp mes, tilt jan gezellig zwetsen (naast tiiatn zeurig praten), ravOtjan (naast ravOtn) ravotten, sch6tjan zachtjes schudden, d6tjan (st. L. d6rkan) dutten, st6tjan (telkens) even stoten, kwatjan spuwen (maar als men 't vies vindt, heet het spi-jn), fietjan tel kens even piepen (b.v. van een manchester­broek; zo'n broek of de drager ervan heet wei na fietjab6ks); snaot­jan en f6tjan, fl6tjan geven beide een snelle beweging aan, het eerste van een wieIrijder b.v., het tweede van een konijn of van de bliksem als er geen gevaar (meer) is; nogal veel gebruikt wordt toontjan prutsen, minder doontjan dutten. In de st., in L., Z-E. zou men cor­responderende ww. op -tken kunnen verwachten, maar zij zijn zeld­zaam; aldaar wei ravOtkan ravotten.

Page 82: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

WOORDACCENT

§ 76. Over het woordaccent zij slechts het volgende opgemerkt. Scheidbare samengesteldeww. 'hebben' deklemtoon op',het eetste lid: votsmietn weggooien, bfkniepm afknijpen, aowaleqn overleggen (van een bewijsstuk) ;onscheidbare en·' afgeleide op de stamlettergreep: vagetn vergeten, aowaleqn beraadslagen, overleggen. Echter met klemtoon op het tweede lid: bvnemm afpakken (zo ook: kep tem ovnbmm ik heb het hem afgepakt), udleenn uitlenen (zo ook: kep tem udleent) , bfsteerbm afsterven (steeds met een datief des per­soons, b.v. daz OORZ bfstaorbm dat kind is ons ontvaIIen). Omgekeerd met contrastaccent op de eerste syllabe: verkoopm, verkoch naast vakoopm, vakoch verkopen, verkocht.

Nominale samenstellingen hebben de klemtoon op het eerste lid, zo marklaow( ar), maarklaow vlaamse gaai, buskool§ 59, zilnklipsa § 59, krilbmbietar § 57, ni-jliiokR § 18, janiiokT} § 18, bi-jmeez § 26, korhen § 8, kraannzbmar § 8, zeubmdalf zes en een half, 6noo r § 50 (maar met klemtoon op de tweede syll. de afleidingen: onhOjar) , ondeep ondiep, 6Rwies, ooRwies krankzinnig, lomp, nan ooRwfzn een idioot, een lomperd, oRbfach § 72, l. 6Rvroom lomp, onverschillig, onge­manierd (st. 6Rvaloom; vgJ. mndl. onvrome "niet flink, zonder geest­kracht"? zie ook Ned. Wdb. s.v. onvroom), 6Rklbb r onhelder, ziek (van een lichaamsdeel), oRgamak luizen, ziekte, onweer, J. aoRbeunach oneffen, met kuilen (van bouwland).

Op de laatste syllabe ligt de klemtoon in pillgest § 74, vasalaomt (Beckum vaslaomt) vastenavond, platjabaarfs § 74; op de tweede in bormeestar burgemeester, roobeetn rode bieten. Achterop ligt de klem­toon ook in de vlindernamen st. scham6m, l. schilwip, schilawip, schir­wit (L. zbmavuagal); in 'n snap6p naam van een vroeger erve (nog familienaam), biedabbl, tietabbl § 64, slabil (ook slabila) slordige vrouw (gronings skebil, elders, o.a. in de Bommelerwaard, schabul?), Us., Br. 'n slavbbrtja R een slordige, smerige vrouw (vgl. te Haspen­gouw slavods "luie, vuile vrouw", elders in Z-Ndl. slavodder, enz.).

Beginaccent hebben: laar;kweerpach langwerpig, l. eeRbeumach in zichzelf gekeerd, vri-jpos-

Page 83: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

WOORDACCENT 59

tach vrijpostig, eenleustach in zichzelf gekeerd, eenzaam, stiefkopach stijfhoofdig, aarmeudach armoedig, inhaalach inhalig, aowelach § 3, deemeudach § 72, laa1]kwUach vervelend, aowajiiorach overjarig, 1. ach­ialestach achterlastig (van een kar; 't Ned. Wdb. kent het van een schip), schaamachtach schaamachtig, vlejzachtach (vleezachtach) gaarne vlees etend, greunachtach groenachtig, aawngoonstach § 58, st. 1. ejarhaandach, ejaraanach onhandelbaar, eigenzinnig (Ned. Wdb. eenerhandig, Mndl. Wdb. eenrehantsch); en zo ook kateekar eekhoorn, oortmoschan Ootmarsum, 'n bi-jaraann het bijdehandse paard, en soms v6lawasn, v61wasn volwassen.

In sommige dezer woorden vindt soms een andere accentuering plaats. Of en in hoever dit afhankelijk is van syntactische constellatie, heb ik niet kunnen beslissen. Mijn indruk is, dat de invloed daarvan gering is en andere accentuering zich vooral laat gelden bij personen, die ook weI Hollands spreken. Zo hoort men soms met klem op de tweede syllabe: aarmeudach, vri-jpostach, inhaal"ch, maar juist bij de ouderen en de van ouder tot ouder hier wonenden is ook bij deze woorden het beginaccent vast. Vgl. eew"lt, eenvowdach § 56.

Geen beginaccent hebben echter 6nmeundach heel groot (ook adv. van graad), 6ndeumlak § 23, 6nvaniilach onbenullig, 1. 6nwetn adv. van graad (b.v. 6nwetn zeunach: erg zuinig; vgl. Bredero in Ned. Wdb. s.v. onwetend), wiedloftach ver, ud.riiftach § 65, wisp"itflrach wispelturig, aowatOlach overtollig, ambostach aamborstig, aarme­tach § 69, miidwilach kwaadaardig (§ 59). Evenmin het verster­kingswoord labeenach dat in zo verscheiden dialecten voorkomt, dat ik niet met het Ned. Wdb. zou willen aannemen dat het "wellicht uit hgd. "lebendig" ontstaan is; bezwaarlijk is misschien, dat een vorm met v in plaats van b niet schijnt voor te komen in 't Ndl. Aan invloed van het affect op de accentplaatsing doet ook denken 1. wareen,zak, wareendl"k waarachtig (vgl. bij Bredero: warentig; te Hengevelde: warestach, elders in de Achterhoek warej), Odeentalak ordentelijk (niet hier, maar in het Fries en ook in de Betuwe - en zie nog Leopold I 628 - is bekend: graweelig "gruwelijk").

De in de vorige paragrafen genoemde vreemde woorden hebben het vreemde accent behouden. Klemtoon op de laatste syllabe hebben der­halve de ww. op _irn, -ejan (§ 49), bi'skoop (bi'schoop) § 75, s6kuraj cichorei, notnbaschaot § 75, piejats pias, clown, grozir § 66, fasun § 65, fazaant § 65, pr6karoor § 43, pastoor pastoor, struveln § 28, kalkun § 28, traa1]kU § 23, aksies § 3, rapalmeent uitbrander, lawaj § 3, enz. En op de voorlaatste syllabe: zalpeet"r § 66, madalie enz., zie § 67;

Page 84: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

60 WOORDACCENT

raveenzie, advafeensie § 52, kompaobal § 17, rabiilie § 57, simsefja § 67, scharmotsa § 32, barmotja R § 32.

Beginaccent hebben b.v. plietsie § 74, luuzaves § 66, krizis § 66, pieloo § 22, ekstrao § 18, maar ook sietoo § 22, veulieton § 65, sofie Sophie (Joodse vrouwennaam), solie hondennaam § 67, tiras' treknet (van jagers en vogeIaars), eengaol gelijkmatig (vgJ. daz mi-j eengaal dat is mij hetzelfde; bij jongeren met accent achterop: ee/taal). Soms ook, aIs het woord bijzondere nadruk heeft: tootaal totaaI b.v. van een boer, die tevergeefs een concours hippique bezocht: wi-j konn d" tootaal niks sejn) , onorm! enorm! preenspaols voornamelijk (b.v. et koomp t" preenspaols mir op an aj -: het komt er voornameIijk maar op aan dat je -). Verder met beginaccent amie oude hondennaam, n"n vizn amie een vies mens, satienet satinet, intree entreegeId, kaa­liekoo calicot, baazar bazar.

Vreemde woorden hebben veeIaI geen beginaccent; vandaar met klemtoon op de tweede syllabe: koollraa cholera, palee (nu meestal pulie met accent voorop, een weversterm, eng. pulley: katrol), st. gane­stafstraot De Genestetstraat, en muuziekiis musicus (door maziek); ik hoorde ook weI madiekiis medic us en vaak mootbr motor.

Nog aI gewoon met eindaccent: dieploomaa diploma.

* * *

Page 85: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER

SUBST ANTIV A

a) Genus § 77.Er zijn drieerlei substantiva: mannelijke, vrouwelijke en on­

zijdige, die zich door de vormen der bijgevoegde lidwoorden, pronb­mina en adjectiva van elkaar onderscheiden.

AIs bll bijI "vrouwelijk" (f.) genoemd wordt, dan betekent dit, dat de Enscheder spreekt van: woor is ta bll waar is de bijl? woor ej da bll waar hebje de bijI? meta bll met de bijI; lim da bll om de bijI; na bll een bijl; n( a) aandra bU een andere bijI; na schaarpa bfl een scherpe bijI; dee bll die bijI; diza btl deze bijI; miena bll mijn bijI; diena, owa bll jouw bijI; ziena bi<! zijn bijI; oonza bU onze bijI; ire bil hun biji.

hus huis is onzijdig (n.) d.w.z. dat men zegt: 't hus het huis (met nadruk op het lidwoord: et hus); in 't hus in het huis; achta 't hus achter het huis; 'n hus een huis; 'n aandar hus een ander huis; 'n grootar hus een groter huis; 'n groot hus een groot huis; dat hus dat huis; dit hus dit huis; dat groota hus dat grote huis; mien, dien, OW, zien, OOnS, ir hus mijn, jouw, zijn, ons, hun huis.

stool stoeI is mannelijk (m.), d.w.z. men spreekt: 'n stool de stoeI; in 'n stool in de stoeI; van 'n stool van de stoeI; nan stool een stoeI; , nan aandan stool een andere stoel; nan g,rootn stool een grote stoel; den stool die stoel; dizn s1001 deze stoel; deni-jn stool die nieuwe stoel; mienn, dienn, own, zienn, oonzn, iTn stool mijn, jouw, zijn, onze, hun stoei.

§ 78. Nauwkeurige onderscheiding van mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden behoort tot de eigenaardigheden van dit dialect. AIleen buitenstaanders, die de tongval niet beheersen en het lidwoord n, m voor recht plat aanzien, gebruiken een vrouwelijk woord wei man­nelijk. V e r leren doet men het genusgebruik niet licht, wanneer men bet tenminste eens gekend heeft, en op 'm groont op de grond, op 'm taofal op de tafel, in 'n kas in de kast, enz. klinkt den Enscheder

Page 86: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

62 VORMLEER

vreemd, "raar" in het oor; bij op 't pat op het pad. op 't keerkbf or het kerkhof, da pap de pap zal hij "HoIIandse" invloed aanwezig achten en verder gebrekkig dialect horen.

Oat wi! niet zeggen, dat er geen verandering yah genus plaats vin­den kan, al verlieze men de verhoudingen hier niet uit het ~Og. Het Iidwoord . da wordt voor met n beginnende woorden weinig of niet gehoord: naast 'n zlil van da dry de drempel van de deur: 'n ziil van nienda' (want men hoort dan niet een gerekte n als b.v. in 'n nebm de snavel), en naast vil' da niendil' veelal va, vii' niend{l' voor de benedendeur; d.w.z. da' is f., niendil'veel m. Zo is ook st. nos, noz, I. neuz gewoonlijk m., dus 'n nos de neus, in 'n nos in de neus (aT hoort men ook in da nos; vgl. reeds Leopold I 554: an 'n nozze hangen); eveneens 'n natil' de natuur (tiz nan kaolnata' het is koud in de natuur; maar te Uss. toch ook: da zit na krz'gala natllr en er zit een kregele aard in) en weIlicht is ook nachtagaal nachtegaal hier veelal m. (maar f. bij Woeste, GaIIee) door de begin -no Maar naol naald heeft steeds da als Iidwoord, el1 verkorting van geminaten als in naneew een neef, mieneew mijn neef bezorgt omgekeerd zulke woor­den nooit het Iidwoord da.

Voor woorden, die met s anlauten, wordt draY Iicht door 't ver­vangen, zo 't stat de stad (en: nao 't stat, lim 't stat; maar na groota stat en nooit 'n groot stat), 't school de school (en: nao 't school, in 't school, maar nao da bCt'nschool naar de boerenschool. schoon vaak weI nao 't stoomschool naar de Fabrieksschool). Soms (veelal niet) met 't als lidwoord; straot straat, st. schil' schuur; be­paald onzijdig in slit, sleet sleet (dunne starn) en zie verder de vbb. hier beneden.

§ 79. Ter vereenvoudiging der inventarisering voIgt hier een opgave der substantiva met een ander genus dan De Vries en Te Winkel of Koenen en Endepols vermelden, schoon de vergelijking geen juist beeld geeft door het verschi! in de woordenschat en doordat de vorm­g esc hie den i shier buiten bespreking bIijft.

a) Masculina (d.w.z. niet neutra) zijn baokT) baken, bos struik, bouquet (een groot bos, een "woud" zou weI 't bos zijn), bitar bitter (drank), bot been, deech deeg, deel (n.1. in 'n di'dn deel naast 't di'da deel het derde deel), doons dons, dCtbmslach duiventil, een eind (nan traojn een een aardig eind), hes hars, huzraot huisraad, keerkb{ kerkhof, leem leem, bfal afval (soms n.), st. oondascheet, I. ondascheet onderscheid (ook n.), utset uitzet, plln puin, pat pad (weg), pak pak

Page 87: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 63

(een kind zit in 'n pak; ook m. in de bet. pakket, maar n. in de bet. "costuum"), rus roest, stof pluisjes, stuifzand, schum schuim, stirn slijm, smi' meer, vuil, ti' teer, vil'deel voordeel, was was (v. bijen), zweef zweet.

Verder de vreemde woorden album album, damast damast, dim, diemt diemit, dJPot depot, kaaliekoo calicot, kJtun katoen, kneel ka­neel, patist batist, salpeetJr salpeter, satienet satinet, sJmeent cement, triep trijp, vietriejul vitriool, vJnis vernis, zeeviejOt cheviot..

b) Masculina (niet feminina) zij n aarmoot armoede, as wagenas, baal, baal, baoj baai, brokl} brok, brok breuk, daot daad, dill dil (van een spade, enz.), els els (het gewone, oude woord is ziwJI m.), fUZJI jenever, grep grijpbeweging, ges gist, gaal}k gang (tussen huizen), inbos inborst (f. is bos borst), jas jas, kaanvJr kamfer, kagJI kachel, kalk kalk, kin kin, kolk, kolk, kool kool (plant), klutn kluit, kraann kraan, waterkraan, krop krop (van een vogel, salade), krill krul, 'n krim de Krim (stadswijk), kotJI keutel, fiestJr (st. ook liestJt) lijster, lim lijm, mus muis, neerf grasnerf, nebm snavel, nOt noot, ofie olie, ovbraok afbraak, pap pap,paoschJn Paschen (b.v. nJn laatn p. een late P.), pekJI pekel, pepJr peper, prej prei, peunt punt, pobl bult, rug, pip pip (ziekte), ries rijst, saabJI sabel, schaa schade, schaa, schaan schaduw, schach schacht (stok), schin schin (ook n.), schimJI schimmel (uitslag), schoof schoof, illS luis, ves, vos vorst (v.h. dak), kraom kraam, tOdn lap, vod, po jJr poeier, klej klei, traan traan (olie), beelt belt (stadswijk), schraaqn schraag, snee sneeuw, pOl peluw, sobr suiker, sokJrej cichorei, snodn snor (maar f. is snor snor), spin­kop spin, stobm boomstronk, staawn staaf, stiefsal stijfsel, stroop stroop, tJbak tabak, nJn taatn een taart, tes stoventest, vaal, vaalt mestvaalt, wos worst, klaowJr klaver (ook fern.).

Verder worden ook deze vreemde woorden mannelijk gebruikt: aWn aluin, balaans balans, komkomJr komkommer, owtoo auto, pOlkaa polka (dans), pillus pluche, pulie (weversterm, eng. pulley "katrol"), rabarbJr rabarber, spoons punch, spienaazie spinazie, zoodaa, soodaa soda, tiras treknet, tee thee, tilbrie tilbury, tram tram, trup troep, till tule, venkJI venkel, krizis crisis ("malaise") taksie huurauto, notnbJ­schaof nootmuskaat, mets voetbalwedstrijd, slaot salade, agoosie negotie.

c) Feminina (niet masculina) zijn beerk berk, dan denneboom, deerm darm (kep 't an dJ bleen deerm), fazaant fazant, groont grond, haanschJ handschoen, kaant kant, zijde, knOiknol, kos kost (eten), klaow klauw (van een koe), kaal}kJr kanker, kraan (L. kron) kraan

Page 88: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

64 VORMLEER

(vogel), kUl kuiI, lap lap, leew leeuw, maant al mantel, mOl molen, mill naafband, pow paow, pauw, plooch ploeg, pill put, reep touw (waaraan het paard trekt), ruw rug, schooldar schouder, stilt stut, specht( a) specht, slep sleep (in de weverij), strop das, "zelfbinder", spree spreeuw, Ul uiI, vee1)k, vee1)ka vink, wrok, vrok wrok, waah wagen, waant wand, weent wind.

d) Feminina (niet neutra) zijn schani r scharnier, riejUl riool, kaliek (et he! ta kaliek) koliek (ziektenaaml vgl. § 82).

e) Neutra (niet masculina) 'zijn bas bast (van de boom), eel)kal enkel (van de voet), haol hangijzer, ki r keer ('t irsta ki r, ook 't i'sta maol), zin (iets in 't sin hebben: van plan zijn; ut 't sin praotn uit de zin praten), spigal spiegel, scMI' onweersbui, voondar (I. ook vandar) Yonder, weentar winter, zomar zomer, spiekar voorraad­schuur.

f) Neutra (niet feminina) zijn boor boor, bajanet bajonet, !abriek fabriek, I. andaschu r soort voorportaal (en immschu r), I. knej knie (st. knee is ook f.), katral, katrOi katrol, maark markt, muuziek, maziek muziek (d.i. meestal: de muzikanten), parpluu, papluu paraplu (soms f.), weulnrit molsgang, slit, sleet sleet, sprok spreuk, tiek tijk, st. zew, I. zi'w zeef, zwi r zweer.

§ 80. De Enscheder spreekt dus van 'n voot de voet, 'n reka'[ de reu, 'n haann de haan, 'n aom de adem, 'n reeqn de regen, 'n jas de jas, 'n dum de duim, enz. (niet gehoord - ook bij betr. onervaren immigranten niet - wordt dus da voot, da aom, enz.). Anderzijds b.v. an da greens aan de grens, an dee kaant aan die kant, da veel)k de vink en nooit an 'n gree"s, an den kaant, 'n veel)k enz. (soms hoort men zo iets in het hyper-Twents van Iieden, die plat willen spreken maar 't niet kunnen). Andere streektalen vergelijkend verwacht men allicht 'n voor de namen van personen der mannelijke sexe; dit is evenwel maar ten dele het geval. De boer spreekt van da hoont (I. bijna soms haownt), b.v. stil, da hoont blekt still de hond blaft; ik hoij' da hoont ik hoor de hond, maar st. 'n hoont en st. I. nan hoont een hond; I. hoar van da hoont hebm precieze kennis van de feiten hebben (soms I., steeds st. hoar van 'n hoont). Zo ook I. da knech de knecht, onze knecht (maar wat hek ta nan drao" knech a" wat is die knecht van mij traag), st. 'n kneelz (daar ook bij lieden, die een knecht hebben) en I. 'n knech, 'n ploochknech de ploegknecht (houten gestel voorop de ploeg, waarover de Jijn); I. da smit de smid (gewoonlijk heeft de buur-

Page 89: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 65

schap een smid), dus I. bi-j da smit, nao da smit (soms nao 't smit, enz., dat steeds door nao da smit weer vervangen kan worden), st.'n smit. Voor den boer zijn hond, knecht en smid veel belangrijker en unieker wezens dan voor den burger. Vgl. I. da snidar, st. 'n snidar de kleer­maker, en van boeren, nooit van burgers hoort men da timaman de 1immerman. Deze woorden hebben dus da voor zich op 't I. en in aile naamvallen.

Zowel st. als I. da vaar (nooit 'n vaar) d.i. mijn, jouw, zijn, onze, ;ullie of hun vader, al betekent is ta vaar ok in? gewoonlijk: is onze vader ook thuis? dat stiln da vaar nig an kan even goed op den vader van een ander betrekking hebben. Het woord heeft steeds het Iidwoord (da) voor zich en da vaar sluit een mate van vertrouwelijkheid in als ndl. "vader", zodat da vaar tegen een onbekende (uw, juIlie vader) even onbescheiden intiem aandoet, als wanneer radioomroepers mee­delen, "dat thuiskomst gewenst is, daar vader ernstig ziekis". Bij minder vertrouwelijkheid staat een bez. vnw. voorop: mien vaar, ow vaar, dien vaar, zien vaar, OOnS vaar, iT vaar; aileen als aanspreek­vorm: vaar. Zo ook st. I. da besvaar grootvader, maar een jongensspel van vroeger (ook op 't I.) was op 'n aoln (ooln) besvaa smietn (dat was een steen, die met een andere steen geraakt moest worden).

St. I. da JOT] beduidt zowel onze als mijn, jouw, zijn, jullie, hun zoon, al betekent woor is ta JOT] natuurIijk meestal: waar is onze zoon. Maar nan JOT] een jongen, nan besn JOT] (soms, met veel nadruk, I. na besta JOT]) een beste jongen. St. I. da meestar, meestar de schoolmeester (niet aileen de hoofd-onderwijzer) en nooit 'n meester; I. dOOT koomta scheepar an meta schaop daar komt de scheper met de schapen aan, maar st.'n scheepar.

Het zijn dus deb e I an g r ij kef i g u re n u i t de mar k e­end e f ami lie h u ish 0 u din g, die het Iidwoord da, het "unieke lidwoord" da voor zich krijgen. De scheiding tussen de 'n en de da-woorden is treffend; oude stedelingen met een sterk taalgevoel, die veel op het land kwamen, klinkt da hoont boers in het oor.

St. I. da jar de ]ood (ook steeds na net a jar, na klooka jar een nette, verstandige ]ood); I. da bru am (ook brfl"man, breuma") en da brut bruidegom en bruid (st. da of 'n brudagom); st. I. da baas de baas (hee's ta baas hij is de baas; maar aileen van boeren hoorde ik: nao de schl'baas, nao 't schiT baas, st. nao 'n schiTbaas naar den barbier; steeds woor'is ta baas? waar is de eigenaar? Maar duidt baas niet op absolute zeggenschap en op bezit, dan heet het 'n baas: de man die in de iabrieken de leiding heeft over een aantal arbeiders, wordt 'n baas BEZOEN, Klank- en vormleer 5

Page 90: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

66 VORMLEER

"de opzichter" genoemd, vgl. he,e 'z baaz wodn op 't tabriek hij is fabrieksbaas geworden (iets anders dan "de baas van de fabriek"!) en b.v. van een flinke, manhattige vrouw: tiz nan heeln baas.

Katholieken spreken van da pastoo r (maar nan besn pastoor), ande­ren van 'n p., maar soms toch van da pastoo r; zo ook da kaplaon naast (bij niet R.K.) 'n kaplaon. Als iemand beseft, wat de pastoor voor een Katholieke familie betekent, spreekt hij (ook als hij er mee spot) van da pastoo r. Maar st. 1. 'n doomnee, 'n doomni r de dominee. Steeds da dilwal de duivel (b.v. hee 's ta dflwal fa glat Of, nuw reeqnt as te dflwal, 1. de dflwal mag wetn woor bll"wn is, enz.) St. 1. de barmeestar de burge­meester, maar 'n wethaoldar (I. 'n wethooldar) de wethouder, I. da bakar, st. 'n babr de bakker; st. I. da bur de boer van het erf, ook de boer van het kaartspel (is ta bUr ok in? smieta bUr op), maar st. 'n melkbu r de melkboer, st. 1. hee 's van 'n bur van boerse afkomst; weI da hoolthuza bur de boeren van de HoIthuizer marke ("de boer" in het algemeen is: nan bur), maar tis nan grootn bur hij heett een grote boerderij; vgl. bi-j da pruus, da mot in Duitsland.

In het kaartspel: da kanak, da kooni1)k (hee spain da kanak op) de koning, maar een echte koning is een weinig levend begrip: 'n kanak van belgiej iz doot en in mijn materiaal vind ik geen enkele maal da kanak (schoon het mij uit de mond van een ouden boer zo vreemd niet klinken zou). Ook steeds 'n doktar de arts, 'n mienistar de minister, en bij fabrieksarbeiders heet de fabrikant 'n hi' de heer (da hir zou trouwens een profanatie zijn). Gewoonlijk ook da majoor (ook I. da majfl ') de majoor (in het leger), da sazant, da sazjant de sergeant, da lOjtnt de luitenant; zo ook bij 80-jarige boeren; vgl. nog I. da booda, st. 'n breebmbastelar de postbode.

Men mag zeggen dat da hier komt te staan voor de namen van figuren, dieren, enkelingen met een vooral maatschappelijk belang­rijke functie. De onderscheiding van een "mannelijk", "vrouwelijk" en "onzijdig" genus is voor het Enschede's weI bijzonder ongeschikt. "Hollandse invloed" is voor de "verklaring" van dit da naast 'n ten onrechte aangenomen (zie TaaItuin V 263). Van boeren, aan wie die invloed slechts een reeks cuItuurwoorden schonk, hoort men dit da het vaakst en modern is het als jonge, verlichte fabrieksarbeiders spreken van 'n dflwal in stee van da dflwal, dat ook in de stad 't gewone is.

§ 81. Nog enkele bijzondere gevallen. nan ke ll [ (kir[) een kerel, maar vee/al betaa meta ki'l Berta met haar man, en een vertellende

Page 91: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 67

boer spreekt van da ki'l (of den ki'l), als hij den man tot hoofdpersoon promoveert; op 't land, met nadruk op het adj.: na vroma ki'l! hij is een g6eie kerel, na nela ki'l/ Gewoon is dat in de stad niet; wei st. I. mien leewa got! Iieve hemel! mien leewa man! woo kom i-j op 'm leks! hoe kom je er bij (ook man met sterke klemtoon). Vgl. da komd' en gaonda man de komende en gaande man.

Naast daz mi-j kapolagaon da 'n vos (of dfi' 'n vos door de vorst) steeds kep ta voz in da haan en da vos hev alns kapOtamaakl. Naast I. in da gowa tiel, st. in da go. liel in de goede tijd, mien leewa liet! Iieve heme!! uta tiet gestorven, kep ta tiet wa ik heb geen haast, nao­tiet na de tijd, 'n joo' da tiet kriqn een jaar tijd krijgen, enz. kan men zeggen tiz nan slechn tiet, nan baro.rdn tiet, in den liet naast slechta, enz. Verder nao i'n doot na haar dood, maar bi-j bang va da dool? (mogeJijk is hier 'n doot), da doot koomp ir aj deel)t en steeds lim da dood nich om de dood niet. Men mag vermoeden, dat hier vorst C'n slraotnmaakar hef ta wes zegt men als men opstaat na een vries­nacht), tijd (vgl. da weentadach 's winters) en dood min of meer als macht gepersonifieerd zijn, maar dat gebeurt ook bij "sch rik", schoon ik niet anders ken dan 'n schrik de schrik.

St. MIn stier; maar I. b61n en b61, en wei: hej 'z meta kow no da b61 (nooit b61n) hij is met de koe naar den stier, Tisil)k hev na besta b61 Teesink heeft een besten dekstier (die dan door de hele boerschap gebruikt wordt), maar staat men bij T. in de stal en ziet men het dier voor 't eerst, dan zegt ook de boer door ej nan besn b6ln, en st. I. nan kop az nan b6/n een rood, opgezet hoofd. De "dekstier van den lande" heeft dus da voor zich.

St. osn os; maar I. osn en osa; hev ej da osa dra vur at? Heeft hij den os (zijn os) al trekken geleerd? in de stal: daz nan besn osn; na osa iz vol staarkar az 'n pi't; slaopm az nan osn.

Maar steeds hej 'z mel 'n veerkl) no 'n bi' (beer, dekzwijn), en ook steeds 'n sik de geit; vreemd is da leeuw de leeuw.

§ 82. Het lijkt erop, dat ook da voor ziektenamen op personificatie van machten berust. Een Iidwoord ontbreekt hier nooit dan soms bij jongeren. Zo da kaal)kar hebm kanker hebben, da k6liek hebm koliek hebben, maar 'n pip hebm de pip hebben, 'n p6f hebm aan de bof lijden. Vgl. nog worm m. worm, maar van meubels: da worm zitrin

en I. da w6lf in 'n slet hebm d.i. een staartziekte bij koeien door kalk­gebrek (de wolf in de staart hebben).

De vele ervenamen op -er hebben het Iidwoord da voor zich en

Page 92: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

68 VORMLEER

meestal betekent de naam niet zozeer de boerderij dan weI den eige­naar. Zo bi-j da wigar op de boerderij De Wigger (te L.), maar even­goed da wigar hef ta wes "De Wigger" is bij ons geweest; verder b.v. da keezar De Keizer (Uss.), da weawar De Wever (8.), da wief­ker De Wiefker (L.), da wesalar De Wesseler (Br.), enz. enz.

§ 83. Stof- en voorwerpsnaam verschillen soms: hee dot a kook traf (t.) hij legt de koek van zijn boterham, maar nan kooklJ een koek (zo ook pankook, nan pankooklJ, plur. pankooklJs pannekoek, bloot­kook, blootkooklJ bloedkoek); stut f. wittebrood, nan stu tn, 'n stutn een, het wittebrood; keez f. kaas, 'Iekra keez lekkere kaas, maar nan keezn een kaas; scheeIJka ham, maar nan scheeIJkn een ham, 'n stilk van 'n scheeIJkn een stuk van de ham; 't draot het draad (de koe zit in 't draot), maar 'n draot de draad, va 'n draot kamm te voorschijn komen.

Verder is bon beun, zoldertje m. en f. (ook bij oude boeren) evenals wOtal wortel, pries prijs, sup soep, pook pook; eek eek is m. en n., veuliton feuilleton is f., n. en m.

Schimp- en scheldwoorden blijven masc. als er een vrouw, fern. aIs er een man mee bedoeld is: biz nan grootn sik je bent een flauwe, eigenzinnige meid; na groota strOt een hoogmoedige man; 'n aola (aol, I. oolfJ, 001) knal een oude knol (v. e. paard).

Invloed van een synoniem is moeilijk te constateren. Mogelijk is mflr f. door waant wand. "Hollands" heten sloot en boch(t), die door jongeren in de stad en dan masc. gebruikt worden, waarbij invloed der gewone namen (resp. graawn m., dreej m.) denkbaar is. Zeker is dat niet blijkens § 79. En b.v. kalktin kaIkoen behoeft niet fern. te zijn door de oude naam schrut f., schruthen, omdat men vooral aan het vrouwelijke dier denkt (vgl. trieshen "patrijs", plur. trieshoondar, aI zal men bij nadere beschouwing ook van nan trieshaann spreken). De animale functie interesseert hier boer noch burger, vgl. fazaant f. naast fazaantnhaann fazanthaan en 'n sik de geit. Invloed van homo­niemen ken ik niet; genoemd zij slechts knep m., taille (ook: kneep), knep f. korst of kapje van brood, I. gaaT n tuin (m.), gaaT n garen (n.); over krap (halsgezweI, saIadekrop, beide m.) vaIt niet te beslissen.

b) Enkelvoudsvormen § 84. AllerIei vanouds fern. of later fern. geworden woorden hebben

bij de oudere, ouderwetse generatie een a-uitgang, zo keerka kerk,

Page 93: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 69

lapa lap, stolpa deksel, veel)ka vink, wekcl week, straota straat, boksa broek, meelta milt, pee "sa pens, tietkotil)a tijdpassering, gMa goot, gaarwa garf, beerka berk, piita put, kaania kant, zijde. Maar een 60-70 procent der Enscheders Iaat deze a niet horen dan in woorden op -scha als tascha tas (waarnaast tas, dat niet als plat geldt; steeds haa"scha handschoen; vgl. § 75). Dus soms nog eena eend, maar steeds een, eent eind(e) en nooit b.v. kopa kop, paka pak, sikageit (sik m., geit) of I. wi!ka woerd.

Geen -a hebben fern. op -er, -el, -en: schooldar schouder, maantal manteI, ketn ketting. Evenmin fern., die vanouds -a missen: hut huid, tiel tijd, gat gat, slop zolderopening, groont grond, waant wand, weent wind, fazaanl fazant; evenmin deerm darm (zie § 33), waah wagen, mbo T moeder (uit mooder; weI echter moora voedsterkonijn naast molY).

Ook masc. behouden echter bij ouderen hun uitgang (zona zoon, geenla gent, schola geweerschot, ndl. scheut, noza neus, bsa os); neutra eveneens (heta hart, bera bed).

Steeds ontbreekt -a na vocalen, die overlang werden voor enkele cs.: st. slaow (I. slbaw) stoof, I. schiw viasafval; ook in vreemde woorden: mazin fornuis, baskill bascule (vgl. kraanla krant, leenla tent).

pilla, slraola, enz. klinkt in de mond van een jongen vreemd; ver­snelling van spreektempo (verband houdend met de industrialisatie van de stad?) zal de apocope weI bewerkt hebben. Overigens houde men met meer dan een apocope-etappe rekening; ook oude Iieden spreken van dflr deur, kel keel, bon zoldertje, zOi zool, kos kost (eten), t<eermis kermis, koo T kar, pow pauw, mi'l Maart, mej Mei en stilk stuk, gamool gemoed, heemp, heml hemd, mel meel.

Steeds blijft a (behalve vaak voor vocalen en h) in het abstracta­suffix -te: scheemla schaamte, kiiolta koude (voor schaan, wir zie § 73).

c) Meervoudsvormingen § 85. Meervouden worden op verschillende wijze gevormd. 1) Door umlaut, gepaard met rekking in open syllabe: Mow (naast

hiiowa) hoven (§ 14) sleeh slagen, drflw trossen, druiven, l,rilw troe­yen. Maar I. huza huizen (st. hflz) tegenover st.1. milz muizen; de kans op umlaut is hier ongelijk, daar hus een oude es- os-, mus een nude i-starn is (zie W. de Vries, Is uu voor oe Holland in- en uitge­voerd? bIz. 24).

Page 94: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

70 VORMLEER

2) Door umlaut, waarbij een meervouds-il bij ouderen gehoord wordt: bilschil (zie § 75), bilk bokken (resp. bilkil) , bilt botten, kem kammen, zek zakken, stel stallen, wei wallen, klep klappen, slet ruwe doe ken ter bekleding b.v. van een dier (sg. slat), hechtil (zie § 74), stok stokken, kop koppen, not noten, pot potten, dop doppen, rok rokken, WOSil worsten (zie § 74), heuk hoeken, beuk boeken, beum bomen, kneup knopen, heup hopen, steul stoelen, paol palen (zie § 18), voor voren, ploegsneden (sg. voor, vooril), buuk buiken, struuk strui­ken, bee1Jk banken, torwa turven (§ 37), enz. Van wat ouderwe:se woorden hoort men zelden mvv. lOnder a, dus schietheupa hoppen (vogels; sg. schiethoop) , staorka ooievaars.

3) Door umlaut, gepaard met syllabe-wegval (niet aIleen van -ii,

vgl. § 73): draa draden, brao borden, planken, hell hoeden, ween wanden, woor woorden, klell kloten, mao metgezellen (sg. maot maat).

4) Door syllabe-wegval: pir paarden, taan tanden, bis koeien (zie § 73, 74).

5) Door -n: knokaln knokkels, krebln krakeIingen, stopilln stop­pels, vospaln sporen (§ 58), apilln appels, daaln dadels, bolstiln bol­sters, siepaln uien. Bij jongeren zijn zulke vormen door knokills enz. vervangen en ook luidt een wat ouderwets woord als vospilln soms vospals.

6) Door -so In de woorden met achtergevoegde (e)n, b.v. kmanns kranen, haanns hanen, st. baoltns, I. booltns bouten, haazns hazen, graawns sloten, naawns naven, kilbms kuipen, futns papieren zakken, stobms boomstronken. V gl. ook ketns kettingen, door ns dooiers. In aIle verkleinwoorden: kilmkils kopjes, Uss. (enz.) ketjas katjes. In woorden op -er, -el: Ofas otters, schoon maabs schoenmakers, daaldas daalders, liestas lijsters, smokalas smokkelaars, broo's broers, zilstas zusters, lepills lepels, bodals borrels, st. bowals beugels, wachals kwar­tels, wee1Jkills winkels, scMi's onweerbuien. Bovendien in de vreemde woorden owtoos auto's, kilnOOnS kanonnen, sjafoo's chauffeurs. Verder zij genoemd di's dieren (di' duidt steeds op een groot of gevaarlijk dier, ook wei op een exemplaar dat groot is in zijn soort), di'ns meis­jes, st. meekas, I. meakils, me 4 ks meisjes, zons, zaons lOons, eenns (ook eenn) einden, waaqns wagens, raamms ramen (sg. raam n.), naamms namen (sg. naam m.), I. voo's gecastreerde biggen (§ 34), j01Js jongens.

7) Door -er: hoondar kippen, ejilr eieren, keendar kinderen, wichtilr meisjes, kalwar kalveren, lamilr lammeren, klir klederen. Soms slililr, meestal slilil, slit dunne stammetjes; di1Jilr, vaker di1JiI, di1J dingen.

Page 95: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 71

8) Door -en (waarbij de sing. soms nog op -a eindigt): sluzn sluizen, kuzn kiezen, I. zuaqn zeugen, dtzbm duiven, prtzmm pruimen, rupm rupsen, uln uilen, kuln kuiIen, ooqn ogen, roozn rozen, bloomm bloemen, oo'n aren, oren, joo'n jaren, kaazn klokhuizen, vaazn vazen, straotn straten, gaown gaven, staown stoven, haozn kousen, klaown klauwen, tann tonnen, mown mouwen, kown kooien, kraln kralen, gaarm, gaarwan garven, reepm touwen, seentn centen, schalmm schal­men, lapm lappen, st. schamamm vIinders, hiipm heupen, jodn joden, d il ' n deuren, enz. Vooral vormen zonder umlaut zij n hier genoemd.

9) Door -e: stilka stukken, stefa staarten, hefa herten, zeta bevlie­gingen (wita zet heeft iemand, die soms ineens bleek wordt), hoora, hoo' haren, kloompa klompen, al aownda elke avond (ook al aown), illka bunzings, neta netten, scheepa schepen, freta, vreta fretten, I. zi a gda (ook zia qns) sikkels, I. teja tenen, gaanza ganzen. Voor vocaal, h vaIt -a soms uit; bij jongeren steeds, dus stilk stukken, kloomp klompen, of zij maken door -en het mv.: stilkl), kloompm, enz. Bij rek­king in open syllabe gebeurt dit laatste zelden.

to) Het meervoud is aan het enkelvoud gelijk bij vil)ar vingers, st. neegal nagels, spijkers, apal appels (ook apaZn), irapal aardappeis, bromal bramen, kromal kruimels, schoon jongeren hier ook -s spre­ken; zelden met -s: st. vowal, I. vil agal vogels, viiI veulens,kil akl) var­kens, veerkl) varkens, st. kuukl), I. keukl) kuikens, fmm bijenvolken. Wei niet toevallig is, dat hieronder geen feminina schuilen (met Jid­woord da in enkel- en meervoud). V gl. nog namen van gewichten, maten als vi' pooni vier pond, viev OOnS vijf ons, vi' vooi vier voet, 'n paa joo' (maont) een paar jaar (maand), tr geuln tien gulden, tin il' tien uur, tin el tien el, enz. - bin been heeft een plur. bin (bij jongeren bin).

d) N a a m val len Naamvallen die zich door een woorduitgang kenmerken, zijn betrek­

kelijk zeldzaam; genitieven met -s zijn smejs in de Meitijd, seerfs in de herfst, smaorqns, smons 's morgens, snagns 's nachts, daaqns over­dag, nig vol niits niet nuttig, waf jal)s kriqn een kind krijgen, st. gin guts, I. ge n gows geen goeds, 'n stilkskan briiws een boterham. V gl. ook ni-js nieuws, lekas lekkers, alns alles, niks (I. soms, maar zelden, met nadruk nikas) niets; gewoon zijn verbindingen als mienaaz jaa" Jan, de man van Mina (aldus vooral vroeger in de stad; de vrouw kreeg de familienaam van den man voor zich: hoomejas kaa Ka, de

Page 96: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

72 VORMLEER

vrouw van Homeier, bonbrooks hanaa Hanna, de vrouw van Borne­broek; maar na ervenamen zowel wigilzbets Bets van de Wigger, als wigazdin Dina van de Wigger; tibilZOO' nt Arent van Berend ten Thij, enz.), doch mienaa zien book Mina's boek, wilm zien baos WiIIems buis, dil moo' zienn JOT] moeders jongen, da vaar zienil kips vaders pet. Historische datieven zijn vandaah vandaag, daal neer (adv., vooral in verbale samensteIIing; vgl. nao daaltn naar bene den ) , til hoop( il) gaon tezamen gaan, ta gaT] aan de gang (vgl. gaot own gaaT]k ga je gang), til voln sproT] in volle draf, til klaaT]ka gaon lawaai rna ken, ta geelda maakT] te gelde maken,hee is fa keenda hij is kinds, ta pos en fa pir kwam dr an besn (te post en te paard kwam hij aan­snellen; vgl. plur. pir paarden).

* * *

II PRONOMINA

a) Per s 0 0 n I ij k v 0 0 rna a m woo r d § 86. Eerste persoon: sing. ik, -k, mi-j; plur. wi-j, -w, oons.

Tweede persoon: sing. dow, -s,- stow, di-j; sing. en plur.: i-j, -j, ow. Derde persoon: sing. masc.: hee (I. hej), -a, em, nil; sing. fern. zee (I. zej), i', ZiJ; sing. neutr. et; plur. zee (I. zej), i', za.

De nominatiefvormen -k, -w, -j in samengetrokken inversie-vormen: zak zal ik, zow zullen we, zoj zul je, zullen juIIie, laok laat ik (laow laoj), mok (I. mok) moet ik, enz. week weet ik, enz., hek heb ik (hew, hej), gaok (I. gonk) ga ik, enz., staok (I. stonk) sta ik, enz., dook doe ik (doow, dooj), zik, zeek (I. zejk) zie ik, enz.,beeT]k (I. zeeT]k) ben ik (biw, bi-j I. ziw, zi-j) , kaaT]k kan ik (kow, koj), wik wi! ik, enz. Ook in de praeterita zok zou ik (zow, zo j), hak had ik (haw, hai), deuk (I. denk) deed ik (deuw, deuj, enz.), wak was ik (waw, waj), kOOT]k kon ik (kow, ko j), wok wilde ik (wow, wo j), leuk liet ik, enz. Bovendien in wak wat ik (waw, waj), dak (ook ak) dat ik, ak als ik (aw, aj), ok of ik (ow, oj). - Na w, j komt zulks ook in andere ww. voor, zo bllwk blijf ik (bliw, maar bliw i-j), vraowk vraag ik (vraow, vraow i-j), dowk durf ik, mag ik (dow, dow i-j), mawk, majk mag ik, lust ik (maw, maw i-j), zejk zeg ik (zew, zej), maar zulke vormen (vooral vraow, bliw enz. bij ouderen bliw wi-j met een langere w dan in bliw i-j, die bij jongeren verkort wordt) hoort men vooral bij jongeren, die meer en vaker samengetrokken vormen (en' k Lp.v. ik voor de persoonsvorm) dan de ouderen gebruiken.

Page 97: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 73

De 2e ps. sing met dow (ook duw, als ow naast uw; het verschiI is trouwens zeer gering) heeft inversievormen op -s: bagrips begrijp je, vrochs vraag je, koks kook je, zas zul je naast bagripstow, vrochstow, enz. vgl. was wat je, das dat je, as als je, ofs of je naast wastow, dastow, enz. (weinig gebruikte tussenvormen zijn bagripsta, zasta enz.). De 3e ps. masc. op -a: bagripa, neempa neemt hij, neumta noemt hij, kana kan hij, kona kon hij, wata wat hij, aza als hij naast bagrip hee (I. hej), enz. Geen encIisis echter van hee na zwakke praeterita: neumm hee (weI ook neumm ee) noemde hij.

za is de enclitische vorm bij zee, I. zej: dot sa (I. dOt sa) doet ze, doot sa doen ze, dooza toen zij (oak is za, vgl. iza, is hiD. Ouderen gebruiken weinig za als onbetoonde vorm, dus zee dot ze doet; jonge­ren do en dat meer.

Over de aanspreekvormen dow, i-j slechts het volgende: dow geldt gewoonIijk vrouwen, kleine kinderen, soms zieken. Kinderen onderIing, arbeiders t.o. den fabrikant gebruiken i-j; dow !dinkt dan meewarig. Kinderen zeggen tot de moeder dow; tot den vader i-j of dow, bij boeren steeds dow, wat van sterkere familiezin getuigen kan. Spreekt een kleinkind op het land haar grootvader aan met i-j, dan zegt men gaarne: i-j dat is ta hoont, hej dat is ta gaans (met hej! wordt de gans verjaagd); maar een vreemde, die den ouden man vooral als huisheer ziet of hem zijn ouderdom niet wi! laten voelen, zegt dan weI i-j, tenzij een gevoel van eerbied hem beheerst. In kort bestek laat zich dit gebruik niet beschrijven; de keuze wordt niet aIleen door traditie, ook door aard, gevoelens van spreker en aangesprokene bepaald. Maar het is veelal pijnIijk eerst i-j, later dow (of omgekeerd) te zeggen; de aangesprokene merkt het en ook, dat 's sprekers gevoelens ten opzichte van hem of haar veranderd zijn. Voor redeloze dieren geldt vaak dow: mien gOt pi't woo' wos toch hen! (een voerman tot zijn ongehoorzaam paard). Vgl. Kloeke, Tschr. 39, 186; Naarding, Taal­tuin 4, 301.

Tussen niJ (bij sommigen nan, nan) en em be staat een accusativus­dativus verhouding: hee hev na wa keent hij heeft hem weI gekend, hee mag na nig lin hij mag hem niet, wi-j zeuqn (Mo'n) na wa wij zagen (hoorden) hem weI, hee how na hij sloeg hem, ik har na (b.v. de jas) kraT) lim an ik had hem verkeerd om aan, door hej niJ daar heb je hem, dan laow na vleeqn dan laten we hem vliegen, dan scheut hee na wa doot dan schoot hij hem weI dood, i-j maakT) na naa weelt je maakte hem erg wild, hee breg n' a (ook: nan a) vot hij brengt hem al weg. Vgl. 'n draaT)k maakT) em kapOt de alcohol maakte hem kapot, ik har em

Page 98: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

14' VORMLEER

haost 'n noz van 'n kop schOtn, aj dr em tiet too leutn ais je hem er tijd voor gaf, et speet em naa het speet hem erg, dal baat em niks. Bovendien vervangt em na ais het vnw. klem krijgt: em ken ik wa mir ow nich ik ken hem weI, maar jou niet. In families die niet dan dialect spreken, blijft dit na ook bij de jongeren; bij enige taalmenging verdwijnt het. De meeste jongeren spreken slechts em, met de onbe­klemtoonde vorm am, die overigens nogal zeldzaam is en van oude, goede sprekers nooit gehoord wordt. Hetzelfde geldt van za t. o. v. l' (B. 11' § 11). Op voorzetseis voIgt steeds em of i'.

De keus van het vervangende vnw. wordt door het genus van het znw. bepaald: z' iz l' ta wiet (die mantel is haar te wijd); over de zon: zee zit achta da wolkl); over een beek: door is za nig dip (maar over nan graawn een sioot: door iza -); over nan sik een geit: hee 'z mi-j lozakomm; over rogge: za koomp al in da oo'n; over klaver: dan moj za haost meejn; over haver: za bleujt a; over een wagen: nemt sa mi' neem hem maar; over salade: hee 'z mi-j ta zu', i kan na nig etn; over melk: za kokt a; over melk: hej z' al opazat?; over koffie (maar ook weI over tee m. thee): kaal)k sa dreel)kn?; over !uzal: kaal)k na dreel)kn; bij kaans 't dreel)kn denkt men aan een mengsel of doktersdrankje. - De vorm l' wordt niet gebruikt om namen van voorwerpen te vervangen. Grote dieren ais het paard (ook de merrie), de koe worden op het l. met hej (koe en merrie in de stad weI met zee) aangeduid. Men (ook vrouwen) gebruikt weI hee, hej ais 't over een vrouw gaat, die vooral flink is of waarmee men niet intiem bekend is; bij sommigen is dit hee, hej gewoonte geworden. Ook een vader zegt weI hee, hej ais hij zijn dochtertje (als het ziek ligt is et geschikter) of vrouw bedoelt, wat buitenstaanders Iomp ach­ten en soms van weinig tederheid getuigt, maar veelal van een ver­dringing van het liefdegevoeI; nooit echter zee, zej van een kleinen jongen (weI elders, b.v. te Lemele, N-Leusen) of man. Op een wat typisch mannetje (ook weI, maar minder op een vrouw) duidt et, 't, dat niet zozeer minachting dan weI gemoedelijke ironie inhoudt, zodat men aan de echtgenote weI niet kan vragen iz et ok in? is uw man ook thuis? Hendrik is geen onsympathieke maar ook geen belangrijke figuur voor hem, die spreekt van dat henak in plaats van (den) henak; zo ook dat min naast dee min (Mina) enz. Buiten persoonsnamen komt deze neutralisering niet veel voor en dat man har aait nan dropal an 'n snuwat bUl)aln (had altijd een druppel aan de neus) stamt van een vaardig verteller. - Gewoon is ook: daz mien broo'; Graats, wal mienn zon is mijn zoon Graats.

Page 99: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 75

Als beginwoord et: et reeqnt het regent, et sal mi-j ni-j dooR het zal me verwonderenj overigens rest gewoonlijk slechts t: koj 't wa kun je het weI, kiek iz of 't sni-jtj voor of na een t resuIteert dan een lange cs. (§ 60 I): smie-t in da ton gooi het in het vuilnisvat, hee lO-t Weejn en streejn hij maakt zich geen zorgen, enz. Maar naast reeqnt? regent het? in de stad ook reeqntat? Naast gewoon wi-j doo-t ni wij doen het niet, bij oudere stedelingen wi-j dootat ni, maar bij hen· ook weI wi-j zeuqn tat a wij zagen het aI, dat is tat dat is het, ik schreef tat, doo' haj tat daar had je het, zoo dooj tat zo doe je het, nu kan tat wa ween dat nukan het weI zijn dat, enz.

Naast ik ook ika, b.v. ika nich ik nietj naast i-j ook i-jleu jullie.

b) Andere voornaamwoorden § 87. Wederkerende voornaamwoorden: eerste ps. sing. mi-j, plur.

OOnSj tweede ps. sing. di-j, sing. en plur. OWj derde ps. sing. en plur. zik. Naast dee keenn zik die kenden elkaar, ook: dee keenn makaaj naast vii' zik en vu' da jory voor zichzelf en voor zijn zoon, ook: v 11' ziksolm.

Vragende vnw.: st. wei, I. wej wie, wat watj verbogen worden welk: welk hus welk huis, welka (soms weka) kraant welke krant, welkry ki'l welke man (zelfstandig gebruikt welkry) j watfan kleet wat voor een jurk, an watfana kaant aan welke kant, watfanan staawn wat voor een staaf, plur. watfiika leu wat voor mensen (ook wilka leu), won, wona, wonan wat voor een, hoe 'n (zelfst. gebruikt: wonn, woneenn). V gl. nog wei ziena fiets wiens fiets (zelfst. gebruikt: wei ziennt is tat).

Aanwijzende vnw.: neutr. dat, fern. dee (I. dej, dee), masc. den, denj plur. dee (I. dej, dee). Neutr. dit fern. diza, masc. diznj plur. diza. - Naast fern. dee soms, als het grootte aangeeft, deeda, b.v. st. van deeda bre-ta, I. van dejda leryta, wat dan nader bepaald wordt door meetstok of armgebaar (vgl. diza). Ook voor masc. met da­lidwoord (§ 80) staat den, dus den ba' die boerj maar (§ 86) weI van een koe b.v. wat krich ten (trin) 'n gi' wat krijgt die (Catharina) een uier. Ouderwets zijn de genitieven I. vu' des voor die tijd, I. ti'qn des, tiqn des tegen die tijd. Naast diza (fern) ook diz, dilz, b.v. ilm dilz tiet tegen deze tijd. - Met van deeda bre-ta vgl. TaaItuin VI 256, n.

OnbepaaJde vnw: wei, 1. wej iemand (b.v. 1. is ta wej? is er iemand?), menagin, menageen menigeen, nilms (ook gineen, genin) niemand, !ilk een beetje, wat iets, iets, ietskan een klein beetje, niks niets, wat sejt sommigen zeggen, alman zech tat iedereen zegt dat,

Page 100: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

76 VORMLEER

iedaneen iedereen, za hadn iedas fi" geuln ieder van hen had tien gul­den, tin of taandar het een of ander; elk, elka, elkan (elkT) elke, gin (gin), gina, gina" (ginan, ginn) geen (I. ge" enz.).

Bezittelijke vnw.: neutr. mien, dien, zien, oo"s, OW, ir; fern. miena, enz.; masc. mienn, enz., plur. miena, enz. Dus oo"s pi't ons paard, diena kips je pet, i'n stool haar stoel, owa scheuln je schulden. Voor vaar, moor, briHY, zilstar, JOT) staat de onverbogen vorm: mie" vaar, oo"s moor (wei is mogelijk oo"za moodar) , ow broiY, die" zilstar, oo"s JOT) onze zoon, en ook oo"s gerat onze Gerard, oo"s hendriekaa onze Hendrika. - zien in de omschreven genitief heeft ook betrekking op vrouwen: diekaa ziena mils Dieka's muts, da moor zie" kleet (naast diekaa ira mils, enz.). Bij kledingstukken, lichaamsdelen staat ge­woonlijk het lidwoord, ook bij de constructie met possessieve datief: hej seentn in 'n tiik? heb je geld in je zak, 'n jas antrekT), vgl. hee zat em in 'n tiik hij was bezig in zijn zakken te graaien, hee hev em op 't feska" spojn "op het vestje gespuwd", een uitbrander gegeven; 'n kop ten deu mi-j da zi' va" mijn hoofd deed er pijn van, hee greep em bi-j 'n aarm hij greep hem bij de arm (vgl. J. H. Kern, Idealen en Grenzen, 1924, 22). Ook: i-j mot em aait 'n wiln doo" zijn zin geven, met 'n bei!dn met ons (jullie, hun) beiden (ook wei metn dree", metn virn).­Zelfstandig gebruikt 'n miennt de mijne (vgl. 'n ziennt, 'n diennt); d' oo"z( a) mijn famiIieleden, d'ow( a) de jouwen (b.v. I. d' oo"z zeent he" rowmeejn). De onverbogen vorm staat voor eeqn eigen (I. eeqn): ow eeqn stool je eigen stoel.

* * *

III ARTIKEL

§ 88. Het lidw. van bepaaldheid: neutr. et, 't fern. da, masc. 'n (vgl. § 80). Over da v66r vaar, moor (niet voor moodar), JOT) werd reeds gehandeld (§ 80). Gewoon is ook da vrow m'n (je, z'n) vrouw, da di'n m'n (enz.) meisje, onze dochter, 't wich idem, al kunnen ook deze een pron. poss. voor zich hebben (maar broor, ziistar, neew, oom, meuj krijgen nooit da, steeds een pron. poss. voor zich; zonder lid­woord steeds henak Hendrik, jan Jan, enz.).

In vaste verbindingen ontbreekt het lidw. veelaI niet: in 'n slaop komm in slaap vallen, nao 't hus (soms nao hus), op ta jach op jacht, in 't ber in bed, an da taofel aan tafel, in 'n stal op stal, nao da keerk. Wei in het spreekwoord muz az moor, stet hept s' al zij zijn aan elkaar

Page 101: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 77

gewaagd, vooral van familieleden (muis als moer, staarten dragen ze allemaal, vgl. Harrebomee), en in op slag dadelijk, op kop en ooTn hals over kop; ook nao ber naar bed. - Het lidwoord staat voor namen van ambachten, kundigheden, die geleerd worden: ik har em 't schaopschtrn Wt; hee wOl 't snidan (het kleermakersvak) Wn; voor ziektenamen: hee hef ta klem (de klem), hee hef 't heemwee, hee hef ta k6liek, hee hef ta kram in 't bin (kramp; over kram Frings 8 noot) , hee har 't liriejiim (delirium), et hef ta blekl) (de mazelen), enz.; voor stofnamen als in de irapal wadn bateun (waren schaars), 'n s6kar hev aait slim dflr wes, (bij fijt aan de Yinger:) dan m6j na(n) in 'n honach stek1) steke men hem in honing (wei in soodaawaaiar en dgl. "gemaaksels"); voor namen van dagen: 'n vri-jdag j.l. of a.s. Vrijdag, 'n zaondagmonn kom ik an; voor mej: in 'n mej in de Meitijd, l. zes wek in 'n mej midden Juni; voor eigen-(= erve-)namen als da wesillar zie § 82.

Onbepaald lidw.: neutr. 'n, fern. na, masc. na R , nan. B.v. 'n OOT een oor, 'n gat een gat, nil mol een molen, na oor een aar, na az een uil, nan boom een boom, nan aap een aap, nan daot een daad. Voor masc., die met nasaal anlauten, dikwijls niet meer dan na, b.v. na man een man, na mus een muis, na nOt een noot.

* * *

IV ADJECTIVUM

§ 89. De uitgangen zijn -a voor het fern. sing., -n voor het masc. sing., -a voor het meervoud. B.v. na groota kow een grote kooi, 1. ne besta kow een beste koe, na mooja schOoTt een aardige duit (eig. scherf), na aandra kips een andere pet, 'n aandan dach de volgende dag, metn kr6mm aarm komm met de kromme arm komen, op kraamvisite gaan, stiln vri-jdach stille Vrijdag, neta leu nette lieden, groota gaat grote gaten; in vaste verbindingen wordta soms niet gehoord, b.v. baar irapal aardappels zonder vlees, groente.

Het neutr. sing. eindigt op -a behalve als 'n een, gin, geR geen, z6 R zo 'n, w6 R wat voor een, watfa R wat voor een voorafgaat, b.v. dat aola hus dat oude huis, 't mooja wiT het mooie weer, maar 'n sleg zomar een slechte zomer, 'n greun ej eenrauw ei, z6 R staark ptrt zo 'n sterk paard, w6n aolt kipska R wat voor een oud petje, enz.; boven­dien mooj wiT mooi weer en dgl.

Page 102: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

78 VORMLEER

Praedicatief gebruikt gaan sommige adjectiva (oude ja-stammen) nog wei eens op J uit als riepJ rijp, dikJ dik, vastJ vast, dichtJ dicht

Het zelfstandig gebruikte adj. heeft als praedicaatsnomen een -en­uitgang: hee iz nJn dfl' gJnN!jdn en zee iz nJn onw1zn hij is geslepen en zij is lomp, liz nJn proofosn hij (zij) is brutaal, I.' n vonsn de voorste (b.v. koe). Op deze wijze wordt het adj. veel gebruikt: liz nJn vJdreejdn hij is een humeurig mens. Zonder uitgang is het adj. als de niet uitgedrukte persoonsnaam ook overigens met et wordt aan­geduid: et ('t) iz wa 'n vrom hij (minder vaak zij) is wei een vroom mens, tis son klee n krom het is zo'n klein mannetje met een bochel; ook als het adj. een juist genoemd neutrum vervangt. Naast nJn aan.., dJr een ander,andere lieden, staat nJn aandJn (resp. nJ aandrJ, 'n aandJr) een andere (waarmee niet een ander mens bedoeld is). Het mv. van het zelfst. gebruikte adjectief eindigt op -no

Stoffelijke bijv. nw. op -en en -eren hebben een -e in fern. en plur.: beuznJ matn biezen matten, eeknJ piiol eiken palen, nJ staolnJ pin een stalen pin, kopJnJ staown, koperen stoven, nJ hiioltnJ schruw een houten schroef, nJ willnJ kles een wollen klets (vrouwenmuts).

Comparatieven eindigen op -J,(, superlatieven op -st; zij worden als de andere adj. verbogen. Soms stiwJdJr stijver, dikJdJr dikker, laT)JdJr langer, strel)JdJr strenger, enz. naast stiwJr, enz. Praedica­tief gebruikte superlatieven eindigen op -stJ: 't moojstJ was het mooiste was.

Opmerkelijk zijn de (oude datief-)vormen te lande: dfl"n glatn (gladn) door de gladheid (van de weg), I. et loopm op 'm glatn het lopen op de gladde weg, I. hej 'z !ilk op 'm dwesn den ooln die oude man is gaarne in de contramine, 1. op 'm vlakl) is 't naa koolt op het vlakke (niet door hout omgeven) land is het erg koud, I. hej waz (ook har) niks op 'm driikl) hij had helemaal geen haast, bi-j 'n natn (inhaaln) bij het natte weer, bij regen (hooi inhalen), vgl. bi-j 'n dreuqn (ook wei st.; mogelijk is ook iets op 'm dreuqn haaln iets op het droge, uit het water halen), st. I. op 'm biestJn ween (wean) wild, in de war, verbijsterd zijn, in 'n dool)kJn in het donker, in 'n deustJn (duustJn) in het duister, et schint ut 'n roon Cn grizn, enz.) het is rood-, grijsachtig, st. wi-j kiiont s' ut 'n gun (uit den goeden; jonger gujn, I. goon, gown) nig op we hebben er zoveel (b.v. pruimen) dat we ze niet op kunnen, zodat ze bederven. V gl. hij weet van gekJgeet (vgl. Gron. oet gekns), helJgeet niet wat hij doen zal.

* * *

Page 103: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 79

V ADVERBIUM

§ 90. Het bijwoord heeft gewoonlijk geen bijzondere vorm, of dezelfde vorm als het uitgangsloze adjectief. Behalve waar onder invloed van vroegere adverbiale-a de voorafgaande consonant( -ver­binding) een andere ontwikkeling heeft gehad dan in het adjectivum, b.v. ik ep tar a laG aowa da vloor loopm ik kom er al lang in huis; en in oude ja-stammen (§ 89) die de -a minder vaak verliezen dan de adjectiva: zee har zik dika vabiiolt zij had dik behuilde ogen, daz vasta woo r dat is vast waar. Steeds zonder -a: gi'n graag(vgl. stl'rr ster, kazi' n kazerne § 84).

Bijwoorden met s-uitgang zijn geGs aan de gang, maGs soms, nee r qns nergens, voltiets vaak, veelal, slagmaols vaak, kOtns onlangs, 6 nbazrs onbeziens l. 6noos § 73, l. bah6ts § 73, daaqns enz. (§ 86), eenlak(s) eindelijk, eigenlijk, heemaol(s), heemaos helemaal, l. mees­pat(s) meestal, geel(s) ni in 't geheel niet; l. witns alvast, reeds, zal wei een part. praes. bij l. wetn, witn (weten) bevatten (vgl. Tschr. 44, 194); I. ud wilns met opzet, expres, misschien een part. praes. bij wiln willen (vgl. ndl. willens en wetens), maar kan uit * willenis ont­staan zijn (over dit suffix Sarauw II 50).

Enkele adverbia hebben diminutiefvorm: l. slichkas expres (vnl. in m6k too r nuw slichkaz um nao 't stat? aileen daarvoor? vgl. nd!. slechts), efkas eventjes; zachkcJs zachtjes (vooral in zachkaz angaon

langzaam vooruitlopen); vooral tot kleine kinderen netkas netjes (maar: dat was niet net van hem) en m6z net stilkaz ween je moet mooi stil zijn (jongeren gebruiken deze dimin. vaker, maar toch nooit b.v. bij min, wit, zeut, waarm, maagar, enz.). Aileen op het land de bijw. vormen stiln stil (b.v. hej kwam da stiln ansliepm stiI­letjes aansluipen), loompm lomp (b.v. hej kan zoo loompm praotn lomp praten), stibm stijf, leepm beroerd, misselijk (wa wak tog leepm wat was ik toch beroerd; ook weI leepm vraoqn sluw vragen; in de st. aileen leep sluw) , st. I. hee is ta wa ni-jn too hij is er weI benieuwd, verlangend naar; misschien zijn dit oorspr. datief-vormen (Sarauw/IIl96 noemt andere, mnd., adverbia met eine nicht mehr bestimmbare Form auf -en; vgl. mnd!. scieren, onmaten? Stoett, Mn!. Synt. § 191).

too toe, dicht wordt ook verbogen: nan toon tiik een gesloten broek­zak, ne too dflr een dichte deur.

De bijwoordelijke superJatief: hee 109 nag wa 't hatsta van amaol hij liegt nog weI het hardst van allemaal, hee is 't iT sta v6tagao· hij is het eerst weggegaan, maar dan gila op 'm i'sn v6t dan gaat hij des te gauwer weg. In het laatste geval· worden graden van snelheid van

Page 104: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

80 VORMLEER

een persoon vergeleken, zo ook b.v. in het spreekwoord as ta ziln zit in 't westn beenta lojn op 'm bestn voelen de IuiIakken zich het best; et kost op sie n minst het kost minstens, maar toch ook (st.) da schOr­wachsta schiiopa bli't op 'm hatstn de schurftigste schapen blaten het hardst.

Noemenswaard is nog "iemand iets henin kojan" iets inpraten, nao 'n een enan in de richting van het eind (vgl. hgd. hinein, hinan), wi-j gaot op 't lzuz opan wij gaan naar huis. OpmerkeJijk is de vorm van het adv. met mee, mede (vgl. § 11).

* * *

VI PRAEPOSITIE

§ 91. De voorzetsels hebben verschiIlende vorm: an aan, bi-j bij, butn buiten, ilm om, met met, ta te (§ 86) enz. Een (bijwoordeIijke) s-uitgang hebben 1. tens aan het eind (meestal bijw.), lal)s Iartgs, niioqns naast. - Zij staan voor zelfstandige woorden, soms, als zij met het ww. nauwer verbonden zijn, erachter: hee gill) 't huz ut hij ging het huis uit. Een enkeIemaaI; bijhet beschrijven van een hevige werking op een plaats, er voor en er achter: hee sIeutan 't wal in da peenz in hij dronk (slobberde) het weI op, hee kreeg mooj wat op 'm balg op hij kreeg flinke klappen, en ook weI doo leutn za 't wal uta plez ut toen Jieten ze de drank weI staan. Toevoeging van een bijwoord is gewoon in nao mienaa (hen) naar Mina, nao 't huz (hen) naar huis.

OpmerkeIijk is teqn oonz aowa.r tegenover ons, teqn mekalolt aowar tegenover Mekkelholt. - V gl. nog: hee 'z a wir an 't dreejn an, an 't pliikl) an (met nadruk op het Iaatste an): hij is weer druk bezig te draaien, te melken (soms, maar niet steeds, volgens den spreker: te druk).

* * *

VII INTER]ECTIE

§ 92. Interjecties laten zich, zonder intonatie en gebaar; moeiIijk beschrijven b6 is een gewoon woordje, dat vooral op 't 1. en soms met Jichte vraagtoon, aan een retarderend antwoord voorafgaat (waar­schijnIijk een rest van woo hoe), vgl. b6 nee 0 nee, p6 jo wa 0 zeker weI, b6 wisa zeker. Instemming met eens anders woorden wordt be­tuigd met roepwoordjes als wisa (ook soms lang uitgehaald tot weeza, weeza) ; zee, l. zej (zie!), 00, kiek, ja, juust of met door ejt (daar heb je het), of das 't ma net. "NatuurJijk" wordt vooral weergegeven door

Page 105: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 81

wat 'n wi' (wat een weer). Verbazing door za wa (dat zal weI; vaak met enige vraagtoon), zee (zej) , to mi' (eig. toe maar); aIleen van boerenvrouwen hoor ik dikwijls wat seqn, dat eig. beduidt "wat zeg je me daar?" maar veelal weinig of geen vraagtoon heeft. Een uitroep van oneens zijn is haajl of hoI van afkeuring tajl foei; van walging tajl

* * *

VIII VERBUM

§ 93. Het ww. heeft verschillende tijdsvormen met verschillende functies: praesens, imperfectum (praeteritum) en het met vormen van hebm, ween samengestelde perfectum en plusquamperfectum. Formele modi zijn indieatief, imperatief.,

De infinitief eindigt op -n (n, I), m): doo n doen, laotn laten, gadan grabbelen, teekl} tekenen, hebm hebben. Een enkele genitief van de infinitief is: daal}kzwi't dankenswaard (dat zegt degeen, die aangeboden spijs, drank weigert), tiz melkl}stiet melktijd.

Het partie. praes. eindigt op -nd (-nt) en wordt als de adjectiva ver­bogen: I.hej gOI} valnt hij liep mank (euphemisme), I. schireqnt kiekl} (ook schireqn) gemeen loeren (met halfgesloten ogen, van terzij de; oorsprong mij onbekend), den iz naa naonemmt die is erg liehtgeraakt, sliepstetnt met de staart tussen de benen, enz.; vliqnda gich vliegende jieht; masculina eindigden oorspronkelijk op -nden: bi-j nachtslaopm tief als een ander slaapt(vgl. Verdam), ankomm heerts in de komende herfst. Zonder uitgang: fookl} § 59; veelal: hee waz loopm hij was te voet.

Het part. praet. heeft bij de oudere lieden een praefix a, dat bij lijzig praten voor aIlerIei ww. en na aIlerIei andere woorden (ook mann. znw., b.v. ik ep em an 'n bek ahown, op zijn bek geslagen) gehoord wordt; jongeren spreken steeds het part. praet. zonder a, bij ouderen laat het.soms sporen na (§ 63), het versnelde spreektempo bewerkte deze a-wegval (vgl. jonge wegval bij Sarauw I 328).

Het als adj. gebruikte partie. heeft een praefix ga- en, als het op -en uitgaat, een uitgang -na voor feminina of pluralia: gaspan-na piepm ge­sponnen pijpen, I. vroowa wast na vale"qna bUla vroeger had men ge­brekkige hulpmiddelen, st. ba!eeqna keeza belegen kaas; nan gaboonn bak een afgebonden (ontmand door afbinding van de balzak) bok; niet attributief: hee is slim gadao n erg op geld gesteld; in modaal ge­bruik: nuw iz Tajaal gakojaf nu eens openlijk gesproken. VgJ. nog daz na gamaakfa mow dat is een doorgestoken kaart (mouw).

BEZDEN, Klank- en vormleer

Page 106: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

82 VORMLEER

Het partie. praet. wordt door een infinitief vervangen in zinnen als hee har dat plltsn matn hij had dat moe ten poetsen (naast hee har bllwm m6s hij had moe ten blijven), wita WIW dee hept 6nwiez loopm konn (minder vaak: kiiont) witte wijven konden heel hard lopeno

De oude impnatiefvorm eindigt veelal op een t, die in verscheiden gevallen niet tot zijn recht komt. De vorm met t wordt gebruikt voor welgemeende waarschuwing: waogt llW nig op 't rokies waag je niet op het ijs, waaronder het water weggevallen is, nemt 6w dat tog nig nao trek je dat toch niet zo aan; of voor een uitnodiging: gaot sitn gaat u zitten, kom-tar in komt u binnen. Minder vriendelijk en beleefd is kom dr in, vgl. b.v. nog bliwta mir blijf er maar, naast blief ta mi'; tot een hond steeds: zwiech! Het getal bepaalt de vorm niet.

§ 94. D e u i t g a n g e n van d e per s 0 0 n s v 0 r men d e r s t e r k e w w : de 1 e ps. praes. sing. eindigt soms, bij oude lieden, op a, mist die overigens; de 2e ps. praes. sing. op s; de 3e ps. sing. praes. soms op t (zie § 74); de 1 e, 2e 3e ps. praes. plur. op t. De 2e ps. van het meervoud dient ook voor de 2e ps. van het enkelvoud. - Bij inversie hebben de 1 e, 2e ps. plur. geen t. Dus b.v. bij griepm grijpen: griep( a j, grips, grip, griept, griept, griept; inversievormen: griepik, gripst6w (§ 86), gripa (nooit gripta) , griep wi-j, griep i-j, grieptsa.

De praeteritumvormen: greep, greeps, greep, greepm, greepm, greepm; inversievormen greepik, greepst6w (ook greeps § 86), greepa, greepm wi-j, greep i-j, greepm za. Naast greepm wi-j soms greep wi-j, zo ook naast kwamm wi-j, kwam wi-j, schoon eerstgenoemde vormen de gewone zijn. Over een groep ww. met vergaande samensmelting van persoonsvorm en pronomen bij inversie zie § 86. Bij de ww. op -schan eindigt de 1 e ps. praes. sing. steeds op a, wascha (ik) was.

S t e r k ewe r k woo r den. A. A b I aut end ewe r k woo r den § 95. Klasse 1. b,z/wn, bllbm blijven: praesens bliw, blifs, blif, bllwt;

praeteritum bleef (bleefs bleef, bleebm); partic. praet. blebm, ablebm, I. (a jbll"wn zie § 11. Over de ivan bUfs, blif zie § 58. Over de stam­vocalen I, ie (griepm § 94) zie § 20. Als bliwn worden vervoegd dribm drijven, zWlqn zwijgen, kriqn krijgen, mlqn pissen, wrlbm wrij­yen, wlzn wijzen; ook gan glijden, li" lijden, rln rijden, stri n schrijden, snr snijden (I. glian, enz.). Als griepm: bietn bijten, smietn gooien, strieku strijken, lieku gelijken, kieku kijken, kniepm knijpen, drietn cacare, schieln schijten. - Over afwijkingen zie § 58: hee bliekt hij blijkt (weI ouderwets: dat iz wal ableku vaker gableeku, bleeku), et spiet em het spijt hem (part. praet. spetn).

Page 107: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 83

Klasse 2. schUn sehieten: praesens schU, scMis, schU; praet. scheul (I. ook school) enz.; partie. praet. schbtn (§ 12). Over de voeaal in schots, schol zie § 58, 8. 20 ook: gUn gieten; valizn verliezen (praet. sf. yaleus, I. valoos; part. praet. valaa' n), vrizn vriezen (praet. st. vreus, I. vroos) , liqn liegen, badriqn bedriegen, vliqn vliegen.

Over de partie. praet. st. vlaoqn, 1. vla 4 qn, enz. zie § 12. rukTJ ruiken, praesens: ruk, roks, rok, ruki; praet. reuk, enz. (I. ook rook). 20 worden ook vervoegd krupm kruipen, zupm zuipen, sluin sluiten,glupm loeren, slukTJ slikken, dukTJ duiken, pusn blazen, prusn niezen; sntibm snuiven, sttibm stuiven, ztlqn zuigen, schtibm sehuiven. Over roks, rok zie § 58,over de partie. praet. rakTJ, st. snaobm, I. sna 4 wn, enz. § 12. Jongeren, bij wie de sehooltaal zieh ook laat gelden, gaan ww. als pusn, prusn, glupm, slukTJ vaak zwak gebruiken.

Klasse 3. dreeTJkn drinken, praesens: dreeTJk, dreeTJs, dreeTJt, dreeTJt; praet dreuTJk, enz. Over het partie. praet. drooTJkn, 1. bijna draol)kn § 54; over de stamvoeaal ee, I. bijna ee § 53.

Dezelfde persoonsvormen hebben kleeTJkn klinken, sleeTJkn slinken, zeeTJkn zinken, sieeTJkn stinken; veenn vinden (praet. veun, plur. veunn, partie. praet. voonn), beenn binden.

winn winnen heeft blijkens § 53 tot persoonsvormen: praesens win (win), weens, weent, plur. weeni; praet. wiln (wiln), weuns, wiln (wiln), plur. wilnn, partie. praet. wonn. 20 ook spinn spinnen, baginn beginnen. Bij jongeren ook vinn vinden, binn binden.

Over klemm klimmen (praet. klOm, plur. klOmm) , zwomm zwemmen (praet. zwam, zwamm) zie § 4, § 57.

Met I en es. na stamvoeaal of I, r voor stamvoeaal: helpm helpen, praes. help, helps, helpi, plur. helpt; praet. holp, plur. Mlpm; partie. praet. halpm. Zo ook trekTJ trekken, trevn, trefn treffen, vlechan, vleehten. Met rekking (§ 56) : geeln gelden (praet. gaol, partie. praet. gaoln) , scheeln sehelden (praet. schiiol enz.), et sweezt het zwelt (praet, zwaol, zweeln, part. praet. zwaln, zweelt). Vaak zwak ver­bogen: melkTJ melken (praet. mOIk, part. praet. mblkl)) , smeeztn smelten; vgl. vechan veehten, praet. vechan part. praet. vachan. Met r na stamvoeaal: badeerm bederven (praet. badorf, part. ,Praet. ba­daorm) , steerm sterven, beerqn bergen. Vaak zwak: besn barsten (soms praet. bos, part. praet. basn). De vormen van wadn worden: praes. wbt (ook war), was, wbt plur. wbt; praet. wor, wos, wor, plur. wodn; part. praet. wadn. - Klasse 4. brekTJ breken, praesens: brek, breks, brek, plur. brekt; praet. brok enz., partie. praet. brakl). 20 ook sprekTJ spreken, steku

Page 108: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

84 VORMLEEI~

steken, steIn stelen (dow steels, wi-j steelt § 56; praet. st6l, plur. stain), nemm (vgl. § 71 dow neems, hee neemp). Bij het onregel­matige st. weeqn, I. weaqn een praesens: st. weeh, weehs, wech, weeht (zie § 10), praet. weueh, partie. praet. st. waoqn, I. woaqn (§ 12).

zwi'n een eed afleggen, praet. zwooT en zwiTn, partie. praet. zwoo T n. - komm komen (dow kooms, hee koomp § 71), praet. kwam, partie. praet. komm.

Klasse 5. st. gewn. I. glawn, praesens st. gew, gets, get, plur. gewt; praesens I. giaw, gits, git, plur. glawt; praet. st. I. gat, plur. gawn, gabm, gavn; partie. praet. st. gebm, I. giawn.

st. I. ein eten, praesens et, ets, et, plur. et; praet. at, partie. praet. Retn, etn. Zo ook vretn vreten, metn meten, vagein vergeten. Maar veelal zwak praet. metn mat; zo ook leezn las. Voor ganeezn (intran­sitief, Hollandisme) vanouds: betan, anbetan, beteren.

zitn zitten, praet. zat, partie. praet. zetn; liqn liggen heeft een praet. st. Iee, I. lea (dat hoort en dient bij leqn leggen) en een partie. praet. st. leeqn I. leaqn.

st. zi n, I. zejn zien, praesens: st. zi (I. zej), st. I. zos, zot, plur. st. zit (I. zejt); praet. zeueh, I. zooeh, en (door zos, zM): zaoeh; partie. praet. st. zi n, I. zejn.

Klasse 6. st. dreeqn, I. dreaqn dragen (zie § 58, § 9), praet. st. dreueh, I. drooeh, partie. praet. st. draoqn, I. droaqn.

jaaqn jagen (§ 58), praet. st. jeuelz, jaaqn, I. jooeh, jaaqn; partie. praet. jaelz. - vraoqn vragen (hee vroelz § 58), praet. st. vrellelz. I. vrooe/z, vrellch, partie. praet. vraawt.

slaan slaan (hee slOt § 58), praet. st. sleuelz, I. ook sZooeh; partie. praet. slaaqn. Opmerkelijk is I. hej sleul hij slaat, dow slellts jij slaat; I. sloan slaan, plur. praes. 1. sloat (st. slaot).

waselzan wassen, praesens: waseha, wasehas, waselzat, plur. waselzat; praet. waselza n, wosehan, enz.; partie. praet. waselzat. Daarnaast waskan, waskas, enz. - wasn groeien, praet. was, enz., partie. praet. wasn.

st. staan, I. stoan staan, praesens: stao (I. slO a), stis, stit, plur. staot; praet. st6n (stiin), stdons (ook stellns), st6n (stiin) , plur. stann, stiinn; partie. praet. st. staan, I. slOan.

Zwak vervoegd worden baku bakken, faehn laehen, graawn graven.

S t e r k ewe r k woo r den. B. Red u p lie ere n dew e r k­woorden

§ 96. Als zwakke werkwoorden worden vervoegd lltseheedn uit­seheiden. Izetn, Izeetn heten (partie. praet. het, soms hetn).

Page 109: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

VORMLEER 85

slaopm slapen, praet, sleup (I. soms bijna slaop) , partie. praet. slaopm. zo ook blaozn blazen, praet. bleus (I. soms bijna blaos); braon, I. bro"n braden, praet. breut (1. ook braot), partie. praet. braon, I. broan (juist zo st. raon, 1. roan raden); laotn laten, praet, leut (1. soms laot), partie. praet. laotn. Over de verkorting van voeaal in de 2e, 3e ps. sing. praes. (sLOps, sLOp enz.) § 58.

vaT]n vangen; praesens; vaT], vaaT]S (ook vaT]s) , vaaT]k (§ 51), plur. vaT]t; praet. VOT] (VUT] vooral bij jongeren), partie. praet. vaT]n. evenzo haT]n hangen.

haoln, I. hooln houden, praesens st. hao'l, hiiols, hiiolt, plur. haolt (I. hool, heuls, heult, hoolt); praet. haOl (st. bij jongeren heul), partie. praet. haoln, 1. hooln.

vain vallen, praesens: val, l'aals (§ 56), vaalt, plur. vaalt; praet. vaol (jonger veul), partie. praet. vaIn.

gao R, I. go"n gaan, praesens: gao (1. goa), gis, gil, plur. gaot; praet. gOT] (jonger gUIJ), partie. praet. gaon, I. goan.

loopm lopen, praesens: loop, LOps (1. lops), lOp (1. lop), plur. loopt; praet. leup (1. ook liiop); partie. praet. loopm. Evenzo stootn, over 't praet. zie § 58.

vleuklJ vloeken, roopm roepen, zie § 58.

S t e r k ewe r k woo r den. C. P rae t e r ito - p rae sen t i a § 97. weetn (I. ook wetn, witn) weten; praesens: weet, wees, weet,

plur. weet; praet. wus, plur. wusn; partie. praet. weetn '( wetn). doqn, 1. dil 'qn deugen; praesens: dow dochs, doch, plur. dowt

(1 dfl 'gt); praet. dochn (1. soms dogda); partie. praet. doch. konn kunnen, praesens: kan, kaans, ka R, plur. kaont; praet. kon,

plur. konn; partie. praet. kaont. down, dobm mogen, durven; praesens: dow, dots, dot, plur. dowt;

praet. dot, dotta (I. soms dovda), dots, dot (ook datta, I. soms doo!) , plur. dovn; partie. praet. dot, dott.

zoln zullen; praesens zal (ik zal), zas, zal, plur. zaoli. praet. zol, zos, zOl, plur. zOln; partie. praet. ziioli.

moqn, I. mfl'qn iusten, mogen; praesens: maw (maj), maws, mach, plur. mowt, I. mil 'gt partie. praet. mach.

motn, I. mao tn, motn moeten; praesens st. mot, mas, mot, plur. mot (I. heeft meestal 0, bij ouderen ao in deze vormen); praet. mas, plur. mosn; partie. praet. mas, motn. Gewezen zij nog op 1. wi-j (i-j, zej) mojn wij moesten, je moest, § 73.

Page 110: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

86 VORMLEER

Zwakke werkwoorden § 98. Voor de persoonsuitgangen ais voorbeeid streupm stropen;

praesens: streup (zeiden streupa) , streups, streupt, plur. streupt; praet. streupm, streupms, streupm, plur. streupm.

De gewone praet.-vormen zijn ik (hee) hoown, gonn, zaorqn, maakl), hetn enz. ik (hiD hoefde, gun de, zorgde, maakte, heette. Daarnaast vooral bij oude boeren, zeiden nog in de stad: hoowda, gonda, zaorgda, maaqda, he-da, verder b.v. lagda Iachte, kozda kostte, baloawda· be­Ioofde, streubda stroopte, enz. (zie § 73). Plur. soms hoowdn hoefden, enz. maar gewoonIijk, ook bij oude Jieden, hoown.

In een kieine groep van zwakke ww. treedt vocaaiverkorting op voor oorspronkelijke dd, tt, ts; vgl. beutn aanieggen van vuur, prae­sens: beut, bots, bot, plur. beut; praet. bo-da of bOdn, partie. praet. bOt; kleedn kleden, hee kledn hij kleedde (I. ook kle-da) , partie. praet. klet; badOn, I. badojn beduiden, praes. dow badots, hee bedot; praet. bado-da of badodn, partie. praet. badot. Voor dgl. vocaaiver.., korting in lOt. lf1", heu", breu", spreedn, meutn, vreutn, I. vojn, gaapm zie men § 58. Ook "bIoeden" doet daaraan mee: infin. st. blootn, bloo", bloodn, L. Br. bloo", Uss. bloan; st. I. hee, hej blOt, bloot hij bioedt; praet. st. blootn, L. Br. bloodn, Uss. bloadn; partie. praet. st. blOt, bloot, L. Br. bloot, Uss. bloat. Dat ook te Uss., Br., enz. nog weI andere vormen gehoord worden en dat door de taaimenging der 20ste eeuw bij jongere stedeJingen hier en in andere ww. verkorting soms uitblijft, behoeft geen betoog.

Page 111: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

STELLINGEN

De mod erne dialectgeografie voldoet te weinig aan de door haar zelf gestelde eis van plaatselijk, persoonlijk onderlOek, neigt bij de bespreking van haar vraagstukken tot voorbarige synthese en gebruikt een te suggestieve terminologie.

II

De moderne dialectgeografie toont te wemlg scepsis in de beoordeling der betekenis van de cultuurinvloed als taalveranderende factor en wordt te zeer beheerst door de reactie op de dialectologie der vorige eeuw.

III

Bij de beschouwing van rekking van korte klinkers in open lettergrepen in Overijsel denke men niet vooral aan nabootsing van of menging met vormen der Nederlandsche cultuurtaal.

IV

De opvatting van Dr. K. Heeroma (De Ndl. Benamingen van de Vier, 1936), dat Overijsels gier, geer "uier" uit het Maas- en Rijn-gebied afkomstig zou zijn, berust op veel te losse gronden.

V

De verklaring van Deventers sane "lOon" in het Tijdschr.v. Ndl. Taal- en Letterk. XLI, 239 is onaannemeJijk.

VI

Bij de verklaring der uitdrukking het (of: ze) achter de mouw (of: elleboog) hebben denke men niet aan eertijds verboden wapens, maar aan 's mensen gemoed arglistig bewerkende kwe!geesten.

II

Page 112: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

2 STELLINGEN

VII

De uitdrukking eenen Duytschen dronk doen betekende waarschijnlijk "drinken op Duitse wijze"; Duitsch zou hier dan niet op te vatten zijn als "goed Hollands, goed rond, flink, vrolijk".

VIII

Bij de beoordeling van warte! "kettinkje of haakje, draaiend op het eind van een ketting" (vgl. Franck-Van Wijk), houde men rekening met mogelijke vervorming « warde!) door werte! "woerd".

IX

De in Onze Taaltuin JIJ, 351 te berde gebrachte etymologie van weesboom is onaanvaardbaar.

X

De Achterhoekse benaming van de watersnip, ronnekemeer, bevat de starn van een werkwoord ronneken: hinneken (van een paard).

XI

De combinatie van Overijsels schiLLewip "vlinder" met schee!e-wip "lumen obliquum, oculus: et strabo, strabus: qui oculos habet distortos" bij Kiliaen is voorshands gerechtvaardigd.

XII

De voorstelling van Salverda de Grave, dat de werkwoordelijke uitgang -ieren in het latere Nederlands door -eeren verdrongen is, doordat in het Frans -ier door -er vervangen werd en de Nederlanden steeds - anders dan Duitsland --- in onafgebroken aanraking bleven met het levende Frans (De Franse Woorden in het Nederlands, 1906, biz. 318; Tijdschr. v. Ndl. Taal- en Letterk. XXI, 305), is zonder meer niet geheel aanvaardbaar.

Page 113: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs

STELLINGEN 3

XIII

De betekenis der waarderingscategorieen voor de nominale c1assificatie der negertalcn van Afrika is door J. Wils (De Nominale Klassificatie in de Afrikaanse Negertalen, 1935) niet overtuigend aangetoond.

XIV

De bestudering der gesproken taal is voor de taalkundige scholing van zo groot gewicht, dat de student in de Nederlandse letteren verplicht diende te worden enige weken lang een dialect te observeren om erverslag over uit te brengen.

XV

Terecht ziet Overdiep het doel van het voortgezet taalonderwijs in de bewuste vergeIijking van het taaleigen der leerlingen met andere taalstijlen.

XVI

Het belang van "Vincent Haman" door W. A. Paap (van een inleiding voorzien en opnieuw uitgegeven door Dr. M. ter Braak, 1936) doet den lezer de onredelijkheid van deze roman Iicht vergeten.

XVII

De sedert omstreeks 1830 verschenen dialectliteratuur verdient bij de behandeling der letterkundige geschiedenis een nadere beschouwing.

XVlll

De beoefening der nieuwere geschiedenis van Nederlands-Indie zou met een bureau voor inlichtingen te Batavia zeer gebaat zijn.

Page 114: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 115: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 116: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 117: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs
Page 118: KLANK- EN VORMLEER · 2013. 7. 30. · klank- en vormleer van het dialect der gemeente enschede academisch proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor in de letteren en wijs