kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg...

7

Click here to load reader

Transcript of kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg...

Page 1: kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg p - sen;b ij‘pa v ’ m dl ko t Mu - kus r at ndevl o.M i g b es tr ij d ng vpl

Hierna volgend artikelis afkomstig uit:

Doelstelling van ’De Levende Natuur’

Het informeren over ontwikkelingen in

onderzoek, beheer en beleid op het gebied

van natuurbehoud en natuurbeheer, die

van belang zijn voor Nederland en België.

De artikelen zijn vooral gebaseerd op

eigen ecologisch onderzoek, ervaring of

waarneming van de auteurs.

De Levende Natuur verschijnt 6x per jaar,

waaronder tenminste 1 themanummer.

Abonnementskosten zijn

€ 28,50 per jaar (privé) of

€ 45,- per jaar (instellingen, bedrijven).

Te verkrijgen door genoemd bedrag over

te maken op giro 81935 (NL)

of p.r. 000-1701789-21 (B) t.n.v.

Abonnementenadministratie De Levende

Natuur, Wageningen, o.v.v. 'nieuwe abonnee'.

e-mail: [email protected]

kijk ook op

Page 2: kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg p - sen;b ij‘pa v ’ m dl ko t Mu - kus r at ndevl o.M i g b es tr ij d ng vpl

94 | De Levende Natuur - jaargang 111 - nummer 2

Bijna overal in Nederland zijn Muskus-

ratten en worden ze bestreden. De mus-

kusrattenbestrijding raakt aan verschil-

lende aspecten waaronder veiligheid,

schadebestrijding, dierenwelzijn, water-

huishouding en ecologie. Een afgewo-

gen oordeel over de meest gewenste

strategieën vereist inzichten die voorals-

nog onvoldoende voor handen zijn.

Wat is de relatie tussen aantallen en

schade dan wel risico op schade?

Recente analyses laten zien dat het

mogelijk is de aantallen voor een groot

aantal gebieden objectief te schatten.

Dat opent de deuren naar een goede

publieke verantwoording en een beter

onderbouwde strategie van bestrijding.

MuskusrattenbestrijdingSinds de Muskusrat (Ondatra zibethicus;kader 1; foto 1) Nederland heeft gekoloni-seerd wordt ze bestreden. Nu, ruim 60 jaarna de eerste vestiging, zijn ongeveer 450bestrijders jaarrond actief om de aantallenvan deze soort onder controle te houden.De belangrijkste reden daarvoor is hetvoorkómen van schade aan kaden enoevers. Door de graverij in walkanten enkaden zijn Muskusratten een risico voor deveiligheid in de lagere delen van ons land(BCM, 2006; foto 2). Jaarlijks wordt ca 35miljoen euro uitgetrokken voor bestrijding.De muskusrattenbestrijding wordt uitge-voerd door Provincies en Waterschappen,onder coördinatie van de Landelijke Coör-dinatie Commissie Muskusrattenbestrij-ding (LCCM). Meer informatie over depraktijk van de bestrijding wordt gegevenin kader 2 en in Barends (2002, 2007).Muskusratten zijn exoten, die op allerleiwijze invloed (kunnen) hebben op de ove-rige natuur in Nederland. Ze zijn onder-deel geworden van de voedselketen endoor hun bouwwerkzaamheden een bronvan abiotische variatie (Danell, 1996).Discussies over Muskusratten en muskus-

rattenbestrijding worden gehinderd dooreen gebrek aan inzicht in de feiten, en eengebrekkig begrip ten aanzien van de popu-latiedynamiek van deze dieren in Neder-land. Heeft bestrijding in haar huidigevorm een effect op aanwezige aantallen?Wat zijn die aantallen ongeveer, en hoebeïnvloeden de Muskusratten bij dezedichtheden de omgeving? In dit artikel wil-len we laten zien dat er een manier is ommeer grip te krijgen op deze vragen.

Methode reconstructie populatie omvangDe muskusrattenbestrijding in Nederlandis vlakdekkend. Praktisch overal wordt erbestreden, op een paar uitzonderingen na.De basisgegevens worden per week doorde bestrijders verzameld op uurhokniveau,blokken van vijf bij vijf kilometer, in eenvangstregistratiesysteem. Het gaat daarbijom de vangstinspanning, te weten het aan-tal mensuren in het veld, en het vangst-resultaat. Met een reeks van deze gege-vens over meerdere jaren is het mogelijkom een schatting te maken van het popu-latieverloop in het verleden. In deze studieis een populatieanalyse uitgevoerd overde jaren 1987 – 2007. De statistische truc

Naar objectieve schatting vanaantallen Muskusratten in Nederland

Daan Bos, Jelmer van Belle, Sip van Wieren, Ron Ydenberg & Paul Goedhart

Kader 1. Ecologie van de MuskusratDe Muskusrat is een aquatisch levend zoogdier dat voornamelijkwaterplanten eet, maar zeer plastisch is in zijn dieet (Boutin & Bir-kenholz, 1987). Met name Lisdodde (Typha sp.) is favoriet. De ver-blijfplaatsen zijn zelfgemaakte hutten in moerasgebieden of holendie in kades zijn gegraven (de zogenaamde bouwen; foto 2, 3, 4).In voor- en najaar zijn er veel ruimtelijke verplaatsingen, maar inde zomer en winter is het dier redelijk honkvast.Het voortplantingspotentieel is indrukwekkend. Een paartje produ-ceert gemiddeld drie worpen van zes jongen (Moens, 1978). Maarde sterfte is ook hoog, vooral in de herfst en de winter. Op hetland, in het water en in de lucht zijn er predatoren: bijvoorbeeldVos (Vulpes vulpes), Bunzing (Mustela putorius), Snoek (Esox lucius)en Reiger (Ardea cinerea). Populaties van Muskusratten zijn gevoe-lig voor extreme winterkou en sterke waterstandwisselingen(Errington, 1963). Deze omstandigheden komen in Nederland nau-welijks voor, maar veroorzaken in Noord Amerika zeer sterkepopulatie schommelingen. Daarnaast spelen ziekte, predatie envoedselaanbod een rol. Een goed overzicht van de biologie van deMuskusrat is te vinden in het Handboek voor de Bestrijding vanMuskusrat en Beverrat (Barends, 2007).

Foto 1. Zwemmende Muskusrat (foto: Dick van Eerde).

Page 3: kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg p - sen;b ij‘pa v ’ m dl ko t Mu - kus r at ndevl o.M i g b es tr ij d ng vpl

daarvoor lijkt op een methode die in devisserijbiologie wordt gebruikt: SequentialPopulation Analysis (Lassen & Medley,2000). Ze werd voor Muskusratten al eensgebruikt door Matis et al. (1996).Bij deze populatieanalyse gaan we ervanuit dat de populatie aan het eind van elkjaar gelijk is aan de populatieomvang inhet vorige jaar, plus de natuurlijke popula-tieverandering (groei of afname), minus devangsten. Er wordt verondersteld dat dejaarlijkse netto groei van de muskusratten-populatie samenhangt met het aantal die-ren dat zich kan voortplanten. Als er wei-nig dieren zijn, zullen er minder jongengeboren worden dan als er veel zijn. Bijhoge dichtheden kunnen processen optre-den waardoor de natuurlijke populatie-aanwas wordt geremd. Dat heet dicht-heidsafhankelijkheid en wordt gemodel-leerd met logistische groei. Er komt gebrekaan ruimte, aan voedsel, predatie wordtbelangrijker, of er treden meer ziektes op.Dit zijn basale biologische processen, dieook bij Muskusratten in het buitenland zijnaangetoond (Errington, 1963; Boutin & Bir-kenholz, 1987). We hebben ook een simpe-ler model met exponentiële groei gepro-beerd en getoetst of dat beter past bij degegevens.Verder veronderstellen we dat de vangst-snelheid gerelateerd is aan de populatie-omvang, hetzij evenredig, hetzij volgens dewet van de verminderde meeropbrengst.Op basis van deze basale biologische pro-cessen hebben we de jaarlijkse populatie-niveaus gereconstrueerd. Hierbij zijn aller-lei aannames gedaan, bijvoorbeeld dat deimmigratie en emigratie in een uurhokelkaar opheffen of dat de verschillendeparameterwaarden constant zijn over de

jaren. De steekproef, het meest relevantemodel en de aannames worden naderbesproken in kader 3 en in Bos et al. (2009).

Resultaten populatieanalyseIeder uurhok in Nederland levert een data-reeks van 21 jaar. Er zijn 100 uurhokkenvoor analyse geselecteerd (fig. 1). Het aan-passen van de modellen lukte echter nietvoor iedere datareeks, omdat in veel geval-len combinaties van parameters gevondenwerden die biologisch niet relevant werdengeacht, op grond van vooraf opgesteldecriteria. In figuur 2 is het samenvattenderesultaat voor de 54 uurhokken gegevenwaar de modellen succesvol op zijn aange-past. In deze steekproef is de inspanningdoor de muskusrattenbestrijding in deafgelopen twee decennia gegroeid vangemiddeld 1 uur naar 1,7 uur per kilometeroeverlengte. Met het stijgen van de inspan-ning zijn aanvankelijk ook de vangstengestegen, maar sinds begin 2000 lopendie in deze uurhokken terug. Het door onsberekende gemiddelde populatieverloopdaalt sinds het midden van de jarennegentig.Een belangrijk resultaat van de analyse isdat de gegevens uit het vangstregistratie-systeem dus voor een beperkt deel van deuurhokken zinvol te interpreteren zijn. Hetverdient aanbeveling de modellen te verfij-nen en te valideren, omdat het een moge-lijkheid biedt de aantallen Muskusrattenvoor een groot aantal gebieden objectief teschatten. Dan kan op de in de inleidinggestelde vragen een antwoord wordengegeven. We vonden dat een model zónderdichtheidsafhankelijkheid vaak beter bij devangstgegevens uit het Nederlandsevangstregistratiesysteem past dan een

Foto 2. Verzakking van het maaiveld op eenakker bij Veendam door de aanwezigheid vaneen bouw van Muskusratten (foto: HenkSchrik).

Kader 2. Bestrijding van de MuskusratIn het Handboek voor de Bestrijding vanMuskusrat en Beverrat (Barends, 2007)wordt de praktijk van de bestrijding gedetail-leerd beschreven. Het is een specialismewaarbij systematisch moet worden gespeurdom de vallen gericht te kunnen plaatsen.Jaarlijks worden in Nederland honderddui-zenden Muskusratten gevangen. De bestrij-ding vindt plaats in het gehele land en is, opdie schaal bezien, praktisch vlakdekkend.Er wordt jaarrond bestreden, maar debestrijding houdt rekening met de seizoe-nen. Een weggevangen dier in winter envoorjaar draagt sterker bij aan reductie vande populatie dan dieren die in de zomer ofnajaar worden weggevangen (Bos et al.,2009). Ook de trekperioden zijn belangrijk.De vangmiddelen moeten tijdig uitstaan inrelatie tot die trekperioden. Muskusrattenworden bestreden met verschillende typenvangmiddelen (foto 4, 5). Een belangrijkonderscheid is er tussen ‘actieve’ en ‘passie-ve’ vangmiddelen. Bij ‘actieve’ middelenmoet de bestrijder op zoek naar (sporenvan) Muskusratten om de val goed te plaat-sen; bij ‘passieve’ middelen komt de Mus-kusrat naar de val toe. Monitoring van debestrijding vindt plaats op basis van hetaantal vangsten in de tijd in relatie tot deinspanning. In de praktijk neemt men aandat de bestrijding afdoende is wanneer hetaantal vangsten per uur kleiner is dan 0,25vangst/uur, dit is de huidige praktische‘norm’. Onvermijdelijk leidt de bestrijdingook tot het ongewenst dood bijvangen vandieren, anders dan Muskusrat. Volgens hetvangstregistratiesysteem van de LCCM ishet totaal aantal bijvangsten in Nederland19.650 in 2008. Daarvan is 72% Bruine rat(Rattus norvegicus) en Woelrat (Arvicola terre-stris). Landelijk werden 2428 vogels bijgevan-gen, vooral Wilde Eend (Anas platyrhynchos)en Waterhoen (Gallinula chloropus).De bestrijdingsorganisaties proberen zo minmogelijk andere dieren bij te vangen en inde uitvoering van de bestrijding rekening tehouden met de algemene zorgplicht uit deFlora en faunawet (LCCM et al., 2009).

De Levende Natuur - maart 2010 | 95

Page 4: kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg p - sen;b ij‘pa v ’ m dl ko t Mu - kus r at ndevl o.M i g b es tr ij d ng vpl

96 | De Levende Natuur - jaargang 111 - nummer 2

model mét dichtheidsafhankelijkheid. Ditkan worden gezien als een aanwijzing datde dichtheid in de geselecteerde uurhok-ken (veel) lager is dan het niveau van‘draagkracht’ in een onbestreden situatieof, met andere woorden, de dichtheid zon-der bestrijding (veel) hoger is. Verderondersteunen de modellen de stelling dathet vangen van Muskusratten leidt totgemiddeld lagere populaties. De statisti-sche bewijsvoering daarvoor is echter nietrond.Wat interessant is aan dit type analyse, isdat er inzicht kan komen in de verschillentussen landschappen of habitats in Neder-land voor Muskusratten. De geschattepopulatieomvang varieert met de historievan bestrijdingsinzet, maar ook met oever-lengte en bodemtype. Populaties nementoe met oeverlengte en op veengrond zijnde geschatte populaties groter (fig. 3). In

Fig. 2. Gemiddelde geschatte populatie dicht-heid (A), vangstresultaat (B) en vangstinspan-ning (C) in de tijd (jaren) in een steekproef van54 uurhokken in Nederland. De foutenbalk ver-wijst naar het 95% betrouwbaarheidsinterval.

hoeverre dat puur eeneffect is van verschil inoeverlengte moet naderworden onderzocht.Oeverlengte en bodem-type hangen namelijknauw met elkaar samen.

Huidige bestrijdingIn Nederland bestaat grote variatie in deintensiteit waarmee wordt bestreden(gemeten aan het aantal geïnvesteerdeuren per uurhok). Ook is er variatie in deomvang van de muskusrattenpopulaties.De variatie in inspanning wordt niet ver-oorzaakt door een verschil in doelstelling,maar eerder door een combinatie van1) regionale verschillen in beschikbaarheidvan middelen en 2) een onvoldoendeoptimale inzet daarvan. Maar wat is deoptimale inzet?

Toekomst: Verschillende strategieënmogelijkEr zijn verschillende strategieën denkbaarom met muskusrattenbestrijding om tegaan. De huidige strategie is jaarrond envlakdekkend. Variaties daarop zijn strate-gieën waarbij hele regio’s niet wordenbestreden, of waarbij in bepaalde seizoe-nen wordt bestreden (van Vliet & Leng-keek, 2007). Met een simulatiemodel zijndie strategieën doorgerekend. Deze simu-laties maakten nog eens extra duidelijkwelke veldinformatie nodig is om eengoede afweging te maken ten aanzien vande gewenste inspanning en strategie. Desimulatie resultaten zijn een kwantitatieve

4 -

3 -

2 -

1 -

0 -

A. Geschatte populatiedichtheden

1985 1990 1995 2000 2005

1,5 -

1 -

0,5 -

0 -

B. Vangstresultaat

1985 1990 1995 2000 2005

Fig. 1. Ruimtelijke verdelingvan geselecteerde uurhokkenin Nederland en het overwe-gende bodemtype ter plaatse.

klei

leem en zavel

veen

zand

0 25 50km

N

muskusratten/km oeverlengte muskusratten/km oeverlengte

Page 5: kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg p - sen;b ij‘pa v ’ m dl ko t Mu - kus r at ndevl o.M i g b es tr ij d ng vpl

De Levende Natuur - maart 2010 | 97

aanvulling op eerder werk door Lam-mertsma & Niewold (2005) en van Vliet &Lengkeek (2007), waarin reeds op kwalita-tieve wijze een oordeel werd gegeven overnut, noodzaak en alternatieve strategieënvan muskusrattenbestrijding. De detailsvan de simulatiestudie zijn gegeven in Boset al. (2009).Uit de simulaties blijkt duidelijk dat hetjaarlijkse aantal vangsten sterk samen-hangt met de intensiteit van bestrijding enhet daaruit resulterende populatieniveau.Bij matig intensieve bestrijding worden erjaarlijks, in absolute aantallen, meer Mus-kusratten gedood dan bij zeer intensievebestrijding of bij zeer extensieve bestrij-ding. We nemen aan dat datzelfde ookgeldt voor de bijvangsten (kader 2).Het bestrijdingsdoel moet geformuleerdworden in termen van het populatieniveauwaarbij de schade, of het risico daarop,

Kader 3. Steekproef en gebruikte modellen

Steekproef en modelkeuzeBinnen Nederland zijn 100 uurhokken geselecteerd, gestratificeerd random naar bodemtype(fig. 1). Voor deze uurhokken zijn de populatiedynamische modellen met exponentiële en logis-tische groei gecalibreerd. Hiervoor is voor elk van de uurhokken, met behulp van een algoritmein GenStat, gezocht naar waarden voor de startpopulatie (in december 1986), de populatie-groeisnelheid, de vangstefficiëntie en – voor het logistische model – de draagkracht van depopulatie, zodat de voorspelde jaarlijkse muskusrattenvangst zo goed mogelijk overeenkomtmet de gerealiseerde jaarlijkse vangst. Vervolgens zijn acceptabele modellen geselecteerd opbasis van tevoren vastgestelde criteria ten aanzien van biologische relevantie, afkomstig uit deliteratuur. Modellen met te lage of te hoge waarden voor populatiegroeisnelheid (0,1< α <1),vangstefficiëntie(0,000001< β <1) en – voor de logistische groeimodellen – draagkracht(0< K <430 000) werden geïnterpreteerd als ‘niet biologisch relevant’. Op basis van de kleinsteafwijking tussen voorspelde en overeenkomstige vangsten voor elk uurhok is gekozen welkmodel beter passend is: het model met exponentiële dan wel met logistische groei.

ModellenWe hebben vier sets van modellen geformuleerd die vangstresultaat zien als een functie vanvangstinspanning en populatieniveau. De sets zijn verschillende combinaties van twee basalemodellen van populatiegroei (exponentiële en logistische groei) en twee basale modellen vanvangstsnelheid als een functie van populatieniveau en vangstinspanning. De set van modellenwaarop de informatie in figuur 1 is gebaseerd, is die met exponentiële groei en een vangst dieproportioneel is met vangstinspanning en populatieomvang.

P0 = π Start populatie, populatie op t=0Cbt = Et β Pt-1 Terugvoorspelde vangst evenredig met vangstinspanningPt = Pt-1 + α Pt-1 – Cbt Exponentiële groei minus de terugvoorspelde vangstWaarbijEt = werkelijke vangstinspanning in jaar t (uren)α = netto populatie groeisnelheid (proportie)β = vangst efficiëntie (uren-1).Voor de overige modellen verwijzen we naar Bos et al. (2009).

AannamesDe modellen hebben de volgende impliciete aannames:1) Migratie is niet relevant.2) Parameterwaarden zijn constant in de tijd. Er wordt dus geen rekening gehouden met wisse-lingen in populatiegroeisnelheid door seizoensverschillen in het weer, of veranderingen invangstefficiëntie door wijzigingen in personeel, landgebruik of gedrag van de Muskusratten.3) De vangstefficiëntie is constant in de ruimte en onafhankelijk van inspanning of populatie-omvang. Belangrijk is ook het feit dat de seizoensdynamiek er nu nog niet in betrokken is. Datleidt tot nog twee aannames:4) De vangstefficiëntie is constant binnen het jaar.5) Jonge dieren hebben evenveel kans om te worden gevangen als volwassenen.

Het is duidelijk dat een aantal van deze aannames op enigerlei wijzegeweld aan wordt gedaan. In hoeverre de gemaakte schattingen betrouw-baar zijn, is dan ook een belangrijke vraag. Vooropgesteld moet wordendat ze op een objectieve wijze, volgens een logische en statistisch verant-woorde procedure zijn verkregen. Er zijn echter op dit moment geenbetrouwbare gegevens om de schattingen aan te ijken. Het is mede om diereden belangrijk biologisch veldonderzoek aan de Nederlandse populatieMuskusratten te doen. De status van deze analyse is dat zij illustreert watde mogelijkheden zijn van dit type modellen voor de praktijk. Zonder eenverbetering van de achterliggende modellen en een validatie daarvan, moettoepassing in de praktijk met terughoudendheid gebeuren.

Foto 3. Winterhut van Muskusratten onder de rook van Groningen (foto: Tonny Liewes).

2 -

1,5 -

1 -

0,5 -

0 -

C. Vangstinspanning

1985 1990 1995 2000 2005

uren/km oeverlengte

Page 6: kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg p - sen;b ij‘pa v ’ m dl ko t Mu - kus r at ndevl o.M i g b es tr ij d ng vpl

98 | De Levende Natuur - jaargang 111 - nummer 2

beneden het publiekelijk aanvaardbareniveau blijft. Dat bestrijdingsdoel kan, intheorie, per regio binnen Nederland ver-schillen. Voor de lager gelegen delen vanNederland is de veiligheid in het geding,op de hogere gronden is dat minder hetgeval. De juiste afweging ten aanzien vanhet doel kan worden gemaakt als bekend iswat de kosten en de baten zijn. Maar uiter-aard moeten ook niet-financiële criteriaeen rol spelen, zoals effecten op overigenatuurwaarden en dierenwelzijn. Financi-ële kosten hebben betrekking op de uitvoe-ring van een bepaald niveau van bestrij-ding, uitgesplitst naar seizoen. Om debaten te kennen is inzicht nodig in de rela-tie tussen schade, of het risico daarop, enhet populatieniveau van Muskusratten.Tenslotte is het nodig te weten welke matevan schade acceptabel is.De meerwaarde van de thans uitgevoerdeanalyses is dat er nu een kansrijke methodeis geïdentificeerd om de populatieniveausobjectief te kwantificeren voor een grootaantal gebieden. Als de genoemde model-len zijn verfijnd en gevalideerd, hebben wehet gereedschap om de kosten en batenvan bestrijding bij verschillende populatie-niveaus te meten en een goed onder-bouwde beleidsmatige afweging te maken.Er zouden in onze visie nu gecontroleerdeproeven moeten worden uitgevoerd in eengroot aantal gebieden, die tot doel hebbenom de kosten en baten te meten, om hetbeheer en het beleid met de juiste informa-tie te voeden. De belangrijkste biologischevragen zijn: 1) wat zijn de werkelijkepopulatieniveaus, en wat is de natuurlijke

groeisnelheid in de Nederlandse situatie?2) Welk deel van de populatie verspreidtzich, en over welke afstanden? Om prakti-sche redenen zullen deze biologisch ver-diepende vragen alleen in een klein aantalgebieden kunnen worden bestudeerd.

Advies huidige praktijkOp basis van de verzamelde inzichten uitliteratuurstudie, modellen en de betrokkeninternationale expertise (Bos et al., 2009)is het advies om in de huidige praktijkvooralsnog door te gaan met vlakdekkendejaarrondbestrijding en deze te intensiverenwaar de huidige, vanuit de praktijk gefor-

muleerde, norm van 0,25 vangsten per uurnog niet wordt gehaald. Een belangrijkargument daarbij is dat bij lagere popula-tieniveaus de vangsten – en naar wij aan-nemen ook de bijvangsten – lager zijn danbij matig intensieve bestrijding en hogerepopulatieniveaus. Uiteraard zijn de vang-sten en bijvangsten nul wanneer in hetgeheel niet bestreden wordt, maar met dehuidige inzichten in het verband tussenpopulatieniveau en veiligheidsrisico is niet-bestrijden op grote schaal politiek geenoptie.Tenzij uit gecontroleerde proeven getallenkomen waaruit blijkt dat het te verwachten

Fig. 3. Geschatte populatie omvang per uurhok voor het jaar 2007 in relatie tot de lengtevan watergangen, per bodemtype. Let op de logaritmische schaal van de assen.

Foto 4. Bestrijding tijdensperioden van vorst vindtplaats door klemmen ineen winterhut te plaatsen(foto: Henk Schrik).

5000

500

100

20

5

100 200 500

oeverlengte (km)

kleileem en zavel

zandveen

populatie in 2007

Page 7: kijk ook op - altwym.nl etal 2010-dln 111-2 p 94-99...m oet db s rij pz k na (v an)M usk r teom d lg p - sen;b ij‘pa v ’ m dl ko t Mu - kus r at ndevl o.M i g b es tr ij d ng vpl

De Levende Natuur - maart 2010 | 99

niveau van schade in een bepaalde regioniet boven het publiek acceptabele niveauzal uitstijgen, en ook de veiligheid niet inhet geding is, is intensieve bestrijding vande populatie te verkiezen. Hoe dan ook iser veel aan gelegen om het doel en demiddelen – verhoging van de veiligheiddoor verlaging van aantallen Muskusrat-ten- goed te onderbouwen en daarmeemisschien ook nog de efficiëntie van debestrijding te verhogen. Een eerste aanzetom het gereedschap daartoe te ontwikke-len is er nu.

LiteratuurBarends, F., 2002. The Muskrat (Ondatra zibe-thicus): expansion and control in the Nether-lands. Lutra 45: 97-104.Barends, F., 2007. Handboek Bestrijding vanMuskusrat en Beverrat. LCCM en TCM, DenHaag.Bos, D., J. van Belle, P.W. Goedhart, S. vanWieren & R. C. Ydenberg, 2009. Populatiedynamica van Muskusratten. Huidige en alter-natieve strategie van bestrijding in Nederland.A&W-rapport 1250. Altenburg & Wymenga, eco-logisch onderzoek, Feanwâlden. Te downloadenvia http://www.muskusrattenbestrijding.nl.Boutin, S. & D. Birkenholz, 1987. Muskrat andRound-tailed Muskrat. In: Novak, M., J.A.Baker, M.E. Obbard & B. Malloch (eds). Wild

Furbearer Management and Conservation inNorth America.BCM, 2006. Gevolgen van graverij door Mus-kusratten en Beverratten voor de veiligheid vanwaterkeringen. DHV.Danell, K., 1996. Introductions of aquaticrodents: Lessons of the Muskrat Ondatra zibe-thicus invasion. Wildlife Biology 2: 213-220.Errington, P.L., 1963. Muskrat populations. 1-665. Iowa State University Press, Ames Iowa,USA.Lammertsma, D.R. & F.J.J. Niewold, 2005.Muskusrattenbestrijding in Nederland: eenquick scan naar nut noodzaak en alternatieven.Alterra-rapport 1197. Alterra, Wageningen.Lassen, H. & P. Medley, 2000. Virtual popula-tion analysis - a practical manual for stockassessment. FAO Fisheries technical paper400. FAO, Rome.LCCM, TCM & Waterschap Zuiderzeeland,2009. Landelijke gedragscode Muskus- enBeverrattenbestrijding. Waterschap Zuiderzee-land, Lelystad.Matis, J.H., T.R. Kiffe & R. Hengeveld, 1996.Estimating Parameters for Birth-Death-Migra-tion Models from Spatio-Temporal AbundanceData: Case of Muskrat spread in the Nether-lands. Journal of Agricultural, Biological andEnvironmental Statistics 1: 40-59.Moens, R., 1978. Étude bio-écologique du Ratmusqué en Belgique. Parasitica 34: 57-121.

Vliet, F. van & W. Lengkeek, 2007. Alternatievestrategieën voor bestrijding Muskusratten.Rapportnr 07-182. Bureau Waardenburg, Culem-borg.

SummaryTowards impartial population estimates of(persecuted) Muskrats in The NetherlandsThe Muskrat (Ondatra zibethicus) is an introdu-ced species in Western Europe. The species isheavily persecuted in The Netherlands dueto its habit of digging burrows in embank-ments and dikes. The public debate on thenecessity of the current Muskrat populationcontrol regime is hampered by a lack of insightinto Muskrat population dynamics, the risk ofdamage at different densities and the effect ofthe control programme. We reconstructed localMuskrat population trajectories from annual(1987-2007) data on the numbers of harvestedMuskrats and catch effort, in a large sampleusing Sequential Population Analysis. Alterna-tive strategies to the current year-round controlprogramme were studied using a simulationmodel. This programme still has to be validedin field experiments. Based on the currentinsights we conclude that year-round intensiveharvesting will be the most effective way tokeep Muskrat populations low. This results infewer animal deaths (and consequently lesssuffering) relative to harvesting at intermediateintensity. This situation has been reached insome parts of The Netherlands, but in othersthe harvest proportion can be increased. It isworthwhile to consider whether the policy aim(in terms of population size and acceptable levelof damage) should be equivalent across theentire country. If not, regionally differentiatedcontrol methods could be applied.

DankwoordWij bedanken de LCCM voor het financieren enfaciliteren van de hier achterliggende studie.

Dr. ir. D. Bos & drs. J. van BelleAltenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv.Postbus 32, 9269 ZR Feanwâldene-mail: [email protected]

Dr. S. van Wieren & Prof.dr. R. YdenbergResource Ecology Group, Wageningen Univer-sity and Research CentrePostbus 47, 6700 AA Wageningen

Drs. P.W. GoedhartBiometris, Wageningen University andResearch CentrePostbus 100, 6700 AC Wageningen

Foto 5. De ronde fuik is een veelgebruikt passief vangmiddel (foto: Siebe Dol).