Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

9
Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië dr. J.A. de Moor* Het einde van Indië V ijftig jaar geleden, op 27 december 1949, kwam een eind aan het Nederlandse bewind in Indonesië. Ons land droeg het gezag in de Archipel over aan de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië, zoals de nieuwe staat offi- cieel werd genoemd. Koningin Juliana en het kabinet ondertekenden tijdens een plechtige bijeenkomst in het paleis op de Dam de akte van soe- vereiniteitsoverdracht. In Batavia, dat voortaan Jakarta heet- te, zag Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon, A.H.J. Lovink, toe op het strijken van de Nederlandse vlag en het hijsen van de Indonesische. Het waren korte maar emotionele momen- ten in de geschiedenis van beide lan- den. Aan een moeilijke periode, waar- in strijd en diplomatie elkaar hadden afgewisseld, was een eind gekomen. Alleen Nieuw-Guinea bleef in Nederlandse handen, totdat ook dat dertien jaar later moest worden afge- staan. Onafhankelijkheidsverklaring Het was begonnen met de geïmprovi- seerde onafhankelijkheidsverklaring die Soekarno, staand voor zijn huis in Batavia, op 17 augustus 1945 had voorgelezen. Japan had twee dagen eerder, totaal onverwacht, de overga- ve aangekondigd. De Indonesische * De auteur is werkzaam als docent algemene en militaire geschiedenis aan de Rijks- universiteit te Leiden. Op 14 oktober promo- veerde hij op Westerling's Oorlog. Indonesië 1945-1950. De geschiedenis van de com- mando's en parachutisten in Nederlunds- Indië, 1945-1950. nationalisten waren door deze ont- wikkeling minstens zo verrast als de rest van de wereld. Het had er immers tot op dat moment alle schijn van dat Japan de strijd tot het bittere einde zou voortzetten. De plotselinge capi- tulatie bood de nationalistische bewe- ging, met Soekarno als haar onbe- twiste leider, de mogelijkheid het politieke initiatief naar zich toe te trekken. De nationalisten slaagden er in het machtsvacuüm snel op te vul- len. Binnen een maand na de procla- matie van de onafhankelijkheid wap- perde het rood-wit overal in Java, en weldra ook op Sumatra. Tijdens de jaren van de Wereldoorlog waren de voorwaarden geschapen voor een succesvolle nationalistische machtsgreep. De Indonesische bevol- king (vooral de jeugd) was onder toe- ziend oog van de Japanse bezettings- macht gemobiliseerd en deels gemili- tariseerd. Hoewel de Japanners de nationalistische beweging beslist niet steunden, was deze toch tegen de ver- drukking in gegroeid. Soekarno was in ieder geval op Java, door zijn talrij- ke radiotoespraken, de bekendste nationalistische leider geworden. Nederland kon er op dat moment, onmiddellijk na afloop van de strijd, weinig tegenover stellen. Nederlandse autoriteiten en troepen waren nauwe- lijks beschikbaar. De meeste Neder- landers zaten nog in de kampen, wachtend op hun bevrijding. De toe- nemende gewelddadigheid in de Indonesische samenleving, uitlopend op de periode van de bersiap, verhin- derde hun terugkeer. Van substantiële Nederlandse machtsontplooiing kon in de rest van het jaar geen sprake meer zijn. De Britten, die het oppercommando bekleedden in Java en Sumatra (en later in de gehele Archipel) waren niet bereid - en trouwens ook niet in staat - om het gebied te bezetten en te beheersen, in afwachting van de terugkeer van de Nederlandse troe- pen. Admiraal Lord Mountbatten, de opperbevelhebber in Zuidoost-Azië, drong daarom sterk aan op het openen van onderhandelingen met Soekarno. Hij werd daarin uiteindelijk onder voorwaarden bijgevallen door de nieuwe (luitenant-) gouverneur- generaal van Nederlands-Indië, H.J. van Mook. Onderhandelingen De onderhandelingen over een poli- tieke oplossing begonnen daadwerke- lijk in april 1946. Zij leidden uitein- delijk, op 15 november van dat jaar, tot een compromis. Bij het akkoord van Linggadjati erkende Nederland het de facto bestaan van de Republiek op Java en Sumatra en accepteerde het de totstandkoming van een federa- tieve staat Indonesië, verbonden met het Koninkrijk der Nederlanden, op l januari 1949. De Indonesische federatie zou behal- ve uit de Republiek nog uit diverse andere zogenaamde 'deelstaten' bestaan. Van Mook ging aan de slag om de deelstatenpolitiek van de grond te krijgen. Voor de Indonesiërs waren dit akkoord en de deelstatenpolitiek overigens niet veel meer dan een tac- tische zet, een fase in de realisering van totale onafhankelijkheid. Door politieke obstructie aan beide kanten kwam overigens van het akkoord van 1946 niets terecht. De oprichting van de deelstaten begon zeer onfortuinlijk met die van Oost-Indonesië, met als 644 MILITAIRE SPECTATOR JRQ 168 12-99

Transcript of Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

Page 1: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

Kapitein Westerling ende Speciale Troepen in Indië

dr. J.A. de Moor*

Het einde van Indië

V ijftig jaar geleden, op 27december 1949, kwam eeneind aan het Nederlandse

bewind in Indonesië. Ons land droeghet gezag in de Archipel over aan deRepubliek der Verenigde Staten vanIndonesië, zoals de nieuwe staat offi-cieel werd genoemd. KoninginJuliana en het kabinet ondertekendentijdens een plechtige bijeenkomst inhet paleis op de Dam de akte van soe-vereiniteitsoverdracht.In Batavia, dat voortaan Jakarta heet-te, zag Hoge Vertegenwoordiger vande Kroon, A.H.J. Lovink, toe op hetstrijken van de Nederlandse vlag enhet hijsen van de Indonesische. Hetwaren korte maar emotionele momen-ten in de geschiedenis van beide lan-den. Aan een moeilijke periode, waar-in strijd en diplomatie elkaar haddenafgewisseld, was een eind gekomen.Alleen Nieuw-Guinea bleef inNederlandse handen, totdat ook datdertien jaar later moest worden afge-staan.

OnafhankelijkheidsverklaringHet was begonnen met de geïmprovi-seerde onafhankelijkheidsverklaringdie Soekarno, staand voor zijn huis inBatavia, op 17 augustus 1945 hadvoorgelezen. Japan had twee dageneerder, totaal onverwacht, de overga-ve aangekondigd. De Indonesische

* De auteur is werkzaam als docent algemeneen militaire geschiedenis aan de Rijks-universiteit te Leiden. Op 14 oktober promo-veerde hij op Westerling's Oorlog. Indonesië1945-1950. De geschiedenis van de com-mando's en parachutisten in Nederlunds-Indië, 1945-1950.

nationalisten waren door deze ont-wikkeling minstens zo verrast als derest van de wereld. Het had er immerstot op dat moment alle schijn van datJapan de strijd tot het bittere eindezou voortzetten. De plotselinge capi-tulatie bood de nationalistische bewe-ging, met Soekarno als haar onbe-twiste leider, de mogelijkheid hetpolitieke initiatief naar zich toe tetrekken. De nationalisten slaagden erin het machtsvacuüm snel op te vul-len. Binnen een maand na de procla-matie van de onafhankelijkheid wap-perde het rood-wit overal in Java, enweldra ook op Sumatra.Tijdens de jaren van de Wereldoorlogwaren de voorwaarden geschapenvoor een succesvolle nationalistischemachtsgreep. De Indonesische bevol-king (vooral de jeugd) was onder toe-ziend oog van de Japanse bezettings-macht gemobiliseerd en deels gemili-tariseerd. Hoewel de Japanners denationalistische beweging beslist nietsteunden, was deze toch tegen de ver-drukking in gegroeid. Soekarno wasin ieder geval op Java, door zijn talrij-ke radiotoespraken, de bekendstenationalistische leider geworden.

Nederland kon er op dat moment,onmiddellijk na afloop van de strijd,weinig tegenover stellen. Nederlandseautoriteiten en troepen waren nauwe-lijks beschikbaar. De meeste Neder-landers zaten nog in de kampen,wachtend op hun bevrijding. De toe-nemende gewelddadigheid in deIndonesische samenleving, uitlopendop de periode van de bersiap, verhin-derde hun terugkeer. Van substantiëleNederlandse machtsontplooiing konin de rest van het jaar geen sprakemeer zijn.

De Britten, die het oppercommandobekleedden in Java en Sumatra (enlater in de gehele Archipel) waren nietbereid - en trouwens ook niet in staat- om het gebied te bezetten en tebeheersen, in afwachting van deterugkeer van de Nederlandse troe-pen. Admiraal Lord Mountbatten, deopperbevelhebber in Zuidoost-Azië,drong daarom sterk aan op het openenvan onderhandelingen met Soekarno.Hij werd daarin uiteindelijk ondervoorwaarden bijgevallen door denieuwe (luitenant-) gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, H.J.van M ook.

OnderhandelingenDe onderhandelingen over een poli-tieke oplossing begonnen daadwerke-lijk in april 1946. Zij leidden uitein-delijk, op 15 november van dat jaar,tot een compromis. Bij het akkoordvan Linggadjati erkende Nederlandhet de facto bestaan van de Republiekop Java en Sumatra en accepteerdehet de totstandkoming van een federa-tieve staat Indonesië, verbonden methet Koninkrijk der Nederlanden, opl januari 1949.De Indonesische federatie zou behal-ve uit de Republiek nog uit diverseandere zogenaamde 'deelstaten'bestaan. Van Mook ging aan de slagom de deelstatenpolitiek van de grondte krijgen. Voor de Indonesiërs warendit akkoord en de deelstatenpolitiekoverigens niet veel meer dan een tac-tische zet, een fase in de realiseringvan totale onafhankelijkheid. Doorpolitieke obstructie aan beide kantenkwam overigens van het akkoord van1946 niets terecht. De oprichting vande deelstaten begon zeer onfortuinlijkmet die van Oost-Indonesië, met als

644 MILITAIRE SPECTATOR JRQ 168 12-99

Page 2: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

hoofdstad Makassar op Zuid-Celebes,waar in de loop van 1946 een kei-harde terreurcampagne werd gevoerdtegen Nederlandese autoriteiten enburgers, en tegen allen die met deNederlanders samenwerkten.

De roep aan Nederlandse zijde omsterkere militaire middelen in te zet-ten, niet alleen in Zuid-Celebes maarook op Java en Sumatra, werd steedsluider. Naar het idee van veelNederlanders in Indië zou een krach-tige militaire actie op Java ertoe lei-den dat de Republiek met Yogyakartaals machtscentrum werd uitge-schakeld, waardoor, zo verwachttemen, de onafhankelijkheidsbewegingdefinitief zou instorten. Ook inNederland zelf gingen steeds meerstemmen op om de zaak militair tebeslechten. Dat was financieel ooknodig; de Nederlandse schatkist wasleeg en de rijke cultuurgebieden inIndië die voor inkomsten konden zor-gen, lagen er verwoest bij of stondenonder Republikeinse controle. Hetluidde het begin in van een andersoort politiek, een beleid waarbijbeurtelings werd gewed op het beha-len van militaire en diplomatiekeresultaten in de strijd tegen deRepubliek.

Staat van oorlogOm te beginnen ging het er echter omde deelstaat Oost-Indonesië te realise-ren. Het werd in de tweede helft van1946 steeds dubieuzer of het er nogvan zou komen. Het Nederlandsebestuur wankelde onder de slagen vande Republikeinse terreur. De in hetgebied gestationeerde KNiL-bataljonskonden het niet aan. Er zat nietsanders op dan de staat van oorlog af tekondigen, in december van dat jaar,en naar krachtiger middelen te grij-pen.Spoor besloot met instemming vanVan Mook een nog jonge afdeling vanhet KNIL, die werd opgeleid engetraind voor het uitvoering van 'spe-ciale acties', naar het gebied te dirige-ren met de opdracht hoe dan ook deorde en rust te herstellen. Deze groep,het Depot voor Speciale Troepen(DST) werd aangevoerd door de 27-

jarige luitenant-KNiL R.P.P. Wester-ling. Zo stapten Westerling en deSpeciale Troepen op tamelijk abruptewijze de Nederlands-Indische ge-schiedenis in. Zij zouden nog vaak enluidruchtig van zich doen spreken.

Speciale Troepen in Indië

Indië telde eind 1946 twee afzonder-lijke eenheden voor speciale acties. Inde eerste plaats was dat het algenoemde DST, de Groene Baretten.Het was opgericht in juni 1946 enstond aanvankelijk onder commandovan kapitein KNIL W.J. Scheepens. Hijhad de legerleiding zelf het idee aande hand gedaan om een dergelijkeeenheid op te richten. Zijn inspiratie-bron was het Korps Insulinde (KI),waarbij hij in de Tweede Wereld-oorlog had gediend. Het KI had zichals afdeling van Force 136, de Britseorganisatie voor speciale acties inAzië, toegelegd op infiltratie ensabotage-acties in bezet Sumatra.Scheepens had een aantal van dezegewaagde acties (per onderzeebootnaar Atjeh en dan aan land om inlich-tingen te verzamelen of verzet opgang te brengen) persoonlijk geleid.Zijn plan voor een nieuwe eenheidvoor speciale actie in Indië in de strijdtegen de nationalisten vertoonde veelovereenkomsten met de vroeger taak-stelling van het KI.

Oprichting KSTWaarschijnlijk heeft Scheepens ookhet vooroorlogse Korps Marechaus-see voor ogen gehad. Zijn vader waseen befaamde marechaussee-officiergeweest. Scheepens probeerde, inovereenstemming met de praktijkzoals die bij de marechaussees hadbestaan, vooral Molukse militairen tevinden voor zijn nieuwe strijdmacht.In juni 1946 kreeg hij van generaalSpoor toestemming tot de oprichting.Hij moest wel alles zelf regelen, bijelkaar pelopperen, zoals hij het noem-de: behuizing, uitrusting en der-gelijke. De eerste actie te velde waarhet DST een belangrijke rol in speelde,de verovering van een brug bijTjileungsir, ten zuiden van Batavia,

op 19 juli 1946, liep uit op een fiasco:Scheepens liep in een hinderlaag, zijntroep verloor zes doden en een aantalgewonden; hij zelf werd eveneensernstig gewond.

Tot zijn opvolger werd benoemd lui-tenant-KNiL Westerling. Onder dienscommando groeide het DST uit tot eengespecialiseerde eenheid voor contra-guerrilla-oorlogvoering. In januari1948 werd het DST opgeheven en hetKorps Speciale Troepen (KST) opge-richt, dat eveneens onder Westerlingsleiding stond. Toen hij in november1948 de dienst verliet, werd hij opge-volgd door luitenant-kolonel-KNiLW.C.A. van Beek, onder wiens lei-ding het KST aan de Tweede Politio-nele Actie deelnam.

Oprichting SOPDe tweede eenheid voor speciale actiewas net iets eerder dan het DST in hetleven geroepen. Het was de Schoolvoor Opleiding van Parachutisten(SOP) die gevestigd was in Hollandia,Nieuw-Guinea. Ook dit was een ini-tiatief van jonge officieren. Luitenant-KNIL P.E. van Beek, die even alsScheepens van het Korps Insulindeafkomstig was, probeerde eind 1945al belangstelling te wekken voor deoprichting van een parachutisten-afdeling. Hij werd daarin bijgevallendoor bijvoorbeeld de luitenants C.Sisselaar en N.J. de Koning. In maart1946 gaf Spoor toestemming totoprichting van de SOP. De Koning,Sisselaar en andere officieren werktenin de maanden die volgden keihardaan de organisatie, recrutering en uit-rusting van hun afdeling.

Vrijwel alles moest uit Engelandkomen, van instructieboeken tot enmet de parachutes zelf. Ook het kam-pement in Hollandia dienden zij zelfmin of meer uit de grond te stampen.Op l mei 1947 werd de Ie ParaCompagnie ( l Para Cie) opgericht, dieeen maand later werd overgeplaatstnaar de vliegbasis Andir bij Ban-doeng, waar de Militaire Luchtvaart-afdeling (ML) van het KNIL was geves-tigd. Dat was nodig om de springtrai-ning af te maken die uiteraard in

JRG 168 12-99 MIL ITAIRE SPECTATOR 645

Page 3: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

samenwerking met de ML diende tegeschieden. Voor de SOP betekendehet dat een voortgezet verblijf inHollandia niet zinvol meer was; opl september vestigde de School zichin Tjimahi, ten zuiden van Bandoeng.In de loop van 1947 werd de para-opleiding voltooid. De para's haddenoverigens al vanaf de EerstePolitionele Actie (20 juli-4 augustus1947) deel genomen aan patrouillesen zuiveringsacties in West-Java. Desop/1 Para Cie telden verhoudings-gewijs meer Europese militairen danhet DST, hoewel Molukse militairenonder de para's toch ook prominentaanwezig waren. Vanaf het begin laghet professionele niveau bij de para'shoger dan bij het DST. De opleidingonder veeleisende officieren als DeKoning en Sisselaar creëerde eenbeter en meer professioneler soortmilitairen dan bij het DST. NaSisselaar werd kapitein KNIL W.D.H.Eekhout commandant van l Para Cie.Onder zijn leiding heeft de Para Cieop zeer intensieve wijze deelgenomenaan talloze zuiveringsactie en

Afb. lNederlands-Indië, 1948.Afscheids-

toespraak vande scheidendcommandantKST, kapiteinWesterling

(Bron: SMG/KL)

patrouilles en aan de Tweede Poli-tionele Actie.

FusieBeiden afdelingen bleven gedurendevrijwel het hele conflict in Indiëapart. Zij traden in verschillendegebieden op, steeds los van elkaar. Inde loop van 1949 besloot de legerlei-ding tot fusie van de twee afdelingen,die tot stand kwam in juli 1949. Erwas overigens al vanaf 1948 oversamengaan nagedacht. Het doel waseen soort luchtmobiele brigade te vor-men, die overal in de Archipel (ofwaar dan ook indien de omstandighe-den dat vereisten) in actie kon komen.Daarnaast heeft bij de legerleidingzeker de wens meegespeeld de kwali-teit van het KST te verhogen door fusiemet de professioneler geachte para's.De nieuwe eenheid, het RegimentSpeciale Troepen (RST), kwam onderbevel te staan van luitenant-kolonel-KNIL J.J.F. Borghouts. Het RST heeftnauwelijks nog aan de strijd deelge-nomen. In augustus kwam het in Indiëtot een staakt-het-vuren, als proloog

op de laatste ronde van onderhande-lingen die uiteindelijk leidde tot desoevereiniteitsoverdracht.Beide afdelingen hebben bij elkaarnooit meer dan zo'n achthonderd totduizend man geteld. Zij bleven klein,maar hebben desalniettemin uiterma-te intensief aan de strijd deelgeno-men. In 1948 en zeker in de eerstehelft van 1949 ging er nauwelijks eendag voorbij zonder dat de SpecialeTroepen te velde waren. Er is in dezejaren het uiterste van hen gevergd.Wat deden zij? Hoe en waar werdenzij ingezet? Hoe effectief was huninzet?

'Interim managers'

Wanneer we de activiteit van de spe-ciale troepen in de periode als geheeloverzien, valt als eerste op dat ZVJvooral werk deden waarvoor zij inprincipe niet waren opgeleid. Alleentijdens de Tweede Politionele Actie(waarover straks meer) traden zij opals echte paracommando's die zichrichtten op de verovering van eenbelangrijk politiek en militair-strate-gisch doel door middel van luchtactie.Maar voor de rest van de tijd warenzij vooral betrokken bij de contra-guerrilla. Zij kwamen in actie inZuid-Celebes, en achtereenvolgens inOost-, West- en Midden-Java en naafloop van de Tweede PolitioneleActie ook in Oost-Sumatra. Het KSTbleef merendeels in West-Java en dePreanger werkzaam en fungeerdedaar als de vaste reserve van de C-divisie en de W-brigade.KST en Para Cie werden erbij gehaaldwanneer de reguliere KL-troepen er ineen bepaald gebied geen gat meer inzagen en met de normale patrouilleac-tiviteit grotendeels waren gestopt. 'Devijand is de baas', zoals een lokalecommandant in zo'n situatie ooit aanhet hoofdkwartier liet weten. Lokalecommandanten verzochten met groteregelmaat om de inzet van KST of Para

Cie. Wanneer generaal D.C. Buurmanvan Vreeden, onder wiens bevel zijvielen, de situatie als voldoende ern-stig beoordeelde, zond hij in overlegmet Spoor de Speciale Troepen langs

646 MILITAIRE SPECTATOR JRG 168 12-99

Page 4: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

om de zaak 'op te schudden'. Dedetachering gold meestal voor enkeleweken. Dat moest voldoende zijn omde reguliere troepen ter plekke in staatte stellen zelf hun straatje weerschoon te vegen. Bovendien moestende Speciale Troepen meestal binnenenkele weken weer uitrukken naareen ander noodgebied.

Hardhandig optredenDe Speciale Troepen traden snel enhard op. Het was hun opdracht de rustin korte tijd te herstellen. Hun aanpakkenmerkte zich door snelheid, over-rompeling, verrassing en vuurkracht.Bij de doorzoeking van kampongs enhuizen traden zij hardhandig op. Devaste methode, die overigens al in devooroorlogse tijd door het KNIL wasontwikkeld en grotendeels was vast-gelegd in de doctrine van het VPTL(1927), ging uit van nachtelijkeomsingeling, overvalling bij het aan-breken van de dag, afsluiting (vaakdoor assisterende KL-troepen) endoorzoeking van de huizen, hetstruikgewas en de bosjes in en om hetdorp, waarbij op alle personen dieverzet boden of zich individueel of ingroepen uit de voeten trachtten temaken onmiddellijk het vuur werdgeopend. Bij de nachtelijke naderingvan een dorp werden wachtpostenmet silent killing onschadelijkgemaakt.Inheemse militairen -maakten vaakgebruik van hun klewangs bij de zui-vering van de dorpen. Men trok tevoet door het dorp, om alles goed uitte kammen, maar soms werd bij deeerste aanval juist in volle vaart dooreen dorp gereden, waarbij vanuit dewagens voortdurend werd gevuurd.

Geduchte reputatieTijdens zulke zuiveringsacties endoorzoekingspatrouilles vielen vaaktientallen doden onder de TNi-militai-ren, leden van andere strijdgroepen enburgers. Personen die met wapenswerden aangetroffen, werden terplekke gedood of gevangen genomenen meegenomen voor ondervraging.Mannen (en vrouwen) die metRepublikeinse documenten werdenbetrapt, in wier huizen munitie of

voedselvoorraden werden aangetrof-fen of die met flashlight boodschap-pen doorseinden, werden eveneensvaak direct gedood. Veel kampongswerden overigens verlaten aangetrof-fen. De bevolking had tijdig de wijkgenomen, ongetwijfeld na ingelicht tezijn over de komst van de SpecialeTroepen door middel van het uitste-kende onderlinge waarschuwings-systeem dat overal op het plattelandfunctioneerde.De Speciale Troepen hadden eengeduchte reputatie en de Indonesischetegenstanders waren in de regeluiterst bevreesd voor een confronta-tie. In de lege kampongs werden dehuizen overhoop gehaald en door-zocht. Huizen waarin munitie, voed-sel of Republikeinse papieren werdengevonden, gingen in rook op. Gevan-gengenomen mannen dienden detroep nogal eens te volgen als dragers.In een aantal gevallen werd dezegevangenen dan in een later stadiumvan de zuivering, zeker als het gingom een meerdaagse tocht door dejungle, alsnog gedood. De militairenvonden dan kennelijk dat deze dra-gers een risico of hinderpaal warengeworden bij de voortzetting van detocht of zij doodden hen uit agressieof wraakgevoelens.

InlichtingenLang niet alle zoekacties, patrouillesen zuiveringen verliepen volgens ditpatroon of leidden tot de uitschake-ling van de tegenstanders. Veelpatrouilles werden 's nachts of over-dag uitgezonden, ter verkenning enom inlichtingen over de bewegingenvan de vijand en over de toestand vande wegen en bruggen te verkrijgen.Bij zulke patrouilles viel vaak geenschot. Voor inlichtingen waren deSpeciale Troepen op zichzelf aange-wezen. Zij beschikten niet over eeneigen inlichtingendienst en konden inhet oorlogsgebied alleen door actievepatrouillegang een beeld van devijand krijgen. Zij ontvingen uiter-aard inlichtingen van de lokale KL-detachementen, maar die bleken vaakondeugdelijk, te weinig concreet, ver-ouderd, te algemeen of gewoon vol-komen achterhaald.

Veel inlichtingen kregen de troepenvan de lokale bevolking die eigenerbeweging de aanwezigheid van TNI-groepen of andere gevechtsorganisa-ties kwam melden in het kampement >van de Speciale Troepen.

De actieve medewerking van gidsen,soms afkomstig uit het lokale inheem-se bestuur, was onmisbaar. Bij nach-telijke verkenningspatrouilles werdenook personen van hun bed gelicht, dieals gids de rest van de tocht meemoesten. Veel aandacht besteedden detroepen aan het vinden van wapen-opslagplaatsen. Zeker tijdens deacties in Oost-Java stootten zij nogaleens op rijke buit. Dat werd altijdbeschouwd als een groot succes. Dewapenvoorziening van de Indonesiërswas gebrekkig; zij dienden zuinig tezijn op elk wapen dat zij bezaten.Wanneer soms hele wapenopslag-plaatsen in handen van de Neder-landse troepen vielen, was dat eengevoelig verlies voor de TNI.

Op deze manier hebben de SpecialeTroepen de KL als 'interim managers'bijgestaan in West-Java, vooral in hetaltijd rumoerige Preanger-bergland,waar niet alleen de TNI maar ook deDaroel Islam actief was; in Midden-Java, vooral in Bandjoemas, waar dePara Cie onder Eekhout niet minderdan zes weken achtereen dagelijksaan het werk was tot de troep zowatonder de gevechtsuitputting bezweek;diverse malen in Oost-Java in hetgebied van de A-divisie rond Malangen in het Smeroe-berggebied; en inOost-Sumatra, direct na de TweedePolitionele Actie, in Minangkabau,het berggebied boven Padang, waareen uiterst felle guerrilla woedde.Was hun optreden effectief? Leverdede harde methode wat op? Het ant-woord is: ja en nee. Het resultaat waspositief op de korte termijn bezien.Uit de beschikbare documenten blijktdat hun optreden meestal resulteerdein het verdwijnen van de meestevijandelijke legeronderdelen engevechtsgroepen. Soms hadden dezegevoelige verliezen geleden, warengrotendeels geëlimineerd of compleetuiteengeslagen, maar dat was lang

JRG 168 12-99 MIL ITAIRE SPECTATOR 647

Page 5: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

niet altijd het geval. Vaker werden zijalleen maar verjaagd, of hadden zijzelf al bijtijds de wijk genomen. Danwas de rust wel hersteld, maarmeestal niet voor lang. Wanneer deSpeciale Troepen weer uit het gebiedvertrokken, keerden de Indonesiërsonmiddellijk triomfantelijk terug enbegon het spel van voren af aan.Eekhout verzuchtte in het voorjaarvan 1949, na wekenlange acties inMidden-Java, dat de vijand weer wasgeïnfiltreerd in de zojuist gezuiverdegebieden en dat het er op leek dat depara's opnieuw konden beginnen.

Toch waren zulke gebieden meestalwel gebaat bij de acties. Zij kregen'lucht', het bestuur kon weer wordengeorganiseerd, het maatschappelijkleven weer enigszins hervat, de ordegehandhaafd en eventueel resterendeverzetsactiviteiten konden door dereguliere troepen wel worden afge-handeld. Bestuursambtenaren sprakenvaak hun dank uit aan de SpecialeTroepen voor het herstel van de rustin hun ambtsgebied. Zulke bedankjesgingen onveranderlijk gepaard met de- vergeefse - verzuchting dat zij deSpeciale Troepen graag langer in hunressort zouden willen houden. Maardat was natuurlijk niet mogelijk. DeSpeciale Troepen waren en bleven'interim managers' en aan hun werkwas op zo'n moment elders alweerdringend behoefte.

Harde gevechtsmethodeIn andere opzichten kon de inzet vande Speciale Troepen overigens con-traproductief werken. Dat werd ver-oorzaakt door hun harde gevechts-methode. Deze wekte meermalen deweerstand op van de KL-militairen,waarmee de Speciale Troepen door-gaans nauw moesten samenwerken.KL-militairen schrokken voor zoveelgeweld terug en ergerden zich aan deliquidatie van gevangengenomentegenstanders en de in het algemeenagressieve werkwijze van hun colle-ga's van de Speciale Troepen. Via huncommandanten of via de legeraal-moezenier of -predikant bereikten dieklachten de hogere echelons en wer-den soms opgevolgd door onderzoek

door de Militaire Politie of lokalecommandanten. De onderlinge ver-houdingen waren naar aanleiding vanzulke zaken dan voor lange tijd be-dorven.Lokale commandanten maaktenregelmatig bezwaar tegen de samen-werking met de Speciale Troepen. Zijlieten hun chefs weten dat de kennis-making met de Speciale Troepen henmaar matig was bevallen en dat hetvoortaan voor hen niet meer hoefde.

De irritatie bereikte, wat het KSTbetreft, in de eerste helft van 1948 eenhoogtepunt. De nonchalante liquida-tie van gevangenen door KST-militai-ren zorgde voor grote spanningen.Het was naar aanleiding van dezegebeurtenissen dat generaal Spooruiteindelijk tot de conclusie kwam datWesterling (hoewel hij hem persoon-lijk zeer waardeerde) als commandantKST niet langer te handhaven viel.Westerling had naar Spoors meningde troepen onvoldoende in de hand enbesteedde te weinig aandacht aan dediscipline te velde. Door de onrust dienaar aanleiding van het harde op-treden was ontstaan, werden de bruik-baarheid en inzet van het KSTgeschaad. Spoor kon dat niet langertolereren en Westerlings opvolger,Van Beek, kreeg de opdracht het KSTte disciplineren en tot een professio-nelere eenheid om te vormen. Hetgeval illustreert dat de harde methodein dit opzicht contraproductief kanwerken.

Een ander risico was uiteraard dat debevolking door het optreden inhanden van de TNI en andere vijande-lijke gevechtsgroepen werd gedreven,in plaats van te kiezen voor deNederlandse kant. Of dit ook gebeurdis, valt echter niet zo gemakkelijk vastte stellen. Indonesische bestuurs-ambtenaren meldden wel eens dat debevolking zich vanwege de bruutheidvan het optreden 'aan de zijde van deguerrilla wilde scharen'. Maar dezebeweringen vallen niet te bewijzen.Zoiets kan zich voorgedaan hebben,maar een dergelijke bewering kanevengoed zijn ingegeven door politiekengagement of propaganda.

ConflictenDe aanwezigheid en de inzet van deSpeciale Troepen zorgde verder regel-matig voor conflictsituaties in degezagsverhoudingen. De SpecialeTroepen ressorteerden direct onder dechef-staf Buurman van Vreeden, dievaststelde waar, hoe, en in samenwer-king met welke KL-afdelingen de troe-pen werden ingezet. Meestal bepaaldehij dat de leiding van zo'n gezamen-lijke zuiveringsactie berustte bij delokale KL-commandant. Dit zorgdevoor veel frictie. Een KL-commandantdeed het naar het inzicht van deSpeciale Troepen vrijwel nooit goed.Westerling vond dat bij de acties inWest-Java de samenwerking eigenlijkaltijd problemen opleverde. Hij meen-de dat de KL-commandanten geen ver-stand hadden van de contra-guerrilla-oorlogvoering en dat zij er verkeerdeideeën op na hielden over het nut ende werkwijze van Speciale Troepen.Westerling was natuurlijk een bijzon-der geval, maar bijvoorbeeld ookBorghouts, de latere commandant vanhet KST (en RST) deelde die mening-Ook hij vond dat de commandant vande Speciale Troepen de algemeneactieleider diende te zijn en dat de KL-commandanten aan hem onderge-schikt waren. Westerlings eigenmach-tige aanpak in West-Java, in 1947 en1948, zorgde voor scherpe conflictenmet de leiding van de C-divisie enwas mede aanleiding tot de maatrege-len die Spoor uiteindelijk tegen hemnam.

Ook in ander opzicht had de inzet vanSpeciale Troepen op de langere ter-mijn onverwachte gevolgen. Was erenerszijds kritiek op de harde pacifi-catiemethoden van de SpecialeTroepen, anderzijds keken veel mi'1"tairen met een nauw verholen jaloezienaar de verrichtingen van deze troe-pen. KL-commandanten maakten ken-baar dat zij eigenlijk ook wel op dewijze van de Speciale Troepen wildenoptreden. Dan zouden zij tenminstesucces kunnen boeken waar dat nuachterwege bleef, omdat zij ziengebonden wisten aan militaire ereco-des en de wetten en regels van de oor-logvoering.

648 MILITAIRE SPECTATOR JRG 168 12-99

Page 6: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

Het was een ieder duidelijk dat, hoe-wel zo iets als 'standrecht' officieelverboden was, de Speciale Troepen indit opzicht stilzwijgend over ruimebevoegdheden konden beschikken endaar ook zeker gebruik van maakten.KL-commandanten spraken de wensuit deze 'bevoegheden' ook te krijgenen te kunnen overschakelen op eenmeer offensieve contra-guerrillaoor-log, met methoden die ontleendwaren aan die van de Indonesischetegenstanders en aan het voorbeeldvan de Speciale Troepen.

Her en der kwam het tot vorming vanspeciale compagnieën die als vastereserve waren bedoeld en zoudenopereren 'op de wijze van comman-do's'. Zo formuleerde kapiteinScheepens het, toen hij in 1947, her-steld van zijn verwondingen, eencompagnie voor 'speciale acties' gingformeren bij de B-divisie inSemarang. Hij presenteerde datnadrukkelijk als een nieuw DST, datop dezelfde wijze zou gaan werkenvoor de B-divisie als Westerlings DSTdat voor de C-divisie deed. Wat ervangeworden is, is mij niet bekend, maarhet lijkt een trend te bevestigen. Debefaamde Hamots van luitenant K.

Bavinck zijn, hoewel anders van her-komst, samenstelling en opzet, tochook een voorbeeld van de vormingvan een speciale groep, bestemd omop minder orthodoxe wijze aan deoorlog deel te nemen.

Publieke opinieTot slot wil ik nog wijzen op eenandere factor. Geruchten en berichtenover de wijze waarop door SpecialeTroepen (en overigens ook andereeenheden) werd opgetreden, bereik-ten ook Nederland. Het militaireoptreden werd onderwerp van publi-caties in de pers en politiek debat aanhet 'thuisfront'. De linkse krantenkritiseerden de hardheid van hetoptreden; de rechtse verdedigden hetoptreden van de troepen met verve.De publieke discussie erover tastte deeenheid van het thuisfront aan. Hetlijkt wellicht wat vergezocht dit hierte noemen, maar het is een factor vanbelang. Een leger kan zijn werk nietdoen zonder dat het zich gesteundweet door de natie; het optreden vanhet leger dient in ieder geval nietonderwerp van langdurig, verhit poli-tiek debat te worden. Dat is meestalniet erg bevorderlijk voor de presta-ties.

Afb. 2 Kapitein W.D.H. Eekhout van de Eerste Para Compagnie in gesprekmet een vlieger

(Bron: SMG/KL)

Daar kwam bij dat van Indonesischekant alles werd gedaan om hardhan-dig optreden van de Nederlandse troe-pen onder de aandacht van de wereld-opinie te brengen. Ook dat is eenwijze van vechten. Als men de strijdte velde niet kan winnen, kan menproberen de wereldopinie tot arena temaken en de tegenstander daar te ver-slaan. De Indonesiërs deden datbehendig. Zij speelden in op de anti-koloniale sentimenten in de nog maarnet functionerende Verenigde Naties,en in de Amerikaanse pers en publie-ke opinie. Nederland was er veel min-der handig in om de aanval in dezearena te pareren.

Celebes: een unieke episode

Dat de Indonesiërs in het publiciteits-offensief over de nodige ammunitiebeschikten, dat de onrust inNederland over de militaire gebeurte-nissen in Indië een hoge vlucht konnemen en dat KL-commandanten inIndië de wens te kennen gaven 'stand-recht' te mogen toepassen, dat alleswerd in niet geringe mate bepaalddoor de gebeurtenissen in Zuid-Celebes van begin december 1946 totmaart 1947.

Daar kwam, zoals bekend, het DSTonder Westerling voor het eerst inactie voor een grootschalige zuive-ringsoperatie. Deze episode is uniek,in verschillende opzichten. Het isnadien in Indië niet meer voorgeko-men dat de militaire leiding (overi-gens voluit gesteund door de politiekeleiding in de persoon van luitenant-gouverneur-generaal Van Mook zelf)een commandant op pad stuurde zon-der enige specifieke instructie en metblanco volmacht alles te doen watmogelijk was om een einde te makenaan de moorddadige terreurcampagnedie tegen het Nederlandse gezag entegen alle Indonesiërs die met deNederlanders samenwerkten aan degang was.Westerling was vrij in de keuze vanzijn aanpak. Hij bracht er voortvarendeen methode in de praktijk die hij zelfhad bedacht. De bestanddelen waren:

JRG 168 12-99 MILITAIRE SPECTATOR 649

Page 7: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

de nachtelijke omsingeling van een ofmeer kampongs, het later bij daglichtbijeendrijven van de bevolking, hetaanwijzen van de voornaamste 'extre-misten' en (vermeende) plegers vanaanslagen uit haar midden, het stand-rechtelijk executeren van deze man-nen, het toespreken van de bevolkingen soms het aanstellen van nieuwebestuurders en politieagenten.De eerste weken werd nog gewerkt opbasis van inlichtingen en naamlijstendie een schijn van trefzekerheid aande acties verleenden. Later was hiergeen sprake meer van. Toen beperktehet zich tot het ter plekke aanwijzenvan de 'daders', waarvoor Westerlingbeweerde een zesde zintuig te hebben.De eerste acties werden doorWesterling persoonlijk geleid. Laterkwam dat veel minder voor. Hij lietde leiding over aan ondergeschikten,die veel onbesuisder te werk gingendan hij zelf in de eerste actiewekenhad gedaan. Ook andere, niet tot hetDST behorende KNiL-officieren, kre-gen de standrecht-bevoegdheid. Naar-mate het actie-areaal omvangrijkerwerd, het strekte zich uiteindelijk uittot het 150 kilometer noordelijk vanMakassar gelegen Pare-Pare, werd hetoptreden gewelddadiger en willekeu-riger. Executies van gevangenen dieuit de plaatselijk gevangenis warengehaald (om 'een voorbeeld te stel-len') en represailles tegen dorpenkwamen regelmatig voor. Sommigeafdelingen leken eerder te opererenop de wijze van doodseskaders danals ordentelijke militairen.Het is duidelijk: als ooit en ergens inIndië sprake was van oorlogsmisdrij-ven, dan was het zeker op Celebes indeze tijd. De verantwoordelijkheidhiervoor ligt bij Westerling, als aan-voerder van het DST, maar evenzeer,zo niet meer bij de militaire en civie-le leiding die hem in december 1946op pad hebben gestuurd. Als het ooitstrafrechtelijk was aangepakt (watniet gebeurd is), dan had het nog eeninteressante casus kunnen opleveren.Het eindresultaat werd overigens doorde betrokken autoriteiten als positiefgezien. De rust in Celebes was her-steld; aan de terreurcampagne waseen eind gekomen; het Nederlandse

bestuur was van een wisse onderganggered en de deelstaat Oost-Indonesiëkon functioneren. De inzet vanWesterlings DST was dus succesvolgeweest, hij en zijn manschappenhadden zich bewezen, maar de prijswas hoog. Er waren vele duizendenslachtoffers gevallen; 'standrecht'stond ineens volop in de schijnwer-pers, zowel in het leger als daarbuiten.Hoe moest Spoor deze geest weer inde fles terug zien te krijgen? De strijdin Indië was er ineens ook een stukgrimmiger en controversiëler opgeworden. Spoor vond dat de opCelebes gevolgde gang van zakeneenmalig moest blijven. Hij verboodhet standrecht (al mochten deSpeciale Troepen, zo bleek al in hetvorenstaande, zich ook later nog welwat permitteren) en hij probeerde inhet vervolg de geweldsuitoefeningstrakker te reglementeren. Maar wathem betreft hadden de SpecialeTroepen hun bestaansrecht bewezen.De methode zoals Westerling die opCelebes had toegepast, werd overi-gens in haar totaliteit daarna niet meergebruikt.

De Tweede Politionele Actie

De Speciale Troepen hebben zich inIndië vooral gericht, noodgedwongenmoeten richten, op de bestrijding vande Indonesische guerrilla. Het dage-lijkse gezicht van de oorlog werdbepaald door de inspannende, tijd-rovende en moeizame opsporing enachtervolging van de TNi-afdelingenen onafhankelijke gevechtsgroependie een open confrontatie steeds uit deweg gingen en die, handig profiterendvan het terrein, een vorm van mobieleoorlogvoering in de praktijk brachtenwaar de Nederlandse troepen slechtsmet moeite een passend antwoord opkonden formuleren. De SpecialeTroepen zijn bij deze strijd op eenzeer intensieve wijze betrokkengeweest. De zwaarste strijd is gele-verd (dat gold natuurlijk ook voor derest van het leger) in de eerste helftvan 1949, toen de guerrilla in het kiel-zog van de Tweede Politionele Actiehoog oplaaide. In dat halve jaar zijn

bij de Speciale Troepen de meesteslachtoffers gevallen: 25 van de 54voor de oorlogsperiode in haar geheel.

DroppingsDe deelname aan de TweedePolitionele Actie is onbetwist hethoogtepunt geweest in het bestaanvan de Speciale Troepen in Indië.Para Cie en KST hebben samen hetspits afgebeten met de luchtlandingop Magoewo, de verovering en bezet-ting van Yogyakarta en de arrestatievan de Republikeinse regering op 19december 1948. De paragevechts-groep onder leiding van kapiteinEekhout, die ook het operatieplanvoor de dropping had ontworpen,slaagde met glans. De paracomman-do's traden hier op zoals Spoor zichdat eigenlijk altijd had voorgesteld,als een hoogwaardige, technisch per-fecte eenheid die met succesvolleluchtactie 'hogere' politiek-strategi-sche doelen kon realiseren.Dat de Tweede Politionele Actie metveel vaart van start ging was in nietgeringe mate te danken aan de effec-tieve para-actie. En het bleef niet bijéén dropping. Op 29 decembersprong de voltallige gevechtsgroepopnieuw, dit keer bij Djambi opSumatra. Doel was de belangrijkeolieterreinen en raffinagecomplexen,alsmede de stad en de haven onbe-schadigd in handen te krijgen. Aandeze sprong waren meer risico's ver-bonden dan aan die bij Yogyakarta,vanwege het moeilijke droppings-terrein, het gevaar van de ver-schroeide-aarde-tactiek, die van deolieterreinen een grote vuurzee konmaken, en de onbekendheid met de teverwachten Indonesische tegenstand-Het was een uiterst zware actie, dieveel van de troepen vergde. Een weeklater, op 5 januari 1949, nog net voorde afloop van de Politionele Actie,volgde de derde sprong in successie,bij Air Molek en Rengat, in Riouv/,aan de oostkust van Sumatra, in eentamelijk geïsoleerd gebied, waar hetdoelwit evenals bij Djambi bestonduit olieterreinen. De tegenstand washier minder dan bij Djambi, maar hetgevecht met het terrein was hierzwaarder, aangezien de para's midden-

g5Q MILITAIRE SPECTATOR JRG 168 12-99

Page 8: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

Afb. 3 De lijken van circa vijftig personen op de aloen-aloen (het dorpsplein) van Barroe, Zuid-Celebes.Zij waren geëxecuteerd door militairen van het DST. Bij deze actie was kapitein Westerling niet aanwezig.

Een deel van de geëxecuteerden was voor de gelegenheid uit de gevangenis genaaid.De executies vonden 's ochtends om 7.00 uur plaats. De lijken bleven liggen tot 12.00 uur,

waarna zij door de bevolking werden afgevoerd om te worden begraven(Bron: SMG/KL)

in het moeras terecht kwamen. Eenrustpauze was de troepen overigensniet gegund, aangezien onmiddellijkna afloop van de Politionele Actiemoest worden begonnen met debestrijding van de oplaaiende guerril-la in Java en Sumatra. Overigensmaakten de para's nog een laatstedropping mee, op 10 maart inMidden-Java. Deze was van aanvangaf een mislukking. Men had gehooptTNi-opperbevelhebber Sudirman tekunnen grijpen, maar hij noch andereTNi-ers bleken in het droppingsgebiedaanwezig te zijn.

Westerling als officier

Van de twee eenheden heeft hetDST/KST altijd de meeste aandachtnaar zich toe getrokken. De oorzaakdaarvan ligt voor de hand: de afdelingstond onder leiding van Westerling,wiens reputatie na Celebes tot grotehoogte was gestegen. Zijn faam werdnog eens versterkt door zijn bijzon-dere afkomst: Istanbul. En toen hij injanuari 1950 ineens opnieuw van zichdeed spreken als de RechtvaardigeVorst (de ratu adil uit de Javaanse

mythologie), die met de gehate kliekvan Soekarno zou afrekenen, kon zijnreputatie helemaal niet meer stuk. DeTurk werd een bejubelde verschij-ning, wiens naam in en ver buitenNederland bekend was.Op 33-jarige leeftijd publiceerde hijzijn 'memoires', een boek dat nogaltijd bij veel militairen en andereneen ereplaatsje inneemt in de boeken-kast. Toen echter aan het eind van dejaren 1960 de discussie over oorlogs-misdaden in Indië losbarstte, gestartdoor de veteraan J.E. Hueting, werdWesterling van het ene moment op hetandere beschouwd als schurk, sym-bool bij uitstek van alles wat fout wasin Indië. Kwam in die jaren 'Indië' tersprake, dan zei men tegelijk 'oorlogs-misdaden' en in één adem door'Westerling'. Het kan eigenaardiglopen. Deze beeldvorming hoort ookwel enigszins bij Westerling; zijn per-soon en handelen riepen en roepennog altijd extreme reacties en gevoe-lens op.

CharismaHet is wel eigenaardig, te bedenkendat zijn voortlevende faam als militairen mannetjesputter, als held of

schurk, groter is dan zijn betekenis alsmilitair in Indië rechtvaardigt.Wanneer men naar de militaire per-formance en de militaire prestaties eneffectiviteit van de Speciale Troepenkijkt, is men toch geneigd de SOP ende Para Cie hoger aan te slaan dan hetDST/KST en officieren als De Koning,Sisselaar en Eekhout professioneleren effectiever te vinden dan Wester-ling. De Para Cie heeft echter altijdminder publieke belangstelling ge-trokken dan het DST/KST.De faam van het DST is begonnen opCelebes, daar waren de para's niet bijbetrokken. Maar belangrijker isnatuurlijk nog dat officieren alsSisselaar en Eekhout het militairecharisma, het machismo en de magievan Westerling ten enenmale misten.Westerling was nu eenmaal een ster,hij hield van de glamour die daarbijhoort. Hij was een militaire showmas-ter.

PassieHoe is het eigenlijk zo ver gekomen?In zijn familie, die al enkele eeuwenin Istanbul woonde, is van enige mili-taire presentie geen sprake. Het is zijnzucht naar avontuur geweest en het

JRG 168 12-99 MILITAIRE SPECTATOR 651

Page 9: Kapitein Westerling en de Speciale Troepen in Indië

patriottische idee mee te vechten voorde bevrijding van Nederland, die hemertoe hebben gebracht zich in 1940 temelden voor de militaire dienst.Eenmaal in Engeland werd hij gegre-pen door de commandotraining,waarvoor hij zich in 1941 had opge-geven. Deze bevredigde zijn hangnaar actie en gevaarlijk leven. Maarhij bleef de hele oorlog lang instruc-teur; daadwerkelijke gevechtservaringheeft hij niet opgedaan. Het einde vande oorlog in Europa bevredigde hemniet, het vooruitzicht van vrede konhem niet bekoren. Hij kon de oorlogals way of life nog niet loslaten enmeldde zich bij het KNIL, waar hij,zonder een officiersopleiding te heb-ben gevolgd, een aanstelling kreeg alstweede luitenant. Het moet een passiezijn geweest. Die werd overigensdoor meer militairen gevoeld. Bij hetDST zaten later nog anderen die in deTweede Wereldoorlog een actieve rolhadden gespeeld en die geen afscheidvan het militaire leven hadden kunnennemen, zoals bijvoorbeeld J.BVermeulen en J.H.C Ulrici.

Eenmaal in Medan, op Sumatra, waarhij in september 1945 landde als lei-der van een party van het KorpsInsulinde, begon het echte leven. Inde chaotische omstandigheden vandirect na de oorlog, toen de verslagenJapanners orde en rust moesten hand-haven, de Nederlanders nog nietbevrijd waren, de Britten nog niet

gearriveerd en de IndonesischeRevolutie op punt van uitbrekenstond, toen en daar ontwikkelde hijzich tot de militair zoals we die laterin Celebes en Java leren kennen. Eenzelfbewuste jonge officier, een mili-tair die overtuigd was van eigen kun-nen, die zijn 'eigen leger' aanvoerde,zijn 'eigen methode' bedacht, opeigen houtje er op uittrok om 'extre-misten' een kopje kleiner te maken,die zich met overgave stortte of hetintelligence-werk, die met een kleineschare van inheemse (Molukse) mili-tairen, die hem extreem toegewijdwas, zijn 'eigen oorlog' voerde. Delessen van Sumatra kwamen hem opCelebes zeer van pas. Maar later, opJava, ging het mis. Waarom?

VrijbuiterWe moeten Westerlings carrière zienop het breukvlak van vrijbuiterschapen professionalisme. Hij was eentoegewijd militair, een enthousiastcommando, een vechtersbaas, maarvooral een vrijbuiter, een vrije jon-gen. Hij paste maar moeilijk in hetleger, met zijn voorschriften en hië-rarchische lijnen. In de chaotischeomstandigheden van Indië na 1945was hij bruikbaar. Spoor kon hemom een boodschap sturen. Maargaandeweg kwamen de problemenvan het vrijbuiterschap aan hetoppervlak. Het KST was een vrijge-vochten bende, die het met de disci-pline niet nauw nam en incident na

Literatuur

J.A.A. van Doorn en W.J.Hendrix, HetNederlands-Indonesisch conflict.Ontsporing van geweld (Dieren 1983,2e aangevulde druk).

P.M.H. Groen, Marsmutes en dwaalspo-ren. Het Nederlands militair-strate-gisch beleid in Indonesië (Den Haag1991).

W. Uzereef, De Zuid-Celebes affaire.Kapitein Westerling en de standrechte-lijke executies (Dieren 1984).

J.J.P. de Jong, De waaier van het fortuin.Van handelscompagnie tot koloniaalimperium. De Nederlanders in Azië ende Indonesische archipel, 1595-1950(Den Haag 1998).

A. Krijger en M. Elands, Het KorpsCommandotroepen, 1942-1997 (DenHaag 1997).

J.Th.A. de Man, Opdracht Sumatra. HetKorps Insulinde. 1942-1946 (Houten1987).

J.A. de Moor, Westerling 's Oorlog.Indonesië 1945-1950. De geschiedenisvan de commando 's en parachutisten inNederlands-lndië, 1945-1950 (Amster-dam 1999).

G. Teitler en P.M.H. Groen (red.), Depolitionele acties (Amsterdam, 1987).

G. Teitler en J. Hoffenaar (red.), De poli-tionele acties. Afwikkeling en verwer-king (Amsterdam 1990).

incident veroorzaakte. Westerlingdeed niets om de situatie te verbete-ren. Het KST verkeerde administratief,qua materieel en dergelijke, in eenslechte staat. Westerling startte eenpara-opleiding in het zijn korps, daar-bij de SOP volledig negerend. Zijnpara-brevet werd niet erkend. Zo ginghet door.

Maar met de Tweede PolitioneleActie in zicht, in de loop van 1948,vond Spoor het welletjes. Hij wildeeen hoger professioneel niveau bij hetKST. Daar stonden twee wegen vooropen, Spoor volgde ze allebei. De eer-ste was Westerling van zijn comman-do ontheffen. Hij mocht wel blijven,graag zelfs, als het aan Spoor lag,maar niet als commandant, liever alsofficier verantwoordelijk voor deinstructie.Westerling bedankte uiteraard voor deeer en demobiliseerde in november1948. Zijn opvolger, Van Beek, kreegde opdracht het niveau van het KST opte hogen en het korps gereed te makenvoor deelname aan de luchtactie tegenYogyakarta.

De tweede was, het KST te laten fuse-ren met de Para Cie, op basis van degedachte dat dit tot een meer gekwa-lificeerde nieuwe eenheid zou leiden.De Para Cie zou een kwaliteitsimpulstoedienen aan het KST. Dit kon nietmeer voor het begin van de Politio-nele Actie plaatsvinden. Het werd uit-eindelijk medio 1949.

Westerling is door het Koninkrijk derNederlanden op enkele cruciale mo-menten te hulp geroepen. Hij heeftzich met verve van de hem opgedra-gen taken gekweten. Hem is veel ver-antwoordelijkheid gegeven en veelspeelruimte, te veel wellicht, gezienzijn achtergrond, leeftijd, ervaring envorming als militair. Maar zo üePhet nu eenmaal onder de gegevenomstandigheden. Als aanvoerder vaneen eenheid voor speciale actie diemoest functioneren in een modern,bureaucratisch en hiërarchischingesteld leger, schoot hij echtertekort. Was hij maarinstructeur gebleven.

652 MILITAIRE SPECTATOR JRG 168 12-99