toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER...

16

Transcript of toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER...

Page 1: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

WEEKBLAD VOOR INDIË.tevens DAMESWEEKBLAD VOOR INDIË

ONDER HOOFDREDACTIE VAN M.VAN GEUNS.

Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12t September 1915,

Uitgeefster N. V. Soerabajasch Handelsblad en Drukkerijen Soerabaja.

ABONNEMENTSPRIJS :

voor Indië ƒ 3.75 per kwartaal„ Nederland „ 3.75 „

BIJ VOORUITBETALING.Afzonderlijke nummers a 30 cents.

BUREAU:Sociëteitstraat, Soerabaja.

Hoofdvertegenwoordiger in NederlandD. Berreklouw Lomanstraat 90

Amsterdam.

VOOR PRIJSOPGAAF VANADVERTENTIËN in ditWEEKBLAD

wende men zich tot

DE ADMINISTRATIE.

INHOUD van No. 22 : De oorlogLVll, (geïllustreerd), doorJ. G. Boon. —In de Sappe, (geïllustreerd), door T. — Eenrake caricatuur, (geïllustreerd). — Een monument voor wijlenoverste Scheepens, (geïllustreerd), door W. J. Giel. — Boeken-tafel, door Johan Koning. — Indische Penkrassen, door Ofoei.— Toegoe, een Portugeesche kolonie op Java, doorRud. van Hulten. — Wereldnieuws, (geïllustreerd), doorK. — Het huwelijk van Chiffon. (Vervolg), door Anny.—Feuilleton.

Van het Bijblad voor Dames : — Van m'n Observatiepost,door H. v. d. M. — Rondhlik CLXXXXIII, door Anne-Marie.— Mode en kleeding, door Marie van Amstel. —De ban-nelingen, door J. K. — Neer ! door Geisha. — Een dwazeInval. — Voor de Jeugd.

Van het Bijblad voor Sportnieuws en üntspanningslectuur : —

Voetbalsport. — Schaakrubriek.— Allerlei.

De oorlog.

LVII.De hardnekkige strijd, welken de Italianen te voeren heb-

ben tegen de Oostenrijksche stellingen zoowel in het Alpenge-bied als aan de Isonzo, toont meer dan ellenlange beschou-wingen, hoe gewettigd hun deelnemen aan den oorlog isgeweest. Strategisch verkeerde het land in zulk eene on-gunstige positie ten opzichte van Oostenrijk, dat het slechtsvan dit laatste afgehangen zou hebben, om Italië in eensoort vazalverhouding te brengen. Een groot land, dat stra-tegisch zoodanig door een ander beheerscht wordt, dat hetnergens tot het offensief kan overgaan en overal in het de-fensieve in ongunstige omstandigheden verkeert, is aan zijntoekomst verplicht deze te wijzigen.

Xooals wij herhaaldelijk opmerkten, is het Italiaansche plande campagne, om in het noorden onaantastbare defensievestellingen te vermeesteren, ten einde zich de mogelijkheidvoor een offensief uit de Lombardijsche laagvlakte over deIsonzo te verzekeren. Alhoewel de Oostenrijksche positiesaan deze rivier niet de sterkte hebben van de Alpenstellin-gen op Italië's noordgrens, hebben natuur en kunst tochsamengewerkt, om er een geduchte verdedigings-linie van temaken. Wanneer onze lezers schets 1 bezien, dan zien zij hoede Iszonso overal het karakter vertoont van een diep in hetbergland ingegraven bergrivier, welke eerst bij Gorizia devlakte bereikt. Zelfs van die plaats af heeft zij op haar rechter-oever nog hoog land en wel het Carso-plateau, waarom nureeds maanden zoo hardnekkig gestreden wordt. Wij zullenvan het zuiden naar het noorden gaande het oorlogstooneelaan de Isonzo volgen.

Schets 3. geeft de omstreken van Gorizia te zien.De Italianen

bezetten hier eenlijn, die van eenpunt, 5 K.M. be-oosten Monfal-cone aan denspoorweg gele-gen, loopt ietsbewesten Dober-do over denMonte Sai Busi,die in hun bezitis, naar de wes-telijke hellingvan den MonteSan Michele, omhet bezit vanwelks top heftiggestreden wordt.Beoosten Gra-disca gaat destelling dan opden rechteroeverover, loopt overPadgora, dat inItaliaansche han-den is, rechtnoord naar denMonte Santo, opwelks westelijkehellingen gestre-den wordt. Vandaar buigt deItaliaansche po-sitie iets meerwestelijk omnaar Tolmino,waar de heftigestrijd gaat om hetbezit van de metpermanente wer-ken voorzienebergtoppen vanS. Lucia en S.Maria. Hier be-gint de Italiaan-sche aanvalslijn,in Noordelijkerichting verderloopend, sterk teklimmen naarHet Isonzo-front.

Page 2: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

den Monte Nero, welks top reeds 2245 M. hoog is. De lezersherinneren zich dezen naam, herhaaldelijk in de telegrammengenoemd. Deze berg domineert zoowel in N.- als in ().-

richting de andere bergtoppen. De M. Lemez met 2041 M,Smogar met 1931 M. en Debelac met 1869 M. zijn op denduur niet houdbaar als de posities op den M. Nero gevallenzijn.

De Oostenrijksche verdedigingslijn loopt dan verdernoordwaarts over de forten bij Prevalla en Predil naarMalborghetto, door het fort Hensel verdedigd. Dit laatstemoet reeds ernstig geleden hebben van het Italiaanscheartillerie-vuur. Het beschermt den spoorweg, die door hetSave-dal naar Laibach loopt.

Richten wij nu nog even het oog op het Carso-plateau,waarop het meest offensieve gedeelte van het Isonzo-legerstrijdt; immers Malborghetto is de spil waarom het Italiaan-sche offensief in de toekomst over Carso draaien zal. Ditplateau, gelegen ten zuid-oosten van Gradisca, loopt trapsge-wijze naar de Isonzo af. Twee markante uitloopers, de M.San Michele en de M. Sai Busi bevinden zich ten oostenvan deze plaats. Deze twee toppen zijn gescheiden van hettweede terras van het Carso plateau door een diep ravijn,waardoor de weg van Gorizia over Doberdo naar Triestloopt.

Dit bergstelsel, dat zich in den S. Michele nog tot 275 M.verheft, is de sleutel van Gorizia en van het geheele zeege-bied tot aan Istria toe. Aan zijn voet loopt in het noordende Wippach, door welker dal de weg naar Laibach loopten de eenige spoorweg, die nog door de Oostenrijkersbenut kan worden. Het is dan ook in deze richting, op denhalven cirkel van Sagrado naar Doberdo, dat men door deItalianen den krachtigsten druk ziet uitoefenen.

Is de M. Sai Busi reeds geruimen tijd in Cadorna's han-den, de San Michele, op welks top hij een kort oogenblikbeslag legde, werd hem weer ontrukt door snel aangetrok-ken Oostenrijksche versterkingen. De pogingen der Italianen,om zich in 0.-richting baan te breken leggen meer en meerbeslag op de krachten van het Oostenrijksche leger, dat eenmaand geleden reeds een sterkte van 10 divisies voor deIsonzo en 6 voor het Alpengebied moest afzonderen, welketroepen later nog moeten versterkt zijn.

Bovenstaande beschrijving is, dunkt ons, voldoende omonzen lezers te doen zien, met welke bezwaren de onte-genzeggelijk zeer bekwame Italiaansche bevelhebber tekampen heeft. Zij worden echter methodisch overwon-nen. De Oostenrijksche communiqués mogen de échecs,aan de Isonzo, telkens geleden, ontkennen. Het aantal van27.000 gevangenen, dat zich reeds in Italiaansche handenbevindt, spreekt boekdeelen. Dit neemt niet weg, dat deItaliaansche verliezen ongetwijfeld ook zeer groot zullen zijn.Men treedt niet ongestraft tegen zulke sterke bergstellingenop.

* **

Aan het Fransche front hebben nu reeds weken uitsluitendartillerie-duels plaats. Wat daar achter verborgen zit, isniet na te gaan. Wel echter mag aangenomen worden, datmen niet zooveel munitie verspilt, zonder dat er plannenzouden bestaan, om die schatten aan weggeslingerd staalen ijzer te benutten. Wij verwachten dan ook binnenkort ophet een of andere punt een Fransch offensief van tactischen ofstrategischen aard.

* *

*

Het Russische leger trekt steeds voet voor voet terug inde richting van de Duna-Djnepr-stellingen. Zeer terechtmerken de Russen op, dat de Duitsche vorderingen tenzuiden van Riga, nutteloos zijn, zoolang de Duitschers nietmeester zijn van de Golt van Riga. Wel moet de klap, diede Duitsche vloot gekregen heeft, aangekomen zijn, dat zijtot dus verre nog geen tweede poging waagde. Toch ziet menin de activiteit van de Duitsche vliegers boven de Golf eenaanwijzing, dat spoedig een nieuwe poging zal gedaan wor-den, om de toegangen te forceeren.

Ondertusschen is Grootvorst Nikolaas benoemd tot op-perbevelhebber van het Kaukasische leger. De Czaar zelf isthans Generallisimus van het Russische leger tegen de Teu-tonen. De lezer zal zich afvragen of de alleenheerscher allerRussen de bekwaamheden, voor zulk een commando benoo-digd, bezit. Het antwoord kan met zekerheid ontkennend luiden.De eigenlijke opperbevelhebber is de chef van den GeneralenStaf, Generaal Alexieff, maar zijn bevelen zullen inuitwerking winnen door de onderteekening van den Czaar.Als een heilige standaard, waarom geheel Rusland zich thansschaart, troont Nikolaas te midden van zijn legers. De krijgwordt daardoor voor den Moejik een soort heilige oorlog;zijn goede wil, zijn volhardingsvermogen, zijn moed zullennog meer stijgen, en met het devies voor God en den Czaarzal hij onoverwinnelijk blijken. Elke schrede rugwaarts, die

Monte Nero (Noordelijk deel Isonzo-front.)

WEEKBLAD VOORMNDIE506

Page 3: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

hij doet, kost den vervolger stroo-men bloed. Meer dan een millioenstrijders vielen de laatste 2 maandenaan Duitsche zijde op Russisch ge-bied. De Duitscher heeft er grondmee gewonnen, verder niets. HetCzarenleger staat geduchter dan ooitte voren daar en dwingt den tegen-stander overal tot de grootste krachts-ontwikkeling. Geen troependetachee-ringen naar Frankrijk, ten minsteniet op groote schaal, kunnen plaatsvinden, de winter nadert met snelleschreden, de velden en dorpen zijnverwoest en verlaten; arme, kranige,heldhaftige Duitschers, wat staat Ude eerste 6 maanden een vreeselijketijd voor den boeg.

De ruimte, ingenomen door deschetsen van het Italiaansche front,noopt ons ditmaal afstand te doenvan ons plan, om de posities derstrijders in Rusland in kaart weer tegeven. Wij stellen dit uit tot de vol-gende week, en volstaan met de vol-gende mededeeling :

Volkovyks op 45 mijlen ten zuid-oosten van Grodno is vrijwel hetcentrum van een grooten veldslag.die thans in Centraal- Polen blijktte zijn begonnen op een front van110 mijlen tusschen de rivieren deNjemen en de Pripet.

In een Berlijnsch communiquéwordt erkend, dat de Russen krach-tigen tegenstand bieden op een frontvan 30 mijlen tusschen Skidel enVolkovyks.

Een Russisch communiqué zegt,dat de vijand Zondag en Maandagvoortging zijn operaties ten Oostenen ten Zuidoosten van Grodno teontwikkelen. De Russische achter-hoeden werden Maandagmorgen ge-wikkeld in een bijzonder heet gevechtbij Volkovyks en verder zuidwaartslangs het geheele front tot denkwegvan Roshany naar Slonim.

Het communiqué meldt verder,dat de Russen na een reeks gevechtenliet vijandelijk offensief blijven te-genhouden een weinig ten oostenvan de lijn Chomsk — Drogotchine.

Aan de Russische officieele com-muniqués van 3 tot 7 Sept. ontleenen wij

De Duitsdie troepen op den linkeroever van de Dwinabeproefden, na aanzienlijk te zijn versterkt, bij Friedrich-stadt den overtocht over de rivier te forceeren, maar slaag-den er enkel in onze troepen terug te dringen op den rech-teroever.

Op den rechteroever van de Wilya vermeesterden wij eenmortier en verscheidene caissons, in het district Orany na-men wij 200 gevangenen, onder wie officieren.

In (Jalicië rukte de vijand met beslistheid op. Bij Luzknamen wij na een hevigen strijd officieren en manschappenmet mitrailleurs gevangen.

In de districten Tarnopol en Kluste rukte de vijand krach-tig pp, maar, hoewel hij aanzienlijke versterkingen had ont-vangen werd hij overal teruggeworpen door onze tegenaan-vallen. Hij verloor daarbij 600 gevangenen. Bij Zloczow enZhorowo vermeesterden wij mitrailleurs, gevangenen en veeloorlogsmateriaal, terwijl aan de Sereth veel oorlogsmateriaalin onze handen viel.

Hoe weinig de Russen uit het veld geslagen zijn, bewijstwel het speciale telegram aan het Soer. Hbl. van gisteren,

luidende :

De Russische troepen behaalden Dinsdag een groot suc-ces bij Tarnopol tegen de derde Duitsche gardedivisie ende 48ste reservedivisie, versterkt met een Oostenrijkschebrigade en een groote macht zware en lichte artillerie.Luidens mcdedcclingen van krijgsgevangenen, had dezevijandelijke macht verscheidene dagen lang groote toebereid-selen gemaakt voor een beslissenden aanval, die bepaaldwerd op Dinsdagavond. De Russen waren den vijand voormet hun aanval en versloegen hem Dinsdagavond totaal naeen hardnekkigen strijd aan de rivier Dolwonka.

Tegen het eind van het gevecht ontplooiden de Duitscherseen buitengewoon zwaar artillerievuur. Slechts de onmoge-lijkheid om daarop met gelijke kracht te antwoorden beletteden Russen een nog grooter overwinning te behalen. Des-niettemin liet de vijand behalve een enorm aantal gesneuveldenen gewonden, 200 officieren en meer dan 8000 man alskrijgsgevangenen in onze handen en vermeesterden de Russendertig kanonnen, waaronder veertien van het zwaarste kaliber,vele mitrailleurs en grooten buit,

J. G. Boon,

Carso-plateau (Zuideli jk deel Isonzo-front).

WEEKBLAD VOOR INDIE 507

Page 4: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

In de Sappe.Als in vroegere jaren vijandelijke legers tegenover elkan-

der stonden geschaard, renden de soldaten op elkander in,

een handgemeen volgde en besliste den strijd. Daarin wasiets dat aantrok ; de overgave in het besluit: valt aan, eropof eronder, werd bijna een grootsche daad, omdat zij alleszette op de enkele kaart van het persoonlijk overwicht.

Sappeursaanhetwerk.

Totbeveiliging

tegeneen

aanval.

WEEKBLAD VOOR INDIE.508

Page 5: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

Wanneer het nu in den modernen oorlog nog komt tot eenhandgemeen, is in den regel de strijd al beslist en het ge-vecht van man tegen man de wanhoopsuiting van de partij,die wijken moet en van wijken niet wil weten. De moderneveldslag wordt beslist onder den grond, zijn attributen _,

zijnniet het blanke zwaard of de bajonet, maar het pikhouweelen een dynamietlading. Men tracht elkander ongezien tenaderen en om daarin te slagen, graaft menzelfs niet meer in den grond, maar onder dengrond.

In een geestigen eenacter, die tijdens hettweede keizerrijk in Frankrijk zeer in trek was,laat een jonge en lieve weduwe, die zich opeen somberen dag geweldig verveelt op haarkasteel, zich door een officier, een toevalsgast,een episode uit den Krim-oorlog vertellen.

De officier, die wel soldaten kon aanvoeren,maar met vrouwen niet verstond om te gaanen jonge lieve weduwen liefst op een afstandzag. begon :

„De loopgraven worden in drie linies ge-graven en onderling verbonden in zigzaglijnen."

— Hoe lief, zeidc de barones.De brave militair vervolgde :

„De diepte van elke loopgraaf is één meter,de breedte wisselt af van een tot drie me-ter."

— Dat is heel interessant.Aangemoedigd door dit succes, gaat de

deskundige voort:„Er zijn zes manieren om loopgraven te ma-

ken : de gewone sappe, de vliegende sappe,de volle sappe, de half-volle sappe, dedubbele sappe en de halfdubbele sappe. Be-grijpt u mevrouw ?"

—Ja zeker; wat u mij vertelt is aller-interessantst. U zegt dat er zes en dertigsoorten van sappen zijn.

„Zes mevrouw."— Zes, herhaalde barones met heel

wat minder geestdrift.

Zoo wordt het onderhoud een ïpoosje doorgezet. Desappenstrijd verhoudt zich tot het gevecht, als dit gesprektot het onderhoud, dat men met "een jonge en lieve we-duwe behoort te voeren. Maar Thij is noodzakelijk, om

mannen te sparen, en een jonge lieve weduwe plagen, zoo-

als de Krimsche officier deed, is'geenszins noodzakelijk, maarintegendeel verkwistend.

De ingang tot de Sappe. (Uit: „Le Monde Illustré.")

Een luisterende waarnemer,

WEEKBLAD VOOR INDIE. 509

Page 6: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

De sappe is een mijngang, in de richting van de vijan-delijke stelling gegraven, ten einde deze zoo dicht te na-deren, dat ze verwoest kan worden. Daarmede is alles ge-zegd wat er van de sappe te vertellen valt, zonder vervelendte worden. Maar men kan er wat van laten zien. Onzeeerste foto toont den ingang tot een sappe, juist breed ge-noeg om een kruiwagen door te laten, waarop de uitgegra-ven aarde wordt weggevoerd.

Op de tweede foto zien wij sappeurs bij electrisch licht aanhet werk bij den aanleg van een sappe.

De vijand legt natuurlijk contre-sappen aan met een gelijkdoel en om de sappe van den aanvaller te vernielen. Het iszaak te weten waar hij werkt en hoever hij is gevorderd. Men

neemt dit waar door te luisteren tegen den wand der eigensappe. Onze derde afbeelding geeft een officier te zien, diede vorderingen van des vijands arbeid waarneemt.

En als hij te dicht nadert tot de eigen sappe, dan zijnbeschermingsmaatregelen noodig om het geluid te dempenen een instorting van de eigen sappe te voorkomen. Menbrengt daartoe zakken met zand aan, zooals te zien is opde vierde foto.

En meer vertellen we niet. Het zou waarlijk al erg genoegzijn, als we een jonge lieve lezeres gebracht hadden tot deerkentenis dat het „heel interessant" is.

T.

Een rake cari-catuur.

Wie wel eens eenruzie tusschen tweeAmsterdamsche straat-jongens heeft zien enhooren ontstaan, zalRaemakers' prent in deTelegraaf, die wij hier-bij reproduceeren, tenvolle appreeieeren. Juistzooals de bengels uithet volk met hun sar-rend „Sla op als jedurft — Sla jij es eerst"tegenover elkaar staan,tijden lang voordat zeaanpakken, staan UncleSam en de TeutoonseheNeptunus tegenover el-kander. De plastiek derfiguren is prachtig.

Of ze elkander ooitbij het vest zullen krij-gen ? We geloovenvan niet, al deed deTentoon er alle moge-lijke moeite voor. Eerstwas Uncle Sam vaneen lankmoedigheid,die den Amsterdam-sche n koning van deStraal ie ver gedrevenzou zijn. en nu eindelijkzijn geduld uitgeputdreigt te worden, bindtde Teutoon in. Zoo ver-loopen heel wat straat-relletjes, als er geenderde tusschen beidenkomt, en de derde inhet conflict tusschende Vereenigde Statenen Duitschland houdtzich wijselijk wat ach-teraf, omdat hij voorden drommel ook nietbrandschoon is.

Uncle Sam" : Kort en goed. .. is 't nou uit, ja

of neen ? (Uit : De „Tel.")

WEEKBLAD VOOR INDIE510

Page 7: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

Een monument 'voor wijlenoverste Scheepens.

De droeve verzameling monumenten op den doodenakkerte Petjoet zal binnenkort worden vermeerderd met de stoffe-lelijke herinnering aan een onzer kranigste figuren uit denAtjehoorlog, den luitenant-kolonel der infanterie W. B. J. A.Scheepens, die het vorige jaar is gevallen, te midden van

de uitoefening van een vreedzamcn plicht en als slachtoffervan een lagen sluipmoord, nadat hij jaren achtereen denvijand onbevreesd in de oogen had gezien en zich bewusten moedig tot doelwit had gesteld van diens staal en lood.

De foto van het hiernevens afgebeelde gedenkteeken werd

genomen toen de beeldhouwer en steenhouwer de laatstehand hadden gelegd aan de buste en het voetstuk, en hetruwe graniet door menschelijke kunst was gepolijst.

En zoo troffen wij het gedenkteeken aan, te midden vanhet drukke en ijverige gedoe van het steenhouwersbedrijf, temidden van tal van stukken en brokken, die gedeeltelijkwaren bestemd om herinneringen en symbolen voor testellen van al wat leeft en denkt en bloeit, doch ook stukken,die eenmaal de laatste rustplaats zouden dekken van eendierbaren vriend of verwant.

En, te midden van al dien arbeid, van al dat geklop,verhief zich Scheepens' statige figuur, met den rustigen,mannelijken blik liet geheel overziende, als wilde hij /eg-gen : „mijn arbeid is volbracht".

Daar werd de eerste hulde aan het beeld gebracht doorde weduwe en door enkele verwanten. Wat moet er welhebben omgegaan in het hart dier vrouw, (oen zij dendierbaren echtgenoot nog eens voor zich zag, zooals zij hemdagelijks voor zich had gezien : statig recht en gekleed inde uniform, die zijn doodskleed was geworden, die stoeremannelijke trekken weder te zien, doch nu voor goed on-bewegelijk.

Ook vele vrienden en voormalige minderen van den over-ledene namen het kunstwerk in OOgenschouw en brachtendaarbij een eerbiedigen en laatsten .groet aan deze nage-dachtenis.

*

* *

Het geheel is ontworpen door den beeldhouwer ToonDupuis, die de buste heeft gemodelleerd. Deze laatste isvan brons vervaardigd, iets meer dan levensgroot. Het voet-stuk werd door de firma R. Kooy, uit zwart graniet ge-houwen.

Het geheel wordt gefundeerd door een zwaren sokkel vanbijna anderhalven meter in het vierkant, waarop een base-ment met ogiefvormige lijnen den overgang vormt tot eenpyramidale schacht, waarop de buste op een kleiner base-ment rust. Het geheel is drie meter zestig hoog.

I let monument is vervaardigd in den trant van dat vanenkele wapenbroeders, zooals Campioni, Verhoeven en an-deren, die Scheepens zijn voorgegaan, eveneens vallend bijde uitoefening van hun plicht.

Zooals bekend, werden de gelden voor het monumentingezameld en beheerd door een commissie bestaande uitden civiel- en militair-gouverneur van Atjeh en onderhoorig-heden, alsmede uit den militairen commandant van datgewest. Verder uit den resident Spaan en de heeren W.Lammers Lisnet, C. Kugelman en K. Scheuer, benevens denkapitein-adjudant H. C. Gerretsen, die thans in Nederlandwerkzaam is voor de algeheele uitvoering van het plan ende administratie der gelden.

Zoodra de vergunning zal zijn verleend om het monumentuit te voeren, — de uitvoer van brons toch mag thans alleenin zeer bijzondere omstandigheden plaats hebben, — zal hetteeken worden verzonden met een van de booten der maat-schappij Nederland, welk lichaam zich bereid heeft verklaarddeze kostbare lading gratis over te voeren.

*

* *

Wij leven in een tijd van ontzettende gebeurtenissen, dieelkaar met verbijsterende snelheid opvolgen : in een tijd,waarin een menschenleven zóó weinig schijnt te tellen, dathet haast vreemd mag lijken om nog zoo lang bij één en-kelen doode te verwijlen, ook al vervulde deze zijn plicht totden laatsten ademtocht ; maar toch zullen de herinneringenaan den ontslapene nog weder geheel en al levendig wor-den, als de breede hekken van den doodenhofknarsend open-gaan, om onder treurmuziek de in graniet en brons gedrevenlaatste hulde van het Indische Leger aan Scheepens in ont-vangst te nemen ; en vele oud-kameraden zich daar omheenzullen hebben geschaard, eerbiedig luisterend naar de woor-den, welke dan opnieuw de verdiensten van den gevallenevoor den geest zullen roepen.

W. J. Gikl.Den Haag, Augustus 1915.

Het monument voor wijlen overste Scheepens.

WEEKBLAD VOOR INDIE 511

Page 8: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

Boekentafel.

De Drinker, roman doorAlexander Sternheim.

Amsterdam, —J. Emmering.

Een boek, dat men met zeer gemengde gevoelens uit dehand legt, hetgeen op zichzelf reeds een verdienste is. Talvan romans, novellen en verzenbundels verschijnen op deNederlandsche boekenmarkt, die ons onbewogen laten, diewe niet ten einde lezen dan met een meewarig glimlachenover de naïveteit van den schrijver en den „strop" voor denuitgever. Mot dien „strop" loopt het in den regel niet zoongroote vaan. In veel gevallen heeft de auteur of dichter ereen duitje voor over om zijn werk in druk te zien en hét-neen hij vóór de uitgave in contanten uitgeeft, loopt hoogerdan de literaire waarde van het uitgegeven werk. Van detien nieuw verschenen werken kunnen er veelal acht terzijde worden gelegd. Het negende leest men gedeeltelijk,het tiende misschien twee-maal. Onze goede Nederlandscheromanciers zijn niet groot in aantal en hetgeen den laatstenlijd als romanwerk verschijnt, heeft met literaire kunst vaakweinig uit te staan. Wij bedoelen hier natuurlijk het werk derjongeren. Romanciers als Johan de Meester, Herman Rob-bers, Gerard van Eekeren, Teirlink, Coenen e.a. hebben zicheen eigen plaats veroverd en aan hun arbeid is het vooreen goed deel te danken dat de Nederlandsche romankunstnog bloeit, zij het dan in bepaalde streken van het literaireland.

Voor een bloeiende romankunst zijn bovendien de om-standigheden en moderne levensverhoudingen minder gunstig.De familieroman wordt schaarscher omdat het familie-leven zeldzamer wordt. Het levenstempo is te snel om

een psychologische analyse te ondernemen die, al is dehandeling belangwekkend, drie honderd pagina's druk inbeslag neemt. Het uiterlijke leven is voorts te variabel om

een gedetailleerde schildering loonend te maken.De jonge auteur bepaalt zich liever tot „klein werk" waarin

hij in sterke scènes zijn sterke impressies van het gecom-pliceerde leven kan geven.

Het is dan ook geen gewoon verschijnsel dat een ]ongauteur als Alexander Sternheim zijn moet, gegeven de on-beholpenheid van zijn werk, opeens voor den dag komt met

een roman die met ruim twee honderd bladzijden kleinedruk een lijvig boekdeel vormt. Daaruit valt op te makendat de auteur zelfbewust gearbeid heeft, dat hij wat zeggenmoest, wat hij niet goed meer in zich kon houden.

En inderdaad, er is gedrang van gedachten in dit boek.De-auteur had zooveel te zeggen dat hij er niet goed raadmee wist. 't Was overstróómend veel en dat heeft de con-

ceptie geschaad, de harmonische kunsteenheid gebroken.Enkele bladzijden in dit boek zijn — groen, bijna onnoozel,andere frisch, krachtig, wild, onbeheerscht en onbesuisd.Om dit alles is dit boek in zijn geheel, ondanks de velefouten, sympathiek. Die eerste kijk op de dingen heeft zijn

charme, er zit echtheid en karakter in, al is de beeldingwel eens krom en de taal mooi-doenerig, gezwollen en —

onverstaanbaar.De titel, De Drinker, doet aan propagandaplaten van de

vereeniging van drankbestrijders denken, die niet vrij tepleiten zijn van een sensationeel kleurtje: een kroegjemet er voor een haveloos meisje dat voor vader een

maat jenever moet koopen, terwijl moeder een bundeltje

kleeren naar de bekende bank-van-leening brengt, 't Iseen beetje goedkoope propaganda en van den arbeid van

Alexander Sternheim kan niet worden gezegd dat die„op een koopje" werd verricht. Er zit wel degelijk dieptein dit werk, aandoening in dit trieste verhaal van een gezindat door den drank ten onder gaat. Hij is doorgedrongenin het leed der slachtoffers, dat blijkt uit menige levendigepassage, maar hij schiet te kort in den technischen bouwen zet den lezer samenspraken voor, zóó onhandig enonnatuurlijk alsof hij nooit iets van het leven zag of hoordeen alles uit boeken heeft geput. Wij kunnen daar meer dan

één voorbeeld van geven. De taal wordt dan verwrongenen stroef en de situatieschildering wordt onbeholpen. De jongeauteur staat tegenover honderden nieuwe impressies en metzijn taal, welke hij nog niet beheerscht, tracht hij er uiting aante geven, niet vrij en ongedwongen, maar gezocht, waardoorenkele passages bijna ongenietbaar worden. Zoo op blz. 53 :

„Zijn broer keek hem aan alsof hij een gesnoven aarzelingwilde naspeuren maar Herman was gedwee en gelijk vanpas, vrij van alles, stapten ze een oogenblik later „De drieFleschjes" in."

lets verder in het boek wordt Henri, de broer van dendrinker, verliefd op Dora Meyer en na maanden-langgewankel besloot hij zich te verloven en haar te trouwen.

„Vanaf het eerste zien", vertelt de schrijver u dan —, „bijhet zenuwachtig geaarzel en woordengezoek was een profiel-beeldje in zijn hoofd nagebleven. En gedurig onder zijn denk-gedwaal, van in haar het lang - verwachte of het verwerpe-lijkste te vinden, bleef dat hem vanuit haar vaste rust aanstaren.Hij wist zoo iets nimmer ondervonden te hebben, het bleekheel anders dan hij van vorigen in zijn hoofd gezien had.De onveranderlijkheid van het eenzelvig gestaar van zijnherinneringsbeeld brak zijn wankelgedachten af en metblijmoedigheid wijdde hij zich aan Door. Naargeestig getobover geldverdienen en toekomst maakte hem vaak krankvan zwaarmoedigheid. Het bleef nu weg, en tengevolge vanden dood van een der bloedverwanten van Door waaruitvoor haar eenig geldbezit voortsproot en zijn eigen erfenis,kreeg hij een sommetje bijeen om zelf een zaak te be-ginnen, net als Herman in Amsterdam en Door geen steekminder dan Leentje."

Men zou zoo zeggen dat de schrijver hier aan 't vertalenis geweest uit een taal waarvan de grammatica sterk verschiltvan die der Nederlandsche. Taal en stijl zijn dus in ditbojk niet zonder voorbehoud te bewonderen.

Maar de auteur heeft een brok levensellende geschilderd.Hij werd aangegrepen door zijn eigen onderwep, maar hijheeft het niet volkomen kunnen beheerschen. Hij moet vanruwe, wreede werkelijkheid vertellen, maar hij is niet, alsQuerido, een schilder met woorden, waaruit „de schoonheidopleeft in een lyrische verrukking". Men voelt in dit verhaalvan veel menschelijke ellende steeds den beginner, die tel-kens nog technische moeilijkheden moet overwinnen. Hij be-studeert de realiteit, maar heeft nog onvoldoende taalmateriaalom zijn studie voor anderen groote waarde te geven.

De handeling verloopt in een Joodsch milieu en de vraagis gewettigd of de schrijver wel voldoende bekend was metde vele eigenaardigheden der Joodsche gemeenschap toenhij zijn compositie ontwierp en uitwerkte. Rasdrinkers komenonder de zonen van het oude volk zelden voor, maar deuitbeelding der hoofdfiguren is wel van dien aard dat menmoet aannemen dat de auteur zijn objecten in levenden lijveheeft moeten zien en kunnen waarnemen.

Herman Kasper was de zoon van een Joodsch geestelijkeen voorzanger. Hij huwt met de dochter van een pseudo-armen Jood, heeft tegenslag met het fatale gevolg dat dedrank in huis komt om zijn teleurstellingen in drankroes teverdrijven. Dan gaat het natuurlijk met vaart de hellingaf. Zijn vrouw kwijnt weg, de jeugd der kindereni is vergald,het proces der zelfvernietiging gaat onmeedoogend en insnel tempo zijn gang.

De schildering dezer ellende verraadt vaak fijnen opmer-kingszin en een vis comica welke zelfs in deze misère nietmisplaatst maar eerder te waardeeren is. In dronkemanstaaizit soms een schat van humor. Cornelis Veth wees daarreeds op. Wanneer Herman na een van zijn ergste uitspat-tingen thuiskomt, doet hij vergeefsche pogingen het gas aante steken. Zijn zoon beduidt hem dat de leiding is afge-sneden.

„Kan me niet schelen", schreeuwde hij ruw, „je oomshebben mijn leven afgesneden, kwajongen. God liet voorJosua de zon stilstaan .... ik zal ook licht hebben als ikwil — geef eerst mijn hoed terug !"

Dit is uit het leven gegrepen en, hoe droef ook, toch volkostelijken humor. Dat almachtige in den dronkaard, „ik zalook licht hebben als ik wil" (hij zou immers ook hebben

WEEKBLAD VOOR INDIE512

Page 9: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

beweerd : „Ik ben niet dronken als ik niet wil!") en de over-gang van Josua naar zijn hoed, zijn trekjes die geen schrij-versfantasie uitvindt. Zij verraden dat de schrijver zijn „ge-val" van zeer nabij heeft beleefd, hetgeen trouwens bewezenwordt door méér dan een aangrijpende passage vol drank-ellende in dit boek.

Heeft Alexander Sterheim in zijn boek willen moraliseerenen heeft De Drinker een strekking? Dit is moeilijk positiefte zeggen. Met wijlen Van Nouhuys onderschrijven wij demeening dat men over de onderlinge betrekking tusschenkunst, moraal en strekking niet uitgepraat raakt.

Kunst zal in hoofdzaak wel nooit anders zijn dan hetreageeren van den kunstenaar op de indrukken van het leven.Hoe die reactie zal zijn, hangt af van de individualiteit vanden artiest, maar generaliseerend kan men wel dit vast stel-len, dat hij van de verspreide, op verschillende tijden en inverschillende omstandigheden ontvangen indrukken tracht een— kleiner of grooter — geheel te maken, dat hem zelven alsharmonische reproductie voldoet. Hij ontvangt het verstrooi-de en rust met vóór hij het, onder een aandrift die menscheppingsdrang noemt, tot zekere eenheid vervormd, inhem behagende verhoudingen teruggeeft. Deze aandrift heeftAlexander Sternheim niet altijd kunnen beheerschen. Van-daar een wanverhouding in den bouw en enkele onhandig-heden in de uitwerking. Maar de auteur is toch eenpersoonlijkheid die een eigen wijze van ervaren heeft. Dezewijze is bij den schrijver van De Drinker wel zeer bijzonder.Want terwijl hij zich heeft geplaatst in een Joodsch milieuen daarin een dramatisch gebeuren laat ontwikkelen uit-sluitend door de werking van één factor van buiten, dendrank, is hij geen oogenblik, ondanks deze bindende om-standigheden van omgeving en motief, moralist geworden dietendentieuse kunst voortbrengt.

Dit verraadt den kunstenaar.Want de kunstenaar staat vrij te midden van het volle

menschenleven, veel gevoeliger en veel bevattelijker dan degewone mensch, en neemt behalve de oppervlakkige wer-kelijkheid ook waar de dieper liggende verhoudingen. Diebrengt hij naar voren en daardoor toont hij zich in zijnzuivere kunstuiting als moralist. Maar hij is het onopzettelijk.Hij laat ons enkel het leven, de werkelijkheid zien, zooalshij die ziet, voelt, begrijpt. En wij zeiden het reeds, ditboek is uit het leven gegrepen door een kunstenaar, wienhet echter nog aan goede techniek ontbreekt. De schrijvervan De Drinker is schrijver, geen propaganda-maker, zijnkunst is jong, maar gevoelig en strekkingskunst is zij niet.

Er blijft veel in dit boek dat een talent kenmerkt. Hetzou reeds daarom een groot debiet verdienen om den auteurer gemakkelijker toe te brengen een tweede werk te schrij-ven dat de belofte verwezenlijkt welke De Drinker inhoudt.Met meer beheerschte techniek en grooter bezonkenheid zaleen tweede boek van Alexander Sternheim een gaaf letter-kundig werk worden.

Johan Koning.

Indische Penkrassen.

Het zal den Indischen heeren, die in dit verschrikkelijkeoorlogsjaar een uitstapje naar Europa denken te maken,zeker een troost zijn dat, al zijn de amusementen in stedenals Berlijn en Parijs niet meer zóó als ze vroeger waren,hun succes bij de vrouwtjes daarentegen veel meer kans opslagen heeft dan ooit. Een Parijsche dichteres, thans alscorrespondente van Fransche bladen in Holland, verteldeaan een onzer collega's daar onlangs in vertrouwen, dat hetartikel „mannen" tegenwoordig in Parijs opgeld doet, omdater veel te weinig over zijn. Zelfs de „vieux messieurs"hebben daar tegenwoordig „une chance" van belang, diena den oorlog zoo licht niet weer zal terugkomen. Alzoo,liefhebbers- jonge zoowel als oude, laat deoorlog u vooral niet van een reisje naar Europa terug-houden, want, al is er publiek heel wat minder „te doen" in

pret-steden als Parijs, de kans op „bonnes fortunes" is ergrooter dan ooit te voren ! En de onbestorven weeuwtjesin Parijs worden ééns het al te lange smachten moede naareen Parijsche dichteres in een onbewaakt oogenblik losliet.

Er schijnen in Indië gewikste handelslui te zijn, die hieral lang achter zijn gekomen, en die niet alleen op eentijdelijk „bonne fortune", maar als echte zakenmenschen,op een mooie, blijvende affaire voor 't geheele leven uitzijn. Business is business, wat?

In de Nieuwe Courant (18 Juli 11.) lazen wij het volgende,in een correspondentie uit Berlijn :

„Er schijnt in Indië echter bij den heer der scheppingeveneens een licht te zijn opgegaan, dat hij aanmerkelijkin waarde gestegen is. Nu, waardevol goed brengt men tegelegener tijd aan de markt. Daar men den IndischenHollander geen handelsgeest kan ontzeggen, behoeft menzich dus niet te verbazen, dat er daar menschen zijn, diein dezen tijd, dat de mannetjes duur zijn, er over denkenhun eigen huid op de huwelijksmarkt te brengen.

In het Berliner Ta geblaft ontdekte ik toevallig een dezerdagen een smakelijk aanbod van een 37-jarigen administra-teur in Dcli, die een vermogende vrouw zocht en een soort-gelijke poging van een 26-jarigen suikerchemicus opeen suiker-fabriek op Java. Het begrip „wij mannetjes worden duur"schijnt dus in Indië reeds op verschillende plaatsen te rijzen."

De pintere orangs !

Dat noemen wij nu eens „flair" van zaken doen hebben !

Waar het artikel „man" in Duitschland, door de honderd-duizenden die op 't slagveld sneuvelen of voor hun levenverminkt worden, hoe langer hoe zeldzamer zal worden,haastten deze busmess-lui zich, een offerte te plaatsen.

En, door de schaarschte van de markt, behoort de daaropreflecteerende natuurlijk „vermogend" te zijn. Bij wat hóórt wat.

Als nu maar spoedig meerdere Indische kooplui en vooralmopperende ambtenaren er om denken ! Eén zoon „coup" inBerlijn op 't oogenblik is veel voordeeliger dan een overlange jaren verdeelde serie handelstransacties of periodieketractementsverhoogingen. 't Artikel „man" stijgt in de oorlog-voerende landen in waarde, en die stijging zal elke week,ja elke maand, eiken dag toenemen.

Berlijn en Parijs zijn nu een dorado. Zelfs al schrikt menaf voor een verbintenis voor héél 't leven „dan óók nog iser een ruime keuze tegenwoordig voor een „liaison", of,zooals dat in Duitschland heet, een „Verhaltnisz". Zooalsde — blijkbaar goed ingewijde — correspondent van DeNieuwe Courant beschrijft, heeft een zeer groot deel van hetBerlijnsche mannendom zijn „Verhaltnisz". ledere garde-luitenant, die zich respecteerde, had daar zijn „recht schickesMilde!", minstens een „Probiermamsell" uit een der grootemode-magazijnen. De jonge meester in de rechten had ereen uit de type-juffrouwen, de Tipp-Mamsells, en de winkel-man een uit de lieve schatjes achter de toonbank, in 'tkort: „Het „Verhaltnisz" bloeide in Berlijn."

Maar nü kwijnt het, omdat bijna alle lievelingen der siiszeMarieehens en Elses en Lottes en Lieschens op het slagveldstaan, en eiken dag er honderden, somtijds duizenden vandoor het staal of een kogel vallen. En daar zelfs het trouwste,innigste Verhaltnisz-Madchen niet eeuwig ontroostbaar is,hebben verlofgangers hu een kans uit duizenden. In Parijsevenzoo, en niet alleen bij Probiermamsellen en Tippel-frauleins, maar zelfs onder de dames der „beaumonde".

Zóó wreed is nu eenmaal het leven. En in dit wreede,harde leven is het artikel „man" aan 't rijzen op een manier,om iederen Indischen liefhebber, die zich thans tevredenmoet stellen met een miserabel Verhaltniszje met Sarina ofMina uit de kampong, het water naar de tanden te doenkomen.

Vooral voor de talrijke overgeplaatsten, de slachtoffers derIndische bureaucratie, lijkt het ons een uitkomst toe. Inplaats van naar Balang-Nipa of Ata Poepoe of de Key-eilan-den, of andere uithoeken te worden getrapt, doen zij veelverstandiger, te trachten verlof of ontslag te krijgen, en zichals artikel „man" op de Berlijnsche of Parijsche wereld-marktte offreeren.

Zeker, er is iets stuitends in, in zoon advertentie van een

WEEKBLAD VOOR INDIE 513

Page 10: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

Indischman om een „vermogende" vrouw, maar, als menzich, zooals de 37-jarige Delische administrateur en de 26-jarige Javasche suiker-chemicus maar op een zuiver busm-ess-standpunt weet te stellen, dan komt men daar heuschwel overheen. Er zijn zooveel mannen, die om hun gelddoor vrouwen worden genomen, en die dus eigenlijk hunvrouwen koopen. Waarom zou een man, nu hij weet dat hijin waarde is gestegen, zich nu ook niet voor „a fair price"laten koopen ? leder „artikel" is toch zijn geld waard. Ookde N. CV/.-correspondent beseft wel het stuitende, maareindigt toch zijn artikel met:

„Niettemin wensch ik mijn beide Indische landgenooteneen goed succes. Het bewijst ten minste dat de anti-Duitschegevoelens in Indië zich alleen tegen mannen en niet tegenvrouwen richten."

Nu, dit laatste zal wel niet alléén in Indië het geval zijn.Ook in Holland zal men wel geen anti-Duitsche gevoelenstegen de van innigheid en trouwhartigheid smeltende en smach-tende Madehen met de lieve Gretchen-vlechten koesteren.

Ook wij zijn, zoover het doel en de „Kriegfiihrung" inde/en oorlog betreft het tegenovergestelde van pro-Duitsch.

Maar ten opzichte aan alle lieve, blonde, smachtendeMadels zijn wij nog steeds, evenals vóór den oorlog, zoo„pro-Duitsch" mogelijk gezind.

** *

Nu wij tóch op het chapiter Duitschland zijn :

Wij lazen onlangs in een Duitsch blad, dat te Münchenalléén bier geschonken wordt aan stamgasten, die daarvoor...hun „bierkaart" moeten laten knippen. En die bierkaartmoet dan worden gegrabbeld uit een heel dossier van kaar-ten, die een Duitscher tegenwoordig steeds mee moet zeu-len als hij door 't leven wil komen : legitimatiekaart, brood-kaart, aardappelkaart, vleeschkaart, tramkaart, scheerkaartenz. enz !

Is dit niet om een Indischen bureaucraat te doen water-tanden ?

Een Duitscher moet zich eens te Amsterdam hebben uit-gelaten : „Bij ons is tegenwoordig eigenlijk niets geoorloofd,alleen zijn sommige dingen niet bepaald verboden".

Zóóiets moesten wij in Indië nog eens krijgen ! De bu-reaucraten zouden wanen in 't paradijs te zijn ! Verbeeldtu eens, dat wij op 't assistent-residentskantoor — na eenpaar uur wachten in de gang natuurlijk, en zonder stoel,daar wij géén inlanders en Chineezen zijn — zouden moetenhalen : een rijstkaart, een broodkaart, een whiskey-soda kaart,een vleeschkaart, een vischkaart, een limonadekaart, een ijs-kaart, een kwee-kwee-kaart, een mandi-kaart, een trassi-kaarl»een saté-kaart, een water-kaart, een kroepoek-kaart, enz. enz,zou dat niet goddelijk zijn?

ledere kaart behoorlijk genummerd natuurlijk, de namengeagendeerd, enz. enz, je reinste bureaucratisch dorado.

Die goeie Duitschers laten zich zóó gemütlieh maszregeln,dat er bijna niet over gemopperd schijnt te worden. Als,hetgeen toewan Allah verhoede, de Duitschers ooit nog eensdeze koloniën in bezit namen, dan zou de bureaucratie hierschooner hoogtij vieren dan nu, en niets zou meer „gestat-tet" zijn zonder een kaart van de autoriteiten.

Wanneer we aan al die kaarten denken in Duitschland,en dan ons leven, waarin toch nog wel een en ander „gestat-tet" is hier in tanah Hindia vergelijken, dan zouden wij haastmet Ruzius uitroepen : „Heilig Indië !"

Ofoei.

Toegoe, een Portugeesche kolonie op Java.

— Oom Toegoe !

Met dien uitroep placht m'n zoontje jde komst van denToegoenees — eiken keer als hij kwam om zijn dendeng tekoop aan te bieden — op blijden toon te verwittigen ; Indischekinderen zijn dol op dendeng en de dendeng Toegoe geniet'n zekere renommée.

Dan stond-ie voor me, de Toegoenees, blootsvoets, deslaapbroek tot aan de knieën opgestroopt, een witte kabajaaan en een vilten bolhoed (uit de oude doos) op het hoofd,dat hij eerbiedig ontblootte om mij de hand te reiken ; eenamicale beleefdheid, welke hij — als Christen — aan een Blan-da, die toch denzelfden godsdienst belijdt, meende verschuldigd te zijn.

Belangstellend vroeg ik mijn Toegoenees naar het land,waar hij vandaan kwam, de zeden en gewoonten dier men-sehen ; maar hij was weinig spraakzaam. Als we 't eenswaren over de koopsom van zijn dendeng, haalde hij uiteen der manden, welke hij met een pikoelan over de schou-ders droeg, eenige krontjongs te voorschijn.

— Maoe bel/ P vroeg hij dan, eenige aceoorden aanslaande,— Neen vriend, ik bespeel dat instrument niet : wat zou

ik er aan hebben ? Maar „oom" moest 's een paar melo-dieën ten beste geven, ik hoor die wijsjes graag en men zegt.dat gij, Toegoeneezen. zulke bazen in het krontjongen zijt.

Gevleid nam hij plaats en sloeg de beenen over elkaar.om met de hrontjong op de linkerknie — zichzelf begeleiden-de — pantoens te zingen uit overoude tijden, klagend enweenend klonk de muziek, steeds in mineur terugkeerende.

Op 'n dag besloot ik Toegoe te bezoeken en koos daar-voor den Zondag. Voor dag en dauw trok ik er op uit, devroegtrein bracht mij naar Tandjong Priok, waar ik mijper tambangan de haven liet overzetten : aan den overkantwachtte mij nog 'n roeitocht, namelijk over den nieuwen ha-venkom.

Zoo bereikte in Kampoeng Kodja.— Sado narik ka Toegoe P'n Buitengewoon vrachtje voor de sado-koetsiers, wier

verdiensten in niets anders bestaan dat het rijden vansporadische badgasten naar Petit Trouville. De woorden :

„Ka Toegoe" waren dan ook voldoende, om een wedlooponder de jehu's te doen ontstaan, ƒ 3 was de prijs en niet-tegenstaande de groote concurrentie, wilde niemand onderde markt gaan. Dus was 't alleen maar zaak het beste paarduit te kiezen.

De meest sado-koetsiers te Kampoeng Kodja zijn Chinee-?en, slechts enkele inlanders loopen er onder ; zoodat hetbegrip van solidariteit onder die menschen van verschillendras wel te loven is.

De vermoeiende tocht naar Toegoe nam 'n aanvang.Aan onze linkerhand lieten wij Petit Trouville liggen en

zetten koers naar het oosten langs de Soengei Lagoa, denweg op naar Tjilintjing.

Als ik zeg : weg, dan bedoel ik daarmede den weg, welkeop de kaart van Batavia is aangegeven. Van weg mag echtergeen sprake zijn : „de weg is weg" ; er loopt een voetpadover dat gedeelte van den kampoeng, dat eenmaal weg isgeweest, doch nu totaal verwaarloosd, begroeid met gras enstruikgewas.

Wij reden door mangga- en klappertuinen, die — in tegen-stelling met den weg — : keurig onderhouden zijn.

Hetgeen begrijpelijk is.De inlanders leven daar van de opbrengst hunner mangga-

en klappertuinen ; de mangga 's van Tjilintjing zijn zeergezocht, zij bevatten geen torretjes, die vele mangga-soortenop Batavia oneetbaar maken. Tegen dat kwaad worden roodemieren speciaal geteeld ; magga-boomen zitten vol vansemoet rang-rang, den grootsten vijand van de schadelijketorretjes.

..

Het middel is even eenvoudig als vernuftig.Na Kampoeng Kodja te hebben verlaten, zijn wij aangeland

te Pedjongkoran, welke naam de landstrook ontleent aan zijn

WEEKBLAD VOOR INDIE.514

Page 11: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

vroegeren eigenaar, den Amboineeschen kapitein Jonker.Volgens de inlandsche legende, is kapitein Jonker nooit

gestorven, doch op geheimzinnige wijze plotseling verdwenen,zijn geest waart nog steeds rond op Batavia 's Noordkust.Op Pedjongkoran zijn nog overblijfselen te vinden van hetlandhuis, waarin hij gewoond heeft, en een gemetselde put :

Soemoer Djongkoran, welke in een reuk van heiligheid staan.Tezamen vormen die een kramat, waar zoowel de inland-

sche als de Chineesche bevolking eiken Malem Djoemaat —

Donderdagavond, den avond, welke vooraf gaat aan Djoemaat,Vrijdag, den dag der bijeenkomst in de moskee, niciijaiiwordt gebrand en bloemen worden geofferd. Den eerstenMalem Djoemaat van Moeloed, de derde maand van hetMohamedaansche jaar, de maand, waarin Mohamad werdgeboren, wordt aan de heilige plaats een groote sedekahaangerecht.

Kapitein Jonker moet bij de bevolking zeer bemind zijngeweest.

De geschiedenis vertelt van hem, dat hij — onder voor-wendsel een aanslag tegen Batavia in den zin te hebbengehad — in 1689 door toedoen van den Raad van Indië DeSt. Martin om het leven werd gebracht. De Oost-IndischeCompagnie had vele verplichtingen aan kapitein Jonker, diezich aan haar zijde o. a, in den oorlog tegen den Sultan vanBantam bijzonder onderscheidde.

Het doelwit van onzen tocht is echter niet Pedjongkoran,doch Toegoe.

Nog langen tijd voert onze weg onder het lommer vanhet geboomte, een zachte landwind doet de bladeren ritselen,— in de verte laten zich perkoetoets hooren.

Het is een en al vreedzaamheid.De sado hobbelt over heuveltjes en door kuilen, welke de

regens hebben doen ontstaan.Jt is a long way to Toegoe.De bosschages hebben plaats gemaakt voor een open

vlakte, waar droge rijstvelden worden afgewisseld doorlagunen, teeltplaatsen van bandeng. De weg glooit zachtjesnaar het Noorden, — een panorama der zee ontrolt zich aanons oog ; daar mondt de Soengei Lagoa in de zilte baren uiten grenst de afdeeling Batavia aan Meester Cornelis.

De weg — nu is 't werkelijk een weg — voert Zuidwaartsnaar Tjilinting, de standplaats van een assistent-wedana. Nietver van diens woning bevindt zich een of liever : de passer,maar grillig, als de weg al eenmaal is, leidt hij dan naarhet Westen, een vicieuzen cirkel beschrijvende.

Na veel horten en stooten hebben wij eindelijk den randvan Toegoe bereikt, — de weg is verder per as onbegaanbaar.Dus zette ik mijn reis per pedes apostolorum voort, dwarsover een sawah, in eigendom toebehoorende aan de Toegoe-neezen.

Eindelijk was ik te Toegoe.— Toean pegi ka karedja P vroeg men mij vriendelijk,

telkens als ik een huis passeerde.Later bleek mij, dat Toegoe alleen door Europeanen wordt

bezocht, om de kerk te zien. Veel bezienswaardigs is eraan het kerkje niet, — in vorm is het gelijk aan alle kerkenop de binnenplaatsen van Java, — op Batavia vertoonde devroegere Haantjes-kerk veel overeenkomst met het Godshuiste Toegoe, dat echter kleiner is.

De kerk staat te midden van bosch en heeft daardoor voorden vreemdeling veel aantrekkelijkheid. Aan den rechterkantbevindt zich het kerkhof, de plaats, welke den dooden-akker toekomt, zooals vroeger altijd het geval was. Slechtséén tombe trof ik aan, namelijk van de familie Leimena —

Perretz, geboortig van Wahaai bij Amboina, waarschijnlijkeen godsdienstleeraar.

Toegoe is een Christelijke gemeente, aan het hoofd waar-van een goeroe staat. Behalve godsdienstleeraar is hij school-meester, wijkmeester en ambtenaar van den burgerlijkenstand, — hij is het factotum van het dorp, tot wien menzich in alle zaken wendt: geschillen worden door hem tottevredenheid van beide partijen opgelost. Rol en boei zijnsls:hts bij name te Toegoe bekend, politie en justitie

onzichtbare machten.Even vredig als het kerkhofje door een bladerenkroon

tegen de zonnestralen wordt beschermd, straalt over Toegoede Christelijke verdraagzaamheid.

Voor de betrekking van godsdienstleeraar wordt altijdiemand uitverkoren van de Molukken, waar gelegenheid be-staat voor die opleiding. De tegenwoordige dignitaris is af-komstig van Menado.

Op zijn uitnoodiging woonde ik een godsdienstoefeningin de kerk bij. Voor de ceremonie had hij zich in een zwarte,gekleede jas gestoken, de vrouwen waren in nette sarongsen witte kabaja's gekleed, de mannen in witte pakjes ofslaapbroek en kabaja. Sommige vrouwen liepen op sloffen :

enkele waren, evenals een gedeelte der mannen blootsvoets,de andere geschoeid.

Een orgel is de kerk niet rijk ; het zingen der psalmenwerd door een der ouderlingen — die toevallig jonge mannenwaren — op een soeling = bamboe-fluit begeleid.

De preek werd gehouden in het Maleisch.Na afloop der kerk, noodde de goeroe mij aan zijn disch

en ik gaf aan die invitatie natuurlijk met graagte gevolg :

een gunstiger gelegenheid om meer van de Toegoeneezen teweten te komen, kon zich moeilijk voordoen.

Aan de tafel van mijn gastheer zaten eenige oude Toegoe-neezen, met wie ik een gesprek begon. Mijn eerste vraaggold den oorsprong der, van de buitenwereld, zoo geïsoleerdlevende bevolking van Toegoe, —en daarbij bleek mij, datzij eigenlijk niets van hun geschiedenis weten. Hun voor-vaderen waren afkomstig van Timor Dilly, heette 't en —

dus waren zij Portugeesche afstammelingen.Voor die averechtsche meening bestaat echter eenige

grond.Het is bekend, dat in dezen archipel — behalve in enkele

streken, der Molukken — alleen nog op het westelijk, aan Por-tugal toebehoorend gedeelte van Timor Portugeesch wordtgesproken, en de Toegoeneezen spreken, al zij 't verbasterd,de taal van Dom Manoel.

De historie leert echter, dat na de verovering van Malakkain 1641, de Portugeesche afstammelingen en Inlandschcchristenen naar Batavia uitweken. Hun aantal was zoo groot,dat er twee kerken voor hen gebouwd werden, — één daar-van, de Portugeesche Buitenkerk, bestaat nu nog; zij isgelegen bij Petja Koclit aan den Gelderlandschen weg. Vande Portugeesche Binnenkerk vindt men nog alleen denhoogen muur te Kampoeng Malakka; denaam Malakka wijster nog op, dat daar vroeger menschen hebben gewoond,afkomstig van het Maleische schiereiland.

Van die Portugeesche afstammelingen vestigden zich eenigefamilies te Toegoe, waar zij buiten het gewoel der maat-schappij, in devote eenzaamheid leefden.

Slot volgt.

Wereldnieuws.

Het stadhuis van Atrecht. De vorige week gaven wijeen afbeelding van dit prachtige raadhuis, een der mooistebouwwerken van Noord-Frankrijk zooals het zich als sieraadvan de stad en streek aan het marktplein verhief, vóór Atrechteen centrum van den strijd werd. Toen de granaten over destad vlogen, dagen achtereen, was het te voorzien dat ditschoone brok architectuur ten ondergang was gedoemd.Inderdaad is er thans weinig van overgebleven. Bijgaandereproductie laat niet veel meer dan een ruïne zien.

Het heroverde Galicië. Wanneer men de krijgsverrich-tingen op het gevechtsterrein in het Oosten met dieop de overige fronten vergelijkt, is het opmerkelijkdat de verbonden legers alleen hier aanvallend optreden.Overal elders verdedigen zij slechts veroverd of eigen grond-gebied, in Italië en Turkije sedert het begin der vijandelijk-heden, in Frankrijk en Servië na een aanvankelijk offensief;maar zonder dat de vijand in staat is geweest daarvan partijte trekken of een succes van veel beteekenis te behalen.

WEEKBLAD VOOR INDIE. 515

Page 12: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

Wat Servië betreft, moet worden toegegeven, dat de vlektyphus,die dit ongelukkige land erg heeft geteisterd, veel heeft bij-gedragen dat het tot dusver geen poging meer heeft gedaanden oorlog voort te zetten. Maar Frankrijk, dat met inspan-ning van alle krachten zijn verloren grondgebied trachtte teheroveren, en in gemeenschap met Engeland ook Turkschgrondgebied hoopte te veroveren, en Italië, dat de reedszoo lang begeerde Oostenrijksche provincies met wapenge-weld in zijn bezit wil brengen, hebben met hun offensieftot heden niets bereikt. Hetgeen als een bewijs kan gelden,dat de daar tegenover elkaar staande strijdkrachten ongeveereven sterk zijn, de vijand althans niet in staat is een succeste behalen.

In Galicië en Polen is de toestand daarentegen anders.Daar werd het Russisch offensief, — in weerwil van de grootedapperheid van het Oostenrijksch-Hongaarsche leger, dat inhet begin zelfs eenig succes op den overmachtigen vijandbehaalde, — aanvankelijk met een aanzienlijk resultaatbekroond. Bijna heel Galicië werd bezet, zoodat het inder-daad scheen dat de Slavische vloed een groot stuk naar hetWesten zou voortsnellen, gelijk een stoomwals, alles ver-pletterend wat op haar weg ligt, zooals de Engelsche enFransche pers het bij het begin van den oorlog haddenvoorspeld en gehoopt. Maar toen de vijand, met deze inlaag- en heuvelland behaalde voordcelen niet tevreden, overde Karpathen in Hongarije wilde oprukken, en zich op eenterrein begaf, dat niet alleen aan den soldaat veel hoogereeischen stelt, doch waarop het hem ook niet meer mogelijkwas, van zijn groote overmacht partij te trekken, gelukte hethem niet meer, verdere voordcelen te behalen. Gedurendedie eerste vier maanden des jaars heeft deze geweldigeworsteling in het gebergte geduurd, en wellicht nog nimmerhebben twee legers zoo verwoed tegen elkaar gestreden alsop dit gevechtsterrein, bij een temperatuur, die dikwijls dagenlang tot 20° C. onder nul daalde. De Russische bevelhebber,die spoedig moet hebben ingezien dat een nederlaag in deKarpathen het einde van den veldtocht zou kunnen zijn,heeft de grootste offers gebracht, om over het gebergte inde Hongaarsche laagvlakte te komen. Alsof een menschen-

leven geen waarde heeft, wer-den de regimenten tegen destellingen van 't Oostenrijksch-Hongaarsche leger gedreven, omeenige oogenblikken later gedeci-meerd terug te keeren, en dooranderen te worden vervangen, diedan hetzelfde lot ondergingen.

Bijzonderheden over den her-overingsstrijd behoeven wij hierniet meer te geven. Men weet datelke stelling door de Russen hard-nekkig werd verdedigd. De meestesteden en dorpen op den weg naarLemberg werden echter door ar-tillerievuur of brand vernield.

In Weensche bladen lezen wijdat in de meeste steden de ge-vluchte bevolking weer is terugge-keerd, en treurig is het om te zienhoe die arme drommels zich inhun afgebrande huizen behelpen :

daar, waar ook de artillerie hethare deed om deze woonplaatsente vernietigen, staat dikwijls nietsmeer dan de schoorsteen van hethuis, als het ware als een nogzichtbaar teeken, dat deze onge-lukkigen wel bijna alles hebbenverloren, maar ten minste nogeen haardstede bezitten.

In Lemberg is het militair tegen-woordig in de meerderheid, maarafgezien daarvan kan men zeggen,dat in de Galicische hoofdstad allesweer zijn gewonen gang gaat.

Enkele rijke families zijn nog niet teruggekomen, maar allewinkels zijn open, en de winkeliers bekennen het eerlijk,dat het hun ook onder de Russen niet slecht is gegaan. Bijnaalle verhalen over Russische gruwelen, die na de heroveringvan de stad, in de pers de ronde deden, blijken achteraf erg

Het verwoeste raadhuis van Atrecht

Hermann von Golard, de nieuweSTADHOUDER VAN GaLICIË.

516 WEEKBLAD VOOR INDIE

Page 13: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

overdreven, dikwijls onwaar te zijn, en in alle gevallen, waarinRussische soldaten zich aan plundering of doodslag schul-dig hebben gemaakt, hebben zij hun misdrijf zelf met dendood geboet.

In den loop van Juli werd de stadhouder van Galicië,ridder Von Korytowshi op zijn verzoek van zijn ambt ont-heven en vervangen door den generaal der infanterie Hermanvon Gollard. De nieuwe stedehouder heeft enkel tot taak hetbestuur over het gebied uit te oefenen, hij blijft buiten mili-taire aangelegenheden.

DÉ vesting Iwangorod. De telegraaf bracht reeds hetbericht dat Iwangorod, de voorname Russische vesting tenwesten van de Weichsel ook in Duitsche handen is gevallen.

Waar thans de vesting staat, aan de uitmonding van deWieprz in de Weichsel, stond eens het dorp Demblin, dattot een groote heerlijkheid behoorde. In de zestiende eeuwgingen deze goederen in het bezit van de Mniszech's over.De laatste telg van dit geslacht huwde met een nicht vanden laatsten koning van Polen en bouwde in Demblin voorhaar een mooi kasteel met een heerlijk park. Een Jabloniwskierfde de bezittingen van Demblin. Deze nam deel aan denopstand van 1825 en werd naar Siberië verbannen. Zijnbezittingen konden niet verbeurd verklaard worden, wantin het koninkrijk Polen golden nog constitutioneele toesta-den. Ook na den Poolschen opstand van 1830 nam menhet niet meer zoo nauw. De veldmaarschalk Iwan Pasjke-witsj vond behagen in de bezitting Demblin en Tsaar Nico-laas besloot hem die te schenken. Men kocht haar dusvan de Jablonowski's. De koopsom bedroeg echter ter-nauwer nood een tiende van de werkelijke waarde. DeRus gebruikte nu het slot als zomerverblijf en de goederengaven hem een vorstelijk inkomen. Zoo was het in 1836. In1842 meende de maarschalk echter, dat de plaats vooreen vesting geschikt was. Men besloot tot den bouw daarvan,waarbij de regeering het noodige land van den veldmaar-schalk kocht voor het tienvoudige van hetgeen de vroegerebezitter voor al zijn landerijen gekregen had.

In 1842 begon men met het bouwen van de vesting. De veld-maarschalk dieed daarbij nog een klein bijzaakje. Op zijn bezitttingen rchtte hij steenbakkerijen op, die de steenen le-verden voor de vesting. Men beweert, dat deze volstrektniet duurder geworden zou zijn, als men ze van zilver hadgebouwd.

De plaats ligt tusschen bevaarbare rivieren en is doormoerassen omgeven, zoodat zij vroeger, toen men nog geenver dragende kanonnen had als oninneembaar gold. Dit

heeft een der hekwaamste Russi-sche strategen, de Baltische ba-ron Todtleben ingezien en opzijn raad werd de vesting in1855 tot een eerste rangs steun-punt voor troepen ingericht. Daar-voor moest het gebied van devesting aanzienlijk worden uitge-breid. Het land was echter nog inhet bezit van de erfgenamen vanPasjkewitsj, die niet minder goedekooplieden waren dan hij zelf enzich ontzaglijke hooge prijzen lie-ten betalen.

Sinds heet het, dat, als de ves-ting van zuiver goud gebouwdwas, ze niet duurder zou gewordenzijn.

De landgoederen van Demblinzijn als majoraat in het bezit vande Pasjkewitsj. Zij leveren de pro-ducten, die voor de vesting noodigzijn en daarom behooren dezegoederen tot de rijkste in Polen.

K.De vesting Iwangdsoo

Het huwelijk van Chiffon.

Vrij naar het Fransch.

Vervolg.Neen. ..

, zei Chiffon bruusk , oom Mare is wel wat unoemt „socialist", doch hij heeft zich verkiesbaar gesteldzonder daar eenige andere moeite voor te willen doen. Enhij wil alleen dat men hem kiest om zijn eigen verdienste,nergens anders om. Niet om zijn geld of zulke dingen.

—En hij is niet gekozen ? De candidaat door „de pries-ters" geprotegeerd, is hem vóór gegaan niet?

—Ja — antwoordde Chiffon. blij de waarheid eens tekunnen zeggen, ja. . . er is veel geld toe noodig om geko-zen te worden !

.. .

En opstaande, zonder een wenk van den Jezuit af tewachten, die alles om zich heen vergat om naar dit grappigmoderne schepseltje te luisteren, zeide ze ondeugd :

— Maar. . . ik durf u nu niet langer ophouden, gij hadtimmers zoon haast !

..

. en al die dames die u in den kapelwachten, zullen wel staan te trappelen van ongeduld.

De priester stond ook op, doch toen Chiffon hèm heteerste de deur uit wilde laten gaan, zeide hij : Neen. . . gijzijt nu geen klein meisje meer. En misschien zult gij gauw„Mevrouw de Hertogin" zijn !

. . .— Dat zal me verwonderen hoor !.. . Daar heb ik geen

gezicht voor, vind ik !.. .

— Bent u alleen gekomen, ... ik zie niemand aan de poortop u staan wachten ? — vroeg hij.

—O — neen — zóó Amerikaansch ben ik nu nog nietopgevoed. Ik houd er werkelijk „mijn eigen kindermeid" opna, ..

. zeide ze, wijzende op „ouden Jan" die onder dehand in slaap was gevallen op de bank waarvan hij zoo

half en half al afgegleden was.„Zij is niet erg decoratief, mijn„bonne" ?. . . vindt u wel rl . . .

Toen zij de poort uit was, keekze even op de grooteklok van den kapel hoe laat 't was. Bijna half zes !. . .

„Nu hebben ze lekker op mij moeten wachten, al dieleelijke kikvorschen !

Nu hebben zij geen tijd meer om al hun zonden te

biechten. Net goed !

VI.Men zat reeds lang aan tafel, toen mevrouw de Bray de

eetkamer binnentrad. Al heel lang geleden had men 't

WEEKBLAD VOOR INDIE 517

Page 14: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

opgegeven om op haar te wachten. Dat was toch altijd vruch-te loos geweest, zij kwam bijna nooit op tijd aan 't diner.

Zij gaf de schuld aan 't boodschappen doen, te lange visites,klokken die stil hadden gestaan of ongelukken met het rij-tuig. Toen zij zich neergezet had, vroeg ze op een wonder-baarlijk beminnelijken toon :

— Welnu, Coryse . . ben je tevreden over Pastoor de Ragon ?— O — zeer tevreden, moeder ! Maar — voegde ze er bij,

ik weet niet of hij over mij tevreden zal zijn.— Wat heb je hem gezegd, vroeg haar moeder een beetje

ongerust.— Een massa dingen, de conversatie heeft alleen een

beetje een andere wending genomen !— Ik zal morgen naar hem toe gaan, en dan zal hij me

wel vertellen wat jullie besproken hebben, zei de Markiezinal wat minder vriendelijk !

— Maar — dat kan ik u even goed vertellen — ten eerste... er is niets besproken . . .!

— O — dat is verrassend ! . . . .— En waarom is dat zoo verrassend ?

.

— Omdat je er een beetje in de war gebracht uitziet . .—

Ik., weineen, waarom zou ik in de war gebracht zijn?— Dat weet ik niet. .

.

— Nu, ik weet het evenmin. Men heeft gewild dat ik naarPastoor de Ragon ging om met hem te praten. Ik ben erheen gegaan . . . Wij hebben gepraat... en dus .

.

.— En — is er niets onaangenaams gebeurd ?

— Weineen ... hij is zeer goed opgevoed schijnbaar tegoed zelfs . . ik ook . . niet te goed . . maar enfin . . neen . . ikgeloof dat hetgeen ik hem gezegd heb geen kwade gevolgenvoor hem heeft gehad ... en hetgeen hij mij gezegd heeft,heeft mij ook niet erg bezwaard .

. Bijgevolg, zijn wij neteven ver als te voren .

. .

— Dus, vroeg mevrouw de Bray, er even van profiteerendedat de knecht de kamer uit ging. . dus, je hebt nog nietbesloten om met d'Aubières te trouwen ?

— Ik heb besloten om hem niet te trouwen !.

. . En zichtot oom Mare wendende : Ik zal hem vanavond antwoor-den, want je hebt mij gezegd dat hij nog komen zou !

— Neen, riep de Markiezin wanhopend uit, dat zul jeniet doen .. . dat zou een dwaasheid zijn om op zóó iets teantwoorden zonder te hebben nagedacht ! . .

— Maar ik hèb nagedacht, . . ik doe niets anders. Ik denkal zoo lang er over na dat ik er nog dood van ga ! . .

— Je zult nog wachten vóór je een definitief antwoord!geeft aan d' Aubières !

— Waar zou ik op wachten ? — Neen — ik wil hem nietlanger in onzekerheid laten — 't heeft al veel te lang ge-duurd ! . .

— Ik verbied je er met hem nog vandaag over te sprekenzeide de Markiezin met een keizerlijk gebaar.

En toen Chiffon, in plaats van naar den salon te gaan, detrap opliep, vroeg ze.. .

— Welnu . .. waar ga je naar toe ?

— Naar mijn kamer . .

— Je zult hier blijven.— De kleine werd zeer rood, doch antwoordde heel beleefd :— Goed .

.. dat is mij 't zelfde .

. . maar ... wanneer ik hier

blijf, dan wil ik ook met d'Aubières spreken, zooals ik ver-plicht ben te doen. . . Ik zal hem zeggen. . . dat ik absoluutdefinitief besloten heb om niet met hem te trouwen.Nooit. . .

— Je bent gek ! . . .— Dat hebt u mij al zoo vaak gezegd ! .. .— Daar heb je hem net, riep de markiezin uit, want

toevallig hoorde zij de bel van de voordeur overgaan.— Zooveel te beter ! Dat is een pak van mijn hart!Zij liep naar d'Aubières toe, die juist binnentrad.— Mijnheer d'Aubières, ik zou graag even met u willen

spreken. Wilt u even met mij in den tuin gaan, evenalsgisteravond ? En zachtjes voegde ze er bij : Maar zonder mete omhelzen !

Hij volgde haar zeer bewogen de deur uit naar den tuin.Alles helder inziende en niettegenstaande zijn groote liefde,kon hij wel raden wat zij hen) zou gaan zeggen ! Vóór dat

Chiffon hem iets gezegd had, vroeg hij met bevende stem :

— Gij gaat mij zeggen, dat ge me niet hebben wilt?...dat ge mij niet trouwen kunt ?

— Ja. . . stamelde Chiffon, zélf verdrietig door 't grooteverdriet dat zij brengen ging. Ik heb veel, en heel lang overalles nagedacht. En ik heb begrepen, dat ik niet met utrouwen mag !- . . Ik houd wel van u, heel veel zelfs. .. enik vond 't erg naar dat ik u al deze verdrietige dingen zeggenmoet. . . maar. .

. 't is tóch béter ze vooruit te zeggen. ..

dan. . . later. . . !

d'Aubières antwoordde niet. Doch zij raadde zijn verdriet,hoewel zij hem in 't donker niet zien kon. En zelf geheelover stuur ging ze voort :

— Ach, — ik smeek u. . maak u nu niet zoo verdrietig . .

ik ben dat niet waard .

.

Ik ben koppig, vervelend . . boos . . slecht opgevoed . . ikheb alle „ondeugden der Avesnes" zooals Mama, altijdzegt, en dan .

. ik ben absoluut incapable om de vrouw vaneen kolonel te zijn, of om een dame van de wereld teworden . . Ik kan niet eens een behoorlijk gesprek voeren . .

Ik zou geen menschen kunnen ontvangen of een vriendelijkgezicht trekken tegen iemand die mij niet beviel, of aan eendomoor zeggen dat ik hem erg knap vind en geestig! . .

En dit alles zou toch noodig zijn . . . Neen — ik ben eenwilde . . geboren om met mijn bloemen te leven en met mijndieren !

.

Toen eensklaps ongerust, veranderde zij van toon :— Van dieren gesproken — waar is Gribouille toch. Ik

heb hem sedert het ontbijt nog niet gezien ! . . Als hij maarniet zoek is ? .

.

Als een wervelwind stak ze 't grasveld over en verdween

„Oude Jan."

WEEKBLAD VOOR INDIE518

Page 15: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

in de richting der stallen. Na een oogenblik kwam ze weenterug, gevolgd door Gribouille die blaffend tegen haar op-sprong !

— Pardon —o, pardon, . . maar ik was zoo ongerust overGribouille. Daarom liet ik u ineens zoo in den steek, 't Wasongemanierd van me, ik had het niet moeten doen. En danmidden in zoon ernstig gesprek. Maar . . enfin zoo ben iknu eenmaal. Nu ziet u 't ineens zelf!...

En toen d'Aubières niet antwoordde, vroeg ze, het donkermet haar oogen doorborende:

— Bent u er niet meer?— Zeker ! . . ik ben er nog altijd !

Chiffon deed een stap nader naar hem toe.Ze begreep dat hij weende !— U weent?, vroeg ze heftig bewogen.De gedachte dat iemand om haar weenen moest, maakte

haar geheel en al in de war.Mijn God ! . . zei ze enkel !

Zij kon niets anders uitbrengen, zij kón 't niet verdragende gedachte dat een man om haar moest weenen.

Zij gaf er de voorkeur aan om dan maar liever zelf teweenen.

„Ik zal hem zeggen wat er in mij omgaat ! Als hij medan nog tot vrouw wil hebben, welnu dan .... zal . . ik 'tgoed vinden.

—Luister d'Aubières, zei ze, Luister goed ! En probeer mijte begrijpen als je kunt!".. Ik zal mijn best doen, alles zooduidelijk mogelijk te zeggen . . maar 't is zoo moeilijk . .

Als 't nu dag was . . inplaats van zoon donkeren avond. . .

wanneer ik je gezicht zag en . . jij 't mijne . . dan zou ikniet durven, o, neen, nooit. Je moet niet gaan huilen, datvind ik verschrikkelijk.

Maar toen d'Aubières in snikken uitbrak, zeide ze ietwatbruusk : God .

. ik smeek je. Zij sloeg haar arm om zijn halsen kuste zijn natte wang. „Ik smeek je d'Aubières, zei zenog eens ! Ik zal alles doen wat je wilt.

De geschiedenis van den vorigen dag vergetende, vleidezij zich tegen hem aan, als een jong poesje !

— Neen. . . neen — ga weg. . . weerde d'Aubières haar af.—O- ja.

. , ik begrijp je, je gaat net doen wat ik gisterendeed ! En verlegen trok zij zich terug !

— Neen denk dat niet! hernam d'Aubières, dat kan je nunog niet begrijpen. . . ik ben wat nerveus. . . ongelukkig. . .

ik weet niet meer wat ik doe. . . Ik droomde zóó mooi- ennu val ik zoo heel diep in den afgrond terug. . . !

— Wanneer je, zooals je 't noemt een zoo mooien droomhad — geloof ik toch niet dat het mijn schuld is. Ik wil zeggen ;

Ik heb je toch geen reden gegeven om je te laten denkendat ik met je trouwen wilde ? . . . Ik heb niet gezegd dat jevan me moest gaan houden — anders dan van een goedkameraadje — !

— Neen dat hebt ge ook niet!— Als ik dat ook gedaan had, zou ik ook wanhopend

zijn. . . dat is echt waar. . . Om iemand knipoogjes te geven,en ;il 't mogelijke te doen om te behagen.

~ neen-dat is nietsvoor mij ! Ik heb nog nooit een meisje ofdame ontmoet dieniet eensklaps veranderde wanneer er een heer in de kamerkwam of. .

.

—Ik dacht dat je me wilde gaan uitleggen waarom jemijn vrouw niet kunt worden?... viel d'Aubières haar inde rede.

—Ja — maar ik word al verlegen als ik eraan denk. . .

kijk. . . Ik weet niets van het leven — dan datgene wat ik ervan raden kan.. . en dat is niet véél !

Maar — enfin. . . ik luister om mij heen, men fluistert metelkaar. .

. men noemt een zekeren naam. ..

En wanneer wij een bal geven thuis, dan zie ik al diekleine „flirtations", al die kleine oncorrectheden. . . ik spreekniet van de jonge meisjes, die kunnen doen of laten wat zijwillen. . . neen ik spreek van de getrouwde dames. . . diehaar echtgenooten bedriegen ! ... en —je echtgenoot bedrie-gen, ach... ik weet niet goed waar dat mee begint ofwaar 't mee eindigt. . . maar ik weet wèl, dat ik 't hèèlslecht vind !

— Zonder twijfel is dat zeer slecht! ...

— Welnu — daar hebt u 't al .. . Ik weet zeker dat, wan-neer ik met u zou trouwen, ik u óók zou bedriegen...

— Maar. . . stamelde d'Aubières, ivaarom zijt gij daar ze-ker van ?

— Ach. . , zéker. . . zoo zéker als men van zulke dingenzeker kan zijn !

Ziet ge — tot vandaag toe, heb ik nog nooit iemand ont-moet van wien ik, dacht: „Kijk, met dien man, zou ik nuwel willen trouwen !"

— Welnu?. ..

— Welnu, als . . . wanneer wij al getrouwd waren — ik opeen goeden dag zou gaan denken „Kijk, met dien man zouik ivèl hebben willen trouwen. .

. denk eens aan ! . . . wat eentoestand. . . dat zou toch verschrikkelijk zijn . .

.

— Niettegenstaande al zijn verdriet, had de hertog tochlust om te gaan lachen. In plaats daarvan zeide hij : Het-geen gij mij daar nu zegt, is aan héél veel vrouwen over-komen. . .

— Rn dus. . . ?

— En dus. . . inplaats van haar gedachten aan den „nieuwgekomene" af te leiden, hebben zij haar echtgenoot bedro-gen ... en als *t nu een goede echtgenoot is, zooals ik zekerzou zijn. ..

— Daar ben ik ook zeker van, viel Chiffon in. Maar denktgij dat 't voldoende is om een goed echtgenoot te zijn,

..

.wanneer gij een vrouw hebt die niet goed is?

— En waarom zou jij geen lief, klein, goed vrouwtje zijn ?

— Dat zou ik zijn wanneer ik niet dengeen zou ont-moeten .

. .

— Wat ?.

— Den man zou ontmoeten, van wien ik werkelijk . . enfin . .misschien ontmoet ik hem nooit, . . . maar . . . dat is natuurlijkzoo zeker nog niet.

En toen d' Aubières een beweging maakte, ging zij voort:— Ja — ik houd hèèl vèèl van u ... dat heb ik u al gezegd...

Maar ik geloof toch niet. . . dat ik van u houd zooals menvan zijn echtgenoot dient te houden . .

.

En —ik ben zeker, wanneer ik op een goeden dag denman ontmoet van wien ik werkelijk houd . . . dan laat ik meook gaan . . . dan zal ik me ook geheel en al overgeven zietu. . . 't Is misschien niet „comme il faut" om u dat zoo tezeggen.

Maar nu, nadat ik u dit allemaal gezegd hebt, nu hangt 'tvan u af of gij mij nog tot vrouw wilt hebben. Nu kunt u mijlater niets verwijten, ik heb u alles gezegd — begrijpt u? . .

—Ja.. . ik begrijp het. Gij zoudt u heel ongelukkig metmij moeten voelen ! En ik zou mij ongelukkig voelen wan-neer ik u niet gelukkig wist. Gij hebt mij zeer schilderachtigen zeer delicaat doen begrijpen ... dat ik een oude gekben .

..

— Wilt u mij nog hebben ?.. . ik weet zeker dat gij nog

met mij trouwen wilt — vroeg Chiffon.— Neen ... ik zweer u dat ik dat nu niet meer zou

willen, — fluisterde de arme man. Hij wilde opstaan dochzakte met zijn voet in een diep gat. Hè wat is dat, ik zakbij iedere beweging die ik maak dieper in den grond!

Gribouille, die hem zag bewegen, begreep dat men wegwilde gaan, sprong uit louter vreugde tegen hem op en duwdehem nog dieper in de zachte aarde.

d'Aubières probeerde nu op handen en voeten er uit tekrupen, doch alle pogingen bleven vruchteloos.

— „Ik begrijp niet waar ik in gevallen ben" ! riep hijChiffon toe, die hem in de laan al stond te wachten. Ikben in een gat gevallen, en hoe meer ik er uit wil komen,hoe dieper ik er in zak.

— Chiffon kwam terug loopen, greep zijn handen en wildehem er op die manier uittrekken. Doch inplaats hiervan,voelde zij zelf ook den grond onder zich verschuiven enzakte ze zelf ook in 't gat.

Wat is dat toch ? . . . O . . . zeide ze lachend ... ik begrijp't al. .

. 't is mijn bloemenkerkhof.Gij hebt er op gezeten ! . . . 't is heelemaal nat ! . . .— Het kerkhof van ? .

. vroeg hij.— Van mijn bloemen. Ik spreek er thuis maar liever niet

over... men lacht mij er natuurlijk over uit Mk weet wel

WEEKBLAD VOOR INDIE 519

Page 16: toegoe.nl van Hulten.pdf · WEEKBLAD VOOR INDIË. tevens DAMESWEEKBLADVOOR INDIË ONDER HOOFDREDACTIEVAN M.VAN GEUNS. Twaalfde jaargang No. 22. Soerabaja, 12 t September 1915, Uitgeefster

dat 't kinderachtig is, maar ... ik hond zooveel van mijnbloemen. Ik kan niet zien dat zij vertrapt en vuil worden,wanneer zij verdord zijn ! . . .

Inderdaad ! Toen Chiffon nog een heel klein meisje was,hield zij er al een bloemenkerkhof op na, waar zij haarverdorde bloemen ging begraven.

Zij kon niet hebben dat zij vuil werden in de straat of ineen goot! De gedachte dat een bloem vertrapt zou kun-nen worden of met 't vuil van de straat opgeveegd, kon zeniet verdragen, 's Winters verbrandde zij ze in de kachelvan haar kamer.

Maar 's zomers begroef zij ze heel plechtig achter in dentuin. Heel stilletjes, bang door haar moeder beknord te worden.

— Zeg 't niet thuis, herhaalde ze zachtjes. Niemand weeter iets van behalve Grebouille. . . niemand !

..

. en 't zou mijwoedend maken wanneer iemand er me mee zou plagen !

En ze zouden toch wel wat gelijk hebben, want 't is weleen beetje gek !

— Gij kunt er op rekenen, juffrouw Coryse, dat ik metniemand over uw bloemenkerkhof zal spreken. En treurigvoegde hij er aan toe: „Dat arme kleine kerkhof!... ik-die toch bitter weinig op een bloem lijk, ik ben er van avondook begraven ! ja. . . geheel en al begraven !. . .

— Kijk. . . nu denkt u weer aan alles terug. . . dat moet u

niet meer doen. . . wilt u ? ..

.

— Neen- goed- maar ik ga liever 't zijpaadje in naar huis.Want ik vind het niet erg aangenaam om met mijn behuildeoogen in de kamer te komen. Dat zou te gek zijn !

Doch morgen kom ik terug, ik moet oom Mare toch nogspreken.

— Houdt gij van oom Mare ?

— Heel veel.. 't is een vriend uit mijn jeugd nog !. .— Gij zijt even oud, is 't niet?— Neen . . hij is drie jaar jonger dan ik . .— Nu, dat is 't zelfde !

. .

—'t Zelfde ?. . ja gij hebt toch gelijk . .Maar toen hij tot afscheid 't kleine handje van Chiffon

kuste, zeide hij tot zich zelf. Neen ~ .neen . . . dat is toch

niet 't zelfde, hij blijft drie jaar jonger ! . . .

Chiffon, in den salon terug gekomen keek oom Mare aanalsof zij hem voor den eersten, keer- zag. En inplaats vanhaar moeder te antwoorden, die anstig vroeg waar d'Aubièresgebleven was, zeide zij langzaam :

— Neen 't is geen drie jaar, 't lijkt of hij tien jaar jonger isdan d'Aubières !

Anny.Wordt vervolgd.

Gedrukt in de drukkerij van het Soirabajasch Handelsbladte Soerabaia,

520 WEEKBLAD VOOR INDIE

r L. B. MÖLLER. jss^JkI .Magazijnen voor fijn en modern schoeisel W

\ Amsterdam Kalverstaat \\9. Cm^

| *S>. Complete catalogus gratis.V| «a, Art. 1644 Goudleer f 14.—

£± Bij bestelling gelieve men, wanneer men 1264 Leverkleur,■1 *éi. hc ' ""»i"'" van den schoen niet weet, zoo zwart glacé blad .. 12.50

j.... , „ 1265 Donkerbruin,V Bk^ v mogelijk een ouden schoen aangeteekend ,

... , ,orn6 zwart glacé blad „ 12.50B Per P ost als monster) op te zenden, met 1260 Tango rooai

teekening van den voet. zwart glacé blad „ 12.50Art. 90 Grijs stof, lak blad f 12.50 1 >• 1267 Grii s - zwart

91 Beige stof, „ „ „ 12.50 glaCe' 12S0

No. 68

,-- Noord, Zuid, Oost en West, irnruriUpa MILKMAID melk is altijd BEST. OJ

Overal verkrijgbaar. BgfjjJllJP NESTLÉ iV ANGLO-SWISS CONDENSED MILK Co., LONDON. JH|K