Kaderstellende visie voor recreatief...
Transcript of Kaderstellende visie voor recreatief...
Kaderstellende visie voor recreatief nachtverblijf
Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk
Hoofdstuk 2 InhoudHOOFDSTUK 1 AANLEIDING 3
HOOFDSTUK 2 DOEL VAN HET BELEID 4
HOOFDSTUK 3 HUIDIGE SITUATIE 5
HOOFDSTUK 4 BESTAAND BELEID EN TRENDS 7
4.1 Landelijk 7
4.2 Provinciaal 7
4.3 Lokaal 8
4.4 Trends 10
HOOFDSTUK 5 VISIE OP KAMPEREN 12
HOOFDSTUK 6 SPECIFIEKE INVULLING 16
6.1 Wettelijk kader 16
6.2 Afmetingen kampeermiddelen 19
6.3 Maximaal aantal kampeermiddelen 21
6.4 Kleinschalig kamperen 22
6.5 Landschappelijke inpassing 25
6.6 Parkeren 26
6.7 Campers 27
HOOFDSTUK 7 CONCLUSIE/SAMENVATTING 28
BIJLAGE 1 DEFINITIELIJST 30
BIJLAGE 2 KAMPEERVORMEN 32
BIJLAGE 3 PLANKAART RANDMEERKUST 34
BIJLAGE 4 HUIDIGE SITUATIE GEMEENTE NUNSPEET 35
BIJLAGE 5 KAMPEEREXPLOITATIEVERGUNNING GEMEENTE NUNSPEET 38
BIJLAGE 6 BELEIDSREGEL KAMPEERTERREINEN GEMEENTE NUNSPEET 2008 39
Hoofdstuk 1 AanleidingIn het kader van het dereguleringsbeleid van het Rijk is de Wet op de
Openluchtrecreatie (WOR) per 1 januari 2008 ingetrokken. Op het gebied van
kamperen was deze wet de basis voor vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen.
De gemeente Nunspeet heeft op 5 februari 2008 een beleidsregel vastgesteld om
een aantal aspecten te regelen in afwachting van het nog vast te stellen en in te
voeren kampeerbeleid.
Voor de gemeente Nunspeet is het intrekken van de WOR reden om nieuw
kampeerbeleid op te stellen. Dit beleid dient de ondernemers in het recreatieve
segment duidelijkheid te verschaffen over de visie en ambities van de gemeente en
de grenzen die worden gesteld.
Zowel het bestemmingsplan als de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zullen
gebruikt moeten worden om het nieuwe kampeerbeleid vorm te geven.
Het uitgangspunt van dit beleid is om alleen datgene te regelen dat een bijdrage
levert aan de kwaliteit van het kampeerproduct en dat zonder aanvullende
regelgeving niet is te realiseren en af te dwingen. Hiermee wordt tevens tegemoet
gekomen aan het streven tot ontbureaucratisering en vermindering van regelgeving.
Een aanpassing van de APV is op relatief korte termijn te realiseren. Een
bestemmingsplan wijzigen, is daarentegen een zaak van langere adem.
Hoofdstuk 2 Doel van het beleidHet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet deelt de
ambitie van de regering om te dereguleren.
Het nieuwe kampeerbeleid geeft de grenzen aan waarbinnen de ondernemers
kunnen opereren. Door het wegvallen van de WOR zijn de kaders weggevallen die
bepalend waren voor de vergunningen. In deze vergunningen waren bepalingen
opgenomen rondom aspecten als het plaatsen van kampeermiddelen, het plaatsen
van een berging, de landschappelijke inpassing en de parkeernorm. De gemeente
Nunspeet wil op deze aspecten kaderstellend zijn.
Doel is het opstellen van een nota kampeerbeleid, welke beleid- en toetsingskaders
Nr.
CVDR165605_1CVDR 17 april
2018
Officiële uitgave van Nunspeet.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20181
biedt voor ontwikkelingen op het gebied van kamperen binnen de gemeente
Nunspeet en de basis vormt voor implementatie binnen bestemmingsplannen en
mogelijk de APV.
De diverse gebieden in Nunspeet verdienen een specifieke aanpak. Wel dient er
duidelijkheid te zijn over de aanpak per gebied. Dit zorgt voor transparantie en een
gelijke aanpak voor alle ondernemers per gebied.
Hoofdstuk 3 Huidige situatieVerblijfsrecreatie neemt in de gemeente Nunspeet een belangrijke plaats in. Door de
strategische ligging van Nunspeet op de Veluwe is Nunspeet enorm in trek bij
toeristen.
In 2003 heeft de gemeente Nunspeet de Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie 2015
(IRTV) vastgesteld. In deze visie wordt stilgestaan bij de huidige situatie, de ambitie
en de toekomst van onder andere recreatie in de gemeente Nunspeet.
Figuur 1 laat zien dat de gemeente Nunspeet een viertal deelgebieden onderscheidt
op basis van het huidige landschapsbeeld. Van noord naar zuid zijn dit:
• De randmeerkust.
• Het weidegebied.
• De overgangszone.
• Het Centraal Veluws Natuurgebied (CVN) met agrarische enclaves.
Voor de volledigheid is er een gedetailleerde kaart van de gemeente Nunspeet, met
de huidige recreatieterreinen, toegevoegd als bijlage 4.
Daarnaast zijn ook de recreanten op te delen in categorieën. Momenteel zijn er twee
typen verblijfsrecreanten te onderscheiden in de gemeente Nunspeet:
• Watersporters. Zij verblijven op gespecialiseerde campings aan de
randmeerkust. Omdat ze nauwelijks geïnteresseerd zijn in de omgeving brengen
zij vooral hier de meeste tijd door.
• Natuurbezoekers. Vooral te vinden bij het dorp en in het CVN. Deze recreanten
komen vooral voor de natuur en de rust en combineren zo rust met fietsen en
wandelen.
Hoofdstuk 4 Bestaand beleid en trendsParagraaf 4.1 Landelijk
De wetgever heeft om de volgende motieven de WOR ingetrokken:
• Deregulering (bureaucratie en de regelzucht verminderen) en vermindering van
de administratieve lastendruk voor recreatieondernemers. Deze doelstelling is
geformuleerd in het regeerakkoord ‘Meedoen, meer werk, minder regels’ en is
uitgewerkt in de kabinetsvisie en het bijbehorende actieprogramma ‘Andere
overheid’.
• De conclusie dat voor de centrale doelstelling van de WOR om een grotere
verscheidenheid aan kampeervormen te stimuleren, deze wet niet van
doorslaggevende betekenis is gebleken. Het blijkt dat de vraag naar
verschillende kampeervormen en de manier waarop gemeenten met die vraag
omgaan bepalend is voor de diversiteit aan kampeervormen en niet het bestaan
van de landelijke kampeerregelgeving als zodanig. Diversiteit is dus vooral een
kwestie van lokaal beleid, van lokale vraag en aanbod en van lokale
mogelijkheden en onmogelijkheden.
• Gemeenten aanzetten om het bestaande beleid tegen het licht te houden en
eventueel nieuwe keuzes te maken.
• De ruimte voor toeristisch-recreatieve activiteiten zal worden vergroot door onder
meer het wegnemen van belemmerende wet- en regelgeving.
Paragraaf 4.2 Provinciaal
In 2005 heeft de provincie Gelderland haar streekplan vastgesteld. Daarin staat dat
‘toeristische en recreatieve activiteiten in het algemeen sterk gebonden zijn aan
landschappelijke kwaliteiten en specifieke gebiedskenmerken, zoals water of
bosgebieden’. De provincie Gelderland neemt het standpunt in dat ‘initiatieven voor
toeristisch-recreatieve voorzieningen dienen te worden beoordeeld op de mate van
aansluiting bij de regionale gebiedskenmerken en hun bijdrage aan de
kwaliteitsverbetering van het regionaal toeristisch-recreatief product. Differentiatie
naar aard en intensiteit wordt op die manier gebiedsgericht.’
Het Veluws massief kent een vrij uitgewerkte visie voor (verblijfs)recreatie
voortkomende uit het Streekplan Gelderland, de Nota Veluwe 2010 en het
reconstructieplan Veluwe. Op basis hiervan is het project ‘Groei en Krimp
Verblijfsrecreatie op de Veluwe’ opgestart en is in 2006 de ‘Streekplanuitwerking
Groei & Krimp’ vastgesteld. Hiermee wordt ontwikkelperspectief geboden aan de
recreatiebedrijven in combinatie met het versterken van de natuur. Het doel van de
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20182
uitwerking is het realiseren van een nulgroei van verblijfsrecreatie in hectaren en per
saldo een kwaliteitswinst voor zowel recreatie als de natuur. Zo zal er enerzijds groei
worden toegestaan bij recreatiebedrijven op - vanuit natuuroverwegingen bezien -
minder kwetsbare locaties en anderzijds sanering van bedrijven op de meer
kwetsbare locaties. Kwantitatief is deze ambitie vertaald naar: 100 hectare groei en
100 hectare krimp.
Overigens worden terreinen waar permanente bewoning plaatsvindt uitgesloten van
groei. Deze terreinen komen volgens dit plan alleen nog in aanmerking voor groei
wanneer gegarandeerd is dat permanente bewoning niet meer aanwezig is.
De krimp zal worden bewerkstelligd middels extensivering, sanering of verplaatsing
naar omliggende gebieden. Dit gebeurt in eerste instantie vrijwillig en in goed
overleg met de ondernemers. Wanneer krimp in het uiterste geval niet mogelijk is,
zal er door middel van herstructurering voor optimalisering van de ruimtelijke
inrichting gekomen moeten worden. De aangewezen groei en krimp gebieden van
de gemeente Nunspeet en omgeving zijn weergegeven in Figuur 2.
Paragraaf 4.3 Lokaal
Sub-paragraaf 4.3.1 Lokale rapporten
De Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet 2015 (IRTV) geeft de ambitie van
gemeente Nunspeet op recreatief gebied prachtig weer:
Verbetering van het imago van Nunspeet als groene parel op de Veluwe, in een
versteviging van het toeristisch profiel, een versterking van het aandeel toerisme in
de lokale economie, en daarmee een vergroting van het toeristisch potentieel.
In de Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie Nunspeet 2015 en het Actieplan Toerisme
en Recreatie gemeente Nunspeet (2005) staat kwaliteitsverbetering voorop. In deze
rapporten staat dat de gemeente een kwaliteitsverbetering wenst en in beginsel
positief staat tegenover uitbreiding van verblijfsrecreatieve voorzieningen (seizoenen
trekkersplaatsen). Er wordt in de rapporten onderscheid gemaakt naar diverse
deelgebieden (CVN, weidegebied/randmeerkust en de kernen). In het weidegebied
en enkele dorpsrandzones is uitbreiding van het aantal kampeerplaatsen onder
voorwaarden toelaatbaar.
De Gebiedsvisie/startnotitie MER uit 2002 geeft een aantal constateringen weer die
betrekking hebben op het recreatieve klimaat in de gemeente Nunspeet:
• Veroudering van producten.
• Gebrek aan samenwerking.
• Slechte afstemming.
• Weinig mogelijkheden voor groei als gevolg van restricties in ruimtelijke
ordening.
In het Landschapsontwikkelingsplan Nunspeet (2005) is een grove verdeling van
Nunspeet gemaakt in drie verschillende gebieden: het open veenweidegebied, het
halfopen overgangsgebied en het besloten Centraal Veluws Natuurgebied (CVN). In
het rapport wordt aangegeven de contrasten van deze gebieden te handhaven en
zelfs te versterken. Wanneer er in het Landschapsontwikkelingsplan wordt gekeken
naar verblijfsrecreatie blijkt een kwaliteitsimpuls van groot belang te zijn. Deze
impuls zou van toepassing zijn op alle kernen. Kwantitatieve groei is beperkt
mogelijk, maar er dient rekening gehouden te worden met de recreatieve en
landschappelijke waarden van de groene stille omgeving.
De gemeente wil medewerking verlenen aan particuliere initiatieven ten aanzien van
verbeterde verblijfsaccommodaties en bedrijfsverplaatsing. Verstening en/of
uitbreiding van bestaande kampeer- en standplaatsen in het CVN is in principe
uitgesloten en ruimte wordt geboden in ontwikkeling in de overgangszone. In het
kader van plattelandsvernieuwing wordt zowel in het weidegebied als de agrarische
enclave medewerking verleend aan ontwikkeling van kleinschalige recreatieve
activiteiten. Kwantitatief betekent dat voor de gemeente: vergroting van de omvang
van het huidige aanbod aan overnachtingplaatsen in de gemeente.
Sub-paragraaf 4.3.2 Brandveiligheid
Ondernemers zijn verplicht de door de brandweer voorgeschreven maatregelen op
te volgen om zo brand of brandgevaar te voorkomen. Dit betekent ook dat zij
duidelijk aan moeten geven waar zich brandgevaarlijke plaatsen bevinden door
middel van de juiste symbolen of tekst. Daarnaast dienen de lokale gasopslag en
gasinstallaties te voldoen aan de daaraan gestelde veiligheidseisen. Per
kampeermiddel zijn maximaal twee goedgekeurde brandstofflessen (met een
maximale waterinhoud van 45 liter per fles) toegestaan, leeg of vol. LPG-installaties
zijn echter alleen toegestaan wanneer deze worden gebruikt voor de aandrijving van
een motorvoertuig en zijn goedgekeurd door de Rijksdienst Wegverkeer. Ook dienen
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20183
er voldoende blusmiddelen aanwezig te zijn die ook duidelijk zijn aangegeven en te
lokaliseren. Tenslotte dient er aan elke zijde minimaal 3 meter vrije tussenruimte
tussen de kampeermiddelen aanwezig te zijn om zo te zorgen voor een minimale
weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen kampeermiddelen van
twintig minuten.
Dit alles is vastgelegd in de ‘Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen’ van de
gemeente Nunspeet. In deze handreiking staat ook vermeld dat er een
ontruimingsplan aanwezig dient te zijn, welke is geaccordeerd door de brandweer.
Dit ontruimingsplan dient vervolgens minimaal eenmaal per jaar te worden
geoefend.
Met betrekking tot dit ontruimingsplan dient ten behoeve van hulpverlenende
diensten een doorgaande route aanwezig te zijn welke een minimale breedte van
3,5 meter heeft en een hoogte van minimaal 4,2 meter. Daarnaast dient deze route
verhard te zijn om zo geschikt te zijn voor motorvoertuigen met een asbelasting van
10 ton (100kN) en een totaalgewicht van 15 ton. Tenslotte dienen de hekwerken
en/of slagbomen die deze ontsluitingsroute blokkeren snel en gemakkelijk te openen
zijn.
Sub-paragraaf 4.3.3 Bepalingen APV
In de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Nunspeet is onder
hoofdstuk B, paragraaf 11, een aantal artikelen geplaatst die betrekking hebben op
het kampeerbeleid van Nunspeet. Het gaat hier om de 16e wijziging van de APV die
op 23 januari 2008 in werking is getreden In de APV staat beschreven dat de
burgemeester te allen tijde een zo volledig mogelijk beeld moet hebben van de in de
gemeente aanwezige kampeerinrichtingen. Daarnaast dient de ondernemer een
nachtregister bij te houden dat is ingericht naar het model van de burgemeester. De
overnachtende recreant dient dit nachtregister dan ook bij aankomst volledig en naar
waarheid in te vullen.
Daarnaast staat onder hoofdstuk G, paragraaf 4, dat het verboden is om zonder
ontheffingvoor recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen buiten een
kampeerterrein zoals dat in het bestemmingsplan is aangegeven.
Sub-paragraaf 4.3.4 Bestemmingsplannen
De volgende bestemmingsplannen staan reguliere kampeerterreinen toe:
• Vierhouten.
• Hulshorst.
• Buitengebied.
• Elspeet Dorp.
• Buitengebied agrarische enclave.
In elke van deze vijf bestemmingsplannen worden de reguliere kampeerterreinen
aangegeven als een specifieke vorm van recreatie. Het is achter mogelijk dat de
gebruiks- en bebouwingsvoorschriften per bestemmingsplan en per terrein
verschillen. In bijlage 3 is een voorbeeld weergegeven van een plankaart van het
bestemmingsplan Buitengebied met daarop een aantal recreatieterreinen gelegen
aan de randmeerkust. Hierop is respectievelijk het aantal kampeermiddelen per
hectare, het aantal zomerhuizen en het aantal dienstwoningen te zien per
bestemmingsvlak.
Paragraaf 4.4 Trends
Om in beeld te krijgen hoe Nunspeet die benodigde kwaliteitsslag kan maken, is het
belangrijk om te weten wat de huidige trends op het gebied verblijfsrecreatie zijn.
Een aantal van de belangrijkste trends is hieronder opgesomd:
• Vergrijzing; zowel het absolute als het relatieve aantal senioren neemt toe in
Nederland. Deze groep is relatief welvarend en ook nog erg actief.
• In verband met de vergrijzing is er een toenemende vraag naar wellness en
gezondheid. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de zorgbehoefte.
• Luxe, comfort en gemak; in de spaarzame tijd die burgers nu hebben willen zij
graag goed verwend worden. Zij leven dus ook steeds bewuster. Daarnaast
wordt de consument ook steeds mondiger.
• Veeleisende consument; de huidige consument eist steeds meer van hun
belevenissen. Daarnaast is de vraag van de consument steeds diverser in de zin
dat het verschillende soorten belevenissen wil ondergaan.
• Belevenis; de huidige consument wil een vakantie of uitje beleven. De streek
staat hierin centraal, waarbij de consument emotioneel geraakt wil worden.
• Internet; door het internet is het niet alleen gemakkelijker vakanties of uitjes te
boeken, maar ook wordt het verspreiden van meningen of ervaringen steeds
makkelijker en belangrijker. Ondernemers dienen hier rekening mee te houden.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20184
Hoofdstuk 5 Visie op kamperenDe gemeente Nunspeet wil aansluiten op verschillende landelijke, provinciale,
regionale en lokale visies op ruimtegebruik en recreatief nachtverblijf. Daarin is de
gedeelde gedachte dat het recreatieve aanbod, waaronder recreatief nachtverblijf,
van hoge kwaliteit dient te zijn. Er dient een balans te zijn op lokaal en regionaal
niveau in vraag en aanbod.
De gemeente Nunspeet wil in haar beleid de focus leggen op diversiteit en kwaliteit.
Met diversiteit wil men ervoor zorgen dat verschillende doelgroepen naar behoefte
kunnen recreëren en verblijven. Tegelijkertijd dient de kwaliteit van het aanbod van
recreatief nachtverblijf van hoog kwalitatief niveau te zijn. Nunspeet wil door middel
van het recreatieve aanbod een visitekaartje afgeven aan bezoekers en mensen die
ter plaatse verblijven.
De term kwaliteit is subjectief. Vandaar dat tijdens de participatiebijeenkomst met de
ondernemers en belangenbehartigers van 29 oktober 2008 gevraagd is wat zij
verstaan onder kwaliteit. Kwaliteit bestaat voor hen uit de belevingswaarde van de
recreant. Aspecten als hygiëne, activiteiten, infrastructuur, natuurbeleving, ruimte en
klantgerichtheid spelen daarbij een belangrijke rol. Tevens gaven de ondernemers
aan dat zij diversiteit trachten aan te brengen in het product of de diensten die zij
aanbieden en het segment dat ze bedienen. Om kwaliteit aan te kunnen bieden in
Nunspeet vragen de lokale ondernemers in het recreatieve segment meer ruimte om
te kunnen differentiëren en specialiseren, oftewel ondernemen. Daarbij is het van
belang dat de kaders onder het WOR-tijdperk en vergunningen kritisch worden
bekeken en daar waar nodig worden herzien/afgeschaft.
De gedeelde gedachte van de gemeente en de ondernemers is dat men een divers
aanbod aan recreatief nachtverblijf wil aanbieden waar de (verblijfs)gasten zich thuis
voelen en graag terug komen. Er moet kunnen worden ingespeeld op de
marktvraag.
In het kader van deze kwalitatieve insteek is het van belang te kijken naar de
kwantiteit. De gemeente is van mening dat kwantitatieve vraagstukken altijd moeten
worden gezien als toevoeging van de kwaliteit aan het huidige aanbod van recreatief
nachtverblijf.
De gemeente stelt in deze visie een aantal kaders. Binnen deze kaders is het aan
de ondernemers om de marktvraag zo goed mogelijk te bedienen en hun
onderneming succesvol te laten. Een drietal beperkende kaders wordt hieronder
uiteengezet.
1. Kamperen op/langs de openbare weg is niet toegestaan.
De gemeente Nunspeet heeft in haar APV geregeld dat recreatief nachtverblijf
buiten gereguleerde kampeerterreinen zonder ontheffing niet is toegestaan. Dit
staat opgenomen onder hoofdstuk G, paragraaf 4 (artikelen G7 tot en met G9).
De gemeente Nunspeet wil zo een wildgroei aan kampeermiddelen tegengaan.
Naast de reguliere vergunningen voor kampeerexploitatie is het ook mogelijk een
ontheffing aan te vragen voor groepskamperen buiten kampeerterreinen. Hierbij
wordt dan voornamelijk gedacht aan sporttoernooien, scoutingevenementen of
enig ander evenement. Wanneer een dergelijke vergunning wordt aangevraagd,
moeten voorwaarden op schrift gesteld worden waaraan het groepskamperen
moet voldoen om zo de kwetsbaarheid van het gebied te respecteren.
2. Kamperen op een kampeerterrein.
Het is verplicht om een recreatieve bestemming te hebben voor het
kampeerterrein. De voorschriften die hierbij gelden, staan genoemd in de
bestemmingsplannen.
3. Permanent bewonen.
In de bestemmingsplannen wordt nadrukkelijk aangegeven dat een
recreatieobject (zoals een recreatiewoning, zomerhuis en kampeermiddel) dient
als recreatief verblijf en dus niet mag worden gebruikt als hoofdwoonverblijf. Dit
betekent dat permanente bewoning van een recreatieobject in strijd is met het
bestemmingsplan en voor de gemeente de bevoegdheid ontstaat hiertegen
handhavend op te treden (beginselplicht tot handhaving).
In 1997 heeft de gemeente de nota van aanpak permanente bewoning van
recreatiewoningen en illegale bewoning vastgesteld. In deze nota is het kader
gegeven, waarbinnen de aanpak van dergelijke situaties vorm dient te worden
gegeven. Op basis van dit beleid zijn door de gemeente circa honderd
persoonsgebonden gedoogbesluiten afgegeven en is op enkele recreatieparken
handhavend opgetreden tegen permanente bewoning van recreatiewoningen.
Uit de juridische procedures die gevoerd zijn in het kader van de aanpak van
permanente bewoning kwam echter naar voren dat het rondkrijgen van de
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20185
bewijslast zeer moeilijk is, de kosten voor de gemeente zeer hoog waren en daar
tegenover de resultaten van de handhaving zeer gering waren.
Vorig jaar heeft het ministerie van VROM richting alle gemeenten aangegeven
dat zij aan de bewoners van recreatiewoningen die voor 31 oktober 2003 in een
recreatiewoning wonen duidelijkheid moeten verschaffen of de permanente
bewoning al dan niet mag worden voortgezet. Hierbij is het primair een
gemeentelijke verantwoordelijkheid een afweging te maken tussen legalisering,
gedogen of handhaven. Om gemeenten ook daadwerkelijk beleidskeuzes te
laten maken tussen legalisering, gedogen of handhaven heeft de wetgever een
aantal kaders gesteld. Dit om de problematiek rond de permanente bewoning
voor eens en voor altijd op te lossen.
Legalisering
Het Rijk en de provincie hebben aangegeven legalisering (positief bestemmen)
van onrechtmatig gebruik van recreatiewoningen uit te sluiten als deze zijn
gelegen in kwetsbare gebieden. In het streekplan heeft de provincie het
groenblauwe raamwerk en de weidevogel- en ganzengebieden als kwetsbaar
gebied aangewezen. Daarnaast sluit de provincie legalisatie ook uit in de
concentratiegebieden intensieve teelten (landbouwontwikkelingsgebieden).
Verder sluit het Rijk ook de legalisatie van onrechtmatig gebruik van stacaravans
en chalets uit.
Als een gemeente onrechtmatig gebruik van recreatiewoningen in de nietkwetsbare
gebieden zou willen legaliseren zal aan een aantal voorwaarden
moeten worden voldaan. Zo moet het onder andere gaan om parken die
grotendeels onrechtmatig worden gebruikt en moet de onrechtmatige bewoning
een aanvang hebben genomen op of voor 31 oktober 2003. Een en ander is
uiteengezet in de brief van 8 september 2008 van Gedeputeerde Staten van de
provincie Gelderland aan de gemeente. De binnen de gemeente Nunspeet
aanwezige recreatieparken zijn voor het overgrote merendeel gelegen in het
groenblauwe raamwerk. Voor al deze parken behoort legalisering van
onrechtmatig gebruik van recreatiewoningen niet tot de mogelijkheden.
Persoonsgebonden ontheffing
In het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat burgemeester en
wethouders op grond van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening een
persoonsgebonden ontheffing kunnen verlenen voor een wijziging van het
gebruik van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan een
drietal voorwaarden. Een van de voorwaarden is dat de aanvrager voor, maar in
elk geval op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en
sindsdien onafgebroken bewoont.
Hierbij is het wel zo dat een gemeente die zelf niet binnen een redelijke termijn
na aanvang van een onrechtmatige bewoning aantoonbaar uitvoering heeft
gegeven aan haar handhavingsbeleid formeel nog wel een ontheffing kan
weigeren aan een bewoner van voor 31 oktober 2003, maar dit dan wel extra
goed zal moeten motiveren. Dat geldt zeker als het gaat om langdurig bestaande
en feitelijk gedoogde onrechtmatige situaties. Een dergelijke beslissing kan
namelijk in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Handhaving
De minister heeft aangegeven dat de gemeenten voor 1 januari 2010 aan de
bewoners van een recreatiewoning waarvan de onrechtmatige bewoning een
aanvang heeft genomen op of voor 31 oktober 2003, op persoonsniveau
duidelijkheid moet verschaffen over het al dan niet permanent mogen bewonen
van een recreatiewoning. In het geval dat de gemeente besluit tot handhaving
over te gaan, moet voor 1 januari 2010 een beschikking tot oplegging van een
last onder dwangsom of tot toepassing van bestuursdwang aan deze groep zijn
kenbaar gemaakt.
Doet de gemeente dit niet binnen deze termijn dan moet zij een
persoonsgebonden ontheffing verlenen aan deze bewoners als deze daarvoor
een verzoek indienen. Deze bewoners moeten dan wel voldoen aan de
voorwaarden die aan een persoonsgebonden ontheffing worden gesteld.
Plan van aanpak
Op dit moment is de gemeente bezig met het opstellen van een plan van
aanpak, waarbij rekeninghoudend met bovenstaande beleidskaders keuzes
moeten worden gemaakt ten aanzien van de problematiek rond de permanente
bewoning van recreatiewoningen binnen de gemeente Nunspeet. De keuzes die
in het kader van dit plan van aanpak worden gemaakt, kunnen niet helemaal los
worden gezien van de voorliggende visie op de verblijfsrecreatie. Zo is het
bijvoorbeeld mogelijk dat het inspelen op de vraag uit de recreatieve markt om
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20186
de maximale oppervlakte van een recreatiewoning op te rekken gevolgen kan
hebben op het onrechtmatige gebruik van recreatiewoningen en het
handhavingsbeleid hier dus op afgestemd moet worden.
Hoofdstuk 6 Specifieke invullingIn de visie van de gemeente Nunspeet zijn onderstaande zaken van belang. Het
gaat de gemeente Nunspeet met name om onderwerpen waarover zij het als haar
taak ziet om uitspraken te doen zodat er kaders zijn waarbinnen de ondernemers in
de gemeente zich kunnen bewegen. Tevens wil de gemeente met onderstaande
aspecten de kwaliteit en diversiteit van recreatief nachtverblijf bewaken.
De onderwerpen die hierna besproken worden zijn:
1. Afmetingen kampeermiddelen/zomerhuisjes.
2. Maximum aantal kampeermiddelen.
3. Kleinschalig kamperen
4. Landschappelijke inpassing.
5. Parkeren.
6. Camperplaatsen.
Alvorens deze onderwerpen specifiek ingevuld kunnen worden, dient de
eerstvolgende paragraaf om inzicht te geven in de huidige wetgeving en
jurisprudentie. Deze is van essentieel belang om de daarop volgende paragrafen
aan op te hangen, vooral daar waar het gaat om de bouwvergunningplicht van
(sta)caravans en de uitzonderingen daarop.
Paragraaf 6.1 Wettelijk kader
Per 1 januari 2008 zijn de WOR en artikel 40 lid 2 van de Woningwet komen te
vervallen. Daarnaast is er op 1 juli 2008 een wetswijziging van artikel 40 van de
Woningwet in werking getreden. In deze paragraaf wordt ingegaan op de eventuele
bouwvergunningplicht voor kampeermiddelen in de periode voor afschaffing van de
WOR, de periode tussen het vervallen van de WOR en de wetswijziging van artikel
40 van de Woningwet en tenslotte de periode na deze wetswijziging.
Voor afschaffing WOR
De WOR is afgeschaft per 1 januari 2008. Daarnaast is ook de Woningwet
aangepast in datzelfde jaar. Deze twee hielden verband met elkaar, daar de
Woningwet een uitzonderingsregel op de bouwvergunningplicht voor
kampeermiddelen beschreef.
De Woningwet, artikel 40, luidde voor 1 januari 2008 als volgt:
1. Het is verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van
burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
2. Ingeval een caravan als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet
op de openluchtrecreatie is aan te merken als een bouwwerk, is niettemin voor
het plaatsen daarvan geen bouwvergunning vereist in de gevallen, bedoeld in
het derde lid van genoemd artikel.
De WOR bepaalde tot die tijd dat wanneer een caravan, en ook stacaravan, is aan
te merken als een bouwwerk en het plaatsen geschiedt in overeenstemming met de
bepalingen van deze weten voor het plaatsen geen bouwvergunning als bedoeld in
artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is vereist. Volgens de WOR wordt ook een
caravan beschreven als een kampeermiddel. Onder een kampeermiddel wordt
volgens de WOR, artikel 1, lid 1 onder c verstaan:
Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of
enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen
bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een
bouwvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of
voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of
kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
De link van de Woningwet met de WOR wordt vervolgens in de WOR gemaakt in
artikel 1, lid 3:
Ingeval een caravan is aan te merken als een bouwwerk en het plaatsen geschiedt
in overeenstemming met de bepalingen van deze wet is voor het plaatsen geen
bouwvergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet vereist.
Wanneer de caravan dus als bouwwerk wordt aangemerkt, is er ook een
bouwvergunning nodig. Uit jurisprudentie blijkt ondermeer dat het voldoende is voor
de bouwvergunningplicht wanneer de constructie op de plaats van bestemming
hetzij direct, hetzij indirect steun vindt op de grond en het een plaatsgebonden
karakter heeft. De duur dat de caravan zich op het perceel bevindt kan hier een
indicator voor zijn. Daarnaast kan het feit dat een caravan is aangesloten op water
en/of toiletvoorziening afdoende zijn om plaatsgebondenheid vast te stellen. Het
criterium ‘plaatsgebondenheid’ moet hier dus niet worden gelezen als ‘aard- en
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20187
nagelvast met de grond’, maar als ‘de bedoeling om een langere tijd op een locatie
te functioneren’.
Verder blijkt uit de jurisprudentie dat een kampeermiddel pas een caravan is
wanneer deze ook regelmatig vervoerd kan worden. Stenen en houten huisjes vallen
hier dus niet onder, daar deze niet geschikt zijn om regelmatig over de weg te
vervoeren: dergelijke huisjes zijn dus bouwvergunningplichtig.
Voor de afschaffing van de WOR was het voor ondernemers in Nunspeet mogelijk
een kampeerterrein te houden, wanneer zij ook een kampeerexploitatievergunning
(zie bijlage 5) hadden verkregen van burgemeester en wethouders. In de algemene
voorschriften behorend bij en deel uitmakend van de in de gemeente Nunspeet
verleende kampeerexploitatievergunningen stond onder ‘plaatsing
kampeermiddelen’ onder andere weergegeven dat een caravan met een groter
vloeroppervlak dan 45 m! en een grotere hoogte, gerekend vanaf de wielbasis,
dan 3,3 meter niet mocht worden geplaatst. Een caravan was dus pas bouwvergunningsvrij
wanneer de caravan ook aan deze eisen voldeed.
Tussenperiode
In de periode tussen het afschaffen van de WOR en het aanpassen van de
Woningwet is er voor de geldende bestemmingsplannen met een recreatieve
bestemming de ‘beleidsregel kampeerterreinen gemeente Nunspeet 2008’
vastgesteld (zie bijlage 6). Deze beleidsregel voorziet er in dat de bestaande
gedragslijn met betrekking tot het bouwen van kampeermiddelen op reguliere
kampeerterreinen, de verplichte aanwezigheid van randbeplanting en de
parkeernorm per 1 januari 2008 gehandhaafd bleef. Met betrekking tot het plaatsen
van kampeermiddelen was er geen bouwvergunning vereist mits het bouwen van
een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan voor recreatief nachtverblijf gebeurde
in overeenstemming met de voorschriften van een bestemmingsplan, dan wel dat
het bouwen zich voltrok op een kampeerterrein dat voor de intrekking van de WOR
beschikte over een ontheffing overgangbepaling. Daarnaast diende de tent,
tentwagen, kampeerauto of caravan over geen groter vloeroppervlak dan 45 m2 te
beschikken en mocht deze niet hoger zijn dan 3,3 meter, gerekend vanaf de
wielbasis.
Na inwerkingtreding wetswijziging Woningwet
Om na de afschaffing van de WOR toch een uitzondering voor caravans te maken,
aangaande de bouwvergunningeisen, is de Woningwet aangepast per 1 juli 2008.
Daarnaast dient deze wijziging er toe dat de situatie voor 2008 materieel
ongewijzigd blijft, waarbij rekening gehouden dient te worden dat vanaf 1 juli 2008
niet meer wordt geëist dat het bouwen van de caravan geschiedt in
overeenstemming met de WOR, maar in overeenstemming met de
bestemmingsplannen. De huidige Woningwet luidt als volgt:
1. Het is verboden:
a. Te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders
verleende bouwvergunning.
b. Een bouwwerk, standplaats of deel daarvan dat is gebouwd zonder of in
afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende
bouwvergunning, in stand te laten, tenzij voor dat bouwen op grond van
artikel 43 geen bouwvergunning is of was vereist.
2. Voor het bouwen van een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of stacaravan
ten behoeve van recreatief nachtverblijf is geen bouwvergunning vereist, indien
het bouwen geschiedt in overeenstemming met een bestemmingsplan en de
eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
3. Het in stand houden van een ingevolge het tweede lid zonder bouwvergunning
gebouwde tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of stacaravan buiten een
tijdvak waarbinnen het betreffend bouwwerk ingevolge het bestemmingsplan is
toegestaan, staat gelijk aan een overtreding van het verbod, bedoeld in het
eerste lid, aanhef en onderdeel b.
Voor het bouwen van een caravan, en dus ook stacaravan, ten behoeve van
recreatief nachtverblijf is het met ingang van het nieuwe artikel 40 van de
Woningwet en de verruiming van lid 2 dus niet meer nodig een bouwvergunning aan
te vragen, mits het bouwen geschiedt in overeenstemming met het
bestemmingsplan en de bijbehorende eisen.Echter dient de gemeente Nunspeet het begrip stacaravan
wel juist op te nemen in
de bestemmingsplannen om misinterpretaties te voorkomen. Deze definitie kan, net
als de definitie voor kampeermiddelen, overgenomen worden uit bijlage 1.
Huidige mogelijkheden bestemmingsplannen
Tenslotte wordt deze paragraaf afgesloten met de mogelijkheden en
onmogelijkheden voor alle vijf bestemmingsplannen, waarbinnen de huidige
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20188
recreatieterreinen liggen (zoals aangegeven in 4.3.4), om kampeermiddelen te
plaatsen.
Uit de begripsbepalingen van elk van de vijf bestemmingsplannen en de
maatvoorschriften behorend bij de bestemming Verblijfsrecreatie (of Recreatieve
Voorzieningen in het geval van bestemmingsplan Elspeet Dorp) blijkt dat deze niet
voorzien in de mogelijkheid voor het plaatsen van vergunningplichtige stacaravans.
Een dergelijke aanvraag om bouwvergunning is dus in strijd met de
bestemmingsplannen. Wanneer de gemeente Nunspeet medewerking wil verlenen
aan dit plan, dan zal een projectbesluit moeten worden gevoerd of de
bestemmingsplannen gedeeltelijk herzien moeten worden. BMC adviseert hierin dat
er door de gemeente Nunspeet nadere regels worden opgesteld om dit probleem op
te lossen en de bestemmingsplannen op die wijze aan te passen dat het mogelijk is
om vergunningplichtige stacaravans te plaatsen.
Paragraaf 6.2 Afmetingen kampeermiddelen
Huidig beleid
Uit de vorige paragraaf bleek dat een ondernemer alleen een kampeerexploitatievergunning
aan kon vragen wanneer de caravan bleef binnen het
maximum van 45 m2 vloeroppervlak, en de 3,3 meter hoogte vanaf de wielbasis.
Voor stacaravans, zoals gedefinieerd in bijlage 1, gold dat wanneer het
vloeroppervlak groter was dan 45 m2 het voor de bestemmingsplantoets werd
aangemerkt als recreatiewoonverblijf. Volgens het Streekplan is dit overigens pas
vanaf 55 m2. Deze recreatiewoonverblijven, waar ook de chaletcaravans onder
vallen, mogen volgens de bestemmingsplannen niet groter zijn dan 64 m2. Er wordt
nu dan ook gehandeld volgens de bestemmingsplannen.
Overigens is er momenteel een beleidsregel van toepassing waarin beschreven
wordt dat stacaravans met een vloeroppervlak tot 45 m2 onder de toeristenbelasting
vallen en niet onder de forensenbelasting.
Wat betreft de grootte van de standplaats dient op dit moment, de standplaats van
een stacaravan niet kleiner te zijn dan 130 m2, waarbij geen van de zijden korter
mag zijn dan 10 meter.
Voor kortkampeerders geldt dat de standplaats niet kleiner dient te zijn dan 80 m2,
waarbij geen van de zijden korter dan 7,5 meter mag zijn. Voor seizoen- of
jaarkampeerders met tent, tentwagen, toercaravan of kampeerauto is het minimum
gezet op 100 m2, waarbij alle zijden minimaal 9 meter dienen te zijn.
Afweging
De huidige beleidsregel beperkt de ondernemers voor caravans tot een maximum
van 45 m2 bebouwing, 55 m2 voor stacaravans en 64 m2 voor recreatiewoningen.
Vanuit de ondernemers is de vraag om dit laatste maximum los te laten. Zo kunnen
zij beter aansluiten op de vraag vanuit de markt om grotere bungalows/chalets te
plaatsen.
Kijkend naar de buurgemeenten en het advies vanuit de provincie kan worden
geconstateerd dat de maximum grootte van de afmeting voor recreatiewoningen
varieert tussen de 60 en 75 m2. De grootte van stacaravans in buurgemeenten
varieert van 35 tot 55 m2.
Advies van BMC
Het advies is om te kiezen voor uniformiteit wat betreft de grootte van
kampeermiddelen en aan te sluiten bij beleid van omliggende gemeenten en de
provincie met tevens 75 m2 vloeroppervlak voor recreatiewoningen. Daarbij kan wel
de voorwaarde worden opgenomen dat de inhoud maximaal 300 m3 mag zijn
inclusief kelder en/of inpandige berging. Dit alles om te waarborgen dat terreinen
met een recreatiewoning een aan de omgeving aangepast karakter hebben.
Het advies is om de grootte van stacaravans te behouden op 55 m2. Om dit advies
overzichtelijk te maken wordt verwezen naar tabel 1.Consequenties
1. Er zullen grotere recreatiewoningen worden gebouwd.
2. De variatie in recreatiewoningen zal toenemen, waardoor meer verblijfsgasten
Nunspeet als interessante locatie zullen beschouwen.
3. Deze recreatiewoningen moeten voldoen aan de woningwet zoals voorheen ook
al het geval was. Het aanvragen van een bouwvergunning is verplicht tenzij
artikel 40 van de woningwet toepasbaar is.
4. De gemeente zal bij de bouw van recreatiewoningen moeten controleren ofwel
moeten handhaven of de maximale afmetingen van de kampeermiddelen wel
daadwerkelijk worden gehanteerd. Hiervoor zijn toezichthouders nodig. Het
toezicht op de woningwet en op bovenstaande regel kan worden gekoppeld. Er
dient echter wel rekening te worden gehouden met een vergroting van de kans
op permanent bewonen als recreatiewoningen groter worden, zoals dit eerder is
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 20189
genoemd in hoofdstuk 5.
Waar te regelen
In het bestemmingsplan kan een op de situatie toegesneden bebouwingsregeling
worden opgenomen. Hierbij dienen ook, zoals aangegeven in de vorige paragraaf,
de juiste definities in de bestemmingsplannen te zijn opgenomen.
Paragraaf 6.3 Maximaal aantal kampeermiddelen
Huidig beleid
In de kampeerexploitatievergunningen, gebaseerd op de WOR, stond per hectare
aangegeven hoeveel kampeermiddelen maximaal mochten worden geplaatst.
Daarnaast is dit maximaal aantal kampeermiddelen per hectare vastgelegd in de
bestemmingsplannen. Bij het vervallen van de WOR is het maximum aan
kampeermiddelen via de kampeerexploitatievergunningkomen te vervallen. Men
handelt momenteel volgens de bestemmingsplannen.
Afweging
De hedendaagse consument is op zoek naar comfort en ruimte en men wil de streek
of locatie ‘beleven’. Daarnaast heeft zowel de gemeente als de provincie voor ogen
de nodige kwaliteitslag te maken als het gaat om kampeerterreinen. Uit het gesprek
met de ondernemers is naar voren gekomen dat zij niet de intentie hebben hun
terreinen maximaal vol te zetten. Het is ook niet in hun belang om allemaal hetzelfde
product aan te gaan bieden. Vandaar dat verschillende ondernemers hebben
aangegeven bewust te kiezen voor ruime plekken, comfort en productdifferentiatie.
De marktwerking zal ervoor zorgen dat de ondernemers zich dienen te blijven
onderscheiden.
Daarnaast dient ook rekening te worden gehouden met het ‘Groei & Krimpbeleid’ uit
Streekplanuitwerking in 2006 (zie paragraaf 4.2).
Advies van BMC
Het advies luidt om geen maximum te stellen aan het aantal kampeermiddelen,
zolang de minimale afmeting van kampeermiddelen, zoals genoemd in de vorige
paragraaf (55 m2 vloeroppervlak voor caravans en 75 m2 voor recreatiewoningen) en
het ‘Groei & Krimpbeleid’ maar worden gerespecteerd. Daarnaast dient er aan elke
zijde van elk kampeermiddel minimaal 3 meter vrije tussenruimte tussen de
kampeermiddelen aanwezig te zijn om zo brandveiligheid te kunnen waarborgen.
Het is daarbij wel noodzakelijk dat de omvang van het kampeerterrein is vastgelegd,
zoals dit gebeurt in de bestemmingsplannen, om uitbreiding te kunnen reguleren.
Uitbreiding van een kampeerterrein zal niet mogelijk zijn zonder het
bestemmingsplan te wijzigen. De inrichting van het kampeerterrein wordt
overgelaten aan de ondernemer.
Consequenties
1. De ondernemers krijgen de ruimte om zich nog meer dan voorheen te
onderscheiden van elkaar. Hierdoor zal meer diversiteit ontstaan.
2. De bijna onmogelijke taak om te controleren op het aantal standplaatsen, en de
grootte hiervan, kan komen te vervallen.
3. In de brandveiligheidverordening is de minimale afstand van kampeermiddelen
ten opzichte van elkaar, te weten 3 meter, opgenomen. Het handhaven hierop
zal moeten worden gecontinueerd. Dit wordt uitgevoerd door de brandweer.
Waar te regelen
Om uitbreiding te kunnen reguleren, dient de omvang van een kampeerterrein in het
bestemmingsplan te zijn opgenomen. Tevens kan het maximum aantal
kampeermiddelen in de bestemmingsplannen geschrapt worden.
Paragraaf 6.4 Kleinschalig kamperen
Huidig beleid
In de WOR werd onderscheid gemaakt tussen kleinschalig en grootschalig
kamperen. Vanuit het verleden is agrariërs de mogelijkheid geboden om inkomsten
te genereren uit recreatieve activiteiten, mits het beperkt bleef tot een maximum van
vijftien kampeermiddelen. In de bestemmingsplannen van gemeente Nunspeet is
een ontheffingsregeling opgenomen onder de bestemmingen ‘agrarisch gebied’ (A)
en ‘agrarisch gebied met landschapswaarden’ (Al). Waar ondernemers een
vergunning nodig hebben om een regulier kampeerterrein te vestigen of te
exploiteren, hebben ondernemers voor een kleinschalig kampeerterrein een
ontheffing nodig. In het geval van een ontheffing zal per aanvraag gekeken worden
of er medewerking wordt verleend.
Daar waar reguliere kampeerterreinen het hele jaar worden toegestaan, wordt
kleinschalig kamperen alleen toegestaan in de beperkte periode van 15 maart tot en
met 31 oktober. En natuurlijk heeft de kleinschaligheid van een kampeerterrein ook
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201810
effect op het aantal kampeermiddelen dat is toegestaan.
Al deze verschillen tussen reguliere kampeerterreinen en kleinschalig kamperen
worden meegenomen in onderstaande afweging.
Afweging
Uit de ervaring die landelijk is opgedaan, blijkt dat recreanten die gebruik maken van
kleinschalige kampeerterreinen een andere groep recreanten is dan diegenen die
gebruik maken van reguliere kampeerterreinen. De gemeente Nunspeet wil deze
andere doelgroep ook (gaan) bedienen. Daarnaast biedt dit boeren expliciet de
mogelijkheid nevenactiviteiten te ontplooien door over te gaan op schaalvergroting
of de verbreding van activiteiten.
De provincie Gelderland heeft in haar Streekplan (2005) beschreven dat zij de
extensieve vormen van recreatie en toerisme wil stimuleren. Als grondgedachte voor
het beleid in het landelijk gebied wordt daarom gesteld dat extensieve vormen van
recreatie en toerisme zich in het algemeen goed verenigen met de diverse functies
in het buitengebied. Het is daarbij gewenst dat gemeenten aan functieverandering
van vrijgekomen (agrarische) bebouwing in het buitengebied naar een extensieve
recreatieve functie meewerken.Met de afschaffing van de Wet op de Openluchtrecreatie en via de
Stankwet krijgen
gemeenten een grotere rol in de wet- en regelgeving rondom extensieve vormen van
plattelandstoerisme. De provincie vindt het wenselijk dat gemeenten (de interpretatie
van) wet- en regelgeving regionaal op elkaar afstemmen. Voorwaarde blijft dat de
extensieve vormen van recreatie te verenigen moeten zijn met natuur- en
landschapsdoelstellingen. Dit geldt met name binnen het groenblauwe raamwerk en
de waardevolle landschappen. Bezien vanuit de kwetsbaarheid van de EHS-natuur
is het ‘nee, tenzij’-regime ook van toepassing op extensieve vormen van
verblijfsrecreatie, tenzij het gaat om functieverandering van vrijkomende (agrarische)
bebouwing. Onder extensieve recreatie wordt verstaan: kleinschalige
nevenactiviteiten, zijnde verhuur van recreatieve producten of horeca aan huis, een
minicamping of gelijksoortige vormen met een beperkte capaciteit.
Het is van belang een aantal afwegingen te maken en voorwaarden te creëren
waaraan het kleinschalig kamperen moet voldoen. Dit is mede om zo structuur aan
te brengen in het ruimtelijk beleid ten aanzien van (kleinschalig) kamperen.
1. Historisch gezien was het houden van een kleinschalig kampeerterrein een
nevenactiviteit waaruit een financieel extraatje kon worden gehaald door de
agrariër. Het hebben van een agrarische bestemming was een voorwaarde om
deze nevenactiviteit te mogen uitoefenen. De verwachting is dat steeds meer
agrariërs hun bestemming zullen verliezen. De provincie adviseert gemeenten
om mee te werken aan functieverandering van vrijgekomen (agrarische)
bebouwing in het buitengebied naar een extensieve recreatieve functie.
2. Er dient een maximum gesteld te worden aan het aantal kampeermiddelen op
kleinschalige kampeerterreinen. Om te voorkomen dat de grondbezitter zijn
bestaan gaat baseren op het recreatief nachtverblijf, en dus een reguliere status
dient te hebben, dient er een maximum te worden gesteld aan het aantal
kampeermiddelen. In het bestemmingsplan was een maximum van vijftien
kampeermiddelen geoorloofd. Dit aantal blijkt ten opzichte van de investeringen
niet rendabel te zijn. Om het economisch rendement te verhogen, waarbij de
kleinschaligheid behouden blijft, pleit de landelijke belangenvereniging voor
kampeerboeren, de SVR, voor een ophoging van het maximum naar minimaal
vijfentwintig kampeermiddelen.
3. De kampeerperiode die wordt gehanteerd is van 15 maart tot en met 31 oktober.
Het is zeer onwaarschijnlijk dat er animo is om te kamperen in de maanden
november tot en met maart. Echter kan het handhaven van een kampeerperiode
er wel voor zorgen dat het kleinschalige kampeerterrein geen permanent
karakter krijgt.
4. Om ervoor te waken dat het kleinschalig kamperen uitgroeit tot het reguliere
kamperen, is het mogelijk het soort kampeermiddelen dat is toegestaan te
beperken.
5. Kleinschalige kampeerterreinen dienen te worden voorzien van de juiste
(afschermende) beplanting om zo te zorgen voor de juiste landschappelijke
inpassing. Dit dient ‘landschapsverrommeling’ te voorkomen.
6. Er is een aanzienlijk verschil aanwezig tussen de reguliere en kleinschalige
kampeerterreinen. Dit verschil zit in de wijze waarop reguliere campingeigenaren
toestemming dienen te krijgen voor hun kampeerterrein. Deze reguliere terreinen
dienen in de bestemmingsplannen als recreatief te zijn aangeduid. Kleinschalige
kampeerterreinen kunnen worden gerealiseerd op basis van een vrijstelling of
ontheffing. Dit is een aanzienlijk kortere procedure.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201811
Advies van BMC
1. Het provinciale VAB beleid van de provincie overnemen en meewerken aan
functieverandering van vrijgekomen (agrarische) bebouwing in het buitengebied
naar een extensieve recreatieve functie. Verder de agrarische bestemming
handhaven en kleinschalige kampeerterreinen alleen daar toestaan waar het
bestemmingsplan dit toelaat (A en Al).
2. Aanhakend bij buurgemeenten in de Agrarische Enclave is het advies om het
maximum vast te stellen op vijfentwintig kampeermiddelen. Het ophogen van het
aantal kampeermiddelen naar vijfentwintig zorgt ervoor dat het kleinschalige
kampeerterrein rendabel kan worden gehouden.
3. Het advies is om de kampeerperiode van 15 maart tot en met 31 oktober te
handhaven. Dit sluit ook aan op de kampeerperiode in buurgemeenten en zorgt
er voor dat het kleinschalige kampeerterrein geen permanent karakter krijgt.
4. Het advies is alleen mobiele kampeermiddelen toe te staan om zo (vooral in de
winter) het landschap niet aan te tasten en permanente bewoning tegen te gaan.
5. Om het starten van een kleinschalig kampeerterrein aantrekkelijk te houden, is
het verstandig dit onderscheid in procedures in stand te houden.
Consequenties
1. Aanpassen van de huidige bestemmingsplannen, waarin aangegeven dient te
worden dat bestemmingen A en Al een maximum van vijfentwintig
kampeermiddelen kunnen hebben wanneer hier een ontheffing voor is
aangevraagd.
2. Richtlijnen opstellen waarin voorwaarden staan beschreven om ontheffing te
krijgen voor het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein, waaronder:
a. Ontheffing is alleen mogelijk voor bestemmingen A en Al.
b. Het maximaal hebben van vijfentwintig kampeermiddelen.
c. Het toestaan van alleen mobiele kampeermiddelen.
d. Een minimale (afschermende) groenstrook van 5 meter verplicht is.
e. Om brandveiligheid te handhaven dient er minimaal 3 meter afstand te
worden gehouden tussen de kampeermiddelen.
f. Alleen tijdens de kampeerperiode van 15 maart tot en met 31 oktober is het
toegestaan mobiele kampeermiddelen te plaatsen.
3. (Voormalig) agrarische grondeigenaren (klein- en middenbedrijf) in de gemeente
Nunspeet kunnen profiteren van een extra regeling/impuls.
Waar te regelen
In het bestemmingsplan dient te worden opgenomen dat het mogelijk is onder
bepaalde voorwaarden, zoals genoemd onder consequentie 2, een ontheffing of
vrijstelling te verkrijgen voor het realiseren van een kleinschalig kampeerterrein.
Paragraaf 6.5 Landschappelijke inpassing
Huidig beleid
In de beleidsregel die sinds 1 januari 2008 van kracht is, staat:
‘Een kampeerterrein moet voorzien zijn en blijven van een randbeplanting ter
breedte van minimaal 5 meter.’ De randbeplanting moet om een goede
landschappelijke inpassing te verkrijgen, bestaan uit (boom)soorten die in het
landschap, waarin het kampeerterrein is gesitueerd, van oorsprong thuishoren. Dit
betekent bijvoorbeeld dat op de drogere zandgronden andere soorten moeten
worden aangeplant dan op rijkere en natte gronden. De beplanting moet door zijn
hoogte en samenstelling het zicht op de kampeermiddelen, bouwwerken en
gebouwen, gezien vanaf de buitenzijde van het terrein, maskeren.
Afweging
Om landschappelijke waarden te behouden en ontsiering te voorkomen, dienen
ondernemers hun verantwoordelijkheid te nemen voor een goede landschappelijke
inpassing.
Ondanks dat niet alle ondernemers het eens zijn met de strikte regel dat men te
allen tijde moet voldoen aan de 5 meter brede groenstrook, dienen zij toch de
landschappelijke inpassing aan te laten sluiten bij de omgeving.
Echter, de ondernemers willen, daar waar mogelijk, de natuurlijke omgeving
gebruiken voor het vergroten van het karakter van het kampeerterrein. Met andere
woorden: wanneer het kampeerterrein in of aangrenzend aan het bos ligt, is het
overbodig dat de ondernemer moet zorgdragen voor een 5 meter brede groenstrook.
Een regeling die van toepassing is op alle kampeerterreinen en rekening houdt met
omgevingsfactoren is zeer moeilijk, zo niet onmogelijk. Het doel van de groenstrook
is om door zijn hoogte en samenstelling het zicht op de kampeermiddelen,
bouwwerken en gebouwen, gezien vanaf de buitenzijde van het terrein, te
maskeren.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201812
Advies van BMC
Het advies is om vast te houden aan minimaal 5 meter groenstrook en daarbij te
stimuleren dat er gebruik wordt gemaakt van beplanting van streekgebonden
(boom)soorten die van oorsprong in de regio thuishoren. De natuurlijke inpassing
dient afhankelijk gesteld te worden van de omgeving.
Tevens wordt geadviseerd een mogelijkheid tot ontheffing te creëren. Deze
ontheffing kan worden aangevraagd indien de natuurlijke omgeving het karakter van
het kampeerterrein kan ondersteunen. Bijvoorbeeld in bosrijk gebied ofwel ten
opzichte van water. Er dienen richtlijnen te worden opgesteld om de ontheffing in
redelijkheid te kunnen verlenen.
Consequenties
In de bestemmingsplannen dient te worden opgenomen dat een groenstrook van
5 meter van toepassing is op iedere locatie met een recreatieve bestemming. De
wijze waarop een ontheffing kan worden aangevraagd en verleend, dient te worden
beschreven met de bijbehorende voorwaarden.
Dit is in overeenstemming met de beleidsnota WOR zoals deze in 1999 is
vastgesteld.
Waar te regelen
De 5 meter brede groenstrook dient te worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Echter zorgt het bestemmingsplan niet voor een uitvoeringsdwang. Wel kan de
gemeente optreden wanneer de groenstrook gebruikt wordt voor andere doeleinden.
Er dienen voorwaarden opgesteld te worden om in aanmerking te kunnen komen
voor een ontheffing.
Paragraaf 6.6 Parkeren
Huidig beleid
In de beleidsregel die sinds 1 januari 2008 van kracht is, staat het volgende:
Op het kampeerterrein moet zowel voor de gasten als voor bezoekers het minimaal
aantal parkeerplaatsen 1,1 maal het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen
bedragen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van het werkelijke aantal standplaatsen.
Afweging
De gemeente wenst het principe van parkeren op eigen terrein te handhaven. De
ondernemers zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheid met betrekking tot
parkeren. Als ondernemers zijn ze verantwoordelijk voor veranderingen in de markt.
Zo ook voor de toename aan auto’s die worden meegebracht door de
(verblijfs)gasten.
Het advies van het loslaten van het maximum aantal kampeermiddelen per
kampeerterrein zorgt ervoor dat de parkeernorm geldt voor het werkelijke aantal
kampeermiddelen. In de praktijk werd dit al gehanteerd.
Advies van BMC
1. Het uitgangspunt dient duidelijk te zijn: parkeren moet geschieden op eigen
terrein. Hierbij is het ook van groot belang dat de openbare orde en veiligheid
goed in ogenschouw worden gehouden door de ondernemer. Zo dienen
knelpunten en parkeerexcessen te worden voorkomen.
2. Wanneer een ondernemer zijn of haar kampeerterrein wil uitbreiden, dient er ook
daadwerkelijk getoetst te worden of voldoende parkeergelegenheid beschikbaar
is op eigen terrein.
Consequenties
De gemeente dient, net als voorheen, te handhaven.
In overgangsperiode dienen de gemeente en ondernemers samen te werken aan
oplossingen voor de bestaande knelpunten. Tijdens deze periode is het advies te
gedogen tot de oplossing is gevonden of de gesprekken worden gestaakt.
Waar te regelen
Via de APV is parkeren buiten daarvoor aangewezen plaatsen verboden.
Paragraaf 6.7 Campers
Huidig beleid
Momenteel heeft de gemeente Nunspeet geen beleid voor camperplaatsen.
Afweging
De landelijke organisatie Nederlandse Kampeerauto Club heeft aangegeven dat er
behoefte is aan camperplaatsen. Het is een aparte doelgroep recreanten die zoekt
naar mooie plekken in Nederland om te recreëren. Nunspeet wil graag ook deze
doelgroep verwelkomen in haar gemeente.
Veel ondernemers stuit het tegen de borst dat camperaars niet of weinig wensen te
betalen voor hun voorzieningen. Dit komt omdat camperaars veelal hun eigen
voorzieningen bij zich hebben. Zij hebben behoefte aan minimale voorzieningen als
water en een chemisch toilet.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201813
Er blijken campingeigenaren te zijn die graag mee willen denken en bereid zijn te
praten over het realiseren van laagdrempelige camperplaatsen voor een
gereduceerd tarief ten opzichte van reguliere standplaatsen. Om deze initiatieven te
stimuleren, is het mogelijk een tijdelijke regeling in het leven te roepen voor
ondernemers die faciliteiten willen creëren die aansluiten op de wensen van de
camperaars. Hiervoor is het van belang de vraag naar camperplaatsen goed in
beeld te hebben en grenzen te stellen aan de stimuleringsregeling.
Het realiseren van gemeentelijke gereguleerde overnachtingplaatsen (GOP) is
vooralsnog niet wenselijk, ondermeer ten opzichte van reguliere recreatieondernemers.
Het stimuleren van ondernemers, die bereid zijn te investeren door
middel van het realiseren van camperplaatsen, is een oplossing die meerdere
partijen tot hun recht kan laten komen.
Advies van BMC
1. Vooralsnog geen gemeentelijke gereguleerde overnachtingplaatsen (GOP’s)
realiseren.
2. Een tijdelijke stimuleringsregeling opstellen die ondernemers stimuleert om ook
voor de doelgroep ‘camperaars’ betaalbare overnachtingsmogelijkheden te
realiseren.
3. Na beëindiging van de stimuleringsregeling evalueren of aan de wens van de
camperaars binnen Nunspeet wordt voldaan. Zo nodig alsnog gemeentelijke
GOP’s realiseren.
Consequenties
Er dient door de gemeente een stimuleringsregeling te worden opgesteld en tevens
dienen middelen vrij te worden gemaakt voor de regeling.
Waar te regelen
Een gereguleerde overnachtingplaats dient in het bestemmingsplan positief te zijn
bestemd, dan wel opgenomen te worden in de APV, afhankelijk van de situatie.
Hoofdstuk 7 Conclusie/samenvattingDe WOR is per 1 januari 2008 volledig vervallen. Door de intrekking van de WOR is
het stelsel van vergunningen en ontheffingen volledig komen te vervallen. Vandaar
dat gemeente Nunspeet op zoek is naar een gemeentelijk kampeerbeleid om kaders
te vormen met betrekking tot kamperen.
Een duidelijk standpunt van de gemeente Nunspeet is dat de kwaliteit van het
recreatieve klimaat voorop staat en aansluit bij de visie van de provincie. Het zorgt
er wel voor dat de gemeente op verschillende aspecten haar invloed zal moeten
beperken om de ondernemers de ruimte te geven ten volle te kunnen ondernemen
om de kwaliteit en diversiteit te kunnen vergroten.
Met behulp van de verschillende beschikbare stukken (waaronder
bestemmingsplannen, APV en IRTV) is er in eerste instantie een analyse gemaakt
van de huidige stand van zaken, toekomstige ontwikkelingen en de gewenste
effecten omtrent kamperen in Nunspeet. Deze vormden de kaders die nodig waren
om op 29 oktober 2008 een interactieve bijeenkomst met de betrokken ondernemers
te organiseren. Tenslotte zijn de resultaten van deze bijeenkomst in combinatie met
de gestelde kaders gebruikt om tot een advies met concrete maatregelen te komen
zoals deze nu voorligt. Deze maatregelen moeten leiden tot de gewenste effecten
zoals deze reeds eerder zijn genoteerd. De concrete maatregelen zijn in zes
categorieën opgedeeld, te weten afmetingen kampeermiddelen, maximaal aantal
kampeermiddelen, kleinschalig kamperen, landschappelijke inpassing, parkeren en
tenslotte campers. Voor elk van de zes categorieën zijn bepaalde afwegingen
gemaakt om uiteindelijk te komen tot een advies, waarbij ook de consequenties en
vervolgacties zijn benoemd.
Met de adviezen die BMC heeft geformuleerd is geprobeerd een goede balans te
vinden voor een kaderstellend beleid ten opzichte van vrijheid om te ondernemen.
Het is nu aan gemeente Nunspeet om een aantal keuzes te maken. BMC heeft
getracht de afweging duidelijk te verwoorden en deze in haar advies zo concreet
mogelijk te maken.
Bronnenlijst
• Gemeente Nunspeet, Actieplan Toerisme en Recreatie gemeente Nunspeet
(2005).
• Gemeente Nunspeet, Algemeen Plaatselijke Verordening.
• Gemeente Nunspeet, Beleidsnota, Wet op de Openluchtrecreatie (1999).
• Gemeente Nunspeet, Beleidsregel kampeerterreinen gemeente Nunspeet
(2008).
• Gemeente Nunspeet, Bestemmingsplan Vierhouten.
• Gemeente Nunspeet, Bestemmingsplan Hulshorst.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201814
• Gemeente Nunspeet, Bestemmingsplan Buitengebied.
• Gemeente Nunspeet, Bestemmingsplan Elspeet Dorp.
• Gemeente Nunspeet, Bestemmingsplan Buitengebied agrarische enclave.
• Provincie Gelderland, Groei en Krimp Verblijfsrecreatie op de Veluwe (2006).
• Gemeente Nunspeet, Handreiking Brandveiligheid Kampeerterreinen.
• Gemeente Nunspeet, Integrale Ruimtelijke Toekomstvisie 2015 (2005).
• Gemeente Nunspeet, Kampeerbeleid na intrekking van de WOR (2007).
• Gemeente Nunspeet, Landschapsontwikkelingsplan Nunspeet (2005).
• Provincie Gelderland, Gebiedsvisie/startnotitie MER (2002).
• Provincie Gelderland, Nota Veluwe 2010 (2000).
• Provincie Gelderland, Reconstructieplan Veluwe (2000).
• Provincie Gelderland, Streekplan Gelderland 2005 (2005) .
• Provincie Gelderland, Streekplanuitwerking Groei & Krimp (2006).
• Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Woningwet.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201815
Definitielijst 1 1. Soort kampeermiddelen
1.1 Mobiele kampeermiddelen
Onder mobiele kampeermiddelen worden verstaan: toercaravans, vouwwagens,
campers, tenten en huifkarren die gebruikt worden om uitsluitend tijdens het
kampeerseizoen te gebruiken. Deze onderkomens of voertuigen zijn geheel of ten
dele blijvend bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt, voor
recreatief nachtverblijf. Zodra een kampeermiddel langer dan acht maanden op een
kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is, krijgt dit een
plaatsgebonden karakter, waardoor het kampeermiddel niet langer binnen de
definitie van mobiel kampeermiddel valt. Mobiele kampeermiddelen mogen slechts
worden geplaatst op locaties waar dit vanuit het bestemmingsplan is toegestaan.
1.2 Plaatsgebonden kampeermiddelen
Onder plaatsgebonden kampeermiddelen worden verstaan: kampeermiddelen die
met het doel worden geplaatst op een plek te blijven staan of langer dan acht
maanden op een kampeerterrein zijn geplaatst of niet langer te verplaatsen zijn. Net
als andere kampeermiddelen worden ze geheel of ten dele gebruikt of kunnen
worden gebruikt voor recreatief verblijf; waaronder in ieder geval worden gerekend:
een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut. Doordat hij door zijn plaatsing
direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in
of op de grond, is hij als bouwwerk aan te merken. Plaatsgebonden
kampeermiddelen mogen slechts worden geplaatst op locaties waar dit vanuit het
bestemmingsplan is toegestaan en zijn bovendien bouwvergunningplichtig.
Trekkershutten en tenthuisjes
De oppervlakte van trekkershutten en tenthuisjes bedraagt maximaal 30 m2. De
hoogte bedraagt maximaal 3,50 m gemeten vanaf het aansluitend maaiveld. Het
plaatsen van een schuurtje bij een trekkershut of tenthuisje is niet toegestaan.
Stacaravans en schuurtjes
De maximale oppervlakte van een stacaravan bedraagt 55 m2. De stacaravan moet
op het terrein als aanhanger en over de weg als een deel te verplaatsen zijn. De
hoogte van een stacaravan bedraagt maximaal 3,50 m gemeten vanaf het maaiveld.
Bij een stacaravan wordt ten hoogste één schuurtje toegestaan. De oppervlakte van
een schuurtje bedraagt maximaal 7,5 m2. Daarnaast dient een stacaravan ook te
beschikken over een dissel en onderstel, geschikt voor directe montage van wielen.
Chalets
Chalets worden aangemerkt als een aparte categorie plaatsgebonden
kampeermiddelen. Een chalet heeft geen vaste verankering in de grond en is binnen
24 uur demontabel. Een chalet heeft een maximale oppervlakte van 50 m!. De
hoogte bedraagt maximaal 3,50 m gemeten vanaf het maaiveld. Bij een chalet wordt
ten hoogste een schuurtje toegestaan. De oppervlakte van een schuurtje bedraagt
maximaal 9 m2.
Recreatiewoningen
Recreatiewoningen vallen buiten het bestek van deze kadernota kampeerbeleid.
Onder een recreatiewoning wordt in ieder geval geschaard: een bouwwerk met een
oppervlakte van meer dan 50 m2 dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden
gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf; waaronder in ieder geval worden
gerekend.
Standplaats
Het gedeelte van het kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen of geplaatst
houden van een kampeermiddel.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201816
Kampeervormen 2 Er bestaan verschillende kampeervormen. Diverse vormen staan hieronder
beschreven.
1. Reguliere kampeerterreinen
Op een regulier kampeerterrein kunnen aanwezig zijn:
• Toeristische plaatsen voor mobiele kampeermiddelen:
- (Toer)caravans, vouwwagens, campers, tenten en huifkarren.
• Plaatsgebonden kampeermiddelen als:
- Trekkershutten en tenthuisjes.
- Stacaravans met een vloeroppervlak kleiner dan 45 m2.
- Chalets met een vloeroppervlak kleiner dan 64 m2.
Het gebied dient positief bestemd te zijn voor recreatief nachtverblijf.
2. Kleinschalige kampeerterreinen
In het bestemmingsplan kan een ontheffingsmogelijkheid worden opgenomen die
regelt dat het houden van een kleinschalig kampeerterrein onder voorwaarden kan
worden toegestaan. In dat geval moet worden overwogen of ontheffing op het
bestemmingsplan kan worden verleend.
In de WOR was het maximum aantal kampeerplaatsen op een kleinschalig
kampeerterrein vijftien. Een kleinschalig kampeerterrein is alleen bedoeld voor
mobiele kampeermiddelen.
3. Camperplaatsen
Een camperplaats is een kampeerterrein dat uitsluitend mag worden gebruikt door
een camper. De landelijke organisatie Nederlandse Kampeerauto Club heeft het
standpunt dat een camper ten hoogste 72 uur achtereen binnen een tijdvak van een
maand aanwezig mag zijn op een camperplaats. Voorzieningen die reguliere
campings en recreatieterreinen kunnen bieden zijn veelal niet noodzakelijk en
worden vaak door de camperaars zelf niet gewenst. Bovendien geldt dat vooral in
voor- en naseizoen deze voorzieningen vaak geheel of gedeeltelijk ontbreken of dat
campings gesloten zijn.
Circa " van de camperaars maakt nooit gebruik van een camping. Zij prefereren
een overnachtingsplaats in de openbare ruimte of op een speciaal ingerichte plaats.
Het bestedingspatroon van de camperaar is economisch aantrekkelijk voor de
middenstand en instellingen van een gemeente. De aanwezigheid van
camperplaatsen verlengt het toeristenseizoen.
4. Verenigingskamperen
Bij kamperen door verenigingen kan gedacht worden aan kampeeractiviteiten door
bijvoorbeeld Scouting Nederland, Nederlandse Caravanclub en dergelijke. Om met
een vereniging te kunnen kamperen, dient in het bestemmingsplan het gebied voor
recreatief gebruik te zijn bestemd. Het verdient aanbeveling om per incidentele
aanvraag te bekijken of een APV ontheffing kan worden verleend. Indien de
ontheffing wordt verleend, kunnen daaraan voorschriften, onder meer met
betrekking tot het aantal en soort kampeermiddelen, worden verbonden. Wanneer
een ontheffing ieder jaar opnieuw wordt aangevraagd voor dezelfde locatie dient
deze locatie bestemd te worden als recreatief gebied.
5. Natuurkampeerterreinen
Een natuurkampeerterrein is gelegen op een aaneengesloten gebied van tenminste
25 hectare bos, natuurgebied en/of waardevol cultuurlandschap, heeft een dichtheid
van maximaal 30 plaatsen per hectare met een maximum van 90 plaatsen en kent
een maximum verblijfsduur van 28 nachten. Een natuurkampeerterrein is qua
inrichting eenvoudig van aard en heeft een sober voorzieningenniveau. Er is geen
beperking opgenomen aan de openingsperiode. Een natuurkampeerterrein dient in
het bestemmingsplan als zodanig te zijn bestemd.
6. Groepskamperen buiten een kampeerterrein
Burgemeester en wethouders kunnen voor een korte aaneengesloten periode een
APV ontheffing verlenen die het mogelijk maakt om buiten kampeerterreinen te
kamperen. In veel gevallen gaat het dan om evenementen die het noodzakelijk
maken om in de nabijheid te kamperen. Voorbeelden hiervan zijn kampen,
sporttoernooien en evenementen. Gezien de aard van de verzoeken is het moeilijk
om algemeen geldende criteria op ter stellen voor het al dan niet afgeven van een
dergelijke ontheffing. Binnen de kaders van de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur zal van geval tot geval een afweging gemaakt moeten worden.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201817
Huidige situatie gemeente Nunspeet 4 Planologische status huidige recreatieterreinen
In de gemeente Nunspeet bevinden zich momenteel 52 positief bestemde
recreatieondernemingen, waaronder begrepen 2 natuurkampeerterreinen.
Daarnaast zijn er 3 kleinschalige kampeerterreinen (kamperen bij de boer) aanwezig
op grond van een verleende vrijstelling.
Naast de hierboven genoemde recreatieondernemingen zijn er nog 14 terreinen met
kampeermiddelen en recreatiewoningen aanwezig, die geen positieve bestemming
hebben. Voor deze terreinen heeft de gemeente Nunspeet in het kader van de
overgangsbepaling, zoals opgenomen in de WOR, in het verleden een ontheffing
overgangsbepaling voor onbepaalde tijd verleend. Bij de integrale herziening van het
bestemmingsplan zal per terrein beoordeeld moeten worden of het positief
bestemmen van deze terreinen stedenbouwkundig tot de mogelijkheden behoort.
Overzicht kampeerterreinen in de gemeente Nunspeet
Regulieren recreatieterreinen op grond van het bestemmingsplan
1. Mennorode vakantie- en conferentieoord, Apeldoornseweg 185 in Elspeet.
2. Kampeerplaats De Zomervreugd, Bosrand 113 in Elspeet.
3. Vakantie- en gastenverblijf Veluwerhof, Elspeterbosweg 33 in Vierhouten.
4. Camping Beans-Hill, Elspeterbosweg 74 in Vierhouten.
5. Bungalowpark Stolpenheim, Elspeterweg 8 in Nunspeet.
6. Recreatie Waldpark BV, Elspeterweg 28 in Nunspeet.
7. Bospark Nuwenspete, Elspeterweg 34 in Nunspeet.
8. Camping De Tol, Elspeterweg 61 in Nunspeet.
9. Camping Beekzicht , Essenburgweg 16 in Hulshorst
10. De Gagelkamp, Essenburgweg 22 in Hulshorst.
11. Recreatiecentrum De Paasheuvel, ’t frusselt 30 in Vierhouten.
12. Camping de Bunders, ’t Frusselt 91 in Vierhouten.
13. Camping De Driehoek, Gortelseweg 50 in Vierhouten.
14. ‘t Dennenholt, Gortelseweg 64 in Vierhouten.
15. Vrijetijdspark De Vossenberg, Groenelaantje 25 in Nunspeet.
16. Nimmerrust, Harderwijkerweg 299 in Hulshorst.
17. Harderwijkerweg 303 in Hulshorst.
18. Camping Barbarossa, Harderwijkerweg 303/305 in Hulshorst.
19. 50+ Camping The White Horse, Harderwijkerweg 343a in Hulshorst.
20. Bungalowpark De Hoefstal, Harderwijkerweg 445 in Hulshorst.
21. Bungalowpark De Trippenmaker, Harderwijkerweg 495 in Hulshorst.
22. Camping De Waterlelie, Harderwijkerweg 559 in Hulshorst.
23. 2Recreatiecentrum Polsmaten, Hoge Bijsschelsepad 6 in Nunspeet.
24. Hoogwolde 5 in Nunspeet.
25. Hoogwolde 7 in Nunspeet.
26. Bungalowpark Hoogwolde, Hoogwolde 9 in Nunspeet.
27. Camping De Heidebloem, Hullenkant 28 in Elspeet.
28. Camping De Bijsselse Enk, Kolmansweg 8 in Nunspeet.
29. Kampeerterrein De Meulebarg, Molenweg 46 in Elspeet.
30. Park Onder de Molen, Molenweg 75 in Nunspeet.
31. Camping Groot Grobbenhorst, Molenweg 107 in Nunspeet.
32. Camping Zandhul, Niersenseweg 26 in Vierhouten.
33. Camping Zwaluwenhof, Onder de Bos 241 in Hulshorst.
34. Recreatiepark Oudeweg 4 in Hulshorst.
35. Caravanpark de Hofstee, Oude Zeeweg 28 in Nunspeet.
36. De Plagge, Plaggweg 29 in Vierhouten.
37. Recreatiepark Samoza, Plaggeweg 90 in Vierhouten.
38. Kampeer- en watersportcentrum De Hooghe Bijsschel, Randmeerweg 8 in
Nunspeet.
39. De Nieuwe Pol, Randmeerweg 10 in Nunspeet.
40. Landgoed de Bijsselsche Beek, Randmeerweg 14 in Nunspeet.
41. De Oude Pol, Randmeerweg 24 in Nunspeet.
42. Camping De Schapendrift, Schapendrift 23 in Elspeet.
43. Kampeerplaats De Bosrand, Schotweg 42 in Hulshorst.
44. Feriengut Bad Bentheim, Schotweg 44a in Hulshorst.
45. Landgoed Stakenberg, Stakenberg 86 in Elspeet.
46. Camping ‘t Lochtenveld, Stakenbergweg 62 in Elspeet.
47. kampeerterrein Reeënlust, Staverdensweg 220 in Elspeet.
48. Camping Badhoophuizen, Varelsweg 211 in Hulshorst.
49. Chaletpark Hulshorst, Vuurkuilweg 15 in Hulshorst.
50. Camping De Boskant, Vuurkuilweg 24 in Hulshorst.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201819
51. Buitenplaats De Hierdense Beek, Vuurkuilweg 34 in Hulshorst.
52. De Witte Wieven, Wiltsangh 41 in Nunspeet.
Natuurkampeerterreinen
1. Natuurcamping Leuvenumsebos, Hierdenseweg ong. in Hulshorst.
2. Natuurcamping Het Soerel, Pasopweg ong. in Nunspeet.
Kleinschalige kampeerterreinen (kamperen bij de boer)
1. Vriendenclub Op de Hagen, Op de Hagen 15 in Hulshorst.
2. Camping Kostverloren, Oude Zeeweg 19 in Nunspeet.
3. Stal Lieuwendaal, Oudeweg 45 in Hulshorst.
Kampeerterreinen op grond van het bestemmingsplan onder overgangsbepaling
1. Manege Belvédère BV, Belvédèrelaan 26 in Nunspeet.
2. Kampeerterrein Barrebos, Beekweg 35 in Hulshorst.
3. De heer M. Hazeleger, Bergweg 140 in Elspeet.
4. Mevrouw P.J. Timmerman-Landolt, ’t Frusselt 93 in Vierhouten.
5. De heer H.G. de Zwaan, Harderwijkerweg 401 in Hulshorst.
6. ’t Uilennest, Harderwijkerweg 464 in Hulshorst.
7. De heer G. Millenaar, Hogeweg 55 in Elspeet
8. De Flierefluiter, Killenbeekweg 24 in Hulshorst.
9. De heer J. Hofman, Kolmansweg 26 in Nunspeet.
10. Mevrouw J. Frens, Nachtegaal 55 in Elspeet.
11. Mevrouw J. Mouw-Mulder, Nunspeterweg 74 in Elspeet.
12. De heer M.A. Wieberdink, Nunspeterweg 86 in Elspeet.
13. Mevrouw A. van Ark-Bronkhorst, Oudeweg 20 in Hulshorst.
Cvdr 2018 nr. CVDR165605_1 17 april 201820