Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of...

50

Transcript of Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of...

Page 1: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op
Page 2: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

2

Inhoudsopgave

Inleiding ............................................................................................................. 4

1. Strategisch kader ......................................................................................... 5

1.1 Aanleiding ................................................................................................ 5

1.2 Strategische doelstelling ............................................................................ 6

1.3 Uitgangspunten ......................................................................................... 6

1.4 Strategische partners ................................................................................ 7

2. Veiligheid in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg ......................... 8

2.1 De veiligheidsanalyse ................................................................................. 8

2.2 Veilige woon- en leefomgeving .................................................................... 8

2.3 Bedrijvigheid en veiligheid .........................................................................10

2.4 Jeugd en veiligheid ...................................................................................12

2.5 Fysieke veiligheid .....................................................................................13

2.6 Integriteit en veiligheid .............................................................................15

2.7 Vervolg ...................................................................................................16

3. Prioriteiten ................................................................................................. 17

3.1 Proces ....................................................................................................17

3.2 Uitkomsten prioriteitensessie .....................................................................17

3.3 Prioriteiten 2013-2016 ..............................................................................19

3.3.1 Woninginbraken ....................................................................................20

3.3.2 Geweldsmisdrijven ................................................................................23

3.3.3 Alcoholgebruik onder jongeren ................................................................25

3.3.4 Georganiseerde criminaliteit inclusief aanpassing BIBOB-beleid – gemeente

Geertruidenberg ................................................................................................28

3.3.5 Verkeer en veiligheid – gemeente Drimmelen ...........................................31

3.3.6 Jeugdoverlast – gemeente Drimmelen .....................................................33

3.4 Overige thema’s .......................................................................................36

4. Overige strategische thema’s ..................................................................... 37

4.1 Algemene omschrijving .............................................................................37

4.2 Beschrijving thema’s.................................................................................37

4.2.1 Drugsgebruik onder jongeren .................................................................37

4.2.2 Alcoholoverlast op straat ........................................................................38

4.2.4 Voertuigcriminaliteit ..............................................................................39

Page 3: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

3

4.2.5 Veiligheid in de Biesbosch ......................................................................40

4.2.6 Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren ............41

4.2.7 Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en

crisisorganisatie ................................................................................................41

4.3 Vervolg ...................................................................................................42

5. Organisatorische borging ........................................................................... 43

5.1 Algemene omschrijving .............................................................................43

5.2 Integrale veiligheid binnen de gemeentelijke organisaties .............................43

5.3 Ambtelijke coördinatie ..............................................................................43

5.4 Bestuurlijke coördinatie .............................................................................44

5.5 Planning en control ...................................................................................44

5.5 Evaluatie .................................................................................................46

Afkortingenlijst

Literatuurlijst

Page 4: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

4

Inleiding

In deze nota worden de kaders geschetst voor het integraal veiligheidsbeleid binnen de

gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg in de periode 2013-2016. Hierin is

beschreven welke veiligheidsthema’s prioriteit hebben voor beide gemeenten. Naast deze

prioriteiten komen overige strategische veiligheidsthema’s aan bod. Bij zowel de

prioriteiten als de overige thema’s wordt de huidige aanpak beschreven, de daarbij

betrokken partijen en de strategische doelstelling die de gemeenten en de

veiligheidspartners hebben gesteld. Tot slot wordt beschreven hoe de organisatorische

borging geregeld is (ambtelijke- en bestuurlijke coördinatie, planning en control).

De colleges van beide gemeenten leggen door middel van deze kadernota de basis voor

de integrale aanpak vast: de prioriteiten worden samen met de veiligheidspartners (zie

hoofdstuk 3) aangepakt door gebruikt te maken van elkaars capaciteiten, expertise,

bevoegdheden, verantwoordelijkheden en overige versterkende middelen.

De prioriteiten en aandachtspunten die in deze kadernota zijn opgenomen, komen voort

uit ‘prioriteitensessies’ die zijn gehouden met beide gemeenteraden (zie hoofdstuk 3).

Alvorens deze sessies is de veiligheidsanalyse gepresenteerd en is op basis daarvan een

advies gegeven over de mogelijke prioriteiten. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op

de uitkomsten van de veiligheidsanalyse. Het advies dat is gegeven tijdens de

presentaties hebben beide raden omgezet in de definitieve prioriteiten. In beide

gemeenten is gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘stickermethodiek’, die is ontwikkeld

door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De uitleg van deze methodiek en

hoe deze in beide gemeenten is toegepast, staat omschreven in hoofdstuk 3.

De titel van deze kadernota geeft duidelijk weer waarom de samenwerking is gezocht

tussen beide gemeenten: ‘Samen staan we sterker’. Het samen sterker staan kan alleen

door actieve en intensieve samenwerking met alle betrokken veiligheidspartners. Zonder

inspanning van alle partijen, zijn de gestelde doelen niet realiseerbaar en heeft de

kadernota niet het gewenste effect. Om de verwachtingen van de partners duidelijk te

omschrijven, moet een onderscheid worden gemaakt tussen partners uit de opgestelde

werkgroep (politie, woningcorporaties uit beide gemeenten, OM en de

beleidsmedewerkers Openbare orde en Veiligheid en communicatieadviseurs van beide

gemeenten) en schriftelijk geconsulteerde partners (o.a. Halt, jongerenwerk, RIEC,

Novadic-Kentron). De partners uit de werkgroep vervullen een actievere rol. Echter wil

het niet zeggen dat de inbreng/inzet van de schriftelijk geconsulteerde partners er

minder toe doet. Deze kadernota is dan ook het resultaat van een gezamenlijk, integraal

product waarin een gezamenlijke visie, aanpak en ambitie zijn verwoord.

Leeswijzer

In hoofdstuk 1 zijn de aanleiding, strategische doelstelling en uitgangspunten beschreven

met daarbij de strategische partners. Hoofdstuk 2 beschrijft de beknopte inhoud en

uitkomsten van de integrale veiligheidsanalyse. Hoofdstuk 3 en 4 beschrijven

respectievelijk de prioriteiten en overige strategische thema’s. Tot slot is in hoofdstuk 5

de (gemeentelijke) organisatorische borging beschreven van het integraal

veiligheidsbeleid. Bijlagen zijn samengevoegd in een bijgevoegd ‘bijlagenboek’.

Page 5: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

5

1. Strategisch kader

1.1 Aanleiding Gemeenten hebben in de toekomst de regierol voor het voeren van lokaal integraal

veiligheidsbeleid. Om gemeenten op weg te helpen met hun beleid heeft de VNG een

handreiking ontwikkeld om op een gestructureerde manier integraal veiligheidsbeleid te

ontwikkelen. Deze handreiking heet ‘Kernbeleid Veiligheid’ en is inmiddels een aantal

keer vernieuwd en verbeterd. De handreiking beschrijft de regierol van de gemeenten als

volgt: “het zodanig sturen, interveniëren en in stand houden van allerlei

randvoorwaarden dat de diverse betrokken partijen op het terrein van veiligheid, op een

effectieve manier blijven samenwerken en met elkaar een aanvaardbaar niveau van

veiligheid en leefbaarheid weten te consolideren”. (Kernbeleid Veiligheid, 2010, p. 83)

Landelijk gezien is deze regierol van de gemeente nog niet wettelijk vastgelegd. In

augustus 2010 is een wetsvoorstel ingediend door de minister van BZK om deze regierol

van gemeenten wettelijk te verankeren. Momenteel (mei 2013) ligt het wetsvoorstel bij

de Tweede Kamer en is het schriftelijk in behandeling. Gezien de verantwoordelijkheid

van de burgemeester om de openbare orde en veiligheid te handhaven (art. 172.1

Gemeentewet), biedt deze wet een aanknopingspunt om de regierol (uit naam van de

gemeente) aan te grijpen.

Op lokaal niveau voeren Nederlandse gemeenten integraal veiligheidsbeleid op hun eigen

manier. De gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg beschikken al geruime tijd over

een eigen integraal veiligheidsbeleid, dat is opgesteld volgens de ‘oude’ methode

Kernbeleid Veiligheid. Gezien de termijnen van de beleidsnota’s van beide gemeenten

aflopen, hebben de colleges van beide gemeenten besloten om gezamenlijk één integraal

veiligheidsbeleid te ontwikkelen. Bij het opstellen van dit beleid is gebruik gemaakt van

de ‘vernieuwde’ methode Kernbeleid Veiligheid (3e herziende versie).

Veiligheidsvraagstukken of -problematiek moeten integraal benaderd worden. Dit wil

zeggen dat het in de breedste zin moet worden bekeken, maar wel met duidelijke

afgebakende grenzen. De methode Kernbeleid Veiligheid gaat uit van vijf

veiligheidsvelden die een concreet afgebakend terrein (scope) vormen om het integraal

veiligheidsgebied vorm te geven. Het gaat om de veiligheidsvelden:

1) Veilige woon- en leefomgeving

2) Bedrijvigheid en veiligheid

3) Jeugd en veiligheid

4) Fysieke veiligheid

5) Integriteit en veiligheid

Binnen elk veiligheidsveld worden veiligheidsthema’s onderscheiden. Op de volgende

pagina treft u het schematische overzicht van de 5 veiligheidsvelden en bijbehorende

thema’s. (Kernbeleid Veiligheid, 2010, p. 49)

Page 6: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

6

Veilige woon- en

leefomgeving

Bedrijvigheid en

veiligheid

Jeugd en

veiligheid

Fysieke

veiligheid

Integriteit en

veiligheid

Sociale kwaliteit Winkelgebied Overlastgevende

jeugd(groepen)

Verkeersveiligheid Radicalisering/

terrorisme

Fysieke kwaliteit Bedrijventerreinen Criminele jeugd/individuele probleemjongeren

Brandveiligheid Georganiseerde criminaliteit

Objectieve veiligheid

Uitgaan/horeca Jeugd, alcohol en drugs

Externe veiligheid Ambtelijke en bestuurlijke integriteit

Subjectieve veiligheid

Evenementen Veilig in en om scholen

Voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing

Toerisme en recreatie

Het is van belang om duidelijke kaders te schetsen en de samenwerking te zoeken met

diverse partners, omdat veiligheid een veelzijdig en complex terrein is. Deze kadernota

stelt beide gemeenten en de veiligheidspartners in staat om (nieuwe) instrumenten en de

werkwijze effectief in te passen in de (lokale) gestelde prioriteiten en

uitvoeringsprocessen. Voorbeelden hiervan zijn aansluiting bij het Veiligheidshuis Breda,

alcoholmatigingsprojecten als ‘Think before you drink’, de Veiligheidsregio Midden- en

West-Brabant, toepassing van de wet BIBOB bij vergunningverlening,

bewustwordingscampagne ‘Help Brabant mee op weg naar nul verkeersdoden’,

samenwerking met het RIEC en inzet van burgerparticipatie (Vliegende

Brigade/buurtpreventie).

1.2 Strategische doelstelling In de startnotitie, die is vastgesteld door beide gemeenteraden, is een gezamenlijke

strategische doelstelling bepaald. Deze komt voort uit de coalitieprogramma’s van beide

gemeenten. De strategische doelstelling is als volgt: “het gezamenlijk opstellen van een

kadernota integrale veiligheid 2013-2016 voor de gemeenten Drimmelen en

Geertruidenberg en hiermee de basis leggen voor een daadkrachtige integrale aanpak

(met ketenpartners) van veiligheidsvraagstukken en onveiligheidsgevoelens teneinde een

omgeving te creëren/behouden waarin burgers, bedrijven en bezoekers veilig kunnen

wonen, werken en recreëren”. (de Gans, van 't Zand, & Verschuuren, 2012)

1.3 Uitgangspunten Net als bij de strategische doelstelling, zijn in de startnotitie ook de uitgangspunten

opgenomen voor de totstandkoming van het integraal veiligheidsbeleid (de Gans, van 't

Zand, & Verschuuren, 2012):

Beide gemeenten voeren de regie over het veiligheidsbeleid en de samenwerking

tussen interne en externe partners die betrokken zijn bij de verschillende

veiligheidsvraagstukken.

Elke partner kent zijn verantwoordelijkheid en bevoegdheden op zijn/haar

werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in.

Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op veiligheidsvraagstukken

en –problematiek, die spelen binnen de samenleving en zien samenwerking als

belangrijk punt in het oplossen of reduceren van een bepaald veiligheidsprobleem.

Niet alleen de interne en externe partners spelen een rol, maar natuurlijk ook de

burgers en ondernemers.

Beide gemeenten werken samen met de overige 4 gemeenten binnen het

politieteam Dongemond om de aanpak van gemeentegrens overstijgende

Page 7: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

7

problematiek/vraagstukken integraal aan te pakken. Het betreft hier de

gemeenten Woudrichem, Werkendam, Aalburg en Oosterhout.

Bij de aanpak van een veiligheidsvraagstuk of probleem worden alle relevante

organisaties/personen die een rol kunnen spelen bij de aanpak (middelen,

personeel, financieel, etc.), betrokken.

Alvorens oplossingen of maatregelen worden bedacht en uitgevoerd voor een

probleem of veiligheidsvraagstuk, wordt eerst onderzocht wat de daadwerkelijke

oorzaak is van het probleem. Terughoudend moet worden omgegaan met directe

‘symptoombestrijding’ van het probleem.

1.4 Strategische partners Strategische partners zijn organisaties, instellingen en/of personen die voor een langere

periode en op diverse terreinen met elkaar afspraken maken en samenwerken. Hierbij

maken alle betrokken partijen gebruik van elkaars middelen, kennis en capaciteiten om

bepaalde veiligheidsvraagstukken of –problematiek aan te pakken en te tackelen.

De strategische veiligheidspartners (en overlegvormen) van de gemeenten zijn o.a.:

Politie Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, basisteam Dongemond;

Brandweer Midden- en West-Brabant, cluster Amerstreek;

Openbaar Ministerie;

Woningcorporaties: Goed wonen, Volksbelang en Thuisvester;

Halt, regio Zeeland - West-Brabant;

Novadic-Kentron;

GGD en GGZ;

Jongerenwerk, stichting Trema Welzijn / Surplus Welzijn;

Buitengewoon opsporingsambtenaren;

Veiligheidshuis Breda;

Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC)

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant

Ondernemers

Onderwijsinstellingen

Interne medewerkers van beide gemeenten: verkeersdeskundigen,

milieumedewerkers, beleidsmedewerkers jeugd en volksgezondheid/welzijn,

coördinatoren openbare werken, communicatieadviseurs, etc.

In bijlage I van het bijlagenboek vindt u een matrix overzicht met bovenstaande partners

die een betekenis hebben binnen een bepaald veiligheidsthema. De rollen die ze spelen

zijn (beknopt) beschreven bij de prioriteiten in hoofdstuk 3. Concrete uitwerking van de

rollen, taken en verantwoordelijkheden van de partners worden beschreven in de

jaaruitvoeringsplannen (JUP’s). Deze JUP’s worden ieder jaar opgesteld en vastgesteld

door de colleges van beide gemeenten. Vervolgens worden ze ter informatie aangeboden

aan de gemeenteraden.

Op basis van informatie van de strategische partners is de veiligheidsanalyse voor beide

gemeenten opgesteld. De veiligheidsanalyse vormt de basis voor deze kadernota. De

belangrijkste uitkomsten van de veiligheidsanalyse staan in het volgende hoofdstuk

beschreven.

Page 8: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

8

2. Veiligheid in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg

2.1 De veiligheidsanalyse De veiligheidssituatie is in de maanden februari en maart van 2013 geanalyseerd door

middel van een veiligheidsanalyse. In deze analyse zijn de uitkomsten van de Integrale

Veiligheidsmonitor (2011) en recente cijfers van de politie (2009-2012) gebruikt als

basisbronnen. Daarnaast zijn ook cijfers en gegevens van de brandweer, Halt, de GGD

(gezondheidsprofiel/jeugdmonitor) en interne bronnen van beide gemeenten gebruikt als

input voor de veiligheidsanalyse. Om deze gegevens te verifiëren (‘het verhaal achter de

cijfers’), zijn diverse gesprekken gevoerd met o.a. de teamchef van politieteam

Dongemond, jongerenwerk, wijkagenten, een medewerkster van Halt, de coördinator

risicobeheersing brandweer en interne (beleids)medewerkers van diverse afdelingen van

beide gemeenten.

Geanalyseerd en gekeken is naar de verschillen en overeenkomsten tussen subjectieve

en objectieve gegevens. Bij cijfermatige gegevens is gerelativeerd naar wat dit betekent

voor de veiligheidssituatie of de mate van problematiek. De ‘wet van de kleine getallen’

en de beïnvloeding van cijfers spelen hierbij een belangrijke rol. Zo betekent bijvoorbeeld

een stijging van 2 naar 4 vernielingen niet dat de veiligheidssituatie drastisch is

verslechterd, terwijl het wel een stijging is van 100%. Daarnaast zijn cijfers

beïnvloedbaar. Dit is bijvoorbeeld terug te zien bij het aantal controles die zijn uitgevoerd

door de politie. Hoe meer de politie gaat controleren (op alcohol, drugs en snelheid), des

te groter de kans is om bepaalde overtredingen of misdrijven aan te treffen. Ook de

aandacht en publiciteit voor bepaalde onderwerpen, kunnen leiden tot een verhoging van

de (meldings)cijfers.

Nadat de subjectieve en objectieve gegevens zijn geanalyseerd, zijn conclusies getrokken

en is vervolgens bekeken welke problemen spelen, wat de huidige aanpak is en welke

beleidsversterkingen nodig zijn. De veiligheidsanalyse vormt samen met de

prioriteitensessies, de basis voor het strategisch beleid in deze kadernota.

In dit hoofdstuk wordt per veiligheidsveld en veiligheidsthema kort weergegeven wat de

belangrijkste punten uit de veiligheidsanalyse zijn. De volledige uitkomsten van de

veiligheidsanalyse zijn terug te vinden in bijlage II van het bijlagenboek. De rapportage

van de analyse is vastgesteld door de colleges van beide gemeenten.

2.2 Veilige woon- en leefomgeving Binnen dit veiligheidsveld wordt gekeken naar de alledaagse woon- en leefomgeving van

bewoners. Hierbij staat de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente en tussen de

inwoners centraal. Dit veld bevat de volgende vier veiligheidsthema’s: sociale kwaliteit,

fysieke kwaliteit, objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. Al deze thema’s zijn met

elkaar verweven en beïnvloeden elkaar.

Veiligheidsthema 2.2.1 . Sociale kwaliteit

De sociale kwaliteit betreft de interactie en relaties tussen bewoners en andere

aanwezige personen binnen de gemeente. Samenhangend met de sociale kwaliteit is de

sociale cohesie (verbondenheid met de gemeente en de buurt). Aspecten die bij kunnen

dragen aan de sociale kwaliteit zijn betrokkenheid bij de buurt, kwaliteit van relaties met

buurtbewoners en informele sociale controle. Sociale kwaliteit kan negatief beïnvloed

worden door woonoverlast, burenruzies, drank- en drugsoverlast en hangjongeren.

Cijfers om de sociale kwaliteit te beschrijven komen voort uit politiegegevens (objectief)

Page 9: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

9

het GGD gezondheidsprofiel 2011 (subjectief d.m.v. enquêtes) en de veiligheidsmonitor

2011 van beide gemeenten.

Conclusies: Beide gemeenten scoren een voldoende op het gebied van sociale cohesie.

Ruim 2/3 van het aantal volwassenen in beide gemeenten gaf in 2011 aan zich

medeverantwoordelijk te voelen voor de leefbaarheid in de eigen buurt en gemeente. 7

op de 1000 inwoners van de gemeente Geertruidenberg geeft aan weleens ruzie te

hebben gehad met de buren. Dit is een negatieve afwijking t.o.v. het regionaal

gemiddelde. Ook de overlast van dronken mensen op straat wordt meer ondervonden in

de gemeente Geertruidenberg (6,3%), echter is dit te verklaren door een groter aanbod

van uitgaansgelegenheden (o.a. discotheek Oscars in Raamsdonkveer). Drugsoverlast

wordt in beide gemeenten vrijwel niet geconstateerd.

Veiligheidsthema 2.2.2 . Fysieke kwaliteit

De fysieke kwaliteit binnen de gemeente heeft betrekking op de inrichting van de

woonomgeving en de gevoelens daarbij van de bewoners. Hierbij wordt vooral gekeken

naar de inrichting, onderhoud en beheer van de openbare ruimte. Negatieve aspecten als

vervuiling, verloedering en vernielingen hebben invloed op het veiligheidsgevoel van de

bewoners. Objectieve cijfers komen uit gegevens van de politie (2009-2012) en gaan

over het aantal meldingen/aangiftes van vernielingen en illegale afvalverbranding. De

subjectieve gegevens komen van de GGD gezondheidsprofiel 2011 en de

veiligheidsmonitor 2011.

Conclusies: Inwoners van beide gemeente zijn tevreden over de inrichting van hun

wijk/buurt (gemiddeld 95% in 2011). Geënquêteerde in beide gemeenten geven aan dat

kinderen veilig zonder begeleiding in de buurt kunnen spelen (ruim 80%). Echter mist de

helft van de bevraagde inwoners in beide gemeenten een plek voor jongeren om elkaar

te ontmoeten. Het missen van een dergelijke plaats leidt ertoe dat jongeren op plaatsen

gaan hangen die daarvoor niet bedoeld zijn. Op sommige plaatsen ondervinden bewoners

dan ook overlast van deze ‘hangjongeren’. Het aantal vernielingen in beide gemeenten is

in de afgelopen jaren afgenomen, maar is nog steeds een grote kostenpost voor de

overheid, ondernemers en burgers (voornamelijk rond de jaarwisseling).

Veiligheidsthema 2.2.3 . Objectieve veiligheid

Dit thema gaat over veelvoorkomende en geregistreerde criminaliteit.

Criminaliteitsvormen zijn o.a. woninginbraken, voertuigcriminaliteit en geweldsdelicten

(bedreiging, fysiek geweld, zedenmisdrijven en huiselijk geweld). Objectieve gegevens

komen enkel voort uit gegevens van de politie.

Conclusies: Het aantal woninginbraken is in beide gemeenten hoog (ondanks een afname

in gemeente Geertruidenberg), maar is tevens een regionaal probleem. Het aantal

geweldsmisdrijven is in beide gemeenten relatief laag t.o.v. de rest van de middelkleine

gemeenten uit de regio West-Brabant. Beide vormen van criminaliteit maken onderdeel

uit van de zogenoemde ‘HIC’ (High Impact Crimes). Deze delicten hebben een grote

impact op het leven van de slachtoffers (angst, slapeloosheid, haat, agressie etc.). Het

aantal fietsendiefstallen en diefstallen uit auto’s (m.n. navigatiesystemen, airbags,

radio’s) is, naast de woninginbraken, relatief hoog in beide gemeenten.

Veiligheidsthema 2.2.4 . Subjectieve veiligheid

Het veiligheidsgevoel van bewoners is subjectief. Door middel van burgerenquêtes (o.a.

verwerkt in de veiligheidsmonitor 2011 en het gezondheidsprofiel 2011) kan men deze

gevoels peilen. Echter is rekening gehouden met het feit dat deze gevoelens een

Page 10: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

10

momentopname zijn. Vragen die aan bewoners zijn gesteld zijn bijvoorbeeld hoe ze zich

overdag en ’s avonds/’s nachts voelen op straat of in hun woning. Het functioneren en de

bereikbaarheid van gemeente en politie hebben daarnaast ook invloed op het

veiligheidsgevoel van de bewoners.

Conclusies: De veiligheidsbeleving van de inwoners van beide gemeenten is ruim

voldoende. Gemiddeld komen beide gemeenten uit op een rapportcijfer van een 7. Zowel

volwassenen als ouderen voelen zich overdag het meest veilig in beide gemeenten.

Gemiddeld voelt slechts 13% zich wel eens onveilig in beide gemeenten t.o.v. 17% in de

rest van de regio West-Brabant. Alle gemeenten uit de regio West-Brabant beoordelen

het functioneren en de bereikbaarheid van de politie onvoldoende. Eveneens wordt het

functioneren van beide gemeenten als licht onvoldoende beoordeeld. De oorzaken

daarvan zijn onbekend.

2.3 Bedrijvigheid en veiligheid Binnen dit veiligheidsveld valt de veiligheidsbeleving en criminaliteit rondom recreatieve

en economische voorzieningen als winkelgebieden, bedrijventerreinen,

uitgaansgelegenheden en recreatiegebieden. Dit veld bevat de volgende vijf

veiligheidsthema’s: veilig winkelgebied, veilige bedrijventerreinen, veilige horeca en

uitgaan, veilige evenementen en veilig toerisme en recreatie. Opgemerkt moet worden

dat het gaat om de ‘sociale’ veiligheid die betrekking heeft op deze thema’s en niet de

‘fysieke’ (externe) veiligheid rond inrichtingen met gevaarlijke stoffen op

bedrijventerreinen (zie veiligheidsveld 2.4 ‘Fysieke veiligheid’).

Veiligheidsthema 2.3.1. Veiligheid winkelgebieden

Dit thema heeft betrekking op het aantal winkeldiefstallen en –inbraken. Verschil wordt

gemaakt tussen incidenten met of zonder geweld. Er zijn in beide gemeenten geen

grootschalige winkelgebieden, maar kleinschalige groeperingen van winkeliersbedrijven.

Conclusies: Lokale winkels (kleding, elektronica, supermarkten etc.) zijn in beide

gemeenten over het algemeen gevestigd in winkelstraten. Alleen Raamsdonksveer kent

een kleinschalig winkelcentrum genaamd “Het Anker‟. Grootstedelijke problematiek

rondom winkelcentra (parkeerproblemen, hangjongeren en – ouderen, en zwervers) kent

men niet of in mindere mate. Het aantal meldingen van winkeldiefstallen is in de

gemeente Geertruidenberg (43 in 2012) hoger dan in de gemeente Drimmelen (10 in

2012).

Veiligheidsthema 2.3.2. Veiligheid bedrijventerreinen

Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de werkgelegenheid. De inrichting van deze

terreinen, maar ook vormen van criminaliteit, kunnen invloed hebben op de veiligheid

van deze terreinen. Diverse aspecten zijn o.a. inbraak, diefstal en overvallen op

bedrijven en kantoren. Aspecten als verkeersveiligheid, brandveiligheid en externe

veiligheid worden behandeld in veiligheidsveld 4: ‘fysieke veiligheid’.

Conclusies: Beide gemeenten kennen veel bedrijvigheid. In totaal zijn er 11

bedrijventerreinen in beide gemeente, waarvan de grootste in Raamsdonksveer

(Dombosch I en II) en Made (Brieltjenspolder). Vooral bij deze grotere terreinen nemen

de ondernemers het heft in handen om criminaliteit gezamenlijk te bestrijden.

Het aantal meldingen van bedrijfs/kantoor inbraken in beide gemeenten is afgenomen. In

2012 zijn het aantal diefstallen uit een bedrijf/kantoor gestegen.

Page 11: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

11

Deze aantallen zijn niet schrikbarend hoog te noemen t.o.v. het totaal aantal bedrijven

dat in beide gemeenten aanwezig is.

Veiligheidsthema 2.3.3. Veiligheid horeca en uitgaan

Onveiligheid en overlast rondom uitgaan en horeca komt vaak voor. Vormen van overlast

zijn vernielingen, bedreigingen en uitgaansgeweld. Dit kan leiden tot

onveiligheidsgevoelens van stappers, ondernemers en omwonenden. Verder kan het

leiden tot gezondheidsrisico’s door overmatig alcohol- c.q. drugsgebruik. De mate van

overlast en criminaliteit kan per week verschillen, maar kan ook structureel elke week

dezelfde vormen hebben.

Conclusies: In beide gemeenten kent men geen massaal en uitgebreid uitgaansleven,

zoals men dit in Brabantse steden als Breda, Oosterhout en Tilburg wel heeft. Het

merendeel van de jongeren en volwassenen gaat in deze steden stappen.

Raamsdonksveer kent wel een discotheek. Incidenten als vernielingen en geweldsdelicten

tijdens het uitgaan, worden in de politiecijfers niet beschreven als bijvoorbeeld

‘uitgaansgeweld’ of ‘uitgaansvernielingen’. Uit politierapportages is echter wel te

herleiden of het gaat om incidenten die plaats hebben gevonden voor-, tijdens- en na het

uitgaan. Het aantal meldingen van geluidsoverlast valt in beide gemeente mee en zijn te

verklaren. Ook voelt ruim 98% van de bewoners in beide gemeenten zich veilig op

plaatsen rondom uitgaansgelegenheden.

Veiligheidsthema 2.3.4. Veiligheid evenementen

Het aantal evenementen is in de loop der jaren sterk toegenomen. Daarnaast bezoeken

steeds meer mensen evenementen in hun vrije tijd. Naast alle positieve aspecten van

evenementen brengen ze ook risico’s met zich mee. Bekende risico’s zijn o.a. brand,

veranderende weersgesteldheid, verkeerstromen, verdringing/paniek in menigten,

geweld en diefstal en de gezondheidsrisico’s door alcohol/drugs/uitputting.

Organisatoren, gemeenten en hulpdiensten zijn genoodzaakt goed met elkaar samen te

werken om de risico’s zo klein mogelijk te houden. Bij het verlenen van de

evenementenvergunning worden daarom duidelijke afspraken gemaakt waaraan elke

partij moet voldoen.

Conclusies: Beide gemeenten kennen jaarlijks een groot aantal evenementen. De meeste

vallen onder de categorie klein of middelgroot. Voor elk evenement moet een

vergunningsaanvraag of melding worden gedaan bij de gemeente. De meest

voorkomende problemen die bewoners ondervinden bij evenementen zijn geluidsoverlast

en verkeersproblemen. Echter is het aantal meldingen van geluidsoverlast door

maatschappelijke acceptatie in beide gemeenten nihil. Carnaval is een noemenswaardig

evenement, omdat dit in beide gemeenten uitbundig gevierd wordt. Naast de positieve

kanten van carnaval zijn er ook negatieve aspecten als openbare dronkenschap (vooral

onder jongeren) en het toenemende aantal woninginbraken tijdens deze dagen.

Veiligheidsthema 2.3.5. Veiligheid toerisme en recreatie

Dit thema heeft betrekking op onveilige situaties die zich voordoen in en rondom

recreatie- en natuurgebieden. Verschillende vormen van criminaliteit die zich kunnen

voordoen zijn: diefstal uit of van vaartuigen, geweldplegingen, overlast, vernieling,

milieuvervuiling, alcoholgebruik, etc. Omdat er beperkt zicht is op bepaalde omvangrijke

en moeilijk toegankelijke gebieden (o.a. Nationaalpark de Biesbosch), is het niet mogelijk

uitspraken te doen over bepaalde vormen van problematiek en/of criminaliteit.

Page 12: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

12

Enkel bekende politiecijfers kunnen een objectieve uitspraak geven over de mate van

problematiek of criminaliteit.

Conclusies: In beide gemeenten is veel te doen voor dagjesmensen en toeristen. Er zijn

verschillende bezienswaardigheden en activiteiten die men kan doen als fietsen,

wandelen, varen, waterrecreatie en zwemmen. Het grootste recreatie- en natuurgebied is

de Biesbosch. Dit omvangrijke gebied (meer dan 9.000 hectare) is afgelegen van de

bewoonde wereld (omringd door water). Veiligheidspartners geven aan dat er nauwelijks

zicht is op wat zich afspeelt in dit gebied. Coördinatie over dit nationaal park is belegd bij

het Parkschap. Vaartuigcriminaliteit komt in beide gemeenten in mindere mate voor en

vindt vooral plaats bij havens. Hierbij wordt het hele vaartuig gestolen of bepaalde

onderdelen (motoren, waterpomp, brandstof en andere voorwerpen).

Vaartuigcriminaliteit is voor beide gemeenten een aandachtspunt.

2.4 Jeugd en veiligheid Dit veiligheidsveld heeft betrekking op de veiligheid van jongeren en de onveiligheid die

door jongeren gecreëerd wordt, zowel thuis, op straat, op en rondom scholen en tijdens

het uitgaan. Thema’s in dit veiligheidsveld zijn overlastgevende jeugdgroepen, criminele

jeugd/individuele probleemjongeren, alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en

veiligheid op en rondom scholen.

Veiligheidsthema 2.4.1. Overlastgevende jeugdgroepen

Elke gemeente heeft zijn eigen jeugdgroepen. (Groepen) jongeren hebben net als

iedereen de vrijheid om te bewegen, zich te vermaken en te recreëren in de openbare

ruimte. Ze moeten zich houden aan de regels die gelden binnen de gemeente (APV). Dit

thema heeft betrekking op het overtreden van de regels en het veroorzaken van overlast

door jongeren (vernielingen, geluidsoverlast, intimidatie, geweldsincidenten, alcohol- en

drugsgebruik). Veel van deze problemen hebben invloed op het veiligheidsgevoel en de

leefbaarheid in de buurt.

Conclusies: Beide gemeenten hebben hun eigen jeugdgroepen. Deze zijn volgens de

Beke-shortlistmethodiek gecategoriseerd. In sommige gevallen kan de shortlistmethodiek

niet goed worden toegepast op een bepaalde jeugdgroep. Momenteel wordt regionaal

gekeken hoe men de shortlistmethodiek beter kan toepassen. De samenstelling en

categorie van de jeugdgroepen wil nog weleens wisselen of ‘opschalen’, en dus moet

gekeken worden naar één vastgestelde aanpak per categorie jeugdgroep. De

jeugdgroepen worden geïnventariseerd door de politie en aangevuld door jongerenwerk

en gemeenten. Het aantal meldingen van jeugdoverlast (lawaai, vervuiling, vernielingen,

pesterijen etc.) is in beide gemeenten hoog (2012: 140 in gemeente Geertruidenberg en

84 in de gemeente Drimmelen). Objectief gezien betreft het een klein percentage van het

aantal jongeren dat in de gemeenten deze overlast veroorzaakt. De tolerantiegrenzen

van overlastmelders spelen bij deze hoge aantallen een belangrijke rol.

Veiligheidsthema 2.4.2. Criminele jeugd/individuele probleemjongeren

Bij dit thema staan individuele (criminele) probleemjongeren centraal. Criminele

jongeren zijn jongeren die meerdere keren een misdrijf hebben gepleegd of een proces-

verbaal (minimaal 10) hebben gehad, de zgn. ‘veelplegers’. Deze jongeren zorgen voor

veel problemen binnen een gemeente. Zo kunnen ze verantwoordelijk zijn voor

woninginbraken, diefstallen, geweldplegingen, intimidatie, drugshandel, overlast etc.

Criminele jongeren kunnen andere jongeren (‘meelopers’) in de gemeente meetrekken in

hun gedrag en criminele activiteiten.

Page 13: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

13

Conclusies: In beide gemeenten zijn geen criminele jeugdgroepen actief. Wel zijn diverse

jongeren in de afgelopen jaren in aanraking gekomen met politie, Halt en/of justitie.

Individuele (criminele) jongeren worden besproken in het Justitieel Casus Overleg

(JCO’s) in het Veiligheidshuis Breda. Alle veiligheidspartners en zorginstellingen sluiten

hierbij aan en bedenken een aanpak gericht op de jongeren en hun omgeving.

Veiligheidsthema 2.4.3. Jeugd, alcohol en drugs

Bij dit thema wordt het alcohol- en drugsgebruik onder jongeren behandeld. Jongeren

verkennen hun grenzen en experimenteren daarbij door alcohol en drugs te gebruiken.

Zorgpartners zoals de GGD en Novadic-Kentron, maken zich met name zorgen over de

trend dat jongeren steeds vaker, steeds meer en op steeds jongere leeftijd alcohol

drinken. Binnen dit thema vallen onder meer de signalen van indrinken, hinderlijk

gebruik van alcohol in de openbare ruimte en eveneens het gebruik van drugs.

Conclusies: Alcoholgebruik onder jongeren is in beide gemeenten (ruim 58%) hoger dan

in de rest van de gemeenten in West-Brabant (52%). Vooral het aantal jongeren dat op

14-15 jarige leeftijd is begonnen met drinken is fors toegenomen. Het aantal 12-13

jarigen dat op die leeftijd begint met drinken is positief afgenomen. Het percentage

‘binge-drinkers’ (meer dan 6 glazen alcohol per gelegenheid) is in beide gemeenten

hoger (35% gemiddeld) dan in de rest van de gemeenten in West-Brabant (28%). Het

softdrugsgebruik onder jongeren ligt met 3% net boven het West-Brabantse gemiddelde

van 2%. De aanpak van alcoholgebruik onder jongeren is in beide gemeenten een

prioriteit. Alcoholgebruik op straat (door jongeren) verdient de komende jaren de nodige

aandacht. Drugsgebruik komt in beperkte mate voor, maar blijft een belangrijk

aandachtspunt.

Veiligheidsthema 2.4.4. Veiligheid in en om scholen

Scholen zijn, naast de opvoeding thuis, de basis voor het vormen en ontwikkelen van het

kind. Op school kan het soms ook onveilig zijn. Veiligheidsproblemen op en rond school

zijn pesten, spijbelen, intimidatie, geweld, diefstal, vernielingen en verkeersonveiligheid.

Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van het personeel,

leerlingen en bezoekers. Om de veiligheid te vergroten is er een samenwerkingsverband

in de vorm van ‘Convenant Veilige school’. Hierbij hebben gemeenten, politie, OM, Halt

en alle onderwijsinstellingen in de gemeenten Dongen, Drimmelen, Gilze en Rijen,

Geertruidenberg en Oosterhout afspraken gemaakt en deze ondertekend in het

convenant.

Conclusies: Op basis van de GGD gezondheidsprofielen 2011 van beide gemeenten, kan

geconcludeerd worden dat er geen noemenswaardige problemen zijn. Het spijbel- en

pestgedrag ligt in beide gemeenten rond het gemiddelde van de rest van de gemeenten

in West-Brabant. Daarnaast zijn de afspraken in het “Convenant veilige school‟, in 2012

opnieuw bevestigd en ondertekend.

2.5 Fysieke veiligheid De eerste 3 veiligheidsvelden hebben met name betrekking op ‘sociale’

veiligheidsthema’s. Dit veiligheidsveld gaat over ‘fysieke’ veiligheid, wat vooral gericht is

op de risico’s die bedrijven en instellingen met zich mee kunnen brengen en de gevolgen

daarvan. Thema’s die vallen binnen dit veld zijn: verkeersveiligheid, brandveiligheid,

externe veiligheid (opslag, verwerking en transport van gevaarlijke stoffen) en de

voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing.

Page 14: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

14

Veiligheidsthema 2.5.1. Verkeersveiligheid

Verkeersveiligheid heeft betrekking op de veiligheid van verkeersdeelnemers, de

inrichting van de infrastructuur en verdere activiteiten in de aangrenzende omgeving

(scholen, speelgelegenheden, woningen etc.). De veiligheid wordt beïnvloed door de

fysieke infrastructuur (drempels, 30 km-zones, wegversmallingen, verkeerslichten etc.)

en het rijgedrag van verkeersdeelnemers. Onderwerpen hierbij zijn o.a.

verkeersongevallen, verlaten van het plaats ongeval, te hard rijden, rijden onder invloed

(alcohol en drugs) en agressief rijgedrag.

Conclusies: het aantal verkeersdoden in beide gemeenten is nihil. Het aantal ongevallen

met letsel lag in de gemeente Drimmelen gemiddeld rond de 30 per jaar en in de

gemeente Geertruidenberg was dit aantal gedaald van 52 in 2011 tot 22 in 2012.

Daarnaast is het aantal materiële schademeldingen dalend, maar nog wel vrij hoog

(gemeente Geertruidenberg gemiddeld 150 meldingen en gemeente Drimmelen 90

meldingen). Eveneens is het aantal meldingen verlaten plaats ongeval hoog in beide

gemeenten (wegrijden na het veroorzaken van en ongeval/materiële schade zonder het

slachtoffer te helpen of de schade te melden). Het aantal meldingen ligt ruim boven de

100 per jaar voor beide gemeenten. Rijden onder invloed van alcohol ligt gemiddeld rond

de 40 aanhoudingen per jaar. Zoals eerder is aangegeven kan de politie deze aantallen

beïnvloeden door bijvoorbeeld meer alcoholcontroles uit te voeren of te surveilleren.

Veiligheidsthema 2.5.2. Brandveiligheid

Dit thema heeft betrekking op brandveiligheid van gebouwen, zoals woningen,

horecaondernemingen, tijdelijke bouwwerken (evenementen), instellingen en bedrijven.

Om de brandveiligheid van deze gebouwen goed te waarborgen ziet de brandweer toe op

preventie (gebruiksvergunning, -melding en controles), geeft voorlichting aan

doelgroepen en bereid men zich voor op de bestrijding van incidenten en calamiteiten.

Conclusies: Beide gemeenten en de brandweer lopen op schema voor wat betreft het

aantal brandveiligheidscontroles. De brandweer in beide gemeenten rukt regelmatig uit

voor hulpverleningsdiensten (technische hulpverlening, zoals losknippen van

verkeersslachtoffers) en in mindere mate voor brandbestrijding. Vooral de aangrenzende

snelwegen A27 en A59 hebben invloed op het aantal hulpverlening-uitrukken.

Veiligheidsthema 2.5.3. Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico’s die de opslag, verwerking en transport van

gevaarlijke stoffen met zich meebrengt. Bij dit thema is geïnventariseerd hoeveel

risicovolle bedrijven, kwetsbare objecten en bedrijven die vallen onder de wet Besluit

Risico’s Zware Ongevallen (BRZO-bedrijven), aanwezig zijn binnen de gemeente en of

hier bijzonderheden/problemen mee zijn geweest.

Conclusies: Beide gemeenten beschikken over een extern veiligheidsbeleid/visie en

voeren dit beleid uit. Het aantal risicovolle bedrijven/objecten in beide gemeenten ligt

rond de 30 (LPG- tankstations of propaan tanks bij boerderijen). Kwetsbare objecten

(onderwijsinstellingen, verzorgingstehuizen, publieksgebouwen, etc.) zijn er binnen de

gemeente Drimmelen het meeste, met 58 objecten. In de gemeente Geertruidenberg

kent men 32 kwetsbare objecten. De gemeente Geertruidenberg kent 2 BRZO-bedrijven.

Bij beide inrichtingen is de provincie Noord-Brabant vergunningverlener en

toezichthouder. De rampenbestrijdingsplannen van beide inrichtingen zijn actueel.

Page 15: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

15

Veiligheidsthema 2.5.4. Voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing

Gemeenten, operationele diensten (politie, brandweer en de geneeskundige

hulpverleningsorganisatie in de regio), de gemeenschappelijke meldkamer en defensie,

maken tijdens rampen en crises deel uit van de Veiligheidsregio Midden- en West-

Brabant. Binnen de Veiligheidsregio bereiden alle organisaties zich individueel, maar ook

multidisciplinair, voor op de bestrijding van rampen en calamiteiten. Het Regionaal

Crisisplan 2012 (RCP) beschrijft de aanpak van rampen en crisis en heeft de ‘oude’

gemeentelijke rampenplannen vervangen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het

onderdeel ‘Bevolkingszorg’.

Conclusies: Beide gemeenten werken actief samen met de gemeente Oosterhout om zich

zo goed mogelijk voor te bereiden op de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit

samenwerkingsverband heet 3x Oranje. Naast het gezamenlijk opleiden, trainen en

oefenen van de gemeentelijke organisatie, kan men in geval van een crisis of ramp

beroep doen op elkaars personeel (burenhulp). Opleiden, trainen en oefenen van de

gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie (volgens het RCP 2012) staat voor 2013-

2014 op de agenda. Het multidisciplinair oefenen met brandweer, politie en GHOR start

in 2014 en wordt verzorgd door de werkgroep Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen

(MDBO) van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Met de komst van het nieuwe

RCP moet de gehele gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie opnieuw worden

getraind en opgeleid. Voor dit proces zijn tijd en (financiële) middelen beschikbaar

gesteld.

2.6 Integriteit en veiligheid Dit veiligheidsveld is opgebouwd uit thema’s die een grote inbreuk kunnen hebben op de

maatschappelijke integriteit, als wel op belangrijke regels en andere afspraken op het

gebied van de veiligheid en stabiliteit binnen de samenleving. Thema’s binnen dit

veiligheidsveld zijn radicalisering en terrorisme, georganiseerde criminaliteit en

ambtelijke en bestuurlijke integriteit.

Veiligheidsthema 2.6.1 Radicalisering en terrorisme

Dit thema heeft betrekking op individuen die vervreemd raken van hun omgeving en

steeds verder af komen te staan van de samenleving. Het risico is dat deze personen

beïnvloedbaar zijn voor radicale of terroristische idealen, opvattingen of ideeën.

Discriminatie kan hierin een belangrijke rol spelen, omdat men zich buitengesloten of niet

begrepen voelt door bepaalde personen of de samenleving. Illegale praktijken

betreffende radicalisering of terrorisme spelen zich vooral af achter ‘gesloten deuren’.

Overheidsinstanties doen er alles aan om signalen op te vangen en daar naar te

handelen. Burgers kunnen daarnaast ook een belangrijke signalerende functie hebben

voor deze onderwerpen (getuigen van discriminatie, verdachte handelingen, (racistische)

mishandelingen etc.).

Conclusies: Het aantal klachten van discriminatie in beide gemeenten is vrijwel nihil,

volgens de gemeentelijke anti-discriminatie voorzieningen. De politie en gemeenten

hebben verder geen reden om aan te nemen dat radicalisering en terrorisme zich in

beide gemeenten voordoen.

Veiligheidsthema 2.6.2. Georganiseerde criminaliteit

Georganiseerde criminaliteit houdt zich bezig met illegale praktijken in vormen als

mensenhandel, witwassen, drugshandel, prostitutie, afpersing, internetcriminaliteit,

moorden etc. Criminele organisaties doen er alles aan om hun praktijken te verbergen

Page 16: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

16

voor de buitenwereld. Helaas komt het regelmatig voor dat illegaal verkregen vermogen

geïnvesteerd wordt in legale branches, zoals woningbouw en horeca. Die vermenging van

boven- en onderwereld proberen gemeenten, politie, OM, Regionaal Informatie- en

Expertise Centrum (RIEC), Belastingdienst, woningcorporaties en andere partners te

voorkomen. Verwevenheid met de bovenwereld kan voor maatschappelijke onrust

zorgen. Burgers en ondernemers kunnen het slachtoffer worden van deze criminelen,

maar durven niets te doen uit angst voor represailles. Criminelen wanen zich op deze

manier ontastbaar. Een van de belangrijk instrument, naast de informatie-uitwisseling en

het opzetten van casussen binnen het RIEC, voor gemeenten is de BIBOB-toets. Bij deze

toets wordt gekeken of een vergunningsaanvrager legaal (bijvoorbeeld voor een nieuwe

horecaonderneming) aan zijn financieel vermogen komt. Mensenhandel kan een

onderwerp zijn binnen het RIEC-overleg, maar wordt daarnaast behandeld in het

‘Signalenoverleg Mensenhandel’, waarbij beide gemeenten zijn aangesloten.

Conclusies: Criminele activiteiten kunnen door middel van bepaalde signalen (verdachte

personen, voertuigen, bepaalde handelingen als een afrekening of mishandeling) bij

partners binnen het RIEC in het zicht komen. Als deze praktijken aan het licht komen,

springen diverse partners hierop in. Men begint met het verzamelen van alle beschikbare

informatie en brengen dan een ‘casus’ in. Tijdens de casus worden activiteiten of

personen nauwlettend in de gaten gehouden en onderzocht. Voor de gemeente

Geertruidenberg geldt dat 1 casus in de voorbereidende fase zit voor de integrale

aanpak, 1 casus zit in de onderzoeksfase en 1 casus zit in de integrale aanpak en wordt

uitgevoerd. Voor de gemeente Drimmelen geldt dat zij 1 casus hebben in de

voorbereidende fase.

Veiligheidsthema 2.6.3. Bestuurlijke en ambtelijke integriteit

Gemeenten zijn verplicht om een integriteitsbeleid te voeren. Dit houdt in dat gemeenten

beleid moeten hebben met daarin opgenomen: een verplichte gedragscode, de integratie

van integriteit in het personeelsbeleid en de verantwoordingsplicht van het college aan

de gemeenteraad.

Conclusies: Beide gemeenten beschikken over een integriteitsbeleid, maar voeren deze

op hun eigen manier uit. Zo heeft de gemeente Geertruidenberg ervoor gekozen om de

eed of belofte niet ceremonieel af te laten leggen, maar door middel van het tekenen van

een integriteitsverklaring door alle ambtenaren. In de gemeente Drimmelen gebeurt dit

nog wel ceremonieel. In beide gemeenten is en blijft integriteit een belangrijk

aandachtspunt.

2.7 Vervolg Zoals aan het begin van het hoofdstuk is aangegeven, is de veiligheidsanalyse

vastgesteld door de colleges van beide gemeenten. De veiligheidsanalyse bevat, naast

het beeld van de veiligheidssituatie, ook een advies aan de gemeenteraden over de te

stellen beleidskaders. De gemeenteraden hebben twee functies volgens het dualisme,

namelijk: 1. het stellen van (beleids)kaders en 2. het controleren van het college op de

uitvoering daarvan.

In het volgende hoofdstuk wordt de advisering aan beide gemeenteraden beschreven en

de totstandkoming van de prioriteiten. De advisering en het vast stellen van prioriteiten,

heeft plaatsgevonden door middel van prioriteitensessies. Tijdens deze sessies is de

veiligheidsanalyse gepresenteerd en is vervolgens aan beide raden gevraagd om

prioriteiten (kaders) te stellen voor het Integraal Veiligheidsbeleid 2013-2016.

Page 17: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

17

3. Prioriteiten

3.1 Proces Tijdens twee onafhankelijke prioriteitensessies voor beide gemeenten hebben de

aanwezige raadsleden of fracties de prioriteiten bepaald voor de komende jaren. In de

gemeente Drimmelen zijn 5 prioriteiten gesteld, omdat het aantal stemmen gelijk waren

bij 3 thema’s. In de gemeente Geertruidenberg zijn 4 prioriteiten gesteld, maar zijn twee

prioriteiten tot één gevoegd. Het stellen van prioriteiten heeft in beide gemeenten op een

andere datum plaatsgevonden. De twee presentaties van de veiligheidsanalyse deelde

dezelfde opzet, maar de inhoud was afgestemd op de gemeente waar de presentatie

gehouden werd. In dit hoofdstuk vindt u de gebruikte methodiek voor het stellen van de

prioriteiten (stickermethodiek) en de uitkomsten van de prioriteiten per gemeente.

3.1.1 Stickermethodiek De werkwijze waarop de prioriteiten zijn bepaald, is gebaseerd op de stickermethodiek

die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is ontwikkeld. Raadsleden of fracties

krijgen daarbij groene en oranje ‘stickers’ die ze op bepaalde onderwerpen kunnen

plakken, die volgens hen of de fractie prioriteit heeft. In totaal kreeg ieder raadslid of

fractie twee groene en één oranje sticker. Groene stickers gaven de prioriteiten aan die

volgens de aanwezige raadsleden of fracties extra aandacht behoeven en oranje welke

geen of minder aandacht nodig hebben. Aan de stickers van de fracties hing een

wegingsfactor gebaseerd op het aantal zetels binnen de gemeenteraad.

3.2 Uitkomsten prioriteitensessie

Gemeente Drimmelen Op 25 april 2013 heeft de presentatie van de veiligheidsanalyse plaatsgevonden in het

gemeentehuis te Made. Dit gebeurde tijdens de informatieronde waarbij raads- en

burgerleden toelichting kregen en gelegenheid hadden om vragen te stellen over de

analyse. De opinieronde van 2 mei 2013 is gebruikt om prioriteiten te stellen. Bij de

gemeente Drimmelen is besloten per fractie te stemmen. Per fractie zijn groene en

oranje stickers uitgedeeld. Aan elke fractie hangt een wegingsfactor door middel van het

aantal zetels. De fracties en wegingsfactoren zijn als volgt:

Lijst Harry Bakker – 6 zetels

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie – 4 zetels

Combinatie Algemeen Belang – 4 zetels

Partij van de Arbeid – 2 zetels

Christen Democratisch Appèl – 2 zetels

Groen Drimmelen – 2 zetels

Groen Links – 1 zetel

Page 18: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

18

De vijf prioriteiten van het integraal veiligheidsbeleid voor de periode 2013-2016 in de

gemeente Drimmelen zijn:

1) Woninginbraken;

2) Verkeer en veiligheid;

3) Alcoholgebruik onder jongeren;

4) Jeugdoverlast;

5) Geweldsmisdrijven.

Hieronder vindt u de schematische weergave van het aantal stemmen gedaan door de

fracties in de gemeente Drimmelen.

Veiligheidsveld 1: Veilige woon- en

Leefomgeving

Veiligheidsveld 2: Bedrijvigheid en

Veiligheid

Veiligheidsveld 3: Jeugd en

Veiligheid

Veiligheidsveld 4: Fysieke Veiligheid

Veiligheidsveld 5: Integriteit en

veiligheid Woninginbraken

14

Veiligheid in de Biesbosch

2

Jeugdoverlast

4

Controle en toezicht op externe veiligheid

1

2

Aanpak georganiseerde criminaliteit

7

Geweldsmisdrijven

4

(geluids)overlast horeca

Alcoholgebruik onder jongeren

4

Opleiden, trainen en oefenen

2

Aanpassen BIBOB-beleid na wetswijziging

Voertuigcriminaliteit

1

(geluids)overlast evenementen

Aantal verdachten tussen de 12 en 24 jaar

Verkeer en veiligheid

10 Voortdurend aandacht voor integriteit bestuur en ambtenaren

Functioneren van de gemeente

Aanstellen van een BOA voor handhaving Drank- en Horecawet

4

Toepassing van de Beke-shortlistmethodiek

Rijden onder invloed van alcohol

Anders, namelijk…

Vernielingen (o.a. met de jaarwisseling)

Diefstal vanaf/uit vaartuig

Drugsgebruik onder jongeren

Verlaten plaats ongeval

2

Dronken mensen op straat

Inbraken en diefstallen in kantoren/bedrijven

Anders, namelijk…

Anders, namelijk…

Drugsoverlast Anders, namelijk…

Anders, namelijk…

Gemeente Geertruidenberg

Op 8 april 2013 heeft de presentatie van de veiligheidsanalyse, direct gevolgd door de

prioriteitensessie, plaatsgevonden. In tegenstelling tot de gemeente Drimmelen is in

Geertruidenberg niet per partij gestemd, maar per raadslid. 13 van de 19 aanwezige

raadsleden hebben daarbij de groene en oranje stickers op de volgende problematiek

geplakt. De vier prioriteiten van het integraal veiligheidsbeleid voor de periode 2013-

2016 zijn in de gemeente Geertruidenberg:

1) Woninginbraken;

2) Geweldsmisdrijven;

3) Alcoholgebruik onder jongeren;

4) Aanpak georganiseerde criminaliteit, inclusief het aanpassen van het BIBOB-

beleid na de wetswijziging.

Op de volgende pagina vindt u de schematische weergave van het aantal stemmen

gedaan door de individuele raadsleden. De onderstreepte thema’s zijn de gekozen

prioriteiten.

Page 19: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

19

Veiligheidsveld 1:

Veilige woon- en Leefomgeving

Veiligheidsveld 2:

Bedrijvigheid en Veiligheid

Veiligheidsveld 3:

Jeugd en Veiligheid

Veiligheidsveld 4:

Fysieke Veiligheid

Veiligheidsveld 5:

Integriteit en veiligheid

Woninginbraken

6

(geluids)overlast horeca

1

Aanpak jeugdoverlast

1 6

Controle en toezicht op externe veiligheid

Aanpak georganiseerde criminaliteit

2

Geweldsmisdrijven

5

(geluids)overlast evenementen

2

Alcoholgebruik onder jongeren

4

Opleiden, trainen en oefenen

Aanpassen BIBOB-beleid na wetswijziging

2 Voertuigcriminaliteit Aanstellen van een

BOA voor handhaving Drank- en Horecawet

Aantal verdachten tussen de 12 en 24 jaar

Verkeer en veiligheid 1

Voortdurend aandacht voor integriteit bestuur en ambtenaren

1 Functioneren en bereikbaarheid van politie en gemeenten

Diefstal vanaf/uit vaartuig

Toepassing van de Beke-shortlistmethodiek

Rijden onder invloed van alcohol

1

Anders, namelijk…

Vernielingen (o.a. met de jaarwisseling)

1

Inbraken en diefstallen in kantoren/bedrijven

Drugsgebruik onder jongeren

1

Verlaten plaats ongeval

1

Burenruzies

1

Winkeldiefstallen Anders, namelijk…

1 Aanpak van overlast

door scooters

Anders, namelijk…

Dronken mensen op straat

1

Anders, namelijk…

Drugsoverlast

Anders, namelijk…

3.3 Prioriteiten 2013-2016 In de hierna volgende deelhoofdstukken worden de prioriteiten uitgewerkt. Aangezien

beide gemeenten overeenkomende prioriteiten hebben, wordt op deze gebieden zo veel

mogelijk integraal samenwerkt. Lokaal gestelde prioriteiten worden door de betreffende

gemeente ‘individueel’ opgepakt. Per prioriteit wordt aangeven wat het thema inhoud,

wat de hoofdlijnen zijn in de aanpak, wie de belangrijkste partners zijn en welke

(algemene) doelen de gemeenten en veiligheidspartners zich stellen. Verder is gekeken

naar wat de landelijke en regionale uitgangspunten zijn van de politiek en de (lokale)

veiligheidspartners.

De eerste drie prioriteiten zijn voor beide gemeenten hetzelfde. Gevolgd door één lokale

prioriteit binnen de gemeente Geertruidenberg en twee lokale prioriteiten binnen de

gemeente Drimmelen:

1. Woninginbraken;

2. Geweldsmisdrijven;

3. Alcoholgebruik onder jongeren;

4. Georganiseerde criminaliteit inclusief aanpassen BIBOB-beleid(gemeente

Geertruidenberg);

5. Verkeer en veiligheid (gemeente Drimmelen);

6. Jeugdoverlast (gemeente Drimmelen).

Page 20: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

20

3.3.1 Woninginbraken

Beschrijving ‘woninginbraken’:

Landelijk - woninginbraken zijn in Nederland een probleem. Een zwaardere vorm van

woninginbraken zijn de woningovervallen. Hierbij wordt vaak geweld gebruikt tegen de

slachtoffers. Het aantal woningovervallen neemt weliswaar in aantal af, maar zijn onder

de noemer ‘overvallen’ (andere voorbeelden zijn overvallen op geldtransporten, financiële

instellingen als banken, etc.) nog steeds het hoogste in Nederland. Woninginbraken en

-overvallen vallen onder de zogeheten ‘High Impact Crimes’. Slachtoffers raken

getraumatiseerd of voelen zich steeds minder veilig in hun eigen omgeving of woning.

Het huidige kabinet Rutte-Asscher stelt de aanpak van woninginbraken en –overvallen

hoog op de agenda. (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2013)

In de periode tussen 2005 en 2011 is het aantal woninginbraken toegenomen met 16%.

In 2011 registreerde de politie ongeveer 108.000 diefstallen (inbraak, inclusief diefstal

uit box, schuur en garage) uit woningen. Dit is een stijging van 6% vergeleken met het

jaar ervoor. (van Rosmalen, Kalidien, & de Heer-de Lange, 2012)

Regionaal – in het regionaal beleidsplan Zeeland-West-Brabant 2013-2014, hebben alle

gemeenten in de regio aangeven dat woninginbraken, overvallen en straatroof (WOS),

één van de 5 gemeenschappelijke veiligheidsthema’s is voor de periode 2013-2014.

Het totaal aantal woninginbraken stijgt in de politieregio Zeeland-West-Brabant (hierna:

ZWB). De politieregio ZWB is sinds begin 2013 opgedeeld in 4 districten: Zeeland, de

Markiezaten, de Baronie en Hart van Brabant. Beide gemeenten vallen onder het district

de Baronie. Uit een vergelijking van de nieuwe districten blijkt dat het aantal

woninginbraken per 1000 woningen in de Baronie en in Hart van Brabant hoger is dan in

de andere districten. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012) Uit een analyse van de eerste

drie maanden van 2013 is gebleken dat het aantal woninginbraken in district de Baronie

op 740 staat. Dit is een gemiddelde stijging van ongeveer 14% ten opzichte van 2012.

(Brouwer & Igor, 2013)

Lokaal – uit de politiecijfers van de periode 2009-2012 blijkt dat het aantal

woninginbraken in de gemeente Geertruidenberg licht dalend is en voor de gemeente

Drimmelen schommelend. Het aantal woningovervallen in 2012 was in beide gemeenten

nul. Het gemiddelde aantal woninginbraken ligt in de gemeente Geertruidenberg rond de

70 per jaar. In de gemeente Drimmelen ligt dit aantal hoger, namelijk rond de 112 per

jaar. Woninginbraken gebeuren vooral tijdens de “donkere maanden” (oktober t/m

maart), tijdens de vakantiemaanden (juni t/m augustus) en met carnaval. (Schaap,

2013)

Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016:

Landelijke aanpak - de overheid (lees: gemeenten, politie, OM en andere

overheidsinstanties) heeft de taak om Nederland zo veilig mogelijk te maken. Voor wat

betreft de aanpak van woninginbraken, heeft de rijksoverheid middelen gekregen om

enerzijds daders op te sporen (repressief) en anderzijds te voorkomen dat deze delicten

worden gepleegd (preventief). Echter kan de rijksoverheid en lokale overheden niet

volledig waarborgen dat deze delicten niet meer zullen voorkomen (veiligheidsutopie).

Daarom moet, naast het overheidsingrijpen, maximaal worden gestreefd naar

zelfredzaamheid van de burgers. Burgers verwachten hierop dat de overheid niet alleen

daadkrachtig en serieus te werk gaat, maar eveneens dat ze de burgers als

Page 21: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

21

gelijkwaardige partner beschouwen (‘actieve wederkerigheid’). (Homburg & Batelaan,

2005)

Regionale aanpak - het regionaal beleidsplan ZWB omschrijft één integraal

probleemgerichte aanpak die bestaat uit drie verschillende componenten. (Politie

Zeeland-West-Brabant, 2012) Deze aanpak is eveneens gericht op de bestrijding van

georganiseerde criminaliteit, geweldsdelicten en jeugdproblematiek. De drie

componenten zijn:

1. Een persoonsgerichte aanpak: binnen de politieregio ZWB ligt de focus vooral op

‘gelegenheidsdaders’ of ‘nieuwe veelplegers’ en slachtoffers. Deze daders gebruiken de

gelegenheid om snel en gemakkelijk geld te verdienen. Individuele daders, maar ook

eerder opgepakte leden van criminele bendes, worden in deze aanpak meegenomen. De

aanpak van de daders wordt besproken binnen het Veiligheidshuis te Breda, waarbij

zowel veiligheidspartners als zorgpartners aansluiten. Zorgpartners houden zich naast de

daders ook bezig met de opvang en hulp van slachtoffers. Diverse interventies zijn: Top

100 aanpak, afnemen van crimineel vermogen en slachtofferzorg.

2. Een groepsgerichte aanpak: naast de individuele daders kan gesproken worden van

georganiseerde dadergroepen. Deze groepen zijn mobiel en verplaatsen zich door het

gehele land of zelfs internationaal. In sommige gevallen kunnen deze dadergroepen zich

bezig houden met andere vormen van georganiseerde criminaliteit. Criminele

jeugdgroepen kunnen ook verantwoordelijk zijn voor woninginbraken. Echter zijn in beide

gemeenten geen jeugdbendes bekend. Interventies zijn: aanpak mobiel-banditisme,

aanpak criminele jeugdgroepen die zich verplaatsen door de regio en aanpak criminele

samenwerkingsverbanden.

3. Een gebiedsgerichte aanpak: de kaders voor de gebiedsgerichte aanpak wordt op

regionaal niveau vastgesteld en op lokaal niveau uitgevoerd. De gebiedsgerichte aanpak

richt zich hierbij op de fysieke omgevingsfactoren binnen de gemeente (lokaal). Door

deze factoren (zoals veel begroeiing, donkere plaatsen als brandgangen, parken, e.d.) te

beïnvloeden (snoeien, verlichting aanbrengen) wordt het voor daders moeilijker om

inbraken te plegen. Binnen gemeenten wordt gekeken welke gebieden een verhoogd

risico hebben op woninginbraken. Interventies die op lokaal niveau worden uitgevoerd

zijn: preventieve maatregelen, bewustzijn en gedragsaanpassing van burgers en het

vergroten van de heterdaadkracht door o.a. meer burgerparticipatie (Vliegende Brigade

en buurtpreventie).

Lokale aanpak - de kaders die geschetst worden in de regionale aanpak, worden lokaal

uitgevoerd. Hierbij zetten gemeenten en partners diverse gezamenlijke en/of

onafhankelijke acties uit. Diverse acties zijn:

Het actieoverleg woninginbraken binnen de 6 Dongemond gemeenten is gestart in

april 2013. Per week wordt op operationeel niveau tussen gemeenten en politie,

besproken en gekeken naar het aantal woninginbraken. Vervolgens wordt

afgewogen of er acties noodzakelijk zijn vanuit de politie, gemeente of

burgerparticipatie. De eerste acties staan gepland en worden door de partners

uitgevoerd. Acties worden binnen het overleg geëvalueerd en bij positief resultaat

voortgezet.

Page 22: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

22

Inzet van burgerparticipatie in de gemeente Drimmelen. Dit burgerinitiatief heet

de Vliegende Brigade. Leden van de Vliegende Brigade krijgen geanonimiseerde

informatie van de politie, waarna ze gericht kunnen kijken naar eventuele

verdachte situaties en deze vervolgens melden aan politie en/of gemeente

(personen, voertuigen, etc.)

Bewustwordingsacties, zoals het adverteren in de lokale krant, flyers verspreiden,

voorlichtingsbijeenkomsten en oefenen met de leden van de Vliegende Brigade.

Opzetten van buurtpreventie in de gemeente Geertruidenberg. Begin april 2013 is

met partners (politie, wooncorporatie) een start gemaakt om de mogelijkheden te

bekijken voor buurtpreventie. Dit initiatief wordt in 2013 verder ontwikkeld en

uitgezet. Buurtpreventieteams zijn net als leden van de Vliegende Brigade, de

ogen en oren binnen de buurt/wijk en hebben een signalerende en meldende

functie richting politie en gemeente.

Partners in de aanpak:

Gemeenten (regierol in het opstellen en uitvoeren van het veiligheidsbeleid, veilig

maken en houden van de openbare ruimte, voorlichting geven en communiceren

richting de burgers);

Politie (opsporing van daders, de heterdaadkracht vergroten, ‘samenwerking’ met

burgers, voorlichting geven over woninginbraken, meldingsbereidheid en de

pakkans vergroten);

OM (straffen van daders, met name sterk betrokken bij de ‘veelplegers aanpak’)

Woningcorporaties (maatregelen nemen bij huurwoningen, als het toepassen van

het Keurmerk Veilig Wonen en het veilig maken van bijvoorbeeld brandgangen);

Veiligheidshuis Breda (‘veelplegers aanpak’, Persoonsgebonden Aanpak (PGA)

WOS in samenwerking met alle veiligheidspartners);

Burgerinitiatieven (Vliegende brigade: signalerende en meldende functie en

vormen de ogen en oren binnen de wijk/buurt);

Burgers (zelfredzaamheid vergroten door goede beveiligingsmaatregelen te

treffen en bewust te zijn van de risico’s en onregelmatigheden).

Doelstelling 2016:

Landelijke doelstelling - minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft afspraken

gemaakt met politie, OM en andere partijen om de komende jaren de aanpak van

woninginbraken te verbeteren. De landelijke doelstelling voor de komende jaren (tot

2017) is om het aantal woninginbraken met 30% te verlagen tot 65.000. In 2011 werden

ongeveer 88.760 woninginbraken geregistreerd. Dit aantal is in 2012 gestegen met 2,6%

tot ongeveer 91.150 inbraken. In één derde van de gevallen kan gesproken worden van

poging tot inbraak. Kortom, de landelijke doelstelling is om het huidige niveau van

woninginbraken te verlagen en het ophelderingspercentage te verhogen. (Rijksoverheid,

2013)

Regionale doelstelling - regionaal heeft men als doel gesteld om het aantal High

Impact Crimes (HIC – o.a. woninginbraken, overvallen, straatroof en geweldsdelicten) te

verlagen met 25% in 2014 (peiljaar is 2009). Zowel preventieve als repressieve acties

zullen hieraan bij moeten dragen. Het verdachtenratio (pakkans) van de WOS-feiten

(woninginbraken, overvallen en straatroof) moet in 2014 37,5% zijn. Het verdachtenratio

moet niet in verband worden gebracht met het oplossingspercentage, omdat dit

percentage niet landelijk is vastgesteld. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)

Page 23: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

23

Lokale doelstelling – de landelijke en regionale doelstellingen worden zo veel mogelijk

lokaal nagestreefd. Naast het repressief opsporen en strafrechtelijk vervolgen van de

inbrekers door de politie en justitie, wordt de nadruk gelegd op preventieve acties. Het

doel is om in de komende jaren de bewustwording en zelfredzaamheid van de inwoners

in beide gemeenten te vergroten en de kans om slachtoffer te worden van een

woninginbraak verkleinen. Acties en interventies om dit doel te bereiken worden

besproken in het ‘actieoverleg woninginbraken’, waarvan de 6 Dongemond gemeenten en

de politie deel uit maken.

3.3.2 Geweldsmisdrijven

Beschrijving ‘geweldsmisdrijven’:

Landelijk – uit de landelijke veiligheidsmonitor 2012 blijkt dat 2,6% van de

Nederlanders in 2012 slachtoffer is geweest van een geweldsdelict. In de meeste

gevallen was er sprake van bedreiging. Mannen zijn vaker slachtoffer dan vrouwen. De

meeste slachtoffers vallen binnen de leeftijdscategorie 15-24 jaar (5%) en slechts 1% in

de categorie 65-plussers. Stedelingen zijn daarnaast ook vaker slachtoffer van geweld

dan mensen in weinig of niet stedelijke gebieden.

Geweldsmisdrijven worden onderverdeeld in de categorieën: mishandeling, bedreiging en

geweld met seksuele bedoelingen. Ruim 1,5% van de Nederlanders werd in 2012

slachtoffer van een (gewelddadige) bedreiging. Iets minder dan 1% is slachtoffer

geweest van een mishandeling en slechts 0,2% is geconfronteerd met geweld met een

seksuele bedoeling. (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013)

Regionaal – de landelijke veiligheidsmonitor 2012 heeft eveneens het slachtofferschap

van geweldsdelicten per politieregio geanalyseerd. Het percentage slachtoffers in de

‘oude’ politieregio Midden- en West-Brabant lag net iets onder de 3%, maar is hoger dan

het landelijk gemiddelde. In het regionaal beleidsplan ZWB 2013-2014 heeft men geweld

gespecificeerd in uitgaansgeweld, huiselijk geweld en geweld tegen werknemers met een

publieke taak (VPT). Deze drie specifieke geweldsvormen zijn regionale prioriteiten.

Geweld behoort tot de High Impact Crimes (HIC) en ongeacht de vorm en mate, grijpt

elk geval enorm in op het slachtoffer en zijn/haar omgeving. (Politie Zeeland-West-

Brabant, 2012)

Lokaal – het aantal geweldsmisdrijven is in beide gemeenten relatief laag t.o.v. de rest

van de middelkleine gemeenten in de regio West-Brabant. Het aantal mishandelingen

was in 2011 (zowel eenvoudig als zwaar) in de gemeente Drimmelen het laagst (2,2 per

1000 inwoners) en in Geertruidenberg gemiddeld met de rest van de regio West-Brabant

(3,9 per 1000 inwoners). Het aantal zedenmisdrijven is in beide gemeenten laag. Voor

wat betreft het aantal bedreigingen lag het aantal de afgelopen jaren gemiddeld rond de

41 meldingen in de gemeente Geertruidenberg en rond de 31 meldingen in de gemeente

Drimmelen. Ondanks de relatief lage aantallen van deze vormen van geweldsmisdrijven

is elk daarvan één te veel. (Schaap, 2013)

Page 24: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

24

Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016:

Regionale aanpak – in het regionaal beleidsplan ZWB wordt geweld opgedeeld in

expressief (primair) en instrumenteel (secundair) geweld. Instrumenteel geweld wordt

gezien als ‘ondersteuning’ voor het plegen van andere delicten, zoals overvallen,

straatroven, gedwongen prostitutie, afpersing etc. Expressief geweld zijn geweldsdelicten

waarmee de gewelddadige handeling vanuit emotie wordt gepleegd. Bij dit thema wordt

enkel gekeken naar expressief geweld.

Voor wat betreft de regionale aanpak gaat men uit van drie uitgangspunten.

Integratie van instrumentarium - Alle betrokkene partijen stemmen onderling af

op welke wijze preventieve en repressieve interventies gezamenlijk worden

uitgezet. Daarbij kijken ze niet naar incidentiele geweldsdelicten, maar naar

vergelijkbare ‘events’ met een verhoogd geweldsrisico. Dit is bijvoorbeeld bij

horeca-avonden, evenementen, voetbalwedstrijden, toeristische attracties, etc.

Harmonisering van bestaand beleid en aanpak - Alle partners worden integraal

betrokken bij het opstellen van één gezamenlijk aanpak binnen beide gemeenten.

Het hebben van een eenduidige doelstelling/visie zal de effectiviteit en efficiency

bevorderen. Motto is “leren en lenen van elkaar”.

Samentrekken van bestaande ervaring, kennis en expertise - Als middelkleine

gemeenten moet zo veel mogelijk de krachten worden gebundeld en gebruik

worden gemaakt van de aanwezige ervaring, kennis en expertise van andere

partners of organisaties. Zodoende kan men samen een vuist vormen en de

aanpak van geweldsrisico’s professioneel uitvoeren. (Politie Zeeland-West-

Brabant, 2012)

Lokale aanpak – in beide gemeenten richt men zich eveneens op de aanpak van

uitgaansgeweld, huiselijk geweld en geweld tegen werknemers met een publieke taak.

Rekening moet worden gehouden met de beperkte invloed die alle partners kunnen

uitoefenen op losstaande geweldsincidenten. Alle vormen van geweld worden volgens de

veiligheidsketen (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg) aangepakt.

Pro-actie en preventie – voorlichting geven over bijvoorbeeld steunpunt Huiselijk

Geweld of wat te doen bij agressie op de werkvloer. Deze schakel is met name

gericht op communicatie;

Preparatie – het voorbereiden van werknemers door bijvoorbeeld het geven van

training van omgaan met agressie of zelfverdedigingscursussen. Politieagenten of

andere werknemers met een publieke taak worden zo voorbereid op de mogelijke

risico’s van hun vak;

Repressie – de aanpak van geweldplegers door bevoegde instanties;

Nazorg – het opvangen van slachtoffers van geweld door zorgpartners.

Partners in de aanpak

Gemeenten (regierol in het opstellen en uitvoeren van het veiligheidsbeleid,

preventie door communicatie);

Politie (opsporing van daders, ordehandhaving en toezicht);

OM (strafrechtelijke vervolging van daders);

Zorgpartners (GGD, verslavingszorg, reclassering, etc. spelen een preventieve rol

bij de begeleiding van labiele of verslaafde daders en repressief bij hulp aan de

slachtoffers);

Page 25: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

25

Veiligheidshuis Breda (samenwerking en afstemming van de (persoonsgebonden)

aanpak van geweldsplegers door alle aangesloten veiligheidspartners)

Werkgevers in publieke en private sector (bescherming van personeel tegen

geweld door burgers, klanten en collega’s);

Jeugdinstellingen/Bureau Jeugdzorg (aanpak en begeleiding jeugdige daders);

Onderwijsinstellingen (aanpak van geweldsincidenten op scholen, maar ook

signalering van bijvoorbeeld huiselijk geweld);

Burgers (het signaleren van alle soorten van geweld en het doen van aangifte of

melden bij de politie).

Doelstelling 2016

Regionale doelstelling - in het regionaal beleidsplan van de politie ZWB staat de

volgende doelstelling omschreven: “Politie ZWB volgt de landelijke doelstelling op de

aanpak van geweld, waarin wordt uitgegaan van een geweldsratio van 60% in 2014. Het

geweldsratio betreft het aantal verdachten dat met een proces-verbaal is aangeleverd

aan het OM in relatie tot het aantal geregistreerde aangiften, waarbij het gaat om het

totaal van openlijke geweldplegingen tegen personen, bedreiging en mishandeling. Politie

ZWB zal hierin een proactief beleid voeren waarin slachtoffers gevraagd wordt aangifte te

doen, indien noodzakelijk ambtshalve vervolgen (als een slachtoffer geen aangifte wilt

doen of deze wilt intrekken).” (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)

Lokale doelstelling – het laag houden en verlagen van het aantal geweldsincidenten in

beide gemeenten. Specifieke vormen van geweld, zoals uitgaansgeweld, huiselijk geweld

en geweld tegen werknemers met een publieke taak, zijn hierbij aandachtspunten.

Dergelijke vormen moeten volgens de veiligheidsketen worden aangepakt. Doel is om de

geweldsaanpak volgens de eerdergenoemde veiligheidsketen onder alle partners in te

voeren. De regionale aanpak moet lokaal en integraal worden uitgevoerd. Hierbij doelt

men op de integratie van instrumentarium, harmonisering van bestaand beleid en

aanpak, en het samentrekken van bestaande ervaring, kennis en expertise.

3.3.3 Alcoholgebruik onder jongeren

Beschrijving ‘alcoholgebruik onder jongeren’

Landelijk – algemeen bekend is dat het drinken van alcohol op jonge leeftijd schadelijk

is voor de gezondheid en kan leiden tot hersenschade. Naast gezondheidsrisico’s kan

alcoholgebruik ook leiden tot een maatschappelijk probleem. Zo kunnen schoolverzuim

en werkverzuim in relatie staan met alcoholconsumptie. Uit onderzoek blijkt dat jongeren

die vroeg beginnen met het drinken van alcohol, meer risico lopen op alcoholverslaving in

de rest van hun leven. De overheid geeft voorlichting aan jongeren en ouders over de

gevaren van alcohol en verbiedt de verkoop en het gebruik van alcohol aan jongeren

onder de 18 jaar (recente wetswijziging 2013).

Regionaal – de GGD West-Brabant heeft in 2012 geconstateerd dat 62% van de West-

Brabantse jongeren voor het eerst alcohol heeft gedronken toen ze jonger waren dan 16

jaar. Het landelijke percentage ligt echter hoger, namelijk rond de 76%. In vergelijking

met 2007 drinken jongeren tussen de 12 en 18 jaar minder alcohol. Het alcoholgebruik

neemt toe met de leeftijd. Verdere constateringen zijn dat ouders het drinken nauwelijks

verbieden, bijna één op de tien moeders alcohol drinkt tijdens de zwangerschap, ruim

vier op de vijf ouders alcohol drinkt waar kinderen bij zijn, eveneens vier op de vijf

ouders grenzen stelt voor alcoholgebruik door hun kind op 16 jaar of oudere leeftijd en

Page 26: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

26

ruim één op de drie 19-plussers te veel alcohol drinkt per week. (GGD West-Brabant,

2012)

Lokaal – Zowel de gemeente Drimmelen als de gemeente Geertruidenberg kent een

bovengemiddeld alcoholconsumptie onder jongeren. Het percentage ligt in beide

gemeenten gemiddeld rond de 58% t.o.v. 52% in de andere gemeenten in West-

Brabant. Met name het percentage ‘binge-drinken’ (6 glazen alcohol of meer per

gelegenheid) is hoger dan in de rest van de West-Brabantse gemeenten. Het gemiddelde

in beide gemeenten ligt daarbij rond de 35% t.o.v. 28% in de rest van West-Brabant.

Vooral het ‘indrinken’ op straat in relatie tot overlast (vervuiling, kapotte flessen,

vernielingen, lawaai, etc.), is een van de belangrijkste aandachtspunten binnen beide

gemeenten. (Schaap, 2013)

Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016

Landelijke aanpak – de rijksoverheid probeert drankmisbruik terug te dringen door

voorlichting te geven over de gevaren van alcohol (reclames en campagnes). Daarnaast

subsidieert de overheid instanties die verslavingszorg bieden. 1 januari 2013 is de

nieuwe Drank- en Horecawet in werking getreden. Deze wet biedt gemeenten,

toezichthouders (o.a. BOA’s) en politie handvatten voor de aanpak van alcoholmisbruik

door jongeren en tevens de verkoop van alcohol aan jongeren onder de 18 jaar. (vanaf 1

januari 2014).

Regionale aanpak - beide gemeenten nemen deel aan het regionaal

alcoholmatigingsproject “Think before you drink”. Samen met de 36 andere gemeenten

in West-Brabant en Brabant-Noord, GGD West-Brabant, GGD Hart voor Brabant,

Novadic-Kentron en andere zorgpartners, heeft men zich voorgenomen om de trend te

doorbreken dat jongeren steeds vaker, steeds meer en op steeds jongere leeftijd alcohol

drinken.

Uit onderzoek is gebleken dat voorlichtingscampagnes niet het beoogde effect hebben op

het alcoholgebruik onder jongeren. Bij het project ‘Think before you drink’ richt men zich

daarom vooral op de omgeving van de jongeren (ouders, scholen, familie) en de

verkopers van alcohol (supermarkten, slijterijen, horecapersoneel, etc.). (GGD West

Brabant, 2013)

Naast de preventieve aanpak door middel van voorlichting, wordt op regionaal niveau

gekeken om tot één gezamenlijke invulling te komen voor het toezicht en handhaving

van de nieuwe Drank- en Horecawet. Daarnaast zal voor eind 2013 de horecaverordening

(inclusief paracommercie) worden vastgesteld door beide gemeenten.

Lokale aanpak – in de nota ‘volksgezondheid’ van de gemeente Geertruidenberg en de

beleidsnota ‘kerngezond Drimmelen’ van de gemeente Drimmelen, worden activiteiten

benoemd die men uitvoert om het (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren tegen te

gaan. De activiteiten die momenteel uit worden gevoerd, zullen worden geëvalueerd,

indien nodig vernieuwd en vervolgens worden voortgezet.

Deze activiteiten zijn:

Convenant Veilige School – in dit convenant hebben onderwijsinstellingen, de

gemeente, politie, OM en Halt afspraken gemaakt over diverse onderwerpen die

Page 27: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

27

zich afspelen op en rondom scholen. Onderwerpen lopen uiteen van (digi)pesten

tot (hard)drugsgebruik en van spijbelgedrag tot loverboys en -girls.

Alcoholgebruik is daarbij ook een van de onderwerpen waarover gezamenlijk

afspraken zijn gemaakt en die men preventief en repressief wilt aanpakken;

Werkgroep ‘genotmiddelen’ (gemeente Geertruidenberg) – de werkgroep

genotmiddelen komt eens per half jaar bij elkaar. In de toekomst wil men dit

intensiveren en alcoholgebruik onder jongeren een vast agendapunt maken.

Aangesloten partners kunnen daarbij informatie uitwisselen. Als dat nodig is, kan

er actie ondernomen worden door een of meerdere organisaties. Er zijn

verschillende projecten die resultaat afwerpen en voortgezet worden, zoals:

BAVO (van BAsisschool naar Voortgezet Onderwijs), alcoholvrij carnaval voor

jongeren, polsbandjes bij evenementen, voorlichting van Novadic-Kentron en het

jongerenwerk, aanwijzen van alcoholverbodsgebieden (afdelingen Juridische

Zaken en Welzijn) en het opleggen van boetes of doorverwijzingen naar Halt;

Werkgroep ‘Jeugd en Alcohol’ (gemeente Drimmelen) – verantwoordelijke

afdelingen binnen de gemeente Drimmelen, Novadic-Kentron en de GGD West-

Brabant zijn aangesloten bij deze werkgroep. In de uitvoeringsplannen van de

gemeente wordt per doelgroep bepaalde interventies uitgezet. Voorbeelden van

interventies zijn: ouderavonden op basisscholen en middelbare scholen,

alcoholvrije huldiging van sportkampioenen, kluisjescontroles op het Dongemond

college, alcoholpreventie gerelateerde artikelen in diverse media;

‘Think before you drink’ – de aanpak zoals deze beschreven staat in de regionale

plannen vertalen naar een lokale aanpak en deze onder de diverse partners

uitzetten;

Preventief en repressief inzetten van blaastesten – bij feesten en evenementen

die worden georganiseerd voor jongeren onder de 16 jaar is het gebruikelijk om

vooraf ‘in te drinken’ op straat of thuis. Bij uitgaansgelegenheden of

evenementen kunnen daarom blaastesten worden ingezet om de toegang van

aangeschoten of dronken minderjarigen te weigeren. Jongeren worden op deze

manier gewaarschuwd dat alcoholgebruik niet wordt getolereerd (preventief) en

dronken of aangeschoten jongeren worden buiten de deur gehouden (repressief);

Het CJG betrekken bij de werkgroepen en zodoende een prominentere rol te

geven bij de aanpak van alcoholgebruik onder jongeren – Centrum voor Jeugd en

Gezin is een opvoedings- en adviesorganisatie die zowel jongeren als ouders

advies geeft op het gebied van opvoeden, drank, drugs, gezondheid, relaties en

seks.

Partners in de aanpak

Gemeenten (opstellen en uitvoeren van diverse soorten beleid als jeugdbeleid,

volksgezondheidsbeleid, handhavingsbeleid, veiligheidsbeleid etc.);

GGD (voorlichting geven en het verrichten van gezondheidsonderzoek);

Novadic-Kentron (preventie, voorlichting, advies en veldwerk);

Jongerenwerk (signalerende en voorlichtende functie richting jongeren);

Politie (handhaving openbare orde, overlast en rijden onder invloed);

Halt (opleggen taakstraf of leeropdracht en bijdragen aan preventieprojecten);

Onderwijsinstellingen (deelname projecten en voorlichting geven aan scholieren

en ouders);

Horecaondernemers en para-commerciële instellingen (naleving van

vergunningsvoorschriften, niet schenken of verkopen van alcohol aan mensen

Page 28: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

28

onder de 16 jaar (zwak-alcoholische dranken) of 18 jaar (sterke drank),

toegangscontrole en alcoholcontrole bij avonden onder de 16 jaar);

Detailhandel (slijterijen, supermarkten e.d. moeten de vergunningsvoorschriften

naleven en mogen geen alcohol verkopen aan jongeren onder de 16 jaar (zwak-

alcoholisch) en 18 jaar (sterke drank));

Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) (opvoedings- en adviesorganisatie);

Burgers (van ouders en jongeren wordt verwacht dat ze zelf hun eigen

verantwoordelijkheid nemen).

Doelstelling 2016

Lokale doelstellingen

De aanpak van alcohol en jeugd moet een combinatie zijn van preventieve en

repressieve maatregelen, waarbij de nadruk ligt op preventie en repressie het sluitstuk

vormt.

De doelstellingen voor de komende jaren zijn:

Verder uitbouwen van een integrale samenwerkingsvorm waarbij zowel interne als

externe partners binnen één bepaalde overlegstructuur samenwerken.

Versnippering en verwarring binnen de gemeentelijke organisatie en richting de

partners wordt zo tegengegaan.

Alcoholgebruik door jongeren onder de 18 jaar aanpakken op een preventieve

manier. Eerdere maatregelen, voorlichtingen en interventies moeten worden

geëvalueerd, vernieuwd en opnieuw worden uitgezet op een integrale manier,

waarbij alle benodigde partners worden betrokken. Hierbij wordt, zoals eerder

beschreven, niet alleen ingezet op de jongeren zelf, maar eveneens op de

omgeving (ouders, familie en scholen).

Repressief optreden en bestraffen van het alcoholgebruik door jongeren onder de

18 jaar. Binnen de aangewezen alcoholverbodsgebieden is alcoholgebruik voor

iedereen verboden op grond van de APV (optreden door politie en BOA).

Daarnaast het toezicht en de handhaving van alcoholverkoop aan jongeren

intensiveren, door bijvoorbeeld controles uit te voeren bij horecagelegenheden,

para-commerciële organisaties (sportverenigingen e.d.), supermarkten en

slijterijen.

Met horecaondernemers preventief en informatief optrekken met betrekking tot

de verhoging van de leeftijdgrens voor het kopen en nuttigen van alcohol van 16

naar 18 jaar in de komende 2 jaar. Doel hiervan is ondernemers te ondersteunen

in het uitleggen van de gevolgen van de wetswijziging voor jongeren die in 2013

nog wel alcohol mogen kopen/nuttigen en in 2014 niet meer, omdat ze nog geen

18 jaar zijn.

3.3.4 Georganiseerde criminaliteit inclusief aanpassing BIBOB-beleid–

gemeente Geertruidenberg

Beschrijving ‘georganiseerde criminaliteit’

Landelijk en regionaal – het Nationaal Dreigingsbeeld 2012 stelt op het gebied van

georganiseerde criminaliteit 7 aandachtsgebieden centraal. (Boerman, Grapendaal,

Nieuwenhuis, & Stoffers, 2012) Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie benoemd de

volgende vormen van georganiseerde criminaliteit:

Productie van, en/of in- en uitvoer van drugs (cocaïne, heroïne,

cannabis/hennepteelt en synthetische drugs als XTC en amfetamine);

Page 29: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

29

Mensenhandel;

Witwassen van crimineel vermogen;

Zware en georganiseerde fraude;

Kinderpornografie, met name de aandacht voor productie;

Cybercrime, met name high tech crime;

(Zware) milieucriminaliteit.

Deze aandachtsgebieden komen gedeeltelijk terug in het regionaal beleidsplan ZWB. In

het beleidsplan wordt voornamelijk aandacht besteed aan drugshandel, mensenhandel en

1% motorclubs. In het beleidsplan is een veiligheidsbeeld geschetst van de criminele

samenwerkingsverbanden (CSV’s) in de regio ZWB. Daarover het volgende: “De

geografische ligging van ZWB maakt dat de eenheid een ‘doorvoerhaven’ van Zuid naar

West en Noord is. Kenmerkend is de problematiek op gebied van georganiseerde

criminaliteit die hieruit voortkomt. De CSV maken dankbaar gebruik van de grensstreek

en de havens om criminele handelingen te verrichten. Deze vormen voor de gemeenten

in ZWB een ernstig maatschappelijk probleem vanwege de aantoonbare verbanden

tussen CSV en ‘reguliere zichtbare probleemgroepen’ (jeugdgroepen, drugsdealers,

veelplegers, e.d.).” (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)

Lokaal – criminele organisaties opereren vaak buiten het zicht van overheden en

burgers. Toch komt het een enkele keer voor dat bepaalde activiteiten aan het licht

komen (opgerolde hennepkwekerij, drugsdeal op straat, afrekening etc.). Daarnaast

kunnen illegale (onderwereld) en legale activiteiten (bovenwereld) met elkaar verweven

raken. Dit is met name terug te vinden bij hennepteelt, witwaspraktijken en andere

vormen van fraude. Kwetsbare sectoren zijn daarbij de horeca, onroerend goedsector en

de wegtransport. Zonder het te beseffen kunnen gemeenten, bijvoorbeeld met

vergunningverlening, faciliterend zijn aan witwaspraktijken. Beide gemeenten werken

nauw samen binnen het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Zuid-West Nederland

(RIEC; zie aanpak) om criminele samenwerkingsverbanden op te sporen en aan te

pakken. Daarbij wordt informatie met betrokken convenantpartners gedeeld en

besproken in een casusoverleg. In de gemeente Geertruidenberg lopen momenteel 3

casussen in drie verschillende fases en in de gemeente Drimmelen zit 1 casus in de

voorbereidende fase.

Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016

Regionale aanpak - in het regionaal beleidsplan ZWB wordt de aanpak gehanteerd en

geregisseerd vanuit het RIEC. De politie, het OM, de Belastingdienst en de 39 gemeenten

bundelen hierbij de krachten door het uitvoeren van strafrechtelijke, bestuurlijke en

fiscale interventies.

De aanpak verloopt in de volgende stappen:

Verkrijgen van inzicht - het ‘onzichtbare’ zichtbaar maken door vanuit

verschillende perspectieven te kijken. Het RIEC Zuid West Nederland wordt beter

gepositioneerd om de integrale informatievergaring te coördineren. Zowel als het

gaat om het bijeenbrengen van informatie van partners, het betekenis

toekennen aan die informatie met expertise, als de ondersteuning van het

integrale keuzeproces;

Inzetten van expertise - bij drugs- en mensenhandel wordt geïnvesteerd in

financieel opsporen, gezamenlijk afpakken van crimineel geld en digitaal

opsporen;

Toepassen van betekenisvolle interventies - criminaliteit wordt niet getolereerd.

Centraal staat het beoogde effect en daarmee de meest efficiënte en passende

Page 30: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

30

interventie. Dat geeft de mogelijkheid flexibel te zijn in de soort aanpak en

steeds (in afstemming tussen de partners) na een goede verkenning maatwerk

te leveren. Buiten de criminaliteit met de grootste impact wordt gefocust op

activiteiten met goede afpak- en strafpotentie en potentieel succesvolle fiscale

en bestuurlijke (vervolg)maatregelen;

Formuleren van integrale resultaatdoelstellingen - niet alleen het ‘zwaard van

Vrouwe Justitia’ gebruiken, maar het gehele ‘wapenarsenaal’ van de overheid en

dan liefst ook nog op zo’n manier dat ze elkaar versterken;

Inzetten van het barrièremodel (o.a. de wet BIBOB) als hulpmiddel - tegenover

elke stap in het criminele proces kan een interventie van een van de

overheidspartners worden gezet. Hier ligt de sleutel voor het bepalen van waar

de meest effectieve output is te realiseren en door welke partner. De keuze van

inspanningen en resultaten zijn op die wijze automatisch afgeleid van het actuele

inzicht over de wijze waarop de criminele activiteiten het best kunnen worden

bestreden en welke outputresultaten de beste kans geven dat het gewenste

langere termijneffect wordt bereikt;

Gebruik van indicatoren - voor bestuurlijke activiteit zijn dat bijvoorbeeld het

aantal BIBOB-toetsingen die door gemeenten zijn gevraagd bij het RIEC en het

aantal dat daarvan leidde tot het niet verlenen of intrekken van vergunning op

basis van verwevenheid met georganiseerde criminaliteit. Ook het aantal

casussen dat door gemeenten is ingebracht bij het informatieplein is een

belangrijke indicator van hoe ver de gemeente is op het gebied van awareness,

informatiepositie en actiegerichtheid.

Partners in de aanpak

Gemeenten (regierol, coördinatie binnen de diverse afdelingen binnen de

gemeente en uitvoeren van bestuurlijke interventies);

Politie (opsporing strafbare feiten, handhaving van openbare orde en

noodhulpverlening);

OM (vervolging en strafrechtelijke aanpak van criminelen);

RIEC’s en LIEC (informatieknooppunt en expertisecentrum op regionaal en

landelijk niveau);

Belastingdienst en FIOD (aanpak fiscale fraude en uitvoeren van fiscale

interventies);

Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (strafrechtelijke handhaving op het

gebied van werk en inkomen);

Private partijen (energieleveranciers, woningcorporaties, horeca, ondernemers,

banken etc. die informatie hebben of een vermoeden hebben over bepaalde

verdachte activiteiten);

Burgers (melden van mogelijke criminele activiteiten).

Doelstelling 2013-2014

Landelijke doelstelling - minister Opstelten heeft in een brief aan de Tweede Kamer

het doel gesteld om in 2014 te komen tot een verdubbeling van het aantal aangepakte

criminele samenwerkingsverbanden ten opzichte van 2009. Dit is 40% van het totaal.

(Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013)

Regionale doelstelling - in het regionaal beleidsplan ZWB is als doel gesteld voor

2013-2014: “het zowel kwalitatief als kwantitatief verder versterken van de integrale

aanpak van georganiseerde criminaliteit met de inzet van gemeenten, politie, OM,

Belastingdienst en andere partners georganiseerd vanuit het RIEC Zuid-West Nederland.

Daarnaast een uitermate ongunstig klimaat creëren voor het bedrijven van criminele

activiteiten in de regio Zeeland West-Brabant”. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)

Lokale doelstellingen – gemeenten streven naar een versterkte bestuurlijke aanpak op

het gebied van georganiseerde criminaliteit, om zodoende barrières op te kunnen werpen

Page 31: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

31

en facilitering van georganiseerde criminaliteit tegen gaan. Het daarmee gepaarde effect

is meer veiligheid in de gemeente en een afname van het gevoel van onveiligheid bij

burgers. De andere doelstellingen zijn de aanpassing en implementatie van het nieuwe

BIBOB-beleid en de huidige integrale aanpak binnen het RIEC voortzetten. Bij de

aanpassing van het nieuwe gemeentelijke BIBOB-beleid moet rekening worden gehouden

met een capaciteitsafweging.

Tenslotte wordt zorgvuldig bekeken of en hoe de aanpak van fraude in het sociale

domein gekoppeld kan worden (op de momenten dat het nodig is) aan de aanpak van

georganiseerde criminaliteit. Doel hiervan is de aanpak te versterken door ook op sociaal

gebied (in samenwerking met Regionaal Platform Fraudebestrijding) de facilitering en

ondersteuning van criminelen af te pakken.

3.3.5 Verkeer en veiligheid – gemeente Drimmelen

Beschrijving ‘Verkeer en Veiligheid’

Landelijk en provinciaal – het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft

in 2008 een strategisch plan verkeersveiligheid 2008-2020 opgezet. In dit plan is

geconcludeerd dat Nederland ‘wereldkampioen verkeersveiligheid’ is, gezien het relatief

lage aantal verkeersdoden. Echter eist het verkeer jaarlijks nog honderden

verkeersdoden en duizenden ziekenhuisgewonden. (Ministerie van Infrastructuur en

Milieu, 2013). In 2008 vielen er nog 750 verkeersdoden en in 2012 waren dit er 650.

Op provinciaal niveau gezien vallen de meeste verkeersdoden in de provincie Noord-

Brabant. Dit komt mede doordat onze provincie van alle provincies het meest uitgebreide

wegennet van Nederland heeft. Gelukkig is er een daling in het aantal verkeersdoden te

zien ten opzichte van voorgaande jaren. (CBS, 2013)

Lokaal – in beide gemeenten is het aantal verkeersdoden in de laatste jaren afgenomen

tot 0. Het aantal verkeersongevallen met letsel is in beide gemeenten eveneens

afgenomen tot 30 in 2012 voor de gemeente Drimmelen en 22 voor de gemeente

Geertruidenberg. Het aantal verkeersongevallen met uitsluitend materiële schade lag in

de gemeente Geertruidenberg in de afgelopen 4 jaar gemiddeld rond de 154 en in de

gemeente Drimmelen rond de 90. Deze cijfers zijn feiten, maar geven geen volledig

beeld van de verkeersveiligheid in beide gemeenten.

Gegevens over snelheidsovertredingen, agressief rijgedrag, rijden onder invloed van

alcohol of drugs moeten namelijk ‘gehaald’ worden door middel van verkeers- en

alcoholcontroles door de politie. Hoe controles en surveillance, des te groter de kans is

een bepaalde trend aan te treffen. Daarnaast is verkeersveiligheid deels een subjectief

begrip. Gemeenten doen er alles aan om de infrastructuur zo veilig mogelijk in te richten

of te vernieuwen en geeft de burger daarbij de kans om onveilige situaties te melden.

Een groot gedeelte van verkeersonveiligheid komt echter voort uit ongewenst gedrag van

de verkeersdeelnemers. Dit is moeilijk aan te pakken.

Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016

Provinciale en regionale aanpak - de provincie Noord-Brabant is in 2012 gestart met

de publiekscampagne ‘Help Brabant mee op weg naar nul verkeersdoden’. De nul

verkeersdoden is een symbolisch begrip en natuurlijk niet realistisch, maar elke

verkeersdode is er één te veel.

Page 32: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

32

De publiekscampagne moet het bewustzijn van de Brabantse verkeersdeelnemer

vergroten en stimuleren om zelf in actie te komen. Dit houdt in dat er meer innovatieve

ideeën moeten komen, meer samenwerking met de vier O's (ondernemers, onderwijs,

overheden en omgeving) én een gedeelde verantwoordelijkheid. Om het aantal

verkeersslachtoffers drastisch te reduceren, is het beleid om in te zetten op kwetsbare

risicogroepen. Dat zijn de fietsers, jonge bestuurders en ouderen. Deze vormen 75% van

de verkeersslachtoffers.

Elk jaar richten alle partners in Noord-Brabant zich op een kwetsbare doelgroep,

waarvoor zij gezamenlijk dezelfde actielijnen uitvoeren. In de komende jaren zijn dat:

2013: het Jaar van de Fietser

2014: het Jaar van de Jonge bestuurder

2015: het Jaar van de Ouderen.

De jaren daarna blijven succesvolle projecten voor de risicogroepen doorgaan en worden

minder succesvolle projecten vervangen door nieuwe. Voor een (kosten)effectieve

aanpak worden de actielijnen en projecten binnen de speerpunten ieder jaar opnieuw

kritisch bekeken. (Provincie Noord-Brabant, 2012)

Lokale aanpak – het beleidsplan Verkeer en Vervoer van de gemeente Drimmelen

(2006) is opgebouwd uit ‘zes bouwstenen’. De zes bouwstenen zijn:

langzaam verkeer;

bereikbaarheid en leefbaarheid;

parkeren;

communicatie;

openbaar vervoer;

verkeersveiligheid.

De laatste bouwsteen ‘verkeersveiligheid’, is voor deze kadernota van belang. In het

gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP) staat de aanpak beschreven. Om de

verkeersveiligheid te verbeteren, nemen de gemeente en haar partners diverse

maatregelen op het gebied van:

infrastructuur;

verkeerseducatie;

voorlichting;

handhaving.

Onderscheid wordt hierbij gemaakt in twee verschillende fases, de zogenaamde

Duurzaam Veilig fase 1 en 2, conform het landelijke beleid. De gemeente heeft in fase 1

van het beleid uitvoering gegeven aan de (deels sobere) inrichting van

gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (o.a. het inrichten van 30-km en 60-km

zones). De juiste inrichting van wegen blijft continu een aandachtspunt, maar vindt nu

niet meer op grote schaal plaats. Op basis van klachten en verkeersmetingen wordt

bekeken waar aanvullende maatregelen nodig zijn. Fase 2 wordt momenteel nog

voortgezet en is vooral gericht op mensgerichte maatregelen (educatie, voorlichting en

handhaving). Beide fases zijn dus vooral gericht op de aanpassing en verbetering van de

infrastructuur en het gedrag. (Gommans & van Dam, 2006)

Permanente verkeerseducatie per leeftijdscategorieën, zoals een doelstelling uit het

beleidsplan was, is niet meer haalbaar door bezuinigingen op het budget

‘verkeerseducatie’. Bij de kerntakendiscussie in 2011 is namelijk besloten alleen nog

Page 33: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

33

uitvoering te geven aan het Brabantse Verkeersveiligheidslabel, gericht op kinderen van

4 tot 12 jaar. Andere vormen van verkeerseducatie zijn door dit besluit niet meer

mogelijk. Dit betekent een breuk met het beleid.

Partners in de aanpak

Provincie Noord-Brabant (initiatiefnemer publiekscampagne ‘Help Brabant mee op

weg naar nul verkeersdoden’ en wegbeheerder van de provinciale wegen);

Politie (verkeerscontroles, surveillance en projecten op scholen als ‘Brom effe

normaal’ en verlichtingsprojecten waarbij de fietsverlichting van scholieren wordt

gecontroleerd);

Gemeente (afdeling Openbare Werken die verantwoordelijk is voor de

verkeersveiligheid binnen de gemeente);

Onderwijsinstellingen (voorlichtingsprojecten, verkeersexamen, etc.);

Bedrijven (verkeersveiligheid opnemen in eigen (Arbo)beleid);

Belangenorganisaties als ANWB, Veilig Verkeer Nederland, Fietsersbond, Stichting

Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (adviseren, voorlichten en

behartigen van de belangen van leden);

Burgers (verantwoordelijk voor eigen gedrag en bewustzijn van de gevaren in het

verkeer, melden van gevaarlijke situaties)

Doelstelling 2020

Landelijke doelstelling - in het landelijk strategisch plan verkeersveiligheid 2008-2020

zijn de doelstellingen vertaald uit de Nota Mobiliteit. Voor 2010 waren de doelstellingen

gezet op maximaal 750 doden en 17.000 ziekenhuisgewonden als gevolg van een

verkeersongeval. Deze doelstelling is behaald met 640 verkeersdoden in 2010. Voor wat

betreft het aantal ziekenhuisgewonden wilde men eerst een duidelijke nieuwe definitie. In

2008 telde men bijvoorbeeld ook mensen mee die niet gewond waren, maar alleen ter

observatie in het ziekenhuis waren opgenomen. De cijfers hiervan zijn daarom niet

bekend.

Voor 2020 is het doel maximaal 500 doden en 10.600 ziekenhuisgewonden. Dit zijn voor

het verkeersveiligheidsbeleid geen einddoelen, maar tussenstops in het streven naar

permanente verbetering van de veiligheid. (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013)

Lokale doelstelling – in het beleidsplan Verkeer en Vervoer van de gemeente

Drimmelen zijn de volgende kernpunten/doelstellingen gesteld (Gommans & van Dam,

2006):

Streven naar het terugdringen van het aantal verkeersdoden en

ziekenhuisgewonden, door inzet van infrastructurele- en gedragsmaatregelen;

Uitvoeren van permanente verkeerseducatie, gericht op alle leeftijden;

Het actualiseren en uitzetten van een jaarlijkse campagnekalender in afstemming

met diverse partners als politie, belangenorganisaties, provincie etc.;

De gemeente neemt de coördinerende rol bij uitvoering van projecten en

stimuleert de regionale samenwerking met andere gemeenten en partners.

3.3.6 Jeugdoverlast – gemeente Drimmelen

Beschrijving ‘jeugdoverlast’

Landelijk – jeugdgroepen zijn van alle tijden en van alle culturen. Het optrekken in

groepen behoort immers tot het normale proces van opgroeien en volwassen worden. De

Page 34: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

34

meeste groepen zorgen niet voor problemen, maar een gedeelte wel. In bijna elke

gemeente staat jeugdoverlast of de aanpak van problematische jeugdgroepen op de

agenda. Om bepaalde jeugdgroepen aan te pakken, moeten ze eerst in beeld worden

gebracht. Hierbij maakt de overheid gebruikgemaakt van een shortlistmethodiek die is

opgesteld door het onderzoeks- en adviesbureau Beke. Deze methodiek onderscheidt

drie categorieën jeugdgroepen: hinderlijke groepen, overlastgevende groepen en

criminele groepen. Na een goede probleemanalyse van deze jongeren en groepen kan de

juiste interventie worden ingezet. Deze analyse kan plaatsvinden in diverse

overlegvormen als een Veiligheidshuis of een speciaal daarvoor ingerichte lokale stuur-

en/of overleggroep.

Volgens minister Opstelten blijft het aantal problematische jeugdgroepen dalen.

Eind 2012 kende Nederland in totaal 976 geïnventariseerde jeugdgroepen (731

hinderlijke, 186 overlastgevende en 59 criminele jeugdgroepen). Daarmee is een daling

van 16% ten opzichte van 2011 gerealiseerd en 46% ten opzichte van het eerste

landelijk beeld uit 2009. De criminele jongeren binnen een groep worden aangepakt door

het opleggen van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke interventies, waardoor de

jeugdgroepen zich niet meer als zodanig op straat kunnen manifesteren. (Ministerie van

Veiligheid en Justitie, 2013)

Regionaal – in het regionaal beleidsplan ZWB staat de aanpak van overlast en

criminaliteit door jeugdgroepen eveneens op de agenda. Naar schatting vindt 75% van

de jeugdcriminaliteit in groepsverband plaats. Individuen uit bepaalde groepen

veroorzaken onveiligheid, intimideren buurtbewoners en overheidsmedewerkers. De

mate waarin bewoners en ondernemers overlast en criminaliteit ondervinden van

jongeren, verschilt in Zeeland en West-Brabant. Het belangrijk uitgangspunt bij de

aanpak is dat er vooral op preventieve activiteiten wordt ingezet, namelijk het

voorkomen dat hinderlijke groepen ‘doorgroeien’ naar overlastgevende en criminele

groepen. Daarnaast worden repressieve maatregelen ingezet indien noodzakelijk.

In 2012 kende het voormalige politieregio Midden- en West-Brabant in totaal 66

geïnventariseerde jeugdgroepen (44 hinderlijke, 19 overlastgevende en 3 criminele

jeugdgroepen). De problematiek die de jeugdgroepen veroorzaken wordt beschreven als

het hinderlijk rondhangen, niet opzij gaan voor buurtbewoners, vuil achterlaten,

geluidshinder veroorzaken, vernielingen aanrichten, gebruiken en dealen van drugs

binnen de groep, overmatig alcoholgebruik, intimiderend gedrag vertonen en in een

uiterst geval ook criminele groepen vormen. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)

Lokaal – in beide gemeenten zijn geen criminele jeugdgroepen actief. Gemeente

Geertruidenberg kent 3 aanvaardbare jeugdgroepen, 1 hinderlijke en 1 overlastgevende

jeugdgroep in 2012. In de gemeente Drimmelen kent men 7 aanvaardbare

jeugdgroepen, 2 hinderlijke en geen overlastgevende jeugdgroepen. Deze jeugdgroepen

worden in gemeente Geertruidenberg besproken in het ‘Straathoekoverleg’ en in

Drimmelen binnen de ‘Begeleidingscommissie Jeugd en Veiligheid’. Beide overlegvormen

kennen ongeveer dezelfde partners, zoals wijkagenten, jongerenwerk, Halt, Novadic-

Kentron en één of meerdere verantwoordelijke ambtenaren van de gemeente.

In beide gemeenten zijn de afgelopen jaren relatief veel meldingen gedaan van overlast

door jongeren. In de gemeente Geertruidenberg en Drimmelen waren in 2012

Page 35: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

35

respectievelijk 140 en 84 meldingen gedaan voor overlast van jeugd. De meldingen van

overlast bestaat vooral uit geluidsoverlast (schreeuwen, roepen, muziek,

scooter/brommers etc.) en vervuiling. Overlast is vooral een subjectief begrip aangezien

iedereen het anders ervaart. Bij het doen van meldingen speelt daarom de

tolerantiegrens van de melder(s) een rol. Bij langdurige overlast wordt bij sommige

buurtbewoners de tolerantiegrens steeds lager, waardoor men meer gaat melden.

Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016

Landelijk – zoals eerder beschreven, staat de aanpak van problematische jeugdgroepen

landelijk hoog op de agenda. Bij de aanpak moet rekening wordt gehouden met de

privacy wet- en regelgeving.

Om daadwerkelijk de jeugdoverlast terug te dringen zijn de volgende landelijke doelen

beschreven:

het aanpakken van de criminele jeugdgroepen (integrale aanpak);

het voortzetten van de aanpak van de hinderlijke en overlastgevende groepen;

het invoeren van de top X aanpak; voorkomen dat "brusjes" (broertjes of zusjes)

het criminele pad van hun grote broer/zus gaan volgen;

het vergroten van de veiligheid op straat, in wijken en in de openbare ruimte;

het versterken van informatiepositie.

Regionaal en lokaal – omdat jeugdoverlast (met name criminele vormen) de lokale

grenzen van de gemeente kunnen overstijgen, wordt er ook op regionaal niveau gekeken

naar de jeugdgroepen. De aanpak wordt verder lokaal afgestemd binnen de lokale werk-

en overlegvormen (Straathoekoverleg en Begeleidingscommissie Jeugd en Veiligheid). De

regionale aanpak wordt in het regionaal beleidsplan als volgt omschreven:

Voortdurend integraal in beeld brengen van jeugdgroepen door de politie en

andere partners, onder regie van de gemeente (eerdergenoemde overlegvormen).

Per kwartaal volgt er een rapportage van de jeugdgroepen welke gedeeld wordt in

de districtelijke driehoek;

Afspraken maken in de districtelijke driehoek over welke (hinderlijke,

overlastgevende en/of criminele) groep als eerst wordt aangepakt, inclusief

capaciteitsafspraken;

Toepassen van een duidelijke individuele-, en/of groeps- en/of gebiedsgerichte

aanpak, onder regie van de gemeente, in nauwe afstemming en samenwerking

met de politie, het OM, jongerenwerk, Halt, het Veiligheidshuis en de overige

betrokken partners;

Aanpakken van het middelengebruik door jongeren (m.n. harddrugs en overmatig

alcoholgebruik);

Realiseren van een eenduidige informatie-uitwisseling, zodat de inventarisatie en

de aanpak van jeugdgroepen in de regio meer op elkaar worden afgestemd. Het

Veiligheidshuis Breda wordt hierbij gebruikt als informatiepunt en kenniscentrum;

De gemeenten gaan, samen met de partners, actiever de social media in de gaten

houden, analyseren en inzetten, zodat zij voorbereid zijn op mogelijke onrusten

die zich voordoen, mede in gang gezet of veroorzaakt door het gebruik van social

media (voorbeeld is de Facebook party “Project X” in het Groningse dorp Haren).

Partners in de aanpak

Page 36: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

36

Beleidsmedewerkers jeugd, volksgezondheid, openbare werken en wijkgericht

werken (voorzitten van diverse lokale overlegvormen, het uitzetten van

afgesproken acties, subsidiering van lokale projecten);

Politie (handhaving openbare orde, in beeld brengen van jeugdgroepen en

criminele individuen, informatie delen met partners);

OM (strafrechtelijke vervolging van criminele jongeren);

Halt (preventief voorlichting geven en repressief jongeren bestraffen zonder dat

ze in aanraking komen met justitie);

Jongerenwerk (contact onderhouden met jongeren, signaleren van problemen,

voorlichting geven, begeleiden, organiseren van projecten en het informeren van

de partners over bepaalde problematiek);

Novadic-Kentron (voorlichting en hulpverlening aan (verslaafde) jongeren);

Veiligheidshuis Breda (informatieknooppunt en expertisecentrum voor uitwisseling

van informatie tussen de diverse aangesloten partners);

Onderwijsinstellingen (informatie-uitwisseling indien men zich zorgen maakt over

bepaalde jongeren op basis van geconstateerd drugs- of alcoholgebruik, spijbel-,

pest- en intimiderend gedrag of criminaliteit);

Wooncorporaties (signalerende functie en meedenken in oplossingen);

Jeugd en ouders (opvoedkundige verantwoordelijkheid van de ouders en bewust

zijn van eigen overlastgevende gedrag door de jongeren).

Doelstelling 2016

Regionale doelstelling – in het regionaal beleidsplan heeft men de volgende ambitie

beschreven: “het terugdringen van de jeugdcriminaliteit en -overlast door het vergroten

van de regierol van de gemeenten, het versterken en eenduidiger maken van de

informatievoorziening en -positie en van elkaar leren en actief met elkaar delen van ‘best

practises’. De drie criminele jeugdgroepen in ZWB zijn in 2013 aangepakt en het aantal

hinderlijke en overlastgevende groepen daalt in 2013-2014.”

Lokale doelstelling – het terugdringen van het aantal meldingen jeugdoverlast en

criminaliteit gepleegd door jongeren. Politiemeldingen van overlast en vernielingen van

2012 worden daarbij als beginmeetpunt gebruikt. In 2016 moeten het aantal meldingen

van jeugdoverlast zijn afgenomen tot onder het West-Brabantse gemiddelde. Dit doel

kan bereikt worden door middel van de integrale aanpak vanuit het Veiligheidshuis Breda

en de lokale samenwerking met wijkagenten en de begeleidingscommissie Jeugd en

Veiligheid.

3.4 Overige thema’s Naast de 6 prioriteiten, die met voorrang in de jaaruitvoeringsplannen worden

behandeld, hebben raadsleden en fracties ook op andere thema’s gestemd. Dit is echter

in mindere mate gedaan, waardoor deze thema’s blijvende aandachtspunten zijn

geworden voor beide gemeenten en de veiligheidspartners. Indien problemen zich ad-hoc

voordoen of dreigen te ontwikkelen binnen de overige thema’s, moet hier integraal op

worden gehandeld. De overige thema’s worden in het volgende hoofdstuk beschreven.

Hierbij worden de thema’s toegelicht, de huidige aanpak beschreven en is beschreven of

verdere beleidsversterkingen noodzakelijk zijn.

Page 37: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

37

4. Overige strategische thema’s

4.1 Algemene omschrijving Naast de in hoofdstuk 3 uitgewerkte prioriteiten onderscheiden beide gemeenten een

reeks van andere, strategische thema’s voor de periode 2013-2016. Deze thema’s

worden in dit hoofdstuk beschreven. Deze overige strategische thema’s zijn

aandachtsgebieden die door beide raden tijdens de prioriteitensessies naar voren zijn

gekomen, maar wegens minder stemmen geen prioriteit zijn.

4.2 Beschrijving thema’s Het gaat in dit hoofdstuk om de volgende strategische thema’s:

1. Drugsgebruik onder jongeren

2. Alcoholoverlast op straat

3. Geluidsoverlast bij horecagelegenheden

4. Voertuigcriminaliteit

5. Veiligheid in de Biesbosch

6. Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren

7. Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en

crisisorganisatie

Bij de bovenstaande thema’s wordt eerst een algemene omschrijving gegeven, gevolgd

door de huidige aanpak en tot slot wordt beschreven of beleidsversterkingen nodig zijn.

4.2.1 Drugsgebruik onder jongeren Beschrijving ‘drugsgebruik onder jongeren’:

Jongeren experimenteren en verkennen hun grenzen op verschillende manieren. Het

meest voorkomende gedrag is het drinken van alcohol of het gebruiken van softdrugs.

De GGD West-Brabant heeft in 2011 onderzoek gedaan naar o.a. drugsgebruik onder de

jeugd in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg. Daaruit is gebleken dat 3% van

de geënquêteerde jongeren uit de beide gemeenten wel eens softdrugs gebruikt heeft.

Harddrugs worden in veel mindere mate gebruikt. In de gemeente Drimmelen blijkt 1%

van de geënquêteerde jongeren in de afgelopen 4 weken harddrugs te hebben gebruikt

(vooral XTC/MDMA, in mindere mate paddo’s, cocaïne of heroïne). In de gemeente

Geertruidenberg geeft 0,3% van de geënquêteerde jongeren aan wel eens harddrugs te

hebben gebruikt in de afgelopen 4 weken (XTC/MDMA). (GGD West-Brabant, 2012) (GGD

West-Brabant, 2012)

Huidige aanpak:

In beide gemeenten heeft men een eigen werkgroep ingericht die zich bezig houdt met

alcohol- en drugspreventie. Signalen over zorgelijk gebruik afkomstig van de politie,

Novadic-Kentron, Halt, jongerenwerk, diverse afdelingen van de gemeente en de

samenleving, worden tijdens deze overleggen besproken. Vanuit de werkgroepen worden

preventieve en repressieve acties uitgezet, zoals voorlichtingsbijeenkomsten, veldwerk

en onderzoek, projecten, alcohol- en drugscontroles etc.

Repressief komen zorginstanties (jeugdzorg, Novadic-Kentron, jongerenwerk, CJG e.d.)

in actie voor de opvang, begeleiding en ondersteuning van verslaafde en/of

zorgwekkende jongeren. Ouders van deze jongeren kunnen (opvoedings)advies krijgen.

Andere repressieve acties worden gedaan door de politie, waarbij men dealers, kwekers

Page 38: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

38

en drugsgebruikers opspoort en aanhoud als ze (grote) hoeveelheden drugs op zak

hebben of produceren.

Mogelijke beleidsversterkingen:

Momenteel zijn geen beleidsversterkingen noodzakelijk in repressieve zin, omdat het

drugsgebruik dat bekend is, zeer gering is. Mochten signalen komen vanuit de

samenleving, veiligheidspartners of zorgpartners over zorgwekkende fenomenen of

incidenten, dan wordt hier ad-hoc op gereageerd. Social media, reguliere media en

landelijke trends die berichtgeven over bepaalde soorten (nieuwe) drugs moeten in de

gaten worden gehouden.

In preventieve zin zou de frequentie waarop de werkgroepen samenkomen, vaker

moeten plaatsvinden. Zodoende kan men beter inspelen op de actualiteit en wordt de

informatiepositie versterkt.

4.2.2 Alcoholoverlast op straat Beschrijving ‘alcoholoverlast op straat’:

Mensen die tijdens het uitgaan te veel alcohol drinken, zorgen soms voor overlast of

criminaliteit (luidruchtig gedrag vertonen zoals schreeuwen, joelen en zingen, maar ook

baldadigheid en soms gewelddadig gedrag). Op straat leidt dit soms tot overlast voor

zowel het uitgaanspubliek als voor omwonenden.

In de gemeente Geertruidenberg (6,3%) wordt deze overlast gemiddeld iets meer

ervaren dan in de gemeente Drimmelen (4,6%). Het hogere percentage in de gemeente

Geertruidenberg kan gelinkt worden aan de grotere diversiteit en concentratie van

uitgaansgelegenheden en het aantrekken van een andere doelgroep (met name jongeren

die naar discotheek Oscars gaan). (Schaap, 2013)

Huidige aanpak:

Bij dronken mensen op straat werkt enkel een repressieve aanpak, omdat mensen dan al

in beschonken toestand zijn.

In Nederland is openbaar dronkenschap strafbaar gesteld in artikel. 453 van het Wetboek

van Strafrecht (WvSr). De politie is de bevoegde instantie om iemand op grond van dit

artikel aan te houden. Openbaar dronkenschap is als iemand die gedronken heeft zich

asociaal of vervelend gedraagt op straat. Hierbij vormt hij of zij een gevaar voor anderen

of zichzelf, belemmert het verkeer of verstoort de openbare orde.

Overlastgevers worden over het algemeen niet aangehouden en vervolgt op grond van

artikel 453 WvSr, maar eerder op grond van artikel 426 WvSr, waarbij misdrijven als

vernielingen, baldadigheid of mishandelingen (voortkomend uit openbare dronkenschap)

worden bestraft. Naast de strafrechtelijke handhaving kan de politie of een bevoegde

BOA, overlast aanpakken op grond van de APV (art. 2.48: verboden drankgebruik; art.

2.49: verboden gedrag bij of in gebouwen en art. 2.50: hinderlijk gedrag in voor publiek

toegankelijke ruimten).

Jongeren onder de 16 jaar die alcohol in bezit hebben of het drinken, kunnen op grond

van artikel 45 van de Drank- en Horecawet worden bestraft. Lid 1 en 2 worden als volgt

beschreven: ‘Het is degene die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt, verboden

voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben of

voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of

Page 39: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

39

anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt

verstrekt. Overtreding wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie’.

Alcoholverbodsgebieden worden door het college van B&W aangewezen. Indien personen

alcohol bij zich hebben (gesloten of aangebroken) in deze gebieden, kunnen ze bekeurd

worden door een bevoegd ambtenaar van de gemeente of politie.

Mogelijke beleidsversterkingen:

Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig. Indien overlast structureel van aard is

(elke week vernielingen, vechtpartijen of lawaai), moet integraal gekeken worden naar

mogelijke oplossingen (handhaving van bijvoorbeeld de exploitatievergunning en/of extra

controles en surveillance door politie). Hierbij moeten horecaondernemers, bewoners,

politie en verantwoordelijke ambtenaren van de gemeente worden betrokken.

4.2.3 Geluidsoverlast door horecagelegenheden

Beschrijving ‘geluidsoverlast door horecagelegenheden’:

Geluidsoverlast door horecagelegenheden wordt voornamelijk veroorzaakt door

muziekgeluid (inclusief bass geluid) en is vooral hinderlijk voor directe omwonenden. In

beide gemeenten wordt deze vorm van overlast gemeld. De bass speelt hierin een grote

rol. Deze is niet meetbaar, maar zorgt wel voor overlast vanwege de lage tonen.

Huidige aanpak:

De APV en het activiteitenbesluit stelt duidelijke normen voor wat betreft het

geluidsniveau van horecagelegenheden per tijdvak. De huidige aanpak is vooral gericht

op burgers laten weten dat ze overlast kunnen melden bij politie en omgevingsdienst.

Beide zijn rechtstreeks bereikbaar. De omgevingsdienst Midden- en West-Brabant kan

metingen verrichten naar het geluidsniveau. Gemeenten handelen op basis van de

bevindingen van de omgevingsdienst. Als een horecaondernemer de geluidsnormen

overtreedt, volgt een procedure middels het handhavings- en sanctiebeleid van elke

gemeente (waarschuwingen, bestuurlijke dwangsom, intrekken van vergunning of

sluiting van de horecagelegenheid). Als bij de politie een melding wordt gedaan, gaan

agenten een gesprek aan met de horecaondernemer. Bij constatering van overtredingen

(bijv. overschrijding van de sluitingstijdenwet) wordt handhavend opgetreden.

Mogelijke beleidsversterkingen:

Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig. Politie en gemeenten treden repressief

op met gebruik van de beschikbare middelen en bevoegdheden.

4.2.4 Voertuigcriminaliteit Beschrijving ‘voertuigcriminaliteit’:

Het aantal fietsendiefstallen en diefstallen uit auto’s (m.n. navigatiesystemen, airbags,

radio’s) is, naast de woninginbraken, hoog in beide gemeenten. Het aantal diefstallen van

personenauto’s, vrachtauto’s en bestelauto’s ligt beduidend lager, namelijk rond de 10

tot 20 per jaar. Al deze vormen van voertuigcriminaliteit kunnen leiden tot irritatie onder

de gedupeerden. Niet alleen politie en gemeente kunnen iets betekenen voor het

tegengaan en oplossen van deze diefstallen, maar juist de burgers zijn één van de

belangrijkste spelers bij het voorkomen en bestrijden van deze misdrijven. Het creëren

van meer bewustwording en zelfredzaamheid onder de burgers is daarbij één van de

aandachtspunten.

Page 40: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

40

Huidige aanpak:

Gemeenten en politie nemen preventieve maatregelen door voorlichting te geven via

diverse mediavormen (social media, reguliere media als kranten, etc.) en de politie

treedt daarnaast repressief op door middel van opsporing en sporenonderzoek (geldt niet

voor fietsendiefstallen). Burgers zijn bij het voorkomen en de bestrijding van

voertuigcriminaliteit enorm belangrijk, het gaat immers om hun eigen bezittingen.

Inwoners worden vooral bewust gemaakt over de gevaren van o.a. (waardevolle) spullen

laten rondslingeren in de auto en het plaatsen van fietsen in de tuin of niet afgesloten

schuren.

In de gemeente Drimmelen wordt gebruik gemaakt van burgerparticipatie (‘Vliegende

Brigade’) bij de voorlichting en bestrijding van voertuigcriminaliteit. Leden van de

Vliegende Brigades krijgen ‘geanonimiseerde’ informatie van de politie via de coördinator

Dorpsgericht werken. Hierin staat o.a. in welke straat is ingebroken en welke voertuigen

zijn gestolen of waarin is ingebroken. In de gemeente Geertruidenberg is men

momenteel (2013) bezig om buurtpreventie op te zetten. Buurtpreventieteams vormen

de extra ogen en oren in de wijk voor zowel de politie als de gemeente.

Mogelijke beleidsversterkingen:

Een beleidsversterking is het opzetten van buurtpreventie in de gemeente

Geertruidenberg. De Vliegende Brigade in de gemeente Drimmelen is een bewezen

succes. Het uitbreiden van het aantal leden is een beleidsversterking.

4.2.5 Veiligheid in de Biesbosch Beschrijving ‘Veiligheid in de Biesbosch’:

Voor beide gemeenten vormt het Nationaal Park de Biesbosch het uithangbord als het

gaat om toerisme en recreatie. Een groot deel van de Biesbosch, dat binnen de

gemeentegrenzen van de gemeente Drimmelen valt, is alleen per boot bereikbaar. Het

Nationaal Park wordt vooral bereikt vanuit de havens in Lage Zwaluwe en Drimmelen.

Voornamelijk in de zomer periode trekt de Biesbosch veel toeristen aan. Dit brengt

automatisch veiligheidsrisico’s met zich mee. Te denken valt hierbij aan diefstallen,

vernielingen, aantasting van de natuurwaarden in brede zin, parkeeroverlast, verhoging

van kans op geweldsmisdrijven en gezondheidsproblemen, mogelijk in combinatie met

alcohol- en drugsgebruik. De ligging van het Nationaal Park in 2 provincies, 4

gemeenten, 2 veiligheidsregio’s, 3 politie-eenheden en een aantal belangrijke

belanghebbenden, zoals Staatsbosbeheer en waterbedrijf Evides, maken het toezicht en

handhaving binnen het gebied niet eenvoudiger.

Huidige aanpak:

De gemeente Drimmelen stimuleert de handhavingspartners om meer met elkaar samen

te werken. Daarnaast adviseert en ondersteunt men het Parkschap. Het Parkschap heeft

een veiligheidscoördinator aangesteld die probeert de diverse partners op het gebied van

toezicht en handhaving in de Biesbosch samen te laten werken.

Mogelijke beleidsversterkingen:

Actief participeren in het integraal veiligheidsoverleg Biesbosch met als doel meer zicht te

krijgen op de problematiek in het gebied.

Page 41: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

41

4.2.6 Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren Beschrijving ‘aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren’:

De Rijksoverheid beschrijft het volgende over integriteit van overheden en haar

organisatie: “integriteit kan het vertrouwen in de overheid maken of breken. Het is

belangrijk dat ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers integer zijn. Er zijn

regels en gedragscodes ontwikkeld om die integriteit zoveel mogelijk te borgen. Maar

minstens zo belangrijk is dat integriteit een soort grondhouding moet zijn, een

mentaliteit”.

Huidige aanpak:

Integriteit is voor beide gemeenten een belangrijk onderwerp en daar wordt uitvoerig

aandacht aan besteed. Beide gemeenten voeren een ander integriteitsbeleid, maar

kennen ongeveer dezelfde procedures en regels.

Gemeenten zijn sinds 2005 verplicht om een integriteitsbeleid te voeren. Dit houdt in dat

gemeenten beleid moeten voeren met daarin opgenomen: een verplichte gedragscode,

de integratie van integriteit in het personeelsbeleid en de verantwoordingsplicht van het

college aan de raad. Beide gemeenten voldoen aan deze verplichtingen.

Mogelijke beleidsversterkingen:

Bestaand integriteitsbeleid in de gemeente Geertruidenberg wordt uitgebreid met een

integriteitstoets voor bestuurders en ambtenaren in nader te definiëren functies.

Voor de gemeente Drimmelen is geen beleidsversterking nodig.

4.2.7 Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en

crisisorganisatie Beschrijving ‘OTO van de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie’:

Beide gemeenten maken, samen met 24 andere Midden- en West-Brabantse gemeenten,

onderdeel uit van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Sinds de komst van de

Wet Veiligheidsregio (Wvr) in 2010, zijn er een aantal dingen veranderd op het gebied

van rampenbestrijding- en crisisbeheersing. In deze wet is o.a. opgenomen waaraan

bestuurlijke en operationele diensten minimaal moeten voldoen (basisvereisten).

De gemeentelijke rampenbestrijdingsstructuur bestond voorheen uit 10 processen (zoals

o.a. de processen crisiscommunicatie, milieu, uitvaartverzorging etc.). Vanaf december

2012 bestaat de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie, volgens de nieuwe RCP-

structuur, uit 7 taakorganisaties. Al deze taakorganisaties samen zijn verantwoordelijk

voor het gemeentelijke onderdeel ‘Bevolkingszorg’.

Huidige aanpak:

Beide gemeenten werken actief samen met de gemeente Oosterhout om zich zo goed

mogelijk voor te bereiden op de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit

samenwerkingsverband heet 3x Oranje. Naast het gezamenlijk opleiden, trainen en

oefenen van de gemeentelijke organisatie, kan men in geval van een crisis of ramp

beroep doen op elkaars personeel (burenhulp).

Opleiden, trainen en oefenen van de gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie

(volgens het nieuwe Regionaal Crisis Plan 2012) staat voor 2013-2014 op de agenda. Het

multidisciplinair oefenen met brandweer, politie en GHOR start eind 2013 en wordt

verzorgd door de werkgroep Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen (MDBO) van de

Page 42: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

42

Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Met de komst van het nieuwe RCP moet de

gehele gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie opnieuw worden getraind en

opgeleid. Voor dit proces zijn tijd en (financiële) middelen beschikbaar gemaakt .

Mogelijke beleidsversterkingen:

Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig.

4.3 Vervolg De kaders van de prioriteiten en overige strategische thema’s zijn in voorgaande

hoofdstukken beschreven. Vervolgens moet hier uitvoering aan worden gegeven op zowel

ambtelijk als bestuurlijk niveau. Het volgende hoofdstuk beschrijft de manier waarop dit

binnen de gemeentelijke organisatie uitgevoerd en gewaarborgd wordt.

Page 43: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

43

5. Organisatorische borging

5.1 Algemene omschrijving De kaders, in de vorm van prioriteiten en overige strategische thema’s, staan in de

vorige hoofdstukken beschreven. De uitvoering van het integraal veiligheidsbeleid wordt

door beide colleges vertaald in jaaruitvoeringsplannen (JUP’s). Per jaar wordt een

jaaruitvoeringsplan opgesteld.

Uitvoeringsplannen zijn operationeel van karakter: de prioriteiten en overige thema’s uit

deze kadernota worden vertaald naar concrete acties met termijnen, gevolgd door wat

van veiligheidspartners verwacht wordt en eventuele kosten die gemaakt worden. De

uitvoeringsplannen worden dan ook in overleg met de benoemde veiligheidspartners

opgesteld. Uiteindelijk gaan de jaaruitvoeringsplannen, na vaststelling door de colleges,

ter kennisneming naar de gemeenteraden.

5.2 Integrale veiligheid binnen de gemeentelijke organisaties Integrale veiligheid heeft vele raakvlakken binnen de gemeentelijke organisatie.

Daarnaast werken beide gemeenten met verschillende afdelingen of clusters en hebben

sommige een andere benaming. Elke afzonderlijke afdeling of cluster heeft wel bepaalde

raakvlakken met het veiligheidsbeleid.

De centrale rol, verantwoordelijkheid en coördinatie voor het te voeren integrale

veiligheidsbeleid is belegd bij de beleidsmedewerker Openbare orde en Veiligheid

(AOV’er). In de gemeente Geertruidenberg maakt de AOV’er deel uit van het ‘Stafcluster’

en in de gemeente Drimmelen van de afdeling ‘Bestuurs- en Management Ondersteuning’

(BMO). Beide beleidsmedewerkers hebben verschillende takenpakketen, maar voeren

ongeveer dezelfde werkzaamheden uit.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van diverse onderdelen van het

veiligheidsbeleid, kunnen ook op andere plaatsen binnen de ambtelijke organisatie liggen

dan bij de afdeling ‘BMO’ of ‘Stafcluster’. In de jaaruitvoeringsplannen zal daarom per

veiligheidsproblematiek specifiek worden beschreven welke afdelingen, clusters of

personen verantwoordelijk zijn. Binnen de afdelingen en clusters moet gekeken worden

hoeveel tijd, middelen en capaciteit men ter beschikking kan stellen om het beleid of

bepaald onderdeel te kunnen realiseren. Beide AOV’ers en het afdelingshoofd ‘BMO’ en

de clustermanager ‘Staf’, hebben korte lijntjes binnen de gemeentelijke organisatie en

kunnen zodoende alle betrokken afdelingen/clusters inlichten over de plannen en vragen

om inzet van middelen (zowel financiële middelen als personeel).

5.3 Ambtelijke coördinatie Zoals hiervoor is beschreven ligt de ambtelijke coördinatie bij de beleidsmedewerkers

Openbare orde en Veiligheid van beide gemeenten. Onderdeel van deze coördinatie is

een periodiek overleg met de werkgroep Integrale Veiligheid, die daarvoor in het leven is

geroepen. Dit overleg vindt 1 keer per jaar plaats ter voorbereiding van de

jaaruitvoeringsplannen. Hieraan nemen betrokken partijen uit de werkgroep deel en

indien nodig worden andere veiligheidspartners uitgenodigd. Andere projecten, werk- of

stuurgroepen en overlegvormen zullen in samenspraak worden opgericht.

Het Integraal Veiligheidsbeleid heeft zoals net beschreven, diverse raakvlakken met

andere beleidsterreinen. De beleidsmedewerkers Openbare Orde en Veiligheid zijn de

interne coördinatoren van het veiligheidsbeleid, maar zijn niet hoofdverantwoordelijk

Page 44: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

44

voor bijvoorbeeld het jeugd- en gezondheidsbeleid (verantwoordelijke afdelingen zijn

‘Maatschappelijke Aangelegenheden’ in de gemeente Drimmelen en cluster ‘Welzijn’ in de

gemeente Geertruidenberg). In onderstaand overzicht zijn de interne coördinatoren van

de diverse afdelingen/clusters gekoppeld en verantwoordelijk voor de betreffende

prioriteit:

Prioriteit Interne coördinator

1. Woninginbraken Beleidsmedewerkers Openbare orde en

Veiligheid (beide gemeenten)

2. Geweldsdelicten Beleidsmedewerkers Openbare orde en

Veiligheid (beide gemeenten)

3. Alcoholgebruik onder jongeren - Beleidsmedewerker cluster Welzijn

(gemeente Geertruidenberg)

- Beleidsmedewerkers Openbare orde en

Veiligheid en Volksgezondheid (gemeente

Drimmelen)

4. Georganiseerde criminaliteit Beleidsmedewerker Openbare orde en

Veiligheid (gemeente Geertruidenberg)

5. Verkeer en Veiligheid Beleidsmedewerker afdeling Openbare

Werken (gemeente Drimmelen)

6. Jeugdoverlast Beleidsmedewerker Openbare orde en

Veiligheid (gemeente Drimmelen

5.4 Bestuurlijke coördinatie Beide burgemeesters hebben ‘Veiligheid’ als portefeuille en voeren op dit terrein de

bestuurlijke coördinatie. Zij worden daarin ondersteund en geadviseerd door de AOV’ers.

Voor de gemeenteraden zijn, zoals eerder beschreven, in het duale bestel twee taken

weggelegd: 1: het stellen van kaders en 2: het controleren van de uitvoering van het

beleid. Jaarlijks worden door beide colleges de jaaruitvoeringsplannen opgesteld. Aan het

eind van het jaar wordt de raad geïnformeerd en kunnen zij controleren of voldaan is aan

de uitvoering van deze plannen.

Indien (extra) inzet van de politie of het OM noodzakelijk is voor de uitvoering van het

veiligheidsbeleid (operationeel niveau), wordt dit op bestuurlijk niveau afgestemd binnen

de teamdriehoek Dongemond. De teamleiding van politieteam Dongemond, de

gebiedsofficier van Justitie en de 6 burgemeesters maken deel uit van dit overleg.

5.5 Planning en control De (kwaliteits)cirkel van Deming (PDCA-cyclus) is een van de instrumenten om na te

gaan of het beleid succesvol is geweest en hoe men verder zou moet gaan in de

toekomst. De cirkel bestaat uit: Plan (plannen en afspraken maken), Do (uitvoeren),

Check (controleren of het werkt en evalueren) en Act (bijsturen of aanpassen). Na de

vaststelling van deze kadernota in september 2013, start de PDCA-cyclus zoals deze op

de volgende pagina is weergegeven in een cyclisch schema.

Page 45: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

45

Integraal Veiligheidsbeleid

2013-2016

Toelichting proces: 1. Vaststelling van de kadernota door de gemeenteraden, september 2013

2. Nadat de kadernota integraal veiligheidsbeleid 2013-2016 is vastgesteld door

de gemeenteraden (kaderstellende taak), zullen beide colleges elk jaar een

jaaruitvoeringsplan (JUP) opstellen. De cyclus voor de komende jaren is als

volgt (Plan):

JUP 2014 – opgesteld in het derde kwartaal van 2013

JUP 2015 – opgesteld in het eerste kwartaal van 2015

JUP 2016 – opgesteld in het eerste kwartaal van 2016

3. Na het opstellen van een jaaruitvoeringsplan worden ze per jaar uitgevoerd

(Do) en in het laatste kwartaal van het jaar gecontroleerd (Check) en

geëvalueerd. Indien nodig wordt de JUP bijgesteld voor de JUP van het

opvolgende jaar (Act).

4. In 2015 wordt opnieuw de Integrale Veiligheidsmonitor uitgevoerd. De

uitkomsten worden in 2016 gebruikt als input voor het nieuwe beleid. (Plan

en Do)

5. Eind 2016 is het einde van de beleidsperiode. In het eerste kwartaal van 2016

wordt echter al geëvalueerd of de samenwerking tussen beide gemeenten

voldoende voordelen heeft opgeleverd om in de periode 2017-2020 op deze

manier door te gaan. (Check/Act)

6. In het eerste halfjaar van 2016 wordt aan de hand van de methode

Kernbeleid Veiligheid een vernieuwde veiligheidsanalyse, prioriteiten en een

nieuwe kadernota integraal veiligheidsbeleid opgesteld.

Opstellen van: Wanneer:

- JUP 2014 3e kwartaal 2013

- JUP 2015 1e kwartaal 2015

- JUP 2016 1e kwartaal 2016

- Integraal Veilig- Eerste halfjaar

heidsbeleid 2017-2020 2016

Uitvoeren van: Wanneer:

- JUP 2014 Geheel 2014

- JUP 2015 Geheel 2015

- JUP 2016 Geheel 2016

- Veiligheidsmonitor 2015

Controle van: Wanneer:

- JUP 2014 4e kwartaal 2014

- JUP 2015 4e kwartaal 2015

- JUP 2016 4e kwartaal 2016

- Beleidsperiode 1e kwartaal 2017

2013-2016

Bijstellen

en evalueren van: Wanneer:

- JUP 2014 4e kwartaal 2014

- JUP 2015 4e kwartaal 2015

- JUP 2016 4e kwartaal 2016

- Veiligheidsmonitor 1e kwartaal 2016

- Beleidsperiode 1e kwartaal 2016

2013-2016 Plan

Do Check

Act

Page 46: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

46

5.5 Evaluatie De evaluatie wordt door beide AOV’ers gemaakt en gecommuniceerd binnen de

gemeentelijke organisatie. Belangrijk daarbij is om in het eerste kwartaal van 2016 te

kijken of verdere samenwerking tussen beide gemeenten voortgezet moet worden,

aangezien dit de eerste keer is dat beide gemeenten gezamenlijk veiligheidsbeleid

hebben opgesteld. Tijdens de evaluatie in 2017 lichten beide AOV’ers aan de raden toe

waarom men de samenwerking voortzet of beëindigd.

Page 47: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

47

Afkortingenlijst ANWB - Algemene Nederlandse Wielrijders Bond

AOV’er - Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid

APV - Algemene Plaatselijke Verordening

art. - artikel

BAVO - BAsisschool naar Voortgezet Onderwijs

BIBOB - wet Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur

bijv. - bijvoorbeeld

BMO - Bestuurs- en Managementondersteuning

BOA - Buitengewoon opsporingsambtenaar

BRZO - Besluit Risico’s Zware Ongevallen

BZK - ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

c.q. - casu quo

CJG - Centrum voor Jeugd en Gezin

CSV - Criminele Samenwerkingsverbanden

d.m.v. - door middel van

e.d. - en dergelijke

etc. - et cetera

FIOD - Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst

GGD - Gemeentelijke gezondheidsdienst

GGZ - Geestelijke gezondheidszorg

GHOR - Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio

GVVP - Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan

HALT - Het ALTernatief

HIC - High Impact Crimes

JCO - Justitieel Casusoverleg

JUP - Jaaruitvoeringsplan

LIEC - Landelijk Informatie en Expertise Centrum

LPG - Liquefied Petroleum Gas (autogas)

m.n. - met name

MDBO - Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen

MDMA - methyleendioxymethamfetamine (stof in xtc)

o.a. - onder andere

OM - Openbaar Ministerie

OTO - Opleiden, trainen en oefenen

PDCA - Plan, Do, Check en Act

PGA - Persoonsgebonden aanpak

RIEC - Regionaal Informatie en Expertise Centrum

t.o.v. - ten opzichte van

VNG - Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VPT - Veilige Publieke Taak

WOS - Woninginbraken, overvallen en straatroof

Wvr - Wet veiligheidsregio’s

WvSr. - Wetboek van Strafrecht

XTC - ecstasy

zgn. - zogenaamd

ZWB - Zeeland-West-Brabant

Page 48: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

48

Literatuurlijst

Boeken

Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. (2013). Woninginbraken en -

overvallen. In F. Hermens, Trendsignalement 2013 (p. 69-75). Utrecht: Centrum

voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.

Gaalen, J. v. (2010). Kernbeleid Veiligheid. Den Haag: Drukkerij Excelsior.

Rapporten

Boerman, F., Grapendaal, M., Nieuwenhuis, F., & Stoffers, E. (2012). Nationaal

dreigingsbeeld 2012 - Georganiseerde criminaliteit. Den Haag: Deltahage.

Brouwer, M. d., & Igor, M. (2013). Terugdringen woninginbraken. Oosterhout:

politiedistrict De Baronie.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013). Veiligheidsmonitor 2012. Den Haag: Centraal

Bureau voor de Statistiek.

de Gans, R., van 't Zand, M., & Verschuuren, R. (2012). Startnotitie integraal

veiligheidsbeleid gemeente Drimmelen en Geertruidenberg 2013-2016. Gemeente

Geertruidenberg en Drimmelen.

Gommans, I., & van Dam, R. (2006). Beleidsplan Verkeer en Vervoer gemeente

Drimmelen. Eindhoven: Accent adviseurs.

Homburg, G., & Batelaan, H. (2005). Actieve Wederkerigheid. Den Haag: Ministerie van

BZK.

Politie Zeeland-West-Brabant. (2012). Regionaal beleidsplan ZWB 2013-2014. Tilburg:

Politie ZWB.

Schaap, J. (2013). Veiligheidsanalyse gemeente Geertruidenberg en Drimmelen.

Gemeente Geertruidenberg en Drimmelen.

van Rosmalen, M., Kalidien, S., & de Heer-de Lange, N. (2012). Criminaliteit en

rechtshandhaving 2011. Den Haag: Boom uitgevers.

Elektronische bronnen – online publicaties

CBS. (2013, 24 april). Lichte daling verkeersdoden 2012. Website van Centraal Bureau

voor de Statistiek: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/59A40FFF-B447-4BF5-952E-

EC3F973E5477/0/pb13n028.pdf. Opgeroepen op 8 mei 2013.

Gemeente Drimmelen. (2010, 7 april). Solidariteit & daadkracht. Website van gemeente

Drimmelen:http://drimmelen.shared.1eeurope.nl/bis/documenten/Bijlage%201%

20coalitieakkoord.pdf. Opgeroepen op 28 januari 2013.

Page 49: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

49

Gemeente Geertruidenberg. (2012). Kadernota 2012 gemeente Geertruidenberg.

Website van de gemeente Geertruidenberg:

http://www.geertruidenberg.nl/document.php?m=7&fileid=15849&f=fd578fcd57a

9f50609d278d4721215f5&attachment=1&c=53733. Opgeroepen op 28 januari

2013.

GGD West Brabant. (2013). Think before you drink. Website van Think before you drink:

www.thinkbeforeyoudrink.nl. Opgeroepen op 6 mei 2013.

GGD West-Brabant. (2012, 26 september). Schadelijk alcoholgebruik in de regio. Website

van de GGD West-Brabant: http://www.regionaalkompas.nl/west-brabant/thema-

s/alcoholgebruik/schadelijk-alcoholgebruik-in-de-regio/. Opgeroepen op 7 mei

2013.

GGD West-Brabant. (2012). WMO-prestatievelden Drimmelen. Website van GGD West-

Brabant: http://ggd-wb.buurtmonitor.nl/report/wmo-

prestatievelden%20drimmelen.pdf. Opgeroepen op 15 mei 2013.

GGD West-Brabant. (2012). WMO-prestatievelden Geertruidenberg. Website van GGD

West-Brabant: http://ggd-wb.buurtmonitor.nl/report/wmo-

prestatievelden%20geertruidenberg.pdf. Opgeroepen op 15 mei 2013.

Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2013). Verkeersveiligheid tot 2020. Website van

de Rijksoverheid:

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verkeersveiligheid/verkeersveiligheid-

tot-2020. Opgeroepen op 28 mei 2013.

Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013, 15 april). Landelijk beeld Jeugdgroepen:

Aantallen blijven dalen. Website van de Rijksoverheid:

http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/15/landelijk-beeld-jeugdgroepen-

aantallen-blijven-dalen.html. Opgeroepen op 28 mei 13.

Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013, 13 maart). Nationaal Dreigingsbeeld

Georganiseerde Criminaliteit 2012 en Vierde rapportage op basis van de Monitor

Georganiseerde Criminaliteit. Website van de Rijksoverheid:

http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-

publicaties/kamerstukken/2013/03/14/nationaal-dreigingsbeeld-georganiseerde-

criminaliteit-2012-en-vierde-rapportage-op-basis-van-de-monitor-

georganiseerde-criminaliteit/lp-v-j-0000002825.pdf. Opgeroepen op 7 mei 2013.

Ministerie Verkeer en Waterstaat. (2009, 15 juni). Strategisch Plan Verkeersveiligheid

2008-2020. Website van de Rijksoverheid:

https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=2&ved=0CD

wQFjAB&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumente

n-en-publicaties%2Fkamerstukken%2F2008%2F07%2F10%2F20085741-bijlage-

1-strategie-verkeersveiligheid-2008-2020%2F200857. Opgeroepen op 8 mei

2013.

Provincie Noord-Brabant. (2012). Visie verkeersveiligheid: op weg naar nul. Website van

Provincie Noord-Brabant: http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-

thema/veiligheid-en-handhaving/verkeersveiligheid/visie-verkeersveiligheid-op-

weg-naar-nul.aspx. Opgeroepen op 8 mei 2013.

Page 50: Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in. Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op

Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016

50

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2012, September). Handreiking Gezonde

Gemeente: alcohol. Website van Rijksinstituut voor V&M:

http://www.loketgezondleven.nl/object_binary/o14987_Factsheet-Alcohol-

september-2012.pdf. Opgeroepen op 7 mei 2013.

Rijksoverheid. (2013). Jongeren en alcohol. Website van de Rijksoverheid:

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/alcohol/jongeren-en-alcohol.

Opgeroepen op 6 mei 2013.

Rijksoverheid. (2013, 16 april). Minister Opstelten: aantal inbraken met 30 procent

omlaag. Website van de Rijksoverheid:

http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/16/minister-opstelten-aantal-

inbraken-met-30-procent-omlaag.html. Opgeroepen op 2 mei 2013.