Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of...
Transcript of Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016 · werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of...
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
2
Inhoudsopgave
Inleiding ............................................................................................................. 4
1. Strategisch kader ......................................................................................... 5
1.1 Aanleiding ................................................................................................ 5
1.2 Strategische doelstelling ............................................................................ 6
1.3 Uitgangspunten ......................................................................................... 6
1.4 Strategische partners ................................................................................ 7
2. Veiligheid in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg ......................... 8
2.1 De veiligheidsanalyse ................................................................................. 8
2.2 Veilige woon- en leefomgeving .................................................................... 8
2.3 Bedrijvigheid en veiligheid .........................................................................10
2.4 Jeugd en veiligheid ...................................................................................12
2.5 Fysieke veiligheid .....................................................................................13
2.6 Integriteit en veiligheid .............................................................................15
2.7 Vervolg ...................................................................................................16
3. Prioriteiten ................................................................................................. 17
3.1 Proces ....................................................................................................17
3.2 Uitkomsten prioriteitensessie .....................................................................17
3.3 Prioriteiten 2013-2016 ..............................................................................19
3.3.1 Woninginbraken ....................................................................................20
3.3.2 Geweldsmisdrijven ................................................................................23
3.3.3 Alcoholgebruik onder jongeren ................................................................25
3.3.4 Georganiseerde criminaliteit inclusief aanpassing BIBOB-beleid – gemeente
Geertruidenberg ................................................................................................28
3.3.5 Verkeer en veiligheid – gemeente Drimmelen ...........................................31
3.3.6 Jeugdoverlast – gemeente Drimmelen .....................................................33
3.4 Overige thema’s .......................................................................................36
4. Overige strategische thema’s ..................................................................... 37
4.1 Algemene omschrijving .............................................................................37
4.2 Beschrijving thema’s.................................................................................37
4.2.1 Drugsgebruik onder jongeren .................................................................37
4.2.2 Alcoholoverlast op straat ........................................................................38
4.2.4 Voertuigcriminaliteit ..............................................................................39
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
3
4.2.5 Veiligheid in de Biesbosch ......................................................................40
4.2.6 Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren ............41
4.2.7 Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en
crisisorganisatie ................................................................................................41
4.3 Vervolg ...................................................................................................42
5. Organisatorische borging ........................................................................... 43
5.1 Algemene omschrijving .............................................................................43
5.2 Integrale veiligheid binnen de gemeentelijke organisaties .............................43
5.3 Ambtelijke coördinatie ..............................................................................43
5.4 Bestuurlijke coördinatie .............................................................................44
5.5 Planning en control ...................................................................................44
5.5 Evaluatie .................................................................................................46
Afkortingenlijst
Literatuurlijst
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
4
Inleiding
In deze nota worden de kaders geschetst voor het integraal veiligheidsbeleid binnen de
gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg in de periode 2013-2016. Hierin is
beschreven welke veiligheidsthema’s prioriteit hebben voor beide gemeenten. Naast deze
prioriteiten komen overige strategische veiligheidsthema’s aan bod. Bij zowel de
prioriteiten als de overige thema’s wordt de huidige aanpak beschreven, de daarbij
betrokken partijen en de strategische doelstelling die de gemeenten en de
veiligheidspartners hebben gesteld. Tot slot wordt beschreven hoe de organisatorische
borging geregeld is (ambtelijke- en bestuurlijke coördinatie, planning en control).
De colleges van beide gemeenten leggen door middel van deze kadernota de basis voor
de integrale aanpak vast: de prioriteiten worden samen met de veiligheidspartners (zie
hoofdstuk 3) aangepakt door gebruikt te maken van elkaars capaciteiten, expertise,
bevoegdheden, verantwoordelijkheden en overige versterkende middelen.
De prioriteiten en aandachtspunten die in deze kadernota zijn opgenomen, komen voort
uit ‘prioriteitensessies’ die zijn gehouden met beide gemeenteraden (zie hoofdstuk 3).
Alvorens deze sessies is de veiligheidsanalyse gepresenteerd en is op basis daarvan een
advies gegeven over de mogelijke prioriteiten. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op
de uitkomsten van de veiligheidsanalyse. Het advies dat is gegeven tijdens de
presentaties hebben beide raden omgezet in de definitieve prioriteiten. In beide
gemeenten is gebruik gemaakt van de zogenaamde ‘stickermethodiek’, die is ontwikkeld
door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). De uitleg van deze methodiek en
hoe deze in beide gemeenten is toegepast, staat omschreven in hoofdstuk 3.
De titel van deze kadernota geeft duidelijk weer waarom de samenwerking is gezocht
tussen beide gemeenten: ‘Samen staan we sterker’. Het samen sterker staan kan alleen
door actieve en intensieve samenwerking met alle betrokken veiligheidspartners. Zonder
inspanning van alle partijen, zijn de gestelde doelen niet realiseerbaar en heeft de
kadernota niet het gewenste effect. Om de verwachtingen van de partners duidelijk te
omschrijven, moet een onderscheid worden gemaakt tussen partners uit de opgestelde
werkgroep (politie, woningcorporaties uit beide gemeenten, OM en de
beleidsmedewerkers Openbare orde en Veiligheid en communicatieadviseurs van beide
gemeenten) en schriftelijk geconsulteerde partners (o.a. Halt, jongerenwerk, RIEC,
Novadic-Kentron). De partners uit de werkgroep vervullen een actievere rol. Echter wil
het niet zeggen dat de inbreng/inzet van de schriftelijk geconsulteerde partners er
minder toe doet. Deze kadernota is dan ook het resultaat van een gezamenlijk, integraal
product waarin een gezamenlijke visie, aanpak en ambitie zijn verwoord.
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 zijn de aanleiding, strategische doelstelling en uitgangspunten beschreven
met daarbij de strategische partners. Hoofdstuk 2 beschrijft de beknopte inhoud en
uitkomsten van de integrale veiligheidsanalyse. Hoofdstuk 3 en 4 beschrijven
respectievelijk de prioriteiten en overige strategische thema’s. Tot slot is in hoofdstuk 5
de (gemeentelijke) organisatorische borging beschreven van het integraal
veiligheidsbeleid. Bijlagen zijn samengevoegd in een bijgevoegd ‘bijlagenboek’.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
5
1. Strategisch kader
1.1 Aanleiding Gemeenten hebben in de toekomst de regierol voor het voeren van lokaal integraal
veiligheidsbeleid. Om gemeenten op weg te helpen met hun beleid heeft de VNG een
handreiking ontwikkeld om op een gestructureerde manier integraal veiligheidsbeleid te
ontwikkelen. Deze handreiking heet ‘Kernbeleid Veiligheid’ en is inmiddels een aantal
keer vernieuwd en verbeterd. De handreiking beschrijft de regierol van de gemeenten als
volgt: “het zodanig sturen, interveniëren en in stand houden van allerlei
randvoorwaarden dat de diverse betrokken partijen op het terrein van veiligheid, op een
effectieve manier blijven samenwerken en met elkaar een aanvaardbaar niveau van
veiligheid en leefbaarheid weten te consolideren”. (Kernbeleid Veiligheid, 2010, p. 83)
Landelijk gezien is deze regierol van de gemeente nog niet wettelijk vastgelegd. In
augustus 2010 is een wetsvoorstel ingediend door de minister van BZK om deze regierol
van gemeenten wettelijk te verankeren. Momenteel (mei 2013) ligt het wetsvoorstel bij
de Tweede Kamer en is het schriftelijk in behandeling. Gezien de verantwoordelijkheid
van de burgemeester om de openbare orde en veiligheid te handhaven (art. 172.1
Gemeentewet), biedt deze wet een aanknopingspunt om de regierol (uit naam van de
gemeente) aan te grijpen.
Op lokaal niveau voeren Nederlandse gemeenten integraal veiligheidsbeleid op hun eigen
manier. De gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg beschikken al geruime tijd over
een eigen integraal veiligheidsbeleid, dat is opgesteld volgens de ‘oude’ methode
Kernbeleid Veiligheid. Gezien de termijnen van de beleidsnota’s van beide gemeenten
aflopen, hebben de colleges van beide gemeenten besloten om gezamenlijk één integraal
veiligheidsbeleid te ontwikkelen. Bij het opstellen van dit beleid is gebruik gemaakt van
de ‘vernieuwde’ methode Kernbeleid Veiligheid (3e herziende versie).
Veiligheidsvraagstukken of -problematiek moeten integraal benaderd worden. Dit wil
zeggen dat het in de breedste zin moet worden bekeken, maar wel met duidelijke
afgebakende grenzen. De methode Kernbeleid Veiligheid gaat uit van vijf
veiligheidsvelden die een concreet afgebakend terrein (scope) vormen om het integraal
veiligheidsgebied vorm te geven. Het gaat om de veiligheidsvelden:
1) Veilige woon- en leefomgeving
2) Bedrijvigheid en veiligheid
3) Jeugd en veiligheid
4) Fysieke veiligheid
5) Integriteit en veiligheid
Binnen elk veiligheidsveld worden veiligheidsthema’s onderscheiden. Op de volgende
pagina treft u het schematische overzicht van de 5 veiligheidsvelden en bijbehorende
thema’s. (Kernbeleid Veiligheid, 2010, p. 49)
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
6
Veilige woon- en
leefomgeving
Bedrijvigheid en
veiligheid
Jeugd en
veiligheid
Fysieke
veiligheid
Integriteit en
veiligheid
Sociale kwaliteit Winkelgebied Overlastgevende
jeugd(groepen)
Verkeersveiligheid Radicalisering/
terrorisme
Fysieke kwaliteit Bedrijventerreinen Criminele jeugd/individuele probleemjongeren
Brandveiligheid Georganiseerde criminaliteit
Objectieve veiligheid
Uitgaan/horeca Jeugd, alcohol en drugs
Externe veiligheid Ambtelijke en bestuurlijke integriteit
Subjectieve veiligheid
Evenementen Veilig in en om scholen
Voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing
Toerisme en recreatie
Het is van belang om duidelijke kaders te schetsen en de samenwerking te zoeken met
diverse partners, omdat veiligheid een veelzijdig en complex terrein is. Deze kadernota
stelt beide gemeenten en de veiligheidspartners in staat om (nieuwe) instrumenten en de
werkwijze effectief in te passen in de (lokale) gestelde prioriteiten en
uitvoeringsprocessen. Voorbeelden hiervan zijn aansluiting bij het Veiligheidshuis Breda,
alcoholmatigingsprojecten als ‘Think before you drink’, de Veiligheidsregio Midden- en
West-Brabant, toepassing van de wet BIBOB bij vergunningverlening,
bewustwordingscampagne ‘Help Brabant mee op weg naar nul verkeersdoden’,
samenwerking met het RIEC en inzet van burgerparticipatie (Vliegende
Brigade/buurtpreventie).
1.2 Strategische doelstelling In de startnotitie, die is vastgesteld door beide gemeenteraden, is een gezamenlijke
strategische doelstelling bepaald. Deze komt voort uit de coalitieprogramma’s van beide
gemeenten. De strategische doelstelling is als volgt: “het gezamenlijk opstellen van een
kadernota integrale veiligheid 2013-2016 voor de gemeenten Drimmelen en
Geertruidenberg en hiermee de basis leggen voor een daadkrachtige integrale aanpak
(met ketenpartners) van veiligheidsvraagstukken en onveiligheidsgevoelens teneinde een
omgeving te creëren/behouden waarin burgers, bedrijven en bezoekers veilig kunnen
wonen, werken en recreëren”. (de Gans, van 't Zand, & Verschuuren, 2012)
1.3 Uitgangspunten Net als bij de strategische doelstelling, zijn in de startnotitie ook de uitgangspunten
opgenomen voor de totstandkoming van het integraal veiligheidsbeleid (de Gans, van 't
Zand, & Verschuuren, 2012):
Beide gemeenten voeren de regie over het veiligheidsbeleid en de samenwerking
tussen interne en externe partners die betrokken zijn bij de verschillende
veiligheidsvraagstukken.
Elke partner kent zijn verantwoordelijkheid en bevoegdheden op zijn/haar
werkveld en neemt deze verantwoordelijkheid of zet deze bevoegdheden in.
Beide gemeenten en partners handelen snel (ad-hoc) op veiligheidsvraagstukken
en –problematiek, die spelen binnen de samenleving en zien samenwerking als
belangrijk punt in het oplossen of reduceren van een bepaald veiligheidsprobleem.
Niet alleen de interne en externe partners spelen een rol, maar natuurlijk ook de
burgers en ondernemers.
Beide gemeenten werken samen met de overige 4 gemeenten binnen het
politieteam Dongemond om de aanpak van gemeentegrens overstijgende
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
7
problematiek/vraagstukken integraal aan te pakken. Het betreft hier de
gemeenten Woudrichem, Werkendam, Aalburg en Oosterhout.
Bij de aanpak van een veiligheidsvraagstuk of probleem worden alle relevante
organisaties/personen die een rol kunnen spelen bij de aanpak (middelen,
personeel, financieel, etc.), betrokken.
Alvorens oplossingen of maatregelen worden bedacht en uitgevoerd voor een
probleem of veiligheidsvraagstuk, wordt eerst onderzocht wat de daadwerkelijke
oorzaak is van het probleem. Terughoudend moet worden omgegaan met directe
‘symptoombestrijding’ van het probleem.
1.4 Strategische partners Strategische partners zijn organisaties, instellingen en/of personen die voor een langere
periode en op diverse terreinen met elkaar afspraken maken en samenwerken. Hierbij
maken alle betrokken partijen gebruik van elkaars middelen, kennis en capaciteiten om
bepaalde veiligheidsvraagstukken of –problematiek aan te pakken en te tackelen.
De strategische veiligheidspartners (en overlegvormen) van de gemeenten zijn o.a.:
Politie Zeeland-West-Brabant, district De Baronie, basisteam Dongemond;
Brandweer Midden- en West-Brabant, cluster Amerstreek;
Openbaar Ministerie;
Woningcorporaties: Goed wonen, Volksbelang en Thuisvester;
Halt, regio Zeeland - West-Brabant;
Novadic-Kentron;
GGD en GGZ;
Jongerenwerk, stichting Trema Welzijn / Surplus Welzijn;
Buitengewoon opsporingsambtenaren;
Veiligheidshuis Breda;
Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC)
Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
Ondernemers
Onderwijsinstellingen
Interne medewerkers van beide gemeenten: verkeersdeskundigen,
milieumedewerkers, beleidsmedewerkers jeugd en volksgezondheid/welzijn,
coördinatoren openbare werken, communicatieadviseurs, etc.
In bijlage I van het bijlagenboek vindt u een matrix overzicht met bovenstaande partners
die een betekenis hebben binnen een bepaald veiligheidsthema. De rollen die ze spelen
zijn (beknopt) beschreven bij de prioriteiten in hoofdstuk 3. Concrete uitwerking van de
rollen, taken en verantwoordelijkheden van de partners worden beschreven in de
jaaruitvoeringsplannen (JUP’s). Deze JUP’s worden ieder jaar opgesteld en vastgesteld
door de colleges van beide gemeenten. Vervolgens worden ze ter informatie aangeboden
aan de gemeenteraden.
Op basis van informatie van de strategische partners is de veiligheidsanalyse voor beide
gemeenten opgesteld. De veiligheidsanalyse vormt de basis voor deze kadernota. De
belangrijkste uitkomsten van de veiligheidsanalyse staan in het volgende hoofdstuk
beschreven.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
8
2. Veiligheid in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg
2.1 De veiligheidsanalyse De veiligheidssituatie is in de maanden februari en maart van 2013 geanalyseerd door
middel van een veiligheidsanalyse. In deze analyse zijn de uitkomsten van de Integrale
Veiligheidsmonitor (2011) en recente cijfers van de politie (2009-2012) gebruikt als
basisbronnen. Daarnaast zijn ook cijfers en gegevens van de brandweer, Halt, de GGD
(gezondheidsprofiel/jeugdmonitor) en interne bronnen van beide gemeenten gebruikt als
input voor de veiligheidsanalyse. Om deze gegevens te verifiëren (‘het verhaal achter de
cijfers’), zijn diverse gesprekken gevoerd met o.a. de teamchef van politieteam
Dongemond, jongerenwerk, wijkagenten, een medewerkster van Halt, de coördinator
risicobeheersing brandweer en interne (beleids)medewerkers van diverse afdelingen van
beide gemeenten.
Geanalyseerd en gekeken is naar de verschillen en overeenkomsten tussen subjectieve
en objectieve gegevens. Bij cijfermatige gegevens is gerelativeerd naar wat dit betekent
voor de veiligheidssituatie of de mate van problematiek. De ‘wet van de kleine getallen’
en de beïnvloeding van cijfers spelen hierbij een belangrijke rol. Zo betekent bijvoorbeeld
een stijging van 2 naar 4 vernielingen niet dat de veiligheidssituatie drastisch is
verslechterd, terwijl het wel een stijging is van 100%. Daarnaast zijn cijfers
beïnvloedbaar. Dit is bijvoorbeeld terug te zien bij het aantal controles die zijn uitgevoerd
door de politie. Hoe meer de politie gaat controleren (op alcohol, drugs en snelheid), des
te groter de kans is om bepaalde overtredingen of misdrijven aan te treffen. Ook de
aandacht en publiciteit voor bepaalde onderwerpen, kunnen leiden tot een verhoging van
de (meldings)cijfers.
Nadat de subjectieve en objectieve gegevens zijn geanalyseerd, zijn conclusies getrokken
en is vervolgens bekeken welke problemen spelen, wat de huidige aanpak is en welke
beleidsversterkingen nodig zijn. De veiligheidsanalyse vormt samen met de
prioriteitensessies, de basis voor het strategisch beleid in deze kadernota.
In dit hoofdstuk wordt per veiligheidsveld en veiligheidsthema kort weergegeven wat de
belangrijkste punten uit de veiligheidsanalyse zijn. De volledige uitkomsten van de
veiligheidsanalyse zijn terug te vinden in bijlage II van het bijlagenboek. De rapportage
van de analyse is vastgesteld door de colleges van beide gemeenten.
2.2 Veilige woon- en leefomgeving Binnen dit veiligheidsveld wordt gekeken naar de alledaagse woon- en leefomgeving van
bewoners. Hierbij staat de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente en tussen de
inwoners centraal. Dit veld bevat de volgende vier veiligheidsthema’s: sociale kwaliteit,
fysieke kwaliteit, objectieve veiligheid en subjectieve veiligheid. Al deze thema’s zijn met
elkaar verweven en beïnvloeden elkaar.
Veiligheidsthema 2.2.1 . Sociale kwaliteit
De sociale kwaliteit betreft de interactie en relaties tussen bewoners en andere
aanwezige personen binnen de gemeente. Samenhangend met de sociale kwaliteit is de
sociale cohesie (verbondenheid met de gemeente en de buurt). Aspecten die bij kunnen
dragen aan de sociale kwaliteit zijn betrokkenheid bij de buurt, kwaliteit van relaties met
buurtbewoners en informele sociale controle. Sociale kwaliteit kan negatief beïnvloed
worden door woonoverlast, burenruzies, drank- en drugsoverlast en hangjongeren.
Cijfers om de sociale kwaliteit te beschrijven komen voort uit politiegegevens (objectief)
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
9
het GGD gezondheidsprofiel 2011 (subjectief d.m.v. enquêtes) en de veiligheidsmonitor
2011 van beide gemeenten.
Conclusies: Beide gemeenten scoren een voldoende op het gebied van sociale cohesie.
Ruim 2/3 van het aantal volwassenen in beide gemeenten gaf in 2011 aan zich
medeverantwoordelijk te voelen voor de leefbaarheid in de eigen buurt en gemeente. 7
op de 1000 inwoners van de gemeente Geertruidenberg geeft aan weleens ruzie te
hebben gehad met de buren. Dit is een negatieve afwijking t.o.v. het regionaal
gemiddelde. Ook de overlast van dronken mensen op straat wordt meer ondervonden in
de gemeente Geertruidenberg (6,3%), echter is dit te verklaren door een groter aanbod
van uitgaansgelegenheden (o.a. discotheek Oscars in Raamsdonkveer). Drugsoverlast
wordt in beide gemeenten vrijwel niet geconstateerd.
Veiligheidsthema 2.2.2 . Fysieke kwaliteit
De fysieke kwaliteit binnen de gemeente heeft betrekking op de inrichting van de
woonomgeving en de gevoelens daarbij van de bewoners. Hierbij wordt vooral gekeken
naar de inrichting, onderhoud en beheer van de openbare ruimte. Negatieve aspecten als
vervuiling, verloedering en vernielingen hebben invloed op het veiligheidsgevoel van de
bewoners. Objectieve cijfers komen uit gegevens van de politie (2009-2012) en gaan
over het aantal meldingen/aangiftes van vernielingen en illegale afvalverbranding. De
subjectieve gegevens komen van de GGD gezondheidsprofiel 2011 en de
veiligheidsmonitor 2011.
Conclusies: Inwoners van beide gemeente zijn tevreden over de inrichting van hun
wijk/buurt (gemiddeld 95% in 2011). Geënquêteerde in beide gemeenten geven aan dat
kinderen veilig zonder begeleiding in de buurt kunnen spelen (ruim 80%). Echter mist de
helft van de bevraagde inwoners in beide gemeenten een plek voor jongeren om elkaar
te ontmoeten. Het missen van een dergelijke plaats leidt ertoe dat jongeren op plaatsen
gaan hangen die daarvoor niet bedoeld zijn. Op sommige plaatsen ondervinden bewoners
dan ook overlast van deze ‘hangjongeren’. Het aantal vernielingen in beide gemeenten is
in de afgelopen jaren afgenomen, maar is nog steeds een grote kostenpost voor de
overheid, ondernemers en burgers (voornamelijk rond de jaarwisseling).
Veiligheidsthema 2.2.3 . Objectieve veiligheid
Dit thema gaat over veelvoorkomende en geregistreerde criminaliteit.
Criminaliteitsvormen zijn o.a. woninginbraken, voertuigcriminaliteit en geweldsdelicten
(bedreiging, fysiek geweld, zedenmisdrijven en huiselijk geweld). Objectieve gegevens
komen enkel voort uit gegevens van de politie.
Conclusies: Het aantal woninginbraken is in beide gemeenten hoog (ondanks een afname
in gemeente Geertruidenberg), maar is tevens een regionaal probleem. Het aantal
geweldsmisdrijven is in beide gemeenten relatief laag t.o.v. de rest van de middelkleine
gemeenten uit de regio West-Brabant. Beide vormen van criminaliteit maken onderdeel
uit van de zogenoemde ‘HIC’ (High Impact Crimes). Deze delicten hebben een grote
impact op het leven van de slachtoffers (angst, slapeloosheid, haat, agressie etc.). Het
aantal fietsendiefstallen en diefstallen uit auto’s (m.n. navigatiesystemen, airbags,
radio’s) is, naast de woninginbraken, relatief hoog in beide gemeenten.
Veiligheidsthema 2.2.4 . Subjectieve veiligheid
Het veiligheidsgevoel van bewoners is subjectief. Door middel van burgerenquêtes (o.a.
verwerkt in de veiligheidsmonitor 2011 en het gezondheidsprofiel 2011) kan men deze
gevoels peilen. Echter is rekening gehouden met het feit dat deze gevoelens een
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
10
momentopname zijn. Vragen die aan bewoners zijn gesteld zijn bijvoorbeeld hoe ze zich
overdag en ’s avonds/’s nachts voelen op straat of in hun woning. Het functioneren en de
bereikbaarheid van gemeente en politie hebben daarnaast ook invloed op het
veiligheidsgevoel van de bewoners.
Conclusies: De veiligheidsbeleving van de inwoners van beide gemeenten is ruim
voldoende. Gemiddeld komen beide gemeenten uit op een rapportcijfer van een 7. Zowel
volwassenen als ouderen voelen zich overdag het meest veilig in beide gemeenten.
Gemiddeld voelt slechts 13% zich wel eens onveilig in beide gemeenten t.o.v. 17% in de
rest van de regio West-Brabant. Alle gemeenten uit de regio West-Brabant beoordelen
het functioneren en de bereikbaarheid van de politie onvoldoende. Eveneens wordt het
functioneren van beide gemeenten als licht onvoldoende beoordeeld. De oorzaken
daarvan zijn onbekend.
2.3 Bedrijvigheid en veiligheid Binnen dit veiligheidsveld valt de veiligheidsbeleving en criminaliteit rondom recreatieve
en economische voorzieningen als winkelgebieden, bedrijventerreinen,
uitgaansgelegenheden en recreatiegebieden. Dit veld bevat de volgende vijf
veiligheidsthema’s: veilig winkelgebied, veilige bedrijventerreinen, veilige horeca en
uitgaan, veilige evenementen en veilig toerisme en recreatie. Opgemerkt moet worden
dat het gaat om de ‘sociale’ veiligheid die betrekking heeft op deze thema’s en niet de
‘fysieke’ (externe) veiligheid rond inrichtingen met gevaarlijke stoffen op
bedrijventerreinen (zie veiligheidsveld 2.4 ‘Fysieke veiligheid’).
Veiligheidsthema 2.3.1. Veiligheid winkelgebieden
Dit thema heeft betrekking op het aantal winkeldiefstallen en –inbraken. Verschil wordt
gemaakt tussen incidenten met of zonder geweld. Er zijn in beide gemeenten geen
grootschalige winkelgebieden, maar kleinschalige groeperingen van winkeliersbedrijven.
Conclusies: Lokale winkels (kleding, elektronica, supermarkten etc.) zijn in beide
gemeenten over het algemeen gevestigd in winkelstraten. Alleen Raamsdonksveer kent
een kleinschalig winkelcentrum genaamd “Het Anker‟. Grootstedelijke problematiek
rondom winkelcentra (parkeerproblemen, hangjongeren en – ouderen, en zwervers) kent
men niet of in mindere mate. Het aantal meldingen van winkeldiefstallen is in de
gemeente Geertruidenberg (43 in 2012) hoger dan in de gemeente Drimmelen (10 in
2012).
Veiligheidsthema 2.3.2. Veiligheid bedrijventerreinen
Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de werkgelegenheid. De inrichting van deze
terreinen, maar ook vormen van criminaliteit, kunnen invloed hebben op de veiligheid
van deze terreinen. Diverse aspecten zijn o.a. inbraak, diefstal en overvallen op
bedrijven en kantoren. Aspecten als verkeersveiligheid, brandveiligheid en externe
veiligheid worden behandeld in veiligheidsveld 4: ‘fysieke veiligheid’.
Conclusies: Beide gemeenten kennen veel bedrijvigheid. In totaal zijn er 11
bedrijventerreinen in beide gemeente, waarvan de grootste in Raamsdonksveer
(Dombosch I en II) en Made (Brieltjenspolder). Vooral bij deze grotere terreinen nemen
de ondernemers het heft in handen om criminaliteit gezamenlijk te bestrijden.
Het aantal meldingen van bedrijfs/kantoor inbraken in beide gemeenten is afgenomen. In
2012 zijn het aantal diefstallen uit een bedrijf/kantoor gestegen.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
11
Deze aantallen zijn niet schrikbarend hoog te noemen t.o.v. het totaal aantal bedrijven
dat in beide gemeenten aanwezig is.
Veiligheidsthema 2.3.3. Veiligheid horeca en uitgaan
Onveiligheid en overlast rondom uitgaan en horeca komt vaak voor. Vormen van overlast
zijn vernielingen, bedreigingen en uitgaansgeweld. Dit kan leiden tot
onveiligheidsgevoelens van stappers, ondernemers en omwonenden. Verder kan het
leiden tot gezondheidsrisico’s door overmatig alcohol- c.q. drugsgebruik. De mate van
overlast en criminaliteit kan per week verschillen, maar kan ook structureel elke week
dezelfde vormen hebben.
Conclusies: In beide gemeenten kent men geen massaal en uitgebreid uitgaansleven,
zoals men dit in Brabantse steden als Breda, Oosterhout en Tilburg wel heeft. Het
merendeel van de jongeren en volwassenen gaat in deze steden stappen.
Raamsdonksveer kent wel een discotheek. Incidenten als vernielingen en geweldsdelicten
tijdens het uitgaan, worden in de politiecijfers niet beschreven als bijvoorbeeld
‘uitgaansgeweld’ of ‘uitgaansvernielingen’. Uit politierapportages is echter wel te
herleiden of het gaat om incidenten die plaats hebben gevonden voor-, tijdens- en na het
uitgaan. Het aantal meldingen van geluidsoverlast valt in beide gemeente mee en zijn te
verklaren. Ook voelt ruim 98% van de bewoners in beide gemeenten zich veilig op
plaatsen rondom uitgaansgelegenheden.
Veiligheidsthema 2.3.4. Veiligheid evenementen
Het aantal evenementen is in de loop der jaren sterk toegenomen. Daarnaast bezoeken
steeds meer mensen evenementen in hun vrije tijd. Naast alle positieve aspecten van
evenementen brengen ze ook risico’s met zich mee. Bekende risico’s zijn o.a. brand,
veranderende weersgesteldheid, verkeerstromen, verdringing/paniek in menigten,
geweld en diefstal en de gezondheidsrisico’s door alcohol/drugs/uitputting.
Organisatoren, gemeenten en hulpdiensten zijn genoodzaakt goed met elkaar samen te
werken om de risico’s zo klein mogelijk te houden. Bij het verlenen van de
evenementenvergunning worden daarom duidelijke afspraken gemaakt waaraan elke
partij moet voldoen.
Conclusies: Beide gemeenten kennen jaarlijks een groot aantal evenementen. De meeste
vallen onder de categorie klein of middelgroot. Voor elk evenement moet een
vergunningsaanvraag of melding worden gedaan bij de gemeente. De meest
voorkomende problemen die bewoners ondervinden bij evenementen zijn geluidsoverlast
en verkeersproblemen. Echter is het aantal meldingen van geluidsoverlast door
maatschappelijke acceptatie in beide gemeenten nihil. Carnaval is een noemenswaardig
evenement, omdat dit in beide gemeenten uitbundig gevierd wordt. Naast de positieve
kanten van carnaval zijn er ook negatieve aspecten als openbare dronkenschap (vooral
onder jongeren) en het toenemende aantal woninginbraken tijdens deze dagen.
Veiligheidsthema 2.3.5. Veiligheid toerisme en recreatie
Dit thema heeft betrekking op onveilige situaties die zich voordoen in en rondom
recreatie- en natuurgebieden. Verschillende vormen van criminaliteit die zich kunnen
voordoen zijn: diefstal uit of van vaartuigen, geweldplegingen, overlast, vernieling,
milieuvervuiling, alcoholgebruik, etc. Omdat er beperkt zicht is op bepaalde omvangrijke
en moeilijk toegankelijke gebieden (o.a. Nationaalpark de Biesbosch), is het niet mogelijk
uitspraken te doen over bepaalde vormen van problematiek en/of criminaliteit.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
12
Enkel bekende politiecijfers kunnen een objectieve uitspraak geven over de mate van
problematiek of criminaliteit.
Conclusies: In beide gemeenten is veel te doen voor dagjesmensen en toeristen. Er zijn
verschillende bezienswaardigheden en activiteiten die men kan doen als fietsen,
wandelen, varen, waterrecreatie en zwemmen. Het grootste recreatie- en natuurgebied is
de Biesbosch. Dit omvangrijke gebied (meer dan 9.000 hectare) is afgelegen van de
bewoonde wereld (omringd door water). Veiligheidspartners geven aan dat er nauwelijks
zicht is op wat zich afspeelt in dit gebied. Coördinatie over dit nationaal park is belegd bij
het Parkschap. Vaartuigcriminaliteit komt in beide gemeenten in mindere mate voor en
vindt vooral plaats bij havens. Hierbij wordt het hele vaartuig gestolen of bepaalde
onderdelen (motoren, waterpomp, brandstof en andere voorwerpen).
Vaartuigcriminaliteit is voor beide gemeenten een aandachtspunt.
2.4 Jeugd en veiligheid Dit veiligheidsveld heeft betrekking op de veiligheid van jongeren en de onveiligheid die
door jongeren gecreëerd wordt, zowel thuis, op straat, op en rondom scholen en tijdens
het uitgaan. Thema’s in dit veiligheidsveld zijn overlastgevende jeugdgroepen, criminele
jeugd/individuele probleemjongeren, alcohol- en drugsgebruik onder jongeren en
veiligheid op en rondom scholen.
Veiligheidsthema 2.4.1. Overlastgevende jeugdgroepen
Elke gemeente heeft zijn eigen jeugdgroepen. (Groepen) jongeren hebben net als
iedereen de vrijheid om te bewegen, zich te vermaken en te recreëren in de openbare
ruimte. Ze moeten zich houden aan de regels die gelden binnen de gemeente (APV). Dit
thema heeft betrekking op het overtreden van de regels en het veroorzaken van overlast
door jongeren (vernielingen, geluidsoverlast, intimidatie, geweldsincidenten, alcohol- en
drugsgebruik). Veel van deze problemen hebben invloed op het veiligheidsgevoel en de
leefbaarheid in de buurt.
Conclusies: Beide gemeenten hebben hun eigen jeugdgroepen. Deze zijn volgens de
Beke-shortlistmethodiek gecategoriseerd. In sommige gevallen kan de shortlistmethodiek
niet goed worden toegepast op een bepaalde jeugdgroep. Momenteel wordt regionaal
gekeken hoe men de shortlistmethodiek beter kan toepassen. De samenstelling en
categorie van de jeugdgroepen wil nog weleens wisselen of ‘opschalen’, en dus moet
gekeken worden naar één vastgestelde aanpak per categorie jeugdgroep. De
jeugdgroepen worden geïnventariseerd door de politie en aangevuld door jongerenwerk
en gemeenten. Het aantal meldingen van jeugdoverlast (lawaai, vervuiling, vernielingen,
pesterijen etc.) is in beide gemeenten hoog (2012: 140 in gemeente Geertruidenberg en
84 in de gemeente Drimmelen). Objectief gezien betreft het een klein percentage van het
aantal jongeren dat in de gemeenten deze overlast veroorzaakt. De tolerantiegrenzen
van overlastmelders spelen bij deze hoge aantallen een belangrijke rol.
Veiligheidsthema 2.4.2. Criminele jeugd/individuele probleemjongeren
Bij dit thema staan individuele (criminele) probleemjongeren centraal. Criminele
jongeren zijn jongeren die meerdere keren een misdrijf hebben gepleegd of een proces-
verbaal (minimaal 10) hebben gehad, de zgn. ‘veelplegers’. Deze jongeren zorgen voor
veel problemen binnen een gemeente. Zo kunnen ze verantwoordelijk zijn voor
woninginbraken, diefstallen, geweldplegingen, intimidatie, drugshandel, overlast etc.
Criminele jongeren kunnen andere jongeren (‘meelopers’) in de gemeente meetrekken in
hun gedrag en criminele activiteiten.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
13
Conclusies: In beide gemeenten zijn geen criminele jeugdgroepen actief. Wel zijn diverse
jongeren in de afgelopen jaren in aanraking gekomen met politie, Halt en/of justitie.
Individuele (criminele) jongeren worden besproken in het Justitieel Casus Overleg
(JCO’s) in het Veiligheidshuis Breda. Alle veiligheidspartners en zorginstellingen sluiten
hierbij aan en bedenken een aanpak gericht op de jongeren en hun omgeving.
Veiligheidsthema 2.4.3. Jeugd, alcohol en drugs
Bij dit thema wordt het alcohol- en drugsgebruik onder jongeren behandeld. Jongeren
verkennen hun grenzen en experimenteren daarbij door alcohol en drugs te gebruiken.
Zorgpartners zoals de GGD en Novadic-Kentron, maken zich met name zorgen over de
trend dat jongeren steeds vaker, steeds meer en op steeds jongere leeftijd alcohol
drinken. Binnen dit thema vallen onder meer de signalen van indrinken, hinderlijk
gebruik van alcohol in de openbare ruimte en eveneens het gebruik van drugs.
Conclusies: Alcoholgebruik onder jongeren is in beide gemeenten (ruim 58%) hoger dan
in de rest van de gemeenten in West-Brabant (52%). Vooral het aantal jongeren dat op
14-15 jarige leeftijd is begonnen met drinken is fors toegenomen. Het aantal 12-13
jarigen dat op die leeftijd begint met drinken is positief afgenomen. Het percentage
‘binge-drinkers’ (meer dan 6 glazen alcohol per gelegenheid) is in beide gemeenten
hoger (35% gemiddeld) dan in de rest van de gemeenten in West-Brabant (28%). Het
softdrugsgebruik onder jongeren ligt met 3% net boven het West-Brabantse gemiddelde
van 2%. De aanpak van alcoholgebruik onder jongeren is in beide gemeenten een
prioriteit. Alcoholgebruik op straat (door jongeren) verdient de komende jaren de nodige
aandacht. Drugsgebruik komt in beperkte mate voor, maar blijft een belangrijk
aandachtspunt.
Veiligheidsthema 2.4.4. Veiligheid in en om scholen
Scholen zijn, naast de opvoeding thuis, de basis voor het vormen en ontwikkelen van het
kind. Op school kan het soms ook onveilig zijn. Veiligheidsproblemen op en rond school
zijn pesten, spijbelen, intimidatie, geweld, diefstal, vernielingen en verkeersonveiligheid.
Onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van het personeel,
leerlingen en bezoekers. Om de veiligheid te vergroten is er een samenwerkingsverband
in de vorm van ‘Convenant Veilige school’. Hierbij hebben gemeenten, politie, OM, Halt
en alle onderwijsinstellingen in de gemeenten Dongen, Drimmelen, Gilze en Rijen,
Geertruidenberg en Oosterhout afspraken gemaakt en deze ondertekend in het
convenant.
Conclusies: Op basis van de GGD gezondheidsprofielen 2011 van beide gemeenten, kan
geconcludeerd worden dat er geen noemenswaardige problemen zijn. Het spijbel- en
pestgedrag ligt in beide gemeenten rond het gemiddelde van de rest van de gemeenten
in West-Brabant. Daarnaast zijn de afspraken in het “Convenant veilige school‟, in 2012
opnieuw bevestigd en ondertekend.
2.5 Fysieke veiligheid De eerste 3 veiligheidsvelden hebben met name betrekking op ‘sociale’
veiligheidsthema’s. Dit veiligheidsveld gaat over ‘fysieke’ veiligheid, wat vooral gericht is
op de risico’s die bedrijven en instellingen met zich mee kunnen brengen en de gevolgen
daarvan. Thema’s die vallen binnen dit veld zijn: verkeersveiligheid, brandveiligheid,
externe veiligheid (opslag, verwerking en transport van gevaarlijke stoffen) en de
voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
14
Veiligheidsthema 2.5.1. Verkeersveiligheid
Verkeersveiligheid heeft betrekking op de veiligheid van verkeersdeelnemers, de
inrichting van de infrastructuur en verdere activiteiten in de aangrenzende omgeving
(scholen, speelgelegenheden, woningen etc.). De veiligheid wordt beïnvloed door de
fysieke infrastructuur (drempels, 30 km-zones, wegversmallingen, verkeerslichten etc.)
en het rijgedrag van verkeersdeelnemers. Onderwerpen hierbij zijn o.a.
verkeersongevallen, verlaten van het plaats ongeval, te hard rijden, rijden onder invloed
(alcohol en drugs) en agressief rijgedrag.
Conclusies: het aantal verkeersdoden in beide gemeenten is nihil. Het aantal ongevallen
met letsel lag in de gemeente Drimmelen gemiddeld rond de 30 per jaar en in de
gemeente Geertruidenberg was dit aantal gedaald van 52 in 2011 tot 22 in 2012.
Daarnaast is het aantal materiële schademeldingen dalend, maar nog wel vrij hoog
(gemeente Geertruidenberg gemiddeld 150 meldingen en gemeente Drimmelen 90
meldingen). Eveneens is het aantal meldingen verlaten plaats ongeval hoog in beide
gemeenten (wegrijden na het veroorzaken van en ongeval/materiële schade zonder het
slachtoffer te helpen of de schade te melden). Het aantal meldingen ligt ruim boven de
100 per jaar voor beide gemeenten. Rijden onder invloed van alcohol ligt gemiddeld rond
de 40 aanhoudingen per jaar. Zoals eerder is aangegeven kan de politie deze aantallen
beïnvloeden door bijvoorbeeld meer alcoholcontroles uit te voeren of te surveilleren.
Veiligheidsthema 2.5.2. Brandveiligheid
Dit thema heeft betrekking op brandveiligheid van gebouwen, zoals woningen,
horecaondernemingen, tijdelijke bouwwerken (evenementen), instellingen en bedrijven.
Om de brandveiligheid van deze gebouwen goed te waarborgen ziet de brandweer toe op
preventie (gebruiksvergunning, -melding en controles), geeft voorlichting aan
doelgroepen en bereid men zich voor op de bestrijding van incidenten en calamiteiten.
Conclusies: Beide gemeenten en de brandweer lopen op schema voor wat betreft het
aantal brandveiligheidscontroles. De brandweer in beide gemeenten rukt regelmatig uit
voor hulpverleningsdiensten (technische hulpverlening, zoals losknippen van
verkeersslachtoffers) en in mindere mate voor brandbestrijding. Vooral de aangrenzende
snelwegen A27 en A59 hebben invloed op het aantal hulpverlening-uitrukken.
Veiligheidsthema 2.5.3. Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over de risico’s die de opslag, verwerking en transport van
gevaarlijke stoffen met zich meebrengt. Bij dit thema is geïnventariseerd hoeveel
risicovolle bedrijven, kwetsbare objecten en bedrijven die vallen onder de wet Besluit
Risico’s Zware Ongevallen (BRZO-bedrijven), aanwezig zijn binnen de gemeente en of
hier bijzonderheden/problemen mee zijn geweest.
Conclusies: Beide gemeenten beschikken over een extern veiligheidsbeleid/visie en
voeren dit beleid uit. Het aantal risicovolle bedrijven/objecten in beide gemeenten ligt
rond de 30 (LPG- tankstations of propaan tanks bij boerderijen). Kwetsbare objecten
(onderwijsinstellingen, verzorgingstehuizen, publieksgebouwen, etc.) zijn er binnen de
gemeente Drimmelen het meeste, met 58 objecten. In de gemeente Geertruidenberg
kent men 32 kwetsbare objecten. De gemeente Geertruidenberg kent 2 BRZO-bedrijven.
Bij beide inrichtingen is de provincie Noord-Brabant vergunningverlener en
toezichthouder. De rampenbestrijdingsplannen van beide inrichtingen zijn actueel.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
15
Veiligheidsthema 2.5.4. Voorbereiding op rampenbestrijding en crisisbeheersing
Gemeenten, operationele diensten (politie, brandweer en de geneeskundige
hulpverleningsorganisatie in de regio), de gemeenschappelijke meldkamer en defensie,
maken tijdens rampen en crises deel uit van de Veiligheidsregio Midden- en West-
Brabant. Binnen de Veiligheidsregio bereiden alle organisaties zich individueel, maar ook
multidisciplinair, voor op de bestrijding van rampen en calamiteiten. Het Regionaal
Crisisplan 2012 (RCP) beschrijft de aanpak van rampen en crisis en heeft de ‘oude’
gemeentelijke rampenplannen vervangen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het
onderdeel ‘Bevolkingszorg’.
Conclusies: Beide gemeenten werken actief samen met de gemeente Oosterhout om zich
zo goed mogelijk voor te bereiden op de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit
samenwerkingsverband heet 3x Oranje. Naast het gezamenlijk opleiden, trainen en
oefenen van de gemeentelijke organisatie, kan men in geval van een crisis of ramp
beroep doen op elkaars personeel (burenhulp). Opleiden, trainen en oefenen van de
gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie (volgens het RCP 2012) staat voor 2013-
2014 op de agenda. Het multidisciplinair oefenen met brandweer, politie en GHOR start
in 2014 en wordt verzorgd door de werkgroep Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen
(MDBO) van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Met de komst van het nieuwe
RCP moet de gehele gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie opnieuw worden
getraind en opgeleid. Voor dit proces zijn tijd en (financiële) middelen beschikbaar
gesteld.
2.6 Integriteit en veiligheid Dit veiligheidsveld is opgebouwd uit thema’s die een grote inbreuk kunnen hebben op de
maatschappelijke integriteit, als wel op belangrijke regels en andere afspraken op het
gebied van de veiligheid en stabiliteit binnen de samenleving. Thema’s binnen dit
veiligheidsveld zijn radicalisering en terrorisme, georganiseerde criminaliteit en
ambtelijke en bestuurlijke integriteit.
Veiligheidsthema 2.6.1 Radicalisering en terrorisme
Dit thema heeft betrekking op individuen die vervreemd raken van hun omgeving en
steeds verder af komen te staan van de samenleving. Het risico is dat deze personen
beïnvloedbaar zijn voor radicale of terroristische idealen, opvattingen of ideeën.
Discriminatie kan hierin een belangrijke rol spelen, omdat men zich buitengesloten of niet
begrepen voelt door bepaalde personen of de samenleving. Illegale praktijken
betreffende radicalisering of terrorisme spelen zich vooral af achter ‘gesloten deuren’.
Overheidsinstanties doen er alles aan om signalen op te vangen en daar naar te
handelen. Burgers kunnen daarnaast ook een belangrijke signalerende functie hebben
voor deze onderwerpen (getuigen van discriminatie, verdachte handelingen, (racistische)
mishandelingen etc.).
Conclusies: Het aantal klachten van discriminatie in beide gemeenten is vrijwel nihil,
volgens de gemeentelijke anti-discriminatie voorzieningen. De politie en gemeenten
hebben verder geen reden om aan te nemen dat radicalisering en terrorisme zich in
beide gemeenten voordoen.
Veiligheidsthema 2.6.2. Georganiseerde criminaliteit
Georganiseerde criminaliteit houdt zich bezig met illegale praktijken in vormen als
mensenhandel, witwassen, drugshandel, prostitutie, afpersing, internetcriminaliteit,
moorden etc. Criminele organisaties doen er alles aan om hun praktijken te verbergen
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
16
voor de buitenwereld. Helaas komt het regelmatig voor dat illegaal verkregen vermogen
geïnvesteerd wordt in legale branches, zoals woningbouw en horeca. Die vermenging van
boven- en onderwereld proberen gemeenten, politie, OM, Regionaal Informatie- en
Expertise Centrum (RIEC), Belastingdienst, woningcorporaties en andere partners te
voorkomen. Verwevenheid met de bovenwereld kan voor maatschappelijke onrust
zorgen. Burgers en ondernemers kunnen het slachtoffer worden van deze criminelen,
maar durven niets te doen uit angst voor represailles. Criminelen wanen zich op deze
manier ontastbaar. Een van de belangrijk instrument, naast de informatie-uitwisseling en
het opzetten van casussen binnen het RIEC, voor gemeenten is de BIBOB-toets. Bij deze
toets wordt gekeken of een vergunningsaanvrager legaal (bijvoorbeeld voor een nieuwe
horecaonderneming) aan zijn financieel vermogen komt. Mensenhandel kan een
onderwerp zijn binnen het RIEC-overleg, maar wordt daarnaast behandeld in het
‘Signalenoverleg Mensenhandel’, waarbij beide gemeenten zijn aangesloten.
Conclusies: Criminele activiteiten kunnen door middel van bepaalde signalen (verdachte
personen, voertuigen, bepaalde handelingen als een afrekening of mishandeling) bij
partners binnen het RIEC in het zicht komen. Als deze praktijken aan het licht komen,
springen diverse partners hierop in. Men begint met het verzamelen van alle beschikbare
informatie en brengen dan een ‘casus’ in. Tijdens de casus worden activiteiten of
personen nauwlettend in de gaten gehouden en onderzocht. Voor de gemeente
Geertruidenberg geldt dat 1 casus in de voorbereidende fase zit voor de integrale
aanpak, 1 casus zit in de onderzoeksfase en 1 casus zit in de integrale aanpak en wordt
uitgevoerd. Voor de gemeente Drimmelen geldt dat zij 1 casus hebben in de
voorbereidende fase.
Veiligheidsthema 2.6.3. Bestuurlijke en ambtelijke integriteit
Gemeenten zijn verplicht om een integriteitsbeleid te voeren. Dit houdt in dat gemeenten
beleid moeten hebben met daarin opgenomen: een verplichte gedragscode, de integratie
van integriteit in het personeelsbeleid en de verantwoordingsplicht van het college aan
de gemeenteraad.
Conclusies: Beide gemeenten beschikken over een integriteitsbeleid, maar voeren deze
op hun eigen manier uit. Zo heeft de gemeente Geertruidenberg ervoor gekozen om de
eed of belofte niet ceremonieel af te laten leggen, maar door middel van het tekenen van
een integriteitsverklaring door alle ambtenaren. In de gemeente Drimmelen gebeurt dit
nog wel ceremonieel. In beide gemeenten is en blijft integriteit een belangrijk
aandachtspunt.
2.7 Vervolg Zoals aan het begin van het hoofdstuk is aangegeven, is de veiligheidsanalyse
vastgesteld door de colleges van beide gemeenten. De veiligheidsanalyse bevat, naast
het beeld van de veiligheidssituatie, ook een advies aan de gemeenteraden over de te
stellen beleidskaders. De gemeenteraden hebben twee functies volgens het dualisme,
namelijk: 1. het stellen van (beleids)kaders en 2. het controleren van het college op de
uitvoering daarvan.
In het volgende hoofdstuk wordt de advisering aan beide gemeenteraden beschreven en
de totstandkoming van de prioriteiten. De advisering en het vast stellen van prioriteiten,
heeft plaatsgevonden door middel van prioriteitensessies. Tijdens deze sessies is de
veiligheidsanalyse gepresenteerd en is vervolgens aan beide raden gevraagd om
prioriteiten (kaders) te stellen voor het Integraal Veiligheidsbeleid 2013-2016.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
17
3. Prioriteiten
3.1 Proces Tijdens twee onafhankelijke prioriteitensessies voor beide gemeenten hebben de
aanwezige raadsleden of fracties de prioriteiten bepaald voor de komende jaren. In de
gemeente Drimmelen zijn 5 prioriteiten gesteld, omdat het aantal stemmen gelijk waren
bij 3 thema’s. In de gemeente Geertruidenberg zijn 4 prioriteiten gesteld, maar zijn twee
prioriteiten tot één gevoegd. Het stellen van prioriteiten heeft in beide gemeenten op een
andere datum plaatsgevonden. De twee presentaties van de veiligheidsanalyse deelde
dezelfde opzet, maar de inhoud was afgestemd op de gemeente waar de presentatie
gehouden werd. In dit hoofdstuk vindt u de gebruikte methodiek voor het stellen van de
prioriteiten (stickermethodiek) en de uitkomsten van de prioriteiten per gemeente.
3.1.1 Stickermethodiek De werkwijze waarop de prioriteiten zijn bepaald, is gebaseerd op de stickermethodiek
die door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is ontwikkeld. Raadsleden of fracties
krijgen daarbij groene en oranje ‘stickers’ die ze op bepaalde onderwerpen kunnen
plakken, die volgens hen of de fractie prioriteit heeft. In totaal kreeg ieder raadslid of
fractie twee groene en één oranje sticker. Groene stickers gaven de prioriteiten aan die
volgens de aanwezige raadsleden of fracties extra aandacht behoeven en oranje welke
geen of minder aandacht nodig hebben. Aan de stickers van de fracties hing een
wegingsfactor gebaseerd op het aantal zetels binnen de gemeenteraad.
3.2 Uitkomsten prioriteitensessie
Gemeente Drimmelen Op 25 april 2013 heeft de presentatie van de veiligheidsanalyse plaatsgevonden in het
gemeentehuis te Made. Dit gebeurde tijdens de informatieronde waarbij raads- en
burgerleden toelichting kregen en gelegenheid hadden om vragen te stellen over de
analyse. De opinieronde van 2 mei 2013 is gebruikt om prioriteiten te stellen. Bij de
gemeente Drimmelen is besloten per fractie te stemmen. Per fractie zijn groene en
oranje stickers uitgedeeld. Aan elke fractie hangt een wegingsfactor door middel van het
aantal zetels. De fracties en wegingsfactoren zijn als volgt:
Lijst Harry Bakker – 6 zetels
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie – 4 zetels
Combinatie Algemeen Belang – 4 zetels
Partij van de Arbeid – 2 zetels
Christen Democratisch Appèl – 2 zetels
Groen Drimmelen – 2 zetels
Groen Links – 1 zetel
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
18
De vijf prioriteiten van het integraal veiligheidsbeleid voor de periode 2013-2016 in de
gemeente Drimmelen zijn:
1) Woninginbraken;
2) Verkeer en veiligheid;
3) Alcoholgebruik onder jongeren;
4) Jeugdoverlast;
5) Geweldsmisdrijven.
Hieronder vindt u de schematische weergave van het aantal stemmen gedaan door de
fracties in de gemeente Drimmelen.
Veiligheidsveld 1: Veilige woon- en
Leefomgeving
Veiligheidsveld 2: Bedrijvigheid en
Veiligheid
Veiligheidsveld 3: Jeugd en
Veiligheid
Veiligheidsveld 4: Fysieke Veiligheid
Veiligheidsveld 5: Integriteit en
veiligheid Woninginbraken
14
Veiligheid in de Biesbosch
2
Jeugdoverlast
4
Controle en toezicht op externe veiligheid
1
2
Aanpak georganiseerde criminaliteit
7
Geweldsmisdrijven
4
(geluids)overlast horeca
Alcoholgebruik onder jongeren
4
Opleiden, trainen en oefenen
2
Aanpassen BIBOB-beleid na wetswijziging
Voertuigcriminaliteit
1
(geluids)overlast evenementen
Aantal verdachten tussen de 12 en 24 jaar
Verkeer en veiligheid
10 Voortdurend aandacht voor integriteit bestuur en ambtenaren
Functioneren van de gemeente
Aanstellen van een BOA voor handhaving Drank- en Horecawet
4
Toepassing van de Beke-shortlistmethodiek
Rijden onder invloed van alcohol
Anders, namelijk…
Vernielingen (o.a. met de jaarwisseling)
Diefstal vanaf/uit vaartuig
Drugsgebruik onder jongeren
Verlaten plaats ongeval
2
Dronken mensen op straat
Inbraken en diefstallen in kantoren/bedrijven
Anders, namelijk…
Anders, namelijk…
Drugsoverlast Anders, namelijk…
Anders, namelijk…
Gemeente Geertruidenberg
Op 8 april 2013 heeft de presentatie van de veiligheidsanalyse, direct gevolgd door de
prioriteitensessie, plaatsgevonden. In tegenstelling tot de gemeente Drimmelen is in
Geertruidenberg niet per partij gestemd, maar per raadslid. 13 van de 19 aanwezige
raadsleden hebben daarbij de groene en oranje stickers op de volgende problematiek
geplakt. De vier prioriteiten van het integraal veiligheidsbeleid voor de periode 2013-
2016 zijn in de gemeente Geertruidenberg:
1) Woninginbraken;
2) Geweldsmisdrijven;
3) Alcoholgebruik onder jongeren;
4) Aanpak georganiseerde criminaliteit, inclusief het aanpassen van het BIBOB-
beleid na de wetswijziging.
Op de volgende pagina vindt u de schematische weergave van het aantal stemmen
gedaan door de individuele raadsleden. De onderstreepte thema’s zijn de gekozen
prioriteiten.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
19
Veiligheidsveld 1:
Veilige woon- en Leefomgeving
Veiligheidsveld 2:
Bedrijvigheid en Veiligheid
Veiligheidsveld 3:
Jeugd en Veiligheid
Veiligheidsveld 4:
Fysieke Veiligheid
Veiligheidsveld 5:
Integriteit en veiligheid
Woninginbraken
6
(geluids)overlast horeca
1
Aanpak jeugdoverlast
1 6
Controle en toezicht op externe veiligheid
Aanpak georganiseerde criminaliteit
2
Geweldsmisdrijven
5
(geluids)overlast evenementen
2
Alcoholgebruik onder jongeren
4
Opleiden, trainen en oefenen
Aanpassen BIBOB-beleid na wetswijziging
2 Voertuigcriminaliteit Aanstellen van een
BOA voor handhaving Drank- en Horecawet
Aantal verdachten tussen de 12 en 24 jaar
Verkeer en veiligheid 1
Voortdurend aandacht voor integriteit bestuur en ambtenaren
1 Functioneren en bereikbaarheid van politie en gemeenten
Diefstal vanaf/uit vaartuig
Toepassing van de Beke-shortlistmethodiek
Rijden onder invloed van alcohol
1
Anders, namelijk…
Vernielingen (o.a. met de jaarwisseling)
1
Inbraken en diefstallen in kantoren/bedrijven
Drugsgebruik onder jongeren
1
Verlaten plaats ongeval
1
Burenruzies
1
Winkeldiefstallen Anders, namelijk…
1 Aanpak van overlast
door scooters
Anders, namelijk…
Dronken mensen op straat
1
Anders, namelijk…
Drugsoverlast
Anders, namelijk…
3.3 Prioriteiten 2013-2016 In de hierna volgende deelhoofdstukken worden de prioriteiten uitgewerkt. Aangezien
beide gemeenten overeenkomende prioriteiten hebben, wordt op deze gebieden zo veel
mogelijk integraal samenwerkt. Lokaal gestelde prioriteiten worden door de betreffende
gemeente ‘individueel’ opgepakt. Per prioriteit wordt aangeven wat het thema inhoud,
wat de hoofdlijnen zijn in de aanpak, wie de belangrijkste partners zijn en welke
(algemene) doelen de gemeenten en veiligheidspartners zich stellen. Verder is gekeken
naar wat de landelijke en regionale uitgangspunten zijn van de politiek en de (lokale)
veiligheidspartners.
De eerste drie prioriteiten zijn voor beide gemeenten hetzelfde. Gevolgd door één lokale
prioriteit binnen de gemeente Geertruidenberg en twee lokale prioriteiten binnen de
gemeente Drimmelen:
1. Woninginbraken;
2. Geweldsmisdrijven;
3. Alcoholgebruik onder jongeren;
4. Georganiseerde criminaliteit inclusief aanpassen BIBOB-beleid(gemeente
Geertruidenberg);
5. Verkeer en veiligheid (gemeente Drimmelen);
6. Jeugdoverlast (gemeente Drimmelen).
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
20
3.3.1 Woninginbraken
Beschrijving ‘woninginbraken’:
Landelijk - woninginbraken zijn in Nederland een probleem. Een zwaardere vorm van
woninginbraken zijn de woningovervallen. Hierbij wordt vaak geweld gebruikt tegen de
slachtoffers. Het aantal woningovervallen neemt weliswaar in aantal af, maar zijn onder
de noemer ‘overvallen’ (andere voorbeelden zijn overvallen op geldtransporten, financiële
instellingen als banken, etc.) nog steeds het hoogste in Nederland. Woninginbraken en
-overvallen vallen onder de zogeheten ‘High Impact Crimes’. Slachtoffers raken
getraumatiseerd of voelen zich steeds minder veilig in hun eigen omgeving of woning.
Het huidige kabinet Rutte-Asscher stelt de aanpak van woninginbraken en –overvallen
hoog op de agenda. (Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, 2013)
In de periode tussen 2005 en 2011 is het aantal woninginbraken toegenomen met 16%.
In 2011 registreerde de politie ongeveer 108.000 diefstallen (inbraak, inclusief diefstal
uit box, schuur en garage) uit woningen. Dit is een stijging van 6% vergeleken met het
jaar ervoor. (van Rosmalen, Kalidien, & de Heer-de Lange, 2012)
Regionaal – in het regionaal beleidsplan Zeeland-West-Brabant 2013-2014, hebben alle
gemeenten in de regio aangeven dat woninginbraken, overvallen en straatroof (WOS),
één van de 5 gemeenschappelijke veiligheidsthema’s is voor de periode 2013-2014.
Het totaal aantal woninginbraken stijgt in de politieregio Zeeland-West-Brabant (hierna:
ZWB). De politieregio ZWB is sinds begin 2013 opgedeeld in 4 districten: Zeeland, de
Markiezaten, de Baronie en Hart van Brabant. Beide gemeenten vallen onder het district
de Baronie. Uit een vergelijking van de nieuwe districten blijkt dat het aantal
woninginbraken per 1000 woningen in de Baronie en in Hart van Brabant hoger is dan in
de andere districten. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012) Uit een analyse van de eerste
drie maanden van 2013 is gebleken dat het aantal woninginbraken in district de Baronie
op 740 staat. Dit is een gemiddelde stijging van ongeveer 14% ten opzichte van 2012.
(Brouwer & Igor, 2013)
Lokaal – uit de politiecijfers van de periode 2009-2012 blijkt dat het aantal
woninginbraken in de gemeente Geertruidenberg licht dalend is en voor de gemeente
Drimmelen schommelend. Het aantal woningovervallen in 2012 was in beide gemeenten
nul. Het gemiddelde aantal woninginbraken ligt in de gemeente Geertruidenberg rond de
70 per jaar. In de gemeente Drimmelen ligt dit aantal hoger, namelijk rond de 112 per
jaar. Woninginbraken gebeuren vooral tijdens de “donkere maanden” (oktober t/m
maart), tijdens de vakantiemaanden (juni t/m augustus) en met carnaval. (Schaap,
2013)
Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016:
Landelijke aanpak - de overheid (lees: gemeenten, politie, OM en andere
overheidsinstanties) heeft de taak om Nederland zo veilig mogelijk te maken. Voor wat
betreft de aanpak van woninginbraken, heeft de rijksoverheid middelen gekregen om
enerzijds daders op te sporen (repressief) en anderzijds te voorkomen dat deze delicten
worden gepleegd (preventief). Echter kan de rijksoverheid en lokale overheden niet
volledig waarborgen dat deze delicten niet meer zullen voorkomen (veiligheidsutopie).
Daarom moet, naast het overheidsingrijpen, maximaal worden gestreefd naar
zelfredzaamheid van de burgers. Burgers verwachten hierop dat de overheid niet alleen
daadkrachtig en serieus te werk gaat, maar eveneens dat ze de burgers als
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
21
gelijkwaardige partner beschouwen (‘actieve wederkerigheid’). (Homburg & Batelaan,
2005)
Regionale aanpak - het regionaal beleidsplan ZWB omschrijft één integraal
probleemgerichte aanpak die bestaat uit drie verschillende componenten. (Politie
Zeeland-West-Brabant, 2012) Deze aanpak is eveneens gericht op de bestrijding van
georganiseerde criminaliteit, geweldsdelicten en jeugdproblematiek. De drie
componenten zijn:
1. Een persoonsgerichte aanpak: binnen de politieregio ZWB ligt de focus vooral op
‘gelegenheidsdaders’ of ‘nieuwe veelplegers’ en slachtoffers. Deze daders gebruiken de
gelegenheid om snel en gemakkelijk geld te verdienen. Individuele daders, maar ook
eerder opgepakte leden van criminele bendes, worden in deze aanpak meegenomen. De
aanpak van de daders wordt besproken binnen het Veiligheidshuis te Breda, waarbij
zowel veiligheidspartners als zorgpartners aansluiten. Zorgpartners houden zich naast de
daders ook bezig met de opvang en hulp van slachtoffers. Diverse interventies zijn: Top
100 aanpak, afnemen van crimineel vermogen en slachtofferzorg.
2. Een groepsgerichte aanpak: naast de individuele daders kan gesproken worden van
georganiseerde dadergroepen. Deze groepen zijn mobiel en verplaatsen zich door het
gehele land of zelfs internationaal. In sommige gevallen kunnen deze dadergroepen zich
bezig houden met andere vormen van georganiseerde criminaliteit. Criminele
jeugdgroepen kunnen ook verantwoordelijk zijn voor woninginbraken. Echter zijn in beide
gemeenten geen jeugdbendes bekend. Interventies zijn: aanpak mobiel-banditisme,
aanpak criminele jeugdgroepen die zich verplaatsen door de regio en aanpak criminele
samenwerkingsverbanden.
3. Een gebiedsgerichte aanpak: de kaders voor de gebiedsgerichte aanpak wordt op
regionaal niveau vastgesteld en op lokaal niveau uitgevoerd. De gebiedsgerichte aanpak
richt zich hierbij op de fysieke omgevingsfactoren binnen de gemeente (lokaal). Door
deze factoren (zoals veel begroeiing, donkere plaatsen als brandgangen, parken, e.d.) te
beïnvloeden (snoeien, verlichting aanbrengen) wordt het voor daders moeilijker om
inbraken te plegen. Binnen gemeenten wordt gekeken welke gebieden een verhoogd
risico hebben op woninginbraken. Interventies die op lokaal niveau worden uitgevoerd
zijn: preventieve maatregelen, bewustzijn en gedragsaanpassing van burgers en het
vergroten van de heterdaadkracht door o.a. meer burgerparticipatie (Vliegende Brigade
en buurtpreventie).
Lokale aanpak - de kaders die geschetst worden in de regionale aanpak, worden lokaal
uitgevoerd. Hierbij zetten gemeenten en partners diverse gezamenlijke en/of
onafhankelijke acties uit. Diverse acties zijn:
Het actieoverleg woninginbraken binnen de 6 Dongemond gemeenten is gestart in
april 2013. Per week wordt op operationeel niveau tussen gemeenten en politie,
besproken en gekeken naar het aantal woninginbraken. Vervolgens wordt
afgewogen of er acties noodzakelijk zijn vanuit de politie, gemeente of
burgerparticipatie. De eerste acties staan gepland en worden door de partners
uitgevoerd. Acties worden binnen het overleg geëvalueerd en bij positief resultaat
voortgezet.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
22
Inzet van burgerparticipatie in de gemeente Drimmelen. Dit burgerinitiatief heet
de Vliegende Brigade. Leden van de Vliegende Brigade krijgen geanonimiseerde
informatie van de politie, waarna ze gericht kunnen kijken naar eventuele
verdachte situaties en deze vervolgens melden aan politie en/of gemeente
(personen, voertuigen, etc.)
Bewustwordingsacties, zoals het adverteren in de lokale krant, flyers verspreiden,
voorlichtingsbijeenkomsten en oefenen met de leden van de Vliegende Brigade.
Opzetten van buurtpreventie in de gemeente Geertruidenberg. Begin april 2013 is
met partners (politie, wooncorporatie) een start gemaakt om de mogelijkheden te
bekijken voor buurtpreventie. Dit initiatief wordt in 2013 verder ontwikkeld en
uitgezet. Buurtpreventieteams zijn net als leden van de Vliegende Brigade, de
ogen en oren binnen de buurt/wijk en hebben een signalerende en meldende
functie richting politie en gemeente.
Partners in de aanpak:
Gemeenten (regierol in het opstellen en uitvoeren van het veiligheidsbeleid, veilig
maken en houden van de openbare ruimte, voorlichting geven en communiceren
richting de burgers);
Politie (opsporing van daders, de heterdaadkracht vergroten, ‘samenwerking’ met
burgers, voorlichting geven over woninginbraken, meldingsbereidheid en de
pakkans vergroten);
OM (straffen van daders, met name sterk betrokken bij de ‘veelplegers aanpak’)
Woningcorporaties (maatregelen nemen bij huurwoningen, als het toepassen van
het Keurmerk Veilig Wonen en het veilig maken van bijvoorbeeld brandgangen);
Veiligheidshuis Breda (‘veelplegers aanpak’, Persoonsgebonden Aanpak (PGA)
WOS in samenwerking met alle veiligheidspartners);
Burgerinitiatieven (Vliegende brigade: signalerende en meldende functie en
vormen de ogen en oren binnen de wijk/buurt);
Burgers (zelfredzaamheid vergroten door goede beveiligingsmaatregelen te
treffen en bewust te zijn van de risico’s en onregelmatigheden).
Doelstelling 2016:
Landelijke doelstelling - minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft afspraken
gemaakt met politie, OM en andere partijen om de komende jaren de aanpak van
woninginbraken te verbeteren. De landelijke doelstelling voor de komende jaren (tot
2017) is om het aantal woninginbraken met 30% te verlagen tot 65.000. In 2011 werden
ongeveer 88.760 woninginbraken geregistreerd. Dit aantal is in 2012 gestegen met 2,6%
tot ongeveer 91.150 inbraken. In één derde van de gevallen kan gesproken worden van
poging tot inbraak. Kortom, de landelijke doelstelling is om het huidige niveau van
woninginbraken te verlagen en het ophelderingspercentage te verhogen. (Rijksoverheid,
2013)
Regionale doelstelling - regionaal heeft men als doel gesteld om het aantal High
Impact Crimes (HIC – o.a. woninginbraken, overvallen, straatroof en geweldsdelicten) te
verlagen met 25% in 2014 (peiljaar is 2009). Zowel preventieve als repressieve acties
zullen hieraan bij moeten dragen. Het verdachtenratio (pakkans) van de WOS-feiten
(woninginbraken, overvallen en straatroof) moet in 2014 37,5% zijn. Het verdachtenratio
moet niet in verband worden gebracht met het oplossingspercentage, omdat dit
percentage niet landelijk is vastgesteld. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
23
Lokale doelstelling – de landelijke en regionale doelstellingen worden zo veel mogelijk
lokaal nagestreefd. Naast het repressief opsporen en strafrechtelijk vervolgen van de
inbrekers door de politie en justitie, wordt de nadruk gelegd op preventieve acties. Het
doel is om in de komende jaren de bewustwording en zelfredzaamheid van de inwoners
in beide gemeenten te vergroten en de kans om slachtoffer te worden van een
woninginbraak verkleinen. Acties en interventies om dit doel te bereiken worden
besproken in het ‘actieoverleg woninginbraken’, waarvan de 6 Dongemond gemeenten en
de politie deel uit maken.
3.3.2 Geweldsmisdrijven
Beschrijving ‘geweldsmisdrijven’:
Landelijk – uit de landelijke veiligheidsmonitor 2012 blijkt dat 2,6% van de
Nederlanders in 2012 slachtoffer is geweest van een geweldsdelict. In de meeste
gevallen was er sprake van bedreiging. Mannen zijn vaker slachtoffer dan vrouwen. De
meeste slachtoffers vallen binnen de leeftijdscategorie 15-24 jaar (5%) en slechts 1% in
de categorie 65-plussers. Stedelingen zijn daarnaast ook vaker slachtoffer van geweld
dan mensen in weinig of niet stedelijke gebieden.
Geweldsmisdrijven worden onderverdeeld in de categorieën: mishandeling, bedreiging en
geweld met seksuele bedoelingen. Ruim 1,5% van de Nederlanders werd in 2012
slachtoffer van een (gewelddadige) bedreiging. Iets minder dan 1% is slachtoffer
geweest van een mishandeling en slechts 0,2% is geconfronteerd met geweld met een
seksuele bedoeling. (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2013)
Regionaal – de landelijke veiligheidsmonitor 2012 heeft eveneens het slachtofferschap
van geweldsdelicten per politieregio geanalyseerd. Het percentage slachtoffers in de
‘oude’ politieregio Midden- en West-Brabant lag net iets onder de 3%, maar is hoger dan
het landelijk gemiddelde. In het regionaal beleidsplan ZWB 2013-2014 heeft men geweld
gespecificeerd in uitgaansgeweld, huiselijk geweld en geweld tegen werknemers met een
publieke taak (VPT). Deze drie specifieke geweldsvormen zijn regionale prioriteiten.
Geweld behoort tot de High Impact Crimes (HIC) en ongeacht de vorm en mate, grijpt
elk geval enorm in op het slachtoffer en zijn/haar omgeving. (Politie Zeeland-West-
Brabant, 2012)
Lokaal – het aantal geweldsmisdrijven is in beide gemeenten relatief laag t.o.v. de rest
van de middelkleine gemeenten in de regio West-Brabant. Het aantal mishandelingen
was in 2011 (zowel eenvoudig als zwaar) in de gemeente Drimmelen het laagst (2,2 per
1000 inwoners) en in Geertruidenberg gemiddeld met de rest van de regio West-Brabant
(3,9 per 1000 inwoners). Het aantal zedenmisdrijven is in beide gemeenten laag. Voor
wat betreft het aantal bedreigingen lag het aantal de afgelopen jaren gemiddeld rond de
41 meldingen in de gemeente Geertruidenberg en rond de 31 meldingen in de gemeente
Drimmelen. Ondanks de relatief lage aantallen van deze vormen van geweldsmisdrijven
is elk daarvan één te veel. (Schaap, 2013)
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
24
Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016:
Regionale aanpak – in het regionaal beleidsplan ZWB wordt geweld opgedeeld in
expressief (primair) en instrumenteel (secundair) geweld. Instrumenteel geweld wordt
gezien als ‘ondersteuning’ voor het plegen van andere delicten, zoals overvallen,
straatroven, gedwongen prostitutie, afpersing etc. Expressief geweld zijn geweldsdelicten
waarmee de gewelddadige handeling vanuit emotie wordt gepleegd. Bij dit thema wordt
enkel gekeken naar expressief geweld.
Voor wat betreft de regionale aanpak gaat men uit van drie uitgangspunten.
Integratie van instrumentarium - Alle betrokkene partijen stemmen onderling af
op welke wijze preventieve en repressieve interventies gezamenlijk worden
uitgezet. Daarbij kijken ze niet naar incidentiele geweldsdelicten, maar naar
vergelijkbare ‘events’ met een verhoogd geweldsrisico. Dit is bijvoorbeeld bij
horeca-avonden, evenementen, voetbalwedstrijden, toeristische attracties, etc.
Harmonisering van bestaand beleid en aanpak - Alle partners worden integraal
betrokken bij het opstellen van één gezamenlijk aanpak binnen beide gemeenten.
Het hebben van een eenduidige doelstelling/visie zal de effectiviteit en efficiency
bevorderen. Motto is “leren en lenen van elkaar”.
Samentrekken van bestaande ervaring, kennis en expertise - Als middelkleine
gemeenten moet zo veel mogelijk de krachten worden gebundeld en gebruik
worden gemaakt van de aanwezige ervaring, kennis en expertise van andere
partners of organisaties. Zodoende kan men samen een vuist vormen en de
aanpak van geweldsrisico’s professioneel uitvoeren. (Politie Zeeland-West-
Brabant, 2012)
Lokale aanpak – in beide gemeenten richt men zich eveneens op de aanpak van
uitgaansgeweld, huiselijk geweld en geweld tegen werknemers met een publieke taak.
Rekening moet worden gehouden met de beperkte invloed die alle partners kunnen
uitoefenen op losstaande geweldsincidenten. Alle vormen van geweld worden volgens de
veiligheidsketen (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg) aangepakt.
Pro-actie en preventie – voorlichting geven over bijvoorbeeld steunpunt Huiselijk
Geweld of wat te doen bij agressie op de werkvloer. Deze schakel is met name
gericht op communicatie;
Preparatie – het voorbereiden van werknemers door bijvoorbeeld het geven van
training van omgaan met agressie of zelfverdedigingscursussen. Politieagenten of
andere werknemers met een publieke taak worden zo voorbereid op de mogelijke
risico’s van hun vak;
Repressie – de aanpak van geweldplegers door bevoegde instanties;
Nazorg – het opvangen van slachtoffers van geweld door zorgpartners.
Partners in de aanpak
Gemeenten (regierol in het opstellen en uitvoeren van het veiligheidsbeleid,
preventie door communicatie);
Politie (opsporing van daders, ordehandhaving en toezicht);
OM (strafrechtelijke vervolging van daders);
Zorgpartners (GGD, verslavingszorg, reclassering, etc. spelen een preventieve rol
bij de begeleiding van labiele of verslaafde daders en repressief bij hulp aan de
slachtoffers);
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
25
Veiligheidshuis Breda (samenwerking en afstemming van de (persoonsgebonden)
aanpak van geweldsplegers door alle aangesloten veiligheidspartners)
Werkgevers in publieke en private sector (bescherming van personeel tegen
geweld door burgers, klanten en collega’s);
Jeugdinstellingen/Bureau Jeugdzorg (aanpak en begeleiding jeugdige daders);
Onderwijsinstellingen (aanpak van geweldsincidenten op scholen, maar ook
signalering van bijvoorbeeld huiselijk geweld);
Burgers (het signaleren van alle soorten van geweld en het doen van aangifte of
melden bij de politie).
Doelstelling 2016
Regionale doelstelling - in het regionaal beleidsplan van de politie ZWB staat de
volgende doelstelling omschreven: “Politie ZWB volgt de landelijke doelstelling op de
aanpak van geweld, waarin wordt uitgegaan van een geweldsratio van 60% in 2014. Het
geweldsratio betreft het aantal verdachten dat met een proces-verbaal is aangeleverd
aan het OM in relatie tot het aantal geregistreerde aangiften, waarbij het gaat om het
totaal van openlijke geweldplegingen tegen personen, bedreiging en mishandeling. Politie
ZWB zal hierin een proactief beleid voeren waarin slachtoffers gevraagd wordt aangifte te
doen, indien noodzakelijk ambtshalve vervolgen (als een slachtoffer geen aangifte wilt
doen of deze wilt intrekken).” (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)
Lokale doelstelling – het laag houden en verlagen van het aantal geweldsincidenten in
beide gemeenten. Specifieke vormen van geweld, zoals uitgaansgeweld, huiselijk geweld
en geweld tegen werknemers met een publieke taak, zijn hierbij aandachtspunten.
Dergelijke vormen moeten volgens de veiligheidsketen worden aangepakt. Doel is om de
geweldsaanpak volgens de eerdergenoemde veiligheidsketen onder alle partners in te
voeren. De regionale aanpak moet lokaal en integraal worden uitgevoerd. Hierbij doelt
men op de integratie van instrumentarium, harmonisering van bestaand beleid en
aanpak, en het samentrekken van bestaande ervaring, kennis en expertise.
3.3.3 Alcoholgebruik onder jongeren
Beschrijving ‘alcoholgebruik onder jongeren’
Landelijk – algemeen bekend is dat het drinken van alcohol op jonge leeftijd schadelijk
is voor de gezondheid en kan leiden tot hersenschade. Naast gezondheidsrisico’s kan
alcoholgebruik ook leiden tot een maatschappelijk probleem. Zo kunnen schoolverzuim
en werkverzuim in relatie staan met alcoholconsumptie. Uit onderzoek blijkt dat jongeren
die vroeg beginnen met het drinken van alcohol, meer risico lopen op alcoholverslaving in
de rest van hun leven. De overheid geeft voorlichting aan jongeren en ouders over de
gevaren van alcohol en verbiedt de verkoop en het gebruik van alcohol aan jongeren
onder de 18 jaar (recente wetswijziging 2013).
Regionaal – de GGD West-Brabant heeft in 2012 geconstateerd dat 62% van de West-
Brabantse jongeren voor het eerst alcohol heeft gedronken toen ze jonger waren dan 16
jaar. Het landelijke percentage ligt echter hoger, namelijk rond de 76%. In vergelijking
met 2007 drinken jongeren tussen de 12 en 18 jaar minder alcohol. Het alcoholgebruik
neemt toe met de leeftijd. Verdere constateringen zijn dat ouders het drinken nauwelijks
verbieden, bijna één op de tien moeders alcohol drinkt tijdens de zwangerschap, ruim
vier op de vijf ouders alcohol drinkt waar kinderen bij zijn, eveneens vier op de vijf
ouders grenzen stelt voor alcoholgebruik door hun kind op 16 jaar of oudere leeftijd en
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
26
ruim één op de drie 19-plussers te veel alcohol drinkt per week. (GGD West-Brabant,
2012)
Lokaal – Zowel de gemeente Drimmelen als de gemeente Geertruidenberg kent een
bovengemiddeld alcoholconsumptie onder jongeren. Het percentage ligt in beide
gemeenten gemiddeld rond de 58% t.o.v. 52% in de andere gemeenten in West-
Brabant. Met name het percentage ‘binge-drinken’ (6 glazen alcohol of meer per
gelegenheid) is hoger dan in de rest van de West-Brabantse gemeenten. Het gemiddelde
in beide gemeenten ligt daarbij rond de 35% t.o.v. 28% in de rest van West-Brabant.
Vooral het ‘indrinken’ op straat in relatie tot overlast (vervuiling, kapotte flessen,
vernielingen, lawaai, etc.), is een van de belangrijkste aandachtspunten binnen beide
gemeenten. (Schaap, 2013)
Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016
Landelijke aanpak – de rijksoverheid probeert drankmisbruik terug te dringen door
voorlichting te geven over de gevaren van alcohol (reclames en campagnes). Daarnaast
subsidieert de overheid instanties die verslavingszorg bieden. 1 januari 2013 is de
nieuwe Drank- en Horecawet in werking getreden. Deze wet biedt gemeenten,
toezichthouders (o.a. BOA’s) en politie handvatten voor de aanpak van alcoholmisbruik
door jongeren en tevens de verkoop van alcohol aan jongeren onder de 18 jaar. (vanaf 1
januari 2014).
Regionale aanpak - beide gemeenten nemen deel aan het regionaal
alcoholmatigingsproject “Think before you drink”. Samen met de 36 andere gemeenten
in West-Brabant en Brabant-Noord, GGD West-Brabant, GGD Hart voor Brabant,
Novadic-Kentron en andere zorgpartners, heeft men zich voorgenomen om de trend te
doorbreken dat jongeren steeds vaker, steeds meer en op steeds jongere leeftijd alcohol
drinken.
Uit onderzoek is gebleken dat voorlichtingscampagnes niet het beoogde effect hebben op
het alcoholgebruik onder jongeren. Bij het project ‘Think before you drink’ richt men zich
daarom vooral op de omgeving van de jongeren (ouders, scholen, familie) en de
verkopers van alcohol (supermarkten, slijterijen, horecapersoneel, etc.). (GGD West
Brabant, 2013)
Naast de preventieve aanpak door middel van voorlichting, wordt op regionaal niveau
gekeken om tot één gezamenlijke invulling te komen voor het toezicht en handhaving
van de nieuwe Drank- en Horecawet. Daarnaast zal voor eind 2013 de horecaverordening
(inclusief paracommercie) worden vastgesteld door beide gemeenten.
Lokale aanpak – in de nota ‘volksgezondheid’ van de gemeente Geertruidenberg en de
beleidsnota ‘kerngezond Drimmelen’ van de gemeente Drimmelen, worden activiteiten
benoemd die men uitvoert om het (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren tegen te
gaan. De activiteiten die momenteel uit worden gevoerd, zullen worden geëvalueerd,
indien nodig vernieuwd en vervolgens worden voortgezet.
Deze activiteiten zijn:
Convenant Veilige School – in dit convenant hebben onderwijsinstellingen, de
gemeente, politie, OM en Halt afspraken gemaakt over diverse onderwerpen die
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
27
zich afspelen op en rondom scholen. Onderwerpen lopen uiteen van (digi)pesten
tot (hard)drugsgebruik en van spijbelgedrag tot loverboys en -girls.
Alcoholgebruik is daarbij ook een van de onderwerpen waarover gezamenlijk
afspraken zijn gemaakt en die men preventief en repressief wilt aanpakken;
Werkgroep ‘genotmiddelen’ (gemeente Geertruidenberg) – de werkgroep
genotmiddelen komt eens per half jaar bij elkaar. In de toekomst wil men dit
intensiveren en alcoholgebruik onder jongeren een vast agendapunt maken.
Aangesloten partners kunnen daarbij informatie uitwisselen. Als dat nodig is, kan
er actie ondernomen worden door een of meerdere organisaties. Er zijn
verschillende projecten die resultaat afwerpen en voortgezet worden, zoals:
BAVO (van BAsisschool naar Voortgezet Onderwijs), alcoholvrij carnaval voor
jongeren, polsbandjes bij evenementen, voorlichting van Novadic-Kentron en het
jongerenwerk, aanwijzen van alcoholverbodsgebieden (afdelingen Juridische
Zaken en Welzijn) en het opleggen van boetes of doorverwijzingen naar Halt;
Werkgroep ‘Jeugd en Alcohol’ (gemeente Drimmelen) – verantwoordelijke
afdelingen binnen de gemeente Drimmelen, Novadic-Kentron en de GGD West-
Brabant zijn aangesloten bij deze werkgroep. In de uitvoeringsplannen van de
gemeente wordt per doelgroep bepaalde interventies uitgezet. Voorbeelden van
interventies zijn: ouderavonden op basisscholen en middelbare scholen,
alcoholvrije huldiging van sportkampioenen, kluisjescontroles op het Dongemond
college, alcoholpreventie gerelateerde artikelen in diverse media;
‘Think before you drink’ – de aanpak zoals deze beschreven staat in de regionale
plannen vertalen naar een lokale aanpak en deze onder de diverse partners
uitzetten;
Preventief en repressief inzetten van blaastesten – bij feesten en evenementen
die worden georganiseerd voor jongeren onder de 16 jaar is het gebruikelijk om
vooraf ‘in te drinken’ op straat of thuis. Bij uitgaansgelegenheden of
evenementen kunnen daarom blaastesten worden ingezet om de toegang van
aangeschoten of dronken minderjarigen te weigeren. Jongeren worden op deze
manier gewaarschuwd dat alcoholgebruik niet wordt getolereerd (preventief) en
dronken of aangeschoten jongeren worden buiten de deur gehouden (repressief);
Het CJG betrekken bij de werkgroepen en zodoende een prominentere rol te
geven bij de aanpak van alcoholgebruik onder jongeren – Centrum voor Jeugd en
Gezin is een opvoedings- en adviesorganisatie die zowel jongeren als ouders
advies geeft op het gebied van opvoeden, drank, drugs, gezondheid, relaties en
seks.
Partners in de aanpak
Gemeenten (opstellen en uitvoeren van diverse soorten beleid als jeugdbeleid,
volksgezondheidsbeleid, handhavingsbeleid, veiligheidsbeleid etc.);
GGD (voorlichting geven en het verrichten van gezondheidsonderzoek);
Novadic-Kentron (preventie, voorlichting, advies en veldwerk);
Jongerenwerk (signalerende en voorlichtende functie richting jongeren);
Politie (handhaving openbare orde, overlast en rijden onder invloed);
Halt (opleggen taakstraf of leeropdracht en bijdragen aan preventieprojecten);
Onderwijsinstellingen (deelname projecten en voorlichting geven aan scholieren
en ouders);
Horecaondernemers en para-commerciële instellingen (naleving van
vergunningsvoorschriften, niet schenken of verkopen van alcohol aan mensen
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
28
onder de 16 jaar (zwak-alcoholische dranken) of 18 jaar (sterke drank),
toegangscontrole en alcoholcontrole bij avonden onder de 16 jaar);
Detailhandel (slijterijen, supermarkten e.d. moeten de vergunningsvoorschriften
naleven en mogen geen alcohol verkopen aan jongeren onder de 16 jaar (zwak-
alcoholisch) en 18 jaar (sterke drank));
Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) (opvoedings- en adviesorganisatie);
Burgers (van ouders en jongeren wordt verwacht dat ze zelf hun eigen
verantwoordelijkheid nemen).
Doelstelling 2016
Lokale doelstellingen
De aanpak van alcohol en jeugd moet een combinatie zijn van preventieve en
repressieve maatregelen, waarbij de nadruk ligt op preventie en repressie het sluitstuk
vormt.
De doelstellingen voor de komende jaren zijn:
Verder uitbouwen van een integrale samenwerkingsvorm waarbij zowel interne als
externe partners binnen één bepaalde overlegstructuur samenwerken.
Versnippering en verwarring binnen de gemeentelijke organisatie en richting de
partners wordt zo tegengegaan.
Alcoholgebruik door jongeren onder de 18 jaar aanpakken op een preventieve
manier. Eerdere maatregelen, voorlichtingen en interventies moeten worden
geëvalueerd, vernieuwd en opnieuw worden uitgezet op een integrale manier,
waarbij alle benodigde partners worden betrokken. Hierbij wordt, zoals eerder
beschreven, niet alleen ingezet op de jongeren zelf, maar eveneens op de
omgeving (ouders, familie en scholen).
Repressief optreden en bestraffen van het alcoholgebruik door jongeren onder de
18 jaar. Binnen de aangewezen alcoholverbodsgebieden is alcoholgebruik voor
iedereen verboden op grond van de APV (optreden door politie en BOA).
Daarnaast het toezicht en de handhaving van alcoholverkoop aan jongeren
intensiveren, door bijvoorbeeld controles uit te voeren bij horecagelegenheden,
para-commerciële organisaties (sportverenigingen e.d.), supermarkten en
slijterijen.
Met horecaondernemers preventief en informatief optrekken met betrekking tot
de verhoging van de leeftijdgrens voor het kopen en nuttigen van alcohol van 16
naar 18 jaar in de komende 2 jaar. Doel hiervan is ondernemers te ondersteunen
in het uitleggen van de gevolgen van de wetswijziging voor jongeren die in 2013
nog wel alcohol mogen kopen/nuttigen en in 2014 niet meer, omdat ze nog geen
18 jaar zijn.
3.3.4 Georganiseerde criminaliteit inclusief aanpassing BIBOB-beleid–
gemeente Geertruidenberg
Beschrijving ‘georganiseerde criminaliteit’
Landelijk en regionaal – het Nationaal Dreigingsbeeld 2012 stelt op het gebied van
georganiseerde criminaliteit 7 aandachtsgebieden centraal. (Boerman, Grapendaal,
Nieuwenhuis, & Stoffers, 2012) Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie benoemd de
volgende vormen van georganiseerde criminaliteit:
Productie van, en/of in- en uitvoer van drugs (cocaïne, heroïne,
cannabis/hennepteelt en synthetische drugs als XTC en amfetamine);
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
29
Mensenhandel;
Witwassen van crimineel vermogen;
Zware en georganiseerde fraude;
Kinderpornografie, met name de aandacht voor productie;
Cybercrime, met name high tech crime;
(Zware) milieucriminaliteit.
Deze aandachtsgebieden komen gedeeltelijk terug in het regionaal beleidsplan ZWB. In
het beleidsplan wordt voornamelijk aandacht besteed aan drugshandel, mensenhandel en
1% motorclubs. In het beleidsplan is een veiligheidsbeeld geschetst van de criminele
samenwerkingsverbanden (CSV’s) in de regio ZWB. Daarover het volgende: “De
geografische ligging van ZWB maakt dat de eenheid een ‘doorvoerhaven’ van Zuid naar
West en Noord is. Kenmerkend is de problematiek op gebied van georganiseerde
criminaliteit die hieruit voortkomt. De CSV maken dankbaar gebruik van de grensstreek
en de havens om criminele handelingen te verrichten. Deze vormen voor de gemeenten
in ZWB een ernstig maatschappelijk probleem vanwege de aantoonbare verbanden
tussen CSV en ‘reguliere zichtbare probleemgroepen’ (jeugdgroepen, drugsdealers,
veelplegers, e.d.).” (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)
Lokaal – criminele organisaties opereren vaak buiten het zicht van overheden en
burgers. Toch komt het een enkele keer voor dat bepaalde activiteiten aan het licht
komen (opgerolde hennepkwekerij, drugsdeal op straat, afrekening etc.). Daarnaast
kunnen illegale (onderwereld) en legale activiteiten (bovenwereld) met elkaar verweven
raken. Dit is met name terug te vinden bij hennepteelt, witwaspraktijken en andere
vormen van fraude. Kwetsbare sectoren zijn daarbij de horeca, onroerend goedsector en
de wegtransport. Zonder het te beseffen kunnen gemeenten, bijvoorbeeld met
vergunningverlening, faciliterend zijn aan witwaspraktijken. Beide gemeenten werken
nauw samen binnen het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Zuid-West Nederland
(RIEC; zie aanpak) om criminele samenwerkingsverbanden op te sporen en aan te
pakken. Daarbij wordt informatie met betrokken convenantpartners gedeeld en
besproken in een casusoverleg. In de gemeente Geertruidenberg lopen momenteel 3
casussen in drie verschillende fases en in de gemeente Drimmelen zit 1 casus in de
voorbereidende fase.
Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016
Regionale aanpak - in het regionaal beleidsplan ZWB wordt de aanpak gehanteerd en
geregisseerd vanuit het RIEC. De politie, het OM, de Belastingdienst en de 39 gemeenten
bundelen hierbij de krachten door het uitvoeren van strafrechtelijke, bestuurlijke en
fiscale interventies.
De aanpak verloopt in de volgende stappen:
Verkrijgen van inzicht - het ‘onzichtbare’ zichtbaar maken door vanuit
verschillende perspectieven te kijken. Het RIEC Zuid West Nederland wordt beter
gepositioneerd om de integrale informatievergaring te coördineren. Zowel als het
gaat om het bijeenbrengen van informatie van partners, het betekenis
toekennen aan die informatie met expertise, als de ondersteuning van het
integrale keuzeproces;
Inzetten van expertise - bij drugs- en mensenhandel wordt geïnvesteerd in
financieel opsporen, gezamenlijk afpakken van crimineel geld en digitaal
opsporen;
Toepassen van betekenisvolle interventies - criminaliteit wordt niet getolereerd.
Centraal staat het beoogde effect en daarmee de meest efficiënte en passende
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
30
interventie. Dat geeft de mogelijkheid flexibel te zijn in de soort aanpak en
steeds (in afstemming tussen de partners) na een goede verkenning maatwerk
te leveren. Buiten de criminaliteit met de grootste impact wordt gefocust op
activiteiten met goede afpak- en strafpotentie en potentieel succesvolle fiscale
en bestuurlijke (vervolg)maatregelen;
Formuleren van integrale resultaatdoelstellingen - niet alleen het ‘zwaard van
Vrouwe Justitia’ gebruiken, maar het gehele ‘wapenarsenaal’ van de overheid en
dan liefst ook nog op zo’n manier dat ze elkaar versterken;
Inzetten van het barrièremodel (o.a. de wet BIBOB) als hulpmiddel - tegenover
elke stap in het criminele proces kan een interventie van een van de
overheidspartners worden gezet. Hier ligt de sleutel voor het bepalen van waar
de meest effectieve output is te realiseren en door welke partner. De keuze van
inspanningen en resultaten zijn op die wijze automatisch afgeleid van het actuele
inzicht over de wijze waarop de criminele activiteiten het best kunnen worden
bestreden en welke outputresultaten de beste kans geven dat het gewenste
langere termijneffect wordt bereikt;
Gebruik van indicatoren - voor bestuurlijke activiteit zijn dat bijvoorbeeld het
aantal BIBOB-toetsingen die door gemeenten zijn gevraagd bij het RIEC en het
aantal dat daarvan leidde tot het niet verlenen of intrekken van vergunning op
basis van verwevenheid met georganiseerde criminaliteit. Ook het aantal
casussen dat door gemeenten is ingebracht bij het informatieplein is een
belangrijke indicator van hoe ver de gemeente is op het gebied van awareness,
informatiepositie en actiegerichtheid.
Partners in de aanpak
Gemeenten (regierol, coördinatie binnen de diverse afdelingen binnen de
gemeente en uitvoeren van bestuurlijke interventies);
Politie (opsporing strafbare feiten, handhaving van openbare orde en
noodhulpverlening);
OM (vervolging en strafrechtelijke aanpak van criminelen);
RIEC’s en LIEC (informatieknooppunt en expertisecentrum op regionaal en
landelijk niveau);
Belastingdienst en FIOD (aanpak fiscale fraude en uitvoeren van fiscale
interventies);
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (strafrechtelijke handhaving op het
gebied van werk en inkomen);
Private partijen (energieleveranciers, woningcorporaties, horeca, ondernemers,
banken etc. die informatie hebben of een vermoeden hebben over bepaalde
verdachte activiteiten);
Burgers (melden van mogelijke criminele activiteiten).
Doelstelling 2013-2014
Landelijke doelstelling - minister Opstelten heeft in een brief aan de Tweede Kamer
het doel gesteld om in 2014 te komen tot een verdubbeling van het aantal aangepakte
criminele samenwerkingsverbanden ten opzichte van 2009. Dit is 40% van het totaal.
(Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013)
Regionale doelstelling - in het regionaal beleidsplan ZWB is als doel gesteld voor
2013-2014: “het zowel kwalitatief als kwantitatief verder versterken van de integrale
aanpak van georganiseerde criminaliteit met de inzet van gemeenten, politie, OM,
Belastingdienst en andere partners georganiseerd vanuit het RIEC Zuid-West Nederland.
Daarnaast een uitermate ongunstig klimaat creëren voor het bedrijven van criminele
activiteiten in de regio Zeeland West-Brabant”. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)
Lokale doelstellingen – gemeenten streven naar een versterkte bestuurlijke aanpak op
het gebied van georganiseerde criminaliteit, om zodoende barrières op te kunnen werpen
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
31
en facilitering van georganiseerde criminaliteit tegen gaan. Het daarmee gepaarde effect
is meer veiligheid in de gemeente en een afname van het gevoel van onveiligheid bij
burgers. De andere doelstellingen zijn de aanpassing en implementatie van het nieuwe
BIBOB-beleid en de huidige integrale aanpak binnen het RIEC voortzetten. Bij de
aanpassing van het nieuwe gemeentelijke BIBOB-beleid moet rekening worden gehouden
met een capaciteitsafweging.
Tenslotte wordt zorgvuldig bekeken of en hoe de aanpak van fraude in het sociale
domein gekoppeld kan worden (op de momenten dat het nodig is) aan de aanpak van
georganiseerde criminaliteit. Doel hiervan is de aanpak te versterken door ook op sociaal
gebied (in samenwerking met Regionaal Platform Fraudebestrijding) de facilitering en
ondersteuning van criminelen af te pakken.
3.3.5 Verkeer en veiligheid – gemeente Drimmelen
Beschrijving ‘Verkeer en Veiligheid’
Landelijk en provinciaal – het toenmalige ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft
in 2008 een strategisch plan verkeersveiligheid 2008-2020 opgezet. In dit plan is
geconcludeerd dat Nederland ‘wereldkampioen verkeersveiligheid’ is, gezien het relatief
lage aantal verkeersdoden. Echter eist het verkeer jaarlijks nog honderden
verkeersdoden en duizenden ziekenhuisgewonden. (Ministerie van Infrastructuur en
Milieu, 2013). In 2008 vielen er nog 750 verkeersdoden en in 2012 waren dit er 650.
Op provinciaal niveau gezien vallen de meeste verkeersdoden in de provincie Noord-
Brabant. Dit komt mede doordat onze provincie van alle provincies het meest uitgebreide
wegennet van Nederland heeft. Gelukkig is er een daling in het aantal verkeersdoden te
zien ten opzichte van voorgaande jaren. (CBS, 2013)
Lokaal – in beide gemeenten is het aantal verkeersdoden in de laatste jaren afgenomen
tot 0. Het aantal verkeersongevallen met letsel is in beide gemeenten eveneens
afgenomen tot 30 in 2012 voor de gemeente Drimmelen en 22 voor de gemeente
Geertruidenberg. Het aantal verkeersongevallen met uitsluitend materiële schade lag in
de gemeente Geertruidenberg in de afgelopen 4 jaar gemiddeld rond de 154 en in de
gemeente Drimmelen rond de 90. Deze cijfers zijn feiten, maar geven geen volledig
beeld van de verkeersveiligheid in beide gemeenten.
Gegevens over snelheidsovertredingen, agressief rijgedrag, rijden onder invloed van
alcohol of drugs moeten namelijk ‘gehaald’ worden door middel van verkeers- en
alcoholcontroles door de politie. Hoe controles en surveillance, des te groter de kans is
een bepaalde trend aan te treffen. Daarnaast is verkeersveiligheid deels een subjectief
begrip. Gemeenten doen er alles aan om de infrastructuur zo veilig mogelijk in te richten
of te vernieuwen en geeft de burger daarbij de kans om onveilige situaties te melden.
Een groot gedeelte van verkeersonveiligheid komt echter voort uit ongewenst gedrag van
de verkeersdeelnemers. Dit is moeilijk aan te pakken.
Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016
Provinciale en regionale aanpak - de provincie Noord-Brabant is in 2012 gestart met
de publiekscampagne ‘Help Brabant mee op weg naar nul verkeersdoden’. De nul
verkeersdoden is een symbolisch begrip en natuurlijk niet realistisch, maar elke
verkeersdode is er één te veel.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
32
De publiekscampagne moet het bewustzijn van de Brabantse verkeersdeelnemer
vergroten en stimuleren om zelf in actie te komen. Dit houdt in dat er meer innovatieve
ideeën moeten komen, meer samenwerking met de vier O's (ondernemers, onderwijs,
overheden en omgeving) én een gedeelde verantwoordelijkheid. Om het aantal
verkeersslachtoffers drastisch te reduceren, is het beleid om in te zetten op kwetsbare
risicogroepen. Dat zijn de fietsers, jonge bestuurders en ouderen. Deze vormen 75% van
de verkeersslachtoffers.
Elk jaar richten alle partners in Noord-Brabant zich op een kwetsbare doelgroep,
waarvoor zij gezamenlijk dezelfde actielijnen uitvoeren. In de komende jaren zijn dat:
2013: het Jaar van de Fietser
2014: het Jaar van de Jonge bestuurder
2015: het Jaar van de Ouderen.
De jaren daarna blijven succesvolle projecten voor de risicogroepen doorgaan en worden
minder succesvolle projecten vervangen door nieuwe. Voor een (kosten)effectieve
aanpak worden de actielijnen en projecten binnen de speerpunten ieder jaar opnieuw
kritisch bekeken. (Provincie Noord-Brabant, 2012)
Lokale aanpak – het beleidsplan Verkeer en Vervoer van de gemeente Drimmelen
(2006) is opgebouwd uit ‘zes bouwstenen’. De zes bouwstenen zijn:
langzaam verkeer;
bereikbaarheid en leefbaarheid;
parkeren;
communicatie;
openbaar vervoer;
verkeersveiligheid.
De laatste bouwsteen ‘verkeersveiligheid’, is voor deze kadernota van belang. In het
gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (GVVP) staat de aanpak beschreven. Om de
verkeersveiligheid te verbeteren, nemen de gemeente en haar partners diverse
maatregelen op het gebied van:
infrastructuur;
verkeerseducatie;
voorlichting;
handhaving.
Onderscheid wordt hierbij gemaakt in twee verschillende fases, de zogenaamde
Duurzaam Veilig fase 1 en 2, conform het landelijke beleid. De gemeente heeft in fase 1
van het beleid uitvoering gegeven aan de (deels sobere) inrichting van
gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (o.a. het inrichten van 30-km en 60-km
zones). De juiste inrichting van wegen blijft continu een aandachtspunt, maar vindt nu
niet meer op grote schaal plaats. Op basis van klachten en verkeersmetingen wordt
bekeken waar aanvullende maatregelen nodig zijn. Fase 2 wordt momenteel nog
voortgezet en is vooral gericht op mensgerichte maatregelen (educatie, voorlichting en
handhaving). Beide fases zijn dus vooral gericht op de aanpassing en verbetering van de
infrastructuur en het gedrag. (Gommans & van Dam, 2006)
Permanente verkeerseducatie per leeftijdscategorieën, zoals een doelstelling uit het
beleidsplan was, is niet meer haalbaar door bezuinigingen op het budget
‘verkeerseducatie’. Bij de kerntakendiscussie in 2011 is namelijk besloten alleen nog
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
33
uitvoering te geven aan het Brabantse Verkeersveiligheidslabel, gericht op kinderen van
4 tot 12 jaar. Andere vormen van verkeerseducatie zijn door dit besluit niet meer
mogelijk. Dit betekent een breuk met het beleid.
Partners in de aanpak
Provincie Noord-Brabant (initiatiefnemer publiekscampagne ‘Help Brabant mee op
weg naar nul verkeersdoden’ en wegbeheerder van de provinciale wegen);
Politie (verkeerscontroles, surveillance en projecten op scholen als ‘Brom effe
normaal’ en verlichtingsprojecten waarbij de fietsverlichting van scholieren wordt
gecontroleerd);
Gemeente (afdeling Openbare Werken die verantwoordelijk is voor de
verkeersveiligheid binnen de gemeente);
Onderwijsinstellingen (voorlichtingsprojecten, verkeersexamen, etc.);
Bedrijven (verkeersveiligheid opnemen in eigen (Arbo)beleid);
Belangenorganisaties als ANWB, Veilig Verkeer Nederland, Fietsersbond, Stichting
Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (adviseren, voorlichten en
behartigen van de belangen van leden);
Burgers (verantwoordelijk voor eigen gedrag en bewustzijn van de gevaren in het
verkeer, melden van gevaarlijke situaties)
Doelstelling 2020
Landelijke doelstelling - in het landelijk strategisch plan verkeersveiligheid 2008-2020
zijn de doelstellingen vertaald uit de Nota Mobiliteit. Voor 2010 waren de doelstellingen
gezet op maximaal 750 doden en 17.000 ziekenhuisgewonden als gevolg van een
verkeersongeval. Deze doelstelling is behaald met 640 verkeersdoden in 2010. Voor wat
betreft het aantal ziekenhuisgewonden wilde men eerst een duidelijke nieuwe definitie. In
2008 telde men bijvoorbeeld ook mensen mee die niet gewond waren, maar alleen ter
observatie in het ziekenhuis waren opgenomen. De cijfers hiervan zijn daarom niet
bekend.
Voor 2020 is het doel maximaal 500 doden en 10.600 ziekenhuisgewonden. Dit zijn voor
het verkeersveiligheidsbeleid geen einddoelen, maar tussenstops in het streven naar
permanente verbetering van de veiligheid. (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2013)
Lokale doelstelling – in het beleidsplan Verkeer en Vervoer van de gemeente
Drimmelen zijn de volgende kernpunten/doelstellingen gesteld (Gommans & van Dam,
2006):
Streven naar het terugdringen van het aantal verkeersdoden en
ziekenhuisgewonden, door inzet van infrastructurele- en gedragsmaatregelen;
Uitvoeren van permanente verkeerseducatie, gericht op alle leeftijden;
Het actualiseren en uitzetten van een jaarlijkse campagnekalender in afstemming
met diverse partners als politie, belangenorganisaties, provincie etc.;
De gemeente neemt de coördinerende rol bij uitvoering van projecten en
stimuleert de regionale samenwerking met andere gemeenten en partners.
3.3.6 Jeugdoverlast – gemeente Drimmelen
Beschrijving ‘jeugdoverlast’
Landelijk – jeugdgroepen zijn van alle tijden en van alle culturen. Het optrekken in
groepen behoort immers tot het normale proces van opgroeien en volwassen worden. De
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
34
meeste groepen zorgen niet voor problemen, maar een gedeelte wel. In bijna elke
gemeente staat jeugdoverlast of de aanpak van problematische jeugdgroepen op de
agenda. Om bepaalde jeugdgroepen aan te pakken, moeten ze eerst in beeld worden
gebracht. Hierbij maakt de overheid gebruikgemaakt van een shortlistmethodiek die is
opgesteld door het onderzoeks- en adviesbureau Beke. Deze methodiek onderscheidt
drie categorieën jeugdgroepen: hinderlijke groepen, overlastgevende groepen en
criminele groepen. Na een goede probleemanalyse van deze jongeren en groepen kan de
juiste interventie worden ingezet. Deze analyse kan plaatsvinden in diverse
overlegvormen als een Veiligheidshuis of een speciaal daarvoor ingerichte lokale stuur-
en/of overleggroep.
Volgens minister Opstelten blijft het aantal problematische jeugdgroepen dalen.
Eind 2012 kende Nederland in totaal 976 geïnventariseerde jeugdgroepen (731
hinderlijke, 186 overlastgevende en 59 criminele jeugdgroepen). Daarmee is een daling
van 16% ten opzichte van 2011 gerealiseerd en 46% ten opzichte van het eerste
landelijk beeld uit 2009. De criminele jongeren binnen een groep worden aangepakt door
het opleggen van strafrechtelijke en bestuursrechtelijke interventies, waardoor de
jeugdgroepen zich niet meer als zodanig op straat kunnen manifesteren. (Ministerie van
Veiligheid en Justitie, 2013)
Regionaal – in het regionaal beleidsplan ZWB staat de aanpak van overlast en
criminaliteit door jeugdgroepen eveneens op de agenda. Naar schatting vindt 75% van
de jeugdcriminaliteit in groepsverband plaats. Individuen uit bepaalde groepen
veroorzaken onveiligheid, intimideren buurtbewoners en overheidsmedewerkers. De
mate waarin bewoners en ondernemers overlast en criminaliteit ondervinden van
jongeren, verschilt in Zeeland en West-Brabant. Het belangrijk uitgangspunt bij de
aanpak is dat er vooral op preventieve activiteiten wordt ingezet, namelijk het
voorkomen dat hinderlijke groepen ‘doorgroeien’ naar overlastgevende en criminele
groepen. Daarnaast worden repressieve maatregelen ingezet indien noodzakelijk.
In 2012 kende het voormalige politieregio Midden- en West-Brabant in totaal 66
geïnventariseerde jeugdgroepen (44 hinderlijke, 19 overlastgevende en 3 criminele
jeugdgroepen). De problematiek die de jeugdgroepen veroorzaken wordt beschreven als
het hinderlijk rondhangen, niet opzij gaan voor buurtbewoners, vuil achterlaten,
geluidshinder veroorzaken, vernielingen aanrichten, gebruiken en dealen van drugs
binnen de groep, overmatig alcoholgebruik, intimiderend gedrag vertonen en in een
uiterst geval ook criminele groepen vormen. (Politie Zeeland-West-Brabant, 2012)
Lokaal – in beide gemeenten zijn geen criminele jeugdgroepen actief. Gemeente
Geertruidenberg kent 3 aanvaardbare jeugdgroepen, 1 hinderlijke en 1 overlastgevende
jeugdgroep in 2012. In de gemeente Drimmelen kent men 7 aanvaardbare
jeugdgroepen, 2 hinderlijke en geen overlastgevende jeugdgroepen. Deze jeugdgroepen
worden in gemeente Geertruidenberg besproken in het ‘Straathoekoverleg’ en in
Drimmelen binnen de ‘Begeleidingscommissie Jeugd en Veiligheid’. Beide overlegvormen
kennen ongeveer dezelfde partners, zoals wijkagenten, jongerenwerk, Halt, Novadic-
Kentron en één of meerdere verantwoordelijke ambtenaren van de gemeente.
In beide gemeenten zijn de afgelopen jaren relatief veel meldingen gedaan van overlast
door jongeren. In de gemeente Geertruidenberg en Drimmelen waren in 2012
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
35
respectievelijk 140 en 84 meldingen gedaan voor overlast van jeugd. De meldingen van
overlast bestaat vooral uit geluidsoverlast (schreeuwen, roepen, muziek,
scooter/brommers etc.) en vervuiling. Overlast is vooral een subjectief begrip aangezien
iedereen het anders ervaart. Bij het doen van meldingen speelt daarom de
tolerantiegrens van de melder(s) een rol. Bij langdurige overlast wordt bij sommige
buurtbewoners de tolerantiegrens steeds lager, waardoor men meer gaat melden.
Hoofdlijnen in de aanpak 2013-2016
Landelijk – zoals eerder beschreven, staat de aanpak van problematische jeugdgroepen
landelijk hoog op de agenda. Bij de aanpak moet rekening wordt gehouden met de
privacy wet- en regelgeving.
Om daadwerkelijk de jeugdoverlast terug te dringen zijn de volgende landelijke doelen
beschreven:
het aanpakken van de criminele jeugdgroepen (integrale aanpak);
het voortzetten van de aanpak van de hinderlijke en overlastgevende groepen;
het invoeren van de top X aanpak; voorkomen dat "brusjes" (broertjes of zusjes)
het criminele pad van hun grote broer/zus gaan volgen;
het vergroten van de veiligheid op straat, in wijken en in de openbare ruimte;
het versterken van informatiepositie.
Regionaal en lokaal – omdat jeugdoverlast (met name criminele vormen) de lokale
grenzen van de gemeente kunnen overstijgen, wordt er ook op regionaal niveau gekeken
naar de jeugdgroepen. De aanpak wordt verder lokaal afgestemd binnen de lokale werk-
en overlegvormen (Straathoekoverleg en Begeleidingscommissie Jeugd en Veiligheid). De
regionale aanpak wordt in het regionaal beleidsplan als volgt omschreven:
Voortdurend integraal in beeld brengen van jeugdgroepen door de politie en
andere partners, onder regie van de gemeente (eerdergenoemde overlegvormen).
Per kwartaal volgt er een rapportage van de jeugdgroepen welke gedeeld wordt in
de districtelijke driehoek;
Afspraken maken in de districtelijke driehoek over welke (hinderlijke,
overlastgevende en/of criminele) groep als eerst wordt aangepakt, inclusief
capaciteitsafspraken;
Toepassen van een duidelijke individuele-, en/of groeps- en/of gebiedsgerichte
aanpak, onder regie van de gemeente, in nauwe afstemming en samenwerking
met de politie, het OM, jongerenwerk, Halt, het Veiligheidshuis en de overige
betrokken partners;
Aanpakken van het middelengebruik door jongeren (m.n. harddrugs en overmatig
alcoholgebruik);
Realiseren van een eenduidige informatie-uitwisseling, zodat de inventarisatie en
de aanpak van jeugdgroepen in de regio meer op elkaar worden afgestemd. Het
Veiligheidshuis Breda wordt hierbij gebruikt als informatiepunt en kenniscentrum;
De gemeenten gaan, samen met de partners, actiever de social media in de gaten
houden, analyseren en inzetten, zodat zij voorbereid zijn op mogelijke onrusten
die zich voordoen, mede in gang gezet of veroorzaakt door het gebruik van social
media (voorbeeld is de Facebook party “Project X” in het Groningse dorp Haren).
Partners in de aanpak
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
36
Beleidsmedewerkers jeugd, volksgezondheid, openbare werken en wijkgericht
werken (voorzitten van diverse lokale overlegvormen, het uitzetten van
afgesproken acties, subsidiering van lokale projecten);
Politie (handhaving openbare orde, in beeld brengen van jeugdgroepen en
criminele individuen, informatie delen met partners);
OM (strafrechtelijke vervolging van criminele jongeren);
Halt (preventief voorlichting geven en repressief jongeren bestraffen zonder dat
ze in aanraking komen met justitie);
Jongerenwerk (contact onderhouden met jongeren, signaleren van problemen,
voorlichting geven, begeleiden, organiseren van projecten en het informeren van
de partners over bepaalde problematiek);
Novadic-Kentron (voorlichting en hulpverlening aan (verslaafde) jongeren);
Veiligheidshuis Breda (informatieknooppunt en expertisecentrum voor uitwisseling
van informatie tussen de diverse aangesloten partners);
Onderwijsinstellingen (informatie-uitwisseling indien men zich zorgen maakt over
bepaalde jongeren op basis van geconstateerd drugs- of alcoholgebruik, spijbel-,
pest- en intimiderend gedrag of criminaliteit);
Wooncorporaties (signalerende functie en meedenken in oplossingen);
Jeugd en ouders (opvoedkundige verantwoordelijkheid van de ouders en bewust
zijn van eigen overlastgevende gedrag door de jongeren).
Doelstelling 2016
Regionale doelstelling – in het regionaal beleidsplan heeft men de volgende ambitie
beschreven: “het terugdringen van de jeugdcriminaliteit en -overlast door het vergroten
van de regierol van de gemeenten, het versterken en eenduidiger maken van de
informatievoorziening en -positie en van elkaar leren en actief met elkaar delen van ‘best
practises’. De drie criminele jeugdgroepen in ZWB zijn in 2013 aangepakt en het aantal
hinderlijke en overlastgevende groepen daalt in 2013-2014.”
Lokale doelstelling – het terugdringen van het aantal meldingen jeugdoverlast en
criminaliteit gepleegd door jongeren. Politiemeldingen van overlast en vernielingen van
2012 worden daarbij als beginmeetpunt gebruikt. In 2016 moeten het aantal meldingen
van jeugdoverlast zijn afgenomen tot onder het West-Brabantse gemiddelde. Dit doel
kan bereikt worden door middel van de integrale aanpak vanuit het Veiligheidshuis Breda
en de lokale samenwerking met wijkagenten en de begeleidingscommissie Jeugd en
Veiligheid.
3.4 Overige thema’s Naast de 6 prioriteiten, die met voorrang in de jaaruitvoeringsplannen worden
behandeld, hebben raadsleden en fracties ook op andere thema’s gestemd. Dit is echter
in mindere mate gedaan, waardoor deze thema’s blijvende aandachtspunten zijn
geworden voor beide gemeenten en de veiligheidspartners. Indien problemen zich ad-hoc
voordoen of dreigen te ontwikkelen binnen de overige thema’s, moet hier integraal op
worden gehandeld. De overige thema’s worden in het volgende hoofdstuk beschreven.
Hierbij worden de thema’s toegelicht, de huidige aanpak beschreven en is beschreven of
verdere beleidsversterkingen noodzakelijk zijn.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
37
4. Overige strategische thema’s
4.1 Algemene omschrijving Naast de in hoofdstuk 3 uitgewerkte prioriteiten onderscheiden beide gemeenten een
reeks van andere, strategische thema’s voor de periode 2013-2016. Deze thema’s
worden in dit hoofdstuk beschreven. Deze overige strategische thema’s zijn
aandachtsgebieden die door beide raden tijdens de prioriteitensessies naar voren zijn
gekomen, maar wegens minder stemmen geen prioriteit zijn.
4.2 Beschrijving thema’s Het gaat in dit hoofdstuk om de volgende strategische thema’s:
1. Drugsgebruik onder jongeren
2. Alcoholoverlast op straat
3. Geluidsoverlast bij horecagelegenheden
4. Voertuigcriminaliteit
5. Veiligheid in de Biesbosch
6. Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren
7. Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en
crisisorganisatie
Bij de bovenstaande thema’s wordt eerst een algemene omschrijving gegeven, gevolgd
door de huidige aanpak en tot slot wordt beschreven of beleidsversterkingen nodig zijn.
4.2.1 Drugsgebruik onder jongeren Beschrijving ‘drugsgebruik onder jongeren’:
Jongeren experimenteren en verkennen hun grenzen op verschillende manieren. Het
meest voorkomende gedrag is het drinken van alcohol of het gebruiken van softdrugs.
De GGD West-Brabant heeft in 2011 onderzoek gedaan naar o.a. drugsgebruik onder de
jeugd in de gemeenten Drimmelen en Geertruidenberg. Daaruit is gebleken dat 3% van
de geënquêteerde jongeren uit de beide gemeenten wel eens softdrugs gebruikt heeft.
Harddrugs worden in veel mindere mate gebruikt. In de gemeente Drimmelen blijkt 1%
van de geënquêteerde jongeren in de afgelopen 4 weken harddrugs te hebben gebruikt
(vooral XTC/MDMA, in mindere mate paddo’s, cocaïne of heroïne). In de gemeente
Geertruidenberg geeft 0,3% van de geënquêteerde jongeren aan wel eens harddrugs te
hebben gebruikt in de afgelopen 4 weken (XTC/MDMA). (GGD West-Brabant, 2012) (GGD
West-Brabant, 2012)
Huidige aanpak:
In beide gemeenten heeft men een eigen werkgroep ingericht die zich bezig houdt met
alcohol- en drugspreventie. Signalen over zorgelijk gebruik afkomstig van de politie,
Novadic-Kentron, Halt, jongerenwerk, diverse afdelingen van de gemeente en de
samenleving, worden tijdens deze overleggen besproken. Vanuit de werkgroepen worden
preventieve en repressieve acties uitgezet, zoals voorlichtingsbijeenkomsten, veldwerk
en onderzoek, projecten, alcohol- en drugscontroles etc.
Repressief komen zorginstanties (jeugdzorg, Novadic-Kentron, jongerenwerk, CJG e.d.)
in actie voor de opvang, begeleiding en ondersteuning van verslaafde en/of
zorgwekkende jongeren. Ouders van deze jongeren kunnen (opvoedings)advies krijgen.
Andere repressieve acties worden gedaan door de politie, waarbij men dealers, kwekers
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
38
en drugsgebruikers opspoort en aanhoud als ze (grote) hoeveelheden drugs op zak
hebben of produceren.
Mogelijke beleidsversterkingen:
Momenteel zijn geen beleidsversterkingen noodzakelijk in repressieve zin, omdat het
drugsgebruik dat bekend is, zeer gering is. Mochten signalen komen vanuit de
samenleving, veiligheidspartners of zorgpartners over zorgwekkende fenomenen of
incidenten, dan wordt hier ad-hoc op gereageerd. Social media, reguliere media en
landelijke trends die berichtgeven over bepaalde soorten (nieuwe) drugs moeten in de
gaten worden gehouden.
In preventieve zin zou de frequentie waarop de werkgroepen samenkomen, vaker
moeten plaatsvinden. Zodoende kan men beter inspelen op de actualiteit en wordt de
informatiepositie versterkt.
4.2.2 Alcoholoverlast op straat Beschrijving ‘alcoholoverlast op straat’:
Mensen die tijdens het uitgaan te veel alcohol drinken, zorgen soms voor overlast of
criminaliteit (luidruchtig gedrag vertonen zoals schreeuwen, joelen en zingen, maar ook
baldadigheid en soms gewelddadig gedrag). Op straat leidt dit soms tot overlast voor
zowel het uitgaanspubliek als voor omwonenden.
In de gemeente Geertruidenberg (6,3%) wordt deze overlast gemiddeld iets meer
ervaren dan in de gemeente Drimmelen (4,6%). Het hogere percentage in de gemeente
Geertruidenberg kan gelinkt worden aan de grotere diversiteit en concentratie van
uitgaansgelegenheden en het aantrekken van een andere doelgroep (met name jongeren
die naar discotheek Oscars gaan). (Schaap, 2013)
Huidige aanpak:
Bij dronken mensen op straat werkt enkel een repressieve aanpak, omdat mensen dan al
in beschonken toestand zijn.
In Nederland is openbaar dronkenschap strafbaar gesteld in artikel. 453 van het Wetboek
van Strafrecht (WvSr). De politie is de bevoegde instantie om iemand op grond van dit
artikel aan te houden. Openbaar dronkenschap is als iemand die gedronken heeft zich
asociaal of vervelend gedraagt op straat. Hierbij vormt hij of zij een gevaar voor anderen
of zichzelf, belemmert het verkeer of verstoort de openbare orde.
Overlastgevers worden over het algemeen niet aangehouden en vervolgt op grond van
artikel 453 WvSr, maar eerder op grond van artikel 426 WvSr, waarbij misdrijven als
vernielingen, baldadigheid of mishandelingen (voortkomend uit openbare dronkenschap)
worden bestraft. Naast de strafrechtelijke handhaving kan de politie of een bevoegde
BOA, overlast aanpakken op grond van de APV (art. 2.48: verboden drankgebruik; art.
2.49: verboden gedrag bij of in gebouwen en art. 2.50: hinderlijk gedrag in voor publiek
toegankelijke ruimten).
Jongeren onder de 16 jaar die alcohol in bezit hebben of het drinken, kunnen op grond
van artikel 45 van de Drank- en Horecawet worden bestraft. Lid 1 en 2 worden als volgt
beschreven: ‘Het is degene die de leeftijd van 16 jaar nog niet heeft bereikt, verboden
voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebben of
voor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
39
anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt
verstrekt. Overtreding wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie’.
Alcoholverbodsgebieden worden door het college van B&W aangewezen. Indien personen
alcohol bij zich hebben (gesloten of aangebroken) in deze gebieden, kunnen ze bekeurd
worden door een bevoegd ambtenaar van de gemeente of politie.
Mogelijke beleidsversterkingen:
Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig. Indien overlast structureel van aard is
(elke week vernielingen, vechtpartijen of lawaai), moet integraal gekeken worden naar
mogelijke oplossingen (handhaving van bijvoorbeeld de exploitatievergunning en/of extra
controles en surveillance door politie). Hierbij moeten horecaondernemers, bewoners,
politie en verantwoordelijke ambtenaren van de gemeente worden betrokken.
4.2.3 Geluidsoverlast door horecagelegenheden
Beschrijving ‘geluidsoverlast door horecagelegenheden’:
Geluidsoverlast door horecagelegenheden wordt voornamelijk veroorzaakt door
muziekgeluid (inclusief bass geluid) en is vooral hinderlijk voor directe omwonenden. In
beide gemeenten wordt deze vorm van overlast gemeld. De bass speelt hierin een grote
rol. Deze is niet meetbaar, maar zorgt wel voor overlast vanwege de lage tonen.
Huidige aanpak:
De APV en het activiteitenbesluit stelt duidelijke normen voor wat betreft het
geluidsniveau van horecagelegenheden per tijdvak. De huidige aanpak is vooral gericht
op burgers laten weten dat ze overlast kunnen melden bij politie en omgevingsdienst.
Beide zijn rechtstreeks bereikbaar. De omgevingsdienst Midden- en West-Brabant kan
metingen verrichten naar het geluidsniveau. Gemeenten handelen op basis van de
bevindingen van de omgevingsdienst. Als een horecaondernemer de geluidsnormen
overtreedt, volgt een procedure middels het handhavings- en sanctiebeleid van elke
gemeente (waarschuwingen, bestuurlijke dwangsom, intrekken van vergunning of
sluiting van de horecagelegenheid). Als bij de politie een melding wordt gedaan, gaan
agenten een gesprek aan met de horecaondernemer. Bij constatering van overtredingen
(bijv. overschrijding van de sluitingstijdenwet) wordt handhavend opgetreden.
Mogelijke beleidsversterkingen:
Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig. Politie en gemeenten treden repressief
op met gebruik van de beschikbare middelen en bevoegdheden.
4.2.4 Voertuigcriminaliteit Beschrijving ‘voertuigcriminaliteit’:
Het aantal fietsendiefstallen en diefstallen uit auto’s (m.n. navigatiesystemen, airbags,
radio’s) is, naast de woninginbraken, hoog in beide gemeenten. Het aantal diefstallen van
personenauto’s, vrachtauto’s en bestelauto’s ligt beduidend lager, namelijk rond de 10
tot 20 per jaar. Al deze vormen van voertuigcriminaliteit kunnen leiden tot irritatie onder
de gedupeerden. Niet alleen politie en gemeente kunnen iets betekenen voor het
tegengaan en oplossen van deze diefstallen, maar juist de burgers zijn één van de
belangrijkste spelers bij het voorkomen en bestrijden van deze misdrijven. Het creëren
van meer bewustwording en zelfredzaamheid onder de burgers is daarbij één van de
aandachtspunten.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
40
Huidige aanpak:
Gemeenten en politie nemen preventieve maatregelen door voorlichting te geven via
diverse mediavormen (social media, reguliere media als kranten, etc.) en de politie
treedt daarnaast repressief op door middel van opsporing en sporenonderzoek (geldt niet
voor fietsendiefstallen). Burgers zijn bij het voorkomen en de bestrijding van
voertuigcriminaliteit enorm belangrijk, het gaat immers om hun eigen bezittingen.
Inwoners worden vooral bewust gemaakt over de gevaren van o.a. (waardevolle) spullen
laten rondslingeren in de auto en het plaatsen van fietsen in de tuin of niet afgesloten
schuren.
In de gemeente Drimmelen wordt gebruik gemaakt van burgerparticipatie (‘Vliegende
Brigade’) bij de voorlichting en bestrijding van voertuigcriminaliteit. Leden van de
Vliegende Brigades krijgen ‘geanonimiseerde’ informatie van de politie via de coördinator
Dorpsgericht werken. Hierin staat o.a. in welke straat is ingebroken en welke voertuigen
zijn gestolen of waarin is ingebroken. In de gemeente Geertruidenberg is men
momenteel (2013) bezig om buurtpreventie op te zetten. Buurtpreventieteams vormen
de extra ogen en oren in de wijk voor zowel de politie als de gemeente.
Mogelijke beleidsversterkingen:
Een beleidsversterking is het opzetten van buurtpreventie in de gemeente
Geertruidenberg. De Vliegende Brigade in de gemeente Drimmelen is een bewezen
succes. Het uitbreiden van het aantal leden is een beleidsversterking.
4.2.5 Veiligheid in de Biesbosch Beschrijving ‘Veiligheid in de Biesbosch’:
Voor beide gemeenten vormt het Nationaal Park de Biesbosch het uithangbord als het
gaat om toerisme en recreatie. Een groot deel van de Biesbosch, dat binnen de
gemeentegrenzen van de gemeente Drimmelen valt, is alleen per boot bereikbaar. Het
Nationaal Park wordt vooral bereikt vanuit de havens in Lage Zwaluwe en Drimmelen.
Voornamelijk in de zomer periode trekt de Biesbosch veel toeristen aan. Dit brengt
automatisch veiligheidsrisico’s met zich mee. Te denken valt hierbij aan diefstallen,
vernielingen, aantasting van de natuurwaarden in brede zin, parkeeroverlast, verhoging
van kans op geweldsmisdrijven en gezondheidsproblemen, mogelijk in combinatie met
alcohol- en drugsgebruik. De ligging van het Nationaal Park in 2 provincies, 4
gemeenten, 2 veiligheidsregio’s, 3 politie-eenheden en een aantal belangrijke
belanghebbenden, zoals Staatsbosbeheer en waterbedrijf Evides, maken het toezicht en
handhaving binnen het gebied niet eenvoudiger.
Huidige aanpak:
De gemeente Drimmelen stimuleert de handhavingspartners om meer met elkaar samen
te werken. Daarnaast adviseert en ondersteunt men het Parkschap. Het Parkschap heeft
een veiligheidscoördinator aangesteld die probeert de diverse partners op het gebied van
toezicht en handhaving in de Biesbosch samen te laten werken.
Mogelijke beleidsversterkingen:
Actief participeren in het integraal veiligheidsoverleg Biesbosch met als doel meer zicht te
krijgen op de problematiek in het gebied.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
41
4.2.6 Voortdurende aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren Beschrijving ‘aandacht voor integriteit van bestuur en ambtenaren’:
De Rijksoverheid beschrijft het volgende over integriteit van overheden en haar
organisatie: “integriteit kan het vertrouwen in de overheid maken of breken. Het is
belangrijk dat ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers integer zijn. Er zijn
regels en gedragscodes ontwikkeld om die integriteit zoveel mogelijk te borgen. Maar
minstens zo belangrijk is dat integriteit een soort grondhouding moet zijn, een
mentaliteit”.
Huidige aanpak:
Integriteit is voor beide gemeenten een belangrijk onderwerp en daar wordt uitvoerig
aandacht aan besteed. Beide gemeenten voeren een ander integriteitsbeleid, maar
kennen ongeveer dezelfde procedures en regels.
Gemeenten zijn sinds 2005 verplicht om een integriteitsbeleid te voeren. Dit houdt in dat
gemeenten beleid moeten voeren met daarin opgenomen: een verplichte gedragscode,
de integratie van integriteit in het personeelsbeleid en de verantwoordingsplicht van het
college aan de raad. Beide gemeenten voldoen aan deze verplichtingen.
Mogelijke beleidsversterkingen:
Bestaand integriteitsbeleid in de gemeente Geertruidenberg wordt uitgebreid met een
integriteitstoets voor bestuurders en ambtenaren in nader te definiëren functies.
Voor de gemeente Drimmelen is geen beleidsversterking nodig.
4.2.7 Opleiden, trainen en oefenen (OTO) van de gemeentelijke rampen- en
crisisorganisatie Beschrijving ‘OTO van de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie’:
Beide gemeenten maken, samen met 24 andere Midden- en West-Brabantse gemeenten,
onderdeel uit van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Sinds de komst van de
Wet Veiligheidsregio (Wvr) in 2010, zijn er een aantal dingen veranderd op het gebied
van rampenbestrijding- en crisisbeheersing. In deze wet is o.a. opgenomen waaraan
bestuurlijke en operationele diensten minimaal moeten voldoen (basisvereisten).
De gemeentelijke rampenbestrijdingsstructuur bestond voorheen uit 10 processen (zoals
o.a. de processen crisiscommunicatie, milieu, uitvaartverzorging etc.). Vanaf december
2012 bestaat de gemeentelijke rampen- en crisisorganisatie, volgens de nieuwe RCP-
structuur, uit 7 taakorganisaties. Al deze taakorganisaties samen zijn verantwoordelijk
voor het gemeentelijke onderdeel ‘Bevolkingszorg’.
Huidige aanpak:
Beide gemeenten werken actief samen met de gemeente Oosterhout om zich zo goed
mogelijk voor te bereiden op de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit
samenwerkingsverband heet 3x Oranje. Naast het gezamenlijk opleiden, trainen en
oefenen van de gemeentelijke organisatie, kan men in geval van een crisis of ramp
beroep doen op elkaars personeel (burenhulp).
Opleiden, trainen en oefenen van de gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie
(volgens het nieuwe Regionaal Crisis Plan 2012) staat voor 2013-2014 op de agenda. Het
multidisciplinair oefenen met brandweer, politie en GHOR start eind 2013 en wordt
verzorgd door de werkgroep Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen (MDBO) van de
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
42
Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. Met de komst van het nieuwe RCP moet de
gehele gemeentelijke rampenbestrijdingsorganisatie opnieuw worden getraind en
opgeleid. Voor dit proces zijn tijd en (financiële) middelen beschikbaar gemaakt .
Mogelijke beleidsversterkingen:
Momenteel zijn geen beleidsversterkingen nodig.
4.3 Vervolg De kaders van de prioriteiten en overige strategische thema’s zijn in voorgaande
hoofdstukken beschreven. Vervolgens moet hier uitvoering aan worden gegeven op zowel
ambtelijk als bestuurlijk niveau. Het volgende hoofdstuk beschrijft de manier waarop dit
binnen de gemeentelijke organisatie uitgevoerd en gewaarborgd wordt.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
43
5. Organisatorische borging
5.1 Algemene omschrijving De kaders, in de vorm van prioriteiten en overige strategische thema’s, staan in de
vorige hoofdstukken beschreven. De uitvoering van het integraal veiligheidsbeleid wordt
door beide colleges vertaald in jaaruitvoeringsplannen (JUP’s). Per jaar wordt een
jaaruitvoeringsplan opgesteld.
Uitvoeringsplannen zijn operationeel van karakter: de prioriteiten en overige thema’s uit
deze kadernota worden vertaald naar concrete acties met termijnen, gevolgd door wat
van veiligheidspartners verwacht wordt en eventuele kosten die gemaakt worden. De
uitvoeringsplannen worden dan ook in overleg met de benoemde veiligheidspartners
opgesteld. Uiteindelijk gaan de jaaruitvoeringsplannen, na vaststelling door de colleges,
ter kennisneming naar de gemeenteraden.
5.2 Integrale veiligheid binnen de gemeentelijke organisaties Integrale veiligheid heeft vele raakvlakken binnen de gemeentelijke organisatie.
Daarnaast werken beide gemeenten met verschillende afdelingen of clusters en hebben
sommige een andere benaming. Elke afzonderlijke afdeling of cluster heeft wel bepaalde
raakvlakken met het veiligheidsbeleid.
De centrale rol, verantwoordelijkheid en coördinatie voor het te voeren integrale
veiligheidsbeleid is belegd bij de beleidsmedewerker Openbare orde en Veiligheid
(AOV’er). In de gemeente Geertruidenberg maakt de AOV’er deel uit van het ‘Stafcluster’
en in de gemeente Drimmelen van de afdeling ‘Bestuurs- en Management Ondersteuning’
(BMO). Beide beleidsmedewerkers hebben verschillende takenpakketen, maar voeren
ongeveer dezelfde werkzaamheden uit.
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van diverse onderdelen van het
veiligheidsbeleid, kunnen ook op andere plaatsen binnen de ambtelijke organisatie liggen
dan bij de afdeling ‘BMO’ of ‘Stafcluster’. In de jaaruitvoeringsplannen zal daarom per
veiligheidsproblematiek specifiek worden beschreven welke afdelingen, clusters of
personen verantwoordelijk zijn. Binnen de afdelingen en clusters moet gekeken worden
hoeveel tijd, middelen en capaciteit men ter beschikking kan stellen om het beleid of
bepaald onderdeel te kunnen realiseren. Beide AOV’ers en het afdelingshoofd ‘BMO’ en
de clustermanager ‘Staf’, hebben korte lijntjes binnen de gemeentelijke organisatie en
kunnen zodoende alle betrokken afdelingen/clusters inlichten over de plannen en vragen
om inzet van middelen (zowel financiële middelen als personeel).
5.3 Ambtelijke coördinatie Zoals hiervoor is beschreven ligt de ambtelijke coördinatie bij de beleidsmedewerkers
Openbare orde en Veiligheid van beide gemeenten. Onderdeel van deze coördinatie is
een periodiek overleg met de werkgroep Integrale Veiligheid, die daarvoor in het leven is
geroepen. Dit overleg vindt 1 keer per jaar plaats ter voorbereiding van de
jaaruitvoeringsplannen. Hieraan nemen betrokken partijen uit de werkgroep deel en
indien nodig worden andere veiligheidspartners uitgenodigd. Andere projecten, werk- of
stuurgroepen en overlegvormen zullen in samenspraak worden opgericht.
Het Integraal Veiligheidsbeleid heeft zoals net beschreven, diverse raakvlakken met
andere beleidsterreinen. De beleidsmedewerkers Openbare Orde en Veiligheid zijn de
interne coördinatoren van het veiligheidsbeleid, maar zijn niet hoofdverantwoordelijk
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
44
voor bijvoorbeeld het jeugd- en gezondheidsbeleid (verantwoordelijke afdelingen zijn
‘Maatschappelijke Aangelegenheden’ in de gemeente Drimmelen en cluster ‘Welzijn’ in de
gemeente Geertruidenberg). In onderstaand overzicht zijn de interne coördinatoren van
de diverse afdelingen/clusters gekoppeld en verantwoordelijk voor de betreffende
prioriteit:
Prioriteit Interne coördinator
1. Woninginbraken Beleidsmedewerkers Openbare orde en
Veiligheid (beide gemeenten)
2. Geweldsdelicten Beleidsmedewerkers Openbare orde en
Veiligheid (beide gemeenten)
3. Alcoholgebruik onder jongeren - Beleidsmedewerker cluster Welzijn
(gemeente Geertruidenberg)
- Beleidsmedewerkers Openbare orde en
Veiligheid en Volksgezondheid (gemeente
Drimmelen)
4. Georganiseerde criminaliteit Beleidsmedewerker Openbare orde en
Veiligheid (gemeente Geertruidenberg)
5. Verkeer en Veiligheid Beleidsmedewerker afdeling Openbare
Werken (gemeente Drimmelen)
6. Jeugdoverlast Beleidsmedewerker Openbare orde en
Veiligheid (gemeente Drimmelen
5.4 Bestuurlijke coördinatie Beide burgemeesters hebben ‘Veiligheid’ als portefeuille en voeren op dit terrein de
bestuurlijke coördinatie. Zij worden daarin ondersteund en geadviseerd door de AOV’ers.
Voor de gemeenteraden zijn, zoals eerder beschreven, in het duale bestel twee taken
weggelegd: 1: het stellen van kaders en 2: het controleren van de uitvoering van het
beleid. Jaarlijks worden door beide colleges de jaaruitvoeringsplannen opgesteld. Aan het
eind van het jaar wordt de raad geïnformeerd en kunnen zij controleren of voldaan is aan
de uitvoering van deze plannen.
Indien (extra) inzet van de politie of het OM noodzakelijk is voor de uitvoering van het
veiligheidsbeleid (operationeel niveau), wordt dit op bestuurlijk niveau afgestemd binnen
de teamdriehoek Dongemond. De teamleiding van politieteam Dongemond, de
gebiedsofficier van Justitie en de 6 burgemeesters maken deel uit van dit overleg.
5.5 Planning en control De (kwaliteits)cirkel van Deming (PDCA-cyclus) is een van de instrumenten om na te
gaan of het beleid succesvol is geweest en hoe men verder zou moet gaan in de
toekomst. De cirkel bestaat uit: Plan (plannen en afspraken maken), Do (uitvoeren),
Check (controleren of het werkt en evalueren) en Act (bijsturen of aanpassen). Na de
vaststelling van deze kadernota in september 2013, start de PDCA-cyclus zoals deze op
de volgende pagina is weergegeven in een cyclisch schema.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
45
Integraal Veiligheidsbeleid
2013-2016
Toelichting proces: 1. Vaststelling van de kadernota door de gemeenteraden, september 2013
2. Nadat de kadernota integraal veiligheidsbeleid 2013-2016 is vastgesteld door
de gemeenteraden (kaderstellende taak), zullen beide colleges elk jaar een
jaaruitvoeringsplan (JUP) opstellen. De cyclus voor de komende jaren is als
volgt (Plan):
JUP 2014 – opgesteld in het derde kwartaal van 2013
JUP 2015 – opgesteld in het eerste kwartaal van 2015
JUP 2016 – opgesteld in het eerste kwartaal van 2016
3. Na het opstellen van een jaaruitvoeringsplan worden ze per jaar uitgevoerd
(Do) en in het laatste kwartaal van het jaar gecontroleerd (Check) en
geëvalueerd. Indien nodig wordt de JUP bijgesteld voor de JUP van het
opvolgende jaar (Act).
4. In 2015 wordt opnieuw de Integrale Veiligheidsmonitor uitgevoerd. De
uitkomsten worden in 2016 gebruikt als input voor het nieuwe beleid. (Plan
en Do)
5. Eind 2016 is het einde van de beleidsperiode. In het eerste kwartaal van 2016
wordt echter al geëvalueerd of de samenwerking tussen beide gemeenten
voldoende voordelen heeft opgeleverd om in de periode 2017-2020 op deze
manier door te gaan. (Check/Act)
6. In het eerste halfjaar van 2016 wordt aan de hand van de methode
Kernbeleid Veiligheid een vernieuwde veiligheidsanalyse, prioriteiten en een
nieuwe kadernota integraal veiligheidsbeleid opgesteld.
Opstellen van: Wanneer:
- JUP 2014 3e kwartaal 2013
- JUP 2015 1e kwartaal 2015
- JUP 2016 1e kwartaal 2016
- Integraal Veilig- Eerste halfjaar
heidsbeleid 2017-2020 2016
Uitvoeren van: Wanneer:
- JUP 2014 Geheel 2014
- JUP 2015 Geheel 2015
- JUP 2016 Geheel 2016
- Veiligheidsmonitor 2015
Controle van: Wanneer:
- JUP 2014 4e kwartaal 2014
- JUP 2015 4e kwartaal 2015
- JUP 2016 4e kwartaal 2016
- Beleidsperiode 1e kwartaal 2017
2013-2016
Bijstellen
en evalueren van: Wanneer:
- JUP 2014 4e kwartaal 2014
- JUP 2015 4e kwartaal 2015
- JUP 2016 4e kwartaal 2016
- Veiligheidsmonitor 1e kwartaal 2016
- Beleidsperiode 1e kwartaal 2016
2013-2016 Plan
Do Check
Act
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
46
5.5 Evaluatie De evaluatie wordt door beide AOV’ers gemaakt en gecommuniceerd binnen de
gemeentelijke organisatie. Belangrijk daarbij is om in het eerste kwartaal van 2016 te
kijken of verdere samenwerking tussen beide gemeenten voortgezet moet worden,
aangezien dit de eerste keer is dat beide gemeenten gezamenlijk veiligheidsbeleid
hebben opgesteld. Tijdens de evaluatie in 2017 lichten beide AOV’ers aan de raden toe
waarom men de samenwerking voortzet of beëindigd.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
47
Afkortingenlijst ANWB - Algemene Nederlandse Wielrijders Bond
AOV’er - Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid
APV - Algemene Plaatselijke Verordening
art. - artikel
BAVO - BAsisschool naar Voortgezet Onderwijs
BIBOB - wet Bevordering Integriteitsbeoordeling door het Openbaar Bestuur
bijv. - bijvoorbeeld
BMO - Bestuurs- en Managementondersteuning
BOA - Buitengewoon opsporingsambtenaar
BRZO - Besluit Risico’s Zware Ongevallen
BZK - ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
c.q. - casu quo
CJG - Centrum voor Jeugd en Gezin
CSV - Criminele Samenwerkingsverbanden
d.m.v. - door middel van
e.d. - en dergelijke
etc. - et cetera
FIOD - Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst
GGD - Gemeentelijke gezondheidsdienst
GGZ - Geestelijke gezondheidszorg
GHOR - Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio
GVVP - Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan
HALT - Het ALTernatief
HIC - High Impact Crimes
JCO - Justitieel Casusoverleg
JUP - Jaaruitvoeringsplan
LIEC - Landelijk Informatie en Expertise Centrum
LPG - Liquefied Petroleum Gas (autogas)
m.n. - met name
MDBO - Multidisciplinair en Bestuurlijk Oefenen
MDMA - methyleendioxymethamfetamine (stof in xtc)
o.a. - onder andere
OM - Openbaar Ministerie
OTO - Opleiden, trainen en oefenen
PDCA - Plan, Do, Check en Act
PGA - Persoonsgebonden aanpak
RIEC - Regionaal Informatie en Expertise Centrum
t.o.v. - ten opzichte van
VNG - Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VPT - Veilige Publieke Taak
WOS - Woninginbraken, overvallen en straatroof
Wvr - Wet veiligheidsregio’s
WvSr. - Wetboek van Strafrecht
XTC - ecstasy
zgn. - zogenaamd
ZWB - Zeeland-West-Brabant
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
48
Literatuurlijst
Boeken
Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. (2013). Woninginbraken en -
overvallen. In F. Hermens, Trendsignalement 2013 (p. 69-75). Utrecht: Centrum
voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid.
Gaalen, J. v. (2010). Kernbeleid Veiligheid. Den Haag: Drukkerij Excelsior.
Rapporten
Boerman, F., Grapendaal, M., Nieuwenhuis, F., & Stoffers, E. (2012). Nationaal
dreigingsbeeld 2012 - Georganiseerde criminaliteit. Den Haag: Deltahage.
Brouwer, M. d., & Igor, M. (2013). Terugdringen woninginbraken. Oosterhout:
politiedistrict De Baronie.
Centraal Bureau voor de Statistiek. (2013). Veiligheidsmonitor 2012. Den Haag: Centraal
Bureau voor de Statistiek.
de Gans, R., van 't Zand, M., & Verschuuren, R. (2012). Startnotitie integraal
veiligheidsbeleid gemeente Drimmelen en Geertruidenberg 2013-2016. Gemeente
Geertruidenberg en Drimmelen.
Gommans, I., & van Dam, R. (2006). Beleidsplan Verkeer en Vervoer gemeente
Drimmelen. Eindhoven: Accent adviseurs.
Homburg, G., & Batelaan, H. (2005). Actieve Wederkerigheid. Den Haag: Ministerie van
BZK.
Politie Zeeland-West-Brabant. (2012). Regionaal beleidsplan ZWB 2013-2014. Tilburg:
Politie ZWB.
Schaap, J. (2013). Veiligheidsanalyse gemeente Geertruidenberg en Drimmelen.
Gemeente Geertruidenberg en Drimmelen.
van Rosmalen, M., Kalidien, S., & de Heer-de Lange, N. (2012). Criminaliteit en
rechtshandhaving 2011. Den Haag: Boom uitgevers.
Elektronische bronnen – online publicaties
CBS. (2013, 24 april). Lichte daling verkeersdoden 2012. Website van Centraal Bureau
voor de Statistiek: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/59A40FFF-B447-4BF5-952E-
EC3F973E5477/0/pb13n028.pdf. Opgeroepen op 8 mei 2013.
Gemeente Drimmelen. (2010, 7 april). Solidariteit & daadkracht. Website van gemeente
Drimmelen:http://drimmelen.shared.1eeurope.nl/bis/documenten/Bijlage%201%
20coalitieakkoord.pdf. Opgeroepen op 28 januari 2013.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
49
Gemeente Geertruidenberg. (2012). Kadernota 2012 gemeente Geertruidenberg.
Website van de gemeente Geertruidenberg:
http://www.geertruidenberg.nl/document.php?m=7&fileid=15849&f=fd578fcd57a
9f50609d278d4721215f5&attachment=1&c=53733. Opgeroepen op 28 januari
2013.
GGD West Brabant. (2013). Think before you drink. Website van Think before you drink:
www.thinkbeforeyoudrink.nl. Opgeroepen op 6 mei 2013.
GGD West-Brabant. (2012, 26 september). Schadelijk alcoholgebruik in de regio. Website
van de GGD West-Brabant: http://www.regionaalkompas.nl/west-brabant/thema-
s/alcoholgebruik/schadelijk-alcoholgebruik-in-de-regio/. Opgeroepen op 7 mei
2013.
GGD West-Brabant. (2012). WMO-prestatievelden Drimmelen. Website van GGD West-
Brabant: http://ggd-wb.buurtmonitor.nl/report/wmo-
prestatievelden%20drimmelen.pdf. Opgeroepen op 15 mei 2013.
GGD West-Brabant. (2012). WMO-prestatievelden Geertruidenberg. Website van GGD
West-Brabant: http://ggd-wb.buurtmonitor.nl/report/wmo-
prestatievelden%20geertruidenberg.pdf. Opgeroepen op 15 mei 2013.
Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2013). Verkeersveiligheid tot 2020. Website van
de Rijksoverheid:
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/verkeersveiligheid/verkeersveiligheid-
tot-2020. Opgeroepen op 28 mei 2013.
Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013, 15 april). Landelijk beeld Jeugdgroepen:
Aantallen blijven dalen. Website van de Rijksoverheid:
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/15/landelijk-beeld-jeugdgroepen-
aantallen-blijven-dalen.html. Opgeroepen op 28 mei 13.
Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013, 13 maart). Nationaal Dreigingsbeeld
Georganiseerde Criminaliteit 2012 en Vierde rapportage op basis van de Monitor
Georganiseerde Criminaliteit. Website van de Rijksoverheid:
http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en-
publicaties/kamerstukken/2013/03/14/nationaal-dreigingsbeeld-georganiseerde-
criminaliteit-2012-en-vierde-rapportage-op-basis-van-de-monitor-
georganiseerde-criminaliteit/lp-v-j-0000002825.pdf. Opgeroepen op 7 mei 2013.
Ministerie Verkeer en Waterstaat. (2009, 15 juni). Strategisch Plan Verkeersveiligheid
2008-2020. Website van de Rijksoverheid:
https://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=2&ved=0CD
wQFjAB&url=http%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumente
n-en-publicaties%2Fkamerstukken%2F2008%2F07%2F10%2F20085741-bijlage-
1-strategie-verkeersveiligheid-2008-2020%2F200857. Opgeroepen op 8 mei
2013.
Provincie Noord-Brabant. (2012). Visie verkeersveiligheid: op weg naar nul. Website van
Provincie Noord-Brabant: http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers-op-
thema/veiligheid-en-handhaving/verkeersveiligheid/visie-verkeersveiligheid-op-
weg-naar-nul.aspx. Opgeroepen op 8 mei 2013.
Kadernota Integraal Veiligheidsbeleid | 2013-2016
50
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. (2012, September). Handreiking Gezonde
Gemeente: alcohol. Website van Rijksinstituut voor V&M:
http://www.loketgezondleven.nl/object_binary/o14987_Factsheet-Alcohol-
september-2012.pdf. Opgeroepen op 7 mei 2013.
Rijksoverheid. (2013). Jongeren en alcohol. Website van de Rijksoverheid:
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/alcohol/jongeren-en-alcohol.
Opgeroepen op 6 mei 2013.
Rijksoverheid. (2013, 16 april). Minister Opstelten: aantal inbraken met 30 procent
omlaag. Website van de Rijksoverheid:
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/04/16/minister-opstelten-aantal-
inbraken-met-30-procent-omlaag.html. Opgeroepen op 2 mei 2013.