Jrg38 nr4 december_2010_m.klamer_g.caminada_een_slim_kind_in_de_knel_pag_18_20

3

Click here to load reader

Transcript of Jrg38 nr4 december_2010_m.klamer_g.caminada_een_slim_kind_in_de_knel_pag_18_20

Page 1: Jrg38 nr4 december_2010_m.klamer_g.caminada_een_slim_kind_in_de_knel_pag_18_20

Hoogbegaafdheid

Een slim kind in de knelMarcella Klamer & Greet Caminada

Veel mensen denken dat hoogbegaafde kinderen het

makkelijker hebben op school dan andere kinderen. Dit is

niet altijd het geval. Dit artikel geeft een voorbeeld van

een hoogbegaafd kind dat het erg moeilijk heeft en voor

observatie en behandeling wordt aangemeld bij de vaktherapeut

beeldend in school.

Daan is als kleuter in de klas een rustig, onopvallend

kind. Hij is zachtaardig, zijn juf vertelt bijvoorbeeld op

een dag aan zijn moeder: ‘Daan heeft vandaag een

sticker gekregen, omdat hij tegen een ander kind zei

dat hij het niet leuk vond dat het kind hem schopte. Hij

deed zelf niets terug!’ Op de speelplaats is hij veel alleen

en gaat zijn eigen gang; hij heeft weinig contact met

andere kinderen. Als zijn kleine broertje op school komt

treedt hij op als tolk.

De leerkracht in groep 3 vindt dat Daan een beetje ge-

spannen is, maar dat lijkt verder geen problemen te ge-

ven. Daan heeft een goed geheugen en kan soms een

heel stuk tekst uit zijn hoofd opzeggen, nadat hij het één

keer heeft gehoord. Maar toch blijkt dat hij het leesni-

veau niet aan kan. Zijn ouders, die trots zijn op hun lieve,

zachtaardige zoontje, snappen er niets van. Ze vinden

hem heel slim en de arts van het consultatiebureau

heeft, na het algemene routineonderzoek op tweejarige

leeftijd, zelfs gezegd dat hij hoogbegaafd zou kunnen

zijn.

De leerkracht geeft hen extra leeswerk voor Daan mee

naar huis. Ze oefenen elke dag met hem, maar het gaat

nog steeds niet goed – en ook met rekenen wordt zijn

achterstand groter.

De ouders van Daan maken zich zorgen over het geluk

en welbevinden van hun zoon en overleggen daarom

ook regelmatig met de leerkracht op school.

Tot op een dag moeder op school komt en vertelt dat

Daan de vorige avond huilend uit bed gekomen is en

snikkend zijn verhaal verteld heeft. Hij is diep ongelukkig,

alleen, wordt gepest en kan niet meekomen in de klas.

De andere kinderen slaan, schoppen, bespugen hem

en schelden hem uit, maar hij kan zich niet verweren. Hij

zegt dat hij hen probeert uit te leggen dat hij dat niet

wil, maar ze begrijpen hem niet en vinden hem stom. Ze

pesten hem stiekem: bij de kapstok, in een hoek van de

speelplaats of als de juf even de klas uit is. Daan wil niet

klagen, want dan zou hij klikken en ‘dat doe je niet’, het

zal wel aan hem liggen, ‘hij is een stom kind’. Hij wil niet

meer naar school.

Als een dergelijke situatie zich plotseling voordoet, zijn

ouders en leerkrachten verslagen en geschokt. Allerlei

vragen dringen zich op: hoe heeft dit kunnen gebeuren

onder de ogen van de leerkrachten? Waarom heeft hij

het niet eerder verteld? Hoe kunnen we hem helpen?

Het is verstandig als ouders hun eigen verdriet en woede

niet aan het kind laten zien; het gevaar bestaat dan dat

hij kan besluiten hen niets meer te vertellen om hun

geen verdriet te doen. Kinderen willen hun ouders graag

blij en gelukkig zien en als het minder goed gaat, om

welke reden dan ook, zullen ze denken dat ‘het’ aan

hen ligt.

Voor de leerkracht is het belangrijk om de eventuele ge-

uite boosheid, verdriet en zorgen van de ouders te ac-

cepteren. Daarnaast moet worden nagegaan hoe het

kan dat niemand in school dit heeft opgemerkt, want

zoiets mag niet meer voorkomen. Belangrijk daarbij is

zelfreflectie van de leerkracht en het leren van gemaak-

te fouten.

Ouders en leerkracht bespreken gezamenlijk hun zorgen

over Daan. Omdat ze zien dat hij ongelukkig is en zijn

zelfbeeld negatief, besluiten ze hem, na overleg met de

intern begeleider, aan te melden bij de vaktherapeut.

De pesters worden ook aangepakt: de school zal met

de ouders van de pestende kinderen gaan praten.

18 HJK december 2010

Page 2: Jrg38 nr4 december_2010_m.klamer_g.caminada_een_slim_kind_in_de_knel_pag_18_20

Een hoogbegaafd kind kan zich ‘anders’ voelen en daardoor geen aansluiting vinden bij de kinderen in zijn klas

• F

oto

: Isa

be

l Na

bu

urs

dens beeldend werk, zoals bij timmeren of bij kleiwerk;

• hij neemt de omgeving en ‘de ander’ goed in zich

op, kan ‘scherp’ observeren;

• hij heeft een bijzonder gevoel voor humor

Het benoemen van zijn positieve punten en de compli-

menten die hij krijgt voor het beeldende werk doen

Daan zichtbaar goed. Maar toch vallen er ook andere

dingen op: Daan is weinig weerbaar en wil alleen maar

werkstukken maken met een duidelijke structuur en hij

durft niet te genieten van experimenteren of spelen en

kliederen met structuurloos materiaal.

De observatie richt zich ook op opvallend gedrag van

Daan als signaal van onderliggende problematiek:

• hij heeft er moeite mee als zaken anders gaan dan

verwacht;

• hij is soms wat stijf in zijn motoriek, houdt zijn armen stijf

naast zijn lichaam en zijn schouders wat opgetrokken

(spanning?);

• hij praat soms met zijn kaken dicht op elkaar, perst de

woorden tussen zijn tanden uit en lijkt zijn stem te for-

ceren;

• aan het begin van de observatieperiode gunt hij zich-

zelf nauwelijks tijd om goed adem te halen tijdens het

spreken en praat hij met korte, afgemeten zinnen.

Naar aanleiding van de observatie komt de vakthera-

peut met een interpretatie en conclusie.

Vermoedelijk is Daan goed in staat op een emotioneel

gezonde manier op mensen en situaties te reageren,

maar op dit moment kan hij zijn emoties nog onvoldoen-

de hanteren. Hij lijkt er geen raad mee te weten. Op dit

vlak heeft hij sturing nodig. De voortdurende negatieve

reacties van de andere kinderen geven angst, spanning

en woede. Ze hebben zijn zelfbeeld ondermijnd en zijn

zelfvertrouwen aangetast – hij voelt zich eenzaam.

De vaktherapeutHulpverleners zien in de observatieperiode veel kinderen

met gebrek aan zelfvertrouwen en een sombere stem-

ming. De vaktherapeut focust op de positieve aspecten

van het kind en benoemt die. Bij Daan zijn dit:

• hij kan goed zelf oplossingen bedenken voor ‘proble-

men’ die hij tegenkomt in beeldend werk;

• lichamelijk komt hij sterk en gezond over, hij loopt

energiek en kan kracht gebruiken als dat nodig is tij-

oogbegaafdheidEen hoog IQ is niet het enige criterium voor hoogbe-

gaafdheid. Franz Mönks, oprichter van het Centrum

voor Begaafdheidsonderzoek in Nijmegen en Antwer-

pen noemt de volgende kenmerken:

• grote nieuwsgierigheid en leergierigheid;

• veel energie;

• zich met meerdere taken tegelijk bezig kunnen hou-

den;

• buitengewoon goed geheugen;

• breed scala van interesses;

• bijzonder gevoel voor humor;

• hoge mate van empathie en betrokkenheid;

• vaak op zeer jonge leeftijd nadenken over de zin

van het leven.

Hoogbegaafdheid is een talent dat successen op ver-

schillende gebieden mogelijk maakt, maar er zijn ook

nadelen. Het kind zal ‘anders’ zijn dan andere kinde-

ren en kan zich daardoor alleen en onbegrepen voe-

len. Het gaat de strekking van dit artikel te boven om

dieper in te gaan op de aspecten van hoogbegaafd-

heid. Bij Daan zijn in ieder geval de eerste zes kenmer-

ken van hoogbegaafdheid aanwezig.

H

19HJK december 2010

Page 3: Jrg38 nr4 december_2010_m.klamer_g.caminada_een_slim_kind_in_de_knel_pag_18_20

Omdat Daan de indruk geeft zeer intelligent te zijn is de

vaktherapeut verbaasd te horen dat zijn schoolpresta-

ties achterblijven. Ze adviseert de school hem te laten

onderzoeken. Dat idee wordt overgenomen, want ie-

dereen, de leerkrachten en zijn ouders, denkt dat hij

meer kan dan hij laat zien.

Therapiedoelen De vaktherapeut gaat met Daan werken aan zijn weer-

baarheid, zelfbeeld en stemming in afwachting van het

onderzoek. Ze stelt de volgende doelen voor Daan:

• zich beter in zijn lijf laten voelen, gemakkelijker laten be-

wegen, een ontspannen lichaamshouding ontwikkelen;

• bevorderen van sociale vaardigheden, leren omgaan

met andere kinderen;

• leren omgaan met zijn emoties en leren reageren

overeenkomstig de situatie, onder meer door het ex-

ploreren van gedachten en gevoelens;

• inzicht geven in het ontstaan en beheersen van eigen

impulsief gedrag;

• versterken van zijn zelfvertrouwen en faalangstig ge-

drag verminderen.

Ook zal tijdens de therapie zijn fantasie gestimuleerd

worden, nodig voor creatief oplossingsvermogen, afrea-

geren van spanning en loslaten van ‘hoe het moet’.

De therapie blijkt goed aan te slaan. Daan komt graag

bij de vaktherapeut, zoekt haar nabijheid en staat open

voor de therapeutische interventies. Zijn zelfvertrouwen

groeit en zijn stemming verbetert. Hij durft na enige tijd

meer te experimenteren en wordt ‘losser’.

Ondertussen is Daan ook psychologisch onderzocht. De

uitslag van dat onderzoek laat zien dat Daan een IQ

van 142 heeft en dus inderdaad meer dan intelligent is.

Voordat je een kind adequate hulp bij het leren kan ge-

ven, moet worden nagegaan wat de oorzaken zijn voor

het onderpresteren bij dit specifieke kind. Hoe is het mo-

gelijk dat een kind met zo’n goede intelligentie niet in

staat lijkt te zijn om het onderwijs te volgen? Er kunnen ver-

schillende oorzaken zijn. Een van de mogelijkheden is een

gebrek aan uitdaging. Het tempo en het niveau kunnen

zo laag zijn, dat de hoogbegaafde zich gaat vervelen,

ongemotiveerd raakt en gaat onderpresteren – dat wil

zeggen: minder presteren dan zijn capaciteiten toelaten.

Het kan ook zijn dat het leren belemmerd wordt door

emotionele problemen; veel hoogbegaafden voelen

zich niet begrepen en ‘anders-dan-anderen’. Ze denken

dat er iets mis met hen is en daardoor ontstaat een ne-

gatief zelfbeeld en soms depressieve gevoelens. Ver-

schillende psychische en fysieke klachten kunnen hier-

van weer het gevolg zijn en alle energie lijkt hierin te

gaan zitten. Een kind dat niet wil opvallen tussen zijn

leeftijdsgenoten, kan daarom ook zijn niveau aan hen

gaan aanpassen.

Ten slotte is het ook mogelijk dat de methode van leren

op school niet aanslaat bij het hoogbegaafde kind. Veel

hoogbegaafden denken top-down: ze zien eerst het

geheel en vullen dat al gedeeltelijk op met details die ze

al weten. Ze zijn erop gericht om de lege plekken aan te

vullen. De werkwijze op school gaat meestal uit van de

details en niet van de lege plekken.

De ouders van Daan zijn opgelucht dat de oorzaken

van de problemen duidelijk zijn. Ze spreken met de vak-

therapeut af dat ze Daan zullen vertellen wat ‘zijn pro-

bleem’ is. Als hij inzicht heeft in zijn eigen functioneren en

mogelijkheden, zal hij zich waarschijnlijk beter voelen. Hij

zal begrijpen waarom hij het moeilijk heeft gevonden

om aansluiting te vinden bij andere kinderen.

De school gaat zich verdiepen in een goede leerbege-

leiding voor dit hoogbegaafde kind. Daan wordt aan-

gemeld bij een klas voor hoogbegaafde kinderen waar

de school mee samenwerkt. Ouders en leerkrachten

gaan ervan uit dat als hij kinderen ontmoet die net als hij

worstelen met hoogbegaafdheid, hij niet meer alleen

staat. Dat blijkt ook zo te zijn. Daan vindt meer rust in

zichzelf en krijgt meer aansluiting met andere hoogbe-

gaafde kinderen, maar ook met kinderen in de klas.

De ondernomen stappen om Daan te begeleiden, heb-

ben dus zeker resultaat opgeleverd. Toch zal zijn situatie

steeds de nodige zorg van de school vragen. Daan zal

altijd een jongen blijven die liever met woorden proble-

men oplost en hij zal zich door zijn ‘andere’ gedrag re-

gelmatig onbegrepen voelen. Op dit moment loopt de

therapie nog, daarbij staat Daans emotionele ontwikke-

ling staat centraal. De vaktherapeut streeft ernaar om

deze leeftijdsadequaat te krijgen.

Er bestaat geen verband tussen de jongen op de foto en de inhoud

van dit artikel.

20 HJK december 2010Marcella Klamer is vaktherapeut beeldend Greet Caminada is psycholoog en pedagoog

Literatuur•   Kieboom, Tessa Prof. Dr., Syllabus rond Hoogbegaafdheid,

CBO Universiteit van Antwerpen. Gratis te downloaden op www.hoogbegaafdvlaanderen.be

•   Kool, E., Rijswijk, K. van & Schut, T. (red) (1998). Koerswij-zigingen in het denken over onderwijs- en opvoedingsproble-men. Leuven: Acco. 

•   Mönks, F., Brochure Hoogbegaafde kinderen thuis en op school. Nijmegen: Centrum voor Begaafdheidsonderzoek van de Radboud Universiteit van Nijmegen.

•   Pameijer N. & Beukering, T. van (1998). Handelingsgerichte diagnostiek een praktijkmodel voor diagnostiek en advisering bij onderwijsleer- en opvoedingsproblemen. Leuven: Acco.