Josée Coenen De bovenkamer - Wat & Hoe NT2 · Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden....
Transcript of Josée Coenen De bovenkamer - Wat & Hoe NT2 · Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden....
1
colofon
Dit overzicht is samengesteld door Josée Coenen, auteur van De bovenkamer.
Vormgeving Marjo Starink
© Bazalt 2016
Voor meer informatie over De bovenkamer, voor trainingen of implementatie-ondersteuning kunt u contact opnemen met Bazalt: [email protected] of 088-5570570.Zie ook www.bazalt.nl.
Bazalt maakt deel uit van de Bazalt Groep en werkt daarin samen met partners hco en rpcz.
Taalverhaal is een taalmethode van ThiemeMeulenhoff. De taaloverzichten zijn eigendom van deze uitgeverij. We gebruiken deze met toestemming.
Josée Coenen
Debovenkamer
een kleurrijke grammatica van het Nederlands
Het gebruik van De bovenkamer bij Taalverhaal
Bij het onderdeel Spreken en luisteren kunt u altijd gebruik maken van het algemene hoofdstuk Klanken en letters:
In de Handleiding, blz. 104-115 en De bovenkamer, het opzoekboek, blz. 92 -101. Heel specifiek de bladzijden over
klemtoon en zinsintonatie: Handleiding, blz. 110-112 en De bovenkamer, het opzoekboek, blz. 96-98 met het
bijbehorende werkblad
Bij het onderdeel Stellen kunt u altijd gebruik maken van het hoofdstuk Zinnen: Handleiding, blz. 117-127 en
De bovenkamer, het opzoekboek, blz. 118-111, met de bijbehorende strookjes uit de set strookjes
Bij het onderdeel Spelling kunt u altijd gebruik maken van het algemene hoofdstuk Klanken en letters:
In de Handleiding, blz. 104-115 en in De bovenkamer, het opzoekboek , 92 -101. Heel specifiek over de relatie tussen
klank en letter: zie Handleiding, blz. 104-109 en De bovenkamer, het opzoekboek blz. 92-95.
Deze algemene verwijzingen zijn niet meer opgenomen in de leerstofoverzichten per jaargroep.
Hieronder vindt u vooral bij de onderdelen Woord & Zinsbouw (sic) verwijzingen naar de Handleiding van
De bovenkamer, naar De bovenkamer, het opzoekboek en naar de set strookjes en werkbladen.
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
2
Leerlingen… Referentie-niveau
Leerlijn Woord & zinsbouw groep 4B
lok
1B
lok
2B
lok
3B
lok
4B
lok
5B
lok
6
Leren dat er woorden en namen zijn voor mensen, dieren en dingen. 1F
Oefenen het herkennen van woorden en namen voor mensen, dieren en dingen. 1F
Leren wat enkelvoud en meervoud is, wat een lidwoord is. 1F
Oefenen het herkennen van enkelvoud en meervoud, het herkennen van lidwoorden. 1F
Leren wat een samenstelling is. 1F
Oefenen het herkennen van samenstellingen. 1F
Leren wat een verkleinwoord is. 1F
Oefenen het herkennen van verkleinwoorden. 1F
Leren lidwoorden, zelfstandige naamwoorden (enkelvoud en meervoud) en verkleinwoorden gebruiken, 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van lidwoorden, zelfstandige naamwoorden (enkelvoud en meervoud) en verkleinwoorden. 1F
Leren samenstellingen maken. 1F
Oefenen het herkennen en maken van samenstellingen. 1F
Leren wat een werkwoord is. 1F
Oefenen het herkennen van werkwoorden. 1F
Leren werkwoorden gebruiken. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden. 1F
Leren wat een zin is, wanneer ze een hoofdletter en punt gebruiken. 1F
Oefenen het maken van zinnen. 1F
Leren wat een zinsdeel is, hoe ze met zinsdelen een zin maken. 1F
Oefenen het herkennen van zinsdelen, het maken van zinnen met zinsdelen. 1F
Leren vraagzinnen maken die beginnen met een werkwoord, wanneer ze een vraagteken gebruiken. 1F
Oefenen het maken van vraagzinnen die beginnen met een werkwoord. 1F
Leren wat een vragend voornaamwoord is, vraagzinnen maken die beginnen met een vragend voornaamwoord. 1F
Oefenen het maken van vraagzinnen die beginnen met een vragend voornaamwoord. 1F
Leerlingen…
entieRefer -
Leerlingen…
Blo
k 1
Leren dat er woorden en namen zijn voor mensen,
Oefenen het herkennen van woorden en namen voor mensen,
Leren wat enkelvoud en meer
Oefenen het herkennen van enkelvoud en meer
Leerlingen…
dieren en dingen.
Oefenen het herkennen van woorden en namen voor mensen,
Leren dat er woorden en namen zijn voor mensen,
wat een lidwoord is.
het herkennen van lidwoorden.
voud is,Leren wat enkelvoud en meer
voud,Oefenen het herkennen van enkelvoud en meer
dieren en dingen.
dieren en dingen.
wat een lidwoord is.
Oefenen het herkennen van woorden en namen voor mensen,
het herkennen van lidwoorden.
entieReferniveau
1F
1F
1F
1F
B
lok
2
Leren wat een samenstelling is.
Oefenen het herkennen van enkelvoud en meer
Oefenen het herkennen van samenstellingen.
Leren wat een verkleinwoord is.
Oefenen het herkennen van verkleinwoorden.
Leren wat een samenstelling is.
het herkennen van lidwoorden.voud,Oefenen het herkennen van enkelvoud en meer
Oefenen het herkennen van samenstellingen.
Leren wat een verkleinwoord is.
Oefenen het herkennen van verkleinwoorden.
het herkennen van lidwoorden.
1F
1F
1F
1F
1F
B
lok
3 Oefenen het herkennen en gebruiken van lidwoorden,
Leren lidwoorden,
Leren samenstellingen maken.
Oefenen het herkennen en maken van samenstellingen.
zelfstandige naamwoorden (enkelvoud en meer
zelfstandige naamwoorden (enkelvoud en meer
Leren samenstellingen maken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van lidwoorden,
Oefenen het herkennen en maken van samenstellingen.
voud) en verkleinwoorden gebruiken,
zelfstandige naamwoorden (enkelvoud en meer
zelfstandige naamwoorden (enkelvoud en meer
voud) en verkleinwoorden gebruiken,
voud) en verkleinwoorden. zelfstandige naamwoorden (enkelvoud en meer
1F
1F
1F
1F
B
lok
4
Leren wat een werkwoord is.
Oefenen het herkennen van werkwoorden.
Leren werkwoorden gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden.
Leren wat een zin is,
Leren wat een werkwoord is.
Oefenen het herkennen van werkwoorden.
Leren werkwoorden gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden.
wanneer ze een hoofdletter en punt gebruiken.Leren wat een zin is,
wanneer ze een hoofdletter en punt gebruiken.
1F
1F
1F
1F
1F
B
lok
5
Leren wat een zin is,
Oefenen het maken van zinnen.
Leren wat een zinsdeel is,
Oefenen het herkennen van zinsdelen,
Leren vraagzinnen maken die beginnen met een werkwoord,
wanneer ze een hoofdletter en punt gebruiken.
Oefenen het maken van zinnen.
Leren wat een zin is,
hoe ze met zinsdelen een zin maken.
het maken van zinnen met zinsdelen.
Leren wat een zinsdeel is,
Leren vraagzinnen maken die beginnen met een werkwoord,
Oefenen het herkennen van zinsdelen,
wanneer ze een hoofdletter en punt gebruiken.
het maken van zinnen met zinsdelen.
hoe ze met zinsdelen een zin maken.
wanneer ze een vraagteken gebruiken.Leren vraagzinnen maken die beginnen met een werkwoord,
wanneer ze een vraagteken gebruiken.
1F
1F
1F
1F
1F
B
lok
6
Leren wat een vragend voornaamwoord is,
Oefenen het maken van vraagzinnen die beginnen met een werkwoord.
Oefenen het maken van vraagzinnen die beginnen met een vragend voornaamwoor
vraagzinnen maken die beginnen met een vragend voornaamwoord.
Oefenen het maken van vraagzinnen die beginnen met een werkwoord.
Oefenen het maken van vraagzinnen die beginnen met een vragend voornaamwoor
Leren wat een vragend voornaamwoord is,
vraagzinnen maken die beginnen met een vragend voornaamwoord.
Oefenen het maken van vraagzinnen die beginnen met een werkwoord.
d.Oefenen het maken van vraagzinnen die beginnen met een vragend voornaamwoor
vraagzinnen maken die beginnen met een vragend voornaamwoord.
1F
1F
1F
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
3
BK2
BK4
BK6
BK7
BK8
BK9
BK10
BK11
BK12
BK1
BK3
BK5
Het gebruik van De bovenkamer bij Taalverhaal
Groep 4
Handleiding blz. 20-21, Bovenkamer blz. 10-11
Handleiding blz. 23, 30, Bovenkamer blz. 13, 20
Handleiding blz. 29, Bovenkamer blz. 19
Handleiding blz. 27, Bovenkamer blz. 17
Handleiding blz. 20-21, 23, 27, Bovenkamer blz. 10-11, 13, 17
Handleiding blz. 29, Bovenkamer blz. 19
Handleiding blz. 42-43, Bovenkamer blz. 32-33
Handleiding blz. 42-43, Bovenkamer blz. 32-33
Handleiding blz. 116 e.v. en leestekens blz. 114-115, Bovenkamer blz. 102 e.v. en leestekens blz. 100-101,
strookjes zinsdelen
Handleiding blz. 118 e.v., Bovenkamer blz. 102 e.v.
Handleiding blz. 121 e.v. en leestekens blz. 114-115, Bovenkamer blz. 105 e.v. en leestekens blz. 100-101,
strookjes zinsdelen
Handleiding blz. 121 e.v. en leestekens blz. 114-115, Bovenkamer blz. 105 e.v. en leestekens blz. 100-101,
strookjes vraagwoord
BK1
BK2
BK3
BK4
BK5
BK6
BK7
BK8
BK9
BK10
BK11
BK12
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
4
Leerlijn Woord & zinsbouw groep 5B
lok
1B
lok
2B
lok
3B
lok
4B
lok
5B
lok
6
Leerlingen… Referentie-niveau
Leren zelfstandige naamwoorden en lidwoorden herkennen en gebruiken, enkelvoud, meervoud en verkleinwoorden herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden en lidwoorden, het herkennen en gebruiken van enkelvoud, meervoud en verkleinwoorden.
1F
Leren wat een telwoord is, werkwoorden herkennen en gebruiken. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van telwoorden en werkwoorden. 1F
Leren wat een persoonlijk voornaamwoord is, telwoorden herkennen en gebruiken. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden en telwoorden. 1F
Leren wat een bijvoeglijk naamwoord is. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden. 1F
Leren wat de trappen van vergelijking zijn. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking. 1F
Leren wat een voorzetsel is. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voorzetsels. 1F
Leren wat tegenwoordige tijd en verleden tijd is, werkwoorden herkennen in de tegenwoordige en verleden tijd. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden in de tegenwoordige en verleden tijd. 1F
Leren wat een voegwoord is. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden. 1F
Leren wat het onderwerp en de persoonsvorm zijn, hoe ze het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen herkennen. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp en de persoonsvorm in zinnen. 1F
Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken, het onderwerp en de persoonsvorm vinden in samengestelde zinnen. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden, het vinden van het onderwerp en de persoonsvorm in samengestelde zinnen.
1F
Leren wat een leesteken is, de leestekens hoofdletter, punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingsteken herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens hoofdletter, punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt en aanhalingsteken.
1F
Leren de trappen van vergelijking herkennen en gebruiken, nieuwe voorzetsels herkennen en gebruiken. 1F
Oefenen het gebruik van de trappen van vergelijking, het gebruik van voorzetsels. 1F
Leerlijn oord & zinsbouw W
Leerlingen…
oord & zinsbouw
groep 5
entieRefer -
Leerlingen…
Blo
k 1
Leren zelfstandige naamwoorden en lidwoorden herkennen en gebruiken,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
herkennen en gebruiken.
Leren wat een telwoord is,
meervan enkelvoud,
Oefenen het herkennen en gebruiken van telwoorden en werkwoorden.
Leerlingen…
Leren zelfstandige naamwoorden en lidwoorden herkennen en gebruiken,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
herkennen en gebruiken.
werkwoorden herkennen en gebruiken.
voud en verkleinwoorden. meer
Oefenen het herkennen en gebruiken van telwoorden en werkwoorden.
Leren wat een telwoord is,
voud en verkleinwoorden
het herkennen en gebruiken
meer enkelvoud,Leren zelfstandige naamwoorden en lidwoorden herkennen en gebruiken,
werkwoorden herkennen en gebruiken.
,Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden en lidwoorden
Oefenen het herkennen en gebruiken van telwoorden en werkwoorden.
voud en verkleinwoorden
het herkennen en gebruiken
entieReferniveau
1F
1F
1F
1F
Blo
k 2
Leren wat een persoonlijk voornaamwoord is,
Oefenen het herkennen en gebruiken van telwoorden en werkwoorden.
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden en telw
Leren wat een bijvoeglijk naamwoord is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden.
telwoorden herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van telwoorden en werkwoorden.
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden en telw
Leren wat een persoonlijk voornaamwoord is,
Leren wat een bijvoeglijk naamwoord is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden.
telwoorden herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van telwoorden en werkwoorden.
oorden.Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden en telw
Oefenen het herkennen en gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden.
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 3
Leren wat de trappen van vergelijking zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.
Leren wat een voorzetsel is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van voorzetsels.
Leren wat de trappen van vergelijking zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.
Leren wat een voorzetsel is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van voorzetsels.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.
1F
1F
1F
1F
Blo
k 4
Leren wat tegenwoordige tijd en verleden tijd is,
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden in de tegenwoordige en v
Leren wat een voegwoord is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden.
Leren wat het onderwerp en de persoonsvorm zijn,
werkwoorden herkennen in de tegenwoordige en verleden tijd.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden in de tegenwoordige en v
Leren wat tegenwoordige tijd en verleden tijd is,
Leren wat een voegwoord is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden.
hoe ze het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen herkennen.Leren wat het onderwerp en de persoonsvorm zijn,
werkwoorden herkennen in de tegenwoordige en verleden tijd.
erleden tijd.
hoe ze het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen herkennen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden in de tegenwoordige en v
werkwoorden herkennen in de tegenwoordige en verleden tijd.
hoe ze het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen herkennen.
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 5
Leren wat het onderwerp en de persoonsvorm zijn,
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp en de persoonsvorm in zin
Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken,
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,
Leren wat een leesteken is,
in samengestelde zinnen.
en aanhalingsteken herkennen en gebruiken.
hoe ze het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen herkennen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp en de persoonsvorm in zin
Leren wat het onderwerp en de persoonsvorm zijn,
het onderwerp en de persoonsvorm vinden in samengestelde zinnen.
het vinden van het onderwerp en de persoonsvorm
Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken,
punt,
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,in samengestelde zinnen.
, de leestekens hoofdletterLeren wat een leesteken is,en aanhalingsteken herkennen en gebruiken.
hoe ze het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen herkennen.
nen.
het onderwerp en de persoonsvorm vinden in samengestelde zinnen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp en de persoonsvorm in zin
het vinden van het onderwerp en de persoonsvorm
dubbele punt komma, uitroepteken, vraagteken, punt,
hoe ze het onderwerp en de persoonsvorm in een zin kunnen herkennen.
het vinden van het onderwerp en de persoonsvorm
het onderwerp en de persoonsvorm vinden in samengestelde zinnen.
dubbele punt
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 6
Leren de trappen van vergelijking herkennen en gebruiken,
Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens hoofdletterdubbele punt en aanhalingsteken.
Oefenen het gebruik van de trappen van vergelijking,
Leren de trappen van vergelijking herkennen en gebruiken,
Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens hoofdletterdubbele punt en aanhalingsteken.
het gebruik van voorzetsels.Oefenen het gebruik van de trappen van vergelijking,
nieuwe voorzetsels herkennen en gebruiken.
uitroepteken, vraagteken, punt,,Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens hoofdletter
het gebruik van voorzetsels.
Leren de trappen van vergelijking herkennen en gebruiken,
nieuwe voorzetsels herkennen en gebruiken.
komma, uitroepteken,
1F
1F
1F
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
5
BK14
BK16
BK18
BK19
BK20
BK21
BK22
BK23
BK24
BK13
BK15
BK17
Het gebruik van De bovenkamer bij Taalverhaal
Groep 5
Handleiding blz. 20-21, 23, 27, Bovenkamer blz. 10-11, 13, 17, woordkaartjes
Handleiding blz. 86-87, 92, 42-43 e.v., Bovenkamer blz. 76-77, 82, 32-33 e.v.
Handleiding blz. 34-35, 92, Bovenkamer blz. 24-25, 82
Handleiding blz. 89-90, Bovenkamer blz. 79-80
Handleiding blz. 90-91, Bovenkamer blz. 80-81
Handleiding blz. 75-76, 82-85, 137, Bovenkamer blz. 65-66, 72-75, 122, woordkaartje
Handleiding blz. 66-67, 68-69, 46-49, Bovenkamer blz. 56-57, 58-59, 36-39
Handleiding blz. 138, (125), 77, Bovenkamer blz. 123, (109), 67, woordkaartje
Handleiding blz. 128-129, 131, Bovenkamer blz. 112-113, 115, strookjes zinsdelen, ontleden
Handleiding blz. 138, 125, 124-125, Bovenkamer blz. 123, 109, 108-109
Handleiding blz. 114-115, Bovenkamer blz. 100-101
Handleiding blz. 90, 137, Bovenkamer blz. 80, 122
BK13
BK14
BK15
BK16
BK17
BK18
BK19
BK20
BK21
BK22
BK23
BK24
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
6
Leerlijn Woord & zinsbouw groep 6B
lok
1B
lok
2B
lok
3B
lok
4B
lok
5B
lok
6
Leerlingen… Referentie-niveau
Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken, hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden, het vinden van hoofdzin en bijzin in een samengestelde zin. 1F
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, telwoorden en samenstellingen, het herkennen en gebruiken van enkelvoud, meervoud en verkleinwoorden.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, telwoorden en samenstellingen, het herkennen en gebruiken van enkelvoud, meervoud en verkleinwoorden.
1F
Leren voor- en achtervoegsels herkennen en gebruiken. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voor- en achtervoegsels. 1F
Leren wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is, bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord herkennen en gebruiken.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord.
1F
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd en verleden tijd. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd en verleden tijd. 1F
De leerlingen leren drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden. 1F
De leerlingen oefenen drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden. 1F
De leerlingen herhalen - het onderwerp in een zin herkennen en gebruiken. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp in een zin. 1F
Leren dat onderwerp en persoonsvorm in een zin bij elkaar horen. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van onderwerp en persoonsvorm die bij elkaar horen. 1F
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin. 1F
Oefenen het verdelen van een zin in zinsdelen. 1F
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden - leren dat een persoonlijk voornaamwoord op verschillende manieren in een zin gebruikt kan worden.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden. 1F
Leren figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken. 2F
Oefenen het herkennen en gebruiken van figuurlijk taalgebruik. 2F
Leren wat de onregelmatige trappen van vergelijking zijn. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de onregelmatige trappen van vergelijking. 1F
Leerlingen…
& zinsbouw
groep 6
entieRefer -
Leerlingen…
Blo
k 1
Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken,
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
het herkennen en gebruiken van enkelvoud,
Leerlingen…
hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin.Leren nieuwe voegwoorden herkennen en gebruiken,
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
voud en verkleinwoorden. meerhet herkennen en gebruiken van enkelvoud,
hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin.
het vinden van hoofdzin en bijzin in een samengestelde zin.
telwoorden en samenstellingen,
telwoorden en samenstellingen,
lidwoorden,Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,voud en verkleinwoorden.
lidwoorden,Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
hoofdzin en bijzin vinden in een samengestelde zin.
het vinden van hoofdzin en bijzin in een samengestelde zin.
telwoorden en samenstellingen,
telwoorden en samenstellingen,
entieReferniveau
1F
1F
1F
1F
Blo
k 2
- en achter
het herkennen en gebruiken van enkelvoud,
Oefenen het herkennen en gebruiken van voor
Leren voor
Leren wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is,
Oefenen het herkennen en gebruiken van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden en
herkennen en gebruiken.
die afgeleid zijn van een werkwoord.
voegsels herkennen en gebruiken.
voud en verkleinwoorden. meerhet herkennen en gebruiken van enkelvoud,
- en achter
- en achter
bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord
Oefenen het herkennen en gebruiken van voor
Oefenen het herkennen en gebruiken van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden en
Leren wat een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord is,herkennen en gebruiken.
die afgeleid zijn van een werkwoord.
bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord
voud en verkleinwoorden.
voegsels.- en achter
bijvoeglijke naamwoorden Oefenen het herkennen en gebruiken van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden en
bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van een werkwoord
bijvoeglijke naamwoorden
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 3
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegen
Oefenen het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd
De leerlingen leren drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
De leerlingen oefenen drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegen
Oefenen het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd
De leerlingen leren drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
De leerlingen oefenen drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
woordige tijd en verleden tijd.
en verleden tijd.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegen
De leerlingen leren drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de persoonsvorm in tegenwoordige tijd
De leerlingen oefenen drie manieren om de persoonsvorm in een zin te vinden.
woordige tijd en verleden tijd.
en verleden tijd.
1F
1F
1F
1F
Blo
k 4
De leerlingen herhalen - het onderwerp in een zin herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp in een zin.
Leren dat onderwerp en persoonsvorm in een zin bij elkaar horen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van onderwerp en persoonsvorm die bij elkaar
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin.
De leerlingen herhalen - het onderwerp in een zin herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp in een zin.
Leren dat onderwerp en persoonsvorm in een zin bij elkaar horen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van onderwerp en persoonsvorm die bij elkaar
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin.
De leerlingen herhalen - het onderwerp in een zin herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het onderwerp in een zin.
Leren dat onderwerp en persoonsvorm in een zin bij elkaar horen.
horen.Oefenen het herkennen en gebruiken van onderwerp en persoonsvorm die bij elkaar
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 5
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin.
Oefenen het verdelen van een zin in zinsdelen.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamw
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden.
persoonlijk voornaamwoord op verschillende manieren in een zin gebruikt kan wo
Leren figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen van zinsdelen in een zin.
Oefenen het verdelen van een zin in zinsdelen.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamw
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden.
persoonlijk voornaamwoord op verschillende manieren in een zin gebruikt kan wo
Leren figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken.
oorden - leren dat een
Oefenen het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwoorden.
De leerlingen herhalen - het herkennen en gebruiken van persoonlijke voornaamwrden.persoonlijk voornaamwoord op verschillende manieren in een zin gebruikt kan wo
oorden - leren dat een
1F
1F
1F
1F
2F
Blo
k 6
Leren wat de onregelmatige trappen van vergelijking zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van figuurlijk taalgebruik.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de onregelmatige trappen van vergelijk
Leren wat de onregelmatige trappen van vergelijking zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van figuurlijk taalgebruik.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de onregelmatige trappen van vergelijk
Leren wat de onregelmatige trappen van vergelijking zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van figuurlijk taalgebruik.
ing.Oefenen het herkennen en gebruiken van de onregelmatige trappen van vergelijk
1F
2F
1F
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
7
BK26
BK28
BK30
BK31
BK32
BK33
BK34
BK35
BK25
BK27
BK29
Het gebruik van De bovenkamer bij Taalverhaal
Groep 6
Handleiding blz. 138, 124-125, Bovenkamer blz. 123, 108-109, strookjes zinsdelen en woordkaartje
Handleiding blz. 22-26, 30-32, 92, 29, 27, Bovenkamer blz. 12-16, 20-22, 82, 19,17, woordkaartjes
Handleiding blz. 142-145 en Werkblad 37-38, Bovenkamer blz. 126-129 en Werkblad 37-38
Handleiding blz. 89, Bovenkamer blz. 79
Handleiding blz. 129, Bovenkamer blz. 113, strookjes
Handleiding blz. 129, Bovenkamer blz. 113, strookjes
Handleiding blz. 131, Bovenkamer blz. 115, strookjes
Handleiding blz. 131, Bovenkamer blz. 115, strookjes
Handleiding blz. 118-119, Bovenkamer blz. 102-103, strookjes
Handleiding blz. 34-37, Bovenkamer blz. 24-27
Handleiding blz. 91 en Werkblad 15, Bovenkamer blz. 81 en Werkblad 15
Handleiding blz. 91 en Werkblad 15, Bovenkamer blz. 81 en Werkblad 15
BK25
BK26
BK27
BK28
BK29
BK30
BK31
BK32
BK33
BK34
BK35
BK36
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
8
Leerlijn Woord & zinsbouw groep 7B
lok
1B
lok
2B
lok
3B
lok
4B
lok
5B
lok
6
Leerlingen… Referentie-niveau
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, lidwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels, voegwoorden en telwoorden.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, lidwoorden, voornaamwoorden, voorzetsels, voegwoorden en telwoorden.
1F
Leren wat het gezegde is. De leerlingen herhalen het benoemen van zinsdelen in een zin. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde. Het benoemen van zinsdelen in een zin. 1F
Herhalen het herkennen en gebruiken van voegwoorden. Leren dat de plaats van onderwerp en persoonsvorm na een voegwoord kan veranderen.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden, het aanwijzen van onderwerp en persoonsvorm in een zin met een voegwoord
1F
Leren wat het bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord zijn. De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het persoonlijk voornaamwoord.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het persoonlijk, bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord. 1F
Leren wat directe en indirecte rede is. 2F
Oefenen het herkennen en gebruiken van zinnen met directe en indirecte rede. 2F
Leren wat synoniemen en tegenstellingen zijn. De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van synoniemen en tegenstellingen - het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.
1F
Leren wat het voltooid deelwoord is. De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het gezegde. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het voltooid deelwoord en het gezegde. 1F
Leren wat het lijdend voorwerp is. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van het lijdend voorwerp in een zin. 1F
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken. 2F
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden met een vast voorzetsel. 2F
Leren woorden opzoeken in het woordenboek. 2F
Oefenen het opzoeken van woorden in het woordenboek. 2F
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen. 1F
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen. 1F
Leren het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten. 1F
Leerlijn oord & zinsbouwW
Leerlingen…
oord & zinsbouw
groep 7
entieRefer -
Leerlingen…
Blo
k 1
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
voornaamwoorden,lidwoorden,
Leren wat het gezegde is.
voornaamwoorden,lidwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
Leerlingen…
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden,
voegwoorden en telwoorden. voorzetsels, voornaamwoorden,
De leerlingen herhalen het benoemen van zinsdelen in
voegwoorden en telwoorden. voorzetsels, voornaamwoorden,
Het benoemen van zinsdelen in een zin.
Leren wat het gezegde is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
bijvoeglijke naamwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden,
Herhalen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, voegwoorden en telwoorden.
een zin.
Oefenen het herkennen en gebruiken van zelfstandige naamwoorden, voegwoorden en telwoorden.
Het benoemen van zinsdelen in een zin.
De leerlingen herhalen het benoemen van zinsdelen in
werkwoorden,
werkwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden,
entieReferniveau
1F
1F
1F
1F
Blo
k 2
Herhalen het herkennen en gebruiken van voegwoorden.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,
na een voegwoord kan veranderen.
Leren wat het bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord zijn.
met een voegwoord
Oefenen het herkennen en gebruiken van het persoonlijk,
van het persoonlijk voornaamwoord.
Leren dat de plaats van onderwerp en persoonsvorm
Het benoemen van zinsdelen in een zin.Oefenen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
het aanwijzen van onderwerp en persoonsvorm in een zin
Herhalen het herkennen en gebruiken van voegwoorden.na een voegwoord kan veranderen.
Leren wat het bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van voegwoorden,met een voegwoord
van het persoonlijk voornaamwoord.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het persoonlijk,
Leren dat de plaats van onderwerp en persoonsvorm
Het benoemen van zinsdelen in een zin.
het aanwijzen van onderwerp en persoonsvorm in een zin
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord.
Leren wat het bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord zijn.
Leren dat de plaats van onderwerp en persoonsvorm
het aanwijzen van onderwerp en persoonsvorm in een zin
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
bezittelijk en aanwijzend voornaamwoord.
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 3
Leren wat directe en indirecte rede is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van zinnen met directe en indirecte rede.
Leren wat synoniemen en tegenstellingen zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van synoniemen en tegenstellingen - het her
van de trappen van vergelijking.
van de trappen van vergelijking.
Leren wat directe en indirecte rede is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van zinnen met directe en indirecte rede.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
Oefenen het herkennen en gebruiken van synoniemen en tegenstellingen - het her
Leren wat synoniemen en tegenstellingen zijn.van de trappen van vergelijking.
van de trappen van vergelijking.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
Oefenen het herkennen en gebruiken van zinnen met directe en indirecte rede.
kennen en gebruiken Oefenen het herkennen en gebruiken van synoniemen en tegenstellingen - het her
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken
kennen en gebruiken
2F
2F
1F
1F
Blo
k 4
Leren wat het voltooid deelwoord is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het voltooid deelwoord en het gezegde.
Leren wat het lijdend voorwerp is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het lijdend voorwerp in een zin.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het voltooid deelwoord en het gezegde.
Leren wat het voltooid deelwoord is.
Leren wat het lijdend voorwerp is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het lijdend voorwerp in een zin.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het voltooid deelwoord en het gezegde.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van het lijdend voorwerp in een zin.
De leerlingen herhalen het herkennen en gebruiken van het gezegde.
1F
1F
1F
1F
2F
Blo
k 5
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden met een vast voorzetsel.
Leren woorden opzoeken in het woordenboek.
Oefenen het opzoeken van woorden in het woordenboek.
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden met een vast voorzetsel.
Leren woorden opzoeken in het woordenboek.
Oefenen het opzoeken van woorden in het woordenboek.
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Leren werkwoorden met een vast voorzetsel herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van werkwoorden met een vast voorzetsel.
2F
2F
2F
2F
1F
Blo
k 6
Leren het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Leren het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Leren het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
1F
1F
1F
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
9
BK38
BK40
BK42
BK43
BK44
BK45
BK46
BK47
BK37
BK39
BK41
Het gebruik van De bovenkamer bij Taalverhaal
Groep 7
Handleiding blz. 22-28, 89-90, 42 e.v., 30, 34-37, 138, 124-125 en 139 (134-139), Bovenkamer blz. 12-18, 79-80,
32 e.v., 20, 24-27, 122, 108-109 en 123 (118-123), strookjes
Handleiding blz. 128-129, Bovenkamer blz. 112-113, strookjes
Handleiding blz. 124-125 (139), Bovenkamer blz. 108-109 (123), strookjes
Handleiding blz. 38, 33 (34-37), Bovenkamer blz. 28, 23 (24-27)
Handleiding blz. 114-115, (Bovenkamer blz. 100-101)
Handleiding blz. 90-91, Bovenkamer blz. 80-81
Handleiding blz. 50-53, 129, Bovenkamer blz. 40-43, 113, strookjes en woordkaartjes
Handleiding blz. 132, Bovenkamer blz. 116, strookjes, ontleden
Handleiding blz. 62, Bovenkamer blz. 52, woordkaartje
Handleiding blz. 116-117, Bovenkamer blz. 102-103, strookjes
Handleiding blz. 134-141, Bovenkamer blz. 118-125, woordkaartjes
BK37
BK38
BK39
BK40
BK41
BK42
BK43
BK44
BK45
BK46
BK47
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
10
Leerlijn Woord & zinsbouw groep 8B
lok
1B
lok
2B
lok
3B
lok
4B
lok
5B
lok
6
Leerlingen… Referentie-niveau
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen. 1F
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen. 1F
Herhalen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten. 1F
Leren de leestekens afbreekstreepje en puntkomma herkennen en gebruiken. 1F
Herhalen het herkennen en gebruiken van aanhalingstekens. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens aanhalingstekens, afbreekstreepje en puntkomma. 1F
Leren het ontleden van een samengestelde zin in zinsdelen.Oefenen het ontleden van een samengestelde zin in zinsdelen.
1F
Leren de persoonsvorm en het onderwerp herkennen in zinnen met ‘het’ en ‘er’. 1F
Oefenen het herkennen van de persoonsvorm en het onderwerp in zinnen met ‘het’ en ‘er’. 1F
Leren wat verwijswoorden zijn. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van verwijswoorden. 1F
Leren wat homoniemen en homofonen zijn. 1S/2F
Oefenen het herkennen en gebruiken van homoniemen en homofonen. 1S/2F
Leren wat actieve en passieve zinnen zijn. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van actieve en passieve zinnen. 1F
Leren zinnen ontleden waarin zinsdelen zijn weggelaten. 1F
Oefenen het ontleden van zinnen waarin zinsdelen zijn weggelaten. 1F
Leren wat de gebiedende wijs is. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van de gebiedende wijs. 1F
Leren wat beeldtaal is. 1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van beeldtaal. 1F
Herhalen het ontleden van een (samengestelde) zin in zinsdelen. 1F
Oefenen het ontleden van een (samengestelde) zin in zinsdelen. 1F
Leerlingen…
entieRefer -
Leerlingen…
Blo
k 1
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Herhalen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Leerlingen…
Herhalen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Oefenen het ontleden van een zin in zinsdelen.
Herhalen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Herhalen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
entieReferniveau
1F
1F
1F
1F
Blo
k 2
Leren de leestekens afbreekstreepje en puntkomma herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Herhalen het herkennen en gebruiken van aanhalingstekens.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens aanhalingstekens,
Leren het ontleden van een samengestelde zin in zinsdelen.Oefenen het ontleden van een samengestelde zin in zinsdelen.
Leren de leestekens afbreekstreepje en puntkomma herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Herhalen het herkennen en gebruiken van aanhalingstekens.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens aanhalingstekens,
Leren het ontleden van een samengestelde zin in zinsdelen.Oefenen het ontleden van een samengestelde zin in zinsdelen.
Leren de leestekens afbreekstreepje en puntkomma herkennen en gebruiken.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verschillende woordsoorten.
Herhalen het herkennen en gebruiken van aanhalingstekens.
afbreekstreepje en puntkomma.
Leren het ontleden van een samengestelde zin in zinsdelen.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de leestekens aanhalingstekens,
Oefenen het ontleden van een samengestelde zin in zinsdelen.
afbreekstreepje en puntkomma.
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 3 Oefenen het herkennen van de persoonsvorm en het onderwerp in zinnen met
Leren wat verwijswoorden zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verwijswoorden.
1F
Oefenen het herkennen van de persoonsvorm en het onderwerp in zinnen met
Leren wat verwijswoorden zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van verwijswoorden.
‘er’.
‘er’.
‘het’ en
‘het’ en Oefenen het herkennen van de persoonsvorm en het onderwerp in zinnen met
Oefenen het herkennen en gebruiken van verwijswoorden.
1F
1F
1F
1F
Blo
k 4
Leren wat homoniemen en homofonen zijn.
Leren wat actieve en passieve zinnen zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van actieve en passieve zinnen.
Leren zinnen ontleden waarin zinsdelen zijn weggelaten.
Leren wat homoniemen en homofonen zijn.
Leren wat actieve en passieve zinnen zijn.
Oefenen het herkennen en gebruiken van actieve en passieve zinnen.
Leren zinnen ontleden waarin zinsdelen zijn weggelaten.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van actieve en passieve zinnen.
1S/2F
1S/2F
1F
1F
1F
Blo
k 5
Leren zinnen ontleden waarin zinsdelen zijn weggelaten.
Oefenen het ontleden van zinnen waarin zinsdelen zijn weggelaten.
Leren wat de gebiedende wijs is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de gebiedende wijs.
Leren wat beeldtaal is.
Leren zinnen ontleden waarin zinsdelen zijn weggelaten.
Oefenen het ontleden van zinnen waarin zinsdelen zijn weggelaten.
Leren wat de gebiedende wijs is.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de gebiedende wijs.
Leren wat beeldtaal is.
Oefenen het ontleden van zinnen waarin zinsdelen zijn weggelaten.
Oefenen het herkennen en gebruiken van de gebiedende wijs.
1F
1F
1F
1F
1F
Blo
k 6 Oefenen het herkennen en gebruiken van beeldtaal.
Oefenen het ontleden van een (samengestelde) zin in zinsdelen.
1F
Oefenen het herkennen en gebruiken van beeldtaal.
Oefenen het ontleden van een (samengestelde) zin in zinsdelen.
1FOefenen het ontleden van een (samengestelde) zin in zinsdelen.
1F
1F
1F
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
11
BK49
BK51
BK53
BK54
BK55
BK56
BK48
BK50
BK52
Het gebruik van De bovenkamer bij Taalverhaal
Groep 8
Handleiding blz. 116-119 en 128-132, Bovenkamer blz. 102-103 en 112-116 en strookjes
Handleiding blz. 134-141 (116-117), Bovenkamer blz. 118-125 (102-103), woordkaartjes
Handleiding blz. 114-115, Bovenkamer blz. 100-101, strookjes
Handleiding blz. 124-125, Bovenkamer blz. 108-109, strookjes
Handleiding blz. 126, 103, 128-130, Bovenkamer blz. 110, 91, 112-114, strookjes
Handleiding blz. 94 e.v., Bovenkamer blz. 84 e.v.
Handleiding blz. 128 e.v. en 124, Bovenkamer blz. 112 e.v. en 108, strookjes
Handleiding blz. 121, Bovenkamer blz. 105
Handleiding blz. 118 e.v. en 128-132, Bovenkamer blz. 102 e.v. en 112-116, strookjes
BK48
BK49
BK50
BK51
BK52
BK53
BK54
BK55
BK56
©jo
sée co
enen
, baz
alt 20
16
12