jke - Planviewer...jke ij ID plan: NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 datum: 25 maart 2014 status:...

36
Ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij ID plan: NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 datum: 25 maart 2014 status: vastgesteld auteur: RVE Vastgesteld door de raad dd. dd-maand-jjjj de griffier, de voorzitter,

Transcript of jke - Planviewer...jke ij ID plan: NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 datum: 25 maart 2014 status:...

  • Ru

    imtelijk

    e on

    derb

    ou

    win

    g K

    ind

    erspeelb

    oerd

    erij

    ID plan: NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01

    datum: 25 maart 2014

    status: vastgesteld

    auteur: RVE

    Vastgesteld door de raad dd. dd-maand-jjjj

    de griffier, de voorzitter,

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 - 25 maart 2014

    Inhoudsopgave toelichting

    Hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Ligging plangebied 2

    Hoofdstuk 2 Projectprofiel 3 2.1 Inleiding 3 2.2 Het planvoornemen 3 2.3 Gebiedsbeschrijving 3 2.4 Projectbeschrijving 5 2.5 Ontsluiting en parkeren 6

    Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie en uitgangspunten 8 3.1 Planologische kaders 8 3.2 Rijksbeleid 8 3.3 Provinciaal beleid 11 3.4 Gemeentelijk beleid 14

    Hoofdstuk 4 Actuele waarden 20 4.1 Inleiding 20 4.2 Flora en fauna 20 4.3 Cultuurhistorie 22 4.4 Archeologie 23

    Hoofdstuk 5 Waterparagraaf 24 5.1 Inleiding 24 5.2 Waterhuishouding 24 5.3 Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer 24 5.5 Watertoetsproces 24

    Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf 25 6.1 Milieu 25 6.2 Geluidhinder 25 6.3 Bodem 26 6.4 Luchtkwaliteit en het besluit NIBM 26 6.5 Bedrijven en milieuzonering 27 6.6 Externe veiligheid 27 6.6 Milieubescherming 29 6.7 Kabels en leidingen 29

    Hoofdstuk 7 Financiële paragraaf 30 7.1 Financiële haalbaarheid 30 7.2 Exploitatieplan 30 7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 30 7.4 Conclusie 31

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01

    Hoofdstuk 8 Procedure 32 8.1 De te volgen procedure 32

    Bijlage 1: Quickscan flora en fauna

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 1

    Hoofdstuk 1 Inleiding

    1.1 Aanleiding

    Aan de Kerkweg 48 en aan de Dorpsgracht te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland, is een

    seizoensgebonden rietdekkersbedrijf gesitueerd met een bijbehorende bedrijfswoning. Ter

    plaatse van het perceel behorende bij dit bedrijf vinden tevens kleinschalige nevenactivitei-

    ten plaats zoals botenverhuur.

    De eigenaar van de betreffende gronden is voornemens om een kinderspeelboerderij te re-

    aliseren waarbij enkele dieren van diverse diersoorten worden gehouden. Het zal hierbij

    gaan om 2 koeien, 2 pony’s, 5 schapen, enkele kippen en konijnen. De dieren zullen wor-

    den gestald in de voormalige schapenstal waar voorheen 50 schapen werden gehouden.

    Beoogd wordt om in combinatie met de kinderspeelboerderij en de botenverhuur ook

    complementaire horeca (geen alcoholische dranken) aan te bieden. Hier zal dan onder an-

    dere ijs, snoepgoed, frisdrank en dergelijke worden verkocht. Een kinderspeelboerderij

    met complementaire horeca is echter in strijd met het geldende bestemmingsplan en is

    derhalve niet toegestaan.

    In het traject van de omgevingsvergunning worden meerdere activiteiten behandeld, die

    noodzakelijk zijn om de aanpassing van de planologische situatie ter plaatse van de Kerk-

    weg 48 mogelijk te maken. Deze activiteiten worden ondergebracht in één vergunning, de

    omgevingsvergunning. Daartoe behoort ook de toestemming van de afwijking van het vi-

    gerende bestemmingsplan. In het kader van de omgevingsvergunning moet hiervoor een

    ruimtelijke onderbouwing worden opgesteld ter verantwoording van de nieuwe voorge-

    stane ruimtelijke, functionele en planologische situatie.

    Image © 2009 Aerodata International Surveys, © 2009 GOOGLE

    locatie aanduiding plangebied

    ligging plangebied

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 2

    Deze ruimtelijke onderbouwing is noodzakelijk om aan te tonen, dat met de voorgenomen

    ontwikkeling geen onevenredige waarden en belangen geschaad worden. Het planvoor-

    nemen voorziet voornamelijk in het verruimen van de gebruiksfuncties en heeft derhalve

    geen gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de directe omgeving.

    Omdat zal blijken dat het project niet afwijkt van het rijks-, provinciaal en gemeentelijk be-

    leid, en omdat de onderhavige ontwikkelingen qua schaal geen aanleiding geven tot het

    opstellen van een afzonderlijk gemeentelijk structuurplan of bestemmingsplan, wordt de-

    ze ruimtelijk onderbouwing toereikend geacht.

    In de hierna volgende hoofdstukken van deze ruimtelijke onderbouwing komen onder

    meer de volgende elementen aan de orde:

    project- en gebiedsbeschrijving;

    toetsing aan het vigerende bestemmingsplan;

    beleidskaders beschrijving;

    overeenstemming met toekomstige bestemming en ruimtelijke inrichting;

    toetsing aan milieuwetgeving en andere ruimtelijke wetgeving met betrekking tot be-

    staande of potentiële belemmeringen in de omgeving van het project (geluidsoverlast,

    bodemkwaliteit, waterparagraaf, aanwezige leidingen, archeologische waarden en na-

    tuurlijke en landschappelijke aspecten);

    haalbaarheid (financieel en maatschappelijk).

    1.2 Ligging plangebied

    Het plangebied is gelegen in Giethoorn aan de Kerkweg en aan de Dorpsgracht tussen de

    noordelijke en zuidelijke deelkernen van Giethoorn. Het plangebied is kadastraal bekend

    als gemeente Steenwijkerland, sectie G, perceelsnummer 546.

    plangebied op kadastrale ondergrond

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 3

    Hoofdstuk 2 Projectprofiel

    2.1 Inleiding

    In dit hoofdstuk wordt het planvoornemen beschreven. Hierbij wordt expliciet aandacht

    besteed aan de situering, de oppervlakte, het bouwvolume en de gebruikersfunctie van het

    project.

    2.2 Het planvoornemen

    Het planvoornemen gaat uit van de realisatie van een kinderspeelboerderij met comple-

    mentaire horeca, in combinatie met de bestaande activiteiten ter plaatse zoals de verhuur

    van boten en het rietdekkerbedrijf.

    Bestaande functies zoals het rietdekkerbedrijf en de botenverhuur zullen gehandhaafd

    blijven waardoor een combinatie van bedrijfsmatige en recreatieve functies ontstaat.

    2.3 Gebiedsbeschrijving

    2.3.1 Historie

    De historische ontwikkeling van Giethoorn is bepaald door agrarische activiteiten, de

    winning van turf en de transportmogelijkheden die hier noodzakelijk voor waren. Vanaf

    1300 na Christus werden kanalen uitgegraven ten behoeve van het transport van turf. Bij

    de winning van turf werden kavels van het oppervlak tot onder de grondwaterspiegel af-

    gegraven. Dit heeft er voor gezorgd dat op deze kavels nieuwe vegetaties, zoals riet en

    biezen, ontstonden. Ook werden sommige vormen van agrarisch activiteit weer mogelijk.

    Het uitgeveende landschap was echter ook kwetsbaar en heeft er voor gezorgd dat bij

    overstromingen en stormen grotere plassen werden gevormd. Hierbij is Giethoorn in de

    loop der eeuwen opgeschoven van het Giethoornse meer naar het Bovenwijde.

    Omstreeks 1830 is de tegenwoordige ruimtelijke structuur grotendeels bepaald. Deze be-

    staat uit vier ontsluitingsgrachten vanaf het Giethoornse Meer. Loodrecht op deze grach-

    ten liggen dwarsvaarten met daarlangs de bebouwing van Jonen, Dwarsgracht en Giet-

    hoorn.

    Giethoorn omstreeks 1980 Giethoorn omstreeks 1830

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 4

    De algemene schaalvergroting en mechanisatie in de landbouw zorgde er voor dat de be-

    tekenis van de landbouw in Giethoorn als bestaansbron sterk af nam. In de plaats daarvan

    ontwikkelt zich het toerisme en krijgt Giethoorn een sterk recreatieve functie. Daarnaast

    komen de waterdorpen in trek als woongebied voor immigranten.

    In de periode na 1945 neemt algemeen de aandacht voor de historisch-structurele en land-

    schappelijke waarde van het Gieterse Veen toe. Oud-Giethoorn wordt aangewezen als be-

    schermd dorpsgezicht voor het behoud en herstel van de historisch-ruimtelijke kwalitei-

    ten.

    2.3.2 Ruimtelijke structuur

    De ruimtelijke structuur van Giethoorn, bestaande uit de hoofdgrachten, wordt gecom-

    plementeerd door de paden en wegen die hier tussen zijn ontstaan. De paden worden ge-

    kenmerkt door een grillige structuur en groene ruimte tussen de slootkant en het pad zelf.

    Het samenspel van grachten en paden wordt niet in de eerste plaats door de bebouwing

    maar met name door de beplantingen ondersteund. De detaillering van de openbare ruim-

    te vindt haar verklaring grotendeels in de opstrekkende kavelsloten. Deze scheiden de er-

    ven en dienen als opvaart naar de boerderijen. Deze erven manifesteren zich daardoor als

    eilanden die, als gevolg van de verveningsgeschiedenis en afhankelijk van de mate waarin

    men de bouwplaatsen heeft opgehoogd, soms sterke hoogteverschillen te zien geven. De

    constructie van de bruggen over de grachten hangt samen met de breedte van de gracht.

    Het geheel valt te noemen onder de status beschermd dorpsgezicht en dient dan ook ten

    alle tijden gehandhaafd te worden.

    Een kenmerk van Giethoorn is dat een groot deel van de kern niet bereikbaar is voor au-

    to’s, maar alleen over het water. Langs het water liggen voetpaden. Ook zijn de voorgevels

    van de bebouwing gericht op het water.

    2.3.3 Het plangebied

    Het plangebied is gelegen op de hoek van de Kerkweg en De Deukten in Giethoorn. Langs

    de Kerkweg loopt de Dorpsgracht, één van de hoofdgrachten in de kern. De Kerkweg leidt

    in het noorden naar Giethoorn Noord. Iets ten zuiden van het plangebied loopt de Kerk-

    weg over in het Binnenpad. De weg De Deukten betreft een plattelandsweg die aansluit op

    de N334.

    Het plangebied bestaat momenteel uit een seizoensgebonden rietdekkerbedrijf en een bo-

    tenverhuurbedrijf waarbij als service gratis koffie en thee geschonken wordt.

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 5

    Aan de Kerkweg 48 is tevens een bedrijfswoning gesitueerd. Deze woning bestaat uit 1

    bouwlaag met een ruime rieten kap. Ten zuiden van de woning is de voormalige schapen-

    stal gesitueerd. Deze schapenstal werd voorheen gebruikt voor de stalling van ongeveer 50

    schapen. In de huidige situatie wordt de schapenstal voornamelijk gebruikt voor de opslag

    van het rietdekkerbedrijf. Het grootste gedeelte van het betreffende perceel wordt echter

    gebruikt ten behoeve van de woonfunctie en is ingericht als siertuin. Het plangebied kent

    dan ook een groene inrichting en door het materiaalgebruik van zowel de bedrijfswoning

    als de voormalige schapenstal heeft het plangebied een landelijke uitstraling.

    2.4 Projectbeschrijving

    De initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse een kinderspeelboerderij met complemen-

    taire horeca te realiseren. De kinderspeelboerderij zal bestaan uit diverse diersoorten

    waaronder 3 minipony’s, 2 kalveren, 10 kippen, 2 geiten, 5 schapen, konijnen, duiven en

    sierkippen. Op het perceel behorende bij de kinderspeelboerderij zal in combinatie met

    deze recreatieve functie ook complementaire horeca plaatsvinden. Ter plaatse zullen in dat

    kader diverse producten kunnen worden geconsumeerd zoals, ijs, snoepgoed, frisdranken

    en dergelijke. Ook diverse streekproducten zoals bijvoorbeeld een boerengehaktbal zullen

    hier worden aangeboden. Op grond van de ‘beleidsnotitie facetbeleid’ (vastgesteld d.d. 1

    maart 2011), dat geldt voor de kernen van Steenwijkerland, maximaal 100 m² in gebruik

    mag worden genomen ten behoeve van complementaire horeca. De beoogde oppervlakte

    voor de dagcomplementaire horeca is circa 80 m² waarmee aan het facetbeleid wordt vol-

    daan.

    Ten behoeve van de nieuwe kinderspeelboerderij is het niet noodzakelijk bebouwing op te

    richten. De voormalige schapenstal, waarin in het verleden 50 schapen werden gehuisvest,

    zal worden gebruikt voor de stalling van de dieren. Bestaande functies zoals het rietdek-

    kerbedrijf, de botenverhuur en de bedrijfswoning zullen gehandhaafd blijven waardoor

    een combinatie van bedrijfsmatige en recreatieve functies ontstaat.

    gevelaanzichten nieuw pand impressie plangebied

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 6

    2.5 Ontsluiting en parkeren

    2.5.1 Verkeer

    Het plangebied zal worden ontsloten op de Kerkweg zoals in de bestaande situatie. Hierin

    zijn dus geen wijzigingen voorzien.

    Feitelijk betreft het planvoornemen een uitbreiding van bestaande recreatieve functies. Het

    plangebied is gelegen langs een belangrijke recreatieve fietsroute. De kinderspeelboerderij

    en complementaire horeca zal voornamelijk klanten krijgen die gebruik maken van deze

    fietsroute. Het aantal fietsverkeersbewegingen zal door het planvoornemen dan ook toe-

    nemen terwijl het aantal bezoekers met de auto slechts beperkt zal toenemen. De verwach-

    ting is dan ook dat er geen significante verkeersaantrekkende werking uitgaat van het

    planvoornemen. Daardoor zal het planvoornemen ook geen invloed op de verkeersveilig-

    heid hebben.

    2.5.2 Parkeren

    De activiteiten op het perceel zullen bestaan uit een rietdekkersbedrijf, de verhuur van bo-

    ten en de kinderspeelboerderij. De daghoreca is complementair aan de kinderboerderij en

    de botenverhuur. Het rietdekkersbedrijf wordt door de initiatiefnemer uitgevoerd. Voor

    dit onderdeel zijn geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk. De botenverhuur is be-

    staand. Voor dit onderdeel wordt gerekend met 9 parkeerplekken op het perceel zelf. De

    kinderspeelboerderij komt hier extra bij. Voor dit onderdeel worden bezoekers uit de di-

    recte omgeving verwacht. Men verwacht op piekmomenten maximaal 10 auto’s voor de

    kinderspeelboerderij. In de vergunning is opgenomen dat er maximaal 40 bezoekers tege-

    lijkertijd van de kinderspeelboerderij gebruik mogen maken.

    Kinderspeelboerderij Toiletten en keukentje (vergunning verleend)

    9 parkeerplaatsen voor de

    botenverhuur

    80 m² Terras/wachtruimte t.b.v.

    Botenverhuur en kinderspeel-

    boerderij

    situatieschets incl. beoogde parkeerplaatsen

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 7

    Op het eigen terrein is reeds voorzien in een tweetal parkeerplaatsen voor de bewoners

    van de bedrijfswoning. Het perceel en de bestaande verharding ter plaatse is echter vol-

    doende groot om de hierboven genoemde noodzakelijke extra parkeerplaatsen te realise-

    ren. Uitgangspunt is ten allen tijde dat parkeren op eigen terrein gebeurt, er zal dan ook

    niet op de openbare weg worden geparkeerd.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 8

    Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie en uitgangspunten

    3.1 Planologische kaders

    Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies ge-

    ven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeen-

    ten kunnen opereren.

    3.2 Rijksbeleid

    3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

    Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze

    nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.

    De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelin-

    gen en uitdagingen:

    de veranderende behoefte aan wonen en werken;

    de mobiliteit van personen;

    economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voorname-

    lijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en

    tuinbouw;

    de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk

    gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;

    waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de kli-

    maatverandering en stedelijke ontwikkeling;

    aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet

    worden vergroot;

    deregulering.

    Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbe-

    stendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de be-

    staande beleidsnota’s voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door

    overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk

    gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en

    het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de de-

    regulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro’s kunnen worden bespaard.

    De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte

    en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het

    bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

    Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het

    zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies

    en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een con-

    currerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange ter-

    mijn (2028) drie doelen gesteld:

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 9

    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de

    ruimtelijk-economische structuur van Nederland;

    Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker

    voorop staat;

    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cul-

    tuurhistorische waarden behouden zijn.

    Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het

    resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar on-

    derling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft

    als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging

    zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.

    Het planvoornemen voorziet in de realisatie van een kinderspeelboerderij met comple-

    mentaire horeca zonder toevoeging van bebouwing. Een dergelijke kleinschalige ontwik-

    keling heeft geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk en bovendien voorziet de

    SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor

    het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.

    3.2.2 Barro

    De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn gefor-

    muleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvor-

    mingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

    (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Aangezien er vanuit het

    SVIR geen beperkingen gelden voor het planvoornemen, is ook het Barro niet van toepas-

    sing.

    3.2.3 Verdrag van Malta

    Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees ver-

    drag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is

    er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle ar-

    cheologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen,

    grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze

    beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:

    Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden;

    Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehou-

    den wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand

    aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden

    in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alter-

    natieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onderzekerheid tijdens de bouw

    van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet ar-

    cheologische resten in bodem te verwachten zijn.

    Behoud in situ

    Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud

    in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk

    worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tast- en goed zichtbaar blijven.

    Verstoorder betaalt

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 10

    Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor

    het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer

    behoud in situ niet mogelijk is.

    Het verdrag is vertaald in de Monumentenwet. Ook kan het verdrag worden teruggevon-

    den in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkelin-

    gen in het plangebied conform het verdrag zijn, en daarmee dan ook conform de wet. Het

    planvoornemen voorziet niet in grondwerkzaamheden aanzien er geen nieuwe bebouwing

    wordt opgericht. De gronden worden dan ook niet geroerd. In paragraaf 4.4 wordt nader

    beschreven waarom voor het planvoornemen geen archeologisch onderzoek noodzakelijk

    is.

    3.2.4 Natura 2000

    Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met als doel het ontwikkelen en

    in stand houden van soorten en ecosystemen die belangrijk zijn voor Europa. Deze gebie-

    den zijn aangewezen op basis van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habita-

    trichtlijnen. Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, vogels en planten trekken

    zich immers niets aan van landsgrenzen.

    Er zijn drie thema’s die centraal staan bij Natura 2000, te weten beleven, gebruiken en be-

    schermen.

    Beleven houdt in dat er ruimte wordt gecreëerd voor recreatie. Recreatie en natuurontwik-

    keling in dezelfde omgeving betekent echter wel dat er goede afspraken gemaakt moeten

    worden.

    Met gebruiken wordt bedoeld dat de natuur naast haar schoonheid ook economisch functi-

    oneel is. Wonen, werken en recreëren in een mooie omgeving is het streven, waarbij eco-

    nomie en ecologie met elkaar in balans dienen te zijn.

    Beschermen wil zeggen het duurzaam beschermen van flora en fauna.

    Het ideaalbeeld wordt bereikt wanneer de drie thema’s in combinatie met elkaar zonder

    problemen van toepassing kunnen zijn op natuurgebieden.

    Het ministerie van Landbouw Natuur en Visserij neemt hierin in het voortouw, door Na-

    tura 2000-gebieden aan te wijzen. Bij het aanwijzen van een gebied wordt op basis van en-

    kel ecologische argumenten bepaald welke natuurwaarden op welke locatie geholpen

    moeten worden en welke doelstellingen daarbij behaald moeten worden.

    Voor ieder definitief aangewezen natuurgebied dient een beheersplan opgesteld te worden

    met een looptijd van zes jaar. Een dergelijk beheersplan wordt opgesteld in goed overleg

    met eigenaren, beheerders en betrokken overheden (met name gemeenten, waterschappen

    en provincies). Het plan geeft weer wat er moet gebeuren om de gestelde doelen te berei-

    ken en wie daarvoor verantwoordelijk is. Natura 2000 komt terug op bepalingen in de Na-

    tuurbeschermingswet. Gemeenten zijn derhalve verplicht om beheersplannen ten aanzien

    van Natura 2000-gebieden door te laten werken in het betreffende bestemmingsplan, in-

    dien een dergelijk gebied (gedeeltelijk) binnen het plangebied valt.

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 11

    Het plangebied ligt zelf niet in het Natura 2000 gebied De Wieden, maar wel direct erte-

    genaan. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de effecten van het planvoornemen op

    de ecologische waarden in en nabij het plangebied.

    3.3 Provinciaal beleid

    3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel

    Provinciale staten van de provincie Overijssel hebben op 1 juli 2009 de ‘Omgevingsvisie

    Overijssel’ vastgesteld. Deze visie is de opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+. In de

    omgevingsvisie staan de volgende thema’s centraal:

    Duurzaamheid:

    “Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekom-

    stige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. De

    provincie wil duurzaamheid realiseren door transparante en evenwichtige afwegingen

    van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Het geheel van de

    beleidskeuzes moet de duurzaamheid van de leefomgeving versterken. De keuze voor

    duurzaamheid uit zich bijvoorbeeld in het Duurzaamheidsplan 2009-2012 en het Jaar-

    plan Duurzaamheid 2010.

    Ruimtelijke kwaliteit:

    “Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat mensen belangrijk is. Of duurzamer ge-

    steld: wat voor mens, plant en dier belangrijk is”. Bij het behouden en versterken van de

    ruimtelijke kwaliteit zijn essentiële gebiedskenmerken het uitgangspunt. De aanwezige

    gebiedskenmerken in zowel de groene- als de stedelijke omgeving zijn te onderschei-

    den in 4 lagen: een natuurlijke laag (in en op de bodem); een laag van het agrarisch-

    cultuur landschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem); een stedelijke

    laag (bebouwing en infrastructuur) en een lust & leisure laag (toerisme, recreatie en

    landgoederen).

    plangebied Natura 2000-gebied De Wieden

    Natura 2000-gebied De Wieden

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 12

    De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie

    zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke om-

    geving.

    Het plangebied ligt volgens de ontwikkelingsperspectievenkaart binnen de aanduiding

    ‘mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren’. Binnen dergelijke

    gebieden is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije

    tijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het planvoornemen sluit hier nadrukkelijk aan op

    vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid.

    Daarnaast kent het planvoornemen het gebiedskenmerk ‘lust & leisure’. Binnen dergelijke

    gebieden wil de provincie veel mogelijkheden bieden voor toerisme en invulling van vrije

    tijd. Met de voorziene recreatieve functies binnen het plangebied wordt hier invulling

    aangegeven.

    3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel

    De verordening is hét aangewezen instrument om het beleid uit de Omgevingsvisie te la-

    ten doorwerken. In de verordening staat het uitgangspunt ‘decentraal wat kan, centraal

    wat moet’ voorop. De omgevingsverordening geeft regels voor:

    de provinciale adviescommissie;

    gemeentelijke ruimtelijke plannen;

    grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen;

    kwantitatief en kwalitatief waterbeheer;

    verkeer;

    toezicht en handhaving.

    Bij de omgevingsverordening zijn kaarten opgenomen. Op deze kaarten is aangegeven

    welke gebiedskenmerken de provincie belangrijk vindt bij de ontwikkeling van Overijssel

    uitsnede ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 13

    en waar ze ontwikkelingsperspectieven ziet voor natuur, landbouw, verkeer, steden en

    dorpen etc.

    Vanuit de bij de Omgevingsverordening behorende kaarten gelden voor het plangebied

    geen extra regels.

    3.3.3 Vooroverleg categorieënlijst Overijssel

    Het is bekend dat bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen vooroverleg gevoerd dient

    te worden met onder meer de ambtelijke diensten van de provincie (artikel 3.1.1.1 Bro).

    Doel van het vooroverleg is om de provincie in staat te stellen de provinciale belangen in

    een vroeg stadium in te brengen, zodat deze tijdig kunnen worden betrokken bij de tot-

    standkoming van de ruimtelijke plannen van gemeenten.

    De provincie Overijssel heeft een lijst opgesteld waarvoor geen vooroverleg noodzakelijk

    is (d.d. 15 maart 2011). Het plangebied ligt binnen de Groene Omgeving en kan volgens

    de lijst in de categorie ‘Overige voorzieningen’ worden geplaatst. Hiervoor geldt dat voor-

    overleg met de provincie niet gevoerd hoeft te worden bij plannen/projectbesluiten voor

    voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik mits deze kleinschalig van omvang

    zijn.

    Met het planvoornemen zijn geen provinciale belangen in het geding en is vooroverleg

    met de provincie Overijssel niet nodig.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 14

    3.4 Gemeentelijk beleid

    3.4.1 Het vigerend bestemmingsplan

    Het vigerende bestemmingsplan ter plaatste is het bestemmingsplan ’Giethoorn 1994’, dat

    door de raad is vastgesteld op 14 maart 1994 en door G.S. is goedgekeurd op 16 november

    2004.

    Het plangebied is gelegen binnen de bestemmingen ‘Bedrijfsdoeleinden’, ‘Agrarisch ge-

    bied’ en ‘Bos c.q. beplantingsstrook’. Een kinderspeelboerderij met complementaire dag-

    horeca is in strijd met deze bestemmingen en dus niet toegestaan.

    3.4.2 Toekomstig bestemmingsplan

    Met deze ruimtelijke onderbouwing wordt de realisatie van de kinderspeelboerderij met

    complementaire horeca alsnog mogelijk gemaakt. Deze mogelijkheid wordt na vaststel-

    ling van deze ruimtelijke onderbouwing te zijner tijd meegenomen bij de actualisatie van

    het bestemmingsplan voor de kern Giethoorn. Hiervoor worden op de verbeelding van het

    bestemmingsplan de bestemmingsvlakken overgenomen conform de bij deze ruimtelijke

    onderbouwing behorende verbeelding.

    uitsnede vigerend bestemmingsplan

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 15

    3.4.3 Beleidsnotitie Facetbeleid

    In de Beleidsnotitie Facetbeleid, vastgesteld d.d. 1 maart 2011, is voor een breed scala aan

    onderwerpen facetbeleid opgesteld voor de kernen. Deze facetten (beleidsaspecten) zijn

    ondergebracht in een aantal thema’s. Hierbij wordt gedacht aan onder andere beleid ten

    aanzien van horeca of detailhandel, maar ook aan-huis-verbonden-beroepen en mantel-

    zorg. In deze notitie is per thema achtereenvolgens het huidige Rijks-, provinciaal en ge-

    meentelijk beleid samengevat, waarna dit wordt toegepast op de facetten waarvoor nieuw

    dan wel aanvullend beleid gewenst is. Per facet wordt vervolgens een uitgangspunt ge-

    formuleerd dat richting geeft aan de definitieve uitwerking van het beleid. Die uitgangs-

    punten betreffen sectorale wensen.

    Hierna worden per relevant thema de uitgangspunten genoemd die de richting van het

    beleid aangeven.

    Horeca

    Zoals blijkt uit de opgestelde uitgangspuntennotitie beschikt de gemeente Steenwijkerland

    niet over een (actueel) horecabeleid. In 2001 is vooruitlopend op een aanstaande herzie-

    ning van het bestemmingsplan voor het centrum van Steenwijk wel een beleidsnotitie op-

    gesteld, maar die herziening heeft vooralsnog niet plaatsgevonden.

    Onder horeca valt zowel de snackbar op de hoek als een hotel, maar ook een grote disco-

    theek is een vorm van horeca. Een categorisering van verschillende horecazaken is ge-

    wenst aangezien voornoemde zaken natuurlijk behoorlijk verschillen in onder meer ruim-

    telijke uitstraling en ruimtebeslag. Door een categorisering aan te brengen en deze ook te

    hanteren in onder andere bestemmingsplannen, kan daarop ook sturing plaatsvinden.

    Middels onderhavige ruimtelijke onderbouwing wordt van het bestemmingsplan afgewe-

    ken voor een kinderspeelboerderij en complementaire daghoreca. De horeca is onderge-

    schikt aan de kinderspeelboerderij en de verhuur van boten. Bij de botenverhuur staan en-

    kele tafels met stoelen. De oppervlakte is circa 80 m². De huurder van de boot kan hier

    plaatsnemen om te wachten en om iets te nuttigen.

    Voor de kernen in Steenwijkerland (behalve Steenwijk) geldt dat de huidige horecazaken

    buiten de betreffende clusters positief worden bestemd, maar dat buiten de clusters geen

    nieuwe mogelijkheden voor horeca worden geboden, met uitzondering van hotels. In on-

    derhavige situatie is echter geen sprake van een volwaardige horecafunctie maar slechts

    van een complementaire horecagelegenheid ondergeschikt aan de kinderspeelboerderij.

    Conform het facetbeleid betreft het een ondergeschikte functie indien de complementaire

    daghoreca een absoluut maximum van 100 m² heeft. Aangezien de maximale oppervlakte

    aan complementaire daghoreca 80 m² zal zijn, kan geconcludeerd worden dat er sprake is

    van een nevenactiviteit en dat hieraan medewerking kan worden verleend.

    Recreatie

    Toerisme en recreatie vormen een belangrijke peiler van de economie binnen de gemeente

    Steenwijkerland. In hoofdstuk 10 van de notitie facetbeleid worden enkele recreatieve

    ontwikkelingen als benoemd in de beschikbare geldende gemeentelijke beleidstukken

    voorzien van randvoorwaarden die kunnen worden gehanteerd bij nieuwe ruimtelijke be-

    sluiten.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 16

    Het facetbeleid gaat in op randvoorwaarden die gelden bij de realisatie van:

    Hotels;

    Bed & Breakfast;

    Bewoning van recreatiewoningen;

    Recreatief gebruik van reguliere woningen;

    Camperovernachtingsplaatsen;

    Ligplaatsen recreatievaartuigen;

    Botenverhuur.

    Er wordt geen concreet beleid geformuleerd met betrekking tot de realisatie van kinder-

    speelboerderijen. Dit betreft ook een zeer specifieke recreatieve functie waar geen beleid

    voor geformuleerd hoeft te worden. Per verzoek dient door de gemeente bekeken te wor-

    den of medewerking kan worden verleend. De gemeente Steenwijkerland heeft toegezegd

    in principe medewerking te willen verlenen indien voldaan wordt aan de volgende voor-

    waarden:

    1. aanvragen omgevingsvergunning voor afwijken van het geldende bestemmingsplan;

    2. indienen bedrijfsplan;

    3. Milieutechnische gezien mag de ontwikkeling geen overlast veroorzaken;

    4. Indienen melding Besluit landbouw milieubeheer;

    5. Eventueel noodzakelijke onderzoeken uit laten voeren;

    6. Ondertekenen planschadeverhaalovereenkomst;

    Ad 1. Middels onderhavige ruimtelijke onderbouwing in combinatie met de digitale plan-

    contour wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aanvraag ten behoeve van de omge-

    vingsvergunning. Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld ter verantwoording van de

    nieuwe voorgestane ruimtelijke, functionele en planologische situatie.

    Ad 2. Het bedrijfsplan is inmiddels aangepast en door de gemeente Steenwijkerland ak-

    koord bevonden.

    Ad 3. In hoofdstuk 4 en 5 wordt nader ingegaan op de sectorale aspecten die van invloed

    kunnen zijn op onderhavig planvoornemen.

    Ad 4. De melding wordt door de initiatiefnemer verzorgd.

    Ad 5. In hoofdstuk 4 en 5 wordt ingegaan op eventueel noodzakelijke onderzoeken ten

    behoeve van de realisatie van onderhavig planvoornemen.

    Ad 6. De planschadeverhaalovereenkomst is door de initiatiefnemer ondertekend.

    Hiermee wordt voldaan aan de eisen die de gemeente Steenwijkerland heeft gesteld om

    medewerking te kunnen verlenen aan de realisatie van een kinderspeelboerderij met com-

    plementaire horeca ter plaatse van de Kerkweg 48 te Giethoorn.

    Solitair bedrijf

    Het bestaande bedrijf betreft echter een solitair bedrijf. In paragraaf 5.2 van de notitie fa-

    cetbeleid wordt nader ingegaan op dergelijke bedrijven en mogelijke ontwikkelingen die

    zich hier voor kunnen doen.

    In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een ruimtelijke scheiding tussen bedrij-

    ven en woningen gewenst. Dat speelt behalve op en rond bedrijventerreinen ook rond soli-

    taire bedrijfslocaties zoals in onderhavige situatie. Enerzijds hebben deze solitaire bedrij-

    ven bestaande rechten, anderzijds is een goed woon- en leefklimaat voor de omgeving van

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 17

    groot belang. Bedrijven van milieucategorie 1 en 2 zijn over het algemeen goed inpasbaar

    in een woonomgeving. De VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009) noemt

    daarvoor – afhankelijk van het gebiedstype – richtafstanden tussen de 0 en 30 meter. Bij de

    bestemmingsplanactualisatie kunnen dergelijke bedrijven worden toegestaan op solitaire

    bedrijfslocaties, mits aan de bestemmingsplanregels een goede bedrijvenlijst (ook wel staat

    van bedrijven) wordt gekoppeld.

    Andere randvoorwaarden zijn:

    er moet worden voldaan aan de milieuhygiënische randvoorwaarden als genoemd in

    hoofdstuk 2;

    er moet worden voldaan aan de ecologische randvoorwaarden als genoemd hoofdstuk

    3;

    op solitaire bedrijfslocaties bedrijven van milieucategorie 1 en 2 toestaan, als genoemd

    op een bij het betreffende bestemmingsplan te voegen toegesneden bedrijvenlijst;

    bestaande bedrijven specifiek aanduiden binnen reguliere bestemming ‘Bedrijf’;

    het goed woon- en leefklimaat ter plaatse moet gewaarborgd blijven;

    er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van

    aangrenzende gronden;

    Ad 1. In hoofdstuk 4 en 5 wordt nader ingegaan op de sectorale aspecten die van invloed

    kunnen zijn op onderhavig planvoornemen.

    Ad 2. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de ecologische randvoorwaarden die van

    invloed kunnen zijn op onderhavig planvoornemen.

    Ad 3. Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van een kinderspeelboerderij.

    Een dergelijke activiteit valt, conform de ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ zoals gebruikt bij

    de Beheersverordening van het Buitengebied, onder het SBI-2008 nummer: 01496 Het

    houden van overige dieren. Dit betreft een categorie 2 bedrijf met ene grootst aan te hou-

    den afstand van 30 meter. Omzetting naar een dergelijk bedrijf is dan ook toegestaan.

    Ad 4. Bij actualisatie van het bestemmingsplan ter plaatse zal een specifieke aanduiding

    worden opgenomen voor de ter plaatse aanwezige bedrijfsactiviteiten.

    Ad 5. Uit onderhavige ruimtelijke ondebrouwing volgt dat het planvoornemen geen one-

    venredige nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van omliggende perce-

    len.

    Ad 6. Idem ad. 5

    3.4.4 Het Oversticht

    Het Oversticht adviseert bij de welstands-/ monumentencommissie. De Welstandsnota

    2004, vastgesteld d.d. 5 februari 2004, gaat over de kwaliteit van de bebouwing in de ge-

    meente Steenwijkerland. Het plangebied valt binnen het Kraggenlandschap van Giet-

    hoorn. Voor de welstandsnota zijn met name de volgende criteria van belang:

    Het behoud, de bescherming en de versterking van de cultuurhistorische, landschappe-

    lijke en natuurlijke waarden van het waterstreekdorp Giethoorn met zijn directe omge-

    ving, zoals deze tot uitdrukking komen in: -de opgaande beplanting, waarbij plaats,

    omvang en soort van belang zijn voor de landschappelijke karakteristiek.

    Dat in geval van verwijdering bomen en erfbeplanting zal worden gestreefd naar het

    aanbrengen van (streekeigen) vervangende beplanting ter plaatse dan wel op zodanige

    plaats dat de landschappelijke karakteristiek gehandhaafd blijft.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 18

    Het planvoornemen kent geen bebouwingsontwikkelingen en heeft geen invloed op de

    ruimtelijke structuur. De Welstandsnota kent geen toetsingskader om de inrichting van de

    openbare ruimte te beoordelen en het planvoornemen past daarmee binnen het beleid.

    Het Oversticht kan het plan daarom uitsluitend beoordelen vanuit de optiek van het be-

    schermde dorpsgezicht Giethoorn. Gezien de beperkte ruimtelijke consequenties van het

    planvoornemen is het echter niet noodzakelijk om deze ruimtelijke onderbouwing voor te

    leggen aan de Het Oversticht. Het planvoornemen niet leidt tot een onaanvaardbare aan-

    tasting van monumentale waarden en tevens is het niet in strijd met de redelijke eisen van

    welstand.

    3.4.5 Beleidsnota Groen

    De Beleidsnota Groen, d.d. februari 2007, beschrijft de kaders voor het groenbeleid van de

    gemeente Steenwijkerland voor de komende 10 jaren. De Beleidsnota werkt de volgende

    perspectieven uit van het Collegeprogramma 2006-2010 voor het groen in de gemeente:

    duurzaam

    streekeigen

    helder.

    De Beleidsnota beschrijft hoe deze perspectieven doorwerken in het ontwerp, aanleg be-

    heer en onderhoud van het groen:

    de gemeente zet in op de kwaliteit van het publieke domein en de openbare infrastruc-

    tuur. Duurzaamheid is daarbij richtinggevend

    het vergroten van de herkenbaarheid en de kwaliteit van Steenwijkerland vanuit het

    perspectief streekeigenheid. De gemeente zet in op ontwikkeling naast behoud

    het vergroten van het inzicht in wat de gemeente biedt én vraagt van haar inwoners

    vanuit het perspectief helderheid. De gemeente zet in op voorlichting, educatie en sa-

    menwerking met inwoners en maatschappelijke partners.

    Het planvoornemen betreft een kwaliteitsverbetering van de ruimtelijke omgeving ter

    plaatse van de Kerkweg 48 te Giethoorn. Hierbij wordt een kinderspeelboerderij opgericht

    waarbij gebruikt wordt gemaakt van de bestaande groene inrichting van het perceel waar-

    bij materialen zijn gebruikt die passen binnen de omgeving. Het planvoornemen past

    daarmee binnen de Beleidsnota Groen.

    3.4.6 Landschapsontwikkelingsplan

    Het beleid ter bescherming van het cultuurhistorisch waardevolle landschap is opgeno-

    men in het Landschapsontwikkelingsplan (2005).

    In het landschapsontwikkelingsplan worden de verschillende landschapstypen omschre-

    ven. Het plangebied ligt binnen het Kraggenlandschap. Het Kraggenlandschap kenmerkt

    zich van oorsprong door het open karakter en de opstrekkende strokenverkaveling. De

    ruimtelijke structuur wordt bepaald door deze verkaveling. De bebouwing bestaat uit

    weg- en lintdorpen. Door de turfwinning is het karakter van het Kraggenlandschap sterk

    veranderd. Het landschap is kleinschalig en kenmerkt zich door een afwisseling van pet-

    gaten, legakkers, kragen, rietlanden en open water. De verlanding en het in tijd en ruimte

    sterk wisselende grondgebruik, hebben geleid tot een rijke variatie aan milieutypen. De

    bebouwing vond plaats langs de (dwars) grachten.

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 19

    In de visie gaat het tevens om het realiseren van recreatieve verbindingen. De versterking

    van het routenetwerk van fietsen, wandelen, paardrijden en varen en een kwaliteitsimpuls

    voor de bestaande recreatieve gebieden worden gezien als kansen. Het planvoornemen

    draagt hieraan bij.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 20

    Hoofdstuk 4 Actuele waarden

    4.1 Inleiding

    In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de actuele waarden die aanwezig zijn in het gebied.

    Specifiek wordt ingegaan op de flora en fauna, ecologische structuur, habitat, cultuurhisto-

    rie en archeologie.

    4.2 Flora en fauna

    De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplemen-

    teerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplan-

    nen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aan-

    wezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen

    geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voor-

    hand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen

    ontheffing zal worden verleend. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met ge-

    biedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet

    1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgeno-

    men als Natura 2000-gebieden.

    Het plangebied is gelegen op korte afstand van het Natura 2000-gebied De Wieden en te-

    gen de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Volgens de geldende milieuvergunning ter

    plaatse mogen hier echter 50 schapen en 2 zoogkoeien worden gehouden. De schapenhou-

    derij is beëindigd en in de nieuwe situatie zullen binnen het plangebied maximaal 30 die-

    ren worden gehouden van verschillende soorten. Hierdoor zal een verbetering optreden

    ten aanzien van het aantal emissies (ammoniak en geur).

    De gemeente Steenwijkerland heeft aangegeven dat middels een quickscan flora en fauna

    door een erkend bureau dient te worden beoordeeld of het initiatief gevolgen heeft voor

    natuurgebieden, de EHS of natuurwaarden binnen het plangebied. Door Econsultancy is

    ter plaatse dan ook een quickscan Flora en fauna uitgevoerd (Econsultancy, januari 2013).

    Op basis van de uitgevoerde quickscan kan het volgende worden geconcludeerd.

    De initiatiefnemer is voornemens om een kinderspeelboerderij te realiseren waarbij enkele

    individuen van verschillende diersoorten worden gehouden. Het zal hierbij gaan om 2

    koeien, 2 pony’s, 5 schapen, enkele kippen en konijnen. De dieren worden gestald in de

    voormalige schapenstal (loods) waar voorheen 50 schapen werden gehouden. Beoogd

    wordt om in combinatie met de kinderspeelboerderij en de botenverhuur (reeds bestaand)

    ook complementaire horeca (geen alcoholische dranken) aan te bieden. Hier zal dan onder

    andere ijs, snoepgoed, frisdrank en dergelijke worden verkocht.

    De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soor-

    ten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de

    voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor

    eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten.

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 21

    Ten aanzien van Gebiedsbescherming wordt het volgende geconcludeerd:

    Op basis van de oriënterende fase van de toetsing aan de Natura 2000-wetgeving kan

    worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten door het toe-

    komstig gebruik als kinderspeelboerderij met complementaire horeca in combinatie

    met de huidige activiteiten. Dit betekent dat er geen vergunning op grond van de Na-

    tuurbeschermingswet 1998 nodig is. De Provincie Overijssel is het bevoegde gezag in

    deze en zal hierin een eindoordeel hebben.

    Initiatiefnemers van ingrepen binnen de EHS dienen de effecten van de ingreep op

    kernkwaliteiten en omgevingscondities te onderzoeken. Voor de EHS geldt in de pro-

    vincie Overijssel geen externe werking. De onderzoekslocatie zelf behoort niet tot de

    Ecologische Hoofdstructuur, waardoor geen onderzoeksverplichting is op de effecten

    van de ingreep op de kernkwaliteiten van het aangrenzende EHS-gebied. De omge-

    vingscondities zullen ten opzichte van de oorspronkelijk situatie niet verslechteren. De

    EHS zal derhalve niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslo-

    catie.

    In bijlage 1 van deze ruimtelijke onderbouwing is de uitgebreide rapportage van de

    quickscan flora en fauna opgenomen.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 22

    4.3 Cultuurhistorie

    De Cultuurhistorische atlas Overijssel biedt informatie over historische landschapsstructu-

    ren, bouwkundige monumenten en archeologische vindplaatsen in kaart, foto en toelich-

    ting. De gegevens op de kaart zijn afkomstig van de rijksdienst voor monumentenzorg

    (RDMZ), rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek (ROB), stichting Het Over-

    sticht en de provincie Overijssel.

    In het plangebied is sprake van een cultuurhistorisch waardevol landschap. Rond het

    plangebied zijn agrarische erfgoederen, rijksmonumenten en watererfgoederen (zoals

    bruggen, stuwen, gemalen, brugwachterhuisjes en (restanten van) verdedigingswerken)

    aanwezig en het gebied heeft een ontginningsgeschiedenis. Tevens betreft het gebied een

    beschermd dorpsgezicht. Binnen het plangebied zelf zijn geen bouwkundige monumenten

    of archeologische vindplaatsen. De Dorpsgracht loopt wel langs het plangebied.

    Het planvoornemen voorzien niet in ruimtelijke ingrepen die de aanwezige waardevolle

    cultuurhistorische elementen negatief beïnvloeden. Evenmin wordt afbreuk gedaan aan de

    landschappelijke waarden van het cultuurlandschap. Hiermee wordt aangesloten bij de

    uitgangspunten van het Oversticht (zie paragraaf 3.4.4) en het Landschapsontwikkelings-

    plan (zie paragraaf 3.4.6).

    Uitsnede cultuurhistorische atlas Overijssel

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 23

    4.4 Archeologie

    4.5.1 Archeologische verwachtingen en beleidskaart

    De gemeente Steenwijkerland beschikt over een archeologische verwachtings- en beleids-

    advieskaart. Op deze kaart is de archeologische verwachtingwaarde van de gronden bin-

    nen de gemeente weergegeven. Ook zijn de archeologische monumenten aangeduid. Voor

    delen van de bebouwde kom en het water kan geen verwachtingswaarde worden gegeven,

    omdat hiervoor de gegevens ontbreken.

    Het plangebied ligt binnen een gebied met hoge archeologische verwachting. De redenen

    om een gebied als hoge verwachtingszone te kwalificeren, zijn zeer divers. Voor het plan-

    gebied is de belangrijkste reden het bestaan van oude ontginningsassen en de actuele be-

    bouwde kom van de diverse veennederzettingen.

    Op basis van de landschappelijke, geologisch en bodemkundige situatie en de versprei-

    ding van de bekende archeologische vondsten is de trefkans op archeologische relicten uit

    vrijwel alle archeologische perioden in deze gebieden hoog. Ook delen van de laaggelegen

    dekzandvlaktes met een relatief hoge grondwaterstand hebben een hoge verwachting,

    enerzijds vanwege de mogelijke aanwezigheid van verspreide vindplaatsen van jagers-

    verzamelaars uit de vroege prehistorie en anderzijds vanwege de laatmiddeleeuwse ont-

    ginningen.

    Voor gebieden met hoge archeologische verwachting gelden strikte bouwregels. In het

    planvoornemen wordt geen bebouwing opgericht en bovendien niet dieper gegraven dan

    50 centimeter. Door het mogelijk maken van de kinderspeelboerderij met complementaire

    horeca wordt geen archeologisch waardevolle grond aangetast en archeologisch onder-

    zoek is dan ook niet nodig.

    uitsnede Archeologische verwachtingen en beleidskaart Steenwijkerland

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 24

    Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

    5.1 Inleiding

    In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te

    voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De-

    ze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan aan de Kerkweg 48 te Giethoorn.

    5.2 Waterhuishouding

    Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het

    plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is

    er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd.

    Het planvoornemen voorziet niet in extra verhard oppervlak waardoor en ook geen ge-

    volgen voor de waterhuishoudkundige situatie te verwachten zijn.

    5.3 Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

    In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Ter

    plaatse van het plangebied is een drukriolering aanwezig. Op de riolering zal geen he-

    melwater worden afgevoerd. Het hemelwater zal direct worden geloosd op het aangren-

    zende weiland waar het ter plaatse kan infiltreren.

    Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de

    openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

    Ter plaatse worden echter geen nieuwe gebouwen gerealiseerd.

    5.4 Het gebruik van materialen

    Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale wa-

    tersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het water-

    schap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken. Aangezien er geen

    nieuwbouw plaatsvindt, is het planvoornemen niet in strijd met dit beleid.

    5.5 Watertoetsproces

    De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door

    gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe

    geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. Hieronder is de uitkomst van

    de watertoets opgenomen.

    5.5.1 Waterparagraaf Geen Waterschapsbelang

    Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen in-

    vloed op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang. Deze conclusie is getrokken

    naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlo-

    pen conform de Handreiking Watertoets III.

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 25

    Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf

    6.1 Milieu

    Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van

    milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in

    de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De

    milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in

    het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is

    een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterrei-

    nen.

    6.2 Geluidhinder

    Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing.

    De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen

    in zones. Een zone rond een industrieterrein moet tezamen met het bestemmingsplan dat

    de vestiging van geluidszoneringsplichtige bedrijven mogelijk maakt worden vastgesteld

    op basis van een akoestisch onderzoek. Het industrieterrein zelf maakt geen deel uit van

    de zone. De zones langs wegen en spoorwegen volgen uit de Wet geluidhinder in samen-

    hang met het Besluit geluidhinder en de Regeling Zonekaart spoorwegen. Indien men

    voornemens is nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te realiseren bin-

    nen deze zones, dan dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd waaruit blijkt

    dat aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevel, als opgenomen in de Wet ge-

    luidhinder c.q. het Besluit geluidhinder, kan worden voldaan. Bij de planologische realisa-

    tie van nieuwe geluidsbronnen in de vorm van een industrieterrein, weg of spoorweg

    dient te worden onderzocht of de hiervoor bedoelde hoogst toelaatbare geluidsbelasting

    op de gevels van bestaande woningen binnen de nieuwe zone kunnen worden gehaald.

    Het planvoornemen voorziet in het mogelijk maken van een kinderspeelboerderij met

    complementaire horeca. Een kinderspeelboerderij en een complementaire horecavoorzie-

    ning zijn geen geluidgevoelige objecten in het kader van de Wgh. Wel zou het kunnen zijn

    dat de kinderspeelboerderij geluidoverlast veroorzaakt ter plaatse van geluidgevoelige ob-

    jecten in de directe omgeving.

    De meest nabij gelegen woning ( Kerkweg 48) betreft een bedrijfswoning van de initiatief-

    nemers zelf. Deze woning is niet geluidgevoelig voor het eigen bedrijf. De woning aan de

    Kerkweg 48a betreft een bedrijfswoning van derden. De afstand van deze woning tot aan

    de kinderspeelboerderij ruim 35 meter. Conform de VNG Handreiking ‘Bedrijven- en mili-

    euzonering’ (editie 2009) geldt ten aanzien van geluid een aan te houden afstand van 30

    meter tussen een kinderboerderij en een geluidsgevoelig object. Deze afstand is gebaseerd

    op een geluidsbelasting van 45 dB(A), maar voor woningen op een bedrijventerrein geldt

    volgens het Activiteitenbesluit een maximale geluidsbelasting van 55 dB(A). Het plan-

    voornemen voldoet hier zeer ruim aan. Een akoestisch onderzoek is in dit geval niet nood-

    zakelijk.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 26

    6.3 Bodem

    Het beleid ten aanzien van de bodem is gebaseerd op de wet Bodembescherming. Uit-

    gangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de

    daarin toegestane gebruiksvormen. De gemeente Steenwijkerland heeft een Bodembe-

    heerplan en Bodemkwaliteitkaart opgesteld. Hierin is voor het gehele gemeentelijk grond-

    gebied globaal aangegeven wat de bodemkwaliteit is.

    Op de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Steenwijkerland worden de bodemtypes

    aangegeven. Het plangebied valt volledig binnen deelgebied ‘Weide/natuur zand’. Vol-

    gens het Bodembeheerplan is de bovengrond van deze gebieden milieuhygiënisch schoon.

    Voor zowel de boven- als ondergrond blijven alle gemiddelde waarden beneden de voor

    het betreffende gebied geldende streefwaarden. Ten behoeve van het nieuwe gebruik als

    kinderspeelboerderij met complementaire horeca is het dan ook niet noodzakelijk om de

    bodemkwaliteit nader te onderzoeken.

    6.4 Luchtkwaliteit en het besluit NIBM

    Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet

    Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen

    zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingcomponenten stik-

    stofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijnstof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb),

    benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.

    Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die ‘Niet in be-

    tekenende mate’ (NIBM) en ‘In betekenende mate’ (IBM) bijdragen aan de uitstoot van

    luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van geval-

    uitsnede bodemkwaliteitskaart gemeente Steenwijkerland

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 27

    len opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de

    grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

    Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de

    grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en

    dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden.

    Deze regel komt voort uit het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht-

    kwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de

    Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

    In het geval een planvoornemen strekt tot het realiseren of wijzigen van bronnen van

    luchtverontreiniging, die leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging,

    dient onderzoek naar de exacte gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd te worden. In

    het kader van dit planvoornemen worden geen bronnen van luchtverontreiniging gereali-

    seerd of gewijzigd en een luchtkwaliteitsonderzoek is daarom niet nodig.

    6.5 Bedrijven en milieuzonering

    In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd, die een zonering

    conform de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ kennen. De kinderspeelboerderij zelf

    kent op basis van de genoemde publicatie een grootst aan te houden afstand van 30 meter

    in verband met geluid en geur. Binnen 30 meter van de kinderspeelboerderij zijn geen mi-

    lieugevoelige objecten gelegen. Het, conform de risicokaart van Overijssel (zie paragraaf

    6.6), kwetsbare object aan de Kerkweg 48a is namelijk op grotere afstand gelegen. Het

    planvoornemen heeft dan ook geen gevolgen voor dergelijke objecten. Daarnaast geldt dat

    de realisering van het planvoornemen geen beperkingen oplegt aan bedrijven in de omge-

    ving.

    6.6 Externe veiligheid

    Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening gehouden worden met het aspect externe

    veiligheid. De risico’s voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende

    activiteiten moeten in beeld worden gebracht. De volgende bronnen kunnen aan de orde

    zijn:

    inrichtingen;

    transportactiviteiten met gevaarlijke stoffen;

    vuurwerkopslagplaatsen;

    opslagplaatsen ontplofbare stoffen voor civiel gebruik.

    De risiconormen voor inrichtingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrich-

    tingen (Bevi). Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieu-

    vergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met bepaalde

    eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de Regeling externe

    veiligheid inrichtingen (Revi) zijn voorts regels opgenomen betreffende de veiligheidsaf-

    standen en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 28

    De normen voor het risico dat burgers mogen lopen als gevolg van een ongeval met trans-

    port van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer ge-

    vaarlijke stoffen (CRVGS). Op basis van deze nota geldt het Basisnet Vervoer voor zowel

    wegen, spoorlijnen als vaarwegen. Hiermee moet voorkomen worden dat zich externe vei-

    ligheidsknelpunten zullen gaan voordoen langs spoor- en waterwegen en het hoofdwe-

    gennet.

    Het transport van gevaarlijke stoffen middels buisleidingen is gebaseerd op het Besluit ex-

    terne veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit besluit verplicht gemeenten en provincies om

    buisleidingen op te nemen in het bestemmingsplan, inclusief een belemmerende zone. Het

    Bevb gaat niet uit van bebouwings-, veiligheids- of toetsingsafstanden, maar van grens-

    waarden voor plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor groepsrisico.

    Hiermee is het vergelijkbaar met het Bevi.

    De opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik is gereguleerd in de circulaire opslag

    ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Hierin worden veiligheidsafstanden gegeven ten

    opzichte van inrichtingen waar dergelijke stoffen opgeslagen worden. De gemeente is ver-

    plicht deze afstanden binnen het bestemmingsplan aan te houden. Dit geldt ook voor vei-

    ligheidsafstanden ten behoeve van de opslag van vuurwerk, welke in het Vuurwerkbesluit

    zijn vastgelegd.

    Zoals hierboven al aangegeven wordt, is er sprake van een plaatsgebonden- en een

    groepsrisiconorm die bepalen wat de maximale kans op dodelijke slachtoffers mag zijn in

    geval van een incident. Deze normen hebben het karakter van grenswaarden (zijnde het

    maximaal toelaatbaar risico) en richtwaarden in het milieubeleid. De normen gelden bij het

    verlenen van milieuvergunningen en het vaststellen van ruimtelijke plannen. Voor ont-

    wikkelingen die plaatsvinden binnen het invloedsgebied van de risicovolle activiteit geldt

    uitsnede risicokaart Overijssel

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 29

    een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico. Deze verantwoordingsplicht

    geldt ongeacht of normen worden overschreden.

    Uitgangspunt voor het beleid is dat burgers voor de veiligheid in hun woonomgeving mo-

    gen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico): er mogen zich

    dus geen kwetsbare bestemmingen bevinden binnen de zone van het maximaal toelaat-

    baar risico. De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers (groepsrisico) moet expli-

    ciet worden afgewogen en verantwoord.

    Op een afstand van ruim 200 meter van het plangebied is een risicovolle inrichting gelegen

    aangezien hier propaan wordt opgeslagen. De risicocontour van dit bedrijf is echter gele-

    gen op de terrein grens. Gezien de grote afstand tussen het bedrijf en het plangebied kan

    worden geconcludeerd dat het bedrijf niet van invloed is op het planvoornemen. Verder

    zijn er in of nabij het plangebied geen risicovolle bedrijven gelegen.

    In of nabij het plangebied liggen verder geen wegen, spoorlijnen of kanalen waarover

    transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden.

    In de directe omgeving zijn geen risicovolle leidingen gelegen.

    6.6 Milieubescherming

    Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied, grondwaterbescher-

    mingsgebied, stiltegebied of ecologische hoofdstructuur.

    6.7 Kabels en leidingen

    Binnen of nabij het plangebied zijn geen boven of ondergrondse hoofdtransportleidingen

    gelegen, die planologische bescherming dan wel zonering behoeven om hun functioneren

    veilig te stellen.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 30

    Hoofdstuk 7 Financiële paragraaf

    7.1 Financiële haalbaarheid

    Het planvoornemen betreft een particulier initiatief. De met de daadwerkelijke realisering

    gepaard gaande kosten worden dan ook gedragen door de initiatiefnemer. Bijkomende

    kosten, komen eveneens voor rekening van de initiatiefnemer. Een en ander is in een ex-

    ploitatieovereenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente vastgelegd. Tevens is een plan-

    schadeverhaal overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Eventuele planschade wordt

    hiermee afgewenteld op de initiatiefnemer.

    Voorgaande overziend zijn er voor de gemeente geen kosten aan de realisering van het

    plan verbonden.

    7.2 Exploitatieplan

    Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel

    6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt

    moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de ge-

    meenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig

    vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een be-

    stemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring

    van een beheersverordening zijn.

    Een exploitatieplan is niet aan de orde. Er wordt een grondexploitatieovereenkomst met

    de initiatiefnemer aangegaan.

    7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

    Het planvoornemen betreft de realisatie van een kinderspeelboerderij met complementaire

    horeca ter plaatse van een bestaand rietdekkersbedrijf en een voormalige schapenhouderij

    (50 schapen). Het rietdekkersbedrijf blijft gehandhaafd. Binnen de kinderspeelboerderij

    zullen 2 koeien, 2 pony’s, 5 schapen, enkele kippen en konijnen worden gehouden. Ten

    aanzien van de voormalige situatie waarbij 50 schapen werden gehouden zal dan ook een

    verbeterde situatie ontstaan ten aanzien van het aspect geur en de gevolgen voor be-

    schermde natuurgebieden aangezien er minder ammoniakemissie zal zijn. Ruimtelijk

    voorziet het planvoornemen nauwelijks in wijzigingen. Alleen de faciliteiten ter plaatse

    worden uitgebreid ten behoeve van de recreatie.

    Middels het verlenen van een omgevingsvergunning wordt het planvoornemen mogelijk

    gemaakt. Gezien de verbetering van de situatie en de vermindering van de overlast mag

    worden aangenomen dat tegen het planvoornemen geen overwegende planologische be-

    zwaren bestaan. In het kader van de procedure voor het verlenen van een omgevingsver-

    gunning zal dit plan ter inzage worden gelegd. Eventuele reacties en zienswijzen kunnen

    tijdens deze termijn worden ingediend.

  • vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 31

    7.4 Conclusie

    Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologi-

    sche bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende

    belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.

  • NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 32

    Hoofdstuk 8 Procedure

    8.1 De te volgen procedure

    Een omgevingsvergunning, waarvan deze ruimtelijke onderbouwing onderdeel uitmaakt,

    doorloopt de volgende procedure:

    a. Voorbereiding:

    Mogelijk vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk, provincie

    en andere belanghebbende.

    b. Ontwerp:

    Publicatie en terinzagelegging ontwerpbesluit

    Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen

    c. Vaststelling:

    Vaststelling door bevoegd gezag

    Publicatie en terinzagelegging vastgestelde omgevingsvergunning gedurende de be-

    roepstermijn

    d. Inwerkingtreding:

    Na afloop van de beroepstermijn (tenzij beroep is aangetekend)

    e. Beroep:

    Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State