jke - Planviewer...jke ij ID plan: NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 datum: 25 maart 2014 status:...
Transcript of jke - Planviewer...jke ij ID plan: NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 datum: 25 maart 2014 status:...
-
Ru
imtelijk
e on
derb
ou
win
g K
ind
erspeelb
oerd
erij
ID plan: NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01
datum: 25 maart 2014
status: vastgesteld
auteur: RVE
Vastgesteld door de raad dd. dd-maand-jjjj
de griffier, de voorzitter,
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 - 25 maart 2014
Inhoudsopgave toelichting
Hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding 1 1.2 Ligging plangebied 2
Hoofdstuk 2 Projectprofiel 3 2.1 Inleiding 3 2.2 Het planvoornemen 3 2.3 Gebiedsbeschrijving 3 2.4 Projectbeschrijving 5 2.5 Ontsluiting en parkeren 6
Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie en uitgangspunten 8 3.1 Planologische kaders 8 3.2 Rijksbeleid 8 3.3 Provinciaal beleid 11 3.4 Gemeentelijk beleid 14
Hoofdstuk 4 Actuele waarden 20 4.1 Inleiding 20 4.2 Flora en fauna 20 4.3 Cultuurhistorie 22 4.4 Archeologie 23
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf 24 5.1 Inleiding 24 5.2 Waterhuishouding 24 5.3 Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer 24 5.5 Watertoetsproces 24
Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf 25 6.1 Milieu 25 6.2 Geluidhinder 25 6.3 Bodem 26 6.4 Luchtkwaliteit en het besluit NIBM 26 6.5 Bedrijven en milieuzonering 27 6.6 Externe veiligheid 27 6.6 Milieubescherming 29 6.7 Kabels en leidingen 29
Hoofdstuk 7 Financiële paragraaf 30 7.1 Financiële haalbaarheid 30 7.2 Exploitatieplan 30 7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 30 7.4 Conclusie 31
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01
Hoofdstuk 8 Procedure 32 8.1 De te volgen procedure 32
Bijlage 1: Quickscan flora en fauna
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 1
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Kerkweg 48 en aan de Dorpsgracht te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland, is een
seizoensgebonden rietdekkersbedrijf gesitueerd met een bijbehorende bedrijfswoning. Ter
plaatse van het perceel behorende bij dit bedrijf vinden tevens kleinschalige nevenactivitei-
ten plaats zoals botenverhuur.
De eigenaar van de betreffende gronden is voornemens om een kinderspeelboerderij te re-
aliseren waarbij enkele dieren van diverse diersoorten worden gehouden. Het zal hierbij
gaan om 2 koeien, 2 pony’s, 5 schapen, enkele kippen en konijnen. De dieren zullen wor-
den gestald in de voormalige schapenstal waar voorheen 50 schapen werden gehouden.
Beoogd wordt om in combinatie met de kinderspeelboerderij en de botenverhuur ook
complementaire horeca (geen alcoholische dranken) aan te bieden. Hier zal dan onder an-
dere ijs, snoepgoed, frisdrank en dergelijke worden verkocht. Een kinderspeelboerderij
met complementaire horeca is echter in strijd met het geldende bestemmingsplan en is
derhalve niet toegestaan.
In het traject van de omgevingsvergunning worden meerdere activiteiten behandeld, die
noodzakelijk zijn om de aanpassing van de planologische situatie ter plaatse van de Kerk-
weg 48 mogelijk te maken. Deze activiteiten worden ondergebracht in één vergunning, de
omgevingsvergunning. Daartoe behoort ook de toestemming van de afwijking van het vi-
gerende bestemmingsplan. In het kader van de omgevingsvergunning moet hiervoor een
ruimtelijke onderbouwing worden opgesteld ter verantwoording van de nieuwe voorge-
stane ruimtelijke, functionele en planologische situatie.
Image © 2009 Aerodata International Surveys, © 2009 GOOGLE
locatie aanduiding plangebied
ligging plangebied
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 2
Deze ruimtelijke onderbouwing is noodzakelijk om aan te tonen, dat met de voorgenomen
ontwikkeling geen onevenredige waarden en belangen geschaad worden. Het planvoor-
nemen voorziet voornamelijk in het verruimen van de gebruiksfuncties en heeft derhalve
geen gevolgen voor de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de directe omgeving.
Omdat zal blijken dat het project niet afwijkt van het rijks-, provinciaal en gemeentelijk be-
leid, en omdat de onderhavige ontwikkelingen qua schaal geen aanleiding geven tot het
opstellen van een afzonderlijk gemeentelijk structuurplan of bestemmingsplan, wordt de-
ze ruimtelijk onderbouwing toereikend geacht.
In de hierna volgende hoofdstukken van deze ruimtelijke onderbouwing komen onder
meer de volgende elementen aan de orde:
project- en gebiedsbeschrijving;
toetsing aan het vigerende bestemmingsplan;
beleidskaders beschrijving;
overeenstemming met toekomstige bestemming en ruimtelijke inrichting;
toetsing aan milieuwetgeving en andere ruimtelijke wetgeving met betrekking tot be-
staande of potentiële belemmeringen in de omgeving van het project (geluidsoverlast,
bodemkwaliteit, waterparagraaf, aanwezige leidingen, archeologische waarden en na-
tuurlijke en landschappelijke aspecten);
haalbaarheid (financieel en maatschappelijk).
1.2 Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen in Giethoorn aan de Kerkweg en aan de Dorpsgracht tussen de
noordelijke en zuidelijke deelkernen van Giethoorn. Het plangebied is kadastraal bekend
als gemeente Steenwijkerland, sectie G, perceelsnummer 546.
plangebied op kadastrale ondergrond
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 3
Hoofdstuk 2 Projectprofiel
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het planvoornemen beschreven. Hierbij wordt expliciet aandacht
besteed aan de situering, de oppervlakte, het bouwvolume en de gebruikersfunctie van het
project.
2.2 Het planvoornemen
Het planvoornemen gaat uit van de realisatie van een kinderspeelboerderij met comple-
mentaire horeca, in combinatie met de bestaande activiteiten ter plaatse zoals de verhuur
van boten en het rietdekkerbedrijf.
Bestaande functies zoals het rietdekkerbedrijf en de botenverhuur zullen gehandhaafd
blijven waardoor een combinatie van bedrijfsmatige en recreatieve functies ontstaat.
2.3 Gebiedsbeschrijving
2.3.1 Historie
De historische ontwikkeling van Giethoorn is bepaald door agrarische activiteiten, de
winning van turf en de transportmogelijkheden die hier noodzakelijk voor waren. Vanaf
1300 na Christus werden kanalen uitgegraven ten behoeve van het transport van turf. Bij
de winning van turf werden kavels van het oppervlak tot onder de grondwaterspiegel af-
gegraven. Dit heeft er voor gezorgd dat op deze kavels nieuwe vegetaties, zoals riet en
biezen, ontstonden. Ook werden sommige vormen van agrarisch activiteit weer mogelijk.
Het uitgeveende landschap was echter ook kwetsbaar en heeft er voor gezorgd dat bij
overstromingen en stormen grotere plassen werden gevormd. Hierbij is Giethoorn in de
loop der eeuwen opgeschoven van het Giethoornse meer naar het Bovenwijde.
Omstreeks 1830 is de tegenwoordige ruimtelijke structuur grotendeels bepaald. Deze be-
staat uit vier ontsluitingsgrachten vanaf het Giethoornse Meer. Loodrecht op deze grach-
ten liggen dwarsvaarten met daarlangs de bebouwing van Jonen, Dwarsgracht en Giet-
hoorn.
Giethoorn omstreeks 1980 Giethoorn omstreeks 1830
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 4
De algemene schaalvergroting en mechanisatie in de landbouw zorgde er voor dat de be-
tekenis van de landbouw in Giethoorn als bestaansbron sterk af nam. In de plaats daarvan
ontwikkelt zich het toerisme en krijgt Giethoorn een sterk recreatieve functie. Daarnaast
komen de waterdorpen in trek als woongebied voor immigranten.
In de periode na 1945 neemt algemeen de aandacht voor de historisch-structurele en land-
schappelijke waarde van het Gieterse Veen toe. Oud-Giethoorn wordt aangewezen als be-
schermd dorpsgezicht voor het behoud en herstel van de historisch-ruimtelijke kwalitei-
ten.
2.3.2 Ruimtelijke structuur
De ruimtelijke structuur van Giethoorn, bestaande uit de hoofdgrachten, wordt gecom-
plementeerd door de paden en wegen die hier tussen zijn ontstaan. De paden worden ge-
kenmerkt door een grillige structuur en groene ruimte tussen de slootkant en het pad zelf.
Het samenspel van grachten en paden wordt niet in de eerste plaats door de bebouwing
maar met name door de beplantingen ondersteund. De detaillering van de openbare ruim-
te vindt haar verklaring grotendeels in de opstrekkende kavelsloten. Deze scheiden de er-
ven en dienen als opvaart naar de boerderijen. Deze erven manifesteren zich daardoor als
eilanden die, als gevolg van de verveningsgeschiedenis en afhankelijk van de mate waarin
men de bouwplaatsen heeft opgehoogd, soms sterke hoogteverschillen te zien geven. De
constructie van de bruggen over de grachten hangt samen met de breedte van de gracht.
Het geheel valt te noemen onder de status beschermd dorpsgezicht en dient dan ook ten
alle tijden gehandhaafd te worden.
Een kenmerk van Giethoorn is dat een groot deel van de kern niet bereikbaar is voor au-
to’s, maar alleen over het water. Langs het water liggen voetpaden. Ook zijn de voorgevels
van de bebouwing gericht op het water.
2.3.3 Het plangebied
Het plangebied is gelegen op de hoek van de Kerkweg en De Deukten in Giethoorn. Langs
de Kerkweg loopt de Dorpsgracht, één van de hoofdgrachten in de kern. De Kerkweg leidt
in het noorden naar Giethoorn Noord. Iets ten zuiden van het plangebied loopt de Kerk-
weg over in het Binnenpad. De weg De Deukten betreft een plattelandsweg die aansluit op
de N334.
Het plangebied bestaat momenteel uit een seizoensgebonden rietdekkerbedrijf en een bo-
tenverhuurbedrijf waarbij als service gratis koffie en thee geschonken wordt.
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 5
Aan de Kerkweg 48 is tevens een bedrijfswoning gesitueerd. Deze woning bestaat uit 1
bouwlaag met een ruime rieten kap. Ten zuiden van de woning is de voormalige schapen-
stal gesitueerd. Deze schapenstal werd voorheen gebruikt voor de stalling van ongeveer 50
schapen. In de huidige situatie wordt de schapenstal voornamelijk gebruikt voor de opslag
van het rietdekkerbedrijf. Het grootste gedeelte van het betreffende perceel wordt echter
gebruikt ten behoeve van de woonfunctie en is ingericht als siertuin. Het plangebied kent
dan ook een groene inrichting en door het materiaalgebruik van zowel de bedrijfswoning
als de voormalige schapenstal heeft het plangebied een landelijke uitstraling.
2.4 Projectbeschrijving
De initiatiefnemer is voornemens om ter plaatse een kinderspeelboerderij met complemen-
taire horeca te realiseren. De kinderspeelboerderij zal bestaan uit diverse diersoorten
waaronder 3 minipony’s, 2 kalveren, 10 kippen, 2 geiten, 5 schapen, konijnen, duiven en
sierkippen. Op het perceel behorende bij de kinderspeelboerderij zal in combinatie met
deze recreatieve functie ook complementaire horeca plaatsvinden. Ter plaatse zullen in dat
kader diverse producten kunnen worden geconsumeerd zoals, ijs, snoepgoed, frisdranken
en dergelijke. Ook diverse streekproducten zoals bijvoorbeeld een boerengehaktbal zullen
hier worden aangeboden. Op grond van de ‘beleidsnotitie facetbeleid’ (vastgesteld d.d. 1
maart 2011), dat geldt voor de kernen van Steenwijkerland, maximaal 100 m² in gebruik
mag worden genomen ten behoeve van complementaire horeca. De beoogde oppervlakte
voor de dagcomplementaire horeca is circa 80 m² waarmee aan het facetbeleid wordt vol-
daan.
Ten behoeve van de nieuwe kinderspeelboerderij is het niet noodzakelijk bebouwing op te
richten. De voormalige schapenstal, waarin in het verleden 50 schapen werden gehuisvest,
zal worden gebruikt voor de stalling van de dieren. Bestaande functies zoals het rietdek-
kerbedrijf, de botenverhuur en de bedrijfswoning zullen gehandhaafd blijven waardoor
een combinatie van bedrijfsmatige en recreatieve functies ontstaat.
gevelaanzichten nieuw pand impressie plangebied
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 6
2.5 Ontsluiting en parkeren
2.5.1 Verkeer
Het plangebied zal worden ontsloten op de Kerkweg zoals in de bestaande situatie. Hierin
zijn dus geen wijzigingen voorzien.
Feitelijk betreft het planvoornemen een uitbreiding van bestaande recreatieve functies. Het
plangebied is gelegen langs een belangrijke recreatieve fietsroute. De kinderspeelboerderij
en complementaire horeca zal voornamelijk klanten krijgen die gebruik maken van deze
fietsroute. Het aantal fietsverkeersbewegingen zal door het planvoornemen dan ook toe-
nemen terwijl het aantal bezoekers met de auto slechts beperkt zal toenemen. De verwach-
ting is dan ook dat er geen significante verkeersaantrekkende werking uitgaat van het
planvoornemen. Daardoor zal het planvoornemen ook geen invloed op de verkeersveilig-
heid hebben.
2.5.2 Parkeren
De activiteiten op het perceel zullen bestaan uit een rietdekkersbedrijf, de verhuur van bo-
ten en de kinderspeelboerderij. De daghoreca is complementair aan de kinderboerderij en
de botenverhuur. Het rietdekkersbedrijf wordt door de initiatiefnemer uitgevoerd. Voor
dit onderdeel zijn geen extra parkeervoorzieningen noodzakelijk. De botenverhuur is be-
staand. Voor dit onderdeel wordt gerekend met 9 parkeerplekken op het perceel zelf. De
kinderspeelboerderij komt hier extra bij. Voor dit onderdeel worden bezoekers uit de di-
recte omgeving verwacht. Men verwacht op piekmomenten maximaal 10 auto’s voor de
kinderspeelboerderij. In de vergunning is opgenomen dat er maximaal 40 bezoekers tege-
lijkertijd van de kinderspeelboerderij gebruik mogen maken.
Kinderspeelboerderij Toiletten en keukentje (vergunning verleend)
9 parkeerplaatsen voor de
botenverhuur
80 m² Terras/wachtruimte t.b.v.
Botenverhuur en kinderspeel-
boerderij
situatieschets incl. beoogde parkeerplaatsen
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 7
Op het eigen terrein is reeds voorzien in een tweetal parkeerplaatsen voor de bewoners
van de bedrijfswoning. Het perceel en de bestaande verharding ter plaatse is echter vol-
doende groot om de hierboven genoemde noodzakelijke extra parkeerplaatsen te realise-
ren. Uitgangspunt is ten allen tijde dat parkeren op eigen terrein gebeurt, er zal dan ook
niet op de openbare weg worden geparkeerd.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 8
Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie en uitgangspunten
3.1 Planologische kaders
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies ge-
ven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeen-
ten kunnen opereren.
3.2 Rijksbeleid
3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze
nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelin-
gen en uitdagingen:
de veranderende behoefte aan wonen en werken;
de mobiliteit van personen;
economische positie tussen de tien meest concurrerende landen vasthouden voorname-
lijk in de sectoren logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en
tuinbouw;
de bijzondere waarden (compacte steden omringd door open en natuurrijk landelijk
gebied, cultuurhistorie en natuur) koesteren en versterken;
waterveiligheid en beschikbaarheid van voldoende zoetwater in verband met de kli-
maatverandering en stedelijke ontwikkeling;
aandeel duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie moet
worden vergroot;
deregulering.
Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbe-
stendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de be-
staande beleidsnota’s voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door
overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk
gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en
het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de de-
regulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro’s kunnen worden bespaard.
De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte
en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het
bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.
Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het
zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies
en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een con-
currerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange ter-
mijn (2028) drie doelen gesteld:
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 9
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de
ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker
voorop staat;
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cul-
tuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het
resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar on-
derling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft
als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging
zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van een kinderspeelboerderij met comple-
mentaire horeca zonder toevoeging van bebouwing. Een dergelijke kleinschalige ontwik-
keling heeft geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk en bovendien voorziet de
SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor
het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.
3.2.2 Barro
De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn gefor-
muleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvor-
mingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
(Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Aangezien er vanuit het
SVIR geen beperkingen gelden voor het planvoornemen, is ook het Barro niet van toepas-
sing.
3.2.3 Verdrag van Malta
Het Verdrag van Malta, ook wel de Conventie van Valletta genoemd, is een Europees ver-
drag dat in 1992 is ondertekend door de lidstaten van de Raad van Europa. Het verdrag is
er op gericht het bodemarchief beter te beschermen. Het bodemarchief bestaat uit alle ar-
cheologische waarden die zich in de grond bevinden, zoals gebruiksvoorwerpen,
grafvelden en nederzettingen. Deze archeologische waarden dienen op een integrale wijze
beschermd te worden, waarbij de volgende drie principes gelden:
Tijdig rekening houden met eventuele aanwezigheid van archeologische waarden;
Het is belangrijk dat bij de ruimtelijke inrichting van een gebied tijdig rekening gehou-
den wordt met mogelijk aanwezige archeologische resten. Daarom dient voorafgaand
aan een nieuwe ontwikkeling onderzoek plaats te vinden naar archeologische waarden
in de bodem van het plangebied. Hierdoor kunnen tijdig archeologievriendelijke alter-
natieven gezocht worden en wordt tevens een stukje onderzekerheid tijdens de bouw
van de ontwikkelingen weggenomen, doordat vooraf duidelijk is of er al dan niet ar-
cheologische resten in bodem te verwachten zijn.
Behoud in situ
Er wordt naar gestreefd archeologische waarden op de plaats zelf te bewaren (behoud
in situ). In de bodem blijven de resten immers goed geconserveerd. Indien mogelijk
worden de resten ingepast in de ontwikkeling, zodat ze tast- en goed zichtbaar blijven.
Verstoorder betaalt
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 10
Degene die verantwoordelijk is voor het verstoren van de grond dient te betalen voor
het doen van opgravingen en het documenteren van archeologische waarden, wanneer
behoud in situ niet mogelijk is.
Het verdrag is vertaald in de Monumentenwet. Ook kan het verdrag worden teruggevon-
den in onder andere de Ontgrondingswet. Het is dan ook belangrijk dat de ontwikkelin-
gen in het plangebied conform het verdrag zijn, en daarmee dan ook conform de wet. Het
planvoornemen voorziet niet in grondwerkzaamheden aanzien er geen nieuwe bebouwing
wordt opgericht. De gronden worden dan ook niet geroerd. In paragraaf 4.4 wordt nader
beschreven waarom voor het planvoornemen geen archeologisch onderzoek noodzakelijk
is.
3.2.4 Natura 2000
Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden met als doel het ontwikkelen en
in stand houden van soorten en ecosystemen die belangrijk zijn voor Europa. Deze gebie-
den zijn aangewezen op basis van de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habita-
trichtlijnen. Het beleid houdt echter niet bij de landsgrenzen op, vogels en planten trekken
zich immers niets aan van landsgrenzen.
Er zijn drie thema’s die centraal staan bij Natura 2000, te weten beleven, gebruiken en be-
schermen.
Beleven houdt in dat er ruimte wordt gecreëerd voor recreatie. Recreatie en natuurontwik-
keling in dezelfde omgeving betekent echter wel dat er goede afspraken gemaakt moeten
worden.
Met gebruiken wordt bedoeld dat de natuur naast haar schoonheid ook economisch functi-
oneel is. Wonen, werken en recreëren in een mooie omgeving is het streven, waarbij eco-
nomie en ecologie met elkaar in balans dienen te zijn.
Beschermen wil zeggen het duurzaam beschermen van flora en fauna.
Het ideaalbeeld wordt bereikt wanneer de drie thema’s in combinatie met elkaar zonder
problemen van toepassing kunnen zijn op natuurgebieden.
Het ministerie van Landbouw Natuur en Visserij neemt hierin in het voortouw, door Na-
tura 2000-gebieden aan te wijzen. Bij het aanwijzen van een gebied wordt op basis van en-
kel ecologische argumenten bepaald welke natuurwaarden op welke locatie geholpen
moeten worden en welke doelstellingen daarbij behaald moeten worden.
Voor ieder definitief aangewezen natuurgebied dient een beheersplan opgesteld te worden
met een looptijd van zes jaar. Een dergelijk beheersplan wordt opgesteld in goed overleg
met eigenaren, beheerders en betrokken overheden (met name gemeenten, waterschappen
en provincies). Het plan geeft weer wat er moet gebeuren om de gestelde doelen te berei-
ken en wie daarvoor verantwoordelijk is. Natura 2000 komt terug op bepalingen in de Na-
tuurbeschermingswet. Gemeenten zijn derhalve verplicht om beheersplannen ten aanzien
van Natura 2000-gebieden door te laten werken in het betreffende bestemmingsplan, in-
dien een dergelijk gebied (gedeeltelijk) binnen het plangebied valt.
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 11
Het plangebied ligt zelf niet in het Natura 2000 gebied De Wieden, maar wel direct erte-
genaan. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de effecten van het planvoornemen op
de ecologische waarden in en nabij het plangebied.
3.3 Provinciaal beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Overijssel
Provinciale staten van de provincie Overijssel hebben op 1 juli 2009 de ‘Omgevingsvisie
Overijssel’ vastgesteld. Deze visie is de opvolger van het Streekplan Overijssel 2000+. In de
omgevingsvisie staan de volgende thema’s centraal:
Duurzaamheid:
“Duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekom-
stige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien”. De
provincie wil duurzaamheid realiseren door transparante en evenwichtige afwegingen
van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Het geheel van de
beleidskeuzes moet de duurzaamheid van de leefomgeving versterken. De keuze voor
duurzaamheid uit zich bijvoorbeeld in het Duurzaamheidsplan 2009-2012 en het Jaar-
plan Duurzaamheid 2010.
Ruimtelijke kwaliteit:
“Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat mensen belangrijk is. Of duurzamer ge-
steld: wat voor mens, plant en dier belangrijk is”. Bij het behouden en versterken van de
ruimtelijke kwaliteit zijn essentiële gebiedskenmerken het uitgangspunt. De aanwezige
gebiedskenmerken in zowel de groene- als de stedelijke omgeving zijn te onderschei-
den in 4 lagen: een natuurlijke laag (in en op de bodem); een laag van het agrarisch-
cultuur landschap (grootschalig gebruik en inrichting van de bodem); een stedelijke
laag (bebouwing en infrastructuur) en een lust & leisure laag (toerisme, recreatie en
landgoederen).
plangebied Natura 2000-gebied De Wieden
Natura 2000-gebied De Wieden
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 12
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie
zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke om-
geving.
Het plangebied ligt volgens de ontwikkelingsperspectievenkaart binnen de aanduiding
‘mixlandschap met landbouw, natuur, water en wonen als goede buren’. Binnen dergelijke
gebieden is ruimte voor landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije
tijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het planvoornemen sluit hier nadrukkelijk aan op
vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid.
Daarnaast kent het planvoornemen het gebiedskenmerk ‘lust & leisure’. Binnen dergelijke
gebieden wil de provincie veel mogelijkheden bieden voor toerisme en invulling van vrije
tijd. Met de voorziene recreatieve functies binnen het plangebied wordt hier invulling
aangegeven.
3.3.2 Omgevingsverordening Overijssel
De verordening is hét aangewezen instrument om het beleid uit de Omgevingsvisie te la-
ten doorwerken. In de verordening staat het uitgangspunt ‘decentraal wat kan, centraal
wat moet’ voorop. De omgevingsverordening geeft regels voor:
de provinciale adviescommissie;
gemeentelijke ruimtelijke plannen;
grondwaterbescherming, bodemsanering en ontgrondingen;
kwantitatief en kwalitatief waterbeheer;
verkeer;
toezicht en handhaving.
Bij de omgevingsverordening zijn kaarten opgenomen. Op deze kaarten is aangegeven
welke gebiedskenmerken de provincie belangrijk vindt bij de ontwikkeling van Overijssel
uitsnede ontwikkelingsperspectieven Omgevingsvisie
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 13
en waar ze ontwikkelingsperspectieven ziet voor natuur, landbouw, verkeer, steden en
dorpen etc.
Vanuit de bij de Omgevingsverordening behorende kaarten gelden voor het plangebied
geen extra regels.
3.3.3 Vooroverleg categorieënlijst Overijssel
Het is bekend dat bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen vooroverleg gevoerd dient
te worden met onder meer de ambtelijke diensten van de provincie (artikel 3.1.1.1 Bro).
Doel van het vooroverleg is om de provincie in staat te stellen de provinciale belangen in
een vroeg stadium in te brengen, zodat deze tijdig kunnen worden betrokken bij de tot-
standkoming van de ruimtelijke plannen van gemeenten.
De provincie Overijssel heeft een lijst opgesteld waarvoor geen vooroverleg noodzakelijk
is (d.d. 15 maart 2011). Het plangebied ligt binnen de Groene Omgeving en kan volgens
de lijst in de categorie ‘Overige voorzieningen’ worden geplaatst. Hiervoor geldt dat voor-
overleg met de provincie niet gevoerd hoeft te worden bij plannen/projectbesluiten voor
voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik mits deze kleinschalig van omvang
zijn.
Met het planvoornemen zijn geen provinciale belangen in het geding en is vooroverleg
met de provincie Overijssel niet nodig.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 14
3.4 Gemeentelijk beleid
3.4.1 Het vigerend bestemmingsplan
Het vigerende bestemmingsplan ter plaatste is het bestemmingsplan ’Giethoorn 1994’, dat
door de raad is vastgesteld op 14 maart 1994 en door G.S. is goedgekeurd op 16 november
2004.
Het plangebied is gelegen binnen de bestemmingen ‘Bedrijfsdoeleinden’, ‘Agrarisch ge-
bied’ en ‘Bos c.q. beplantingsstrook’. Een kinderspeelboerderij met complementaire dag-
horeca is in strijd met deze bestemmingen en dus niet toegestaan.
3.4.2 Toekomstig bestemmingsplan
Met deze ruimtelijke onderbouwing wordt de realisatie van de kinderspeelboerderij met
complementaire horeca alsnog mogelijk gemaakt. Deze mogelijkheid wordt na vaststel-
ling van deze ruimtelijke onderbouwing te zijner tijd meegenomen bij de actualisatie van
het bestemmingsplan voor de kern Giethoorn. Hiervoor worden op de verbeelding van het
bestemmingsplan de bestemmingsvlakken overgenomen conform de bij deze ruimtelijke
onderbouwing behorende verbeelding.
uitsnede vigerend bestemmingsplan
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 15
3.4.3 Beleidsnotitie Facetbeleid
In de Beleidsnotitie Facetbeleid, vastgesteld d.d. 1 maart 2011, is voor een breed scala aan
onderwerpen facetbeleid opgesteld voor de kernen. Deze facetten (beleidsaspecten) zijn
ondergebracht in een aantal thema’s. Hierbij wordt gedacht aan onder andere beleid ten
aanzien van horeca of detailhandel, maar ook aan-huis-verbonden-beroepen en mantel-
zorg. In deze notitie is per thema achtereenvolgens het huidige Rijks-, provinciaal en ge-
meentelijk beleid samengevat, waarna dit wordt toegepast op de facetten waarvoor nieuw
dan wel aanvullend beleid gewenst is. Per facet wordt vervolgens een uitgangspunt ge-
formuleerd dat richting geeft aan de definitieve uitwerking van het beleid. Die uitgangs-
punten betreffen sectorale wensen.
Hierna worden per relevant thema de uitgangspunten genoemd die de richting van het
beleid aangeven.
Horeca
Zoals blijkt uit de opgestelde uitgangspuntennotitie beschikt de gemeente Steenwijkerland
niet over een (actueel) horecabeleid. In 2001 is vooruitlopend op een aanstaande herzie-
ning van het bestemmingsplan voor het centrum van Steenwijk wel een beleidsnotitie op-
gesteld, maar die herziening heeft vooralsnog niet plaatsgevonden.
Onder horeca valt zowel de snackbar op de hoek als een hotel, maar ook een grote disco-
theek is een vorm van horeca. Een categorisering van verschillende horecazaken is ge-
wenst aangezien voornoemde zaken natuurlijk behoorlijk verschillen in onder meer ruim-
telijke uitstraling en ruimtebeslag. Door een categorisering aan te brengen en deze ook te
hanteren in onder andere bestemmingsplannen, kan daarop ook sturing plaatsvinden.
Middels onderhavige ruimtelijke onderbouwing wordt van het bestemmingsplan afgewe-
ken voor een kinderspeelboerderij en complementaire daghoreca. De horeca is onderge-
schikt aan de kinderspeelboerderij en de verhuur van boten. Bij de botenverhuur staan en-
kele tafels met stoelen. De oppervlakte is circa 80 m². De huurder van de boot kan hier
plaatsnemen om te wachten en om iets te nuttigen.
Voor de kernen in Steenwijkerland (behalve Steenwijk) geldt dat de huidige horecazaken
buiten de betreffende clusters positief worden bestemd, maar dat buiten de clusters geen
nieuwe mogelijkheden voor horeca worden geboden, met uitzondering van hotels. In on-
derhavige situatie is echter geen sprake van een volwaardige horecafunctie maar slechts
van een complementaire horecagelegenheid ondergeschikt aan de kinderspeelboerderij.
Conform het facetbeleid betreft het een ondergeschikte functie indien de complementaire
daghoreca een absoluut maximum van 100 m² heeft. Aangezien de maximale oppervlakte
aan complementaire daghoreca 80 m² zal zijn, kan geconcludeerd worden dat er sprake is
van een nevenactiviteit en dat hieraan medewerking kan worden verleend.
Recreatie
Toerisme en recreatie vormen een belangrijke peiler van de economie binnen de gemeente
Steenwijkerland. In hoofdstuk 10 van de notitie facetbeleid worden enkele recreatieve
ontwikkelingen als benoemd in de beschikbare geldende gemeentelijke beleidstukken
voorzien van randvoorwaarden die kunnen worden gehanteerd bij nieuwe ruimtelijke be-
sluiten.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 16
Het facetbeleid gaat in op randvoorwaarden die gelden bij de realisatie van:
Hotels;
Bed & Breakfast;
Bewoning van recreatiewoningen;
Recreatief gebruik van reguliere woningen;
Camperovernachtingsplaatsen;
Ligplaatsen recreatievaartuigen;
Botenverhuur.
Er wordt geen concreet beleid geformuleerd met betrekking tot de realisatie van kinder-
speelboerderijen. Dit betreft ook een zeer specifieke recreatieve functie waar geen beleid
voor geformuleerd hoeft te worden. Per verzoek dient door de gemeente bekeken te wor-
den of medewerking kan worden verleend. De gemeente Steenwijkerland heeft toegezegd
in principe medewerking te willen verlenen indien voldaan wordt aan de volgende voor-
waarden:
1. aanvragen omgevingsvergunning voor afwijken van het geldende bestemmingsplan;
2. indienen bedrijfsplan;
3. Milieutechnische gezien mag de ontwikkeling geen overlast veroorzaken;
4. Indienen melding Besluit landbouw milieubeheer;
5. Eventueel noodzakelijke onderzoeken uit laten voeren;
6. Ondertekenen planschadeverhaalovereenkomst;
Ad 1. Middels onderhavige ruimtelijke onderbouwing in combinatie met de digitale plan-
contour wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aanvraag ten behoeve van de omge-
vingsvergunning. Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld ter verantwoording van de
nieuwe voorgestane ruimtelijke, functionele en planologische situatie.
Ad 2. Het bedrijfsplan is inmiddels aangepast en door de gemeente Steenwijkerland ak-
koord bevonden.
Ad 3. In hoofdstuk 4 en 5 wordt nader ingegaan op de sectorale aspecten die van invloed
kunnen zijn op onderhavig planvoornemen.
Ad 4. De melding wordt door de initiatiefnemer verzorgd.
Ad 5. In hoofdstuk 4 en 5 wordt ingegaan op eventueel noodzakelijke onderzoeken ten
behoeve van de realisatie van onderhavig planvoornemen.
Ad 6. De planschadeverhaalovereenkomst is door de initiatiefnemer ondertekend.
Hiermee wordt voldaan aan de eisen die de gemeente Steenwijkerland heeft gesteld om
medewerking te kunnen verlenen aan de realisatie van een kinderspeelboerderij met com-
plementaire horeca ter plaatse van de Kerkweg 48 te Giethoorn.
Solitair bedrijf
Het bestaande bedrijf betreft echter een solitair bedrijf. In paragraaf 5.2 van de notitie fa-
cetbeleid wordt nader ingegaan op dergelijke bedrijven en mogelijke ontwikkelingen die
zich hier voor kunnen doen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een ruimtelijke scheiding tussen bedrij-
ven en woningen gewenst. Dat speelt behalve op en rond bedrijventerreinen ook rond soli-
taire bedrijfslocaties zoals in onderhavige situatie. Enerzijds hebben deze solitaire bedrij-
ven bestaande rechten, anderzijds is een goed woon- en leefklimaat voor de omgeving van
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 17
groot belang. Bedrijven van milieucategorie 1 en 2 zijn over het algemeen goed inpasbaar
in een woonomgeving. De VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (2009) noemt
daarvoor – afhankelijk van het gebiedstype – richtafstanden tussen de 0 en 30 meter. Bij de
bestemmingsplanactualisatie kunnen dergelijke bedrijven worden toegestaan op solitaire
bedrijfslocaties, mits aan de bestemmingsplanregels een goede bedrijvenlijst (ook wel staat
van bedrijven) wordt gekoppeld.
Andere randvoorwaarden zijn:
er moet worden voldaan aan de milieuhygiënische randvoorwaarden als genoemd in
hoofdstuk 2;
er moet worden voldaan aan de ecologische randvoorwaarden als genoemd hoofdstuk
3;
op solitaire bedrijfslocaties bedrijven van milieucategorie 1 en 2 toestaan, als genoemd
op een bij het betreffende bestemmingsplan te voegen toegesneden bedrijvenlijst;
bestaande bedrijven specifiek aanduiden binnen reguliere bestemming ‘Bedrijf’;
het goed woon- en leefklimaat ter plaatse moet gewaarborgd blijven;
er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden;
Ad 1. In hoofdstuk 4 en 5 wordt nader ingegaan op de sectorale aspecten die van invloed
kunnen zijn op onderhavig planvoornemen.
Ad 2. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op de ecologische randvoorwaarden die van
invloed kunnen zijn op onderhavig planvoornemen.
Ad 3. Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van een kinderspeelboerderij.
Een dergelijke activiteit valt, conform de ‘Staat van bedrijfsactiviteiten’ zoals gebruikt bij
de Beheersverordening van het Buitengebied, onder het SBI-2008 nummer: 01496 Het
houden van overige dieren. Dit betreft een categorie 2 bedrijf met ene grootst aan te hou-
den afstand van 30 meter. Omzetting naar een dergelijk bedrijf is dan ook toegestaan.
Ad 4. Bij actualisatie van het bestemmingsplan ter plaatse zal een specifieke aanduiding
worden opgenomen voor de ter plaatse aanwezige bedrijfsactiviteiten.
Ad 5. Uit onderhavige ruimtelijke ondebrouwing volgt dat het planvoornemen geen one-
venredige nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van omliggende perce-
len.
Ad 6. Idem ad. 5
3.4.4 Het Oversticht
Het Oversticht adviseert bij de welstands-/ monumentencommissie. De Welstandsnota
2004, vastgesteld d.d. 5 februari 2004, gaat over de kwaliteit van de bebouwing in de ge-
meente Steenwijkerland. Het plangebied valt binnen het Kraggenlandschap van Giet-
hoorn. Voor de welstandsnota zijn met name de volgende criteria van belang:
Het behoud, de bescherming en de versterking van de cultuurhistorische, landschappe-
lijke en natuurlijke waarden van het waterstreekdorp Giethoorn met zijn directe omge-
ving, zoals deze tot uitdrukking komen in: -de opgaande beplanting, waarbij plaats,
omvang en soort van belang zijn voor de landschappelijke karakteristiek.
Dat in geval van verwijdering bomen en erfbeplanting zal worden gestreefd naar het
aanbrengen van (streekeigen) vervangende beplanting ter plaatse dan wel op zodanige
plaats dat de landschappelijke karakteristiek gehandhaafd blijft.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 18
Het planvoornemen kent geen bebouwingsontwikkelingen en heeft geen invloed op de
ruimtelijke structuur. De Welstandsnota kent geen toetsingskader om de inrichting van de
openbare ruimte te beoordelen en het planvoornemen past daarmee binnen het beleid.
Het Oversticht kan het plan daarom uitsluitend beoordelen vanuit de optiek van het be-
schermde dorpsgezicht Giethoorn. Gezien de beperkte ruimtelijke consequenties van het
planvoornemen is het echter niet noodzakelijk om deze ruimtelijke onderbouwing voor te
leggen aan de Het Oversticht. Het planvoornemen niet leidt tot een onaanvaardbare aan-
tasting van monumentale waarden en tevens is het niet in strijd met de redelijke eisen van
welstand.
3.4.5 Beleidsnota Groen
De Beleidsnota Groen, d.d. februari 2007, beschrijft de kaders voor het groenbeleid van de
gemeente Steenwijkerland voor de komende 10 jaren. De Beleidsnota werkt de volgende
perspectieven uit van het Collegeprogramma 2006-2010 voor het groen in de gemeente:
duurzaam
streekeigen
helder.
De Beleidsnota beschrijft hoe deze perspectieven doorwerken in het ontwerp, aanleg be-
heer en onderhoud van het groen:
de gemeente zet in op de kwaliteit van het publieke domein en de openbare infrastruc-
tuur. Duurzaamheid is daarbij richtinggevend
het vergroten van de herkenbaarheid en de kwaliteit van Steenwijkerland vanuit het
perspectief streekeigenheid. De gemeente zet in op ontwikkeling naast behoud
het vergroten van het inzicht in wat de gemeente biedt én vraagt van haar inwoners
vanuit het perspectief helderheid. De gemeente zet in op voorlichting, educatie en sa-
menwerking met inwoners en maatschappelijke partners.
Het planvoornemen betreft een kwaliteitsverbetering van de ruimtelijke omgeving ter
plaatse van de Kerkweg 48 te Giethoorn. Hierbij wordt een kinderspeelboerderij opgericht
waarbij gebruikt wordt gemaakt van de bestaande groene inrichting van het perceel waar-
bij materialen zijn gebruikt die passen binnen de omgeving. Het planvoornemen past
daarmee binnen de Beleidsnota Groen.
3.4.6 Landschapsontwikkelingsplan
Het beleid ter bescherming van het cultuurhistorisch waardevolle landschap is opgeno-
men in het Landschapsontwikkelingsplan (2005).
In het landschapsontwikkelingsplan worden de verschillende landschapstypen omschre-
ven. Het plangebied ligt binnen het Kraggenlandschap. Het Kraggenlandschap kenmerkt
zich van oorsprong door het open karakter en de opstrekkende strokenverkaveling. De
ruimtelijke structuur wordt bepaald door deze verkaveling. De bebouwing bestaat uit
weg- en lintdorpen. Door de turfwinning is het karakter van het Kraggenlandschap sterk
veranderd. Het landschap is kleinschalig en kenmerkt zich door een afwisseling van pet-
gaten, legakkers, kragen, rietlanden en open water. De verlanding en het in tijd en ruimte
sterk wisselende grondgebruik, hebben geleid tot een rijke variatie aan milieutypen. De
bebouwing vond plaats langs de (dwars) grachten.
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 19
In de visie gaat het tevens om het realiseren van recreatieve verbindingen. De versterking
van het routenetwerk van fietsen, wandelen, paardrijden en varen en een kwaliteitsimpuls
voor de bestaande recreatieve gebieden worden gezien als kansen. Het planvoornemen
draagt hieraan bij.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 20
Hoofdstuk 4 Actuele waarden
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de actuele waarden die aanwezig zijn in het gebied.
Specifiek wordt ingegaan op de flora en fauna, ecologische structuur, habitat, cultuurhisto-
rie en archeologie.
4.2 Flora en fauna
De soortbeschermingsregeling uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplemen-
teerd in de Flora- en faunawet. In verband met de uitvoerbaarheid van bestemmingsplan-
nen dient rekening te worden gehouden met soortbescherming en dan met name de aan-
wezigheid van beschermde soorten in het plangebied. In bestemmingsplannen mogen
geen mogelijkheden worden geboden voor ruimtelijke ontwikkelingen waarvan op voor-
hand redelijkerwijs kan worden ingezien dat in het kader van de Flora- en faunawet geen
ontheffing zal worden verleend. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met ge-
biedsbescherming. Deze bescherming geschiedt op basis van de Natuurbeschermingswet
1998. Sinds 2005 zijn hierin ook alle Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijn-gebieden opgeno-
men als Natura 2000-gebieden.
Het plangebied is gelegen op korte afstand van het Natura 2000-gebied De Wieden en te-
gen de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Volgens de geldende milieuvergunning ter
plaatse mogen hier echter 50 schapen en 2 zoogkoeien worden gehouden. De schapenhou-
derij is beëindigd en in de nieuwe situatie zullen binnen het plangebied maximaal 30 die-
ren worden gehouden van verschillende soorten. Hierdoor zal een verbetering optreden
ten aanzien van het aantal emissies (ammoniak en geur).
De gemeente Steenwijkerland heeft aangegeven dat middels een quickscan flora en fauna
door een erkend bureau dient te worden beoordeeld of het initiatief gevolgen heeft voor
natuurgebieden, de EHS of natuurwaarden binnen het plangebied. Door Econsultancy is
ter plaatse dan ook een quickscan Flora en fauna uitgevoerd (Econsultancy, januari 2013).
Op basis van de uitgevoerde quickscan kan het volgende worden geconcludeerd.
De initiatiefnemer is voornemens om een kinderspeelboerderij te realiseren waarbij enkele
individuen van verschillende diersoorten worden gehouden. Het zal hierbij gaan om 2
koeien, 2 pony’s, 5 schapen, enkele kippen en konijnen. De dieren worden gestald in de
voormalige schapenstal (loods) waar voorheen 50 schapen werden gehouden. Beoogd
wordt om in combinatie met de kinderspeelboerderij en de botenverhuur (reeds bestaand)
ook complementaire horeca (geen alcoholische dranken) aan te bieden. Hier zal dan onder
andere ijs, snoepgoed, frisdrank en dergelijke worden verkocht.
De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soor-
ten en soortgroepen is weergegeven in onderstaande tabel. In de tabel is samengevat of de
voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor
eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten.
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 21
Ten aanzien van Gebiedsbescherming wordt het volgende geconcludeerd:
Op basis van de oriënterende fase van de toetsing aan de Natura 2000-wetgeving kan
worden geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zijn te verwachten door het toe-
komstig gebruik als kinderspeelboerderij met complementaire horeca in combinatie
met de huidige activiteiten. Dit betekent dat er geen vergunning op grond van de Na-
tuurbeschermingswet 1998 nodig is. De Provincie Overijssel is het bevoegde gezag in
deze en zal hierin een eindoordeel hebben.
Initiatiefnemers van ingrepen binnen de EHS dienen de effecten van de ingreep op
kernkwaliteiten en omgevingscondities te onderzoeken. Voor de EHS geldt in de pro-
vincie Overijssel geen externe werking. De onderzoekslocatie zelf behoort niet tot de
Ecologische Hoofdstructuur, waardoor geen onderzoeksverplichting is op de effecten
van de ingreep op de kernkwaliteiten van het aangrenzende EHS-gebied. De omge-
vingscondities zullen ten opzichte van de oorspronkelijk situatie niet verslechteren. De
EHS zal derhalve niet worden aangetast door de herbestemming van de onderzoekslo-
catie.
In bijlage 1 van deze ruimtelijke onderbouwing is de uitgebreide rapportage van de
quickscan flora en fauna opgenomen.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 22
4.3 Cultuurhistorie
De Cultuurhistorische atlas Overijssel biedt informatie over historische landschapsstructu-
ren, bouwkundige monumenten en archeologische vindplaatsen in kaart, foto en toelich-
ting. De gegevens op de kaart zijn afkomstig van de rijksdienst voor monumentenzorg
(RDMZ), rijksdienst voor het oudheidkundig bodemonderzoek (ROB), stichting Het Over-
sticht en de provincie Overijssel.
In het plangebied is sprake van een cultuurhistorisch waardevol landschap. Rond het
plangebied zijn agrarische erfgoederen, rijksmonumenten en watererfgoederen (zoals
bruggen, stuwen, gemalen, brugwachterhuisjes en (restanten van) verdedigingswerken)
aanwezig en het gebied heeft een ontginningsgeschiedenis. Tevens betreft het gebied een
beschermd dorpsgezicht. Binnen het plangebied zelf zijn geen bouwkundige monumenten
of archeologische vindplaatsen. De Dorpsgracht loopt wel langs het plangebied.
Het planvoornemen voorzien niet in ruimtelijke ingrepen die de aanwezige waardevolle
cultuurhistorische elementen negatief beïnvloeden. Evenmin wordt afbreuk gedaan aan de
landschappelijke waarden van het cultuurlandschap. Hiermee wordt aangesloten bij de
uitgangspunten van het Oversticht (zie paragraaf 3.4.4) en het Landschapsontwikkelings-
plan (zie paragraaf 3.4.6).
Uitsnede cultuurhistorische atlas Overijssel
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 23
4.4 Archeologie
4.5.1 Archeologische verwachtingen en beleidskaart
De gemeente Steenwijkerland beschikt over een archeologische verwachtings- en beleids-
advieskaart. Op deze kaart is de archeologische verwachtingwaarde van de gronden bin-
nen de gemeente weergegeven. Ook zijn de archeologische monumenten aangeduid. Voor
delen van de bebouwde kom en het water kan geen verwachtingswaarde worden gegeven,
omdat hiervoor de gegevens ontbreken.
Het plangebied ligt binnen een gebied met hoge archeologische verwachting. De redenen
om een gebied als hoge verwachtingszone te kwalificeren, zijn zeer divers. Voor het plan-
gebied is de belangrijkste reden het bestaan van oude ontginningsassen en de actuele be-
bouwde kom van de diverse veennederzettingen.
Op basis van de landschappelijke, geologisch en bodemkundige situatie en de versprei-
ding van de bekende archeologische vondsten is de trefkans op archeologische relicten uit
vrijwel alle archeologische perioden in deze gebieden hoog. Ook delen van de laaggelegen
dekzandvlaktes met een relatief hoge grondwaterstand hebben een hoge verwachting,
enerzijds vanwege de mogelijke aanwezigheid van verspreide vindplaatsen van jagers-
verzamelaars uit de vroege prehistorie en anderzijds vanwege de laatmiddeleeuwse ont-
ginningen.
Voor gebieden met hoge archeologische verwachting gelden strikte bouwregels. In het
planvoornemen wordt geen bebouwing opgericht en bovendien niet dieper gegraven dan
50 centimeter. Door het mogelijk maken van de kinderspeelboerderij met complementaire
horeca wordt geen archeologisch waardevolle grond aangetast en archeologisch onder-
zoek is dan ook niet nodig.
uitsnede Archeologische verwachtingen en beleidskaart Steenwijkerland
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 24
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te
voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De-
ze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan aan de Kerkweg 48 te Giethoorn.
5.2 Waterhuishouding
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het
plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is
er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd.
Het planvoornemen voorziet niet in extra verhard oppervlak waardoor en ook geen ge-
volgen voor de waterhuishoudkundige situatie te verwachten zijn.
5.3 Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer
In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Ter
plaatse van het plangebied is een drukriolering aanwezig. Op de riolering zal geen he-
melwater worden afgevoerd. Het hemelwater zal direct worden geloosd op het aangren-
zende weiland waar het ter plaatse kan infiltreren.
Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de
openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.
Ter plaatse worden echter geen nieuwe gebouwen gerealiseerd.
5.4 Het gebruik van materialen
Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale wa-
tersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het water-
schap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken. Aangezien er geen
nieuwbouw plaatsvindt, is het planvoornemen niet in strijd met dit beleid.
5.5 Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door
gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe
geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. Hieronder is de uitkomst van
de watertoets opgenomen.
5.5.1 Waterparagraaf Geen Waterschapsbelang
Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen in-
vloed op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang. Deze conclusie is getrokken
naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlo-
pen conform de Handreiking Watertoets III.
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 25
Hoofdstuk 6 Milieuparagraaf
6.1 Milieu
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van
milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in
de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De
milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in
het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is
een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterrei-
nen.
6.2 Geluidhinder
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing.
De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen
in zones. Een zone rond een industrieterrein moet tezamen met het bestemmingsplan dat
de vestiging van geluidszoneringsplichtige bedrijven mogelijk maakt worden vastgesteld
op basis van een akoestisch onderzoek. Het industrieterrein zelf maakt geen deel uit van
de zone. De zones langs wegen en spoorwegen volgen uit de Wet geluidhinder in samen-
hang met het Besluit geluidhinder en de Regeling Zonekaart spoorwegen. Indien men
voornemens is nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te realiseren bin-
nen deze zones, dan dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd waaruit blijkt
dat aan de hoogst toelaatbare geluidsbelasting op de gevel, als opgenomen in de Wet ge-
luidhinder c.q. het Besluit geluidhinder, kan worden voldaan. Bij de planologische realisa-
tie van nieuwe geluidsbronnen in de vorm van een industrieterrein, weg of spoorweg
dient te worden onderzocht of de hiervoor bedoelde hoogst toelaatbare geluidsbelasting
op de gevels van bestaande woningen binnen de nieuwe zone kunnen worden gehaald.
Het planvoornemen voorziet in het mogelijk maken van een kinderspeelboerderij met
complementaire horeca. Een kinderspeelboerderij en een complementaire horecavoorzie-
ning zijn geen geluidgevoelige objecten in het kader van de Wgh. Wel zou het kunnen zijn
dat de kinderspeelboerderij geluidoverlast veroorzaakt ter plaatse van geluidgevoelige ob-
jecten in de directe omgeving.
De meest nabij gelegen woning ( Kerkweg 48) betreft een bedrijfswoning van de initiatief-
nemers zelf. Deze woning is niet geluidgevoelig voor het eigen bedrijf. De woning aan de
Kerkweg 48a betreft een bedrijfswoning van derden. De afstand van deze woning tot aan
de kinderspeelboerderij ruim 35 meter. Conform de VNG Handreiking ‘Bedrijven- en mili-
euzonering’ (editie 2009) geldt ten aanzien van geluid een aan te houden afstand van 30
meter tussen een kinderboerderij en een geluidsgevoelig object. Deze afstand is gebaseerd
op een geluidsbelasting van 45 dB(A), maar voor woningen op een bedrijventerrein geldt
volgens het Activiteitenbesluit een maximale geluidsbelasting van 55 dB(A). Het plan-
voornemen voldoet hier zeer ruim aan. Een akoestisch onderzoek is in dit geval niet nood-
zakelijk.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 26
6.3 Bodem
Het beleid ten aanzien van de bodem is gebaseerd op de wet Bodembescherming. Uit-
gangspunt hierbij is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de
daarin toegestane gebruiksvormen. De gemeente Steenwijkerland heeft een Bodembe-
heerplan en Bodemkwaliteitkaart opgesteld. Hierin is voor het gehele gemeentelijk grond-
gebied globaal aangegeven wat de bodemkwaliteit is.
Op de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Steenwijkerland worden de bodemtypes
aangegeven. Het plangebied valt volledig binnen deelgebied ‘Weide/natuur zand’. Vol-
gens het Bodembeheerplan is de bovengrond van deze gebieden milieuhygiënisch schoon.
Voor zowel de boven- als ondergrond blijven alle gemiddelde waarden beneden de voor
het betreffende gebied geldende streefwaarden. Ten behoeve van het nieuwe gebruik als
kinderspeelboerderij met complementaire horeca is het dan ook niet noodzakelijk om de
bodemkwaliteit nader te onderzoeken.
6.4 Luchtkwaliteit en het besluit NIBM
Op basis van de Wet luchtkwaliteit, welke onderdeel uitmaakt (hoofdstuk 5) van de Wet
Milieubeheer, gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen
zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingcomponenten stik-
stofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijnstof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb),
benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht.
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die ‘Niet in be-
tekenende mate’ (NIBM) en ‘In betekenende mate’ (IBM) bijdragen aan de uitstoot van
luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van geval-
uitsnede bodemkwaliteitskaart gemeente Steenwijkerland
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 27
len opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de
grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de
grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en
dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden.
Deze regel komt voort uit het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht-
kwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de
Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
In het geval een planvoornemen strekt tot het realiseren of wijzigen van bronnen van
luchtverontreiniging, die leiden tot een toename van de hoeveelheid luchtverontreiniging,
dient onderzoek naar de exacte gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd te worden. In
het kader van dit planvoornemen worden geen bronnen van luchtverontreiniging gereali-
seerd of gewijzigd en een luchtkwaliteitsonderzoek is daarom niet nodig.
6.5 Bedrijven en milieuzonering
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd, die een zonering
conform de publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ kennen. De kinderspeelboerderij zelf
kent op basis van de genoemde publicatie een grootst aan te houden afstand van 30 meter
in verband met geluid en geur. Binnen 30 meter van de kinderspeelboerderij zijn geen mi-
lieugevoelige objecten gelegen. Het, conform de risicokaart van Overijssel (zie paragraaf
6.6), kwetsbare object aan de Kerkweg 48a is namelijk op grotere afstand gelegen. Het
planvoornemen heeft dan ook geen gevolgen voor dergelijke objecten. Daarnaast geldt dat
de realisering van het planvoornemen geen beperkingen oplegt aan bedrijven in de omge-
ving.
6.6 Externe veiligheid
Bij de ruimtelijke planvorming moet rekening gehouden worden met het aspect externe
veiligheid. De risico’s voor de bevolking, die verbonden zijn aan gevaar veroorzakende
activiteiten moeten in beeld worden gebracht. De volgende bronnen kunnen aan de orde
zijn:
inrichtingen;
transportactiviteiten met gevaarlijke stoffen;
vuurwerkopslagplaatsen;
opslagplaatsen ontplofbare stoffen voor civiel gebruik.
De risiconormen voor inrichtingen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrich-
tingen (Bevi). Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieu-
vergunningen en het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met bepaalde
eisen ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In de Regeling externe
veiligheid inrichtingen (Revi) zijn voorts regels opgenomen betreffende de veiligheidsaf-
standen en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 28
De normen voor het risico dat burgers mogen lopen als gevolg van een ongeval met trans-
port van gevaarlijke stoffen zijn vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer ge-
vaarlijke stoffen (CRVGS). Op basis van deze nota geldt het Basisnet Vervoer voor zowel
wegen, spoorlijnen als vaarwegen. Hiermee moet voorkomen worden dat zich externe vei-
ligheidsknelpunten zullen gaan voordoen langs spoor- en waterwegen en het hoofdwe-
gennet.
Het transport van gevaarlijke stoffen middels buisleidingen is gebaseerd op het Besluit ex-
terne veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit besluit verplicht gemeenten en provincies om
buisleidingen op te nemen in het bestemmingsplan, inclusief een belemmerende zone. Het
Bevb gaat niet uit van bebouwings-, veiligheids- of toetsingsafstanden, maar van grens-
waarden voor plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor groepsrisico.
Hiermee is het vergelijkbaar met het Bevi.
De opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik is gereguleerd in de circulaire opslag
ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Hierin worden veiligheidsafstanden gegeven ten
opzichte van inrichtingen waar dergelijke stoffen opgeslagen worden. De gemeente is ver-
plicht deze afstanden binnen het bestemmingsplan aan te houden. Dit geldt ook voor vei-
ligheidsafstanden ten behoeve van de opslag van vuurwerk, welke in het Vuurwerkbesluit
zijn vastgelegd.
Zoals hierboven al aangegeven wordt, is er sprake van een plaatsgebonden- en een
groepsrisiconorm die bepalen wat de maximale kans op dodelijke slachtoffers mag zijn in
geval van een incident. Deze normen hebben het karakter van grenswaarden (zijnde het
maximaal toelaatbaar risico) en richtwaarden in het milieubeleid. De normen gelden bij het
verlenen van milieuvergunningen en het vaststellen van ruimtelijke plannen. Voor ont-
wikkelingen die plaatsvinden binnen het invloedsgebied van de risicovolle activiteit geldt
uitsnede risicokaart Overijssel
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 29
een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico. Deze verantwoordingsplicht
geldt ongeacht of normen worden overschreden.
Uitgangspunt voor het beleid is dat burgers voor de veiligheid in hun woonomgeving mo-
gen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico): er mogen zich
dus geen kwetsbare bestemmingen bevinden binnen de zone van het maximaal toelaat-
baar risico. De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers (groepsrisico) moet expli-
ciet worden afgewogen en verantwoord.
Op een afstand van ruim 200 meter van het plangebied is een risicovolle inrichting gelegen
aangezien hier propaan wordt opgeslagen. De risicocontour van dit bedrijf is echter gele-
gen op de terrein grens. Gezien de grote afstand tussen het bedrijf en het plangebied kan
worden geconcludeerd dat het bedrijf niet van invloed is op het planvoornemen. Verder
zijn er in of nabij het plangebied geen risicovolle bedrijven gelegen.
In of nabij het plangebied liggen verder geen wegen, spoorlijnen of kanalen waarover
transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden.
In de directe omgeving zijn geen risicovolle leidingen gelegen.
6.6 Milieubescherming
Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied, grondwaterbescher-
mingsgebied, stiltegebied of ecologische hoofdstructuur.
6.7 Kabels en leidingen
Binnen of nabij het plangebied zijn geen boven of ondergrondse hoofdtransportleidingen
gelegen, die planologische bescherming dan wel zonering behoeven om hun functioneren
veilig te stellen.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 30
Hoofdstuk 7 Financiële paragraaf
7.1 Financiële haalbaarheid
Het planvoornemen betreft een particulier initiatief. De met de daadwerkelijke realisering
gepaard gaande kosten worden dan ook gedragen door de initiatiefnemer. Bijkomende
kosten, komen eveneens voor rekening van de initiatiefnemer. Een en ander is in een ex-
ploitatieovereenkomst tussen initiatiefnemer en gemeente vastgelegd. Tevens is een plan-
schadeverhaal overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Eventuele planschade wordt
hiermee afgewenteld op de initiatiefnemer.
Voorgaande overziend zijn er voor de gemeente geen kosten aan de realisering van het
plan verbonden.
7.2 Exploitatieplan
Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel
6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt
moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de ge-
meenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig
vastgesteld met het ruimtelijk plan of besluit waarop het betrekking heeft. Dat kan een be-
stemmingsplan, een wijzigingsplan, een projectbesluit en een buitentoepassingverklaring
van een beheersverordening zijn.
Een exploitatieplan is niet aan de orde. Er wordt een grondexploitatieovereenkomst met
de initiatiefnemer aangegaan.
7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het planvoornemen betreft de realisatie van een kinderspeelboerderij met complementaire
horeca ter plaatse van een bestaand rietdekkersbedrijf en een voormalige schapenhouderij
(50 schapen). Het rietdekkersbedrijf blijft gehandhaafd. Binnen de kinderspeelboerderij
zullen 2 koeien, 2 pony’s, 5 schapen, enkele kippen en konijnen worden gehouden. Ten
aanzien van de voormalige situatie waarbij 50 schapen werden gehouden zal dan ook een
verbeterde situatie ontstaan ten aanzien van het aspect geur en de gevolgen voor be-
schermde natuurgebieden aangezien er minder ammoniakemissie zal zijn. Ruimtelijk
voorziet het planvoornemen nauwelijks in wijzigingen. Alleen de faciliteiten ter plaatse
worden uitgebreid ten behoeve van de recreatie.
Middels het verlenen van een omgevingsvergunning wordt het planvoornemen mogelijk
gemaakt. Gezien de verbetering van de situatie en de vermindering van de overlast mag
worden aangenomen dat tegen het planvoornemen geen overwegende planologische be-
zwaren bestaan. In het kader van de procedure voor het verlenen van een omgevingsver-
gunning zal dit plan ter inzage worden gelegd. Eventuele reacties en zienswijzen kunnen
tijdens deze termijn worden ingediend.
-
vastgestelde ruimtelijke onderbouwing Kinderspeelboerderij Kerkweg 48 – 25 maart 2014 31
7.4 Conclusie
Het planvoornemen zal gezien het bovenstaande niet leiden tot overwegende planologi-
sche bezwaren. De bestemmingswijziging betekent, na een afweging van de verschillende
belangen, een aanvaardbare invulling van het plangebied.
-
NL.IMRO.1708.GHNkerkweg48BP01-VA01 32
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 De te volgen procedure
Een omgevingsvergunning, waarvan deze ruimtelijke onderbouwing onderdeel uitmaakt,
doorloopt de volgende procedure:
a. Voorbereiding:
Mogelijk vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk, provincie
en andere belanghebbende.
b. Ontwerp:
Publicatie en terinzagelegging ontwerpbesluit
Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen
c. Vaststelling:
Vaststelling door bevoegd gezag
Publicatie en terinzagelegging vastgestelde omgevingsvergunning gedurende de be-
roepstermijn
d. Inwerkingtreding:
Na afloop van de beroepstermijn (tenzij beroep is aangetekend)
e. Beroep:
Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State