jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et...

48
jg.80/nr. 5/18 Onafhankelijk opinieblad voor de politie Verschijnt 10 keer per jaar. Abonnementen: www.websitevoordepolitie.nl 6 Ontwikkelagenda GGP: podium voor goed politiewerk. Vier uitdagingen voor de gebieds- gebonden politie. 16 / 22 Werken in wijk en web: agent in burger, sociale media, nieuwe tech- nologie; hoe staat het met de aanpassing? 26 Omgaan met de wereld in de wijk: vijf adviezen aan wijkagenten over hechte leefgemeen- schappen. 32 Samenspannen tegen ondermijning: waarom de Neder- landse politie anders is. Opsporing in de basispolitiezorg. 36 / 42 Het realise- ren van wendbare nabijheid: over de boa’s én over de risico’s van de ‘abstracte politie’. Hubert Bruls: De vraag naar politie neemt alleen maar toe Gebiedsgebonden politie thema nummer

Transcript of jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et...

Page 1: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

jg.80/nr.5/18Onafhankelijk opinieblad voor de politie Verschijnt 10 keer per jaar. Abonnementen: www.websitevoordepolitie.nl

6 Ontwikkelagenda GGP: podium voor goed politiewerk. Vier uitdagingen voor de gebieds-gebonden politie.

16 / 22 Werken in wijk en web: agent in burger, sociale media, nieuwe tech-nologie; hoe staat het met de aanpassing?

26 Omgaan met de wereld in de wijk: vijf adviezen aan wijkagenten over hechte leefgemeen-schappen.

32 Samenspannen tegen ondermijning: waarom de Neder-landse politie anders is. Opsporing in de basispolitiezorg.

36 /42 Het realise-ren van wendbare nabijheid: over de boa’s én over de risico’s van de ‘abstracte politie’.

“ ”Hubert Bruls: De vraag naar politie

neemt alleen maar toe

Gebiedsgebonden politiethemanummer

Page 2: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Kijk voor meer informatie op www.sdu.nl

Tekst en toelichtingOmgevingswet

Incl. wijzigingen door consultatieversie Invoeringswet Ow. isbn 9789012400640prijs ¤ 49,50 incl. btwexcl. verzendkosten

Kijk voor meer informatie op www.sdu.nl

Tekst en toelichtingOmgevingswet

Incl. wijzigingen door consultatieversie Invoeringswet Ow. isbn 9789012400640prijs ¤ 49,50 incl. btwexcl. verzendkosten

Kijk voor meer informatie op www.sdu.nl

Tekst en toelichtingOmgevingswet

Incl. wijzigingen door consultatieversie Invoeringswet Ow. isbn 9789012400640prijs ¤ 49,50 incl. btwexcl. verzendkosten

Kijk voor meer informatie op www.sdu.nl

Tekst en toelichtingOmgevingswet

Incl. wijzigingen door consultatieversie Invoeringswet Ow. isbn 9789012400640prijs ¤ 49,50 incl. btwexcl. verzendkosten

opmaak 3 adv.indd 1 10/23/2017 10:51:10 AM

Page 3: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

3het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Redactioneel

Het gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen decennia. De eerste aanzetten daartoe stammen uit de jaren zeventig van de vorige

eeuw. De GGP heeft zich stap voor stap ontwikkeld tot wat het nu is. Het belichaamt het ideaal van een politie die nabij is, samenwerkt met andere partijen (waaronder burgers), zich in haar werk en prioriteiten wil richten op de proble-men die zich lokaal voordoen, in verbinding staat met het lokale gezag en bestuur. Gebiedsgebonden politiewerk is de manier voor de politie om lokaal aan goede en tijdige infor-matie te komen. Daardoor biedt het de politie de mogelijk-heid problemen in een vroegtijdig stadium te onderkennen en aan te pakken, bij voorkeur in samenwerking met andere partijen, op een wijze die past bij de lokale verhoudingen en situatie. Dat brengt onvermijdelijk variëteit in aanpak en prioriteiten met zich mee en daarmee van lokale ruimte en initiatieven.

PragmatischDe Nederlandse politie heeft met GGP een troef in handen. Hoewel er zeker parallellen zijn met het community policing dat in de VS is ontwikkeld en dat zich wereldwijd heeft verspreid, onderscheidt het Nederlandse gebiedsgebonden politiewerk zich door haar weinig ideologische en pragmati-sche karakter. Hier geen mysterieuze gedachten over een community of over democratische politie, maar een prakti-sche poging om lokaal aansluiting te vinden, zo problemen vroeg aan te pakken en daarmee vertrouwen te winnen bij burgers, bestuur en partners. Het heet hier niet voor niks ‘gebiedsgebonden’ politie.

GGP is, laten wij het niet vergeten, in de eerste plaats politie. Dat betekent dat het ook op lokaal niveau primair gaat om begrenzen, beschermen en bekrachtigen. Het gaat om het stellen en bewaken van de norm, het beschermen van burgers tegen het kwaad, en het bewaken en herstellen van orde en vrede, maar dan vooral op lokaal niveau.

AanpassingenOndanks al het positieve dat erover te melden is, is het concept van GGP de afgelopen jaren niet zonder kritiek gebleven, al dan niet terecht. Het zou, net zoals het zuster-concept community policing, vaag zijn, vooral gebaseerd zijn op retoriek en irrealistische ambities. Meer zakelijk is de constatering dat de uitvoering ervan soms lastig is en dat de effectiviteit ervan zich vaak moeilijk laat aantonen – hetgeen het concept overigens deelt met veel ander politiewerk. Onder invloed van kerntakenopvattingen en de behoefte politiewerk te beperken tot de ‘harde’ aanpak van criminaliteit, staat het gebiedsgebonden politiewerk

niet alleen vaak onder druk, het heeft soms intern een lage status en het moet zijn bestaansrecht voortdurend aanto-nen.

Van groter belang is dat het gebiedsgebonden politiewerk zich telkens weer moet aanpassen aan veranderende maat-schappelijke omstandigheden en opvattingen. Nieuwe ontwikkelingen in de aard van overlast en criminaliteit, veranderende vormen van communicatie en technologie, verschuivingen in mobiliteit en bevolkingssamenstelling, nieuwe politieke opvattingen en spanningen doen zich niet alleen voor op landelijk niveau en wereldwijd. Zij dragen ook bij tot veranderingen in wijk, buurt en dorp. De politie moet daar voortdurend rekening mee houden en antwoord op zien te vinden. Het gebiedsgebonden politiewerk staat daarmee telkens voor nieuwe uitdagingen.

InvalshoekenHet is deze thematiek die in deze aflevering van het Tijd-schrift voor de Politie aan de orde komt. Aanleiding voor dit themanummer is het verschijnen van de Ontwikkelagenda GGP, getiteld Podium voor goed politiewerk, waarin wordt nagegaan voor welke nieuwe opgaven het gebiedsgebonden politiewerk de komende jaren komt te staan: vier uitdagin-gen waar GGP een antwoord op zal moeten vinden.

Die antwoorden staan niet vast, zoals in het openings-artikel over de Ontwikkelagenda ook duidelijk wordt gemaakt: ‘geen vanaf boven opgelegde blauwdruk en strakke kaders meer’, waarvan in de eerste jaren van de nationale politie te vaak sprake was, maar een incremen-tele, ‘bottum-up’ ontwikkeling, die het juist moet hebben van de uitwisseling van diverse inhoudelijke opinies. En daar draagt, zoals bekend, het Tijdschrift – en sinds 1 mei jl. zeker ook de Website voor de Politie – graag aan bij.

Een greep uit die prikkelende invalshoeken in dit nummer: hoe lang hebben we de mond al niet vol van ‘aanpassing aan de digitalisering van de samenleving’? Waarom lukt dat dan maar niet? En: met alle positieve connotaties rondom GGP, was die nu echt de reden van die ‘gerieflijke rust’ in al die Nederlandse wijken de afgelopen decennia? Tevens: kun-nen we nu eindelijk eens een knoop doorhakken in die door-modderende discussie over de verhouding tussen boa’s en politie? Of ook: we realiseren ons onvoldoende de negatieve effecten en en risico’s die de fundamentele karakterveran-dering van de politieorganisatie ons heeft bezorgd.

Stof tot nadenken genoeg, dunkt ons, over waar het heen moet met de basispolitiezorg en, mocht u zich geroepen voelen daarover of over enig ander politiegerelateerd onder-werp een duit in het zakje te doen, aarzel niet de redactie te berichten.«

Gebiedsgebonden politie: veranderingen en uitdagingen

Jan Terpstra en Hans de Vries, redactie.

Page 4: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

4 Inhoud4

Podium voor goed politiewerk 6Dit rapport behelst de ontwikkelagenda van het gebiedsgebonden werken (GGP) van de politie. De titel appelleert aan de gekozen veran-derstrategie: een incrementele, ‘bottum-up’ ontwikkeling rondom vier uitdagingen waar GGP een antwoord op zal moeten vinden. – Hans de Vries en Mike Henssen

Hubert Bruls, Nijmegen 12Regioburgemeester, portefeuille GGP en zeer betrokken bij de rol en de positie van de lokale politie. Een gesprek over gezag en samenwer-king, over kwantiteit en kwaliteit, en over 112 bellen. “Wat doen we met de hasj?”– Marjolein Smit-Arnold Bik en Evert Jan Kasteel

Twin Peaks revisited 26Hoe kun je als wijkagent succesvol opereren binnen een zogeheten ‘hechte leefgemeenschap’? Enerzijds informatie vergaren en handhaven, anderzijds bestendige netwerkcontacten vergaren? Het gaat om kennis, houding, timing.– Eric Bervoets

Lokale opsporing 32Rust in de wijk, geen (etnische) rellen. Dankzij GGP, dankzij de wijkagent. Daar zijn we trots op. Maar zorgde GGP wel voor die rust? In welk opzicht is de Nederlandse politie eigenlijk anders? Waar is de lokale opsporing?– Pieter Tops en Edward van der Torre

RedactieDrs. Jaco van Hoorn MPA (hoofdredacteur); mr. Greetje Bos; Marcel Bruinsma MBA; mr. Marjan Hanrath MPA; prof. dr. Bob Hoogenboom; mr. drs. Wouter Jong; Evert Jan Kasteel EMSD; dr. Annika Smit; Marjolein Smit-Arnold Bik MPA; prof. dr. Jan Terpstra;

prof. dr. Pieter Tops; Claudia Verhagen; mr. Hans de Vries; Helmoed Wierda.

EindredactieMatthijs Hogendoorn06 105 33 727 [email protected]

UitgeverMonique Scholten-Theessink+31 (0)6 10 84 74 [email protected]

Redactieadres SduPostbus 200252500 EA Den HaagPrinses Beatrixlaan 116

CoverfotoRoel Dijkstra / Fred Libochant

VormgevingPieter van Schouwenburg

AdvertentiesIrene Schaddelee-PeschTelefoon: 06-23700323E-mail: [email protected]

Gebiedsgebonden politiethemanummer

Omgaan met de wereld in de wijk

Ontwikkelagenda GGP

Samenspannen tegen ondermijning

Page 5: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Inhoud

jg.80/nr.5/18

5

Boa’s: eigenstandig of politiesubstituut? 36 ‘Geef handhavers een wapenstok en pepperspray!’ Of moet de con-trole over handhaving in de publieke ruimte geheel worden onderge-bracht bij de politie? Het is veeleer de vraag welk type lokale hand-having we willen.– Teun Eikenaar

Agent in burger 16De politie maakt steeds meer gebruik van de capaciteit, kennis en kunde én initiatieven van burgers. Sociale media en nieuwe technolo-gie creëren mogelijkheden. Welke mechanismen liggen aan burger-hulp ten grondslag?– José Kerstholt en Arnout de Vries

Werken in een digitale samenleving 22De politie moet zich sneller aanpassen aan de digitalisering van de samenleving. Waarom gaat dat zo moeizaam? Het probleem wordt te veel gezien als iets voor specialisten, de focus is te zeer gericht op ‘cybercrime’.– Wouter Stol

De abstracte politie 42Een nieuwe term voor een fundamentele verandering van het karakter van de politieorganisatie. Die verandering heeft zowel intern als extern verreikende consequenties, die tot op heden onvoldoende zijn onderkend en doordacht.– Jan Terpstra en Renze Salet

AbonnementenHet Tijdschrift is gratis voor leiding-gevenden en staf op tactisch en strate-gisch niveau binnen de Nederlandse politie en haar partnerorganisaties.

Aanmelden via www.websitevoordepolitie.nl

KlantenserviceMaandag t/m vrijdag 8.30-17.30 u. Telefoon: 070 37 89 880www.sdu.nl/[email protected]

Abonnementen lopen automatisch door,tenzij uiterlijk 30 dagen voor de verval-datum bij onze klantenservice wordtopgezegd.

© Auteursrecht voorbehouden. Behoudens de door de wet gestelde uit-zonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestem-ming van de uitgever.

Werken in wijk en web

Het realiseren van wendbare nabijheid Het realiseren van wendbare nabijheid

Werken in wijk en web

Page 6: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

6 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Ontwikkelagenda GGP

Podium voor goed politiewerk

Mr. Hans de Vries en Mike Henssen, beiden werkzaam bij de politie.

Het rapport ‘Podium voor goed politiewerk’, waarop dit artikel is

gebaseerd, is de ontwikkelagenda van het gebiedsgebonden werken

(GGP) van de politie. De titel appelleert aan de gekozen strategie:

bottom-up investeren in een lerende organisatie en de schijnwerpers

plaatsen op goede voorbeelden. In dit artikel willen de auteurs laten zien

vanuit welk perspectief de gebiedsgebonden politie wordt ontwikkeld.

Een belangrijke rol in deze ontwikkeling is weggelegd voor de

veranderstrategie: incrementeel met initiatief vanuit de medewerkers.

Dat laatste is een nadrukkelijke breuk met de gebruikelijke veranderstrategie die bij de start van de nationale politie veelal zichtbaar was. Geen van bovenop opgelegde blauwdruk en

strakke kaders meer. Wel een heldere visie en lijn waar de politie de komende jaren naar toe wil en hoe ze gaat werken. De wijze waarop en de snelheid waarmee zal lokaal in de basisteams, in overleg met het gezag, zelf worden bepaald. Dit doet geen afbreuk aan de eenduidigheid van de politie. De kernwaarden blijven overeind, maar er is ruimte voor verschil. Breder in de organisatie zijn contouren van verge-lijkbare bewegingen zichtbaar (zoals de ‘ontwikkelagenda opsporing’). Deze bewegingen sluiten op elkaar aan en dra-gen bij aan de doorontwikkeling van goed politiewerk.

In de haarvatenHet gebiedsgebonden politiewerk is een verworvenheid van het politiewerk in Nederland en bevindt zich in de haar-vaten van de samenleving. De GGP staat vaak in het midden van de belangstelling. De reorganisatie van de politie heeft zijn weerslag gehad op de ontwikkeling van het gebieds-gebonden werken. De afgelopen jaren werd, onder invloed van lokaal veiligheidsbeleid, het belang van samenwerken met partners en burgers nog groter. Daar waar de politie in het verleden veelal als enige in de frontlinie stond, staat de

politie nu steeds meer schouder aan schouder met de gemeente (in de vorm van sociale wijkteams, handhaving en toezicht en de bestuurlijke aanpak), wooncorporaties en andere partners in de wijk. Het gebiedsgebonden werken wordt vooral gekenmerkt door:

• De basisfunctie: er zijn, als burgers de politie nodig hebben dan wel de rechtsstaat in het geding is. Dit is de tijdloze taak van de politie.

• Lokale verankering: het gebiedsgebonden politiewerk is op lokaal niveau politiek-bestuurlijk ingebed en is onder-deel van een gemeenschappelijke veiligheidsaanpak.

• Nabijheid tot burgers: het gebiedsgebonden politiewerk zorgt ervoor dat de politie aanspreekbaar en zichtbaar voor burgers is.

• Betrokkenheid van burgers: het gebiedsgebonden politiewerk gaat uit van betrokkenheid van burgers bij het stellen van prioriteiten voor en uitvoeren van politie-werk (o.a. door informatie met de politie te delen).

• Oriëntatie op problemen: het gebiedsgebonden politie-werk bestaat naast het reageren op incidenten uit een proactieve en probleemgerichte werkwijze.

• Evenwichtige taakuitvoering: het gebiedsgebonden politiewerk representeert een brede politietaak waarin toezicht, handhaving en opsporing met elkaar in balans zijn.

Inspelen op veranderingAlle agenten in de basisteams zijn generiek inzetbaar opdat maximale ontschotting tussen de processen kan plaatsvin-den. Hierbij is ruimte voor lokale accenten. De wijkagenten werken volgens de norm van 1 wijkagent op 5000 inwoners (gemiddeld per regionale eenheid). Maar de uitvoering van dit inrichtingsconcept is onder druk komen te staan, mede door externe invloeden. De aanpak van terrorisme, het tegengaan van de toenemende polarisatie, de vluchtelingen-problematiek en niet in de laatste plaats de enorme toename van meldingen over verwarde personen hebben een grote weerslag gehad op de capaciteit van de basisteams.

Rode draden in onderzoek GGP: zicht-baarheid, samenspel en binding

Page 7: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

7het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Podium voor goed politiewerk

De samenleving is net als de gebiedsgebonden politiezorg in transitie. Wat deze transitie precies betekent voor de politiefunctie is een doorgaande zoektocht, die op dit moment vorm krijgt in een strategietraject en vervolgens voortdurend reflectie vraagt (Politie Nederland, 2017).

De samenleving wordt steeds reactiever. De wijk is veel breder geworden en het leven is steeds meer door (digitale) netwerken verbonden. De rol van de gemeente in de gebiedsgebonden veiligheid is aan het toenemen, en dat vereist dat de politie daarin samenwerkt. De essentie van het politiewerk, het gebiedsgebonden werken, wordt steeds meer uitgehold.

Door al deze veranderingen neemt de druk op de basis-teams toe. Het resultaat is dat er onvoldoende kennis en capaciteit is voor gebiedsgebonden werken én onvoldoende capaciteit voor alle andere opgaven voor de politie. De basisteams zijn in veel gevallen helemaal niet zo ‘robuust’. Verdere uitholling dient te worden voorkomen en de GGP moet het fundament blijven.

Wereldwijde dynamiekCommunity policing manifesteert zich als een organisatie-structuur, een filosofie, een geloof of soms is het een idee om politiewerk vorm te geven (Koch & Bennett, 1993). Commu-nity policing is omgeven door een zekere zweem van mys-tiek. En toch is het verworden tot een politiestrategie die de afgelopen decennia in liberaal democratische rechtstaten overal ter wereld ter hand is genomen om te komen tot een meer maatschappelijk geïntegreerde politie.

En dus zoeken over de hele wereld politiekorpsen hoe ze, binnen eigen dynamiek en turbulentie, vorm kunnen geven aan de veranderende samenlevingen in een blijvende lokale context. Het rapport ‘Policing for a Better Britain’ van de Independent Police Commission (2013) sluit aan bij de ontwikkelingen in de Nederlandse en internationale samen-leving en ondersteunt het pad naar de toekomstgerichte bestendigheid van de Nederlandse politie (Sollie, 2014). De wereldwijde dynamiek wordt in dit rapport treffend omschreven: ‘Today policing takes place against a backdrop of deep social transformations, a global economic downturn, quickening flows of migration, widening inequalities, consti-tutional uncertainty, and the impact of social media. Crime levels have fallen, but the police and their partners face the challenge of new forms of criminal activity including cyber-crime, fraud, terrorism, and the trafficking of people and goods”.

Rode dradenDe afgelopen jaren zijn er meerdere onderzoeken uitge-voerd naar de werking van de gebiedsgebonden politie. De onderzoeken laten een aantal rode draden zien: de zicht-baarheid van de politie, het samenspel tussen de diverse rollen binnen de basisteams en daarmee ook de binding tussen wijkagent en basisteam.

Na een analyse van de diverse onderzoeken en een uitgebreid debat heeft de politie een aantal opgaven gefor-muleerd, georiënteerd op de buitenwereld zowel als op de binnenwereld. Wel moet voorkomen worden dat de ontwik-kelagenda GGP tekort doet aan de medewerkers van de basisteams die binnen hun eigen dynamiek al aan het ontwikkelen, experimenteren en aan het verbeteren zijn. In die zin bouwt de ontwikkelagenda ook voort op dat wat er al is, en krijgen de start-ups van goed politiewerk een podium, om uiteindelijk ook anderen de kans te bieden van die kennis en ervaring gebruik te maken (van start-up naar scale-up).

Strategisch kompas politieIn 2017 heeft het korps samen met vele stakeholders gewerkt aan de strategische koers naar de politie van over-morgen (Politie Nederland, 2017). Door middel van een omgevingsanalyse is in kaart gebracht wat er in beweging is. Er zijn analyses opgeleverd (intern en extern) op het gebied van diverse dreigingen die op de samenleving afkomen zoals cybercrime en het Nationaal Dreigingsbeeld Georga-niseerde criminaliteit (Boerman e.a., 2017).

De omgevingsanalyses en talrijke gesprekken binnen en buiten de organisatie hebben bijgedragen aan eenheid van opvatting over de koers naar de ‘politie van overmorgen’. Duidelijk is dat die politie (nog) meer verbonden zal moeten zijn met wijk, wereld én web. De politie kan niet solistisch te werk gaan: samenwerking met onze partners, in bestaande en nieuwe coalities, is essentieel om nu en in de toekomst onze bijdrage te leveren in de samenleving. We beseffen bovendien dat de politie van overmorgen moet kunnen werken met state of the art technologie en intelli-gence. Wendbaarheid en flexibiliteit zijn nodig om tijdig te reageren op allerlei ontwikkelingen – ook ontwikkelingen die wij nu nog niet voorzien. Wendbaarheid staat tevens voor balans en de ontwikkeling van politiemensen. Dit alles in een omgeving die transparantie vraagt (zo niet eist) over wat de politie doet en niet doet. Diezelfde omgeving mag van ons verwachten dat we, met zelfbewustzijn, het gesprek

Foto

: Cas

par H

uurd

eman

, Hol

land

se H

oogt

e

Page 8: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

8 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Ontwikkelagenda GGP

voeren over onze maatschappelijke rol en bijdrage, en dat we van ons laten horen met het oog op de toekomst.

Naar een ontwikkelagenda GGP Het rapport ‘Modernisering van de gebiedsgebonden poli-tiezorg’ (Inspectie Veiligheid en Justitie, 2017) stelt dat de basisteams er in de kern staan en dat het fundament voor de gebiedsgebonden politie (GGP) gelegd is. De evaluatie van de Politiewet 2012 constateert echter treffend dat de door-gevoerde top-down benadering bij de start van de nationale politie te veel de boventoon voerde en dat er nu ruimte is (en moet komen) voor meer beweging van onderop. De totstand-koming van de ontwikkelagenda moet dan ook in dit licht gezien worden. Het huidige tijdperk vraagt om meer lokaal maatwerk en meer flexibiliteit binnen nationale kaders (Commissie Evaluatie Politiewet 2012, 2017), waarbij sturing en verantwoordelijkheid dichter bij elkaar komen. De politie heeft geleerd van het verleden. De lessen uit de reorganisatie en de herijking nemen we uitdrukkelijk mee in deze ontwikkelagenda.

De ontwikkelagenda GGP is géén programmaplan. Een programmaplan bevat maatregelen die landelijk worden gedefinieerd (en gestuurd) en lokaal moeten worden geïm-plementeerd (en uitgevoerd). De ontwikkelagenda GGP is een agenda, hetgeen impliceert dat er thema’s zijn die voor de toekomst van het gebiedsgebonden politiewerk van belang zijn. Deze thema’s zijn gedefinieerd als (ontwikkel)-opgaven, die duidelijk maken wat de politie met betrekking tot het gebiedsgebonden politiewerk ‘te doen staat’.

Basisteam en teamchefs bepalen, samen met het gezag en de omgeving, op welke onderwerpen zij zich moeten ontwikkelen, die passen in hun lokale context. Het is zaak om centraal ervoor te zorgen dat basisteams in staat zijn om die ontwikkelingen door te maken.

Het is afhankelijk van vele lokale factoren in welke mate en in welke richting ontwikkeling nodig is. Ontzorgen en faciliteren zijn de belangrijkste centrale aandachtspunten voor het veranderen. De komende periode wordt deze andere veranderstrategie in praktijk gebracht. De verwach-ting is dat dit schurende gesprekken en uitdagingen ople-vert: het samen bepalen wat een juiste volgende stap is.

De oriëntatie op de buitenwereld betreft vier sporen:1. Werken in wijk en web.2. Omgaan met de wereld in de wijk.3. Samenspannen tegen ondermijning.4. Realiseren van wendbare nabijheid.

1. Werken in wijk en webHet leven van burgers in Nederland speelt zich in toenemende mate online af en dit geldt voor alle generaties. Offline en online activiteiten wisselen elkaar voortdurend af. De grens tussen wijk en web is

fluïde geworden. Er zijn veel politieagenten – en bijna alle wijkagenten – beroepsmatig actief op sociale media, er worden vlogs gepubliceerd, er zijn digitale wijkagenten, er worden digitale spreekuren gehouden, er zijn online volgdiensten en er wordt geëxperimen-teerd met een webcareteam dat 24 uur per dag op de sociale-mediakanalen surveilleert. De ontwikkelingen laten zien dat de politie al in de startblokken staat.

2. Omgaan met de wereld in de wijkAls gevolg van een combinatie van globalisering, migratiestromen en een explosieve toename van het wereldwijde internetgebruik bestaat ‘ver van mijn bed’ niet meer: het globale is lokaal (Nap, 2017). Er is steeds meer sprake van ‘glokaliserende’ samenlevin-gen: de ontwikkelingen en problemen op de geopoli-tieke agenda vinden hun reflecties bijna direct in de gemeenschappen. Een incident op mondiaal niveau kan voor tweespalt en polarisatie in de wijk zorgen. Vooral in de grote steden zijn superdiverse samenle-vingen ontstaan waarin mensen met verschillende nationaliteiten, achtergronden, religies, opvattingen en gewoonten in meer of mindere mate met elkaar samenleven. Politieprofessionals moeten in een context van schurende verschillen in staat zijn de ‘eigen groep’ te overstijgen, zodat het mogelijk is een ‘politie voor iedereen’ te zijn. Hiervoor is het nodig te investeren in het relationele vakmanschap van poli-tieprofessionals.

3. Samenspannen tegen ondermijningIn de afgelopen jaren is steeds zichtbaarder geworden dat de ondermijnende criminaliteit in Nederland een urgent maatschappelijk probleem is. Ondermijning verwijst niet naar de aard van deze criminaliteit, maar naar de (veelal onbedoelde) gevolgen ervan: het onder-mijnen van maatschappelijke structuren. Georgani-seerde criminaliteit gaat geregeld samen met het infecteren van legale elementen van de maatschappij en soms met het beïnvloeden van democratische besluiten en procedures. Dit betreft veelal kwetsbare en soms ook gesloten wijken waarin een ‘parallelle samenleving’ is ontstaan. De aanpak van een ondermij-ning op lokaal niveau vraagt om een integrale aanpak, met inzet van strafrecht, fiscale maatregelen en bestuurlijke interventies. Gericht op een lange adem.

4. Het realiseren van wendbare nabijheidNabijheid tot burgers en aanspreekbaarheid zijn en blijven centrale kenmerken van het gebiedsgebonden politiewerk. Het is van belang om op een andere

Page 9: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

9het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Podium voor goed politiewerk

manier nabij te zijn dan uitsluitend door middel van een traditioneel politiebureau. Andere manieren van nabijheid zijn volop in ontwikkeling en politieagen-ten nemen hierbij het initiatief: pop-up politiebu-reaus, mobiele wijktafels, politiebussen, politieten-ten, ‘agent bijt hond’ en het plaats-onafhankelijk werken door het gebruik van chromebooks. Begin januari van dit jaar zijn 4000 chromebooks aan medewerkers in de GGP (voornamelijk wijkagenten) uitgereikt.

Interne oriëntatieDe vier intern gerichte sporen om het gebiedsgericht wer-ken verder te ontwikkelen:

1. Team en teamchef in positie.2. ‘Klein binnen groot’ organiseren.3. Beter samenspel ontwikkelen.4. Vernieuwend werken.

1. Team en teamchef in positieDe opgave om het basisteam en teamchef in positie te brengen is het creëren van meer lokale (regel)ruimte. De kracht van GGP zit vooral in de acceptatie dat er 167 basisteams bestaan met eigen doelgroepen in een eigen lokale context. De focus ligt daarmee op kruis-bestuiving. Met daarbinnen veel regel- en professio-nele ruimte. De teamchef moet in staat worden gesteld beter te faciliteren vanuit het beheer. En opdrachtne-mer zijn van het gebied.Tijdens de reorganisatie heeft zich juist een verklei-ning van de cirkel van invloed op allerlei niveaus voorgedaan. Landman (2017) stelt dat dit heeft geleid tot ‘gevoelens van onmacht onder (sommige) leiding-gevenden en medewerkers. Zij zijn wel betrokken bij het politiewerk, maar hebben onvoldoende invloed op de werkomgeving.’De cirkel van invloed van een teamchef moet vergroot worden. Dit betekent niet dat er een nieuwe reorgani-satie op handen is. Een verkenning van een aantal maatregelen is gestart, waaronder het loslaten van de

min of meer rigide kaders voor besteding van de teambudgetten vanuit de versterkingsgelden. En verder zal ter versterking van het lokaal maatwerk, binnen het bestaande bedrijfsvoeringsconcept, ver-kend worden hoe het gat tussen de operatiën en de bedrijfsvoering kan worden verkleind.

2. ‘Klein binnen groot’ organiserenDe basisteams zijn in veel gevallen groter dan de teams uit het regionale politiebestel. Het voordeel van grote basisteams (60-200 fte) is de operationele slagkracht: de basisteams zijn in staat om het politie-werk zelfstandig uit te voeren. Het basisteam waar-borgt de basale beschikbaarheid en aanspreekbaar-heid voor burger en gezag.In de afgelopen periode is echter duidelijk geworden dat de huidige omvang van de basisteams ook een schaduwzijde heeft. Er is soms een spanning in schaalgrootte ontstaan en de basisteams worden door een deel van de medewerkers als anoniem ervaren (Terpstra e.a., 2016). Een aantal basisteams heeft subteams ingericht om een antwoord te vinden op het gevoel van anonimiteit, en tegelijkertijd meer vorm te geven aan de geografische binding. De mate waarin basisteams slagen om deze subteams van voldoende externe en interne betekenis te laten zijn, verschilt. Soms betreft het vooral een personele groep, terwijl in een ander basisteam een subteam een daadwerkelijk sociaal verband kent dat intensief samenwerkt in het kader van het gebiedsgebonden politiewerk.

3. Beter samenspel ontwikkelenAls gevolg van de reorganisatie en de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) zijn er nieuwe functies ingericht, onder meer de operationeel specialist en de operationeel expert wijk. Het beoogde effect is dat de politie beter in staat is om een effectieve bijdrage te leveren aan complexe veiligheidsvraagstukken zoals ondermijning of een criminele jeugdgroep. In de praktijk blijkt het in de

Foto

: Dav

id R

ozin

g, H

olla

ndse

Hoo

gte

Page 10: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

10 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Ontwikkelagenda GGP

basisteams nog zoeken naar het optimale samenspel tussen de verschillende functies (zoals medewerker GGP, generalist GGP, senior GGP en operationeel expert GGP) en werkterreinen (waaronder werkterrein wijkagent). Vooral bij probleemgericht politiewerk wordt een groot beroep gedaan op de onderlinge samenwerking in het basisteam en met de omgeving. De constatering dat er meer uit deze samenwerking kan worden gehaald, is niet nieuw. Voor de vorming van de nationale politie was dit al aan de orde (Terp-stra, 2008). Ten tweede, het informatie gestuurde werken is nog niet tot volle wasdom gekomen in het samenspel tussen de basisteams, informatieorganisatie en opspo-ring. Gebiedsgebonden werken functioneert het beste als er juiste en volledige uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de GGP en de informatieorganisa-tie en het leveren van op maat gesneden informatie door de informatieorganisatie. De eerder aangehaalde ‘anonimisering’ is ook terug te vinden in de relatie tussen de GGP en de opsporing. Een groot deel van de opsporingszaken heeft het gebiedsgebonden werken als basis en de strikte scheiding tussen opsporing en het basisteam, de districtsrecherche en de regionale opsporing werkt daarbij verstorend. Kwaliteit van de aangiftes is van groot belang voor een verdere hoog-waardige opsporing. Onvoldoende deskundigheid in het aangifteproces leidt tot een onvolledige of onjuiste aangifte en later tot ‘rework’ of een minder betrouw-baar vervolg in de strafrechtketen (Huisman e.a. 2016). Het verschil tussen de theorie van de strikte scheiding en de werkelijkheid in de opsporing is groot. Het speelveldmodel heeft niet geleid tot meer flexibiliteit in de uitvoering (Torre & Valkenhoef, 2017).

4. Vernieuwend werkenDe manier van werken binnen de basisteams is geba-seerd op een lange historie en heeft een traditioneel karakter. Deze manier van werken heeft sterke kan-ten, maar dreigt in de huidige situatie vast te lopen. De hiërarchische, in processen verdeelde en op capaciteitsplanning gedreven manier van werken sluit veelal niet meer aan bij de dynamiek in de omgeving. Er is een duidelijke wens van medewerkers om meer eigenaarschap in de ontwikkeling en uitvoering van politiewerk te nemen. ‘Vernieuwend werken’ beant-woordt aan deze brede behoefte om te werken vanuit de essentie van het politiewerk en is gericht op conti-nue ontwikkeling in de praktijk. Medewerkers voelen zich daardoor verantwoordelijk, goed politiewerk wordt bespreekbaar gemaakt en er is vrijheid om te experimenteren.’

Tot slotVoor een verdere ontwikkeling van de GGP worden de komende tijd de nodige stappen gezet. Maar als gesteld, de omgeving verandert van karakter, en de inhoud en de organisatie van het gebiedsgebonden werken moeten mee bewegen. Zowel de genoemde knelpunten als uitdagingen in de (nabije) toekomst maken het noodzakelijk om het gebiedsgebonden politiewerk een impuls te geven. Er moet een beweging ontstaan die ervoor zorgt dat GGP wordt omgeven door een continue, incrementele ontwikkeling. Geen programmaplan met vergezichten en mijlpalen, maar een agenda die aansluit bij wat er al is.

De ontwikkelagenda is hiermee ook nooit af. Samen met het lokaal gezag en de omgeving wordt bepaald welke vervolgstappen het beste passen bij de ontwikkeling van elk basisteam. Het is onze stellige overtuiging dat de ontwikkel-agenda GGP bijdraagt aan het versterken van het gebieds-gebonden politiewerk én beter lokaal maatwerk. «LiteratuurlijstBoerman, Frank; Grapendaal, Martin; Nieuwenhuis, Fred; Stoffers, Ewout;.

(2017). Nationaal dreigingsbeeld 2017. Georganiseerde criminaliteit. Zoetermeer: Politie, Dienst Landelijke Informatieorganisatie.

Commissie Evaluatie Politiewet 2012. (2017). Evaluatie Politiewet 2012. Doorontwikkelen en verbeteren. Den Haag: Xerox OBT.

De Vries, H., & Henssen, M. (2018). Ontwikkelagenda GGP. Podium voor goed politiewerk. Den Haag: Politie.

Huisman, S., Princen, M., Kop, N., & Klerks, P. (2016). Handelen naar waarheid, Sterkte- en zwakteanalyse van de opsporing. Amsterdam.

Independent Police Commission. (2013). Policing for a Better Britain. Report of the Independent Police Commission. Essex: The Lord Stevens of Kirkwhelpington QPM.

Inspectie Veiligheid en Justitie. (2017). Modernisering van de gebieds-gebonden politiezorg, Afsluitend onderzoek naar de vorming van de nationale politie. Den Haag.

Koch, B., & Bennett, T. (1993). Community policing in Canada and Britain. Research Bulletin, (34), 36-42.

Landman, W. (2017). Tussen zorg en hoop - De ontwikkeling van de nationale politieorganisatie. Justitiële Verkenningen, 2017(4 De toekomstbestendigheid van de politie), 9-25.

Politie Nederland. (2017). Strategie Politie. Perspectieven op de politie van overmorgen.

Projectgroep Organisatie Structuren. (1977). Politie in Verandering. Den Haag.

Sollie, H. (2014). Policing for a better Britain. Belangwekkend rapport over democratische politiezorg in de 21e eeuw. het Tijdschrift voor de politie jg.76/nr.4/5/14), 44-46.

Terpstra, J. (2008). Wijkagenten en hun dagelijks werk. Een onderzoek naar de uitvoering van gebiedsgebonden politiewerk. Den Haag: Reed Business.

Terpstra, J., Duijneveldt, I. v., Eikenaar, T., Havinga, T., & Stokkom, B. v. (2016). Basisteams in de Nationale Politie. Organisatie, taakuit-voering en gebiedsgebonden werk. Den Haag: Reed Business.

Torre, E.J. v.d., & Valkenhoef, J.M. v. (2017). De lokale betekenis van basisteams. Over het werk van geüniformeerde agenten en het gebrek aan rechercheurs.

Page 11: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

11het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18

Een hoge prijs voor integriteit

Dr. Peter Klerks, raadadviseur Parket-Generaal, Openbaar Ministe-rie en docent aan de Politieacademie. Reageren? [email protected]

Verlangend naar integriteit ging ik op zoek naar wat oprecht is. In Culemborg trof ik ruim vijftig mensen met een indringend verhaal over onkreukbaarheid. Doordat ze hun geweten lieten

spreken, zit een deel van hen in de schuldsanering en heeft ernstige gezondheidsproblemen. Ik sprak er voormalige politie- en OM-collega’s. Hun principiële keuze had een hoge prijs.

Aan de grondDe lotgenoten kwamen voor een bijeenkomst van de Expert-groep Klokkenluiders, een groep ervaringsdeskundigen die sinds tien jaar klokkenluiders bijstaat met juridisch advies, psychosociale begeleiding en belangenbehartiging. De aanwezigen kregen onder meer een presentatie van Tilburg University over hun beroerde gezondheidssituatie.1 Vier vijfde kampt met zeer negatieve effecten voor werk en inkomen, en bijna de helft met desastreuze consequenties voor het gezinsleven. 45% ervaart bijzonder ernstige psy-chische klachten, zoals zware angst- of depressiesympto-men. Bij klokkenluiders komen ernstige en chronische psychische klachten ruim zesmaal vaker voor dan in een vergelijkbare populatie. Een deel van hen is baan, gezin, sociaal netwerk en gezondheid kwijt en zit volkomen aan de grond. Deze persoonlijke tragedies zijn goeddeels het gevolg van falend integriteitsbeleid.

Klokkenluidersbescherming ineffectiefDe klokkenluiders die ik sprak hebben ernstige ambtelijke misstanden gemeld aan hun dienstleiding, en deels ook aan bureaus interne onderzoeken of inspectiediensten. Nadat interne meldingen niets opleverden dan tegenwerking, waagden ze een stap naar externe instanties en soms naar de media. Sinds 2016 kunnen klokkenluiders terecht bij het Huis voor Klokkenluiders (HvK). Dit werd ingesteld onder de vleugels van het ministerie van Binnenlandse Zaken, nadat het parlement een wetsvoorstel daartoe met algemene stemmen had aangenomen. Het Huis verzandde echter in interne en bestuurlijke twisten en heeft in bijna twee jaar geen enkele misstand geadresseerd of klokkenluiderzaak opgelost.

De Expertgroep heeft recent het vertrouwen in het HvK opgezegd en de daadwerkelijke ondersteuning van klokken-luiders weer opgepakt. Hun deskundigen begeleidden al tientallen gevallen. Daarbij werden misstanden aan de kaak gesteld als ambtelijke corruptie, verduistering in dienstbe-trekking, misbruik van publieke middelen, nepotisme en achterhouden van ontlastend materiaal in strafrechtelijke onderzoeken. Onderzoeksjournalisten kregen via de Expert-groep onthullingen toegespeeld over onder meer politiecor-ruptie, misstanden bij het ministerie van Veiligheid en Justitie en het Openbaar Ministerie, de Reclassering, het notariaat, de krijgsmacht, sociale verzekeringen, de zorg en het hoger onderwijs. Dergelijk klokkenluiden legt machts-bederf in onze publieke instellingen bloot en maakt zo de samenleving veiliger en rechtvaardiger.

Wegkijken bij crimineel gedragHelaas komt in vrijwel iedere organisatie laakbaar gedrag voor, en de meesten van ons aarzelen om voor de waarheid op te komen. Er is terechte angst voor represailles. Wanneer meerdere collega’s consequent misstanden aan de kaak zouden stellen, is het voor de leiding moeilijk om niets te doen. Het risico voor degenen die aan de bel trekken is dan gespreid; ze hebben steun aan elkaar en de organisatie toont zelfreinigend vermogen.

De ervaring van klokkenluiders is echter geheel anders. “Je spreekt er over met collega’s, die het met je eens zeggen te zijn. Maar zodra je dan je mond opendoet, draait ieder-een je de rug toe.” Wegkijken in plaats van je verantwoor-delijkheid nemen; precies het proces dat we zien bij de sociale omgeving van drugshandelaren en andere crimine-len.

De reactie op klokkenluiders volgt te vaak een herken-baar patroon. Allereerst wordt een interne melding geneu-traliseerd; het signaal wordt ontkend of kleingemaakt. Het verhaal en de motieven van de melder worden in twijfel getrokken. Hij of zij wordt belasterd of als verward wegge-zet. De rangen sluiten zich tegenover de ‘nestbevuiler’. Vervolgens worden alle mogelijke middelen en machinaties ingezet om de organisatie en degenen die voor de misstan-den verantwoordelijk zijn te beschermen, en de ‘onruststo-ker’ onschadelijk te maken.

Echte ervaringen of theater?Politie en OM doen de laatste jaren onmiskenbaar veel meer aan integriteitsbeleid dan voorheen. Voor moedeloos-heid of cynisme is dan ook geen reden, wel voor waakzaam-heid. Essentieel is hoe de leiding met pijnlijke kwesties omgaat: wegmoffelen, of blootleggen en bespreekbaar maken? Gaan onze integriteitssessies over reële, eigen casuïstiek of kiezen we voor vrijblijvend theater? Leren we van de fouten van collega’s en leidinggevenden, of bekla-gen we vooral het gedoe in de media (“die bééldvorming: zó onterecht…”)?

Hoe leerzaam en indringend zou het zijn om een oud-politieman te horen vertellen hoe een officier van justitie opdracht gaf de waarheid te verdoezelen, hoe hij dat ambts-misdrijf bij PV rapporteerde en vervolgens het korps werd uitgewerkt? Dat is pas dilemmatraining: welke keuzes werden historisch gemaakt, wat deden de bazen, en welke keuze maak jij? Worden klokkenluiders tot voorbeeld gesteld in ons onderwijs?

Dieselgate, de Panama Papers, privacyschendingen door Facebook, maar ook machtsmisbruik in de EU-bureaucratie werden bekend doordat klokkenluiders hun verantwoorde-lijkheid namen. De Europese Commissie stelde in april een nieuwe standaard voor, die bescherming biedt aan whistle-blowers die schendingen van EU-wetgeving melden. Wie zo’n klokkenluider benadeelt door ontslag, achterstelling of intimidatie wordt strafbaar, tenzij wordt aangetoond dat de maatregel geen verband houdt met het klokkenluiden. Komt er toch nog iets moois uit Brussel! «

ColumnFo

to: L

oes

van

der M

eer

1. Velden, P.G. van der, M. Pecoraro, M.S. Houwerzijl en E. Van der Meulen (2018). Mental Health Pro-blems Among Whis-tleblowers: A Compa-rative Study. Psychological Reports 0(0) 1–13.

Page 12: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Interview Hubert Bruls

“De vraag naar politie neemt alleen maar toe”

Marjolein Smit-Arnold Bik en Evert Jan Kasteel.

Hubert Bruls legde op de dag van het interview (18 mei) zijn ambtseed af bij

de Commissaris van de Koning voor zijn herbenoeming als burgemeester

van Nijmegen. Bruls heeft als regioburgemeester de portefeuille GGP en is

ook in dat opzicht zeer betrokken bij de rol en de positie van de lokale

politie. Een gesprek over gezag en samenwerking, over kwantiteit en

kwaliteit, en over 112 bellen. Plus: “Wat doen we met de hasj?”

Een krantenkop over uw herbenoeming luidde: ‘Van compromis naar toperken-ning’. Wat betekent dat voor u?“Dat contrast is veel minder groot dan de media

doen geloven, al was de stemming bij mijn eerste benoe-ming zes jaar geleden vanzelfsprekend geheim en weet ik dus niet precies hoe close het destijds was met meerdere kandidaten. Mijn herbenoeming was overigens ook een stuk minder spannend dan zo’n kop suggereert. Ik was dit keer immers de enige kandidaat. De mythe rond de burgemees-tersfunctie moet je met een korreltje zout nemen, uiteinde-lijk is het gewoon een sollicitatie, je schrijft een brief en voert een gesprek. Maar de media kijken wel mee natuur-lijk, die maken er wat van.”

U bent voorzitter van de grootste regio van Nederland, in ieder geval geografisch. De regio kent 79 gemeenten. Werkt dat wel?“Ja, dat werkt omdat het geen voortzetting is van het oude bestel. Het gezag ligt nu óf centraal bij de minister, óf lokaal bij de driehoek. Landelijk beleid is prima, kan helpen, maar in de lokale driehoek maken wij onze eigen strategi-sche plannen. De regioburgemeester is niet de oude korps-beheerder zoals vroeger, hij of zij is eerder de primus inter pares. Ik was zelf geen groot voorstander van die schaalver-groting, maar zie inmiddels ook voordelen. Het is, ieder vanuit de eigen gezagsrol, makkelijker om zaken gezamen-lijk op te pakken.”

“Regionale samenwerking dient vooral om lokaal beter je werk te kunnen doen. Daarom heb ik gekozen voor de GGP als portefeuille in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie. Als ik word aangesproken is dat op de wijkgebon-den politiezorg.”

“Binnen de driehoek is de samenwerking goed. Maande-lijks krijgen wij van de politie het dashboard aangeleverd en op basis daarvan maken wij met z’n drieén, politiechef, hoofdofficier van justitie en ik, strategische plannen. Als burgemeester mag ik echt wel wat eisen van politie en justitie, dat doe ik ook. Een gevolg daarvan is dat ik de basisteams sterker zie worden.”

In een recent krantenartikel maakt u zich sterk voor meer politiecapaciteit. Waarom is dat zo belangrijk voor u?“Ik maak mij daar al jaren sterk voor, zowel in Nijmegen als voor de regio. Ik ben nog een van de laatste dinosaurussen die ook burgemeester is geweest met de rol van korpsbe-heerder, in Venlo en ook nog even in Nijmegen. Ik kan de situaties van voor en na de komst van de nationale politie vanuit deze positie dus goed vergelijken. Onderdeel van de reorganisatie waren als bekend ook grote bezuinigingen, terwijl er kwalitatief en kwantitatief steeds meer gevraagd wordt van de organisatie.”

“Onderwerpen als cybercrime en de digitalisering van de samenleving zijn van grote invloed op het politiewerk, dat complexer is geworden. Ik constateer een roep om betere ICT-systemen en meer digitale specialisten, maar het heeft geen zin om daarin te investeren als de basiscapaciteit in hersens én handjes niet op orde is. Als er geen analyse- en opsporingscapaciteit beschikbaar is om iets te doen met de informatie, dan heeft het wat mij betreft geen zin om in ICT te investeren.”

“Bovendien stijgt de vraag naar politie voortdurend, dat geldt niet alleen voor de opsporing maar ook voor de gebiedsgebonden politiezorg, de wijkagenten en de basis-teams. De politie is een van de weinige instituties die nog georganiseerd in een wijk of een stadsdeel. Neem alleen al de belangrijke rol van meneer pastoor vroeger, die is verdwe-nen. Dat gat is alleen opgevuld door de politie, die veel meer vragen over zich heen krijgt dan zeg vijftig jaar geleden.”

Het heeft geen zin in ICT te investeren als er niets met de informatie kan worden gedaan

12 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18

Page 13: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Themanummer GGPInterview Hubert Bruls

“Als voorzitter van de regioburgemeesters heb ik gevraagd om een miljard extra voor de politie, en ik zie dat als een eerste stap, het absolute minimum, twee miljard zou beter zijn. En het is een paar honderd miljoen gewor-den. Overigens moeten we dat ook koesteren, terwijl zoveel andere sectoren meer bezuinigingen over zich heen krijgen. Maar de burgemeesters zullen dan ook blijven aandringen op meer geld, want ander zakt de politie door z’n hoeven.”

Er is momenteel veel aandacht voor de wijze waarop de extra middelen zijn verdeeld. Met name de politiechef van Amsterdam, Pieter-Jaap Aalbersberg, heeft via de media laten weten de extra capaciteit die zijn eenheid toege-wezen heeft gekregen zeer teleurstellend te vin-den. De vraag van Amsterdam was 500 fte extra, uiteindelijk is dat 60 geworden. Wat vindt u van de reactie van Amsterdam?“Daar zijn wij hier in het oosten niet erg van onder de indruk, dat is al jaren hetzelfde verhaal. De media-aandacht gaat vooral naar de grote steden en in het bijzonder naar Amsterdam. Uiteraard is de criminaliteit waar de hoofdstad mee te maken heeft ernstig, en ik snap dat de grote bezoe-

kersaantallen de politie extra werk opleveren. Maar elke regio, elk dorp, elke stad kan beargumenteerd claimen dat er meer politie nodig is.”

“Ik zie gelukkig wel dat regioburgemeesters nu gezamen-lijk optrekken rond de verdeling van politiecapaciteit en ik had het nog niet eerder meegemaakt dat voorstellen van regioburgemeesters gehonoreerd zijn door Den Haag.”

U noemde naast kwantiteit ook meer kwaliteit. “Er is behoefte aan meer hoogopgeleiden, aan betere mid-delen en betere ICT. Agenten moeten vaardiger zijn op de sociale media. Ik sprak van de week met een politiecollega hier in de stad en die had het over een virtuele wijkagent die online beschikbaar is. Misschien wordt het daar wel tijd voor. Overigens is hoger opgeleiden alléén niet dé oplos-sing, sociale vaardigheden en streetwise-politiemensen zijn minstens zo belangrijk.”

“Tegelijk is de grote zorg: waar halen wij die mensen vandaan op deze krappe arbeidsmarkt? De politie concur-reert met de zorg en het onderwijs, die vissen uit dezelfde vijver. Alleen nog hbo’ers binnenhalen is gewoon onmoge-lijk, ook al is inmiddels 50% van de bevolking hbo-opgeleid. Er is dus behoefte aan een plan-B: als ik moet kiezen tussen géén politie of lager opgeleide handhavers, dan kies ik voor

13het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18

Foto

’s: R

oel D

ijkst

ra /

Fred

Lib

ocha

nt

Page 14: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

het laatste. Het werk moet toch gedaan worden, nu al zijn veel taken die vroeger bij de politie thuishoorden overgeno-men door boa’s en handhavers. Waarom moet er een dure politieman bij de radarapparatuur staan om te voorkomen dat deze wordt vernield bij flitsacties langs de snelweg? Dat kan een handhaver toch ook prima doen? Daarbij wordt je sterker als politie als je bondgenoten sterker worden.”

Ziet u risico’s in het overhevelen van steeds meer taken naar boa’s?“Je moet blijven koesteren dat de politie op dit moment vaak nog de enige stabiele factor in een wijk is. Wijkagen-ten zijn heel belangrijk, dat zie ik ook in Nijmegen. En de waardering is erg hoog onder de bevolking, misschien wel hoger dan 25 jaar geleden.

Ik vermoed dat wijkagenten in het land heel verschillend worden ingezet. Dat is ook logisch, een wijkagent in een stad, in een wijk met veel horeca bijvoorbeeld, zal anders te werk gaan dan een wijkagent op het platteland. De kwanti-tatieve norm 1 op 5000 bewoners zegt dan ook niet zoveel en al helemaal niet over de veiligheid in een wijk of gemeen-schap. De aard zegt veel meer dan het aantal inwoners.”

In uw nieuwjaarstoespraak sprak u over regio-nale samenwerking, maar niet ten koste van de Nijmeegse identiteit. Hoe zit dat dan met de veiligheid?

“Dat botst mijns inziens niet. Ik ben een groot voorstander van regionale samenwerking, maar die is er om lokaal beter je werk te kunnen doen, niet andersom. Alle diensten zijn inmiddels regionaal georganiseerd, maar het begint bij herkenbare veiligheid bij de mensen om de hoek, die moet je als eerste organiseren. Dus niet op internet of ergens in een afgelegen kantoor.”

“Een voorbeeld hier in Nijmegen: er moet een nieuw politiebureau komen waarin de twee oude worden samenge-voegd. Dat zal allemaal best, maar het gemeentebestuur wil in de stad een zichtbaar, voelbaar politiebureau. Een gebouw met een bord in het centrum, dat verwachten men-sen van het gezag en óók van de politie. Het hoeft niet eens 24/7 open te zijn, al is dat wel het meest praktisch. Mensen moeten met enige regelmaat een geüniformeerde politie-ambtenaar zien lopen of fietsen, dat heeft echt invloed op het veiligheidsgevoel. Ik zie gelukkig ook dat dit weer terug- komt, na de eerdere schaalvergroting.”

Ondermijning blijft een actueel onderwerp. Ziet u ook tegenkrachten ontstaan in de maatschappij?“Ja, er zijn nu twee zaken anders. Er is ten eerste sprake van brede erkenning. Ten tweede, het fenomeen wordt nu door burgemeesters als prioriteit gezien en niet als iets dat voor de politie is. Burgemeesters zijn sterker in positie gekomen. Dit schiet misschien zelfs een beetje door; hier-

Interview Hubert Bruls14 het Tijdschrift voor de Politie – jg.79/nr.5/18

Page 15: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

over zijn nu vaker burgemeesters en CdK’s aan het woord dan het OM. Maar als crimineel moet je steeds ingenieuzer worden om succesvol te zijn in het beïnvloeden van de bovenwereld.”

“Nijmegen is overigens niet een stad met een heel groot probleem op dit vlak. Wij kennen geen wijken waar wij helemaal de controle kwijt zijn, hooguit op straatniveau. Er is steun voor de brede ondermijningsaanpak zoals die in Brabant en Limburg, maar ondermijning wordt niet gezien als urgent probleem. Ik kan echt stellen dat ik erg tevreden ben over de houding en betrokkenheid van de burger in Nijmegen.”

Staat u open voor experimenten rond het legaliseren van softdrugs?“Ja, dat sta ik. Er is een ministeriële commissie mee bezig, maar wij hebben ons als gemeente nog niet kunnen aanmelden voor een pilot. De Raad heeft al wel gezegd dat wij onder voorwaarden die passend zijn voor de stad bereid zijn tot een experiment met legale wiet. Eén van de voorwaarden zou zijn dat alle coffeeshops mee moeten doen, anders ontstaat een rare situatie die niet te handha-ven is. Er mag ook geen extra overlast door ontstaan. Ik vind het heel verstandig om eerst een pilot uit te voeren als je op den duur de achterdeur van de coffeeshop wilt legaliseren. Dan pleit ik wel voor een test in Arnhem en Nijmegen tegelijk, om uitwijk te voorkomen.”

“Dit stond overigens wel met een paar mooie regels in het regeerakkoord, maar iedereen die ook maar een beetje verstand heeft van deze business weet dat er veel haken en ogen aan zitten. Ik vermoed bijvoorbeeld dat de prijs van wiet omhooggaat als die legaal geproduceerd wordt. Een professioneel productieproces zal meer kosten en de Nederlandse overheid kennende zal er ook sprake zijn van premies en belastingen. Dat zal de consument op moeten gaan brengen. Als legale wiet duurder wordt, speelt dat de illegale wiet weer in de kaart. En wat doen we met hasj? Dat wordt in het algemeen niet in Nederland geprodu-ceerd. Gaan we de coffeeshops de verkoop van hasj hele-maal verbieden? Ik heb daar nog helemaal niets over gehoord.”

U heeft begin dit jaar uw burgers aangeraden om niet ’s avonds in hun eentje in het donker te gaan pinnen. Dat advies leverde hier en daar kritiek op. Hoe kwam u hiertoe?“Er was een reeks overvallen gepleegd in korte periode. Uiteraard dienen de daders dan te worden opgespoord en vervolgd, er werd meer toezicht georganiseerd, maar ik vind dat ook de burger, het potentiële slachtoffer, verant-woordelijkheid heeft en het gezonde verstand mag gebruiken. Daar doelde ik op en daar sta ik nog steeds achter. Het is nu eenmaal niet verstandig om in een afgelegen straatje in het donker in je eentje te gaan pinnen.”

“Mijn beeld is wel dat het veiliger is geworden in Nederland en ik zie positieve ontwikkelingen. Maar met een objectieve bril constateer ik dat wij gewoon niet alles meten en dus niet met betrouwbare cijfers kunnen komen. Je zou één fishing mail die een paar duizend mensen bereikt moeten vergelijken met een paar duizend pogin-gen tot woninginbraak. We moeten meer kwalitatieve gegevens inbrengen omdat we met alleen kwantitatieve data niet alles in kaart brengen.”

“Ook is het belangrijk om risicogroepen te benoemen. Er valt bijvoorbeeld nog een wereld te winnen waar het gaat om de verbinding tussen zorg en veiligheid. Het meest bekende thema is de aanpak van mensen met verward gedrag. In de kern is dat een gezondheidspro-bleem, maar het kost de politie enorm veel tijd. Onlangs had ik zelf iets bij de hand, toen ik met mijn vrouw in de auto zat en wij een fietser gevaarlijk dwars door het ver-keer zagen gaan. Ik ben gestopt en heb die persoon aange-sproken, maar die was niet voor rede vatbaar. Wat te doen? Ik heb natuurlijk het telefoonnummer van de teamchef en de politie was binnen de minuut ter plaatse, de teamchef zei me later dat hij me nooit meer wilde horen klagen over de responstijd… De man is naar huis gebracht, met fiets en al. Kortom, probleem prima opge-lost dankzij de politie, want dat is de instantie die wordt opgetrommeld. Maar het is haar taak niet.”

Wat kunnen we doen?“Iets als de psycholance in Amsterdam is in een gemeente als Nijmegen financieel niet haalbaar, dat kost gemiddeld méér. In de regio eigenlijk ook niet vanwege de enorme afstanden. Betere selectie in de meldkamer zou nog een oplossing kunnen zijn. Alles komt binnen bij 112, met goed doorvragen kan de centralist bepalen of het om een verwarde persoon gaat voor wie een ambu-lance meer op z’n plaats is. Aan de andere kant, als mensen 112 bellen, dan gaat het vermoedelijk om een situatie waar de politie toch ook naartoe zal moeten, bijvoorbeeld omdat de betrokkene agressief is. Zoals ik in het begin van het interview al aangaf: de vraag naar politie neemt alleen maar toe, eenvoudige of goedkope oplossingen zijn er niet.” «

Als de legale wiet duurder wordt, speelt dat de illegale in de kaart. En wat doen we met de hasj?

Themanummer GGPInterview Hubert Bruls 15het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18

Page 16: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Agent in burger

José Kerstholt, hoogleraar psycho-logische beslis-kunde aan de Universiteit Twente en Arnout de Vries, senior onderzoeker op het gebied van veilig-heid en internet. Beiden zijn werk-zaam bij TNO.

De politie maakt steeds meer gebruik van de capaciteit, kennis en kunde

van burgers, vooral in de context van Gebiedsgebonden Politiewerk

(GGP). Sociale media en nieuwe technologie spelen hierbij een

belangrijke rol, omdat ze nieuwe mogelijkheden creëren voor

verdergaande samenwerking. Daarnaast is er een trend dat burgers

meer initiatieven gaan nemen, wat (nog) meer eisen stelt aan de

coördinatie van verschillende activiteiten. Om goed in te kunnen spelen

op het brede scala aan burgerhulp is meer inzicht nodig in de

mechanismen die hieraan ten grondslag liggen.

Binnen het concept van GGP is er een breed scala aan mogelijkheden om burgers te betrekken bij politietaken en zo samen te werken aan het verho-gen van de veiligheid in de buurt. Op basis van

een categorisatie van Van der Land, Van Stokkom en Boutellier (2014) stelden Kerstholt et al. (2015) een inde-ling langs twee dimensies voor: betrokkenheid van burgers en veiligheidsdomein (zie tabel 1).

Burgerparticipatie: altijd een ‘agent’ in de buurtVoor de mate van betrokkenheid van burgers bij een activiteit werd de volgende driedeling gehanteerd: informeren en consulteren; adviseren; en coproduceren/meebeslissen. Bij informeren en consulteren is de betrokkenheid van burgers het laagst, omdat de controle en beslisbevoegdheid geheel bij de politie liggen. Dat is anders op het hoogste niveau van participatie, waar sprake is van een gelijkwaardige samen-werking en burgers en politie gezamenlijk het probleem aanpakken. Daarnaast kan burgerparticipatie plaatsvinden in verschillende veiligheidsdomeinen: preventie, handhaving, opsporing en ‘kwaliteit van leven’. In de tabel staan typische voorbeelden van initiatieven waarin burgers en politie in

bepaalde mate samenwerken op elk veiligheidsdomein.De rol van social media is voor alle vormen van burger-

initiatieven toegenomen. Daarbij is het van belang om op te merken dat online en offline participatie niet los staan van elkaar. Online participatie moet gezien worden als een aanvulling op offline participatie in plaats van een vervan-ging. Een voorbeeld van online communicatie ten behoeve van offline contactmomenten is het concept van de mobiele wijktafel en later het ‘pop-uppolitiebureau’ dat door de Rotterdamse wijkagent Wilco Berenschot landelijke bekendheid kreeg en daarna in diverse andere eenheden, maar ook bij andere veiligheidspartners opvolging zag.

Over het algemeen is er een verschuiving waarneembaar naar ‘hogere’ vormen van burgerparticipatie en een ver-spreiding naar meer politietaken, waaronder ook opsporing. Deze verschuiving brengt echter ook de nodige risico’s met zich mee. Burgers die bijvoorbeeld actiever worden in handhaving of opsporing maken steeds vaker inbreuk op privacy van anderen en eigenrichting ligt op de loer. Om deze initiatieven in goede banen te leiden, is het van belang beter te begrijpen wat burgers motiveert om mee te doen aan activiteiten in het veiligheidsdomein.

Informeren/consulteren Adviseren Coproduceren/meebeslissen

Preventie Informatiedeling toezicht (bijv. buurtpreventieteams)

Handhaving Alertering (bijv. Burgernet) Invloed op inzet politiecapaciteit (bijv. Rent-a-cop)

Beleidsbeïnvloeding (bijv. Buurt Bestuurt)

Opsporing Burgeronderzoek (bijv. meedenken met lopende zaken zoals in Opsporing Verzocht) of zienswijzen op zaken indienen via politie.nl

Zoekacties (helpen) organiseren bij vermissingen

Kwaliteit van leven Elkaar infomeren en raadplegen via buurt- of lokale krant of nieuwsbrief

Conflictmediatie Zorg openbare ruimtes (bijv. wijkbudgetten)

Tabel 1: Overzicht van vormen van burgerparticipatie gerelateerd aan mate van invloed en veiligheidsdomein.

16 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Werken in wijk en web

Page 17: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Menselijk gedragMenselijk gedrag wordt door verschillende factoren beïn-vloed. Om als burger in actie te komen, moet je bijvoorbeeld weten dat er überhaupt een probleem is. Mensen beïnvloeden elkaar bij het detecteren en oplossen van allerlei problemen en ook hoe burgers de politie zien speelt een rol bij de bereidheid om zelf in actie te komen. Op alle niveaus (indivi-dueel, groep en institutioneel) spelen verschillende mecha-nismen een rol. Inzicht in deze mechanismen biedt aangrij-pingspunten voor meer effectieve interventies (Lub, 2013).

Individueel niveau

BewustwordingDe eerste voorwaarde om in actie te komen, is dat burgers zich ervan bewust zijn dat er überhaupt een probleem of risico is en dat zij iets kunnen bijdragen aan de oplossing daarvan. Binnen de handhaving wordt dit vaak al op een

goede manier gecommuniceerd. Een bericht dat bijvoor-beeld via Burgernet wordt verspreid, geeft duidelijk aan wat er aan de hand is (bijvoorbeeld een vermissing) en wat er van burgers wordt verwacht (geef het door als je iemand ziet die aan dit signalement voldoet).

Samenwerking met burgers vindt steeds meer plaats op het snijvlak van offline en online communicatie. Zo werkt de politie momenteel aan webcare voor modern contact met burgers. Via sociale media kunnen vragen van burgers worden beantwoord en kan gerichter advies worden gege-ven. Dit draagt niet alleen bij aan een grotere bewustwor-ding onder burgers, maar zal ook invloed hebben op de zichtbaarheid en legitimiteit van de politie.

EfficacyVerder is van belang dat mensen zichzelf in staat achten om het aangeboden handelingsperspectief ook daadwerkelijk uit te voeren (in het Engels self-efficacy genoemd). Een heel simpel voorbeeld is dat mensen misschien niet weten waar zij een bericht naartoe moeten sturen als zij een voorval in hun buurt willen melden. En wat complexer voorbeeld is dat voor conflictbemiddeling specifieke competenties nodig zijn waarover niet iedereen beschikt. En ook niet iedereen zal zichzelf in staat achten om bij te dragen aan toezicht via een buurtpreventieteam.

Naast self-efficacy wordt response efficacy onderschei-den: de inschatting van mensen dat hun actie ook daadwer-kelijk bijdraagt aan het oplossen van het probleem. Bij fietsendiefstal bijvoorbeeld is de response efficacy door-gaans laag. Mensen kunnen wellicht wel aangifte doen, maar omdat ze inschatten dat het effect van hun handeling laag zal zijn, doen ze dat misschien toch niet. Van een gebrek aan response efficacy is eveneens sprake bij de toenemende cybercrime, waarbij de verwachtingen van burgers na aangifte over opvolging op gespannen voet staan met het huidige gebrek aan kennis op dit gebied bij de politie en de lage pakkans.

Een voor de hand liggende manier om self-efficacy te versterken, is burgers feedback te geven over hoe hun activiteiten hebben bijgedragen aan het oplossen van bepaalde problemen. In het voorbeeld van aangifte bij fietsdiefstal kan de response efficacy verhoogd worden door meer feedback te geven over wat er is gebeurd met de aangifte, zodat de inschatting van mensen over het nut van aangifte zal toenemen.

EmotiesBehalve voor bewustwording en kennis is er de laatste jaren ook meer aandacht gekomen voor de invloed van emoties op de motivatie van burgers om in actie te komen. Emoties zijn een belangrijke trigger voor gedrag. Onder-zoek van Schreurs et al. (2018) laat bijvoorbeeld zien dat directe reacties van burgers op misstanden, zoals mensen aanspreken op hun gedrag of de politie bellen, sterk worden gestuurd door morele emoties als schuld, verwar-ring of boosheid.

Het is van belang beter te begrijpen wat burgers motiveert

“The police are the public and the public are the police”

Sir Robert Peel (188-1850), voormalig premier van het Verenigd Koninkrijk en oprichter van de

Metropolitan Police in Londen in 1829.

Hen

ry W

illia

m P

icke

rsgi

ll (1

782-

1875

)

17het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Burgerhulp en politieparticipatie

Page 18: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Emoties worden steeds vaker via sociale media gedeeld, waardoor een vonk kan overslaan op anderen (Kramer, Guillory & Hancock, 2014; De Vries et al., 2018). Zo werden heftige emoties losgemaakt door de opsporingsvi-deo van de ‘kopschoppers Eindhoven’. Hoewel de daders dankzij de hulp van een grote groep burgers in één dag werden opgespoord, kregen zij strafvermindering omdat hun privacy was geschaad. Hoewel de burgers waarschijn-lijk in actie kwamen door de verspreide beelden, laat dit voorbeeld dus ook zien dat politie en Openbaar Ministerie in het contact met burgers een goede balans moeten zoe-ken tussen informatiewaarde en de rol van emoties. Inspe-len op emoties vereist een andere manier van communice-ren dan alleen maar informeren en is ook lastiger omdat emoties niet overeen hoeven te komen met wat er feitelijk gaande is.

Groep

Trekkers en volgers Mensen leven niet in een sociaal vacuüm, maar worden sterk beïnvloed door hun sociale omgeving. Bij initiatieven die burgers zelf nemen kan een onderscheid worden gemaakt tussen trekkers en volgers. Trekkers nemen een bepaald initiatief, bijvoorbeeld het opzetten van een zoek-actie als iemand wordt vermist. Zij zijn vaak mensen die iets voor hun omgeving willen betekenen en bij meerdere initiatieven betrokken zijn. In de praktijk is er echter een veel grotere groep volgers: mensen die met het initiatief gaan meedoen. Dit komt niet door gebrek aan motivatie, maar simpelweg omdat menselijk gedrag nu eenmaal redelijk associatief tot stand komt.

Bij de vermissingszaken van Ruben en Julian en later ook Anne Faber ontstond, aangewakkerd door (sociale) media, een ongekende betrokkenheid die al snel leidde tot grootschalige mobilisatie onder burgers om te gaan zoeken. In de zaak van Anne Faber richtte de familie zelfs een soort eigen TGO (Team Grootschalige Opsporing) op naast het TGO van de politie. Enerzijds kon de politie hier baat bij hebben, omdat burgers de belangrijkste succesfactor zijn in de opsporing (Kop, 2016), maar anderzijds kon het onder-zoek hiervan schade ondervinden doordat bijvoorbeeld sporen vernield werden. In dit soort situaties is het lastig om een balans te vinden tussen de belangen van effectieve opsporing en die van de helpers en de nationale aandacht die dit soort situaties nu eenmaal oproept.

De familie richtte zelfs een soort eigen TGO op naast dat van de politie

Er zijn inmiddels tientallen gemeenten in Nederland met een mobiele wijktafel of Pop-uppolitiebureau die

online en offline contact tot stand brengen.

http

s://t

witt

er.c

om/G

em_B

laric

um/s

tatu

s/93

2912

0548

1345

8432

18 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Werken in wijk en web

Page 19: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Een recente innovatieve ontwikkeling is de coördinatie van zoekacties van burgers naast die van de politie in goede banen leiden via apps als ‘Samen zoeken’ (zie kader). Hierin is aandacht voor overdracht van informatie over bijvoorbeeld gebieden waar men geweest is, maar wordt ook vermeld wanneer de politie een zoekactie van burgers overneemt.

De zoektocht naar Anne Faber‘Als een van de ME’ers het commando “voorwaarts, nú” roept, stapt het legertje burgers als lijn het bos in; rustig lopen de zoekers voorwaarts, soms gehinderd door dicht struikgewas en stekelige braamstruiken. Opeens klinkt het commando “Halt houden, nù” door de bosschages als de linie uiteen dreigt te vallen. Snel wordt de rij hersteld’ (Penris, 2017). Of massale zoektochten door burgers veel zin heeft, wordt door deskundigen betwijfeld. Maar als ze dan toch gaan zoeken, dan kun je dat maar beter in goede banen leiden. Helemaal zinloos zijn de massale zoekacties zeker niet, want je houdt de mensenmassa ermee in de hand. De politie kan op deze manier bovendien veel efficiënter zoeken op de plekken waar het er echt toe doet, zoals in het water. Sinds de vermissingszaak van Ruben en Julian in 2013 heeft de politie volgens Petra Blankwaard van het burgeri-nitiatief ‘Zoek Je Mee’ grote stappen voorwaarts gemaakt. “Ze zijn heel actief op sociale media, delen veel informatie met de burger, geven antwoord op vragen en reageren heel serieus op tips, hoe waarde-loos die ook kunnen zijn.”

Samen zoeken

‘Samen zoeken’ is een app die burgers helpt in de coördinatie van het (mee)zoeken naar een vermiste en geeft tips hoe en waar te zoeken. De app is nog in ontwikkeling en is in eerste instantie een zelfhulptool om een zoekactie op te starten, waarna mensen die willen meezoeken zich kunnen aansluiten. Via gps wordt op een kaartje bijgehouden waar men gezocht heeft. Deelnemers kunnen onder meer foto’s toevoe-gen en chatten met de coördinator en zodra de politie aansluit, kan alle informatie over de zoektocht over-dragen worden. Dit initiatief getuigt van een wezenlijk andere kijk op burgerparticipatie: de politie vraagt burgers niet om te helpen bij opsporing, maar helpt burgers bij hun zoektocht.

Sociale samenhangBurgers die in buurten wonen met een grote mate van sociale samenhang komen eerder in actie dan burgers in buurten waarin men zich minder met elkaar bemoeit.

Daarnaast komen burgers die al actief zijn in de buurt eerder in actie dan burgers die dat niet zijn (Penris, 2017). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat actieve burgers grotere netwerken hebben, waardoor zij eerder informatie krijgen over een bepaald initiatief (zie de paragraaf over bewustwording hiervoor).

Een voorbeeld van activiteiten op groepsniveau zijn de duizenden BuurtWhatsAppgroepen. Hoewel dergelijke platformen nuttig zijn voor het delen van allerlei aan veiligheid gerelateerde informatie, verloopt het contact tussen de politie en de BuurtWhatsAppgroepen op veel plaatsen nog moeizaam door allerlei belemmeringen. Zo is er privacy- en politiewetgeving die het de politie lastig maakt om lid te worden van deze groepen en met gemiddeld één wijkagent per vijfduizend inwoners is het onhaalbaar om goed contact te onderhouden met alle deelnemers. Overal in het land zoekt men naar betere werkvormen, zoals WhatsAppgroepsbeheerders die met elkaar een escalatiegroep vormen over de buurtgroepen heen en als intermediairs contact houden met elkaar en met overheids-instanties, waaronder de politie.

BuurtWhatsApp

De duizenden BuurtWhatsAppgroepen in Nederland hebben steeds vaker een kort lijntje met de politie, en dat helpt. Koppen als ‘Dieven aangehouden dankzij BuurtWhatsApp’ zijn te vinden in veel lokale media en daarmee lijkt WhatsApp een mooi wapen tegen criminelen. Ook worden hiermee verloren voorwerpen en huisdieren teruggevonden – minder spannend misschien, maar voor de eigenaars wel heel fijn. De kans op escalatie is via WhatsApp minder groot dan bijvoorbeeld op Facebook, waar andere mensen zich nog wel eens in gesprekken voegen. En in de meeste spelregels staat duidelijk dat burgers geen vervanging zijn van de politie. Een belangrijke spelregel is dan ook: eerst waarnemen, vervolgens alarmeren via 112 en dan gaan appen. BuurtWhatsAppgroepen zijn daarmee geen vervanging van, maar een belangrijke aanvulling op bestaande politiekanalen.

Instituties

Van burgerparticipatie naar politieparticipatieNaarmate burgers zelf meer initiatieven nemen (verschui-ving op de participatieladder) en ook het pakket van veilig-heidstaken breder wordt (van handhaving naar preventie en opsporing), verandert de rol van de politie. Over het alge-meen is een omschakeling vereist van een organisatie die top-down stuurt naar een organisatie die initiatieven van burgers omarmt en faciliteert. In deze context wordt wel gesproken van de verschuiving van burgerparticipatie naar politieparticipatie.

19het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Burgerhulp en politieparticipatie

Page 20: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

VertrouwenVertrouwen is een noodzakelijke voorwaarde voor een succesvolle samenwerking tussen burgers en politie. Lokale zichtbaarheid en rechtvaardigheid zijn kernwaarden om het vertrouwen van burgers en de legitimiteit van de politie te bevorderen (Beunders et al., 2011; Flight, Van den Andel & Hulshof, 2006). Uit de Veiligheidsmonitor van 2017 (CBS, 2017), die opnieuw dalende criminaliteitscijfers laat zien, blijkt dat vanaf 2005 de tevredenheid over het contact met de politie met 15 procent is toegenomen en dat de tevreden-

heid over het functioneren van de politie in de buurt en in het algemeen niet is veranderd in vergelijking met 2016, maar iets is toegenomen in vergelijking met 2012. Slechts 20 procent van de burgers is het echter eens met de stelling dat de politie contact heeft met bewoners in de buurt en zaken efficiënt aanpakt. Mensen zijn het meest negatief (47 pro-cent) over de zichtbaarheid van de politie, waarbij 40 procent vindt dat de politie ‘te weinig uit de auto komt’. De Commis-sie-Kuijken, die uitgebreid onderzoek deed naar de stand van zaken binnen de politieorganisatie, constateerde: ‘Dank-zij beyond the call of duty inzet en improvisatievermogen in alle geledingen van het korps bleven ondanks alle interne turbulentie de operaties en de voor de burger direct zichtbare dienstverlening goeddeels doordraaien’ (Kuijken, 2017).

EmpowermentOm burgers in actie te laten komen, is het niet alleen ver-trouwen van burgers in de politie nodig, maar ook vertrou-wen van de politie in burgers. Paton (2013) spreekt in dit verband van empowerment. Burgers die het gevoel hebben dat zij controle hebben over de situatie en door professio-nals serieus genomen worden, zijn actiever en zullen meer doen voor het gemeenschappelijke belang.

Zowel in het faciliteren als het stimuleren van burger-initiatieven is goede communicatie van groot belang. Dat lijkt simpel, maar is het niet. Communicatie wordt sterk beïnvloed door de verwachtingen die partijen van elkaar hebben. Ton-kens en De Wilde (2013) constateren op basis van casestudies

Figuur 1: De schaal van participatie: politie-activiteiten, burgerparticipatie, politieparticipatie

en burgeractiviteiten.

Foto

: Goo

s va

n de

r Vee

n, H

olan

dse

Hoo

gte

20 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Werken in wijk en web

Page 21: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Er dient meer aandacht te zijn voor de rol van (sociale) media

bijvoorbeeld dat burgers zich vaak niet serieus genomen voelen in de communicatie met instituties. Mogelijk spelen emotionele factoren (zoals erkenning, respect en gezien worden) hierbij een grotere rol dan de inhoud.

ConclusiesBurgers kruipen individueel of als groep steeds meer in de rol van de politie en zij doen dat met betrekking tot steeds meer politietaken: preventie en toezicht, handhaving, opsporing en hulpverlening. Er is een verschuiving gaande naar ‘hogere’ vormen van burgerparticipatie en een ver-spreiding naar een toenemend aantal domeinen van politie-werk. De rol van de politie verschuift daarmee steeds meer naar politieparticipatie.

De rol van de politie kan variëren van het faciliteren van processen om zaken in goede banen te leiden tot het overne-men van taken van burgers als dat nodig is. De politie dient daarom meer in de huid te kruipen van burgers, want alleen als zij de onderliggende psychologische mechanismen begrijpt, kunnen de interventies worden gekozen die hierbij goed aansluiten. Daarnaast kunnen professionals de burge-ramateurs helpen met advies over hoe zij bepaalde zaken kunnen aanpakken. Een voorbeeld is de app ‘Samen zoe-ken’, die burgers helpt met advies en hulpmiddelen om zelfstandig een zoekactie op te zetten en wanneer nodig de samenwerking met de politie op te zoeken, zeker bij com-plexe en risicovolle zaken.

Er dient meer aandacht te zijn voor de rol van (sociale) media als het om zaken gaat die sterke emoties oproepen. Wijzen op (zelf)hulpmiddelen en advies op inhoud volstaat dan niet meer. Interventies die gericht zijn op het kanalise-ren van emoties worden belangrijker en lokale webcare, maar ook nieuwe vormen van samenwerking kunnen hierin een belangrijke rol spelen. In alle gevallen zal de reactie op maat moeten zijn, toegesneden op de lokale context. Dit betekent dat basisteams en wijkagenten discretionaire ruimte nodig hebben: zij moeten de ruimte hebben om binnen algemene kaders zelf beslissingen te nemen op basis van hun inschatting van de lokale situatie.

Vertrouwen in elkaar en een samenwerkingsbasis in de ‘koude fase’ zijn noodzakelijke voorwaarden voor een succesvolle samenwerking tussen burgers en politie op het moment dat het er (ineens) toe doet. Lokale zichtbaarheid

en rechtvaardigheid zijn noodzakelijk om het vertrouwen van burgers in de politie te bevorderen. Sociale media en webcare kunnen een goede bijdrage leveren aan zichtbaar-heid en herkenbaarheid als aanvulling op de fysieke aanwe-zigheid van agenten in de wijk. Door snelle en directe communicatie kunnen burgers beter betrokken worden en wordt het enorme potentieel aan capaciteit, kennis en kunde van burgers verbeterd en beter benut. «Dit onderzoek werd uitgevoerd in het kader van het Euro-pese project INSPEC2T (Inspiring CitizeNS Participation for Enhanced Community PoliCing AcTions) (zie http://inspec2t-project.eu/nl/).

LiteratuurBeunders, H.J.G., Abraham, M.D., Dijk, A.G. van & Hoek, A.J.E. van

(2011) Politie en publiek. Een onderzoek naar de communicatievor-men tussen burgers en blauw. Amsterdam: Reed Business.

Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) (2017). Afname criminaliteit in alle delen van Nederland. Geraadpleegd op 7 mei 2018 via https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2018/09/afname-criminaliteit-in-alle-delen-nederland.

Flight, S., van den Andel, A. & Hulshof, P. (2006) Vertrouwen in de politie. Een verkennend onderzoek. Amsterdam: DSP-Groep.

Kerstholt, J.H., Vries, A. de, Mente, R. & Huis in ’t Veld, M. (2015). Politie en burgers. Van informatie delen naar volwaardige samen-werking. Tijdschrift voor Veiligheid, 14, 78-88.

Kop, N. (2016). Burgerparticipatie in de opsporing. Kunnen we een treetje hoger? Tijdschrift voor de Politie, 78(7), 27-30.

Kramer, A., Guillory, J.E. & Hancock, J.T. (2014). Experimental evidence of massive-scale emotional contagion through social networks. Proceedings of the National Academy of Sciences, 111(24), 8788-8790.

Kuijken, W.J., (2017). Evaluatie Politiewet 2012. Doorontwikkelen en verbeteren. Den Haag: Commissie Evaluatie Politiewet 2012.

Land, M. van der, Stokkom, B. van & Boutellier, H. (2014). Burgers in veiligheid. Een inventarisatie van burgerparticipatie op het domein van de sociale veiligheid. Den Haag: WODC.

Lub, V. (2013). Schoon, heel en werkzaam? Sociale interventies op het terrein van leefbaarheid wetenschappelijk beoordeeld. Den Haag: Boom Lemma.

Paton, D. (2013). Disaster Resilient Communities. Developing and testing an all-hazards theory. IDRiM Journal, 3(1) 1–17.

Penris, I. (2017). Publiek zoekt massaal mee. Maar heeft dat zin? Algemeen Dagblad, 6 oktober.

Schreurs, W., Kerstholt, J. Giebels, E. & Vries, P. de (2018). Citizen participation in the police domain. The role of citizens’ attitude and morality. Journal of Community Psychology (doi: 10.1002/jcop.21972).

Tonkens. E. & Wilde, M. de (2013). Op zoek naar erkenning. Verhitte verhoudingen tussen bewoners en instituties. In: E. Tonkens & M. de Wilde (red.), Als meedoen pijn doet. Affectief burgerschap in de wijk. Amsterdam: Van Gennep.

Vries, A. de, Menkhorst, M., Vliet van, H., Stavleu, H., Bonte, C. & Schilder, C. (2018). Wie kijkt er mee? Het Nieuwe Melden. De impact van beeld. Den Haag: TNO.

21het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Burgerhulp en politieparticipatie

Page 22: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Wat hacken betreft draagt de politie dus kennis van minder dan het topje van de ijsberg

Politiewerk is … werken in een digitale samenleving

‘Wat politie en justitie momenteel nog wel het meeste parten speelt is een gebrek aan ken-nis.’ Zo luidde een conclusie uit het onder-zoek Criminaliteit in cyberspace bijna twin-

tig jaar geleden (Stol, Van Treeck & Van der Ven, 1999, p, 172). In 2004 was de situatie bij de politie niet beter (Stol, 2004). Acht jaar daarna viel er iets meer te melden: ‘Het totaalbeeld dat oprijst anno 2012 is dat van een politie die nog flink wat heeft in te halen op de samenleving die haar omringt, niet zozeer omdat er geen actie wordt ondernomen, maar wel omdat de acties nog pril zijn en te veel het karakter hebben van pionierswerk van enkelen (...). ‘Digitaal’ is ten onrechte nog geen normaal en integraal onderdeel van de politieorganisatie in de volle breedte.’(Stol, Leukfeldt & Klap, 2012, p. 37).

Politie en digitale samenlevingDe samenleving digitaliseert in rap tempo verder. Niemand bij de politie heeft de keus om daaraan wel of niet mee te doen. Je doet bijvoorbeeld je werk in een wijk – maar die wijk ligt in een digitale samenleving met overal digitale middelen. Er is geen sprake van een wijk én van het web, ze

zijn één. Ze vormen samen de digitale samenleving waarin de politie werkt. De marktkoopman? Die is ook actief online, vermoedelijk zelfs tijdens de markt. Een forum voor radica-liserend jongeren? Diezelfde jongeren lopen ook op straat in de wijk en sturen vanaf hun hangplek nieuwe berichten.

Tien jaar na het eerstgenoemde onderzoek voerde ik samen met collega’s wederom een verkenning uit naar digitale criminaliteit. De hoofdconclusie luidde dat digitale criminaliteit geen exclusief bezit is van high tech crimine-len, maar een alledaags verschijnsel is geworden. Dus moet digitale criminaliteit ook van iedere politiemedewerker zijn. Een aanbeveling luidde derhalve: ‘zorg dat voldoende kennis over cybercrime politiebreed aanwezig is’ (Leukfeldt, Dome-nie & Stol, 2010, p. 266, nadruk toegevoegd).

In 2011 deed ik samen met collega’s het eerste landelijke onderzoek naar slachtofferschap van digitale criminaliteit (N=9.163). De aanpak van digitale criminaliteit had wel politieke prioriteit, maar niemand wist hoe vaak mensen eigenlijk daarvan slachtoffer werden. De meest tot de verbeelding sprekende conclusie uit het onderzoek was ‘dat Nederland inmiddels kan worden getypeerd als het land van fietsendiefstal (4,8%) en hacken (4,3%)’ (Domenie, Leuk-feldt, Van Wilsem, Jansen & Stol, 2013, p. 92).

‘De cijfers laten zien dat cybercrime qua prevalentie serieus aanwezig is in het dagelijks leven van burgers. Cyber-crime heeft het karakter gekregen van veelvoorkomende criminaliteit, reguliere criminaliteit verweven met het dage-lijks leven. Dit betekent dat kennis omtrent het opnemen van aangiften cybercrime en vervolgens aanpakken ervan, serieus aanwezig moet zijn in de volle breedte van de politieorganisa-tie. Dat is nog niet het geval.’ (Ibidem, p.92).

Na 2011 heeft het CBS digitale criminaliteit opgenomen in haar jaarlijkse slachtofferonderzoek en kunnen we in de cijfers zien dat inmiddels in Nederland een groter percen-tage mensen slachtoffer wordt van hacken dan van fietsen-diefstal (Stol & Strikwerda, 2017, p. 188).

Prof. dr. Wouter Stol is lector Cybersafety aan NHL Stenden Hogeschool en de Politieacademie. Hij is daarnaast bijzon-der hoogleraar Politiestudies aan de Open Universi-teit.

De politie moet zich sneller aanpassen aan de digitalisering van de

samenleving. Waarom gaat dat zo moeizaam? Er is nog steeds een gebrek

aan kennis – over digitalisering, cybercrime, gedigitaliseerde

criminaliteit, daders van cybercrime, slachtofferschap, cyberspace,

opsporing in een digitale omgeving, bevoegdheden, mogelijkheden en nog

zo wat. Nog steeds wordt het probleem te veel gezien als iets voor

specialisten. Nog steeds is de focus ten onrechte gericht op ‘cybercrime’. Ik

pleit voor een andere focus.

22 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Werken in wijk en web

Page 23: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Van de cybercrimeslachtoffers in bovengenoemd onderzoek deed 15% melding bij de politie (Domenie e.a., 2013, p. 95). Het gemiddelde meldingspercentage voor offline delicten was toentertijd 35% (CBS, 2012). Voor hacken lag het meldingspercentage in 2011 op 4%. Wat hacken betreft draagt de politie dus kennis van minder dan het topje van de ijsberg. In een onderzoek naar slachtofferschap van digitale criminaliteit onder MKB-bedrijven vonden we dat 7% van de MKB’s die slachtoffer waren geworden daarvan melding maakte bij de politie (Veenstra, Zuurveen & Stol, 2016, p. 95). Ook dat is minder dan het genoemde topje. Door het lage meldingspercentage raakt de digitalisering van crimi-naliteit de politie dus nog slechts in beperkte mate. Zo valt niet op dat de politie nog niet goed raad weet met het delict dat tegenwoordig het meeste voorkomt!

Hoe wordt de politie digitaal bij de tijd?Behalve bij specialisten gaat ‘digitaal’ de politie nog steeds niet goed af. Dat is kwalijk, want zo mist de politie de aansluiting bij de samenleving. Wat is daar aan te doen?

De politie maakt zich de digitalisering niet vanzelf eigen, dus zijn beleidsmaatregelen nodig. Tot ongeveer 2014 was het beleid dat ‘digitaal’ géén specialisme is (met uitzonder-ling van het landelijke Team High Tech Crime voor zeer complexe zaken). De politie moet niet voor elke nieuwe criminele ontwikkeling een aparte organisatie inrichten, maar daarmee binnen de bestaande structuren leren omgaan. Met dit ‘breedtebeleid’ boekte de politie weinig vooruitgang. In 2014 bepaalde de minister daarom hoeveel cybercrimezaken de politie moest draaien.1 Zij dreigde dat niet te halen en startte met cybercrimeteams (Stol & Strik-werda, 2017, p. 262). Dat leidde tot meer cybercrimezaken en was in die zin een succes.

Het instellen van cybercrimeteams is geen breedtebe-leid. Ze gelden als tijdelijk en ze besteden aandacht aan het breder verspreiden van hun kennis en vaardigheden.

De cybecrimeteams zijn binnen het breedtebeleid een tijdelijke stimuleringsmaatregel en geen beleidsbreuk. Op een ander punt lijkt wel sprake van een beleids- wijziging.

Door in te zetten op het draaien van cybercrimezaken heeft de minister (en daarna de politie) in 2014 de focus gericht op cybercrime. De politie moet echter beter leren werken in een digitale omgeving en dat is een aanzienlijk bredere kwestie dan cybercrimezaken draaien. Digitaal is overal en om alle collega’s dat duidelijk te maken kan de politie beter inzetten op het benutten van digitaal bij elk delict en elke taak. Dan kan (en moet) élke collega bijdra-gen aan het realiseren van het beleid. Nog steeds kunnen dan speciale teams een aanjaagfunctie hebben.

Niemand hoeft nieuw breedtebeleid af te wachten om digitale mogelijkheden te benutten. Er zijn bijvoorbeeld diverse handreikingen online, zoals ‘Intake van delicten met een digitale component’.2 Via intranet kunnen politie-mensen ook beschikken over ‘Herkennen en veiligstellen van digitale apparatuur’ en ‘Opsporing in een gedigitali-seerde samenleving.’ Ook experts kunnen helpen, allereerst die van de zogenoemde digitale platforms. ‘Zo’n digitaal platform bestaat uit mensen met meer dan gemiddelde digitale kennis en vaardigheden en dient binnen de regio-nale eenheid als extra verbinding tussen TDO en de politie-mensen die bij hun zaak technische ondersteuning nodig hebben. Een digitaal platform verleent dus als het ware eerstelijns digitale ondersteuning...’ (Stol & Strikwerda, 2017, p. 263). Komen zij er niet uit, dan kunnen zij andere experts inschakelen. Het beste is natuurlijk om te beginnen met jezelf te verdiepen in de materie, bijvoorbeeld met www.internetsporen.nl, een site met tips die bruikbaar zijn in elke zaak.

Hieronder bespreek ik nog drie onderwerpen die rele-vant zijn voor iedere collega die aan de slag wil met ‘digi-taal’ in de brede zin van het woord.

Foto

: pol

itie.

nl

23het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Digitaal bij de tijd

Page 24: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Het darkweb is een deel van je wijk!Voordeel van internet is dat het je toegang geeft tot allerlei politie-relevante informatie die voorheen moeilijk te ver-krijgen was. Ook – en misschien wel juist – het zogenoemde darkweb hoort bij de voor iedere politiemedewerker rele-vante werkomgeving. Ook een wijkagent moet thuis zijn op het darkweb. Niet om een darkweb-zaak te draaien, maar wel omdat het de wereld is waarin een wijkagent werkt en de wereld waarin bijvoorbeeld de jongeren in de wijk ook thuis zijn. Een fictieve maar realistische casus:

Op een school heeft een leraar een groepje jon-gens bezig gezien met valse briefjes van twintig. De rector van de school belt de wijkagent, en dat ben jij. Hij nodigt je uit voor een gesprek op school met de leraar en de bewuste jongeren. Voordat je naar dat gesprek gaat moet je natuur-lijk wel weten waar en hoe je tegenwoordig aan je valse briefjes van twintig komt anders lachen de jongeren je vierkant uit. Je kijkt dus met je Tor-browser even op het darkweb naar de mogelijkhe-den en de prijzen.

Mijn stelling dat iedere politiemedewerker thuis moet zijn op het darkweb ontmoet in politieland nog steeds veel scepsis. Een teamchef vertelde me bijvoorbeeld dat het darkweb gevaarlijk is en dat wijkagenten daar dus niets te zoeken hebben. Een andere leidinggevende vond dat poli-tiemensen al die informatie niet nodig hebben als ze dat niet direct gebruiken in een opsporingsonderzoek.

De opvatting dat de politie niet in een bepaalde omge-ving moet komen omdat het daar gevaarlijk zou zijn, is natuurlijk te bizar voor woorden. Het tegendeel is waar. De politie hoort juist daar te zijn waar het gevaarlijk is. Het criminele milieu krijgt een lachkramp als zij hoort dat de politie niet in haar buurt durft te komen omdat zij dat gevaarlijk vindt.

Verder meen ik dat je als opsporingsambtenaar kennis moet hebben over criminaliteit en de laatste ontwikkelingen

daarin. Je moet weten wat een gram wiet kost of een illegaal wapen, niet omdat je een drugs- of wapenzaak wil gaan draaien, maar omdat je dergelijke kennis nodig hebt als achtergrondinformatie bij allerlei werk. Vóór het internet-tijdperk was het lastig om dergelijke informatie te krijgen en bij te houden. Nu ligt het voor het oprapen. Maak er gebruik van: https://www.torproject.org/. Het downloaden en gebruiken van de Torbrowser is overigens legaal en niet per se gevaarlijker dan een andere browser.

De politie mag veel maar niet alles (dus ook niet online)Omdat internet het zo gemakkelijk maakt om informatie te verzamelen, loop je precies op dat punt het risico dat je doorschiet en verder gaat dan je bevoegdheden toelaten. Online vind je veel informatie over personen in je werk-gebied, maar je hebt niet de bevoegdheid om over iemand zomaar alle informatie te vergaren. De grens wordt bepaald door artikel 8 EVRM, dat het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer regelt. Artikel 3 Pw geeft de politie ruimte tot het maken van een niet meer dan geringe inbreuk op iemands privacy (het zgn. Zwolsmancriterium). Gaat het om een verdergaande inbreuk, dan is een speciale bevoegdheid vereist. Bij informatievergaring op internet is dan speciaal te denken aan de bijzondere opsporings-bevoegdheid ‘stelselmatige informatie inwinning’, zoals geregeld in artikel 126j Sv (BOB-wetgeving).

Bij het googelen van een persoon is dus eerst de vraag wanneer daarmee de grens van ‘een niet meer dan geringe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer’ is bereikt. Daar-voor is geen harde algemene regel. Het Openbaar Ministe-rie heeft een ‘Leidraad bevoegdheden informatievergaring op internet’ opgesteld. Deze is niet openbaar, maar in hun ‘Handreiking opsporing in een gedigitaliseerde samen-leving’, waarin herhaaldelijk wordt verwezen naar genoemde leidraad, geven Veenstra, Zuurveen, Kerstens & Stol (2016) politiemensen de volgende richtlijn: ‘Bij een herhaalde zoekslag (> 2 keer) die betrekking heeft op perso-nen (hetzij verdachten, hetzij derden die niet worden ver-

24 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Werken in wijk en web

Page 25: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

dacht), geldt dat overleg met de Officier van Justitie vereist is.’ (2016, p. 27).

Vervolgens moet worden bepaald of artikel 3 Pw volstaat of dat 126j Sv aangewezen is. De politie beschikt over het hulpmiddel HUIB (‘Half Uur Internet Bevraging’), dat beoogt om voor politiemensen het zoeken op internet te structureren. Het is een hulpmiddel dat gebruikt dient te worden binnen de bestaande juridische kaders. Het werken met HUIB verschaft je geen grond om meer te doen dan het Zwolsmancriterium toelaat.

In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, is een wijziging gepland in de wetgeving aangaande informatievergaring op internet. Nieuw is het voorgestelde artikel 2.8.2.4.1 over stelselmatige vastlegging van persoonsgegevens uit open bronnen. Dit luidt: ‘In geval van verdenking van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van een jaar of meer is gesteld, kan de officier van justitie bevelen dat een opsporingsambte-naar stelselmatig, met een technisch hulpmiddel, persoons-gegevens uit open bronnen vastlegt.’ Het voert te ver om deze nieuwe bevoegdheid te bespreken. Kortheidshalve verwijs ik daarom naar de dit jaar te verwachten publicatie van Stol en Strikwerda.

Over partners in rechtshandhavingRechtshandhaving in een gedigitaliseerde samenleving vraagt om nieuwe kennis en vaardigheden. Een deel daarvan dient iedere politiemedewerker zich eigen te maken, een deel daarvan behoort bij specialisten van de politie en dan zijn er nog specialistische kennis en vaardigheden die berusten bij private organisaties. De politie kan die kennis en vaardighe-den bij haar werk betrekken door samenwerking of inkoop.3

Het belangrijkste aandachtspunt daarbij is dat politie-werk wordt gereguleerd door wettelijke waarborgen terwijl dat niet op gelijke wijze geldt voor private organisaties. Bij een publiek-private samenwerking (PPS) is het voor de politie dus zaak om na te gaan of zij de informatie die zij betrekt van een privaat bedrijf ook zelf had mogen vergaren als zij daartoe de kennis en middelen had gehad. Is dat laatste niet het geval, dan dient de vraag te worden gesteld of en zo ja in hoeverre de politie de betreffende informatie kan gebruiken.

Een bijzondere partner van de politie in rechtshand-having is de gemeente. Die spelen ten onrechte nog hoegenaamd geen rol in de bestrijding van digitale criminaliteit. Politie en gemeenten kunnen meer samen optrekken. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld initiatieven nemen om in hun gemeente de weerbaarheid tegen digitale criminaliteit te vergroten en de samenwerking ter bestrijding van digitale criminaliteit te versterken door partijen bij elkaar te bren-gen.

SlotDe politie heeft nog steeds flink wat in te halen op de samenleving die haar omringt, niet zozeer omdat er geen actie wordt ondernomen, maar wel omdat de acties nog te veel het karakter dragen van pionierswerk van enkelen. De eerder vermelde conclusie uit 2012 dat ‘digitaal’ nog geen normaal en integraal onderdeel is van de politieorganisatie in de volle breedte, geldt nog steeds. Sindsdien is wel voort-gang geboekt, maar de politie moet zich sneller aanpassen aan de digitalisering van de samenleving en ze kan dus niet volstaan met het draaien van meer cybercrimezaken. Zij moet verlangen dat alle medewerkers digitale mogelijkhe-den benutten bij al hun zaken en andere taken. «LiteratuurDomenie, M.M.L., E.R. Leukfeldt, J.A. van Wilsem, J. Jansen & W.Ph.

Stol (2013) Slachtofferschap in een gedigitaliseerde samenleving. Den Haag: Boom|Lemma.

Leukfeldt, E.R., M.M.L. Domenie & W.Ph. Stol (2010) Verkenning cybercrime in Nederland 2009. Den Haag: Boom Juridische Uitge-vers.

Stol, W.Ph., E.R. Leukfeldt & H. Klap (2012) Cybercrime en de politie. Justitiële Verkenningen, 38, 1, 25-39.

Stol, W.Ph. (2004) Trends in cybercrime. Justitiële Verkenningen, 30, 8, 76-94.

Stol, W.Ph. & L. Strikwerda (2017) Strafrechtspleging in een digitale samenleving. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Stol, W.Ph. & L. Strikwerda (te verwachten in 2018). Online vergaren van informatie voor opsporingsonderzoek: een beknopte evaluatie van voorgestelde wetgeving. Tijdschrift voor Veiligheid.

Stol, W. Ph., Treeck, R.J. van, Ven, A.E.B.M. van der (1999) Criminali-teit in cyberspace. Een praktijkonderzoek naar aard, ernst en aanpak in Nederland; met veertig aanbevelingen. WODC.

Veenstra, S., R. Zuurveen, J. Kerstens & W. Stol (2016) Opsporing in een gedigitaliseerde samenleving. Een handreiking voor het herken-nen, vinden en benutten van digitale sporen. Leeuwarden/Apeldoorn: NHL-Hogeschool/Politieacademie.

Noten1 Brief van 16 september 2014 van de minister van Veiligheid en justitie

aan de Tweede Kamer.2 https://cybersciencecenter.nl/producten/, geraadpleegd 24 mei 20183 De politie kan ook informatie vorderen maar dat vat ik hier niet onder

‘samenwerking of inkoop’.

Een teamchef: het darkweb is te gevaarlijk voor wijkagenten

25het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Digitaal bij de tijd

Page 26: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Ook nu nog zijn er gemeenschappen waarvan de bevolking niet graag meewerkt

26 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Omgaan met de wereld in de wijk

Vijf adviezen aan wijkagenten over opereren binnen een hechte leefgemeenschap

De centrale vraag beantwoord ik aan de hand van het onderzoek Horen, Zien en Zwijgen. Dat betrof de opsporing binnen hechte leefgemeenschap-pen, waarin nadrukkelijk ook de rol van de wijk-

agent werd betrokken (Bervoets en Bruinsma, 2017). Een kernbevinding van dat onderzoek is dat door rechercheurs bij hechte leefgemeenschappen stevig wordt geleund op de wijkagent. Zij zijn afhankelijk van deze functionaris als het gaat om de kennis- en informatiepositie van de politie in hechte leefgemeenschappen en de contacten tussen politie en (leden van) de gemeenschap. Dit artikel in het kader van dit themanummer spitst zich toe op de rol van wijkagenten, en het oorspronkelijke accent – de opsporing – wordt enigs-zins losgelaten.

Voordat ik de centrale vraag beantwoord en adviezen behandel aan de wijkagent, zal ik dieper ingaan op de achtergrond van de hechte leefgemeenschappen en tevens aangeven wat de opzet was van het onderzoek.

Gesloten gemeenschappen: grote sociale controlePolitiemensen worden misschien nog het vaakst gecon-fronteerd met buurten en wijken waar nu juist een gebrek-

kige sociale controle heerst en waar mensen naast elkaar heen lijken te leven. Veel onderzoeken gaan over dat probleem (o.a. Bervoets, 2006 en Kleijer-Kool, 2013). Geregeld is de anonimiteit in dat soort gebieden een voedingsbodem voor criminaliteit. Mensen spreken elkaar zelden aan op hun gedrag omdat ze elkaar niet kennen. ‘Leven en laten leven’, lijken de wijkbewoners te denken. Het is dan voor de politie en lokale partners de kunst om hen bij elkaar te brengen en daarmee de sociale controle onder buurtbewoners te versterken door in te zetten op verbinding.

De politie heeft echter af en toe ook te maken met buurten en wijken die een krachtige onderlinge sociale controle kennen en een scherp onderscheid tussen de bewoners en buitenstaanders. In deze gesloten gemeen-schappen is het moeilijk contact te maken en te onderhou-den met de bevolking. De politie heeft overigens, los van dit soort woongebieden, vaker van doen met een gesloten gemeenschap. Denk aan een sekte, een motorbende, woonwagenkampen en sommige etnische groepen die zeer moeilijk toegankelijk zijn voor buitenstaanders, dus ook voor de politie.

Dorpen en stadswijken met een hechte leefgemeenschapEen definitie van hechte leefgemeenschappen is: dorpen en stadswijken met een sterke informele sociale controle en een vaak historisch gegroeide terughoudendheid – gesloten-heid – tegenover de buitenwereld. Het is moeilijk om er als buitenstaander tussen te komen: als politie, als overheid, maar ook als nieuwe inwoner van buiten (‘import’). Er is weinig behoefte aan pottenkijkers.

In de populaire cultuur en onder schrijvers bestaat een grote fascinatie voor gesloten gemeenschappen. Voor de hand ligt het om te verwijzen naar Twin Peaks, de Ameri-kaanse televisieserie uit de jaren negentig, waarin het een jonge rechercheur wegens het aldoor zwijgen van de

Dr. Eric Bervoets is criminoloog en bestuurskundige en werkzaam als zelfstandig onder-zoeker bij Bureau Bervoets (www.bureaubervoets.nl).

In dit artikel staat de vraag centraal wat wijkagenten kunnen doen om

succesvol te opereren binnen zogeheten hechte leefgemeenschappen. Met

succesvol bedoelen we dat ze in staat zijn enerzijds informatie te vergaren

en te handhaven, en anderzijds over bestendige netwerkcontacten

beschikken binnen de betreffende leefgemeenschap. Gebaseerd op recent

onderzoek dat werd verricht voor het Programma Politie en Wetenschap,

worden vijf adviezen aan wijkagenten gepresenteerd over het opereren

binnen deze gemeenschappen. Daarbij gaat het in essentie steeds om de

kennis, maar ook om de houding en timing van de wijkagent.

Page 27: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

27het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Werken in ‘Twin Peaks’

gemeenschap maar niet lukt om de moord op Laura Palmer op de lossen.

Het Nederlandse Twin Peaks is het Drentse Koekange, bij Hoogeveen, waar in 1909 een drievoudige roofmoord werd gepleegd waarover het dorp altijd is blijven zwijgen. En dat, terwijl zeer waarschijnlijk iedereen wist wie de dader was. Schrijver Max Dendermonde verhaalde erover in De Stilte van Koekange (1989). Tegenwoordig is Koekange overigens veel minder gesloten wegens de ‘import’ van nieuwe bewoners.

Ook vandaag de dag bestaan er echter wel degelijk nog hechte leefgemeenschappen in Nederland, waar het politie-werk sterk wordt bemoeilijkt doordat de plaatselijke bevol-king niet graag meewerkt. Daarmee stuiten we op het essen-tiële probleem dat zich dan voordoet: uit de literatuur blijkt dat de politie bij haar werk – dat kan worden opgevat als formele sociale controle – niet kan zonder de informele sociale controle van burgers onderling (Cornelissens en Ferwerda, 2010).

Opzet onderzoekHet onderzoek bestond uit een meervoudige casestudie. Per casus – een hechte leefgemeenschap – werden interviews gehouden met (politie)professionals en bewoners, observa-ties verricht en op zoek gegaan naar geschreven bronnen over die specifieke casus. De keuze voor casusonderzoek was om sociale mechanismen – bijvoorbeeld de lokale sociale controle – te onderzoeken in de natuurlijke context.

Uiteindelijk werden vijf casus geselecteerd, die bij de politie (afgaande op twee à drie oriënterende interviews), in de publieke opinie (afgaande op mediaberichtgeving) en in de literatuur een reputatie hebben als hechte leefgemeen-schap. Over enkele als hecht veronderstelde dorpen en stadsbuurten bestaat immers reeds onderzoeksliteratuur, soms waren dat wetenschappelijke onderzoeken (o.a. Schreurs, 1947) maar vaak was er ook heemkundig materi-aal van (amateur)historici en onderzoeksjournalistiek materiaal (o.a. Smid, 2013). Gegeven de hiervoor genoemde selectiecriteria is uiteindelijk gekozen voor het West-Bra-bantse Sint Willebrord; de stadsbuurt Broekhoven in Til-burg (‘Vogeltjesbuurt’); de stadsbuurt Ondiep in Utrecht; Volendam en de stadsbuurt Enschede-Wesselerbrink (zie

Bervoets en Bruinsma (2017) voor een uitgebreide verant-woording).

De casuïstiek op hoofdlijnen beschrevenSint Willebrord is zowel bekend van de goede wielrenners als de soms internationaal opererende drugscriminelen, zoals Volendam naast een hofleverancier van Nederlands-talige muziek (‘palingsound’) ook een schaduwkant heeft. Denk aan het veelvuldig gebruik van cocaïne onder jonge mensen. De wijken Ondiep en Broekhoven zijn ontstaan doordat sociaal kwetsbaren in het verleden als gevolg van lokale huisvestingspolitiek in één enkele buurt werden geplaatst.

In deze vier gebieden valt op dat er sinds jaar en dag enkele ‘stamfamilies’ wonen en (hierdoor) veel bijnamen worden gebruikt om mensen met dezelfde naam uit elkaar te houden. Iemand met een afwijkende achternaam is dan vast een ‘jas’ (Volendam) van buiten of een ‘vremdschijter’ (Sint Willebrord). De Enschedese wijk Wesselerbrink is de enige casus met een niet-westerse bevolking. In de wijk wonen veel zogeheten Suryoye, een christelijke bevolkingsgroep met haar oorsprong in Syrië en Turkije (Schukkink, 2012). Deze gemeenschap leek overigens het minst op een hechte gemeenschap. Veeleer leek deze groep op Marokkanen die onderling zeer verdeeld zijn en waarbij het eerder de onwe-tendheid over de cultuur is die politiemensen onzeker maakt (Bervoets, 2006; Bovenkerk, 2014). Zie verder de uitgebreide casusbeschrijvingen in Bervoets en Bruinsma, p. 35-66.

Hierna presenteren we vijf adviezen aan wijkagenten om succesvol te opereren bij hechte leefgemeenschappen.

1. Maak het jezelf makkelijker en zie het wijk-agentenwerk als heemkundeWe beginnen met het meest voor de hand liggende advies, dat echter volgens geïnterviewde politiemensen geregeld niet wordt opgevolgd. Het blijkt dat politiemensen de plank goed kunnen misslaan in hechte leefgemeenschappen als ze niet beschikken over kennis over het gebied en de gemeenschap. En dan gaat het ook niet alleen om actuele kennis. De sociale verhoudingen in hechte leefgemeen-schappen zijn vaak alleen te snappen zijn als tevens wordt

Page 28: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

28 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Omgaan met de wereld in de wijk

gekeken naar de gebiedshistorie. Denk aan oude familieve-tes, het ontstaan van bijnamen, en het belang van lokale tradities, zoals de plaatselijke kermis of de waarde die wordt gehecht aan een communie- of trouwfeest. Maar denk ook aan kennis over de historische verhouding met de lokale overheid. Het is bijvoorbeeld goed om te weten of er ooit eerder geruchtmakende incidenten waren die – nog steeds – de relatie van de gemeenschap en de politie bepalen.

Een wijkagent moet de lokale mores kennen om te snappen waarom mensen zich gedragen zoals ze zich gedragen. Verder helpt het als wijkagenten de lokale spreektaal (vaak een dialect) spreken of toch op zijn minst kunnen verstaan. Dat doet het ijs eerder breken. Al deze etnografische kennis helpt bovendien toegang te krijgen tot de gemeenschap, er een relatie mee op te bouwen en intussen relevante informatie te vergaren voor politie-werk.

2. Laat je niet ‘gijzelen’Een buitenstaander wordt echter niet zomaar toegelaten in een hechte leefgemeenschap. Tijdens het onderzoek is met inwoners gesproken die ook na jarenlang in een gemeenschap woonachtig te zijn geweest er geen poot aan de grond hadden kregen. Bijvoorbeeld omdat zij niet hoorden bij de stamfamilies in het dorp of de wijk of omdat zij weigerden zich te schikken naar de lokale mores.

Geen toegang krijgen en niet worden geaccepteerd door een hechte leefgemeenschap geldt voor politiemensen misschien nog meer dan voor anderen. Zij vertegenwoordi-gen immers een overheid die door de inwoners van oudsher wordt gewantrouwd, omdat die regels oplegt die zich niet altijd goed verhouden tot de plaatselijke normen en waar-den. De politie wordt simpelweg gezien als een storende factor die je maar beter op afstand kunt houden. Omgekeerd komt trouwens ook voor: juist de wijkagent zo dichtbij te houden dat deze zijn functie voor de politieorganisatie kwijtraakt.

Uit de gesprekken en observaties blijkt dat er van de twee kanten nogal stevig wordt ‘getrokken’ aan de wijk-

agent: van de zijde van de hechte gemeenschap en van de kant van de eigen politieorganisatie. Dat krachtenspel vormt de achtergrond voor het politiewerk in dit soort gemeenschappen. Het is de kunst voor de wijkagent om niet ten prooi te vallen aan het claimgedrag van de lokale samenleving en haar eisenpakket. Een goede wijkagent is volgens de gemeenschap betrokken, kent de lokale onge-schreven codes en mores én maakt het de gemeenschap niet te lastig. De wijkagent wordt uitgetest, op waarde geschat, gewikt en gewogen en geëvalueerd. Een wijk-agent die voldoet aan de eisen van de gemeenschap is voor het politiewerk soms niet of minder bruikbaar. Eenmaal gegijzeld door het fijnmazige netwerk van onderlinge verhoudingen en belangen zal een wijkagent zich bijvoor-beeld eerst flink achter de oren krabben alvorens informa-tie door te zetten naar zijn collega’s van de recherche of mensen te bewegen om te verklaren over een strafbaar feit.

3. Weet dat complimenten uit de gemeenschap geregeld verraderlijk zijnVoor wijkagenten is het heel aangenaam om te horen dat ze geliefd zijn bij de bevolking. Het helpt deuren te openen en het kan hen veel nuttige informatie opleveren voor politie-werk, ook voor handhaven en opsporen. Echter reeds werd aangegeven dat een hechte leefgemeenschap er geregeld belang bij heeft om de wijkagent onschadelijk te maken. Daarbij hoort in het uiterste geval het gebruik van intimida-tie en geweld. Daartoe zal ze toch niet snel overgaan, omdat men dan de ‘verkeerde aandacht’ over zich afroept en het imago (verder) schaadt.

Liefst zal worden getracht de wijkagent te paaien en onder te dompelen met complimenten. De strategie van de gemeenschap is er dan een van insluiten door ervoor te zorgen dat de wijkagent zich loyaal voelt naar de gemeen-schap en schroom voelt om bijvoorbeeld informatie te delen met de recherche en handhavend op te treden. De wijkagent laat de handhaving dan over aan collega’s. Mislukt deze strategie van insluiting, dan wordt getracht de politiefuncti-onaris buiten te sluiten door deze te negeren, stevig over hem of haar te roddelen en zo de reputatie te schaden of

Foto op een nep-Facebookaccount van een paar jaar terug, zogenaamd van de toenmalige wijkagent.

Page 29: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

29het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Werken in ‘Twin Peaks’

uiteindelijk toch – als het echt in de ogen van de plaatse-lijke bevolking niet anders kan – te intimideren en geweld te gebruiken.

We tekenden in interviews uitzonderlijke verhalen op van wijkagenten tegen wie fysiek geweld is gebruikt, maar vaker nog werden de buiten te sluiten wijkagenten bedreigd of hun eigendommen (bijvoorbeeld de privé-auto) werden vernield. Daarbij is het goed om aan te geven dat in een hechte leefgemeenschap een soortgelijk sanctierepertoire geldt voor de eigen leden. Ook voor hen is het ‘buigen’ (meedoen) of ‘barsten’ (buitengesloten worden). De gemeenschap hanteert vaak van oudsher een eigen onge-schreven ‘Wetboek van Strafrecht’, dat soms haaks staat op de normen in de rest van de samenleving. Personen die door de politie en de samenleving worden gezien als ver-dachten, worden door de gemeenschap geregeld als slacht-offers gezien en andersom. Ook personen die niet van plan zijn te buigen komen aan bod in het sanctierepertoire. Zij worden niet geaccepteerd en er wordt geprobeerd hen ‘eruit te werken’.

4. Doorslaggevend: houding en timingUit het onderzoek blijkt dat gebiedskennis essentieel is, maar dat de houding en timing van de wijkagenten doorslag-gevend zijn voor het al dan niet succesvol opereren in hechte leefgemeenschappen.

Een wijkagent die zich instrumenteel opstelt door zich op informatievergaring te richten en minder waarde te hechten aan de door de gemeenschap geëiste wederkerigheid, zal moeilijk toegang krijgen tot de hechte leefgemeenschap. Die blijft zich dan afstandelijk en zakelijk opstellen. Het onderhouden van voor de politie vruchtbare contacten in een hechte gemeenschap vergt – zo impliceren de vorige adviezen – pure evenwichtskunst. Het voortdurend balan-ceren tussen voldoende afstand en betrokkenheid maakt kwetsbaar en brengt een groot afbreukrisico met zich mee.

Een wijkagent die dit probleem het hoofd wil bieden, stelt zich weliswaar dienstbaar op. Maar wel met een rechte rug, doordat hij of zij enerzijds personen in de gemeenschap wil helpen en anderzijds ook steeds duidelijk maakt dat waar nodig samen met collega’s zal worden opgetreden tegen misdaad en overlast. Uiteindelijk begrijpt de gemeen-

schap volgens geïnterviewde politiemensen en bewoners heus wel dat de politie haar werk moet doen en niet steeds de oren kan laten hangen naar de eisen van de gemeen-schap.

Naast houding is ook de timing van wijkagenten van groot belang. Uit het onderzoek blijkt dat zich soms vanuit een gemeenschap tijdelijke openingen voordoen. Dan wordt een lid van die gemeenschap ineens erg spraakzaam tegen-over de politie omdat deze (tijdelijk) gedeelde belangen ervaart en graag over iemand wil getuigen. Denk aan verkla-ringen over een zedendelinquent in een van onze casus, die ook in de gemeenschap zelf als dader wordt gezien. Het is dan zaak om als wijkagent die openingen te kunnen zien en gebruiken.

5. Accepteer het wanneer de ‘magie’ uitgewerkt isIn één van de gemeenschappen werkte een wijkagent die het al enkele jaren achtereen was gelukt om zeer succesvol te opereren. Maar zelfs deze politieman kreeg af en toe nul op het rekest. Sommige collega’s klaagden over het feit dat hij er soms voor koos zijn bronnen af te schermen. Hij bleef daar nuchter onder en gaf aan dat het maar zo kan gebeuren dat binnen enige tijd de magie zou zijn uitgewerkt. Daarmee doelde hij op het reeds genoemde evenwichtsspel van wijkagenten in hechte leefgemeenschappen. Hij gebruikte bewust het woord magie, omdat het hem niet altijd duidelijk was waarom het hem wel lukte om bestendige contacten te onderhouden, waar andere (goede) collega’s geen poot aan de grond kregen.

De uitgewerkte magie kan het gevolg zijn van het gelei-delijk op elkaar uitgekeken zijn van wijkagent en de hechte gemeenschap. Partijen hebben elkaar dan niets meer te vertellen. De ‘liefde is over’. Maar één enkel incident kan er ook voor zorgen dat er een meer abrupt einde komt aan de relatie. Een uit de hand gelopen aan-houding, ook al was de wijkagent daar zelf niet bij betrok-ken, een huiszoeking door de recherche of soms een tamelijk klein akkefietje, kunnen ervoor zorgen dan de wijkagent ‘klaar’ is in de gemeenschap. Deze wordt er dan uitgewerkt, niet meer in vertrouwen genomen of gewoon-weg genegeerd.

Slot en discussieDe voorgaande vijf adviezen hebben als gemene deler dat gebiedskennis over gemeenschappen heel belangrijk is. De wijkagent dient zich bewust te zijn van de lokale mores, de historie en de werking van de lokale sociale controle. Maar uiteindelijk zijn houding en timing doorslaggevend. Kennis alleen volstaat niet.

Deze aanbeveling lijkt erg op die in onderzoeken naar bijvoorbeeld de omgang van politie met Marokkanen, Turken of andere bevolkingsroepen in het kader van multi-cultureel vakmanschap. Eén casus uitgezonderd betrof het in het onderzoek Horen, Zien en Zwijgen echter autochtone leefgemeenschappen. Voor de soms markante trekken van dit soort (hechte) gemeenschappen lijkt bij de politie min-

Er wordt van twee kanten nogal stevig ‘getrokken’ aan de wijkagent

Page 30: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

30 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Omgaan met de wereld in de wijk

der aandacht dan voor de meer ‘exotische’ en wellicht hierdoor onbekend veronderstelde, niet-westerse bevol-kingsgroepen (zie ook Hoekman, 2017). Hoe moet worden omgegaan met autochtonen wordt toch als bekend veronder-steld.

De vijf adviezen in dit artikel pleiten echter voor aan-dacht bij de politie voor ‘policing multiple communities’; dus breder dan de focus op zogeheten ‘exotische’ niet-westerse gemeenschappen die overigens – zeker in het geval van Marokkaanse Nederlanders – veelal geen echte gemeen-schap zijn, laat staan een gesloten leefgemeenschap (Bovenkerk, 2014).

De centrale boodschap van dit artikel is dat conflicte-rende belangen, het soms extreme claimgedrag en de ingewikkelde positie van de wijkagent het politiewerk in hechte gemeenschappen onderscheidend maakt van het werk in dorpen en stadswijken met minder of zelfs een gebrek aan informele sociale controle. Een roulatiebeleid, waarbij wijkagenten na een bepaalde periode worden vervangen, neemt dat probleem niet weg. Sterker nog: wijkagenten geven aan dat deze periode vaak veel te kort is om een goed lokaal netwerk binnen de gemeenschap op te bouwen. Op plekken waar al een sterke controle is, zou het politiewerk gericht moeten zijn op het omgaan met de conflictpunten tussen formele en informele sociale controle en op – zo men wil – het omgaan met ‘tegenculturen’ (Klein Kranenburg, 2013) of zelfs ‘moral economies’ (Moors en Spapens, 2017). Het is dan wel interessant om bevindingen uit dit onderzoek te vergelijken met studies naar politiewerk in andere ‘gemeenschappen’ die zich maar moeilijk open-stellen. «

LiteratuurBervoets, E. en M. Bruinsma (2017). Horen, Zien en Zwijgen: opspo-

ring in dorpen en stadsbuurten met een gesloten leefgemeenschap. Reeks Politiewetenshap 97. Apeldoorn: Politie en Wetenschap.

Bervoets, E. (2006). Tussen respect en doorpakken: de politiële aanpak van Marokkaanse jongeren in Gouda, Utrecht en Amsterdam. Den Haag: Elsevier Overheid.

Bovenkerk, F. (2014). Marokkaan in Europa, crimineel in Nederland : een vergelijkende studie. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Cornelissen, A. en H. Ferwerda (2010). Burgerparticipatie in de opsporing: een onderzoek naar aard, werkwijzen en opbrengsten. Reeks Politiekunde 30. Apeldoorn: Politie en Wetenschap.

Dendermonde, M. (1989). De stilte van Koekange: een verhaal op zoek naar een verhaal. Meppel: Krips Repro.

Hoekman, J. Pionierswerk in de Bible Belt, Tijdschrift voor de Poli-tie, jg. 79/nr. 9, 18-21.

Kleijer-Kool, L. (2013). Multicultureel politiewerk. Den Haag: Boom Lemma Uitgevers.

Klein Kranenburg, D. (2013). Samen voor ons eigen: de geschiedenis van een Nederlandse volksbuurt: de Haagse Schilderswijk 1920-1985. Hilversum: Uitgeverij Verloren.

Moors, H. en T. Spapens (2017). Criminele families in Noord-Brabant: een verkenning van generatie-effecten in de georganiseerde misdaad. Reeks Politiewetenschap 94. Apeldoorn: Politie en Wetenschap.

Schreurs, A. (1947). Het kerkdorp St. Willebrord (Het Heike): een sociaal-geografische en criminologische studie. Proefschrift. Utrecht: Dekker en Van de Vegt.

Schukkink, (2012). De Suryoye gebundeld: 12 antropologische verken-ningen. Enschede: eigen uitgave.

Smid, B. (2013). Enclave Volendam : het verhaal van een dorp. Amster-dam: Uitgeverij Thomas Rap.

De vernieuwde website voor de politie heeft haar deuren geopend.Naast het welbekende Tijdschrift, zal de website allengs een steeds belangrijker rol gaan spelen als:

• Publicatieplatform voor politie- en veiligheidsonderzoek

• De verbinding tussen de wetenschap en de politiepraktijk

• Podium voor alle partners in de veiligheidskolom

• Opinieplatform voor eenieder die de politie vooruit wil helpen

• Archief van bijdragen uit het Tijdschrift voor de Politie

www.websitevoordepolitie.nl

ORGANISATIE OPSPORING OPENBARE ORDE PARTNERS RUBRIEKEN PUBLICATIES CONTACTˇ ˇ ˇ ˇ ˇ ˇ ˇ

De vernieuwde website voor de politie heeft haar deuren geopend.Naast het welbekende Tijdschrift, zal de website allengs een steeds belangrijker rol gaan spelen als:

• Publicatieplatform voor politie- en veiligheidsonderzoek

• De verbinding tussen de wetenschap en de politiepraktijk

• Podium voor alle partners in de veiligheidskolom

jg.80/nr.5/18Onafhankelijk opinieblad voor de politie Verschijnt 10 keer per jaar. Abonnementen: www.websitevoordepolitie.nl

6 Ontwikkelagenda GGP: Podium voor goed politiewerk. Vier uitdagingen voor de gebieds-gebonden politie.

16 / 22 Werken in wijk en web: agent in burger, sociale media, nieuwe tech-nologie; hoe staat het met de aanpassing?

26 Omgaan met de wereld in de wijk: vijf adviezen voor wijkagenten over opereren binnen hechte leefgemeen-schappen.

32 Samenspannen tegen ondermijning: waarom de Neder-landse politie anders is. Opsporing in de basispolitiezorg.

36 / 42 Het reali-seren van wendbare nabijheid: over de boa’s én over de risico’s van de ‘abstract’ geworden politie.

“ ”“Hubert Bruls: De vraag naar politie

neemt alleen maar toe

Gebiedsgebonden politiethemanummer

nieuw

Hét platform voor politieonderzoek en opinie

flyerPolitieLANDSCAPE_DEFjuni.indd 1 31-05-18 11:39

Page 31: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Bestel nu bij www.sdu.nl

De financiële sector wordt met uiteenlopende vormen van fraude geconfronteerd. Het strafrecht maakt het ook mogelijk om het benadeelde slachtoffer tegemoet te komen en reikt financiële instellingen de helpende hand als het gaat om het verhalen van de schade op de dader. In de praktijk blijkt echter de samenwerking tussen overheid en private sector weerbarstiger te zijn.

Door op een ‘klassieke wijze’ te blijven reageren, zal er weinig aan deze praktijk veranderen. Mede daarom gaan er steeds meer stemmen op het strafrecht niet meer als ‘ultimum remedium’ maar als ‘optimum remedium’ in te zetten. Niet meer als ‘laatste redmiddel’, maar als ‘optimaal instrument’ om het fraudeverschijnsel op een vernieuwende wijze tegemoet te treden.

De fraudeaangifte geeft functionarissen, werkzaam bij financiële instellingen, handvatten bij de voorbereiding en het daadwerkelijke doen van aangifte bij opsporingsinstanties. Het boek is een naslagwerk dat onmisbaar is voor eenieder die zich professioneel met de aangiftepraktijk bezighoudt in zowel de private als publieke sector.

De fraudeaangifte Startpunt voor een succesvolle strafrechtelijke belangenbehartiging

Een onmisbaar naslagwerk voor de aangiftepraktijk

De fraudeaangifte

ISBN: 9789035249486

Auteurs: Gerard Blonk,

Ton Haen, Piet van Gelder,

Bregje De Lannoy-Walenkamp

Bestelvoor

e 29,90

Fraudeaangifte.indd 1 31-08-17 10:33

Page 32: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

32 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Samenspannen tegen ondermijning

Meer dan voorheen had ook de criminele wereld behoefte aan ‘rust’

Waarom de Nederlandse politie anders is

Zijn wij anders? is de titel van een boek dat in 2010 verscheen. Waarom heeft Nederland in tegenstelling tot landen als Frankrijk en Engeland nauwelijks grootschalige etnische rel-

len gekend, was de vraag die het boek wilde beantwoorden. De auteurs, onder leiding van Otto Adang, maakten er een gedegen studie van. Een aantal factoren droeg volgens hen bij aan de afwezigheid van die etnische rellen. Eén daarvan was de sterk ontwikkelde verzorgingsstaat in Nederland.

Met dank aan de wijkagent?Maar in politiekringen bleef toch vooral een andere conclu-sie hangen: de belangrijke rol die wijkagenten speelden in het voorkomen van etnische conflicten. Hun aanwezigheid ‘in de haarvaten’ van de samenleving en hun levensechte kennis van de verhoudingen in moeilijke wijken, droegen in sterke mate bij aan het relatief rustige klimaat in deze gebieden. In ‘vreedzame’ tijden werd gewerkt aan de opbouw van kennis en kennissen (‘kennen en gekend worden’), die in moeilijke periodes kon worden gebruikt om conflicten te beheersen of ze van hun scherpste kantjes te ontdoen.

De studie werd met enthousiasme ontvangen in die tijd, in ieder geval ook door één van ons (Tops); de ander (Van der Torre) was gereserveerder, vanwege andersoortige bevindin-gen bij onderzoek naar politiewerk en drugscriminaliteit in Rotterdam-West (zie verderop).

De studie leek een belangrijke onderbouwing voor het belang van gebiedsgebonden politie, een concept dat sinds het verhaal over ‘Politie in verandering’ uit het einde van de jaren zeventig de ideologische kern van de Nederlandse politie was geworden. En dat ook steeds op een buitenge-woon positief onthaal van een deel van het bevoegd gezag kon rekenen, namelijk de burgemeesters en in hun ver-lengde de rest van het lokale bestuur.

Daarmee gaf Adangs studie ook tegengas aan wat minder positieve beschouwingen over wijkagenten en gebiedsgericht werken, bijvoorbeeld van Jan Terpstra. Die constateerde in 2008 dat de kwaliteit van de wijk-agenten sterk uiteen liep, dat de verwachtingen over hun functioneren erg verschillend waren, en dat hun verbin-ding met de rest van de politiewereld vaak gebrekkig was.

Of: vooral met dank aan andere agenten?Van der Torre herkende het beeld dat de stijl van de Nederlandse politie had geholpen bij het bewaren van de rust, maar niet het beeld dat wijkagenten daarbij een hoofdrol vervulden. Burgers van uiteenlopende komaf leren de politie voornamelijk kennen door surveillance, in (al dan niet vrijwillige) gesprekken op straat en bij het afhandelen van talrijke incidenten: van (nood)hulp tot (ernstige) strafbare feiten. De pragmatische stijl van gewone straatagenten was rechterlijk, zo nodig stevig en in de regel fair ten opzichte van concrete omstandigheden en personen (Van der Torre, 1999).

De stijl was een combinatie van de (soms wat te) stevige

Pieter Tops is hoogleraar Bestuurskunde, Universiteit Tilburg. Edward van der Torre is lector Gebiedsgebonden Politie en onderzoe-ker bij Lokale Zaken.

De Nederlandse politie is ‘anders’ vanwege lokale kennis, contacten en

invloed. Dat hielp om etnische rellen te voorkomen, zo concludeerde de

studie ‘Zijn wij anders?’ Tevredenheid over de openbare orde

veronachtzaamde hoe makkelijk drugscriminelen geld verdienen en op

hun manier bijdragen aan het lokale leefklimaat. Wijkagenten signaleren

in wijken en dorpen vandaag de dag veel georganiseerde (drugs)

criminaliteit. Dit is een harde realiteit die vraagt om andere lokale politie.

Page 33: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

33het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Opsporing in de bpz

Rotterdamse aanpak uit de jaren zeventig en tachtig, en van de meer in sociale kwaliteiten gevormde agenten die in de jaren tachtig instroomden. Stevig optreden tegen de forse drugsoverlast werd door veel burgers toegejuicht: regelmatig letterlijk, bij invallen in deal- of junkenpanden. De politiestijl leidde ertoe dat er weinig ressentiment bestond onder burgers, van welke komaf dan ook, tegen-over de politie. Dat legde een onmisbare basis om te (kunnen) voorkomen dat nare incidenten de lont in het kruitvat werden.

Ook met dank aan criminele vernieuwing?In Rotterdam-West was het in de jaren negentig duidelijk dat allochtone criminelen over wel erg veel drugsgeld beschikten. Een ogenschijnlijk simpel Marokkaans net-werkje had bijvoorbeeld al 400 miljoen gulden naar Marokko teruggesluisd, zo toonde een uitvoerig (en bij toeval gestart) rechercheonderzoek aan (Van der Torre, 1996). De drugscriminelen verkochten onder meer aller-hande drugs aan drugstoeristen, vanuit een snackbar zonder frituurinstallatie. Dit lijkt keutercriminaliteit, maar kopstukken met honderden miljoenen konden met vast-goedinvesteringen in het moederland daadwerkelijk uitgroeien tot miljardairs.

Drugscriminelen waren in Rotterdam-West in bepaalde kringen al (zeer) geliefd, omdat ze zorgden voor werkgele-genheid en ook in Rotterdam investeerden in winkels, horeca en bedrijven. Politiemensen zagen dat drugscrimi-nelen stopten met dealpanden in Rotterdam en kozen voor vernieuwing en verplaatsing. De detailhandel in drugs werd verplaatst naar het zuiden: naar Brabant, België en zeker ook Limburg. De hasjtransporten vanuit Afrika werden cocktailtransporten: niet alleen hasj, maar ook cocaïne.

Door de combinatie van stadsvernieuwing (renovatie, sloop), harde interventies (invallen in dealpanden) en criminele vernieuwing verbeterde de openbare orde in Rotterdam-West. De top van gemeente en politie was trots op het verbeterde leefklimaat. De belangrijke maatschap-pelijke rol van drugscriminelen in Rotterdam-West werd echter onderschat.

Gebiedsgebonden politie: herdefiniëring is nodigGaandeweg zijn wij, zo nu en dan bij gezamenlijk onder-zoek, sceptisch geworden over de praktijk van gebiedsge-bonden politie; zonder het idee te verwerpen, maar te herdefiniëren. Wij hebben gezien hoe in wijken en dorpen in Nederland op drugs gebaseerde georganiseerde misdaad enorm invloedrijk is geworden (Tops en Van der Torre, 2015). Dat is niet een ontwikkeling van de afgelopen jaren, maar een proces dat zich zeker al vanaf de jaren tachtig voltrekt. Hoe kan het dat deze ontwikkeling destijds niet door wijkagenten – volgens het beeld immers diep aanwezig in de haarvaten van deze gebieden – aan de orde is gesteld?

Eén van ons (Tops) maakte een historische studie van een bekende buurt in Tilburg (Tops, 2018). In de jaren negentig wilde het gemeentebestuur een ‘wijkvisie’ maken en vroeg onder meer aan de wijkpolitie wat hun indruk van de buurt was. ‘Het is een rustige buurt, waar wij probleem-loos doorheen kunnen fietsen’, was het prompte antwoord, dat zelfs ambtenaren op het stadhuis verbaasde. Want in diezelfde tijd explodeerde de drugswereld in deze buurt, waar – na de introductie van amfetamine- en xtc-productie in de jaren tachtig – nu het aantal hennepkwekerijen enorm toenam. Het werd door de wijkpolitie voorlopig niet gezien of niet gemeld.

En de buurt was voor de politie ook rustig geworden. Tien jaar eerder waren er nog regelmatig stevige confrontaties tussen politie en buurtbewoners. Dan werden politie-kever-tjes op hun kop gezet en een enkele keer zelfs in brand gestoken. Dat was nu afgelopen. Er was veel meer rust en orde gekomen. Op grotere schaal dan Tilburg deden zich vergelijkbare ontwikkelingen voor. Begin jaren tachtig werden delen van Brabant nog geteisterd door de Kempen-bende, die zeer gewelddadige overvallen en inbraken pleegde. Een decennium later was dat allemaal voorbij.

Als gevolg van succesvol politieoptreden? Deels onge-twijfeld. Maar het hielp zeker ook mee, dat de belangen nu anders waren komen te liggen. Meer dan voorheen had ook de criminele wereld behoefte aan ‘rust’; de enorme bedra-gen die zij nu plots met de productie van drugs waren gaan

Het werd later zo lekker rustig…

Page 34: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

34 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Samenspannen tegen ondermijning

verdienen, mochten niet in gevaar gebracht worden door onnodige confrontaties met de politie.

In Rotterdam-West gebeurde hetzelfde. Criminelen hadden er geen drugspanden meer (die waren nu onder meer in Maastricht en Geleen gevestigd), maar investeerden in autobedrijven, winkels, horeca en coffeeshops. In die nieuwe rol wilden ze maar wat graag overleggen met gemeente en politie, ook om hun bijdrage te leveren aan de lokale leefbaarheid of aan overvalpreventie.

Tevredenheid: lekker rustigIn zekere zin ontstond wat later, in bestuurderstaal, als een win-winsituatie kon worden uitgelegd. De criminelen waren tevreden. De burgemeesters waren tevreden, want ook die hadden behoefte aan een rustige openbare orde. De politie-top was tevreden, omdat de burgemeesters tevreden waren en omdat zij verdere invulling konden geven aan het door hen omhelsde concept van gebiedsgericht werken. De generatie die inmiddels bij de politie aan de macht was gekomen, omarmde gebiedsgebonden politie. Erg recher-che-minded was die generatie toch al niet en het gedoe rondom de Enquêtecommissie Opsporingsmethoden in de jaren negentig heeft die neiging versterkt, hoewel die commissie óók constateerde dat de georganiseerde misdaad zeer omvangrijk was. Neem het dan de wijkagent – omarmd als deze werd door bestuur en korpsleiding – maar eens kwalijk dat hij (of zij) óók tevreden was. Als deze al zag wat er in zijn wijk echt aan de hand was, vond hij daarvoor doorgaans allesbehalve een welwillend oor, ook niet bij de afgebouwde en overbelaste recherche.

Mooi, die rust en die tevredenheid. Maar was die eigenlijk niet afgekocht door de ogen te sluiten voor een ontwikkeling die de georganiseerde misdaad in zekere zin in het zadel hielp? En die hen in staat stelde, niet alleen om een miljar-

den-business tot ontwikkeling te brengen, maar ook om daarmee meer en meer aantrekkingskracht op de rest van de samenleving uit te oefenen?

Laten we er haastig aan toevoegen, dat ook het brede maatschappelijke klimaat weinig bevorderlijk was. In de welvarende en hedonistische jaren negentig was aanpakken van het drugsvraagstuk wel het laatste waar de samenleving behoefte aan had. Alleen bij excessen (bijvoorbeeld rond de house party’s of ernstige overlast in stedelijke drugsscenes) of bij gevoelige externe politieke druk (zoals door de presi-denten van Frankrijk en de Verenigde Staten) vroeg het bestuur aan de politie om door middel van opsporing harder op te treden tegen drugscriminaliteit.

Zorgen over lokale misdaadDe situatie is inmiddels veranderd. In een rondgang langs burgemeesters eind 2016 hoorden wij een aantal van hen voor het eerst zeggen dat zij meer behoefte hadden aan extra rechercheurs dan aan extra wijkagenten (Tops, Van Os en Van der Torre, 2017).

Wijkagenten en andere basispolitiemensen hameren vandaag de dag op de grote nadelige invloed van georga-niseerde (drugs)criminaliteit op hun werkgebied: in wijken én dorpen. De resultaten van een enquête onder medewerkers van drie basisteams (Sneek; de Kempen; Rotterdam Delfshaven) zijn helder (Van der Torre en Van Valkenhoef, 2017). 72% van de ondervraagde politie-medewerkers ziet in zijn of haar werkgebied ‘veel crimi-nelen die veel te weinig aangepakt worden’. Onder bevraagde wijkagenten ligt dit percentage nog wat hoger: 77 procent (in een landelijk survey onder wijkagenten in 2011 lag dit percentage op zestig procent). 81% van de politierespondenten vindt dat er in het werkgebied veel meer tijd en middelen beschikbaar zouden moeten zijn voor opsporingsonderzoeken naar (georganiseerde) mis-

Foto

: Han

s va

n Rh

oon,

Hol

land

se H

oogt

e

Wie neemt, na signalering van de problemen, het strafrechtelijk onderzoek ter hand?

Page 35: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

35het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Opsporing in de bpz

daad, gebaseerd op informatie van basispolitie (onder bevraagde wijkagenten: 87%!).

Het is een zware mentale last voor basispolitiemensen om te werken in een gebied met veel zichtbaar drugsgeld, zonder dat het basisteam of district een vuist kan maken tegen drugscriminaliteit.

Basisteams: uniformpolitieDe wijkagenten zijn inmiddels opgenomen in de 167 basis-teams van de politie. Die bestaan uit geüniformeerde of generalistische politiemensen. Opsporing is erg dun bezet in deze basisteams; vaak ongeveer tien fte. Als basisteams al iets aan opsporing kunnen doen, dienen zij zich volgens het toewijzingskader opsporing te richten op veelvoorko-mende criminaliteit. De districtsrecherche zou zich op high impact crimes (ook zogenoemde aangiftedelicten) dienen te richten en de eenheids- en landelijke recherche op georga-niseerde misdaad. In zijn kern is dit een onhoudbare opde-ling, die in de praktijk dan ook voor allerlei problemen zorgt. Basisteams en districten kunnen op geen stukken na voldoen aan de grote externe vraag (van het lokale bestuur) of interne behoefte (onder meer wijkagenten) aan opsporing van georganiseerde misdaad.

De onderverdeling van het toewijzingskader opsporing miskent de wezenlijke kenmerken van zogenoemde onder-mijning: dat is immers georganiseerde misdaad dichtbij. Zij is sociaal ingebed en veroorzaakt allerlei schadelijke maatschappelijke effecten. Voor vele tienduizenden mensen in Nederlandse steden en dorpen is georganiseerde misdaad geen bedreiging, maar een kans: om snel rijk te worden of tenminste om een paar graantjes mee te pikken. Het is daarmee een belangrijk lokaal veiligheidsprobleem dat vraagt om handelen van de basisteams en daarmee dus van ‘de gebiedsgebonden politie’.

Wie doet strafrechtelijk onderzoek naar een groepje drugsdealers dat verkoopt aan de lokale jeugd en wie zoekt uit door wie de hennepplantage is geïnstalleerd bij tante Truus of tante Dilek? Als de plantage alleen wordt geruimd, dan wordt de tante uit haar huurhuis gezet en de organisator claimt later bij haar (gezin) een schuld of boekt deze ene plantage af. Maar wie neemt, na signalering van dergelijke

problemen, het strafrechtelijk onderzoek ter hand? Het is eenvoudige georganiseerde drugscriminaliteit, maar het is voor de Nederlandse politie een uiterst lastige vraag. Want het antwoord is bijna altijd: het basisteam niet (geen VVC), de districtsrecherche niet (geen HIC en geen tijd), en het is te kleine misdaad voor de hogere niveaus.

Lokale opsporing bovenaan de GGP-agenda De basisteams bestaan uit geüniformeerde agenten die behoefte hebben aan rechercheurs in hun directe werkomge-ving. Daders van aangifte-loze delicten worden pas – tijdelijk en te laat – het mikpunt van opsporing als ze volgens de meer centrale recherche ‘groot’ genoeg zijn. De consequentie is dat agenten en burgers zien dat de samenleving oneerlijk wordt door het gemak waarmee drugscriminelen groeien, geld verdienen en uitgeven. De Nederlandse politie is óók anders door de riante ruimte die ze biedt aan lokaal opklimmende criminelen.

Veel eerder en sneller moet de stap gezet worden naar opsporing, door een team van rechercheurs dat de lokale situatie kent, omdat het daar dagelijks werkt en opspoort. ‘Kennen en gekend worden’, maar dan niet alleen om lokale misdaad op het spoor te komen, maar ook om er vaker daad-werkelijk tegen op te treden door middel van strafrechtelijk onderzoek. De lokale opsporing dient gestalte te krijgen in samenwerking met meer centrale recherchediensten en extern samen met onder meer gemeenten, RIECs en Belastingdienst. Het is belangrijk dat het ‘domein gebiedsgebonden politie’ zich niet beperkt tot uniformpolitie, maar de vraag stelt en beantwoordt hoe op basisteamniveau gestalte wordt gegeven aan opsporing. Die vraag wordt niet alleen door lastige onder-zoekers of burgemeesters bovenaan de toekomstagenda gezet, maar ook door uitvoerende agenten, zoals wijkagenten. «LiteratuurO. Adang, H. Quint en R. van der Wal (2010). Zijn wij anders? Waarom

Nederland geen grootschalige etnische rellen heeft, Apeldoorn, Politieacademie.

J. Terpstra (2008). Wijkagenten en hun dagelijkse werk, Den Haag, Sdu Uitgevers.

E.J. van der Torre (1996). Drugstoeristen en Kooplieden: Een onderzoek naar Franse drugstoeristen, Marokkaanse drugsrunners en het beheer van dealpanden in Rotterdam, Deventer, Kluwer rechtswetenschap-pen, 1996.

E.J. van der Torre (1999). Politiewerk: Politiestijlen, community policing, professionalisme, Alphen aan den Rijn, Samsom.

E.J. van der Torre en J. M. van Valkenhoef (2017). De lokale betekenis van basisteams: Over het werk van geüniformeerde agenten en het gebrek van rechercheurs, Den Haag, Boom en Criminologie.

P. Tops en E.J. van der Torre (2015), Wijkenaanpak ondermijnende criminaliteit, Den Haag, Boom Criminologie

P. Tops, P. van Os en E.J. van der Torre (2017). Sleuren en sturen in 2017: De ontwikkeling van de relatie tussen politie en het lokaal bestuur, Den Haag, VNG.

P. Tops (2018). Een ongetemde buurt: Achterstand, ondernemingszin en criminaliteit in een volksbuurt, Amsterdam, Balans.

Veel eerder en sneller moet de stap gezet worden naar de opsporing

Page 36: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

De visies op gemeentelijk toezicht en handhaving lijken onverenigbaar

Politiesubstituut of eigenstandige beroepsgroep?

De Amsterdamse handhavers staan niet alleen in hun wens. Een snelle scan levert meer berichten op over de behoefte aan extra geweldsmiddelen (Sijtsma, 2017; Wijs, 2017; RTV Utrecht, 2017).

Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de vier grote steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) vinden dat gemeentelijke handhavers, die toezien op overlast in de openbare ruimte, meer mogelijkheden moeten krijgen om zich te verweren (VNG, 2016).

Waardering en kritiekIn veel Nederlandse gemeenten zijn boa’s inmiddels een bekend verschijnsel. In 2013 waren er al ongeveer 3600 van hen in het publieke domein aanwezig en de laatste jaren is dit aantal verder toegenomen: bijna een kwart van de gemeenten heeft meer handhavers benoemd, ondanks bezuinigingen (zie bijvoorbeeld Winterman, 2016; Terpstra, Foekens & Stokkom, 2015). Zij mogen bekeuren voor bepaalde overtredingen, bijvoorbeeld fout parkeren, huis-

vuil dat te vroeg buiten staat, zwerfafval of hondenpoep, maar ook bij overlast van jongeren, daklozen of uitgaanspu-bliek. Ambitieuze gemeentelijke handhavers vormen daarmee een serieuze beroepsgroep en een prominent antwoord op de behoefte aan meer toezicht.

Toch is niet iedereen verheugd over deze ontwikkeling. Critici stellen dat handhaving in de publieke ruimte dreigt te versnipperen nu niet alleen de politie mag bekeuren voor overlast op straat. Er is geen garantie dat boa’s en politie op dezelfde manier optreden en er is een risico dat veel infor-matie verloren gaat. Daarnaast bestaat nog steeds het vermoeden dat handhaving van de ‘kleine norm’ niet over-gelaten kan worden aan een beroepsgroep die tot een paar jaar geleden nog bestond uit gesubsidieerde arbeidskrach-ten. Dat zou leiden tot onzeker optreden en conflictmijdend gedrag, waar consequent en daadkrachtig optreden vereist is.

Om dit soort redenen stelt bijvoorbeeld Stichting Maat-schappij en Veiligheid dat handhaving volledig aan de politie toebedeeld zou moeten worden (Van Steden, 2017). De commissie-Kuijken stelde bij haar evaluatie van de Politiewet 2012 dat de politie een centrale(re) rol moet krijgen in de handhaving op straat door de operationele regie over boa’s steviger bij de politie te verankeren (Com-missie Evaluatie Politiewet 2012, 2017). Anderen menen dat gemeenten de eigen handhavers moeten behouden, maar alleen om bij ‘goedwillende burgers de norm te beves-tigen en gedragsverandering te ondersteunen’ en niet om straffend op te treden (Van Dijk & Aalbersberg, 2017).

Zo lijken de visies op gemeentelijk toezicht en handhaving in twee onverenigbare categorieën uiteen te vallen. Ener-zijds is er de neiging van de gemeenten om deze beroeps-

Teun Eikenaar is onderzoeker bij het Instituut Fysieke Veiligheid en schreef een proef-schrift over gemeen-telijke handhavers.

‘Geef handhavers een wapenstok en pepperspray,’ zo luidde in september

een kop op de voorpagina van Het Parool. Deze uitspraak is afkomstig van

Rienk Hoff, directeur van de Amsterdamse dienst Handhaving en Toezicht.

Buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) moeten volgens hem

weerbaarder gemaakt worden, meer geweldsmiddelen krijgen en

flexibeler kunnen worden ingezet op de plekken waar ze het hardst nodig

zijn, zoals op uitgaanspleinen en in het openbaar vervoer. Anderen menen

dat de controle over handhaving in de publieke ruimte geheel moet

worden ondergebracht bij de politie. In dit artikel werp ik licht op deze

kwestie.

36 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Realiseren van wendbare nabijheid

Page 37: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

groep door te ontwikkelen en meer (gewelds)middelen te geven. Anderzijds menen critici dat dit soort ongebreidelde ambities beteugeld moeten worden; de controle over hand-having in de publieke ruimte moet volgens hen worden ondergebracht waar deze hoort: bij de politie.

Hoe nu verder?Dit roept de vraag op hoe nu verder te bewegen in dit domein: moet toegegeven worden aan de gemeentelijke behoefte aan meer bevoegdheden en een verdere dooront-wikkeling van de gemeentelijke handhaving? Of zouden we juist op de rem moeten trappen en de ontwikkelingen zelfs terug moeten draaien? In dit artikel werp ik licht op deze kwestie vanuit mijn promotieonderzoek naar gemeentelijk toezicht en handhaving (Eikenaar, 2017). In het kader van die studie heb ik uitvoerig meegekeken in de keuken van deze beroepsgroep. Ik sprak met handhavers, met hun managers, met andere betrokken ambtenaren en met een aantal politiemensen die veel met boa’s te maken hadden. Ook liep ik diensten met handhavers mee (Eikenaar, 2017). Dit biedt de mogelijkheid om de bovenstaande discussie in perspectief te plaatsen: over wat voor beroepsgroep hebben we het eigenlijk en hoe heeft die zich de laatste jaren ont-wikkeld?

De praktijkLaat ik ter introductie beginnen met een korte scène uit het werk van boa’s in Rotterdam die een beeld geeft van het vak van gemeentelijke handhavers en hun verhouding met de politie.

Een koude en natte januari avond in een Rotter-damse ‘krachtwijk’. Twee jeugdhandhavers fietsen een grote binnentuin in die ommuurd is door flats van een paar verdiepingen hoog. Aan het eind van de binnentuin staan vier jongens bij een opgeblazen afvalbak en een kapot bankje. Op de grond ligt rommel. Rustig begeven de handhavers zich naar de jongens. De sfeer is gespannen. Drie jongens lopen meteen weg als ze ons zien aankomen, eentje blijft staan.‘Wát, ik mag hier toch staan, ik wacht op mijn zus,’ snauwt hij de handhavers toe. De boa’s doen niets, maar blijven wel staan. De jongen blijft wat dralen en besluit na verloop van tijd toch weg te slenteren. Een van de handhavers vertelt dat hij de jongens normaal gesproken een bon zou heb-ben gegeven omdat dit een hotspot is; een plek waar ze sowieso niet mogen rondhangen. Waarom hij nu geen bon heeft geschreven? ‘Dan was het zeker vechten geworden,’ zegt hij, ‘en ik weet niet of er genoeg politie in de buurt is om back-up te bieden.’

Handhavers treden herhaaldelijk op in complexe situaties waarin het gebruik van geweld reëel is. Het werk van boa’s grenst dan ook aan dat van politieagenten. Ze krijgen te maken met verschillende doelgroepen, zoals overlast gevende jeugdgroepen, druggebruikers en dealers, en ze werken in sommige steden ook ’s nachts. Regelmatig gaan

Foto

: AN

P

Amsterdam 1990.

37het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Gemeentelijk handhavers in perspectief

Page 38: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

ze wijken in waar de weerstand tegen gemeente en politie groot is. Bovendien worden ze vaak flexibel ingezet om de overlast op hotspots snel en doeltreffend tegen te gaan.

De handhavers hebben een beperkt mandaat: ze mogen voor een aantal feiten schrijven en beschikken over beperkte geweldsmiddelen. Zij blijken echter creatief in de toepassing van die beperkte middelen. Binnen de Opium-wet mogen ze bijvoorbeeld niet schrijven, maar blowen kan – mits goed omschreven – prima als overlast worden aange-merkt. Door dit soort creatieve toepassingen en door hun fysieke aanwezigheid op hotspots weten ze hun doelgroepen daar vaak weg te houden en op te jagen naar straten en wijken met minder toezicht.

Mede daarom gaan boa’s op zoek naar nieuwe taken. Zo zag ik in Utrecht hoe boa’s op eigen initiatief nieuwe hand-havingstaken naar zich toetrokken, extra straten aan hun rondes toevoegden, soms de politie assisteerden en zich ontfermden over de handhaving op de taxistandplaatsen in het centrum. De Utrechts boa’s zijn daarin geen uitzonde-ring; gemeentelijke handhavers willen serieus handhavend werk verrichten en het taaie imago van nutteloze ‘stadswan-delaar’ van zich af schudden. Tijdens mijn gesprekken en rondes met hen waren er tal van voorbeelden van (milde) geldingsdrang.

Een nieuwe gemeentepolitie?Beschrijvingen als deze doen vermoeden dat de weg naar een nieuwe gemeentepolitie is ingezet en dat deze handha-vende beroepsgroep nadrukkelijk tegen de politie aan schuurt; handhavers lijken in dit opzicht eerder politiesub-stituten dan autonome gemeentelijke functionarissen.

Het is verleidelijk om de roep om meer bevoegdheden en mogelijkheden voor boa’s als bevestiging van die trend te zien. Gemeenten willen meer bevoegdheden voor hun hand-havers omdat te weinig wordt opgetreden tegen overtredin-gen, bijvoorbeeld in het verkeer. Dit suggereert dat de gemeente meer werk van de politie wil overnemen. De verhouding met de politie is echter ingewikkelder dan dat. Zo spiegelen handhavers zich zeker niet volledig aan de politie, laat staan dat ze de concurrentie met de politie willen aan-gaan of bijvoorbeeld ook opsporingstaken naar zich toe zouden willen trekken. Het verzoek om meer bevoegdheden

komt meer voort uit de omstandigheden waaronder boa’s hun werk doen en uit de behoefte als volwaardig gezien te worden dan uit de wens de politie te vervangen (Van Stokkom & Eikenaar, 2014). De formulering dat boa’s de politie vervan-gen doet dan ook geen recht aan de eigenstandigheid van het gemeentelijke toezicht en handhaving.

Dit roept natuurlijk de vraag op wat dat gemeentelijke handhaving dan zo eigenstandig maakt. Als boa’s geen vervanging voor de politie zijn, wat zijn ze dan wel? Om daar een goed zicht op te krijgen, moet zowel hun opkomst als de gemeentelijke context waarbinnen ze werken in ogenschouw worden genomen.

Een eigenstandige beroepsgroepGemeentelijke handhavers zijn nooit uitsluitend een ant-woord geweest op wat de politie liet liggen, maar hebben altijd al hun eigen werkdefinities, taken en jargon gehad. Dat begint met de opkomst van de eerste stadswachten, de voorgangers van de huidige gemeentelijke handhavers. Vanaf halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw ontstond de behoefte aan nieuw ‘functioneel toezicht’: overheidsperso-neel dat corrigerend optrad tegen betrekkelijk kleine over-tredingen als zwartrijden, fietsendiefstal en vandalisme. Dat waren namelijk de vormen van kleine criminaliteit waarvan burgers de meeste last hadden, maar waaraan de politie weinig tot niets deed. Stadswachten die in dit kader de straat op werden gestuurd – Melkert- en later ID-banen – moesten burgers bovendien een veiliger gevoel geven; een notie die in de jaren negentig eveneens sterk toenam.

Toen gemeenten nieuwe middelen gingen toepassen om de veiligheidsbeleving van burgers beter te meten – leef-baarheidsmonitoren en de veiligheidsindex – werd die oriëntatie op burgers nog sterker. Duidelijk werd dat bur-gers zich het meest ergerden aan ogenschijnlijk kleine problemen, zoals huisvuil dat te vroeg werd buiten gezet en auto’s op de stoep. Termen als ‘leefbaarheid’, ‘overlast’ en ‘kleine ergernissen’ nestelden zich vanaf toen stevig in het taalgebruik van gemeenten en in het beleid en de praktijk van de nieuwe toezichthouders.

Het was dus van meet af aan gemeentelijk personeel dat zich bezighield met die kleine criminaliteit, veiligheidsge-voelens en ‘kleine ergernissen’, en niet de politie.

Arnhem 2018.

Foto

: Luu

k va

n de

r Lee

, Hol

land

se H

oogt

e

38 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Realiseren van wendbare nabijheid

Page 39: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Politie-initiatieven als de politiesurveillant en het Amster-damse programma Streetwise kunnen mede gezien worden als poging om ‘handhaving van de kleine norm’ terug te winnen voor de politie. Deze initiatieven waren echter allemaal van tijdelijke duur. De trend was ontegenzeggelijk dat het onderscheid tussen gemeentelijke handhaving en de politie scherper werd aangezet, mede als gevolg van de kerntakendiscussie.

Ook door de veranderingen binnen het gemeentelijk toezicht zelf werd de oriëntatie op kleine ergernissen ster-ker. Naar aanleiding van de lokale politieke ‘roep om meer toezicht’ werden veel stadswachtorganisaties namelijk omgevormd tot professionelere handhavingsdiensten en vloeiden (oude) stadswachten af of werden omgeschoold tot handhavers: personeel dat ook kon bekeuren op een aantal overlastfeiten. Met die ontwikkelingen keerden gemeenten de politie verder de rug toe en kregen handhavers de ruimte om hun eigen beroepsidentiteit te ontwikkelen. Dat ging gepaard met het scherper vaststellen van eigen prioriteiten (huisvuil, fout parkeren, honden) en het meer centraal stellen van ‘de burger’ en zijn klachten.

Handhavingsinstrument gemeentenDit beleid is sindsdien verder ingebed geraakt in gemeente-lijke diensten toezicht en handhaving. Het werk van boa’s wordt voor een belangrijk deel bepaald door de genoemde leefbaarheidsmonitoren. Daaruit valt namelijk af te leiden wat voor cijfers burgers aan de openbare ruimte van hun wijk geven, waaraan zij zich het meeste ergeren en waar en wanneer ze zich mogelijk onveilig voelen. Hoewel veel gemeenten huiverig zijn om hun boa’s af te rekenen op slechte leefbaarheidscijfers (alsof handhaving het enige is wat daarop invloed heeft), ze gebruiken deze wel als belang-rijke handvatten om hun personeel te sturen. Opnieuw heeft dat weinig te maken met politieprioriteiten, maar vooral met prioriteiten van gemeentelijk managers en hun ideeën over ‘schoon, heel en veilig’ en ‘leefbaarheid’.

Ook zijn boa’s ontdekt door gemeentelijk bestuurders en politici, niet in de laatste plaats als een ‘eigen’ handhavings-instrument. Al in het begin van de 21e eeuw voerden veel gemeenteraden een discussie over meer toezicht op de over-lastfeiten waarvan burgers de meeste last hadden. Hoewel toen al duidelijk was dat de politie dat toezicht niet op zich

zou nemen, zou het nog enkele jaren duren voordat de toen nog betrekkelijk onbekwame stadswachten konden door-groeien tot het huidige getrainde en bereidwillige korps van gemeentelijke handhavers dat flexibel ingezet kan worden op de plaatsen waar de overlast het grootst is. Dat heeft welis-waar ook te maken met het gebrek aan grip op de politie, maar zeker zoveel met het symbolische belang dat met ‘eigen’ handhavers kan worden uitgedrukt: bestuurders kunnen laten zien dat er geluisterd wordt naar aanhoudend geklaag.

Dit levert een wat ambivalent beeld op van boa’s. Ze doen werk dat soms wel degelijk veel weg heeft van dat van de politie, maar tegelijkertijd vormen zij een eigenstandig beroep, met een eigen geschiedenis, beleid en oriëntatie. Of in de woorden van burgemeester Lieke Sievers van de gemeente Edam-Volendam: ‘een intrinsieke waarde in de volle breedte van de leefbaarheid, de handhaving en de veiligheidstaken’ (Jong & De Vries, 2017).

Die ambivalentie is terug te zien in de praktijk van veel boa’s. Handhavers zijn vaak ambitieuze mensen, die zich graag willen bewijzen en zich nuttig willen maken in het openbaar domein. Daar komt bij dat taken die alleen draaien om fysieke aanwezigheid niet altijd hoog scoren; het controleren van hotspots omdat bewoners en winkeliers daar nu eenmaal veel klagen is niet echt ‘sexy’ in de bele-ving van veel handhavers. Dat geldt ook voor de verwach-ting dat ze zorgen voor een veiliger gevoel voor wijkbewo-ners. Tegelijkertijd hebben veel boa’s de neiging zich af te zetten tegen de politie. Sommige boa’s zeggen dat zij er in ieder geval zijn voor de burger, dat ze een eigen aanpak hebben, die meer gericht is op service en het bevorderen van ‘nalevingsgedrag’ dan op repressie, en dat ze eigen taken uitvoeren die weinig of niets met die van de politie te maken hebben.

Handhaving: terug naar een politieel systeem of verder met wat er is?Sommigen menen dat handhaving in de openbare ruimte daarmee een verwarrend en versnipperd beeld geeft, een ‘tweestromenland’ waarin weinig doordachte keuzes worden gemaakt. Daarbinnen is een oproep tot meer structuur begrijpelijk. Er zou een harde knip gemaakt moeten worden tussen gemeentelijk toezicht en handhaving enerzijds en de politie anderzijds, bijvoorbeeld door gemeenteambtenaren niet te laten ‘straffen’, maar enkel normen van goedwillende burgers te laten bevestigen. Ondertussen zou de politiesur-veillant weer in het leven moeten worden geroepen voor het handhavende werk op straat.

Op basis van het voorgaande is het echter de vraag of dit realistisch is. Gemeentelijke handhaving is niet eenvoudig een vervanging van politiewerk, maar is uitgegroeid tot een beroep dat eigen antwoorden biedt op de vraag om meer toezicht in het kader van kleine ergernissen en leefbaar-heidskwesties en om meer aandacht voor onveiligheidsbele-ving. Daarbij maken boa’s deel uit van de gemeentelijke organisatie met een mogelijkheid tot directe sturing voor

Geweldsmonopolie berust allang niet meer bij de politie alleen

39het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Gemeentelijk handhavers in perspectief

Page 40: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

bestuurders. Burgemeesters, politici en burgers hebben behoefte aan handhaving met betrekking tot de meest storende feiten, niet alleen aan symbolische aanwezigheid. In dat licht moet ook de roep om meer geweldsmiddelen gezien worden: boa’s moeten ‘een verschil kunnen maken’, zo menen veel gemeenten.

Het lijkt onwaarschijnlijk dat de inzet van nieuwe poli-tiesurveillanten de afnemende bereidheid bij de politie kan tegengaan om aandacht te besteden aan handhaving van de kleine norm. Politiesurveillanten zijn namelijk niet opge-leid met de gemeentelijke oriëntatie op kleine ergernissen en leefbaarheid, maar onderdeel van de politieorganisatie. Het ligt voor de hand dat zij liefst snel willen doorstromen naar functies waarin ‘echt’ politiewerk kan worden verricht.

Sturing van politiesurveillanten via gemeentelijke inte-grale veiligheidsplannen gaat voorbij aan de mogelijkheid tot directe, ad-hocsturing en ‘eigenheid’ die veel lokale bestuurders nu juist zo prettig vinden aan boa’s. Dat is nog los van de vraag in hoeverre de politie in de praktijk bereid zou zijn blijvend aandacht te besteden aan die gemeente-lijke prioriteiten (Terspstra et al., 2015). Dit laat uiteraard onverlet dat ook moet worden bezien hoe de nationale politie beter lokaal kan worden verankerd. Het is echter naïef om te denken dat boa’s zich ‘tussen’ politie en burgers zouden nestelen. Mogelijk gebrek aan contact met burgers en lokale partners is eerst en vooral de politie zelf aan te rekenen.

Aan welk type lokale handhaving geven we de voorkeur? Op basis van het voorgaande is duidelijk dat er een overlap is in de werkdomeinen van beide beroepsgroepen. Ze lijken op elkaar, maar zijn niet hetzelfde. Het geweldsmonopolie berust al lang niet meer bij de politie alleen. Ook boa’s beschikken over handboeien, gebruiken zo nodig vormen van geweld, reageren op meldingen en komen soms opdra-ven ‘when force is needed’ (Bittner, 1970), wanneer om gezaghebbend optreden gevraagd wordt, zij het dat de politie nog altijd over meer middelen beschikt. Dat ontken-nen of volledig willen terugdraaien is onrealistisch.

Het klopt dat een ongebreidelde groei van taken voor boa’s een professionele uitvoering van die taken niet ten goede komt. Er is daarom veel voor te zeggen om zo nu en

dan op de rem te trappen, mocht het er bijvoorbeeld echt van komen dat gemeenten ook opsporingstaken gaan ambië-ren. Verder lijkt het beter om te investeren in een verbete-ring van het bestaande systeem. Welke plek geven we aan gemeentelijke handhaving? Hoe kunnen contact en uitwis-seling met politie verbeterd worden? Maar ook breder: met welke burgers hebben handhavers contact en op basis van welke klachten handelen ze? Zijn boa’s wel echt zo ‘lokaal verankerd’ als vaak wordt beweerd of vormen zij een soort ‘klachtenbrigade’ die naar wisselende hotspots wordt gestuurd om overlastgevers te verjagen? Het is dus veeleer de vraag welk type lokale handhaving we willen hebben. Met het antwoord daarop ontstaat namelijk vanzelf ook een antwoord op de vraag in hoeverre meer bevoegdheden en verdere flexibilisering gepast zijn. «LiteratuurBittner, E. (1970). The functions of the police in modern society. A

review of background factors, current practices, and possible role models. Chevy Chase, MD: National Institute of Mental Health, Center for Studies of Crime and Delinquency

Commissie Evaluatie Politiewet 2012 (2017). Evaluatie Politiewet 2012. Doorontwikkelen en ontwikkelen. Den Haag: Commissie Evaluatie Politiewet 2012 (https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/2747-evaluatie-politiewet-2012.aspx).

Dijk, A.J. van & Aalbersberg, P. (2017). Gemeentelijke handhaving en politie. Tijdschrift voor de politie, 79(1), 6-8.

Eikenaar, T. (2017). Municipal disorder policing. Dealing with annoy-ances in public places. Den Haag: Eleven.

Jong, W. & Vries, H. de (2017). Versterken van veerkracht en vertrou-wen. Tijdschrift voor de politie, 79(9-10), 12-17.

RTV Utrecht (2017). Amersfoortste BOA’s met boeien de straat op, RTV Utrecht, 1 december (https://www.rtvutrecht.nl/nieuws/1694278/amersfoortse-boas-met-boeien-op-straat.html ).

Sijtsma, T. (2017). Geweld en agressie tegen handhavers fors toegeno-men. Het Parool, 28 november (https://www.parool.nl/amsterdam/geweld-en-agressie-tegen-handhavers-fors-toegenomen~a4541952/ ).

Steden, R. van (2017). Van buitengewoon opsporingsambtenaren naar politiesurveillanten. Een visie op gemeentelijke handhavers. Den Haag: Stichting Maatschappij en Veiligheid (http://www.maatschap-pijenveiligheid.nl/wordpress/wp-content/uploads/2017/05/15-02-2017-POLITIE-EN-boaS-dr.-R.-van-Steden.pdf ).

Stokkom, B. van & T. Eikenaar (2014). BOA’s: een volwaardige beroepsgroep naast de politie? Tijdschrift voor de politie, 76(7), 6-10.

Terpstra, J., Foekens, P. & Stokkom, B. van (2015). Burgemeesters over hun nationale politie. Den Haag: Stichting Maatschappij en Veiligheid.

VNG (2016). Handhaver 2020. Sterk in de openbare ruimte. Den Haag: Vereniging Nederlandse Gemeenten. https://vng.nl/onderwerpenin-dex/veiligheid/veiligheidsbeleid/nieuws/vng-visie-handhaver-2020-sterk-in-de-openbare-ruimte

Wijs, N. (2017). Meer BOA’s de straat op de komende jaren. Breda Vandaag, 23 juni (http://www.bredavandaag.nl/nieuws/poli-tiek/2017-06-23/meer-boas-de-straat-op-komende-jaren).

Winterman, P. (2016), Stadwachten vaker uitgerust met wapens. Algemeen Dagblad, 9 mei (https://www.ad.nl/home/stadswachten-vaker-uitgerust-met-wapens~a3dc2ead/ ).

Het is dus veeleer de vraag welk type lokale handhaving we willen hebben

40 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Realiseren van wendbare nabijheid

Page 41: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Coördinatie: Claudia Verhagen

41het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 Bureau Warmoesstraat

Een ongemakkelijke geschiedenis

Na een reeks van incidenten wordt in het jaar 2000 politiebureau Warmoesstraat definitief opgedoekt. Op de dag van de sluiting presen-teerde misdaadverslaggever Cees Koring zijn eerste boek over dit beroemde en beruchte bureau. Het werd een bestseller. Nu, 18 jaar later, verschijnt een nieuw boek van Koring over de Warmoesstraat. Ook dit keer schetst hij de geschiedenis van het bureau en zijn verzorgingsgebied. Daarnaast heeft hij het over de vele ontwikkelingen sinds dat slui-tingsjaar, zoals de aanpak van de georgani-seerde criminaliteit, de sluiting van ramen, de huidige tsunami van toeristen. Misstanden uit het verleden werden aangepakt, maar bewo-ners en werkers van het Wallengebied, de Nieuwmarkt en de Zeedijk zagen en zien zich voor nieuwe problemen gesteld.

Ontwikkelingen in de buurtBureau Warmoesstraat opent de deuren in 1903. De buurt wordt gekenmerkt door mis-daad en armoede. Vrouwen prostitueren zich heimelijk. Op de Zeedijk wordt vaak gevoch-ten, bijvoorbeeld door dronken zeelieden. Bij de ingebruikname van het bureau hekelt de eigenzinnige commissaris Voordewind de architect, omdat deze geen verstand heeft van de eisen die aan een politiebureau worden gesteld. Zo werkt de wachtcommandant zonder zicht op de gang van zaken in het bureau, terwijl hij daar wel verantwoordelijk voor is. De cellen zijn middeleeuws en de wenteltrappen onwerkbaar.

Voordewind staat voor het welzijn van zijn manschappen en door hen wordt hij gewaar-deerd. Maar hij lijkt het bijna onvermijdelijk te vinden dat er wel eens een arrestant van de trap valt, en af en toe een fooi aannemen is wat hem betreft oké. De latere gebeurtenissen aan de Warmoesstraat, waarbij collega’s niet integer handelen, worden vaak geweten aan het langdurig werken in een onveilige, depri-merende werkomgeving. Maar je voelt als lezer al een begin van afglijden direct bij de opening van het bureau.

Het politiewerk in de rosse buurt is pittig. Tijdens de bezetting wordt het voor dienders nog eens extra verwarrend en frustrerend. Politiemensen moeten een ariërverklaring tekenen, wat ontslag betekent voor Joodse collega’ s (zie ook: https://www.websitevoor-

depolitie.nl/het-amsterdamse-korps-en-zijn-oorlogsverleden). Collega’s zeggen achteraf: “Ik had het nooit mogen doen, maar het gaf aan hoe gedemoraliseerd we waren.”

Direct na de oorlog wordt het gebied hét uitgaanscentrum voor de bevrijders. Er ontstaat een bruisend uitgaansleven. Op de Wallen wordt prostitutie gedoogd. De rechts-zaak na de moord op Magere Josje in 1957 geeft bestuurders en burgers voor het eerst zicht op de uitbuiting van vrouwen in een goed georganiseerde onderwereld. De actie Gordijnen dicht moet van de Wallen weer een leefbare buurt maken. Korte tijd is het er minder rumoerig.

Maar niet voor lang, zoals Koring laat zien: de rellen van de jaren zestig, de illegale gokhuizen gerund door Chinezen, het toene-mende aantal gebruikers op de kop van de Zeedijk en grote groepen dealende Surina-mers die volledig de dienst uitmaakten. De Zeedijk werd een no-go area. De aanpak door het Zeedijkteam (1985-1998) had succes. Koring schrijft: ‘Het toverwoord is toezicht en consequente handhaving. Als je alles niet goed in de hand houdt, komt het probleem net zo hard weer terug.’

Steeds meer ontsporingenDe sfeer van constante dreiging, confrontatie en frustratie creëerde bij collega’s een voe-dingsbodem voor discriminatie en dispropor-tioneel geweld. Vier dienders van bureau Warmoesstraat vonden tijdens de dienstuitoe-fening de dood. Begin ‘70 werd het bureau verbouwd, maar de omgeving en de bureau-cultuur bleven hetzelfde.

In 1991 klapte Jan van Daalen uit de school in zijn boek Sans rancune. Steeds meer verhalen gingen rond over dienders die wel een oogje dichtknepen als je ze voldoende geld toestopte. De jonge inspecteurs Jelle Kuiper en Joop van Riessen gingen de strijd aan met de verziekte cultuur. Chinezen, nog altijd zwijgzaam, werden onder druk gezet om namen te noemen van politiemensen aan wie zij geld moesten afstaan. Interne onderzoeken volgden elkaar op. Heel wat dienders kregen strafoverplaatsing. Terugkijkend zegt een diender: “Ik heb gehandeld naar de normen die toen golden op de Warmoesstraat. De leiding gaf geen richtlijnen. ”

De dood van zwerver Adrie van Driel betekende het einde van Bureau War-moesstraat. Deze lastige man werd het bureau uitgezet en overleed op de stoep. De betrok-ken hoofdagent werd strafrechtelijk veroor-deeld. Kuiper, inmiddels hoofdcommissaris, ontsloeg hem niet maar sommeerde de ophef-fing van het bureau. Naast verontwaardiging over het harde politieoptreden werd de vraag opgeworpen of het deugt dat de politie wordt opgescheept met problemen die thuishoren op het bordje van hulpverleningsinstanties. We spreken over 1997…

Huidige problematiekIn 1999 raakte bekend dat hasjbazen als De Hakkelaar en Zwolsman voor miljoenen aan huizen kochten in het Wallengebied. Om de criminele infrastructuur in de buurt te breken werd in 2007 Project 1012 gestart. Met succes: de Wallen werden veiliger met als gevolg... hordes toeristen! Met negen miljoen van hen op jaarbasis in dit kleine stukje Amsterdam staat de leefbaarheid opnieuw onder druk.

De geschiedenis van het bureau War-moesstraat reflecteert een bijzonder tijdperk waarin politiemensen knokten voor een bestaan. Aan de Warmoesstraat werd hard gewerkt, maar het ontbrak de dienders aan een moreel kompas. Zoals Kuiper stelt: “Als je de kleine dingen niet aanpakt, dan gaat het fout. Want daarmee begint ’t. Dat zijn de lessen die de politie van de ‘kwestie War-moesstraat’ moet hebben geleerd.” «C. Koring (2018), Bureau Warmoesstraat, ‘de levende legende’, uitgeverij Just Publishers, 272 pagina’s, ISBN 978 90 897 5802 6.

– CV

Page 42: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

42 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Realiseren van wendbare nabijheid

Het begrip abstracte politie heeft betrekking op zowel interne als externe relaties

De abstracte politie

De fundamentele karakterverandering van de politieorganisatie die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, is ten dele een gevolg van bre-dere maatschappelijke ontwikkelingen die zich

over langere termijn voltrokken. Deze verandering is vooral zichtbaar in landen als Nederland en Schotland, waar vanaf 2013 de invoering van nationale politieorgani-saties heeft gezorgd voor aanzienlijke schaalvergroting en centralisatie. De komst van een abstracte politie kan deels worden begrepen als de onbedoelde uitkomst van deze hervormingen. De komst van een nieuw politiebestel heeft ertoe geleid dat al langer lopende ontwikkelingen in de politieorganisatie versnelden en duidelijker zichtbaar werden.

Te verwachten valt dat het abstracte karakter van de politieorganisatie in de toekomst aan belang zal winnen. Het zal leiden tot veranderingen in de relaties tussen politiemensen, in de aard van het politiewerk en in de relaties met burgers. Bovendien kan deze ontwikkeling gevolgen hebben voor de heersende opvattingen over ‘goed’ politiewerk en over professionaliteit en leiderschap bij de politie. Het begrip ‘abstracte politie’ kan daarom helpen na te denken over toekomstige ontwikkelingen van de politie en de nieuwe uitdagingen die kunnen ontstaan.

Het concept abstracte politieHet concept ‘abstracte politie’ is ontstaan naar aanleiding van verschillende onderzoeken in de afgelopen jaren naar het functioneren van uiteenlopende onderdelen van de Nationale Politie in Nederland. Vergelijkende studies naar de politiehervormingen in Nederland en Schotland maakten duidelijk dat dit begrip ook relevant is om belangrijke ontwikkelingen in laatstgenoemde land te begrijpen.

Met het begrip abstracte politie willen wij aangeven dat zowel de interne als externe relaties van de politie meer afstandelijk, onpersoonlijker, formeler en minder direct zijn geworden, losser van de ooit vanzelfsprekende lokale context. De abstracte politie is bovendien minder afhanke-lijk van de persoonlijke kennis van politiemensen, omdat deze in toenemende mate wordt vervangen door ‘systeem-kennis’, gebaseerd op de ‘logica’ en categorieën van compu-tersystemen en gebruikt door politiemensen die vaak niet persoonlijk en direct bekend zijn met de lokale situatie en de problemen die daar spelen.

Het begrip abstracte politie verwijst enerzijds naar veranderingen binnen de politieorganisatie. De relaties tussen politiemensen en tussen uitvoerders en leiding-gevenden zijn formeler, minder persoonlijk en minder direct geworden, meer afhankelijk van ‘systemen’. Anderzijds hebben zich met de komst van de abstracte politie verande-ringen voorgedaan in de externe relaties van de politie met burgers en partners. Ook deze zijn afstandelijker, onper-soonlijker en indirecter geworden. Zowel organisatorische veranderingen als verschuivingen in opvattingen over politiewerk hebben (grotendeels onbedoeld) bijgedragen aan het ontstaan van de abstracte politie. Deze drie aspec-ten van het abstracte karakter van de politie worden hierna uiteengezet, waarna op de gevolgen daarvan wordt inge-gaan.

Twee opmerkingen zijn voorafgaand hieraan nodig. De term abstracte politie staat niet gelijk aan het verlies van lokale inbedding. Ook een abstracte politie kan op lokale proble-men zijn gericht, maar doet dat op abstracte of gedecontex-

Jan Terpstra & Renze Salet, vaksectie Strafrecht en Criminologie van de Radboud Univer-siteit Nijmegen.

De politieorganisatie is de laatste jaren fundamenteel van karakter

veranderd. Dat is de stelling die in dit artikel centraal staat. Deze

verandering heeft verreikende consequenties, maar is tot op heden

onvoldoende onderkend en doordacht. Om haar te begrijpen, hebben wij

een nieuwe term geïntroduceerd: ‘abstracte politie’.

Page 43: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

43het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 De abstracte politie

tualiseerde wijze en is daarbij minder afhankelijk van lokale kennis en persoonlijke, informele relaties.

Daarnaast wordt het concept abstracte politie hier opge-vat als ideaaltype. Bepaalde kenmerken van de werkelijk-heid worden benadrukt om beter te begrijpen welke veran-deringen zich rond de politie voordoen. Daarnaast kunnen rond de hedendaagse politie uiteraard nog andere, meer traditionele elementen een rol spelen.

Interne relatiesDe veranderde interne relaties binnen de politie vormen een eerste belangrijk aspect van de abstracte politie. Veel politiemensen ervaren dat met de komst van de Nationale Politie de traditionele, persoonlijke en vertrouwde werk-sfeer verloren is gegaan. Dit hangt deels samen met de schaalvergroting van kleine lokale politieteams naar de veel grotere basisteams met vaak tussen de 150 en 200 mede-werkers en met het sluiten van lokale politiebureaus, vooral op het platteland. Onder invloed hiervan zijn de relaties tussen politiemensen in de basisteams vaak afstandelijker en onpersoonlijker geworden. Teamleden kennen elkaar minder goed, waardoor het vertrouwde en persoonlijke karakter van de voormalige teams deels verloren is gegaan.

Daarnaast hebben toegenomen formalisering en frag-mentatie bijgedragen aan veranderde werkrelaties tussen politiemensen. In het verleden konden bijvoorbeeld wijk-agenten op informele wijze een beroep doen op collega’s door hen aan te spreken bij de koffieautomaat. In de huidige situatie moeten zij formele opdrachten opmaken en verstu-ren via een computerprogramma. Willen politiemensen

specialisten inschakelen, dan kan dat vaak niet meer rechtstreeks. Er moet dan een landelijk vastgestelde proce-dure worden gevolgd waarbij de communicatie via compu-tersystemen verloopt en informeel persoonlijk contact achterwege blijft. Zo kan een politiemedewerker die bij een woninginbraak komt, niet meer rechtstreeks contact opne-men met collega’s van de forensische afdeling om te vragen of zij langs kunnen komen voor onderzoek. Pas als deze zijn digitale rapport afheeft en dit (automatisch) naar de forensi-sche afdeling wordt gestuurd, wordt daar besloten of deze zaak wordt opgepakt. De ervaring leert dat politiemensen ter plaatse zich in hun hemd voelen staan tegenover slacht-offers omdat zij geen idee hebben wat zij wel of niet kunnen toezeggen.

Een belangrijk onderdeel van de Schotse politiehervor-ming bestond uit het creëren van gespecialiseerde eenhe-den op nationaal niveau. Dat heeft ertoe bijgedragen dat specialistische expertise en middelen beter toegankelijk zijn geworden, ook in afgelegen gebieden. Het creëerde echter tevens afstand tussen specialisten en lokale politie-mensen. Zo ervaren lokale politiemensen dat de medewer-kers van de gecentraliseerde servicecentra onvoldoende kennis hebben over lokale situaties. Een dramatisch voor-beeld in Schotland betreft een melding op 5 juli 2015 (zie kader).

In Nederland kan de grote afstand waarop operationeel leidinggevenden staan er eveneens toe leiden dat zij onvol-doende geïnformeerd zijn over lokale situaties. Onderzoek laat zien dat als gevolg daarvan soms strikt wordt vastgehou-

Op 5 juli 2015 krijgt de Schotse politie telefonisch melding dat een auto van de snelweg M9 is geraakt, niet ver van Stirling, in het dichter bevolkte deel van Schotland. De centrale meldka-mer registreert deze melding, maar vervolgens duurt het drie dagen voordat de politie ter plaatse komt. Een van de inzit-tenden, een 28-jarige man, is dan al overleden. De tweede inzit-

tende, een 25-jarige vrouw, overlijdt vier dagen later in het ziekenhuis. Naar de vraag waarom de politie niet bij de eerste melding adequaat rea-geerde, zijn verschillende onder-zoeken verricht. Daaruit blijkt dat de centralisatie van de Schotse meldkamer in combinatie met bezuinigingen de serviceme-dewerkers onder druk zette, waardoor het snel afhandelen

van telefoontjes binnen gestelde tijdslimieten belangrijker werd dan het adequaat reageren. Later onderzoek toonde aan dat ook een gebrek aan lokale kennis bij medewerkers van de meldkamer hierbij een rol speelde. Zij bleken onvoldoende bekend met lokale situaties om politiemensen bij bijvoorbeeld een verkeersongeval adequaat te kunnen sturen en te ondersteunen.

Page 44: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

44 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Realiseren van wendbare nabijheid

den aan formele regels en procedures zonder aanpassing aan lokale omstandigheden. Lokale politiemensen ervaren bovendien vaak grote afstand tot de leidinggevenden van hun eigen team. In hun optiek is de nieuwe structuur van leiding en sturing te complex en ondoorzichtig. De vroegere situatie waarin een teamchef direct kon worden aangespro-ken, wordt vaak gemist.

De komst van een abstracte politie heeft dan ook ingrij-pende gevolgen voor de relaties tussen politiemensen. Dit vormt een radicale breuk met de traditionele politiecultuur in de vroegere teams, die werd gekenmerkt door onderlinge solidariteit en sterke saamhorigheid.

Externe relatiesMet de komst van een abstracte politie zijn ook de externe relaties van de politie veranderd. Door het sluiten van politiebureaus en beperking van openingstijden is de afstand tussen politie en burgers toegenomen. Bovendien zijn de lokale oriëntatie en kennis van politiemensen min-der vanzelfsprekend.

In Nederland heeft het ingevoerde dienstverleningsmodel gebaseerd op een multichannel-aanpak geleid tot grotere afstand tussen politie en burgers. Hoewel dit model sugge-reert dat burgers kunnen kiezen uit verschillende kanalen om contact te leggen met de politie, blijkt het primair een manier om de werkbelasting van de organisatie te beheer-sen. Burgers kunnen volgens dit model niet zomaar naar een politiebureau om bijvoorbeeld aangifte te doen. Als zij een melding willen doen of vragen hebben, moet dit primair lopen via e-mail of internet. Bij voorkeur loopt ook een aangifte via internet. Afgezien van het feit dat nog altijd een deel van de bevolking beperkte computervaardigheden heeft, willen burgers vaak liever persoonlijk hun verhaal aan een politieman of -vrouw kunnen vertellen. Het systeem kan bovendien leiden tot een afname van beschikbare informa-tie. Het wordt voor de lokale politie lastiger een compleet en actueel overzicht te hebben van alle incidenten in haar werkgebied. Daar komt bij dat informatie via internet vaak niet compleet is en daardoor moeilijker te gebruiken.

Ook relaties met externe partners veranderen. In het verleden bleek samenwerking tussen partners vaak sterk

afhankelijk te zijn van directe, persoonlijke contacten en van vertrouwen tussen vertegenwoordigers van de betrok-ken partijen. Vanwege de schaalvergroting bij vele organi-saties zijn de relaties tussen politie en externe partners tegenwoordig vaak afstandelijker, formeler en meer afhan-kelijk van communicatie via e-mail en computersystemen. ZSM is hiervan een voorbeeld.

Daarmee is de samenwerking tussen partnerorganisa-ties verschoven van lokaal niveau naar het niveau van de eenheid. Vanuit het perspectief van de lokale politie zijn de andere partijen op grotere afstand gekomen. De samen-werking tussen partnerorganisaties is uit de lokale context gehaald. In de regel zijn lokale politiemensen niet meer betrokken bij de afhandeling van zaken van veelvoorko-mende criminaliteit. Zij kennen de medewerkers bij de ZSM-tafel vaak niet persoonlijk. De politiefunctionaris die daar werkt, ontbeert vaak gedetailleerde informatie van de individuele zaak en de persoonlijke omstandig-heden van verdachten en slachtoffers. Communicatie tussen lokale politie en ZSM vindt hoofdzakelijk plaats door middel van e-mail en computerprogramma’s. Het overbrengen van zogenoemde ‘contextinformatie’, nood-zakelijk voor een ‘betekenisvolle interventie’, wordt daarmee bemoeilijkt.

Ontwikkelingen in organisatie… Het ontstaan van een abstracte politie is een onvoorziene en onbedoelde uitkomst van zowel organisatorische verande-ringen als zich wijzigende visies op politiewerk. De organi-satorische veranderingen zijn hiervoor al grotendeels aan de orde geweest. Allereerst heeft de schaalvergroting met de komst van de Nationale Politie in Nederland en Schotland geleid tot veranderde interne en externe relaties van de politie. Ook de standaardisatie en uniformering van organi-satie en werkprocessen hebben hieraan bijgedragen. Het streven naar standaardisatie resulteerde in een toegenomen formalisering.

Dit laatste is vooral van belang in combinatie met twee andere ontwikkelingen. De eerste ontwikkeling is de hori-zontale en verticale fragmentatie van de organisatie. Door de politiehervorming zijn taken en verantwoordelijkheden

Foto

: AN

P, R

emko

de

Waa

l

Bloemen op de parkeerplaats van het TweeSteden ziekenhuis in Waalwijk waar verpleegkundige Linda van der Giesen werd doodgeschoten (zie kader p. 46).

Page 45: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

45het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18 De abstracte politie

verdeeld over verschillende actoren en afdelingen (horizon-tale fragmentatie) en verschoven naar specialistische afdelingen en teams op hogere organisatieniveaus (verticale fragmentatie). Beide stellen hoge eisen aan interne coördi-natie en aan overdracht van informatie tussen verschillende afdelingen en teams.

De tweede ontwikkeling is de groeiende afhankelijkheid van en het vertrouwen in ICT-middelen als computers en computersystemen. Dit heeft belangrijke veranderingen in interne en externe relaties en werkprocessen tot gevolg. Ook binnen de politie is een verschuiving gaande van een klassieke street-level-bureaucratie naar een ‘systeem-level-bureaucratie’. Daarbij worden de relaties tussen politie en burgers sterk afhankelijk van computersystemen die de discretionaire ruimte van politiemensen op de werkvloer doen verminderen.

De multichannelaanpak is hiervan een treffend voor-beeld. Deze ontwikkeling heeft ertoe bijgedragen dat de politie meer afhankelijk is geworden van systeeminformatie ten koste van directe en persoonlijke informatie. Door afhankelijkheid van de logica en categorieën van computer-systemen ontstaat het risico dat politiemensen pas overgaan tot actie als de computer dat van hen vraagt. Ook de vraag of de juiste beslissing is genomen, wordt vooral afhankelijk van wat de computer daarover zegt. Ten slotte veranderen het toegenomen gebruik en de afhankelijkheid van compu-tersystemen de relaties met externe partners, zoals het voorbeeld van ZSM laat zien.

…en visies op politiewerkNaast deze organisatorische ontwikkelingen hebben ver-schillende visies op politieorganisatie en politiewerk die vanaf eind jaren negentig aan invloed wonnen, bijgedragen aan het ontstaan van een abstracte politie. Het gaat hierbij om bedrijfsmatige opvattingen, de informatiegestuurde poli-tie en de notie van kerntaken.

In het bedrijfsmatig denken staan doelen als kosten-beheersing, effectiviteit en efficiëntie centraal. Bij de politiehervormingen in Nederland en Schotland konden geen bezuinigingen worden gerealiseerd door het aantal politiemensen terug te brengen. Daarom moest elders in de kosten worden gesneden, zoals door politiebureaus te

sluiten, openingstijden te verminderen, schaalvergroting, centralisatie van specialistische eenheden en een grotere rol voor ICT. Ook op directe wijze vormde het bedrijfsleven een inspiratie voor de Nederlandse politie. Zo werden politiebureaus op het platteland gesloten met als argument dat ook bekende banken daar hun filialen sloten – dus waarom zou de politie dat voorbeeld niet volgen?

Ook het streven naar informatiegestuurde politie heeft bijgedragen aan een abstracte politie. Het ideaal van infor-matiegestuurde politie leidde tot het verzamelen en analy-seren van grote hoeveelheden data en het ontstaan van nieuwe specialismen binnen de politieorganisatie, zoals criminaliteitsanalisten. Daarnaast droeg het bij aan meer risicogeoriënteerde perspectieven op politiewerk en een geleidelijke onderwaardering van directe, persoonlijke en vaak informele kennis van politiemensen. Informatie- processen raakten in toenemende mate verzelfstandigd van het lokale politiewerk, mede omdat ze werden gebruikt als afrekensystematiek. Lokale politiemensen hebben vaak ervaren dat hun persoonlijke (straat)kennis ondergeschikt werd aan abstracte informatie die werd ontwikkeld op specialistische afdelingen op afstand.

In Nederland meer dan in Schotland won de gedachte aan invloed dat de politie zich zou moeten concentreren op haar ‘kerntaken’. Dit had twee belangrijke gevolgen. Ten eerste verloren daardoor gebiedsgebonden politiewerk en politie op het platteland aan status. Politie op het platteland zou ‘ouder-wets’ zijn en niet gericht op ‘echte problemen’. Ten tweede wordt onder invloed van de kerntakengedachte politiewerk alleen relevant geacht als het in relatie staat tot strafrechte-lijke afhandeling. Deze focus verdringt andere aspecten van politiewerk, zoals dienstverlening aan burgers, kleine orde-handhaving en de symbolische functie van de politie.

Gevolgen De gevolgen van het ontstaan van een abstracte politie zijn op dit moment nog nauwelijks te overzien. Bij wijze van hypothese kan hier een aantal mogelijke en in onze ogen waarschijnlijke gevolgen worden onderscheiden.

Aan de ene kant zouden schaalvergroting, standaardisa-tie, formalisering en IT-systemen kunnen bijdragen aan een efficiëntere politieorganisatie. Daar staat tegenover dat deze maatregelen onbedoelde en negatieve effecten kunnen hebben. Zo kan de informatiepositie van de politie achteruit gaan, kan zij aan flexibiliteit verliezen en afhankelijk worden van rigide systemen. Dit kan de kwetsbaarheid van de politie vergroten, omdat zij minder goed in staat is problemen te signaleren als informatie uit politiesystemen onjuist of incompleet is. De fragmentatie van interne pro-cessen en organisatorische procedures kan ertoe leiden dat politiemensen het overzicht verliezen en zich minder verantwoordelijk voelen voor de afhandeling van een vraag of zaak. Deze fragmentatie creëert nieuwe afstemmings- en sturingsproblemen. De lokale politie kan sterk afhankelijk worden van medewerkers en afdelingen die op grote afstand staan en weinig kennis en begrip hebben van de lokale

Wijzingen in organisatie én in visies op politiewerk leidden tot deze onbedoelde uitkomst

Page 46: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

46 het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5/18Realiseren van wendbare nabijheid

situatie en relaties. Ook samenwerking met externe partners wordt moeilijker als informele relaties en persoonlijk vertrouwen ondergeschikt worden aan communicatie op afstand via ICT-systemen.

Met de abstracte politie kunnen relaties tussen politie-mensen en met leidinggevenden veranderen. Dit kan bijdragen aan gevoelens van isolement, fatalisme en vervreemding onder politiemensen. Traditionele elemen-ten van de politiecultuur zoals onderlinge solidariteit en sterke saamhorigheid komen hierdoor onder druk te staan.

De abstracte politie kan ook gevolgen hebben voor het politiewerk. De afstand tussen politie en burgers, lokale samenleving en partners kan moeilijk te verenigen zijn met de uitgangspunten van gebiedsgebonden politiewerk en de noodzaak van een ‘integrale’ aanpak van proble-men. Geleidelijk kan ook de betekenis die bij de politie wordt toegekend aan professionaliteit veranderen. De abstracte politie met haar grote vertrouwen in informatie-systemen, ICT en een verschuiving naar een system-level-bureaucratie stelt andere eisen aan medewerkers dan het traditionele politiewerk deed, waarbij politiemen-sen op basis van hun persoonlijke betrokkenheid en door werkervaring opgedane kennis op creatieve wijze aller-hande problemen en vragen praktisch oplosten. Dit is een ander soort professionaliteit dan die van protocollen en afvinklijsten.

SlotHoewel het nog gissen blijft naar de mogelijke effecten van de ontwikkeling naar een meer abstracte politie op langere termijn, zijn belangrijke gevolgen hiervan nu al herkenbaar, zowel in Schotland als in Nederland. Deze gevolgen kunnen dramatisch zijn, zoals duidelijk wordt uit de gang van zaken rond de dood van Linda van der Giesen in augustus 2015 in Waalwijk (zie kader). De omstandigheden die hebben bijgedragen aan het feit dat de politie verre van adequaat reageerde op signalen dat deze jonge vrouw ernstig bedreigd werd, kunnen in belangrijke mate worden begrepen als gevolgen van een abstracter wordende politie. Meerdere kenmerken van de abstracte politie grepen hierbij in elkaar, met noodlottige gevolgen.

Linda van der Giesen werd vermoord door haar ex-partner. Zij had in de weken voor haar dood verschillende malen aan de politie laten weten zich door deze man ernstig bedreigd te voelen. Hoewel in die tijd minstens zeven politiemensen bij deze zaak betrokken waren, was het vanwege de ingewikkelde, bureaucratische en gefragmen-teerde werkprocessen bij de politie voor de betrokken functionarissen onduidelijk wie op welk moment waarvoor verantwoordelijk was. Er werd hoofdzakelijk gecommuniceerd via ICT-systemen, waarbij informatie alleen in brokstuk-ken beschikbaar kwam. De politie was vooral gericht op strafrechtelijke aspecten (het opbou-wen van een dossier) en onderschatte de ernst van de bedreigingen. Eenduidig eigenaarschap en overall regie ontbraken, aldus de commissie-Een-hoorn die naar deze gang van zaken onderzoek deed. Er ontbrak een gevoel van urgentie om de nadelige gevolgen van de ‘systemische’ benade-ring te minimaliseren. Gevolg was dat de primaire noodzaak om de vrouw bescherming te bieden uit het oog werd verloren.

In deze casus en andere, zoals het eerder genoemde onge-val in Schotland, komen de uiteenlopende aspecten en gevolgen van een abstracter wordende politie op dramati-sche wijze bijeen. Gelukkig loopt het in de regel beter af, maar de casus maakt duidelijk hoe groot de noodzaak is stil te staan bij de ontwikkeling waarin de politie in Neder-land en Schotland ongewild terecht is gekomen. In essen-tie komt het erop neer dat onderweg de ‘menselijke maat’ uit het oog is verloren, dat in een streven naar rationaliteit irrationele gevolgen zijn ontstaan. Dit besef is nodig, evenals een debat over de vraag hoe dat proces kan worden gekeerd en ruimte kan worden gecreëerd voor die mense-lijke maat. Daarnaast zou het aan te bevelen zijn bij alle omvangrijke nieuwe maatregelen en veranderingen die bij de politie worden ingevoerd na te gaan welke gevolgen deze zouden kunnen hebben voor de abstractheid van de politie. Met een dergelijke toets kan wellicht worden voorkomen dat goed bedoelde maatregelen onbedoeld en wellicht ongemerkt leiden tot een (nog) abstracter wor-dende politie. «Literatuur Commissie Eenhoorn, (2016). Conclusies en aanbevelingen Onder-

zoeksrapport TweeSteden. z.p.: z.u. Geraadpleegd via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2016/06/22/tk-conclusies-en-aanbevelingen-onderzoeksrapport-tweesteden

Terpstra, J., Fyfe, N. & Salet, R. (2018). The abstract police. Uninten-ded consequences of organisational change of the police. The Police Journal (artikel aangeboden voor publicatie).

In essentie is onderweg de ‘menselijke maat’ uit het oog verloren

Page 47: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

Bestellen? Ga naar www.sdu.nlISBN: 9789035248038 | Prijs: € 69,50 | Omvang: 926 pagina’s

In deze editie komen uitgebreid aan bod:

• De nieuwe Aanbestedingswet, zoals gewijzigd op 1 juli 2016.

• De rechtspraak vanaf 2000 tot en met begin 2017 en de in de rechtspraak

behandelde praktijkvoorbeelden.

• Alle voor de praktijk relevante onderwerpen zoals de wijze van voorbereiding en uitvoering

van een aanbestedingsprocedure (inclusief handige stappenplannen), de werkingssfeer

van het aanbestedingsrecht en de mogelijkheden om besluiten van aanbesteders voor de

rechter aan te vechten.

Mr. M.J.J.M. EssersAuteur mr. M.J.J.M. Essers is advocaat bij Essers Advocaten. Sinds vele jaren procedeert en adviseert hij op het gebied van het aanbestedingsrecht en het aanbestedingsbeleid.

Mr. C.A.M. LombertAuteur mr. C.A.M. Lombert is advocaat bij advocatenkantoor Loyens & Loeff.

Heeft u ’m al?

Aanbestedingsrecht voor overhedenDé leidraad voor inkopers en juristen

• De nieuwe Aanbestedingswet, zoals gewijzigd op 1 juli 2016.

Dé leidraad voor inkopers en juristen

VIJFDE DRUK, VOLLEDIG

HERZIEN

Bestellen? Ga naar www.sdu.nlISBN: 9789035248038 | Prijs: € 69,50 | Omvang: 926 pagina’s

In deze editie komen uitgebreid aan bod:

• De nieuwe Aanbestedingswet, zoals gewijzigd op 1 juli 2016.

• De rechtspraak vanaf 2000 tot en met begin 2017 en de in de rechtspraak

behandelde praktijkvoorbeelden.

• Alle voor de praktijk relevante onderwerpen zoals de wijze van voorbereiding en uitvoering

van een aanbestedingsprocedure (inclusief handige stappenplannen), de werkingssfeer

van het aanbestedingsrecht en de mogelijkheden om besluiten van aanbesteders voor de

rechter aan te vechten.

Mr. M.J.J.M. EssersAuteur mr. M.J.J.M. Essers is advocaat bij Essers Advocaten. Sinds vele jaren procedeert en adviseert hij op het gebied van het aanbestedingsrecht en het aanbestedingsbeleid.

Mr. C.A.M. LombertAuteur mr. C.A.M. Lombert is advocaat bij advocatenkantoor Loyens & Loeff.

Heeft u ’m al?

Aanbestedingsrecht voor overhedenDé leidraad voor inkopers en juristen

• De nieuwe Aanbestedingswet, zoals gewijzigd op 1 juli 2016.

Dé leidraad voor inkopers en juristen

VIJFDE DRUK, VOLLEDIG

HERZIEN

Bestellen? Ga naar www.sdu.nlISBN: 9789035248038 | Prijs: € 69,50 | Omvang: 926 pagina’s

In deze editie komen uitgebreid aan bod:

• De nieuwe Aanbestedingswet, zoals gewijzigd op 1 juli 2016.

• De rechtspraak vanaf 2000 tot en met begin 2017 en de in de rechtspraak

behandelde praktijkvoorbeelden.

• Alle voor de praktijk relevante onderwerpen zoals de wijze van voorbereiding en uitvoering

van een aanbestedingsprocedure (inclusief handige stappenplannen), de werkingssfeer

van het aanbestedingsrecht en de mogelijkheden om besluiten van aanbesteders voor de

rechter aan te vechten.

Mr. M.J.J.M. EssersAuteur mr. M.J.J.M. Essers is advocaat bij Essers Advocaten. Sinds vele jaren procedeert en adviseert hij op het gebied van het aanbestedingsrecht en het aanbestedingsbeleid.

Mr. C.A.M. LombertAuteur mr. C.A.M. Lombert is advocaat bij advocatenkantoor Loyens & Loeff.

Heeft u ’m al?

Aanbestedingsrecht voor overhedenDé leidraad voor inkopers en juristen

• De nieuwe Aanbestedingswet, zoals gewijzigd op 1 juli 2016.

Dé leidraad voor inkopers en juristen

VIJFDE DRUK, VOLLEDIG

HERZIEN

opmaak 3 adv.indd 2 10/23/2017 10:51:11 AM

Page 48: jg.80/nr.5/18...het Tijdschrift voor de Politie – jg.80/nr.5 /18 Redactioneel 3 H et gebiedsgebonden politiewerk is een kern-onderdeel van de Nederlandse politie over de afgelopen

In deze handleiding worden alle aspecten

van het verhoren van aangevers, getuigen

en verdachten behandeld. En ook volop

aandacht voor belangrijke vragen waarmee

je te maken krijgt bij de voorbereiding,

uitvoering en evaluatie van verhoor.

Handleiding Verhoor

Een standaard werk voor iedere politieambtenaar die belast is met de belangrijke klus van het verhoor

Bestel nu bij www.sdu.nl

Handleiding Optreden plaats delictEen standaard werk voor iedere politieambtenaar die op een plaats delict werkzaamheden moet uitvoeren of er leiding aan moet geven

De sporen op de plaats van een misbruik

geven belangrijke aanwijzingen, ook over

de identiteit van de dader(s) en de bij het

misbruik gebruikte middelen. Deze hand-

leiding deelt kennis hoe sporen mogelijk

worden beschermd en veiliggesteld.

ISBN:9789463500296

Auteurs:Adri van Amelsvoort

en Imke Rispens

ISBN:9789463500289

Auteurs: Adri van Amelsvoort

en Henk Groenendaal

Handleidingen verhoor en optreden 220x320.indd 1 09-11-17 10:20