JEUGDZORG MIST KENNIS OVER SOCIALE MEDIA
Transcript of JEUGDZORG MIST KENNIS OVER SOCIALE MEDIA
Een cliënt van jeugdreclasseerder Jasper Grendel
zocht een bijbaantje. “Zet een oproep op Face-
book”, adviseerde Grendel. Toen hij een paar da-
gen later keek, was zijn goede raad niet opgevolgd.
Wel had de jongen aan zijn profiel toegevoegd
dat hij werkervaring had bij het pornoblad Hustler.
Grendel moest hem uitleggen dat dit voor veel
werkgevers geen pre is. Grendel, werkzaam
bij Bureau Jeugdzorg Flevoland, is een
van de weinige jeugdzorgmedewerkers
die op pilotbasis experimenteert met
sociale media. Hoewel deze door bijna
alle jongeren vele uren per dag in alle
vormen worden gebruikt, is het voor
jeugdzorgmedewerkers een nagenoeg on-
ontgonnen terrein.
PSYCHISCHE PROBLEMEN Omdat sociale media relatief nieuw zijn en veel ou-
ders en opvoeders er geen gebruik van maken, weten ze ook
niet goed hoe ze jongeren erop moeten aanspreken. Ook
in de jeugdzorg is dat goed zichtbaar, zegt Kelly de Vries,
jeugdreclasseerder bij Bureau Jeugdzorg Limburg en gespe-
cialiseerd in sociale media. Zo denkt zij voor Jeugdzorg Ne-
derland mee over hoe sociale media het beste in de jeugd-
zorg gebruikt kunnen worden. Ook geeft ze trainingen aan
jeugdzorgmedewerkers.
En dat is nodig, want juist jongeren met psychische
en gedragsproblemen laten zich vaak gemakke-
lijk verleiden door sociale media en games.
Ongeveer 6 procent van de alle jongeren on-
dervindt last van zijn socialemediagebruik
(15.000 jongeren), blijkt uit de meest re-
cente cijfers, uit 2012, van het verslavings-
en onderzoeksinstituut IVO.
Veel jongeren lijden aan socialbesitas: een
enorme druk om alles van hun vrienden te
volgen en overal op te reageren. Vooral aan
het toenemend gebruik van Whatsapp en Twit-
ter is dat goed te zien. Jongeren krijgen vaak tus-
sen de honderd en tweehonderd Whatsappberichten op
een dag, die allemaal gelezen en beantwoord moeten wor-
den. Jongeren in de jeugdzorg lopen extra risico omdat zij
gevoeliger kunnen zijn voor positieve aandacht op sociale
SocialbeSiTaS
Bijna alle jongeren zitten op sociale media, maar onder jeugdzorgmedewerkers staat het gebruik ervan nog in de kinderschoenen. Daardoor missen zij essentiële informatie over cliënten en kunnen ze geen hulp bieden aan jongeren die verslaafd zijn aan hun smartphone.
Door mAyke CAliS BeelD: AAD gouDAPPel
JEUGDZORG MIST KENNIS OVER SOCIALE MEDIA
Veel jongeren lijden aan ‘socialbesitas’: een enorme druk om alles te volgen’
‘
JeugdenCo 10 Jaargang 8, nr. 1, feb 2014
media. Iemand met negatieve gevoelens over zichzelf kan
zich door likes, complimenten en ‘volgers’ kortstondig beter
voelen.
De Vries praat in haar trainingen met jeugdzorgmedewer-
kers over wat jongeren online doen en op wat voor gevaren
ze stuiten, zoals cyberpesten en grooming, digitaal kinder-
lokken. Ze legt ook uit hoe medewerkers jongeren via
sociale media kunnen benaderen en hoe ze deze
zelf kunnen gebruiken.
NAAKTGrendel probeert zijn cliënten ook via so-
ciale media te volgen. De dingen die hij
ziet en leest van de jongeren gebruikt
hij als gespreksonderwerp. Bijvoorbeeld
toen hij zag dat een cliënt op Whatsapp
een halfnaakt beeld van zichzelf als pro-
fielfoto gebruikte, “te gênant om naar te kij-
ken”. Negen van de tien keer zijn jongeren zich
er niet van bewust wat de lading voor anderen kan
zijn, merkt hij. Voordat hij zulke dingen opzoekt, vraagt hij
de jongere meestal of die het goed vindt dat hij zijn profiel
bekijkt. Doet hij dat niet, dan heeft hij het gevoel dat hij zit
te gluren in andermans leven.
Dat hoort De Vries vaker. Jeugdzorgmedewerkers hebben
het gevoel dat ze in de privézaken van de jongeren zitten te
snuffelen als ze hen volgen op Twitter of op Facebook. Maar
dat is niet zo, vindt zij. “Dit is een extra levensgebied dat
erbij is gekomen en dat je in de gaten moet houden. Vaak is
het openbare informatie, zeker als jongeren hun profiel niet
hebben afgeschermd. Als je informatie over je cliënt van ie-
mand anders hóórt, gebruik je het ook. Regels die offline
gelden, kun je doorgaans ook online toepassen. Dat neemt
niet weg dat het handiger is om het tegen jongeren te zeg-
gen dat je hen wil volgen op sociale media. Dan kun je er
daarna gemakkelijker over praten.”
Als jeugdreclasseerder heeft De Vries ook te maken met jon-
geren die strafbare feiten hebben gepleegd. Daarin spelen
sociale media een belangrijke rol, die voor hulpverleners
moeilijker te doorgronden is. Zo mogen bepaalde jongeren
die vastzitten alleen naar huis onder strikte voorwaarden,
bijvoorbeeld geen contact zoeken met medeverdachten.
Maar tegenwoordig is dat een stuk moeilijker te controle-
ren. “Politie of ouders kunnen hun telefoon afpakken, maar
thuis staat altijd wel een computer. Jongeren zijn zo slim
in het aanleggen van schaduwprofielen op Facebook, nick-
names verzinnen op Twitter en namen aanpassen in
hun telefoon. Als ze doorhebben dat ze op Twit-
ter door volwassenen wordt gevolgd, zijn ze
meteen vertrokken en gaan ze over op een
ander medium. Hun kennis is vele malen
groter dan die van ons.”
Ook wordt er veel gestolen goed via so-
ciale media verhandeld, denkt De Vries.
“Vroeger konden we op straat op groepen
jongeren afstappen en ze van elkaar pro-
beren te scheiden. Nu hebben we soms geen
idee met wie ze allemaal omgaan. Hoe vind je
online aansluiting bij deze groep? Dat is de grote
vraag. Wij opereren nu nog op de oude manier. Daar-
door ontstaat er een kloof.”
WEKKERGrendel werd onlangs door een school gebeld dat een cliënt
niet was komen opdagen. “Op Whatsapp zag ik dat hij tot drie
uur ’s nachts online was geweest. Dus wist ik meteen dat hij
zich had verslapen. Zonder Whatsapp had ik dit niet geweten.
Ik kon hem er meteen op aanspreken. Tegen zijn ouders zei
die jongen dat hij zijn telefoon als wekker gebruikte. Die ou-
ders vonden dat goed.” Ouders laten het vaak afweten, vindt
Grendel. Ze hebben geen idee wat hun kroost allemaal doet op
sociale media. “Wij kunnen ouders daarop wijzen, maar als wij
Iemand met een negatief zelfbeeld voelt zich door ‘likes’ even beter’
‘
SOCIALE MEDIA IN DE JEUGDZORG
Er is geen eenduidig socialemediabeleid in de jeugd-zorg. Een aantal Bureaus Jeugdzorg verbiedt hun medewerkers de toegang tot sociale media, meestal om privacyredenen. Sommige gedogen sociale media en andere experimenteren met hoe ze het als instru-ment kunnen inzetten. Jeugdzorg Nederland begon in mei 2013 een pilot waarbij zes medewerkers van de jeugdreclassering on-derzoeken hoe ze Facebook en Twitter effectief kun-nen inzetten bij de begeleiding van jongeren. “Het is bedoeld als aanvulling op de begeleiding”, zegt pro-jectleider Jeugdreclassering Marius van der Klei. “Er zijn nog een hoop vragen, onder meer over de privacy van de medewerkers en cliënten op sociale media.” Jeugdzorg moet iets doen met de communicatiemid-delen die hun cliënten zo massaal gebruiken, vindt Van der Klei. Ook het herkennen van problematisch socialemediagebruik van jongeren staat nog in de kin-derschoenen, erkent hij. Verslavingsdeskundige Herm Kisjes vindt dat jeugdzorgmedewerkers jongeren veel meer op dat gebruik moeten bevragen. Zelf hoeven ze daarvoor geen sociale media te gebruiken, vindt hij. Wel moeten begeleiders weten wat de verschillen tus-sen sociale media zijn en hoe ze worden gebruikt.
JeugdenCo 12 Jaargang 8, nr. 1, feb 2014
weer uit beeld zijn, moeten die ouders het toch alleen doen.”
Voor ouders die er helemaal niets vanaf weten is het soms moei-
lijk om de jongeren er goed op aan te spreken, bevestigt De
Vries. Een cliënt van haar zette onlangs steeds blotere foto’s van
zichzelf op Facebook. Decolleté, ultrakort rokje en een duckface,
met de lippen getuit. De Vries: “Onder meisjes lijkt het sowieso
wel mode om een zo naakt mogelijke profielfoto van jezelf te
hebben.” Ouders en dochter waren bevriend op Facebook. Tot-
dat het meisje een keer wegliep, ‘incheckte’ op Facebook bij
een café, waarop haar ouders dat zagen en haar meteen kwa-
men halen. Direct verwijderde ze haar ouders van Facebook. De
ouders accepteerden dat. De Vries sprak het meisje aan op de
uitdagende foto’s en legde uit dat dit ook mensen aantrok met
kwade bedoelingen. Ze leek dat te begrijpen, maar gaandeweg
zette ze toch weer die halfnaakte foto’s erop. Volgens haar ou-
ders deed ze dat alleen als zij niet thuis waren. “Ouders mogen
ONLINE LOVERBOYS
Jeugdzorgmedewerkers zijn onvoldoende alert op sig-nalen van meisjes die het slachtoffer zijn van loverboys, stelde nationaal rapporteur mensenhandel Corinne Dettmeijer afgelopen september. De signalen worden volgens haar onvoldoende herkend en als dat wel ge-beurt, nauwelijks gemeld. Het is de vraag welke rol sociale media daarin spelen. Maar dat loverboys zich minder op schoolpleinen op-houden en steeds meer op sociale media is een feit, zegt Lou Repetur van kenniscentrum Movisie. Op chatsites en op sociale media worden de meiden die zich uitda-gend kleden of gekke namen hebben (‘kippetje toktok’) er zo uitgepikt. En bijna altijd volgens hetzelfde pa-troon: het meisje met een laag zelfbeeld en een honger naar aandacht krijgt complimenten van een jongen op sociale media, voelt zich bijzonder en kleedt zich uit voor de webcam omdat hij zo aandringt. Vervolgens bewaart de jongen die beelden en chanteert haar daarmee. Sociale media worden ook ingezet om contacten met slachtoffers te onderhouden. Dat overkwam de 16-jarige Ella (niet jaar echte naam). Ze had twee telefoons en ver-schillende simkaarten, één van haarzelf en één van haar pooier, die niemand mocht zien. Ze moest altijd bereik-baar zijn, ook ’s nachts. Daarom bewaarde ze haar tele-foon in haar bh. Via Facebook, Twitter Whatsapp en sms vernam ze via codes en bijnamen waar ze op bepaalde tijden werd verwacht. Alle berichten moest ze steeds di-rect wissen. Niemand had iets in de gaten. “Als een meisje eenmaal in de ban van een jongen is, wordt het steeds moeilijker om tot haar door te drin-gen”, benadrukt Karina Hellinga, coördinator advies- en meldpunt loverboys en jeugdprostitutie van Fier Frys-lân. “Als jongeren stiekem iets willen doen, lukt dat he-laas vaak. Natuurlijk kun je als ouder en als jeugdzorg-medewerker de zoekgeschiedenis controleren van een computer of gesprekken aangaan over wat ze spannend vinden aan bepaalde chatsites. In de opvangvoorziening van Fier zijn online contacten met onbekenden verbo-den. Wij controleren streng met wie de meisjes contact zoeken en vriendjes worden door ons uitvoerig online gescreend. Dat heeft niks te maken met bespieden. Wij doen dit uitsluitend om de jongeren te beschermen.”
13 JeugdenCo Jaargang 8, nr. 1, feb 2014
COLUMN ELLA KALSBEEK
Overal in het land bereiden gemeentebesturen en jeugdzorginstellingen zich voor op de transitie. De strategieën zijn verschillend. Sommige wethouders zeggen: “Laten we stapje voor stapje het systeem waar nodig verbeteren.” Anderen vinden dat vanaf nu alles anders en beter moet. Sommigen zoeken nauwe sa-menwerking met de jeugdzorgaanbieders en Bureaus Jeugdzorg. Anderen willen eerst zelf een plan maken en daarna kijken met wie ze dat kunnen realiseren.Er zullen grote verschillen ontstaan tussen gemeen-ten. Dat is op zichzelf inherent aan een grote transitie en decentralisatie. Mogelijk wordt alles inderdaad be-ter. Juist omdat alle bouwstenen los komen te liggen, kun je wat nieuws bouwen.Toch hoop ik dat wat oude verworvenheden overeind blijven. Zoals het werken met evidencebased metho-dieken. Het idee dat er meer generalisten moeten ko-men, kan dat fors bedreigen. Die kunnen zogenaamd alles, maar dat is natuurlijk niet zo. Signs of Safety bij-voorbeeld is een methodiek die je echt moet kennen. Laten we de professionaliteit van medewerkers in de jeugdzorg alsjeblieft serieus blijven nemen.Of outreachend werken. Dat betekent dat we op gezin-nen afstappen als we denken te weten dat het niet goed gaat. Het geloof in eigen kracht kan daar veel aan af doen. Want dan ga je ervan uit dat een gezin zelf wel aan de bel trekt. Eigen kracht is prima, maar niet elk gezin heeft voldoende kracht om de veilig-heid van de kinderen te waarborgen.Op dit ogenblik is het dominante idee om zoveel mo-gelijk preventief te doen. Dat wil zeggen: als de pro-blemen nog klein zijn. Prima, maar als er minder geld beschikbaar is, moet er wel genoeg overblijven voor de gezinnen die al zwaar in de sores zitten en daar niet makkelijk uitkomen.Dit is mijn laatste column voor JeugdenCo. Ik heb deze stukjes bijna zeven jaar met plezier geschreven. Een lange periode waarin ik jullie af en toe deelgenoot mocht maken van mijn overpeinzingen. Het komen-de jaar wordt spannend en vol uitdagingen. Ik ga ze van harte aan. Ik wens jullie hetzelfde toe! •
Ella Kalsbeek is bestuursvoorzitter van Altra speciaal onderwijs en jeugdhulp.
OUDE VERWORVENHEDEN
Reageren? redactie@jeugdenco�nl
veel alerter en strenger zijn en jongeren daarin begrenzen”,
vindt De Vries. “Ze denken dat sociale media en games ‘iets
van de jongeren’ is en laten het dan maar.”
BELEDIGENDSysteemtherapeut Marije Regeer van de gesloten jeugdzorg-
plusinstelling Stichting JJC (Jutters/Jeugdformaat Combina-
tie), komt veel bij gezinnen thuis en ziet daar hoe wanho-
pig veel ouders zijn over de mobiele telefoons die aan de
handen van de jongeren zijn vastgeplakt. “Jongeren hebben
soms geen benul van wat ze erop zetten en waar dat toe
leidt. Zo had een jongen een keer getwitterd over een ru-
zie met zijn moeder, waarop al zijn vrienden zich ermee
bemoeiden, op een voor die moeder grove en beledigende
wijze. Die moeder was in alle staten toen ze dat later las.”
Des te belangrijker is het dus dat jeugdzorgmedewerkers
wél weten waar ze het over hebben, vinden De Vries, Gren-
del en Regeer. Jongeren klein houden en controleren heeft
geen zin, maar meekijken wel. Ze moeten naast hen gaan
staan, weten waar jongeren het over hebben, er niet meteen
een mening over hebben en uitleggen waarom bepaalde
dingen niet handig zijn of domweg niet mogen. Gewoon
opvoeden dus.
Zowel ouders als jeugdzorgmedewerkers moeten de
jongeren aanspreken via hun eigen communicatiemidde-
len, vindt De Vries. “Dan hebben we een beter beeld van
wat jongeren precies doen. Het zou fijn zijn als ik meteen
via een privébericht kon reageren op een halve naaktfoto.
Maar op dit moment mogen medewerkers in de jeugdzorg
nog niet via sociale media met hun cliënten communice-
ren. Daarnaast is er ook de nodige weerstand bij collega’s
om sociale media te gaan gebruiken. De kennis ontbreekt
en ze verwachten dat er veel tijd in gaat zitten.” Het is ook
veel werk, realiseert zij zich. “Maar niks doen terwijl onze
cliënten er zo veel mee doen, kan ook niet. Dan wordt de
kloof te groot.” •
De auteur van dit artikel, Mayke Calis, schreef samen met onder-
zoeker Herm Kisjes het boek Socialbesitas. Sociale media: van
vertier tot verslaving (InnoDoks 2013). Zie: www.socialbesitas.nl
JeugdenCo 14 Jaargang 8, nr. 1, feb 2014